Handelingsprotocol Vrouwelijke Genitale Verminking bij minderjarigen Uitleg en handvatten bij aanpak VGV voor AMK, RvdK en Politie
25 juni 2013
Handelingsprotocol Vrouwelijke Genitale Verminking bij minderjarigen Uitleg en handvatten bij aanpak VGV voor AMK, RvdK en politie
25 juni 2013
Colofon © juni 2013, Pharos Kennis- en adviescentrum Niets uit deze uitgave mag worden vermenigvuldigd en/of openbaar worden gemaakt door druk, fotokopie of microfilm of op een andere wijze zonder voorafgaande schriftelijke toestemming.
Redacteur Marlies de Jager
Projectsecretariaat Pharos Arthur van Schendelstraat 620 Postbus 13318 3507 LH Utrecht Telefoon 030 234 98 00 E-mail
[email protected] www.pharos.nl
Handelingsprotocol Vrouwelijke Genitale Verminking bij minderjarigen
2
Voorwoord
Het handelingsprotocol is tot stand gekomen met medewerking van een adviescommissie waarin vertegenwoordigers zaten van betrokken partijen. Deelnemers kwamen van Politie Amsterdam-Amstelland, AMK Utrecht, Raad voor de Kinderbescherming, Pharos en FSAN. Ook de projectleiders Preventie VGV van de GGD’en in de 6 pilotsteden zijn geconsulteerd. Dit protocol wordt onderschreven door het Ministerie van VWS en het Ministerie van Veiligheid en Justitie, de Raad voor de Kinderbescherming, Jeugdzorg Nederland en GGD Nederland. Het protocol is vanaf augustus 2009 in gebruik en wordt halfjaarlijks geëvalueerd door de adviescommissie voor het handelingsprotocol. In de huidige adviescommissie zitten vertegenwoordigers van Jeugdzorg Nederland, de Raad voor de Kinderbescherming, het Ministerie van Volksgezondheid Welzijn en Sport, het Ministerie van Veiligheid en Justitie, het Openbaar Ministerie, het Landelijk Programmabureau Huiselijk Geweld en de Politietaak, AMK Utrecht en Pharos . Het handelingsprotocol wordt afgestemd met de verplichte Meldcode Huiselijk Geweld en Kindermishandeling. Deze laatste update van het handelingsprotocol dateert van juni 2013.
Dit protocol is te vinden op de website www.pharos.nl (meisjesbesnijdenis/protocollen). Indien u hier vragen over heeft of aanvullingen/correcties wilt doorgeven, kunt u contact opnemen met Pharos.
Handelingsprotocol Vrouwelijke Genitale Verminking bij minderjarigen
3
Handelingsprotocol Vrouwelijke Genitale Verminking bij minderjarigen
4
Schema: Ketenaanpak handelen bij vermoeden van dreigende of uitgevoerde VGV bij minderjarigen Uitgangspunt: altijd melding tenzij, altijd aangifte tenzij
Handelingsprotocol Vrouwelijke Genitale Verminking bij minderjarigen
5
Handelingsprotocol Vrouwelijke Genitale Verminking bij minderjarigen
6
Inhoudsopgave Inleiding
8
1.
Begripsomschrijving rondom VGV
10
1.1.
Vrouwelijke Genitale Verminking .............................................................. 10
1.2.
Terminologie ............................................................................................... 10
2.
Achtergrond VGV
2.1.
Incidentie en prevalentie............................................................................ 12
2.2.
Waar komt het voor? .................................................................................. 12
2.3.
Medische en psychosociale gevolgen ..................................................... 14
2.4.
Redenen voor besnijdenis ......................................................................... 14
3.
Handvatten voor risico inschatting
16
4.
Vermoeden van een dreigende VGV
17
5.
Vermoeden van een uitgevoerde VGV
20
12
BIJLAGE 1: Kaart van Afrika: Risicolanden en prevalentie VGV
22
BIJLAGE 2. Juridische mogelijkheden Raad voor de Kinderbescherming inzake VGV
23
BIJLAGE 3: Juridische informatie over meisjesbesnijdenis
28
BIJLAGE 4: Criteria OM voor vervolging inzake VGV
31
BIJLAGE 5: Gedeelte uit ‘Protocol Meldingen kindermishandeling door Bureaus Jeugdzorg bij de Politie en het Openbaar Ministerie’
33
BIJLAGE 6: Meldformulier Kindermishandeling Bureau Jeugdzorg - Politie 35 BIJLAGE 7: Werkinstructie JGZ: Verklaring tegen meisjesbesnijdenis
39
6.
42
Bronnen
Handelingsprotocol Vrouwelijke Genitale Verminking bij minderjarigen
7
Inleiding In 1993 heeft de Nederlandse regering het standpunt ingenomen dat alle vormen van Vrouwelijke Genitale Verminking (VGV) verboden zijn. VGV bij minderjarigen wordt gezien als een bijzondere vorm van kindermishandeling en dient als zodanig behandeld te worden (RVZ, 2005). Het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling (AMK) heeft de wettelijke taak onderzoek te doen naar vermoedens van kindermishandeling. Voor het thema VGV is bij alle AMK’s minimaal één aandachtsfunctionaris getraind, die daardoor specifiekere kennis heeft over dit thema. AMK’s voeren de regie in het handelingsprotocol VGV. Zij doen onderzoek in geval van melding. Uitkomst van dit onderzoek kan leiden tot doorverwijzen naar de volgende schakels in de keten (Raad voor de Kinderbescherming, Politie en Openbaar Ministerie), of het weer terugverwijzen in de keten naar bijvoorbeeld de jeugdgezondheidszorg (JGZ) en/of hulpverlening. Het AMK heeft de bevoegdheden om direct in contact te treden met het gezin en bij het gezin betrokken professionals. Waarom een apart protocol voor VGV? VGV is een bijzondere vorm van kindermishandeling, omdat de intenties waarmee het gebeurt anders zijn dan bij andere vormen van kindermishandeling. Ouders besnijden hun dochter omdat zij het beste met haar voor hebben: het is een onderdeel van een diepgewortelde traditie. Een aantal stappen binnen een onderzoek naar VGV wijkt af van de normale stappen binnen een dergelijk onderzoek. Daarmee is dit handelingsprotocol VGV een verbijzondering van het Protocol van handelen Advies- en Meldpunten Kindermishandeling (Baeten, 2009). Daarnaast bevat het protocol achtergrondinformatie over VGV. De achtergrondinformatie helpt de AMK medewerker de casus in perspectief te zien en bij het stellen van de juiste vragen tijdens het onderzoek. Een bijzondere afspraak die gemaakt is over VGV gaat over het in ontvangst nemen van de melding door het AMK. Wanneer in het eerste contact sprake is van een redelijk vermoeden van VGV, dan zal dat in principe in alle gevallen leiden tot het in ontvangst nemen van de melding door het AMK. Het in ontvangst nemen van de melding door het AMK leidt tot de start van een AMK onderzoek of een directe doorgeleiding naar de Raad voor de Kinderbescherming. Voor wie is dit protocol? Dit handelingsprotocol geeft zicht op hoe te handelen vanaf het moment van adviesvraag of melding bij het AMK. Het is dus in het bijzonder bedoeld voor medewerkers van AMK’s, de Raad voor de Kinderbescherming en de politie. Daarnaast geeft het inzicht aan iedereen die te maken krijgt met (een vermoeden van) VGV bij minderjarigen. Professionals moeten handelen volgens de meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling van hun eigen organisatie (zie www.meldcode.nl). Indien contact opnemen met een AMK daarvan een onderdeel is, is het goed voor hen om te weten wat er vervolgens gebeurt als zij advies vragen of een melding doen bij het AMK over een casus VGV. Verdere informatie over het AMK in het algemeen vindt u op www.amk.nl.
Handelingsprotocol Vrouwelijke Genitale Verminking bij minderjarigen
8
Wat vindt u in het handelingsprotocol VGV? Het handelingsprotocol bevat achtergrondinformatie over VGV en handvatten voor het maken van een risico inschatting. Daarnaast worden de stappen beschreven die moeten worden gevolgd, uitgaande van twee scenario’s: 1. Vermoeden of kennis van een dreigende VGV. 2. Vermoeden of kennis van een uitgevoerde VGV. Voor beide wordt de route beschreven. Voor juridische wet- en regelgeving over dit onderwerp en een overzicht van civielrechtelijke maatregelen: zie bijlagen 2 en 3 en de website www.pharos.nl (meisjesbesnijdenis/nederland/wetgeving vgv nederland).
Handelingsprotocol Vrouwelijke Genitale Verminking bij minderjarigen
9
1. Begripsomschrijving rondom VGV 1.1. Vrouwelijke Genitale Verminking Vrouwelijke genitale verminking (VGV), ook wel meisjesbesnijdenis genoemd, wordt door de World Health Organisation (WHO) gedefinieerd als: ‘gedeeltelijke of volledige verwijdering of elke andere beschadiging van de vrouwelijke genitaliën zonder medische noodzaak’. Er zijn verschillende manieren waarop de vrouwelijke geslachtsorganen worden besneden. Het varieert welk deel van de geslachtsorganen verminkt wordt, en de mate waarin. Dit is afhankelijk van wat lokaal gebruikelijk is, heeft te maken met de wens van de ouder(s) en hangt af van diegene die de besnijdenis uitvoert. Vormen van VGV zoals geclassificeerd door de WHO (WHO, 2008): Type I: Gedeeltelijke of totale verwijdering van clitoris en/of preputium clitoridis (clitoridectomie): a) Verwijdering van alleen het preputium clitoridis. b) Verwijdering van de clitoris met het preputium clitoridis. Type 2: Gedeeltelijk of totale verwijdering van clitoris en labia minora, met of zonder verwijdering van labia majora (excisie): a) Verwijdering van alleen labia minora. b) Gedeeltelijke of totale verwijdering van clitoris en labia minora. c) Gedeeltelijke of totale verwijdering van clitoris, labia minora en labia majora. Type 3: Vernauwen van de vaginale opening door wegsnijden en aan elkaar hechten van labia minora en/of labia majora, met of zonder verwijdering van de clitoris (infibulatie): a) Verwijdering en aan elkaar hechten van labia minora. b) Verwijdering en aan elkaar hechten van labia majora. Type 4: Niet geclassificeerd: alle andere schadelijke handelingen aan de vrouwelijke geslachtsorganen voor niet-medisch redenen, zoals bv. prikken, piercing, kerven, schrapen en wegbranden.
