H O G E S C H O O L VA N A R N H E M E N N I J M E G E N OCTAAF ADVIESGROEP ‘SHEEREN LOO
DE V E I L IG H E I DS S C A N 2012
AUTEURS: STEVEN TROOST RICK MARISSEN 22-05-2012
INLEIDING Voor u ligt de afstudeerscriptie ‘De veiligheidsscan 2012’. Deze scriptie is tot stand gekomen uit een onderzoek naar de verschillende facetten van veiligheid binnen de zorginstelling ‘s Heeren Loo. De scriptie is geschreven in het kader van ons afstudeerproject aan de bouwkunde opleiding van de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen. Naar aanleiding van vele incidenten zijn er binnen de zorgsector verschillende onderzoeken verricht. Het merendeel hiervan had betrekking op de bouw- en brandveiligheid. Als gevolg van de verantwoordelijkheid die steeds meer bij de zorginstelling zelf komt te liggen, heeft het bestuur van ’s Heeren Loo besloten in 2012 een complete veiligheidsscan te houden binnen de gehele organisatie. Het doel wat ’s Heeren Loo nastreeft met de veiligheidsscan is het creëren van een veilige woon-, werk- en leefomgeving voor alle cliënten en medewerkers. Naast de veiligheidsscan zal deze scriptie inzicht geven in de relevante wet- en regelgeving, progamma van eisen, veiligheidsinspecties, de ontwikkeling van de veiligheidsscan, het pilot project en een overzicht geven van de conclusies en aanbevelingen. Tot slot willen wij onze begeleiders van zowel Octaaf Adviesgroep als onze afstudeerbegeleiders van de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen bedanken voor hun steun en inbreng bij het tot stand brengen van onze afstudeerscriptie in de vorm zoals die hier gepresenteerd wordt.
2
INHOUDSOPGAVE Inleiding ..................................................................................................................................... 2 Inhoudsopgave ......................................................................................................................... 3 1
Afstudeerbedrijven ................................................................................................... 4
1.1
Octaaf Adviesgroep.................................................................................................. 4
1.2
’s Heeren Loo ............................................................................................................ 4
1.3
Hogeschool van Arnhem en Nijmegen ................................................................ 4
2
Veiligheidsinspecties ................................................................................................ 5
3
Ontwikkelen van de vragenlijst .............................................................................. 7
4
Wetteksten ................................................................................................................. 9
5
Handleiding voor het gebruik van de vragenlijst ............................................... 14
6
Opzet Pilot veiligheidsscan ................................................................................... 15
6.1
Middelrode............................................................................................................... 15
6.2
Vaststellen definitieve procedure ......................................................................... 15
6.3
Vaststellen definitieve vragenlijst ......................................................................... 15
6.4
Vaststellen definitieve rapportage vorm ............................................................. 15
6.5
Overige bevindingen .............................................................................................. 16
6.6
De resultaten ........................................................................................................... 17
7
Conclusie en aanbevelingen .................................................................................. 22
7.1
Organisatie ............................................................................................................... 23
7.2
Bouwkundig............................................................................................................. 24
7.3
Elektrotechniek en installatie ................................................................................ 25
7.4
Beleid ........................................................................................................................ 25
7.5
Overig ....................................................................................................................... 26
8
Proces ....................................................................................................................... 28
8.1
Procesgang ............................................................................................................... 28
8.2
Competenties........................................................................................................... 28
8.3
Leermomenten ........................................................................................................ 29
8.4
Weekstaten............................................................................................................... 29
3
1
AFSTUDEERBEDRIJVEN
Tijdens het afstudeerproject ‘veiligheidsscan 2012’ is gewerkt namens twee bedrijven genaamd: Octaaf Adviesgroep en ‘s Heeren Loo.
1.1
OCTAAF ADVIESGROEP
Octaaf adviesgroep is het bedrijf waarbij wij in dienst waren tijdens ons afstuderen. Dit bedrijf wat gevestigd aan de Schouwstede te Nieuwegein werkt in veel projecten voor zorginstellingen als bijvoorbeeld ‘s Heeren Loo, de specialisatie van Octaaf advies ligt in de aspecten van veiligheid en zelfredzaamheid. De gehele Octaaf Groep is naast Octaaf Advies opgebouwd uit de volgende ondernemingen: Rvarium academie, Rvarium products en Niveo. Tijdens ons afstudeertraject heeft Octaaf Adviesgroep de rol van opdrachtnemer vervuld.
1.2
’S HEEREN LOO
De opdrachtgever van ‘De veiligheidsscan 2012’ is de raad van bestuur van ’s Heeren Loo. ’s Heeren Loo is de grootste instelling voor gehandicaptenzorg binnen Nederland, in totaal gaat het hier om een organisatie met ongeveer veertienduizend werknemers en ongeveer tienduizend cliënten. ‘s Heeren Loo bestaat uit vierentwintig regio’s, waarin meer dan negenhonderd panden staan die opgenomen zullen worden in de veiligheidsscan 2012.
1.3
HOGESCHOOL VAN ARNHEM EN NIJMEGEN
De veiligheidsscan zal in het kader van de bouwkunde opleiding aan de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen dienen als afstudeeropdracht. De scriptie zoals die hier voor u ligt is het eindproduct van onze organisatie afstudeerrichting. Namens de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen zijn wij begeleid door de docenten mevrouw Van der Wiele en de heer Van der Laan.
