H2: Europa, verenigd of versnipperd? Klas 2 Geo Vragen §5 1. Europa is te herkennen aan een aantal natuurkenmerken. Noem er drie. §6 2. Het aantal inwoners verandert door natuurlijk bevolkingsgroei (geboorte minus sterfte) en sociale bevolkingsgroei. Geef van de laatste een voorbeeld. 3. In Europa hebben niet alle volken een eigen staat, wat hier en daar leidt tot problemen. Geef een voorbeeld van zo’n probleem. 4. Om deze problemen te voorkomen, wordt er op twee manieren geprobeerd vrede te houden. Hierbij spelen de begrippen ‘Europese Integratie’ en ‘Regionale Autonomie’ een belangrijke rol. Leg deze begrippen uit. §7 5. Kijk je op wereldschaal, dan is Europa rijk, maar zoom je in dan zie je grote verschillen tussen de regio’s. Nederland is deel van de kernregio. Wat is dat, een kernregio? 6. Wat zijn de factoren die er voor zorgen dat een kernregio ontstaat? Noem er twee. 7. Europa kent rijke en arme gebieden. Één van de doelen van de Europese Unie (EU) was de vermindering van de regionale ongelijkheid. Noem twee landen die hulp hebben gekregen van de EU. 8. Wat voor soort hulp hebben deze landen gekregen? §8 9. Aan welke vier eisen moeten landen voldoen om toe te treden bij de EU? 10. Noem twee verschillen tussen Oost- en West-Europa.
Basisnummers B29: Soorten klimaten Geef een beschrijving van de onderstaande begrippen. • Poolklimaat • Tropisch klimaat • Zeeklimaat • Landklimaat
• Droog (aride) klimaat B32 Temperatuurfactoren Geef een beschrijving van de onderstaande begrippen. • Breedteligging • Hoogteligging • Land-zeeverdeling • Wind- en zeestromen
• Ligging van gebergten B45: Het ontstaan van neerslag 12. Hoe ontstaat neerslag? B51: Klimaatsysteem Köppen Geef een beschrijving van de onderstaande begrippen. • Zone A • Zone B • Zone C • Zone D
• Zone E Aan de klimaten A, C en D worden extra letters toegevoegd. Wat betekenen deze? • f • s • w B56: Reliëf Geef een beschrijving van de onderstaande begrippen. • Hooggebergte • Middelgebergte • Heuvelland
• Laagland B71: Natuurlijke zones op aarde Geef een temperatuurindicatie bij de volgende natuurlijke zones. • Landijs en drijfijs • Toendra • Naaldbossen
• Loofbossen Geef een omschrijving van de volgende natuurlijke zones. • Tropisch regenwoud • Woestijn (steppe)
• Woestijn
B100 Leeftijdsgrafieken 1. Wat is een leeftijdsgrafiek? 2. Waarin is het opgedeeld? B101 Vergrijzing en ontgroening Geef een beschrijving van de onderstaande begrippen. • Vergrijzing
• Ontgroening B107 Cultuurgebieden 1. In hoeveel grote cultuurgebieden kun je de wereld indelen? B124 Grondstof of markt Geef een beschrijving van de onderstaande begrippen. • Grondstofgebonden • Consumentenmarkt
• Arbeidsmarkt B127 Agglomeratievoordelen 1. Wat is Agglomeratie? B192 Economische systemen 1. Wat is het verschil tussen een kapitalistisch en een communistisch land?
