vonnis R E C H T B A N K HAARLEM Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 177687 / HA ZA 11-113 Vonnis in incident van 1 augustus 2012 in de zaak van
MR. M A R C E L WINDT, wonende te Rotterdam, en MR. DRS. E L Z E T J E E R D M E I J E R wonende te Rotterdam, in hun beider hoedanigheid,van curator in de navolgende faillissementen: 1. de naamloze vennootschap KPNQWEST N.V., gevestigd te Haarlemmermeer, kantoorhoudende te Hoofddorp, 2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid KPNQWEST IP S E R V I C E S B.V., gevestigd te Amsterdam, kantoorhoudende te Hoofddorp, 3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid KPNQWEST S E R V I C E S INTERNATIONAL B.V., gevestigd te Amsterdam, kantoorhoudende te Hoofddorp, 4. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid KPNQWEST ASSETS INTERNATIONAL B.V., gevestigd te Amsterdam, kantoorhoudende te Hoofddorp, 5. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid KPNQWEST E B O N E HOLDING B.V., gevestigd te Amsterdam, kantoorhoudende te Hoofddorp, 6. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid E B O N E (NEDERLAND) B.V., gevestigd te Amsterdam, kantoorhoudende op de Luchthaven Schiphol, 7. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid KPNQWEST C A R R I E R S E R V I C E S B.V., gevestigd te Amsterdam, kantoorhoudende te Hoofddorp, 8. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid KPNQWEST OPERATIONS B.V., gevestigd te Amsterdam, kantoorhoudende te Hoofddorp, 9. de besloten vennoot.schap met beperkte aansprakelijkheid KPNQWEST C O R P O R A T E D E V E L O P M E N T B.V., gevestigd te Amsterdam, kantoorhoudende te Hoofddorp, 10. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
177687/HAZA 11-113 1 augustus 2012
K P N Q W E S T S E R V I C E S N E T H E R L A N D S B.V., gevestigd te Amsterdam, kantoorhoudende te Hoofddorp, 11 de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid K P N Q W E S T ASSETS N E T H E R L A N D S B.V., gevestigd te Amsterdam, kantoorhoudende te Hoofddorp, 12. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid G L O B A L T E L E S Y S T E M S E U R O P E B.V., gevestigd te Amsterdam, kantoorhoudende op de Luchthaven Schiphol, 13 de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid G L O B A L T E L E S Y S T E M S E U R O P E HOLDINGS B.V., gevestigd te Amsterdam, kantoorhoudende op de Luchthaven Schiphol, 14 de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid K P N Q W E S T COMMUNICATION S E R V I C E S B.V., gevestigd te Amsterdam, eisers ln de hoofdzaak, verweerders in het incident, ^ advocaat mr. drs. B.T.M. van der Wiel te 's-Gravenhage, tegen 1 de rechtspersoon naar het recht van de plaats van haar vestiging Q W E S T COMMUNICATIONS I N T E R N A T I O N A L I N C O R P O R A T E D , gevestigd te Denver, Colorado (Verenigde Staten van Amerika), advocaat mr. M . Das te Amsterdam, 2. de naamloze vennootschap K O N I N K L I J K E KPN N.V., gevestigd te 's-Gravenhage, advocaat mr. drs, A.R.J. Croiset van Uchelen te Amsterdam, 3. JOHN A. M C M A S T E R , wonende te Basking Ridge, New Jersey (Verenigde Staten van Amerika), advocaat in het incident ten aanzien van de onder 4 tot en met 7 genoemde gedaagden de Bie Leuveling Tjeenk te Amsterdam en ten aanzien van de onder 1, 2 en 8 tot en m genoemde gedaagden mr. R.A.M, Schram te Haarlem, 4. S C O T T ALAN B E R M A N , wonende te Greenwood Village, Colorado (Verenigde Staten van