4
2
VEILIGHEIDSINSPECTIES
De aanleiding voor de veiligheidsscan 2012, zoals uitgevoerd binnen de organisatie ’s Heeren Loo, komt voort uit verschillende incidenten, bijna-rampen en gehouden veiligheidsscans binnen de hele gehandicaptenzorg. Zoals vaak gezegd wordt moet het eerst enkele malen bijna of geheel fout gaan voor er in Nederland adequate maatregelen genomen worden. Dit bleek helaas ook het geval te zijn voor het veiligheidsbewustzijn in de zorgsector binnen Nederland. Het grootste incident wat zich heeft voortgedaan in Nederland is voltrokken in Rivierduinen. Deze zorginstelling was gespecialiseerd in het bieden van zorg aan oudere gehandicapten. Op 12 maart 2011 heeft hier aan het begin van de avond het noodlot toegeslagen. In een gebouw van de instelling breekt in korte tijd een felle brand uit met een zeer sterke rookontwikkeling. Bij deze brand komen uiteindelijk drie mensen om het leven. Daarnaast dient het pand als verloren te worden beschouwd.
Figuur 2-1Dichtbij.nl
Bij soortgelijke incidenten met dodelijke afloop en bij incidenten waarbij wel een goede afloop heeft plaatsgevonden kan een onderzoek worden ingesteld. Deze onderzoeken kunnen door een particulier onafhankelijk onderzoeksbureau gedaan worden of door een overheidsinstelling. Het voormalige VROM is een inspectieorgaan wat namens de overheid dergelijke onderzoeken in het verleden uitvoerde. De eerste aanzet tot het invoeren van de veiligheidsscan 2012 is ontstaan na verscheidene rapportages en hierbij horende conclusies van het voormalige VROM. Dit inspectieorgaan van de overheid staat tegenwoordig bekend als het Ministerie van Infrastructuur en Milieu. De belangrijkste conclusie van het rapport dat is geschreven na het incident bij de zorginstelling van ‘Rivierduinen’, is dat er binnen de organisatie van Rivierduinen het slecht gesteld was met het veiligheidsbewustzijn en de hierbij horende getroffen veiligheidsmaatregelen. Deze conclusie heeft in het bijzonder veel uitwerking gehad voor de gehele zorgsector. Zo is de veiligheidsvisie van het Ministerie van Infrastructuur en Milieu naar aanleiding van dit incident bijgesteld van een controlerende naar een voornamelijk preventieve aanpak.
5
Deze nieuwe veiligheidsvisie van het ministerie van Infrastructuur en Milieu heeft voor veel wijzigingen gezorgd binnen de gehandicaptenzorg, zo werden er preventieve controles aangekondigd voor zowel 2011 als 2012. Op basis van deze preventieve controles moet er een algemeen beeld gevormd worden over de verschillende vormen van veiligheid binnen een regio. Het doel van deze inspecties was het voorkomen van een soortgelijk incident en de verschillende zorginstellingen wijzen op hun eigen verantwoording voor het creëren van een veilige woon- en werkomgeving voor alle cliënten en medewerkers. Naar aanleiding van de resultaten van de interne veiligheidsscan van 2010, waar steekproefsgewijs de veiligheid in kaart is gebracht binnen ’s Heeren Loo, is er besloten dat het van meerwaarde zou zijn om een dergelijke veiligheidsscan door te voeren binnen de gehele organisatie. Het doel van de veiligheidsscan was het zelfstandig inzichtelijk krijgen van de verschillende veiligheidsaspecten. Daarnaast was de veiligheidsscan een gebaar in de richting van het ministerie om aan te tonen dat er nagedacht wordt over de eigen verantwoording van de zorginstelling en er hierna gehandeld wordt. In bijlage II is een uitgebreide uitwerking te vinden van het incident in Rivierduinen, de veiligheidsvisie van het Ministerie van Infrastructuur en Milieu, het onderzoek na een incident en tot slot de opzet en procedure van de veiligheidsscan 2010.
6
3
ONTWIKKELEN VAN DE VRAGENLIJST
Na de definitieve goedkeuring voor het uitvoeren van de veiligheidsscan 2012 door de Raad van Bestuur is een aanbestedingsproces gestart. Tijdens deze periode hebben enkele bedrijven een eerste opzet gestuurd en meerdere malen overleg gepleegd met de afdeling ‘Advies & Monitoring’ van ’s Heeren Loo. Halverwege januari 2012 is vanuit de Raad van Bestuur bekend gemaakt dat de ontwikkeling en uitvoering van de veiligheidsscan 2012 gegund werd aan Octaaf Adviesgroep. Tijdens het proces van ontwikkeling dat vanaf januari gestart kon worden stond de ontwikkeling van een definitieve vragenlijst centraal. Dit ontwikkelingsproces heeft ongeveer twee maanden geduurd, hierbij was het van groot belang dat het gehele proces zeer gestructureerd verliep en het overzicht te allen tijde behouden werd. De eerste fase van het ontwikkelen van de vragenlijst bestond uit de terugkoppeling naar de veiligheidsscan 2010. Deze veiligheidsscan uit 2010 die ook uitgevoerd is door Octaaf Adviesgroep heeft als onderlegger gediend voor de eerste opzet van de veiligheidsscan van 2012. Door het gebruiken van de veiligheidsscan 2010 konden aan de hand van de feedback resultaten alle positieve punten worden meegenomen en is er een oplossing gezocht voor de aspecten waarop bezwaar was vanuit bijvoorbeeld een regio. Voorbeeld van een positief punt dat belangrijk is geweest om mee te nemen, is de