HALFFABRICAAT DELTAPLAN FRYSKE TSJERKEN
Zie toegezonden voorzijde
1
Inhoudsopgave
pag.
1.
Inleiding
3
2.
Eerste beschouwing
4
3.
Werkproces
5
4.
Uitkomsten sessies lokale gemeenschappen
5
5.
Analyse en keuzes
7
6.
Hoofdlijnen voor een Deltaplan Fryske Tsjerken
10
6.1 6.2 6.3 6.4 6.5
10 11 11 15 18
Thema samenwerking Thema selectie Thema draagvlak Thema financiering Thema hergebruik
Voorzijde: Gebruik is gemaakt van foto’s van Friese kerkgebouwen die beschikbaar gesteld zijn door Theo Hop en Peter Karstkarel.
2
1.
Inleiding
De provincie Fryslân heeft opdracht gegeven voor een eerste voor de Friese Kerkgebouwen, het zogenaamde Halffabricaat. basis van gesprekken met vertegenwoordigers uit kerk- en deskundigen en onder verantwoording van een zogenaamde begeleid door het Bureau de Wet van Thomas.
aanzet voor een Deltaplan Het plan is geschreven op dorpsgemeenschappen en Deltagroep. Het proces is
Het halffabricaat is het product van de zogenaamde Deltagroep. Dit is een groep van vijf deskundigen die vanuit verschillende disciplines betrokken zijn bij de kerkenproblematiek. De groep werd begeleid door een procesbegeleider. Deze zes mensen zijn, los van hun organisaties, door de Provincie Fryslân gevraagd om hun onafhankelijke visie. De Deltagroep bestaat uit de volgende personen: G. Bakker, B. Bilker, G. Groeneveld, E. Nutma, K. van Stralen en E. de Groot (procesbegeleider). Het halffabricaat is een advies van de Deltagroep aan de provincie. De provincie gebruikt dit voor het opstellen van een definitief Deltaplan Fryske Tsjerken. Het initiatief voor een Deltaplan voor de Friese kerkgebouwen is genomen door de provincie Fryslân naar aanleiding van de dreigende leegstand door ontkerkelijking, kerkfusies en bevolkingskrimp. Leegstand en verval van kerkgebouwen is gezien de grote betekenis van kerkgebouwen voor Fryslân onwenselijk. Het doel van een Deltaplan Fryske Tsjerken is om te komen tot maatregelen, aanbevelingen en acties gericht op het behoud en ontwikkeling van kerkgebouwen vanwege de unieke (internationale) betekenis voor het cultuurhistorisch erfgoed, de identiteit en de ruimtelijke kwaliteit van Fryslân. Belangrijk daarbij is een brede op samenwerking gerichte aanpak. Dit Halffabricaat bestaat uit de volgende onderdelen: een eerste beschouwing van de problematiek, een uitleg van de gevolgde werkwijze, de uitkomsten van de gesprekken, analyse en keuzes en de hoofdelementen voor een Deltaplan.
3
2.
Eerste beschouwing
Onze bewoning van de provincie Fryslân is per definitie tijdelijk, zelfs al duurt het een heel leven. We leven gemiddeld 77 jaar in Nederland. Een kort moment slechts in de vele langzaam voorbij glijdende eeuwen. Onze persoonlijke ervaring is dus gebaseerd op tijdelijkheid en steekt altijd mager af bij de ervaring die er in onze hele beschaving besloten ligt. Dat mag ons nederig stemmen. We mogen onze plaats weten. De ruim 700 historische kerkgebouwen herinneren ons hier aan. Ze helpen ons te begrijpen wie we zijn. Door er rustig te staan, weer en wind trotserend, onderdak biedend aan kerkgangers, vogels, toeristen en vleermuizen. Gebouwd als plaats voor stilte, bezinning en ontmoeting zijn ze vol van betekenis. Zwijgend helpen ze ons door de tijd. Toch hebben de kerkgebouwen een sprekende boodschap. Ze zeggen: “hier wonen mensen” en “hier wordt gebeden, geluisterd, gevierd, gezongen”. Sommigen, helaas, vertellen een ander verhaal. Ze vertellen ons: “ik sta hier alleen” of “de gemeenschap die hier woont, onderhoudt dit gebouw niet meer”. Wat ooit een symbool was van leven en gemeenschapszin, kan veranderen in een symbool van teloorgang. Dat zien we niet graag. Het kerkgebouw is onderdeel van de ziel van het dorp, verkrotting is pijnlijke leegte. Het gebouw staat voor de levende band met het verleden. En dus met onze afkomst, onze verbondenheid met de plek waar we leven. In dit Halffabrikaat Deltaplan worden twee invalshoeken gezien in de situatie rond de bedreigde historische kerkgebouwen: het gebouw zelf en de gemeenschap er om heen. Bij het gebouw spelen onderwerpen als beheerskosten, exploitatie en (her)gebruik. Bij de gemeenschap zijn dit het kerkelijk leven, het bestuurlijk draagvlak en de maatschappelijke dynamiek. De problematiek zal vanuit beide invalshoeken worden benaderd. Maar daarnaast is de onderlinge relatie van belang.Met dit plan willen we bevorderen dat het gebouw en de gemeenschap onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn. Tegelijkertijd erkennen we dat deze samenhang er in een aantal gevallen heel anders uit ziet. Dit is een halffabricaat van onderop. De werkelijkheid onderop, in de dorps- en stadsgemeenschappen, laat zich niet met twee, drie oneliners vangen. Het is veelvormiger, veelkleuriger en veelomvattender. We hebben te maken met mensenwerk. Dus een puur technische analyse zou de plank mis slaan. De visie van de Deltagroep stoelt niet alleen op feiten en analyse maar ook op hoop en ambitie. Hoop en ambitie om iets voor de band tussen kerkgebouw en gemeenschap te betekenen. Zo ook zijn de kerkgebouwen ooit gebouwd. Als monumenten van ambitie. Ambitie om een hechte gemeenschap te zijn. Toen nog, vanzelfsprekend vooral in religieuze zin. Nu ook breder. We mogen dus een ambitie hebben, nee, we moeten die hebben. Dat is de boodschap die de kerken ons oorverdovend stil duidelijk maken. De Friese historische kerkgebouwen dagen ons uit. Volgens de recent uitgevoerde inventarisatie “Tink om de Tsjerken” van de Stichting Alde Fryske Tsjerken die in opdracht van de provincie is uitgevoerd zullen er de komende 10 jaar tussen de 74 en 110 kerkgebouwen vrijkomen en geven 250 kerkeigenaren aan de komende 10 jaar het onderhoud niet te kunnen betalen. Dat is niet niks. Tijd voor een plan met effect.
4
3.