Amerika), advocaat mr. R.A.M. Schram te Haarlem, 5. J O S E P H P A U L NACCHIO, wonende te Bernardsville, New Jersey (Verenigde Staten van Amerika), advocaat mr, R,A.M, Schram te Haarlem, 6. DRAKE SCHEIB TEMPEST, wonende te New York, New York (Verenigde Staten van Amerika), advocaat mr, R,A,M. Schram te Haarlem, 7. R O B E R T S T E V E N WOODRUFF, wonende te Denver, Colorado (Verenigde Staten van Amerika), advocaat mr. R.A.M. Schram te Haarlem, 8. MARTEN P I E T E R S , wonende te Coloba, Mumbai (India), advocaat mr. M.W. Josephus Jitta te Amsterdam, 9. P I E R R E JEAN E V E R A E R T ,
2
177687/HAZA 11-113 1 augustus 2012
wonende te Englewood, New Jersey (Verenigde Staten van Amerika), advocaat mr. P.J.B. Koetsier te Amsterdam, 10. R I C H A R D THOMAS L I E B H A B E R , wonende te Mc Lean, Virginia, (Verenigde Staten van Amerika), advocaat mr. P.J.B. Koetsier te Amsterdam, 11. E E L C O BLOK, wonende op een geheim adres in het arrondissement Rotterdam, advocaat mr. M.W. Josephus Jitta te Amsterdam, 12. JOHAN G E R A R D D R E C H S E L , wonende te Wassenaar, advocaat mr. M.W. Josephus Jitta te Amsterdam, 13 JAN M A A R T E N HENDERSON, wonende te Hamburg (Duitsland), advocaat mr. M.W. Josephus Jitta te Amsterdam, 14. A G A T H A P E T R O N E L L A MARIA VAN D E V E E R - V E R G E E R , wonende te Zoetermeer, advocaat mr. M.W. Josephus Jitta te Amsterdam, gedaagden in de hoofdzaak, eisers in het incident, Eisers in de hoofdzaak zullen hierna gezamenlijk als zodanig worden aangeduid en de afzonderlijke rechtspersonen zullen worden aangeduid met hun naam. Gedaagden in de hoofdzaak zullen gezamenlijk als zodanig worden aangeduid en afzonderlijk respectievelijk als Qwest, KPN en de natuurlijke personen met de achternaam. 1.
De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit: - de dagvaarding met producties - de incidentele conclusie tot oproeping in vrijwaring - de conclusie van antwoord in het vrijwaringsincident - de brief van 13 juli 2012 van Mr Schram met bijlage - de briefvan 16 juli 2012 van Mrs van der Wiel en Van der Voort Maarschalk. 1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.
2.
De beoordeling in het incident
2.1. Gedaagden in de hoofdzaak vorderen in het incident - samengevat - dat hen wordt toegestaan in het petitum, alsmede hierna, nader genoemde rechtspersonen en natuurlijke personen in vrijwaring op te roepen, met dien verstande dat geen van de gedaagden zichzelf in vrijwaring oproept. 2.2. Voor zover hier van belang refereren eisers in de hoofdzaak zich aan het oordeel van de rechtbank. 2.3. Gedaagden hebben de (rechts-)personen die zij in vrijwaring wen.sen op te roepen in het petitum als hiema vermeld onderverdeeld.
4
177687/HAZA 11-113 1 augustus 2012
Underwriters:
1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8.
Goldman Sachs International The Royal Bank of Scotland N.V. Credit Suis.se (USA), Inc. Morgan Stanley & Co. International Plc. Citigroup Global Markets Limited Credit Suisse, Inc. ABN AMRO Rothschild UBS AG
Financieel
adviseur:
9. Citigroup Global Markets Limited Original Lenders Facilities
Agreement:
10. Citibank N.A. 11. The Royal Bank of Scotland N.V. 12. Bank of America N.A. 13. Deutsche Bank AG 14. Commerzbank AG 15. Barclays Bank Plc. 16. ABN AMRO Bank N.V. 17. Export Development Canada 18. Harbourmaster Loan Corporation B.V. Agent Facilities
Agreement:
19. Citibank International Plc. Arrangers
20. 21. 22. 23. 24. 25.