transparante houding van Octaaf Adviesgroep richting zowel de medewerkers van woningen, als de leiding van de verschillende regio’s tijdens het uitvoeren van de veiligheidsscan. Een negatief punt vanuit 2010 bleek de terugkoppeling te zijn. Zo zijn intern de resultaten vanuit de Raad van Bestuur niet of gebrekkig teruggekoppeld naar de desbetreffende regio’s. Voorafgaande van de scan in 2012 zijn hiervoor dan ook duidelijke afspraken gemaakt met het bestuur om dit in de toekomst te voorkomen. De tweede fase van ontwikkeling van de vragenlijst bestond uit verschillende brainstormsessies, hierin stonden onder meer de resultaten van 2010 en het vaststellen van de hoofdonderwerpen centraal. Na de tweede fase van de ontwikkeling van de vragenlijst is de eerste opzet opgesteld. Na het vaststellen van de eerste versie van de vragenlijst is er een wekelijks gepland overleg geweest met alle betrokkenen van de afdeling ‘Advies & Monitoring’ van ’s Heeren Loo. Tussen deze geplande afspraken is er meerdere malen via de mail contact geweest om zo het proces doorgang te bieden. Op deze wijze kon alle beschikbare tijd tijdens de geplande afspraken effectief benut worden en was er relatief weinig oponthoud tijdens de ontwikkeling. In deze geplande vergaderingen was het van belang dat er vastgesteld werd welke onderwerpen behandeld moesten worden voor gedegen onderzoek naar de verschillende aspecten van veiligheid van ’s Heeren Loo. Tevens werd er tijdens deze vergaderingen inzicht verkregen in verschillende onderwerpen die van belang zijn voor ’s Heeren Loo. Voorbeeld van een onderwerp waar binnen ’s Heeren Loo veel aandacht aan besteed wordt zijn waterkokers. Na een incident waarbij als gevolg van verbranding, een cliënt enkele weken heeft moeten verblijven in het brandwondencentrum in Beverwijk zijn hiervoor enkele vragen opgenomen in de vragenlijst met betrekking op de soort, de veiligheid en de locatie van de waterkokers.
7
Naast de input vanuit ’s Heeren Loo, zoals bij de waterkokers, zijn er verschillende vergaderingen geweest over de vorm waarin de vragenlijst geschreven moest worden. Tijdens deze vergaderingen is voor ongeveer negentig procent bepaald welke vragen er definitief wel en niet in de scan moesten worden opgenomen. Belangrijk bij het vaststellen van deze vragen was te beoordelen of dit gebaseerd is op wetteksten of vanuit een veiligheidsoverweging van ’s Heeren Loo. Indien de vraag van toepassing is op de visie van ’s Heeren Loo is het van belang dat hiervoor passend beleid opgesteld wordt. Voor het vaststellen van de definitieve vragenlijst, van de veiligheidsscan 2012, voor alle woningen en dagbestedinglocaties is er een overleg gepland na de pilot scan in Middelrode. Hiervoor is bewust gekozen om de vragenlijst in de praktijk te kunnen testen. Naar aanleiding van de ervaring die opgedaan wordt in de praktijk zal bepaald worden of de vragenlijst aan alle vooraf gestelde eisen voldoet. In bijlage III is een uitgebreide uitwerking te vinden. Hierin wordt voor elke fase omschreven: brainstormsessie, input ’s Heeren Loo, de vergaderingen en het definitief vaststellen van de vragenlijst welke handelingen er zijn volbracht en tot welke wijzigingen dit heeft geleid.
8
4
WETTEKSTEN
Om na de scan tot een rapport te komen is er bij alle vragen geprobeerd om wetteksten te voegen. In een aantal gevallen is er geen wettekst voorhanden en heeft ’s Heeren Loo een aantal beleidsstukken moeten opstellen. Het opstellen van beleid was nog niet door ’s Heeren Loo gebeurd. Dit wordt nu naar aanleiding van de veiligheidsscan 2012 opgesteld. Voor dit nog op te stellen beleid, wordt nu de visie van Octaafgroep ingebracht. De teksten die worden gebruikt bij het opstellen van het rapport vloeien voort uit een aantal wetten en besluiten. Deze wetten en besluiten worden genoemd in bijlage IV. Alle wetten en besluiten in deze bijlage zijn artikelsgewijs uitgewerkt. In bijlage IV zijn alleen de relevante artikelen opgenomen die betrekking hebben op de vragenlijst. BOUWBESLUIT 2012 Het voornaamste besluit wat is gebruikt bij het opstellen van de wetteksten is het Bouwbesluit 2012. Het Bouwbesluit 2012 wordt aangestuurd door de Woningwet, deze wet wordt verder niet toegelicht. De artikelen die voortvloeien uit de vragenlijst zijn per artikel genoemd. Het Bouwbesluit heeft betrekking op alles in, aan en op het gebouw, evenals ook de indeling en de eisen aan die indeling. Ook is brandveiligheid een belangrijk kwestie in dit Bouwbesluit. De brandveiligheid loopt als het ware door het gehele besluit heen, dat is anders in vergelijking met het Bouwbesluit 2003, waar het slechts één hoofdstuk bevatte. De artikelen in bijlage IV zijn ook gebruikt voor het opstellen van de vragen voor de vragenlijst. In het Bouwbesluit staat een artikel met betrekking tot brandmeldinstallaties1. Dit artikel heeft geleid tot een aantal vragen, waaronder:
Is er een brandmeldinstallatie of een ontruimingsalarminstallatie? Worden brandveiligheidsvoorzieningen jaarlijks door een gecertificeerd bedrijf gecontroleerd / onderhouden?