1.2. Terminologie Het gebruik van de term ‘vrouwelijke genitale verminking’ positioneert het probleem duidelijk, maar kan bij mensen die afkomstig zijn uit landen waar VGV gepraktiseerd wordt zo confronterend werken dat een gesprek hierover niet meer mogelijk is. Bij hulpverleners wordt daarom ook de term ‘meisjesbesnijdenis’ gebruikt, omdat het minder veroordelend klinkt en het daardoor de kans vergroot om in gesprek te komen (Pijpers et al, 2010). Rondom het thema VGV worden nog enkele termen gebruikt, waarvan het goed is om de betekenis te kunnen duiden zodat de hulpverlener weet wat er speelt. In enkele gevallen kunnen termen meerdere betekenissen hebben. Als hulpverlener is het belangrijk om daar alert op te zijn en door te vragen wat er werkelijk bedoeld wordt.
Handelingsprotocol Vrouwelijke Genitale Verminking bij minderjarigen
10
Aanvullende terminologie: Defibulatie Het vergroten van de opening of het opheffen van de obstructie, meestal vóór het huwelijk, de bevalling of bij menstruatieklachten. Her- of Het opnieuw hechten van de resterende delen van de schaamlippen, reïnfibulatie onder meer na een bevalling, waardoor de vaginale opening opnieuw wordt verkleind tot de oorspronkelijke opening van na de besnijdenis. Reconstructieve Reconstructie van clitoris en/of kleine schaamlippen. operatie Terminologie met meerdere betekenissen: Herbesnijdenis Met deze term kan men verschillende dingen bedoelen: • Her- of reïnfibulatie (zoals hierboven beschreven). • Van een mildere naar een zwaardere vorm. • Rond 8 weken na besnijdenis (als eerste poging niet als geslaagd wordt beschouwd). Hersteloperatie Met deze term kan men verschillende dingen bedoelen: • Openingsingreep waarbij het litteken wordt opengesneden en snijvlakken zodanig worden gehecht dat ze niet meer aan elkaar kunnen groeien. • Her- of reïnfibulatie (zoals hierboven beschreven). • Reconstructieve operatie (zoals hierboven beschreven). Sunna Zou staan voor milde vorm van VGV of slechts het prikken in de clitoris tot een druppeltje bloed ontstaat. Echter, in praktijk blijkt ‘sunna’ een verzamelbegrip te zijn voor alle vormen van VGV.
Handelingsprotocol Vrouwelijke Genitale Verminking bij minderjarigen
11
2. Achtergrond VGV 2.1. Incidentie en prevalentie De WHO schat dat er tussen de 100 en de 140 miljoen meisjes en vrouwen in de wereld zijn besneden. Elk jaar lopen 3 miljoen meisjes het risico besneden te worden (WHO 2008). Besnijdenis vindt meestal plaats bij jonge meisjes, maar kan ook bijvoorbeeld vlak voor het huwelijk gebeuren. De leeftijd is afhankelijk van lokale tradities en omstandigheden. Over het algemeen vindt het qua leeftijd plaats tussen 4 en 12 jaar. Er zijn ook culturen waar een paar dagen na de geboorte al wordt besneden. De leeftijd waarop een meisje in Nederland wordt besneden is mogelijk anders dan de leeftijd die het meisje in het land van herkomst zou hebben gehad. Bijvoorbeeld vanwege het feit dat besnijdenis in Nederland strafbaar is of wanneer een uitvoerder van de besnijdenis niet beschikbaar is. Een onderzoek van Pharos uit 2013 beschrijft dat er in Nederland naar schatting ca. 28.000 vrouwen wonen, afkomstig uit landen waar VGV gebruikelijk is, die een besnijdenis hebben ondergaan. Ongeveer 80% van deze vrouwen is afkomstig uit Somalië, Egypte, Ethiopië/ Eritrea en de Koerdische autonome regio in Noord Irak. Naar schatting lopen tussen de 40 en 50 in Nederland woonachtige meisjes jaarlijks het risico te worden besneden. Dit risico is voor een deel van de meisjes pas echt reëel wanneer zij het land van herkomst bezoeken (Exterkate, 2013).
2.2. Waar komt het voor? In tabel 1 wordt aangegeven wat het percentage besneden vrouwen in 28 Afrikaanse landen plus Jemen is, waarvan we weten dat VGV voorkomt. De prevalentiecijfers zijn afkomstig van Demographic and Health Surveys (DHS) en Multiple Indicator Cluster Surveys (MICS), waarin aan vrouwen zelf gevraagd is of ze besneden zijn (door respectievelijk ICF International en UNICEF). Aangezien vrouwen niet bekend zijn met de typen VGV zoals door WHO gecategoriseerd, is het type besnijdenis op een andere wijze aan de vrouwen gevraagd (zie tabel 1 ‘Type besnijdenis’). Uit andere onderzoeken blijkt dat naast deze 29 landen VGV ook gepraktiseerd wordt in een aantal andere landen. In de Koerdisch autonome regio in Noord-Irak ondergaat 73% van de vrouwen een besnijdenis (Wadi, 2010). In de volgende landen zijn gevallen van VGV gerapporteerd, maar zijn geen landelijke prevalentie cijfers bekend: India, Indonesië, Israël, Maleisië, Verenigde Arabische Emiraten. Daarnaast zijn er verhalen bekend over VGV uit de volgende landen, maar deze kunnen niet met cijfers worden onderbouwd: Colombia, Oman, Peru en Sri Lanka. Meest recente informatie is te vinden op http://www.pharos.nl (meisjesbesnijdenis/nederland/hoeveel?)
Handelingsprotocol Vrouwelijke Genitale Verminking bij minderjarigen
12
Tabel 1 Vrouw en w oonachtig in Nederland, afkom stig uit risicolanden
Land van herkom st
Totaal aantal vrouw en (a)
Type besnijdenis % (b/*) Aantal Prevalentie Besneden, m eisjes < land Weefsel Dichtgenaaid/ 20 jr (a) herkom st (b) geen w eefsel verw ijderd gesloten verw ijderd
Benin
145
68
13%
0,6
97,5
3,9
Burkina Faso
225
119
73%
0,7
89,5
3,8
36
13
26%
-
92,4
3,3
Centraal-Afrikaanse Republiek
3.954
1.759
-
-
-
Djibouti
Congo (Democratische Republiek)
113
55
93%
24,9
6,4
67,2
Egypte
8.090
4.098
91%
-
-
-
Eritrea
-
797
288
89%
46,0
4,1
38,6
Ethiopië
5.470
1.895
74%
-
-
6,1
Gambia
368
197
78%
-
-
-
Ghana
10.756
3.975
4%
-
-
-
Guinee
1.393
703
96%
1,7
86,4
9,3
Guinee-Bissau
162
57
45%
0,8
91,7
3,2
Ivoorkust
710
331
36%
6,1
80,0
5,7
Jemen
242
122
38%
-
-
-
Kameroen
1.368
571
1%
4,0
85,0
5,0
Kenia
1.812
730
27%
-
-
-
Liberia
1.308
684
58%
-
-
-
140
73
85%
3,0
75,8
10,2
79
48
72%
-
73,9
3,2
Mali Mauritanië Niger
113
51
2%
0,8
90,5
13,3
4.883
2.449
30%
3,0
45,4
5,3
Oeganda
819
250
1%
-
-
-
Senegal
666
337
28%
0,2
82,7
11,9
Sierra Leone
2.155
1.039
94%
-
-
-
Soedan, noorden
2.353
1.102
90% *
21,5*
1,7*
74,1*
14.204
6.374
98%
1,3
15,2
79,3
1.023
460
15%
1,9
91,3
2,0
696
322
6%
7,7
85,7
1,7
59
25
45%
19,4
74,7
2,4
Nigeria
Somalië Tanzania Togo Tsjaad
Totaal aantal vrouw en: 64.139/ Totaal aantal m eisjes <20 jr: 28.195 a. CBS, 1 januari 2011 b. Population Reference Bureau, Fgm/c: Data and trends, update 2010. * Population Reference Bureau, Fgm/c: Data and Trends 2008
Zie ook bijlage 1 voor kaart risicolanden en prevalentie meisjesbesnijdenis
Handelingsprotocol Vrouwelijke Genitale Verminking bij minderjarigen
13
2.3. Medische en psychosociale gevolgen Besnijdenis kent uiteenlopende complicaties zowel op korte als op langere termijn. Niet alle vrouwen ondervinden per definitie klachten op langere termijn als gevolg van VGV (Vloeberghs et. al 2010). Hieronder worden de belangrijkste klachten beschreven (NVOG 2010): Directe gevolgen tijdens en na de ingreep: extreme pijn (wanneer de ingreep zonder verdoving plaatsvindt); klachten van de urinewegen (pijn bij plassen, ophoping urine in de blaas); overmatig bloedverlies; kans op infectie (locaal, evt. met abcesvorming, maar ook hepatitis, HIV en tetanus); shock; overlijden. Mogelijke medische gevolgen (op langere termijn) na de ingreep: menstruatieklachten, m.n. dysmenorroe (dit zie je vaker naarmate de opening kleiner is); moeilijke en/of pijnlijke urinelozing (dit zie je vaker naarmate de opening kleiner is); urineweginfectie (door obstructie bij de mictie); chronische pijn in onderbuik; chronische infecties, zowel urineweginfecties als vaginaal; subfertiliteit; littekenvorming met keloïd en huidcysten; vaginastenen als gevolg van onvoldoende afvloed/reiniging; ontstaan van meatusstenose/urethrastenose; verhoogde kans op hiv-infectie als gevolg van verwondingen, en dus meer sperma/bloedcontact; moeilijk inwendig onderzoek (uitstrijkje); moeizame bevalling; medisch ingrijpen om coïtus en bevalling mogelijk te maken. Mogelijke psychische en seksuele gevolgen (op langere termijn) na de ingreep: angst en depressie; posttraumatische stressstoornis (PTSS); angst voor seksualiteit; negatieve invloed op seksualiteitsbeleving; negatieve invloed op de lichamelijke seksuele respons van vrouwen. Let op: Vrouwen leggen niet altijd de relatie tussen hun klachten en hun besnijdenis. Klachten worden gezien als horend bij het ‘vrouw-zijn’, niet als gevolg van de besnijdenis. Vaak gaat dit samen met onbekendheid van het menselijke lichaam en de verschillende lichamelijke functies. Wees bewust van het feit dat dit een gesprek over niet-besnijden kan bemoeilijken. Pas na het leggen van een relatie tussen besnijdenis en gezondheidsrisico’s is een gesprek mogelijk over het niet accepteren van VGV in Nederland. Zoals bij veel slecht nieuws boodschappen kan een proces optreden van eerst woede, afzetten tegen en schuld, voordat er acceptatie is (Pijpers et. al, 2010).