Werkproces
In het werkproces is er voor gekozen om het proces van onderop te laten beginnen. Belangrijk is om de mensen om wie het gaat te horen. Horen hoe zij hun situatie beleven. Om die situatie goed te kunnen beoordelen is een onafhankelijke werkgroep aangesteld: de Deltagroep. Een groep deskundigen die luisteren voordat zij gaan invullen, vragen voordat zij gaan van uitleggen. De Deltagroep begon met een tweetal aanpaksessies met steeds vertegenwoordigers van vijf gemeenschappen rond een kerkgebouw uit de risicogroep, aangevuld met drie gemeenschappen rond een goed functionerend kerkgebouw. De vertegenwoordigers kwamen zowel uit de kerkelijke gemeenschap als de dorpsgemeenschap. Hun werd gevraagd de essentie van hun problematiek en de essentie van hun oplossingen te vertellen. Problemen rond kerkgebouwen werden gespiegeld met oplossingen van anderen. De gesprekken hadden een vertrouwelijk karakter. Daarom worden de betreffende kerkgebouwen hier niet bij name genoemd. De waarnemingen uit deze sessies vertaalde de Deltagroep in een aantal onderwerpen die door deskundigen in twee sessies van commentaar werd voorzien. De twee sessies bestonden uit een expertmeeting en een bijeenkomst met medewerkers van de provincie Fryslân. De genodigden voor de expertmeeting waren vertegenwoordigers uit kerkelijke (beheers-)organisaties, maatschappelijke organisaties, monumenteninstellingen, bedrijfsleven, architecten, toerisme/recreatie, “vrije denkers” en overheden. Dit commentaar heeft de Deltagroep verwerkt in de analyse en in de hoofdlijnen voor een Deltaplan. Het proces is hieronder schematisch weergegeven. Het tussenproduct werd teruggekoppeld in een bijeenkomst waarvoor alle deelnemers van de sessies waren uitgenodigd. Dit proces staat schematisch hieronder weergegeven en resulteerde in het Halffabricaat Deltaplan, waarvan u nu de definitieve versie leest.
4.
Uitkomsten aanpaksessies lokale gemeenschappen
De essentie van de behoudsproblematiek, zoals geformuleerd door de gemeenschappen zelf a. Kerkbestuurders en vertegenwoordigers van dorpsgemeenschappen gaven aan het moeilijk te vinden tot een exploitabele programmering voor het kerkgebouw te komen. b. Concurrentie met zalen en kerkgebouwen in de directe omgeving is een belemmering om tot een passend gebruik en een sluitende exploitatie van een kerkgebouw te komen. c. Het vinden van vrijwilligers die verantwoordelijkheid willen nemen wordt steeds moeilijker waardoor bestuurskracht vergrijst en soms geheel verdwijnt. Zo gaat kennis en continuïteit verloren. d. Als gemeenschappen samenwerking zoeken met overheden krijgen ze naar hun mening bestuurlijk soms geen helder verhaal, soms voelen ze zelfs tegenwerking. Als er dan iets in gang moet worden gezet, komt er veel bureaucratie bij kijken.
5
e. Nogal wat kerkeigenaren hebben last van “jildpine”. Door teruglopende inkomsten moet er op vermogen worden ingeteerd. Na verloop van tijd is de koek op. Onderhoud kan niet meer betaald worden, er ontstaat achterstand, de geldzorgen drukken zwaar op iedere vorm van oplossingsdenken. Wie waagt zich aan verantwoordelijkheid in een schuldensituatie? f. Er is gebrek aan kennis op juridisch vlak om tot het opzetten van een nieuwe eigendomsvorm, zoals bv. een dorpsstichting, voor het kerkgebouw. g. Soms zit het behoud van het kerkgebouw in het slop omdat er om wat voor reden dan ook, geen energie meer zit in de kerkelijke gemeenschap. In deze situatie is er geen basis voor nieuwe ideeën en energie voor gebruik en behoud van het kerkgebouw. h. Het is lastig om koppelingen met economische, toeristische of landschappelijke initiatieven te realiseren om zo te komen tot nieuwe impulsen voor het kerkgebouw. De essentie van geslaagd behoud, zoals geformuleerd door gemeenschappen zelf a. Een proces op gang brengen dat de kerkelijke gemeenschap (weer) levend maakt. Als de kerkelijke gemeenschap veerkracht mist, aantrekkingskracht ontbeert en uitstraling nodig heeft, is er één vraag die de sleutel biedt. Wie willen we eigenlijk zijn? Levensvatbaarheid en visie op de toekomst zijn onlosmakelijk verbonden. Na het bepalen van de identiteit maakt de gemeenschap de volgende stap. b. Verbreden van draagvlak door de deur van de kerk open te zetten en dit te gebruiken voor meerdere doelen. Een brede programmering, een veelvormigheid aan activiteiten, met een open blik op wat er kan en wat er niet kan. Dit kan variëren van een muziekuitvoering tot een avond gewijd aan het leven van een bijzondere dorpsgenoot. c. De dynamiek tussen de groep mensen die het kerkgebouw besluit te gaan dragen is fundamenteel voor het welslagen van behoud. Karakteristieken zijn: saamhorigheid, onbevangen durven zijn, kunnen “scharrelen”, politiek realistisch zijn, trots op de gemeenschap durven zijn, eigenzinnig durven zijn, investeringsdurf hebben. d. Zoeken naar wegen die uit het geldmoeras leiden. Voor geldgebrek is een goed samenspel met fondsen en overheden om een restauratie of een nieuwe bestemming te financieren soms een oplossing. Belangrijk is dan dat iemand uit de gemeenschap dat beheerst. Een mogelijkheid is om mensen buiten de kerkgemeenschap lid te laten worden als “vriend van de kerk”. Door Vrienden van de Kerk in te voeren naast het Kerklidmaatschap ontstaat er een extra geldstroom. Dorpstichtingen kunnen het financiële draagvlak in het dorp verbreden. Zij kunnen het gebouw overnemen en verplichtingen bij banken aangaan. Zodra organisatorische hobbels genomen zijn, komen oplossingen dichterbij. In een aantal gevallen voeren stichtingen succesvolle exploitaties. e. Als de nood echt aan de man komt en de eigenaar wil het kerkgebouw verkopen of slopen, komt er soms een geheel nieuwe dynamiek op gang. De gemeenschap besluit in dat geval soms dat dit simpelweg niet kan en komt in actie. Soms leidt dit tot nieuwe of aangepaste plannen. Daarom is het goed verkoopplannen snel te melden zodat een adempauze ontstaat voor een breed maatschappelijk beraad over instandhouding en hergebruik. Eén en ander met respect voor de verantwoordelijkheid van de eigenaar van het kerkgebouw, die het uiteindelijke besluit over verkoop of sloop zal moeten nemen.
6
5.