De vragen kunnen alleen met ja, nee of n.v.t. worden beantwoord. Dit voorkomt verkeerde interpretaties. Wanneer er conform de wetgeving geen brandmeldinstallatie verplicht is wordt er n.v.t. ingevuld, de vraag telt dan niet mee in de totaalscore van de rapportage. Bij twijfel of er een brandmeldinstallatie verplicht is kan er snel in tabel 4-12 worden gekeken. Deze tabel is ook uitgesplitst op gebruiksfunctie. In de tabel zijn alleen de gebruiksfuncties wonen en bijeenkomst opgenomen, deze zijn van toepassing op de gebouwen die worden bezocht voor de veiligheidsscan.
1
Bijlage IV, 2.7.1, pagina 11
2
Bijlage IV, tabel 2-1, pagina 12
9
NEN-NORMEN Niet alle regelgeving achter de vragen komt rechtstreeks uit het Bouwbesluit 2012, er wordt vanuit het Bouwbesluit 2012 ook verwezen naar NEN-normen. Deze NEN-normen maken onderdeel uit van de wet. Ook deze NEN-normen zijn opgenomen in bijlage IV. De artikelen die uit deze normen zijn ingevoegd in bijlage IV. Ook deze artikelen hebben betrekking op de vragen die zijn opgenomen in de vragenlijst. In bijlage IV zijn ook NEN-normen opgenomen die niet door het Bouwbesluit worden aangestuurd, deze normen geven een duidelijk beeld waaraan moet worden voldaan. Deze normen behoren dus niet tot de wet. In bepaalde NEN-normen wordt verwezen naar andere NEN-normen, ook deze NENnormen zijn doorgenomen. Een aantal van deze NEN-normen is niet opgenomen in bijlage IV, omdat deze niet relevant zijn voor de vragenlijst. Het gaat dan om normen met enkele bepalingsmethoden. Deze bepalingsmethode is geen onderdeel van de veiligheidsscan en daarom niet opgenomen in bijlage IV. Een bepalingsmethode heeft bijvoorbeeld betrekking op de vuurlast in een gebouw. Dit is tijdens de veiligheidsscan niet vast te stellen, dit dient te gebeuren door gespecialiseerde bedrijven. Vanuit het Bouwbesluit wordt een brandmeldinstallatie al dan niet vereist. Wanneer deze aanwezig zou moeten zijn moet de installatie worden onderhouden. Het beheer en onderhoud van een brandmeldinstallatie is vastgelegd in een NEN-norm3 die direct wordt aangestuurd door het Bouwbesluit 2012. Uit deze NEN-norm is de volgende vraag geformuleerd:
Is er een up-to-date logboek van de brandmeldinstallatie aanwezig op de woning?
Door het Bouwbesluit wordt een ontruimingsplan verplicht. In het Gebruiksbesluit werd verplicht dat dit werd opgesteld conform de NTA 8112. In het Bouwbesluit wordt het niet verplicht gesteld dat een ontruimingsplan wordt opgesteld conform de NEN 81124. Om ’s Heeren Loo een handvat te geven voor het opstellen van de ontruimingsplan is er voor gekozen om deze NEN-norm op te nemen. Uit deze NEN-norm vloeit de volgende vraag:
Is er een up-to-date ontruimingsplan aanwezig op de woning?
Wanneer een brandmeldinstallatie niet verplicht is conform het Bouwbesluit worden de vragen met betrekking tot het onderhoud en beheer, beantwoord met n.v.t. Datzelfde geldt voor de vraag met betrekking tot het ontruimingsplan. Ook deze vragen worden dan niet meegenomen in de totaalscore in de rapportage.
3
Bijlage IV, 3.3, pagina 25
4
Bijlage IV, 3.11, pagina 38
10
ARBEIDSOMSTANDIGHEDEN De veiligheidsscan heeft niet alleen betrekking op de bouwkundige staat van een gebouw, het gaat ook om de arbeidsomstandigheden. De eisen met betrekking tot de arbeidsomstandigheden zijn omschreven in de Arbeidsomstandighedenwet. Echter staat in deze wet niet alles, er zijn ook artikelen overgenomen uit te Arbeidsomstandighedenbesluit. De wet en het besluit hebben een directe relatie met elkaar, er wordt naar elkaar verwezen. In de wet en het besluit staan voorschriften waaraan een werkgever in allerlei situaties moet voldoen. Om te zorgen dat de arbeidsomstandigheden optimaal zijn moet de werknemer ook aan een aantal voorwaarden voldoen. Arbeidsomstandighedenwet De Arbeidsomstandighedenwet bevat voorschriften die betrekking hebben op het te voeren arbeidsbeleid. Om de risico’s in kaart te brengen is de werkgever verplicht om een risico inventarisatie en evaluatie op te stellen. Het Arbeidsomstandighedenbesluit schrijft de inhoud van de risico inventarisatie en evaluatie voor. Verder wordt er door de Arbeidsomstandighedenwet verplicht om arbeidsongevallen te registeren, de zware ongevallen moeten worden gemeld bij de arbeidsinspectie. De werkgever is verplicht zijn medewerkers voor te lichten en te wijzen op de gevaren die ontstaan bij de uit te voeren werkzaamheden. Zoals gezegd hebben niet alle voorschriften betrekking op de verplichtingen voor werkgevers. Ook werknemers moeten voldoen aan een aantal voorschriften. De werknemer is met name verplicht om ter beschikking gestelde persoonlijke beschermingsmiddelen te gebruiken. Daarnaast wordt de werknemer ook verplicht gevaarlijke stoffen conform de instructies te gebruiken. Uit de Arbeidsomstandighedenwet is de onderstaande vraag opgenomen in de vragenlijst. Om het risico op een incident te verkleinen is een bedrijfshulpverlening verplicht5. Deze bedrijfshulpverlening treedt ook op als bijvoorbeeld het brandalarm afgaat.