2.4. Redenen voor besnijdenis Het wegsnijden van de vrouwelijke genitaliën bij minderjarige meisjes is een complexe traditie, die aan veel grote thema’s raakt: mensenrechten, man-vrouwverhoudingen, religie, cultuur, integratie, Noord-Zuid-verhouding. Het is een oud cultureel gebruik waarvan de herkomst niet duidelijk is. Het stamt van vóór het Christendom en de Islam en wordt in de Bijbel en de Koran niet genoemd (Nienhuis et. al, 2008). Niettemin wordt religie vaak als
Handelingsprotocol Vrouwelijke Genitale Verminking bij minderjarigen
14
reden aangevoerd om meisjes te besnijden. In veel islamitische landen komt meisjesbesnijdenis echter niet voor, zoals Marokko, Algerije, Afghanistan en Saoedi-Arabië. Meisjesbesnijdenis moet dan ook als een culturele en niet als een religieuze praktijk beschouwd worden (Vloeberghs et. al, 2010). Als hulpverlener is het belangrijk de redenen van besnijdenis goed te kennen: inzicht in en begrip van de culturele achtergrond is belangrijk om te begrijpen waar de oorsprong van de praktijk ligt. Hiermee heb je een ingang om het gesprek aan te gaan en eventueel actie te ondernemen (Nienhuis et al, 2008). Meisjesbesnijdenis berust op een sociale norm, namelijk dat niet-besneden meisjes niet huwbaar zijn en niet gerespecteerd worden. In een gemeenschap waar besnijdenis traditie is, kunnen de (psycho)sociale gevolgen voor een meisje die geen besnijdenis heeft ondergaan groot zijn. Men kan haar beschouwen als onrein of verdenken van seksueel promiscue gedrag. Een onbesneden ‘open’ vrouw maakt de familie te schande, kan uitgestoten worden en heeft minder kans op een huwelijk (Vloeberghs et. al, 2010). Mensen die het gebruik praktiseren, geven onder meer de volgende redenen: het vergroot de huwelijkskansen van het meisje; het beschermt de maagdelijkheid van het meisje; het geeft haar status in de gemeenschap; een geïnfibuleerde vrouw is mooi; het is een teken van een goede opvoeding; het zou een religieus voorschrift zijn; het vergroot het seksueel genot voor de man.
Handelingsprotocol Vrouwelijke Genitale Verminking bij minderjarigen
15
3. Handvatten voor risico inschatting Voor kindermishandeling in het algemeen maakt het AMK gebruik van een risicotaxatieinstrument, waarbij risico- en beschermende factoren in kaart worden gebracht. Onderzoek heeft uitgewezen dat er een significante relatie bestaat tussen de factoren uit dit risicotaxatie-instrument en kindermishandeling. Zo specifiek is de kennis op het gebied van VGV niet. Er is echter wel veel bekend over risicofactoren van VGV in het algemeen, die kunnen helpen bij het maken van een inschatting van de mate van risico op besnijdenis bij een meisje. Bij de JGZ wordt deze risico-inventarisatie gedaan op basis van de volgende factoren (Pijpers et al, 2010): 1. Land van herkomst van moeder is een risicoland voor VGV. 2. Land van herkomst van vader is een risicoland voor VGV. 3. Moeder van het meisje is besneden. 4. Zusjes zijn besneden. 5. Partner en directe familieleden staan positief tegenover besnijdenis. 6. Omgevingsdruk: gezin met veel familie in Nederland die druk uitoefent VGV uit te voeren en/of gezin met veel contacten binnen dezelfde etnische groep en er wordt druk uitgeoefend door de groep en/of de vraagbaak, steun en toeverlaat van de moeder als het om vrouwenaangelegenheden gaat oefent druk uit. 7. (Familie)bezoek buitenland; gezin dat op (familie)bezoek gaat in het buitenland, met name het land van herkomst. 8. Gezin is niet of slecht geïntegreerd; spreekt geen Nederlands, geen of weinig sociale contacten, werkloos. Het risico neemt met het aantal geconstateerde risicofactoren toe. Vooral punt 3 en 4 zijn zwaarwegende risicofactoren. De genoemde factoren zijn vooral statische factoren. Het onderzoek van het AMK richt zich daarnaast op de dynamische factoren zoals culturele context en migratiecontext. De volgende punten zijn van belang om in de overwegingen mee te nemen: • Groepen waarin meisjes besneden worden kunnen een verschillende sociale, culturele (laag tot hoog opgeleid) en religieuze achtergrond hebben. Zij kunnen ook een vluchtelingen- of migrantenstatus hebben. • Er kan een verschil zijn in de leeftijd waarop VGV wordt gepraktiseerd met die in het land van herkomst. Men kan de gegevens uit landen van herkomst niet als absolute waarheid aannemen voor Nederland. Door de migratieomstandigheden kan de huidige situatie anders zijn. Als bijvoorbeeld een kind in het land van herkomst gebruikelijk op een leeftijd van 5-10 jaar zou worden besneden, betekent dit niet automatisch dat het kind in Nederland tot 5 jaar geen risico loopt. • Wees alert op gemengde huwelijken. Denk bijvoorbeeld aan een andere nationaliteit dan een Nederlandse ouder met een Afrikaanse ouder. Ervaring leert dat er nog veel risicokinderen gemist worden, onder andere als de moeder blank is. Ook kennen ouders elkaars mening over VGV niet altijd.
Handelingsprotocol Vrouwelijke Genitale Verminking bij minderjarigen
16
4. Vermoeden van een dreigende VGV Melding bij het AMK Wanneer in het eerste contact sprake is van een redelijk vermoeden van een reëel risico op VGV, leidt dat in principe in alle gevallen tot het in ontvangst nemen van de melding door het AMK. Het in ontvangst nemen van de melding door het AMK leidt tot de start van een AMK onderzoek of een directe doorgeleiding naar de Raad voor de Kinderbescherming. Het AMK kan ook besluiten ambtshalve een onderzoek te starten naar VGV als bij de intake blijkt dat (een van) de ouders uit een risicoland afkomstig is en er meisjes in het gezin zijn.
Onderzoek door AMK • Het AMK gaat met de ouders en de betrokken kinderen, afhankelijk van hun leeftijd, in gesprek over de inhoud van de melding. Bij acute dreiging van VGV overlegt het 1 AMK van tevoren met de politie (contactfunctionaris PAP ) over de strategie waarna direct een huisbezoek volgt, al dan niet samen met de politie. Wanneer de ouders de Nederlandse taal niet beheersen wordt een bij voorkeur vrouwelijke professionele tolk ingeschakeld via de tolkencentrale. • Het AMK spreekt ook met informanten, waaronder in ieder geval de huisarts, JGZ en (indien van toepassing) de school. De JGZ heeft vaste contactmomenten waarop zij 2 het thema VGV bespreken als (één van) de ouders afkomstig is uit een risicoland . Mogelijk is de JGZ daardoor al bekend met het gezin. • Als er zusjes zijn in het gezin, wordt hun risico ook meegenomen.
Risicotaxatie Op basis van de gegevens uit het onderzoek en aan de hand van de handvatten voor het maken van een risico-inventarisatie (zie hoofdstuk 3), maakt het AMK een taxatie van het risico dat het meisje loopt om te worden besneden. Dat kan leiden tot de volgende conclusies:
1. Ouders kunnen het risico overtuigend uitsluiten. Zij gaan bijvoorbeeld niet naar het buitenland, zijn zelf niet besneden en kunnen de hulpverlener ervan overtuigen dat er geen risico bestaat.
2. Ouders verklaren niet van plan te zijn hun dochter(s) te laten besnijden, bij het AMK blijft vermoeden bestaan. 3. Ouders verklaren hun dochter(s) in de toekomst wellicht wél te willen laten besnijden.
1
PAP: Protocol Meldingen kindermishandeling door Bureaus Jeugdzorg bij de Politie en het Openbaar Ministerie.
Dit wordt ook wel Protocol AMK-Politie genoemd. Zie bijlage 5 en 6 voor respectievelijk een deel van het protocol en het meldformulier. 2
Zie het Standpunt Preventie VGV door de JGZ
http://www.pharos.nl/nl/kenniscentrum/meisjesbesnijdenis/protocollen/standpunt-jgz
Handelingsprotocol Vrouwelijke Genitale Verminking bij minderjarigen
17
Vervolgacties: 1. Ouders kunnen het risico overtuigend uitsluiten • Het AMK geeft uitleg over mogelijke procedures als er toch signalen zijn. • Het AMK sluit het onderzoek af met een brief aan de ouders en stelt relevante informanten, zoals de huisarts, JGZ en de school van het kind op de hoogte van de conclusie van het onderzoek. Het AMK informeert de ouders hierover. • Het AMK geeft de ouders de Verklaring tegen meisjesbesnijdenis en een informatiefolder over VGV mee.