Analyse en keuzes
De Deltagroep komt op basis van de uitkomsten van de aanpaksessies met lokale gemeenschappen tot een analyse en een aantal keuzes. a. De eigenaar centraal De kerk is van de eigenaren. In wettelijke zin en in gevoelsmatige zin. Kerkelijke gemeenten, Stichting Alde Fryske Tsjerken, plaatselijke stichtingen of particulieren zijn de eigenaren volgens de eigendomsakte. Zij zijn verantwoordelijk en zijn de beslissers die dingen mogelijk maken of onmogelijk. Daarnaast ervaren individuele inwoners van dorpen en steden ook eigenaarschap. Beide soorten eigenaarschap kenmerken zich door een gevoelde band met het gebouw dat mede bepalend is voor het welzijn van het kerkgebouw. Deze band is heel anders dan wat men voelt voor een sportkantine of een winkelpand. Het kerkgebouw raakt in veel gevallen ook aan persoonlijke geografie; hoe de identiteit van de ruimte wordt beleefd. Het is een symbool voor waar het centrum van dorp en stad ligt. De eerste verantwoordelijkheid ligt bij de lokale eigenaren, niet bij de omringende overheden. b. De werkelijkheid is veelvormig Geen situatie is gelijk voor kerkgebouwen. Er zijn verschillen in bijvoorbeeld de maatschappelijke dynamiek, het bestuurlijk draagvlak, de kerkelijke betrokkenheid, het type of de monumentaliteit van het kerkgebouw. Het indelen van kerkgebouwen in categorieën van problemen is een goed middel om de veelvormigheid overzichtelijk te maken, maar moet niet rigide worden toegepast. Een groep mensen of enkelingen kunnen grote verschillen maken. Een enkele dorpsbewoner of kerkbestuurder kan zorgen voor een dynamiek die anderen mee trekt. Een plan ontstaat, wordt aangepakt, en voor het kerkgebouw ontstaat een passende oplossing. Verschillende malen viel te horen: “wij zijn misschien een vreemde eend in de bijt…” Veel gemeenschappen zien zichzelf als uniek en hechten daar ook aan. Daarom zal een eenvormige aanpak voor alle kerkgebouwen ook niet werken. Naast het categoriseren van de problematiek is maatwerk nodig. c. Kansen voor het stimuleren van draagvlak Bij het behoud van een kerkgebouw kan veel betrokkenheid ontstaan. Mensen zijn in beweging te brengen als het kerkgebouw bedreigd wordt. Daar zijn in de aanpaksessie verschillende voorbeelden van getoond. Een goed gemeenschapsleven kan voor het behoud van een kerkgebouw zorgen. Het omgekeerde kan ook. Het behoudsproces kan een achteruitgaand gemeenschapsleven ten goede komen, door aan een gemeenschappelijk doel te werken. Mensen voelen zich tegenwoordig op een andere manier betrokken. Slechts weinig mensen gaan zich jarenlang wijden aan opknapklussen met aansluitende beleidsvergaderingen. Snel en afgerond betrokken zijn, dat is de leefcultuur van nu. Ook op deze trend moet aangesloten worden. Mensen willen nog wel bijdragen aan het grotere geheel. Behoefte aan contact, zingeving en verbondenheid is aanwezig. Daar kunnen inspanningen voor het kerkgebouw invulling aan geven. Een grote en waardevolle kans. d. In verschillende gevallen zal het draagvlak ontbreken In verschillende gevallen moeten we echter constateren dat de betrokkenheid ontbreekt omdat de gemeenschap te klein of te passief is. Ook heeft de gemeenschap al moeite genoeg om andere kerkgebouwen of voorzieningen zoals bv. dorpshuis, verenigingen, sportkantine enz. in stand te houden. In andere gevallen ontbreekt de betrokkenheid omdat het niet om een monumentaal of beeldbepalend gebouw gaat. Er zijn gebouwen die moeten worden behouden, omdat ze een monumentale of beeldbepalende waarde hebben voor de gemeenschap. Voor rijksmonumenten bestaat een vangnet in de vorm van een overname door de Stichting Alde Fryske Tsjerken. Gelet op wat er nog verwacht mag worden de komende tijd zal de Stichting voldoende middelen moeten hebben om dat werk naar behoren uit te voeren.
7
Maar ook voor waardevolle kerkgebouwen die geen rijksmonument is een vangnet wenselijk. Voor de minder waardevolle kerkgebouwen zijn er in veel gevallen mogelijkheden in de markt. Heel wat kerkgebouwen zijn binnen Fryslân door particulieren en bedrijven al herbestemd tot woning(en), atelier of bedrijf. Helaas is dit voor een aantal niet weggelegd en leidt dit tot afbraak. e. Veel kerkeigenaren worstelen met “Jildpine” Een groot probleem bij de instandhouding van de kerken is het afkalvende financiële draagvlak. Geldgebrek of een niet sluitende begroting zijn voor veel kerkbestuurders een bron van zorg. Onderhoud of restauratie wordt uitgesteld. Het rapport “Tink om’e tsjerken inventarisatie Friese kerken” laat een aantal zaken zien. Er zijn 85 eigenaren die verwachten dat ze binnen vijf jaar onvoldoende middelen hebben voor onderhoud. Binnen tien jaar geldt dit voor 219 eigenaren. Verder is er een restauratie-achterstand van bijna 27 miljoen euro. Voor het totale onderhoud van alle kerkgebouwen in de komende zes jaar is 66 miljoen euro nodig. De behoefte aan financiële ondersteuning bij de instandhouding door overheden en fondsen is groot. Er is soms een gebrek aan kennis voor een goed financieel beheer. In veel gevallen wordt er ingeteerd op het eigen vermogen waardoor er een negatieve spiraal ontstaat. Er moeten nieuwe en aanvullende financieringsvormen worden gevonden en als dit niet mogelijk is, is het belangrijk het gebouw tijdig over te dragen aan bijvoorbeeld een dorpsstichting of de Stichting Alde Fryske Tsjerken. Tijdig omdat het wenselijk is dat een groot deel van het eigen bezit en vermogen verdwijnt. De opbrengsten hiervan (bijvoorbeeld rente, pacht) worden vaak al eeuwenlang voor de instandhouding van het kerkgebouw gebruikt. f. Behoud vraagt om een duurzame exploitatie Het behoud van het kerkgebouw draait om de mogelijkheden voor een duurzame exploitatie. Beseft moet worden dat er over het algemeen geen substantiële middelen verwacht mogen worden van de opbrengsten door semi-publiek gebruik, zoals sociaal-culturele doeleinden. Voor het onderhoud van het kerkgebouw zelf, moeten daarom meestal financiële middelen uit andere bronnen aanwezig zijn. g. Behoefte aan kennis Kennis is een belangrijke factor in het behoud van een kerkgebouw. Kennis over een goed technisch en financieel beheer, exploitatie, mogelijk mede- of hergebruik, het mobiliseren van draagvlak, bestuurskracht en vrijwilligersinzet, juridische kwesties, fondswerving en subsidies, etc. Kennis om de juiste vragen te stellen en kennis over anderen die het antwoord wel hebben. Het is ook nodig om werkelijk te kunnen kiezen hoe er gehandeld kan worden. Een centraal punt, een loket, en/of een website, waar alle relevante kennis over kerkgebouwen bij elkaar komt en door kerkeigenaren gebruikt kan worden ontbreekt. Kennis is nu nog verspreid over bijvoorbeeld Stichting Alde Fryske Tsjerken, Steunpunt Monumentenzorg, Doarpswurk, , Kerkelijke instanties, Monumentenwacht of Stichting Behoud Kerkelijke Gebouwen, Plattelânsprojekten en diverse individuele deskundigen. De kerkelijke bureaus die in het verleden de kerkelijke eigenaren op weg hielpen, zijn grotendeels wegbezuinigd. Het is wenselijk dat er een centraal aanspreekpunt komt voor de hulp zoekende kerkelijke gemeente.
8
h. Gemeenten kunnen meer in beeld zijn De kerkgebouwen zijn in veel gevallen het centrum van de dorpssamenleving. Als een dergelijk beeldbepalend kerkgebouw geen functie meer heeft of dreigt geen functie meer te krijgen, dan is dit een maatschappelijk probleem. We vinden dat in dit geval de gemeenten niet alleen deelgenoot van de problematiek maar ook van de oplossingen moeten zijn. Dit door te faciliteren, visie te ontwikkelen op herbestemming van leegkomende kerkgebouwen en financieel bij te dragen. Ook voor minder beeldbepalende of cultuurhistorisch waardevolle kerkgebouwen die vrijkomen, is een gemeentelijke visie nodig over bijvoorbeeld mogelijke herbestemmingen van de gebouwen en/of gronden. Een dergelijke integrale visie ontbreekt vaak. i. Gebrek aan ideeën voor hergebruik Kerkeigenaren en gemeenschappen worstelen vaak met de vraag wat voor functie het vrijkomende kerkgebouw kan krijgen. Een goed idee voor een herbestemming kan de katalysator zijn voor draagvlak. Het is de lokale gemeenschap niet altijd gegeven dat idee te bedenken. Behoud van de bedreigde kerkgebouwen is mensenwerk en dus gaat het om ideeën. En dan wel ideeën die een exploitatie mogelijk maken. Bij de ideeën is vaak een spanningsveld aanwezig tussen het cultuurhistorische belang en het commerciële belang. De kunst is hier een goed evenwicht in te bereiken. Hoe dan ook; als er maar iemand de handschoen op pakt!
j.
