Universiteit Gent Faculteit Letteren en Wijsbegeerte Vakgroep Wijsbegeerte en Moraalwetenschap
Vrouwelijke genitale verminking een vergelijkende studie naar het wettelijke, politieke en preventieve beleid in Nederland en België
Verhandeling voorgedragen tot het behalen van de graad van licentiaat in de Moraalwetenschappen, optie: Morele Begeleiding
Promotor: Prof. Dr. Tom Claes Commissarissen: Els Leye en Sigrid Sterckx
Stien Steeno Academiejaar 2006-2007
De dag die ik nooit vergeten zal
Op een zondagavond riep mama me. Heel stilletjes zei ze: Dochter, kom „s. Ik ging naar „r toe. Opeens zei mama: Dochter, morgen is een belangrijke dag. Daar schrok ik flink van, maar ik mocht niets zeggen. ‟s Morgens werd ik op de grond gelegd en vastgehouden, drie vrouwen gingen op me zitten en kruisigden me. Ik huilde tot ik geen stem meer had. Ik zei alleen: Mama, waar ben je? En ‟t enige antwoord dat ik kreeg was: Stil, meid. De pijn die ik voelde, zal ik nooit meer vergeten. En ik wens ‟t mijn vriendinnen niet toe. Die nacht kon ik niet slapen. Ik zag ‟n oud vrouwtje met veel messen, dat maar bleef snijden. Ik gilde en mama kwam kijken of er iets was. Lieve ouders, heb ik dit nu echt verdiend? Ik vraag ‟t jullie allemaal: Verdien ik dit?
Uit: The Day I Will Never Forget
ii
Dankwoord
Ik zou graag enkele mensen willen bedanken die mij geholpen hebben bij deze verhandeling. In de eerste plaats wil ik Els Leye bedanken die mij veel informatie en inspiratie heeft gegeven, en die altijd klaar stond om mij te helpen, ook omdat ik van haar een interview mocht afnemen. Ik wil ook mijn promotor, Tom Claes bedanken.
Ik zou ook mijn vriend, Pieter, willen bedanken voor het nalezen van mijn verhandeling.
Tot slot zou ik mevrouw Fraiteur en mevrouw Diallo willen bedanken omdat ik van hen een interview mocht afnemen.
iii
1.
Inleiding ............................................................................................................................ 1
2.
Vrouwelijke genitale verminking ...................................................................................... 3 2.1. Terminologie .................................................................................................................. 3 2.2. Wat is vrouwelijke genitale verminking ........................................................................ 4 2.3. Gevolgen van vrouwelijke genitale verminking ............................................................ 9 2.4. Waar en bij wie komt vrouwelijke genitale verminking voor ...................................... 11 2.5. Wat is de herkomst van vrouwelijke genitale verminking ........................................... 12 2.6. Waarom wordt vrouwelijke genitale verminking uitgevoerd ...................................... 13 2.6.1. Traditionele en etnische overwegingen ................................................................. 13 2.6.2. Religieuze redenen ................................................................................................ 14 2.6.3. Hygiëne, esthetica en gezondheid ......................................................................... 14 2.6.4. Sociaal-culturele redenen voor vrouwen ............................................................... 15 2.6.5. Economische redenen ............................................................................................ 16 2.6.6. Gender-gerelateerde factoren ................................................................................ 16 2.6.7. Conclusie ............................................................................................................... 18
3.
Het wettelijke kader inzake vrouwelijke genitale verminking in Nederland en België .. 19 3.1. Inleiding ....................................................................................................................... 19 3.2. Het wettelijke kader in Nederland ................................................................................ 20 3.2.1. Inleiding ................................................................................................................ 20 3.2.2. De Grondwet voor het Koninkrijk der Nederlanden ............................................. 21 3.2.3. De wetgeving inzake vrouwelijke genitale verminking ........................................ 23 3.2.3.1. Wetboek van Strafrecht .................................................................................. 23 3.2.3.2. Burgerlijk Wetboek ........................................................................................ 26 3.2.3.3. Strafbaarstelling van personeel uit de gezondheidszorg ................................ 27 3.2.3.4. Wet op de jeugdhulpverlening ....................................................................... 27 3.2.3.5. Recht op asiel ................................................................................................. 28 3.2.3.6. Nood aan een specifieke strafbaarstelling? .................................................... 29 3.2.4. Conclusie ............................................................................................................... 35 3.3. Het wettelijk kader in België ........................................................................................ 37 3.3.1. Inleiding ................................................................................................................ 37
iv
3.3.2. De Belgische Grondwet ........................................................................................ 38 3.3.3. De wetgeving inzake vrouwelijke genitale verminking ........................................ 39 3.3.3.1. Strafwetboek ................................................................................................... 39 3.3.3.2. Wetboek van Strafvordering .......................................................................... 43 3.3.3.3. Jeugdbeschermingswet ................................................................................... 46 3.3.4. Conclusie ............................................................................................................... 47 3.4. Vergelijking wettelijk kader in Nederland en België ................................................... 49
4.
Het politieke beleid ......................................................................................................... 52 4.1. Inleiding ....................................................................................................................... 52 4.2. Het Nederlandse Beleid ................................................................................................ 53 4.2.1. Inleiding ................................................................................................................ 53 4.2.2. De jaren negentig .................................................................................................. 54 4.2.2.1. Onderzoek: 's Lands wijs 's lands eer? Vrouwenbesnijdenis en Somalische vrouwen in Nederland. .................................................................................... 54 4.2.2.2. Richtlijnen Inspectie Gezondheidszorg .......................................................... 56 4.2.2.3. Onderzoek: Geweld onder allochtonen .......................................................... 56 4.2.2.4. Specifieke strafbaarstelling? .......................................................................... 57 4.2.3. Vanaf 2000 ............................................................................................................ 58 4.2.3.1. Pharos ontvangt subsidies ............................................................................. 58 4.2.3.2. Advies aan Adviesraad Internationale Vraagstukken .................................... 58 4.2.3.3. Meerjarennota emancipatiebeleid................................................................... 59 4.2.3.4. Asielprocedure ............................................................................................... 60 4.2.3.5. Vragen gesteld door Dittrich .......................................................................... 62 4.2.3.6. Rapportage Integratiebeleid Etnische Minderheden ...................................... 62 4.2.3.7. Eis van de dubbele strafbaarheid? .................................................................. 63 4.2.3.8. Onderzoek: Strategieën ter voorkoming van besnijdenis bij meisjes. Inventarisatie en aanbevelingen. ..................................................................... 63 4.2.3.9. Mogelijkheid tot asiel ..................................................................................... 65 4.2.3.10. Rol GGD Nederland bij preventie en aanpak van vrouwelijke genitale verminking ................................................................................................... 66 4.2.3.11. Commissie Bestrijding van Genitale Verminking ....................................... 67 4.2.3.12. Afschaffing eis van de dubbele strafbaarheid .............................................. 68
v
4.2.3.13. Publicatie rapport Commissie Bestrijding van Genitale Verminking .......... 68 4.2.3.14. Signaalwijzer „meisjesbesnijdenis‟ leerkrachten.......................................... 73 4.2.3.15. Drie miljoen extra om vrouwelijke genitale verminking te bestrijden ......... 73 4.2.3.16. Subsidies aan 19 projecten ........................................................................... 75 4.2.3.17. Eerste jaarlijkse voortgangsrapportage vrouwelijke genitale verminking ... 76 4.2.4. Huidige lopende projecten .................................................................................... 78 4.2.5. Conclusie ............................................................................................................... 79 4.3. Het Belgische beleid ..................................................................................................... 81 4.3.1. Inleiding ................................................................................................................ 81 4.3.2. Het federale niveau................................................................................................ 82 4.3.2.1. De Belgische Kamer van Volksvertegenwoordigers ..................................... 82 4.3.2.2. De Senaat ........................................................................................................ 87 4.3.3. Het Vlaams Parlement ........................................................................................... 91 4.3.4. De Franse Gemeenschap ....................................................................................... 93 4.3.5. Het Waals Gewest ................................................................................................. 97 4.3.6. Het Brussels Hoofdstedelijke Gewest ................................................................... 97 4.3.7. De Duitstalige Gemeenschap ................................................................................ 99 4.3.8. Voornaamste vragen op een rijtje .......................................................................... 99 4.3.9. Nationaal Actieplan ............................................................................................... 99 4.3.9.1. Wie en wat ...................................................................................................... 99 4.3.9.2. Voorstellen Werkgroep ................................................................................ 100 4.3.9.3. Toekomst Nationaal Actieplan ..................................................................... 101 4.3.10. Conclusie ........................................................................................................... 104 4.4. Vergelijking politieke beleid in Nederland en België ................................................ 105
5.
De preventie inzake vrouwelijke genitale verminking .................................................. 106 5.1. De Nederlandse preventie .......................................................................................... 107 5.1.1. Inleiding .............................................................................................................. 107 5.1.2. De medische sector.............................................................................................. 108 5.1.2.1. Gynaecologen ............................................................................................... 108 5.1.2.2. Huisartsen ..................................................................................................... 112 5.1.2.3. Jeugdartsen en verpleegkundigen ................................................................. 114 5.1.3. Kenniscentra ........................................................................................................ 115
vi
5.1.3.1. Pharos ........................................................................................................... 115 5.1.3.1.1. Pharos als landelijk kenniscentrum ........................................................... 115 5.1.3.1.2. Wat doet Pharos inzake vrouwelijke genitale verminking ........................ 116 5.1.4. Conclusie ............................................................................................................. 120 5.2. De Belgische preventie............................................................................................... 122 5.2.1. Inleiding .............................................................................................................. 122 5.2.2. Medische sector ................................................................................................... 123 5.2.2.1. Technisch-medische handleiding ................................................................. 123 5.2.2.2. Gynaecologen ............................................................................................... 124 5.2.3. G.A.M.S. ............................................................................................................. 127 5.2.4. Conclusie ............................................................................................................. 132 5.3. Vergelijking preventieve beleid in Nederland en België ........................................... 134
6.
Algemeen besluit ........................................................................................................... 135
7.
Bijlagen ......................................................................................................................... 143 Bijlage 1: Termen om vrouwelijke genitale verminking te beschrijven ........................... 143 Bijlage 2: Wetboek van Strafrecht: Titel XX. Mishandeling ............................................ 145 Bijlage 3: Wetboek van Strafrecht: Titel V. Deelneming aan strafbare feiten (artikel 47 en 48) .............................................................................................. 148 Bijlage 4: Wetboek van Strafrecht: Titel V. Deelneming aan strafbare feiten (artikel 49) ........................................................................................................ 149 Bijlage 5: Wetboek van Strafrecht: Artikel 436 lid 1........................................................ 150 Bijlage 6: Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg: Titel X. Strafbepalingen ................................................................................... 151 Bijlage 7: Strafwetboek: Artikel 409 ................................................................................ 152 Bijlage 8: Wetboek van Strafvordering: Artikels 372, 374, 375, 376, 377 ....................... 153 Bijlage 9: Wetboek van Strafvordering: Artikels 92-101, 190bis en 327 bis ................... 163 Bijlage 10: Toetsingcriteria om een vermoeden van vrouwelijke genitale verminking te melden aan het AMK ................................................................................ 167
vii
8.
Interviews ...................................................................................................................... 168 8.1. Interview met mevrouw Leye .................................................................................... 168 8.2. Inteview met mevrouw Fraiteur ................................................................................. 183 8.3. Interview met mevrouw Diallo .................................................................................. 202
9.
Bibliografie.................................................................................................................... 204
viii
Lijst van illustraties
1.
Verschillende types van vrouwelijke genitale verminking
p. 6
2.
Geografische spreiding van vrouwelijke genitale verminking
p. 11
3.
Vrouwelijke bevolking met vrouwelijke genitale verminking of die het risico loopt op vrouwelijke genitale verminking in België
p. 83
4.
Missie G.A.M.S.
p. 127
5.
Termen om vrouwelijke genitale verminking te beschrijven
p. 143
ix
1. Inleiding Het doel van deze verhandeling is niet om de internationale problematiek inzake vrouwelijke genitale verminking bloot te leggen, maar wel de huidige situatie in Nederland en België. Door de migrantenstroom zijn er zich tijdens de jaren negentig in Nederland en België minderheidsgroepen komen vestigen die vrouwelijke genitale verminking praktiseren. Door deze verhandeling te schrijven, wilde ik meer te weten komen over deze problematiek, en voornamelijk nagaan welke politieke initiatieven er genomen worden om vrouwelijke genitale verminking te bestrijden en te voorkomen. Mijn interesse voor dit thema werd opgewekt na het zien van de documentaire „The Day I Will Never Forget‟. Na het zien van deze beelden was ik diep geraakt door deze praktijk, ik had er wel eens van gehoord, maar nooit werd ik zo geconfronteerd door een documentaire. Vanaf toen wilde ik weten of deze praktijk ook in België en Nederland plaats vond, dit omdat ik vanuit een idealistisch gedachtegoed de idee had dat deze problematiek moet bestreden worden. Daarom dat ik in deze verhandeling zo concreet mogelijk wil blijven, en mij minder baseer op de ethische inslag rond deze praktijk. Dit puur om te kijken wat er hier in België en Nederland letterlijk nog kan verbeterd worden rondom wetgeving, politiek en hulpverlening, om hopelijk ooit actief deze problematiek mee te kunnen bestrijden. De vraagstelling die centraal zal staan in deze verhandeling is welke strijd het politieke beleid in Nederland en België voert tegen vrouwelijke genitale verminking. Om een zo goed mogelijk beeld te krijgen van de situatie in Nederland en België vond ik het nodig om enkele terreinen uit te spitten. Zo kan je in het tweede hoofdstuk lezen wat vrouwelijke genitale verminking juist inhoudt, bijvoorbeeld waarom ik het gebruik van de term vrouwelijke genitale verminking prefereer, en niet vrouwen- of meisjesbesnijdenis. Wat vrouwelijke genitale verminking is, wat de gevolgen zijn, hoe het ontstaan is, waar en hoe vaak het voorkomt, en waarom meisjes of vrouwen dit moeten ondergaan. Dit hoofdstuk kan je als een grote inleiding beschouwen, omdat ik met dit hoofdstuk wilde uitleggen wat vrouwelijke genitale verminking is, zodat ieder zich een „correct‟ beeld van deze verminking kan voorstellen. In het derde hoofdstuk zal ik het wettelijk kader van Nederland en België inzake vrouwelijke genitale verminking schetsen. Zo zal ik de grondwet, de strafwettelijke bepalingen, en de politieke discussies omtrent enkele wetgevingen nader bekijken, om tot slot de wetgeving van Nederland en België aan een vergelijking te onderwerpen.
1
In het vierde hoofdstuk zal ik een geschiedenisschets geven van de politieke maatregelen die Nederland en België reeds ondernomen hebben om zo te kijken welk beleid deze landen voeren, met name een eerder preventief of eerder een repressief beleid. Ook zal ik hier een vergelijking maken tussen het politieke beleid van deze buurlanden. In het laatste hoofdstuk wil ik nagaan hoe het politieke beleid zich weerspiegelt in de hulpverlening. Zo zal ik bekijken welke hulpmiddelen de medische sector aangereikt krijgt, en zal ik voor Nederland het Pharos, kenniscentrum voor vluchtelingen en gezondheid, en voor België de G.A.M.S. (Groepering die zich inzet voor de Afschaffing van Seksuele Verminkingen bij Vrouwen) nader behandelen. Om tot slot te eindigen met een vergelijking tussen beide landen op het gebied van de hulpverlening.
2
2. Vrouwelijke genitale verminking 2.1. Terminologie Vooraleer ik begin met uitleggen wat vrouwelijke genitale verminking juist inhoudt, wil ik eerst even stilstaan bij het woord „vrouwelijke genitale verminking‟, en waarom ik dit woordgebruik hanteer. Ik zal in deze verhandeling de term „vrouwelijke genitale verminking‟ gebruiken, vermits ik me hiermee aansluit bij het huidige internationale gebruik van de World Health Organization (WHO), namelijk Female Genital Mutilation (FGM), maar naast deze term zijn er ook andere termen in omloop. (zie bijlage 1) In mijn interview met mevrouw Leye1 vertelde ze mij dat er een opkomende trend is om in plaats van FGM (Female Genital Mutilation) te gebruiken (wat de WHO nog steeds doet), FGM/C te gebruiken, wat Unicef gelanceerd heeft. Deze afkorting staat voor Female Genital Mutilation/Cutting, met deze bewoording zou men beide culturen beter respecteren, zegt mevrouw Leye. Mutilation zou dan staan voor de activisten, terwijl cutting een meer „neutralere‟ term zou zijn. Zoals eerder gezegd, staat de WHO nog steeds achter FGM de term mutilatie verwijst duidelijk naar het feit dat het een schending is van de mensenrechten en dat het een vorm van geweld tegen vrouwen is. Volgens mevrouw Leye bestaat het gevaar dat men de cultuur zou bagatelliseren door over cutting te spreken. Zo is het mogelijk dat bijvoorbeeld soenna wordt uitgesloten, omdat dit geen cutting is, maar een prikje. Er wordt soms vermeld dat mutilatie een Westerse term zou zijn, maar er zijn voldoende Afrikanen die tegen het gebruik van cutting zijn, zegt mevrouw Leye. In deze verhandeling zal ik soms vrouwenbesnijdenis of meisjesbesnijdenis schrijven. Dit moet dan in de context bekeken worden, namelijk als ik verwijs naar uitspraken van deze vrouwen, bijvoorbeeld een parafrase van een documentaire. Of wanneer ik parafraseer uit teksten waar de term „meisjes- of vrouwenbesnijdenis‟ gehanteerd wordt. Ik denk dat het belangrijk is om te kijken wanneer het woord „verminking‟ wordt gebruikt en wanneer „besnijdenis‟, vermits wij dit gebruik als schending van de mensenrechten kunnen aanschouwen en het daarom ook „verminking‟ noemen. Toch zien deze vrouwen dit niet als verminking, en daarom ben ik er voorstander van om over meisjesbesnijdenis of
1
Zie interview met mevrouw Leye.
3
vrouwenbesnijdenis te spreken als ik het over de leefwereld van deze vrouwen en meisjes heb.
2.2. Wat is vrouwelijke genitale verminking De World Health Organization (WHO) definieert vrouwelijke genitale verminking als:
Het deels of compleet verwijderen van het vrouwelijke geslachtsdeel alsmede elke verwonding aan het vrouwelijke geslachtsdeel voor culturele, religieuze of andere niettherapeutische redenen.2
Vrouwelijke genitale verminking is een verzamelterm voor de verschillende soorten operaties die bij meisjes en vrouwen op verschillende leeftijd (als baby, kind, voor en tijdens de puberteit, met of zonder initiatierite, tijdens de zevende maand van de eerste zwangerschap of na de geboorte van het eerste kind) worden toegepast.3 Vrouwelijke genitale verminking kan onderscheiden worden in verschillende types, afhankelijk van de bron zal je een andere indeling van deze types bekomen. Voor de classificatie van vrouwelijke genitale verminking heb ik mij gebaseerd op de classificatie van de WHO. De WHO erkent namelijk vier types van vrouwelijke genitale verminking:
Type 1: Excisie van de voorhuid, met of zonder gedeeltelijke of gehele excisie van de clitoris Type 2: Excisie van de clitoris met gedeeltelijke of gehele excisie van de labia minora4 Type 3: Excisie van de volledige genitaliën en het dichtnaaien of vernauwen van de vagina. (Infibulatie of Faraonische besnijdenis) Type 4: Het prikken, snijden of piercen van de clitoris en/of labia, het uittrekken van de clitoris en/of labia, inbrengen van corroderende substanties of kruiden etc.5
2
A. Van der Kwaak en C. Keizer, Van verzwegen pijn naar stil verdriet. Visies op vrouwenbesnijdenis en verandering, Dienst Communicatie Wetenschapswinkel, Amsterdam, 2004, p.12. 3 A. Van der Kwaak en C. Keizer, Van verzwegen pijn naar stil verdriet. Visies op vrouwenbesnijdenis en verandering, p.13. 4 De labia minora zijn de binnenste of kleine schaamlippen.
4
Type 1 wordt ook wel clitoridectomie genoemd. De tweede vorm, excisie, kent meerdere varianten. De gehele clitoris wordt weggesneden met eventueel de kleine schaamlippen of zelfs een deel van de grote schaamlippen. Deze vorm komt het meeste voor, en wordt toegepast in tachtig procent van de gevallen. De derde, en ergste vorm, is infibulatie waar alle uiterlijke geslachtsorganen worden weggesneden en vervolgens de resterende schaamlippen aaneengehecht worden. Zo blijft er nog slechts een kleine opening over (vaak kleiner dan 1 centimeter)6 voor het menstruatiebloed en urine. Deze vorm wordt in vijftien procent van de gevallen toegepast, en vooral in Somalië wordt deze ergste vorm, die eveneens vele varianten kent, toegepast.7 De laatste vorm tot slot is deze van de niet geclassificeerde types 8. Wanneer er corroderende substanties worden ingebracht (wat niet altijd gebeurd) wordt dit gedaan om bloedingen in de vagina te veroorzaken of om de vagina te vernauwen. Bij deze laatste vorm behoren ook alle andere vormen van verminking om culturele redenen of niet-therapeutische redenen.9 Momenteel is de WHO in samenwerking met andere UN organisaties deze classificatie aan het herzien om er een vijfde type bij te voegen, namelijk deze van de symbolische prik, dit wil zeggen dat er een klein prikje in de clitoris wordt gegeven om zo een beetje bloed te laten vrijkomen.10 De verminking kan uitgevoerd worden met verscheidene instrumenten (die vaak niet schoongemaakt worden, en dus erg onhygiënisch zijn, waardoor ziektes als HIV en AIDS makkelijk kunnen doorgegeven worden), meestal wordt er een schaar gebruikt, maar dit kan ook gebeuren door middel van een scheermesje, een mes, een stuk glas, … 11
5
A. Van der Kwaak en C. Keizer, Van verzwegen pijn naar stil verdriet. Visies op vrouwenbesnijdenis en verandering, p.12-13. 6 A. Van der Kwaak en C. Keizer, Van verzwegen pijn naar stil verdriet. Visies op vrouwenbesnijdenis en verandering, p.122. 7 G. Van Geertruyen, Vrouwelijke genitale verminking: socio-culturele context (online), http://cas1.elis.rug.ac.be/avrug/vrouwel1.htm (25 april 2007). 8 E. Leye et al., Vrouwenbesnijdenis in Europa. Enkele knelpunten in de aanpak van de gezondheidszorg, wetgeving en preventie, in Eigen emancipatie eerst? Over de rechten en representatie van vrouwen in een multiculturele samenleving, uitgegeven door G. Coene en C. Longman, Academia Press, Gent, 2005, p.56. 9 E. Leye et al., Vrouwenbesnijdenis in Europa. Enkele knelpunten in de aanpak van de gezondheidszorg, wetgeving en preventie, p.56. 10 E. Leye et al., Female genital mutilation : Knowledge, attitudes and practices of Flemish gynaecologists, p.4, Manuscript. Ik wil mevrouw Leye bedanken omdat ik haar onderzoek mocht gebruiken in mijn verhandeling, vermits dit onderzoek nog niet gepubliceerd is. 11 Verslag 2e Bijeenkomst Platform en Klankbordgroep Vrouwenbesnijdenis op 6 oktober 2000 Pharos Utrecht (online), http://www.meisjesbesnijdenis.nl/beleid2.html (12 mei 2007).
5
Hieronder vind je vier foto‟s12, de eerste zijn ongewijzigde vrouwelijke geslachtsdelen, op de tweede wordt een clitoridectomie afgebeeld, op de derde een excisie, en op de laatste een faraonische besnijdenis.
Foto 1
Foto 2
Foto 3
Foto 4
12
I. Vermaat, Besnijdenis bij vrouwen: verschillende types (online), http://www.notebooks.morgainelefaye.net/mt/grayarea/circumcision/archives/categories/02_types_van_besnijdenis/index (12 mei 2007).
6
Andere belangrijke termen zijn defibulatie en reïnfibulatie. Defibulatie betekent dat de kleine opening die tot stand kwam door een infibulatie groter wordt gemaakt, dit gebeurt voornamelijk voor het huwelijk en voor de bevalling. Het komt er op neer dat de vergroeiing tussen beide schaamlippen gekliefd wordt.13 Bij een reïnfibulatie worden de resterende schaamlippen weder aan elkaar gehecht wat vooral plaats vindt na een bevalling.14 15 Deze
verminkingen
worden
het
vaakst
uitgevoerd
door
werkers
in
de
gezondheidszorg. Omdat de meesten van hen werkeloos zijn, is vrouwenbesnijdenis voor hen een manier om in het levensonderhoud te voorzien. Op de tweede plaats wordt vrouwenbesnijdenis uitgevoerd door vroedvrouwen, gevolgd door traditionele genezers, en tenslotte door artsen.16 De documentaire „Besneden‟17 (The Day I Will Never Forget) van Kim Longinotto, die werd bekroond met de Canvasprijs 2003 voor de beste documentaire, speelt zich af in Kenia waar onder de Somalische gemeenschap de ergste vorm van vrouwelijke genitale verminking plaats grijpt. In Kenia is vrouwelijke genitale verminking bij wet verboden, maar deze wet wordt zelden toegepast. In deze documentaire praten deze vrouwen openlijk over vrouwenbesnijdenis, en er komt zelfs een scène in voor waar een meisje gefilmd wordt terwijl ze haar besnijden. In de film legt een snijdster uit hoe ze te werk gaat:
Als het meisje besneden wordt, mag het niet huilen of gillen, ze moet dapper zijn. Er zijn verschillende manieren om besneden te worden, maar de meest gangbare is de volgende: de clitoris wordt blootgelegd, ze nemen de huid vast en trekken ze naar beneden. De twee delen waartussen de clitoris ligt, nemen ze bij de randen vast en ze snijden het voorste gedeelte eraf. Ze gaan niet helemaal tot beneden, want dan zou het te erg bloeden. Als het eraf gesneden is, leg je de twee delen samen en je hecht de twee flapjes aan elkaar. Je trekt de draad door de twee delen heen en nog eens op en neer tot de vier hechtingen klaar zijn. Na de besnijdenis worden de benen samengebonden en omwikkeld met een touw tot aan de tenen. Als het meisje moet plassen, moet ze op zichzelf plassen, wat een brandend gevoel veroorzaakt, en om dit te verminderen blazen enkele vrouwen
13
A. Van der Kwaak en C. Keizer, Van verzwegen pijn naar stil verdriet. Visies op vrouwenbesnijdenis en verandering, p.124. 14 Wat is meisjesbesnijdenis? (online), http://www.meisjesbesnijdenis.nl/wat.html (12 mei 2007). 15 Vrouwelijke genitale verminking (online), http://www.aivl.be/Media/Vrouwelijke_Genitale_Verminking_april03.pdf (12 mei 2007). 16 Verslag 2e Bijeenkomst Platform en Klankbordgroep Vrouwenbesnijdenis op 6 oktober 2000 Pharos Utrecht (online), http://www.meisjesbesnijdenis.nl/beleid2.html (12 mei 2007). 17 Kim Longinotto, The Day I Will Never Forget, England, 2002, 92 minutes, Color.
7
rond de schaamstreek.18 Als het meisje trouwt, maakt haar man haar vagina open, wat voor complicaties kan zorgen. De man doet het liever zelf dan dat zijn vrouw opgenomen wordt in het ziekenhuis, waar het veiliger en hygiënischer kan plaats vinden. De reden hiervoor is dat de man vreest uitgelachen te worden door zijn vriendenkring. De vrouw zelf kan hier niet over beslissen, vermits in hun godsdienst de man de beslissingen neemt, de vrouw heeft geen enkele vorm van inspraak.19
In de documentaire zien we op een bepaald moment een discussie tussen verschillende besneden vrouwen. Uit deze discussie komen de argumenten voor en tegen vrouwelijke genitale verminking aan bod. De pro-argumenten zijn ten eerste omdat het tot de Somalische traditie en cultuur behoort. Omdat deze vrouwen ooit besneden werden, zullen zij daarom ook hun dochters besnijden. Hetgeen zij hebben meegemaakt, moeten hun dochters ook doorstaan. Ten tweede omdat een besneden vrouw netjes en beleefd is in tegenstelling tot een nietbesneden vrouw. Vermits de vagina bij niet-besneden vrouwen nooit schoon kan zijn, dit omdat er „hoekjes en spleetjes‟20 zijn waar vuil in kan zitten. Tot slot halen ze aan dat een vrouw moet besneden worden omdat ze anders promiscue zou zijn. De argumenten tegen vrouwelijke genitale verminking luiden als volgt: ten eerste omdat een meisje tijdens de besnijdenis kan doodbloeden, en omdat vrouwelijke genitale verminking het risico op sterven tijdens de zwangerschap verhoogt. Ten tweede zegt een vrouw dat besnijdenis niet kan, ze haalt er niet echt een reden voor aan, maar ze vermeldt wel dat God de snijdsters zal straffen op de Dag des Oordeels. Deze documentaire laat je kennis maken met deze problematiek, en brengt beide verhalen (zowel voor- als tegenstanders) aan bod, waardoor deze film een perfecte kennismaking vormt voor het thema vrouwelijke genitale verminking.
18
Deze methode wordt door een „daadster‟ beschreven in de documentaire. Kim Longinotto, The Day I Will Never Forget. 20 Woordgebruik door een van de dames uit de film „The Day I Will Never Forget‟. 19
8
2.3. Gevolgen van vrouwelijke genitale verminking Omdat deze zware operatie vaak in onhygiënische omstandigheden gebeurt, kan ze pijn, shock, bloedingen en chronische infecties veroorzaken. Hetzelfde instrument21 wordt, zonder sterilisatie, bij verschillende meisjes gebruikt, waardoor HIV en andere besmettelijke ziekten kunnen verspreid worden. Bij een excisie zijn de mogelijke gevolgen: chronische infecties, abcessen, en kleine goedaardige zenuwtumoren die extreme pijn en ongemak kunnen veroorzaken. Bij een infibulatie kunnen de gevolgen een ernstigere vorm aannemen, namelijk chronische infecties van de urinewegen, stenen in de blaas en het urinekanaal, schade aan de nieren, infecties van de reproductieve kanalen ten gevolge van obstructie van de menstruatie, infecties aan het bekken en onvruchtbaarheid.22 Bij besneden vrouwen kan de eerste geslachtsgemeenschap moeilijkheden opleveren, zo is deze daad, na infibulatie, enkel mogelijk na geleidelijke en pijnlijke verwijding van de kleine opening. Sommige vrouwen kunnen ernstig beschadigd worden door het onkundig snijden door hun echtgenoot. Nog een bijkomend probleem is dat door deze blijvende schade aan de genitaliën de kans op HIV-besmetting tijdens de geslachtsgemeenschap kan verhoogd worden. Tijdens de bevalling kan het voorkomen dat bij vrouwen die een excisie hebben ondergaan, het bestaande littekenweefsel scheurt. Bij vrouwen die infibulatie ondergingen, en waarbij nog slechts een kleine opening overblijft, moet deze kleine opening terug groter gemaakt worden opdat de baby zou kunnen geboren worden, daarna vindt er vaak een reïnfibulatie plaats, door het steeds open maken en dicht naaien van de genitaliën bij elke bevalling kan er een taai littekenweefsel ontstaan.23 Het is echter moeilijk om gegevens te verzamelen ten gevolge van vrouwelijke genitale verminking, vermits er een geheimhouding en bescherming rond deze praktijk hangt. Als een besneden vrouw bepaalde medische problemen aankaart, zullen deze problemen niet gelinkt worden aan de besnijdenis, maar worden deze eerder als normaal beschouwd, als
21
Als instrument wordt meestal een schaar gebruikt (72,14%), of een scheermesje (14,11%), een mes (10,18%), of iets anders (3,57%). Verslag 2e Bijeenkomst Platform en Klankbordgroep Vrouwenbesnijdenis op 6 oktober 2000 Pharos Utrecht (online), http://www.meisjesbesnijdenis.nl/beleid2.html (12 mei 2007). 22 Vrouwelijke genitale verminking (online), http://www.aivl.be/Media/Vrouwelijke_Genitale_Verminking_april03.pdf (12 mei 2007). 23 Vrouwelijke genitale verminking (online), http://www.aivl.be/Media/Vrouwelijke_Genitale_Verminking_april03.pdf (12 mei 2007).
9
typische „vrouwenkwalen‟, omdat zij het niet anders kennen dat een vrouw deze problemen heeft. De seksualiteitsbeleving is een hele beproeving voor de vrouw, zij ervaart dit meestal als extreem pijnlijk, het is tevens gevaarlijk wanneer de vrouw moet opengesneden worden om te kunnen vrijen met haar man. Het is vaak zo dat de man zijn vrouw zelf wil opensnijden, dit omdat indien hij zijn vrouw moet laten opnemen in het ziekenhuis alwaar ze in hygiënische en veilige omstandigheden op een minder pijnlijke manier een defibulatie kan laten uitvoeren, de man door zijn omgeving zal uitgelachen worden. In die cultuur is het aan de man om zijn vrouw „letterlijk‟ te openen. Het genot van de vrouw wordt sterk verminderd, naast het feit dat het extreem pijnlijk kan zijn, vermits de clitoris weggesneden is, en dit kleine orgaan belangrijk is voor het ervaren van het seksuele genot en het orgasme. De psychologische gevolgen van vrouwelijke genitale verminking zijn moeilijker te onderzoeken, enerzijds voelen vrouwen zich aanvaard door hun samenleving, omdat ze de tradities van de cultuur naleeft, terwijl een niet-besneden vrouw psychologische problemen kan ondervinden omdat zij verworpen wordt door haar samenleving. Maar een vrouw die vrouwelijke genitale verminking onderging, lijdt ook aan negatieve (op lange termijn hebben ze waarschijnlijk een negatieve invloed) psychologische gevoelens, zoals: gevoelens van angst, verschrikking, vernedering en verraad, …24
24
Vrouwelijke genitale verminking (online), http://www.aivl.be/Media/Vrouwelijke_Genitale_Verminking_april03.pdf (12 mei 2007).
10
2.4. Waar en bij wie komt vrouwelijke genitale verminking voor Vrouwelijke genitale verminking, zoals eerder vermeld in de inleiding, komt voor in 28 Afrikaanse landen (zie kaart25), Azië en het Nabije Oosten en treft meer dan tachtig miljoen26 meisjes en vrouwen ter wereld.27 In Djibouti, Eritrea, Ethiopië, Mali, Soedan en Somalië worden (meer dan) vijfenzeventig procent van de meisjes besneden.
25
I. Vermaat, Geografische spreiding besneden vrouwen in Afrika (online), http://www.notebooks.morgainelefaye.net/mt/grayarea/circumcision/archives/categories/05_geografische_spreiding_besneden_vrouwen_in_afri ka/index (12 mei 2007). 26 Dit cijfer is erg afhankelijk van de bron. 27 Focal Point meisjesbesnijdenis (online), http://%20www.meisjesbesnijdenis.nl/PH%20focal%20point.pdf (12 mei 2007).
11
Over cijfers in Azië en het Nabije Oosten is weinig bekend, wel wordt er bericht dat vrouwelijke genitale verminking zou voorkomen in Indonesië, Sri Lanka en Maleisië. In India is er een kleine moslimsekte, Daudi Bohra, die clitoridectomie uitvoert. In het Nabije Oosten zou vrouwelijke genitale verminking ook vaak voorkomen, vooral in landen als Egypte (meer dan negentig procent), Oman, Jemen en de Verenigde Arabische Emiraten. Tenslotte zou er bij sommige inheemse groepen in Midden en Zuid – Amerika ook vrouwelijke genitale verminking worden uitgevoerd.28 Tot in de jaren vijftig werd clitoridectomie als een medische ingreep toegepast in delen van West-Europa en Amerika bij „vrouwenziekten‟ zoals epilepsie, melancholie, nymfomanie, hysterische klachten, masturbatie, lesbianisme, …29 30 Vrouwelijke genitale verminking vindt meestal plaats bij jonge meisjes voor de eerste menstruatie, de leeftijd verschilt van land tot land, maar algemeen kan men stellen dat meisjes tussen de leeftijd van acht tot veertien worden besneden. Deze besnijdenis vindt vaak plaats in de schoolvakanties zodat de meisjes kunnen „herstellen‟.31
2.5. Wat is de herkomst van vrouwelijke genitale verminking De herkomst van vrouwelijke genitale verminking is niet duidelijk, verscheidene onderzoekers en publicaties spreken elkaar tegen. Volgens de een zou het een pre-christelijk en pre-islamitisch gebruik zijn. De verspreiding zou via handelsroutes vanuit Egypte naar Afrika en Azië hebben plaatsgevonden. Het gebruik wordt niet enkel bij Moslims, maar tevens ook bij Christenen, Joden, en uiteenlopende inheemse Afrikaanse religies toegepast. 32 Anderen zeggen dat het zijn intrede zou gekend hebben in sommige delen van Afrika met de opkomst van de Islam. Tot slot zegt Efua Dorkenoo33 dat het binnen etnische groepen in Zwart-Afrika onafhankelijk zou ontstaan zijn als onderdeel van de puberteitsrite.34 28
Vrouwelijke genitale verminking (online), http://www.aivl.be/Media/Vrouwelijke_Genitale_Verminking_april03.pdf (12 mei 2007). 29 Focal Point meisjesbesnijdenis (online), http://%20www.meisjesbesnijdenis.nl/PH%20focal%20point.pdf (12 mei 2007). 30 Vrouwelijke genitale verminking (online), http://www.aivl.be/Media/Vrouwelijke_Genitale_Verminking_april03.pdf (12 mei 2007). 31 Vrouwelijke genitale verminking (online), http://www.aivl.be/Media/Vrouwelijke_Genitale_Verminking_april03.pdf (12 mei 2007). 32 Focal Point meisjesbesnijdenis (online), http://%20www.meisjesbesnijdenis.nl/PH%20focal%20point.pdf (12 mei 2007). 33 Efua Dorkenoo is het meest bekend voor haar boek „Cutting the rose – Female genital mutilation: the practice and its prevention‟. Zij is een Ghanese strijdster tegen vrouwelijke genitale verminking, en een van de stichters
12
2.6. Waarom wordt vrouwelijke genitale verminking uitgevoerd Om deze vraag zo correct mogelijk te beantwoorden, moet er een onderscheid gemaakt worden tussen verschillende redenen, namelijk: traditionele en etnische overwegingen; religieuze redenen; hygiëne, esthetica en gezondheid; sociaal-culturele redenen voor vrouwen; economische redenen; en gender-gerelateerde factoren.35
2.6.1. Traditionele en etnische overwegingen
Dit is de meest opgegeven reden voor vrouwelijke genitale verminking. Men rechtvaardigt het gebruik door te stellen dat de goden of de voorouders het zo willen dat alle vrouwen besneden worden. Vrouwelijke genitale verminking wordt aanzien als een ritueel dat de banden binnen de gemeenschap versterkt. Indien een niet-verminkte vrouw wenst te trouwen met een man uit een etnische groep waar vrouwelijke genitale verminking wel gebruikelijk is, kan deze vrouw gedwongen worden om zich te laten besnijden, omdat zij anders geen volwaardig lid van deze nieuwe groep kan worden. Bij migranten in bijvoorbeeld België en Nederland wordt vrouwelijke genitale verminking toegepast om de eigen traditie in stand te houden, of om hun dochter tegen promiscuïteit te beschermen in een maatschappij zonder seksuele remmingen.36
en tevens de directeur van FORWARD, wat staat voor Foundation for Women‟s Health, Research and Development. Forward is een NGO gelegen in Londen die de gezondheid van Afrikaanse vrouwen en kinderen wil verbeteren. FORWARD, Foundation for Women‟s Health, Research and Development (online), http://www.spinifexpress.com.au/kadi/forward.htm (12 mei 2007). 34 E. Leye et al., Vrouwenbesnijdenis in Europa. Enkele knelpunten in de aanpak van de gezondheidszorg, wetgeving en preventie, p.56. 35 Vrouwelijke genitale verminking (online), http://www.aivl.be/Media/Vrouwelijke_Genitale_Verminking_april03.pdf (12 mei 2007). 36 Vrouwelijke genitale verminking (online), http://www.aivl.be/Media/Vrouwelijke_Genitale_Verminking_april03.pdf (12 mei 2007).
13
2.6.2. Religieuze redenen
Het is een misverstand dat de Koran meisjesbesnijdenis als een religieuze plicht heeft voorgeschreven. De moslims die deze praktijk beoefenen, verdedigen zich nochtans met dit argument.37 Er is steeds discussie geweest tussen voor- en tegenstanders of de praktijk van vrouwelijke genitale verminking voorkwam in een Islamitische tekst, maar heden ten dage heerst er een consensus dat er geen enkele vers of tekst in de Islamitische geschriften is terug te vinden die er op wijst dat de Islam voor vrouwelijke genitale verminking is. Tevens voert tachtig procent van de moslims geen meisjesbesnijdenissen uit, en komt vrouwelijke genitale verminking voor bij zowel Joden, Moslims, Christenen als bij animisten, maar geen enkel geloof schrijft deze praktijk voor.38 Toch komen er bij moslimvrouwen meer besnijdenissen voor dan bijvoorbeeld bij Christelijke vrouwen. Dit ligt enerzijds aan het feit dat vrouwen vaak geen toegang hebben tot de Koran, of analfabeet zijn. Anderzijds zijn er de religieuze leiders binnen deze Afrikaanse gemeenschappen die zich niet openlijk verzetten tegen deze praktijk, en vermits zij een hoog aanzien hebben, kan deze praktijk verder blijven leven. Er zijn wel preventiecampagnes die zich richten op deze religieuze leiders om samen met hen de strijd tegen vrouwelijke genitale verminking aan te gaan.39
2.6.3. Hygiëne, esthetica en gezondheid
In sommige Afrikaanse landen denkt men (Egypte, Soedan, Ethiopië, en Somalië) dat de uitwendige vrouwelijke genitaliën onrein zijn, en daarom verwijderd moeten worden.40 Andere woorden die zij gebruiken voor vrouwelijke genitale verminking zijn bijvoorbeeld reiniging en zuivering. De reden waarom vrouwelijke genitale verminking nog wordt uitgeoefend, is omdat sommigen denken dat deze praktijk de vruchtbaarheid verhoogt of onvruchtbaarheid geneest
37
Vrouwelijke genitale verminking (online), http://www.aivl.be/Media/Vrouwelijke_Genitale_Verminking_april03.pdf (12 mei 2007). 38 Vrouwelijke genitale verminking (online), http://www.aivl.be/Media/Vrouwelijke_Genitale_Verminking_april03.pdf (12 mei 2007). 39 E. Leye et al., Vrouwenbesnijdenis in Europa. Enkele knelpunten in de aanpak van de gezondheidszorg, wetgeving en preventie, p.57. 40 E. Leye et al., Vrouwenbesnijdenis in Europa. Enkele knelpunten in de aanpak van de gezondheidszorg, wetgeving en preventie, p.57.
14
en in extreme gevallen gelooft men dat een vrouw die niet verminkt is niet zwanger kan worden. Sommige culturen geloven dat indien de clitoris niet verwijderd wordt dit een baby kan doden tijdens de geboorte en sommigen zien vrouwelijke genitale verminking als een middel om kinderziekten te genezen. Culturen waar infibulatie wordt beoefend, denken soms dat dit voorkomt dat de baarmoeder uit het lichaam zou vallen.41
2.6.4. Sociaal-culturele redenen voor vrouwen
Vrouwelijke genitale verminking wordt aanzien als voorwaarde om als een volwaardige vrouw aanvaard te worden en te kunnen deelnemen aan alle aspecten van het maatschappelijk leven. Deze praktijk zou hen helpen om hun verantwoordelijkheid als volwassen vrouwen te kunnen opnemen en maakt ook vaak deel uit van een initiatierite. Het is voor een vrouw bijna onmogelijk om te huwen indien zij niet genitaal verminkt is, omdat ze zo „onrein‟ zou zijn, waardoor ze geen deel van de maatschappij kan uitmaken. Indien de vrouw niet zou kunnen huwen, heeft dit ernstige gevolgen voor haar, vermits het huwelijk de enige rol is die de vrouw kan „beoefenen‟, omdat zij noch onderwijs kan genieten noch een beroep mag uitoefenen. Aldus is het huwelijk een noodzaak om zo in de gemeenschap te kunnen opgenomen worden. Vrouwelijke genitale verminking heeft niet alleen gevolgen voor de vrouw zelf, maar ook voor haar familie, zo is het voor Samburu jongens (Kenia) verboden om toe te treden tot de klasse van de krijgers als één van zijn oudere zussen niet verminkt is. Vrouwen die hun dochters laten besnijden, doen dit met de „beste bedoelingen‟, ze willen hen beschermen tegen schaamte, uitsluiting uit de gemeenschap en isolatie, en beseffen de gevolgen van deze zware ingreep niet, of willen deze niet erkennen.42
41
Vrouwelijke genitale verminking (online), http://www.aivl.be/Media/Vrouwelijke_Genitale_Verminking_april03.pdf (12 mei 2007). 42 Vrouwelijke genitale verminking (online), http://www.aivl.be/Media/Vrouwelijke_Genitale_Verminking_april03.pdf (12 mei 2007).
15
2.6.5. Economische redenen
Vaak is het zo dat de man enkel een besneden vrouw wil huwen (toch in de gemeenschappen waar vrouwelijke genitale verminking vaak voorkomt). Indien deze vrouw zich niet laat besnijden, kan zij aldus niet huwen, en is zij haar enige verzekerde economische positie kwijt, vermits in deze gemeenschappen de vrouw vaak compleet afhankelijk van haar man is. De fysische nadelen die de vrouw ondervindt van zulke zware ingreep, namelijk de besnijdenis, en die aldus medische kosten oplevert, worden niet gelinkt aan deze praktijk.43 Een andere economische reden is dat de familie haar welvaart tentoon kan spreiden door het geven van een groot feest wanneer een meisje genitaal verminkt wordt, vaak in combinatie met een initiatie. Omdat vrouwelijke genitale verminking bijna altijd wordt uitgevoerd door vrouwen, is dit voor hen één van de weinige beroepen die zij kunnen uitoefenen. Zij verwerven niet alleen een inkomen door te besnijden, maar ook door het reïnfibuleren van vrouwen, en wanneer de man zijn vrouw niet kan openmaken bij een eerste seksuele contact. Hierdoor bekomen de besnijdsters eveneens maatschappelijke prestige als behoedsters van de traditie, waardoor vrouwen dan ook vaak voorstanders van deze traditie zijn.44
2.6.6. Gender-gerelateerde factoren
In de landen waar vrouwelijke genitale verminking voorkomt, zijn termen als maagdelijkheid en kuisheid enorm belangrijk. Zo gelooft men vaak dat door vrouwelijke genitale verminking de seksuele verlangens van een vrouw kunnen gemilderd worden waardoor ze haar kuisheid en maagdelijkheid kan bewaren tot voor het huwelijk, en trouw kan verzekeren na het huwelijk, hoewel dit in de praktijk geen garantie blijkt te zijn. Men betwijfelt of een niet besneden vrouw wel, uit eigen keuze, trouw kan blijven. Dit beperken van de vrouwelijke seksualiteit is noodzakelijk opdat de eer van de vrouw en van de hele familie overeind blijft. Bij een infibulatie gelooft men dat deze ingreep bij de geslachtsgemeenschap het genot van
43
E. Leye et al., Vrouwenbesnijdenis in Europa. Enkele knelpunten in de aanpak van de gezondheidszorg, wetgeving en preventie, p.58. 44 Vrouwelijke genitale verminking (online), http://www.aivl.be/Media/Vrouwelijke_Genitale_Verminking_april03.pdf (12 mei 2007).
16
de man verhoogt.45 In Burkina Faso geloven de Mossi en de Bambara in Mali dat de clitoris de man impotent kan maken en zelfs kan doden tijdens de geslachtsgemeenschap. 46 Hoewel een man enkel met besneden vrouwen wil huwen, geeft hij er toch de voorkeur aan om te vrijen met een niet-verminkte vrouw. De door sommige als „mannelijke delen‟ aanziene genitaliën worden bij de vrouwelijke genitale verminking verwijderd, namelijk clitoris en eventueel de schaamlippen, waardoor de vrouwelijkheid wordt versterkt, wat meestal neerkomt op volgzaamheid en gehoorzaamheid. Het feit dat deze meisjes volgzamer en gehoorzamer worden, heeft gedeeltelijk te maken met het trauma dat zij opgelopen hebben door de vrouwelijke genitale verminking. Een mogelijke verklaring voor deze gedachtegang zou zijn dat het trauma van de vrouwelijke genitale verminking dit effect kan hebben op de persoonlijkheid van de meisjes.47 Anderen denken dat door de vrouw te besnijden dit haar vruchtbaarheid verhoogd, en in Nigeria en Ghana besnijdt men de vrouw als remedie tegen onvruchtbaarheid. De Wala in Ghana denken dat de clitoris de erectie van de man doet verdwijnen, en zo de bevruchting tegenhoudt. In Soedan denkt men dat besnijdenis kinderziekten kan genezen.48
45
Vrouwelijke genitale verminking (online), http://www.aivl.be/Media/Vrouwelijke_Genitale_Verminking_april03.pdf (12 mei 2007). 46 E. Leye et al., Vrouwenbesnijdenis in Europa. Enkele knelpunten in de aanpak van de gezondheidszorg, wetgeving en preventie, p.57. 47 Vrouwelijke genitale verminking (online), http://www.aivl.be/Media/Vrouwelijke_Genitale_Verminking_april03.pdf (12 mei 2007). 48 E. Leye et al., Vrouwenbesnijdenis in Europa. Enkele knelpunten in de aanpak van de gezondheidszorg, wetgeving en preventie, p.57.
17
2.6.7. Conclusie
De World Health Organization gebruikt de term Female Genital Mutilation (FGM), hierdoor willen ze duidelijk maken dat het om mutilatie gaat, en het aldus indruist tegen de mensenrechten. Unicef daarentegen prefereert Female Genital Mutilation Cutting, omdat ze zo de beide visies respecteert. Vrouwelijke genitale verminking wordt door de World Health Organization in vier types onderscheiden, namelijk clitoridectomie, excisie, infibulatie, en tot slot deze van de niet geclassificeerde types. De World Health Organization werkt momenteel aan een vijfde type, namelijk deze van het symbolisch prikje. Vrouwelijke genitale verminking wordt uitgevoerd door 28 Afrikaanse landen, maar ook door landen in Azië en het Nabije Oosten, maar hierover bestaat weinig cijfermateriaal. Vrouwelijke genitale verminking gebeurt vooral bij meisjes tussen de acht en veertien jaar, en kent zowel psychische als fysische gevolgen. Over de herkomst bestaat veel onduidelijkheid, onderzoekers en publicaties spreken elkaar vaak tegen. De redenen waarom vrouwelijke genitale verminking wordt uitgevoerd zijn voornamelijk vanuit traditionele en etnische overwegingen; religieuze redenen; hygiëne, esthetica en gezondheid; sociaal-culturele redenen voor vrouwen; economische redenen; en gender-gerelateerde factoren. Met dit hoofdstuk wilde ik een kort overzicht schetsen van wat vrouwelijke genitale verminking inhoudt, in de volgende hoofdstukken zal ik stilstaan bij de situatie in Nederland en België en dit inzake de wetgeving, de politiek en de hulpverlening.
18
3. Het wettelijke kader inzake vrouwelijke genitale verminking in Nederland en België 3.1. Inleiding In dit hoofdstuk zal ik de wetgeving omtrent vrouwelijke genitale verminking in Nederland en België beschrijven. Dit hoofdstuk vormt de aanleiding naar mijn onderzoeksvraag, namelijk welke inspanningen levert de politiek om vrouwelijke genitale verminking te bestrijden. Hierbij wens ik na te gaan of er vooral een repressief beleid gevoerd wordt, of de klemtoon eerder ligt op preventie en sensibilisering. Wordt in Nederland en België enkel de wetgeving gehanteerd, en handelen zij bijgevolg vanuit een repressief kader, of is de wetgeving slechts een sluitstuk, en zal de preventie een belangrijke plaats in het politieke beleid innemen? In dit hoofdstuk zal ik zowel de grondwet als de strafwetbepalingen omtrent vrouwelijke genitale verminking bespreken, en de discussies die gevoerd werden omtrent deze strafwetbepalingen in de Tweede Kamer der Staten-Generaal voor Nederland en in het federale parlement en Commissie voor Justitie van de Senaat voor België, om tot slot een vergelijking te maken tussen de grondwet en de wetgeving van deze buurlanden.
19
3.2. Het wettelijke kader in Nederland 3.2.1. Inleiding Voor het beschrijven van de wetgeving in Nederland omtrent vrouwelijke genitale verminking baseer ik mij vooral op volgende werken: „Strategieën ter voorkoming van besnijdenis bij meisjes. Inventarisatie en aanbevelingen‟ (oktober 2003)49 door de Vrije Universiteit van Amsterdam, en Defence for Children International in opdracht van het Ministerie van Sociale zaken en werk. „Het beleidsadvies ter bestrijding van genitale verminking‟ uitgebracht door de Commissie Bestrijding van Genitale Verminking aan de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (Zoetermeer 2005)50. De afstudeerscriptie (juli 2005) van B.H. Jonkvorst „Vrouwelijke Genitale verminking. Een rechtsvergelijkend onderzoek tussen Nederland en Canada‟.51 Ik zal eerst de grondwettelijke bepalingen omtrent vrouwelijke genitale verminking beschrijven, vervolgens de huidige strafbaarstelling aan de hand van het Wetboek van Strafrecht, het Wetboek van Strafvordering, het Burgerlijk Wetboek, Wet op de jeugdhulpverlening, en de Wet Beroepen in de Individuele gezondheidszorg bespreken, en tenslotte de politieke discussies vanuit de Tweede Kamer der Staten-Generaal omtrent de huidige wetgeving met commentaar van de Commissie Bestrijding Genitale Verminking en van de onderzoekers van „Strategieën ter voorkoming van besnijdenis bij meisjes. Inventarisatie en aanbevelingen‟.
49
A. van der Kwaak et al., Strategieën ter voorkoming van besnijdenis bij meisjes. Inventarisatie en aanbevelingen. Vrije Universiteit Amsterdam. 2003. 50 R.S.B. Kool et al., Vrouwelijke genitale verminking in juridisch perspectief. (Rechtsvergelijkend) onderzoek naar de juridische mogelijkheden ter voorkoming en bestrijding van vrouwelijke genitale verminking. Quantes. Rijswijk. 2005. 51 B.H. Jonkvorst. Vrouwelijke genitale verminking. Een rechtsvergelijkend onderzoek tussen Nederland en Canada. Afstudeerscriptie. Universiteit Utrecht. Juli 2005.
20
3.2.2. De Grondwet voor het Koninkrijk der Nederlanden In de Nederlandse grondwet zijn vooral Artikel één, zes en elf belangrijk inzake vrouwelijke genitale verminking, deze artikels bepalen respectievelijk het volgende:
Artikel 1: Allen die zich in Nederland bevinden, worden in gelijke gevallen gelijk behandeld. Discriminatie wegens godsdienst, levensovertuiging, politieke gezindheid, ras, geslacht of op welke grond dan ook, is niet toegestaan.
Artikel 6: 1. Ieder heeft het recht zijn godsdienst of levensovertuiging, individueel of in gemeenschap met anderen, vrij te belijden, behoudens ieders verantwoordelijkheid volgens de wet. 2. De wet kan ter zake van de uitoefening van dit recht buiten gebouwen en besloten plaatsen regels stellen ter bescherming van de gezondheid, in het belang van het verkeer en ter bestrijding of voorkoming van wanordelijkheden.
Artikel 11: Ieder heeft, behoudens bij of krachtens de wet te stellen beperkingen, recht op onaantastbaarheid van zijn lichaam.52
Uit het eerste artikel kunnen we afleiden dat discriminatie op grond van het geslacht niet is toegestaan, mannen en vrouwen kennen aldus dezelfde rechten.53 Volgens professor emeritus Jean-Jacques Amy54 is het hoofddoel van vrouwelijke genitale verminking dat vrouwen herleid worden tot een secundaire en ondergeschikte status in de maatschappij.55 Ik sluit mij aan bij de mening van professor Amy, en aldus is vrouwelijke genitale verminking volgens 52
Hoofdstuk 1 Grondwet (volledige tekst) (online), http://www.parlement.com/9291000/modulesf/gd0djtzd (12 mei 2007). 53 A. van der Kwaak et al., Strategieën ter voorkoming van besnijdenis bij meisjes. Inventarisatie en aanbevelingen, p.51. 54 Jean-Jacques Amy was buitengewoon hoogleraar Gynaecologie aan de VUB. Momenteel is hij hoofdredacteur van de „European Journal of Contraception and Reproductive Health Care‟. Daarnaast is hij ook co-voorzitter van de „Fédération Laïque de Centres de Planning Familial‟. 55 Deze uitspraak heeft hij gedaan op de actiedag „Stop genitale verminking. Ook vrouwen hebben het recht om te genieten van seks!‟, alwaar ik aanwezig was. Deze actiedag was een organisatie van de Parlementaire Groep „Bevolking en Ontwikkeling‟. Deze actiedag was een initiatief van volksvertegenwoordiger Hilde Vautmans (VLD) in samenwerking met het International Centre for Reproductive Health. Een van de onderdelen in deze actiedag was een debat tussen Marleen Temmerman en Jean-Jacques Amy (moderator was volksvertegenwoordiger Jacques Germeaux (VLD)).
21
artikel één in de Grondwet van het Koninkrijk der Nederlanden niet toelaatbaar, omdat deze praktijk de vrouw ondergeschikt maakt aan de man. Uit artikel zes blijkt dat ieder het recht heeft om zijn godsdienst of levensovertuiging vrij te belijden, maar dat de wet regels kan stellen ter bescherming van de gezondheid. Vermits vrouwelijke genitale verminking een gevaar voor de gezondheid betekent, kan het grondrecht hiertegen optreden.56 Het elfde artikel bepaalt dat eenieder een zelfbeschikkingsrecht heeft over het eigen lichaam, en het recht heeft te worden gevrijwaard van inbreuken op het lichaam door anderen.57 In dit artikel staat expliciet „ieder‟ vermeld, dat wil zeggen dat zowel minderjarigen als vreemdelingen het recht hebben op onaantastbaarheid van zijn/haar lichaam.58 De Nederlandse grondwet kent echter geen bepalingen die in het bijzonder gericht zijn op de bescherming van de fysieke en geestelijke integriteit van het kind59, in tegenstelling tot België. (zie infra) Deze artikels melden dat ieder die zich in Nederland bevindt, gelijkwaardig moet behandeld worden, en dat er geen discriminatie mag plaatsvinden bijvoorbeeld op basis van het geslacht, aldus is de gelijkheid van man en vrouw door dit artikel gewaarborgd. De rechten van het kind worden in deze grondwet impliciet verdedigd, dit omdat in de artikels duidelijk „ieder‟ wordt vermeld, wat ook slaat op minderjarigen. „Ieder‟ die zich in Nederland bevindt zal gevrijwaard worden van discriminatie en heeft het recht op onaantastbaarheid van het lichaam, aldus heeft ieder het recht op leven en fysieke integriteit, en mogen er geen verwondingen aan de uitwendige vrouwelijke genitaliën aangebracht worden. We kunnen concluderen dat de Grondwet voor het Koninkrijk der Nederlanden vrouwelijke genitale verminking ziet als een inbreuk op deze grondwet, omdat indien deze praktijk plaatsvindt bij iemand die zich in Nederland bevindt, de artikels één, zes en elf overtreden worden. In het verslag „Strategieën ter voorkoming van besnijdenis bij meisjes. Inventarisatie en aanbevelingen‟ stellen de onderzoekers dat ze zich aansluiten bij het voorstel van professor doctor Jan Willems (bijzonder hoogleraar kinderrechten) om in de Nederlandse grondwet de “eerbiediging en bescherming van de lichamelijke en geestelijke integriteit van kinderen te
56
A. van der Kwaak en C. Keizer, Van verzwegen pijn naar stil verdriet. Visies op vrouwenbesnijdenis en verandering, p.153. 57 A. van der Kwaak et al., Strategieën ter voorkoming van besnijdenis bij meisjes. Inventarisatie en aanbevelingen, p.51. 58 A. van der Kwaak en C. Keizer, Van verzwegen pijn naar stil verdriet. Visies op vrouwenbesnijdenis en verandering, p.153. 59 A. van der Kwaak et al., Strategieën ter voorkoming van besnijdenis bij meisjes. Inventarisatie en aanbevelingen, p.51.
22
waarborgen”60 bij te voegen. Op deze manier zou de Nederlandse grondwet het Verdrag inzake de Rechten van het Kind in hun grondwet kunnen verwerken. De onderzoekers melden duidelijk dat deze bijvoeging het probleem niet zal uitroeien, maar ze willen hiermee aanduiden vanuit welk perspectief vrouwelijke genitale verminking dient aangepakt te worden, namelijk dat kinderen moeten beschermd worden tegen iedere vorm, zowel geestelijk als lichamelijk, van mishandeling.61
3.2.3. De wetgeving inzake vrouwelijke genitale verminking Nederland kent verschillende wetgevingen die van toepassing zijn op vrouwelijke genitale verminking. Ik zal eerst dieper ingaan op de algemene strafbaarstelling van vrouwelijke genitale verminking vermeld in het Wetboek van Strafrecht, en vervolgens de strafmaat die op deze wet staat. Daarna zal ik de wetgeving bespreken van het Burgerlijk Wetboek, vervolgens de strafwetten en strafbepalingen voor artsen, dan de Wet op de jeugdhulpverlening, om tot slot te eindigen met het bespreken van de mogelijkheid tot een asielaanvraag.
3.2.3.1. Wetboek van Strafrecht In Nederland wordt vrouwelijke genitale verminking strafbaar gesteld als specifieke vorm van „(kinder)mishandeling‟, aldus valt zij onder de generieke strafbepalingen opgenomen in titel XX62 van het Wetboek van Strafrecht, en kent de Nederlandse wetgeving geen afzonderlijke strafbaarstelling.63 Vrouwelijke genitale verminking valt onder deze wet, omdat artikel 300 lid 4 het volgende bepaalt: Met mishandeling wordt gelijkgesteld opzettelijke benadeling van de gezondheid.64 60
A. van der Kwaak et al., Strategieën ter voorkoming van besnijdenis bij meisjes. Inventarisatie en aanbevelingen, p.128. 61 A. van der Kwaak et al., Strategieën ter voorkoming van besnijdenis bij meisjes. Inventarisatie en aanbevelingen, p.128-129. 62 Zie bijlage 2. Wetboek van Strafrecht (Sr) (online), http://www.stab.nl/wetten/0474_Wetboek_van_Strafrecht_Sr.htm (20 maart 2007). 63 R.S.B. Kool et al., Vrouwelijke genitale verminking in juridisch perspectief. (Rechtsvergelijkend) onderzoek naar de juridische mogelijkheden ter voorkoming en bestrijding van vrouwelijke genitale verminking, p.19. 64 A. van der Kwaak et al., Strategieën ter voorkoming van besnijdenis bij meisjes. Inventarisatie en aanbevelingen, p.52.
23
Er kan gesteld worden dat vrouwelijke genitale verminking een benadeling van de gezondheid is, vermits er door deze verminking verwondingen aan de uitwendige vrouwelijke genitaliën veroorzaakt worden die fysische en psychische ernstige gevolgen kent. (zie supra) Ondanks het feit dat vrouwelijke genitale verminking onder deze wetgeving valt, hebben er nog geen vervolgingen of veroordelingen plaats gevonden. Hoe zwaar de straf zal zijn, indien vrouwelijke genitale verminking wordt vastgesteld, hangt af van het feitencomplex. Zo beschrijven de artikelen 300 tot en met 303 van het wetboek van Strafrecht een steeds zwaardere variant van mishandeling, de strafmaat is afhankelijk van de ernst van het lichamelijk letsel en de opzettelijkheid (indien de mishandeling een zwaar lichamelijk letsel tot gevolg heeft, en deze daad gepleegd werd vanuit voorbedachte rade, zal de straf verhoogd worden). Zo is de strafmaat voor een „eenvoudige‟ mishandeling bijvoorbeeld vier jaar, en voor een zware mishandeling met voorbedachten rade twaalf jaar. Verder kan onder bepaalde omstandigheden (zie artikel 304 en 304a in het wetboek van Strafrecht in bijlage 2) de straf met een derde of met de helft verhoogd worden. Als de ouder bijvoorbeeld de besnijdenis zelf uitvoert, zal de straf met een derde verhoogd worden (zie artikel 304 lid 1 van het wetboek van Strafrecht in bijlage 2). De strafbepalingen richten zich op een ieder die de besnijdenis uitvoert, dit zullen doorgaans de snijdster, de ouders of andere familieleden zijn van het kind bij wie de besnijdenis wordt uitgevoerd. De betrokken personen kunnen op grond van artikel 47 en 48 van het wetboek van Strafrecht65 als medeverdachten worden vervolgd, er is vervolgens sprake van „strafrechtelijke deelneming‟.66 Deze deelneming kent vijf vormen, namelijk: weten plegen, doen plegen, medeplichtigheid (in tegenstelling tot de andere vier vormen is deze geen vorm van daderschap), medeplegen (deze vorm wordt onderscheiden van „daderschap‟ doordat de maximumstraf van het misdrijf met een derde wordt verlaagd, dit komt tot uitdrukking in artikel 49 van het wetboek van Strafrecht67) en uitlokking. Afhankelijk van de aard en omvang van de individuele handelingen wordt bepaald aan welke categorie van deelneming men zich schuldig heeft gemaakt.68 Indien er wordt besloten dat er
65
Zie bijlage 3. Wetboek van Strafrecht (Sr) (online), http://www.stab.nl/wetten/0474_Wetboek_van_Strafrecht_Sr.htm (20 maart 2007). 66 A. van der Kwaak et al., Strategieën ter voorkoming van besnijdenis bij meisjes. Inventarisatie en aanbevelingen, p.53. 67 Zie bijlage 4. Wetboek van Strafrecht (Sr) (online), http://www.stab.nl/wetten/0474_Wetboek_van_Strafrecht_Sr.htm (20 maart 2007). 68 R.S.B. Kool et al., Vrouwelijke genitale verminking in juridisch perspectief. (Rechtsvergelijkend) onderzoek naar de juridische mogelijkheden ter voorkoming en bestrijding van vrouwelijke genitale verminking, p.30-31.