MATERIALEN Verklaring tegen
meisjesbesnijdenis: Doel: ouders ondersteunen tegen de druk van de familie in land van herkomst. Het geeft ouders uit risicolanden het bewijs dat VGV in Nederland strafbaar is. De verklaring is beschikbaar in 7 talen: Somali, Amhaars, Arabisch, Tigriya, Engels, Frans en Nederlands. Voor meer informatie: zie bijlage 7 voor de werkinstructie van de JGZ. Informatiefolder VGV: algemene
2. Ouders verklaren niet van plan te zijn hun informatie over VGV. dochter(s) te laten besnijden, bij het AMK blijft Intentieverklaring: vermoeden bestaan Doel: ouders (nog) meer bewust • Met de ouders wordt besproken dat zij maken van het feit dat VGV strafbaar weliswaar verklaren hun dochter niet te is in Nederland. Door het willen laten besnijden, maar dat het risico ondertekenen van het document in het land van herkomst groot is en de verklaren ouders dat zij niet van plan mogelijkheid bestaat dat een familielid zijn hun dochter te laten besnijden en alsnog tegen de zin van de ouders in het dat zij op de hoogte zijn van de gevolgen van besnijdenis. Het meisje zal willen laten besnijden. Ook document is bedoeld als preventief wordt besproken hoe zij dit zouden kunnen middel en beschikbaar in 5 talen: voorkomen. Het AMK geeft de ouders de Somali, Arabisch, Engels, Frans en Verklaring tegen meisjesbesnijdenis en Nederlands. een informatiefolder over VGV mee. • Indien het vermoeden blijft bestaan dat ouders hun dochter gaan besnijden, wordt de ouders gevraagd een Intentieverklaring te ondertekenen. Het AMK neemt de intentieverklaring zorgvuldig door met de ouders om er zeker van te zijn dat de ouders weten wat er in de verklaring staat. • Indien het vermoeden blijft bestaan dat deze ouders hun dochter gaan besnijden vraagt het AMK aan de ouders of zij erin toestemmen om hun kind lichamelijk te laten onderzoeken als er bijvoorbeeld na terugkeer uit het buitenland signalen bij het kind zijn of andere vermoedens dat mogelijk een besnijdenis heeft plaatsgevonden. 3 Het AMK is ervan op de hoogte welke artsen expertise hebben op dit gebied . • Het AMK sluit het onderzoek af en geeft schriftelijke feedback aan de ouders. Het AMK informeert schriftelijk en eventueel ook mondeling de huisarts, JGZ en de school van het kind over de conclusie van het onderzoek. Het AMK vraagt hen alert te blijven en signalen die een vermoeden doen rijzen dat het meisje besneden zal worden of is, aan het AMK door te geven. Het AMK informeert de ouders hierover. • Indien bij afsluiten van het AMK onderzoek een sterk vermoeden blijft bestaan van een dreigende VGV, dan legt het AMK de bevindingen van het onderzoek voor aan het lokale Casusoverleg Beschermen (COB). In dit overleg bespreekt men AMK 4 meldingen waarbij een beschermingsmaatregel wordt overwogen met collega’s van Bureau Jeugdzorg en de Raad voor de Kinderbescherming. Het verdient aanbeveling om bij een blijvend vermoeden van een dreigende VGV een
3
Een onafhankelijk arts met zowel geneeskundige als forensische expertise op dit gebied onderzoekt en
documenteert volgens de richtlijnen van de WOKK (Wetenschappelijk Onderwijs over Kindermishandeling voor Kinderartsen) met fotografische vastlegging van het genitale letsel. 4
Zie bijlage 2
Handelingsprotocol Vrouwelijke Genitale Verminking bij minderjarigen
18
•
veiligheidsplan te maken en de verantwoordelijkheid voor het langdurig monitoren van de veiligheid van het meisje over te dragen aan professionals en het persoonlijke netwerk van het gezin. Dit kan in een vrijwillig of gedwongen kader plaatsvinden. Het AMK voert de vervolgstappen uit volgens het advies van het COB: overdragen aan professionele hulpverlening voor het monitoren van de veiligheid van het kind en/of verzoek tot onderzoek aan de Raad voor de Kinderbescherming. Indien het vermoeden van een dreigende VGV blijft bestaan, maar weinig concreet is, voert het AMK rappel uit. Zo nodig herhaaldelijk, bijvoorbeeld driemaandelijks gedurende een jaar. Het AMK neemt contact op met de school, JGZ en zo nodig ook de huisarts om te verifiëren of deze instanties alert blijven en of hernieuwde signalen naar voren zijn gekomen. Wanneer het vermoeden van dreigende VGV niet wordt weggenomen, maakt het AMK een ambtshalve hermelding aan en brengt het de bevindingen van het onderzoek en de rappels in bij het lokale COB. Doel van de hermelding is te komen tot een veiligheidsplan voor de lange termijn.
3. Ouders verklaren hun dochter(s) in de toekomst wellicht wél te willen laten besnijden • In het gesprek met de ouders legt het AMK de ernst van de situatie uit en vertelt dat de ouders strafbaar zullen zijn. Als ouders alleen zeggen dat ze hun dochter wél willen besnijden, is er nog geen strafbaar feit gepleegd. Overleg hierover met de 5 politie (contactfunctionaris PAP) . • Het AMK geeft de ouders ter informatie de Verklaring tegen meisjesbesnijdenis en een informatiefolder over VGV mee (zie kader Materialen). Het doel hiervan is om de ouders zoveel mogelijk in te lichten over de wettelijke kaders rondom VGV. • Het AMK vraagt de ouders of zij erin toestemmen om hun kind lichamelijk te laten onderzoeken als er bijvoorbeeld na terugkeer uit het buitenland signalen bij het kind zijn of andere vermoedens dat mogelijk een besnijdenis heeft plaatsgevonden. • AMK brengt de bevindingen van het onderzoek in bij het lokale Casusoverleg Beschermen (COB). Hierin bespreekt men AMK meldingen waarbij een beschermingsmaatregel wordt overwogen met collega’s van Bureau Jeugdzorg en de Raad voor de Kinderbescherming. Ook kunnen de politie en het OM hier in deze fase al bij betrokken worden. 6 • Als er al bij de melding concrete aanwijzingen zijn, meldt het AMK direct bij de Raad voor de Kinderbescherming. De Raad onderzoekt of er bij de kinderrechter een kinderbeschermingsmaatregel moet worden gevraagd. • Het AMK onderzoek wordt op de gebruikelijke wijze volgens protocol afgesloten. AMK informeert schriftelijk en eventueel ook mondeling de huisarts, JGZ en de school van het kind over de conclusie van het onderzoek. Het AMK vraagt hen alert te blijven en signalen die een vermoeden doen rijzen dat het meisje besneden zal worden of is, aan het AMK door te geven. Het AMK informeert de ouders hierover. • In het kader van Rappel gaat het AMK na of de dreiging van VGV is weggenomen en of er een ondertoezichtstelling is. Als de dreiging niet is weggenomen, dient het AMK na te gaan of een ambtshalve hermelding noodzakelijk is met als doel tot een veiligheidsplan te komen.
5
PAP: Protocol Meldingen kindermishandeling door Bureaus Jeugdzorg bij de Politie en het Openbaar Ministerie.
Dit wordt ook wel Protocol AMK-Politie (PAP) genoemd. Zie bijlage 5 en 6 voor respectievelijk een deel van het protocol en het meldformulier. 6
Bijvoorbeeld mogelijke voorbereidende handelingen , zoals een vliegticket naar land van herkomst (in combinatie
met het feit dat ouders aangeven hun kind in de toekomst te willen laten besnijden).
Handelingsprotocol Vrouwelijke Genitale Verminking bij minderjarigen
19
5. Vermoeden van een uitgevoerde VGV Melding bij het AMK Als er vermoedens zijn dat een besnijdenis heeft plaatsgevonden, wordt een melding gedaan bij het AMK. Wanneer in het eerste contact sprake is van een redelijk vermoeden van een uitgevoerde VGV, leidt dat in principe in alle gevallen tot het in ontvangst nemen van de melding door het AMK. Het in ontvangst nemen van de melding door het AMK leidt tot de start van een AMK onderzoek of een directe doorgeleiding naar de Raad voor de Kinderbescherming. Het AMK kan ook besluiten ambtshalve een onderzoek te starten naar VGV als bij de intake blijkt dat (een van) de ouders uit een risicoland afkomstig is en er meisjes in het gezin zijn. Onderzoek door AMK • Het AMK gaat met de ouders en de betrokken kinderen in gesprek over de inhoud van 7 de melding. Het AMK overlegt tevoren met de politie (contactfunctionaris PAP ) en gaat direct op huisbezoek, al dan niet samen met de politie. Wanneer de ouders de Nederlandse taal niet beheersen wordt er een, bij voorkeur vrouwelijke, professionele tolk ingeschakeld via de tolkencentrale. • De vertrouwensarts van het AMK adviseert over het uitvoeren van gecentraliseerd 8 medisch onderzoek . Daarbij dient er naar gestreefd te worden om dit onderzoek in één keer te verrichten om zodoende het kind niet onnodig te belasten. Indien de ouders geen toestemming geven voor het doen van medisch onderzoek, verzoekt het AMK de Raad voor de Kinderbescherming te onderzoeken of een kinderbeschermingsmaatregel noodzakelijk is om medisch onderzoek mogelijk te maken. • Als er zusjes zijn in het gezin, wordt hun risico ook meegenomen. Wel/geen vastgestelde VGV Uit het onderzoek blijkt of er sprake is van een al dan niet uit uitgevoerde VGV. Vervolgacties
1. Geen vastgestelde VGV: Zie hoofdstuk 3 voor een risico-inschatting van een dreigende VGV en eventuele vervolgacties.
2. Vastgestelde VGV: (Onderstaande punten staan niet in chronologische volgorde, of volgorde van prioriteit. Dit moet per casus bekeken worden.) • Het is van groot belang om te bekijken welk hulpverleningstraject voor de medische en psychosociale zorg voor het meisje kan worden ingezet. • Als er sprake lijkt te zijn van een vastgestelde VGV meldt het AMK de zaak altijd bij de Raad voor de Kinderbescherming. • Wanneer het AMK besluit melding of aangifte te doen bij de politie wordt de werkwijze gevolgd, zoals omschreven in het ‘Protocol meldingen kindermishandeling door
7
PAP: Protocol Meldingen kindermishandeling door Bureaus Jeugdzorg bij de Politie en het Openbaar Ministerie.
Dit wordt ook wel Protocol AMK-Politie (PAP) genoemd. Zie bijlage 5 en 6 voor respectievelijk een deel van het protocol en het meldformulier. 8
Een onafhankelijk arts met zowel geneeskundige als forensische expertise op dit gebied onderzoekt en
documenteert volgens de richtlijnen van de WOKK (Wetenschappelijk Onderwijs over Kindermishandeling voor Kinderartsen) met fotografische vastlegging van het genitale letsel.
Handelingsprotocol Vrouwelijke Genitale Verminking bij minderjarigen
20
9
Bureaus Jeugdzorg bij de Politie en het Openbaar Ministerie’ (april 2011) . In overleg 10 met het Openbaar Ministerie stelt de politie een nader opsporingsonderzoek in . Het Openbaar Ministerie beslist op basis van het opgemaakte dossier over de verdere strafrechtelijke vervolging en afdoening.
9
Zie bijlage 5 en 6 voor respectievelijk een deel van het protocol dat de meldingen en het contact met de politie
beschrijft en het meldformulier. 10 Zie bijlage 4 voor criteria Openbaar Ministerie voor vervolging inzake VGV
Handelingsprotocol Vrouwelijke Genitale Verminking bij minderjarigen
21
BIJLAGE 1: Kaart van Afrika: Risicolanden en prevalentie VGV
De gegevens zijn ontleend aan FGM wall chart Female Genital Mutilation/Cutting: Data and Trends – Update 2010. Population Reference Bureau, 2010. Landen in bovenstaande tekening (op alfabet:) Benin
Eritrea
Ivoorkust
Mauritanië
Soedan
Burkina Faso
Ethiopië
Jemen
Niger
Somalië
Centraal-Afrikaanse Republiek
Gambia
Kameroen
Nigeria
Tanzania
Congo (Democratische Republiek)
Ghana
Kenia
Oeganda
Togo
Djibouti
Guinee
Liberia
Senegal
Tsjaad
Egypte
Guinee-Bissau
Mali
Sierra Leone
En verder: blijkt uit onderzoek dat naast deze 29 landen VGV ook gepraktiseerd wordt in andere landen. In de volgende landen zijn gevallen van VGV gerapporteerd, maar zijn geen landelijke prevalentie cijfers bekend. Dit zijn India, Indonesië, Noord Irak (Koerdistan), Israël, Maleisië, Verenigde Arabische Emiraten. Daarnaast zijn er verhalen bekend over VGV uit de volgende landen: Colombia, Democratische Republiek Congo, Oman, Peru en Sri Lanka. Deze kunnen niet worden onderbouwd met cijfers.