‘Voorkomen is beter dan genezen’
Het Deltaplan probeert een antwoord te geven op de problematiek van de vrijkomende kerkgebouwen. Daarbij moeten we niet over het hoofd zien, dat er een – complementair tweede spoor kan worden geopend. Dit spoor gaat uit van de gedachte dat voorkomen beter is dan genezen. Het beste en meest passende gebruik is een blijvend gebruik door de kerkelijke gemeenschap zodat er minder kerkgebouwen vrij zullen komen. Hoe kan worden voorkomen dat het kerkgebouw een probleem wordt (zie onder 6.4)? Ondersteuning in kennis en financiële middelen kan hierbij helpen. Onderlinge regionale en lokale samenwerking van kerkelijke gemeenten is hierbij ook van belang. Voorbeelden hiervan zijn een lokale raad van kerken of een interkerkelijke commissie.,. k. Samenwerking Gelet op de aard en omvang van de problematiek is in een Deltaplan Fryske Tsjerken samenwerking tussen alle partijen rond kerkgebouwen essentieel. De provincie is initiatiefnemer voor het deltaplan, maar kan en wil de problematiek niet alleen benaderen. Binnen de samenwerking kan in ieder geval worden gedacht aan de Raad van Kerken in Friesland,,Stichting Âlde Fryske Tsjerken, Stichting Behoud Kerkelijke Gebouwen Friesland, Monumentenwacht, Steunpunt Monumentenzorg, Doarpswurk en de overheden: Rijk, provincie en gemeenten. Keuzes Op grond van de bovenstaande analyse adviseert De Deltagroep dat er zes belangrijke keuzes moeten worden gemaakt. Deze bepalen hoe de hoofdlijnen van het Deltaplan er uit moet komen te zien. A. Kiezen voor samenwerking tussen alle betrokken partijen en instellingen. B. Kiezen voor selectie van de meest waardevolle kerkgebouwen waarop de grootste inzet wordt geconcentreerd C. Kiezen voor het stimuleren en ondersteunen van het draagvlak voor en de kennis over de instandhouding het kerkgebouw binnen de gemeenschap. D. Kiezen voor het stimuleren van een goede financiële basis door het zoeken naar nieuwe financiële wegen en het creëren van regelingen voor financiële ondersteuning, die kerkeigenaren helpen hun kerkgebouw in stand te houden. E. Kiezen voor het stimuleren en ondersteunen van hergebruik.
9
6.
Hoofdlijnen Deltaplan
Het doel van een Deltaplan Fryske Tsjerken is om te komen tot maatregelen, aanbevelingen en acties gericht op het behoud en ontwikkeling van kerkgebouwen. Belangrijk daarbij is een brede op samenwerking gerichte aanpak. Aan de hand van een uitwerking van de keuzes uit hoofdstuk 5 binnen vijf thema’s worden de hoofdlijnen beschreven van een Deltaplan zoals de Deltagroep dat adviseert. Per thema worden aanbevelingen gedaan. 6.1 Thema Samenwerking Gelet op de aard en omvang van de problematiek is in een Deltaplan Fryske Tsjerken samenwerking tussen alle partijen rond kerkgebouwen essentieel. De provincie is weliswaar initiatiefnemer voor het deltaplan maar kan en wil de problematiek niet alleen benaderen. a. Realiseren van samenwerking in een Deltaplatform Deze samenwerking kan gestalte krijgen in een platformmodel. Dit platform brengt nieuwe samenhang, afstemming en overleg tussen de samenwerkende partijen. Er wordt niet uitgegaan van een nieuwe instelling, maar van samenwerking van de bestaande instellingen in en rond de kerkgebouwen. In het Deltaplatform wordt de voorliggende thematiek ter hand genomen en afspraken over de aanpak voor het Deltaplan gemaakt. Wie gaat welke maatregelen uit het Deltaplan oppakken en wanneer. Het Deltaplatform neemt op, houdt tegen het licht en geeft weer terug al dan niet in samenwerking aan de geëigende instellingen, overheden en personen. Binnen de samenwerking kan in ieder geval worden gedacht aan: Kerkelijke: Raad van Kerken in Friesland, organisaties PKN Steunpunt Noord/Regionaal College Behandeling Beheerszaken Vereniging voor Kerkrentmeesterlijk beheer Bisdom Groningen/Leeuwarden Friese Doopsgezinde Sociëteit Stichting Tsjerkepaad Monumenten-: Stichting Âlde Fryske Tsjerken, organisaties Stichting Behoud Kerkelijke Gebouwen Friesland, Steunpunt Monumentenzorg, Monumentenwacht, Maatschappelijke Doarpswurk Organisaties: Stichting DBF Overheden: Rijk (Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed); Provincie Plattelânsprojekten Vereniging van Friese gemeenten. Eén van de taken van het Deltaplatform is om een selectie te maken (zie onder 6.2) van de groep kerkgebouwen waarop inspanningen worden gedaan. Net zoals bij het Deltateam wordt ook voor het Deltaplatform voorgesteld eerst uit te gaan van een eerste fase van twee jaar vanuit een tien jaren-perspectief. Het platform evalueert na twee jaar de eerste fase. b. Vastleggen samenwerking in een bestuursovereenkomst Voorgesteld wordt om de afspraken over de maatregelen en de rolverdeling binnen het Deltaplan die in het Deltaplatform gemaakt te zijn, vast te leggen in een samenwerkingsovereenkomst. Hierin wordt afgesproken wie, wat en wanneer gaat doen.