Is er 24/7 een adequate BHV-organisatie? Figuur 4-1, (Bedrijfshulpverlening)
5
Bijlage IV, 5.19, pagina 45
11
Arbeidsomstandighedenbesluit Het Arbeidsomstandighedenbesluit geeft uitwerking op de voorschriften als gesteld in de Arbeidsomstandighedenwet. Een risico inventarisatie en evaluatie is verplicht conform de Arbeidsomstandighedenwet. In het Arbeidsomstandighedenbesluit is geregeld dat wijzigingen in het bedrijf ook moeten worden doorgevoerd in de risico inventarisatie en evaluatie. Verder wordt er door het Arbeidsomstandighedenbesluit voorschriften gegeven met betrekking tot de psychosociale arbeidsbelasting. De werkgever moet de werknemers hierover inlichten en adequate maatregelen treffen. Die maatregelen zijn erop gericht dat de psychosociale arbeidsbelasting zo klein mogelijk is. Er worden ook eisen gesteld aan de elektrische installaties; deze moeten zo zijn aangelegd dat ze goed te gebruiken zijn en geen gevaarlijke situaties opleveren. Vanuit het Arbeidsomstandighedenbesluit is onder andere de onderstaande vraag opgenomen in de vragenlijst. De vraag heeft betrekking op de nazorg die moet worden verzorgd door de werkgever. Het gaat hier vooral om de nazorg van de bedrijfshulpverleners6, die na een incident dat incident moet verwerken.
Is de opvang van bedrijfshulpverleners na een noodsituatie geregeld?
Deze vraag kan in de regel alleen met ja of nee worden beantwoord, dit omdat een bedrijfshulpverleningsorganisatie verplicht is. Het is niet zo dat er geen bedrijfshulpverleners zijn, de vraag staat op de beleidsvragenlijst. OVERIGE WETGEVING Naast de wetgeving die hiervoor al benoemd is zijn nog twee wetten relevant die nog niet besproken zijn. Van deze wetten gaat het expliciet om twee artikelen. Deze artikelen zijn opgenomen in bijlage IV. Besluit omgevingsrecht7 Een gebouw dat wordt gebruikt moet aan een aantal voorwaarden voldoen, in een aantal gevallen moet er een gebruiksvergunning worden aangevraagd. Dit is het geval wanneer er dagverblijf wordt verschaft aan meer dan 10 personen met een verstandelijke of een lichamelijke beperking. Vanuit het Besluit omgevingsrecht is de volgende vraag geformuleerd: Is er een gebruiksvergunning of –melding (of een kopie) op de woning aanwezig? Voor de vraag geldt hetzelfde als bij de brandmeldinstallatie, indien verplicht kan er worden gekeken of deze aanwezig is. Algemene wet bestuursrecht8 Om te kijken of alle zakelijke bescheiden aanwezig zijn, is de Algemene wet bestuursrecht toegepast. In het artikel is geregeld dat de ambtenaar belast met het toezicht inzage kan vorderen in alle zakelijke bescheiden. Dit heeft geleid tot de formulering van de volgende vraag: Is er een up-to-date logboek aanwezig in het gebouw waarin de diverse documenten/certificaten zijn opgeslagen? Wanneer het logboek niet nodig is, omdat er geen installaties in het gebouw aanwezig zijn kan deze vraag worden beantwoord met: n.v.t.
6
Bijlage IV, 5.2.1, pagina 46
7
Bijlage IV, 6.1.1, pagina 48
8
Bijlage IV, 6.2.1, pagina 48
12
VISIE OP VEILIGHEID Naar aanleiding van een incident met een waterkoker in een dagverblijf voor cliënten met een verstandelijke beperking heeft de Raad van Bestuur besloten te inventariseren welke waterkokers er worden gebruikt. De Raad van Bestuur heeft twee types goedgekeurd, ze verwachten dat deze worden aangetroffen in de gebouwen. Er heeft zich echter nog een incident voorgedaan met warm water. Een cliënt heeft zich verbrand onder de douche. De Raad van Bestuur heeft besloten om thermostaatkranen te verplichten en deze ook te controleren. Het incident heeft plaatsgevonden in badruimte met een thermostaatkraan, de beveiliging van deze kraan was niet goed meer. Hieruit zijn de volgende vragen opgenomen in de vragenlijst:
Zijn de juiste waterkokers op de groep aanwezig (Phillips HD 4686/30 of Tefal BR 3048 of gelijksoortig) Zijn afwijkende waterkokers leeg? Staan waterkokers in een afgesloten ruimte?
Deze drie vragen zijn aan elkaar gekoppeld, als bij het eerste nee wordt ingevuld dat gaat het verder met de andere twee vragen. Wanneer de eerst met ja wordt beantwoord worden de overige twee vragen automatisch beantwoord met n.v.t. Ook over de thermische beveiliging is een vraag opgenomen:
Zijn warmwaterkranen in douches en gootstenen voorzien van thermische beveiliging?
Op deze vraag kan ja en nee worden geantwoord. Alleen in uitzonderlijke gevallen kan deze vraag worden beantwoord met n.v.t. De visie met betrekking tot veiligheid heeft niet alleen betrekking op gebeurde incidenten, maar ook op het veiligheidsgevoel op de locaties. Maar ook de verkeersveiligheid op eigen terrein wie strooit daar, zijn daar afspraken over gemaakt? Ook hierover zijn een aantal vragen opgenomen:
Is er voldoende buitenverlichting om een veilig gevoel te creëren? Zijn er afspraken over de begroeiing op het terrein (toegang tot woningen, donkere plekken) Zijn er afspraken met betrekking tot strooien op het terrein?