Handelingsprotocol Vrouwelijke Genitale Verminking bij minderjarigen
22
BIJLAGE 2. Juridische mogelijkheden Raad voor de Kinderbescherming inzake VGV Strafbaarstelling meisjesbesnijdenis/vrouwelijke genitale verminking (VGV) Meisjesbesnijdenis die in Nederland plaatsvindt valt onder de algemene strafbepalingen inzake mishandeling. Afhankelijk van de aard van de besnijdenis en de context waarin meisjesbesnijdenis plaatsvindt, kan de hoogte van de straf verschillen. In de literatuur wordt meisjesbesnijdenis gezien als een opzettelijke benadeling van de gezondheid (mishandeling). De strafmaat varieert van een gevangenisstraf van vier jaar (eenvoudige mishandeling) tot twaalf jaar (zware mishandeling met voorbedachten rade). Als één of beide ouders betrokken zijn bij besnijdenis of zelf de besnijdenis uitvoeren geldt dit als een verzwarende omstandigheid (artikel 304 Sr). In het laatste geval kan de straf nog met een derde worden verhoogd. Maar het opdracht geven tot of hiervoor betalen – ook al gebeurt de besnijdenis in het buitenland - is ook strafbaar (artikel 47 en 48 Sr) (mededaderschap/medeplichtigheid). Een verbod op meisjesbesnijdenis kan eveneens gebaseerd worden op artikel 24 lid 3 IVRK (afschaffing van voor de gezondheid schadelijke traditionele gebruiken). Voor de strafbaarstelling is het niet relevant of men al dan niet de Nederlandse nationaliteit bezit. Niet alleen vanwege de strafbaarstelling verdient de aanpak van meisjesbesnijdenis de nodige aandacht en zorg, maar ook vanwege de inbreuk die meisjesbesnijdenis maakt op de integriteit van de persoon. Meisjesbesnijdenis schendt het recht op een onbedreigde ontwikkeling van het minderjarige meisje. Nota bene: meisjesbesnijdenis kan in verschillende gradaties plaatsvinden. Deze nota heeft betrekking op alle vormen van meisjesbesnijdenis. In deze nota wordt beschreven welke juridische mogelijkheden de Raad voor de Kinderbescherming heeft om op te treden daar waar meisjesbesnijdenis heeft plaatsgevonden (paragraaf 1) én daar waar er vermoedens zijn dat meisjesbesnijdenis zou kunnen gaan plaatsvinden (paragraaf 2).
1. Welke mogelijkheden heeft de Raad, indien de besnijdenis heeft plaatsgevonden? Aangifte: Iedere burger die kennis heeft van een begaan strafbaar feit is bevoegd tot het doen van aangifte. De Raad heeft als beleid dat, conform de nota ‘Aangifte strafbare feiten’ (19 december 2005), aangifte wordt gedaan indien men kennis of een vermoeden heeft van een strafbaar feit. Als besnijdenis heeft plaatsgevonden doet de Raad in beginsel ALTIJD aangifte. Dat kan slechts anders zijn indien de besnijdenis heeft plaatsgevonden voordat betrokkenen in Nederland verblijf hadden, dan wel de besnijdenis lang geleden heeft plaatsgevonden. Alvorens aangifte te doen vindt er een multidisciplinair overleg (MDO) plaats, in aanwezigheid van een teamleider en zo nodig in afstemming met de regiodirecteur. Het doen van aangifte wordt in het contactjournaal vermeld. Ook als het minderjarige meisje in het buitenland is besneden, kunnen de ouders in Nederland strafrechtelijk worden vervolgd en is het doen van aangifte raadsbeleid, mits de ouders en het kind verblijf hadden in Nederland ten tijde van de besnijdenis. Is het meisje in Nederland besneden, dan is degene die de besnijdenis uitvoert eveneens strafbaar. Indien dit een arts is, wordt het strafbaar gesteld op grond van mishandeling (art. 300-304 Sr). Daarnaast kan een arts voor het Regionaal Tucht College gedaagd worden. Is de besnijder geen arts dan is hij/zij strafbaar o.g.v. art. 436 Sr (onbevoegd uitoefenen van de
Handelingsprotocol Vrouwelijke Genitale Verminking bij minderjarigen
23
geneeskunst). Het rituele/ culturele element van meisjesbesnijdenis doet aan de strafbaarheid niets af. Als een meisje met instemming van de ouders wordt besneden voordat het gezin naar Nederland verhuist én deze besnijdenis plaatsvindt na februari 2006, kan vervolging plaatsvinden vanaf het moment dat men in Nederland woont. Ook wanneer in Nederland verblijvende ouders hun dochter tijdens vakantie in een ander land laten besnijden is dit strafbaar (art. 5 en art. 300-303 Sr). Kinderbeschermingsmaatregelen: Om een kinderbeschermingsmaatregel te kunnen vragen, zal de Raad moeten aantonen dat voldaan is aan de grond die de wet stelt. Soms zal geen maatregel geïndiceerd zijn omdat vrijwillige hulpverlening wordt toegelaten voor het verwerken van de psychische gevolgen van besnijdenis en/of men instemt met hersteloperaties. Is hier geen sprake van, dan kan een kinderbeschermingsmaatregel gewenst zijn. Welke kinderbeschermingsmaatregel is het meest passend? a) Een ondertoezichtstelling (OTS) is mogelijk indien de ouders vrijwillige hulpverlening niet toelaten of vrijwillige hulpverlening onvoldoende resultaat heeft opgeleverd. De grond voor de OTS is dat de zedelijke en geestelijke belangen van het meisje worden geschaad. Dit zal de Raad moeten kunnen aantonen. Als de besnijdenis al heeft plaatsgevonden en er geen opvoedingsproblemen zijn, kan worden volstaan met een OTS. De OTS kan dan dienen om het meisje te begeleiden (zo nodig bij hersteloperaties), ondersteuning te bieden, nazorg te verlenen en mogelijk gaat er een preventieve werking vanuit naar de jongere meisjes in het gezin. Los daarvan kan aangifte wel geïndiceerd zijn. Zo nodig kan tegelijk met het verzoek tot een OTS een machtiging uithuisplaatsing worden gevraagd (indicatiebesluit BJZ is vereist). In het kader van de OTS kan de gezinsvoogd ook een machtiging uithuisplaatsing vragen en/of een aanwijzing geven aan de ouders. Deze aanwijzing mag echter geen vrijheidsontneming of vrijheidsbeperking inhouden (bijv.: gedwongen opname) en mag niet te ver ingrijpen in de persoonlijke levenssfeer van de ouders. Een aanwijzing waarin een contactbeperking is opgenomen, kan bijvoorbeeld wel. Het kan van belang zijn om door middel van medisch onderzoek definitief vast te stellen of de besnijdenis heeft plaatsgevonden. Het is belangrijk dat het onderzoek gebeurt door een (forensisch) arts die ervaring heeft met VGV. De OTS beperkt het gezag van ouders, maar hun toestemming blijft vereist voor een medisch onderzoek indien het meisje nog geen twaalf jaar is. De toestemming van de ouders kan worden vervangen door die van de kinderrechter. Bureau Jeugdzorg kan dit verzoeken op grond van artikel 1:264 BW. Wanneer het meisje twaalf jaar of ouder is, maar nog geen zestien jaar, is zowel toestemming van de ouders als van het meisje nodig voor medisch onderzoek. Is het meisje zestien jaar of ouder, dan is geen toestemming van de ouders meer nodig. Deze regels gelden ook voor hersteloperaties. De toestemming van de ouder kan gepasseerd worden indien de arts van oordeel is dat de operatie nodig is om ernstig nadeel voor het meisje te voorkomen en ook wanneer het meisje de operatie weloverwogen blijft wensen. Mochten ouders niet mee willen werken aan medisch onderzoek of een hersteloperatie voor een meisje van twaalf jaar of jonger, die wel noodzakelijk en gewenst is, dan kan de kinderrechter worden gevraagd een voorlopige voogdij uit te spreken, zodat het gezag van de ouders wordt geschorst en de voogd het gezag uitoefent en dus toestemming kan geven voor een hersteloperatie (artikel 1:272 BW). Zie onder d. b) Een ontheffing behoort niet tot de eerste juridische mogelijkheden omdat er bij besnijdenis niet zonder meer sprake is van onmacht of ongeschiktheid van de ouders. En
Handelingsprotocol Vrouwelijke Genitale Verminking bij minderjarigen
24
onmacht/ ongeschiktheid is het criterium dat in de wet wordt genoemd als grond voor een ontheffing. Algemeen wordt aangenomen dat er geen sprake is van onmacht als ouders hun kind laten besnijden en evenmin van ongeschiktheid. Pas als de hulpverlening in het kader van de OTS onvoldoende resultaat oplevert en de bedreiging voor het meisje niet kan worden weggenomen kan een ontheffing geïndiceerd zijn nadat de uithuisplaatsing in het kader van de OTS achttien maanden heeft geduurd of als de OTS zes maanden heeft geduurd zonder dat er sprake was van een uithuisplaatsing (artikel 1:268 lid 2 sub a). c) Een ontzetting zonder voorafgaande OTS kan wel geïndiceerd zijn, indien er sprake is van verwijtbaar gedrag van de ouders. Verwijtbaar gedrag is de wettelijke grond waar aan voldaan zal moeten zijn voordat een ontzetting kan worden uitgesproken. Men kan dan de ontzetting baseren op de grond dat er sprake is van misbruik van het gezag (artikel 1: 269 BW lid 1 sub b). Een voorwaarde om een ontzetting te krijgen is dat deze maatregel in het belang van het kind is. Men dient zich wel te realiseren dat een ontzetting kan leiden tot een breuk tussen het meisje en haar culturele gemeenschap. d) Indien de uitkomst van het raadsonderzoek niet afgewacht kan worden en onmiddellijk een maatregel noodzakelijk is, kan een VOTS gevraagd worden, dan wel een voorlopige voogdij (vovo). Men kan dan zonder tussenkomst van BJZ de Raad rechtstreeks benaderen met het verzoek een spoedmaatregel te bewerkstelligen. Mocht er gedacht worden aan een ontheffing of ontzetting én er is sprake van spoed dan is een vovo de meest geëigende maatregel. Deze maatregel schorst onmiddellijk het gezag van de ouders, waardoor BJZ gezagsdrager wordt en een beslissing neemt over de verblijfplaats van de minderjarige. BJZ start de hulpverlening, terwijl de Raad het onderzoek afrondt en zo nodig een verderstrekkende maatregel verzoekt. BJZ kan, bij een voorlopige voogdij als voogd van de minderjarige beslissingen nemen over medisch onderzoek indien het meisje nog geen twaalf jaar is. Wanneer het meisje twaalf jaar of ouder is, maar nog geen zestien jaar, is zowel toestemming van de voogd als van het meisje nodig voor medisch onderzoek. Is het meisje zestien jaar of ouder, dan is geen toestemming van de voogd meer nodig. Dezelfde toestemmingsvereisten gelden indien men een hersteloperatie gewenst vindt. Nota bene: wanneer ouders niet meewerken kan de voorlopige voogdij ook kortstondig worden ingezet, met als enige doel het verrichten van medisch onderzoek. Of het verzoeken van afgifte van het paspoort van het kind in het kader van een voorlopige voogdij mogelijk is (om uitreis naar het buitenland te voorkomen), is discutabel, nu het vaak om jonge kinderen gaat die geen eigen paspoort hebben en in het paspoort van de ouder zijn bijgeschreven en dus ook de ouder gevraagd wordt zijn paspoort in te leveren. Het is de vraag of dit niet een te grote inbreuk op de privacy van de ouder betekent. Als kinderen wel een eigen paspoort hebben, kan door middel van een aanwijzing verzocht worden dit af te geven, maar ook dan blijft de vraag of dit niet een te grote inbreuk vormt op de privacy van de minderjarige. Bovendien moet bedacht worden dat een minderjarige vanaf veertien jaar zich moet kunnen legitimeren. Door het afgeven van het paspoort aan BJZ wordt dit bemoeilijkt.