24
sprake is van medeplichtigheid wordt de straf met een derde verlaagd (zie artikel 49 lid 1 van het wetboek van Strafrecht in bijlage 4).69 Ik ga hierbij niet verder in op deze vijf vormen.70 Als ouders hun dochter naar het buitenland meenemen om hun dochter aldaar te laten besnijden kunnen de ouders strafbaar gesteld worden indien hun betrokkenheid een strafbaar feit oplevert op grond van de Nederlandse strafwet (artikel 2 van het Wetboek van Strafrecht).71 Dit kan als de ouders een feit hebben gepleegd dat onder mededaderschap, uitlokking of medeplichtigheid valt in Nederland (zie artikel 47 en 48 van het Wetboek van Strafrecht in bijlage 3). Iedereen die zich strafbaar maakt aan zulk een feit, kan strafbaar gesteld worden ongeacht nationaliteit of de woon- of verblijfplaats. Een voorbeeld hiervan is als ouders hun kind meegeven aan een familielid die naar het buitenland gaat om aldaar het kind te laten besnijden. Het feit (het mededaderschap, uitlokking of medeplichtigheid) moet in Nederland zelf plaats gevonden hebben, of de wet in het buitenland, waar het familielid het kind mee naar toe neemt, vrouwelijke genitale verminking strafbaar stelt of niet, is niet van belang. Dit was echter wel van belang toen de dubbele strafbaarheid nog niet afgeschaft was. Indien ouders met hun kind(eren) bijvoorbeeld naar een land op vakantie gingen waar vrouwelijke genitale verminking niet strafbaar is om daar hun dochter(s) te laten besnijden, konden de ouders enkel strafbaar gesteld worden indien zij de Nederlandse nationaliteit hadden en indien het gepleegde feit in het buitenland in dat land strafbaar was. In het strafrecht is er tevens ruimte voor culturele verweren, die moeten er voor zorgen dat de individuele rechten van anderen gewaarborgd blijven. Binnen deze ruimte moet het mogelijk zijn dat tegenstrijdige individuele aanspraken op mensenrechten tegen elkaar kunnen worden afgewogen. Ik zal deze culturele verweren niet nader behandelen, maar enkel opsommen, namelijk: ten eerste zijn er de bewijsverweren van rechtvaardigingsgronden (het ontbreken van de ratio legis, toestemming, noodtoestand, geen zwaar lichamelijk letsel), en ten tweede schulduitsluitingsgronden (psychische overmacht en rechtsdwaling).72
69
A. van der Kwaak et al., Strategieën ter voorkoming van besnijdenis bij meisjes, p. 52-53. Deze vijf vormen staan mooi beschreven in de volgende twee werken: R.S.B. Kool et al. Vrouwelijke genitale verminking in juridisch perspectief. (Rechtsvergelijkend) onderzoek naar de juridische mogelijkheden ter voorkoming en bestrijding van vrouwelijke genitale verminking. Quantes. Rijswijk. 2005. B.H. Jonkvorst. Vrouwelijke genitale verminking. Een rechtsvergelijkend onderzoek tussen Nederland en Canada. Afstudeerscriptie. Universiteit Utrecht. Juli 2005. 71 De Nederlandse strafwet is toepasselijk op ieder die zich in Nederland aan enig strafbaar feit schuldig maakt. Wetboek van Strafrecht, Wet van 3 maart 1881 (online), http://www.teurlingsellens.nl/WetboekvanStrafrecht.html (12 mei 2007). 72 R.S.B. Kool et al., Vrouwelijke genitale verminking in juridisch perspectief. (Rechtsvergelijkend) onderzoek naar de juridische mogelijkheden ter voorkoming en bestrijding van vrouwelijke genitale verminking, p.19-24. 70
25
3.2.3.2. Burgerlijk Wetboek Indien een meisje het gevaar loopt om besneden te worden, kan de rechter op grond van artikel 254, lid 1 boek 1 van het Burgerlijk Wetboek vroegtijdig ingrijpen door het wettelijk gezag over het kind tijdelijk onder te brengen onder een voogdij-instelling.
Indien een minderjarige zodanig opgroeit, dat zijn zedelijke of geestelijke belangen of zijn gezondheid ernstig worden bedreigd, en andere middelen ter afwending van deze bedreiging hebben gefaald of, naar is te voorzien, zullen falen, kan de kinderrechter hem onder toezicht stellen van een gezinsvoogdij-instelling als bedoeld in artikel 60 van de Wet op de jeugdhulpverlening.73
Vrouwelijke genitale verminking valt hier niet specifiek onder, maar er kan wel gesteld worden dat de gezondheid en de geestelijke belangen van het kind ernstig worden bedreigd. (zie infra) Indien dit niet zou volstaan kan de rechter op basis van artikel 261 boek 1 Burgerlijk Wetboek de volgende wet aanhalen:
Indien dit noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding van de minderjarige of tot onderzoek van diens geestelijke of lichamelijke gesteldheid, kan de kinderrechter de gezinsvoogdij-instelling op haar verzoek machtigen de minderjarige gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen. Bij dit verzoek wordt vermeld voor welke voorziening, soort voorziening of ander verblijfsplaats de machtiging wordt aangevraagd.74
Het kind kan ook uit huis geplaatst worden op verzoek van de Raad voor de Kinderbescherming of op vordering van het Openbaar Ministerie.75
73
A. van der Kwaak et al., Strategieën ter voorkoming van besnijdenis bij meisjes. Inventarisatie en aanbevelingen, p. 56. 74 A. van der Kwaak et al., Strategieën ter voorkoming van besnijdenis bij meisjes. Inventarisatie en aanbevelingen, p. 56. 75 A. van der Kwaak et al., Strategieën ter voorkoming van besnijdenis bij meisjes. Inventarisatie en aanbevelingen, p. 56.
26
3.2.3.3. Strafbaarstelling van personeel uit de gezondheidszorg Ook artsen (in het algemeen personeel uit de gezondheidszorg) kunnen een straf opgelegd krijgen indien zij een besnijdenis uitvoeren of hieraan meewerken. Deze straf wordt geëxpliciteerd in het wetboek van Strafrecht onder de „onbevoegde beroepsuitoefening‟76 (artikel 436 lid 1 van het wetboek van Strafrecht) en onder de Wet Beroepen in de Individuele gezondheidszorg (artikel 96)77.78 Voor alle duidelijkheid: vrouwelijke genitale verminking wordt niet expliciet vermeld.
3.2.3.4. Wet op de jeugdhulpverlening Indien de arts een vermoeden heeft dat een meisje zal besneden worden of het meisje reeds besneden is, heeft de arts het recht om dit te melden aan het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling (AMK). Dit staat vermeld in artikel 34c, lid 3 van de Wet op de jeugdhulpverlening:
Degene die op grond van een wettelijk voorschrift of op grond van zijn ambt of beroep tot geheimhouding is verplicht kan, zonder toestemming van degene die het betreft, aan een Advies- en Meldpunt kindermishandeling inlichtingen verstrekken, indien dit noodzakelijk kan worden geacht om een situatie van kindermishandeling te beëindigen of een redelijk vermoeden van kindermishandeling te onderzoeken.79
Vrouwelijke genitale verminking kan hier gezien worden als een vorm van mishandeling. Deze vorm van mishandeling is echter niet dezelfde zoals die beschreven staat in artikel 300 tot 304 van het Wetboek van Strafrecht. Vrouwelijke genitale verminking kent onder de definitie van kindermishandeling, zoals is opgesteld in de Wet op de jeugdhulpverlening (artikel 34a lid 3) in verband met de Advies- en Meldpunten Kindermishandeling, een andere invulling:
76
Zie bijlage 5. Wetboek van Strafrecht (Sr) (online), http://www.stab.nl/wetten/0474_Wetboek_van_Strafrecht_Sr.htm (20 maart 2007). 77 Zie bijlage 6. Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg (Wet BIG) (online), http://www.stab.nl/wetten/0645_Wet_op_de_beroepen_in_de_individuele_gezondheidszorg_Wet_BIG.htm (20 maart 2007). 78 A. van der Kwaak et al., Strategieën ter voorkoming van besnijdenis bij meisjes. Inventarisatie en aanbevelingen, p. 56. 79 A. van der Kwaak et al., Strategieën ter voorkoming van besnijdenis bij meisjes. Inventarisatie en aanbevelingen, p. 56.
27
Elke vorm van voor een minderjarige bedreigende of gewelddadige interactie van fysieke, psychische of seksuele aard, die de ouders of andere personen ten opzichte van wie de minderjarige in een relatie van afhankelijkheid of van onvrijheid staat, actief of passief opdringen, waardoor ernstige schade wordt berokkend of dreigt te worden berokkend aan de minderjarige in de vorm van fysiek of psychisch letsel.80
De definitie van mishandeling die gehanteerd wordt in het Wetboek van Strafrecht gaat enkel over een fysieke handeling, maar de mishandeling omschreven in de Wet op de jeugdhulpverlening betreft niet enkel een fysieke maar tevens ook een psychisch letsel. Een ander verschil is dat de definitie van kindermishandeling in de Wet op de jeugdhulpverlening zich beperkt tot interacties ten opzichte van wie de minderjarige in een relatie van „afhankelijkheid of van onvrijheid verkeert‟81, in tegenstelling tot de definitie in het strafrecht die deze beperking niet kent.
3.2.3.5. Recht op asiel Sinds eind 2003 is het mogelijk om asiel aan te vragen, indien een vrouw of meisje kan aantonen dat ze bedreigd wordt om genitaal verminkt te worden. Deze asielaanvraag kan op basis van artikel 29, lid 1, sub van de vreemdelingenwet:
Een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28 kan worden verleend aan de vreemdeling: b. die aannemelijk heeft gemaakt dat hij gegronde redenen heeft om aan te nemen dat hij bij uitzetting een reëel risico loopt om te worden onderworpen aan folteringen, aan onmenselijke of vernederende behandelingen of bestraffingen;82
Ouders kunnen deze aanvraag indien voor hun dochter(s), maar ook kunnen meisjes dit voor zichzelf indienen. Wanneer ouders een aanvraag indienen voor hun dochter(s), krijgt de familie een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd. 80
A. van der Kwaak et al., Strategieën ter voorkoming van besnijdenis bij meisjes. Inventarisatie en aanbevelingen, p. 57. 81 A. van der Kwaak et al., Strategieën ter voorkoming van besnijdenis bij meisjes. Inventarisatie en aanbevelingen, p. 57. 82 Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) (online), http://www.stab.nl/wetten/0345_Vreemdelingenwet_2000_Vw_2000.htm (14 mei 2007).
28
3.2.3.6. Nood aan een specifieke strafbaarstelling? Zoals ik eerder reeds heb vermeld, kent vrouwelijke genitale verminking in Nederland geen afzonderlijke strafbaarstelling en valt het onder „Mishandeling‟. Nochtans werd hier in het verleden aardig over gediscussieerd. In een verslag van een algemeen overleg in de Tweede Kamer der Staten-Generaal (vergaderjaar 2001-2002)83 lezen we hoe deze discussie werd gevoerd, en welke als nadelen en voordelen beschouwd worden. In deze discussie komen verschillende partijen aan bod, namelijk Boris Dittrich van D66, Khadija Arib van de PvdA, Frans Weekers van de VVD, Pater-van der Meer van de CDA, Femke Halsema van GroenLinks en tot slot Minister Korthals van de VVD. Interessant om weten is dat deze discussie zich afspeelde tijdens kabinet Balkenende I en dat VVD (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie), CDA (Christen-Democratisch Appèl) en LPF (Lijst Pim Fortuyn) toen in de coalitie zaten. Boris Dittrich84 van D66 (een sociaal-liberale partij)85, die tot eind november 2006 lid was van de Tweede Kamer der Staten-Generaal, is voor een specifieke strafbaarstelling inzake vrouwelijke genitale verminking. Zijn argumenten hiervoor zijn de volgende: ten eerste is er volgens hem een wezenlijk verschil tussen mishandeling, waarbij het meestal gaat om mensen die iets onvrijwillig wordt aangedaan, en besnijdenis waar ouders toestemming voor geven. Ten tweede wordt vrouwenbesnijdenis, volgens Dittrich, veel zichtbaarder indien het een aparte delictsbepaling krijgt, eveneens wordt de kennis bij instanties als justitie en politie bevorderd en kunnen hulpverleners hun werk daar ook op afstemmen. Hij maakt hierbij een vergelijking met stalking: sinds deze een specifieke strafbaarstelling heeft gekregen, zijn de hulpverlening en publieke discussie over stalking goed op gang gekomen. Ten derde vindt Dittrich dat Nederland gehoor moet geven aan de internationale rechtsgemeenschap86 om vrouwenbesnijdenis specifiek strafbaar te stellen. Tenslotte wijst Dittrich dat de dubbele strafbaarstelling voor problemen zorgt. Indien een Somalische vrouw met Nederlandse identiteit haar kind laat besnijden in Somalië, dan is deze vrouw niet 83
Ik heb deze discussie geparafraseerd, en ik zal hier enkel de bron plaatsen, maar deze geldt wel voor de gehele discussie. Vaststelling van de begroting van de uitgaven en de ontvangsten van het Ministerie van Justitie (VI) voor het jaar 2002, Tweede Kamer der Staten-Generaal, Vergaderjaar 2001-2002, 28 000 VI, Nr. 52. 84 Voor meer informatie, zie: http://www.borisdittrich.nl/. 85 D66 zat tijdens het kabinet Balkenende I in de oppositie. Voor meer informatie, zie: http://www.d66.nl/. 86 Op 7 februari 2000 heeft de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties een resolutie aangenomen waarin alle landen worden opgeroepen om hun nationale wetgeving aan te passen om zo vrouwelijke genitale verminking specifiek strafbaar te stellen. De Parlementaire Vergadering van de Raad van Europa heeft op 3 mei 2001 bij de lidstaten aangedrongen om zulk een wet te introduceren. Ten derde verzoekt het Europees Parlement in het rapport „Genitale verminking‟ van 20 september 2001 om genitale verminking als delict aan te merken.
29
strafbaar. (Ondertussen is dit feit wel strafbaar (zie supra), en zal ik niet verder expliciteren wat de reactie van de andere politici hier op is)87. Khadija Arib van de PvdA88 (sociaal-democratische partij) is niet voor een specifieke strafbaarstelling, en gaat daarmee akkoord met het toenmalige kabinet, namelijk KabinetBalkenende I. Zij is van mening dat het huidige strafrecht voldoende mogelijkheden biedt om vrouwenbesnijdenis aan te pakken. Wel vindt ze dat via de huidige strafbaarstelling „mishandeling‟ stringenter moet toegepast worden. Volgens artsen die Arib heeft geraadpleegd zou besnijdenis meer verborgen worden indien er een specifieke wetgeving zou gevormd worden, vermits ouders dan minder snel naar een arts zouden stappen indien er problemen zouden zijn met hun dochter, denk dan vooral aan medische problemen zoals chronische infecties (van de urinewegen), abcessen, kleine goedaardige zenuwtumoren die extreme pijn en ongemak kunnen veroorzaken, stenen in de blaas en het urinekanaal, schade aan de nieren, infecties van de reproductieve kanalen ten gevolge van obstructie van de menstruatie, infecties aan het bekken en onvruchtbaarheid, … (zie supra), omdat ze te veel angst zouden hebben om vervolgd te worden. Frans Weekers89 van de VVD90 (liberale partij) is net zoals Khadija Arib niet voor een specifieke wetgeving, vermits de huidige strafbaarstelling het misdrijf effectief kan bestraffen, tevens ziet hij het voorstel van Dittrich enkel als een symboolwetgeving. Ook Marleen De Pater-van der Meer91 van de CDA92 (Christen-Democratisch Appèl) is geen voorstander van de aparte strafbaarstelling, vermits vrouwelijke genitale verminking zo nog meer in de taboesfeer zal sluimeren. Tot slot is er volgens Femke Halsema 93 van GroenLinks94 eveneens geen nood aan een aparte strafbaarstelling, Halsema is tegen het
87
Deze wet werd onlangs aangepast, indien een vrouw met een Nederlandse identiteit haar kind in het buitenland laat besnijden, is zij wel strafbaar. “Tot slot heeft de Minister van Justitie de Kamer gemeld dat het vereiste van een dubbele strafbaarheid voor vrouwelijke genitale verminking wordt opgeheven. Hierdoor geldt het Nederlands strafrecht ook voor Nederlanders en vreemdelingen die in Nederland wonen en zich in het buitenland schuldig maken aan vrouwelijke genitale verminking. De opheffing van de dubbele strafbaarheid is een onderdeel van het wetsvoorstel herijking strafmaxima (Kamerstukken I 2004/05, 28484, A) dat op 10 februari 2005 is ingediend bij de Eerste Kamer. Het is nog onbekend wanneer de Eerste Kamer dit wetsvoorstel behandelt.” Bestrijding van vrouwelijke genitale verminking, reactie van het ministerie van VWS, Aanpak vrouwelijke genitale verminking (online), http://www.rvz.net/data/download/kabinetsstandpunt.pdf (12 mei 2007). 88 PvdA behoorde tijdens het kabinet Balkenende I in de oppositie. Voor meer informatie, zie: http://www.pvda.nl/renderer.do/clearState/true/menuId/37298/returnPage/37298/pageId/37298/ 89 Voor meer informatie, zie: http://www.fransweekers.nl/. 90 VVD zat in de coalitie in het Kabinet Balkenende I. Voor meer informatie, zie:http://www.vvd.nl/. 91 Voor meer informatie, zie: http://pater.cda.nl/. 92 CDA is de partij van Minister-President Balkenende tijdens het Kabinet Balkenende I. Voor meer informatie, zie: http://www.cda.nl/. 93 Voor meer informatie, zie: http://www.parlement.com/9291000/biof/02220. 94 Voor meer informatie, zie: http://www.groenlinks.nl/.
30
opnemen van culturele delicten in het Wetboek van Strafrecht, het is tevens zeer slecht en stigmatiserend voor de betrokken bevolkingsgroepen. Bij vrouwenbesnijdenis gaat het om machtsmisbruik door volwassenen en kindermishandeling. Daarom moet het beschouwd worden als een inbreuk op de algemene normen ten aanzien van de lichamelijke integriteit. De huidige wetgeving geeft volgens Halsema voldoende houvast. Halsema vindt dat in Nederland de specifieke strafbaarstelling zou moeten ingevoerd worden, zoals de internationale rechtsgemeenschap voorschrijft, indien er straffeloosheid zou heersen op vrouwelijke genitale verminking. Vermits deze situatie zich niet voordoet in Nederland, vindt Halsema dat zij deze internationale oproep niet moeten volgen. Volgens Halsema vormt de wetgeving geen probleem, maar wel de handhaving vermits er in Nederland en vele andere westerse landen er niet vervolgd wordt. Dit laatste komt omdat het moeilijk is om daders en slachtoffers op te sporen. Minister Korthals (VVD) vindt het noch nodig noch wenselijk dat er een specifieke wetgeving in het leven wordt geroepen. De nadelen van een specifieke wetgeving zou het risico van stigmatisering van een bepaalde groep onnodig kunnen verhogen. Hij stelt dat de huidige wet voldoende is vermits vrouwelijke genitale verminking strafbaar wordt gesteld als: … opzettelijk of culpoos mishandelingsdelict en kan al naar gelang de ernst ervan worden beschouwd als mishandeling, mishandeling met voorbedachten rade, zware mishandeling of zware mishandeling met voorbedachten rade. Voorts geldt mishandeling gepleegd in familieverband als een strafverzwarende omstandigheid.95
Minister Korthals denkt dat de aparte strafbaarstelling weinig betekenis zal hebben voor registratiedoeleinden, en het voornamelijk als een symbolische werking zal beschouwd worden. Het strafrechtelijke optreden zal niet effectiever worden door een aparte strafbaarstelling. Als we even resumeren, zien we dat de argumenten voor een specifieke strafbaarstelling afkomstig waren van Dittrich (D66), voor wie er een aparte strafbaarstelling moet komen inzake vrouwelijke genitale verminking vermits er ten eerste een wezenlijk verschil heerst tussen mishandeling en besnijdenis. Met mishandeling komen we op het terrein van opzettelijke doodslag terwijl vrouwelijke genitale verminking geen opzettelijke mishandeling is aangezien de ouders dit niet als mishandeling beschouwen. Ten tweede 95
Vaststelling van de begroting van de uitgaven en de ontvangsten van het Ministerie van Justitie (VI) voor het jaar 2002, p. 9.
31
indien er een aparte wet komt, zou de problematiek rondom vrouwelijke genitale verminking zichtbaarder worden (bijvoorbeeld stalking). Ten derde moet er gehoor gegeven worden aan de internationale rechtsgemeenschap. De argumenten tegen een aparte strafbaarstelling zijn afkomstig van de andere partijen. Zij vinden dat het huidige strafrecht96 voldoende mogelijkheden biedt om vrouwelijke genitale verminking strafbaar te stellen. Ten tweede zeggen artsen volgens Khadija Arib (PvdA) dat indien er een aparte strafbaarstelling zou komen dat de problematiek enkel onzichtbaarder zou maken. Deze stelling is in tegenspraak met wat Dittrich beweert, hij deelt mee dat een aparte strafbaarstelling de problematiek zichtbaarder zou maken. Ten derde zou deze wetgeving enkel een symboolwetgeving zijn. Ten vierde zou de problematiek omtrent vrouwelijke genitale verminking nog meer in de taboesfeer terecht komen, en zou het extra stigmatiserend werken. Ten vijfde moet er niet per se gehoor gegeven worden aan de internationale rechtsgemeenschap, deze stelling is wederom in tegenspraak met Dittrich, die vindt dat het wel belangrijk is om de internationale rechtsgemeenschap te volgen. Tot slot heerst er volgens Halsema geen wetgevingsprobleem maar een handhavingprobleem. We kunnen concluderen dat buiten Dittrich (D66) de partijen in de Tweede Kamer der StatenGeneraal het er over eens zijn dat er geen nood is aan een speciale strafbaarstelling inzake vrouwelijke genitale verminking. In 2005 heeft de Commissie Bestrijding van Genitale Verminking een beleidsadvies ter bestrijding van genitale verminking, onder andere over de wetgeving, uitgebracht aan de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.97 Het doel van het onderzoek was ondermeer om te bekijken welke juridische maatregelen, in het bijzonder strafrechtelijke, kunnen worden getroffen om de opsporing en vervolging van vrouwelijke genitale verminking te verbeteren. In dit beleidsadvies wordt een overzicht gegeven van de argumenten voor en tegen ten aanzien van de specifieke wetgeving voor vrouwelijke genitale verminking, en zullen zij ook hun visie kenbaar maken. Dit kan een klaardere kijk schenken in de discussie of er al dan niet een specifieke strafbaarstelling nodig is. De argumenten tegen zijn als eerste subsidiariteit annex symboolwetgeving. Indien algemene bepalingen kunnen volstaan zijn er geen bijzondere strafbepalingen nodig. Uit analyse van bestaande strafbepalingen blijkt dat er geen bijzondere problemen te verwachten zijn, afgezien van de bewijsproblemen, die ook aanwezig zijn bij de andere vormen van 96
Zie bijlage 2. R.S.B. Kool et al. Vrouwelijke genitale verminking in juridisch perspectief. (Rechtsvergelijkend) onderzoek naar de juridische mogelijkheden ter voorkoming en bestrijding van vrouwelijke genitale verminking. Quantes. Rijswijk. 2005. 97
32
(kinder)mishandeling. Gedacht vanuit de subsidiariteit vormt dit een aanwijzing om af te zien van een specifieke strafbaarstelling. Ten tweede de uitzondering behoeft geen regel. Indien de algemene strafbaarstelling zo geformuleerd wordt dat zij ruimte biedt voor een open interpretatie, is er volgens de commissie geen behoefte aan een specifieke strafbaarstelling, aldus is een specifieke wet noch noodzakelijk, noch gerechtvaardigd. De argumenten voor zijn ten eerste legaliteit: signaalfunctie en passende vergelding. Specifieke
strafbaarstelling
zou
het
rechtsbewustzijn
van
„deze
specifieke
groep
normadressanten‟98 kunnen verhogen, en het zou als een duidelijke signaalfunctie kunnen dienen. Vermits ouders, die hun kinderen besnijden deze daad vanuit hun culturele achtergrond niet zien als „mishandeling‟ kunnen zij dus een cultureel verweer in de vorm van een beroep op rechtsdwaling inroepen. Indien dit cultureel verweer van de baan wordt geveegd door te zeggen dat eenieder de wet dient te kennen, is volgens de commissie te eenvoudig. Het referentiekader van de betrokkene is afwijkend van de Nederlandse normen en waarden, en onder meer voor zulke casussen zou een specifieke strafbaarstelling handig zijn. Ten tweede subsidiariteit. De vrees bestaat dat een specifieke strafbaarstelling de fragmentarisering van de maatschappij zou bevorderen, maar de commissie vraagt zich echter af of dit wel zo is. Het is slechts een accentverschuiving, zo zou er tegemoet kunnen gekomen worden aan het recht op zelfbeschikking van de minderheidsgroepen. Zo zou deze minderheidsgroep zich misschien extra gestigmatiseerd voelen indien het verbod op vrouwelijke genitale verminking onder „mishandeling‟ valt, omdat zij dit niet zo interpreteren, en zou deze stigmatisering kunnen afgezwakt worden door een specifieke strafbaarstelling. Ten derde verminderde ruimte voor het voeren van een cultureel verweer. Indien een specifieke strafbaarstelling aanwezig zou zijn in het strafrecht zou de ruimte voor het culturele verweer worden beperkt, aldus de commissie. Ten vierde overeenstemming met het internationaal discours. Op internationaal niveau is er een voorkeur voor een specifieke strafbaarstelling, deze voorkeur wordt gesteld opdat er een duidelijke herkenbare normstelling vanuit de internationale politiek aanwezig zou zijn. Ten vijfde eventuele plaatsing. Indien de specifieke strafbepaling doorgevoerd zou worden, zou men vrouwelijke genitale verminking niet langer moeten opnemen in de titel handelend „Mishandeling‟, maar in titel XVII getiteld „Zeden‟. Dit omdat niet alle normadressanten, zeker zij afkomstig uit een etnische minderheidsgroep, vrouwelijke genitale verminking als mishandeling aanschouwen. Door deze strafbepaling te verplaatsen onder „Zeden‟ worden dergelijke ongewenste stigmatiseringen voorkomen, maar in de commissie vindt men dat 98
R.S.B. Kool et al., Vrouwelijke genitale verminking in juridisch perspectief. (Rechtsvergelijkend) onderzoek naar de juridische mogelijkheden ter voorkoming en bestrijding van vrouwelijke genitale verminking, p. 34.
33
vrouwelijke genitale verminking dan beter onder „Mishandeling‟ blijft, vermits het gaat om het toebrengen van irreversibele schade aan het vrouwelijk lichaam. Indien het onder „Zeden‟ zou vallen zou het een andere connotatie, namelijk een handeling die in strijd wordt geacht met de seksuele fatsoennormen, krijgen die minder goed past bij vrouwelijke genitale verminking. De visie van de Commissie Bestrijding van Genitale Verminking99 luidt dat zij vrouwelijke genitale verminking strafbaar zou willen stellen als “gekwalificeerde mishandeling”100, hiermee wordt het volgende bedoeld:
Dat zou betekenen dat in de artikelen 301 tot en met 303 Sr een extra lid moet worden ingevoegd, waarin staat verwoord dat (zware) mishandeling (met voorbedachten rade) de verminking van de vrouwelijke geslachtsorganen ten gevolge hebbende aanleiding geeft tot een zwaarder strafmaximum.101
Indien dit extra lid wordt toegevoegd, zegt de commissie, worden de verminkende gevolgen geobjectiveerd, waardoor deze zich onttrekken aan het opzetvereiste. Wel moet de verminking in oorzakelijk verband staan met de ten laste gelegde mishandeling. Hierdoor komt het stigma wel op (zware) mishandeling terecht, waardoor de minderheidsgroep zich kan aangevallen voelen, maar het leunt het nauwst aan bij de bedoelingen van de wetgever.102 In het verslag „Strategieën ter voorkoming van besnijdenis bij meisjes. Inventarisatie en aanbevelingen‟ stellen de onderzoekers, net zoals de Commissie Bestrijding van Genitale Verminking, dat er geen nood is aan een specifieke strafbaarstelling inzake vrouwelijke genitale verminking. Zij zeggen dat andere Europese landen meer en meer overgaan tot zo een specifieke strafbaarstelling, maar wanneer een Europees land zulk een specifieke wet kent, dit niet leidt tot meer strafzaken. Verder stellen zij dat het strafrecht voldoende bepalingen kent om plegers en medeplichtigen strafrechterlijk te vervolgen.103
99
R.S.B. Kool et al., Vrouwelijke genitale verminking in juridisch perspectief. (Rechtsvergelijkend) onderzoek naar de juridische mogelijkheden ter voorkoming en bestrijding van vrouwelijke genitale verminking, p. 36-37. 100 R.S.B. Kool et al., Vrouwelijke genitale verminking in juridisch perspectief. (Rechtsvergelijkend) onderzoek naar de juridische mogelijkheden ter voorkoming en bestrijding van vrouwelijke genitale verminking, p. 36. 101 R.S.B. Kool et al., Vrouwelijke genitale verminking in juridisch perspectief. (Rechtsvergelijkend) onderzoek naar de juridische mogelijkheden ter voorkoming en bestrijding van vrouwelijke genitale verminking, p.36. 102 R.S.B. Kool et al., Vrouwelijke genitale verminking in juridisch perspectief. (Rechtsvergelijkend) onderzoek naar de juridische mogelijkheden ter voorkoming en bestrijding van vrouwelijke genitale verminking, p.36. 103 A. van der Kwaak et al., Strategieën ter voorkoming van besnijdenis bij meisjes. Inventarisatie en aanbevelingen, p. 56.
34
3.2.4. Conclusie Vrouwelijke genitale verminking is in Nederland zowel door de grondwet als in de wetgeving verboden. De Grondwet voor het Koninkrijk der Nederlanden laat vrouwelijke genitale verminking niet toe op basis van artikels één, zes en elf. Deze praktijk ondermijnt de gelijkheid tussen mannen en vrouwen en verbreekt het recht van de onaantastbaarheid van het eigen lichaam. In de grondwet staat wel vermeld dat ieder zijn geloof of levensbeschouwing vrij mag belijden, maar dat hier restricties op staan indien ze de wet overtreden. Vermits vrouwelijke genitale verminking de gelijkheid tussen mannen en vrouwen ondermijnd en het lichaam aantast, is deze praktijk niet toegelaten op basis van de Grondwet voor het Koninkrijk der Nederlanden. Ook volgens de wetgeving is vrouwelijke genitale verminking een strafbaar feit. Volgens het Wetboek van Strafrecht, met name van artikel 300 tot 309, valt vrouwelijke genitale verminking onder de specifieke vorm van (kinder)mishandeling. Nederland kent aldus geen specifieke strafbaarstelling. Volgens het Burgerlijk Wetboek kan de kinderrechter een meisje onder een tijdelijk toezicht brengen van een voogdij-instelling indien zij een ernstig risico loopt om besneden te worden (artikel 254, lid 1 boek 1). De rechter kan het meisje ook dag en nacht onder een voogdij-instelling plaatsen (artikel 261 boek 1), indien de eerste maatregel niet zou volstaan. In het Wetboek van Strafrecht (artikel 436 lid 1) en in Wet Beroepen in de Individuele gezondheidszorg (artikel 96) staat vermeld dat een arts ook strafbaar gesteld kan worden indien hij een besnijdenis uitvoert of hieraan meehelpt. Indien een arts een sterk vermoeden heeft dat een meisje zal besneden worden kan hij op basis van de Wet op de jeugdhulpverlening (artikel 34c, lid 3) dit melden aan een Advies- en Meldpunt Kindermishandeling. Wanneer ouders hun dochter naar het buitenland (laten) meenemen om hun dochter aldaar te laten besnijden kunnen de ouders strafbaar gesteld worden indien hun betrokkenheid een strafbaar feit oplevert op grond van de Nederlandse Strafwet (artikel 2 van het Wetboek van Strafrecht). De ouders kunnen strafbaar gesteld worden indien het feit dat ze hebben gepleegd (mededaderschap, uitlokking of medeplichtigheid) in Nederland zelf heeft plaatsgevonden. Een meisje of vrouw heeft ook het recht om asiel aan te vragen, op basis van de Vreemdelingenwet (artikel 29, lid 1, sub 1) indien ze kan aantonen dat ze het risico loopt om besneden te worden.
35
Nederland kent dus geen specifieke wetgeving, nochtans werd hierover wel aardig gediscussieerd in de Tweede Kamer der Staten-Generaal (zie verslag). Toch werd besloten dat de huidige wetgeving voldoende middelen aanreikt om deze praktijk strafbaar te stellen. Ook de Commissie Bestrijding van Genitale Verminking vindt dat de huidige wetgeving moet blijven, maar zij zou vrouwelijke genitale verminking wel strafbaar willen stellen als een „gekwalificeerde mishandeling‟. Ook de onderzoekers van „Strategieën ter voorkoming van besnijdenis bij meisjes. Inventarisatie en aanbevelingen‟ vinden niet dat een specifieke strafbaarstelling nodig is.
36
3.3. Het wettelijk kader in België 3.3.1. Inleiding Er zullen enkele belangrijke verschillen tussen Nederland en België aan bod komen, maar die moeten echter in een juist daglicht geplaatst worden. Door het losbreken van de Dutrouxaffaire in 1996 zijn er enkele wijzigingen in het Staatsblad opgetreden. Zouden deze wijzigingen opgetreden zijn indien deze verschrikkelijke tragedie niet had plaats gevonden, dat zullen we wellicht nooit weten. Toch is het belangrijk om deze gebeurtenissen ten aanzien van de wijzigingen in het Staatsblad inzake vrouwelijke genitale verminking in het achterhoofd te houden. Wat volgt is een schets van hoe het wettelijk kader in verband met vrouwelijke genitale verminking in België is gestructureerd. Ik zal hiervoor dezelfde structuur bewaren als bij het wettelijk kader van Nederland, en eerst de grondwet, vervolgens het strafrecht (Belgisch Strafwetboek, Wetboek van Strafvordering en Jeugdbeschermingswet), en tot slot de politieke discussies omtrent deze wetgevingen naderbij bekijken. Voor dit onderdeel heb ik mij op de volgende werken gebaseerd: „Strategieën ter voorkoming van besnijdenis bij meisjes. Inventarisatie en aanbevelingen‟ (oktober 2003)104 door de Vrije Universiteit van Amsterdam, en Defence for Children International in opdracht van het Ministerie van Sociale zaken en werk. „Het beleidsadvies ter bestrijding van genitale verminking‟ uitgebracht door de Commissie Bestrijding van Genitale Verminking aan de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (Zoetermeer 2005)105. „Nota aan de interministeriële conferentie « maatschappelijke integratie » voor de plenaire zitting op 21 november 2006. Ontwerp van actieplan in de strijd tegen genitale verminkingen‟.106
104
A. van der Kwaak et al. Strategieën ter voorkoming van besnijdenis bij meisjes. Inventarisatie en aanbevelingen. Vrij Universiteit Amsterdam. 2003. 105 R.S.B. Kool et al. Vrouwelijke genitale verminking in juridisch perspectief. (Rechtsvergelijkend) onderzoek naar de juridische mogelijkheden ter voorkoming en bestrijding van vrouwelijke genitale verminking. Quantes. Rijswijk. 2005. 106 Nota aan de interministeriële conferentie <maatschappelijke integratie> voor de plenaire zitting op 21 november 2006. Ontwerp van actieplan in de strijd tegen genitale verminking (online), http://www.lesfamilles.be/portail/docs/PAN.verminkingen.2006.11.06.pdf (25 april 2007).
37
3.3.2. De Belgische Grondwet Op 25 mei 2000 werden in het Staatsblad107 de wijzigingen108 in de grondwet gepubliceerd die op 23 maart 2000 werden bekrachtigd en afgekondigd. Dit gebeurde op aanbeveling van de Nationale Commissie tegen Seksuele Uitbuiting van Kinderen. Deze werd ingesteld als gevolg van de Dutroux-affaire in 1996.109 In de Belgische Grondwet lezen we in artikel 22bis:
Elk kind heeft recht op eerbiediging van zijn morele, lichamelijke, geestelijke en seksuele integriteit.110
In artikel 10 van de Belgische Grondwet staat het volgende: De gelijkheid van vrouwen en mannen is gewaarborgd.111
De grondwet van België verschilt met die van Nederland, deze laatste kent immers geen specifieke bescherming voor kinderen. Hetgeen zij vermeldt in haar grondwet is dat discriminatie op grond van het geslacht niet is toegestaan, en eenieder een zelfbeschikkingsrecht heeft over het eigen lichaam. Wel wordt in de Nederlandse grondwet met „ieder‟ ook minderjarigen en vreemdelingen bedoeld. Net zoals in Nederland zouden we kunnen stellen dat vrouwelijke genitale verminking verboden is volgens de Belgische Grondwet, vermits deze praktijk een inbreuk pleegt op de morele, lichamelijke en seksuele integriteit van het kind en vrouwelijke genitale verminking de gelijkheid tussen vrouwen en mannen ondermijnd.
107
Wijziging aan de grondwet (1) (2) (online), 25 mei 2000, http://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body.pl?language=nl&caller=summary&pub_date=2000-0525&numac=2000021243 (21 maart 2007). 108 Wijzigingen van 23 maart 2000. Artikel 22 bis (online), http://www.senate.be/doc/const_nl.html#modif20000323 (21 maart 2007). 109 A. van der Kwaak et al., Strategieën ter voorkoming van besnijdenis bij meisjes. Inventarisatie en aanbevelingen, p. 70-71. 110 De Belgische Grondwet (online), http://www.cau.ac/spirates/Belgische%20Grondwet.pdf (21 maart 2007). 111 De Belgische Grondwet (online), http://www.cau.ac/spirates/Belgische%20Grondwet.pdf (21 maart 2007).
38
3.3.3. De wetgeving inzake vrouwelijke genitale verminking België kent, evenals Nederland, verschillende wetgevingen die van toepassing zijn op vrouwelijke genitale verminking. Ik zal eerst dieper ingaan op de specifieke strafbaarstelling van vrouwelijke genitale verminking vermeld in het Belgisch Strafwetboek, vervolgens zal ik verder uitweiden over het Wetboek van Strafvordering, om tot slot de Jeugdbeschermingswet te bespreken.
3.3.3.1. Strafwetboek In 2001 heeft België een specifieke strafbaarstelling inzake vrouwelijke genitale verminking opgenomen in artikel 409112 van het Belgisch Strafwetboek.113 (zie bijlage 7) In de eerste paragraaf van dit artikel wordt het volgende vermeld:
Hij die eender welke vorm van verminking van de genitaliën van een persoon van het vrouwelijk geslacht uitvoert, vergemakkelijkt of bevordert, met of zonder haar toestemming, wordt gestraft met gevangenisstraf van drie jaar tot vijf jaar. De poging wordt gestraft met gevangenisstraf van acht dagen tot een jaar.114
In dit artikel worden alle vormen van vrouwelijke genitale verminking (enkel betrekking op verminking van vrouwen en meisjes, en geen besnijdenis van mannen) verboden. In deze wet wordt vrouwelijke genitale verminking aldus expliciet strafbaar gesteld, ook als het meisje of vrouw die besneden wordt minder- of meerderjarig is, en ook indien het meisje of de vrouw toestemming geeft om besneden te worden. Een vraag die hier bij kan gesteld worden, is wat indien een volwassen vrouw toestemming geeft voor bijvoorbeeld een clitoridectomie, excisie of infibulatie? Fuambai Ahmadu bijvoorbeeld is een antropologe die opgegroeid is in de Verenigde Staten, en aldus de „Westerse visie‟ van de lichamelijke integriteit kent, toch is zij op tweeëntwintigjarige leeftijd terug naar Sierra Leona gekeerd, om zich aldaar te laten besnijden. In de tekst van Karen Meerschaut en Annabel Backs wordt de vraag gesteld waar je de grens trekt. Als een man zich wil omvormen tot vrouw, en bijgevolg zijn penis laat „weg nemen‟, wat zou dan het verschil zijn met een vrouw die toestemming geeft om bijvoorbeeld 112
Zie bijlage 7. R.S.B. Kool et al., Vrouwelijke genitale verminking in juridisch perspectief. (Rechtsvergelijkend) onderzoek naar de juridische mogelijkheden ter voorkoming en bestrijding van vrouwelijke genitale verminking, p. 88. 114 Strafwetboek (online), http://www.juridat.be/wet/wet.htm (20 april 2007). 113
39
haar clitoris te laten „wegsnijden‟.115 Waarom is „de dader‟ in het eerste geval niet strafbaar, en in het tweede geval wel? Volgens de onderzoekers van „Strategieën ter voorkoming van besnijdenis bij meisjes. Inventarisatie en aanbeveling.‟ houdt deze wet ook in dat artsen en gynaecologen een vrouw niet mogen reïnfibuleren, vermits dat valt onder vrouwelijke genitale verminking.116 In het interview117 dat ik van mevrouw Fraiteur afgenomen heb, vertelde ze mij dat dit een delicate kwestie is. Voor de juristen zou het duidelijk zijn dat de wet reïnfibulatie verbiedt, maar dat de artsen hier niet van op de hoogte zijn. Zij vertelt dat de wet niet moet veranderen, en dat reïnfibulatie aldus een vorm van vrouwelijke genitale verminking is, en aldus verboden is. Wel stelt zij dat de artsen hiervan op de hoogte moeten gebracht worden. (zie infra) In een onderzoek118 dat Els Leye en Jessika Deblonde hebben uitgevoerd, staat: Re-infibulation not specifically stipulated as illegal.119
Het is aldus niet duidelijk of reïnfibulatie strikt verboden is volgens de huidige wet. In hun onderzoek stellen zij dat reïnfibulatie beter moet worden gedefinieerd in de huidige wet, en dat er duidelijkheid moet geschonken worden aan de volgende begrippen: re-suturing, episiotomie, en reïnfibulatie.120 Wat niet als vrouwelijke genitale verminking door de wet wordt aanzien, is: Kleine aantastingen van de geslachtsorganen, zoals piercing en tatoeage.121
Er is ook nog een ander pijnpunt in deze wet, zo wordt vermeld dat „eender welke vorm van verminking van de genitaliën‟122 strafbaar wordt gesteld. Bijgevolg wordt er geen onderscheid gemaakt tussen de verschillende vormen van vrouwelijke genitale verminking,
115
K. Meerschaut en A. Backs, Vrouwenbesnijdenis en recht (online), http://cas1.elis.rug.ac.be/avrug/vrouwel4.htm (25 april 2007). 116 A. van der Kwaak et al., Strategieën ter voorkoming van besnijdenis bij meisjes. Inventarisatie en aanbevelingen, p. 72. 117 Zie interview met mevrouw Fraiteur. 118 E. Leye en J. Deblonde, Legislation in Europe regarding female genital mutilation and the implementation of the law in Belgium, France, Spain, Sweden and the UK. April 2004. 119 E. Leye en J. Deblonde, Legislation in Europe regarding female genital mutilation and the implementation of the law in Belgium, France, Spain, Sweden and the UK, p.16. 120 E. Leye en J. Deblonde, Legislation in Europe regarding female genital mutilation and the implementation of the law in Belgium, France, Spain, Sweden and the UK, p.50. 121 R.S.B. Kool et al., Vrouwelijke genitale verminking in juridisch perspectief. (Rechtsvergelijkend) onderzoek naar de juridische mogelijkheden ter voorkoming en bestrijding van vrouwelijke genitale verminking, p. 90. 122 Strafwetboek (online), http://www.juridat.be/wet/wet.htm (20 april 2007).
40
en wordt deze praktijk ook niet gespecificeerd. Aldus is het niet duidelijk wat vrouwelijke genitale verminking precies inhoudt volgens de huidige wetgeving, enkel dat kleine aantastingen zoals piercings en tatoeages er niet onder vallen. De toenmalige Minister van Justitie, Marc Verwilghen, deelde immers mee dat het niet goed zou zijn om de verschillende vormen van vrouwelijke genitale verminking te expliciteren, omdat zij die deze praktijk uitoefenen inventief zijn.123 De juristen Karen Meerschaut en Annabel Backs124 vragen zich verder ook af waarom een specifieke strafbaarstelling inzake vrouwelijke genitale verminking nodig is wanneer deze praktijk ook strafbaar kan gesteld worden aan de hand van de bestaande strafbepaling van het toebrengen van opzettelijke slagen en verwondingen. Onder deze strafbepaling kunnen vrouwelijke genitale verminking, jongensbesnijdenis, clitoridectomie, excisie, infibulatie, en vernauwing van de vulvo-vaginale streek onder vallen. In de Commissie voor Justitie van de Senaat werd gediscussieerd over deze specifieke strafbepaling, en uiteindelijk werd deze ook doorgevoerd. De voornaamste redenen hiervoor waren ten eerste naar aanleiding van de paniekgolf die de affaire Dutroux heeft veroorzaakt. Door deze affaire heeft er een omvangrijke wetswijziging, strekkende tot verbetering van de bescherming van het kind, plaats gevonden. Naar aanleiding van deze uitgebroken tragedie werden verscheidene wetswijzigingen voorgesteld, in het zog waarvan ook de strafbaarstelling van vrouwelijke genitale verminking werd herzien. Een tweede reden waarom de aparte strafbaarstelling werd ingevoerd was naar aanleiding van de oproep van de internationale rechtsgemeenschap. Het doel van deze oproep was om vrouwelijke genitale verminking „op ondubbelzinnige wijze‟ als „verminking‟ strafbaar te stellen.125 Verder straalt deze aparte strafbaarstelling een belangrijke symbolische en levensbeschouwelijke visie uit (in tegenstelling tot Nederland heeft de Belgische wetgever geen probleem met deze sterke symbolische en levensbeschouwelijke dimensie), en tot slot omdat deze specifieke strafbaarstelling een duidelijk signaal zou geven aan de betrokkenen in de hoop dat er zo een mentaliteitswijziging zou kunnen doorgevoerd worden.126 Omdat vrouwelijke genitale verminking een georganiseerd delict is, heeft men een ruime strafbepaling opgesteld, zo kunnen de ouders, de snijdster maar ook diegene die „circuits‟ organiseren waarbij op relatief 123
K. Meerschaut en A. Backs, Vrouwenbesnijdenis en recht (online), http://cas1.elis.rug.ac.be/avrug/vrouwel4.htm (25 april 2007). 124 K. Meerschaut en A. Backs, Vrouwenbesnijdenis en recht (online), http://cas1.elis.rug.ac.be/avrug/vrouwel4.htm (25 april 2007). 125 R.S.B. Kool et al., Vrouwelijke genitale verminking in juridisch perspectief. (Rechtsvergelijkend) onderzoek naar de juridische mogelijkheden ter voorkoming en bestrijding van vrouwelijke genitale verminking, p. 89. 126 K. Meerschaut en A. Backs, Vrouwenbesnijdenis en recht (online), http://cas1.elis.rug.ac.be/avrug/vrouwel4.htm (25 april 2007).
41
grote schaal vrouwelijke genitale verminking wordt gepraktiseerd, ook buiten België, strafbaar worden gesteld.127 Laurette Onkelinx liet in de plenaire vergadering128 van 23 november 2006 (3-189) weten dat ze een wijziging wenst door te voeren in artikel 409. Zo wil ze niet enkel diegene die een vrouwelijke genitale verminking uitvoert, vergemakkelijkt of bevordert, strafbaar stellen, maar ook zij/hij die daartoe aanzet, al diegenen die deze praktijk promoten.129 Dit wetsvoorstel is tot op heden nog niet door de Commissie van Justitie geraakt, en het zal nog even duren vooraleer deze in werking treedt.130 De strafmaat die op de huidige wetgeving staat is, net zoals in Nederland, afhankelijk van het feitencomplex. Eender wie die een verminking aan de vrouwelijke genitaliën toebrengt, deze praktijk vergemakkelijkt of bevordert, riskeert een straf van drie tot vijf jaar. Zij die een poging ondernemen om de uitwendige genitaliën te verminken, krijgen een celstraf van acht dagen tot een jaar. Indien deze verminking plaats vindt bij een minderjarige, of indien er geldbelangen aanwezig zijn, zal de straf tussen vijf en zeven jaar bedragen. Indien de verminking een ongeneeslijke ziekte of een blijvende arbeidsongeschiktheid tot gevolg heeft, wordt deze persoon voor vijf tot tien jaar opgesloten. Wanneer het de dood van een meisje of vrouw tot gevolg heeft, ook al was dit niet de bedoeling, zal de opsluiting tien tot vijftien jaar zijn. Indien het meisje of vrouw die genitaal verminkt wordt, minderjarig is of niet in haar eigen onderhoud kan voorzien, en deze geweldpleging gebeurd werd door bloedverwant(en) in opgaande lijn, iemand die toeziet op het meisje of vrouw, of iemand die occasioneel samenwoont met dit meisje of vrouw, dan zal de gevangenisstraf verdubbeld worden en met twee jaar verhoogd in geval van opsluiting.131 Op deze strafmaten hebben Karen Meerschaut en Annabel Backs eveneens commentaar, zo stellen zij dat men in het parlement van oordeel is dat infibulatie, anatomisch gezien, te vergelijken is met castratie. Zij zeggen dat dit in de wetgeving niet tot uiting komt, enerzijds omdat zij onder verschillende strafbepalingen vallen, en ten tweede omdat er
127
R.S.B. Kool et al., Vrouwelijke genitale verminking in juridisch perspectief. (Rechtsvergelijkend) onderzoek naar de juridische mogelijkheden ter voorkoming en bestrijding van vrouwelijke genitale verminking, p. 89-90. 128 Belgische Senaat, Gewone zitting 2006-2007, Handelingen, Plenaire vergaderingen, Donderdag 23 november 2006, ochtendvergadering, 3-189, p. 13 (online), http://www.senatoren.be/www/webdriver?MItabObj=pdf&MIcolObj=pdf&MInamObj=pdfid&MItypeObj=appl ication/pdf&MIvalObj=50335612 (12 mei 2007). 129 Belgische Senaat, Gewone zitting 2006-2007, Handelingen, Plenaire vergaderingen, Donderdag 23 november 2006, ochtendvergadering, 3-189, p. 13 (online), http://www.senatoren.be/www/webdriver?MItabObj=pdf&MIcolObj=pdf&MInamObj=pdfid&MItypeObj=appl ication/pdf&MIvalObj=50335612 (12 mei 2007). 130 Zie interview met mevrouw Fraiteur. 131 Strafwetboek (online), http://www.juridat.be/wet/wet.htm (20 april 2007).
42
bijvoorbeeld op een castratie bij minderjarigen een straf staat van tien tot vijftien jaar, bij infibulatie daarentegen is deze straf slechts vijf tot zeven jaar. Aldus wordt castratie zwaarder bestraft dan infibulatie. Ook vragen zij zich af of een strafverzwaring jegens ouders wel legitiem is. De meeste moeders besnijden hun eigen kind omdat zij ook besneden zijn geweest, en omdat zij denken goed te handelen. Zij zijn er echt van overtuigd dat indien hun dochter niet besneden is, zij geen man zullen vinden.132 De Belgische strafwetgever heeft gepoogd een harde wet op te stellen ten aanzien van vrouwelijke genitale verminking, maar er zijn toch enkele mankementen te bemerken aan artikel 409 van het Strafwetboek, bijvoorbeeld de discussie over reïnfibulatie, over de definitie van vrouwelijke genitale verminking, …
3.3.3.2. Wetboek van Strafvordering Naast de herzieningen van het materiële strafrecht133, werden er ook wijzigingen doorgevoerd in het formele strafrecht134. Zo kent het Wetboek van Strafvordering de invoering van het meldrecht ter zake van een seksueel delict jegens minderjarigen, waaronder vrouwelijke genitale verminking valt. Dit meldrecht135 kan teruggevonden worden in artikel 458bis136 van het formele strafrecht137, namelijk:
Eenieder, die uit hoofde van zijn staat of beroep houder is van geheimen en die hierdoor kennis heeft van een misdrijf zoals omschreven in de artikelen 372 tot 377, 392 tot 394, 396 tot 405ter, 409, 423, 425 en 426, gepleegd op een minderjarige kan, onverminderd de verplichtingen hem opgelegd door artikel 422bis, het misdrijf ter kennis brengen van de procureur des Konings, op voorwaarde dat hij het slachtoffer heeft onderzocht of door het slachtoffer in vertrouwen werd genomen, er een ernstig en dreigend gevaar bestaat
132
K. Meerschaut en A. Backs, Vrouwenbesnijdenis en recht (online), http://cas1.elis.rug.ac.be/avrug/vrouwel4.htm (25 april 2007). 133 Het materiële strafrecht (Strafwetboek) bepaalt welke misdrijven strafbaar zijn, en welke straffen er voor kunnen uitgesproken worden. 134 Het formele strafrecht (Belgisch Wetboek van Strafvordering) bepaalt hoe de misdrijven vervolgd worden, samen met het Strafwetboek vormen zij de basis van het Belgisch strafrecht. 135 Dit meldrecht geldt niet alleen voor de medische sector maar tevens ook voor alle overige houders van het beroepsgeheim, bijvoorbeeld advocatuur. 136 Belgische Senaat, zitting 2000-2001, 2-280/14, 10 november 2001, evocatieprocedure, hoofdstuk 1, art. 33. R.S.B. Kool et al., Vrouwelijke genitale verminking in juridisch perspectief. (Rechtsvergelijkend) onderzoek naar de juridische mogelijkheden ter voorkoming en bestrijding van vrouwelijke genitale verminking, p. 91. 137 R.S.B. Kool et al., Vrouwelijke genitale verminking in juridisch perspectief. (Rechtsvergelijkend) onderzoek naar de juridische mogelijkheden ter voorkoming en bestrijding van vrouwelijke genitale verminking, p. 91.
43
voor de psychische of fysieke integriteit van de betrokkene en hij deze integriteit zelf of met hulp van anderen niet kan beschermen.138
De verplichtingen die hier beschreven worden in verband met artikel 422bis zijn de volgende:
Met gevangenisstraf van acht dagen tot (een jaar) en met geldboete van vijftig frank tot vijfhonderd frank of met een van die straffen alleen wordt gestraft hij die verzuimt hulp te verlenen of te verschaffen aan iemand die in groot gevaar verkeert, hetzij hij zelf diens toestand heeft vastgesteld, hetzij die toestand hem is beschreven door degenen die zijn hulp inroepen. Voor het misdrijf is vereist dat de verzuimer kon helpen zonder ernstig gevaar voor zichzelf of voor anderen. Heeft de verzuimer niet persoonlijk het gevaar vastgesteld waarin de hulpbehoevende verkeerde, dan kan hij niet worden gestraft, indien hij op grond van de omstandigheden waarin hij werd verzocht te helpen, kon geloven dat het verzoek niet ernstig was of dat er gevaar aan verbonden was. (De straf bedoeld in het eerste lid wordt op twee jaar gebracht indien de persoon die in groot gevaar verkeert, minderjarig is.)139
Deze wijziging van artikel 458 van het Wetboek van Strafvordering stuitte op veel weerstand. In het voormalige artikel was een schending van het beroepsgeheim gerechtvaardigd door een beroep op de noodtoestand, maar door de wijziging ontstaat er een directe melding. (zie supra) In dit vernoemde artikel lezen we nu het volgende: “… onverminderd de verplichtingen hem opgelegd door artikel 422bis, het misdrijf ter kennis brengen van de procureur des Konings … ”140 Deze directe melding zou als „verklikking‟ kunnen worden ervaren door patiënten, en zou het vertrouwelijke therapeutische contact kunnen schaden. Voor deze directe meldplicht bestond er al een protocollaire meldingsplicht141, aldus stootte niet de meldplicht op zich op onenigheid, maar wel dat deze rechtstreeks aan het parket moet overgemaakt worden. De toenmalige Minister van Justitie, Marc Verwilghen142, vond niet dat 138
Wetboek van Strafvordering, Boek II, Titel II (art. 217 tot en met 406) (online), http://www.juridat.be/wet/wet.htm (20 april 2007). De artikels waarnaar verwezen wordt in dit wetsartikel, kan je terugvinden in bijlage 7. 139 Strafwetboek (online), http://www.juridat.be/wet/wet.htm (20 april 2007). 140 Strafwetboek (online), http://www.juridat.be/wet/wet.htm (20 april 2007). 141 Bij een protocollaire meldingsplicht (in de medische sector) dient hij het misdrijf gepleegd op de minderjarige te melden aan vertrouwensartsen of vertrouwenscentra. 142 Marc Verwilghen was toen Minister van Justitie, maar het regeringsontwerp van deze wet die op 20 januari 1999 werd ingediend in de kamer, was een voorstel van Stefaan De Clerck. “De Heer Stefaan De Clerck, de toenmalige Minister van Justitie, onderstreepte tijdens de besprekingen in de Kamer de noodzaak om dieper in te gaan op de essentiële waarden van onze samenleving: in het bijzonder de vereiste eerbied voor de menselijke waardigheid, vooral ten opzichte van de meest kwetsbaren, de minderjarigen. Het wetsontwerp heeft vooral tot doel de gewelddaden op minderjarigen strenger te bestraffen. Het gaat bijgevolg om een repressieve wet als
44
de directe melding overkwam als „verklikking‟, vermits er een mogelijkheid was om het misdrijf te melden, wat deel uit maakt van de verantwoordelijkheden van de bevoegde, en dit dus geen verplichting was waardoor het beroepsgeheim niet aangetast wordt. De regering stuurt niet aan op verklikking maar vraagt via zeer concrete criteria … dat verschillende betrokkenen hun verantwoordelijkheid nemen zoals het hoort.143
De regering beschouwt het beroepsgeheim waar het minderjarigen betreft ondergeschikt aan het belang van het kind, minderjarigen zijn immers voor de behartiging van hun belangen aangewezen op meerderjarigen, in dit geval de arts of hulpverlener die zij in vertrouwen nemen.144 Andere wijzigingen die plaatsvonden, zijn ten eerste deze van de „verruiming van de extraterritorialiteit‟145. Dit houdt in dat wanneer een meisje of vrouw, die in België woont, in het buitenland besneden wordt, deze daad ook strafbaar is, en valt daarmee uitdrukkelijk onder de werking van artikel 10ter in het Wetboek van Strafvordering:
Eenieder kan in België vervolgd worden wanneer hij zich buiten het grondgebied van het Rijk schuldig maakt aan: (…) 2° een van de misdrijven bepaald in de artikelen 372 tot 377 en 409 van hetzelfde Wetboek [bedoeld wordt het BWS], indien het feit werd gepleegd op een minderjarige (…)146
Hier is echter een beperking aanwezig met name indien het meisje of de vrouw vóór haar aankomst in België besneden werd, deze daad niet als strafbaar wordt beschouwd.147
antwoord op de paniekgolf die ons land overspoelde na de Dutroux-affaire. De heer Verwilghen gaf dit ook volmondig toe. Hij meende de repressieve teneur van het ontwerp te mogen toeschrijven aan de politieke en publieke gemoedstoestand ingevolge het Dutroux-drama.”. K. Meerschaut en A. Backs, Vrouwenbesnijdenis en recht (online), http://cas1.elis.rug.ac.be/avrug/vrouwel4.htm (25 april 2007). 143 R.S.B. Kool et al., Vrouwelijke genitale verminking in juridisch perspectief. (Rechtsvergelijkend) onderzoek naar de juridische mogelijkheden ter voorkoming en bestrijding van vrouwelijke genitale verminking, p.92. 144 R.S.B. Kool et al., Vrouwelijke genitale verminking in juridisch perspectief. (Rechtsvergelijkend) onderzoek naar de juridische mogelijkheden ter voorkoming en bestrijding van vrouwelijke genitale verminking, p. 91-92. 145 R.S.B. Kool et al., Vrouwelijke genitale verminking in juridisch perspectief. (Rechtsvergelijkend) onderzoek naar de juridische mogelijkheden ter voorkoming en bestrijding van vrouwelijke genitale verminking, p. 91-92. 146 R.S.B. Kool et al., Vrouwelijke genitale verminking in juridisch perspectief. (Rechtsvergelijkend) onderzoek naar de juridische mogelijkheden ter voorkoming en bestrijding van vrouwelijke genitale verminking, p.93. 147 R.S.B. Kool et al., Vrouwelijke genitale verminking in juridisch perspectief. (Rechtsvergelijkend) onderzoek naar de juridische mogelijkheden ter voorkoming en bestrijding van vrouwelijke genitale verminking, p.93.
45
De andere wijziging is deze van het „bijzonder verhoorregime‟148, zo is het mogelijk om het minderjarig slachtoffer van vrouwelijke genitale verminking met haar toestemming een studioverhoor te laten afnemen zodat ze niet persoonlijk op het gerecht dient te verschijnen. Indien ze toch persoonlijk moet verschijnen, kan dit via een videoconferentie, ditzelfde geldt eveneens voor de minderjarige getuige.149 (Voor de wetsartikelen 92-101, 190bis en 327 bis van het Wetboek van Strafvordering, zie bijlage 9) Ondanks deze specifieke wetgeving heeft er, net zoals in Nederland, nog nooit een vervolging of veroordeling plaats gevonden. Op de actiedag „Stop genitale verminking‟ vertelde mevrouw Diallo dat er nog geen vervolgingen plaats gevonden hebben, omdat tot nu toe de mensen nog geen moed hebben gehad om vrouwelijke genitale verminking te melden. Ze durven geen klacht neer te leggen omdat ze te weinig waarborg hebben. Voor haar is het belangrijk dat er eerst preventie en informatie wordt geleverd aan de medische, sociale, juridische, … sector en aan de risicogroep, en dan pas repressie. Een juriste uit het publiek vroeg zich hierbij af wie mag en kan een klacht neerleggen, en waar die klacht moet neergelegd worden, wat de gevolgen zijn van zo een klacht. Een van de mogelijke gevolgen kan een strafrechtelijk en familiaal isolement zijn, en wat dan …?
3.3.3.3. Jeugdbeschermingswet De kinderrechter kan de ouders hun voogdij ontnemen indien er een ernstig risico op vrouwelijke genitale verminking dreigt, en dit door de Jeugdbeschermingswet opgesteld in 1965 (wat een federale bevoegdheid is).150
148
R.S.B. Kool et al., Vrouwelijke genitale verminking in juridisch perspectief. (Rechtsvergelijkend) onderzoek naar de juridische mogelijkheden ter voorkoming en bestrijding van vrouwelijke genitale verminking, p.93. 149 R.S.B. Kool et al., Vrouwelijke genitale verminking in juridisch perspectief. (Rechtsvergelijkend) onderzoek naar de juridische mogelijkheden ter voorkoming en bestrijding van vrouwelijke genitale verminking, p.93. 150 A. van der Kwaak et al., Strategieën ter voorkoming van besnijdenis bij meisjes. Inventarisatie en aanbevelingen, p. 74.
46
3.3.4. Conclusie In België is vrouwelijke genitale verminking verboden enerzijds door de Belgische Grondwet en anderzijds door de specifieke strafbaarstelling, namelijk artikel 409 van het Belgisch Strafwetboek. De Belgische Grondwet verbiedt vrouwelijke genitale verminking op grond van artikelen 10 en 22bis. Deze artikels stellen dat de gelijkheid van vrouwen en mannen gewaarborgd is, en dat elk kind recht heeft op de eerbiediging van zijn morele, lichamelijke, geestelijke en seksuele integriteit. Omdat vrouwelijke genitale verminking de gelijkheid van beide seksen ondermijnd, en omdat deze praktijk zowel morele, lichamelijke, geestelijke en seksuele schade verricht, is vrouwelijke genitale verminking aldus niet toelaatbaar op basis van de Belgische Grondwet. Volgens het Belgisch Strafwetboek is vrouwelijke genitale verminking specifiek strafbaar onder artikel 409. Dit artikel stelt dat eenieder die een vrouwelijke genitale verminking uitvoert, vergemakkelijkt of bevordert, met of zonder toestemming, gestraft wordt met een gevangenisstraf van drie tot vijf jaar. Ondanks deze specifieke wetgeving hebben er, net zoals in Nederland, nog geen vervolgingen plaats gevonden. Er gaan stemmen op dat dit artikel enkele gaten open laat, namelijk is reïnfibulatie strafbaar, wat als de meerderjarige bewust wil besneden worden, … Ook vragen sommige juristen zich af of een specifieke strafbaarstelling echt noodzakelijk is. Volgens de Belgische regering was deze specifieke wet te opteren boven een algemene wet omwille van de volgende redenen: de aparte strafbaarstelling werd ingevoerd naar aanleiding van de oproep van de internationale rechtsgemeenschap. Het doel van deze oproep was om vrouwelijke genitale verminking „op ondubbelzinnige wijze‟ als „verminking‟ strafbaar te stellen. Verder straalt deze aparte strafbaarstelling een belangrijke symbolische en levensbeschouwelijke visie uit, en tot slot omdat deze specifieke strafbaarstelling een duidelijk signaal zou geven aan de betrokkenen in de hoop dat er zo een mentaliteitswijziging zou kunnen doorgevoerd worden. De strafmaat van vrouwelijke genitale verminking is afhankelijk van het feitencomplex en varieert van drie tot vijftien jaar. Laurette Onkelinx heeft een wetsvoorstel ingediend zodat niet enkel diegenen die vrouwelijke genitale verminking uitvoeren, vergemakkelijken of bevorderen gestraft worden, maar ook diegenen die deze praktijk promoten. Dit wetsvoorstel is echter nog niet door de Commissie van justitie geraakt.
47
Volgens het Wetboek van Strafvordering (artikel 458) mag ieder die een beroep uitoefent waarin beroepsgeheim geldt, dit verbreken indien hij sterke vermoedens heeft van een seksueel delict jegens minderjarigen. Dit meldrecht houdt een directe melding in, en moet dus overgemaakt worden aan de procureur des Konings. Volgens sommigen, voornamelijk artsen, zou deze directe melding als „verklikking‟ kunnen worden ervaren door patiënten, en zou het vertrouwelijke therapeutische contact kunnen schaden. Niet de meldplicht op zich vormt het probleem, maar wel het feit dat deze melding rechtstreeks aan het parket moet overgemaakt worden. Volgens het Wetboek van Strafvordering (artikel 10ter) kan iemand die een meisje mee naar het buitenland neemt om het aldaar te laten besnijden strafbaar worden gesteld, indien deze persoon in België woont.. Volgens dit wetboek (artikels 92-101, 190bis en 327 bis) is het mogelijk om het minderjarig slachtoffer van vrouwelijke genitale verminking met haar toestemming een studioverhoor te laten afnemen zodat ze niet persoonlijk op het gerecht dient te verschijnen. Indien ze toch persoonlijk moet verschijnen, kan dit via een videoconferentie. Tot slot kan de kinderrechter op basis van de Jeugdbeschermingswet de voogdij van de ouders ontnemen indien het meisje ernstig gevaar loopt om besneden te worden.