Deze vragen staan op de beleidsvragenlijst en tellen dus mee voor de gehele regio, deze worden niet per woning ingevuld.
13
5
HANDLEIDING VOOR HET GEBRUIK VAN DE VRAGENLIJST
Na het vaststellen van de definitieve vragenlijst en het volledig inzichtelijk hebben van de wetteksten en veiligheidsvisies waaruit de vragenlijst is opgebouwd, moet er gekeken worden naar de uitvoering en de wijze van het gebruik van de vragenlijst. Borging van dit proces wordt omschreven in deze handleiding voor het gebruik van de vragenlijst. Het doel van deze handleiding voor het gebruik van de vragenlijst is het borgen van het algemene proces en de continuïteit van de veiligheidsscan. Het algemene proces waarvoor deze handleiding is geschreven heeft betrekking op de planning van ’s Heeren Loo voor het uitvoeren van de veiligheidsscan in de komende jaren. Volgens deze planning zal er in de komende jaren een jaarlijkse interne update plaatsvinden van de veiligheidsscan binnen de verschillende regio’s. Om aan de hand van de resultaten die in de komende jaren gegenereerd zullen worden, aan te kunnen tonen of het veiligheidbewustzijn van de organisatie en het algemene veiligheidsniveau per regio is toegenomen dient de veiligheidsscan voltooid te worden volgens vastgesteld protocol. Één van de protocollen die gehandhaafd zal moeten blijven is de vastgestelde procedure. Wanneer er volgens de vastgestelde procedure gescand wordt binnen de verschillende regio’s zal dit tot een objectief resultaat leiden ten opzichte van andere regio’s. Wanneer deze resultaten gelijk zijn zal dit het intern vergelijken van de verschillende regio’s en woningen mogelijk maken. Tevens zullen regio’s de behaalde resultaten uit voorgaande jaren kunnen vergelijken om zo een voor- of achteruitgang te kunnen aantonen. Het belangrijkste aspect tijdens het uitvoeren van de veiligheidsscan is wellicht het doorgronden van de vraagstelling. Wanneer in de toekomst de veiligheidsscan intern uitgevoerd zal worden door ’s Heeren Loo is het van belang dat vragen op eenzelfde manier gesteld worden. Dit heeft als gevolg dat er geen verschillende interpretatie gegeven moet kunnen worden aan de achterliggende gedacht van elke afzonderlijke vraag, dit geldt in het bijzonder voor de verschillende vragen tijdens de interviews. Wanneer vragen verschillend worden geïnterpreteerd kan dit een negatieve uitwerking hebben op verschillende aspecten van de vragenlijst. Om een gelijkwaardige scan te kunnen uitvoeren door verschillende personen, zal er een adequate overdracht gepland moeten worden. Onder deze overdracht wordt een gesprek en een aantal gezamenlijke gebouwenscans verstaan. Op deze wijze kan een volledig inzicht verkregen worden in de uitvoering van de veiligheidsscan. Wanneer de wijze van vraagstelling en de verdere uitvoering van de veiligheidsscan gelijk is aan de voorgaande versie zal er gekeken worden naar de wijze van rapporteren. Om de definitieve resultaten te kunnen vergelijken zal de vragenlijst in de komende jaren gelijk moeten blijven, op deze wijze zal aan de hand van het percentage en de omschreven adviezen doelgericht beoordeeld kunnen worden of de desbetreffende regio de juiste handelingen uitgevoerd heeft.
14
6
OPZET PILOT VEILIGHEIDSSCAN
Na het in theorie vastgesteld hebben van de vragenlijst, het uitwerken van de relevante veiligheidsvisie en wetteksten en het opzetten van de voorlopige rapportagevorm per woning en regio moest het gehele project in de praktijk uitgevoerd worden. Voorafgaand aan het definitief scannen van alle regio’s is er gekozen voor een pilot scan. Deze pilot scan moet zoals de definitie luidt indicaties opleveren over omvang, inpassing en haalbaarheid van het definitieve project.
6.1
MIDDELRODE
Het pilot project waar in dit hoofdstuk over gesproken wordt is uitgevoerd in de regio Middelrode. Deze regio heeft woningen en dagbestedingen rondom de plaats Borculo. De keuze voor het uitvoeren van deze pilot veiligheidsscan in deze regio Middelrode heeft een aantal belangrijke aanleidingen. De eerste aanleiding is een inspectie van de overheid geweest. Deze inspectie zoals omschreven in bijlage II hoofdstuk 2 is uitgevoerd door het ministerie van leefomgeving en transport. Tijdens deze inspectie zijn er enkele gevaarlijke situaties geconstateerd met betrekking tot het bouwkundige en brandveilige aspect van verschillende gebouwen binnen de regio. Naar aanleiding van deze conclusies is er bepaald dat Middelrode op korte termijn in zijn geheel gescand moest worden volgens de richtlijnen van de veiligheidsscan 2012. Het grote voordeel voor het uitvoeren van de scan in deze situatie is het gelijktijdig kunnen bekijken of de veiligheidsscan in de vorm hoe die tot dit moment bekend was, ook zou voldoen aan de eisen van een inspectie van de overheid. Op deze wijze kon de veiligheid adequaat getoetst worden en tot slot hier een bijpassend advies voor geschreven worden.