2. Welke mogelijkheden heeft de Raad indien er sprake is van een vermoeden van VGV? Aangifte: Aangifte is mogelijk indien men kennis heeft van een begaan strafbaar feit. Bij een vermoeden kan er sprake zijn van een nog niet begaan strafbaar feit. Maar ook kan het gaan om een vermoeden dat het strafbare feit al wel heeft plaatsgevonden. Wil de politie iets kunnen met de aangifte zal het vermoeden voldoende concrete feiten moeten bevatten. Het
Handelingsprotocol Vrouwelijke Genitale Verminking bij minderjarigen
25
gegeven alleen dat iemand uit Somalië afkomstig is (één van de risicolanden voor meisjesbesnijdenis) is bijvoorbeeld onvoldoende om aangifte te kunnen doen. Ook als men geen ingang heeft in het gezin is dit gegeven alleen onvoldoende om aangifte te doen. Het doen van aangifte zal eerder uitzondering zijn dan regel in geval er sprake is van een globaal vermoeden. Als het gaat om het vermoeden dat besnijdenis reeds heeft plaatsgevonden zal aangifte eerder regel zijn dan uitzondering. Het gaat telkens om een afweging die in een multidisciplinair overleg (MDO) gemaakt moet worden, in aanwezigheid van een teamleider en zo nodig in afstemming met de regiodirecteur. De keuze om geen aangifte te doen dient verantwoord te worden in het contactjournaal, evenals de keuze om wel aangifte te doen. Het is in dit verband raadzaam om in algemene zin met politie een gesprek aan te gaan om een en ander op voorhand met elkaar af te stemmen. In een individueel geval kan dan makkelijker met de politie overlegd worden of aangifte gedaan kan worden. Kinderbeschermingsmaatregelen: Op twee manieren kan de Raad te maken krijgen met een vermoeden van meisjesbesnijdenis. Dat kan (1) als het AMK dit vermoeden bij de Raad meldt en (2) als de Raad tijdens zijn onderzoek, dat om andere redenen is ingesteld, het vermoeden krijgt dat er sprake kan zijn van meisjesbesnijdenis welke (-) reeds heeft plaatsgevonden, (-) dan wel dreigt plaats te gaan vinden. Indien het AMK meldt en het vermoeden is voldoende concreet, is het vervolgens aan de Raad om te onderzoeken in hoeverre een kinderbeschermingsmaatregel geïndiceerd is. Of en zo ja welke kinderbeschermingsmaatregel gewenst is, hangt af van vele factoren. Zie hiervoor de beschrijving van de kinderbeschermingsmaatregelen onder 1. Indien de Raad in het onderzoek het vermoeden krijgt dat er sprake is van dreigende meisjesbesnijdenis zal dit vermoeden veelal (nog) onvoldoende concreet zijn, dan wel krijgt de Raad van ouders geen of onvoldoende informatie of kan het vermoeden niet worden weggenomen in de gesprekken met de ouders. Dat kan anders zijn indien men vermoedt dat de besnijdenis reeds heeft plaatsgevonden. De volgende aandachtspunten gelden: • Het AMK wordt over het vermoeden van meisjesbesnijdenis geïnformeerd ten tijde van het raadsonderzoek. Dit is een beleidsafspraak, waar onder meer voor is gekozen vanwege de medische expertise die het AMK heeft. • Vaak zal het vermoeden van meisjesbesnijdenis niet het enige zorgpunt zijn; wees er alert op dat voldoende aandacht wordt besteed aan het exploreren van het vermoeden van meisjesbesnijdenis. • Raadpleeg voor meer informatie over meisjesbesnijdenis Intranet en ALTIJD één 11 van de aandachtsfunctionarissen . • In de gesprekken met de ouders dienen ouders geïnformeerd te worden over de strafbaarstelling van meisjesbesnijdenis (ook als dit in het buitenland gebeurt) en aangegeven dient te worden dat de Nederlandse overheid meisjesbesnijdenis ziet als een ernstige schending van het recht van het kind (artikel 24 lid 3 IVRK). • Uit het contactjournaal/kinddossier moet blijken dat meisjesbesnijdenis onderwerp van gesprek is geweest en of aangifte is overwogen en op grond waarvan men besloten heeft al dan niet aangifte te doen. • Bij een concreet vermoeden van meisjesbesnijdenis kan een VOTS/voorlopige voogdij met uithuisplaatsing er voor zorgen dat het meisje niet naar het buitenland kan afreizen om besneden te worden. • Houd rekening met jongere zusjes in het gezin, lopen zij ook risico?
11
Aandachtsfunctionarissen: Heidi Monshouwer, GD Amsterdam en Marie-José Stunnebrink, GD Den Haag.
Handelingsprotocol Vrouwelijke Genitale Verminking bij minderjarigen
26
Om zekerheid te krijgen over het vermoeden kan medisch onderzoek gewenst zijn. Medisch onderzoek is alleen mogelijk met toestemming van de ouder(s); mochten zij niet willen meewerken aan een medisch onderzoek, kan hun toestemming vervangen worden door een voorlopige voogdij te laten uitspreken, waarna BJZ als voogd van de minderjarige beslissingen kan nemen over medisch onderzoek indien het meisje nog geen twaalf jaar is. Wanneer het meisje twaalf jaar of ouder is, maar nog geen zestien jaar, is zowel toestemming van de voogd als van het meisje nodig voor medisch onderzoek. Is het meisje zestien jaar of ouder, dan is geen toestemming van de voogd meer nodig. Om een kinderbeschermingsmaatregel te kunnen vragen, zal de Raad moeten aantonen dat voldaan is aan de grond die de wet stelt. Het gaat er om een afweging te maken op basis van de verzamelde informatie en vervolgens te beoordelen in hoeverre is voldaan aan de grond voor een kinderbeschermingsmaatregel. Mocht vrijwillige hulpverlening mogelijk zijn en naar verwachting voldoende resultaat kunnen opleveren, dan is een kinderbeschermingsmaatregel geen optie. Is dat niet het geval, zie dan onder 1 voor de gronden en mogelijkheden van de verschillende kinderbeschermingsmaatregelen. Bij een vermoeden van meisjesbesnijdenis lijken de ontheffing en de ontzetting op het eerste gezicht geen optie, omdat de gronden (onmacht en/of ongeschiktheid, dan wel verwijtbaar gedrag) onvoldoende onderbouwd lijken te kunnen worden.
Raad voor de Kinderbescherming, juli 2009 Goos Cardol, juridisch adviseur Vanessa Penn, beleidsadviseur Update: maart 2013, Raad voor de Kinderbescherming
Handelingsprotocol Vrouwelijke Genitale Verminking bij minderjarigen
27
BIJLAGE 3: Juridische informatie over meisjesbesnijdenis Defence for Childeren, 2013 Meisjesbesnijdenis is een schending van mensenrechten Meisjesbesnijdenis is een mensenrechtenschending. Dit volgt uit de internationale en regionale mensenrechtenverdragen zoals onder andere het VN-Vrouwenverdrag (CEDAW), het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind (IVRK) en het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). Meisjesbesnijdenis kan worden gezien als een schending van het recht op leven, het verbod op marteling, het recht op gezondheid en het recht op lichamelijke integriteit. Meisjesbesnijdenis is een schending van vrouwenrechten Meisjesbesnijdenis is een schending van de rechten van de vrouw. Het VN-Vrouwenverdrag roept op tot afschaffing van discriminatie van vrouwen (artikel 2 cedaw). Ook roept het vrouwenrechtenverdrag op vooroordelen, gewoonten en gebruiken die gebaseerd zijn op de gedachte van minderwaardigheid of meerderwaardigheid van één van beide geslachten of op stereotype rollen van mannen en vrouwen uit te bannen (artikel 5 cedaw). Meisjesbesnijdenis is een schending van kinderrechten Meisjesbesnijdenis is een schending van kinderrechten, zo is vastgelegd in het IVRK. Het kinderrechtenverdrag roept op tot afschaffing van traditionele praktijken die schadelijk zijn voor de gezondheid van kinderen (artikel 24 lid 3 IVRK). Hieronder valt ook meisjesbesnijdenis. Meisjesbesnijdenis is in Nederland strafbaar In Nederland zijn alle vormen van meisjesbesnijdenis verboden. Grondwet De Nederlandse grondwet kent geen specifieke bepalingen die gericht zijn op de bescherming van de fysieke en geestelijke integriteit van kinderen. In algemene zin bepaalt de Nederlandse grondwet in artikel 1 dat allen die zich in Nederland bevinden, in gelijke gevallen gelijk worden behandeld en in artikel 11 dat iedereen recht heeft op onaantastbaarheid van zijn lichaam. Strafrecht Meisjesbesnijdenis valt in het Nederlandse Wetboek van Strafrecht binnen de algemene delictsomschrijving ‘mishandeling’ zoals opgenomen in artikel 300 tot en met 304 Sr. Het is dus niet als apart delict strafbaar gesteld. Meisjesbesnijdenis wordt gezien als een opzettelijke benadeling van de gezondheid, dat gelijk gesteld wordt aan mishandeling in artikel 300 lid 4 Sr. Vervolging is mogelijk op grond van de algemene delictomschrijving ‘mishandeling’ zoals vastgelegd in artikel 300 tot en met 304 Sr door toepassing van artikel 300 lid 4 Sr. De strafmaat varieert van een gevangenisstraf van vier jaar voor een ‘eenvoudige mishandeling’ tot twaalf jaar gevangenisstraf voor zware mishandeling met voorbedachte rade. Als een meisjesbesnijdenis door een ouder zelf wordt uitgevoerd op zijn eigen dochter, kan de straf met een derde worden verhoogd (artikel 304 sub 1 Sr). Ook als de ouders opdracht geven, hiervoor betalen, middelen leveren waarmee de besnijdenis wordt uitgevoerd en/of meehelpen tijdens de besnijdenis, zijn zij strafbaar. Deze handelingen worden namelijk volgens de Nederlandse strafwet beschouwd als mededaderschap, uitlokking dan wel medeplichtigheid (artikel 47 Sr en artikel 48 Sr).