48
3.4. Vergelijking wettelijk kader in Nederland en België Het grote verschil, op het niveau van de wet, is dat Nederland in tegenstelling tot België, geen aparte strafbaarstelling kent, maar vrouwelijke genitale verminking wordt wel als specifieke vorm van (kinder)mishandeling strafbaar gesteld. Daardoor „negeert‟ ze de internationale richtlijn. De reden waarom Nederland hier niet op ingaat, is omdat er geen cijfers bestaan over het aantal gevallen van vrouwelijke genitale verminking en ook omwille van de praktische problemen waarwee de opsporing van dit fenomeen gepaard lijkt te gaan. Aldus ziet de Nederlandse regering deze specifieke strafbaarstelling eerder als een symbolische wetgeving. Door een specifieke strafbaarstelling zou de stigmatisering van deze minderheidsgroep kunnen dalen, want het zou zo niet meer onder „mishandeling‟ vallen, maar het gevaar bestaat dat zo de bedoelingen van de wetgever niet duidelijk meer zouden overkomen. De Commissie Bestrijding van Genitale Verminking stelt voor om vrouwelijke genitale verminking niet als afzonderlijk delict strafbaar te stellen, maar als strafverzwarende omstandigheid en dit op te nemen in het strafrecht. Zo wordt er recht gedaan aan de strafwaardigheid
van
vrouwelijke
genitale
verminking
als
specifieke
vorm
van
(kinder)mishandeling en blijft de wetsystematiek intact. De Belgische wetgever daarentegen heeft met de invoering van artikel 409 van het Belgisch Strafwetboek een specifieke strafbaarstelling ingelast om een duidelijke en ruimwerkende norm te stellen, namelijk dat vrouwelijke genitale verminking te allen tijde strafbaar wordt geacht, maar dit artikel kent zijn nodige problemen. (zie infra) De redenen voor deze specifieke wet waren ten eerste omdat er op deze manier gehoor werd gegeven aan de oproep van de internationale rechtsgemeenschap om een aparte strafbaarstelling in te voeren. Zo zou vrouwelijke genitale verminking op ondubbelzinnige wijze als verminking strafbaar kunnen gesteld worden. Verder straalt deze aparte strafbaarstelling een belangrijke symbolische en levensbeschouwelijke visie uit, en tot slot omdat deze specifieke strafbaarstelling een duidelijk signaal zou geven aan de betrokkenen in de hoop dat er zo een mentaliteitswijziging zou kunnen doorgevoerd worden. Een ander verschil merken we in de grondwet, zo kent deze van Nederland geen specifieke bescherming voor kinderen. Hetgeen zij vermeldt in haar grondwet is dat discriminatie op grond van het geslacht niet is toegestaan, en eenieder het recht van de onaantastbaarheid van het eigen lichaam bezit. De rechten van het kind worden in deze rechten (artikels één, zes en elf van de Grondwet voor het Koninkrijk der Nederlanden) impliciet verdedigd, dit omdat in de artikels duidelijk „ieder‟ wordt vermeld, wat ook slaat op minderjarigen. „Ieder‟ kent het 49
recht op gelijkheid van het geslacht en op onaantastbaarheid van het lichaam, aldus heeft ieder het recht op leven en fysieke integriteit, en mogen er dus geen verwondingen aan de uitwendige vrouwelijke genitaliën aangebracht worden. We kunnen stellen dat de Grondwet voor het Koninkrijk der Nederlanden vrouwelijke genitale verminking ziet als een inbreuk op deze grondwet, omdat indien deze praktijk plaats vindt bij iemand die zich in Nederland bevindt, de artikels één, zes en elf overtreden worden. De Belgische Grondwet laat vrouwelijke genitale verminking niet toe op grond van artikelen 10 en 22bis. Deze stellen dat de gelijkheid van vrouwen en mannen gewaarborgd is, en dat elk kind recht heeft op de eerbiediging van zijn morele, lichamelijke, geestelijke en seksuele integriteit. Dus we vinden zowel in de Nederlandse als in de Belgische grondwet terug dat de gelijkheid van vrouwen en mannen is gewaarborgd, en dat de lichamelijke integriteit moet gerespecteerd worden. Het verschil is echter dat in de Belgische grondwet expliciet vermeld wordt dat de morele, lichamelijke, geestelijke en seksuele integriteit van „elk kind‟ moet gerespecteerd worden, dit artikel 22bis werd ingevoerd naar aanleiding van de Dutrouxaffaire, terwijl in de Nederlandse grondwet enkel de lichamelijke integriteit van „ieder‟ wordt vermeld, wat impliciet weergeeft dat ook kinderen hieronder vallen. Een gelijkenis in de wetgeving van Nederland en België is dat beide landen geen dubbele standaard kennen. Dit houdt in dat wanneer een meisje of vrouw in het buitenland besneden wordt, deze daad ook strafbaar is. Toch zijn er enkele verschillen tussen deze twee landen inzake de wet omtrent extraterrioteraliteit. In de Belgische wetgeving staat vermeld dat de persoon die het meisje of vrouw meeneemt om het in het buitenland te laten besnijden, in België moeten wonen. In Nederland echter kunnen bijvoorbeeld de ouders strafbaar gesteld worden ongeacht hun nationaliteit of woon- of verblijfplaats, alleen moet het feit zelf (het mededaderschap, uitlokking of medeplichtigheid) in Nederland zelf plaats gevonden hebben. Enkele andere gelijkenissen hebben betrekking op het meldrecht, zo kunnen artsen in Nederland volgens de Wet op de jeugdhulpverlening, indien hij een vermoeden heeft dat een meisje besneden is, dit vermoeden melden aan het Advies-en Meldpunt Kindermishandeling (artikel 34c, lid 3). In België kunnen artsen volgens artikel 458 van het Wetboek van Strafvordering hun vermoedens in verband met vrouwelijke genitale verminking melden aan de procureurs des Konings. Een laatste gelijkenis is dat zowel in Nederland, volgens het Burgerlijk Wetboek als in België, volgens de Jeugdbeschermingswet, de kinderrechter de voogdij van de ouders kan ontnemen indien het meisje een ernstige risico loopt om besneden te worden.
50
Ik heb in dit hoofdstuk het wettelijk kader in Nederland en België omtrent vrouwelijke genitale verminking willen specificeren. Het doel van dit hoofdstuk is om dit wettelijk kader door te trekken en te toetsen aan het politieke beleid. Namelijk mijn onderzoeksvraag is welke inspanningen de politiek levert om vrouwelijke genitale verminking te bestrijden. Hierbij wil ik nagaan of er vooral een repressief beleid gevoerd wordt, of de klemtoon eerder ligt op preventie en sensibilisering. Aldus luidt mijn vraag of in Nederland en België enkel de wetgeving gehanteerd wordt, en handelen zij bijgevolg vanuit een repressief kader, of is de wetgeving slechts een sluitstuk, en zal bijgevolg de preventie een belangrijke plaats in het politieke beleid innemen?
51
4. Het politieke beleid 4.1. Inleiding Zoals hierboven reeds vermeld wil ik met dit hoofdstuk nagaan welke maatregelen het politieke beleid in Nederland en België onderneemt om vrouwelijke genitale verminking te bestrijden en te voorkomen. In het vorige hoofdstuk heb ik het wettelijke kader geschetst waaruit de verschillende landen vertrekken, namelijk vrouwelijke genitale verminking is noch in Nederland noch in België toegelaten. Ondanks deze wetgeving hebben er in beide landen nog geen vervolgingen plaats gevonden. In dit hoofdstuk wil ik nagaan of deze landen een repressief of preventief beleid voeren. Met een repressief beleid bedoel ik of zij voornamelijk werken vanuit de wet, die dan het begin- en sluitstuk vormt. Of in tegenstelling tot het repressieve beleid, is de achterliggende gedachte preventie en sensibilisering, hoe worden deze preventie en sensibilisering dan ondersteund? Geeft de regering voldoende middelen vrij om op een nationaal gecoördineerde wijze vrouwelijke genitale verminking te bestrijden en te voorkomen? Ik zal eerst een overzicht schetsen van de politieke geschiedenis inzake vrouwelijke genitale verminking. Voor Nederland verliep dit „redelijk‟ vlot, maar voor België was het werkelijk een titanenwerk. Na deze politieke schets zal duidelijk worden welk beleid (repressief of preventief) de buurlanden voeren, we zullen hier grote verschillen tussen de twee merken. Voor dit verschil in het beleid tussen Nederland en België zal ik enkele oorzaken weergeven.
Tot slot zal ik het beleid van beide landen aan een vergelijking
onderwerpen.
52
4.2. Het Nederlandse Beleid 4.2.1. Inleiding
Door de immigratiestroom van eind jaren tachtig, van onder andere Somaliërs, werd het probleem omtrent vrouwelijke genitale verminking in Nederland zichtbaar. Zoals in hoofdstuk twee reeds vermeld werd, is vrouwelijke genitale verminking sinds 1993 verboden onder de algemene strafbaarstelling van „kindermishandeling‟. Dit was een eerste stap van de politiek om vrouwelijke genitale verminking te bestrijden, en tot op heden is de Nederlandse regering nog steeds actief om deze „misdaad‟ te bestrijden. In dit hoofdstuk zal ik een schets aanbieden van hoe actief het Nederlandse beleid hier mee omgaat, en welke maatregelen zij specifiek al hebben ondernomen. Ik zal hiervoor de geschiedenis weergeven hoe Nederland op politiek gebied met deze problematiek is omgegaan, ik zal hierbij enkel ingaan op de belangrijke hoofdzaken. Hieraan is een lange zoektocht vooraf gegaan.
53
4.2.2. De jaren negentig
4.2.2.1. Onderzoek: 's Lands wijs 's lands eer? Vrouwenbesnijdenis en Somalische vrouwen in Nederland. Door de immigratiestroom van eind jaren tachtig werd Nederland voor het eerst geconfronteerd met berichten dat er mogelijke besnijdenissen zouden plaats gevonden hebben onder de Somalische vluchtelingen in Nederland. In 1992 wordt op verzoek van de regering een onderzoek „'s Lands wijs 's lands eer? Vrouwenbesnijdenis en Somalische vrouwen in Nederland.‟151 uitgevoerd om de problematiek in kaart te brengen.152 In 1993 volgt een officieel regeringsstandpunt153 :
Het regeringsstandpunt van 1993 ziet vrouwenbesnijdenis primair als een vorm van vrouwenonderdrukking. Vrouwelijke genitale verminking tast inderdaad de rechten van de vrouw en het kind aan. Omdat het om minderjarige meisjes gaat (de verminking vindt in de regel plaats tussen het zesde en twaalfde levensjaar) kan vrouwelijke genitale verminking worden gezien als kindermishandeling. Het is vanwege het eenmalige karakter en het feit dat het gebeurt vanuit culturele motieven een bijzondere vorm van kindermishandeling. Het kabinet besteedt aan de bredere context van pluriformiteit in de Nederlandse samenleving in relatie tot grondrechten binnenkort aandacht in een kabinetsnotitie.154
Hiermee maakt Nederland duidelijk dat elke vorm van vrouwelijke genitale verminking verboden is, ook de zogenoemde „niet-mutilerende vorm‟155 die Bartels en Haaijer als overgangsmaatregel wilden toestaan. De regering volgt aldus deze gedachte niet en stelt dat 151
Dit onderzoek werd uitgevoerd door Bartels en Haaijer. Een verdrag voor alle vrouwen, Verkenningen van de betekenis van het VN-vrouwenverdrag voor de multiculturele samenleving, onder eindredactie van mr R. Holtmaat (online), http://www.e-quality.nl/assets/equality/publicaties/def-vnverdrag2.pdf (23 april 2007). 153 Ik heb het officieel regeringsstandpunt (Kabinetsstandpunt inzake vrouwenbesnijdenis, brief van 16 maart 1993, kenmerk GGB/HIZ/931029) niet kunnen bemachtigen, daarom heb ik een samenvatting geraadpleegd. Bestrijding van vrouwelijke genitale verminking, reactie van het ministerie van VWS, Aanpak vrouwelijke genitale verminking (online), http://www.rvz.net/data/download/kabinetsstandpunt.pdf (12 mei 2007). 154 Bestrijding van vrouwelijke genitale verminking, reactie van het ministerie van VWS, Aanpak vrouwelijke genitale verminking (online), http://www.rvz.net/data/download/kabinetsstandpunt.pdf (12 mei 2007). 155 Bartels en Haaijer vermelden in hun rapport dat een punctie of een kleine incisie soms een redelijk alternatief zou kunnen zijn voor een 'echte besnijdenis' om erger te voorkomen. Het bestuur van de Nederlandse Vereniging voor Obstetrie en Gynaecologie stelde in 1992 dat er geen gronden aanwezig zijn om een onderscheid te maken tussen mutilerende en niet-mutilerende vormen van vrouwenbesnijdenis. Een kleine incisie werd dus eveneens afgewezen. Standpunt Vrouwenbesnijdenis (online), maart 2003, http://www.nvog.nl/files/standpunt_12-vrouwenbesnijdenis.pdf (23 april 2007). 152
54
elke ingreep (mutilerend of niet) strafbaar is, omdat het valt onder de mishandelingdelicten en onder het Medisch Tuchtrecht indien artsen zouden meewerken aan een vrouwelijke genitale verminking. Maar als nagekomen bericht in het regeringsstandpunt staat het volgende156:
Nadat de zogeheten nietmutilerende (sic) vorm van besnijdenis al stellig is afgewezen en de lijst van bijlagen met geconsulteerde personen en gremia al is gepasseerd, volgt een korte alinea waarin wordt vermeld dat uit gesprekken met „10 Somalische vrouwen‟ naar voren kwam dat zij ervoor pleitten „geen beslissing te nemen over de genoemde aanbeveling (om de niet-mutilerende vorm van besnijdenis toe te staan – rr), maar te wachten op uitkomsten van interne discussie.‟157
De aanbeveling om een onderscheid te maken tussen mutilerende en niet-mutilerende vormen van besnijdenis stuitte op felle kritiek van onder andere Vluchtelingen Organisaties Nederland158 en de Emancipatieraad159. Hun argumenten om tegen dit onderscheid te strijden waren ten eerste dat met deze uitspraak er een symbolische goedkeuring wordt verleend aan vrouwonderdrukkende praktijken, en ten tweede dat hierdoor het onderscheid (tussen mutilerend en niet-mutilerend) in de praktijk niet altijd duidelijk zal zijn.160
156
Een verdrag voor alle vrouwen, Verkenningen van de betekenis van het VN-vrouwenverdrag voor de multiculturele samenleving (online), http://www.e-quality.nl/assets/e-quality/publicaties/def-vnverdrag2.pdf (23 april 2007). 157 Een verdrag voor alle vrouwen, Verkenningen van de betekenis van het VN-vrouwenverdrag voor de multiculturele samenleving (online), http://www.e-quality.nl/assets/e-quality/publicaties/def-vnverdrag2.pdf (23 april 2007). 158 De VON (Vluchtelingen Organisaties Nederland) bestaat sinds 1985, en is de landelijke belangenbehartiger van vluchtelingen in Nederland. VON spreekt tot de overheid namens de vluchtelingen in Nederland. Naast deze taak geeft VON op allerlei manieren invulling aan haar rol van belangenbehartiger en spreekbuis. VON wil dat vluchtelingen op een rechtvaardige en humane manier worden opgevangen, en dat zij de kans krijgen om zich op een volwaardige manier te ontwikkelen. Wat is VON (online), http://www.vluchtelingenorganisaties.nl/wat/watisvon.asp (13 mei 2007). 159 De Emancipatieraad is het adviesorgaan van de overheid op het gebied van emancipatie en werd op 1 mei 1997 opgericht. Adviezen Emancipatieraad (online), http://www.e-quality.nl/equality/pagina.asp?pagkey=42444 (13 mei 2007). 160 Een verdrag voor alle vrouwen, Verkenningen van de betekenis van het VN-vrouwenverdrag voor de multiculturele samenleving (online), http://www.e-quality.nl/assets/e-quality/publicaties/def-vnverdrag2.pdf (23 april 2007).
55
4.2.2.2. Richtlijnen Inspectie Gezondheidszorg De Inspectie Gezondheidszorg161 maakte in 1993 richtlijnen over hoe te handelen indien iemand in de gezondheidszorg wordt geconfronteerd met vrouwelijke genitale verminking. In dit document echter wordt vrouwelijke genitale verminking als een vorm van vrouwenonderdrukking162 opgevat, verder stelt men dat het strafrechterlijk ingrijpen het sluitstuk van het beleid dient te zijn.163 Ik had deze richtlijnen aangevraagd bij de Inspectie Gezondheidszorg, maar heb deze nooit ontvangen. Aldus kan ik hier niet verder op ingaan.
4.2.2.3. Onderzoek: Geweld onder allochtonen Nadat vrouwelijke genitale verminking van de politieke agenda was verdwenen, duiken er eind de jaren negentig opnieuw berichten in de media op over illegale besnijdenissen in Nederland. Er komt een speciaal onderzoek naar „Geweld onder allochtonen‟, dit onderzoek heeft te maken met het toenmalige klimaat in Nederland. Zo kreeg de discussie over multiculturaliteit een andere dimensie, zo kwamen de onverzoenlijke tegenstellingen en essentiële verschillen meer in de kijker te staan, en alle handelingen die dat beeld konden voeden, kregen een grote attentiewaarde. Ten tweede stond geweld tegen Nederlandse vrouwen toen hoog op de politieke agenda, in deze dynamiek werd de vraag gesteld hoe het zat met de problematiek „geweld onder allochtonen‟164 en vandaar het speciale onderzoek.165
161
De Inspectie voor de Gezondheidszorg houdt staatstoezicht op de volksgezondheid, meer bepaald houdt zij toezicht voor veilige, effectieve en patiëntgerichte zorg. Voor meer informatie, zie: http://www.igz.nl/. 162 Een verdrag voor alle vrouwen, Verkenningen van de betekenis van het VN-vrouwenverdrag voor de multiculturele samenleving (online), http://www.e-quality.nl/assets/e-quality/publicaties/def-vnverdrag2.pdf (23 april 2007). 163 Een verdrag voor alle vrouwen, Verkenningen van de betekenis van het VN-vrouwenverdrag voor de multiculturele samenleving (online), http://www.e-quality.nl/assets/e-quality/publicaties/def-vnverdrag2.pdf (23 april 2007). 164 Een verdrag voor alle vrouwen, Verkenningen van de betekenis van het VN-vrouwenverdrag voor de multiculturele samenleving (online), http://www.e-quality.nl/assets/e-quality/publicaties/def-vnverdrag2.pdf (23 april 2007). 165 Een verdrag voor alle vrouwen, Verkenningen van de betekenis van het VN-vrouwenverdrag voor de multiculturele samenleving (online), http://www.e-quality.nl/assets/e-quality/publicaties/def-vnverdrag2.pdf (23 april 2007).
56
4.2.2.4. Specifieke strafbaarstelling? Eind jaren negentig laait in de politiek de discussie op omtrent een specifieke strafbaarstelling van genitale verminking, maar deze specifieke strafbaarstelling komt er niet. In een verslag van een algemeen overleg in de Tweede Kamer der Staten-Generaal (vergaderjaar 2001-2002) kan je deze discussie lezen. (zie supra)
57
4.2.3. Vanaf 2000 4.2.3.1. Pharos ontvangt subsidies Het beleid dat Nederland op dit moment voert, richt zich primair op voorlichting en preventie. Op deze manier wil men vrouwelijke genitale verminking bestrijden. In dit klimaat krijgt Pharos166 voor het eerst subsidies. Pharos zal samen met FSAN167 (Federatie Somalische Associaties Nederland) aan de slag gaan om hun veranderingsmissie168 verder te zetten.169 In 1999 had het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport de subsidieaanvraag van Pharos om gedurende anderhalf jaar voorlichtingen te geven aan de Somalische gemeenschap, in samenwerking met Somalische contactpersonen, afgewezen. In 2000 gaat dit ministerie wel in op de subsidieaanvraag, omdat het ministerie vindt dat het bestrijden van vrouwelijke genitale verminking een onderdeel moet uitmaken van het reguliere takenpakket van Pharos.170
4.2.3.2. Advies aan Adviesraad Internationale Vraagstukken De Staatssecretaris van Sociale Zaken belast met Emancipatiebeleid (Annelies VerstandBogaert171 van D66) en de Minister van Buitenlandse Zaken172 vroegen op 21 mei 2000 advies aan de Adviesraad Internationale Vraagstukken173. Dit naar aanleiding van het
166
Pharos is het landelijke kenniscentrum voor vluchtelingen en gezondheid, en zij werkt aan de verbetering van de kwaliteit van de gezondheidszorg voor vluchtelingen. Wat doet Pharos? (online), http://www.pharos.nl/Over/Pp-over1.html (13 mei 2007). 167 De Federatie Somalische Associaties Nederland (FSAN) is een organisatie van Somaliërs voor Somaliërs. FSAN zet zich in voor de bevordering van de participatie van Somaliërs in Nederland. Wat is FSAN? Wat doet FSAN? (online), http://www.fsan.nl/ (18 april 2007). 168 Deze veranderingsmissie vond al plaats vanaf 1987 door de Somalische vrouwenorganisaties zelf. 169 Een verdrag voor alle vrouwen, Verkenningen van de betekenis van het VN-vrouwenverdrag voor de multiculturele samenleving (online), http://www.e-quality.nl/assets/e-quality/publicaties/def-vnverdrag2.pdf (23 april 2007). 170 Antwoord kamervragen over besnijdenis meisjes in Nederland (online), 11 april 2000, http://www.nieuwsbank.nl/inp/2000/04/0411G029.htm (14 mei 2007). 171 Annelies Verstand-Bogaert was Staatssecretaris voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid belast met beleid ten aanzien van Arbeid en Zorg en met Emancipatie van augustus 1998 tot juli 2002. Mr. A.E. Verstand-Bogaert (online), http://www.parlement.com/9291000/biof/02906 (23 april 2007). 172 De toenmalige Minister van Buitenlandse Zaken was Jozias Van Aartsen (VVD: Volkspartij voor Vrijheid en Democratie). Hij was Minister van Buitenlandse Zaken van 1998 tot 2002 onder het bewind van Kabinet-Kok II. Curriculum vitae van J.J. Aartsen (online), http://www.joziasvanaartsen.nl/wiebenik/cv.htm (13 mei 2007). 173 De Adviesraad Internationale Vraagstukken (AIV), een onafhankelijk adviesorgaan, geeft raad aan de regering over het buitenlands beleid in het bijzonder met betrekking tot de rechten van de mens, vrede en veiligheid, ontwikkelingssamenwerking en Europese integratie. Voor deze advisering kent de Adviesraad Internationale Vraagstukken vier permanente commissies. Deze permanente commissies zijn: de commissie
58
politieke klimaat eind jaren negentig. (zie supra) De Staatssecretaris en de Minister vragen zich af of er meer aandacht moet geschonken worden aan strafbaarstelling en strafvervolging van vrouwelijke genitale verminking, naast intensivering van voorlichting en educatie. 174 Enkele adviezen van de Adviesraad Internationale Vraagstukken zijn dat vrouwelijke genitale verminking onder geen geding door medisch personeel of medische instellingen mag uitgevoerd worden, er mag geen medicalisering van de praktijk plaats vinden. Vrouwelijke genitale verminking is verboden, en er mag geen enkele vorm worden toegepast, ook geen lichte vorm. Indien niet-medici deze ingreep uitvoeren, moeten zij gestraft worden. Hiermee sluit de Adviesraad Internationale Vraagstukken zich aan bij de World Health Organization. Verder is de Adviesraad Internationale Vraagstukken van oordeel dat er krachtiger moet opgetreden worden om vrouwelijke genitale verminking te bestrijden, en de implementatie van initiatieven moet financieel mogelijk gemaakt worden. Daarnaast moet Nederland aandringen op een specifieke strafbaarstelling van vrouwelijke genitale verminking in de nationale wetgeving van de betrokken landen.175
4.2.3.3. Meerjarennota emancipatiebeleid Op 15 november wordt de „meerjarennota emancipatiebeleid‟176 (2000-2010) aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal voorgesteld. Op basis van het lopende beleid zal een interdepartementaal actieprogramma opgericht worden dat zich zal bezig houden met vrouwelijke genitale verminking. Zo zullen er voorlichtingen gegeven worden, en het debat in de betrokken gemeenschappen zal gestimuleerd worden. De ouders en meisjes die zich verzetten en strijden tegen vrouwelijke genitale verminking zullen ondersteund worden. Er zullen scholing en opleiding voorzien worden om meer kennis en inzicht te brengen over de gevolgen van mensenrechten, vrede en veiligheid, ontwikkelingssamenwerking en Europese integratie. Deze adviezen worden op vraag van de regering of het parlement uitgebracht, of op eigen initiatief van de AIV. Alle adviezen worden aangeboden aan de meest betrokken bewindslieden (dit zijn meestal de Minister van Defensie, de Minister van Buitenlandse Zaken, de Minister van Ontwikkelingssamenwerking en de Staatssecretaris voor Europese Zaken) en aan de Eerste en de Tweede Kamer der Staten-Generaal. Informatie AIV (online), http://www.aiv-advies.nl/ (13 mei 2007). 174 Een verdrag voor alle vrouwen, Verkenningen van de betekenis van het VN-vrouwenverdrag voor de multiculturele samenleving (online), http://www.e-quality.nl/assets/e-quality/publicaties/def-vnverdrag2.pdf (23 april 2007). 175 Geweld tegen vrouwen: Enkele rechtsontwikkelingen, adviesaanvraag (online), http://www.aiv-advies.nl/ (13 mei 2007). 176 Meerjarennota emancipatiebeleid, Tweede Kamer der Staten-Generaal, Vergaderjaar 2000-2001, 27 061, Nr. 3 (online), http://www.emancipatie.nl/_documenten/emb/tk/27/27061/nr03.pdf (14 mei 2007).
59
vrouwelijke genitale verminking voor de gezondheid en seksualiteit. Er zullen protocollen voor de betrokken sectoren opgesteld worden. Er zal informatie in de eigen taal beschikbaar gesteld worden en er zal hulp aangeboden worden, ook in de eigen taal, via een helpdesk en website. Politie- en justitiefunctionarissen zullen opgeleid worden om de daders van vrouwelijke genitale verminking op te sporen en te vervolgen. Tot slot zal de samenwerking met de risicolanden om tot een gezamenlijke aanpak te komen gestimuleerd worden.177 Uit dit programma blijkt dat Nederland volop de preventieve koers vaart om zo vrouwelijke genitale verminking te voorkomen en te bestrijden. Belangrijk in het programma zijn voorlichting, kennisoverdracht, scholing, sensibilisering, informeren, samenwerking met landen van herkomst. Het kabinet wil ook kijken of het opheffen van de eis van de dubbele strafbaarheid mogelijk is.178
4.2.3.4. Asielprocedure De Minister van Justitie laat in haar brief van 30 januari 2002 weten wanneer meisjes of vrouwen die een risico lopen op een besnijdenis het recht hebben om asiel aan te vragen179: Het lopen van aantoonbaar risico van besnijdenis is weliswaar een „gegronde vrees voor vervolging in de zin van het Vluchtelingenverdrag‟ maar alleen „onder omstandigheden‟ kan dit leiden tot asielverlening (als onder andere vaststaat dat de betrokken vrouw de traditie van besnijdenis „in het geheel niet wil voortzetten‟)180
De deelnemers van de werkgroep „asiel‟ vinden deze uitspraak echter zeer onduidelijk. Kan asiel verleend worden op grond van vervolging in de zin van het Vluchtelingenverdrag of op grond van artikel 3 (“Niemand mag worden onderworpen aan folteringen of aan
177
Meerjarennota emancipatiebeleid (online), http://www.emancipatie.nl/_documenten/emb/tk/27/27061/nr03.pdf (14 mei 2007). 178 Staatssecretaris Verstand in Meerjarenbeleidsplan: meer vaart in emancipatieproces (online), 15 november 2000, http://home.szw.nl/actueel/dsp_persbericht.cfm?link_id=28&jaar=2000 (14 mei 2007). 179 Een verdrag voor alle vrouwen, Verkenningen van de betekenis van het VN-vrouwenverdrag voor de multiculturele samenleving (online), http://www.e-quality.nl/assets/e-quality/publicaties/def-vnverdrag2.pdf (23 april 2007). 180 Een verdrag voor alle vrouwen, Verkenningen van de betekenis van het VN-vrouwenverdrag voor de multiculturele samenleving (online), http://www.e-quality.nl/assets/e-quality/publicaties/def-vnverdrag2.pdf (23 april 2007).
60
onmenselijke of vernederende behandelingen of bestraffingen”181) van het Europees Verdrag tot Bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden. Indien een vrouw asiel wil krijgen op grond van artikel 3 van het Europees Verdrag tot Bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden, moet eerst vaststaan dat deze vrouw, meisje deze traditie niet wil voortzetten. Naast deze voorwaarde, moet zij kunnen aantonen dat zij deze vrouwelijke genitale verminking niet kan ontlopen. En indien zij terug moet keren naar haar land en zich niet laat besnijden, moet zij kunnen bewijzen dat ze daardoor in een „outcastpositie‟182 vervalt. Zowel de dochter(s) als de ouder die vreest dat haar dochter(s) genitaal verminkt zullen worden komen in aanmerking voor een verblijfsvergunning indien zij voldoen aan de net opgesomde voorwaarden.183 De werkgroep „asiel‟ stelt dat het niet duidelijk is waarom een asielzoekster, indien zij voldoet aan de drie voorwaarden van C1/4.3.2184 van de Vreemdelingencirculaire, niet in aanmerking komt voor een vluchtelingenstatus, maar alleen een verblijfsvergunning kan ontvangen op basis van artikel 3 van het Europees Verdrag tot Bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden. Dit zou volgens de werkgroep ingaan tegen de UNHCR-genderrichtlijnen en tegen genderrichtlijnen van onder meer het VK, de VS en Canada. Er wordt in de Vreemdelingencirculaire een onderscheid gemaakt tussen enerzijds een persoon die zich politiek engageert om vrouwelijke genitale verminking te bestrijden, aangezien deze persoon asiel zou kunnen krijgen omdat er sprake is van vrees voor vervolging zoals omschreven is in het Vluchtelingenverdrag. En anderzijds valt een vrouw die zich verzet om genitaal verminkt te worden volgens de Vreemdelingencirculaire onder artikel 3 van het Europees Verdrag tot Bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden. Volgens de werkgroep „asiel‟ zou een vrouw ook asiel kunnen krijgen op basis van politieke vervolging, of vervolging op grond van geloofsovertuiging, of vervolging op grond van het behoren tot een bepaalde sociale groep, omdat deze vrouw, door zich te verzetten tegen een besnijdenis, zich daarmee verzet tegen culturele gebruiken en gewoonten van haar 181
Verdrag tot Bescherming van de rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden (online), http://www.echr.coe.int/NR/rdonlyres/655FDBCF-1D46-4B36-9DAB99F4CB59863C/0/DutchN%C3%A9erlandais.pdf (14 mei 2007). 182 Uitspraken, Rechtbank ‟s-Gravenhage, zittingsplaats Haarlem, AWB 02/28932, 02/28931, Datum uitspraak 07-09-2004 (online), https://www.jongbloedonline.nl/zoeken/public/uitspraak.php?uitspraakID=55589&ljn=AR5501 (14 mei 2007). 183 Uitspraken, Rechtbank ‟s-Gravenhage, zittingsplaats Haarlem, AWB 02/28932, 02/28931, Datum uitspraak 07-09-2004 (online), https://www.jongbloedonline.nl/zoeken/public/uitspraak.php?uitspraakID=55589&ljn=AR5501 (14 mei 2007). 184 Ik heb de drie voorwaarden die vermeld staan onder C1/4.3.2 van de Vluchtelingencirculaire proberen op te zoeken, maar ik heb deze niet gevonden.
61
land van herkomst. Als een vrouw asiel aanvraagt, omdat ze vreest dat haar kinderen zullen besneden
worden,
zijn
er
geen
richtlijnen
die
aangeboden
worden
in
de
Vreemdelingencirculaire. Er zijn mogelijkheden om asiel te verkrijgen, maar deze richtlijnen zijn erg onduidelijk, volgens de werkgroep „asiel‟.185
4.2.3.5. Vragen gesteld door Dittrich Op 6 juli 2001 worden enkele vragen die Dittrich (D66) gesteld heeft op 30 september 1999 in verband met vrouwelijke genitale verminking beantwoord. In dit verslag186 worden de volgende vragen behandeld: de omvang van vrouwelijke genitale verminking, de wettelijke en tuchtrechterlijke mogelijkheden om deze praktijk te bestrijden, hoe de voorlichting en deskundigheidsbevordering gebeurt, of vrees voor vrouwelijke genitale verminking het recht verleent voor asiel, en tot slot welke conclusies we hieruit kunnen trekken.187 Ik ga hier nu niet verder op in gaan, omdat sommige vragen reeds in deze verhandeling aan bod zijn gekomen of nog zullen behandeld worden.
4.2.3.6. Rapportage Integratiebeleid Etnische Minderheden In 2003 werd door de Tweede Kamer der Staten-Generaal de Rapportage Integratiebeleid Etnische Minderheden188 voorgesteld. In dit rapport wordt een interdepartementaal overzicht gegeven van het integratiebeleid omtrent etnische minderheden. Hierin krijgt vrouwelijke genitale verminking ook een plaats. Zo zal er bijzondere aandacht gegeven worden aan de wijze waarop in samenwerking met allochtone gemeenschappen cultureel gelegitimeerde vormen van geweld, zoals bijvoorbeeld vrouwelijke genitale verminking, kunnen worden
185
Bijlage 4 bij ACVZ advies VN-Vrouwenverdrag november 2002 (online), http://www.emancipatieweb.nl/uploads/2102/bijlage4.doc (14 mei 2007). 186 Vaststelling van de begroting van de uitgaven en de ontvangsten van het Ministerie van Justitie (VI) voor het jaar 2001, Tweede Kamer der Staten-Generaal, Vergaderjaar 2000-2001, 27 400 VI, Nummer 83. 187 Vaststelling van de begroting van de uitgaven en de ontvangsten van het Ministerie van Justitie (VI) voor het jaar 2001. 188 Rapportage integratiebeleid Etnische minderheden 2003, Tweede Kamer der Staten-Generaal, Vergaderjaar 2003-2004, 29 203, Nr 9 (online), http://www.kiemnet.nl/binaries/kiem/bulk/onderzoek/2003/9/160660.pdf (20 maart 2007).
62
voorkomen. Het kabinet wil de emancipatie en integratie van allochtone meisjes bevorderen om zo het aantal slachtoffers van vrouwelijke genitale verminking te beperken.189
4.2.3.7. Eis van de dubbele strafbaarheid? In hetzelfde jaar wil de Tweede Kamer der Staten-Generaal de eis van de dubbele strafbaarheid in het Nederlandse strafrecht inzake vrouwelijke genitale verminking laten vallen.190 (zie supra)
4.2.3.8. Onderzoek: Strategieën ter voorkoming van besnijdenis bij meisjes. Inventarisatie en aanbevelingen. Verder kwam in 2003 het rapport „Strategieën ter voorkoming van besnijdenis bij meisjes. Inventarisatie en aanbevelingen.‟ uit, dit was in opdracht van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Het onderzoek werd uitgevoerd door de Vrije Universiteit en Defence for Children International, afdeling Nederland.191 Dit onderzoek werd aangekondigd in het „Meerjarenbeleidsplan Emancipatie‟.192 (zie supra) De conclusie van dit onderzoek dat de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid in zijn brief vermeld, is:
De onderzoekers concluderen dat goede afspraken, regie, coördinatie en initiatief nodig zijn om besnijdenis bij meisjes te voorkomen. Hulpverleners, politie en justitie moeten adequaat en alert reageren op signalen die wijzen op het bestaan van besnijdenis van meisjes. De bevolkingsgroepen waar meisjesbesnijdenis voorkomt, moeten worden betrokken bij het oplossen van het probleem. Zoals in het rapport wordt aangegeven, is bespreekbaarheid van meisjesbesnijdenis een voorwaarde voor goede preventieve activiteiten. Met name bespreekbaarheid in de betrokken bevolkingsgroepen zelf is belangrijk om te komen tot daadwerkelijke gedragsverandering. In het plan van aanpak 189
Rapportage integratiebeleid Etnische minderheden 2003 (online), http://www.kiemnet.nl/binaries/kiem/bulk/onderzoek/2003/9/160660.pdf (20 maart 2007). 190 Dubbele strafbaarheid in het Nederlandse strafrecht, Tweede Kamer der Staten-Generaal, Vergaderjaar 20032004, 29 451, Nummer 1 (online), http://europapoort.eerstekamer.nl/9345000/1/j9vvgy6i0ydh7th/vgbwr4k8ocw2/f=/vgxwlcl4l8yv.pdf (20 maart 2007). 191 A. van der Kwaak et al., Strategieën ter voorkoming van besnijdenis bij meisjes. Inventarisatie en aanbevelingen, p. 1. 192 Aanbieding Onderzoeksrapport „Strategieën ter voorkoming van besnijdenis bij meisjes. Inventarisatie en aanbevelingen.‟ (online), 22 januari 2004, http://www.nieuwsbank.nl/inp/2004/01/22/R280.htm (13 mei 2007).
63
op hoofdlijnen voor de emancipatie en integratie van vrouwen en meisjes uit etnische minderheden is daarvoor al ruimte gecreëerd met het vierde speerpunt, "Het laten voeren van dialogen en debatten". De dialoog in eigen kring over zowel meisjesbesnijdenis als eerwraak wordt in dit kader gestimuleerd.193
In het Rapport „Strategieën ter voorkoming van besnijdenis bij meisjes. Inventarisatie en aanbevelingen.‟ ligt aldus de klemtoon op preventie, en niet op een repressief beleid. Er is volgens deze onderzoekers voornamelijk nood aan afspraken, regie, coördinatie en initiatief nodig. Verder is de sensibilisering van sociale, medische, juridische, … sector belangrijk om dit probleem gezamenlijk te bestrijden. Ze zeggen dat er meer inzicht in de omvang van het probleem nodig is, nood is aan meer voorlichting bij migrantengroepen, er moet een deskundigheidsbevordering voor beroepsgroepen komen, de eis van de dubbele strafbaarheid moet losgelaten worden, en tot slot moet er meer coördinatie komen bij de betrokken instanties. De visie van het kabinet op het onderzoek „Strategieën ter voorkoming van besnijdenis bij meisjes. Inventarisatie en aanbevelingen.‟ is dat het kabinet vrouwelijke genitale verminking (het kabinet wenst deze term bewust te gebruiken in navolging van de World Health Organization om zo duidelijk te stellen dat het over verminking gaat, en het een ernstig probleem is) steviger wenst aan te pakken. Het „Rijk‟194 is hier niet alleen voor verantwoordelijk, maar ook de ouders, de betrokken gemeenschappen, gemeenten, de medische, sociale en onderwijssector. De prioriteiten om deze praktijk te bestrijden zijn: onderzoek te verrichten naar de omvang van het probleem, het versterken van preventie (door betere vroegtijdige signalering en interventie, meer voorlichting, asielbeleid optimaliseren en de internationale inzet verder handhaven), de repressieve aanpak uitbreiden (de eis van dubbele strafbaarheid loslaten en vrouwelijke genitale verminking als onderdeel van de aanpak van huiselijk geweld bij het Openbaar Ministerie). Tot slot wil het kabinet een speciale commissie bij de Raad voor Volksgezondheid en Zorg oprichten om de mogelijkheden van een effectief controlesysteem en van effectief signaleren, opsporen en handhaven te onderzoeken. Deze prioriteiten worden verder in de brief meer in detail
193
Aanbieding Onderzoeksrapport „Strategieën ter voorkoming van besnijdenis bij meisjes. Inventarisatie en aanbevelingen.‟ (online), 22 januari 2004, http://www.nieuwsbank.nl/inp/2004/01/22/R280.htm (13 mei 2007). 194 Bestrijding van vrouwelijke genitale verminking, reactie van het ministerie van VWS, Aanpak vrouwelijke genitale verminking (online), http://www.rvz.net/data/download/kabinetsstandpunt.pdf (12 mei 2007).
64
behandeld. Aangezien deze prioriteiten reeds vermeld werden of nog verder zullen vermeld worden, zal ik deze hier niet uitvoerig behandelen.195
4.2.3.9. Mogelijkheid tot asiel Eind 2003 is het mogelijk om asiel aan te vragen. Hiervoor bestonden er reeds mogelijkheden om asiel te verkrijgen, maar deze richtlijnen waren erg onduidelijk, indien een vrouw of meisje bedreigd wordt om genitaal verminkt te worden kan ze op basis van artikel 29, lid 1, sub van de vreemdelingenwet asiel aanvragen:
Een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28 kan worden verleend aan de vreemdeling: b. die aannemelijk heeft gemaakt dat hij gegronde redenen heeft om aan te nemen dat hij bij uitzetting een reëel risico loopt om te worden onderworpen aan folteringen, aan onmenselijke of vernederende behandelingen of bestraffingen;196
Ouders kunnen deze aanvraag voor hun dochter(s) indienen, maar ook kunnen meisjes dit voor zichzelf doen. Wanneer ouders een aanvraag indienen voor hun dochter(s), krijgt de familie een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd. Er staat wel nog niet vast hoe de aanvraag onderbouwd en beoordeeld wordt. Het Ministerie van Justitie zal in februari de Tweede Kamer der Staten-Generaal een voorstel doen om duidelijkheid te verschaffen in bovengenoemde kwesties.197 Ik heb hieromtrent geen documenten gevonden, wel zegt de Commissie Bestrijding van Genitale Verminking dat de huidige asielprocedure voldoende houvast biedt, er aldus geen veranderingen moeten worden doorgevoerd.198
195
Bestrijding van vrouwelijke genitale verminking, reactie van het ministerie van VWS, Aanpak vrouwelijke genitale verminking (online), http://www.rvz.net/data/download/kabinetsstandpunt.pdf (12 mei 2007). 196 Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) (online), http://www.stab.nl/wetten/0345_Vreemdelingenwet_2000_Vw_2000.htm (14 mei 2007). 197 Asiel bij dreiging (online), http://www.meisjesbesnijdenis.nl/archief.html (13 mei 2007). 198 R.S.B. Kool et al., Bestrijding vrouwelijke genitale verminking, beleidsadvies, Quantes, Rijswijk, 2005, p.67.
65
4.2.3.10. Rol GGD Nederland bij preventie en aanpak van vrouwelijke genitale verminking In 2004 hebben verschillende leden van de Tweede Kamer der Staten-Generaal zich uitgelaten over de rol van de GGD199 bij de preventie en aanpak van vrouwelijke genitale verminking. Deze uitlatingen kwamen er naar aanleiding van het rapport „Strategieën ter voorkoming van besnijdenis bij meisjes. Inventarisatie en aanbevelingen.‟. GGD Nederland en Medische Opvang Asielzoekers200 werden verzocht een standpunt in te nemen over hun rol bij de preventie en bestrijding van vrouwelijke genitale verminking. De functie die zij wensen te vervullen in het bestrijden van vrouwelijke genitale verminking zijn ten eerste een studie uitvoeren naar de omvang van meisjesbesnijdenis in Nederland. Ten tweede het ontwikkelen van gespreksprotocollen, ten derde de ouders informeren over de medische en psychische gevolgen van een genitale verminking en tot slot dat het valt onder kindermishandeling en aldus strafbaar is. De voorlichting die de GGD/MOA wensen te geven kan gebeuren tijdens de individuele
reguliere
contactmomenten
en/of
periodieke
preventieve
gezondheidsonderzoeken. De maatregelen die zij wensen te ondernemen moeten wel in protocollen uitgewerkt en vastgelegd worden. Indien GGD/MOA geconfronteerd wordt met een ernstig risico op besnijdenis, dan kunnen zij dit melden aan het Advies en Meldpunt Kindermishandeling of aan de Raad voor de Kinderbescherming, deze vermoedens kunnen dan geregistreerd worden in het Integraal Dossier van de jeugdgezondheidszorg201. (zie supra) Deze laatstgenoemde instanties kunnen gericht onderzoek doen of er inderdaad een besnijdenis heeft plaatsgevonden en eventueel verdere maatregelen ondernemen. De GGD/MOA kan ondersteuning bieden aan de meisjes die reeds besneden zijn. De ondersteuning kan bijvoorbeeld zijn het vinden van goede nazorg of hulp bij klachten en
199
Aan de afkorting GGD worden verschillende betekenissen gegeven, maar in het algemeen luidt GGD als Gemeentelijke Gezondheidsdienst. GGD Nederland is een landelijke vereniging voor GGD‟en. In opdracht van hun gemeenten voeren GGD‟en taken uit in de openbare gezondheidszorg voor alle inwoners van Nederland. De naam GGD (online), http://www.ggd.nl/kennisnet/statpagina/show_pagina.asp?paginanr=109&style=1&titel=De%20naam%20GGD (22 april 2007). 200 Sinds 2000 heeft het Centraal Orgaan voor Asielzoekers de taken van de medische opvang landelijk overgedragen aan de GGD-en. In een overeenkomst tussen COA en GGD Nederland is vastgelegd welke diensten MOA aan de asielzoekers levert. MOA (online), http://www.ggdeindhoven.nl/info_organisaties/moa.html (13 mei 2007). 201 Het Integraal Dossier van de jeugdgezondheidszorg is een volledig geautomatiseerd registratie- en rapportagesysteem voor de jeugdgezondheidszorg. Dit sluit aan bij de landelijke standaardisatietaken zoals geïnitieerd door het NICTIZ (nationale knooppunt en kenniscentrum voor ICT en innovatie in de zorg) http://www.nictiz.nl/. en de betrokken organisaties. Integraal Dossier Jeugdgezondheidszorg (online), http://www.zorgplus.nl/pdf/Folder_jgz.pdf (14 mei 2007).
66
problemen. De GGD/MOA stelt wel duidelijk dat deze preventieve maatregelen op een vrijwillige basis gebeuren. Zij wensen geen verplichte controle in te lassen, omdat zo het gevaar bestaat dat ouders en meisjes uit de risicogroepen niet meer komen naar individuele contactmomenten
of
periodieke
preventieve
gezondheidsonderzoeken
van
de
jeugdgezondheidszorg. Tevens bestaat het risico dat er schade wordt toegebracht aan het vertrouwen van de allochtone bevolking in de openbare gezondheidszorg.
4.2.3.11. Commissie Bestrijding van Genitale Verminking Verder in het jaar 2004 heeft het kabinet een commissie voor advisering over bestrijding van vrouwelijke genitale verminking bij de Raad voor Volksgezondheid en Zorg (RVZ) samengesteld. Deze commissie bestaat uit een aantal deskundigen op het terrein van genitale verminking, namelijk deskundigen uit de medische antropologie, het internationaal strafrecht en kindermishandeling. Naast deze zullen er ook een gynaecoloog, een jeugdarts, een verpleegkundige,
een
vertegenwoordiger
van
het
Openbaar
vertegenwoordiger van de politie in de commissie zetelen.
202
Ministerie
en
een
De commissie zal advies
uitbrengen aan Minister Hoogervorst203 over effectief signaleren, opsporen en bestrijden van vrouwelijke genitale verminking. De ontwikkeling van een controlesysteem dat een preventieve werking heeft en dat vrouwelijke genitale verminking tijdig opspoort is hierbij cruciaal. Ook zal deze commissie een onderzoek uitvoeren naar de omvang van de problematiek van vrouwelijke genitale verminking in Nederland.204
202
Commissie voor advisering over bestrijding van vrouwelijke genitale verminking, Zoetermeer, 8 juli 2004 (online), http://www.rvz.net/cgi-bin/rvz_p.pl?id=94 (12 mei 2007). 203 Johannes Fransiscus Hoogervorst was Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport in het Kabinet Balkenende II en III vanaf 27 mei 2003 tot 22 februari 2007. Drs. J.F. Hoogervorst MA (online), http://www.parlement.com/9291000/biof/02521 (12 mei 2007). De huidige Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport is Ab Klink. Minister Klink (online), http://www.minvws.nl/organisatie/minister-klink/ (12 mei 2007). 204 Commissie voor advisering over bestrijding van vrouwelijke genitale verminking, (online), http://www.rvz.net/cgi-bin/rvz_p.pl?id=94 (12 mei 2007).
67
4.2.3.12. Afschaffing eis van de dubbele strafbaarheid Op 10 februari 2005 werd het voorstel voor het afschaffen van de eis van de dubbele strafbaarheid inzake genitale verminking in de Tweede Kamer der Staten-Generaal door stemming goedgekeurd. De Eerste Kamer der Staten-Generaal heeft dit voorstel op 19 december 2005 zonder stemming goedgekeurd.
4.2.3.13. Publicatie rapport Commissie Bestrijding van Genitale Verminking In 2005 kwam het advies van de Commissie Bestrijding van Genitale Verminking uit. In dit advies kwam naar voor dat er naar schatting (vermits het een beperkt onderzoek was) jaarlijks minstens vijftig minderjarige meisjes besneden worden. In verband met het beter signaleren van de problematiek inzake vrouwelijke genitale verminking blijkt dat verplichte controle bij risicogroepen op vrouwelijke genitale verminking onmogelijk is, en daarom is de commissie voorstander van een vrijwillig lichamelijk onderzoek bij alle kinderen van alle groepen als onderdeel van de jeugdgezondheidszorg. Ze wensen dat er een meldplicht en eenduidige meldcode wordt ingevoerd. Ook moet het Advies en Meldpunt Kindermishandeling dit verplicht melden aan het Openbaar Ministerie voor Kindermishandeling. Verder moet er een plaatsvervangende voogd aangewezen worden indien er een vermoeden bestaat dat een meisje het risico loopt om genitaal verminkt te worden. Ook moeten nieuwkomers geïnformeerd worden over het feit dat vrouwelijke genitale verminking in Nederland bij verboden is. Inzake vervolging moet er een verlenging komen van de verjaringstermijn en moet er een specifieke strafbaarstelling geïntroduceerd worden. Op het gebied van preventie moet er één landelijk kenniscentrum actief zijn specifiek voor vrouwelijke genitale verminking. De jeugdgezondheidszorg moet een sterkere preventieve rol aannemen door alle ouders uit de risicogroepen te informeren, en sneller te signaleren indien zij vermoeden dat er een meisje het risico loopt om genitaal verminkt te worden. Verder moet er een deskundigheidsbevordering plaats vinden bij onder andere de medische sector, de politie en de AMK‟s, en moet de medische sector nascholingen krijgen vanuit één landelijk centrum.
68
Tot slot moet er een intensieve aanpak vanuit zes regio‟s komen in verband met de bestrijding van vrouwelijke genitale verminking.205
Het kabinet heeft haar visie over dit onderzoek206 bekend gemaakt, en neemt in haar brief van 26 augustus 2005 een duidelijk standpunt in over vrouwelijke genitale verminking: Het is “een vorm van geweld waar het kabinet zo snel mogelijk een einde aan wil maken in Nederland”.207
Het kabinet heeft vele aanbevelingen overgenomen, namelijk het kabinet zal geen verplichte lichamelijke controles invoeren, het zal de eis van de dubbele strafbaarheid herbekijken, en het kabinet zal de verjaringstermijn verlengen. Voor de rest gaat zij ook met de hoofdpunten van het rapport van de commissie akkoord, met name het versterken van de signalering, de preventieve rol van de jeugdgezondheidszorg, gerichte voorlichtingsactiviteiten, een actieve tijdige signalering en een extra inzet op deskundigheidsbevordering. Er zijn ook drie belangrijke punten waarbij het kabinet de commissie niet volgt, zo neemt het kabinet de voorgestelde meldplicht niet over, volgens het kabinet is een meldcode materieel evenwaardig aan een meldplicht. De meldcode zal binnenkort verplicht gesteld worden in de wetgeving, er zal dan bekeken worden welke eisen hieraan kunnen gesteld worden en hoe het toezicht mogelijk is. Ook verzet het kabinet er zich tegen dat de AMK‟s verplicht aangifte moeten doen indien zij vermoedens hebben van of geconfronteerd worden met kindermishandeling. Zij slaat dit voorstel af, omdat het melden van mishandeling niet altijd in het belang van het kind is, en juridisch bewijsmateriaal is niet altijd eenvoudig te vinden, bijvoorbeeld bij psychische mishandeling. Het kabinet vindt dat deze aangifteplicht voor alle vormen van kindermishandeling te ver gaat. Wel is het kabinet voor een goede registratie van het aantal meldingen van vrouwelijke genitale verminking.
205
Bijlage bij kabinetsstandpunt RVZ-advies bestrijding vrouwelijke genitale verminking (online), http://www.rvz.net/data/download/Bijlage_kabinetstandpunt.pdf (12 mei 2007). 206 In het advies heeft de Raad voor de Volksgezondheid en Zorg een lijn getrokken naar de werkwijze van de Reflectie- en Actiegroep Aanpak kindermishandeling (R.A.A.K.). R.A.A.K. wil de maatschappelijke betrokkenheid bij kindermishandeling vergroten en alle vormen daarvan krachtig bestrijden. Daaronder valt ook vrouwelijke genitale verminking. Bijlage bij kabinetsstandpunt RVZ-advies bestrijding vrouwelijke genitale verminking (online), http://www.rvz.net/data/download/Bijlage_kabinetstandpunt.pdf (12 mei 2007). 207 Preventie vrouwelijke genitale verminking, meerjarenprogramma 2006-2009 (online), http://www.pharos.nl/Prgr/Meerjarenplan_VGV.pdf (12 mei 2007).
69
Tot slot gaat het kabinet niet in op het voorstel van de commissie om vrouwelijke genitale verminking als een gekwalificeerde vorm van mishandeling strafbaar te stellen. (zie supra) De redenen van het kabinet om dit voorstel te weigeren zijn dat de huidige strafbaarstelling voldoende ruimte biedt om zowel de minder als meer ernstige vormen van vrouwelijke genitale verminking strafbaar te stellen. Het strafrechtelijk optreden tegen vrouwelijke genitale verminking kent voornamelijk problemen door de aard van het verschijnsel, en niet door de aard van de strafbaarstelling. Tot slot is deze aparte strafbaarstelling niet nodig om mensen buiten Nederland strafbaar te stellen. 208 Het kabinet ziet vrouwelijke genitale verminking aldus als een bijzondere vorm van kindermishandeling. Om deze praktijk te bestrijden projecteert het kabinet zich op twee gebieden, ten eerste maatregelen die de handhaving van het wettelijk kader bevorderen (voorbeelden van handhavingsmaatregelingen zijn: invoeren van een landelijke meldcode meisjesbesnijdenis, controle door de Inspectie over het toepassen van de gesprekscode bij professionals in de zorg, en de verlenging van de verjaringstermijn) 209, en anderzijds maatregelen die de preventie210 bevorderen. Bij de preventieve maatregelen gaat het ten eerste om het goed bereiken en voorlichten van de risicogroep, ten tweede om een effectief systeem van vroegtijdige signalering voor de betrokken sectoren (jeugdgezondheidszorg, andere medische beroepsgroepen, politie, scholen, …) in te voeren waaronder het gespreksprotocol valt. Ten derde moet er een registratie komen van meldingen, aangiften of dreigingen van vrouwelijke genitale verminking. Ten vierde moet er een actieve en gerichte deskundigheidsbevordering plaatsvinden bij de betrokken sectoren. Ten vijfde moet er een intensivering komen van de gerichte preventies vanuit één landelijk kenniscentrum, namelijk het Pharos, dit zowel bij de risicogroepen als bij de betrokken sectoren. Tot slot moet er intensieve aanpak komen in de zes concentratiegebieden waar de GGD‟en de spilfactor zullen zijn.211 Pharos krijgt in het kabinetsbeleid de opdracht om ten eerste te fungeren als landelijk kenniscentrum inzake vrouwelijke genitale verminking. Ten tweede zullen zij de deskundigheidsbevordering van de betrokken sectoren verzorgen (dit zowel in als buiten de 208
Bijlage bij kabinetsstandpunt RVZ-advies bestrijding vrouwelijke genitale verminking (online), http://www.rvz.net/data/download/Bijlage_kabinetstandpunt.pdf (12 mei 2007). 209 Preventie vrouwelijke genitale verminking, meerjarenprogramma 2006-2009 (online), http://www.pharos.nl/Prgr/Meerjarenplan_VGV.pdf (12 mei 2007). 210 Voor een meer gedetailleerde weergave van deze preventieve maatregelen, zie: Preventiebeleid voor de volksgezondheid, Tweede Kamer der Staten-Generaal, Vergaderjaar 2005-2006, 22 894, Nr 101 (online), http://www.ggdkennisnet.nl/kennisnet/uploaddb/downl_object.asp?atoom=38856&VolgNr=384 (12 mei 2007). 211 Preventie vrouwelijke genitale verminking, meerjarenprogramma 2006-2009 (online), http://www.pharos.nl/Prgr/Meerjarenplan_VGV.pdf (12 mei 2007).
70
concentratiegebieden) in samenwerking met de zelforganisaties van uit de risicogroepen. Ook zullen zij samen met deze zelforganisaties gerichte voorlichting bieden aan de risicogroepen. Tot slot zal het Pharos de GGD‟en in de zes concentratiegebieden ondersteunen. Het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport heeft aan Pharos gevraagd om zich extra in te spannen en zorg te dragen voor de trainingen van betrokkenen in de zes concentratiegebieden, voor de sleutelpersonen uit de risicogroepen en andere relevante personen en instanties. Ook moeten ze voorlichtingsmateriaal ontwikkelen dat door de GGD‟en kan gebruikt worden. Om deze plannen uit te voeren heeft het Pharos een meerjarenprogramma ontwikkeld om vrouwelijke genitale verminking te bestrijden en te voorkomen. Het uitgangspunt van dit meerjarenprogramma (2006-2009), in samenwerking met FSAN, is dat vrouwelijke genitale verminking enkel kan bestreden worden in samenwerking
met
de
risicogroepen
zelf.
De
bedoeling is
dat
preventie-
en
voorlichtingsactiviteiten gezien worden vanuit een bredere context en genderverhoudingen binnen de risicogroep. Hiernaast zal Pharos en FSAN ook samenwerken met andere zelforganisaties en jongerenorganisaties uit de risicogroep. Pharos, in haar rol van landelijk kenniscentrum, zal alle betrokkenen met haar kennis en expertise ondersteunen. Verder zal ze haar nationale en internationale kennis bundelen, en methodieken en strategieën op effectiviteit onderzoeken en overdragen.212 Er zijn een aantal punten waar Pharos het oneens is met het kabinetsstandpunt. Zo vindt Pharos het belangrijk dat er onderzoek wordt gedaan naar de omvang van vrouwelijke genitale verminking in Nederland. Indien hiernaar onderzoeken gebeuren, zou er kunnen geëvalueerd worden naar het succes van het beleid, namelijk of vrouwelijke genitale verminking minder voorkomt. Er wordt minder geld vrijgegeven voor preventie en voor de intensieve aanpak van vrouwelijke genitale verminking in de zes concentratiegebieden dan de commissie adviseerde, het kabinet onderbouwt deze regeling niet. Er is tevens onduidelijkheid hoe het geld zal ingezet worden, wat essentieel is in de beoordeling naar effectiviteit van het pakket van maatregelen. De commissie adviseerde om een lichamelijk onderzoek onder alle kinderen in alle bevolkingsgroepen te introduceren. Dit niet alleen om vrouwelijke genitale verminking te voorkomen en te bestrijden, maar ook om andere
212
Preventie vrouwelijke genitale verminking, meerjarenprogramma 2006-2009 (online), http://www.pharos.nl/Prgr/Meerjarenplan_VGV.pdf (12 mei 2007).
71
gezondheidsachterstanden en mishandeling sneller te kunnen opsporen. Het Pharos betreurt immers dat het kabinet niet akkoord gaat met dit advies.213 Ook Defence for Children International heeft enkele kritische opmerkingen aangaande de regelingen die het kabinet (brief van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport op 26 augustus 2005) wil treffen na het lezen van het rapport van de Raad voor de Volksgezondheid en Zorg. Ten eerste zegt deze organisatie, in tegenstelling tot Pharos, dat het kabinet terecht afstand neemt van het verplicht lichamelijk onderzoek. Stan Meuwese, directeur van Defence for Children International, zegt dat dit enkel kan vaststellen van wat er reeds gebeurd is. Verder vindt hij dat een verplicht lichamelijk onderzoek een onevenredig zwaar middel is, bovendien is er bijzondere expertise nodig bij het onderzoeken van de uitwendige vrouwelijke genitaliën om na te gaan of er een genitale verminking heeft plaatsgevonden. Zo zijn de lichtere vormen van een besnijdenis niet altijd gemakkelijk te constateren. Aldus is het niet realistisch dat alle jeugdartsen over deze expertise beschikken. Ook gaat Defence for Children International akkoord dat de regering geen aparte strafbaarstelling inlast. Ten eerste omdat de strafbaarstelling als uiterste middel moet gelden, en ten tweede omdat een aparte strafbaarstelling niet leidt tot meer vervolging en veroordeling. Ten derde is het niet nodig om een specifieke strafbaarstelling inzake vrouwelijke genitale verminking in te voeren om een heldere publieke normstelling aan te duiden. Het is wel belangrijk dat diegenen uit de risicogroepen kennis hebben van het feit dat vrouwelijke genitale verminking in Nederland verboden is, en dat geen enkele vorm wordt toegelaten, en dat ze deze praktijk niet associëren met kindermishandeling, omdat ze zich dan in een strafzaak op rechtsdwaling kunnen beroepen. Verder pleit Defence for Children International voor een betere preventie. Er moet een snellere invoering komen van de meldcode voor medische beroepsbeoefenaars en er moet duidelijkheid komen over de te volgen handelwijze. Defence for Children International zegt dat er nood is aan een landelijk kenniscentrum, en betwijfelt of het toegekende budget voor Pharos wel voldoende is. Ook zelforganisaties moeten voldoende budget aangereikt krijgen om vrouwelijke genitale verminking te bestrijden en te voorkomen. Defence for Children International zou een regelmatig overleg van de overheid met de betrokken organisaties willen gerealiseerd zien.
213
Persbericht, Onderwerp: reactie Pharos op kabinetsstandpunt m.b.t. meisjesbesnijdenis (online), 26 augustus 2005, http://www.pharos.nl/Act/persberichtvgv.doc (14 mei 2007).
72
En tot slot is er nood aan de versterking van de jeugdgezondheidszorg in het algemeen. De regelmatige screening van alle kinderen zou uitgebreid moeten worden, dit niet alleen om vrouwelijke genitale verminking te bestrijden, maar ook om andere ziekten en mishandeling tijdig op te sporen.214
4.2.3.14. Signaalwijzer „meisjesbesnijdenis‟ leerkrachten In mei 2005 werd een signaalwijzer over het thema meisjesbesnijdenis ontwikkeld voor leerkrachten. In deze folder wordt door artsen of verpleegkundigen, indien zij het vermoeden hebben dat een meisje het risico loopt om besneden te worden, gevraagd of de leerkrachten de desbetreffende leerling wat in het oog wenst te houden. In deze folder worden enkele aandachtspunten vermeld waarop de leerkracht moet letten. Bijvoorbeeld of de leerling op buitenlandse reis gaat, of de leerling voorzichtig iets lost over een besnijdenis, of de leerling iets over verhuizen vertelt of er gaan geruchten de ronde dat er een besnijdenis bij deze leerling zou plaatsvinden. Indien ze signalen opvangen dat het meisje besneden is, bijvoorbeeld als de leerling over buikpijn klaagt, als de leerling ziek is geweest, of ze ziet er moe uit, of wanneer ze afstandelijk is, … dan kan de leerkracht contact opnemen met de jeugdgezondheidszorg
om
de
vermoedens
aan
te
kaarten.
Samen
met
de
jeugdgezondheidszorg kan er dan een gesprek plaatsvinden met de ouders om de leerling verder te helpen.215
4.2.3.15. Drie miljoen extra om vrouwelijke genitale verminking te bestrijden In een persbericht van 26 augustus 2005216 laat het kabinet weten dat ze drie miljoen extra inzet (op voorstel van Minister Hoogervorst) om vrouwelijke genitale verminking bij minderjarigen te bestrijden. Dit geld zal voornamelijk verdeeld worden onder de regio‟s waar relatief veel mensen uit de minderheidsgroep wonen, namelijk Amsterdam, Den Haag, 214
Brief van Defence for Children International aan de Tweede Kamer ten behoeve van het algemeen overleg over vrouwelijke genitale verminking op donderdag 29 september 2005 (betreft Kamerstuk 22894, No 66) (online), http://www.defenceforchildren.nl/ariadne/loader.php/dci/nieuws/GenitaleVerminking/ (14 mei 2007). 215 Signaalwijzer „Meisjesbesnijdenis‟, Folder voor leerkrachten (online), http://www.ggdkennisnet.nl/kennisnet/uploaddb/downl_object.asp?atoom=38167&VolgNr=373 (13 mei 2007). 216 Artikel, Drie miljoen extra tegen vrouwelijke genitale verminking (online), http://www.ggdkennisnet.nl/kennisnet/paginaSjablonen/raadplegen.asp?display=2&atoom=32072&atoomsrt=2 &actie=2 (13 mei 2007).
73
Eindhoven, Rotterdam, Tilburg en Utrecht. De betrokken GGD‟en stellen een plan van aanpak op, Pharos, basisscholen en zelforganisaties zullen in dit project, dat loopt van 2005 tot en met 2008, participeren. Vanuit Pharos zullen gerichte preventieve acties voor de risicogroepen en de betrokken beroepsgroepen georganiseerd worden. Andere doelen van het project houden een grotere inzet van de jeugdgezondheidszorg, tijdige signalering en actieve voorlichting in. De verjaringstermijn van het delict zal pas ingaan als het slachtoffer achttien wordt. Zo zou het slachtoffer, volgens het advies van de Commissie Bestrijding van Genitale Verminking hierdoor de tijd krijgen om als volwassene een oordeel te vormen over de besnijdenis en de gevolgen van een aangifte, wat de kans op aangiften zou verhogen. Tot slot komt er een landelijke meldcode meisjesbesnijdenis voor medische beroepsgroepen.217 (zie infra) Dit plan van aanpak „Bestrijding van Vrouwelijke Genitale Verminking‟ (zie infra) wordt in zes proefgemeenten (Amsterdam, Rotterdam, Den Haag, Utrecht, Eindhoven en Tilburg) uitgevoerd sinds januari 2006. Dit beleid, waarvoor de GGD‟s verantwoordelijk zijn, richt zich op preventie van genitale verminking, maar ook op signalering, opsporing en registratie. Zo maken de professionele hulpverleners in de jeugdgezondheidszorg kennis met het
gespreksprotocol
preventie
meisjesbesnijdenis
van
de
Artsenvereniging
Jeugdgezondheidszorg Nederland (AJN), waar de MOA aan meehielp, om deze te ontwikkelen. De AJN had van het kabinet de opdracht gekregen om jeugdartsen bij te scholen op het terrein van vrouwelijke genitale verminking en het gespreksprotocol dat zij ontwikkelde, te implementeren. Dit gespreksprotocol is een handleiding voor artsen en verpleegkundigen in de jeugdgezondheidszorg. Dit protocol werd ontwikkeld in samenwerking met GGD Nederland, de Landelijke Vereniging voor Thuiszorg en Pharos. In deze handleiding worden richtlijnen gegeven hoe artsen en verpleegkundigen gesprekken kunnen voeren met ouders en familie van meisjes uit risicolanden.218 Onderdelen van dit protocol zijn tevens bruikbaar voor huisartsen, gynaecologen en verloskundigen. Pharos zal, in samenwerking met FSAN, in haar deskundigheidsbevordering gebruik maken van de ervaringen met het gespreksprotocol van de AJN. Dit project verloopt zeer vlot, zo zijn er in september 2006 bijvoorbeeld219 twintig Amsterdamse sleutelpersonen opgeleid. In Rotterdam 217
Persbericht, Drie miljoen extra voor vrouwelijke genitale verminking (online), 26 augustus 2005, http://www.ggd.nl/kennisnet/uploaddb/downl_object.asp?atoom=32072&VolgNr=217 (13 mei 2007). 218 Preventie „meisjesbesnijdenis‟ volop in ontwikkeling (online), juni 2005, http://www.ggdkennisnet.nl/kennisnet/uploaddb/downl_object.asp?atoom=30769&VolgNr=170 (13 mei 2007). 219 Voor meer voorbeelden, zie: http://www.pharos.nl/Publ/PB/Focalpnb200612.pdf.