6.2
VASTSTELLEN DEFINITIEVE PROCEDURE
Één van de aspecten van de veiligheidsscan 2012 die tijdens het volbrengen van de pilot scan veilig gesteld moest worden is de procedure. De procedurestappen Kick-off, eerste interview, veiligheidsscan woningen en dagbestedingen, interview met aanwezig personeel, terugkoppeling naar regio, eindrapportage en tot slot een evaluatie zoals vermeld in bijlage VI, alinea 2.1 zijn grondig bekeken op het gebied van werkbaarheid en chronologische haalbaarheid.
6.3
VASTSTELLEN DEFINITIEVE VRAGENLIJST
Een tweede aspect van de veiligheidsscan 2012 die vastgesteld is tijdens de pilot scan in de regio Middelrode is de definitieve vragenlijst. De definitieve vragenlijst is vastgesteld op bevindingen tijdens het scannen. Ten opzichte van de derde versie van de vragenlijst zoals omschreven in bijlage III, alinea 2.7 zijn er in de definitieve vragenlijst enkele tekstuele wijzigingen doorgevoerd, naast de tekstuele wijzigingen zijn er ook enkele wijzigingen uitgevoerd in de volgorde van de vragen.
6.4
VASTSTELLEN DEFINITIEVE RAPPORTAGE VORM
Het derde aspect waar het pilot project voor uitsluitsel heeft gezorgd is de definitieve rapportage vorm. Na het uitvoeren van de veiligheidsscan in de desbetreffende woningen en dagbestedingen moesten alle resultaten verwerkt worden in een eindrapport. Om een overzichtelijk en transparant rapport op te leveren aan de Raad van Bestuur van ’s Heeren Loo zijn er verschillende wijzigingen doorgevoerd in de rapportagevorm, hierbij is rekening gehouden met de eis vanuit ’s Heeren Loo om de verschillende regio’s in een later stadium gemakkelijk te kunnen vergelijken. Na het vaststellen van de definitieve vorm waarin de rapportage opgesteld zal worden zijn alle gegevens vanuit de veiligheidsscan Middelrode verwerkt.
15
6.5
OVERIGE BEVINDINGEN
Tijdens het uitvoeren van de pilot veiligheidsscan in de regio Middelrode zijn alle resultaten geïnventariseerd per hoofd- en deelonderwerp en verwerkt in de eindrapportage. Naast de resultaten die overduidelijk toebehoorde tot een bepaald deelonderwerp waarbij geen zorgwekkende situaties ontstaan, zijn er tijdens het scannen enkele situaties aangetroffen die expliciet vermeld moesten worden. Bij deze situaties is er gekeken naar enkele aspecten, het eerste aspect waarom een situatie apart vernoemd is kan zijn omdat het niet is opgenomen in de veiligheidsscan. Voorbeelden hiervan zijn gebreken ten opzicht van milieu of legionella. Hoewel deze deelonderwerpen bewust niet opgenomen zijn in de veiligheidsscan kunnen na constatering niet genegeerd worden. Een tweede aspect waarop besloten kan worden een situatie in het bijzonder te vermelden is de prioriteit, zo kan het risico bij het huidige gebruik zo zorgwekkend zijn dat er direct adequate maatregelen doorgevoerd dienen te worden. Tevens zal er in deze situatie direct tijdens de scan contact opgenomen worden met de verantwoordelijke over de geconstateerde gebreken. Het derde voorbeeld waarbij besloten kan worden gebreken expliciet te vermelden heeft betrekking op bepaalde gebouwen. Een voorbeeld hiervan is een gebouw of dagbesteding die bij verschillende onderwerpen in negatieve zin afwijkt ten opzichte van het regionale gemiddelde.
16
6.6
DE RESULTATEN
Het doel van de eindrapportage van de veiligheidsscan die aangereikt wordt aan de desbetreffende regio, betreft het inzichtelijk maken van alle gegenereerde resultaten. Deze resultaten komen voort uit de definitieve vragenlijst en worden zowel procentueel weergegeven als in een zogenaamd spinnenweb grafiek. In onderstaande spinnenweb grafiek zijn de totaalresultaten inzichtelijk gemaakt. Deze resultaten zijn opgesteld aan de hand van de vier hoofdaspecten die behandeld zijn tijdens de veiligheidsscan.
Totaal Organisatorisch
Beleid
100% 80% 60% 40% 20% 0%
Bouwkundig
Elektrotechniek en installaties In bovenstaande grafiek zijn alle hoofdaspecten van de veiligheidsscan verwerkt. De resultaten per hoofdonderwerp zijn globaal af te lezen door middel van het ingekleurde oranje vlak. Totaal Organisatorisch Bouwkundig Elektrotechniek en installaties Beleid
83% 79% 80% 68%
De percentages zoals omschreven in bovenstaande tabel en grafiek zijn afgeleid uit de uitkomsten van de verschillende vragen uit de vragenlijst. Hierbij is er getoetst aan de relevante vastgestelde wetteksten en de beoogde veiligheidsvisie van ’s Heeren Loo. De totaaloverzichten bestaan uit een verzameling resultaten van alle gescande woningen en dagbestedingen in de gehele regio Middelrode. Deze resultaten dienen enkel voor het vormen van een algemene blik op de regio. Om een gedegen conclusie te kunnen vormen dienen alle resultaten bekeken te worden per deelonderwerp.