Handelingsprotocol Vrouwelijke Genitale Verminking bij minderjarigen
28
Wanneer de meisjesbesnijdenis wordt begaan buiten Nederland, kan de dader worden vervolgd als hij of zij de Nederlandse nationaliteit heeft of een vreemdeling is die zijn vaste woon- of verblijfplaats in Nederland heeft en indien de dader na het plegen van het feit de Nederlandse nationaliteit heeft verworven of in Nederland zijn vaste woon- of verblijfsplaats heeft verkregen. Vanaf maart 2013 is het Wetboek van Strafrecht, het Wetboek van Strafvordering en het Wetboek van Strafrecht BES gewijzigd met het oog op de verruiming van de mogelijkheden tot strafrechtelijke aanpak van meisjesbesnijdenis. Door het wetsvoorstel kan een dader nu ook worden vervolgd als de besnijdenis in het buitenland wordt begaan als het slachtoffer de Nederlandse nationaliteit heeft of een vreemdeling is die haar vaste woon- of verblijfplaats in Nederland heeft. In alle gevallen is het niet vereist dat VGV ook strafbaar is in het land waar de VGV is uitgevoerd. In 2009 is de verjaringstermijn voor meisjesbesnijdenis aangepast. In artikel 71 Sr lid 3 is bepaald dat de verjaringstermijn voor zaken omtrent meisjesbesnijdenis pas begint te lopen op de dag dat het slachtoffer achttien jaar is geworden, zoals ook reeds eerder voor slachtoffers van zedenmisdrijven was bepaald. Hiermee is tegemoet gekomen aan het feit dat ook voor meisjesbesnijdenis vaak pas op latere leeftijd aangifte wordt gedaan. Meisjesbesnijdenis, jeugdzorg en kinderbescherming In de Wet op de jeugdzorg wordt kindermishandeling omschreven als ‘elke vorm van voor een minderjarige bedreigende of gewelddadige interactie van fysieke, psychische of seksuele aard die ouders, of andere personen ten opzichte van wie de minderjarige in een relatie van afhankelijkheid of van onvrijheid staat, actief of passief opdringen, waardoor ernstige schade wordt berokkend of dreigt te worden berokkend aan de minderjarige in de vorm van fysiek of psychisch letsel (artikel 1 lid m Wet op de jeugdzorg).’ Meisjesbesnijdenis valt hier ook onder. De Nederlandse wet biedt mogelijkheden om voortijdig in te grijpen. Een dreiging van meisjesbesnijdenis kan namelijk een overweging zijn voor de kinderrechter het meisje onder toezicht te stellen (artikel 1:254 lid 1 BW). De kinderrechter kan bij een dreiging van meisjesbesnijdenis in het uiterste geval ook besluiten tot het opleggen van een zwaardere kinderbeschermingsmaatregel, zoals een uithuisplaatsing (artikel 1:261 BW). Meisjesbesnijdenis en de medische professie Een arts of een andere beroepskracht met een beroepsgeheim heeft het recht (niet de plicht) om een vermoeden van een op handen zijnde of een reeds uitgevoerde meisjesbesnijdenis te melden bij een Advies- en Meldpunt Kindermishandeling (AMK). Voor iedere professional geldt bij een vermoeden van een dreigende of uitgevoerde meisjesbesnijdenis dat hij of zij moet handelen volgens het stappenplan behorende bij de eigen meldcode. Het geeft professionals handvatten over wat te doen bij (vermoedens van) huiselijk geweld en kindermishandeling. De wet Verplichte meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling treedt naar verwachting op 1 juli 2013 in werking. Artsen die een meisjesbesnijdenis hebben uitgevoerd of hieraan medewerking hebben verleend kunnen juridisch vervolgd worden op grond van het medisch tuchtrecht. Op grond van de Wet Beroepen in de Individuele Gezondheidszorg (Wet BIG) kan het handelen van geneeskundigen die een besnijdenis hebben uitgevoerd of hieraan medewerking hebben verleend, worden voorgelegd aan een tuchtcollege ter toetsing aan de tuchtnormen. Naast tuchtrechtelijke maatregelen kent de Wet BIG ook strafbepalingen. Het toebrengen van schade aan iemands gezondheid kan leiden tot hechtenis, een geldboete, of ontzetting uit het beroep. Daarnaast bevat het Wetboek van Strafrecht mogelijkheden om artsen strafrechtelijk te vervolgen indien zij schuldig zijn aan het uitvoeren van een besnijdenis, of hieraan hun medewerking hebben verleend (artikel 436 lid 2 Sr).
Handelingsprotocol Vrouwelijke Genitale Verminking bij minderjarigen
29
Meisjesbesnijdenis en immigratiewetgeving Een meisje dat in haar land van herkomst risico loopt op besnijdenis kan, onder omstandigheden, in aanmerking komen voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd (op grond van artikel 29 lid 1 onder b van de Vreemdelingenwet 2000). Als een meisje in haar land van herkomst risico loopt op besnijdenis, kan sprake zijn van een reëel risico van schending van artikel 3 van het Europees Verdrag ter bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). Dit geldt ook voor in Nederland geboren meisjes die bij terugkeer naar het land van herkomst van de ouders het risico lopen besneden te worden. Indien het meisje in aanmerking wil komen voor bovengenoemde verblijfsvergunning zal zij moeten aantonen dat: a) er een risico bestaat op meisjesbesnijdenis; b) de autoriteiten van het land van herkomst geen bescherming kunnen of willen bieden aan personen die zich verzetten tegen een dreigende besnijdenis; en c) er geen vestigingsalternatief in het land van herkomst aanwezig wordt geacht. Er wordt daarbij geen onderscheid gemaakt tussen de verschillende soorten van meisjesbesnijdenis. Leiden, april 2013 Defence for Children
Handelingsprotocol Vrouwelijke Genitale Verminking bij minderjarigen
30
BIJLAGE 4: Criteria OM voor vervolging inzake VGV 1. Criteria ten aanzien van de competentie / bevoegdheid Er is sprake van een der misdrijven omschreven in de artikelen 300 tot en met 304, voor zover het feit oplevert, genitale verminking van een persoon van het vrouwelijke geslacht 12 die de leeftijd van 18 jaren nog niet heeft bereikt, waarbij: de VGV is uitgevoerd in het buitenland en waarbij de verdachte(n) 1) de Nederlandse nationaliteit heeft (art. 5 SR) of 2) een vreemdeling is met een vaste woon- of verblijfplaats in Nederland (ten tijde òf direct na het plegen van het delict) (art. 5a SR) of de VGV is uitgevoerd in het buitenland, waarbij het slachtoffer de Nederlandse nationaliteit heeft of een vaste woon- of verblijfplaats in Nederland (ten tijde van het plegen van het delict) (art. 5b SR) de VGV is uitgevoerd in Nederland (art. 2 SR)
2. Criteria ten aanzien van het bewijs Er moet sprake zijn van daadwerkelijk uitgevoerde VGV, die (later) door een arts/medische verklaring bevestigd kan worden. Hieronder zijn alle vormen van VGV begrepen: van het rituele ‘prikje’ tot totale ‘infibulatie’. Er is een verklaring van het slachtoffer en/of getuigen waaruit voldoende concrete aanwijzingen naar voren komen die leiden naar een verdachte (die voldoet aan de eerste criteria omtrent de competentie/bevoegdheid), dan wel een verdachte(n)spoor welke alsnog uitgerechercheerd kan worden (dus geen anonieme tips of vage vermoedens) en/of Er is een verklaring van de verdachte, bijvoorbeeld een ouder, familielid of ‘snijd(st)er’, die verklaart dat hij/zij inderdaad VGV heeft toegepast (conform de tradities van het thuisland) en/of De ‘snijd(st)er’ is bekend, dan wel er zijn aanwijzingen die kunnen leiden tot de identiteit van de snijd(st)er en/of Er zijn aanwijzingen (bijvoorbeeld in de vorm van verklaringen/meldingen van/door getuige(n)) dat de ouders van het slachtoffer 1) betrokken zijn (medeplichtig, uitlokker) dan wel 2) medepleger(s) zijn Ten slotte is het volgende van belang: Van het aantal meldingen inzake VGV dat binnenkomt bij het AMK en/of de Raad voor de Kinderbescherming, zal het merendeel meldingen betreffen, waarbij er aanwijzingen zijn dat een (van de) ouder(s) voornemens is om binnenkort of in de nabije toekomst een VGV uit te (laten) voeren bij zijn/haar dochter(s). Er is in dat stadium nog geen sprake van een daadwerkelijk uitgevoerde VGV, waarvoor het strafrecht mogelijk in stelling gebracht zou kunnen worden.
12
Ook een VGV die is uitgevoerd (in Nederland) op een persoon die de leeftijd van 18 jaar reeds bereikt heeft,
levert het strafbare feit van mishandeling op ex artikelen 300 tot en met 304 SR. Voor de competentie wordt echter aangehaakt bij de bewoordingen uit de wettekst van artikel 5 en 5a SR, omdat dit de plaats is in het Wetboek van Strafrecht, waar genitale verminking met name genoemd wordt en omdat als uitgangspunt geldt, de bescherming van jeugdigen/minderjarigen.
Handelingsprotocol Vrouwelijke Genitale Verminking bij minderjarigen
31
Veelal speelt daarbij wel dat een (of meer) van de overige dochters uit het gezin reeds is besneden, heeft (een van) de ouder(s) de wens tot VGV daadwerkelijk uitgesproken of zijn tickets voor dat doel naar het thuisland reeds gekocht, waardoor het realiteitsgehalte van de aanwijzing aanzienlijk in waarde stijgt. Echter, het juridisch kader waarbij sprake is van strafbare voorbereidingshandelingen, zoals bedoeld in art. 46 SR, zal in een dergelijke situatie niet gauw aan de orde zijn, waardoor het strafrecht hier geen mogelijkheden heeft. In dergelijke gevallen prevaleert preventie en vanzelfsprekend voorlichting. Het Openbaar Ministerie wil uiteraard wel meedenken in dergelijke lastige cases.