74
zijn er reeds vierenveertig jgz-artsen en honderddertien jgz-verpleegkundigen en nog andere professionals getraind.220 Een van de punten die de commissie nog opwierp was een verbetering van de zorg voor alle kinderen in Nederland. Dit doel kan bereikt worden door een gedegen lichamelijk onderzoek bij de controles van de jeugdgezondheidszorg verplicht te maken. Volgens de commissie geeft dit aan de ouders een duidelijk signaal dat er op hun kinderen gelet wordt. Om dit mogelijk te kunnen maken zijn er voldoende structurele investeringen nodig, een landelijke implementatie van haar advies zou op jaarbasis zo een tien tot veertien miljoen betekenen.221 De jeugdgezondheidszorg is echter niet ingegaan op dit voorstel van de commissie. De jeugdgezondheidszorg onderzoekt kinderen enkel op vrijwillige basis, zij zeggen dat door verplichte controles een belangrijke risicogroep uit het beeld zou kunnen geraken.222 Op 17 november 2005 worden er een aanvullende werkinstructies MOA223, die dan vastgesteld werden voor landelijk gebruik, bij het gespreksprotocol meisjesbesnijdenis gepubliceerd. Dit gespreksprotocol, een resultaat van het onderdeel „Preventie vrouwelijke genitale verminking‟ van het landelijke zorginhoudelijke werkplan MOA, wordt in de jeugdgezondheidszorg gebruikt, en in deze aanvullende werkinstructies worden de specifieke mogelijkheden uitgelegd hoe MOA-medewerkers mee aan de preventie van vrouwelijke genitale verminking kunnen helpen.224
4.2.3.16. Subsidies aan 19 projecten Op 29 juni 2006 laat het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid weten dat ze 19 projecten zal subsidiëren die geweld tegen vrouwen moet voorkomen en bestrijden, waaronder ook vrouwelijke genitale verminking.225 220
Nieuwsbrief, Focal Point meisjesbesnijdenis Jaargang 1, Nummer 1, 2006 (online), http://www.pharos.nl/Publ/PB/Focalpnb200612.pdf (22 april 2007). 221 Nieuwe tijden, nieuwe risico‟s voor onze kinderen (online), 10 mei 2005, http://www.rvz.net/cgibin/nieuws.pl?niew_srcID=116 (12 mei 2007). 222 Persreactie: Trouw vermeldt onjuist dat GGD Nederland gaat controleren op meisjesbesnijdenis (online), 20 april 2007, http://www.ggdkennisnet.nl/kennisnet/kranteditie/raadplegen.asp?atoomsrt=22&Atoom=40250 (13 mei 2007). 223 Oost Nederland was verantwoordelijk voor de ontwikkeling van deze aanvullende werkinstructies. 224 Aanvullende werkinstructies MOA bij gespreksprotocol meisjesbesnijdenis (online), Maart 2006, http://www.ggdkennisnet.nl/kennisnet/uploaddb/downl_object.asp?atoom=35024&VolgNr=0 (14 mei 2007). 225 Persbericht, Sociale Zaken en Werkgelegenheid subsidieert projecten die geweld tegen vrouwen bestrijden (online), 29 juni 2006, http://www.ggdkennisnet.nl/kennisnet/uploaddb/downl_object.asp?atoom=38254&VolgNr=373 (13 mei 2007).
75
Een van deze projecten is „Aanpak Vrouwelijke Genitale Verminking‟ van de Stichting Osmose, in samenwerking met partners als het Pharos, JGZ, Rutgers Nissogroep, … Dit project (projectperiode van 1 september 2006 tot 1 maart 2008) richt zich op bewustwording en gedragsverandering bij allochtone groepen in Gelderland die het risico lopen om genitaal verminkt te worden. Om deze praktijk te voorkomen, zullen voorlichters getraind worden om in hun eigen taal voorlichting te geven. Ook zal er een jongerenboard opgericht worden om de discussie tussen de jongeren aan te wakkeren. Er zal actuele informatie over vrouwelijke genitale verminking over het Gelderland verspreid worden. Er komt een Gelders meldpunt voor advies en doorverwijzing. Er worden tevens symposia gehouden en een provinciaal congres georganiseerd. Aan twee jeugdgezondheidsmedewerkers wordt advies gegeven en een trainingstraject aangeboden. Naast dit project loopt er tevens een ander project van de Stichting Iftin in samenwerking met Pharos, GGD Amsterdam en FSAN (proefperiode van 1 november 2006 tot 1 november 2008), namelijk „Eradicatie vrouwelijke besnijdenis‟. Dit project zal de Somalische gemeenschap uit de regio Amsterdam sensibiliseren over de gevaren van vrouwelijke genitale verminking. Voor deze sensibiliseringsactie worden sleutelfiguren getraind en begeleid om voorlichtingsbijeenkomsten te geven. Ook voor imams zijn er voorlichtingsbijeenkomsten zodat zij in lezingen kunnen duidelijk maken dat zij tegen alle vormen van vrouwelijke genitale verminking pleiten. Er ligt een speciale focus op jongeren voor wie er eveneens voorlichtingsbijeenkomsten worden georganiseerd en een paar debatten. Tot slot zullen er drie workshops georganiseerd worden voor andere vrouwengroepen uit de regio Amsterdam, bijvoorbeeld vrouwen uit Eritrea, Djibouti, Soedan en Ethiopië.226
4.2.3.17. Eerste jaarlijkse voortgangsrapportage vrouwelijke genitale verminking Op 10 juli 2006 stelt de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport zijn eerste jaarlijkse voortgangsrapportage vrouwelijke genitale verminking voor aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal. In dit rapport worden de stand van zaken kort toegelicht. Er wordt namelijk ingegaan op de intensieve aanpak in de zes regio‟s, preventie door jeugdgezondheidszorg en andere professionals, met name het gespreksprotocol en de meldcode kindermishandeling. 226
Gesubsidieerde projecten Rechten en Veiligheid 2006 (online), http://www.emancipatieweb.nl/uploads/2160/Gesubsidieerde_projecten_Rechten_en_Veiligheid_2006.doc (13 mei 2007).
76
Verder gaat hij in op de deskundigheidsbevordering, namelijk Pharos die personeel uit de medische sector zal opleiden. In 2006 zal de nadruk vooral liggen op de professionals uit de jeugdgezondheidszorg. Verder legt de minister uit dat er door het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap een verwijzing aangelegd is op de site van Centrum School en Veiligheid en tenslotte werd vrouwelijke genitale verminking opgenomen in het trainingsaanbod huiselijk geweld. De minister gaat dan verder in op de voorlichting. Op 15 maart 2006 is de Wet inburgering in het buitenland van kracht gegaan. Dit wil zeggen dat personen die naar Nederland wensen te komen eerst in een basisexamen inburgering in het land van herkomst dienen te slagen. In dit oefenpakket wordt aandacht besteed aan de Nederlandse waarden en normen, waarin het verbod van vrouwelijke genitale verminking expliciet vermeld wordt. Door de invoering van deze wet kan het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers aan vergunninghouders die nog in de opvang verblijven een inburgeringsvoorziening aanbieden, wat een eerste stap is ter voorbereiding op het inburgeringsexamen. Dit examen moet in Nederland worden behaald. Door deze voorlichting wil de overheid duidelijk stellen dat vrouwelijke genitale verminking in Nederland bij wet verboden is en dat deze praktijk actief bestreden wordt. Tot slot legt hij de stand van zaken uit over de gehonoreerde projecten in het kader van de Emancipatieregeling van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Namelijk de projecten van de Stichting Osmose, van de Stichting Iftin en van de projecten van FSAN. Deze projecten richten zich allen op de bewustwording en gedragsverandering bij de risicogroepen. Hij vermeldt als laatste dat het volgende voortgangsrapportage midden 2007 zal verschijnen.227 Tot nu toe is deze rapportage nog niet gepubliceerd.
227
Preventiebeleid voor de Volksgezondheid, Tweede Kamer der Staten-Generaal, Vergaderjaar 2005-2006, 22 894, Nr 68 (online), http://www.ggd.nl/kennisnet/uploaddb/downl_object.asp?atoom=38856&VolgNr=384 (20 maart 2007).
77
4.2.4. Huidige lopende projecten De „meerjarennota emancipatiebeleid‟ loopt tot 2010. Op basis van dit beleid werd een interdepartementaal actieprogramma opgericht dat zich bezig houdt met vrouwelijke genitale verminking. Het meerjarenprogramma (2006-2009) van Pharos in samenwerking met FSAN, zij richten zich vooral op de risicogroep zelf. Het plan van aanpak „Bestrijding van Vrouwelijke Genitale Verminking‟ wordt in zes proefgemeenten gevoerd sinds januari 2006 en dit project loopt tot 2008. Tot slot lopen de gesubsidieerde projecten door het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid tot 2008. Deze projecten zijn „Aanpak Vrouwelijke Genitale Verminking‟ van Stichting Osmose en „Eradicatie vrouwelijke besnijdenis‟ van Stichting Iftin in samenwerking met Pharos, GGD Amsterdam en FSAN.
78
4.2.5. Conclusie
Door de immigratiestroom van eind jaren tachtig werd Nederland geconfronteerd met het probleem van vrouwelijke genitale verminking. Er kan gesteld worden dat Nederland duidelijk een preventief beleid voert om deze praktijk te bestrijden en te voorkomen. Zo hebben de toenmalige kabinetten verschillende onderzoeken laten uitvoeren om na te kijken welke strategieën effectief en realistisch zijn om deze problematiek te bestrijden en te voorkomen (bijvoorbeeld: ‟s Lands wijs ‟s lands eer? Vrouwenbesnijdenis en Somalische vrouwen in Nederland. (in 1992). Strategieën ter voorkoming van besnijdenis bij meisjes. Inventarisatie en aanbevelingen. (in 2003). En tot slot het rapport van de Commissie Bestrijding van Genitale Verminking. (in 2005).) Er werden ook discussies gevoerd in de Tweede Kamer der Staten-Generaal over deze onderzoeken, en welke maatregelen moesten overgenomen worden, en welke misschien toch niet zo doeltreffend zouden zijn. Ook werd er gedebatteerd over het al dan niet invoeren van een specifieke strafbaarstelling, over de asielprocedure, over de rol van GGD Nederland, over de eis van de dubbele strafbaarheid, … Er werd niet enkel gediscussieerd, maar het kabinet ondernam ook acties. Zo ontwikkelde de Inspectie Gezondheidszorg richtlijnen over hoe te handelen indien een persoon uit de gezondheidszorg geconfronteerd wordt met iemand die genitaal verminkt is. In 2000 en de volgende jaren gaf het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport subsidies aan Pharos (dat als landelijk kenniscentrum op het terrein van vrouwelijke genitale verminking door de regering werd aangeduid), ook onder andere voor hun meerjarenprogramma (2006-2009) dat zij voeren om vrouwelijke genitale verminking te voorkomen en te bestrijden. Ook ondersteunt het kabinet, met een bedrag van 3 miljoen euro, het plan van aanpak „Bestrijding van Genitale Verminking‟ in zes proefgemeenten. Tot slot geeft het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid subsidies aan enkele projecten die vrouwelijke genitale verminking bestrijden van 2006 tot 2008. Vrouwelijke genitale verminking stond op de agenda van het Emancipatiebeleid (2000-2010) en het Integratiebeleid Etnische Minderheden. Uit deze maatregelen kunnen we afleiden dat het kabinet het strafrecht ziet als een sluitstuk, als een allerlaatste middel om vrouwelijke genitale verminking te bestrijden. Door het subsidiëren van bijvoorbeeld Pharos, het plan van aanpak „Bestrijding van Genitale Verminking‟, projecten zoals „Aanpak Vrouwelijke Genitale Verminking‟ van Stichting Osmose en „Eradicatie vrouwelijke besnijdenis‟ van Stichting Iftin in samenwerking met 79
Pharos, GGD Amsterdam en FSAN, wordt het duidelijk dat Nederland vrouwelijke genitale verminking wil bestrijden aan de hand van preventie en voorlichting, en niet door middel van een repressief beleid. In hoofdstuk 5 wil ik verder ingaan op deze preventie, om te kijken hoe de aanpak van het politieke beleid zich reflecteert op de preventie.
80
4.3. Het Belgische beleid 4.3.1. Inleiding Ik zou eerst wat duidelijkheid willen schetsen in het Belgische politieke landschap. België kent verschillende gewesten en gemeenschappen. Zo hebben we het Vlaamse Gewest, het Waals Gewest, en het Brussels Hoofdstedelijke Gewest. Daarnaast hebben we de gemeenschappen, namelijk de Vlaamse, Franse en Duitstalige Gemeenschap. De gewesten werken vooral vanuit een economische optiek, terwijl de gemeenschappen zich eerder op de „persoonlijke belangen‟ toespitsen. In tegenstelling tot Vlaanderen, kent Wallonië twee parlementen, namelijk deze van het Waals Gewest en deze van de Franse Gemeenschap. Dus als we alles eens op een rijtje zetten, hebben we in België: het Vlaamse Parlement, het Federale Parlement (Kamer van Volksvertegenwoordigers en de Senaat), het parlement van de Franse Gemeenschap, het parlement van het Waals Gewest, het parlement van het Brussels Hoofdstedelijke Gewest, en tot slot het parlement van de Duitstalige Gemeenschap. In de Belgische politiek komt het thema „vrouwelijke genitale verminking‟ een luttele keren aan bod, de laatste maanden kent deze thematiek meer opgang ondermeer door het actieplan dat Gisèle Mandaïla228 coördineert. (zie infra) Om de politieke discussie in ons land te schetsen, heb ik gebruik gemaakt van de online documenten die ik kon vinden op het internet. Ik heb opzoekingen gedaan via de site van de Kamer van Volksvertegenwoordigers en de Belgische Senaat, van het Vlaams Parlement, Waals Gewest, Hoofdstedelijk Brussels Gewest, de Franse Gemeenschap en tot slot de Duitstalige Gemeenschap. Via deze zoekfunctie heb ik enkele documenten gevonden, maar ik vermoed dat er nog meerdere documenten moeten bestaan die niet online staan. Voor het overzicht dat ik zodra zal hanteren, zal ik aldus enkel gebruik maken van deze die ik voorhanden heb, deze richten zich vooral op de laatste twee à drie jaar. Tot slot zal ik het Nationaal Actieplan ter bestrijding van vrouwelijke genitale verminking beschrijven en de kritieken en knelpunten inzake dit Nationaal Actieplan.
228
Gisèle Mandaïla is Staatssecretaris voor het Gezin en Personen met een Handicap. Zij zet zich ook in om vrouwelijke genitale verminking te bestrijden, dit zowel op nationaal als internationaal niveau. Voor meer informatie, zie: http://www.giselemandaila.be/nl/index.php?lang=nl&compet=fam&trace=fam.
81
4.3.2. Het federale niveau 4.3.2.1. De Belgische Kamer van Volksvertegenwoordigers Op het federaal niveau, specifieker in de Kamer van Volksvertegenwoordigers, heb ik vier vragen en antwoorden229 teruggevonden. Deze gaan voornamelijk over de vraag of er reeds gerechtelijke vervolgingen hebben plaats gevonden en zo ja, hoeveel. Zoals eerder vermeld, werden deze nog niet vastgesteld. De tweede voorname vraag handelt over statistieken, met name of er statistieken bestaan over hoe frequent deze praktijk in ons land voorkomt, maar hier bestaan geen statistieken over. Uit de vier vragen (die ik terugvond) van de kamer die plaats vonden tussen 2000 en 2007, heb ik niet het gevoel dat de kamer zich erg inspant omtrent de problematiek rond deze praktijk. Ik kan en wil hieromtrent geen harde mening vormen vermits ik niet alle documenten bezit, en ik aldus geen terechte en objectieve opinie hierover kan weergeven. Ik begrijp dat er vragen zijn over statistieken in verband met genitale verminking, met name of de praktijk ook hier plaats vindt. Ondanks het feit dat hier geen statistieken over bestaan, heeft mevrouw Leye in een van haar teksten230 wel een onderzoek gedaan naar de omvang van vrouwelijke genitale verminking in België. Dit zowel naar het aantal meisjes dat risico lopen op meisjesbesnijdenis als het aantal vrouwen dat besneden zou zijn. Hieronder vind je een tabel231 die meer duidelijkheid zal scheppen.
229
Deze vier vragen werden tussen 2000 en 2006 gesteld. De vraag uit 2000 werd gesteld door Claudine Drion van Ecolo. De Belgische Kamer van Volksvertegenwoordigers, Bulletin nr : B022 - Schriftelijke vraag en antwoord nr : 0121 - Zittingsperiode : 50 (online), http://www.dekamer.be/kvvcr/showpage.cfm?section=qrva&language=nl&cfm=qrvaXml.cfm?legislat=50&dos sierID=50-B031-11-0121-1999200000661.xml (12 mei 2007). De tweede vraag uit 2005 was afkomstig van Annemie Turtelboom (VLD). De Belgische Kamer van Volksvertegenwoordigers, Schriftelijke vraag en antwoord nr : 0836 - Zittingsperiode : 51 (online), http://www.dekamer.be/kvvcr/showpage.cfm?section=qrva&language=nl&cfm=qrvaXml.cfm?legislat=51&dos sierID=51-B101-2-0836-2005200606252.xml (12 mei 2007). De derde vraag werd gesteld door Hilde Vautmans (VLD) in 2006. De Belgische Kamer van Volksvertegenwoordigers, Bulletin nr : B127 - Schriftelijke vraag en antwoord nr : 1031 - Zittingsperiode : 51 (online), http://www.dekamer.be/kvvcr/showpage.cfm?section=qrva&language=nl&cfm=qrvaXml.cfm?legislat=51&dos sierID=51-B127-2-1031-2005200608094.xml (12 mei 2007). En tot slot stelde Bart Laeremans (Vlaams Belang) ook in 2006 een vraag. De Belgische Kamer van Volksvertegenwoordigers, Bulletin nr : B129 - Schriftelijke vraag en antwoord nr : 1044 - Zittingsperiode : 51 (online), http://www.dekamer.be/kvvcr/showpage.cfm?section=qrva&language=nl&cfm=qrvaXml.cfm?legislat=51&dos sierID=51-B129-2-1044-2005200608192.xml (12 mei 2007). 230 E. Leye, Vrouwelijke genitale verminking in Europa in RoSa, Uitgelezen, Jaargang 12, Nr. 4, 2006 (online), http://www.rosadoc.be/site/nieuw/pdf/uitgelezen/ug12nr4genitaleverminking.pdf (12 mei 2007). 231 E. Leye, Vrouwelijke genitale verminking in Europa (online), http://www.rosadoc.be/site/nieuw/pdf/uitgelezen/ug12nr4genitaleverminking.pdf (12 mei 2007).
82
Er lopen naar schatting zo een 404 meisjes het risico om genitaal verminkt te worden. Er moet wel duidelijk gesteld worden dat deze cijfers een schatting zijn en geen rekening houden met: asielzoekers en personen zonder papieren, alsook zij die reeds de Belgische nationaliteit hebben verkregen. Ook werd er geen rekening gehouden met verschillen binnen een nationaliteit. Tot slot houden de cijfers van het NIS (Nationaal Instituut voor de Statistiek) geen rekening met veranderingen binnen migratiestromen.232 In de Belgische Kamer van Volksvertegenwoordigers heb ik tevens drie interpellaties en mondelinge vragen gevonden tussen 2006 en 2007. Zo hebben Inge Verhaert 233 en Hilde Vautmans234 een mondelinge vraag235 aan de Minister van Ontwikkelingssamenwerking gesteld over de strijd tegen genitale verminking van vrouwen in de partnerlanden van België 232
E. Leye, Aanbevelingen ivm vrouwelijke genitale verminking (VGV) in België, als advies op het memorandum 2007 van de Nationale Vrouwenraad. 233 Inge Verhaert (SP.A) zetelt in de Kamer van de Volksvertegenwoordigers. Belgische Kamer van Volksvertegenwoordigers, Integraal verslag met vertaald beknopt verslag van de toespraken, Commissie voor de buitenlandse betrekkingen, Woensdag. 08-03-2006, Voormiddag (online), http://www.sensoa.be/pdf/internationaal_parlementair/verslag_Commissie_BZ_8%20maart_2006_discussie_ver haert_en_Vautmans_met_minister.pdf (12 mei 2007). 234 Hilde Vautmans (VLD) zit in de kamer van de volksvertegenwoordigers. Hilde in het parlement (online), http://www.hildevautmans.be/content.php?hmID=37&PHPSESSID=cafa409bb2c075440e5b6202003af0e5 (12 mei 2007). 235 Belgische Kamer van Volksvertegenwoordigers, Integraal verslag met vertaald beknopt verslag van de toespraken, Commissie voor de buitenlandse betrekkingen, Woensdag. 08-03-2006, Voormiddag (online), http://www.sensoa.be/pdf/internationaal_parlementair/verslag_Commissie_BZ_8%20maart_2006_discussie_ver haert_en_Vautmans_met_minister.pdf (12 mei 2007).
83
op 8 maart 2006. Omdat deze vraag vooral op het internationale niveau gericht is, namelijk op de partnerlanden van België, zal ik hier niet verder op ingaan. Hilde Vautmans stelde op 23 mei 2006 een vraag236 aan de Vice-Eerste Minister en Minister van Justitie, Laurette Onkelinx, over de strijd tegen vrouwelijke genitale verminking in België. Hilde Vautmans vraagt hier of zij weet heeft dat er in België zo een 534 jonge meisjes237 (tot veertien jaar) het gevaar lopen om genitaal verminkt te worden. Wat Vautmans wil weten is of ouders strafbaar kunnen gesteld worden indien ze hun kind meenemen naar het land van herkomst om hun meisje daar te laten besnijden. Het antwoord van Onkelinx luidt:
Ik zou daar liever over nadenken. Men kan vervolging overwegen op grond van het nietverlenen van bijstand aan personen die in gevaar verkeren, bijvoorbeeld, maar ik zou willen onderzoeken of er geen specifieker middel bestaat. (…) Of vervolging wordt ingesteld hangt af van het beleid van de parketten of van het instellen van een burgerlijke rechtsvordering. Maar dat is bijzonder moeilijk, omdat het zich binnen het gezin afspeelt. De middelen zijn voorhanden maar er moet worden onderzocht of er een doeltreffender middel bestaat. Voor het overige zal ik de zaak onderzoeken aan de hand van de studie van staatssecretaris Mandaila en het werk van de procureurs-generaal.238
Ik weet niet of mevrouw Onkelinx deze mondelinge vraag op voorhand heeft ontvangen, maar er bestaat in België wel in wet die vermeld dat wanneer een meisje of vrouw, dat in België woont, in het buitenland besneden wordt, deze daad ook strafbaar is, en valt daarmee uitdrukkelijk onder de werking van 10ter van het Wetboek van Strafvordering:
Eenieder kan in België vervolgd worden wanneer hij zich buiten het grondgebied van het Rijk schuldig maakt aan: (…)
236
Belgische Kamer van Volksvertegenwoordigers, Beknopt verslag, Commissie voor de justitie, Dinsdag. 2305-2006, Voormiddag (online), http://www.dekamer.be/doc/CCRA/pdf/51/ac974.pdf (12 mei 2007). 237 Vanwaar Hilde Vautmans dit cijfer haalt, weet ik niet. Het enige onderzoek dat ik ken waar een schatting wordt gedaan is dat van mevrouw Leye. 238 Belgische Kamer van Volksvertegenwoordigers, Beknopt verslag, Commissie voor de justitie, Dinsdag. 2305-2006, Voormiddag (online), http://www.dekamer.be/doc/CCRA/pdf/51/ac974.pdf (12 mei 2007).
84
2° een van de misdrijven bepaald in de artikelen 372 tot 377 en 409 van hetzelfde Wetboek [bedoeld wordt het BWS], indien het feit werd gepleegd op een minderjarige (…)239
Puur wettelijk gezien bestaat er aldus een specifiekere wet dan deze die Onkelinx aanhaalt, namelijk: “Men kan vervolging overwegen op grond van het niet-verlenen van bijstand aan personen die in gevaar verkeren, bijvoorbeeld, maar ik zou willen onderzoeken of er geen specifieker middel bestaat”.240 In België heeft er nog nooit een strafrechterlijke vordering plaats gevonden. Onkelinx vermeldt dat de middelen voorhanden zijn, maar dat er moet gezocht worden naar nog doeltreffendere middelen. Op 8 februari 2007 stelde Corinne De Permentier241 een vraag242 aan de Staatssecretaris243 voor het Gezin en Personen met een Handicap (toegevoegd aan de Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid) over de strijd tegen vrouwelijke genitale verminking. Corinne De Permentier feliciteert Gisèle Mandaila eerst met haar initiatief om een actieplan ter bestrijding van genitale verminking op te richten, wel vraagt zij zich af welke maatregelen Gisèle Mandaila wenst te ondernemen en hoe dit actieplan er juist zal uitzien. Gisèle Mandaila laat weten dat ze het onderwerp op de agenda van de werkgroep “Gezin en geweld” van de Staten-Generaal van het Gezin heeft geplaatst. Verder laat ze weten dat er samen met verenigingen wordt gewerkt om sensibilisatiemaatregelen op touw te zetten, deze maatregelen zullen zowel op het niveau van de wetgeving, opleiding en gezondheid, en op internationaal niveau besproken worden. Daarnaast zullen zowel de medische en sociale sector als de betrokken families geïnformeerd worden via infobrochures. Een andere strategie dat Mandaila voorstelt is dat een onderzoek van de uitwendige vrouwelijke genitaliën zou kunnen deel uitmaken van het medisch routineonderzoek van de preventiediensten voor kinderen en scholen. De resultaten van deze opzet van dit actieplan gingen normaliter eind maart bekend gemaakt worden, maar tot nog toe is hierover nog niets gepubliceerd. (zie infra)
239
R.S.B. Kool et al., Vrouwelijke genitale verminking in juridisch perspectief. (Rechtsvergelijkend) onderzoek naar de juridische mogelijkheden ter voorkoming en bestrijding van vrouwelijke genitale verminking, p.93. 240 Belgische Kamer van Volksvertegenwoordigers, Beknopt verslag, Commissie voor de justitie, Dinsdag. 2305-2006, Voormiddag (online), http://www.dekamer.be/doc/CCRA/pdf/51/ac974.pdf (12 mei 2007). 241 Corinne De Permentier (MR) is kamerlid. 242 Belgische Kamer van Volksvertegenwoordigers, Plenumvergadering, Donderdag, 08-02-2007, Namiddag (online), http://www.dekamer.be/doc/PCRA/pdf/51/ap263.pdf (12 mei 2007). 243 De Staatssecretaris voor het Gezin en Personen met een Handicap is Gisèle Mandaila Malamba (MR), zij is sinds 18 april 2004 Staatssecretaris voor deze bevoegdheden. Curriculum Vitae, Gisèle Mandaila (online), http://www.giselemandaila.be/home/index.php?option=com_content&task=blogcategory&id=19&Itemid=36 (12 mei 2007).
85
Zoals eerder vermeld werd deze mondelinge vraag door Corinne De Permentier gesteld aan Gisèle Mandaila. Deze twee vrouwen zijn lid van dezelfde partij, en volgens mij, is dit te merken aan de houding die De Permentier aanneemt ten opzichte van Mandaila. Persoonlijk vind ik dat De Permentier een te weinig kritische houding heeft aangenomen, en ik vind het jammer dat ze niet meer vragen gesteld heeft over de praktische kant van het actieplan. Enkele vragen die ik mij hierbij stel (en die ik ook gevraagd heb in het interview aan mevrouw Fraiteur244) zijn bijvoorbeeld: Wat zal er allemaal in die brochure staan en wanneer zal deze verschijnen, hoe zal de verspreiding gebeuren, zal dit over het hele land gebeuren? Zal het onderzoek van de vrouwelijke genitaliën als een verplicht onderdeel gelden van het medisch onderzoek. Indien ja, wat als een meisje niet wil onderzocht worden, gaat dit dan niet in tegen de fysieke integriteit van het kind? Welke middelen worden er vrijgemaakt om deze screening vlot te laten verlopen? Worden er speciale hulpverleners voor aangewezen, want ik veronderstel dat je niet iedereen kan opleiden om vrouwelijke genitale verminking te screenen. Indien er een genitale verminking ontdekt wordt, hoe zal daar op gereageerd worden, zal dit ook vermeld worden in de brochure. Ik bedoel hiermee niet zuiver juridisch, maar hoe ga je bijvoorbeeld om met de psychologische noden van het kind? De kabinetten van de ministers245 die meewerken aan het Nationaal Actieplan ter bestrijding van vrouwelijke genitale verminking246 zijn het kabinet van: Laurette Onkelinx (Vice-Eerste Minister en Minister van Justitie), Peter Vanvelthoven (Minister van Werk en Informatisering), Christian Dupont (Minister van Ambtenarenzaken, Maatschappelijke Integratie, Grootstedenbeleid en Gelijke Kansen), Armand De Decker (Minister van Ontwikkelingssamenwerking),
Rudy Demotte
(Minister
van
Sociale
Zaken
en
Volksgezondheid), Els Van Weert (Staatssecretaris voor Duurzame Ontwikkeling en Sociale Economie) en uiteraard Gisèle Mandaila (Staatssecretaris voor het Gezin en Personen met een handicap, toegevoegd aan de Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid).
244
Zie interview met mevrouw Fraiteur. De Federale Regering (online), http://www.belgium.be/eportal/application?origin=navigationBanner.jsp&event=bea.portal.framework.internal.r efresh&pageid=indexPage&navId=5906 (16 mei 2007). 246 Zie interview met mevrouw Leye en mevrouw Fraiteur. 245
86
4.3.2.2. De Senaat Op het niveau van de Senaat247 heb ik enkel vragen inzake vrouwelijke genitale verminking van Sabine de Bethune248 teruggevonden. Op 26 mei 2004 heeft Sabine de Bethune een vraag249 (nr. 3-253) gesteld aan Minister van Ambtenarenzaken, Maatschappelijke Integratie, Grootstedenbeleid en Gelijke Kansen250. De Bethune polst hier naar de resolutie251 die de Senaat heeft goedgekeurd die pleit voor een globaal beleid ter preventie van vrouwelijke genitale verminking. Zij stelt dat bij het bespreken van deze resolutie er nog geen gegevens waren over hoeveel meisjes in ons land genitaal verminkt zijn, en ze vraagt zich bijgevolg af of deze vandaag (26 mei 2004) wel beschikbaar zijn). Verder vraagt zij zich af hoe de strafwet wordt toegepast, of er reeds gerechtelijke uitspraken zijn geweest, en of deze problematiek op de interministeriële conferentie
met
de
gemeenschappen
inzake
preventief
gezondheidsbeleid
of
gelijkekansenbeleid besproken werd. Laurette Onkelinx antwoordt dat nadat de resolutie (18 februari 2004) werd aangenomen, de ministerraad van 7 mei het nationaal actieplan tegen echtelijk geweld heeft goedgekeurd. De meisjes en vrouwen die het gevaar lopen om genitaal verminkt te worden behoren tot de doelgroep van dit project. Er zal,volgens de minister aangepaste informatie worden uitgewerkt voor professionelen en voor diegenen die in contact
247
Ik heb in de Senaat enkel vragen terug gevonden van mevrouw Sabine de Bethune. Er zijn wel documenten die online beschikbaar zijn van het jaar 2000 waar gediscussieerd wordt over onder andere artikel 409 van het Strafwetboek. Omdat ik deze discussie minder interessant vind, heb ik deze niet expliciet vermeld. Deze discussie is terug te vinden op de volgende site: De Belgische Senaat, Zoeken in de officiële publicaties (online), http://www.senate.be/www/?MIval=/index_senate&MENUID=12450&LANG=nl (12 mei 2007). Je kan de documenten opzoeken op hun nummer. De nummers zijn: 2-280/2; 2-43 en 2-280/4. 248 Sabine de Bethune (CD&V) is sinds 1995 senatrice. Zij streeft voornamelijk voor gelijke kansen, leefkwaliteit, kinderrechten en eerlijke Noord-Zuidverhoudingen. Sabine de Bethune, portret (online), http://www.sabinedebethune.be/01_01.html (12 mei 2007). 249 De Belgische Senaat, Zoeken in de officiële publicaties (online), http://www.senate.be/www/?MIval=/index_senate&MENUID=12450&LANG=nl (12 mei 2007). 250 Marie Arena was toen Minister van Ambtenarenzaken, Maatschappelijke Integratie, Grootstedenbeleid en Gelijke Kansen. Cabinet de la Ministre-Présidente Marie Arena, Présentation (online), http://www.arena.cfwb.be/presentation_ministre.asp (16 mei 2007). 251 De Commissie voor Buitenlandse Betrekkingen en voor de Landsverdediging heeft op 17 februari 2004 hoorzittingen gehouden met vertegenwoordigers van het gerecht en van verenigingen die strijden tegen vrouwelijke genitale verminkingen van vrouwen. Na deze hoorzittingen heeft de commissie een voorstel van resolutie opgesteld. Deze resolutie werd goedgekeurd. Deze resolutie houdt in dat vrouwelijke genitale verminking bestreden moet worden zowel in het buitenland als in België, en dat deze praktijk strafbaar is. Dit voorstel van deze resolutie kan je vinden op de volgende site: De Belgische Senaat, Zoeken in de officiële publicaties (online), http://www.senate.be/www/?MIval=/index_senate&MENUID=12450&LANG=nl (12 mei 2007). Op deze site kan je documenten opzoeken via nummer, de nummers van het voorstel van deze resolutie zijn: 3-523/1 en 3-523/2.
87
komen met deze problematiek. Tot slot vermeldt Onkelinx dat de G.A.M.S.252 (Groepering die zich inzet voor de Afschaffing van Seksuele Verminkingen van Vrouwen) door Minister Arena ondersteund wordt, en dat de interministeriële conferentie pas na de verkiezingen (2004) zal vergaderen. Op 2 februari 2006 heeft Sabine de Bethune een vraag253 (nr. 3-1327) gesteld aan Minister Dupont254. Zij vraagt naar de situatie over het oprichten van een instituut voor het informeren, sensibiliseren en oriënteren van buitenlandse vrouwen die het slachtoffer werden van seksuele discriminatie. Dit instituut zou opgericht worden door het Centrum voor Gelijkheid van Kansen en Racismebestrijding255 en het Instituut voor de gelijkheid van vrouwen en mannen256. De Bethune wil weten hoe het met deze oprichting gesteld is en wat het Instituut voor gelijkheid van vrouwen en mannen en het Centrum voor gelijkheid van kansen en racismebestrijding heeft gerealiseerd. Verder vraagt zij zich af op welke manier de minister gevolg heeft gegeven aan de uitvoering van de Senaatsresolutie, en op welke manier de G.A.M.S. ondersteund wordt. Op de eerste vragen geeft Minister Dupont geen duidelijk antwoord, maar hij vermeldt wel dat het kabinet momenteel contacten heeft met de G.A.M.S. om preventiemaatregelen te ondernemen inzake de strijd tegen vrouwelijke genitale verminking. De G.A.M.S. werd zowel in 2004 als in 2005 door het Instituut voor de gelijkheid van vrouwen en mannen, via projectsubsidies, en het Centrum voor Gelijkheid van Kansen en Racismebestrijding, via Impulsfonds voor Migranten257, financieel ondersteund.
252
In het Frans klinkt de G.A.M.S. als: Groupement d'hommes et de femmes pour l'Abolition des Mutilations Sexuelles féminines. G.A.M.S. België, Introductie (online), http://www.gams.be/site/pages/01presentation.php (12 mei 2007). 253 Parlementaire vragen, Over vrouwelijke genitale verminking (nr. 3-1327) (online), http://www.sabinedebethune.be/parl_vragen/vraag_238.htm (12 mei 2007). 254 Christian Dupont (PS) is sinds 4 juli 2004 Minister van Ambtenarenzaken, Maatschappelijke integratie, Grootstedenbeleid en Gelijke Kansen. Curriculum Vitae, de heer Christian Dupont (online), http://www.belgium.be/eportal/application?languageParameter=nl&pageid=contentPage&docId=36527 (12 mei 2007). 255 In 1993 werd het Centrum voor Gelijkheid van Kansen en Racismebestrijding opgericht. Het centrum, dat onafhankelijk is, is een openbare dienst die discriminatie wil bestrijden. Het centrum is hiernaast ook bevoegd om overheden te informeren over de migratiestromen en om de rechten van vreemdelingen te verdedigen. Centrum voor gelijkheid van kansen en racismebestrijding, Over het centrum (online), http://www.diversiteit.be/CNTR/NL/about_the_center/ (16 mei 2007). 256 Het Instituut voor de gelijkheid van vrouwen en mannen werd door de wet van 16 december 2002 opgericht. Dit centrum ziet toe op de naleving van de gelijkheid van vrouwen en mannen. Zij bestrijden elke vorm van discriminatie en ongelijkheid op basis van geslacht. Verder werken zij de instrumenten en strategieën uit die gestoeld zijn op een geïntegreerde aanpak van de genderdimensie. 5.1.16. Instituut voor de gelijkheid van vrouwen en mannen (online), http://mineco.fgov.be/enterprises/vademecum/Vade30_nl-15.htm (12 mei 2007). 257 Het Federaal Impulsfonds voor Migranten subsidieert jaarlijks vernieuwende projecten die de maatschappelijke integratie van personen van vreemde origine bevorderen, discriminatie voorkomen en de interculturele dialoog bevorderen. BrusselDirect Januari 2006 – extra nummer (online), http://www.bop.vgc.be/brusseldirect/2006-01extra.html (16 mei 2007).
88
Het kabinet van Dupont heeft aan de G.A.M.S. gevraagd om een project in te dienen opdat ze ondersteuning kan genieten van dit kabinet. Op deze dag stelde Sabine de Bethune ook een mondelinge vraag258 (nr. 3-1328) aan Vice-Eerste Minister en Minister van Justitie, Laurette Onkelinx, over vrouwelijke genitale verminking. Ze stelt hierbij eerst de vraag of er al statistieken beschikbaar zijn van nieuwe registratiecodes en vervolgingen. Hoe het strafrecht wordt toegepast, of de Minister in België bereid is om een studie te doen naar de omvang van vrouwelijke genitale verminking in België. Hoe de Minister gevolg heeft gegeven aan de Senaatsresolutie en tot slot hoe de G.A.M.S. door het departement van Justitie wordt ondersteund. Els Van Weert beantwoordde de vragen van Sabine de Bethune. De wet omtrent vrouwelijke genitale verminking (artikel 409 van het Strafwetboek) wordt door de Dienst voor het Strafrechtelijk Beleid (DSB)259 momenteel (lees: februari 2006) geëvalueerd (naar aanleiding van de kadernota Integrale Veiligheid van 30 en 31 maart 2004). Door deze evaluatie zullen er cijfergegevens beschikbaar zijn over veroordelingen op basis van artikel 409 van het Strafwetboek, en zo zullen er aanbevelingen kunnen opgesteld worden. Er wordt wel duidelijk geformuleerd dat er niet enkel een repressief beleid kan zijn, maar dat er ook nood is aan preventie van ten eerste de Afrikaanse gemeenschappen en ten tweede de medische en sociale sector. Verder wordt er benadrukt dat de wet enkele beperkingen kent, bijvoorbeeld het feit dat vrouwelijke genitale verminking clandestien kan gebeuren, bijgevolg zijn vervolgingen moeilijk. Een andere beperking is dat de praktijk van meisjesbesnijdenis een diepgewortelde traditie is in de Afrikaanse gemeenschap waardoor de wet geen afschrikkingeffect heeft. De vraag of België bereid is om een onderzoek te voeren naar de problematiek omtrent vrouwelijke genitale verminking wordt niet danig beantwoord. Op de laatste vraag wordt impliciet geantwoord en daaruit blijkt dat de G.A.M.S., die meer subsidies wenst te ontvangen van de gewesten, niet ondersteund wordt door het departement Justitie. Een andere mondelinge vraag van Sabine de Bethune werd gesteld op 9 november 2006 aan Vice-Eerste Minister en Minister van Justitie, namelijk Laurette Onkelinx, over vrouwenbesnijdenis in België. De eerste vraag260 (nr. 3-1265) handelt immers voornamelijk
258
De Belgische Senaat, Zoeken in de officiële publicaties (online), http://www.senate.be/www/?MIval=/index_senate&MENUID=12450&LANG=nl (12 mei 2007). 259 Zij worden bijgestaan door een begeleidingsgroep die het verloop van de evaluatie moet opvolgen, aanbevelingen moeten doen en standpunten moeten innemen over elke vraag die tot een probleem kan leiden. 260 De Belgische Senaat, Zoeken in de officiële publicaties (online), http://www.senate.be/www/?MIval=/index_senate&MENUID=12450&LANG=nl (12 mei 2007).
89
over statistieken, waardoor ik deze vraag niet nader zal behandelen. De tweede vraag261 (nr. 3-1877) gericht aan Vice-Eerste Minister en Minister van Binnenlandse Zaken, Patrick Dewael262, is interessanter. Deze handelt over de resolutie over vrouwen, vrede en veiligheid die de Senaat op 17 februari 2005 heeft goedkeurd. Deze resolutie houdt het volgende in :
De actieve betrokkenheid van vrouwen op het gebied van vrede en veiligheid : zowel in de
fase
van
conflictpreventie,
conflictresolutie
als
in
de
uitvoering
van
postconflictprojecten en vredesoperaties; De
nood
aan
gendermainstreaming
in
acties
gericht
op
conflictpreventie,
conflictresolutie of vredesopbouw; De bescherming van vrouwen tijdens gewapende conflicten. De Veiligheidsraad formuleerde een aantal oproepen aan het adres van de Secretarisgeneraal, maar ook de lidstaten werden uitdrukkelijk aangesproken op hun verantwoordelijkheid.263
Om deze resolutie uit te voeren zijn er zowel inspanningen nodig op internationaal als op nationaal niveau. Sabine de Bethune vraagt wat België doet op deze twee niveaus om deze resolutie te verwezenlijken. Els Van Weert264 leest het antwoord van Minister Patrick Dewael voor en vertelt dat er op dat moment (november 2006) een globaal actieplan ter uitvoering van resolutie 1325 (zie het citaat hierboven) is uitgebouwd. Zo worden er aan de persoonsleden van de geïntegreerde politie voortgezette opleidingen aangeboden om hen voor de problematiek omtrent vrouwelijke genitale verminking te sensibiliseren. Deze opleidingen zijn voornamelijk belangrijk voor politieambtenaren die rechtstreeks betrokken zijn bij onderzoeken naar illegale immigratie en mensenhandel. In de basisopleidingen van de politieambtenaren worden er ook dergelijke sensibilisatieacties ondernomen. Verder worden er ook aspirant-officieren geïnformeerd omtrent andere problematieken, maar deze zijn voor deze verhandeling niet van belang. Er zijn momenteel (november 2006) geen vormingen voor
261
De Belgische Senaat, Zoeken in de officiële publicaties (online), http://www.senate.be/www/?MIval=/index_senate&MENUID=12450&LANG=nl (12 mei 2007). 262 Patrick Dewael (VLD) is sinds 2003 Vice-Eerste Minister en Minister van Binnenlandse Zaken. Patrick Dewael (online), http://www.dewael.com/ (12 mei 2007). 263 Belgische Senaat, Zitting 2006-2007, 15 maart 2007, Voorstel van resolutie betreffende de toepassing van resolutie 1325 van de VN-Veiligheidsraad, Ingediend door de dames Fatma Pehlivan en Olga Zrihen, Toelichting (online), http://www.senate.be/www/?MIval=/publications/viewPub.html&COLL=S&LEG=3&NR=2133&VOLGNR=1 &LANG=nl (12 mei 2007). 264 Els Van Weert (Spirit) is Staatssecretaris voor Duurzame Ontwikkeling en Sociale Economie, toegevoegd aan de Minister van Begroting en Overheidsbedrijven. Voor meer informatie, zie: http://website.elsvanweert.be/.
90
politieofficieren uit derde wereld- of conflictlanden omtrent het onderwerp vrouwen, vrede en veiligheid.
4.3.3. Het Vlaams Parlement In het Vlaams Parlement heb ik online265 vier documenten gevonden. Een eerste document handelt over een schriftelijke vraag266 van Trees Merckx-Van Goey267 op 1 september 2005 (nr. 204) waarin zij vier vragen stelt aan de Vlaams Minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, Inge Vervotte268. Zij vraagt zich af of er opvangmogelijkheden zijn voor vrouwen die genitaal verminkt zijn, vervolgens wil zij weten of er gegevens bestaan over vrouwen die hier in België het slachtoffer werden van vrouwelijke genitale verminking, of er geld vrijgemaakt wordt voor deze problematiek, en tot slot of er preventiemaatregelen worden ondernomen, dit zowel naar de risicogroep zelf toe als naar medisch, sociale, … sector. Minister Vervotte antwoordt269 dat er inderdaad opvangmogelijkheden bestaan voor vrouwen die genitaal verminkt zijn, namelijk autonome centra voor algemeen welzijnswerk. Volgens Vervotte is de problematiek in Vlaanderen relatief klein, toch zeker ten opzichte van Franstalig België, Nederland en Frankrijk. Sensoa270 dat zich richt op seksuele gezondheid en welzijn vond het daarom ook niet nodig om een specifiek project in Vlaanderen op te starten. Vervotte sluit zich bij deze mening aan, en vindt het bijgevolg niet nodig om extra middelen in te zetten om vrouwelijke genitale verminking in kaart te brengen en preventiecampagnes op te starten omdat de problematiek in Vlaanderen klein is. Een tweede vraag271 werd door Gerda Van Steenberge272 en John Vrancken273 aan Vlaams Minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, Inge Vervotte, gesteld. Zij vraagt
265
Zie: Site Vlaams Parlement: http://www.vlaamsparlement.be/vp/parlementairedocumenten/index.html. Schriftelijke vragen, Inge Vervotte, Vlaams minister van welzijn, volksgezondheid en gezin, Vraag nr. 204 van 1 september 2005 van Trees Merckx-Van Goey (online), http://jsp.vlaamsparlement.be/docs/schv/20042005/VERVOTTE/204/vrg.204.doc (12 mei 2007). 267 Trees Merckx-Van Goey (CD&V) is Vlaams Volksvertegenwoordiger sinds 1995. Trees Merckx-Van Goey, Vlaams Volksvertegenwoordiger (online), http://www.treesmerckx.be/ (12 mei 2007). 268 Inge Vervotte (CD&V) is sinds 22 juli 2004 Vlaams Minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin. Inge Vervotte, Vlaams minister van welzijn, volksgezondheid en gezin (online), http://www.ingevervotte.be/over_inge/persoonlijk/ (12 mei 2007). 269 Antwoord op vraag nr. 204 van 1 september 2005 van Trees Merckx-Van Goey (online), http://jsp.vlaamsparlement.be/docs/schv/2004-2005/VERVOTTE/204/antw.204.doc (12 mei 2007). 270 Sensoa is het Vlaams service- en expertisecentrum voor seksuele gezondheid en hiv. Sensoa (online), http://www.sensoa.be/index.php (12 mei 2007). 271 Vraag om uitleg van mevrouw Gerda Van Steenberge tot mevrouw Inge Vervotte, Vlaams minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, over vrouwenbesnijdenis (online), http://jsp.vlaamsparlement.be/website/htm-vrg/484533.html (12 mei 2007). 266
91
welke de resultaten van de interministeriële conferentie over maatschappelijke integratie van 21 november zijn. Verder vraagt zij zich af hoe het zit met de opsporing, inventarisatie en sensibilisering van vrouwelijke genitale verminking. Drie punten waar Gerda Van Steenberge erg veel belang aan hecht. John Vrancken reageert ook op de uitspraken van Minister Vervotte als antwoord op de vraag van Trees Merckx-Van Goey. Zoals je hierboven kan lezen, zei Minister Vervotte dat de problematiek te klein was om een preventiecampagne op te starten. John Vrancken echter gaat hier niet mee akkoord, en vindt dat één slachtoffer er één te veel is. In haar antwoord zal Inge Vervotte voornamelijk het actieplan onder leiding van het kabinet van Mandaila bespreken. (zie infra) De twee andere online documenten274 zal ik niet verder bespreken omdat deze minder interessant zijn, vermits vrouwelijke genitale verminking maar één keer wordt vermeld als voorbeeld. De kabinetten van de Vlaamse Ministers275 die meewerken aan het Nationaal Actieplan ter bestrijding van vrouwelijke genitale verminking276 zijn het kabinet van: Inge Vervotte (Vlaams Minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin), Marino Keulen (Vlaams Minister van Binnenlands Bestuur, Stedenbeleid, Wonen en Inburgering), Kathleen
272
Gerda Van Steenberge (Vlaams Belang) is Vlaams Volksvertegenwoordiger sinds 2004. Vlaamse Volksvertegenwoordigers, Gerda Van Steenberge (online), http://www.vlaamsparlement.be/Proteus5/showBioLex.action?id=2807 (12 mei 2007). 273 John Vrancken (Vlaams Belang) is Vlaams Volksvertegenwoordiger. John Vrancken (online), http://www.vlaamsbelangvlaamsparlement.org/index.php?p=leden&lid=John%20Vrancken (12 mei 2007). 274 De twee andere documenten zijn afkomstig uit het jaar 2000 en 2002. Het eerste document (5 juli 2002, stuk 397 nr. 1) is een gedachtewisseling over het jaarlijks verslag van de Vlaamse regering aan het Vlaams Parlement omtrent de naleving van het Verdrag van de Rechten van het Kind in die landen of regio‟s waarmee de Vlaamse Gemeenschap een decretaal goedgekeurd exclusief en algemeen samenwerkingsverdrag heeft gesloten. Stuk 397 (1999-2000) – nr. 1. Zitting 1999-2000, 5 juli 2000, Gedachtewisseling over het jaarlijks verslag van de Vlaamse regering aan het Vlaams Parlement omtrent de naleving van het Verdrag van de Rechten van het Kind in die landen of regio‟s waarmee de Vlaamse Gemeenschap een decretaal goedgekeurd exclusief en algemeen samenwerkingsverdrag heeft gesloten, Verslag namens de Commissie voor Buitenlandse en Europese Aangelegenheden uitgebracht door de heer Stefaan Platteau (online), http://jsp.vlaamsparlement.be/docs/stukken/1999-2000/g397-1.pdf (12 mei 2007). Het tweede document (15 juli 2002, stuk 1298 nr. 1) handelt over de gedachtewisseling met de heer Paul Van Grembergen, Vlaams Minister van Binnenlandse Aangelegenheden, Ambtenarenzaken en Buitenlands Beleid, over het jaarverslag 2001 van de Vlaamse regering omtrent de naleving van het Verdrag van de Rechten van het Kind in de landen waarmee de Vlaamse Gemeenschap een decretaal goedgekeurd exclusief en algemeen samenwerkingsverdrag heeft gesloten. Stuk 1298 (2001-2002) – nr. 1, Zitting 2001-2002, 15 juli 2002, Gedachtewisseling met de heer Paul Van Grembergen, Vlaams minister van Binnenlandse Aangelegenheden, Ambtenarenzaken en Buitenlands Beleid, over het jaarverslag 2001 van de Vlaamse regering omtrent de naleving van het Verdrag van de Rechten van het Kind in de landen waarmee de Vlaamse Gemeenschap een decretaal goedgekeurd exclusief en algemeen samenwerkingsverdrag heeft gesloten, Verslag namens de Commissie voor Buitenlandse en Europese Aangelegenheden uitgebracht door de heer Frans Ramon (online), http://jsp.vlaamsparlement.be/docs/stukken/2001-2002/g1298-1.pdf (12 mei 2007). 275 Lijst Vlaamse Ministers (online), http://www3.vlaanderen.be/communicatie/cms_files/file149.xls (16 mei 2007). 276 Zie interview met mevrouw Leye en mevrouw Fraiteur.
92
Van Brempt (Vlaams Minister van Mobiliteit, Sociale Zaken en Gelijke Kansen) en Kris Peeters (Vlaams Minister van Openbare Werken, Energie, Leefmilieu en Natuur).
4.3.4. De Franse Gemeenschap Op 25 maart 2003 stelde Amina Derbaki Sbaï277 (MR) een mondelinge vraag278 aan de toenmalige Minister-President Hervé Hasquin279 en aan toenmalig Minister Maréchal280 (Ecolo) voor hulpverlening van de jeugd en gezondheid. Mevrouw Derbaki Sbaï vraagt aan beide ministers of er cijfers bekend zijn over de omvang van vrouwelijke genitale verminking in de Franse Gemeenschap. Verder vraagt ze zich af of er verenigingen door de Franse Gemeenschap worden ondersteund, en welke andere organisaties deze verenigingen ondersteunen. Ook wil ze weten welke sensibiliseringsacties er reeds werden ondernomen om deze praktijk te bestrijden en te voorkomen, en of er sensibilisatie wordt gevoerd die gesteund wordt door de bevoegdheid van Minister Maréchal, namelijk gezondheid. Tot slot vraagt ze zich af welke hulp de Franse Gemeenschap biedt aan de risicolanden waar deze praktijk voorkomt. Minister Maréchal antwoordt dat er geen statistieken bestaan, maar enkel getuigenissen van bijvoorbeeld artsen. Verder stelt Maréchal vast dat een repressief beleid alleen niet volstaat, en dat er verder moet gedaan worden met informeren. Dit zowel naar de medische, sociale, … sector toe als naar de risicogroep zelf. De G.A.M.S. krijgt ondersteuning van het Fonds Houtman281, het Fonds Johnson & Johnson282 en van Minister Onkelinx283. 284
277
Amina Derbaki Sbaï is sinds 12 juni 2003 senator, zij werd hiervoor aangewezen door de Raad van de Franse Gemeenschap. 278 Question orale, Mutilations sexuelles féminines, (2002-2003) (online), http://www.pcf.be/req/info/dossier?section=public&id=000347380 (15 mei 2007). 279 Hervé Hasquin was Minister-President van de Franse Gemeenschap bevoegd voor Internationale Betrekkingen en Gelijkheid van Kansen van juli 1999 tot juli 2004. Curriculum Vitae, Hervé Hasquin (online), http://www.hasquin.be/pages/hh/cv.htm (15 mei 2007). 280 Nicole Maréchal was Minister voor de Hulpverlening aan de Jeugd en Gezondheid in de Franse Gemeenschap van 1999-2004. Nicole Maréchal (online), http://home.scarlet.be/~lschumac/RadioBelche/images/Marechal.Ecolo.html (16 mei 2007). 281 Herman Houtman wenste in zijn testament dat een deel van zijn geld ging naar “aux œuvres de l‟enfance abandonnée ". Het fonds Houtman is een onderdeel van O.N.E (Office de la Naissance et de l‟Enfance). Les missions de l‟ONE (au service de l‟enfance depuis 1919) (online), http://www.one.be/PRES/miss/miss.htm (12 mei 2007). 282 Het Johnson & Johnson Fonds voor Gezondheid beheerd door de Koning Boudewijnstichting, werd opgericht in 1997 op initiatief van de bedrijven van de groep Johnson & Johnson, en wil belangrijke projecten ondersteunen in België en Luxemburg. Het Fonds steunt projecten met een langetermijnvisie die een
93
Op 3 februari 2006 heeft Florine Pary-Mille (MR) een schriftelijke vraag285 gesteld aan de Minister-President Marie Arena over vrouwelijke genitale verminking. Hetgeen zij wenst te weten te komen is of er statistieken bestaan over de omvang van vrouwelijke genitale verminking in België en in de Franse Gemeenschap. Welke resultaten werden vermeld op de sensibilisatiedag in oktober 2005. Werd het bedrag dat G.A.M.S. ontvangt verhoogd in 2006. Tot slot in 2005 werden er sensibilisatieacties gehouden in de „monde scolaire‟, wat zal er op het gebied van sensibilisatie in 2006 gebeuren. Marie Arena antwoordt dat specifieke sensibilisatieacties reeds werden ondernomen in scholen in de Franse gemeenschap, volgens de G.A.M.S. is het belangrijk om jongeren en leraars te informeren over vrouwelijke genitale verminking. De sensibilisatiedag in oktober 2005 heeft zeker zijn effect gehad. Zo hebben verscheidene verenigingen, politiekers, … kennis genomen van deze problematiek. De subsidies aan de G.A.M.S. werden in 2005 met zo een 25 000 euro verhoogd.286 Florine Pary-Mille stelt op 12 juli 2006 nog een mondelinge vraag287 aan MinisterPresident Marie Arena in verband met de G.A.M.S. en de problematiek omtrent vrouwelijke genitale verminking. Over de G.A.M.S., zegt ze, dat deze organisatie te kampen heeft met twee grote problemen. Enerzijds moet G.A.M.S. het gebouw verlaten waarin zij gevestigd zijn, omdat dit verkocht wordt. Dus zijn ze momenteel op zoek naar een nieuw gebouw. Een ander probleem is dat de G.A.M.S. slechts twee „animateurs rémunérés‟ en een secretaresse hebben, de anderen werken daar vrijwillig. De G.A.M.S. heeft bijgevolg nood aan een echte coördinator. Verder wijst mevrouw Pary-Mille dat er nog geen statistieken bestaan over de omvang van vrouwelijke genitale verminking in België. Ze vraagt zich af hoe deze twee grote problemen met betrekking tot de G.A.M.S. kunnen opgelost worden. Verder wil ze weten welk bedrag de G.A.M.S. in 2006 zal ontvangen, en of het Fonds Houtman niet kan gebruikt worden om een sensibilisatiecampagne bij kinderartsen op poten te zetten.
geïntegreerde aanpak mogelijk maken binnen de gezondheidszorg. Koning Boudewijnstichting, Al onze projecten (online), http://www.kbs-frb.be/code/page.cfm?id_page=125&id=806&lang=NL (16 mei 2007). 283 Laurette Onkelinx was toen Vice-Eerste Minister, en Minister van Werkgelegenheid, belast met Mobiliteit en Vervoer. Curriculum Vitae, Mevrouw Laurette Onkelinx (online), http://www.belgium.be/eportal/application?languageParameter=nl&pageid=contentPage&docId=4331 (15 mei 2007). 284 Question orale, Mutilations sexuelles féminines, (2002-2003) (online), http://www.pcf.be/req/info/dossier?section=public&id=000347380 (15 mei 2007). 285 Question écrite, Lutte contre les mutilations sexuelles féminines, Question n° 226 du 3 février 2006 (online), http://www.pcf.be/req/info/dossier?section=public&id=001194693 (15 mei 2007). 286 Question écrite, Lutte contre les mutilations sexuelles féminines, Question n° 226 du 3 février 2006 (online), http://www.pcf.be/req/info/dossier?section=public&id=001194693 (15 mei 2007). 287 Question orale, Lutte contre les mutilations sexuelles féminines et en particulier le soutiens au GAMS, (2005-2006) (online), http://www.pcf.be/req/info/dossier?section=public&id=001208143 (15 mei 2007).
94
Marie Arena antwoordt dat haar kabinet het financiële rapport zopas heeft ontvangen en dat het kabinet onderzoekt hoeveel ze kunnen subsidiëren, en in hoeverre het mogelijk is om op zoek te gaan naar een nieuw gebouw voor de G.A.M.S. Het „Fonds d‟Impulsion à la Politique des Immigrés‟288 heeft haar bedrag van 18000 euro opgetrokken naar 30500 euro. De suggestie die mevrouw Pary-Mille heeft gedaan om een sensibilisatiecampagne te organiseren voor kinderartsen zal Marie Arena doorgeven aan Minister Fonck. Volgens de Minister-President ligt het moeilijker om dit aan het Fonds Houtman te vragen omdat dit een onafhankelijke organisatie is.289 Op 31 juli 2006 heeft Florine Pary-Mille nog een schriftelijke vraag290 gesteld, maar deze gegevens zijn online niet beschikbaar. Over welke vraag het zou gaan, wordt niet verder geëxpliciteerd. Op 10 januari 2007 stelde Richard Miller (MR) een vraag over vrouwelijke genitale verminking, meer specifiek over „chirurgie réparatrice du clitoris‟, aan Minister Fonck. Deze vraag is niet beschikbaar op het internet, maar ik verkreeg deze via mail van Françoise Mahu, documentalist in het parlement van de Franse Gemeenschap. Miller vraagt zich af welke initiatieven de Franse Gemeenschap reeds ondernomen heeft om vrouwelijke genitale verminking te bestrijden, of er cijfers bestaan over de omvang van vrouwelijke genitale verminking. In Frankrijk zal er eind 2008 een grote studie plaatsvinden naar onder andere de omvang van vrouwelijke genitale verminking in Frankrijk. Miller vraagt zich af of het mogelijk is dat de Franse Gemeenschap meedoet aan dit onderzoek. Tot slot vraagt hij zich of er gegevens bestaan over de omvang van „chirurgie réparatrice du clitoris‟. Fonck antwoordt dat de G.A.M.S. sensibilisatieprogramma‟s uitvoert in de Afrikaanse landen, in de risicogroep in België, en geeft informatie omtrent deze praktijk aan de medische en sociale sector. Deze organisatie wordt ondermeer ondersteund door „la Direction de l‟Egalité des Chances‟291. Cijfers over de omvang van vrouwelijke genitale verminking zijn moeilijk te verkrijgen. Dit komt enerzijds omdat deze problematiek is omsluierd in een
288
„Fonds d‟Impulsion à la Politique des Immigrés‟ werd in 1991 opgericht door de Federale Overheid ter integratie van personen van vreemde oorsprong en ter preventie van discriminatie en de interculturele dialoog. Het Impulsfonds voor het Migrantenbeleid (online), http://www.diversiteit.be/CNTR/NL/equal_opportunities/federal_incentive_fund/ (16 mei 2007). 289 Question orale, Lutte contre les mutilations sexuelles féminines et en particulier le soutiens au GAMS, (2005-2006) (online), http://www.pcf.be/req/info/dossier?section=public&id=001208143 (15 mei 2007). 290 Question écrite, Lutte contre les mutilations sexuelles féminines et en particulier le soutiens au GAMS, Question n° 302 du 13 juillet 2006 (online), http://www.pcf.be/req/info/dossier?section=public&id=001208874 (15 mei 2007). 291 „La Direction de l‟Egalité des Chances‟ is rechtstreeks afhankelijk van de Secretaris-Generaal van het Ministerie van de Franse Gemeenschap en van de Minister-President van de Franse Gemeenschap. La Direction de l‟Egalité des Chances (online), http://www.egalite.cfwb.be/articles.asp?ID=6&siteID=1 (16 mei 2007).
95
taboesfeer en ten tweede omdat deze praktijk verboden is in België. Er zal contact opgenomen worden met de G.A.M.S. in verband met de mogelijkheid om mee te werken aan het onderzoek dat eind 2008 in Frankrijk zal plaatsgrijpen. Tot slot is er bijna geen informatie over de „chirurgie réparatrice du clitoris‟, Fonck vermeldt dat dit niet onder haar bevoegdheden valt. Op 6 februari 2007 stelde Paul Galand (Ecolo) een vraag aan Minister-President Marie Arena (PS) belast met Onderwijs en Beroepsopleiding, namelijk welke preventiemaatregelen er ondernomen worden om vrouwen uit de risicogroepen te sensibiliseren. Mevrouw Marie Arena legt uit dat er brieven worden verstuurd naar schooldirecteurs om uit te leggen wat vrouwelijke genitale verminking is. Verder heeft de G.A.M.S., dat ondersteund wordt door de Franse Gemeenschap, een brochure ontwikkeld voor vrouwen uit deze risicogroepen. Marie Arena geeft aan dat het jammer is dat er zo weinig verenigingen in de Franse Gemeenschap strijden tegen vrouwelijke genitale verminking. De Minister-President is van mening dat er meer moet gewerkt worden op gebied van preventie om ouders te overtuigen dat vrouwelijke genitale verminking niet kan, en dat het bij wet verboden is, ook al vindt het plaats in het buitenland.292 Er zijn ook kabinetten van ministers van de Franse Gemeenschap die meewerken aan het Nationaal Actieplan in de strijd tegen Genitale Verminkingen bij vrouwen 293. De volgende ministers werken hier aan mee: Cathérine Fonck (Minister van gezondheid, kinderwelzijn en hulpverlening aan de jeugd), Marie Arena (Minister-President van de regering van de Franse Gemeenschap, belast met het Leerplichtonderwijs en het Onderwijs voor Sociale Promotie), Benoît Cerexhe (Minister van Economie, Tewerkstelling, Wetenschappelijke Onderzoek, Brandbestrijding en Dringende Medische Hulp) en Fadila Lanaan (Minister van Cultuur, Audiovisuele Sector en Jeugd).294
292
Question d‟actualité, Journée internationale contre les mutilations génitales féminines, (2006-2007) (online), http://www.pcf.be/req/info/dossier?section=public&id=001222170 (15 mei 2007). 293 Zie interview met mevrouw Leye en mevrouw Fraiteur. 294 Communauté française de Belgique, Contacten (online), http://www.cfwb.be/nl/presentation/contact/pg001.html (12 mei 2007).
96
4.3.5. Het Waals Gewest Omdat ik op de site van het Waals Gewest niet direct informatie vond over bijvoorbeeld parlementaire vragen inzake vrouwelijke genitale verminking, heb ik een mail naar dit parlement gestuurd (
[email protected]). In deze mail had ik gevraagd of zij in hun parlement reeds het onderwerp „vrouwelijke genitale verminking‟ hadden aangesneden. Van Monique Haudestaine295 ontving ik het volgende antwoord: “Après diverses vérifications, je constate que le sujet qui vous concerne n'a pas été abordé au Parlement wallon.” In een verdere zoektocht heb ik daarna mails verstuurd naar alle „Centres d'Information et d'Accueil‟296 (CIA) ook daar (CIA Mons, CIA Vervier en CIA Wavre)297 hebben ze mij gemeld dat vrouwelijke genitale verminking geen bevoegdheid is van het Waals Gewest, maar van de Franse Gemeenschap. Hieruit kan aldus besloten worden dat het thema vrouwelijke genitale verminking niet op de agenda van het parlement van het Waals Gewest staat. Op zich is dit niet raar omdat de gewesten vooral werken op economisch gebied, en de gemeenschappen zich meer toespitsen op „persoonlijke belangen‟.