H2: Europa, verenigd of versnipperd? Klas 2 Geo Antwoorden §5 1. Europa is te herkennen aan een aantal natuurkenmerken. Noem er drie. 1. Europa is een schiereiland van Azië en heeft een er gelede(= met onregelmatige vorm) kust. 2. Europa is een relatief klein werelddeel (alleen Australië is kleiner). 3. Europa heeft veel reliëf: van laagland tot hooggebergte. 4. Europa heeft alle landschappen van de gematigde zone en poolstreken 5. Grote delen van Europa hebben een gematigd klimaat, je kunt er dus goed wonen (het is niet te koud, niet te warm, niet te nat, niet te droog), maar toch zijn er grote verschillen. §6 2. Het aantal inwoners verandert door natuurlijk bevolkingsgroei (geboorte minus sterfte) en sociale bevolkingsgroei. Geef van de laatste een voorbeeld. 1. Veel mensen moeten door conflicten migreren 2. Arbeidsmigratie is een reden om te verhuizen 3. In Europa hebben niet alle volken een eigen staat, wat hier en daar leidt tot problemen. Geef een voorbeeld van zo’n probleem. Als een volk hun eigen taal niet mogen spreken. Of hun eigen godsdienst niet mogen beoefenen. 4. Om deze problemen te voorkomen, wordt er op twee manieren geprobeerd vrede te houden. Hierbij spelen de begrippen ‘Europese Integratie’ en ‘Regionale Autonomie’ een belangrijke rol. Leg deze begrippen uit. Op 2 manieren word er geprobeerd vrede te houden: 1. Er werken 25 staten samen als Europese Uni. De EU wil welvaart, democratie en veiligheid. Het streven om Europa tot een meer eenheid te komen, noem je Europese integratie. 2. Regionale autonomie is de grotere zelfstandigheid binnen een staat. §7 5. Kijk je op wereldschaal, dan is Europa rijk, maar zoom je in dan zie je grote verschillen tussen de regio’s. Nederland is deel van de kernregio. Wat is dat, een kernregio? De Europese kernregio heeft de hoogste inkomens, de meeste hightech bedrijven, de beste infrastructuur en de hoogst opgeleide beroepsbevolking. 6. Wat zijn de factoren die er voor zorgen dat een kernregio ontstaat? Noem er twee. 1. Het gebied heeft gunstige natuurlijke omstandigheden (bijv.: vruchtbare boden, goede natuurlijke havens). 2. Er werd veel geld geïnvesteerd in ontwikkeling van de techniek. De snelle opkomst van de industrie heet de Industriële Revolutie. 3. Door enorme verstedelijking zijn grote consumenten- en arbeidsmarkten ontstaan. Er zijn genoeg
werknemers en klanten om de producten te verkopen. 7. Europa kent rijke en arme gebieden. Één van de doelen van de Europese Unie (EU) was de vermindering van de regionale ongelijkheid. Noem twee landen die hulp hebben gekregen van de EU. 1. Spanje 2. Ierland 3. Griekenland 4. Portugal 8. Wat voor soort hulp hebben deze landen gekregen? Noem er twee. 1. Verbetering van de infrastructuur 2. Werkloosheid aanpakken/ verlagen 3. Onderwijs §8 9. Aan welke vier eisen moeten landen voldoen om toe te treden bij de EU? 0. Ligging (dicht bij Westerse markt) 1. democratie 2. mensenrechten 3. vrijemarkteconomie 4. goed bestuur 10. Noem twee verschillen tussen Oost- en West-Europa. 1. Slechte producten (Oost) vs goede producten (West) 2. Hoge werkeloosheid (Oost) vs lage werkeloosheid (West) Basisnummers B29: Soorten klimaten - Poolklimaat: Het hele jaar koud, neerslag valt er meestal in de vorm van sneeuw. - Tropisch klimaat: Het hele jaar warm, valt veel regen. - Zeeklimaat: In de zomers nooit erg warm en in de winters nooit erg koud, het hele jaar regen. - Landklimaat: Winters zijn koud en de zomers zijn warm, er valt het hele jaar door regen, maar nooit heel veel. - Droog (aride) klimaat: Valt heel weinig neerslag. B32 Temperatuurfactoren - Breedteligging: hoe hoger de breedte, hoe kouder - Hoogteligging: hoe hoger op een berg, hoe kouder (elke 1000m 6˚C kouder) - Land-zeeverdeling: langzaam of snel warmer? - Wind- en zeestromen:aanvoer van kou of van warmte van elders