10
6.2 Thema Selectie In het rapport “Tink om’e tsjerken” staat dat er 770 kerkgebouwen in Fryslân aanwezig zijn. Verder komen er de komende tien jaar tussen de 74 en 110 kerkgebouwen vrij. 250 kerkeigenaren geven aan dat ze de komende 10 jaar onvoldoende middelen hebben voor het onderhoud. De middelen van de overheden schieten te kort om in een Deltaplan ondersteuning te bieden aan alle kerkgebouwen die in de problemen komen. Er moet daarom een keuze worden gemaakt voor welke groep kerkgebouwen de middelen en de inspanningen worden ingezet. De Deltagroep raadt daarom het volgende aan. Selectie van een groep kerkgebouwen waar het Deltaplan zich op gaat richten Aanbevolen wordt om vanuit het Deltaplan een selectie te maken van de meest waardevolle kerkgebouwen. Een belangrijke groep zijn de 350 rijksmonumenten. Deze groep wordt nog aangevuld met kerkgebouwen van provinciaal en/of gemeentelijk belang. Voor de selectie worden criteria opgesteld waarbij gedacht kan worden aan bijvoorbeeld monumentale, beeldbepalende waarde of sociaal-maatschappelijke waarde. Bij de selectie kan ook worden gedacht aan verschillende categorieën kerkgebouwen waar verschillende soorten acties vanuit het Deltaplan op worden gericht. Voor restauratiemiddelen is vooral een criterium monumentale waarde van belang terwijl bij draagvlak ook sociaalmaatschappelijke aspecten van belang zijn. Selectie betekent niet dat de kerkgebouwen die hier buiten vallen wel afgebroken kunnen worden. Deze kerkgebouwen worden in principe aan private partijen overgelaten. De praktijk laat zien dat veel, meestal minder monumentale kerkgebouwen intussen een andere bestemming hebben gekregen zonder hulp van de overheden. Kerkeigenaren uit deze laatste groep kunnen wel terecht voor vragen met betrekking tot herbestemming bij het voorgestelde Kennispunt (zie onder 6.2) . 6.3
Thema Draagvlak
Behoud kan niet zonder draagvlak. Draagvlak om het gebouw te beheren, te onderhouden en te financieren. Zoals genoemd komen er de komende tien jaar ongeveer 100 kerkgebouwen vrij. Hiervoor moet een nieuwe bestemming met nieuw draagvlak voor worden gevonden. Naast het vinden van nieuw draagvlak voor nieuwe bestemmingen is het behoud van bestaande draagvlak en bestemming van belang. Dit gaat uit van de gedachte dat voorkomen beter is dan genezen. De Deltagroep heeft de volgende aanbevelingen. a. Stimuleren van draagvlak en oplossingen door een Deltateam Voor kerkgebouwen met onvoldoende draagvlak of waarvoor oplossingen ontbreken maar waar wel kansen liggen, stelt de Deltagroep voor om een Deltateam in te stellen. Dit Deltateam is een kleine groep onafhankelijke deskundigen die op basis van keuzes en criteria van het Deltaplatform pro-actief of op aanvraag gemeenschappen benadert om samen met alle betrokkenen van de lokale kerk-, stads(wijk)- en dorpsgemeenschap rond een vrijkomend kerkgebouw te zoeken naar nieuw draagvlak, nieuwe verbindingen, brede contacten, ideeën en oplossingen. Om draagvlak te generen voor bedreigde kerkgebouwen zijn initiatieven en beweging nodig in de gemeenschap rond het kerkgebouw. Hierdoor wordt het kerkgebouw weer een breed onderwerp van gesprek en voelen mensen zich (weer) aangesproken. Oplossingen die onzichtbaar leken, komen in beeld en talenten in de gemeenschap kunnen worden gebruikt. De voorbereidende sessies toonden aan dat een actieve benadering van gemeenschappen tot dynamiek kan leiden. Het is een keuze om te sturen op de oplossers met hun oplossing
11
en niet op de oplossing alleen. We zien in alle gevallen een individuele aanpak voor ons. Ieder gebouw een eigen dossier, een eigen nadruk en een eigen oplossing. Voorgesteld wordt het Deltateam uit de volgende personen te laten bestaan: - een onafhankelijke procesbegeleider; - deskundige kerkbeheer; - deskundige kerkgemeenschap; - dorpen-deskundige; - deskundige projectontwikkeling. De deskundige kerkbeheer kan geleverd worden door de Stichting Alde Fryske Tsjerken, een deskundige kerkgemeenschap door de Raad van Kerken Friesland en een dorpendeskundige door de Stichting Doarpswurk. De deskundige projectontwikkeling kan geleverd worden door het bureau Plattelânsprojekten uit het betreffende gebied. Het Deltateam werkt in opdracht van de provincie. Ze rapporteert aan hen en legt verantwoording af. In de opdracht worden de werkwijze en de gewenste resultaten vastgelegd. Deze werkwijze en resultaten worden opgesteld na een zwaarwegend advies van het Deltaplatform. Het Deltaplatform geeft ook een zwaarwegend advies aan de provincie over de rapportage en de verantwoording van het Deltateam. Zoals genoemd onder 6.1 stelt het Deltaplatform een selectie samen van de groep kerkgebouwen waar het Deltateam zich op kan richten. Het Deltateam zelf maakt de keuze voor welke concrete kerkgebouwen uit deze groep zij zich gaan inzetten. Dit doen zij op basis van een acute problematiek, kansen voor draagvlak en oplossingen of naar aanleiding van een concrete vraag uit de gemeenschappen zelf. Als een dergelijk Deltateam zich jaarlijks op acht kerkgebouwen kan richten, is het probleem over 10 jaar aanmerkelijk kleiner gemaakt. Omdat het gaat om een nieuwe aanpak stelt de Deltagroep voor om vanuit dit tien jarenperspectief te beginnen met een 1e fase van twee jaar. De 1e fase wordt geëvalueerd aan de hand van “SMART” geformuleerde criteria. De Deltagroep krijgt een sober en doelmatig budget voor de proceskosten. De Deltagroep richt zich vooral op processen en krijgt geen eigen budget voor het uitvoeren van een oplossing, hiervoor bennutten ze bestaande of nieuwe middelen van particulieren, overheden, fondsen en markt. Het Deltateam zal tijdens de aanpak tegen allerlei inhoudelijke vragen aanlopen. Een goede samenwerking met een Kennispunt Fryske Tsjerken is daarom van belang. Op een dergelijk kennispunt wordt hierna ingegaan. Kennis en actie gaan zo hand in hand. Voor specifieke vragen op een bepaald deelterrein kunnen ook deskundigen of bedrijven worden gevraagd die op vrijwillige basis of als sponsor, informatie aanleveren. b. Draagvlak ondersteunen door een Kennispunt Fryske Tsjerken Uit het vorige hoofdstuk blijkt een behoefte aan ondersteuning van eigenaren van kerkgebouwen aan kennis. De Deltagroep stelt voor een Kennispunt in te stellen. Dit Kennispunt is actief in de verspreiding van haar kennis en is behulpzaam voor kerkeigenaren. Dit dient niet een nieuwe instelling te zijn maar een samenwerkingsvorm van de bestaande instellingen in het Monumintehûs (zoals de Stichting Alde Fryske Tsjerken, Steunpunt Monumentenzorg, Stichting Behoud Kerkelijke Gebouwen en de Monumentenwacht) als daarbuiten zoals Doarpswurk, DBF (voorheen Doarp en Bedriuw Fryslân), Plattelânsprojekten en kerkelijke partijen zoals de Raad van Kerken in Friesland. Op deze wijze kan kennis gebundeld en gecoördineerd worden. De volgende vijf onderwerpen vormen de ruggengraat van het Kennispunt.