4.3.6. Het Brussels Hoofdstedelijke Gewest De enige waardevolle vraag298 die ik gelezen heb (dit document ontving ik via mail van het „Centres d'Information et d'Accueil‟ van Verviers en kan u hier samengevat lezen), betrof een vraag van mevrouw Dominique Braeckman299 (Ecolo) aan Minister van Sociale Acties, Gezinnen en Sport, namelijk Meneer Kir300 op 2 maart 2007. Mevrouw Braeckman stelt een hele waslijst van vragen aan Minister Kir. Ze vraagt zich af: of de G.A.M.S. door de Minister van Gezin wordt ondersteund, vrouwen die genitaal verminkt werden terecht kunnen bij de „Centres de Planning Familial‟. Of er een samenwerking bestaat tussen de G.A.M.S. en de 295
Monique Haudestaine is verantwoordelijke van de dienst communicatie binnen het Waals Gewest. Repertorium van de Voorlichting (online), http://www.belgium.be/eportal/ShowDoc/chancellery/imported_content/pdf/repertorium.pdf?contentHome=enta pp.BEA_personalization.eGovWebCacheDocumentManager.nl (12 mei 2007). 296 Ik heb naar de volgende „Centres d'Information et d'Accueil‟ gemaild: Arlon, Eupen, La Louvière, Mons, Namur, Nivelles, Tournai, Verviers en Wavre. 297 Enkel deze drie hebben gereageerd op mijn mail. 298 Er waren nog andere vragen, maar deze waren niet interessant, omdat vrouwelijke genitale verminking er vaak slechts maar één keer in werd vermeld, en vaak als voorbeeld. 299 Dominique Braeckman is Brussels parlementslid voor Ecolo. 300 Emir Kir is Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering belast met Openbare Netheid en Monumenten en Landschappen. De Brusselse Gewestregering (online), http://www.brussel.irisnet.be/nl/region/region_de_bruxelles-capitale/autorites/gouvernement.shtml (12 mei 2007).
97
„Centres de Planning Familial‟. Of er geen informatie moet verleend worden over vrouwelijke genitale verminking aan de medische, sociale, … sector en aan de risicogroep zelf. Of er geen samenwerking kan bestaan tussen alle centra die in contact komen met vrouwen die genitaal verminkt werden. Of er in Brusselse ziekenhuizen „chirurgie réparatrice du clitoris‟ gebeurt. En tot slot of er projecten bestaan om in de ontwikkelingslanden, waarmee België contact heeft, deze praktijk te bestrijden. Minister Kir vermeldt dat hij zetelt in de werkgroep om vrouwelijke genitale verminking te bestrijden onder leiding van het kabinet van Gisèle Mandaila. Volgens Kir hebben de „Centres de Planning Familial‟ de capaciteit om vrouwen die genitaal verminkt werden goed op te vangen, en bestaat er tussen deze organisatie en de G.A.M.S. een samenwerking, zeker wat informeren betreft. Deze informatie is zowel beschikbaar voor de medische, sociale, … sector als voor de risicogroep zelf. Minister Kir ondersteunt de G.A.M.S. niet omdat hij vindt dat dat niet onder zijn bevoegdheden valt, maar hij vermeldt dat het Nationaal Actieplan ter bestrijding van vrouwelijke genitale verminking aan oplossingen denkt om deze organisatie de nodige middelen aan te reiken. Tot slot zegt hij dat hij niet over de kennis bezit om op de andere vragen van Dominique Braeckman te antwoorden, omdat deze niet onder zijn bevoegdheden vallen. Enkele kabinetten van ministers van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest zijn betrokken bij het Nationaal Actieplan in de strijd tegen Genitale Verminkingen bij vrouwen301. Zo zijn de volgende ministers bij dit plan betrokken: Evelyne Huytebroeck (Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering belast met Leefmilieu, Energie en Waterbeleid), Emir Kir (Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering belast Openbare Netheid en Monumenten en Landschappen) en Pascal Smet (Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering belast met Mobiliteit en Openbare Werken).302
301
Zie interview met mevrouw Leye en mevrouw Fraiteur. De Brusselse Gewestregering (online), http://www.brussel.irisnet.be/nl/region/region_de_bruxellescapitale/autorites/gouvernement.shtml (12 mei 2007). 302
98
4.3.7. De Duitstalige Gemeenschap Om na te gaan of bij de Duitstalig Gemeenschap vrouwelijke genitale verminking op de agenda staat, heb ik naar deze Gemeenschap een mail gestuurd, maar zij hebben deze materie nog nooit behandeld. De Duitstalige Gemeenschap is niet betrokken bij het Nationaal Actieplan in de strijd tegen Genitale Verminkingen bij vrouwen.
4.3.8. Voornaamste vragen op een rijtje De voornaamste vragen die in de verschillende gemeenschappen en gewesten werden gesteld waren voornamelijk of er gegevens bestaan met betrekking tot de omvang van vrouwelijke genitale verminking. Verder werden er vaak vragen gesteld naar de werking van de huidige wetgeving en of er reeds vervolgingen hebben plaats gevonden, over het actieplan, welke initiatieven reeds werden ondernomen, hoe de G.A.M.S. ondersteund wordt. Uit deze vragen kan afgeleid worden dat er wat ter plaatse getrappeld wordt, en er praktisch geen nationaal gecoördineerde maatregelen bestaan.
4.3.9. Nationaal Actieplan
4.3.9.1. Wie en wat Op 21 november 2006 besliste de interministeriële conferentie om een werkgroep op te richten om vrouwelijke genitale verminking te bestrijden op initiatief van Staatssecretaris Gisèle Mandaila. De leden van deze werkgroep zijn: de kabinetten van de ministers van de Federale Regering: Laurette Onkelinx, Patrick Dewael, Peter Vanvelthoven, Christian Dupont, Armand De Decker, Rudy Demotte en uiteraard Gisèle Mandaila. De kabinetten van de Vlaamse Ministers: Inge Vervotte, Marino Keulen, Kathleen Van Brempt, Frank Vandenbroucke en Kris Peeters. Er zijn ook kabinetten van ministers van de Franse Gemeenschap: Cathérine Fonck, Marie Arena en Fadila Lanaan. Enkele kabinetten van ministers van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest: Evelyne Huytebroeck, Emir Kir en Pascal Smet. Verder zetelen ook het Ministerie Directie Gelijkheid van Kansen, Federale Overheid
99
Dienst Justitie, G.A.M.S., mevrouw Leye van het International Centre for Reproductive Health, Professor Amy, Europees Netwerk, Fonds Houtman.303
4.3.9.2. Voorstellen Werkgroep In het actieplan werden er elf voorstellen ontwikkeld om de strijd tegen vrouwelijke genitale verminking aan te binden. Deze voorstellen hebben betrekking tot de wetgeving, kennis en opleiding van de daders, gezondheid, en tot slot tot acties op internationaal niveau. Er waren drie voorstellen op het niveau van de wetgeving. Zo verklaart het eerste dat de personen die vrouwelijke genitale verminking bevorderen of vergemakkelijken eveneens strafbaar moeten gesteld worden. Deze mogelijkheid zou kunnen uitgevoerd worden door een nieuw lid in artikel 409 van het Belgisch Strafwetboek in te lassen “dat betrekking heeft op personen die een fout of onoplettendheid begingen met feiten van genitale verminking tot gevolg” 304. Een andere wijziging houdt in dat België daders van vrouwelijke genitale verminkingen zou kunnen vervolgen zonder dat zij een band hebben met België. Zo zouden verenigingen bijvoorbeeld klacht kunnen indien in België tegen besnijders die in hun land vrouwelijke genitale verminkingen uitvoeren. Het laatste voorstel stelt dat zij die vrouwelijke genitale verminking verdedigen of promoten ook strafbaar moeten kunnen gesteld worden. De voorstellen met betrekking tot de kennis en opleiding van de daders stelt de werkgroep dat de G.A.M.S. beter moet ondersteund worden. Tevens zouden er brochures moeten worden opgesteld voor de medische en sociale sector maar ook voor de risicogroep zelf. Momenteel werkt G.A.M.S. ook aan een informatiebrochure voor kinderartsen, verpleegkundigen en O.N.E. Verder moeten er opleidingen voorzien worden voor professionals die werkzaam zijn in de betrokken gemeenschappen (bijvoorbeeld opvang en integratie). De voorstellen met betrekking tot de gezondheid houden in dat er een onderzoek van de uitwendige geslachtsorganen moet komen. Dit zowel bij meisjes als bij jongens om discriminatie of stigmatisatie te voorkomen. Dit onderzoek zal plaatsgrijpen tijdens het medisch routineonderzoek en zal uitgevoerd worden door de kinderpreventie- en
303
Zie interview mevrouw Leye en mevrouw Fraiteur. Nota aan de interministeriële conferentie « maatschappelijke integratie » voor de plenaire zitting op 21 november 2006, Ontwerp van actieplan in de strijd tegen genitale verminkingen (online), http://www.lesfamilles.be/portail/docs/PAN.verminkingen.2006.11.06.pdf (25 april 2007). 304
100
schooldiensten. Verder moeten de medische gevolgen van een genitale verminking nader bestudeerd worden om de besneden vrouwen op een betere manier te kunnen helpen. Tot slot zijn er nog drie voorstellen op internationaal niveau, ten eerste nakijken of het protocol van Maputo nageleefd wordt. In dit protocol staat in artikel drie dat vrouwelijke genitale verminking verboden en bestraft moet worden. Ten tweede in de contacten die België heeft met landen waar zij aan ontwikkelingssamenwerking doet, moet er extra aandacht geboden worden aan het protocol van Maputo. En tot slot moeten de plaatselijke initiatieven om besnijdsters om te scholen ondersteund worden in die landen waar België contact mee heeft via ontwikkelingssamenwerking.
4.3.9.3. Toekomst Nationaal Actieplan Dit Nationaal Actieplan oogt mooi, en het is een goed initiatief om alle beleidsniveaus samen te brengen om zo nationaal gecoördineerde maatregelen te kunnen ondernemen. Toch kent dit actieplan enkele moeilijkheden. Normaliter zou er in maart 2007 verslag uitgebracht worden van de vorderingen die de werkgroep reeds heeft gemaakt, maar tot op vandaag werd nog geen verslag gepubliceerd. Het actieplan zoals het er nu bij ligt, is slechts een voorstel waarover nog geen akkoord bestaat tussen de verschillende bevoegdheden. Volgens mevrouw Fraiteur305 bestaat er over zo goed als alle voorstellen een consensus. Het enige punt waar onenigheid over heerst, is het verplicht medisch onderzoek. Zo zou de Vlaamse kant hier geen problemen mee hebben, maar is vooral de Franse kant argwanend. Ook op de Actiedag „Stop Genitale Verminking‟ kwam deze materie aan bod in een debat tussen Jean-Jacques Amy en Marleen Temmerman. In deze discussie was te bemerken dat vooral de Vlaamse kant moeite had met dit onderzoek. Amy is voor het systematisch screenen door middel van een gynaecologisch onderzoek bij jongens en meisjes om zo discriminatie en argwaan uit te sluiten. Amy vindt zulke onderzoeken noodzakelijk, maar het moet wel gepaard gaan met het verstrekken van informatie. Temmerman gaat hier in de theorie mee akkoord, maar zegt dat dit praktisch de nodige problemen oplevert. Zo vraagt ze zich af wanneer, bij wie, op welke leeftijd, door wie zulke onderzoeken zullen plaatsvinden. Verder kan zo een onderzoek storend zijn voor het meisje of jongen in kwestie. Zij biedt als alternatief aan dat de artsen opgeleid en gesensibiliseerd moeten worden. Als een arts weet heeft dat een meisje zich in een risicosituatie bevindt, moet er sensibilisatie en preventie aanwezig zijn. Ze zegt dat dit 305
Zie interview mevrouw Fraiteur.
101
misschien een langzame, maar de beste weg is. Ook mevrouw Leye van het International Centre for Reproductive Health stelt zich vragen bij dit verplicht onderzoek. Mevrouw Leye heeft voor het Nationaal Actieplan een lastenboek opgesteld over wat het International Centre for Reproductive Health (ICRH) reeds gerealiseerd heeft, wat de komende projecten zijn, en welke volgens haar de prioriteiten zijn voor België inzake de bestrijding en voorkoming van vrouwelijke genitale verminking. Ik zal hier enkel de prioriteiten bespreken die voor de Belgische situatie van belang zijn, ik bedoel hiermee dat ik de prioriteiten die vooral van belang zijn op internationaal niveau niet zal bespreken. Voor het ICRH is het belangrijk dat de initiatieven in België gecoördineerd worden, en dat er meer samenwerking komt tussen de verschillende betrokken instanties op nationaal niveau. Er moeten vormingssessies ontwikkeld worden voor de medische sector. Er moeten protocollen opgesteld worden voor vertrouwensartsen ter bescherming van meisjes die een risico lopen om genitaal verminkt te worden. Er moet een studie komen naar de omvang van vrouwelijke genitale verminking in België. Tot slot moeten de activiteiten op het terrein geëvalueerd worden, en moet er een studie komen naar de huidige lopende activiteiten.306 Ook maakt mevrouw Leye de opmerking dat bij de cijfers die in dit ontwerp staan vermeld een kanttekening moet gemaakt worden. Zo staat er in het ontwerp weergegeven dat het aantal vrouwen die het slachtoffer zou kunnen zijn van vrouwelijke genitale verminking geschat wordt op 2745, en dat er binnen deze groep zo een 534 jonge meisjes, van 0 tot 14 jaar, het risico lopen om genitaal verminkt te worden. De cijfers die in de nota aan bod komen, zijn afkomstig uit het volgende rapport van Els Leye en Jessika Deblonde „La législation Belge en matière de mutilations génitales féminines et l‟application de la loi en Belgique, Avril 2004‟. Zij vermelden in hun rapport dat de meeste vrouwen en meisjes afkomstig zijn uit Ghana en Congo, en dat de cijfers die vermeld werden in de nota een schatting zijn. Asielzoekers en personen zonder papieren, alsook zij die reeds de Belgische nationaliteit hebben verkregen werden niet in deze cijfers opgenomen. Ook werd er geen rekening gehouden met verschillen binnen een nationaliteit. Tot slot houden de cijfers van het NIS (Nationaal Instituut voor de Statistiek) geen rekening met veranderingen binnen migratiestromen.307 Mevrouw Fraiteur ziet het actieplan optimistisch tegemoet. Zelf ben ik iets minder enthousiast. Het probleem is namelijk dat er over enkele dingen nog geen consensus bestaat 306
E. Leye, “Lastenboek”, opgemaakt door ICRH ter attentie van Kabinet Mandaila voor het opmaken van actieplan in België ter preventie van VGV. 307 E. Leye, Aanbevelingen ivm vrouwelijke genitale verminking (VGV) in België, als advies op het memorandum 2007 van de Nationale Vrouwenraad.
102
(bijvoorbeeld het verplicht medisch onderzoek) en dit kan het akkoord vertragen of vermoeilijken. Ten tweede heeft dit actieplan te kampen met een vertraging. Op zich behoeft dit geen probleem te zijn, maar in juni zullen er verkiezingen plaats vinden, en vermits vrouwelijke genitale verminking geen hot item op de politieke agenda is, vrees ik dat dit plan wel eens aan een stille dood zou kunnen ten onder gaan. De reden waarom dit plan vertraging heeft opgelopen, komt voornamelijk door Minister Dupont. Toen ik vroeg aan mevrouw Fraiteur waarom dit kwam, heeft ze voorzichtig uitgedrukt dat Dupont dit niet als prioriteit aanziet. Er kan een akkoord gevormd worden zonder Dupont, maar door de vertraging, is het moeilijk om iedereen samen te brengen omdat er te veel afwezigen zullen zijn, omdat ze te veel werk hebben met de verkiezingscampagnes. Het is te hopen dat er na de verkiezingen schot in de zaak komt…
103
4.3.10. Conclusie We kunnen stellen dat de problematiek omtrent vrouwelijke genitale verminking niet echt leeft in het politieke landschap. Er werden wel mondelinge en schriftelijke vragen en interpellaties aan de ministers voorgelegd vanuit de Kamer van Volksvertegenwoordigers, de Senaat, het Vlaams Parlement, de Franse Gemeenschap en tot slot vanuit het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Deze vragen handelen vaak over statistieken naar de omvang van vrouwelijke genitale verminking, of er reeds initiatieven werden ondernomen, hoe de bestaande verenigingen worden ondersteund. Over de werking van de huidige wetgeving en of er reeds vervolgingen hebben plaatsgevonden, … Uit het soort van vragen die gesteld werden in de verschillende gewesten en gemeenschappen kan men besluiten dat de politiek niet actief strijd tegen vrouwelijke genitale verminking en dat er te weinig sprake is van preventie. Wel werd er in 2006 een werkgroep, vanuit het Nationaal Actieplan, opgericht die verscheidene voorstellen heeft uitgewerkt om vrouwelijke genitale verminking op verschillende niveaus te bestrijden en te voorkomen. Dit plan heeft echter vertraging, en de voorstellen die werden aangehaald zullen waarschijnlijk niet in de huidige legislatuur goedgekeurd kunnen worden. Dus er is hoop, maar volgens mij, is het slechts een sprankeltje…
104
4.4. Vergelijking politieke beleid in Nederland en België Er is duidelijk een groot verschil tussen deze twee buurlanden. Waar Nederland vooral een preventief beleid voert, trappelt België voorlopig nog ter plaatse. Nederland heeft heden ten dage enkele projecten lopen inzake preventie, informeren en sensibilisering van de risicogroep zelf, maar ook van betrokken sectoren die door de overheid worden gesubsidieerd. Verder kent Nederland over deze problematiek een hele debatcultuur die in België, jammer genoeg, nog niet heeft plaatsgevonden. Nederland heeft reeds verschillende onderzoeken laten uitvoeren naar bijvoorbeeld de effectiviteit van de wetgeving. Ook hebben deze onderzoekers verschillende voorstellen gedaan aan de regering inzake preventie, informeren, ... waaruit de overheid belangrijke voorstellen heeft overgenomen, namelijk het versterken van de signalering, de preventieve rol van de jeugdgezondheidszorg, gerichte voorlichtingsactiviteiten, extra inzet op deskundigheidsbevordering. De regering heeft Pharos aangeduid als landelijk centrum op het terrein van vrouwelijke genitale verminking. Pharos zal zich vooral richten op de sensibilisering van de risicogroep en van de betrokken professionals. Dit zijn enkele voorbeelden wat Nederland doet inzake het bestrijden en voorkomen van vrouwelijke genitale verminking in Nederland. In België is er geen sprake van zulk een debatcultuur of van het ondernemen van belangrijke maatregelen. De initiatieven die ondernomen worden op het gebied van preventie en sensibilisering berusten voornamelijk op individuele acties. Volgens mevrouw Leye 308 zou dit kunnen te maken hebben met het feit dat de problematiek in Nederland meer zichtbaar is, omdat daar de risicogroep misschien groter is. Het Nationaal Actieplan ter bestrijding van vrouwelijke genitale verminking onder leiding van Staatssecretaris Gisèle Mandaila kan hier hopelijk verandering in brengen. In dit actieplan worden enkele voorstellen gedaan die betrekking hebben tot de wetgeving, kennis en opleiding van de daders, gezondheid, en tot slot tot acties op internationaal niveau. Aldus kunnen we stellen dat Nederland duidelijk een preventief beleid voert, en België aan de beginstreep staat om een preventief beleid op poten te zetten. Voorlopig worden er echter nog weinig nationaal gecoördineerde maatregelen ondernomen.
308
Zie interview met mevrouw Leye.
105
5. De preventie inzake vrouwelijke genitale verminking In de volgende hoofdstukken zou ik willen nagaan hoe deze wetten geprojecteerd worden op het terrein. Zoals eerder vermeld zijn er noch in Nederland noch in België gerechtelijke vervolgingen geweest inzake het uitvoeren van genitale verminking. Ik zal de bovenstaande structuur respecteren, en aldus eerst de Nederlandse en vervolgens de Belgische situatie beschrijven. Hoewel er enkele verschillen waren tussen deze buurlanden op juridisch vlak, zullen deze verschillen groter worden naarmate we het werkterrein van naderbij zullen bestuderen. Hierbij moeten we rekening houden met ten eerste de politieke structuur van deze landen vermits België zich in een moeilijkere positie bevindt door haar verschillende structuren, en ten tweede door het feit dat de problematiek omtrent genitale verminking in Nederland vaker voorkomt omdat zij meer immigratie kent van onder andere de Somalische bevolkingsgroep, waar van alle jonge meisjes in Somalië zo een 95 procent besneden wordt. Aldus zal ik in dit vijfde hoofdstuk beschrijven welke maatregelen getroffen worden in de praktijk, in het vijfde hoofdstuk zal ik dan een link leggen tussen het politiek en wettelijk kader en tussen die van de hulpverlening.
106
5.1. De Nederlandse preventie 5.1.1. Inleiding In de hulpverlening kunnen we een onderscheid maken tussen de verschillende instanties, zo kent Nederland op dit gebied onder andere de medische zorg (gynaecologen en verloskundigen; huisartsen; jeugdgezondheidszorg en consultatiebureaus en de medische beroepsverenigingen), de kenniscentra en de indirecte interventies die geconfronteerd worden met genitale verminking. Ik zal eerst uiteenzetten of de medische sector in contact komt met deze minderheidsgroepen, en of zij vindt dat zij voldoende kennis bezit om met dit gevoelig thema om te gaan. Vervolgens zal ik even stilstaan bij een van de belangrijkste kenniscentra in Nederland inzake genitale verminking, en beschrijven wat zij doen voor de Somalische vrouw (vermits zij zich enkel op de Somalische bevolking concentreren). De indirecte interventies (Regulier onderwijs lagere scholen, middelbare scholen en hoger onderwijs; gemeenten; politie en AMK‟s) zal ik niet nader bespreken omdat er slechts incidenteel aandacht is voor dit onderwerp, en zij geen specifieke deskundigheid inzake genitale verminking kunnen leveren. Ook hebben zij soms schrik om dit onderwerp op de agenda te zetten omdat er vervolgens veel aandacht naar dit thema zal gaan, en bijgevolg andere onderwerpen blijven liggen.
107
5.1.2. De medische sector In Nederland is niet geweten hoe vaak professionals werkelijk geconfronteerd worden met mensen uit de doelgroep, vermits er geen systematische registratie naar etnische groepen plaats vindt. Tevens wordt er weinig onderzoek gedaan naar de medische gevolgen van vrouwelijke genitale verminking op zwangerschap, mortaliteit en morbiditeit. Uit nietNederlandse wetenschappelijke studies blijkt echter dat infibulatie leidt tot meer klachten en meer contacten met de gezondheidszorg.309
5.1.2.1. Gynaecologen Uit een Nederlands onderzoek310 blijkt dat vooral gynaecologen in contact komen met vrouwen van de risicogroepen, zij bezitten over voldoende kennis om deze vrouwen te informeren over de gevolgen van meisjesbesnijdenis, en over het verbod van deze besnijdenis en reïnfibulatie. De Koninklijke Nederlandse Organisatie van Verloskundigen311 (KNOV) heeft een „Standpunt Genitale Verminking‟312 en een „Meldcode Kindermishandeling‟ uitgebracht (op 20 maart 2007), deze publicaties zijn als leidraad bedoeld voor een professionele handelwijze van verloskundigen, indien zij geconfronteerd worden met kindermishandeling of genitale verminking bij patiënten. Deze meldcode werd door de artsenfederatie de „Koninklijke Nederlandsche Maatschappij tot bevordering der Geneeskunst‟313 (KNMG) ontwikkeld in opdracht van de KNOV. Deze code volgt de basiselementen van de landelijke meldcode kindermishandeling van het „Nederlands Instituut voor Zorg en Welzijn‟314 (NIZW), deze
309
De onderzoeken waar het hier over gaat, zijn onder andere Noorse, Zweedse, Engelse en Nigeriaanse onderzoeken. Uit deze onderzoeken bleek dat vrouwen die infibulatie ondergaan hebben een risicogroep vormen binnen de verloskunde die een speciale zorg vraagt. A. van der Kwaak et al., Strategieën ter voorkoming van besnijdenis bij meisjes. Inventarisatie en aanbevelingen, p. 85. 310 A. van der Kwaak et al., Strategieën ter voorkoming van besnijdenis bij meisjes. Inventarisatie en aanbevelingen, p. 82-108. 311 Voor meer informatie, zie: http://www.verloskundigeninnederland.nl/home/. 312 KNOV-standpunt vrouwelijke genitale verminking (online), http://www.verloskundigeninnederland.nl/home/_files/pdf/KNOV_Standpunten_Standpunt_VGV.pdf (22 april 2007). 313 Voor meer informatie, zie: http://knmg.artsennet.nl/themes/24. 314 Voor meer informatie, zie: http://www.nizw.nl/smartsite.htm?id=83693.
108
sluit aan bij die van de KNMG, waardoor artsen en gynaecologen op dezelfde wijze met deze problematiek kunnen omgaan.315 Door deze publicaties hebben gynaecologen een extra houvast om genitale verminking bij hun patiënten bespreekbaar te maken, hen adequaat te begeleiden tijdens hun zwangerschap en bevalling en mogelijke besnijdenis van in hun praktijk geboren meisjes te helpen voorkomen.316 De meldcode aangaande genitale verminking (in de meldcode wordt de term meisjesbesnijdenis gebruikt) luidt als volgt:
De verloskundige die constateert dat een zwangere besneden is, bespreekt met de zwangere de gevolgen daarvan voor zwangerschap en bevalling. Ze verwijst de zwangere zo nodig door naar secundaire preventie. Daarnaast verifieert de verloskundige of de zwangere haar eventuele dochters ook zou laten besnijden. De verloskundige verstrekt de zwangere voorlichting over het strafbare karakter en de schadelijke gevolgen van meisjesbesnijdenis
In het kader van preventie is het wenselijk dat de verloskundige de JGZ informeert over de besnijdenis van de moeder. Hiervoor heeft de verloskundige de toestemming van de moeder nodig.
Bij concrete vermoedens van een op handen zijnde besnijdenis kan de verloskundige daarvan ook melding maken aan het AMK. Daarbij hanteert zij de hiervoor onder 3.5. 317 genoemde toetsingcriteria.318
(Met JGZ319 wordt de jeugdgezondheidszorg en met het AMK320 het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling bedoeld).
315
A. van der Kwaak et al., Strategieën ter voorkoming van besnijdenis bij meisjes. Inventarisatie en aanbevelingen, p. 92-95. 316 KNOV-Meldcode Kindermishandeling (online), http://www.verloskundigeninnederland.nl/home/_files/pdf/KNOV-KNMG_Meldcode_kindermishandeling.pdf (21 april 2007). 317 De genoemde toetsingcriteria zijn terug te vinden in bijlage 10. 318 KNOV-Meldcode Kindermishandeling (online), http://www.verloskundigeninnederland.nl/home/_files/pdf/KNOV-KNMG_Meldcode_kindermishandeling.pdf (21 april 2007). 319 Voor meer informatie over de jeugdgezondheidszorg, zie: http://www.rivm.nl/jeugdgezondheid/. 320 In elke provincie en grootstedelijke regio is er een AMK gevestigd. Je kan het AMK bereiken indien je een vermoeden hebt dat een kind mishandeld wordt. Advies- en Meldpunt Kindermishandeling (online), http://www.amk-nederland.nl/ (22 april 2007).
109
In de dagelijkse praktijk ligt het echter niet voor de hand dat een verloskundige een melding zal overmaken aan het AMK. Indien de verloskundige een vermoeden heeft, of zeker weet dat er een besnijdenis zou kunnen gebeuren, of indien de moeder is besneden, zal deze dit eerder bespreken met naaste collega‟s, maar zal er niet snel een melding gemaakt worden. Indien de dochter van de zwangere moeder waarvoor de verloskundige de zorg draagt, ooit besneden werd, zal dit niet snel aanleiding geven tot een melding aan het AMK. Het kwaad is meestal al geschied, en de constatering alleen is niet voldoende om het beroepsgeheim te doorbreken, dit is alleen gerechtvaardigd indien daarmee (verdere) schade kan voorkomen worden.321 In het „Standpunt Genitale Verminking‟322 heeft een KNOV vijf hoofdstukken onderscheiden, in het eerste zal de klemtoon liggen op de aanbevelingen. Hierin wordt de intake, de communicatie, het lichamelijk onderzoek tijdens de zwangerschap, de voorlichting, het openen en reconstrueren, de nazorg, en tot slot de preventie van meisjesbesnijdenis besproken. In een tweede hoofdstuk zal het gaan over hun „geactualiseerd standpunt‟323, hierin leggen ze kort uit wat hun standpunt is.
In 1992 neemt de KNOV een officieel standpunt in over vrouwenbesnijdenis. De besnijdenis van vrouwen wordt daarin afgekeurd als onwenselijke mutilatie. Nederlandse verloskundigen moeten geen medewerking verlenen aan de besnijdenis van vrouwen. Bij de handelwijze tijdens de behandeling moeten de wensen van de vrouw gerespecteerd worden.324
Verder wordt het debat rond genitale verminking verder geëxpliciteerd, en vooral omtrent de handelingen van de regering. (zie supra) Het doel van dit standpunt is om de verloskundigen een leidraad aan te bieden om op een professionele manier zorg te verlenen aan vrouwen die genitaal verminkt werden. Het standpunt beschrijft namelijk aan welke eisen adequate zorgverlening moet voldoen en wat de rol van de gynaecologe hierin kan en moet zijn bij het 321
KNOV-standpunt vrouwelijke genitale verminking (online), http://www.verloskundigeninnederland.nl/home/_files/pdf/KNOV_Standpunten_Standpunt_VGV.pdf (22 april 2007). 322 KNOV-standpunt vrouwelijke genitale verminking (online), http://www.verloskundigeninnederland.nl/home/_files/pdf/KNOV_Standpunten_Standpunt_VGV.pdf (22 april 2007). 323 KNOV-standpunt vrouwelijke genitale verminking (online), http://www.verloskundigeninnederland.nl/home/_files/pdf/KNOV_Standpunten_Standpunt_VGV.pdf (22 april 2007). 324 KNOV-standpunt vrouwelijke genitale verminking (online), http://www.verloskundigeninnederland.nl/home/_files/pdf/KNOV_Standpunten_Standpunt_VGV.pdf (22 april 2007).
110
bestrijden van genitale verminking. In hoofdstuk drie gaat men dieper in op de achtergronden van de genitale verminking, wat het juist is, waarom, … (zie supra) In het voorlaatste hoofdstuk wordt de verloskundige zorg besproken, met name de besnijdenis en obstetrische complicaties, de communicatie, het betrekken van de partner, de intake, het lichamelijk onderzoek tijdens de zwangerschap, voorlichting en voorbereiding op de zwangerschap, openen en reconstrueren, en tenslotte kraambed en nacontrole. Deze thema‟s worden zeer gedetailleerd, en waar nodig geïllustreerd met prenten, besproken zodat de verloskundige voldoende op de hoogte is van de nodige aandachtspunten, mogelijke vragen van de patiënt, mogelijke problemen, … In het laatste hoofdstuk wordt de preventie en de rol van de verloskundigen nader onderzocht, hierin wordt ten eerste besproken dat genitale verminking een strafbaar feit is, en er nood is aan bewustwording binnen de minderheidsgroepen. Verder wordt stilgestaan bij de signalering en voorlichting in de gezondheidszorg en de rol van de verloskundige. De laatste puntjes handelen over: samenwerking en afstemming, overdracht van informatie en beroepsgeheim en melding aan Advies- en Meldpunt Kindermishandeling.325 Deze publicaties (Standpunt Genitale Verminking en Meldcode Kindermishandeling) kunnen besteld of gedownload326 worden op de website van de KNOV. Het feit dat deze publicaties enkel aangeboden worden via de website van de KNOV, ik heb immers nergens alternatieven gevonden om deze publicaties te bekomen327, vormt volgens mij wel een nadeel. Ik denk dat dit materiaal misschien meer effect kan hebben indien dit wordt opgestuurd naar alle verloskundigen, en in een korte inleidingbrief het belang van dit thema wordt geëxpliciteerd. Ondanks dit minpunt vind ik het wel een uitstekend initiatief, en zijn de brochures goed opgesteld, in zoverre ik daar over kan oordelen.
325
KNOV-standpunt vrouwelijke genitale verminking (online), http://www.verloskundigeninnederland.nl/home/_files/pdf/KNOV_Standpunten_Standpunt_VGV.pdf (22 april 2007). 326 KNOV-KNMG Meldcode Kindemishandeling (online), http://www.verloskundigeninnederland.nl/home/40Kwaliteit/30Richtlijnen_beroepsuitoefening/25KNOVKNMG_Meldcode_Kindermishandeling/ (22 april 2007). 327 Ik heb een mail naar Pharos gestuurd of zij wisten hoe deze publicaties verspreid werden, maar ik heb geen antwoord gekregen.
111
5.1.2.2. Huisartsen In tegenstelling tot de verloskundigen krijgen huisartsen veel minder te maken met deze problematiek, en hebben ze niet de neiging om dit bespreekbaar te maken. Wel worden ze geconfronteerd met lichamelijke klachten die het gevolg zijn van vrouwenbesnijdenis, maar bezitten ze niet altijd over de juiste kennis om deze twee elementen met elkaar te verbinden. In tegenstelling tot gynaecologen zijn ze veel minder geïnformeerd over deze problematiek, waardoor zij moeilijker signalen opvangen die wijzen op een recente besnijdenis of een toekomstige besnijdenis.328 Zoals eerder vermeld vertoont de „Meldcode Kindermishandeling‟ bij verloskundigen en artsen dezelfde basiselementen zodat zij beiden op een eenzelfde manier met deze problematiek kunnen omgaan. (zie supra) Zo beschikt de KNMG sinds 2002 over een 'Meldcode voor medici inzake kindermishandeling' en doet ze daar goede ervaringen mee op329.
De meldingsbereidheid onder artsen is aanzienlijk toegenomen, meldingen worden beter onderbouwd en ook vragen artsen veel vaker om advies aan het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling (AMK). De Meldcode biedt artsen houvast bij het signaleren en aanpakken van (vermoedens van) kindermishandeling en bevat een zorgvuldigheidskader aan de hand waarvan de arts moet afwegen in welke gevallen hij meldt. Het voorkomen van (verdere) schade en het verlenen van adequate hulp aan kind en gezin, zijn daarbij leidende principes. Artsen moeten daarover desgevraagd ook verantwoording afleggen.330
De Raad voor Volksgezondheidszorg en Zorg (RVZ) doet het voorstel om een wettelijke meldplicht, in plaats van meldrecht, te laten invoeren voor artsen opdat ze hun vermoedens inzake kindermishandeling kunnen melden bij een AMK en eveneens het voorstel voor een (wettelijke) aangifteplicht van het AMK. De KNMG vreest echter dat dit de drempel om hulpverleners te benaderen aanzienlijk zal verhogen. Ze blijft wel voorstander van een
328
A. van der Kwaak et al., Strategieën ter voorkoming van besnijdenis bij meisjes. Inventarisatie en aanbevelingen, p. 87-88. 329 Vrouwelijke genitale verminking primair bestrijden met preventie en … (online), 23 maart 2005, http://www.nieuwsbank.nl/inp/2005/03/23/F033.htm (12 mei 2007). 330 Vrouwelijke genitale verminking primair bestrijden met preventie en … (online), 23 maart 2005, http://www.nieuwsbank.nl/inp/2005/03/23/F033.htm (12 mei 2007).
112
Meldcode331, net zoals Staatssecretaris Ross332 (Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS)), blijkens haar brief (2005)333 aan de Tweede Kamer, zij wil in de Wet op de Jeugdzorg
regelen
dat
instellingen
waar
beroepsbeoefenaren
werken
die
met
kindermishandeling in aanraking kunnen komen, zelf een meldcode gaan vaststellen. Deze meldcode moet vervolgens worden goedgekeurd door de Ministeries van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en Justitie, in deze meldcode moet onder meer worden vastgelegd dat de beroepsbeoefenaar pogingen onderneemt naar een gespecialiseerde hulpverlening.334 De Reflectie- en Actiegroep Aanpak Kindermishandeling335 (RAAK) reageert gematigd positief op het voorstel van Ross. Stan Meuwese, bestuurslid van RAAK, waarschuwt voor het gevaar dat de meldcode door de beroepsbeoefenaren niet zal gebruikt worden, en pleit voor voorlichting en cursussen, die nu niet voor handen zijn. Ross heeft echter aangegeven dat ze ervoor wil zorgen dat beroepsbeoefenaars de meldcode daadwerkelijk zullen gebruiken, maar ze moet nog bekijken hoe dit juist moet gebeuren. RAAK wil liever een meldplicht invoeren, zoals de Raad voor Volksgezondheidszorg en Zorg, vermits zo de beroepsbeoefenaren altijd een mogelijk geval van kindermishandeling moeten melden. Ross daarentegen is niet voor de meldplicht, vermits dit bij andere landen wel leidt tot een verhoging van de meldingen, maar dat vele van deze meldingen later niet over mishandeling blijken te gaan. Meuwese zegt immers dat de reactie van de ouders niet anders zal zijn, dus dat de drempel om naar bijvoorbeeld een huisarts te stappen niet zal verhogen, vermits voor hen het verschil tussen een meldplicht en een verplichte meldcode moeilijk te onderscheiden is.336 De artsen kregen tot op heden slechts enkele verzoeken tot besnijdenis, de reden voor deze verzoeken was omdat bijvoorbeeld een moeder en dochter met hun gezin terug zouden keren naar Somalië. Er zijn ongeveer tien verzoeken bekend om een herinfibulatie uit te 331
Bijlage bij kabinetsstandpunt RVZ-advies bestrijding vrouwelijke genitale verminking (online), http://www.rvz.net/data/download/Bijlage_kabinetstandpunt.pdf (12 mei 2007). 332 Clémence Ross-van Dorp (CDA) was Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (belast met Ouderen, Sport, Gehandicapten, Jeugd, Sociaal beleid, Oorlogsgetroffenen, Medische Ethiek en Biotechnologie), van 22 juli 2002 tot 22 februari 2007. Momenteel is zij de voorzitter van de Commissie Fonds Maatschappelijke Ontwikkeling, gemeente Breda, vanaf februari 2007, en directeur van het N.I.S.B. (Nederlands Instituut voor Sport en Bewegen). Drs. C.I.J.M. Ross-van Dorp (online), http://www.parlement.com/9291000/biof/02238 (22 april 2007). 333 Verplichte meldcode Kindermishandeling, Kenmerk DJB/JZ-2565877 (online), http://www.huiselijkgeweld.nl/doc/verplichte_meldcode_kindermishandeling.pdf (22 april 2007). 334 A. van der Kwaak et al., Strategieën ter voorkoming van besnijdenis bij meisjes. Inventarisatie en aanbevelingen, p. 87-88. 335 Voor meer informatie, zie: http://www.stopkindermishandeling.nl/. 336 Ross kondigt verplicht gebruik van meldcode kindermishandeling aan (online), 4 maart 2005, http://www.huiselijkgeweld.nl/nieuws/040305/ross_kondigt_verplicht_gebruik_meldcode_kindermishandeling_ aan.html (22 april 2007).
113
voeren, meestal na een bevalling, en ook verzoeken tot het gedaan maken van een infibulatie, deze laatste worden frequenter (ongeveer een 140 verzoeken) gevraagd. Duidelijk is dat artsen niet kunnen meewerken aan het uitvoeren van een besnijdenis, vermits alle vormen van besnijdenis mutilerend zijn. Uit de grondwet en het Wetsvoorstel Geneeskundige Behandelingsovereenkomst kan het wettelijk verbod afgeleid worden.337
5.1.2.3. Jeugdartsen en verpleegkundigen Jeugdartsen en verpleegkundigen tenslotte komen veel in contact met meisjes uit de risicogroepen, en soms met de ouders. Zij zijn geïnteresseerd in het thema, maar vinden van zichzelf dat ze niet voldoende kennen over deze problematiek, en vragen hier meer informatie over. De laatste jaren worden er vaker workshops en symposia gehouden over dit thema waardoor deze vraag ingewilligd lijkt te worden.338 Zo is er ondermeer een kabinetsbesluit339 waarin vermeld wordt dat alle jeugdgezondheidsartsen
en
verpleegkundigen
een
training
moeten
volgen
over
meisjesbesnijdenis, en zo een actieve rol kunnen spelen in de preventie. Deze trainingen worden door Pharos georganiseerd. (zie infra) Hieruit kunnen we concluderen dat de medische sector wel degelijk geconfronteerd wordt met de fysieke gevolgen van genitale verminking, maar dat zij te weinig kennis bezitten om deze lichamelijke klachten te linken aan een besnijdenis. Aldus is er een nood aan meer vorming bij gynaecologen, maar vooral bij (jeugd)artsen en verpleegkundigen.
337
Standpunt inzake vrouwen- en meisjesbesnijdenis (online), http://knmg.artsennet.nl/?p=caxv&uri=AMGATE_6059_100_TICH_R155064497108273 (22 april 2007). 338 A. van der Kwaak et al., Strategieën ter voorkoming van besnijdenis bij meisjes. Inventarisatie en aanbevelingen, p. 89-91. 339 Preventiebeleid voor de volksgezondheid, Tweede Kamer der Staten-Generaal, Vergaderjaar 2005-2006, 22 894, Nr 101 (online), http://www.ggdkennisnet.nl/kennisnet/uploaddb/downl_object.asp?atoom=38856&VolgNr=384 (12 mei 2007).
114
5.1.3. Kenniscentra De kenniscentra die in Nederland actief zijn, zijn Pharos340 (kenniscentrum vluchtelingen en gezondheid), FSAN341 (Federatie Somalische Associaties Nederland), Vluchtelingenwerk, VON342 (Vluchtelingen Organisaties Nederland), en meer internationaal georiënteerde organisaties zoals bijvoorbeeld Novib343 en World Population344.
5.1.3.1. Pharos Ik zal hier enkel het kenniscentrum Pharos bespreken, aangewezen door de overheid als landelijk kenniscentrum, omdat zij het meest actief zijn. Zij richten zich echter tot op heden enkel op de Somalische doelgroep (deze doelgroep is de grootste groep waarvan men weet dat deze vrouwelijke genitale verminking uitvoert).
5.1.3.1.1. Pharos als landelijk kenniscentrum Als kenniscentrum werken zij aan de verbetering van de kwaliteit van de gezondheidszorg voor vluchtelingen. Zij zijn actief op volgende terreinen: methodiekontwikkeling en onderzoek; preventie en gezondheidsvoorlichting; scholing en training; informatie en advies; en documentatie en publicaties.345 Bij deze kennisontwikkeling en – overdracht werken zij in vier programma‟s die geleid worden door een multidisciplinair team346, namelijk geestelijke gezondheidszorg, medische opvang voor asielzoekers, eerstelijn en jeugdcircuit.347 Pharos zal kennis en deskundigheid aan mensen overdragen, binnen en buiten de gezondheidszorg, die in hun werk geconfronteerd worden met gezondheidsproblemen van vluchtelingen, enkele voorbeelden zijn: artsen, verpleegkundigen, maatschappelijke werkers,
340
Voor meer informatie over deze hulpverlening, zie Pharos: http://www.pharos.nl/. Voor meer informatie over deze hulpverlening, zie FSAN: http://www.fsan.nl/. 342 Voor meer informatie over deze hulpverlening, zie VON: http://www.vluchtelingenorganisaties.nl/. 343 Voor meer informatie over deze hulpverlening, zie Novib: http://www.oxfamnovib.nl/. 344 Voor meer informatie over deze hulpverlening, zie World Population: http://www.wpf.org/. 345 Wat doet Pharos? (online), http://www.pharos.nl/Over/Pp-over1.html (13 mei 2007). 346 Dit multidisciplinair team bestaat uit onderzoekers, methodiekontwikkelaars, preventiefunctionarissen, adviseurs, trainers en relatiebeheerders. Er wordt vanuit deze teams contact gehouden met samenwerkingspartners en andere organisaties en instellingen. 347 Wat doet Pharos? (online), http://www.pharos.nl/Over/Pp-over1.html (13 mei 2007). 341
115
psychotherapeuten, medewerkers medische opvang asielzoekers, leerkrachten basisonderwijs en voortgezet onderwijs, medewerkers kinderbescherming, …348 Pharos werkt via meerjarenprogramma‟s en samenwerkingspartners349. Voor de periode van 2006 tot en met 2009 zullen volgende meerjarenprogramma‟s worden uitgevoerd: „Illegalen en gezondheid‟, „Jeugdige vluchtelingen en nieuwkomers en gezondheid‟, en tot slot „Preventie van vrouwelijke genitale verminking‟350. Naast deze meerderjarenprogramma‟s voert Pharos een aantal andere kennisprojecten en onderzoeken351 uit. De meerjarenprogramma‟s kennen als onderdelen onderzoek, interventies, effectmeting en evaluatie van deze interventies, deskundigheidsbevordering, beleidsadvisering, informatie en advies en tot slot samenwerking met partners.352 Na deze algemene visie van het kenniscentrum Pharos353, zal ik nu wat dieper ingaan op wat Pharos specifiek doet tegen de bestrijding van genitale verminking.
5.1.3.1.2. Wat doet Pharos inzake vrouwelijke genitale verminking Pharos houdt zich al meer dan tien jaren bezig met het bestrijden van genitale verminking in nauwe samenwerking met groepen in de Afrikaanse gemeenschap. Een van de taken die het Pharos354 op zich neemt, is samenwerking met de doelgroep. Zo heeft Pharos ondermeer een folder „Samenwerken met de doelgroep‟ uitgebracht, waarin beschreven staat hoe deze samenwerking kan aangepakt worden. Pharos kan hierin helpen om een stappenplan te ontwikkelen en uit te voeren. Verder geeft Pharos een Basistraining preventie meisjesbesnijdenis en een Vervolgtraining preventie meisjesbesnijdenis. Met deze interactieve trainingen, in 348
Wat doet Pharos? (online), http://www.pharos.nl/Over/Pp-over1.html (13 mei 2007). Samenwerkingspartners zijn onder andere: RIVM, Nivel, TNO, Verwey-Jonker Instituut, Transact, NIGZ, RNG, Soa-Aids Nederland, NIZW, Collegio, COGIS, Trimbos, Mikado, GGD-Nederland, lokale GGD‟s (speciale aandacht voor JGZ), VNG en gemeenten, IGZ, AMK‟s, Jeugdzorg, Beroeps- en koepelorganisaties als KNMG, LHV, Johannes Wier Stichting, NIP, GGZ Nederland en de Vereniging van Ziekenhuizen, Zorgverleners en aanbieders in de GGZ, huisartsenzorg, maatschappelijk werk en maatschappelijke opvang, Zorgverzekeraars, Stichting Koppeling, Nidos, Samah, Defence for children, Vrijwilligersorganisaties, VON, FSAN en andere zelforganisaties, VluchtelingenWerk, BMA/IND, Picum, Dokters van de wereld, Ministerie van VWS, Justitie en SWZ, Humanitas, LOWAC, Kinderbescherming, Universiteiten, … 350 Programma‟s (online), http://www.pharos.nl/Prgr/P-prgr.html (12 mei 2007). 351 Zo heeft Pharos met GGZ-Nederland een samenwerkingsverband, waarbinnen ze op verzoek projecten uitvoeren. In deze projecten en in hun programma‟s maken ze gebruik van internationale kennis en kennisuitwisseling. Programma‟s (online), http://www.pharos.nl/Prgr/P-prgr.html (12 mei 2007). 352 Programma‟s (online), http://www.pharos.nl/Prgr/P-prgr.html (12 mei 2007). 353 Voor meer van deze praktische informatie kan je ook terecht op: www.meisjesbesnijdenis.nl. 354 Al deze taken kan je raadplegen op: Focal Point meisjesbesnijdenis (online), http://www.pharos.nl/Publ/PB/Focal%20P%20product.pdf (12 mei 2007). 349
116
samenwerking met FSAN, probeert Pharos ervoor te zorgen dat de deelnemers „klaar‟ zijn om gesprekken met ouders en verzorgers van kinderen uit risicogebieden op een goede manier te leiden. Eveneens heeft zij een cursus interculturele beroepshouding en een verdiepende cursus interculturele beroepshouding355 ter beschikking, dit om de communicatie tussen mensen uit verschillende culturen te bevorderen. In deze cursus wordt informatie, werkhouding, voorlichting, training en advies aangeboden. Een andere „cursus‟ die Pharos aanbiedt, is een training van de sleutelpersonen. Sleutelpersonen treden in hun eigen gemeenschap op als schakel tussen de hulpverleningen en de doelgroep, wat soms een lastige positie is omdat zij zich letterlijk tussen twee culturen begeven, zij werken aan verandering van binnenuit (de „voor- en doorpreventie‟). Ze verstrekken informatie, leggen huisbezoeken af en organiseren voorlichtingsbijeenkomsten. Zij krijgen een intensieve training die georganiseerd wordt in samenwerking met FSAN, naast deze training zorgen ze ook voor de uitwisseling van kennis en ervaring. Deze basistraining duurt vijf dagen en hier worden de vele facetten rondom meisjesbesnijdenis belicht en worden de verschillen in waarden en normen bediscussieerd. Wanneer deze training afgelopen is, ontvangen deze sleutelpersonen een certificaat, en kunnen ze hun taak opnemen. Pharos biedt buiten cursussen ook ‘Focal point meetings’ aan, op deze kennisbijeenkomsten komen ervaringsdeskundigen uit andere landen spreken om nieuwe feiten en inzichten te delen met Nederlandse zorgverleners. No Game is een jongerenboard die bestaat uit een groep van tien jongeren (zes jongeren vormen de schoolgroep, de andere vier onderhouden de website) met verschillende culturele achtergronden, die vanuit Pharos werken (volgens de methode van peergroepeducatie), en wil andere jongeren (tussen 15 en 24 jaar), zowel uit de doelgroep, als hun Nederlandse klasgenoten, voorlichting geven, ondermeer door een interactief theaterstuk in het onderwijs. In dit toneelstuk worden twee scènes gespeeld, namelijk een tussen twee vriendinnen en een tussen moeder en een dochter. In hun dialogen wordt kennis over meisjesbesnijdenis overgedragen en worden opvattingen uitgewisseld. Hun interactief voorlichtingsproject werd in het voorjaar van 2006 in vier scholen opgevoerd, die hen vrijwillig kan uitnodigen, getest en geslaagd.
355
De verdiepende cursus is bestemd voor gevorderden: trainers, docenten en anderen die zich bezighouden met communicatie, integratie en conflictmanagement. Focal Point meisjesbesnijdenis (online), http://www.pharos.nl/Publ/PB/Focal%20P%20product.pdf (12 mei 2007).
117
Naast deze jongerenboard wordt er voor het onderwijs ook lesmateriaal ontwikkeld in samenwerking met de Rutgers Nisso Groep356. Zo verscheen er in december 2005 een lesmap over meisjesbesnijdenis. De bedoeling is om het thema meisjesbesnijdenis zoveel mogelijk te integreren in bestaande lessen, bijvoorbeeld in de les biologie, gezondheidsleer of tijdens een seksuele vorming. De docenten die reeds aandacht schonken aan dit onderwerp zijn enthousiast met deze lesmap, andere docenten schrikt het wat af, zo vrezen ze voor conflicten met ouders of twijfelen ze aan de doorverwijsmogelijkheden. Een ander probleem is dat seksuele vorming niet voor alle scholen vanzelfsprekend is. Waar seksuele vorming wel aanwezig is, lijkt er schroom te bestaan over dit nieuwe en nog beladen onderwerp. Op scholen met veel allochtone meisjes (echter geen meisjes uit de risicogroep) zijn er andere belangrijkere onderwerpen die veel van de bruikbare tijd innemen, zoals bijvoorbeeld homoseksualiteit en maagdenvlies. Belangrijk bij het aanbieden van nieuwe thema‟s lijkt training van docenten een belangrijk item te zijn, zo beginnen scholen en gemeenten stilaan zelf te vragen om introductiebijeenkomsten en cursussen te krijgen (in Eindhoven en Nijmegen zijn deze al reeds gepland). Voor de Somalische doelgroep, maar ook voor een ander publiek bruikbaar, wordt de voorlichtingsfilm „Ik ben niet besneden, dankzij mijn ouders‟ gebruikt om een gesprek over meisjesbesnijdenis aan te gaan. Twee keer per jaar organiseert Pharos een bijeenkomst, namelijk ‘Platform Aanpak Vrouwenbesnijdenis’ om andere organisaties en personen te betrekken bij de discussie over meisjesbesnijdenis. Tijdens zulke bijeenkomsten wordt onder andere gesproken over de meest recente ontwikkelingen. Pharos organiseert ook intervisies waar vakgenoten op een gestructureerde manier problemen bespreken, en zo ervaringen kunnen uitwisselen en opdoen. Pharos beschikt eveneens over een informatie-en documentatiecentrum. Dit centrum beschikt over een uitgebreide collectie boeken, naslagwerken, rapporten, brochures, artikelen, tijdschriften en dvd‟s die handelen over de psychosociale en gezondheidsproblemen van vluchtelingen. Naast dit centrum beschikt Pharos over diverse brochures en nog maar recent over een nieuwsbrief (met deze brief proberen ze zoveel mogelijk hulpverleners te bereiken, zoals
356
De Rutgers Nisso Groep is een kenniscentrum dat werkt rond seksualiteit, onderzoek doet, voorlichtingsprogramma's ontwikkelt en een eigen informatiecentrum op het gebied van seksualiteit heeft. De Rutgers Nisso Groep werkt ook internationaal, via het programma Youth Incentives. Rutgers Nisso groep (online), http://www.rutgersnissogroep.nl/ (22 april 2007).
118
jgz-artsen, verpleegkundigen, artsen, verloskundigen, …).357 In 2004 zijn er diverse actiepunten uit het actieplan „Voorkomen van meisjesbesnijdenis door samenwerken‟ uitgevoerd. Zo werd er een folder uitgebracht „Meisjesbesnijdenis, mijn ouders zeggen nee‟ door AJN358 (Artsen Jeugdgezondheidszorg Nederland) samen met Pharos, GGD359 Nederland (Gemeentelijke Gezondheidsdienst) en Z-org360 (voorheen de Landelijke Vereniging voor Thuiszorg). Deze folder is beschikbaar in het Somalisch, Arabisch, Amhaar, Engels en Frans. Verder werd er een gespreksprotocol opgesteld en is er een signaalwijzer voor onderwijzend personeel ontwikkeld die gebruikt kan worden bij het tijdig signaleren indien er een vermoeden is van een op handen zijnde besnijdenis.361 Onlangs (januari 2007) heeft Pharos nieuw informatiemateriaal beschikbaar over meisjesbesnijdenis, zo hebben ze een uitgebreide folder over meisjesbesnijdenis, voorlichtingsmaterialen over de typen van meisjesbesnijdenis en de prevalentie in de risicolanden, een nieuwsbrief en een overzicht van wat het Focal Point op dit gebied te bieden heeft, uitgebracht. Tot slot beschikt dit kenniscentrum over een tolk, en hebben ze eveneens een folder „Wanneer laten tolken‟ waar adviezen, richtlijnen en telefoonnummers in staan.362
357
Focal Point meisjesbesnijdenis (online), http://www.pharos.nl/Publ/PB/Focal%20P%20product.pdf (12 mei 2007). 358 Voor meer informatie, zie: http://ajn.artsennet.nl/content/resources/AMGATE_6059_109_TICH_L697202225/AMGATE_6059_109_TIC H_R1287331114993048//. 359 Voor meer informatie, zie: http://www.ggd.nl/kennisnet/statpagina/show_pagina.asp?paginanr=109&style=1&titel=De%20naam%20GGD. 360 Thuiszorg (online), http://www.thuiszorg.nl/ (22 april 2007). 361 Bestrijding van vrouwelijke genitale verminking, reactie van het ministerie van VWS, Aanpak vrouwelijke genitale verminking (online), http://www.rvz.net/data/download/kabinetsstandpunt.pdf (12 mei 2007). 362 Focal Point meisjesbesnijdenis (online), http://www.pharos.nl/Publ/PB/Focal%20P%20product.pdf (12 mei 2007).
119
5.1.4. Conclusie Uit deze bevindingen kunnen we besluiten dat er, buiten de werking van Pharos, geen systematische en geprogrammeerde aandacht uitgaat naar vrouwelijke genitale verminking, hoewel er de laatste jaren veel vooruitgang wordt geboekt om meerjarenprogramma‟s op te zetten. In de medische sector bijvoorbeeld wordt er vanuit gegaan dat zij een rol kunnen spelen in het voorlichten over en bespreekbaar maken van meisjesbesnijdenis, maar in de werkelijkheid blijkt dat niet allen dat wensen en kunnen. Enerzijds omdat zij hiervoor geen opleiding hebben genoten, (indien ze die wel hadden, wordt het niet altijd als hun verantwoordelijkheid aanzien). Anderzijds indien er aan de verschillende professionals onderwijs en training wordt gegeven, gebeurt dit vaak niet gestandaardiseerd. Om deze fragmentatie tegen te gaan moet er samenhang en samenwerking komen bij de hulpverleners. Zo bestaat het plan om werkconferenties te organiseren voor een brede doelgroep363, daarnaast wil men het onderwerp meer op de agenda van provinciale en locale beleidsnota‟s met betrekking tot de gezondheidszorg zetten. Uit de medische sector worden vooral de gynaecologen geconfronteerd met vrouwelijke genitale verminking. Zij beschikken over een „Standpunt Genitale Verminking‟ en over een „Meldcode Kindermishandeling‟. Deze publicaties vormen een leidraad voor een professionele handelwijze indien zij geconfronteerd worden met meisjes of vrouwen die genitaal verminkt werden. Indien zij een concreet vermoeden hebben dat er een verminking op til is bij één van hun patiënten dan kunnen zij dit melden aan het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling, maar in de praktijk wordt dit echter niet vaak gedaan. Huisartsen worden minder geconfronteerd met deze problematiek, wel zien zij meisjes of vrouwen die lichamelijke klachten hebben door een genitale verminking. Huisartsen beschikken eveneens over de „Meldcode Kindermishandeling‟. Tot slot worden jeugdartsen en verpleegkundigen wel vaak geconfronteerd met vrouwelijke genitale verminking. Zij kennen hier echter weinig over, en wensen meer kennis te vernemen over deze problematiek. De laatste jaren wordt er sterk gewerkt aan workshops, symposia en trainingen voor deze beroepsgroep. Pharos, dat zich al meer dan tien jaren bezig houdt met het bestrijden van vrouwelijke genitale verminking, werd als landelijk kenniscentrum door de overheid aangeduid om 363
Deze brede doelgroep bestaat uit: thuiszorg, consultatiebureaus, verloskundigen, GGD, jeugd GGZ, AMK, AZC, jeugd- en zedenpolitie, ROC‟s, huisartsen, en vluchtelingenwerk.
120
vrouwelijke genitale verminking te bestrijden en te voorkomen. Pharos richt zich enkel op de Somalische doelgroep, en er zijn kritieken die zeggen dat dit centrum niet voor iedereen toegankelijk zou zijn, omdat nog vele vragen bij andere deskundigen in Nederland terecht komen. Het Pharos moet dus meer toegankelijk worden. De belangrijkste taken van het Pharos zijn: voorlichtingen geven, lesmaterialen ontwikkelen, vertrouwenspersonen opleiden, klankbordgroepen oprichten, lezingen geven, publicaties ontwikkelen, No Game ondersteunen, … We kunnen stellen dat het politieke beleid dat Nederland voert, namelijk een preventief beleid, op de hulpverleningen afstraalt. Er is wel nog veel werk aan de winkel, maar de overheid uit de wil om de preventie en de hulpverlening verder uit te bouwen.
121
5.2. De Belgische preventie 5.2.1. Inleiding Ik zal wederom dezelfde structuur bewaren als bij het onderdeel „Nederland‟. Dit deel heeft heel wat zweet en tranen gekost, zo was het niet eenvoudig om goede en gedetailleerde teksten, boeken, etc. te vinden over bijvoorbeeld de medische sector. Om hier meer informatie over te kunnen verschaffen, heb ik mij vooral gebaseerd op mails en interviews die ik respectievelijk verstuurd en afgenomen heb ter verduidelijking van dit terrein. Volgens mij is dit een eerste hint dat de hulpverlening in België minder goed gestructureerd is dan in Nederland, volgens mij ligt dit enerzijds aan het feit dat wij in België met verschillende structuren (bijvoorbeeld de verschillende parlementen, gewesten, …) te kampen hebben, en anderzijds omdat wij minder instroom van de Somalische minderheidsgroep kennen. Toch heb ik mijn best gedaan om dit onderdeel zo duidelijk en correct mogelijk te beschrijven, maar hiervoor heb ik een hele wirwar moeten ontrafelen. In een eerste puntje zal ik de medische sector beschrijven. De informatie die ik bekomen heb van de medische sector is voornamelijk te danken aan mevrouw Leye, waarvan ik een interview van hebben mogen afnemen. Zij heeft mij nieuwe informatie kunnen aanreiken, en de informatie die ik al had beter laten structureren. En in een tweede puntje zal ik het kenniscentrum G.A.M.S. beschrijven. Om tenslotte te eindigen met een vergelijking tussen de hulpverlening van Nederland en België inzake de bestrijding van genitale verminking.
122
5.2.2. Medische sector
5.2.2.1. Technisch-medische handleiding Sinds juni 2000 bestaat er een technisch-medische handleiding364, die vier A4-pagina‟s telt, voor de Belgische medische sector. Deze handleiding werd opgesteld door het G.AM.S. in samenwerking met de Universiteit van Brussel, namelijk met Professor Amy. Eerst wordt kort uitleg gegeven over de verschillende vormen van vrouwelijke genitale verminking. Vervolgens worden de gevolgen van vrouwelijke genitale verminking uitgelegd en dit tijdens de zwangerschap, tijdens de bevalling en na de bevalling. Tot slot wordt er vermeld dat reïnfibulatie in België verboden is. Deze richtlijnen zouden bij het Ministerie van Volksgezondheid binnengebracht geweest zijn, opdat zij die richtlijnen zouden verspreiden. In mijn interview met mevrouw Leye365 vertelde ze me dat ze zich ook afvroeg of deze richtlijnen ooit werden verspreid. De G.A.M.S. zou haar gezegd hebben dat deze inderdaad verspreid zijn geweest. Ik heb een mail gestuurd naar de Federale Overheidsdienst Volksgezondheid. In het antwoord dat ik kreeg van Lieve Leunens kon ik lezen dat deze richtlijnen niet ter beschikking van de Federale Overheidsdienst Volksgezondheid werden gesteld. Wel dacht ze dat deze richtlijnen werden ontwikkeld op vraag van of in samenwerking met of in medeweten van de Federale Overheidsdienst Volksgezondheid. Verder laat ze weten dat vrouwelijke genitale verminking niet de eerste prioriteit is voor de Belgische Volksgezondheid. Ik vind persoonlijk dat deze richtlijn erg povertjes is in vergelijking met de richtlijnen van Nederland. (zie supra) Volgens mevrouw Leye366 was het de bedoeling dat deze richtlijnen zo kort waren, vermits ze rekening hielden met het feit dat artsen, gynaecologen, … het al ontzettend druk hebben en ze duidelijk wilden stellen wat er moet gebeuren bij de bevalling van een geïnfibuleerde vrouw. Volgens haar, en ze wil geen kritiek geven op de richtlijnen van 2000, wordt het tijd dat er nieuwe richtlijnen komen, die niet enkel technisch advies verlenen, maar de nadruk leggen op de preventie.
Als ze haar dochter wil besnijden, kan je zeggen van hier in België is het verboden, wat ben je dan van plan? Over reïnfibulatie zou er moeten gepraat worden, er zou moeten 364
F. Richard, D. Daniel, B. Ostyn, E. Colpaert, J.J. Amy, Guide technique pour les professionnels de la santé. Mutilations génitales féminines conduite à tenir à l‟accouchement. 2000. 365 Zie interview met mevrouw Leye. 366 Zie interview met mevrouw Leye.
123
gepraat worden over symbolische incisies. Ik bedoel op alle vlakken, met alle gynaecologen dat zij duidelijk weten wat ze mogen en wat ze niet mogen, want de grootste verwarring bestaat nu over reïnfibulatie, symbolische prikken, over medicalisatie. Er waren een aantal in die enquête die vonden dat als ze dat konden doen, dat een vrouw anders naar een traditionele besnijdster gaat, ja dan, niemand weet dat. Zo een dingen… 367
We kunnen aldus stellen dat deze richtlijnen vandaag de dag een groot tekort kennen. Eerst en vooral is het de vraag of deze richtlijnen verspreid werden, en ten tweede moet er meer nadruk komen op de preventie. Hiervoor moet de medische sector eerst getraind kunnen worden, willen ze een goede preventieve houding kunnen aannemen. Met deze training bedoel ik dat de gynaecologen moeten weten wat verboden is en wat niet. Wel zou de G.A.M.S. aan nieuwe richtlijnen aan het werken zijn.