Facilities
Agreement:
Citibank N.A. Bank of America N.A. Barclays Capital Deutsche Bank AG Commerzbank AG The Royal Bank of Scotland N.V.
Externe
accountant:
26. Deloitte Accountants B.V. 27. Deloitte & Touche Acquisition B.V. 28. Deloitte Holding B.V. 29. - 42. alle gedaagden in de hoofdzaak. 94 Voor toewijzing van een incidentele vordering tot oproeping in vrijwaring is vereist dat eiser in het incident, de gewaarborgde, zich met redenen omkleed beroept op ee rechtsverhouding met een derde, de waarborg, die meebrengt dat de waarborg verplicht is om de nadelige gevolgen van een eventuele veroordelende beslissing tegen de gewaarborgde in de hoofdzaak te dragen. Het bestaan van die rechtsverhouding behoeft in het vrijwaringsincident niet vast te staan.
177687/HAZA 11-113 1 augustus 2012
5
2.5. Gedaagden in de hoofdzaak ieggen in het algemeen gesteld met betrekking tot alle in vrijwaring op te roepen (rechts-)personen aan de incidentele vordering ten grondslag dat de door hen in vrijwaring op te roepen (rechts-)personen als hoofdelijk schuldenaren (mede) aansprakelijk zijn voor het tekort in de boedel, dan wel de .schade waarvan de curatoren stellen dat deze is geleden, voor zover gedaagden aan.sprakelijk blijken jegens eisers in de lioofdzaak. Tevens leggen gedaagden aan hun incidentele vordering ten grondslag dat de door hen in vrijwaring op te roepen (rechts-)personen onrechtmatig hebben gehandeld jegens gedaagden in de hoofdzaak, dan wel onrechtvaardig zijn verrijkt in de zin van artikel 6:212 BW, nu hun eigen aansprakelijkheid jegens investeerders teniet zou gaan (en zij dus verrijkt zouden worden) als enkel gedaagden in de hoofdzaak diezelfde schade zouden vergoeden. 2.6. De rechtbank is van oordeel dat aan de (materiële) vereisten voor het toestaan van oproeping in vrijwaring, zoals hiervoor onder 2.4 geformuleerd, is voldaan; gedaagden in de hoofdzaak hebben hiertoe voldoende gesteld. Thans zal de rechtbank beoordelen of toewijzing van de vordering zich verdraagt met de eis van een doelmatige procesvoering. In dat kader komt het er vooral op aan of er, gelet op de betrokken belangen, geen onredelijke of onnodige vertraging van de procedure te verwachten is indien oproeping in vrijwaring wordt toegestaan. 2.7. In het onderhavige geval is in zoverre sprake van een bijzondere situatie dat in de hoofdzaak in totaal 14 partijen zijn gedagvaard en dat deze gedaagden (al dan niet gezamenlijk of afzonderlijk) 21 afzonderlijke rechtspersonen alsmede elk van de overige gedaagden, in vrijwaring wensen op te roepen. Het is naar het oordeel van de rechtbank thans reeds duidelijk dat de procedure in de hoofdzaak - op zich zelf al complex - nog in hoge mate zal worden gecompliceerd en vertraagd indien de vrijwaringsprocedures daarbij betrokken worden. Immers, in dat geval zal sprake zijn van een groot aantal extra procedures met meerdere partijen en hun raadslieden. Dat brengt met zich dat een gevoegde mondelinge behandeling, alleen al bezien vanuit praktisch oogpunt, niet tot de mogelijkheden behoort. Voorts moet er serieus rekening mee worden gehouden dat de in vrijwaring op te roepen partijen op hun beurt aanleiding zullen zien tot het opwerpen van een of meer incidenten. Daar komt bij dat uit de in de incidentele conclusie tot vrijwaring gestelde rechtsbetrekkingen die de verschillende vrijwaringen moeten rechtvaardigen volgt dat de grondslagen