12
1. Het beheer, basisinformatie die nodig is om een kerkgebouw goed te kunnen beheren. Onderwerpen zijn ondermeer kennis over een goed technisch beheer, een duurzaam financieel beleid, exploitatie, het verwerven van fondsen en subsidies en juridische zaken zoals vormen van juridisch eigendom en wet- en regelgeving. 2. Het verhaal, de verhalen van de kerkgebouwen in een context van de plek waar ze staan. Ontwikkelen van methodes om deze verhalen aantrekkelijk te vertellen. Dit verhaal is van belang voor het ontwikkelen van het draagvlak maar ook om de kerkgebouwen in hun nieuwe functie als religieus erfgoed en als multifunctioneel bruikbare gebouwen in de (toeristische en culturele) markt te kunnen zetten. Dit verhaal kan via het centrale aanspreekpunt “besteld” worden. 3. De ontwikkeling, de methodes om tot ontwikkeling te komen, zowel voor het kerkgebouw als voor de dorpsgemeenschap. Kerkelijke eigenaren die iets met hun gebouw willen, krijgen via het centrale aanspreekpunt, allerlei methodes en ideeën voor ontwikkeling aangereikt. Hoe pak je zo’n traject aan? Hoe organiseer je draagvlak, hoe organiseer je een nieuwe bestemming of nieuw gebruik. Hoe zet je een programma voor allerlei activiteiten op, hoe kun je koppelingen leggen met projecten voor toerisme, recreatie en landschap. Hoe kun je iets doen aan het ontbreken van bestuurskracht? 4. De ontmoeting, het centrale aanspreekpunt organiseert een ontmoeting tussen vraag en aanbod, tussen probleem en oplossing, tussen kerkrentmeesters en deskundigen, tussen geld tekort komende kerkvoogden en sponsors en subsidieverstrekkers. Gedacht kan worden aan een proactieve database met voorbeelden van her- of medegebruik uit binnen- en buitenland, namen van mensen die voor specifieke problemen oplossingen weten, sponsoren die deelexpertise aanleveren en overzicht van regionale samenwerking. De boodschap kan digitaal verspreid en in tourneeachtige series van bijeenkomsten in de gemeenschappen worden verteld. Verzamelen is dus precies even belangrijk als verspreiden van informatie! Dit vanuit het perspectief van een goede opbouwwerker. 5. Het overzicht, een digitale kaart waarop iedereen kan zien hoe de kerkgebouw functies in categorieën over Fryslân verspreid liggen en waar de kansen liggen. We zien routes, monumenten, voorbeelden van herbestemming, orgelbezit, podia (‘uitagenda’), vergaderlocaties, leegstaande kerkgebouwen. Wie overzicht heeft, ziet ook het ‘gat in de markt’ en de kansen voor ontwikkelingsmogelijkheden Met deze kaart kan voor ieder afzonderlijk kerkgebouw bekeken worden of een bepaalde functie aansluiting kan vinden bij bestaande netwerken, toeristische initiatieven, historie, en natuur. Dit dient samen te komen in een informatieve en interactieve website met “alles over de Fryske tsjerken”. Naast de genoemde vijf onderwerpen dient de website uit te gaan van de zogenaamde web 2.0 uitgangspunt met de mogelijkheid van een interactieve uitwisseling van ideeën, meningen en kennis (“community-vorming”).
13
c. Draagvlak ondersteunen door het vangnet te versterken Er is een groep kerkgebouwen waar weinig kansen liggen om nieuw draagvlak te vinden. Omdat de gemeenschap te klein is of te passief of omdat de gemeenschap al moeite genoeg heeft andere kerkgebouwen in stand te houden of om voorzieningen zoals bijvoorbeeld dorpshuis, verenigingen, sportkantine enz. in stand te houden. In andere gevallen ontbreekt de betrokkenheid omdat het om een niet-monumentaal of beeldbepalend gebouw gaat. Hiervoor is geconstateerd dat er naar verwachting de komende tien jaren tussen de 74 en 117 kerkgebouwen vrijkomen. Wanneer er geen nieuw draagvlak kan worden gevonden komt het in principe beschikbaar voor “de markt”. Wanneer dit een gebouw is dat qua monumentale of beeldbepalende waarde voor de gemeenschap moet worden behouden, dan dient hiervoor een goed vangnet te bestaan. Rijksmonumentale kerkgebouwen Hiervoor bestaat een vangnet dat de Stichting Alde Fryske Tsjerken kan bieden door een overname. Gelet op wat er nog verwacht mag worden de komende tijd zal de Stichting voldoende middelen moeten hebben om dat werk naar behoren uit te voeren. De Deltagroep is daarom van mening dat gelet op de verwachte toename van het aantal vrijkomende kerkgebouwen zonder draagvlak, dat de organisatie versterkt dient te worden. Dit gelet op de toenemende beheerskosten, het ondersteunen van de plaatselijke commissies bij het zoeken naar nieuwe functies en activiteiten (impresariaat) en het verbreden van het lokale draagvlak. Naast het werven van meer donateurs en legaten kan deze versterking door de provincie worden gedaan. Daarnaast moet er een beroep te worden gedaan op de gemeenten om bij te dragen aan de locale activiteiten van de Stichting Alde Fryske Tsjerken. De Stichting Alde Fryske Tsjerken gaat in het geval van een vrijkomend kerkgebouw het gesprek met de kerkelijke eigenaar aan en onderzoekt wat de meest wenselijke oplossing is: óf een dorpsstichting óf overdracht aan de Stichting Alde Fryske Tsjerken. In het laatste geval is het noodzakelijk dat er een plaatselijke commissie wordt geïnstalleerd die het beheer op zich neemt. De meegeefsom die de Stichting Alde Fryske Tsjerken bij de overdracht van de kerkelijke gemeente ontvangt, is niet meer dan een logische voorziening voor toekomstig onderhoud. Uit de meegeefsom moet namelijk de eigen bijdrage van het onderhoud (35%) worden betaald. De overige 65% kan uit rijkssubsidie worden betaald (BRIM-regeling). De Stichting Alde Fryske Tsjerken neemt in beginsel geen kerkgebouwen over als daar geen meegeefsom bij beschikbaar is en als er geen plaatselijke commissie geformeerd kan worden. In de praktijk zullen er dorpen zijn waar niet aan deze voorwaarden voldaan kan worden. Wanneer het gaat om echt waardevolle kerkgebouwen zou hiervoor een oplossing moeten komen. Het is dan wel noodzakelijk dat de Stichting aanvullende financiering ter beschikking wordt gesteld voor een “mottenballenregeling” (zie onder 6.4.h.). Niet-rijksmonumentale kerkgebouwen Er is in Fryslân geen instantie die niet-rijksmonumentale kerkgebouwen overneemt en instandhoudt. De Deltagroep meent dat er onderzocht moet worden welke mogelijkheden er zijn om ook voor de meest waardevolle kerkgebouwen van deze groep een vangnet te kunnen bieden. In sommige gevallen wordt Doarpswurk betrokken bij het proces om een vrijkomende niet-rijksmonumentale kerk een nieuwe bestemming te geven (bijvoorbeeld de voormalige gereformeerde Stadslaankerk in IJlst). Er zijn per definitie geen rijksmiddelen beschikbaar voor deze groep. Dit betekent dus dat de instandhoudingskosten volledig moeten worden opgebracht vanuit het gebruik, dan wel uit andere financiële bronnen. Hierbij gaat het vooral om gereformeerde kerken en een enkele jonge hervormde (bv. Jirnsum) of rooms-katholieke kerk (bv. Easterwierum).