5.2.2.2. Gynaecologen Dat de kennis van de gynaecologen over vrouwelijke genitale verminking tekort schiet merken we in een onderzoek naar de kennis, de attitude en praktijk van de Vlaamse gynaecologen368 dat uitgevoerd werd door het International Centre for Reproductive Health. Mevrouw Leye is daar wetenschappelijk medewerkster en doet onderzoek naar vrouwelijke genitale verminking, zij spitst zich vooral toe op Europa. De gynaecologen kennen de problematiek omtrent vrouwelijke genitale verminking te weinig. De wetgeving is niet goed gekend in deze beroepsgroep, en zeker op het gebied van reïnfibulatie. Vrouwelijke genitale verminking komt te weinig aan bod in de opleidingen, en de meeste gynaecologen beschikken niet over richtlijnen over wat te doen indien ze bijvoorbeeld met een geïnfibuleerde vrouw in contact komen. Er is slechts een gering aantal gynaecologen die vrouwen vanuit de risicogroep proberen te overtuigen om hun dochter niet te laten besnijden.369 Er is nog heel wat werk nodig op dit vlak. Het is belangrijk dat de gynaecologen de wetgeving kennen, en dat vrouwelijke genitale verminking bij wet verboden is, en dat er een meldrecht bestaat indien zij een vermoeden hebben dat een meisje besneden zal worden. Ook 367
Zie interview met mevrouw Leye. E. Leye et al., Female genital mutilation : Knowledge, attitudes and practices of Flemish gynaecologists. 369 E. Leye et al., Female genital mutilation : Knowledge, attitudes and practices of Flemish gynaecologists. 368
124
moet de discussie omtrent reïnfibulatie gevoerd worden. De gynaecologen moeten een preventieve en sensibiliserende taak opnemen ten aanzien van hun patiënten indien zij geconfronteerd worden met vrouwelijke genitale verminking. Ik heb een mail gestuurd naar de het Nationaal Verbond van Katholieke Vlaamse Verpleegkundigen en Vroedvrouwen. Deze organisatie is de spreekbuis voor de verpleegkundigen en vroedvrouwen in Vlaanderen. In mijn mail stelde ik de vraag wat vroedvrouwen moeten doen indien ze geconfronteerd worden met vrouwelijke genitale verminking. Of er een bepaalde meldcode bestond waar zij eventuele gegronde vermoedens konden melden. Mevrouw Heide Vanheusden, stafmedewerker van het Nationaal Verbond van Katholieke Vlaamse Verpleegkundigen en Vroedvrouwen, antwoordde dat er op 18 maart 2005 door de Unie van Vlaamse Vroedvrouwen een studiedag „Vroedvrouwen, zoveel variaties als er thema‟s zijn‟ werd georganiseerd. Een van de thema‟s handelde over vrouwelijke genitale verminking en werd gepresenteerd via een powerpointpresentatie door Krisiten Roelens, gynaecoloog in het UZ Gent. Ik heb vervolgens naar Kristien Roelens gemaild of ik deze powerpoint kon ontvangen. In deze powerpoint (ontwikkeld door Marleen Temmerman, Els Leye en Kristien Roelens) wordt eerst vermeld wat vrouwelijke genitale verminking is, namelijk de definitie, de verschillende types, de verschillende termen die gebruikt worden, waar het voorkomt, de redenen van vrouwelijke genitale verminking, op welke leeftijd meisjes gemiddeld worden besneden, waar en hoe het wordt gepraktiseerd, over de medicalisatie, de gevolgen, en tot slot de strijd tegen vrouwenbesnijdenis. Deze powerpoint is een goede inleiding over de problematiek, maar ik vermoed dat dit het enige is wat het Nationaal Verbond van Katholieke Vlaamse Verpleegkundigen en Vroedvrouwen heeft ondernomen, vermits dit het enige punt is dat Heide Vanheusden in haar mail vermeld heeft. Er is aldus nog veel werk aan de winkel om de gynaecologen te informeren dat zij een belanrijke preventieve taak kunnen uitvoeren. Om deze taak te kunnen uitvoeren, moeten zij natuurlijk eerst op de hoogte gebracht worden van de wetgeving, het meldrecht en de maatregelen die zij kunnen ondernemen. Marleen
Temmerman
en
Jean-Jacques
Amy,
beiden
gynaecoloog,
geven
vormingsdagen aan deze beroepsgroep, maar er is dringend nood aan nationaal gecoördineerde richtlijnen. Ik heb ook een mail gestuurd naar Domus Medica, deze vzw vertegenwoordigt de Vlaamse huisartsen en Huisarstenkringen op wetenschappelijk, maatschappelijk en syndicaal
125
gebied370, maar ik verkreeg geen antwoord. Hierdoor kan ik mij niet uitspreken wat er bij de beroepsgroep van de artsen gebeurt omtrent preventie inzake vrouwelijke genitale verminking. Ook van de verpleegkundigen kreeg ik geen antwoord.
370
Missietekst (online), http://www.wvvh.be/page.aspx?id=894 (16 mei 2007).
126
5.2.3. G.A.M.S.
De enige hulpverlening die zich in België actief bezig houdt met de bestrijding van vrouwelijke genitale verminking is de G.A.M.S. (Groepering die zich inzet voor de Afschaffing van Seksuele Verminkingen van Vrouwen). Deze vereniging opgericht in 1996 bestaat uit zowel Afrikaanse als Europese deskundige vrouwen en mannen op verschillende terreinen, namelijk gezondheid, sociale aspecten, opvoeding, communicatie, talen en grote ervaring inzake preventie.371 De G.A.M.S. heeft ook een functie als documentatiecentrum, zij worden vooral geraadpleegd door de medische, juridische en sociale sector. De doelgroep bestaat uit Afrikaanse vrouwen en kinderen, deze doelgroep heeft soms te kampen met administratieve problemen (meestal gaan deze problemen over asielaanvragen).372 De missie van de G.A.M.S. is de afschaffing van seksuele verminkingen, en op hun site373 hebben zij deze missie in een schema374 gegoten.
371
G.A.M.S. België, Introductie (online), http://www.gams.be/site/pages/01presentation.php (12 mei 2007). Vraag om uitleg, Sabine de Bethune, Over vrouwelijke genitale verminking (nr. 3-1328) (online), http://www.cdenvsenaat.be/index.php?id=43&nid=1494&zkt=genitale%20verminking (12 mei 2007). 373 G.A.M.S. België, Introductie (online), http://www.gams.be/site/pages/01presentation.php (12 mei 2007). 374 G.A.M.S. België, Missie (online), http://www.gams.be/site/pages/01mission_nl.php (12 mei 2007). 372
127
De G.A.M.S. legt aldus de nadruk op vijf punten, namelijk sensibilisatie en informatie, preventie, individuele antwoord op vraag, wettelijke en politieke lobbying en pilootproject velingara375. Zij bieden voornamelijk informatie aan geneeskundig personeel ( gynaecologen, huisartsen, verplegers, …), media (kranten, televisie, tijdschriften, …), scholen, rechtskundig personeel (advocaten, juristen, …), betrokken mensen (informatiesessies over het vrouwelijk lichaam, …) en sensibilisatiedagen. Zij proberen hun missie te verwezenlijken door onder meer op een actieve manier te luisteren naar getuigenissen en deze vrouwen gerust te stellen; door vertrouwen op te wekken, dit doen ze door hulp, oriëntatie (sociale diensten, gezinsplanning, …), oriëntatie naar andere diensten376, begeleiding (bijvoorbeeld vrouwen vergezellen naar ziekenhuizen, advocaten, psychologen, …) en activiteiten (opleidingsdagen, kooklessen, naailessen, informatiesessies, …) aan te bieden. Verder houden ze discussies en debatten en verlenen ze informatie. Via een actieve mobilisatie proberen ze de huidige mentaliteit te veranderen om zo tot een afschaffing van verminking van vrouwelijke genitaliën te komen. Momenteel zijn er 170 vrouwen die naar het centrum komen, zij hebben voornamelijk de Guinese, Somalische, Malinese of Djiboutische nationaliteit. Wat Diallo opmerkt, is dat in de laatste twee jaar meer vrouwen van Guinese afkomst naar de G.A.M.S. komen. Als een vrouw naar het G.AM.S. komt, vraagt het personeel (het personeel dat bij de G.A.M.S. werkt bestaat hoofdzakelijk uit vrijwilligers, wel worden er drie mensen uitbetaald) eerst hoe ze bij de G.A.M.S. zijn terecht gekomen, en wat hun vraag is. Eerst zullen zij luisteren naar het verhaal van de vrouw, en vervolgens zal de G.A.M.S. duidelijk stellen dat ze de hulpbehoevende vrouw zullen helpen indien zij zich aansluit bij de drie kernpunten voor een goede samenwerking. Namelijk mogen ze ten eerste hun kinderen niet besnijden. Ze moeten uit de cultuur van de vrouwelijke genitale verminking stappen. Ten tweede moeten ze een engagement aangaan ten opzichte van de groep, en tenslotte moeten ze werk zoeken. Om ervoor te zorgen dat de moeder haar kind niet zal besnijden zal een arts elk jaar bij de kinderen 375
Ik weet niet wat pilootproject „velingara‟ betekent, ik heb dit op de site van de G.A.M.S. proberen op te zoeken, en ook op het internet, maar zonder succes. 376 Oriëntatie naar andere diensten zijn bijvoorbeeld: Psychologische problemen: “Exil” (psycho-medisch-sociaal centrum) Administratieve problemen: SSE-AF (Service Social des Etrangers- Accueil et Formation: sociale dienst voor het onthaal en de opleiding van buitenlanders) Juridische problemen: contact opnemen met advocaten Familieproblemen: gezinsplanning (bijvoorbeeld Famille Heureuse) Medische problemen: diensten gynaecologie van het AZ van de VUB (AZ-VUB) en van het Univ Medisch Centrum Sint-Pieter (U.M.C. Sint-Pieter). G.A.M.S. België, Oriëntatie naar andere diensten (online), http://www.gams.be/site/pages/01orientation_nl.php (12 mei 2007).
128
op bezoek gaan om te checken of zij niet besneden werden. Soms komt ook de man van de hulpbehoevende vrouw mee, dit enerzijds omwille van vragen omtrent papieren (bijvoorbeeld regularisatie) of anderzijds omdat ze interesse tonen in de problematiek rond vrouwelijke genitale verminking (dit komt echter minder vaak voor). Er wordt meestal nooit gesproken over seksualiteit tussen de man en de vrouw, omdat dit een taboe is. Het is aan de G.A.M.S. om dit taboe te proberen te doorbreken. In de G.A.M.S. worden verschillende activiteiten gehouden, zo is er dagelijks onthaal, cursus alfabetisering (in het Frans), functiegerichte cursus informatica en informatie verkrijgbaar. Elke woensdag en zaterdag kunnen de vrouwen komen naaien in het atelier (de naaimachines werden verkregen door barmhartige mensen). Elke woensdag kunnen kinderen van de lagere school er terecht voor huiswerkschool. Het eerste weekend van de maand wordt er een groepsgesprek gehouden waarin wordt verteld over hun ervaringen in het vinden van werk, huis, … Het tweede weekend van de maand kunnen er allerlei dingen uitgewisseld worden, zoals bijvoorbeeld kledij. Deze activiteit is er voornamelijk om de vrouwen te mobiliseren zodat ze niet steeds thuis zouden blijven zitten. Elke laatste vrijdag van de maand komt een arts uitleg geven over de werking van het vrouwelijke lichaam. Dit zowel over de werking van de organen, zintuigen, … als de werking van de seksuele organen. Naast deze activiteiten verzorgt de G.A.M.S. ook vormingen (enkel in het Frans), zo hebben zij reeds vormingen gegeven aan de politie, Fedasil, juristen, Klein Kasteeltje, … Verder stellen zij brochures op (Nederlands, Frans en Engels), een strip „Diariatou ten opzichte van traditie‟377 (Nederlands, Frans, Engels en Duits), richtlijnen (Nederlands en Frans). Aan hun mannelijk personeel bieden zij om de drie maanden een vorming aan.378 De G.A.M.S. werkt onder andere samen met de Brusselse Service Social des Etrangers379, met Exil380, met het Rode Kruis, Artsen zonder grenzen, Amnesty International, de gynaecologische dienst van de VUB en het Instituut voor tropische geneeskunde te 377
G.A.M.S. België, Ons stripverhaal kopen (online), http://www.gams.be/site/pages/00achatbd_nl.php (12 mei 2007). 378 Zie interview met mevrouw Diallo. 379 In het Nederlands klinkt deze organisatie als „Sociale dienst van Socialistische Solidariteit‟. Zij zijn gevestigd in de Parmastraat 28 en Kruisstraat 22 te Brussel. Ik heb op het internet geen site van deze organisatie gevonden. Nuttige coördinaten (online), http://www.aziz.be/Webinput/Word/Wetgeving%20en%20procedures/ASIEL%20coordinaten.htm (12 mei 2007). 380 Exil is een Brussels gezondheidscentrum voor vluchtelingen, het centrum werd 25 jaar geleden opgericht. Exil werkt vanuit een multidisciplinair en multicultureel team (psycholoog, maatschappelijk werker, arts, begeleider, …) dit team richt zich tot een kwetsbare bevolkingsgroep (namelijk aan vrouwen en mannen die het slachtoffer van marteling werden, aan kinderen en aan kinderen binnen hun gezin) aan wie ze therapeutische hulp verlenen. Stand van zaken en praktijkvoorbeelden voor opvang en hulpverlening, Rapport van de Koning Boudewijnstichting, September 2003 (online), http://www.kbs-frb.be/files/db/NL/PUB_1364_Nietbegeleide_minderjarige_vreemdelingen.pdf (12 mei 2007).
129
Antwerpen.381 Er bestaat ook een samenwerking tussen het G.A.M.S. en het International Centre for Reproductive Health, maar deze samenwerking is niet gestructureerd. Dit centrum richt zich vooral op toegepast onderzoek. Mevrouw Leye was ook wel aanwezig bij de vormingen van Fedasil en bij die van de politie van Etterbeek. Een probleem met betrekking tot de G.A.M.S. is dat zij zich vooral richten op de Franstalige kant van België, en zij bijvoorbeeld geen Nederlandstalige vormingen aanbieden. Dit is geen bewuste keuze van de G.A.M.S. maar door financiële redenen kunnen ze zich niet op Vlaanderen concentreren. Zelf kunnen de medewerkers geen Frans praten, en zij zijn momenteel wel op zoek naar een Nederlandstalige secretaresse, wat een stap in de goede richting is. De G.A.M.S. krijgt subsidies van verschillende instanties. Uit de vragen die in de verschillende parlementen werden gesteld, haalde ik de volgende informatie. In 2003 werd de G.A.M.S. ondersteund door het Fonds Houtman, het Fonds Johnson & Johnson en door Minister Onkelinx. Verder in 2003 heeft het „Fonds d‟Impulsion à la Politique des Immigrés‟ haar bedrag van 18000 euro opgetrokken naar 30500 euro. In 2004 werd de G.A.M.S. ondersteund door Minister Arena. In 2004 en 2005 werd de G.A.M.S. door het Instituut voor de gelijkheid van vrouwen en mannen, via projectsubsidies, en het Centrum voor Gelijkheid van Kansen en Racismebestrijding, via Impulsfonds voor Migranten382, financieel ondersteund. In 2007 werden zij ondermeer ondersteund door „la Direction de l‟égalité des Chances‟. Het probleem met de G.A.M.S. is dat zij elk jaar een project moeten indienen om subsidies te krijgen. In het Nationaal Actieplan ter bestrijding van vrouwelijke genitale verminking wordt ervoor geijverd dat zij elk jaar automatisch subsidies zouden krijgen. De G.A.M.S. heeft samen met de Universiteit van Brussel, namelijk met Professor Amy in 2000 een technisch-medische handleiding383 opgesteld. In deze richtlijnen wordt eerst kort uitleg gegeven over de verschillende vormen van vrouwelijke genitale verminking. Vervolgens worden de gevolgen van vrouwelijke genitale verminking uitgelegd en dit tijdens de zwangerschap, tijdens de bevalling en na de bevalling. Tot slot wordt er vermeld dat reïnfibulatie in België verboden is. Deze richtlijnen zouden bij het Ministerie van
381
Vraag om uitleg, Sabine de Bethune, Over vrouwelijke genitale verminking (nr. 3-1328), 02-02-2006 (online), http://www.cdenvsenaat.be/index.php?id=43&nid=1494&zkt=genitale%20verminking (12 mei 2007). 382 Het Federaal Impulsfonds voor Migranten subsidieert jaarlijks vernieuwende projecten die de maatschappelijke integratie van personen van vreemde origine bevorderen, discriminatie voorkomen en de interculturele dialoog bevorderen. BrusselDirect Januari 2006 – extra nummer (online), http://www.bop.vgc.be/brusseldirect/2006-01extra.html (16 mei 2007). 383 F. Richard et al., Guide technique pour les professionnels de la santé. Mutilations génitales féminines conduite à tenir à l‟accouchement.
130
Volksgezondheid binnengebracht geweest zijn, opdat zij die richtlijnen zouden verspreiden, wat echter niet gebeurd is. (zie supra) In het interview met mevrouw Leye384 heeft zij een korte vergelijking gemaakt tussen de G.A.M.S. en het Pharos. Het grote verschil is dat het Pharos door de overheid is aangeduid als Focal Point Meisjesbesnijdenis, en verder werken zij ook op meerdere thema‟s dan alleen meisjesbesnijdenis, zij zijn immers een landelijk kenniscentrum voor vluchtelingen en gezondheid. Ze werken met meer personeel, en werken ook op politiek vlak. De G.A.M.S. echter is een „community based organisation‟, zegt mevrouw Leye, een organisatie die werkt met Afrikanen voor Afrikanen. Zij werken erg gericht, bijvoorbeeld door het informeren van mensen, organiseren van kookuurtjes om zo over allerlei dingen te kunnen praten. Het nadeel aan de G.A.M.S. is dat zij erg Franstalig werken, wat ze zelf ook beseffen want zij uiten de nood aan Nederlandstalige medewerkers.
384
Zie interview met mevrouw Leye.
131
5.2.4. Conclusie Op het terrein van de preventie moet België nog veel verrichten. In 2000 hebben G.A.M.S. en Professor Amy (van de Universiteit van Brussel) technisch-medische richtlijnen opgesteld, maar deze werden niet verspreid. Momenteel bestaat er dus geen handleiding waarop gynaecologen of artsen zich kunnen baseren indien ze in aanraking komen met een geïnfibuleerde vrouw. In een onderzoek dat werd verricht door het ICRH naar de kennis, attitude en praktijk van de Vlaamse gynaecologen bleek dat deze gynaecologen te weinig kennis bezitten over vrouwelijke genitale verminking. Zo weten zij onvoldoende wat de wetgeving precies verbiedt en wat niet. Ook komt vrouwelijke genitale verminking te weinig aan bod in hun opleiding, en zij bezitten eveneens niet over de nodige richtlijnen die uitleggen wat de gynaecologen moeten doen indien ze in contact komen met vrouwen die genitaal verminkt werden. Ook zijn er te weinig gynaecologen die beseffen dat zij een preventieve functie kunnen uitvoeren. Zo is er maar slechts een gering aantal die wil voorkomen dat de vrouwen hun dochter(s) zullen besnijden. Er is kortom nog veel werk om deze gynaecologen te informeren over vrouwelijke genitale verminking. Er is nood aan vormingen voor deze beroepsgroep, en ook voor andere sectoren zodat zij zich bewust zijn van de preventieve functie die zij kunnen uitvoeren. Over de andere beroepssectoren is er weinig informatie beschikbaar, wat geen goed teken is. De G.A.M.S. is een centrum dat actief is in België om vrouwelijke genitale verminking te bestrijden en te voorkomen. Zij informeren zowel de risicogroep zelf als de betrokken sectoren door middel van brochures, richtlijnen, … Het nadeel echter is dat dit centrum vooral Franstalig werkt. In dit centrum komen momenteel zo een 170 vrouwen aan wie G.A.M.S. hulp aanbiedt. Wanneer een vrouw zich aanmeldt, maakt G.A.M.S. duidelijk dat deze vrouw haar dochter(s) niet mag laten besnijden. Tevens moet ze een engagement aangaan met de groep, en ze moet opzoek gaan naar werk. Dit zijn de drie kernpunten van G.A.M.S. Om te controleren dat de vrouw haar kind niet zal besnijden, gaat er een arts elk jaar deze kinderen bezoeken om een genitale screening te doen. In de G.A.M.S. worden verscheidene activiteiten georganiseerd voor deze vrouwen. Bijvoorbeeld het dagelijks onthaal, cursus alfabetisering (in het Frans), functiegerichte cursus informatica, het geven van informatie, het naaiatelier, huiswerkschool voor kinderen uit de lagere school, groepsgesprekken, …
132
De G.A.M.S. geeft naast deze activiteiten ook vormingen aan bijvoorbeeld de politie, Fedasil, juristen, het Klein Kasteeltje, … De G.A.M.S. ontvangt subsidies van verschillende instanties, bijvoorbeeld van het Fonds Houtman en het Fonds Johnson & Johnson. Het probleem met de G.A.M.S. is dat zij elk jaar opnieuw een project moeten indienen om subsidies te kunnen ontvangen, en dat zij nooit zeker zijn dat zij subsidies zullen ontvangen. Door het nationale actieplan zou hier verandering in kunnen komen, omdat een van de voorstellen is dat de G.A.M.S. elk jaar automatisch subsidies zou kunnen ontvangen. In België is het nodig dat de betrokken sectoren meer geïnformeerd worden, en vormingen krijgen om zo goed mogelijk om te gaan met de problematiek van vrouwelijke genitale verminking. Verder zou de G.A.M.S. automatische subsidies moeten krijgen, en zouden zij zich meer op de Vlaamse kant van België moeten richten. Kortom er is nog veel werk voor de boeg, en ook hier ligt een grote verantwoordelijkheid bij de politiek.
133
5.3. Vergelijking preventieve beleid in Nederland en België We kunnen stellen dat het politieke beleid van beide landen zich vertaalt in de preventie. Nederland staat al veel verder in zijn strijd tegen vrouwelijke genitale verminking dan België. Als we kijken naar de medische sector zien we dat in Nederland publicaties, namelijk „Standpunt Genitale Verminking‟ en „Meldcode Kindermishandeling‟, werden ontwikkeld voor gynaecologen en huisartsen om deze beroepsgroepen te helpen indien zij geconfronteerd worden met vrouwen die genitaal verminkt werden. Ook krijgen gynaecologen workshops, symposia en trainingen aangeboden. Huisartsen worden minder met deze problematiek geconfronteerd en zijn hier ook minder enthousiast over. Jeugdartsen en verpleegkundigen worden in Nederland vaak geconfronteerd met deze problematiek, maar uiten dat ze hier te weinig kennis over bezitten om goed preventief op te treden. Wel zijn zij enthousiast om hierover bij te leren. In België zijn de technisch-medische richtlijnen opgesteld door het G.AM.S. in samenwerking met de Universiteit van Brussel, namelijk met Professor Amy, niet bekend. Deze richtlijnen werden niet verspreid. Er bestaat in België momenteel geen nationaal gecoördineerde richtlijnen voor wat gynaecologen of huisartsen dienen te doen indien ze geconfronteerd worden met een vrouw die genitaal verminkt werd. Er is te weinig kennis bij gynaecologen over de wetgeving, over reïnfibulatie, … Ook tussen het Pharos en de G.A.M.S. zijn er grote verschillen merkbaar. Het Pharos werd door de overheid aangeduid om vrouwelijke genitale verminking te bestrijden, terwijl de G.A.M.S. bijvoorbeeld elk jaar een project moet indienen om subsidies te verkrijgen. Verder is de G.A.M.S. een organisatie van Afrikanen voor Afrikanen, zij werken erg gericht. Ze informeren mensen op basis van het geven van kookuurtjes bijvoorbeeld. Wel geven zij ook vormingen aan Fedasil, politie,… maar deze vormingen zijn erg Franstalig gericht. Pharos, die zich enkel op de Somalische doelgroep richt, werkt daarentegen via een meerjarenprogramma (2006-2009) en voert taken uit zoals: voorlichtingen geven, lesmaterialen ontwikkelen, vertrouwenspersonen opleiden, klankbordgroepen oprichten, lezingen geven, publicaties ontwikkelen, No Game ondersteunen, … We kunnen hieruit concluderen dat het politieke klimaat de uitgebreidheid van de preventie mee bepaald, en dat er dringend nood is aan meer nationaal gecoördineerde initiatieven en programma‟s in België.
134
6. Algemeen besluit De vraag die in deze verhandeling centraal stond, handelde over het politiek beleid Nederland en België inzake vrouwelijke genitale verminking. Deze vraag heb ik gesteld omdat door de immigratiestroom zowel Nederland als België met deze problematiek geconfronteerd wordt. Voor mij is vrouwelijke genitale verminking een praktijk die ingaat tegen de mensenrechten, en daarom vind ik het nodig dat de politieke wereld hier tegen optreedt, vandaar mijn onderzoeksvraag. Om deze vraag uit te spitten, heb ik in mijn tweede hoofdstuk nader willen verklaren wat vrouwelijke genitale verminking inhoudt. De World Health Organization hanteert de term Female Genital Mutilation en wil daarmee duidelijk uitstralen dat dit gebruik tegen de mensenrechten ingaat, terwijl Unicef de term Female Genital Mutilation/Cutting gebruikt om beide culturen te respecteren. De World Health Organization heeft vrouwelijke genitale verminking opgedeeld in vier types, namelijk clitoridectomie, excisie, infibulatie en de niet geclassificeerde types (bijvoorbeeld prikken of piercen van de clitoris). Deze verminking kan uitgevoerd worden met verscheidene instrumenten, bijvoorbeeld een schaar, een scheermesje, een mes, een stuk glas, en gebeurt vaak in onhygiënische omstandigheden. Indien de verminking met een schaar wordt toegebracht wordt deze niet altijd schoongemaakt waardoor ziektes gemakkelijk kunnen verspreid worden. Deze verminkingen kunnen dan ook zware lichamelijke (bijvoorbeeld: chronische infecties, schade aan de nieren, onvruchtbaarheid, infecties van het bekken) en psychologische (bijvoorbeeld: angst, verschrikking, vernedering, verraad) littekens tot gevolg hebben. Vrouwelijke genitale verminking, waarvan de herkomst niet duidelijk is, wordt in 28 Afrikaanse landen, Azië en het Nabije Oosten uitgevoerd. Over cijfers in Azië en het Nabije Oosten is weinig bekend, terwijl in Djibouti, Eritrea, Ethiopië, Mali, Soedan en Somalië (meer dan) negentig procent van de meisjes besneden wordt. Tot slot zijn de redenen waarom vrouwelijke genitale verminking wordt uitgevoerd divers. De volgende redenen zijn de belangrijkste, namelijk vanuit traditionele en etnische overwegingen; religieuze redenen; hygiëne, esthetica en gezondheid; sociaal-culturele redenen; economische redenen en tot slot gender-gerelateerde factoren. Na deze inleidende woorden over wat vrouwelijke genitale verminking inhoudt, ben ik in deze verhandeling verder gegaan met het wettelijk kader in Nederland en België te bespreken. Dit hoofdstuk heb ik geschreven omdat een wet het begin is van de preventie, maar dit mag niet het einde zijn. In dit derde deel ben ik voor beide buurlanden nagegaan welke wetten zij hebben om vrouwelijke genitale verminking te bestrijden. Hoewel dit 135
wettelijk kader aanwezig is, hebben er in beide landen nog geen veroordelingen of vervolgingen plaatsgevonden. In Nederland en België is vrouwelijke genitale verminking verboden door de grondwet. Voor Nederland is dit op basis van artikels één, zes en elf van de Grondwet voor het Koninkrijk der Nederlanden. Deze artikels vermelden dat discriminatie op grond van het geslacht niet is toegestaan, dat ieder vrij zijn godsdienst of levensovertuiging mag beleven, maar indien er rechten worden overtreden de grondwet hiertegen kan optreden, en tenslotte dat eenieder het recht heeft van onaantastbaarheid van het eigen lichaam. Aldus ziet de Grondwet voor het Koninkrijk der Nederlanden vrouwelijke genitale verminking als een inbreuk op deze grondwet, omdat deze praktijk de artikels één, zes en elf overtreedt. In de Belgische Grondwet is vrouwelijke genitale verminking eveneens verboden op basis van de artikels 10 en 22bis. Deze artikels zeggen dat de gelijkheid van mannen en vrouwen is gewaarborgd en dat elk kind het recht heeft op de eerbiediging van zijn morele, lichamelijke, geestelijke en seksuele integriteit. Het verschil tussen deze twee grondwetten is dat de Belgische Grondwet expliciet vermeld dat de morele, lichamelijke, geestelijke en seksuele integriteit van „elk kind‟ moet gerespecteerd worden, terwijl de Grondwet voor het Koninkrijk der Nederlanden dit slechts impliciet vermeldt door het woord „ieder‟ te gebruiken, waar ook kinderen onder vallen. De reden waarom de Belgische Grondwet het kind (artikel 22bis) expliciet vermeld is naar aanleiding van de Dutroux-affaire. De Nationale Commissie tegen Seksuele Uitbuiting van Kinderen, die werd opgericht na de Dutrouxaffaire, heeft dit artikel 22bis als aanbeveling gelanceerd. Op het niveau van de strafbaarstelling kennen Nederland en België enkele verschillen en gelijkenissen. Het grootste verschil is dat Nederland geen aparte strafbaarstelling kent, vrouwelijke genitale verminking valt onder een specifieke vorm van (kinder)mishandeling volgens artikel 300 lid 4 van het Wetboek van Strafrecht. In tegenstelling tot België die wel een aparte strafbaarstelling kent, mede door de Dutroux-affaire, namelijk in artikel 409 van het Strafwetboek. Er gaan in beide landen stemmen op die kritiek geven op hun strafbaarstelling. Zo werden er in Nederland discussies gevoerd voor een specifieke strafbaarstelling, en in België waarom er een specifieke strafbaarstelling bestaat. De voornaamste redenen waarom Nederland geen specifieke strafbaarstelling wenst in te voeren, zijn onder andere dat het huidige strafrecht voldoende mogelijkheden biedt om vrouwelijke genitale verminking strafbaar te stellen, en ten tweede zou deze specifieke strafbaarstelling slechts een symbolische wetgeving zijn. De redenen waarom België deze specifieke strafbaarstelling wél heeft ingevoerd zijn ten eerste dat er zo gehoor gegeven werd aan de 136
oproep van de internationale rechtsgemeenschap om over te gaan tot zulk een strafbaarstelling. Ten tweede omdat vrouwelijke genitale verminking zo op een ondubbelzinnige wijze als verminking strafbaar zou kunnen gesteld worden. En tot slot omdat deze aparte strafbaarstelling een belangrijke symbolische en levensbeschouwelijke visie uitstraalt, die een duidelijk signaal zou geven aan de betrokkenen in de hoop dat er zo een mentaliteitswijziging zou kunnen doorgevoerd worden. De wetgeving van de lage landen kent ook verschillende gelijkenissen, zo kennen beide landen geen dubbele standaard. Dit wil zeggen dat indien een meisje of vrouw in het buitenland besneden wordt, deze daad ook strafbaar is. De Belgische wetgeving zegt wel dat het meisje of vrouw in België moet wonen, terwijl het in Nederland voldoende is dat het feit zelf van mededaderschap, uitlokking of medeplichtigheid in Nederland zelf heeft plaatsgevonden ongeacht nationaliteit, woon-of verblijfplaats. In beide landen bestaat er een meldrecht waarop de medische sector zich kan beroepen. Volgens de Wet op de jeugdhulpverlening kan bijvoorbeeld een arts indien hij het vermoeden heeft dat een meisje besneden zal worden, dit vermoeden melden aan het Adviesen Meldpunt Kindermishandeling. In België kan dit volgens het Wetboek van Strafvordering, en kan de arts dit melden aan de procureurs des Konings. Tot slot kan de kinderrechter in beide landen de voogdij van de ouders ontnemen indien het meisje een ernstig risico loopt om besneden te worden. Voor Nederland kan dit op basis van het Burgerlijk Wetboek en in België volgens de Jeugdbeschermingswet. Vanuit het wettelijk kader, dat als beginpunt moet aanzien worden, wilde ik een link maken naar het politieke beleid van Nederland en België. Het is aldus duidelijk dat vrouwelijke genitale verminking zowel volgens de grondwet als volgens de wetgeving strafbaar gesteld is in beide landen. Vanuit deze optiek wilde ik bestuderen of het politieke beleid deze wetgeving als begin- en sluitstuk hanteert. Vandaar ook mijn onderzoeksvraag, namelijk welke vorm van beleid voeren deze landen, is dit een preventief of een repressief beleid? Dit hoofdstuk was een moeilijk te bewandelen weg, omdat hieraan veel opzoekingwerk is aan vooraf gegaan, en zeker wat het Belgische politiek beleid betreft. Voor dit onderdeel heb ik een geschiedenisschets gemaakt waarin naar voor komt welke maatregelen beide landen reeds hebben ondernomen. Nederland werd voor het eerst met de problematiek omtrent vrouwelijke genitale verminking geconfronteerd door de immigratiestroom die plaats vond eind jaren tachtig. De Nederlandse politiek voert een preventief beleid inzake vrouwelijke genitale verminking. Er kan en moet nog veel gebeuren op politiek gebied inzake vrouwelijke genitale verminking, 137
maar in Nederland bestaat er reeds een aantal jaren een debatcultuur over deze praktijk in de politiek. Deze debatcultuur kent België, volgens mij, nog niet, en hopelijk komt deze er snel. België moet nog stappen ondernemen om zijn preventiebeleid verder uit te bouwen. De eerste tekenen van zulk een beleid zijn sinds kort aanwezig door het Nationaal Actieplan. Maar voorlopig heeft de Belgische politieke wereld nog geen maatregelen ondernomen om deze problematiek te bestrijden en te voorkomen. Zoals eerder vermeld, bestaat er in Nederland een debatcultuur omtrent vrouwelijke genitale verminking. Zo heeft de Nederlandse politiek reeds verschillende onderzoeken laten uitvoeren om de problematiek in kaart te brengen, en om preventiemaatregelen te ontwikkelen. Van de voorstellen die de onderzoekers gedaan hebben, heeft de regering er verscheidene overgenomen, bijvoorbeeld het versterken van de signalering, de preventieve rol van de jeugdgezondheidszorg, gerichte voorlichtingsactiviteiten, extra inzet op deskundigheidsbevordering. Naast deze onderzoeken werden ook er concrete acties ondernomen. Zo heeft het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport Pharos als het landelijk kenniscentrum aangeduid om vrouwelijke genitale verminking te bestrijden en te voorkomen. Pharos zal zich vooral richten op de sensibilisering van de risicogroep en van de betrokken professionals. Verder stond vrouwelijke genitale verminking op verscheidene agenda‟s, het thema wordt bijvoorbeeld mee opgenomen in het Emancipatiebeleid en het Integratiebeleid Etnische Minderheden. In 2005 heeft het kabinet bekend gemaakt dat ze drie miljoen euro extra uitgeeft om een proefproject, dat in zes gemeenten vrouwelijke genitale verminking op de kaart zal zetten, te ondersteunen. Deze projecten doen aan preventie, informeren en sensibilisering van de risicogroep zelf, maar ook van de medische, sociale, juridische,… sector die door de overheid worden gesubsidieerd. Ook werden er in de Tweede Kamer der Staten-Generaal discussies gevoerd inzake vrouwelijke genitale verminking, namelijk over een specifieke strafbaarstelling, over de asielprocedure, over de eis van de dubbele strafbaarheid, … Over deze situatie in Nederland kan België enkel dromen vermits de problematiek omtrent vrouwelijke genitale verminking niet echt leeft in het Belgische politieke landschap. Om de Belgische situatie te schetsen heb ik mij vooral moeten baseren op interviews, mails en op de verschillende mondelinge en schriftelijke vragen en interpellaties die gesteld werden aan de ministers. Deze vragen en interpellaties heb ik opgezocht voor de Kamer van Volksvertegenwoordigers, de Senaat, het Vlaams Parlement, de Franse Gemeenschap, het Waals Gewest, het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en tot slot vanuit de Duitstalige 138
Gemeenschap. De vragen die ik heb teruggevonden handelen vaak over statistieken naar de omvang van vrouwelijke genitale verminking, of er reeds initiatieven werden ondernomen, hoe de bestaande verenigingen worden ondersteund. Over de werking van de huidige wetgeving en of er reeds vervolgingen hebben plaatsgevonden, … Er wordt dus voornamelijk gediscussieerd, maar niets concreet ondernomen. In 2006 werd een werkgroep, vanuit het Nationaal Actieplan, opgericht die verscheidene voorstellen heeft uitgewerkt om vrouwelijke genitale verminking op verschillende niveaus te bestrijden en te voorkomen. Dit Nationaal Actieplan ter bestrijding van vrouwelijke genitale verminking vindt plaats onder leiding van Staatssecretaris Gisèle Mandaila. Ik heb over dit plan meer informatie verkregen via interviews, namelijk met mevrouw Leye en mevrouw Fraiteur. De voorstellen die in dit plan naar voor gebracht worden, hebben vooral betrekking op de wetgeving, kennis en opleiding van de daders, gezondheid en tot slot op acties op internationaal niveau. Dit plan loopt echter vertraging op, en de voorstellen die werden aangehaald zullen waarschijnlijk niet in de huidige legislatuur goedgekeurd kunnen worden. Het is maar de vraag of dit actieplan na de legislatuur weer van onder het stof zal gehaald worden… We kunnen aldus zeggen dat Nederland in vergelijking met België een preventief beleid voert. Beide landen hebben nog veel werk voor de boeg, maar we kunnen stellen dat Nederland zich meer richt op preventie, waar België in hetzelfde zwembadje trappelt. In mijn laatste hoofdstuk wilde ik nagaan hoe het politieke beleid zich weerspiegelt op de hulpverlening. Staat Nederland ook verder op het gebied van de hulpverlening? Het antwoord op deze vraag is inderdaad „ja‟. Omdat Nederland meer nationaal gecoördineerde initiatieven kent, zal ook de hulpverlening beter georganiseerd zijn. In dit hoofdstuk heb ik een onderscheid gemaakt tussen enerzijds de medische sector en anderzijds voor Nederland het Pharos, en voor België de G.A.M.S. In de medische sector kwam duidelijk naar voor dat Nederland meer werk heeft geleverd op het gebied van preventie, sensibiliseren en informeren van de risicogroep. Zo werd er een „Standpunt Genitale Verminking‟ en „Meldcode Kindermishandeling‟ voor gynaecologen ontwikkelt. Deze publicaties zijn een leidraad voor een professionele handelwijze indien deze beroepsgroepen geconfronteerd worden met vrouwelijke genitale verminking. Door deze publicaties is het de bedoeling dat bijvoorbeeld gynaecologen vrouwelijke genitale verminking bespreekbaar kunnen maken bij hun patiënten, dat ze hen adequaat kunnen behandelen tijdens hun zwangerschap en bevalling, en dat ze een mogelijke besnijdenis van geboren meisjes kunnen voorkomen. In de „Meldcode Kindermishandeling‟ 139
staat vermeld dat indien een gynaecologe een concreet vermoeden heeft dat er een besnijdenis zal plaatsvinden, ze dit vermoeden kan melden aan het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling. In de praktijk echter zal zo een melding niet snel overgemaakt worden aan het Avies- en Meldpunt Kindermishandeling. De gynaecologe zal dit vermoeden eerder bespreken met naaste collega‟s. Huisartsen worden in Nederland veel minder geconfronteerd met vrouwelijke genitale verminking, en hebben niet de neiging om dit bespreekbaar te maken. Wel worden zij geconfronteerd met lichamelijke klachten die het gevolg zijn van een genitale verminking, maar zij bezitten niet steeds de juiste kennis om de lichamelijke klacht te linken aan een vrouwelijke genitale verminking. De „Meldcode Kindermishandeling‟ bij de gynaecologen, wordt ook gebruikt door artsen. Jeugdartsen en verpleegkundigen komen veel in contact met meisjes en ouders uit de risicogroep. Zij willen meer over dit thema te weten komen, omdat zij vinden dat hier onvoldoende over weten. De laatste jaren worden er vaker workshops, symposia en trainingen gehouden. In België werd er in 2000 een technisch-medische handleiding ontwikkeld door de G.A.M.S. in samenwerking met de Universiteit van Brussel, namelijk Professor Amy. Deze richtlijnen gaan over hoe een gynaecologe een geïnfibuleerde vrouw kan helpen bij haar zwangerschap en bevalling. Deze richtlijnen werden echter niet verspreid. Dus momenteel zijn er geen richtlijnen voor de medische sector beschikbaar. Wel zou de G.A.M.S. momenteel aan nieuwe richtlijnen aan het werken zijn. In een onderzoek, uitgevoerd door het International Centre for Reproductive Health, dat werd verricht naar de kennis, attitude en praktijk van de Vlaamse gynaecologen blijkt dat gynaecologen te weinig op de hoogte zijn van de problematiek omtrent vrouwelijke genitale verminking. Zo is de wetgeving niet goed gekend, zeker wat reïnfibulatie betreft. Voor de rest komt vrouwelijke genitale verminking te weinig aan bod in de opleidingen, en de meeste gynaecologen beschikken niet over richtlijnen over wat te doen indien ze bijvoorbeeld met een geïnfibuleerde vrouw in contact komen. Er is slechts een gering aantal gynaecologen die vrouwen vanuit de risicogroep proberen te overtuigen om hun dochter niet te laten besnijden. Op dit vlak is er nog veel werk te doen om de gynaecologen, maar ook arsten, verpleegkundigen,… te informeren en sensibiliseren over deze praktijk. Wel geven Marleen Temmerman en Jean-Jacques Amy, beiden gynaecoloog, vormingsdagen aan deze beroepsgroep. Deze zijn immers individuele initiatieven, er is hier een belangrijke taak voor de politiek weggelegd, namelijk initiatieven en maatregelen op poot zetten die nationaal gecoördineerd zijn. 140
Tot slot kennen we in Nederland het Pharos, en in België de G.A.M.S. Het grootste verschil tussen deze twee centra is dat het Pharos door de overheid werd aangeduid als landelijk kenniscentrum om vrouwelijke genitale verminking te voorkomen en te bestrijden. Dit terwijl de G.A.M.S. elk jaar een project moet indien om subsidies te kunnen verkrijgen. Wel zijn er kritieken op het Pharos, zo richten zij zich enkel op de Somalische doelgroep, en zouden zij te weinig bekendheid hebben bij de medische sector. De G.A.M.S. werkt voornamelijk Franstalig en doet op een andere manier aan preventie dan het Pharos. De G.A.M.S. zal vrouwen informeren en sensibiliseren door het organiseren van kookuurtjes, door lessen in het Frans te organiseren om deze vrouwen te alfabetiseren, … Het Pharos zal ook informeren en sensibiliseren maar zij werken ten eerste met meer personeel en werken meer op politiek niveau. We kunnen aldus stellen dat het politieke beleid zich weerspiegelt in de hulpverlening. Het is duidelijk dat er in Nederland betere richtlijnen werden ontwikkeld, en dat het Pharos op een breder niveau werkt dan bijvoorbeeld de G.A.M.S. In België wordt er aan preventie en sensibilisering gedaan, maar deze taken zijn vooral een individuele aangelegenheid, terwijl bijvoorbeeld de G.A.M.S. duidelijk door de overheid wordt ondersteund om zowel de risicogroep als de medische, sociale, juridische, … sector te sensibiliseren en informeren over vrouwelijke genitale verminking. Ik wil de Nederlandse situatie niet ophemelen, want ook in dit land moet er nog verder gestreden worden om deze problematiek verder te bestrijden, maar in vergelijking tot België staat Nederland mijlenver voor. Er moet in beide landen meer campagne gevoerd worden omtrent deze problematiek, maar België moet dringend eens wakker schieten. Hopelijk zorgt het Nationaal Actieplan ter bestrijding van genitale verminking voor deze nieuwe wind in België.
Ik heb deze verhandeling geschreven vanuit een concreet denkkader, en heb mij niet zozeer gebaseerd op de ethische aspecten van vrouwelijke genitale verminking. Hier kan wel verder onderzoek naar gebeuren. Zo kan vrouwelijke genitale verminking bekeken worden vanuit het debat van het multiculturalisme, meer specifiek of multiculturalisme en feminisme samen kunnen gaan. Hierover bestaat interessante literatuur, onder andere van Susan Okin, Will Kymlicka, Dennis Altman, Odile Verhaar, Sawitri Saharso, Gily Coene, Chia Longman, etc. Ik heb mij niet ingelaten in deze discussie omdat het doel van mijn verhandeling was om het politieke beleid inzake vrouwelijke genitale verminking op een concrete manier te beschrijven. Deze keuze heb ik gemaakt omdat ik door het zien van de documentaire „The Day I Will Never Forget‟ aangegrepen werd door de praktijk van vrouwelijke genitale 141
verminking. Vanuit deze ervaring, wilde ik bekijken of deze praktijk ook voorkwam in Nederland en België en welke politieke maatregelen zij ondernemen om deze praktijk te voorkomen en te bestrijden. Ik heb mij gebaseerd op het politieke landschap, omdat ik geïnteresseerd ben in dit orgaan, en omdat de politiek de functie bij uitstek is die deze praktijk kan bestrijden. Deze verhandeling is een zoektocht geweest. Waar het in het begin ging om een tasten in het duister, omdat ik eigenlijk niets over deze praktijk kende, ben ik er nu van overtuigd dat ik de problematiek in haar politiek kader begrijp, en vanuit deze kennis wil ik, en hopelijk zal dit ooit mogelijk zijn, deze problematiek mee bestrijden. Ik wil deze praktijk bestrijden omdat het een vrouwonderdrukkende handeling is die ingaat tegen de mensenrechten. Aldus wil ik een voorvechtster zijn voor de vrouwenrechten en seksualiteit in het algemeen. Ik vind dat deze verhandeling mij een heldere kijk heeft gegeven op het politieke kader. Met deze heldere kijk bedoel ik dat ik geconfronteerd werd met bijvoorbeeld de economische afwegingen van subsidies. Dit was iets dat je in theorie wel inziet en begrijpt, maar wanneer je er in de praktijk mee geconfronteerd wordt, dringt dit des te harder door. Deze verhandeling was een lange en moeilijke weg, maar heel leerrijk, en hopelijk mogen er nog veel vorderingen inzake de bestrijding van vrouwelijke genitale verminking volgen.
142
7. Bijlagen Bijlage 1: Termen om vrouwelijke genitale verminking te beschrijven
143
144
Bijlage 2: Wetboek van Strafrecht: Titel XX. Mishandeling
Titel XX. Mishandeling
Artikel 300 1. Mishandeling wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste drie jaren of geldboete van de vierde categorie. 2. Indien het feit zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft, wordt de schuldige gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vier jaren of geldboete van de vierde categorie. 3. Indien het feit de dood ten gevolge heeft, wordt hij gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren of geldboete van de vierde categorie. 4. Met mishandeling wordt gelijkgesteld opzettelijke benadeling van de gezondheid. 5. Poging tot dit misdrijf is niet strafbaar.
Artikel 301 1. Mishandeling gepleegd met voorbedachten rade wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vier jaren of geldboete van de vierde categorie. 2. Indien het feit zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft, wordt de schuldige gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren of geldboete van de vierde categorie. 3. Indien het feit de dood ten gevolge heeft, wordt hij gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste negen jaren of geldboete van de vijfde categorie.
Artikel 302 1. Hij die aan een ander opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toebrengt, wordt, als schuldig aan zware mishandeling, gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste acht jaren of geldboete van de vijfde categorie. 2. Indien het feit de dood ten gevolge heeft, wordt de schuldige gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste tien jaren of geldboete van de vijfde categorie.
Artikel 303 1. Zware mishandeling gepleegd met voorbedachten rade wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste twaalf jaren of geldboete van de vijfde categorie.
145
2. Indien het feit de dood ten gevolge heeft, wordt de schuldige gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vijftien jaren of geldboete van de vijfde categorie.
Artikel 304 De in de artikelen 300-303 bepaalde gevangenisstraffen kunnen met een derde worden verhoogd: 1°. ten aanzien van de schuldige die het misdrijf begaat tegen zijn moeder, zijn vader tot wie hij in familierechtelijke betrekking staat, zijn echtgenoot, zijn levensgezel of zijn kind; 2°. indien het misdrijf wordt gepleegd tegen een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening; 3°. indien het misdrijf wordt gepleegd door toediening van voor het leven of de gezondheid schadelijke stoffen.
Artikel 304a Indien een misdrijf, strafbaar gesteld in artikel 302 of 303, is begaan met een terroristisch oogmerk, wordt de in dat artikel bepaalde tijdelijke gevangenisstraf met de helft verhoogd en wordt, indien op het misdrijf een tijdelijke gevangenisstraf van ten hoogste vijftien jaren is gesteld, levenslange gevangenisstraf of tijdelijke van ten hoogste dertig jaren opgelegd.
Artikel 304b 1. De samenspanning tot het in artikel 303 omschreven misdrijf, te begaan met een terroristisch oogmerk, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste tien jaren of geldboete van de vijfde categorie. 2. Artikel 96, tweede lid, is van overeenkomstige toepassing.
Artikel 305 Bij veroordeling wegens een der in de artikelen 301 en 303 omschreven misdrijven kan ontzetting van de in artikel 28, eerste lid, onder 1°, 2° en 4°, vermelde rechten worden uitgesproken.
Artikel 306 Zij die opzettelijk deelnemen aan een aanval of vechterij waarin onderscheiden personen zijn gewikkeld, worden, behoudens ieders verantwoordelijkheid voor de bijzondere door hem bedreven feiten, gestraft: 146
1°. met gevangenisstraf van ten hoogste twee jaren of geldboete van de vierde categorie, indien de aanval of vechterij alleen zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft; 2°. met gevangenisstraf van ten hoogste drie jaren of geldboete van de vierde categorie, indien de aanval of vechterij iemands dood ten gevolge heeft.
147
Bijlage 3: Wetboek van Strafrecht: Titel V. Deelneming aan strafbare feiten (artikel 47 en 48)
Titel V. Deelneming aan strafbare feiten
Artikel 47 1. Als daders van een strafbaar feit worden gestraft: 1°. zij die het feit plegen, doen plegen of medeplegen; 2°. zij die door giften, beloften, misbruik van gezag, geweld, bedreiging, of misleiding of door het verschaffen van gelegenheid, middelen of inlichtingen het feit opzettelijk uitlokken. 2. Ten aanzien van de laatsten komen alleen die handelingen in aanmerking die zij opzettelijk hebben uitgelokt, benevens hun gevolgen.
Artikel 48 Als medeplichtigen van een misdrijf worden gestraft: 1°. zij die opzettelijk behulpzaam zijn bij het plegen van het misdrijf; 2°. zij die opzettelijk gelegenheid, middelen of inlichtingen verschaffen tot het plegen van het misdrijf.
148
Bijlage 4: Wetboek van Strafrecht: Titel V. Deelneming aan strafbare feiten (artikel 49)
Artikel 49 1. Het maximum van de hoofdstraffen op het misdrijf gesteld wordt bij medeplichtigheid met een derde verminderd. 2. Geldt het een misdrijf waarop levenslange gevangenisstraf is gesteld, dan wordt gevangenisstraf opgelegd van ten hoogste twintig jaren. 3. De bijkomende straffen zijn voor medeplichtigheid dezelfde als voor het misdrijf zelf. 4. Bij het bepalen van de straf komen alleen die handelingen in aanmerking die de medeplichtige opzettelijk heeft gemakkelijk gemaakt of bevorderd, benevens hun gevolgen.
149
Bijlage 5: Wetboek van Strafrecht: Artikel 436 lid 1
Artikel 436 1. Hij die, niet toegelaten tot de uitoefening van een beroep waartoe de wet een toelating vordert, buiten noodzaak dat beroep uitoefent, wordt gestraft met geldboete van de tweede categorie.
150
Bijlage 6: Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg: Titel X. Strafbepalingen
Hoofdstuk X. Strafbepalingen.
Artikel 96 1. Degene die, hetzij niet ingeschreven staande in een register, hetzij wel in een register ingeschreven staande doch bij het verrichten van handelingen op het gebied van de individuele gezondheidszorg kennelijk
tredende buiten de
grenzen van hetgeen
overeenkomstig hoofdstuk III tot zijn gebied van deskundigheid wordt gerekend, bij het verrichten van handelingen op het gebied van de individuele gezondheidszorg buiten noodzaak schade of een aanmerkelijke kans op schade aan de gezondheid van een ander veroorzaakt, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste drie maanden of geldboete van de tweede categorie. 2. Indien de in het eerste lid bedoelde persoon weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat hij schade of een aanmerkelijke kans op schade aan de gezondheid van een ander veroorzaakt, wordt hij gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes maanden of geldboete van de derde categorie. 3. Bij veroordeling wegens een der in het eerste of tweede lid omschreven feiten kan de betrokkene tevens worden ontzet van het recht het betrokken beroep uit te oefenen. 4. Het in het eerste lid bepaalde geldt niet voor zover degene die een krachtens artikel 34, eerste lid, geregelde of aangewezen opleiding heeft voltooid bij het verrichten van de in het eerste lid bedoelde handelingen niet getreden is buiten de grenzen van hetgeen overeenkomstig het krachtens artikel 34, tweede lid, bepaalde tot zijn gebied van deskundigheid wordt gerekend.
151
Bijlage 7: Strafwetboek: Artikel 409
Artikel 409 § 1. Hij die eender welke vorm van verminking van de genitaliën van een persoon van het vrouwelijk geslacht uitvoert, vergemakkelijkt of bevordert, met of zonder haar toestemming, wordt gestraft met gevangenisstraf van drie jaar tot vijf jaar. De poging wordt gestraft met gevangenisstraf van acht dagen tot een jaar. § 2. Indien de verminking uitgevoerd wordt op een minderjarige of met een winstoogmerk, is de straf opsluiting van vijf jaar tot zeven jaar. § 3. Indien de verminking een ongeneeslijk lijkende ziekte of een blijvende arbeidsongeschiktheid heeft veroorzaakt, is de straf opsluiting van vijf jaar tot tien jaar. § 4. Wanneer de verminking zonder het oogmerk om te doden, toch de dood ten gevolge heeft, is de straf opsluiting van tien jaar tot vijftien jaar. § 5. Is de in § 1 bedoelde verminking op een minderjarige of een persoon die uit hoofde van zijn lichaams- of geestestoestand niet bij machte is om in zijn onderhoud te voorzien, uitgevoerd door zijn vader, moeder of andere bloedverwanten in de opgaande lijn, of door enige andere persoon die gezag heeft over de minderjarige of de onbekwame, of door een persoon die hen onder zijn bewaring heeft, of door een persoon die occasioneel of gewoonlijk samenwoont met het slachtoffer, dan wordt het minimum van de bij de §§ 1 tot 4 bepaalde straffen verdubbeld in geval van gevangenisstraf en met twee jaar verhoogd in geval van opsluiting.
152
Bijlage 8: Wetboek van Strafvordering: Artikels 372, 374, 375, 376, 377
Hoofdstuk V: Aanranding van de eerbaarheid en verkrachting.
Artikel 372 Elke aanranding van de eerbaarheid, zonder geweld of bedreiging gepleegd op de persoon of met behulp van de persoon van een kind van het mannelijke of vrouwelijke geslacht beneden de volle leeftijd van zestien jaar, wordt gestraft met opsluiting (van vijf jaar tot tien jaar). (De aanranding van de eerbaarheid, zonder geweld of bedreiging door een bloedverwant in de opgaande lijn of adoptant gepleegd op de persoon of met behulp van de persoon van een minderjarige, zelfs indien deze de volle leeftijd van zestien jaar heeft bereikt, maar niet ontvoogd is door het huwelijk, wordt gestraft met opsluiting van tien jaar tot vijftien jaar. Dezelfde straf wordt toegepast indien de schuldige hetzij de broer of de zus van het minderjarige slachtoffer is of ieder ander persoon die een soortgelijke positie heeft in het gezin, hetzij onverschillig welke persoon die gewoonlijk of occasioneel met het slachtoffer samenwoont en die over dat slachtoffer gezag heeft.)
Artikel 372bis. (Opgeheven)
Artikel 373 De aanranding van de eerbaarheid, met geweld of bedreiging gepleegd op personen van het mannelijke of vrouwelijke geslacht, wordt gestraft met gevangenisstraf van zes maanden tot vijf jaar. Wordt de aanranding gepleegd op de persoon van een minderjarige boven de volle leeftijd van zestien jaar, dan wordt de schuldige gestraft met opsluiting (van vijf jaar tot tien jaar). Is de minderjarige geen volle zestien jaar oud, dan is de straf (opsluiting) van tien jaar tot vijftien jaar.
Artikel 374 Aanranding bestaat, zodra er een begin van uitvoering is.
Artikel 375 153
(Verkrachting is elke daad van seksuele penetratie van welke aard en met welk middel ook, gepleegd
op
een
persoon
die
daar
niet
in
toestemt.
Toestemming is er met name niet wanneer de daad is opgedrongen door middel van geweld, dwang of list of mogelijk is gemaakt door een onvolwaardigheid of een lichamelijk of een geestelijk gebrek van het slachtoffer.) (Met opsluiting van vijf jaar tot tien jaar wordt gestraft ieder die de misdaad van verkrachting pleegt.) (Wordt de misdaad gepleegd op de persoon van een minderjarige boven de volle leeftijd van zestien jaar, dan wordt de schuldige gestraft met opsluiting van tien jaar tot vijftien jaar.) (Wordt de misdaad gepleegd op de persoon van een kind boven de volle leeftijd van veertien jaar en beneden die van zestien jaar, dan wordt de schuldige gestraft met opsluiting van vijftien jaar tot twintig jaar.) (Als verkrachting met behulp van geweld wordt beschouwd elke daad van seksuele penetratie, van welke aard en met welk middel ook, die gepleegd wordt op de persoon van een kind dat de volle leeftijd van veertien jaar niet heeft bereikt. In dat geval is de straf opsluiting van vijftien tot twintig jaar.) (De straf is opsluiting van twintig jaar tot dertig jaar, indien het kind geen volle tien jaar oud is.)
Artikel 376 Indien de verkrachting of de aanranding van de eerbaarheid de dood veroorzaakt van de persoon op wie zij is gepleegd, wordt de schuldige gestraft met (opsluiting van twintig jaar tot dertig jaar). (Indien de verkrachting of de aanranding van de eerbaarheid is voorafgegaan door of gepaard gegaan met de handelingen bedoeld in artikel 417ter , eerste lid, of opsluiting, wordt de schuldige gestraft met opsluiting van vijftien jaar tot twintig jaar.) Indien de verkrachting of de aanranding van de eerbaarheid gepleegd is op een persoon die ingevolge zwangerschap, een ziekte dan wel een lichamelijk of een geestelijk gebrek of onvolwaardigheid bijzonder kwetsbaar is, of onder bedreiging van een wapen of een op een wapen gelijkend voorwerp, wordt de schuldige gestraft met dwangarbeid van tien tot vijftien jaar.
154
Artikel 377 (Is de schuldige een bloedverwant in de opgaande lijn of adoptant; behoort hij tot degenen die over het slachtoffer gezag hebben; heeft hij misbruik gemaakt van het gezag of de faciliteiten die zijn functies hem verlenen; is hij een geneesheer, heelkundige, verloskundige of officier van gezondheid aan wie het kind ter verzorging was toevertrouwd; of is de schuldige, wie hij ook zij, in de gevallen van de artikelen 373, 375 en 376, door een of meer personen geholpen in de uitvoering van de misdaad of van het wanbedrijf; of is hij hetzij de broer of de zus van het minderjarige slachtoffer of ieder ander persoon die een gelijkaardige positie heeft in het gezin, hetzij onverschillig welke persoon die gewoonlijk of occasioneel met het slachtoffer samenwoont en die over dat slachtoffer gezag heeft, dan worden de straffen bepaald als volgt :) (In de gevallen van artikel 372, eerste lid, en van artikel 373, tweede lid, is de straf opsluiting van tien jaar tot vijftien jaar;) (In het geval van artikel 373, eerste lid, wordt het minimum van de gevangenisstraf verdubbeld; (In de gevallen van artikel 373, derde lid, 375, vierde lid, en 376, derde lid, bedraagt de opsluiting ten minste twaalf jaar;) In het geval van artikel 375, eerste lid, bedraagt de opsluiting ten minste zeven jaar; In de gevallen van (artikel 375, vijfde en zesde lid en van artikel 376, tweede lid) bedraagt de opsluiting ten minste zeventien jaar.) (...)
Artikel 377bis In de gevallen bepaald in dit hoofdstuk kan het minimum van de bij die artikelen bepaalde straffen worden verdubbeld in geval van gevangenisstraf en met twee jaar verhoogd in geval van opsluiting, wanneer een van de drijfveren van de misdaad of het wanbedrijf bestaat in de haat tegen, het misprijzen van of de vijandigheid tegen een persoon wegens diens zogenaamd ras, zijn huidskleur, zijn afkomst, zijn nationale of etnische afstamming, zijn geslacht, (zijn seksuele geaardheid), (zijn burgerlijke stand), zijn geboorte, zijn vermogen, zijn geloof of levensbeschouwing, een handicap of (een fysieke eigenschap).
155
Titel VIII: Misdaden en wanbedrijven tegen personen
Hoofdstuk I. Opzettelijk doden, opzettelijk toebrengen van lichamelijk letsel, foltering, onmenselijke behandeling en onterende behandeling.
Artikel 392 Opzettelijk worden genoemd het doden en het toebrengen van letsel met het oogmerk om een bepaald persoon of een persoon die zal worden aangetroffen of ontmoet, aan te randen, ook al was dit oogmerk afhankelijk van enige omstandigheid of van enige voorwaarde en zelfs al heeft de dader zich vergist omtrent de persoon die het slachtoffer van de aanranding is geworden.
Artikel 392bis Voor de toepassing van dit hoofdstuk worden met de woorden " vader ", " moeder ", " ouders " en " bloedverwant in opgaande lijn " ook de adoptanten en, in geval van adoptie en volle adoptie, ook de bloedverwanten in de opgaande lijn van de adoptanten bedoeld.
Afdeling I: Doodslag en verschillende soorten van doodslag
Artikel 393 Doden met het oogmerk om te doden wordt doodslag genoemd. Het wordt gestraft met (opsluiting van twintig jaar tot dertig jaar).
Artikel 394
Doodslag met voorbedachten rade wordt moord genoemd. Hij wordt gestraft met (levenslange opsluiting).
Artikel 396 Doodslag gepleegd op een kind bij de geboorte of dadelijk daarna, wordt kindermoord genoemd. Kindermoord wordt naar gelang van de omstandigheden gestraft als doodslag of als moord. (Leden 3 en 4 opgeheven) 156
Artikel 397 Vergiftiging wordt genoemd de doodslag gepleegd door middel van stoffen die min of meer snel de dood kunnen teweegbrengen, op welke wijze die stoffen ook aangewend of toegediend zijn. Zij wordt gestraft met (levenslange opsluiting).
Afdeling II: Opzettelijk doden, niet doodslag genoemd, en opzettelijk toebrengen van lichamelijk letsel
Artikel 398 Hij die opzettelijk verwondingen of slagen toebrengt, wordt gestraft met gevangenisstraf van acht dagen tot zes maanden en met geldboete van zesentwintig frank tot honderd frank of met een
van
die
straffen
alleen.
Ingeval de schuldige heeft gehandeld met voorbedachte rade, wordt hij veroordeeld tot gevangenisstraf van een maand tot een jaar en tot geldboete van vijftig frank tot tweehonderd frank.
Artikel 399 Indien de slagen of verwondingen een ziekte of ongeschiktheid tot het verrichten van persoonlijke arbeid ten gevolge hebben, wordt de schuldige gestraft met gevangenisstraf van twee maanden tot twee jaar en met geldboete van vijftig frank tot tweehonderd frank. De schuldige wordt gestraft met gevangenisstraf van zes maanden tot drie jaar en met geldboete van honderd frank tot vijfhonderd frank, indien hij met voorbedachten rade heeft gehandeld.
Artikel 400 De straf is gevangenisstraf van twee jaar tot vijf jaar en geldboete van tweehonderd frank tot vijfhonderd frank, indien de slagen of verwondingen, hetzij een ongeneeslijk lijkende ziekte, hetzij een blijvende ongeschiktheid tot het verrichten van persoonlijke arbeid, hetzij het volledig verlies van het gebruik van een orgaan, hetzij een zware verminking ten gevolg hebben. De straf is (opsluiting van vijf jaar tot tien jaar), ingeval de schuldige heeft gehandeld met voorbedachten rade.
157
Artikel 401 Wanneer de slagen of verwondingen opzettelijk worden toegebracht, maar zonder het oogmerk om te doden, en toch de dood veroorzaken, wordt de schuldige gestraft met opsluiting van vijf jaar tot tien jaar. Hij wordt gestraft met opsluiting van tien jaar tot vijftien jaar indien hij die gewelddaden met voorbedachten rade pleegt.
Artikel 401bis (opgeheven)
Artikel 402 Met gevangenisstraf van drie maanden tot vijf jaar en met geldboete van vijftig frank tot vijfhonderd frank wordt gestraft hij die bij een ander een ziekte of ongeschiktheid tot het verrichten van persoonlijke arbeid veroorzaakt door hem, opzettelijk maar zonder het oogmerk om te doden, stoffen toe te dienen die de dood kunnen teweegbrengen, of stoffen die, al zijn zij niet van die aard dat zij de dood teweegbrengen, toch de gezondheid zwaar kunnen schaden.
Artikel 403 De straf is (opsluiting van vijf jaar tot tien jaar), wanneer die stoffen hetzij een ongeneeslijk lijkende ziekte, hetzij een blijvende ongeschiktheid tot het verrichten van persoonlijke arbeid, hetzij het volledig verlies van het gebruik van een orgaan ten gevolge hebben.
Artikel 404 Indien de stoffen opzettelijk worden toegediend, maar zonder het oogmerk om te doden, en toch de dood veroorzaken, wordt de schuldige gestraft met (opsluiting) van vijftien jaar tot twintig jaar.
Artikel 405 Poging om iemand stoffen als bedoeld in artikel 402 toe te dienen, zonder het oogmerk om te doden, wordt gestraft met gevangenisstraf van een maand tot drie jaar en met geldboete van zesentwintig frank tot driehonderd frank.
158
Artikel 405bis In de hierna bedoelde gevallen, indien de misdaad of het wanbedrijf is gepleegd op een minderjarige of op een persoon die uit hoofde van zijn lichaams- of geestestoestand niet bij machte is om in zijn onderhoud te voorzien, zijn de straffen de volgende : 1° in de gevallen bedoeld in artikel 398, eerste lid, zijn de straffen gevangenisstraf van een maand tot een jaar en geldboete van zesentwintig frank tot honderd frank; 2° in de gevallen bedoeld in artikel 398, tweede lid, zijn de straffen gevangenisstraf van twee maanden tot twee jaar en geldboete van vijftig frank tot tweehonderd frank; 3° in de gevallen bedoeld in artikel 399, eerste lid, zijn de straffen gevangenisstraf van vier maanden tot vier jaar en geldboete van vijftig frank tot tweehonderd frank; 4° in de gevallen bedoeld in artikel 399, tweede lid, zijn de straffen gevangenisstraf van een jaar tot vijf jaar en geldboete van honderd frank tot vijfhonderd frank; 5° in de gevallen bedoeld in artikel 400, eerste lid, is de straf opsluiting van vijf jaar tot tien jaar; 6° in de gevallen bedoeld in artikel 400, tweede lid, is de straf opsluiting van tien jaar tot vijftien jaar; 7° in de gevallen bedoeld in artikel 401, eerste lid, is de straf opsluiting van tien jaar tot vijftien jaar; 8° in de gevallen bedoeld in artikel 401, tweede lid, is de straf opsluiting van vijftien jaar tot twintig jaar; 9° in de gevallen bedoeld in artikel 402 is de straf opsluiting van vijf jaar tot tien jaar; 10° in de gevallen bedoeld in artikel 403 is de straf opsluiting van tien jaar tot vijftien jaar. 11° in de gevallen bedoeld in artikel 404 is de straf opsluiting van zeventien jaar tot twintig jaar.