van de vorderingen in de hoofdzaak en in de vrijwaringszaken tegen de verschillende (recht.s-)per.sonen niet identiek zijn in die zin dat één enkele beoordeling van een gestelde rechtsverhouding kan volstaan. Daarbij is verder relevant dat voor de verschillende vrijwaringen ook weer verschillende toetsingskaders zullen gelden. Evenmin is aannemelijk dat in de vrijwaringszaken volstaan kan worden met de vaststelling van feiten zoals die zullen blijken in de hoofdzaak. Gelet hierop zal in alle vrijwaringsprocedures een eigen afzonderlijke beoordeling plaats dienen te vinden. Uit het oogpunt van efficiënte rechtshandhaving kent de gezamenlijke behandeling van de zaken in dat opzicht geen toegevoegde waarde, terwijl de procedure in de hoofdzaak hierdoor wel in zeer aanzienlijke mate zal worden bemoeilijkt en vertraagd. 2.8. Daartegenover staat het - evidente - belang van gedaagden in de hoofdzaak om een eventuele negatieve uitslag van de procedure in de hoofdzaak eerder te kunnen afwentelen op de in vrijwaring op te roepen (rechts-)personen.
177687/HAZA 11-113 1 augustus 2012
6
2.9. Alles afwegend komt de rechtbank tot de slotsom dat het belang van gedaagden in de hoofdzaak bij een snellere behandeling van hun verhaaisprocedures - procedures die ook los van de procedure in de hoofdzaak kunnen worden gevoerd - niet opweegt tegen het belang van een doelmatige procesvoering. Dat betekent dat de incidentele vordering tot oproeping in vrijwaring ten aanzien van alle onder 2.3 genoemde partijen moet worden afgewezen. Kosten
2.10. Gedaagden in de hoofdzaak zullen als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten van het incident worden veroordeeld. Nu eisers in de hoofdzaak zich in het incident hebben gerefereerd zullen deze kosten worden begroot op nihil. Tussentijds
Iwger
i?eroep
2.11. Gedaagden in de hoofdzaak hebben verzocht om in het geval de incidentele vordering wordt afgewezen te bepalen dat van die beslissing tussentijds hoger beroep openstaat. De rechtbank is van oordeel dat zich, rekening houdende met de wederzijdse belangen van partijen en het wettelijke uitgangspunt van artikel 337 lid 2 Rv, geen bijzondere omstandigheden voordoen die tot toewijzing van het verzoek van gedaagden in de hoofdzaak zouden moeten leiden. Niet valt in te zien dat partijen in de hoofdzaak niet verder kunnen debatteren en proceshandelingen kunnen verrichten op basis van uitgangspunten die mogelijk in hoger beroep tegen de beslissing in dit incident door het hof Amsterdam niet worden gedeeld. De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding om tussentijds hoger beroep open te stellen tegen haar beslissing in dit incident. in de hoofdzaak 2.12. In verband met de omstandigheid dat partijen over en weer een incidentele vordering ex artikel 843a Rv hebben ingesteld, waarin pleidooi is aangevraagd en bepaald, zal iedere beslissing in de hoofdzaak worden aangehouden in afwachting van de beslissing in beide incidenten ex artikel 843a Rv.
3.
De beslissing
De rechtbank in het incident 3.1.
wijst het gevorderde af,
3.2. veroordeelt gedaagden in de hoofdzaak in de kosten van het incident, aan de zijde van eisers in de hoofdzaak tot op heden begroot op nihil, in de hoofdzaak 3.3.
houdt iedere verdere beslissing aan.
177687/HAZA 11-113 1 augustus 2012
Dit vonnis is gewezen door mr. E.L. Grosheide en in het openbaar uitgesproken augustus 2012.
Conc.: 802