- Ligging van gebergten:wel of niet beschut ? B45: Het ontstaan van neerslag Neerslag heeft te maken met opstijgende lucht. Lucht die opstijgt, koelt af en koude lucht kan minder water bevatten dan warme lucht. Dus dan kan het dus gaan regenen. B51: Klimaatsysteem Köppen Zone A: tropische vegetatie, de isotherm is 18˚C in de koudste maand. Zone B: woestijn vegetatie Zone C: gebied met loofbomen, de isotherm is -3˚C in de koudste maand. Zone D: gebied met naaldbomen, de isotherm is +10˚C in de warmste maand. Zone E: gebied met toendra’s of eeuwig ijs f = fehlt, de droge tijd ontbreekt (er valt neerslag in alle jaargetijden) s = Sommer, de droge tijd valt in de zomer w = Winter, de droge tijd valt in de winter B56: Reliëf - Hooggebergte: meeste toppen hoger dan 1500m. (VS) - Middelgebergte: meeste toppen zijn tussen de 500m en de 1500m in. (Duitsland) - Heuvelland: meeste toppen tussen de 200m en de 500m. (Zuid-Limburg) - Laagland: meeste toppen lager dan 200m. (Zuid-Holland) B71: Natuurlijke zones op aarde - Landijs en drijfijs, temperatuur nooit boven de 0˚C. Er groeit niets. - Toendra, de zomertemperatuur is lager dan 10˚C er groeien in de zomer grassen, mossen en lage struiken. - Naaldbossen (taiga) niet kouder in de zomermaanden dan 10˚C maan niet hoger dan 15˚C. Er groeien naaldbomen - Loofbossen, als de temperatuur in de zomermaanden hoger dan 15˚C dan kunnen er loofbomen groeien. - Tropisch regenwoud, Het bos is heterogeen. Het is er altijd warm. Het is er nooit winter. - Savanne, er valt een aantal maanden per jaar geen regen. Overgangsgebied tussen gras en bomen - Woestijn(steppe), bestaat uit doornige struiken en grassoorten. Er valt haast geen neerslag. - Woestijn, zanderige bodem, er groeit niets. Er is geen neerslag. B100 Leeftijdsgrafieken 1. Een leeftijdsgrafiek is een staafdiagram dat de leeftijdsopbouw van de bevolking laat zien. 2. De staven zijn in tweeën gesplitst. Mannen en vrouwen. B101 Vergrijzing en ontgroening Vergrijzing = aantal 65+ers nemen toe Ontgroening = vermindering van het aantal mensen tot 19 jaar. B107 Cultuurgebieden
Je kunt de wereld indelen in zeven grote cultuurgebieden. B124 Grondstof of markt -Grondstofgebonden: Bedrijven die veel zware grondstoffen gebruiken (zware industrie). -Consumenten markt: mensen en bedrijven die hun producten willen kopen. Vestigingsplaats: in dichtbevolkte, stedelijke gebieden. -Arbeidsmarkt (vraag en aanbod van werk): bedrijven zoeken goed opgeleide werknemers, werknemers zoeken een baan. Vestigingsplaats: in dichtbevolkte, stedelijke gebieden. B127 Agglomeratievoordelen
1. Een agglomeratie is een stad met daaraan vastgegroeide (voor)steden en dorpen. Maar een agglomeratie is ook een ruimtelijke samenballing van mensen en bedrijven. Het is een voordeel voor bedrijven om zich daar te vestigen. Die voordelen heten agglomeratievoordelen. B192 Economische systemen In een kapitalistisch land wordt de productie geleid door particuliere ondernemers. Elke ondernemer bepaalt voor zijn eigen onderneming wat er en hoeveel er geproduceerd wordt. Het kapitalistische productiesysteem wordt vrijemarktseconomie genoemd. In een communistisch land wordt de productie geleid door de staat. Bedrijven zijn eigendom van de staat. Dat wordt ook wel planeconomie genoemd.