14
6.4
Thema Financiering
Eén van de kernproblemen vormt vanzelfsprekend de financiering van de instandhouding van het kerkgebouw, de “jildpine” die vaak gevoeld wordt. Hiervoor is al gesteld: “voorkomen beter dan genezen”. Er zullen nieuwe en aanvullende financieringsvormen gevonden moeten worden en als dit niet mogelijk is, is het belangrijk het gebouw tijdig over te dragen naar bijvoorbeeld, een dorpsstichting of de Stichting Alde Fryske Tsjerken. Tijdig omdat het belangrijk is dat niet te veel op het eigen bezit en vermogen wordt ingeteerd. De opbrengsten hiervan, bijvoorbeeld rente, pacht worden vaak al eeuwenlang voor de instandhouding van het kerkgebouw gebruikt. De Deltagroep heeft de volgende aanbevelingen. a. Financiële benutting potentieel draagvlak Uit de sessies blijkt dat er veel potentieel draagvlak aanwezig is. De kunst is om dit draagvlak te mobiliseren en dit financieel te benutten. Met gerichte acties kan er een beroep worden gedaan op de betrokkenheid en verantwoordelijkheid van bewoners en bedrijven rond een kerkgebouw. Mogelijkheden zijn ondermeer: - donateur worden van een dorpsstichting of de Stichting Alde Fryske Tsjerken; - een regeling “Vrienden van de kerk” voor mensen die het kerkgebouw een warm hart toedragen en zo samen met de leden van de kerk een kring van sympathisanten rondom het kerkgebouw vormen; - onderzoeken dorpshypotheek: een hypotheek waarmee individuele dorpsbewoners medeeigenaar kunnen worden van het kerkgebouw, zonder daarmee in een papieren rompslomp verzeild te raken. Te vergelijken met een eigenaarconstructie bij bijvoorbeeld zweefvliegverenigingen, waar leden mede-eigenaar zijn van de vliegtuigen. b. Subsidiëring restauratie en onderhoud voor ‘levende’ monumenten Aanbevolen wordt om voor de kerkgebouwen uit de selectiegroep, subsidieregelingen te maken voor restauratie en onderhoud door provincie en gemeenten. Voor de 350 Rijksmonumenten betekent dit een aanvulling op de rijksbijdrage voor instandhouding (zowel onderhoud als restauratie) op grond van de BRIM-regeling van 65%. Voor veel eigenaren schiet dit te kort. Er is een verschil tussen kosten voor onderhoud en voor restauratie (zie kader hieronder). De Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed heeft overigens al aangekondigd dat zij hierover met de provincies en gemeenten wil overleggen, in het kader van wat minister Plasterk noemde de “vermaatschapppelijking van de monumentenzorg”. Daarnaast is het wenselijk dat er van provincie en gemeenten instandhoudingsregelingen komen voor waardevolle kerkgebouwen die geen monumentenstatus hebben. Aangezien deze geen rijkssubsidie ontvangen zou het subsidiepercentage hoger kunnen zijn. Door aan deze regelingen direct de voorwaarde te stellen dat er een (kerk) plan voor het gebruik moet zijn, snijdt het mes aan twee kanten. Geen subsidiering van dode stenen, maar steun voor levende monumenten. Globale indicatie te geven van de financiële consequenties van aanvullende subsidiëring van rijksmonumenten: - Fryslân telt 350 rijksmonumenten - Per kerk is gemiddeld 10.000 euro onderhoud per jaar nodig. - 350 x 10.000 euro = 3.500.000 - Stel dat de overheden 15% bijdragen? => 15% van 3.500.000 = 525.000 euro per jaar Voor een restauratie is het plafond 1 miljoen euro voor een periode van zes jaar op grond van de BRIM-regeling, dat is 166.000 per jaar. Stel dat dit gemiddeld 20 kerkgebouwen per jaar betreft en dat provincie en gemeenten 15% bijdragen, dan bedragen de kosten 500.000 euro per jaar.
15
c. Stimuleringsregeling onderzoek herbestemming Kerkelijke eigenaren hebben er niet altijd belang bij om onderzoek te laten doen naar mogelijke herbestemmingen. Ze zetten hun niet-monumentale kerk te koop omdat ze simpelweg van het probleem af willen. Partijen die iets met een vrijgekomen kerk willen doen, moeten een plan (laten) maken. Er is echter geen bank die hiervoor geld wil lenen. Subsidieregelingen vergoeden haalbaarheidsstudies alleen als ze uitgevoerd worden. Er is dus een groot kip- of ei-probleem. Het Rijk is met een dergelijke regeling bezig in het kader van de Modernisering Monumentenwet. Provincies en gemeenten zouden dit kunnen doen voor waardevolle niet-rijksmonumenten. d. Stimuleringsregeling herbestemming of multifunctioneel gebruik Een aparte stimuleringsregeling voor herbestemming of multifunctioneel gebruik om eigenaren te helpen bij het verbreden van de activiteiten in het kerkgebouw of een nieuwe bestemming mogelijk te maken wanneer de kerk vrijkomt. Een subsidie of een laagrentende lening uit een herbestemmingsfonds kan worden verstrekt om de onrendabele top te dekken. De regeling moet worden afgestemd op de mogelijkheid voor het afsluiten van een lening bij het Nationaal Restauratie Fonds voor kerkelijke gemeenten om hun kerkgebouw (rijksmonument) aan te passen ten behoeve van multifunctioneel gebruik. Daarmee wordt dus bevorderd dat de kerkelijke eigenaar voor het gebouw kan blijven zorgen. e. Self-revolving fund Voor niet door subsidies gedekte delen van instandhoudingsplannen of herbestemmingsplannen voor kerkgebouwen kan een fonds worden ingesteld. Vanuit dit fonds kunnen laagrentende leningen worden verstrekt. Dit zou kunnen door een apart fonds of door het provinciale Cultuurfonds voor Monumenten voor kerkgebouwen uit de selectiegroep uit te breiden. Dit laatgenoemde fonds wordt beheerd door het Nationaal Restauratie Fonds en is nu bijna leeg. In beide vormen moet er eerst een financiële injectie volgen door overheden en fondsen en wellicht particulieren en bedrijfsleven. f. Europese subsidies Er bestaan veel soorten Europese subsidie. Het verdient aanbeveling om te onderzoeken in hoeverre deze subsidiemogelijkheden nog verder benut kunnen worden voor de instandhouding van kerkgebouwen. g. Koppelingen met andere projecten Door een kerkgebouw integraal op te nemen in andere projecten bijvoorbeeld toerisme, recreatie of een gebiedsontwikkelingsproject kunnen andere geldstromen benut worden uit. bijvoorbeeld ruimtelijke ontwikkeling, landinrichting, landschap, toerisme en recreatie, leefbaarheid, die ook de instandhouding van het kerkgebouw ten goede kunnen komen. h. Conserverend beheer (“mottenballenregeling”) Een regeling voor waardevolle leegstaande kerken die leegkomen maar waar nog geen bestemming voor gevonden is. De regeling voorziet in het meest noodzakelijke onderhoud om er voor te zorgen dat het casco niet achteruit gaat. Het gebouw wordt afgesloten van nutsvoorzieningen. Wanneer er een uitvoerbaar plan is kan de kerk weer uit de mottenballen worden gehaald. Ook hiervoor geldt dat het Rijk met een dergelijke regeling bezig is volgens de Modernisering Monumentenwet. De Provincie kan zorgen voor een aanvullende regeling voor waardevolle niet-rijksmonumenten. i. Besparen op onderhoud door praktijk-leerplek Kerkgebouwen zijn bij uitstek geschikt als praktijk-leerplek voor leerlingen in de restauratiebouw. Dit kan vanzelfsprekend in voorkomende gevallen besparen op de instandhoudingskosten. j. Opbrengsten kerkhoven
16
Een graf op een mooi kerkhof bij een historisch kerkgebouw vertegenwoordigt een stijgende waarde. Veel mensen hebben hier geld voor over. Deze inkomstenbron kan verder worden benut, hierbij kunnen de opbrengsten ook aan het onderhoud van het kerkgebouw worden besteed. k. Verantwoord financieel beheer Bewustwording van kerkeigenaren voor een verantwoord financieel beheer is aan te raden en dient daarom onderdeel te zijn van dit plan. Er is soms een gebrek aan kennis voor een goed financieel beheer.