Artikel 405ter In de gevallen bepaald in de artikelen 398 tot 405bis, indien de misdaad of het wanbedrijf is gepleegd op een minderjarige of op een persoon die, uit hoofde van zijn lichaams- of geestestoestand niet bij machte is om in zijn onderhoud te voorzien, door zijn vader, moeder of andere bloedverwanten in de opgaande lijn, of door enige andere persoon die gezag heeft over de minderjarige of de onbekwame, of door een persoon die hen onder zijn bewaring heeft, of door een persoon die occasioneel of gewoonlijk samenwoont met het slachtoffer, wordt het minimum van de bij die artikelen bepaalde straffen verdubbeld in geval van gevangenisstraf en met twee jaar verhoogd in geval van opsluiting. 159
Artikel 409 § 1. Hij die eender welke vorm van verminking van de genitaliën van een persoon van het vrouwelijk geslacht uitvoert, vergemakkelijkt of bevordert, met of zonder haar toestemming, wordt gestraft met gevangenisstraf van drie jaar tot vijf jaar. De
poging
wordt
gestraft
met
gevangenisstraf
van
acht
dagen
tot
een
jaar.
§ 2. Indien de verminking uitgevoerd wordt op een minderjarige of met een winstoogmerk, is de straf opsluiting van vijf jaar tot zeven jaar. § 3. Indien de verminking een ongeneeslijk lijkende ziekte of een blijvende arbeidsongeschiktheid heeft veroorzaakt, is de straf opsluiting van vijf jaar tot tien jaar. § 4. Wanneer de verminking zonder het oogmerk om te doden, toch de dood ten gevolge heeft, is de straf opsluiting van tien jaar tot vijftien jaar. § 5. Is de in § 1 bedoelde verminking op een minderjarige of een persoon die uit hoofde van zijn lichaams- of geestestoestand niet bij machte is om in zijn onderhoud te voorzien, uitgevoerd door zijn vader, moeder of andere bloedverwanten in de opgaande lijn, of door enige andere persoon die gezag heeft over de minderjarige of de onbekwame, of door een persoon die hen onder zijn bewaring heeft, of door een persoon die occasioneel of gewoonlijk samenwoont met het slachtoffer, dan wordt het minimum van de bij de §§ 1 tot 4 bepaalde straffen verdubbeld in geval van gevangenisstraf en met twee jaar verhoogd in geval van opsluiting.
Enkele gevallen van schuldig verzuim
Artikel 422bis Met gevangenisstraf van acht dagen tot (een jaar) en met geldboete van vijftig frank tot vijfhonderd frank of met een van die straffen alleen wordt gestraft hij die verzuimt hulp te verlenen of te verschaffen aan iemand die in groot gevaar verkeert, hetzij hij zelf diens toestand heeft vastgesteld, hetzij die toestand hem is beschreven door degenen die zijn hulp inroepen. Voor het misdrijf is vereist dat de verzuimer kon helpen zonder ernstig gevaar voor zichzelf of voor anderen. Heeft de verzuimer niet persoonlijk het gevaar vastgesteld waarin de hulpbehoevende verkeerde, dan kan hij niet worden gestraft, indien hij op grond van de omstandigheden waarin hij werd verzocht te helpen, kon geloven dat het verzoek niet ernstig was of dat er gevaar aan verbonden was. 160
(De straf bedoeld in het eerste lid wordt op twee jaar gebracht indien de persoon die in groot gevaar verkeert, minderjarig is.)
Hoofdstuk III: Aantasting van de persoon van minderjarigen, van onbekwamen en van het gezin
Afdeling I: Verlaten of in behoeftige toestand achterlaten van kinderen of onbekwamen
Artikel 423 § 1. Zij die een minderjarige of een persoon die uit hoofde van zijn lichaams- of geestestoestand niet in staat is om zichzelf te beschermen, op om het even welke plaats verlaten of doen verlaten, worden gestraft met gevangenisstraf van een maand tot drie jaar en met geldboete van zesentwintig frank tot driehonderd frank. § 2. Indien de verlating een ernstige verminking van de in § 1 bedoelde persoon of een ongeneeslijk lijkende ziekte of het volledig verlies van het gebruik van een orgaan ten gevolge heeft, worden de schuldigen gestraft met gevangenisstraf van zes maanden tot vijf jaar en met geldboete van vijftig frank tot driehonderd frank of met een van die straffen alleen. § 3. Indien de verlating de dood van de in § 1 bedoelde persoon ten gevolge heeft, worden de schuldigen gestraft met opsluiting van vijf jaar tot tien jaar.
Afdeling II: Onthouden van voedsel of verzorging aan minderjarigen en aan onbekwamen
Artikel 425 § 1. Zij die een minderjarige of een persoon die uit hoofde van zijn lichaams- of geestestoestand niet in staat is om in zijn onderhoud te voorzien, opzettelijk voedsel of verzorging onthouden, in dusdanige mate dat zijn gezondheid in het gedrang wordt gebracht, worden gestraft met gevangenisstraf van een maand tot drie jaar en met geldboete van zesentwintig frank tot driehonderd frank of met een van die straffen alleen. § 2. Indien het onthouden van voedsel of verzorging een ongeneeslijk lijkende ziekte, het volledige verlies van het gebruik van een orgaan of ernstige verminking ten gevolge heeft, wordt
de
schuldige
gestraft
met
opsluiting
van
vijf
jaar
tot
tien
jaar.
§ 3. Indien het opzettelijk onthouden van voedsel of verzorging, zonder het oogmerk om te 161
doden, toch de dood ten gevolge heeft, wordt de schuldige gestraft met opsluiting van tien jaar tot vijftien jaar.
Artikel 426 § 1. Met gevangenisstraf van acht dagen tot twee maanden en met geldboete van vijftig frank tot vijfhonderd frank of met een van die straffen alleen, onverminderd, indien daartoe grond bestaat, de toepassing van strengere strafbepalingen, worden gestraft zij die de bewaring hebben van een minderjarige of van een persoon die uit hoofde van zijn lichaams- of geestestoestand niet in staat is om in zijn onderhoud te voorzien, het onderhoud van het kind of van de persoon in dusdanige mate nagelaten hebben dat zijn gezondheid in het gedrang wordt
gebracht.
§ 2. Indien de nalatigheid de dood veroorzaakt van de minderjarige of van de persoon die uit hoofde van zijn lichaams- of geestestoestand niet in staat is in zijn onderhoud te voorzien, wordt de schuldige gestraft met gevangenisstraf van drie maanden tot twee jaar en met geldboete van vijftig frank tot duizend frank.
162
Bijlage 9: Wetboek van Strafvordering: Artikels 92-101, 190bis en 327 bis
Hoofdstuk VIIbis: Verhoor van minderjarigen die het slachtoffer of getuige zijn van bepaalde misdrijven.
Artikel 92 § 1. De procureur des Konings of de onderzoeksrechter kan de audiovisuele opname bevelen van het verhoor van minderjarigen die het slachtoffer zijn van de in artikel 91bis bedoelde misdrijven
of
daarvan
getuige
zijn,
met
hun
toestemming.
Indien de minderjarige minder dan twaalf jaar oud is, is het voldoende hem hierover in te lichten. § 2. De audiovisuele opname van het verhoor van minderjarigen die slachtoffer of getuige zijn van andere misdrijven dan die bedoeld in § 1, kan worden bevolen in geval van ernstige en uitzonderlijke
omstandigheden,
met
hun
toestemming.
Indien de minderjarige minder dan twaalf jaar oud is, is het voldoende hem hierover in te lichten.
Artikel 93 Het opgenomen verhoor van de minderjarige wordt, afhankelijk van het stadium waarin de procedure zich bevindt, verricht door een magistraat van het openbaar ministerie, door de onderzoeksrechter of door een politieambtenaar die bij name door een van hen aangewezen wordt.
Artikel 94 Het opgenomen verhoor van de minderjarige vindt plaats in een speciaal daartoe aangepaste ruimte. De personen die toegelaten kunnen worden om de opname bij te wonen zijn de verhoorder, de in artikel 91bis bedoelde persoon, een lid of leden van de technische dienst en een psychiater- of psycholoog-deskundige.
Artikel 95 De verhoorder zet aan de minderjarige de redenen uiteen waarom hij wenst over te gaan tot de audiovisuele opnamen van het verhoor en deelt hem mede dat de minderjarige te allen tijde kan vragen de opname te onderbreken. De mededeling wordt in het proces-verbaal vermeld. 163
Tijdens het verhoor kan de minderjarige te allen tijde vragen de opname ervan te onderbreken. Aan dat verzoek wordt onmiddellijk gevolg gegeven en in het proces-verbaal wordt daarvan melding gemaakt.
Artikel 96 Een proces-verbaal van het opgenomen verhoor wordt opgesteld binnen achtenveertig uur of onmiddellijk ingeval de verdachte van zijn vrijheid is beroofd. Behalve de vermeldingen bedoeld in artikel 47bis worden in het proces-verbaal de belangrijkste elementen van het onderhoud, en eventueel de meest relevante passages overgeschreven. Tot de volledige en letterlijke overschrijving van het verhoor wordt overgegaan op verzoek van de onderzoeksrechter, van de procureur des Konings, van de persoon die wordt gehoord of van de partijen die in het geding betrokken zijn. In die overschrijving worden het gedrag en de uitdrukkingen van de minderjarige weergegeven. De overschrijving wordt zo spoedig mogelijk bij het dossier gevoegd.
Artikel 97 De opname van het verhoor wordt in twee exemplaren gemaakt. Beide cassettes worden als originelen beschouwd en ter griffie als overtuigingsstuk neergelegd. Zo nodig, inzonderheid met het oog op de overschrijving of op het deskundigenonderzoek, kan een van de cassettes ter beschikking worden gesteld van de politiedienst of van de aangewezen deskundige.
Van
de
cassettes
mag
geen
enkele
kopie
worden
gemaakt.
Artikel 98 Indien het onontbeerlijk is de minderjarige opnieuw te verhoren, het verhoor aan te vullen of over te gaan tot een confrontatie, beveelt de procureur des Konings, de onderzoeksrechter, het onderzoeksgerecht of het vonnisgerecht bij een met redenen omklede beslissing een nieuw verhoor of de confrontatie in de vorm en onder de voorwaarden omschreven in de artikelen 91bis tot 97.
Artikel 99 De cassette mag enkel worden bekeken door de personen die in het kader van het gerechtelijk dossier beroepshalve betrokken zijn bij het opsporingsonderzoek, het gerechtelijk onderzoek of het vonnis, alsmede door de partijen in het geding.
164
De niet aangehouden inverdenkinggestelde en de burgerlijke partij kunnen hiertoe overeenkomstig
artikel
61ter
bij
de
onderzoeksrechter
een
verzoek
indienen.
Alle partijen hebben het recht om de cassette te bekijken nadat de procureur des Konings overeenkomstig
artikel
127
de
regeling
van
de
rechtspleging
heeft
gevorderd.
Artikel 100 De processen-verbaal van het verhoor en de cassettes van de opname worden overgelegd aan het onderzoeksgerecht en aan het vonnisgerecht, zulks in de plaats van de persoonlijke verschijning van de minderjarige. Wanneer het vonnisgerecht de verschijning van de minderjarige noodzakelijk vindt om de waarheid aan de dag te brengen, kan het evenwel bij een met redenen omklede beslissing de verschijning bevelen.
Artikel 101 De cassettes kunnen bij beslissing van het vonnisgerecht vernietigd worden. In de andere gevallen worden zij ter griffie bewaard en vernietigd na afloop van de verjaringstermijn van de strafvordering of van de burgerlijke rechtsvordering wanneer deze op een later tijdstip valt en, in geval van veroordeling, na de volledige tenuitvoerlegging of verjaring van de straf.
Hoofdstuk VIIter: Bescherming van bedreigde getuigen
Afdeling 1: Definities van sommige in dit hoofdstuk voorkomende uitrdukkingen
Artikel 190bis Wat de minderjarige getuigen betreft, past de rechtbank, in voorkomend geval, de artikelen 92 tot 101 inzake het opgenomen verhoor toe. Wanneer de rechtbank de verschijning van de minderjarige noodzakelijk vindt om de waarheid aan de dag te brengen, wordt deze verschijning bij wege van videoconferentie georganiseerd, tenzij
de
minderjarige
de
wil
uitdrukt
op
de
zitting
te
getuigen.
In geval van verhoor door middel van videoconferentie wordt de minderjarige gehoord in een afzonderlijk lokaal in aanwezigheid, in voorkomend geval, van de in artikel 91bis bedoelde persoon, zijn advocaat, een lid of leden van de technische dienst en een psychiater- of psycholoog-deskundige. 165
Wanneer de rechtbank het noodzakelijk vindt voor de sereniteit van de getuigenis, kan zij het oogcontact tussen de minderjarige en de beklaagde in alle gevallen beperken of uitsluiten. Dit artikel is van toepassing op minderjarigen van wie het verhoor werd opgenomen met toepassing van artikel 92 en die de leeftijd van de meerderjarigheid hebben bereikt op het moment van de zitting.
Artikel 327bis Wat de minderjarige getuigen betreft, past de voorzitter in voorkomend geval, de artikelen 92 tot 101 inzake het opgenomen verhoor toe. Wanneer hij de verschijning van de minderjarige noodzakelijk vindt om de waarheid aan de dag te brengen, wordt deze verschijning bij wege van videoconferentie georganiseerd, tenzij de
minderjarige
de
wil
uitdrukt
op
de
zitting
te
getuigen.
In geval van verhoor door middel van videoconferentie wordt de minderjarige gehoord in een afzonderlijk lokaal in aanwezigheid, in voorkomend geval, van de in artikel 91bis bedoelde persoon, zijn advocaat, een lid of leden van de technische dienst en een psychiater- of pycholoog-deskundige. Wanneer de voorzitter het noodzakelijk vindt voor de sereniteit van de getuigenis, kan hij het oogcontact tussen de minderjarige en de beschuldigde in alle gevallen beperken of uitsluiten. Dit artikel is van toepassing op minderjarigen van wie het verhoor werd opgenomen met toepassing van artikel 92 en die de leeftijd van de meerderjarigheid hebben bereikt op het moment van de zitting.
166
Bijlage 10: Toetsingcriteria om een vermoeden van vrouwelijke genitale verminking te melden aan het AMK
Toetsingcriteria De verloskundige die weet of op redelijke gronden vermoedt dat sprake is van (dreigende) kindermishandeling, kan een gezin ook voor onderzoek aanmelden bij het AMK (tel. 09001231230, dag en nacht bereikbaar). De verloskundige vraagt (zo mogelijk) toestemming aan betrokkene(n) voor het verstrekken van gegevens aan het AMK. De verloskundige kan echter ook zonder toestemming gegevens aan het AMK verstrekken (en dus haar beroepsgeheim opzij zetten) wanneer en zover dit noodzakelijk is om kindermishandeling te stoppen of een redelijk vermoeden daarvan te doen onderzoeken. Is geen toestemming verkregen of gevraagd, dan kan de verloskundige – onder vermelding van redenen – het AMK verzoeken om anoniem te blijven ten opzichte van het gezin. Voor de vraag of het noodzakelijk is om zonder toestemming gegevens aan het AMK te verstrekken en zo ja, welke gegevens, zijn de volgende vijf toetsingcriteria richtinggevend.
Het is niet mogelijk om toestemming te vragen of te krijgen. Het niet doorbreken van het beroepsgeheim kan voor het kind (verdere) ernstige schade opleveren. Het doorbreken van het beroepsgeheim kan (verdere) ernstige schade aan het kind voorkomen; De verloskundige ziet geen andere weg dan doorbreking van het beroepsgeheim om het probleem op te lossen. Het geheim wordt zo min mogelijk geschonden.
167
8. Interviews 8.1. Interview met mevrouw Leye385
S: Ik ga eerst een paar algemene vragen stellen. Eerst wat dat u concreet doet in dit centrum en welke plaats u kent in dit centrum. L: Ik ben hier wetenschappelijk medewerker. Ik werk hier sedert, ik denk, sedert ‟94, maar ik werk op vrouwenbesnijdenis sinds ‟98 en ook op geweld tegen vrouwen in het algemeen. Ik ben nu mijn doctoraat aan het afwerken, mijn thesis moet ook binnen eind mei, en die gaat ook over vrouwenbesnijdenis in Europa.
S: En wat is uw mening, ja, wat is uw mening over genitale verminking, en over het woordgebruik genitale verminking. L: Eum, je bedoelt genitale verminking of besnijdenis.
S: Ja.
L: Eum, ik gebruik altijd eigenlijk genitale vrouwelijke verminking, toch zeker in de dingen die ik schrijf. Maar het is natuurlijk anders als je bijvoorbeeld naar Afrika gaat, ik ben naar Soedan en Burkina Faso geweest om een project op te zetten. En als je dan spreekt met de mensen, ja, dan gebruik je ofwel een lokale term of besnijdenis. Maar heel die discussie over kan dat wel genitale verminking. Dat is een opkomende trend die gelanceerd is door Unicef om FGM/C te gebruiken. Dus female genital mutilation slash cutting. Omdat je dan zogezegd de twee zaken respecteert, de mutilation die dan meer voor de activisten staat en dan de cutting een meer neutrale term dan om de mensen niet te beledigen. Eerlijk gezegd, vind ik dat allemaal een beetje verspilling van tijd en energie om daarover te discussiëren. Nu, de Wereldgezondheidsorganisatie staat nog steeds achter de term female genital mutilation. En ik ook, want ik vind dat je met de term mutilatie nog heel duidelijk ook refereert naar het feit dat het een schending is van de mensenrechten en dat het uiteindelijk een vorm is van geweld tegen vrouwen, en dat men ook heel die traditie niet bagatelliseert door cutting te gebruiken. 385
De „S‟ staat voor Stien, en de „L‟ staat voor Leye.
168
Het gevaar is ook dat als je cutting gebruikt, sluit je ook al bijvoorbeeld de soenna vorm uit, het prikken. Dat is al geen cutting meer maar dat is een prikje. Er zijn daar een aantal zaken, en ik vind er zijn genoeg Afrikanen die heel duidelijk zeggen van wij zijn tegen het gebruik van cutting. Want dat wordt soms gezegd van mutilatie dat is een Westers concept, en de mensenrechten is een Westers concept. Mensenrechten zijn universeel.
S: Wat is de relatie tussen de politiek en dit centrum, krijgen jullie subsidies?
L: ik werk dus al bijna tien jaar hier op dat thema van vrouwenbesnijdenis, eum, wij werken hier allemaal op projectbasis, dus dat wil zeggen dat we iedere keer fondsen moeten gaan zoeken. En die fondsen zoeken wij overal. Heel veel bij de Europese Commissie ook, dus heel veel van mijn projecten, over vrouwenbesnijdenis, bijna allemaal zijn gesubsidieerd geweest door de Europese Commissie, het Daphne-programma. Dat is een specifiek programma die projecten subsidieert rond geweld tegen vrouwen en kinderen. Sommige projecten worden ook gesubsidieerd door de federale overheid, de Vlaamse overheid, er zijn ook een aantal stichtingen die ons fondsen gegeven hebben. Ik heb onlangs ook fondsen gekregen om een trainingsprogramma op te zetten in Somalië, en dat is dan van de Nationale Loterij dus.
S: Het is overal verspreid.
L: Ja, het zit overal verspreid.
S: En krijg je soms vragen uit de politiek, over vragen over de preventie hoe er verbetering kan komen?
L: Ja dat gebeurt, maar zoals ik al zei dat leeft niet echt, denk ik, naar mijn mening, niet op federaal vlak, niet op Vlaams vlak. Maar die vragen komen wel, ik ben … enfin, ik heb via via vernomen dat die werkgroep werd opgericht, om dat nationaal plan op te starten, ik heb dan eigenlijk zelf moeten contact opnemen, van kijk, ik heb dat en dat gedaan, en dat en dat gepubliceerd. En dan ben ik ook uitgenodigd voor die vergaderingen en dus ja. Je moet nogal waakzaam blijven. Maar nu op die internationale actiedag met Hilde Voutmans, die hebben we dan wel samen opgestart, maar dat is dan niet met Hilde Vautmans persoonlijk, maar vanuit de parlementaire werkgroep „Bevolking en Ontwikkeling‟. Het is wel zij die dat 169
geïnitieerd heeft, zeg maar, maar het is echt een samenwerking met die parlementaire groep. Wij verbinden ons zeker niet aan een bepaalde politieke partij.
S: Weet u of dat er in Nederland een tegenhanger bestaat van dit centrum?
L: Er bestaan in Nederland veel stichtingen en centra die werken rond reproductieve gezondheid, eum, de Rutgers Nisso stichting, Pharos (kenniscentrum ook voor gezondheidszorg en vluchtelingen en die hebben ook een focal point meisjesbesnijdenis), er zijn er nog een paar hoor, maar ik kan er nu niet direct opkomen. Maar je hebt die gezien he van het Pharos. En die nieuwsbrieven van Focal Point.
S: Die bestaat nog maar pas he?
L: Ja, die is er nog niet zo lang. Maar daar staat veel informatie in.
S: Ja, ik heb het gezien.
L: Voor uw thesis dan.
S: Hoe ziet de samenwerking er uit met de hulpverlening, bijvoorbeeld met de G.A.M.S., hoe dat dat er uit ziet.
L: Wij hebben eigenlijk niet echt een gestructureerde samenwerking met G.A.M.S. Zij doen van alles op het vlak van preventie, zeg maar, en wij doen eigenlijk meer toegepast onderzoek. Maar als wij iets organiseren betrekken wij ook G.A.M.S. erin. Of zij vragen ons, of wij gaan. Ik ben op vraag van hen mee geweest om een vorming te geven bij Fedasil over vrouwenbesnijdenis en mee geweest voor een vorming bij de politie in Etterbeek. Maar het probleem van G.A.M.S. is dat zij nogal Franstalig zijn, dus zij hebben weinig werking in Vlaanderen. Zij hebben eigenlijk geen echte antenne in Vlaanderen. Ja, ik ben een onderzoeker, ik heb ook niet, noch de tijd noch de capaciteiten om die alle twee te gaan doen.
S: In Nederland heb je geen specifieke wetgeving en in België wel, en merk je daar een verschil in bijvoorbeeld naar de mensen die genitale verminking kunnen uitvoeren of laten uitvoeren. Of zij op de hoogte zijn van deze wet, en zij zich misschien meer gestigmatiseerd 170
voelen, omdat dat in Nederland bijvoorbeeld onder mishandeling valt. Of is er daar eigenlijk geen verschil tussen.
L: Wij hebben daar onderzoek naar gedaan naar de toepassing van de wetten in Europa. En er waren een aantal landen in in dat onderzoek onder andere België, Frankrijk, Spanje, Zweden en Engeland. En er is eigenlijk geen enkel verschil in toepassing van de wet of die nu specifiek of er een algemene strafwetbepaling is. Dat speelt eigenlijk geen enkele rol. Wat er wel een rol speelt in de toepassing van de wet, is of dat mensen die daar in betrokken zijn in het toepassen van die wet of die echt op de hoogte zijn van vrouwenbesnijdenis, en of dat die ook getraind zijn daar in. Ik bedoel, eum, wie is er daar in betrokken bijvoorbeeld voor het detecteren van gevallen bijvoorbeeld het vinden van genoeg bewijsmateriaal om een zaak naar de rechtbank te brengen, dat zijn bijvoorbeeld de politie, dat zijn de huisdokters, de gynaecologen. Dat kunnen bijvoorbeeld ook onderwijzers zijn die moeten echt allert zijn, die zich moeten bewustzijn van dat dat probleem bestaat. En daar is zeker nog in België heel wat aan te doen, om de mensen daarvan bewust te maken. Bijvoorbeeld in Frankrijk is het strafbaar onder een algemene wet, maar daar hebben ze al meer dan 30 rechtszaken gehad. Dat is eigenlijk vooral te danken aan, vooral aan de inzet van die ene advocate daar die zich daar mee bezig gehouden heeft, die ook een heel sterk sensibiliseringseffect gehad heeft al die grote rechtszaken daar. Maar daar zijn dus ook heel veel artsen en dan het Franse Kind en Gezin, dat is dan Protection Maternelle et infantile die zijn dan ook allemaal gevormd geweest rond vrouwenbesnijdenis. Het feit of je nu een specifieke wet hebt of niet geeft niet de doorslag voor de bestrijding. Het is vooral de vorming dat je moet verzorgen, bijvoorbeeld ook bij ons, er wordt vaak gezegd bijvoorbeeld G.A.M.S. pleit daar ook voor om de meisjes genitaal te screenen, minderjarige meisjes. Ik ben daar niet voor, ik vind dat trouwens zeer problematisch ook om minderjarige meisjes verplicht te gaan onderwerpen aan een gynaecologisch onderzoek. Ik denk dat dat heel moeilijk te realiseren valt, en ten tweede is naar wat zoek je dan, een infibulatie is makkelijk te detecteren, maar bij type 1. Ons onderzoek heeft uitgewezen dat er bepaalde van de gynaecologen zijn die zeggen ja, de genitaliën van jonge meisjes die zijn nog niet helemaal volgroeid dus het zal al heel moeilijk zijn om afwijkingen te gaan detecteren zeker als het over type 1 gaat. Dus daar moet er dan zeker ook een doorgedreven vorming gegeven worden aan gynaecologen om effectief een gynaecologische screening te kunnen doen. En dan een van mijn opmerkingen daar rond is dan ook waarom stelt men dat voor om besnijdenissen te detecteren en waarom wordt dat niet voorgesteld om seksueel misbruik bij meisjes te detecteren. Hoe komt dat? Heeft dat te 171
maken met het feit dat dat gaat over Afrikanen? Is die afweging ooit gebeurd? Dus ik bedoel … Want ik ben daar niet voor.
S: Ten opzichte van Nederland is de politiek er minder mee bezig, de Belgische politiek is er veel minder mee bezig dan in Nederland. Is dat omdat dat in België minder zichtbaar is, of heeft dat met de structuur van België te maken met de verschillende parlementen.
L: Ik denk dat dat ook wel te maken heeft met het feit dat dat minder zichtbaar is in België. En waarom is dat minder zichtbaar, ik denk, dat dat is omdat wij hier minder vrouwen hebben van die gemeenschappen waar dat infibulatie courant is en dan vooral van Somalië. In Nederland hebben ze denk ik toch wel een veel grotere groep Somaliërs dan in België. En dat is dan ook wel normaal bij infibulatie stappen ze daar al een keer makkelijker naar een gynaecoloog met problemen. In België zijn het vooral migranten ook van Congo, Rwanda, Burundi, en daar zijn besnijdenissen veel minder. Misschien wat is het Congo vijf procent of zo. Terwijl in Somalië toch wel honderd procent is van de vrouwen geïnfibuleerd is, dus ja dat is dan een beetje normaal dat het aantal, stel dat de vrouwen hetzelfde zijn dan zou je nog een grote groep hebben die zich presenteert met moeilijkheden.
S: Wanneer is genitale verminking op de politieke agenda in België verschenen, ik weet dat dat in Nederland de begin jaren negentig was.
L: Ja, met de instroom van Somaliërs dan he. In België die wet is er gekomen ergens in 2001.
S: In 2000 denk ik.
L: In 2000, en daarvoor heeft er iemand al een keer een voorstel geweest, maar ik kan mij dat nu niet meer herinneren, ik kan mij niet meer herinneren in welk jaar, maar dat staat denk ik wel in mijn rapport van de Belgische wetgeving daar. Dat zal eind jaren negentig geweest zijn dat daar over gedebatteerd geweest is, maar op een zeer bescheiden basis.
S: Moest de Dutroux-affaire er niet zijn geweest, denk je dat er dat die wetgeving er zou gekomen zijn, die specifieke wetgeving.
L: Ik denk dat wel, ja. 172
S: Ja?
L: Dat staat er een beetje los van he. Die wet is er gekomen, dus dat artikel 409 zit in die wet. Die er dan gekomen is ter bescherming van minderjarige meisjes, dat artikel werd er dan aan toegevoegd. Maar ik denk, omdat vrouwenbesnijdenis op Europees vlak nu wel bediscussieerd wordt, dat er heel veel aandacht naar toe gaat, zal daar de regering ook wel in gevolgd zijn. Of ze nu een specifieke wet zouden ontwikkeld hebben of niet dat weet ik niet, maar het zal ook onder de aandacht gekomen zijn. Ik denk dat dat een beetje losstaat van …
S: Wie is er bevoegd voor genitale verminking in België? Welke kabinetten, want daar heb ik mij een week mee bezig gehouden, en ik ben daar niet wijs uit geraakt.
L: Maar hoe bedoel je met bevoegd?
S: Bij wie het op de agenda zou moeten of zou staan.
L: Ik vind dat dat eigenlijk een gedeelde verantwoordelijkheid is van verschillende kabinetten: volksgezondheid, justitie. Dat zijn dan de twee grootste zeg maar, nu op die ontwikkeling van dat actieplan zaten wel verschillende kabinetten, die waren wel aanwezig, dus ook de Vlaamse en de Federale van Volksgezonheid ook de Waalse waren daar aanwezig, dus dat was wel een gezamenlijke inspanning zeg maar.
S: En weet u of dat het bij justitie eigenlijk op de agenda staat?
L: Ik denk het niet, maar onlangs, een paar maand terug, stond er wel een klein artikeltje in de krant dat Onkelinx toch wel iets had opgenomen over vrouwenbesnijdenis, een kleine wijziging in de wet. Begin februari was het ergens, denk ik. Maar ik denk niet dat dat enkel van de kabinetten zou moeten afhangen, ook bijvoorbeeld van de Vlaamse vereniging van gynaecologen, en de Waalse tegenhanger dat die ook allemaal zouden moeten rond de tafel zitten.
S: Ik heb gemaild naar de Vroedkunde, en die hadden mij enkel doorverwezen naar een powerpointpresentatie van Kristien Roelens …
173
L: Ah ja, zij heeft mij dat doorgemaild, en zij had je naar mij doorverwezen.
S: Ja, en ik moest voor die powerpoint drie euro betalen, en ik dacht dan zal ik wel eens naar Kristien Roelens zelf mailen. Ik vond dat wel grof.
L: Amai.
S: Maar dat was het enige wat zij hadden gedaan rond genitale verminking dat was die powerpoint. Dat is toch ook al een aantal jaren geleden dacht ik.
L: En dus ook niets van richtlijnen ontwikkeld?
S: Neen
L: Want ik Engeland heb je dan bijvoorbeeld die positie papers. Die vereniging van vroedvrouwen, die noemt Royal College of Midwives die hebben dan echt papers ontwikkeld. Nu de rol van vroedvrouwen is ook wel anders in België, denk ik. Ik denk dat die daar meer bevoegdheden hebben en meer mogen doen.
S: Het enige wat zij mij hadden gezegd was die powerpoint. Ik vond dat ook nogal weinig. De gynaecologen hebben ook niet geantwoord.
L: Ik vraag mij soms af of dat ziekenhuizen wel richtlijnen hebben.
S: Maar die technische richtlijnen dat er nu, wanneer zijn die ergens ontwikkeld in 2000? Zijn die eigenlijk verspreid geweest?
L: Dat zou je een keer moeten vragen aan de G.A.M.S. want ik vraag mij dat persoonlijk ook af. Zij zeggen dat dat verspreid geweest is.
S: Want ik had ergens gelezen op internet dat ze dat hadden ingediend bij het Ministerie van Volksgezondheid en dat dat ministerie verantwoordelijk was voor het verspreiden van die richtlijnen.
174
L: Voor mij is het een raadsel. Je moet dat dan maar een keer vragen aan de G.A.M.S. en als je kunt ook eens aan Volksgezondheid van wat is er daarmee gebeurd, is er daar opvolging gebeurd. Dat zou wel interessant zijn om te weten eigenlijk of er daar effectief iets mee gebeurd is.
S: Maar ook de richtlijnen zijn heel pover opgesteld vind ik persoonlijk, als je gaat kijken naar de richtlijnen van Nederland, die zijn echt heel gedetailleerd met genoeg illustraties en als je dan naar deze richtlijnen kijkt, die dat misschien vier papieren zijn. Toch ook direct een groot verschil.
L: Ja maar deze richtlijnen dat gaat enkel over wat er moet gebeuren bij de bevalling van een geïnfibuleerde vrouw. En dat is het. Nu zij hebben daar denk ik wel duidelijk voor geopteerd, omdat zij dat is eigenlijk het probleem waarmee geïnfibuleerde vrouwen zich zullen presenteren bij de gynaecologen. En omdat de redenering was die hebben al zodanig veel werk, en we moeten ervoor zorgen dat we ze niet zodanig dik boek geven. Maar ja, dat is ook een beetje, dat is geen kritiek, maar het is wel tijd dat er nieuwe ontwikkeld worden. En dat er ook andere zaken bij komen, maar je zult dat ook lezen in de paper van mij, over preventie, want een gynaecologe kan ook aan preventie doen. Als ze haar dochter wil besnijden, kan je zeggen van hier in België is het verboden, wat ben je dan van plan? Over reïnfibulatie zou er moeten gepraat worden, er zou moeten gepraat worden over symbolische incisies. Ik bedoel op alle vlakken, met alle gynaecologen dat zij echt duidelijk weten wat ze mogen en wat ze niet mogen, want de grootste verwarring bestaat nu over reïnfibulatie, over symbolische prikken, over medicalisatie. Er waren een aantal in die enquête die vonden dat als ze dat konden doen, dat een vrouw anders naar een traditionele besnijdster gaat, ja dan, niemand weet dat. Zo een dingen… (citaat in thesis, dus indien je hier iets aan veranderd daar ook veranderen)
S: Merk je eigenlijk een evolutie in de politiek dat ze er harder mee bezig zijn dan eind jaren negentig.
L: Ja, ik denk het toch wel, dat het toch iets meer, iets meer op de voorgrond gekomen is.
175
S: Hoe denk je dat dat ontstaan is, hoe dat dat komt dat ze er meer mee bezig zijn, zou dat met de media, ik weet niet, mee te maken heeft. In de media is er toch ook het verschijnsel, dat ik opgemerkt heb, dat er meer en meer ook artikels over verschijnen dan vroeger.
L: Ja, hoe zou dat komen? Misschien omdat er op Europees vlak ook een grotere restrictie gekomen is, eigenlijk meer op de voorgrond gekomen is. Maar ja de media, bon, ik weet niet of je dat artikel gelezen hebt in de morgen van die Rock Goerdin.
S: meestal niet echt diepgaand
L: Ja, dat vind ik dan volledig fout. Dat is een arts, een chirurg, die cosmetische vaginale chirurgie doet, en die dan als de expert wordt opgevoerd in de morgen, en op de kop „de helft van de moslimmeisjes wordt hier in België besneden‟. Daar kwamen mijn haren van recht. Hetgeen die titel al insinueert dat alle moslimmeisjes besneden zijn klopt niet, dat is al één, en twee hoe weet die man dat? Dus ik heb die al een paar keer geïnviteerd, twee keer geïnviteerd om mee te doen aan een debat onder andere ook voor die studiedag, maar eum. Ik heb trouwens mijn abonnement op de krant opgezegd, omdat ik vond dat zo beneden alle peil dat een krant zo, ik weet nu toevallig veel over dat onderwerp, en dan zo een artikel, en dat stond dus vol met fouten, met foute beweringen, en zeker over zo een onderwerp zou de media heel voorzichtig moeten zijn. Dat was het enige wat ik kon doen, ze hebben mijn lezersbrief, mijn reactie niet gepubliceerd, dus ik heb gewoon mijn abonnement op de krant opgezegd, zodanig gechoqueerd eigenlijk dat een krant zo een dingen kan publiceren.
S: In België heb je maar één organisatie de G.A.M.S. die echt specifiek bezig is met preventie van genitale verminking, kan je een vergelijking maken tussen de G.A.M.S. en het Pharos?
L: Neen, ja dat kan wel, maar je weet wat ik bedoel. Die zijn te verschillend. Het Pharos werkt nog op meerdere thema‟s dan alleen vrouwenbesnijdenis, maar die zijn ook door overheidswegen zijn die aangeduid geweest als Focal Point meisjesbesnijdenis, die hebben ook veel meer personeel, die werken echt ook op politiek vlak werken die. Terwijl G.A.M.S. is echt wel een „community based organisation‟ dat is een organisatie die werkt met Afrikanen voor Afrikanen, en die heel, echt het basiswerk doet. Het informeren van mensen,
176
het organiseren van bijvoorbeeld kookuurtjes, en om dan te praten over allerlei dingen dus die echt wel het basiswerk.
S: Worden die eigenlijk gesubsidieerd?
L: Dat zou je moeten vragen aan hen, ja, die worden gesubsidieerd, maar dat moet je vragen aan hen.
S: Heeft de overheid eigenlijk de opdracht gegeven aan de G.A.M.S. in verband met die technische richtlijnen en ook aan de Universiteit van Brussel.
L: Dat weet ik eigenlijk niet.
S: In de wet heb je een meldrecht inzake genitale verminking. Weet u of dat de gynaecologen op de hoogte zijn van dat dat in de wet staat?
L: Ja, in die enquête dat wij gedaan hebben, hebben we dat nu niet specifiek naar gevraagd, over weet u of dat er een meldrecht of een meldplicht is, dat hebben we niet nagevraagd. Wat dat we wel gezien hebben in die enquête is dat er veel gynaecologen zijn die zeggen dat vrouwenbesnijdenis naar hun mening verboden is in België. Maar als je dan vraagt wat dat die wet specifiek verbiedt en niet verbiedt, dan is de kennis van wat er precies in de wet staat, laat veel te wensen over, zeg maar. Maar dat van dat meldrecht en meldplicht, ik weet het niet, ik denk dat daar grote discussies over zijn. Dat dat ook een moeilijkheid is eigenlijk.
S: Er is inderdaad enige discussie rond geweest omdat ze direct aan de overheid moeten melden als er iets is, en dat dat een inbreuk op het beroepsgeheim zou zijn.
L: Ja, dat is trouwens ook zo in dat interview dat wij gedaan hebben met het Vertrouwenartscentrum in Brussel en dat die zeiden ja melden dat doen wij eigenlijk maar echt in laatste instantie. Als het echt niet meer anders kan, en als er onmiddellijk risico is voor het meisje, maar ja in het geval van vrouwenbesnijdenis is dat wel zo. Dus maar er was daar duidelijk een spanningsveld van wat doe je dan in zo een geval, daarover moet er dan eigenlijk gediscussieerd worden, ook op federaal niveau. Wat doe je dan? Als er echt een meisje risico loopt, weten jullie dan wat jullie moeten doen. Naar waar kan gerefereerd 177
worden, wie moet verwittigd worden, wat kan ik doen. Nu uit dat interview bleek dat ze zelfs nog nooit stil gestaan hadden bij het feit dat besnijdenis ook een vorm van kindermishandeling is. Om maar te zeggen dat er …
S: nog veel werk aan de winkel is. In Nederland heb je zo een Meldcode Kindermishandeling en Standpunt genitale verminking, maar ik had gelezen dat je dat op internet kon downloaden of bestellen. Maar weet u of dat alle artsen en gynaecologen daarvan op de hoogte zijn gesteld van het bestaan hiervan in Nederland.
L: Dat weet ik niet, daarvoor kan je misschien eens mailen naar Pharos. Ik kan je wel een adres geven van een collega die werkt bij Pharos.
S: Ik was ook aan het denken, dat als dat enkel op internet beschikbaar is, dat dat weer een drempel is die je moet effectief moet oversteken om te downloaden, wat een nadeel kan zijn, en dat het misschien beter is om direct te verdelen.
L: Dat zou je eens moeten vragen bij Pharos zelf, haar naam is Gerda Nienhuis.
S: Komt die ook niet voor in die Commissie?
L: Die zal zeker geïnterviewd geweest zijn.
S: Die naam komt mij ook ergens bekend voor.
L: Ja, ik zal je gewoon het emailadres geven van Pharos. Stel die vraag misschien eens aan hen.
S: Dank u. Je merkt dus wel een groot verschil in de omgang met patiënten tussen België en Nederland. Dat daar in Nederland toch meer voeling of interesse is om …
L: Ja, patiënten zou ik ze niet noemen, maar het thema vrouwenbesnijdenis in Nederland is al jaren het onderwerp van een publiek debat, van een debat tussen professionelen, van een 178
debat in de overheid, en dan van de mensen die er effectief mee in contact komen en die aan preventie doen. In die zin staan die al mijlenver vooruit bij ons. Je zal dat zeker ook zien in wat dat zij allemaal al ontwikkeld hebben, zo bijvoorbeeld met die pilotregio‟s.
S: Is dat dat van met die zes gemeenten.
L: Ja. Die projecten opzetten. Ook dat advies die uitgebracht geweest is door de Commissie, ik weet niet of je dat gelezen hebt.
S: ja, dat heb ik gelezen.
L: Dat is dan een advies, wij in België kunnen daar alleen maar van dromen. Er wordt ook niets van geld vrijgegeven in België.
S: Terwijl in Nederland onlangs nog drie miljoen euro.
L: Nu misschien ja, het probleem is misschien niet zo groot in België, maar dan zouden ze bijvoorbeeld vrouwenbesnijdenis kunnen samennemen met bijvoorbeeld vroeg gedwongen huwelijken, daar kan er ook het een en ander nog rond gebeuren, denk ik hoor.
S: In Nederland worden er ook veel trainingen en workshops en symposia gehouden. Hoe zit dat in België, waarschijnlijk veel minder.
L: De G.A.M.S. organiseert zo nu en dan eens trainingen zoals ik al eerder vermeld heb bij fedasil en dan bij de politie, en nu hebben wij ook, gaat er binnenkort een nieuw project van start, een DAPHNE project, waarbij wij dan ook vormingen gaan geven aan politie, zeg maar, en mensen die de wet moeten toepassen, en op een effectieve toepassing van de wet.
S: En wordt er ook iets voor gynaecologen en artsen gedaan?
L: Ja er worden daar ook wel vormingen gegeven, en ik denk dat Professor Temmerman en Professor Amy vormingsdagen geven. Er is weinig gecoördineerd op nationaal vlak. Ook heel weinig die van de kabinetten uitgaat op dat vlak. Het blijft allemaal bij individuele initiatieven. 179
S: Wie zit er allemaal in het actieplan?
L: Nationale Vrouwenraad zal ook een aantal zaken suggereren in verband met vrouwenbesnijdnies in hun memorandum 2007, en die informatie geven ze dan aan de kabinetten. Ik heb zelf ook een aantal commentaren gegeven. Hier heb je dat stukje dat Onckelinx wilde veranderen aan de wet. Wacht hoor. Het kabinet Onkelinx, kabinet Fonck, minister Fonck, Minister Kir, kabinet Dupont, kabinet Dewael, Ministerie van de Franse Gemeenschap Directie Gelijkheid van Kansen, Federale Overheid Dienst Justitie, Agentschap Gezondheidszorg, kabinet Arena, kabinet Dedecker, kabinet Vervotte, kabinet Keulen. Minister Kir, maar wie is dat nu? K I R. En dan UVVN, maar dat is mij onbekend, UVVN. En dan natuurlijk het kabinet Mandaila, en dan zat de G.A.M.S. daar, zat ik daar, professor Amy, het Europees Netwerk zat er als experten dqn, en dan het fonds Houtman. Zij hebben ook een aantal zaken gefinancierd van de G.A.M.S. dan.
S: Dat is wel een hele lijst.
L: Ja er waren veel mensen aanwezig.
S: Zou dat geen beperking kunnen zijn als je met zoveel mensen zit.
L: Eigenlijk zou dat niet mogen zijn, maar de voornaamste beperking daar was de taal. De verslagen in het Nederlands werkelijk… Ja ik vraag mij af of ik dat kan meegeven. Die nota is nog niet gepubliceerd denk ik, dan kan ik moeilijk mijn kritiek al meegeven.
S: Die is wel denk ik al gepubliceerd, ik heb die op internet gezien van die interministeriële conferentie. Waar ze dan uitleggen hoe de strafwet er uit ziet, en wat de punten zijn waar ze nog op moeten werken.
L: De die zeker?
S: Ja. 180
L: Nu, ik had daar ook een flink aantal commentaren op.
S: Wat zijn dan je commentaren?
L: Awel, er komt daar ook ergens in over die gynaecologische screening daar hadden we het al over gehad. Ook over die reconversie van besnijdsters, ik vind dat dat absoluut dat moet niet in zo een nota komen, dat is zo een strategie waarvan de effectiviteit sterk in vraag wordt gesteld, en dat moet dan in zo een nota, terwijl er een andere strategieën zijn die veel effectiever zijn, en dat men eerst eens onderzoekt in de partnerlanden wat er daar gaande is. Dat ze daar eerst eens een studie naar doen, en dan kijken welke strategieën ondernomen moeten worden. Dus die nota, heb je zeg je, dan ga ik dat kopiëren en meegeven.
S: Dank u.
L: Mocht je dat gebruiken, vermeld dan waaruit het komt, omdat dat eigenlijk nog niet gepubliceerd is. Dat is hier een overzichtje dat ik ook doorgestuurd heb naar Mandaïla. Ze vroegen ons om een lastenboek op te maken van wat er nog nodig is in België, ik ga anders een keer opschrijven wat dat dat juist is.
S: Dank u. Ziet u eigenlijk toekomst in het actieplan, naar welk doel wordt er eigenlijk gestreefd.
L: Ik zou in ieder geval eerst het actieplan eens willen zien. En dan horen wat we er mee gaan doen, want ik zeg het voor mij, er wordt ons niet verteld wat dat er gaat gebeuren daarmee. Ja, ik ben ook heel benieuwd naar die actiedag van volgende week, wat dat er gezegd gaat worden, wat er mee gaat gebeuren. En dan zal ik mij daar wel een idee van kunnen vormen, maar zolang dat er daar eigenlijk geen middelen tegenover staan om zo een actieplan uit te voeren, heeft dat weinig zin.
S: Dus eigenlijk kunnen we besluiten voor België dat er eigenlijk een enorme sterke wet is maar dat de preventie.
181
L: Of dat de wet enorm sterk is, weet ik ook niet, er zijn daar ook een aantal haken en noten aan, maar dat moet je maar een keer bekijken, want ale met een wet alleen ben je er nog niet. Op nationaal vlak moet er echt gecoördineerd worden. Er moet vastgesteld worden wat de noden zijn. En dan moet er effectief ook geld tegenover staan dat men mensen kan aanwerven, dat men organisaties fondsen geven die heel specifiek dat actieplan gaan uitvoeren. Dat zijn eigenlijk de twee grote mankementen of noden in België. Coördinatie met alle belanghebbende op nationaal vlak en de middelen die vrij moeten gemaakt worden om er effectief iets aan te doen. En als men vragen heeft bij of het sop de kolen wel waard is, of er effectief geld moet gegeven worden om zo een probleem in België te spijzen, dan moet men in eerst instantie een nationaal onderzoek doen om vast te stellen over hoeveel vrouwen het gaat, en hoeveel meisjes er het risico lopen. Dat men dus echt de grootte van het probleem gaat vaststellen in eerste instantie dan. En daarvoor moet er dan ook geld voor vrijgemaakt worden. De studieopdracht moet toegewezen worden aan universiteiten om dat te gaan doen.
S: Maar u had ooit zo een onderzoek gedaan dacht ik.
L: Ja een schatting, met heel veel randbemerkingen erbij. Die cijfers zijn overgenomen in die nota zonder dat we daar ook maar een vermelding van krijgen. Ik vind het belangrijk, daarin wordt gezegd dat er 500 meisjes het risico lopen en 2000 en vrouwen leven in België, enfin. Daar staat zeker een bijna een volle pagina bemerkingen bij waarin dat die cijfers misschien wel onderschat worden, en de moeilijkheden daarbij, maar daar wordt niets van vermeld, en die zijn minstens even belangrijk. Maar ik ben geen demograaf, en je zou echt al moeten samenwerken met demografen enzo om zeker te zijn dat je alle vrouwen te pakken kunt krijgen ook de illegalen. Daar bestaan, denk ik, specifieke methodes voor om zo een bevolking te gaan vaststellen, maar ik ben daar geen expert in.
S: Ik heb ook naar Fedasil gemaild, maar ik heb enkel van de mensen in 2004 en 2005 nieuw aankwamen maar dat geeft ook geen goed beeld.
L: Neen dan zou je ook met statistiek moeten werken enzo. Om dat samen te voegen, maar ja.
182
8.2. Inteview met mevrouw Fraiteur386 S: Eerst zou ik je willen vragen wat jouw verantwoordelijkheden zijn binnen het kabinet. F: Ik ben medewerker met de bevoegdheid „gezin‟ op het kabinet van Gisèle Mandaila, en ik werk in het bijzonder aan de uitwerking van het Nationaal Actieplan in de strijd tegen vrouwelijke genitale verminking.
S: Sinds wanneer werk je hier?
F: Ik werk hier sinds anderhalf jaar.
S: En waarom werk je hier? F: Omdat ik gepassioneerd ben door het thema „gezin‟, en omdat ik altijd al gepassioneerd ben geweest door de politiek. Ik ben gedurende tien jaar kamerlid van het Hoofdstedelijke Brusselse Gewest geweest. Ik hoopte er op dat ik mijn engagement kon uiten op een kabinet, en ik heb gelukkig de kans gekregen om te kunnen werken op het thema „gezin‟. S: Wie is er verantwoordelijk voor het thema „vrouwelijke genitale verminking‟ in België? Welke kabinetten zijn hiervoor verantwoordelijk?
F: Wat er gebeurd is, is dat mevrouw Mandaila, Staatssecretaris voor het Gezin is geworden. Zij heeft een vergadering georganiseerd waar ze heeft meerder aanbevelingen heeft voorgesteld als Staatssecretaris en een van die aanbevelingen was de strijd tegen vrouwelijke genitale verminking. Het kabinet van Minister Dupont, die minister is van Maatschappelijke Integratie, heeft een plan tegen intrafamiliaal geweld ontwikkelt. Gisèle Mandaila dacht dat het interessant zou zijn om het plan van de strijd tegen vrouwelijke genitale verminking te laten vallen onder het plan van Minister Dupont over de strijd tegen intrafamiliaal geweld. Dan werd er een plan uitgewerkt met de verschillende gewesten en gemeenschappen, en zo zijn we tot een tekst gekomen waarover er een unanieme overeenstemming bestaat. Ik zal je dat plan in het Nederlands geven, zo kan je zien op welke punten we gewerkt hebben. Minister 386
Ik heb mezelf de vrijheid gegund om dit interview in het Nederlands te vertalen, vermits het in het Frans werd gevoerd. De „F‟ staat voor mevrouw Fraiteur, de „E‟ staat voor Bart Eeman, en de „S‟ staat voor Stien.
183
Dupont heeft Gisèle Mandaila voorzitster gemaakt van de werkgroep die werd opgericht voor het Nationaal Plan verder uit te werken. Momenteel wachten we op het kabinet van Minister Dupont om een volgende interministeriële conferentie te kunnen houden. Indien Gisèle Mandaila na de verkiezingen hier nog steeds zal werken, en Minister Dupont nog mee wil werken aan deze interministeriële conferentie dan kan Gisèle Mandaila iedereen weder bij elkaar roepen. De werkgroep heeft wel een document ontwikkeld dat blijvend is, ook indien er veranderingen zouden optreden binnen kabinetten na de verkiezingen. De gewesten en gemeenschappen zijn nog steeds aanwezig tot 2009, dus het is de moeite, zeker omdat er een overeenstemming is. Het doel is dat iedereen, met uitzondering van kleine nuances, akkoord zou zijn. Momenteel is er een groot verschil tussen de Franse en Vlaamse gemeenschap, namelijk in Frankrijk houden ze preventieve onderzoeken naar de vrouwelijke genitaliën van meisjes. De Franse gemeenschap staat daar wat afwachtend tegenover, ze wil eerst praten met experten, vragen stellen. Dus dat is een moeilijkheid terwijl in Vlaanderen zulke onderzoeken al gebeuren. Dus het is wat jammer dat er in een zelfde land voor de gemeenschappen zo een grote verschillen bestaan. Maar voor de overige punten weet ik dat er weinig verschillen zijn in de gemeenschappen over de tekst, bijvoorbeeld over de vormingen, informeren, … daarover bestaat geen discussie. Verder is er nog een verandering aan de wet, waarvoor het kabinet van Onkelinx verantwoordelijk is, namelijk dat het aanzetten tot of het promoten van vrouwelijke genitale verminking verboden zou maken. Want momenteel wordt iemand die reclame maakt vóór vrouwelijke genitale verminking niet gestraft. Dus het zeggen dat vrouwen of meisjes moeten besneden worden omdat ze anders geen goede vrouw zou zijn, etc. Er zijn mensen die hier in België zulke uitspraken doen, maar niet strafbaar zijn.
In het plan dat je voor je liggen hebt, zie je onder het eerste punt de wetten staan die momenteel in België gangbaar zijn. We hebben in België reeds unaniem een resolutie goedgekeurd in de Senaat. Dan verwijs ik je verder naar puntje vier, namelijk de StatenGeneraal van het gezin. De Staten-Generaal heeft zich ook over deze problematiek gebogen, namelijk binnen de werkgroep rond de strijd tegen alle vormen van geweld.
S: Wie maakt allemaal deel uit van deze groep?
F: Daarvoor moet ik eens kijken naar de lijst van diegenen die aanwezig waren. Het kabinet van Onkelinx, die waren natuurlijk sterk vertegenwoordigd, het kabinet bevoegd voor ontwikkelingssamenwerking van De Decker. Het zijn niet de ministers die komen, maar wel 184
de medewerkers. Er waren natuurlijk personen van het kabinet van Dupont, en van het kabinet van Mandaila. Dat waren de personen voor het federale niveau.
E: En dan de Minister van Volksgezondheid en welzijn.
S: Minister Vervotte.
F: Ja, van het kabinet van Vervotte, en dan ook van de Franse Gemeenschap, namelijk van het kabinet van Minister Arena, en van Fonck voor de preventie.
S: Wie is Fonck?
F: Cathérine Fonck.
E: Dan was er ook iemand van de administratie van de Vlaamse Gemeenschap. Alle actoren waren aanwezig om het plan te bespreken. Die gemeenschappen en gewesten zijn van Wallonië zijn niet zo bekend voor de Vlaming en omgekeerd.
F: Ik heb hier een document waar dat iedereen op staat van diegenen die aanwezig waren en ook met hun foto, want die heb ik gebruikt voor de Vlaamse Ministers. Ik zal je eens de foto van Cathérine Fonck laten zien, maar ik vind ze niet. Dus hier heb ik de interministeriële conferentie van maatschappelijke integratie, dus dat is nummer veertien. Dus al diegenen die aanwezig waren, zijn, dus al diegenen die uitgenodigd waren, zijn: kabinet De Decker, Vanvelthoven. E: Ah, Vanvelthoven, dat is de Minister van werk, maar misschien dat die toen …
F: Van weert, Vervotte, Peeters, Keulen, Van Brempt, Arena, Fonck, Lanaan. Van de Duitstalige Gemeenschap was er niemand aanwezig, maar bon. Couraert, ah neen, die heeft zich geëxcuseerd, dan Marco, ah neen die is niet afgekomen. En dan hebben we Cerexhe, Huytebroeck en Smet. Dus al diegenen die bevoegd waren, waren aanwezig. Ah en hier heb ik de foto van Fonck. Zij is Minister van Gezondheid, Kinderwelzijn en Hulpverlening aan de jeugd. En omwille van haar bevoegdheden was zij aldus ook aanwezig op deze interministeriële conferentie. Dus nu weet je dat ook weer. 185
We hebben veel gewerkt met het kabinet van justitie, zo zijn we tot een propositie gekomen om het aanzetten tot genitale verminking strafbaar te stellen. Dus dat is een project dat reeds loopt op het kabinet.
S: Ik heb dat gelezen dat Onkelinx deze wet wil veranderen, maar is deze wet reeds gestemd in de kamer?
F: Neen, want dit voorstel is heel recent, en zij moet nog een tekst ontwikkelen die vertraging heeft. Het zal er wel komen, maar zal dat juist voor het einde van haar mandaat zijn, dat is onzeker. Maar omdat er een akkoord is, zal deze verandering er wel komen.
E: Dat is het kabinet van Onkelinx?
F: Ja, ze heeft deze tekst reeds klaar.
E: Maar die is ook nog niet door de Commissie geraakt.
F: Neen, dat neemt steeds veel tijd in.
S: Over welke commissie gaat het?
E: Is dat de commissie van sociale zaken?
F: Neen, de commissie van justitie. Eerst moet die tekst door de Commissie geloodst worden en dan moet ze gestemd worden. Maar als we het begin van de verkiezingen naderen, moeten de commissies nog heel wat werk doen om er zaken door te krijgen. Dus gezien aan het ritme dat zij moeten werken op het einde van hun rit. Dus dat zal waarschijnlijk voor de volgende regering zijn, maar omdat er reeds een akkoord over bestaat, zal dit geen probleem vormen. Dan hebben we de kennis en opleiding van de daders. Het eerste punt daarbij is de ondersteuning van de verenigingen. Alle verenigingen die strijden tegen vrouwelijke genitale verminking moeten geholpen worden, dat wil zeggen dat deze verenigingen minder tijd zouden moeten verliezen aan het bekomen van subsidies, en dat dat dus gemakkelijker zou worden. Dus daar hebben we een voorstel voor, en daar hebben we een discussie met de Vlaamse kant, namelijk dat zij niet dadelijk subsidies wensen te geven, maar eerst willen 186
onderzoeken hoe groot het probleem eigenlijk is vooraleer subsidies te geven. Maar momenteel krijgt het G.A.M.S. een beetje geld van de federale overheid, een beetje geld van de Franse gemeenschap, aldus een beetje hier en een beetje daar. En dat neemt bijzonder veel tijd in beslag om die dossiers te verwerken en om hen die subsidies te verlenen. Het idee is dus dat we alles op tafel leggen en dat zij elk jaar automatisch subsidies zouden krijgen. Om niet te veel tijd te verliezen om elke keer te vragen naar die subsidies. Dus dat is het idee, maar daar staan we nog niet ver in omdat er aan Vlaamse kant tegenkanting is.
S: Maar misschien is dat omdat de problematiek in Vlaanderen kleiner is dan bijvoorbeeld in Brussel en Wallonië.
F: Oh la! Dat is waarschijnlijk de reden waarom zij zo terughoudend staan tegenover de subsidies, omdat zij zeggen dat die problematiek niet zo groot is in Vlaanderen. Ik ben daar absoluut niet van overtuigd, maar dat idee leeft wel aan Vlaamse kant.
E: Maar er zijn dus wel heel veel mensen, bijvoorbeeld van onder de Sahara, die ook in het Vlaamse gewest wonen, maar daar is deze problematiek niet zo goed gekend. Ook omdat dat recente immigratie is. Terwijl dat dat in Brussel en Wallonië al langer bestaat. F: Maar dat is het verhaal van …
S: Vervotte.
F: Ja, zei zegt dat. Maar ik ben daar helemaal niet van overtuigd. Maar bijvoorbeeld in Antwerpen is er ook veel immigratie. Maar er bestaan daar niet veel statistieken van. Maar ze zeggen dat dat in Vlaanderen minder voorkomt, maar ik weet dat niet hoor. Dus het probleem in dit dossier zijn de cijfers, want wanneer iemand een meisje besnijdt dat gebeurt clandestien. Natuurlijk heeft men een vermoeden van het aantal gevallen, maar geen statistieken.
S: Denkt u dat het nodig is om te gaan onderzoeken over hoeveel gevallen het precies gaat?
F: Neen, voor mij niet. Maar bijvoorbeeld voor de vertegenwoordiger van Vervotte, die wil cijfers zien om beslissingen te kunnen nemen. Maar voor mij is dat niet zo belangrijk. Men weet dat er een aantal slachtoffers zijn van vrouwelijke genitale verminking in België. Maar de 187
politieke belangrijkheid om te kunnen strijden tegen deze praktijk is niet om de kwantiteit te kennen maar wel dat het een gruwelijke daad is. Hoeveel mensen dat dat er juist zijn, dat trek ik mij persoonlijk niet aan. Je weet dat het gebeurt, en daar moeten we iets aan doen. Als dat de politiek kan stimuleren om zich meer in te spannen, is het beter om hier onderzoek naar te doen. Maar, naar mijn mening, vind ik dit niet nodig.
E: Als je luistert naar de verhalen van dokter Amy. Heb jij dokter Amy ontmoet?
S: Neen, ik heb wel veel over hem gelezen.
E: Hij was een Nederlandstalige dokter aan de VUB, die heel veel gevallen heeft behandeld.
S: Mijn commissaris van mijn thesis is Els Leye, en ze heeft een onderzoek gedaan naar onder andere hoe vaak Vlaamse gynaecologen, maar dat is nog niet gepubliceerd, geconfronteerd worden met genitale verminking in hun praktijk. Daar zijn er ook cijfers die wijzen dat er ongeveer een twintig procent van de gynaecologen die meegedaan hebben aan dit onderzoek met meer dan drie gevallen in het laatste jaar werden geconfronteerd.
E: Dat is een verhoging.
F: Ja, Els Leye heeft ons met haar onderzoeken goed geholpen. Het is moeilijk om een akkoord te bereiken tussen de verschillende gewesten en gemeenschappen over dit onderwerp. En ik ben aldus blij dat er nu een tekst ontwikkeld werd waarover iedereen akkoord is. Maar ik vind het jammer, en Mandaila sluit zich daarbij aan, dat er nog geen nieuwe interministeriële conferentie heeft plaats gevonden om unaniem de tekst goed te keuren. Maar, is dit nu typisch voor de politiek, of heeft dit te maken met de verkiezingen, ik weet het niet, maar er is bij de kabinetten niet de wil om nog eens samen te komen om dit plan verder te realiseren. De enige die niets van zich heeft laten weten is Minister Dupont, we hebben al vaak naar hem gemaild en gebeld zonder resultaat. Maar dit plan heeft een grote vertraging, we zijn nu midden mei, en de verkiezingen vinden plaats op 10 juni. De verkiezingen zijn heel dichtbij. Als Mandaila de conferentie bijeenroept, zal iedereen dan aanwezig zijn? Iedereen is bezig met de verkiezingscampagne. Maar indien we optimistisch blijven, kunnen we stellen dat er een document bestaat. Er is een rapport waarover iedereen akkoord is, we kunnen daarmee doorgaan tot 2009. 188
S: Heeft u een idee waarom Minister Dupont niet reageert?
F: De medewerker heeft me gezegd dat, maar ik moet oppassen met hetgeen ik zeg. Neen, maar hij heeft veel ander materiaal die ook nog moeten verwerkt worden, misschien is hij niet voldoende gemotiveerd om … ik weet het niet. Ik vind het jammer, hetgeen zijn medewerker heeft gezegd is dat hij het niet op de huidige agenda heeft gezet, en dat hij niet echt geïnteresseerd is om dit te doen.
S: Is het niet mogelijk om zonder Minister Dupont te stemmen?
F: Mandaila heeft dat aan Minister Dupont geschreven, en ik denk dat dat ook zo zal gebeuren. Maar omdat we midden mei zijn, denk ik dat er niet veel mensen aanwezig zullen zijn, omdat er veel mensen met hun campagne zullen bezig zijn. Maar we zullen er alles, alles, alles aan doen. Ik ben ervan overtuigd dat de G.A.M.S. en de andere verenigingen dit plan niet zullen vergeten, en na de verkiezingen wel zullen zeggen, we zijn er!
S: Over welke middelen bezit het kabinet van Mandaila om dit plan te verwezenlijken?
F: We hebben geld voor de vormingen, dus om brochures op te stellen. Maar het heeft in de politiek allemaal te maken met de timing. We zitten nu in een iet wat speciale periode. Er is geld beschikbaar om deze brochures op te stellen dus indien Mandaila geen Staatssecretaris meer zou zijn, het geld is er voor de brochures, dus het hoort bij de bevoegdheden van de Staatssecretaris voor het Gezin.
S: Voor wie zijn deze brochures bestemd.
F: Iedereen is akkoord met het plan voor het ontwikkelen van brochures. Deze brochures zijn voor de risicogroep, en voor de artsen, en voor al diegenen die moeten weten wat ze moeten doen indien ze in contact komen met vrouwen die genitaal verminkt werden. En ook om die mensen te informeren, en niet enkel de „intellectuelen‟ die de wetten kennen over de Belgische wet. Zeker ook voor mensen die hier pas toekomen, want indien zij niet weten dat het hier in België verboden is, zullen zij het misschien wel doen. Dat was ook een voorstel waarover geen discussie bestond. Iedereen was akkoord in verband met dit informeren. 189
S: Wat zijn de onderwerpen die zeker in de brochure moeten staan om de medische, sociale, … sector te informeren?
F: Omdat het over een traditie gaat die bij hen wordt gepraktiseerd, moet er eerst geïnformeerd worden over de wet. Duidelijk stellen dat het hier verboden is, volgens mij is dat zeer belangrijk. Alle gevolgen op het niveau van de gezondheid, zowel fysisch als psychologisch. En hen ook informeren over de foute veronderstellingen die ze hebben aangenomen. Zelf heb ik nog voor mijn opleiding van arts in Somalië gewerkt, en die vrouwen daar worden besneden, en de redenen waarom die vrouwen zich laten besnijden, zijn geen correcte redenen. Ze zijn ervan overtuigd dat hun dochter geen man zal vinden, en je moet hen uitleggen dat dat niet waar is. Er is nood aan getuigenissen van vrouwen die deze praktijk hebben moeten ondergaan. Anders kan men zich niet inleven in die cultuur. Het is zoals die ene vrouw … ik ben haar naam vergeten, maar dat is niet erg. Die vrouw heeft verteld wat ze heeft meegemaakt, namelijk dat ze besneden is geweest, dat vind ik erg belangrijk. Als ik dat uitleg aan vrouwen, dan begrijpen ze dat minder. In de brochure moeten zeker getuigenissen staan!
S: Voor mij is het niet duidelijk of reïnfibulatie door de wet verboden is of niet?
F: Ik ga met jou akkoord. Het is inderdaad niet duidelijk. Wanneer men praat met juristen, zeggen ze dat het duidelijk is, namelijk het is verboden. Maar voor de artsen is het niet duidelijk. Er moet geen andere wet komen, maar in de brochure moet er duidelijk vermeld worden dat ze niet mogen reïnfibuleren. Natuurlijk is dat voor hen heel moeilijk, omdat zij de druk ervaren van de man, familie, … die willen dat de vrouw gereïnfibuleerd wordt. De artsen hebben ons reeds gezegd dat het heel moeilijk is. Dit is dus ook een onderwerp dat zeker in de brochure moet staan, niet alleen voor de artsen, maar ook voor alle mensen die met vrouwelijke genitale verminking in contact komen. Er moet duidelijk gesteld worden dat reïnfibulatie verboden is, en dat moet duidelijk vermeld worden in de brochure. En het is waar dat dat een vraag is langs de kant van de artsen.