Handelingsprotocol Vrouwelijke Genitale Verminking bij minderjarigen
32
BIJLAGE 5: Gedeelte uit ‘Protocol Meldingen kindermishandeling door Bureaus Jeugdzorg bij de Politie en het Openbaar Ministerie’ 1ste fase: Melding
Figuur 1
Schematische weergave van het gezamenlijke werkproces ‘Melden BJZ’ tussen politie en Bureau Jeugdzorg.
Stap 1: Beslissen -
Bij iedere melding van kindermishandeling bij het BJZ/AMK overweegt de medewerker een melding bij de politie. Deze overweging wordt besproken in een multidisciplinair overleg13.
-
Het voornemen van een melding wordt besproken met de leidinggevende voor akkoord. Indien gewenst vindt er vooroverleg met de contactpersoon van de politie plaats.
-
De beslissing en de overwegingen worden geregistreerd door AMK onderzoeker/ BJZ medewerker.
Stap 2: Opmaken meldformulier Medewerker maakt het landelijk meldformulier op, en geeft dit aan de contactfunctionaris BJZ/ AMK.
Stap 3: Controleren -
Kwaliteitstoets meldformulier door de contactfunctionaris van het BJZ/ AMK. Contactfunctionaris overlegt met contactfunctionaris politie over voorgenomen melding.
-
BJZ/ AMK informeert de ouders en de melder over de beslissing, tenzij dit gevaar voor kind, ouder, medewerker BJZ of derden oplevert.14
13
De eerste overweging van BJZ zal in alle gevallen zijn het slachtoffer te ondersteunen bij en stimuleren van het
zelf doen van aangifte.
Handelingsprotocol Vrouwelijke Genitale Verminking bij minderjarigen
33
-
BJZ/ AMK informeert de ouders en de melder tenzij het opsporingsonderzoek hierdoor ernstig wordt belemmerd.4
-
De beslissing en overwegingen over het informeren van ouders en melder worden geregistreerd.
Stap 4: Verzenden Verzending meldformulier binnen 14 dagen na de beslissing tot melding, naar 1 meldpunt bij de politie. 15
Stap 5: Ontvangen De contactfunctionaris van de politie ontvangt het meldformulier van BJZ/ AMK, registreert de melding en bevestigt de ontvangst van het formulier bij BJZ/ AMK.
Stap 6: Toetsen en wegen De contactfunctionaris van de politie beoordeelt/veredelt de melding, schakelt het OM in en neemt indien nodig contact op met BJZ/ AMK voor aanvullende informatie.
Stap 7: Beslissen Het OM beslist in overleg met de contactfunctionaris van de politie binnen een termijn van 14 dagen na ontvangst van de melding of: -
een opsporingsonderzoek wordt ingesteld.
-
aangifte door BJZ alsnog noodzakelijk is of kan worden volstaan met een aanvullende getuige verklaring) 16
De contactfunctionaris legt de beslissing vast in het bedrijfsprocessysteem politie.
Stap 8: Terugkoppelen (politie) De contactfunctionaris politie informeert de contactfunctionaris BJZ/ AMK mondeling en schriftelijk over de beslissing en vermeld daarbij de naam van de politiefunctionaris die het onderzoek zal uitvoeren.
Stap 9: Terugkoppelen (BJZ/ AMK) De contactfunctionaris BJZ/ AMK ontvangt de schriftelijke terugkoppeling en informeert de uitvoerend medewerker over de beslissing en de naam van de politie onderzoeker.
14 15 16
Over inhoud en moment van het informeren wordt vooraf afgestemd met de contactfunctionaris van de politie. Per regio worden hierover tussen BJZ en de politieregio’s afspraken gemaakt . Ten aanzien van de adresgegevens wordt het werkadres aangehouden.
Handelingsprotocol Vrouwelijke Genitale Verminking bij minderjarigen
34
BIJLAGE 6: Meldformulier Kindermishandeling Bureau Jeugdzorg - Politie Contactgegevens meldende instantie: BUREAU JEUGDZORG ……………………… Adres: Plaats: Dossiernummer BJZ: Datum en tijdstip melding bij Politie:
MELDFORMULIER KINDERMISHANDELING BUREAU JEUGDZORG - POLITIE. Gegevens medewerker/ster Achternaam Voornamen Functie
: : :
Gegevens minderjarige slachtoffer (s): Achternaam Voornamen Geboren Geboorteplaats/land Geslacht Nationaliteit Woonadres Postcode en plaats Telefoonnummer Burger Service nr.
: : : : : : : : : :
Gegevens ouder(s)/ verzorgers Voor- en achternaam vader : Geboortedatum : Geboorteplaats/land : Nationaliteit : Burgerlijke staat : Woonadres : Postcode en plaats : Telefoonnummer : Burger Service nr. :
Handelingsprotocol Vrouwelijke Genitale Verminking bij minderjarigen
35
Voor- en achternaam moeder : Geboortedatum : Geboorteplaats/land : Nationaliteit : Burgerlijke staat : Woonadres : Postcode en plaats : Telefoonnummer : Burger Service nr. : Naam verzorger Geboortedatum Geboorteplaats/land Nationaliteit Woonadres Postcode en plaats Telefoonnummer Burger Service nr.
: : : : : : :
:
Gegevens overige gezinsleden; Naam kind Geboortedatum Geboorteplaats/land Nationaliteit Woonadres Postcode en plaats Telefoonnummer Burger Service nr.
: : : : : : : :
Naam kind Geboortedatum Geboorteplaats/land Nationaliteit Woonadres Postcode en plaats Telefoonnummer Burger Service nr.
: : : : : : : : Nader informatie over de melding;
• •
•
Datum ontvangst melding bij BJZ/AMK: Aard kindermishandeling:
□ □ □ □
fysieke mishandeling seksueel misbruik verwaarlozing anders, nl:
Gegevens mbt de kindermishandeling: o Datum/ tijdstip (of periode) kindermishandeling:
Handelingsprotocol Vrouwelijke Genitale Verminking bij minderjarigen
36
o o
Plaats+ adres van het voorval : Getuige bekend:
□ □
ja nl: naam, adres en telefoonnummer getuige(n): relatie tot het slachtoffer :
□ □
broer
□
zus
klasgenoot
□ □
overig familielid nl.: anders, nl:
o
Naam vermoedelijke pleger:
o
Waaruit bestaat de kindermishandeling (geef korte omschrijving):
o
Korte omschrijving letsel ( indien van toepassing): is er documentatie (bv foto’s) beschikbaar :
□
ja □ nee gegevens behandeld arts (indien van toepassing) • naam: • adres: • telefoonnummer:
•
nee
Informatie uitwisseling: o Is de inhoud van de melding besproken
□ nee □ Ja, met: □ vader □
o
o
•
moeder
□
slachtoffer(s)
□
verzorger
□ anders nl:
Zijn ouders/verzorgers in kennis gesteld van de melding
□ Nee □ Ja nl: □
mondeling
□
schriftelijk
□ Telefonisch
Is/zijn slachtoffer(s) in kennis gesteld van de melding
□ Nee □ Ja nl: □ mondeling Overige: o Gesproken taal: o Overige relevante informatie:
□
schriftelijk
□ Telefonisch
Informatie afhandeling politie ( in te vullen door contactfunctionaris politie) 17 Datum ontvangst BJZ/AMK melding: Ontvangen door:
17
dit formulier binnen 5 dagen na het besluit inzenden aan Bureau Jeugdzorg ( zie voor adresgegevens
bovenzijde formulier)
Handelingsprotocol Vrouwelijke Genitale Verminking bij minderjarigen
37
Beslissing OM:
□ □ □
datum besluit: instellen opsporingsonderzoek • contactgegevens behandelend politiefunctionaris: niet instellen opsporingsonderzoek • nadere toelichting:
Handelingsprotocol Vrouwelijke Genitale Verminking bij minderjarigen
38
BIJLAGE 7: Werkinstructie JGZ: Verklaring tegen meisjesbesnijdenis
Handelingsprotocol Vrouwelijke Genitale Verminking bij minderjarigen
39
Handelingsprotocol Vrouwelijke Genitale Verminking bij minderjarigen
40
Handelingsprotocol Vrouwelijke Genitale Verminking bij minderjarigen
41
6. Bronnen Baeten, Paul (2009) Protocol van handelen Advies- en Meldpunten Kindermishandeling; bij vermoedens van kindermishandeling in relaties van afhankelijkheid en onvrijheid. MO groep Jeugdzorg, 2009. Exterkate, Marja (2013) Female Genital Mutilation in the Netherlands; Prevalence, incidence and determinants. Pharos, Januari 2013. Nienhuis, G., M. Hendriks en Z. Naleie (2008) Zware dingen moet je voorzichtig duwen. Achtergronden, gevolgen en aanpak meisjesbesnijdenis. Pharos, 2008 NVOG, AJN, KAMG, KNMG, KNOV, LHV, NHG, NVK, NVPC, NVU, NVVS, VVAK, Pharos (2010). Modelprotocol medische zorg voor vrouwen en meisjes met vrouwelijke genitale verminking (VGV), 2010. NVOG, AJN, KAMG, KNMG, KNOV, LHV, NHG, NVK, NVPC, NVU, NVVS, VVAK, Pharos. Versie Juni 2010. Pijpers, F.I.M., M. Exterkate en M. de Jager (2010) Standpunt Preventie van Vrouwelijke Genitale Verminking (VGV) door de Jeugdgezondheidszorg. Centrum Jeugdgezondheid (RIVM). RVZ (2005) Bestrijding vrouwelijke genitale verminking; beleidsadvies. Advies uitgebracht door de Commissie Bestrijding Vrouwelijke Genitale Verminking aan de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Raad voor de Volksgezondheid en Zorg, Zoetermeer, 2005. Vloeberghs, E., J. Knipscheer, A. van der Kwaak, Z. Naleie, M. van den Muijsenbergh (2010) Versluierde Pijn: een onderzoek naar psycho-sociale gevolgen van meisjesbesnijdenis. Pharos 2010 WADI (2010) Female genital mutilation in Iraqi-Kurdistan; an empirical study by Wadi, Wadi.2010. WHO (2008) Eliminating Female genital mutilation: an interagency statement. OHCHR, UNAIDS, UNDP, UNECA, UNESCO, UNFPA, UNHCR, UNICEF, UNIFEM, WHO, 2008
Handelingsprotocol Vrouwelijke Genitale Verminking bij minderjarigen
42
Arthur van Schendelstraat 620 Postbus 13318 3507 LH Utrecht Telefoon 030 234 98 00 E-mail
[email protected] www.pharos.nl
Geaccordeerd door Jeugdzorg Nederland