17
6.5
Thema hergebruik
Hergebruik van vrijkomende kerkgebouwen draagt vanzelfsprekend bij aan behoud. De Deltagroep heeft een aantal aanbevelingen: a. Onderscheid waardevolle en minder waardevolle kerkgebouwen De inspanningen vanuit het Deltaplan voor passend hergebruik dienen vooral gericht te zijn op de meest waardevolle kerkgebouwen die binnen de onder het eerste thema genoemde selectiegroep vallen. Hierbij dient behalve de monumentale en beeldbepalende betekenis ook de sociaal-maatschappelijke betekenis (draagvlak) te worden meegewogen. b. Samenspraak met kerkelijke gemeenschap Kerkgebouwen zijn in beheer van een kerkgemeenschap. Hergebruik, herbestemming van een kerkgebouw, dient daarom in goede samenwerking en samenspraak met vertegenwoordigers van deze kerkgemeenschap te gebeuren. c. Inlassen bedenktijd De kerkelijke eigenaar wil vaak het vrijkomende kerkgebouw zo goed mogelijk te gelde maken, in het belang van (het voortbestaan van) de kerkelijke gemeenschap; goed rentmeesterschap. Wat er dan kan gebeuren is: • verkoop via makelaar (bv. gereformeerde kerk Dronrijp staat al jaren te koop. Gereformeerde kerk Rinsumageest staat nu ook te koop); • projectontwikkelaar inhuren (bv. aanvankelijk bij de Stadslaankerk, IJlst); • sloop en verkoop van bouwgrond. Bij aanstaand vrijkomen van een kerkgebouw is een inventarisatie door de kerkelijke en dorpsgemeenschap van de hergebruikmogelijkheden belangrijk. Belangrijk hierbij is de bereidheid van de kerkgemeenschap om deze inventarisatie uit te voeren. Zij blijven vanzelfsprekend verantwoordelijk voor een besluit tot verkoop of sloop. Overleg met gemeente over de mogelijkheden is daarbij belangrijk. Eventueel kan in dit proces het Deltateam worden ingeschakeld. Het initiatief voor de inventarisatie zou zowel door de kerkelijke eigenaar als de dorpsgemeenschap kunnen worden genomen. Het is belangrijk om eigenaren van dit belang te overtuigen. Om dit makkelijker te maken dienen de hiervoor genoemde subsidieregelingen voor onderzoek herbestemming en “motteballenregeling” te worden gemaakt, zie onder het thema Financiën. d. Visie en planvorming burgerlijke gemeenten Belangrijk bij het hergebruik is de rol van burgerlijke gemeenten. Belangrijk is dat zij een visie en planvorming ontwikkelen voor zowel gebouwen met een kerkelijke en multifunctionele bestemming als voor vrijkomende gebouwen. De gemeente heeft met het bestemmingsplan (functie, sloopregeling) en aanwijzing tot gemeentelijk monument instrumenten om te sturen in her- en medegebruik. Gemeenten die naast rijksmonumenten nog andere kerkgebouwen in stand willen helpen houden, kunnen die op een gemeentelijke monumentenlijst plaatsen. Een ander instrument is het gemeentelijk accomodatiebeleid voor bijvoorbeeld dorpshuizen, bibliotheken, muziekscholen en sociaal-culturele centra. Hierin moeten kerkgebouwen in de beschouwing worden betrokken zodat kansen voor mogelijk hergebruik of medegebruik niet onbenut worden. e. Genereren van ideeën voor hergebruik door inzet Deltateam Door de inzet van ondermeer het Deltateam kunnen binnen de betreffende gemeenschap ideeën ontstaan voor een passend en realistisch hergebruik van een vrijkomend kerkgebouw.
18
f. Voorbeelden van mogelijk hergebruik door Kennispunt Het Kennispunt dient voorbeelden en suggesties te laten zien van passend hergebruik. Vanzelfsprekend verschillen kerkgebouwen onderling op monumentale waarde, waardevol interieur of al of geen kerkhof. Voorbeelden zijn cultureel centrum, dorpshuis of een combinatie daarmee (de “derde” zaal), muziekruimte, atelierruimte, bibliotheek, orgelopleiding, muziekschool, dorpshotel, bêd en brochje, reflectieruimte, inspiratiecentrum, cultuurhuis, derde zaal van een dorpshuis, bezoekerscentrum natuureducatie, oudheidkamer, woonruimte, kantoor, representatieve bedrijfsruimte, “huiskamer” voor het dorp. g. Financiële ondersteuning voor (onderzoek naar) herbestemming en het onder. Zie onder het thema Financiën. h. Exploitatie Voorwaarde bij het zoeken naar een passend hergebruik is een herbestemming met sluitende (kostendekkende) exploitatie. Beseft moet worden dat een kostendekkende exploitatie in de praktijk alleen bij uitzondering mogelijk is bij semi-publiek gebruik. Met culturele activiteiten vallen geen substantiële inkomsten te genereren. Vaak moet het kerkgebouw eerst voor vele tienduizenden euro’s worden aangepast (keuken, toilet). De concurrentie is groot, zowel qua aanbod van zaalruimte als van het aanbod aan voorstellingen. Een monumentale status van het kerkgebouw beperkt een private herbestemming. Veel kerken hebben een waardevol interieur, orgel en/of kerkhof. Dat maakt herbestemming voor wonen en/of werken lastig of in veel gevallen praktisch onmogelijk. Het voorgaande maakt duidelijk dat er voor de instandhouding van het gebouw zelf, zelfstandige financiële middelen aanwezig moeten zijn en dat dit in de meeste gevallen niet uit de exploitatie mag worden verwacht. i. Deuren open Open kerken voorzien in een behoefte. Tsjerkepaad 2009 heeft dat aangetoond. Aanbevolen wordt om te onderzoeken hoe kerkgebouwen meer opengesteld kunnen worden. Gebruik kan worden gemaakt van ervaringen in het buitenland, bijvoorbeeld OstFriesland, waar de deuren van veel kerkgebouwen vaak open zijn. Aansluiting moet worden gezocht bij initiatieven in de toeristische sector (cultuurtoerisme, bezinningstoerisme). Openstelling van kerkgebouwen draagt bij tot hun behoud. Ook wordt aanbevolen mee te doen aan het financieel ondersteunen van Tsjerkepaad. j. Koppelingen met toerisme en recreatie De mogelijkheden van cultuurhistorische routes en bezinningstoerisme zijn nog lang niet uitgediept. Werk voor het Kennispunt samen met de aangewezen partners uit toerisme en recreatie. Gedacht kan worden aan routes van kerkgebouwen in elkaars omgeving of met verschillende ’ondewerpen zijn mogelijk bijvoorbeeld een romaanse kerkenroute, tien-torenroute, een kinderontdektocht, een Da Vinci Code raadselroute of een orgelroute. k. Koppelingen met kunst en cultuur Vanuit de kunst- en cultuursector is er behoefte aan bijzondere locaties. Kerkgebouwen kunnen in deze behoefte voorzien. Ondermeer kunnen podiumkunstorganisaties (monumentale) kerkgebouwen als kleinkunstpodium te gebruiken, mede voor de verbreding en kwaliteitsverbetering van het toeristische aanbod.
19