S: En hoe de artsen moeten helpen bij de bevalling, zal dit ook vermeld worden?
190
F: Natuurlijk! Dat bedoelde ik met informatie aan de artsen, dat hoort er ook zeker onder. De artsen zijn inderdaad niet vaak op de hoogte wat ze moeten doen wanneer ze in contact komen met een genitaal verminkte vrouw. Wanneer een arts voor de eerste keer een geïnfibuleerde vrouw ontmoet, is hij in paniek, hij heeft geen enkele instructie. En in de brochure moet dan ook vermeld worden dat het een onmogelijkheid is dat de arts reïnfibuleert. Ook voor gynaecologen is het belangrijk dat zij weten wat ze moeten doen op zulke momenten. Ook moeten er onderzoeken gebeuren bij de pasgeboren kindjes om te vermijden dat zij genitaal verminkt worden. In dit geval staat de Franse Gemeenschap achter op de Vlaamse. Wanneer een vrouw zich aanmeldt, moet duidelijk vermeld worden dat deze praktijk hier verboden is, en dat zij haar kind niet mag besnijden. Wanneer men dit onderzoek doet bij zowel jonge jongens als meisjes, dan kan dit geen problemen veroorzaken. De Franse Gemeenschap is hier terughoudend omdat zij stellen dat er naar de seksuele genitaliën van jongen kinderen zal gekeken worden.
S: Ik heb gelezen dat het moeilijk is om te zien of een vrouw of meisje verminkt werd bij type 1 en 2.
F: De kleine mutilaties dan.
S: Wat is het nut van de onderzoeken dan indien je de kleine mutilaties niet kan zien.
F: Ik zal zeggen dat in het algemeen je de mutilaties kan zien. Ik ben naar Somalië geweest, en je ziet daar wel de ergste vormen, maar ik kan je verzekeren dat in de drie gevallen, dus de drie types, dat je je moet haasten om niet te gaan overgeven in de lavabo. Het is verschrikkelijk. Je kan niets meer herkennen. In het algemeen, men noemt het mutilatie, omdat het echt, ik vind het verschrikkelijk. Zal men het zien? Ja. Je kan spreken over gevallen waar er misschien een enkel sneetje in de clitoris heeft plaatsgevonden, dan zou je het enkel niet kunnen zien indien het heel heel heel goed zou gedaan zijn geweest. Ik denk écht dat het zichtbaar is, dat je het niet kan negeren. Ik heb bevallingen gezien bij vrouwen die gemutileerd waren, en ik verzeker je, je herkent niets meer! Het is werkelijk een „boucherie‟. De gevallen waar je niets abnormaals kan zien, zijn echt zelden, volgens mij.
S: Zal dit onderzoek een verplicht onderdeel worden?
191
F: Of het onderzoek verplicht zal zijn? Ja, ja! De Vlaamse Gemeenschap is akkoord, en zij doen dit reeds systematisch bijvoorbeeld bij „Kind en Gezin‟. 17 maart 2000. Het gebeurt reeds in Vlaanderen, in tegenstelling tot de Franse Gemeenschap, en zij willen eerst de mening horen van experten, etc. Dat is uiteindelijk het enige punt in het Nationaal actieplan waar er geen akkoord over bestaat. Ik heb aan de Franse Gemeenschap geadviseerd dat ze contact moeten opnemen met Frankrijk die deze onderzoeken sedert lange tijd uitvoert om de zaken een beetje sneller te laten avanceren. Ik vind dat er geen probleem is om dit onderzoek verplicht te maken, want er is toch geen probleem. Als ze kijken naar de oren, ogen, … kunnen ze toch ook kijken naar de genitaliën, daar moet toch niet moeilijk over gedaan worden.
S: Dat is dan voor alle meisjes?
F: Ja, de jongens en de meisjes om vooroordelen van anderen te vermijden. De twee zullen onderzocht worden, dus systematisch de kleine jongens en meisjes.
S: Wanneer een jongen of een meisje het onderzoek weigert, wat gebeurt er dan?
F: Dat zal ook in de brochure staan. Er zijn twee categorieën, namelijk de pasgeborenen die kunnen niet weigeren, dus daar zal zich dat niet voor doen. En wanneer een ouder meisje weigert, zullen de artsen en psychologen moeten overleggen wat de reden is dat het meisje weigert. Volgens mij is de periode van de pasgeboren meisjes het meest belangrijk, maar ik weet niet of je dat gehoord hebt, maar genitale verminkingen zijn in de meeste herkomstlanden verboden, en ook omdat het hier in België verboden is, en dat vele mensen dat horen, schijnt het dat vele meisjes steeds vroeger besneden worden, zodat ze de meisjes niet zouden kunnen weigeren. Het wordt steeds vaker gedaan bij de pasgeborenen. De risicogroep wordt steeds meer pasgeborenen en het is daar dat men zeker preventie moet voeren. We merken in de statistieken dat meisjes steeds vroeger worden besneden. Het is enorm belangrijk om ook aan de familie te zeggen dat het verboden is in België, omdat het voorkomt dat de tante of de grootmoeder het kind meeneemt naar een herkomstland zonder medeweten van de moeder. Daarom is het belangrijk om ook aan hen te zeggen dat het verboden is.
192
E: Je zegt dat een tante of grootmoeder het kind meeneemt om daar het kind „genitaal te verminken‟, maar daar wordt waarschijnlijk een andere term gebruikt dan „genitaal verminken‟.
F: Daar? S: Ze gebruiken daar „besnijden‟ (exciser)
E: Maar ze gebruiken daar een andere term omdat ze dat daar niet beschouwen als verminking.
F: Natuurlijk!
E: Ik vroeg me dat af.
F: Ze gebruiken daar een lokale term, een traditionele term, maar alleszins niet de term die wij hier gebruiken. De meisjes worden daar besneden omdat ze anders geen man vinden, dat is de reden. Ze denken dat de meisjes niet zullen kunnen trouwen indien ze niet besneden zijn.
S: Er zijn ook nog andere reden, bijvoorbeeld voor de vruchtbaarheid.
F: Ja, ja, daar ga ik mee akkoord, er zijn verscheidene redenen. Maar het is meestal dat ze er van overtuigd zijn dat ze geen man zullen vinden indien ze niet besneden zijn, maar dat is niet de enige reden. Er zijn ook nog andere redenen, bijvoorbeeld voor de vruchtbaarheid, etc. Maar dat ze geen man zullen vinden, is de reden die ik het vaakst heb gehoord.
E: De mannen die daar wonen, maken zij ook een verschil tussen een besneden en nietbesneden vrouw?
F: Natuurlijk! Zij zijn ervan overtuigd, in die cultuur, dat een niet-geïnfibuleerde vrouw ontrouw zou zijn. Dat is het. S: De man moet de vrouw „openen‟ wanneer ze trouwen. 193
F: Had je dat niet begrepen?
E: Neen.
F: In Somalië wordt de vrouw in de ergste vorm besneden, ze snijden alles weg, en tenslotte naaien ze de overgebleven schaamlippen aan elkaar, en laten ze nog een klein gaatje open voor de urine. Tijdens het eerste seksuele contact, „scheurt‟ de man de vrouw open, dus je moet je eens inbeelden hoe dat is bij een bevalling. Dat is een echte „boucherie‟. Dus daar in Somalië, bij de ergste vorm, veroorzaakt dat enorm veel infecties, dat is verschrikkelijk. Er zijn ook kleine meisjes die sterven door een besnijdenis. Na de bevalling wanneer alles open ligt, wordt alles weer dichtgenaaid. Kun je je het voorstellen? (zegt ze aan Bart) Dus als we weer terug gaan naar het actieplan dan hebben we het onderzoek van de uitwendige geslachtsorganen, maar dat hebben we reeds besproken. Voor de bestudering van de aard en de tenlasteneming van de specifieke medische handelingen, daarvoor hebben we geen toestemming van Minister Demotte. En dan de acties van België op internationaal niveau verlopen prima, er werd in 2003 het protocol Maputo goedgekeurd, en dat verloopt allemaal goed. Bij de „snijdsters‟ zal men werk promoten, omdat meisjes besnijden vaak hun enige inkomst is, zal daar ander werk gepromoot worden. Ik heb voor mevrouw Mandaila een tekst voorbereid voor 11 mei. Ik zal je het meegeven, het is wel in het Frans.
S: Ah, ik ga daar ook naar toe. F: Kom je ook? Ik heb de pagina‟s uitgeprint, en daar resumeer ik hoe het proces van het nationaal plan verloopt. Dus ik zeg dat ze een plan heeft opgestart, en ik zeg dat het hoort bij het plan tegen intrafamiliaal geweld, ik leg uit wanneer de werkgroep van de interministeriële conferentie zijn samen gekomen. Dan de verschillende voorstellen in verband met het plan, en dan heb ik ze geresumeerd, daardoor is meer literair. En dan zegt ze een woordje over het kabinet Dupont.
S: Ik heb dan nog enkele vragen maar niet veel. Wanneer zou je de brochure willen publiceren? Na de verkiezingen? 194
F: Ja, ik denk dat het na de verkiezingen zal zijn. Maar we moeten eerst nog met zijn allen samengekomen om een akkoord te sluiten, en moeten we dus realistisch zijn. Maar ik denk niet dat dat een probleem zal vormen, en de brochure er wel degelijk zal komen na de verkiezingen. We zullen zien.
S: Heeft u een budget voor de vormingen? Sorry, u heeft dat al vermeld.
F: We zijn nu reeds mei, dus de brochure zal voor na de verkiezingen zijn. Maar een keer de nieuwe regering geconstitueerd is, en omdat er budget is voor vrouwelijke genitale verminking, denk ik dat die brochure er zeker zal komen. S: Wat is „opleiding‟ in het Frans? E: „Formation‟. S: Oh, ik dacht dat dat „vormingen‟ was. Maar wat is dan het verschil tussen vormingen en opleidingen? E: Ah, ik weet niet in welke context, anders „enseignements‟?
S: Voor in het onderwijs, dat er misschien lessen zouden kunnen gegeven worden over vrouwelijke genitale verminking. Maar of dat ook bij dat plan hoort.
E: Bij studenten?
S: Ja, bijvoorbeeld bij dokters.
E: (vraag aan mevrouw Fraiteur) Of er in de opleidingen van bijvoorbeeld artsen het onderwerp vrouwelijke genitale verminking wordt voorzien?
F: Er wordt informatie gegeven, maar tijdens een les, en geen gehele les, want als je over elke problematiek een gehele les moet geven… Maar er is informatie die hen wordt aangeboden, dus dat behoort onder voorstel vier, namelijk met de betrekking tot de kennis en opleiding. Dat 195
wordt initieel aangeboden voor opleidingen van bijvoorbeeld artsen. De meest essentiële elementen van vrouwelijke genitale verminking zullen vermeld worden. Maar dat is heel oppervlakkig, vermits er geen heel uur daarover kan gegeven worden. Er zullen noties ontwikkeld worden over wat bijvoorbeeld artsen moeten doen indien ze met een vrouw geconfronteerd worden die genitaal verminkt is.
S: Gaat u die brochure realiseren in samenwerking met G.A.M.S.?
F: Natuurlijk. Ik vind het essentieel dat zo een brochure wordt ontwikkeld met mensen van op het terrein, en niet vanuit een „intellectuele‟ optiek, zodat niemand begrijpt over wat het eigenlijk gaat. Het hoofdidee is dat de brochure moet ontwikkeld worden met mensen van op het terrein, bijvoorbeeld de G.A.M.S. die ervaring hebben op het terrein. Wat men moet proberen te vermijden, zijn de „intellectuele ideeën‟. Ook voor de richtlijnen voor artsen zal er samenwerking zijn met de G.A.M.S. en andere gerelateerde verenigingen die ervaring hebben op het terrein.
S: U heeft me verteld dat de G.A.M.S. subsidies ontvangt, van wie ontvangen ze die subsidies.
F: Dat zou je aan hen moeten vragen. Ze ontvangen alleszins subsidies van Fonds Houtman, van de Franse Gemeenschap. Is het belangrijk voor jou? Wil je dat ik het opzoek?
S: Ja, indien het mogelijk is.
F: Ik kan het je wel niet meegeven. (Mevrouw Fraiteur gaat de documenten zoeken)
E: En hoe is dat in Nederland?
S: Heel anders. Ik heb dat ook aan Els Leye gevraagd en zij zei dat dat misschien komt omdat het daar veel zichtbaarder is, omdat daar veel vrouwen van de Somalische gemeenschap wonen. In Nederland is het veel meer gecoördineerd, terwijl dat het hier veel meer afhangt van individuele initiatieven. Je hebt hier de G.A.M.S. en het International Centre for Reproductive Health, waar Els Leye werkt. Je hebt veel meer individuele acties, terwijl het Pharos echt door de regering is aangeduid als kenniscentrum en die dan ook heel veel vormingen gaat geven aan politie, dokters, gynaecologen enzovoort. De regering geeft daar ook vrij veel geld voor. In 196
2005 nog drie miljoen euro om in zes gemeentes een proefproject te houden in samenwerking met het Pharos en ook andere organisaties.
E: Het is hier misschien ook wel moeilijker.
S: Ja, inderdaad, je zit hier met verschillende culturen eigenlijk.
E: Ja met de verschillende gewesten en gemeenschappen.
S: Ja, daar is Justitie en Volksgezondheid, bijvoorbeeld, terwijl dat we hier met een stuk of tien …
E: Ja.
S: Ik heb er ook heel lang naar gezocht wie er eigenlijk bevoegd was voor dit thema. Als je dat op internet moet zoeken, het is echt één nest. Het is moeilijk om te ontdekken wie met wat juist bezig is.
E: Jaja. S: Als je gaat kijken naar andere thema‟s bijvoorbeeld nachtvluchten, wie is daar allemaal bevoegd. Dus dat is allemaal zo een wirwar.
E: Ja dat is waar. Maar dat is de politieke constellatie van een gefederaliseerd land. In Nederland is dat allemaal veel logischer.
S: Maar ik merk dat ook bij het schrijven van mijn thesis. Als ik over Nederland schreef, ging het goed vooruit. Maar een keer België was het „pff‟.
E: Maar als je kan concluderen: is er in België nog veel af te leggen in vergelijking met Nederland?
S: Ja, enorm veel. Nu met dit plan merk je dat er nationale initiatieven aan bod komen. Maar ja in Nederland is dat misschien al tien jaar bezig. Bijvoorbeeld in Frankrijk is het ook heel 197
anders daar zijn ze ook al lang bezig met sensibiliseringscampagnes. En ik heb het gevoel dat het in België voorlopig echt alleen de wet er is, en dat is het eigenlijk. Nationaal gezien dan. En dat in Nederland die wet, ja … Hier hebben we een specifieke wetgeving, terwijl dat dat in Nederland niet zo is. En dat die wet, dat er een wet is, maar dat dat praktisch echt wel veel beter georganiseerd is.
E: Je moet dan ook mensen hebben die het punt op de agenda gezet hebben. Bijvoorbeeld hoe komt dat in Frankrijk?
S: Ja daar heb je een advocate gehad die heel veel rechtszaken heeft gedaan. Maar hier heb je ook het probleem dat G.A.M.S. voornamelijk Franstalig werkt dat Vlaanderen …
E: Ja maar de G.A.M.S. kreeg ook subsidies van de Franse Gemeenschap. En die kenden ook niet … , ik heb die mensen ook gezien, en die weten weinig af van de politieke affiniteit van België. Het is voor hen al voldoende dat ze subsidies krijgen, maar of dat nu van de Franse Gemeenschap komt, of van een andere. Omdat ze geld kregen van de Franse Gemeenschap hebben ze eigenlijk zich alleen langs die kant gericht. En ik denk dat ze weinig of geen contacten hebben gehad met de Vlaamse Gemeenschap. En ook zij hebben ook weinig of geen Nederlandstalige werknemers. Daar moeten ze toch nog wat in evolueren in hun hoofd, ze moeten beseffen dat als ze voor heel België willen werken dat ze daarvoor verschillende parlementen moeten aanspreken. Maar ik vind het wel goed dat Gisèle Mandaila dat punt op de agenda heeft gezet.
S: En hoe komt dat zij dat gedaan heeft?
E: Ja, omdat ze er dicht bij staat. Zij is ook van Afrikaanse origine. Omdat zij ook in contact gekomen is met de mensen van de G.A.M.S. en dat zij hen ook gezegd heeft dat ze overkoepelend te werken moeten gaan. Ik vind dat goed dat ze dat op de agenda gezet heeft.
S: Ik heb heel veel parlementaire vragen gezocht over het thema.
E: Bestaan daar parlementaire vragen over?
S: Ja, er bestaan er, maar niet veel hoor. 198
E: Hilde Vautmans waarschijnlijk.
S: Ja Hilde Vautmans, Trees Merckx, twee van het Vlaams Belang.
E: Trees Merckx is die van het federale niveau?
S: Ik denk dat Trees Merckx van het Vlaamse niveau is. En dan John Vrancken.
E: Ah ja, die is van het Vlaams Belang.
S: Ja. En dan Sabine de Bethune in de Senaat.
E: Ja, die is ook veel bezig met ontwikkelingssamenwerking. De meeste zijn mensen die geconfronteerd worden, rechtstreeks of onrechtstreeks, met de problematiek.
S: Ja, want je ziet altijd dezelfde namen terugkeren. E: Ja de vragen op zich je zou ze moeten kunnen analyseren in welke richting dat ze … S: Ja. De meeste vragen …
(Mevrouw komt de kamer terug binnen)
F: Mag ik storen?
E: Nog een minuut.
F: Koita dat was de vrouw die ik daarjuist zocht. G.A.M.S. ontvangt ook giften, maar dat is niet veel. Ze ontvangen voor de rest subsidies van het Fonds Houtman, van de Franse Gemeenschap. Het probleem van G.A.M.S. is, maar dat heb ik je al uitgelegd dat zij elke keer opnieuw een project moeten indienen voor het volgende jaar. En dat is het probleem, en het is daarom dat we dat probleem willen oplossen opdat ze elk jaar automatisch subsidies zouden kunnen ontvangen. Want als ze subsidies voor het volgende jaar aanvragen, is het niet zeker 199
dat ze die zullen ontvangen. Die giften hebben ze zeker, maar dat is echt niet veel. Ze hebben ook subsidies gekregen van de federale regering, het Fonds FIPI.
S: Wat is FIPI?
F: Dat weet ik niet. Ze proberen subsidies te krijgen via verschillende fondsen, maar ik mag je niet laten zien hoeveel subsidies ze krijgen, omdat dat vertrouwelijke informatie is. Ze proberen een beetje overal subsidies aan te vragen, wat ook normaal is, en elk jaar moeten zij dit opnieuw doen. Ik kan je niet laten zien welk bedrag zij ontvangen. Ik kan je alleen zeggen dat ze vorig jaar een budget hebben ontvangen van het Fonds Houtman, van de Franse Gemeenschap en van het Fonds FIPI. Maar de subsidies voor volgend jaar zijn niet zeker, want elk jaar moeten ze herbeginnen.
S: En het Fonds Houtman valt dat onder het federale niveau?
F: Ja. Neen, ik weet het niet zeker. Ik zie hier dat het staat onder de Franse Gemeenschap. Ik weet het niet zeker. Heeft u gedaan met je vragen?
S: Nee.
F: Het meest belangrijke is de betrokken sectoren en de risicogroep te informeren over de wet. Niemand weet hoe die wet in elkaar zit. Er is nog geen enkele vervolging geweest.
S: In Nederland ook nog niet.
E: En in Frankrijk?
S: Daar wel, een dertigtal denk ik. Het probleem is ook om te bewijzen dat er een genitale verminking plaatsgevonden heeft.
F: Door wie dan bedoel je? Ja in België moet er nog veel gebeuren. Maar het belangrijkste is dat het vooruit gaat. G.A.M.S. doet veel werk. Mevrouw Diallo was vrouw van het jaar voor het jaar 2005. He probleem is alleen dat de meeste mensen dit niet weten, niemand praat er
200
over, ook de politiek niet. Het probleem dat niemand de problematiek kent. Niemand van mijn vrienden weet wat vrouwelijke genitale verminking is.
E: Er is ook weinig interesse bij de media.
F: Het is nodig dat bijvoorbeeld mevrouw Koita of mevrouw Diallo meer media-aandacht krijgen, en uitleggen wat vrouwelijke genitale verminking juist is. Ze doen erg veel om vrouwelijke genitale verminking te bestrijden, maar niemand kent hen. Maar hoe is thema in Nederland bekend geraakt?
S: Dat is gekomen door de immigratie eind jaren tachtig, waardoor Somalische mensen zich in Nederland gevestigd hebben. Bedankt voor je interview.
F: Dat is graag gedaan.
201
8.3. Interview met mevrouw Diallo387
De G.A.M.S. is in 1996 ontstaan, Khadidiatou Diallo is de vice-president van dit centrum. G.AM.S. ontvangt subsidies van de Franse Gemeenschap en van Minister Dupont. De G.A.M.S. doet aan onthaal, begeleiding, alfabetisering, sensibilisering, … van vrouwen die genitaal verminkt werden. Verder helpen zij vluchtelingen, helpen ze vrouwen met hun zoektocht naar werk, en bij regularisatieproblemen. Momenteel zijn er 170 vrouwen die naar het centrum komen, zij hebben voornamelijk de Guinese, Somalische, Malese of Djiboutische nationaliteit. Wat Diallo opmerkt, is dat in de laatste twee jaar meer vrouwen van Guinese afkomst naar de G.A.M.S. komen. Als een vrouw naar de G.A.M.S. komt, vraagt het personeel (het personeel dat bij de G.A.M.S. werkt bestaat hoofdzakelijk uit vrijwilligers, wel worden er drie mensen uitbetaald) eerst hoe ze bij de G.A.M.S. zijn terecht gekomen, en wat hun vraag is. Eerst zullen zij luisteren naar het verhaal van de vrouw, en vervolgens zal de G.A.M.S. duidelijk stellen dat ze de hulpbehoevende vrouw zullen helpen indien zij zich aansluit bij de drie kernpunten voor een goede samenwerking. Namelijk ze mogen ten eerste hun kinderen niet besnijden. Ze moeten uit de cultuur van de vrouwelijke genitale verminking stappen. Ten tweede moeten ze een engagement aangaan ten opzichte van de groep, en tenslotte moeten ze werk zoeken. Om ervoor te zorgen dat de moeder haar kind niet zal besnijden zal een arts elk jaar bij de kinderen op bezoek gaan om te checken of zij niet besneden werden. Soms komt ook de man van de hulpbehoevende vrouw mee, dit enerzijds omwille van vragen omtrent papieren (bijvoorbeeld regularisatie) of anderzijds omdat ze interesse tonen in de problematiek rond vrouwelijke genitale verminking (dit komt echter minder vaak voor). Eer wordt meestal nooit gesproken over seksualiteit tussen de man en de vrouw, omdat dit een taboe is. Het is aan de G.A.M.S. om dit taboe te proberen te doorbreken. In de G.A.M.S. worden verschillende activiteiten gehouden, zo is er dagelijks onthaal, cursus alfabetisering (in het Frans), functiegerichte cursus informatica en informatie verkrijgbaar. Elke woensdag en zaterdag kunnen de vrouwen komen naaien in het atelier (de naaimachines werden verkregen door barmhartige mensen). Elke woensdag kunnen kinderen van de lagere school er terecht voor huiswerkschool. Het eerste weekend van de maand wordt er een groepsgesprek gehouden waarin wordt verteld over hun ervaringen in het vinden van 387
Ik heb mezelf de vrijheid gegund om dit interview slechts een korte Nederlandse samenvatting weer te geven. Het gesprek werd in het Frans gevoerd.
202
werk, huis, … Het tweede weekend van de maand kunnen er allerlei dingen uitgewisseld worden, zoals bijvoorbeeld kledij, deze activiteit is er voornamelijk om de vrouwen te mobiliseren zodat ze steeds thuis zouden blijven zitten. Elke laatste vrijdag van de maand komt een arts uitleg geven over de werking van het vrouwelijke lichaam. Dit zowel over de werking van de organen, zintuigen, … als de werking van de seksuele organen. Naast deze activiteiten verzorgt de G.A.M.S. ook vormingen (enkel in het Frans), zo hebben zij reeds vormingen gegeven aan de politie, fedasil, juristen, Klein Kasteeltje, … Verder stellen zij brochures op (Nederlands, Frans en Engels), strips (Nederlands, Frans, Engels en …), richtlijnen (Nederlands en Frans). Aan hun mannelijk personeel bieden zij om de drie maanden een vorming aan. De G.A.M.S. werkt samen met andere organisaties, bijvoorbeeld het VUB, het Tropisch Instituut en het ICRH, zij beschouwen deze samenwerking als complementair, omdat zij enkel Franstalig gericht zijn. In tegenstelling tot het ICRH doen zij geen wetenschappelijk onderzoek naar vrouwelijke genitale verminking, en werken zij dus enkel met de risicogroep, en mensen uit de medische, sociale, juridische, … sector om hen te sensibiliseren. Zij hopen dat het Nationaal Actieplan zal slagen, en hopen eveneens dat de regeling met de subsidies vlotter zal verlopen, omdat zij nu elk jaar opnieuw een project moeten indien om subsidies te kunnen ontvangen. Ook uiten zij de nood aan Nederlandstalige medewerkers.
203
9. Bibliografie
Boeken en publicaties Bartels K. en Haaijer I. 's Lands wijs 's lands eer? Vrouwenbesnijdenis en Somalische vrouwen in Nederland. Centrum Gezondheidszorg Vluchtelingen. Rijswijk. 1992.
Bartels K. en Haaijer I. Vrouwenbesnijdenis en Somalische vrouwen in Nederland. Stichting Pharos. Utrecht. 1995.
Boerfeijn I., van der Liet-Senders M.M., Loenen T. Het voorkomen en bestrijden van geweld tegen vrouwen. Een verdiepend onderzoek naar het Nederlandse beleid in het licht van de verplichtingen die voortvloeien uit het vrouwengedrag. 2000.
Jonkvorst B.H. Vrouwelijke genitale verminking. Een rechtsvergelijkend onderzoek tussen Nederland en Canada. Afstudeerscriptie. Universiteit Utrecht. Juli 2005.
Kool R.S.B., Beijer A., van Drumpt C.F., Eelman J.M., Knoops G.G.J.. Bestrijding vrouwelijke genitale verminking. Beleidsadvies. Quantes. Rijswijk. 2005.
Kool R.S.B., Beijer A., van Drumpt C.F., Eelman J.M., Knoops G.G.J. Vrouwelijke genitale verminking in juridisch perspectief. (Rechtsvergelijkend) onderzoek naar de juridische mogelijkheden ter voorkoming en bestrijding van vrouwelijke genitale verminking. Quantes. Rijswijk. 2005.
Leye E. Aanbevelingen ivm vrouwelijke genitale verminking (VGV) in België, als advies op het memorandum 2007 van de Nationale Vrouwenraad. Gent. 2007. Leye E. “Lastenboek”, opgemaakt door ICRH ter attentie van Kabinet Mandaila voor het opmaken van actieplan in België ter preventie van VGV. Gent. 2007.
204
Leye E., Deblonde J. Legislation in Europe regarding female genital mutilation and the implementation of the law in Belgium, France, Spain, Sweden and the UK. Gent. April 2004.
Leye E., Deblonde J., Temmerman M. Vrouwenbesnijdenis in Europa. Enkele knelpunten in de aanpak van de gezondheidszorg, wetgeving en preventie. In Eigen emancipatie eerst? Over de rechten en representatie van vrouwen in een multiculturele samenleving. Uitgegeven door G. Coene en C. Longman. Academia Press. Gent. 2005.
Leye E., Ysebaert I., Deblonde J., Claeys P., Vermeulen G., Jacquemyn Y., Temmerman M. Female genital mutilation : Knowledge, attitudes and practices of Flemish gynaecologists. Manuscript.
Richard F., Daniel D., Ostyn B., Colpaert E., Amy J.J. Guide technique pour les professionnels de la sante. Mutilations génitales féminines conduite à tenir à l‟accouchement. 2000.
van der Kwaak A., Bartels E., de Vries F., Meuwese S. Strategieën ter voorkoming van besnijdenis bij meisjes. Inventarisatie en aanbevelingen. Vrij Universiteit Amsterdam. 2003.
Van der Kwaak A., Keizer C. Van verzwegen pijn naar stil verdriet. Visies op vrouwenbesnijdenis en verandering. Dienst Communicatie Wetenschapswinkel. Amsterdam. 2004.
Besluit van 9 januari 2006 tot vaststelling van het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet van 22 december 2005 tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht en de Wegenverkeerswet 1994, in verband met de herijking van een aantal wettelijke strafmaxima (Stb. 2006, 11). Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden. Jaargang 2006. 23.
Etniciteit en diversiteit. Van onderzoek, naar beleid, naar actie. Congresbundel 2002. Rector, R. Wetenschapswinkel VU. Amsterdam. 2002.
Vaststelling van de begroting van de uitgaven en de ontvangsten van het Ministerie van Justitie (VI) voor het jaar 2001. Tweede Kamer der Staten-Generaal. Vergaderjaar 2000-2001. 27 400 VI. Nummer 83. 205
Vaststelling van de begroting van de uitgaven en de ontvangsten van het Ministerie van Justitie (VI) voor het jaar 2002. Tweede Kamer der Staten-Generaal. Vergaderjaar 2001-2002. 28 000 VI. Nummer 52.
Wet van 22 december 2005 tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht en de Wegenverkeerswet 1994, in verband met de herijking van een aantal wettelijke strafmaxima. Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden. Jaargang 2006. 11.
Documentaire Kim Longinoto. The Day I Will Never Forget. England. 2002. 92 minutes. Color.
Internet
Leye E. Vrouwelijke genitale verminking in Europa. In RoSa. Uitgelezen. Jaargang 12. Nr. 4. 2006. http://www.rosadoc.be/site/nieuw/pdf/uitgelezen/ug12nr4genitaleverminking.pdf. Laatst geraadpleegd op 12 mei 2007.
Leye E. en Bosmans M. Vrouwenbesnijdenis in Europa en België. 2001. http://cas1.elis.rug.ac.be/avrug/vrouwel2.htm. Laatst geraadpleegd op 25 april 2007.
Meerschaut K., Backs A. Vrouwenbesnijdenis en recht. http://cas1.elis.rug.ac.be/avrug/vrouwel4.htm. Laatst geraadpleegd op 25 april 2007.
Van Geertruyen G. Vrouwelijke genitale verminking: socio-culturele context. http://cas1.elis.rug.ac.be/avrug/vrouwel1.htm. Laatst geraadpleegd op 25 april 2007.
Vermaat I. Besnijdenis bij vrouwen: verschillende types. http://www.notebooks.morgainelefaye.net/mt/grayarea/circumcision/archives/categories/02_types_van_besnijdenis/index. Laatst geraadpleegd op 12 mei 2007.
206
Vermaat I. Geografische spreiding besneden vrouwen in Afrika. http://www.notebooks.morgainelefaye.net/mt/grayarea/circumcision/archives/categories/05_geografische_spreiding_besneden _vrouwen_in_afrika/index. Laatst geraadpleegd op 12 mei 2007. Aanbieding Onderzoeksrapport „Strategieën ter voorkoming van besnijdenis bij meisjes. Inventarisatie en aanbevelingen‟. http://www.nieuwsbank.nl/inp/2004/01/22/R280.htm. Laatst geraadpleegd op 13 mei 2007.
Aanhangsel van de Handelingen. Vragen gesteld door de leden der Kamer, met de daarop door de regering gegeven antwoorden. Tweede Kamer der Staten-Generaal. Vergaderjaar 19992000. 1076. http://www.emancipatie.nl/_documenten/emb/tk/TKvragen/beantwoord/99-001076.pdf. Laatst geraadpleegd op 20 maart 2007.
Aanvullende werkinstructies MOA bij gespreksprotocol meisjesbesnijdenis. Landelijk Service Bureau MOA van GGD Nederland. Maart 2006. http://www.ggdkennisnet.nl/kennisnet/uploaddb/downl_object.asp?atoom=35024&VolgNr=0 . Laatst geraadpleegd op 14 mei 2007.
Advies- en Meldpunt Kindermishandeling. http://www.amk-nederland.nl/. Laatst geraadpleegd op 22 april 2007.
Adviezen Emancipatieraad. http://www.e-quality.nl/e-quality/pagina.asp?pagkey=42444. Laatst geraadpleegd op 13 mei 2007.
Antwoord Kamervragen over besnijdenis meisjes in Nederland. http://www.nieuwsbank.nl/inp/2000/04/0411G029.htm. Laatst geraadpleegd op 14 mei 2007. Artikel. Drie miljoen extra tegen vrouwelijke genitale verminking. http://www.ggdkennisnet.nl/kennisnet/paginaSjablonen/raadplegen.asp?display=2&atoom=3 2072&atoomsrt=2&actie=2. Laatst geraadpleegd op 13 mei 2007.
207
Antwoord op vraag nr. 204 van 1 september 2005 van Trees Merckx-Van Goey. http://jsp.vlaamsparlement.be/docs/schv/2004-2005/VERVOTTE/204/antw.204.doc. Laatst geraadpleegd op 12 mei 2007.
Artsen Jeugdgezondheidszorg Nederland. http://ajn.artsennet.nl/content/resources/AMGATE_6059_109_TICH_L697202225/AMGAT E_6059_109_TICH_R1287331114993048//. Laatst geraadpleegd op 22 april 2007.
Asiel bij dreiging. http://www.meisjesbesnijdenis.nl/archief.html. Laatst geraadpleegd op 13 mei 2007.
Belgische Kamer van Volksvertegenwoordigers. Beknopt verslag. Commissie voor de justitie. Dinsdag. 23-05-2006. Voormiddag. http://www.dekamer.be/doc/CCRA/pdf/51/ac974.pdf. Laatst geraadpleegd op 12 mei 2007.
Belgische Kamer van Volksvertegenwoordigers. Integraal verslag met vertaald beknopt verslag van de toespraken. Commissie voor de buitenlandse betrekkingen. Woensdag. 08-032006. Voormiddag. http://www.sensoa.be/pdf/internationaal_parlementair/verslag_Commissie_BZ_8%20maart_ 2006_discussie_verhaert_en_Vautmans_met_minister.pdf. Laatst geraadpleegd op 12 mei 2007.
Belgische Kamer van Volksvertegenwoordigers. Plenumvergadering. Donderdag. 08-022007. Namiddag. http://www.dekamer.be/doc/PCRA/pdf/51/ap263.pdf. Laatst geraadpleegd op 12 mei 2007.
Belgische senaat. Gewone zitting 2006-2007. Handelingen. Plenaire vergaderingen. Donderdag 23 november 2006. Ochtendvergadering. 3-189. http://www.senatoren.be/www/webdriver?MItabObj=pdf&MIcolObj=pdf&MInamObj=pdfid &MItypeObj=application/pdf&MIvalObj=50335612. Laatst geraadpleegd op 12 mei 2007.
Belgische Senaat. Zitting 2006-2007. 15 maart 2007. Voorstel van resolutie betreffende de toepassing van resolutie 1325 van de VN-Veiligheidsraad. Ingediend door de dames Fatma Pehlivan en Olga Zrihen. Toelichting. 208
http://www.senate.be/www/?MIval=/publications/viewPub.html&COLL=S&LEG=3&NR=2 133&VOLGNR=1&LANG=nl. Laatst geraadpleegd op 12 mei 2007.
De Belgische Senaat. Zoeken in de officiële publicaties. http://www.senate.be/www/?MIval=/index_senate&MENUID=12450&LANG=nl. Laatst geraadpleegd op 12 mei 2007.
Berichten uit de openbare gezondheidszorg. Juni 2005. http://www.ggdkennisnet.nl/kennisnet/uploaddb/downl_object.asp?atoom=30769&VolgNr=1 70. Laatst geraadpleegd op 13 mei 2007.
Bestrijding van seksueel misbruik van en seksueel geweld tegen kinderen. Tweede Kamer der Staten-Generaal. Vergaderjaar 1998-1999. 26 690. Nummer 2. http://www.ecpat.nl/ariadne/loader.php/ecpat/programma/nota_tweedekamer.pdf/. Laatst geraadpleegd op 20 maart 2007.
Bestrijding van vrouwelijke genitale verminking. Reactie van het ministerie van VWS. Aanpak vrouwelijke genitale verminking. http://www.rvz.net/data/download/kabinetsstandpunt.pdf. Laatst geraadpleegd op 12 mei 2007.
Betere zorg door betere informatie. http://www.nictiz.nl/. Laatst geraadpleegd op 14 mei 2007.
Bijlage bij kabinetsstandpunt RVZ-advies bestrijding vrouwelijke genitale verminking. http://www.rvz.net/data/download/Bijlage_kabinetstandpunt.pdf. Laatst geraadpleegd op 12 mei 2007.
Bijlage 4 bij ACVZ advies VN-Vrouwenverdrag november 2002. http://www.emancipatieweb.nl/uploads/2102/bijlage4.doc. Laatst geraadpleegd op 14 mei 2007.
Boris Dittrich. http://www.borisdittrich.nl/. Laatst geraadpleegd op 20 maart 2007.
209
Brief van Defence for Children International aan de Tweede Kamer ten behoeve van het algemeen overleg over vrouwelijke genitale verminking op donderdag 29 september 2005 (betreft Kamerstuk 22894, No 66). http://www.defenceforchildren.nl/ariadne/loader.php/dci/nieuws/GenitaleVerminking/. Laatst geraadpleegd op 14 mei 2007. BrusselDirect Januari 2006 – extra nummer. http://www.bop.vgc.be/brusseldirect/200601extra.html. Laatst geraadpleegd op 16 mei 2007.
Cabinet de la Ministre-Présidente Marie Arena. Présentation. http://www.arena.cfwb.be/presentation_ministre.asp. Laatst geraadpleegd op 16 mei 2007.
CDA. http://www.cda.nl/. Laatst geraadpleegd op 20 maart 2007. Centrum voor gelijkheid van kansen en racismebestrijding. Over het centrum. http://www.diversiteit.be/CNTR/NL/about_the_center/. Laatst geraadpleegd op 16 mei 2007.
D66. http://www.d66.nl/. Laatst geraadpleegd op 20 maart 2007.
Commissie voor advisering over bestrijding van vrouwelijke genitale verminking. Zoetermeer. 8 juli 2004. http://www.rvz.net/cgi-bin/rvz_p.pl?id=94. Laatst geraadpleegd op 12 mei 2007.
Communauté française de Belgique. Contacten. http://www.cfwb.be/nl/presentation/contact/pg001.html. Laatst geraadpleegd op 12 mei 2007.
Curriculum Vitae. De heer Christian Dupont. http://www.belgium.be/eportal/application?languageParameter=nl&pageid=contentPage&do cId=36527. Laatst geraadpleegd op 12 mei 2007.
Curriculum Vitae. Gisèle Mandaila. http://www.giselemandaila.be/home/index.php?option=com_content&task=blogcategory&id =19&Itemid=36. Laatst geraadpleegd op 12 mei 2007.
210
Curriculum Vitae. Hervé Hasquin. http://www.hasquin.be/pages/hh/cv.htm. Laatst geraadpleegd op 15 mei 2007.
Curriculum Vitae. J.J. Aartsen. http://www.joziasvanaartsen.nl/wiebenik/cv.htm. Laatst geraadpleegd op 13 mei 2007.
Curriculum Vitae. Mevrouw Laurette Onkelinx. http://www.belgium.be/eportal/application?languageParameter=nl&pageid=contentPage&docI d=4331. Laatst geraadpleegd op 15 mei 2007.
De naam GGD. http://www.ggd.nl/kennisnet/statpagina/show_pagina.asp?paginanr=109&style=1&titel=De% 20naam%20GGD. Laatst geraadpleegd op 22 april 2007.
De Belgische Grondwet. http://www.cau.ac/spirates/Belgische%20Grondwet.pdf. Laatst geraadpleegd op 21 maart 2007.
De Belgische Kamer van Volksvertegenwoordigers. Bulletin nr : B022 - Schriftelijke vraag en antwoord nr : 0121 - Zittingsperiode : 50. http://www.dekamer.be/kvvcr/showpage.cfm?section=qrva&language=nl&cfm=qrvaXml.cf m?legislat=50&dossierID=50-B031-11-0121-1999200000661.xml. Laatst geraadpleegd op 12 mei 2007.
De Belgische Kamer van Volksvertegenwoordigers. Bulletin nr : B127 - Schriftelijke vraag en antwoord nr : 1031 - Zittingsperiode : 51. http://www.dekamer.be/kvvcr/showpage.cfm?section=qrva&language=nl&cfm=qrvaXml.cf m?legislat=51&dossierID=51-B127-2-1031-2005200608094.xml. Laatst geraadpleegd op 12 mei 2007.
De Belgische Kamer van Volksvertegenwoordigers. Bulletin nr : B129 - Schriftelijke vraag en antwoord nr : 1044 - Zittingsperiode : 51. http://www.dekamer.be/kvvcr/showpage.cfm?section=qrva&language=nl&cfm=qrvaXml.cf m?legislat=51&dossierID=51-B129-2-1044-2005200608192.xml. Laatst geraadpleegd op 12 mei 2007. 211
De Belgische Kamer van Volksvertegenwoordigers. Schriftelijke vraag en antwoord nr : 0836 - Zittingsperiode : 51. http://www.dekamer.be/kvvcr/showpage.cfm?section=qrva&language=nl&cfm=qrvaXml.cf m?legislat=51&dossierID=51-B101-2-0836-2005200606252.xml. Laatst geraadpleegd op 12 mei 2007.
De Brusselse Gewestregering. http://www.brussel.irisnet.be/nl/region/region_de_bruxellescapitale/autorites/gouvernement.shtml. Laatst geraadpleegd op 12 mei 2007.
De Federale Regering. http://www.belgium.be/eportal/application?origin=navigationBanner.jsp&event=bea.portal.fra mework.internal.refresh&pageid=indexPage&navId=5906. Laatst geraadpleegd op 16 mei 2007.
Drs. C.I.J.M. Ross-van Dorp. http://www.parlement.com/9291000/biof/02238. Laatst geraadpleegd op 22 april 2007.
Drs. F. Halsema. http://www.parlement.com/9291000/biof/02220. Laatst geraadpleegd op 19 april 2007.
Drs. J.F. Hoogervorst MA. http://www.parlement.com/9291000/biof/02521. Laatst geraadpleegd op 24 april 2004.
Een verdrag voor alle vrouwen. Verkenningen van de betekenis van het VN-Vrouwenverdrag voor de multiculturele samenleving. Den Haag. Oktober 2002. http://www.equality.nl/assets/e-quality/publicaties/def-vnverdrag2.pdf. Laatst geraadpleegd op 23 april 2007.
Eerste Kamer. Dubbele strafbaarheid in het Nederlandse strafrecht. Tweede Kamer der StatenGeneraal. Vergaderjaar 2003-2004. 29 451. Nummer 1. http://europapoort.eerstekamer.nl/9345000/1/j9vvgy6i0ydh7th/vgbwr4k8ocw2/f=/vgxwlcl4l8y v.pdf. Laatst geraadpleegd op 20 maart 2007.
212
Els Van Weert. Staatssecretaris voor duurzame ontwikkeling en en sociale economie. http://website.elsvanweert.be/. Laatst geraadpleegd op 12 mei 2007.
Focal Point meisjesbesnijdenis. http://%20www.meisjesbesnijdenis.nl/PH%20focal%20point.pdf. Laatst geraadpleegd op 12 mei 2007.
Focal Point meisjesbesnijdenis. Pharos. http://www.pharos.nl/Publ/PB/Focalpoint_folder.pdf. Laatst geraadpleegd op 22 april 2007. FORWARD. Foundation for Women‟s Health, Research and Development. http://www.spinifexpress.com.au/kadi/forward.htm. Laatst geraadpleegd op 12 mei 2007.
Frans Weekers. http://www.fransweekers.nl/. Laatst geraadpleegd op 20 maart.
G.A.M.S. België. Introductie. http://www.gams.be/site/pages/01presentation_nl.php. Laatst geraadpleegd op 12 mei 2007.
G.A.M.S. België. Missie. http://www.gams.be/site/pages/01mission_nl.php. Laatst geraadpleegd op 12 mei 2007.
G.A.M.S. België. Ons stripverhaal kopen. http://www.gams.be/site/pages/00achatbd_nl.php. Laatst geraadpleegd op 12 mei 2007.
G.A.M.S. België. Oriëntatie naar andere diensten. http://www.gams.be/site/pages/01orientation_nl.php. Laatst geraadpleegd op 12 mei 2007.
Gesubsidieerde projecten Rechten en Veiligheid 2006. http://www.emancipatieweb.nl/uploads/2160/Gesubsidieerde_projecten_Rechten_en_Veiligh eid_2006.doc. Laatst geraadpleegd op 13 mei 2007.
Geweld tegen vrouwen: Enkele rechtsontwikkelingen. Adviesaanvraag. http://www.aivadvies.nl/. Laatst geraadpleegd op 13 mei 2007.
213
Gisèle Mandaïla. http://www.giselemandaila.be/nl/index.php?lang=nl&compet=fam&trace=fam. Laatst geraadpleegd op 21 maart 2007.
GroenLinks. http://www.groenlinks.nl/. Laatst geraadpleegd op 19 april 2007.
Herijking wettelijke strafmaxima. 28.484. http://www.eerstekamer.nl/. Laatst geraadpleegd op 13 mei 2007.
Het emancipatiebeleid voor de korte en middellange termijn. Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. November 2000. http://docs.szw.nl/pdf/35/2002/35_2002_3_2190.pdf. Laatst geraadpleegd op 23 april 2007.
Het Impulsfonds voor het Migrantenbeleid. http://www.diversiteit.be/CNTR/NL/equal_opportunities/federal_incentive_fund/. Laatst geraadpleegd op 16 mei 2007.
Hilde in het parlement. http://www.hildevautmans.be/content.php?hmID=37&PHPSESSID=cafa409bb2c075440e5b 6202003af0e5. Laatst geraadpleegd op 12 mei 2007.
Hoofdstuk 1 Grondwet (volledige tekst). http://www.parlement.com/9291000/modulesf/gd0djtzd. Laatst geraadpleegd op 12 mei 2007.
Informatie AIV. http://www.aiv-advies.nl/. Laatst geraadpleegd op 13 mei 2007.
Inge Vervotte. Vlaams minister van welzijn, volksgezondheid en gezin. http://www.ingevervotte.be/over_inge/persoonlijk/. Laatst geraadpleegd op 12 mei 2007.
Inspectie voor de Gezondheidszorg. http://www.igz.nl/. Laatst geraadpleegd op 13 mei 2007. Integraal Dossier Jeugdgezondheidszorg. http://www.zorgplus.nl/pdf/Folder_jgz.pdf. Laatst geraadpleegd op 14 mei 2007.
214
John Vrancken. http://www.vlaamsbelangvlaamsparlement.org/index.php?p=leden&lid=John%20Vrancken. Laatst geraadpleegd op 12 mei 2007.
KNOV-KNMG Meldcode Kindemishandeling. http://www.verloskundigeninnederland.nl/home/40Kwaliteit/30Richtlijnen_beroepsuitoefeni ng/25KNOV-KNMG_Meldcode_Kindermishandeling/. Laatst geraadpleegd op 22 april 2007.
KNOV-Meldcode kindermishandeling. http://www.verloskundigeninnederland.nl/home/_files/pdf/KNOVKNMG_Meldcode_kindermishandeling.pdf. Laatst geraadpleegd op 21 april 2007.
KNOV-standpunt over vrouwelijke genitale verminking. http://www.verloskundigeninnederland.nl/home/_files/pdf/KNOV_Standpunten_Standpunt_V GV.pdf. Laatst geraadpleegd op 22 april 2007.
Koning Boudewijnstichting. Al onze projecten. http://www.kbsfrb.be/code/page.cfm?id_page=125&id=806&lang=NL. Laatst geraadpleegd op 16 mei 2007.
Koninklijke Nederlandsche Maatschappij tot bevordering der Geneeskunst. http://knmg.artsennet.nl/themes/24. Laatst geraadpleegd op 21 april 2007.
Koninklijke Nederlandse Organisatie van Verloskundigen. http://www.verloskundigeninnederland.nl/home/. Laatst geraadpleegd op 21 april 2007. La Direction de l‟Egalité des Chances. http://www.egalite.cfwb.be/articles.asp?ID=6&siteID=1. Laatst geraadpleegd op 16 mei 2007.
Landen in Afrika waar meisjesbesnijdenis voorkomt. http://www.meisjesbesnijdenis.nl/afrika.html. Laatst geraadpleegd op 12 mei 2007. Les missions de l‟ONE (au service de l‟enfance depuis 1919). http://www.one.be/PRES/miss/miss.htm. Laatst geraadpleegd op 12 mei 2007.
215
Lijst Vlaamse Ministers. http://www3.vlaanderen.be/communicatie/cms_files/file149.xls. Laatst geraadpleegd op 16 mei 2007.
Marleen De Pater-van der Meer. http://pater.cda.nl/. Laatst geraadpleegd op 20 maart 2007.
Meerjarennota emancipatiebeleid. Tweede Kamer der Staten-Generaal. Vergaderjaar 20002001. 27 061. Nummer 3. http://www.emancipatie.nl/_documenten/emb/tk/27/27061/nr03.pdf. Laatst geraadpleegd op 14 mei 2007.
Meldcode inzake Kindermishandeling. http://knmg.artsennet.nl/?p=caxv&uri=AMGATE_6059_100_TICH_R155062410680026. Laatst geraadpleegd op 22 april 2007.
Minister Klink. http://www.minvws.nl/organisatie/minister-klink/. Laatst geraadpleegd op 12 mei 2007.
Missietekst. http://www.wvvh.be/page.aspx?id=894. Laatst geraadpleegd op 16 mei 2007.
MOA. http://www.ggdeindhoven.nl/info_organisaties/moa.html. Laatst geraadpleegd op 13 mei 2007.
Mr. A. E. Verstand-Bogaert. http://www.parlement.com/9291000/biof/02906. Laatst geraadpleegd op 23 april 2007.
Nederlands Instituut voor Zorg en Welzijn. http://www.nizw.nl/smartsite.htm?id=83693. Laatst geraadpleegd op 21 april 2007.
Nicole Maréchal. http://home.scarlet.be/~lschumac/RadioBelche/images/Marechal.Ecolo.html. Laatst geraadpleegd op 16 mei 2007. Nieuwe tijden, nieuwe risico‟s voor onze kinderen. 10 mei 2005. http://www.rvz.net/cgibin/nieuws.pl?niew_srcID=116. Laatst geraadpleegd op 12 mei 2007.
216
Nieuwsbrief. Focalpoint meisjesbesnijdenis. Jaargang 1. Nummer 1. 2006. http://www.pharos.nl/Publ/PB/Focalpnb200612.pdf. Laatst geraadpleegd op 22 april 2007.
Nota aan de interministeriële conferentie « maatschappelijke integratie » voor de plenaire zitting op 21 november 2006. Ontwerp van actieplan in de strijd tegen genitale verminkingen. http://www.lesfamilles.be/portail/docs/PAN.verminkingen.2006.11.06.pdf. Laatst geraadpleegd op 25 april 2007.
Novib. http://www.oxfamnovib.nl/. Laatst geraadpleegd op 18 april 2007.
Nuttige coördinaten. http://www.aziz.be/Webinput/Word/Wetgeving%20en%20procedures/ASIEL%20coordinaten. htm. Laatst geraadpleegd op 12 mei 2007.
Patrick Dewael. http://www.dewael.com/. Laatst geraadpleegd op 12 mei 2007.
Persbericht. Drie miloen extra voor vrouwelijke genitale verminking. 26 augustus 2005. http://www.ggd.nl/kennisnet/uploaddb/downl_object.asp?atoom=32072&VolgNr=217. Laatst geraadpleegd op 23 april 2007.
Persbericht. Onderwerp: reactie Pharos op kabinetsstandpunt m.b.t. meisjesbesnijdenis. 2005. http://www.pharos.nl/Act/persberichtvgv.doc. Laatst geraadpleegd op 13 april 2007.
Persbericht. Sociale Zaken en Werkgelegenheid subsidieert projecten die geweld tegen vrouwen bestrijden. 29 juni 2006. http://www.ggdkennisnet.nl/kennisnet/uploaddb/downl_object.asp?atoom=38254&VolgNr=3 73. Laatst geraadpleegd op 13 mei 2007.
Persreactie: Trouw vermeldt onjuist dat GGD Nederland gaat controleren op meisjesbesnijdenis. 20 april 2007. http://www.ggdkennisnet.nl/kennisnet/kranteditie/raadplegen.asp?atoomsrt=22&Atoom=402 50. Laatst geraadpleegd op 13 mei 2007.
217
Pharos. Kenniscentrum Vluchtelingen en Gezondheid. http://www.pharos.nl/. Laatst geraadpleegd op 18 april 2007.
Preventiebeleid voor de Volksgezondheid. Tweede Kamer der Staten-Generaal. Vergaderjaar 2005-2006. 22 894. Nummer 68. http://www.ggd.nl/kennisnet/uploaddb/downl_object.asp?atoom=33151&VolgNr=242. Laatst geraadpleegd op 20 maart 2007.
Preventiebeleid voor de Volksgezondheid. Tweede Kamer der Staten-Generaal. Vergaderjaar 2005-2006. 22 894. Nummer 101. http://www.ggdkennisnet.nl/kennisnet/uploaddb/downl_object.asp?atoom=38856&VolgNr=38 4. Laatst geraadpleegd op 22 april 2007.
Preventie en bestrijding meisjesbesnijdenis. Standpunt bestuur GGD Nederland rond de rol van de GGD/Stichting MOA. Maart 2004. http://www.ggdkennisnet.nl/kennisnet/paginaSjablonen/raadplegen.asp?display=2&atoom=2 2020&atoomsrt=2&actie=2. Laatst geraadpleegd op 13 mei 2007.
Preventie Vrouwelijke Genitale Verminking. Meerjarenprogramma 2006-2009. Pharos. http://www.pharos.nl/Prgr/Meerjarenplan_VGV.pdf. Laatst geraadpleegd op 12 mei 2007. Programma‟s. http://www.pharos.nl/Prgr/P-prgr.html. Laatst geraadpleegd op 12 mei 2007.
PvdA. http://www.pvda.nl/renderer.do/clearState/true/menuId/37298/returnPage/37298/pageId/37298 /. Laatst geraadpleegd op 20 maart 2007. Question d‟actualité. Journée internationale contre les mutilations génitales féminines. (2006-2007). http://www.pcf.be/req/info/dossier?section=public&id=001222170. Laatst geraadpleegd op 15 mei 2007.
Question écrite. Lutte contre les mutilations sexuelles féminines. Question n° 226 du 3 février 2006. http://www.pcf.be/req/info/dossier?section=public&id=001194693. Laatst geraadpleegd op 15 mei 2007. 218
Question écrite. Lutte contre les mutilations sexuelles féminines et en particulier le soutiens au GAMS. Question n° 302 du 13 juillet 2006. http://www.pcf.be/req/info/dossier?section=public&id=001208874. Laatst geraadpleegd op 15 mei 2007.
Question orale. Mutilations sexuelles féminines. (2002-2003). http://www.pcf.be/req/info/dossier?section=public&id=000347380. Laatst geraadpleegd op 15 mei 2007.
Question orale. Lutte contre les mutilations sexuelles féminines et en particulier le soutiens au GAMS. (2005-2006). http://www.pcf.be/req/info/dossier?section=public&id=001208143. Laatst geraadpleegd op 15 mei 2007.
Rapportage integratiebeleid Etnische minderheden 2003. Tweede Kamer der Staten-Generaal. Vergaderjaar 2003-2004. 29 203. Nummer 3. http://www.emancipatieweb.nl/uploads/509/KST71402.pdf. Laatst geraadpleegd op 20 maart 2007.
Rapportage integratiebeleid Etnische minderheden 2003. Tweede Kamer der Staten-Generaal. Vergaderjaar 2003-2004. 29 203. Nummer 9. http://www.kiemnet.nl/binaries/kiem/bulk/publicatie/2004/4/193305.pdf. Laatst geraadpleegd op 20 maart 2007.
Reflectie- en Actiegroep Aanpak Kindermishandeling. http://www.stopkindermishandeling.nl/. Laatst geraadpleegd op 22 april 2007.
Repertorium van de Voorlichting. http://www.belgium.be/eportal/ShowDoc/chancellery/imported_content/pdf/repertorium.pdf? contentHome=entapp.BEA_personalization.eGovWebCacheDocumentManager.nl. Laatst geraadpleegd op 12 mei 2007.
Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu. Afdeling Jeugdgezondheid. http://www.rivm.nl/jeugdgezondheid/. Laatst geraadpleegd op 22 april 2007. 219
Ross kondigt verplicht gebruik van meldcode kindermishandeling aan. 4 maart 2005. http://www.huiselijkgeweld.nl/nieuws/040305/ross_kondigt_verplicht_gebruik_meldcode_ki ndermishandeling_aan.html. Laatst geraadpleegd op 22 april 2007.
Rutgers Nisso Groep. http://www.rutgersnissogroep.nl/. Laatst geraadpleegd op 22 april 2007.
Sabine de Bethune. Portret. http://www.sabinedebethune.be/01_01.html. Laatst geraadpleegd op 12 mei 2007.
Sabine de Bethune. Werk in de Senaat. Parlementaire vragen. Over vrouwelijke genitale verminking (nr. 3-1327). http://www.sabinedebethune.be/parl_vragen/vraag_238.htm. Laatst geraadpleegd op 12 mei 2007.
Schriftelijke vragen. Inge Vervotte. Vlaams minister van welzijn, volksgezondheid en gezin. Vraag nr. 204 van 1 september 2005 van Trees Merckx-Van Goey. http://jsp.vlaamsparlement.be/docs/schv/2004-2005/VERVOTTE/204/vrg.204.doc. Laatst geraadpleegd op 12 mei 2007.
Sensoa. http://www.sensoa.be/index.php. Laatst geraadpleegd op 12 mei 2007. Signaalwijzer „Meisjesbesnijdenis‟. Folder voor leerkrachten. http://www.ggdkennisnet.nl/kennisnet/uploaddb/downl_object.asp?atoom=38167&VolgNr=3 73. Laatst geraadpleegd op 13 mei 2007.
Staatssecretaris Verstand in Meerjarenbeleidsplan: meer vaart in emancipatieproces. November 2000. http://home.szw.nl/actueel/dsp_persbericht.cfm?link_id=28&jaar=2000. Laatst geraadpleegd op 14 mei 2007.
Standpunt inzake vrouwen- en meisjesbesnijdenis. http://knmg.artsennet.nl/?p=caxv&uri=AMGATE_6059_100_TICH_R155064497108273. Laatst geraadpleegd op 22 april 2007.
220
Standpunt Vrouwenbesnijdenis. Maart 2003. http://www.nvog.nl/files/standpunt_12vrouwenbesnijdenis.pdf. Laatst geraadpleegd op 23 april 2007.
Stand van zaken en praktijkvoorbeelden voor opvang en hulpverlening. Rapport van de Koning Boudewijnstichting. September 2003. http://www.kbsfrb.be/files/db/NL/PUB_1364_Niet-begeleide_minderjarige_vreemdelingen.pdf. Laatst geraadpleegd op 12 mei 2007.
Strijd tegen genitale verminking. http://www.lesfamilles.be/portail/public/pages/index.php?pageNum_news_actu=7&totalRows _news_actu=29&lang=2. Laatst geraadpleegd op 15 mei 2007. Stuk 397 (1999-2000) – nr. 1. Zitting 1999-2000. 5 juli 2000. Gedachtewisseling over het jaarlijks verslag van de Vlaamse regering aan het Vlaams Parlement omtrent de naleving van het Verdrag van de Rechten van het Kind in die landen of regio‟s waarmee de Vlaamse Gemeenschap een decretaal goedgekeurd exclusief en algemeen samenwerkingsverdrag heeft gesloten. Verslag namens de Commissie voor Buitenlandse en Europese Aangelegenheden uitgebracht door de heer Stefaan Platteau. http://jsp.vlaamsparlement.be/docs/stukken/19992000/g397-1.pdf. Laatst geraadpleegd op 12 mei 2007. Stuk 1298 (2001-2002) – nr. 1. Zitting 2001-2002. 15 juli 2002. Gedachtewisseling met de heer Paul Van Grembergen, Vlaams minister van Binnenlandse Aangelegenheden, Ambtenarenzaken en Buitenlands Beleid, over het jaarverslag 2001 van de Vlaamse regering omtrent de naleving van het Verdrag van de Rechten van het Kind in de landen waarmee de Vlaamse Gemeenschap een decretaal goedgekeurd exclusief en algemeen samenwerkingsverdrag heeft gesloten. Verslag namens de Commissie voor Buitenlandse en Europese Aangelegenheden uitgebracht door de heer Frans Ramon. http://jsp.vlaamsparlement.be/docs/stukken/2001-2002/g1298-1.pdf. Laatst geraadpleegd op 12 mei 2007.
Thuiszorg. http://www.thuiszorg.nl/. Laatst geraadpleegd op 22 april 2007.
Trees Merckx-Van Goey. Vlaams volksvertegenwoordiger. http://www.treesmerckx.be/. Laatst geraadpleegd op 12 mei 2007. 221
Uitspraken. Rechtbank ‟s-Gravenhage, zittingsplaats Haarlem. AWB 02/28932, 02/28931. Datum uitspraak 07-09-2004. https://www.jongbloedonline.nl/zoeken/public/uitspraak.php?uitspraakID=55589&ljn=AR55 01. Laatst geraadpleegd op 14 mei 2007.
Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (XVI) voor het jaar 2006. Tweede Kamer der Staten-Generaal. Vergaderjaar 2005-2006. 30 300 XVI. Nummer 21. http://www.ggd.nl/kennisnet/uploaddb/downl_object.asp?atoom=33151&VolgNr=241. Laatst geraadpleegd op 20 maart 2007.
Verdrag tot Bescherming van de rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden. September 2003. http://www.echr.coe.int/NR/rdonlyres/655FDBCF-1D46-4B36-9DAB99F4CB59863C/0/DutchN%C3%A9erlandais.pdf. Laatst geraadpleegd op 14 mei 2007.
Verslag 2e Bijeenkomst Platform en Klankbordgroep Vrouwenbesnijdenis op 6 oktober 2000 Pharos Utrecht. http://www.meisjesbesnijdenis.nl/beleid2.html. Laatst geraadpleegd op 12 mei 2007.
Verplichte meldcode Kindermishandeling. Kenmerk DJB/JZ-2565877. http://www.huiselijkgeweld.nl/doc/verplichte_meldcode_kindermishandeling.pdf. Laatst geraadpleegd op 22 april 2007.
Vlaamse Volksvertegenwoordigers. Gerda Van Steenberge. http://www.vlaamsparlement.be/Proteus5/showBioLex.action?id=2807. Laatst geraadpleegd op 12 mei 2007.
Vluchtelingen Organisaties Nederland. http://www.vluchtelingenorganisaties.nl/. Laatst geraadpleegd op 18 april 2007.
Vraag om uitleg van mevrouw Gerda Van Steenberge tot mevrouw Inge Vervotte, Vlaams minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, over vrouwenbesnijdenis.
222
http://jsp.vlaamsparlement.be/website/htm-vrg/484533.html. Laatst geraadpleegd op 12 mei 2007.
Vraag om uitleg. Sabine de Bethune. Over vrouwelijke genitale verminking (nr. 3-1328). 0202-2006. http://www.cdenvsenaat.be/index.php?id=43&nid=1494&zkt=genitale%20verminking. Laatst geraadpleegd op 12 mei 2007.
Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000). http://www.stab.nl/wetten/0345_Vreemdelingenwet_2000_Vw_2000.htm. Laatst geraadpleegd op 14 mei 2007.
Vrije Universiteit Brussel. Elektronische Nieuwsbrief. Maandag 26 juni 2006. http://www.vub.ac.be/e-brief/index.php/newsletter/nl/extern/20060626/48/. Laatst geraadpleegd op 12 mei 2007.
Vrouwelijke genitale verminking. http://www.aivl.be/Media/Vrouwelijke_Genitale_Verminking_april03.pdf. Laatst geraadpleegd op 12 mei 2007. Vrouwelijke genitale verminking primair bestrijden met preventie en … 23 maart 2005. http://www.nieuwsbank.nl/inp/2005/03/23/F033.htm. Laatst geraadpleegd op 12 mei 2007.
VVD. http://www.vvd.nl/. Laatst geraadpleegd op 20 maart 2007.
Wat doet Pharos? http://www.pharos.nl/Over/Pp-over1.html. Laatst geraadpleegd op 13 mei 2007.
Wat is FSAN? Wat doet FSAN? http://www.fsan.nl. Laatst geraadpleegd op 18 april 2007.
Wat is meisjesbesnijdenis? http://www.meisjesbesnijdenis.nl/wat.html. Laatst geraadpleegd op 12 mei 2007.
Wat is VON. http://www.vluchtelingenorganisaties.nl/wat/watisvon.asp. 223
Laatst geraadpleegd op 13 mei 2007.
Wet op de Individuele Beroepen in de Gezondheidszorg (Wet BIG). http://www.stab.nl/wetten/0645_Wet_op_de_beroepen_in_de_individuele_gezondheidszorg_Wet_BIG.htm.
Wetboek van Strafrecht (Sr). http://www.stab.nl/wetten/0474_Wetboek_van_Strafrecht_Sr.htm. Laatst geraadpleegd op 20 maart 2007.
Wetboek van Strafrecht. Wet van 3 maart 1881. http://www.teurlingsellens.nl/WetboekvanStrafrecht.html. Laatst geraadpleegd op 12 mei 2007.
Wijziging aan de grondwet (1) (2). http://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body.pl?language=nl&caller=summary&pub_date =2000-05-25&numac=2000021243. Laatst geraadpleegd op 21 maart.
Wijziging van het Wetboek van het Strafrecht en wegenverkeerswet 1994, in verband met de herijking van een aantal wettelijke strafmaxima. Eerste Kamer der Staten-Generaal. Vergaderjaar 2004-2005. 28 484. http://www.eerstekamer.nl/9324000/1/j9vvgh5ihkk7kof/vh1aa4zslwxv/f=y.pdf. Laatst geraadpleegd op 20 maart 2007.
Wijzigingen van 23 maart 2000. Artikel 22 bis. http://www.senate.be/doc/const_nl.html#modif20000323. Laatst geraadpleegd op 21 maart.
World Population. http://www.wpf.org/. Laatst geraadpleegd op 18 april 2007.
5.1.16. Instituut voor de gelijkheid van vrouwen en mannen. http://mineco.fgov.be/enterprises/vademecum/Vade30_nl-15.htm. Laatst geraadpleegd op 12 mei 2007.
224
225