17
6.6.1
ORGANISATORISCH
1. Ontruimen en alarmeren 100% 80% 60% 40% 20% 0%
3. Gevaarlijke stoffen
2. Bewustzijn en gedrag
In overeenkomst met de totaalresultaten van alinea 7.5 worden ook de resultaten van het organisatorische hoofdaspecten weergegeven in een spinnenweb grafiek. De grafiek zoals hierboven is weergegeven, is opgebouwd uit de verschillende organisatorische deelonderwerpen: ontruimen en alarmeren, bewustzijn en gedrag en gevaarlijke stoffen. Organisatorisch Ontruimen en alarmeren Bewustzijn en gedrag Gevaarlijke stoffen
81% 73% 96%
Voor het in detail aflezen van de behaalde score per deelonderwerp is gekozen voor een tabel. In deze tabel zijn alle vragen opgenomen met betrekking op de desbetreffende scores. Tot slot worden de bevindingen verwoord in een algemene indruk van de regio. In deze algemene indruk worden de verschillende positieve bevindingen omgeschreven voor het desbetreffende hoofdonderwerp. Algemene indruk (organisatorisch) Bij ieder werkoverleg komt veiligheid ter sprake, medewerkers weten wat hun taak is bij een ontruiming en iedereen geeft aan incidenten te melden. Zo zijn er nog meer positieve bevindingen gedaan tijdens de organisatorische veiligheidsscan in Middelrode. De organisatorische verbeterpunten worden omschreven in hoofdstuk 8 ‘Conclusies en aanbevelingen’.
18
6.6.2
BOUWKUNDIG
8. Veiligheids inventaris
7. Bouwkundig en inventaris
4. Vergunningen en documenten 100% 80% 60% 40% 20% 0%
5. Vluchtwegen
6. Liften
Het tweede hoofdonderwerp wat aan de hand van een grafiek belicht wordt in de resultaten heeft betrekking op de bouwkundige staat van het gebouw. De grafiek zoals hierboven is weergegeven, is opgebouwd uit de verschillende bouwkundige deelonderwerpen: vergunning en documenten, vluchtwegen, liften, bouwkundig en inventaris en tot slot de veiligheidsinventaris. Organisatorisch Vergunning en documenten Vluchtwegen Liften Bouwkundige inventaris Veiligheidsinventaris
47% 89% n.v.t. 81% 86%
Algemene indruk (bouwkundig) Bereikbaarheid van de woningen, blusvoorzieningen en hoofdafsluiters zijn in orde. Ook worden cv-ketels en gasslangen goed onderhouden. Er zijn een aantal onderwerpen waaraan aandacht zal moeten worden besteed om ook hier tot minimaal het wettelijke niveau te komen. In hoofdstuk 8 ‘conclusies en aanbevelingen’ zijn de tabellen opgenomen waarin aanbevelingen gedaan om deze verbeterslag goed vorm te kunnen geven.
19
6.6.3
ELEKTROTECHNIEK EN INSTALLATIE
9. Bmi/Oai 100% 80% 60% 40% 20% 0%
11. Inventaris
10. Verlichting
Het derde deelonderwerp is opgebouwd uit alle resultaten van het hoofdonderwerp elektrotechniek en installatie. In deze resultaten zijn alle gegevens verwerkt van de deelonderwerpen: brandmeldinstallatie / ontruimingalarminstallatie, verlichting en inventaris. Elektrotechniek en installatie Brandmeldinstallatie en ontruimingsalarminstallatie Verlichting Inventaris
82% 83% 75%
Algemene indruk (elektrotechniek en installatie) De meeste elektrische installaties zijn op orde. De registratie en documentatie is niet overal aanwezig. Er zijn daarnaast nog een aantal aandachtsgebieden waaraan extra aandacht zal moeten worden besteed. In de tabellen hieronder worden aanbevelingen gedaan om deze verbeterslag goed vorm te kunnen geven. In bijlage 1 wordt per gebouw weergegeven welke maatregelen moeten worden getroffen.
20
6.6.4
BELEID
17. RI&E
12. Ontruimen en alarmeren 100% 80% 60% 40% 20% 0%
16. Nieuwe medewerkers
13. Bewustzijn en gedrag
14. Verkeer en terrein
15. BHV
Het vierde hoofdonderwerp waaruit het totaalresultaat is opgebouwd betreft het beleidsmatige aspect van de regio. Deze resultaten worden gegenereerd aan de hand van het eenmalige interview met de locatiemanager, regiomanager en technisch specialist. Vanwege het feit dat deze resultaten op één moment bepaald worden in tegenstelling tot de overige deelonderwerpen, waar scans van meerdere woningen gezamenlijk het resultaat aanleveren, zijn de resultaten van dit hoofdonderwerp representatief voor elke woning of dagbesteding. Beleid Ontruimen en alarmeren Bewustzijn en gedrag Verkeer en terrein BHV Nieuwe medewerkers RI&E
72% 64% 75% 98% 0% 100%
Algemene indruk (beleid) Ondanks dat documenten zoals de RI&E en het BHV plan up-to-date en op orde zijn, zijn er een aantal aandachtsgebieden waaraan extra aandacht zal moeten worden besteed. De meest opvallende is de informatievoorziening naar nieuwe medewerkers. In hoofdstuk 8 ‘Conclusies en aanbevelingen’ worden enkele aanbevelingen verwoord om deze verbeterslag goed vorm te kunnen geven. .
21
7
CONCLUSIE EN AANBEVELINGEN
In de eindrapportage die opgesteld wordt na het volbrengen van de veiligheidsscan staan de conclusies en aanbevelingen centraal. Voor het verwerken van de conclusies en aanbevelingen is besloten om dit uit te werken per deelonderwerp en vraag. Door het vervaardigen van een algemeen advies per deelonderwerp kan er een gedegen advies gegeven worden over de verschillende gebreken. Vanwege het feit dat enkele gevallen zo specifiek belicht dienen te worden is er in de eindrapportage een hoofdstuk ‘overige opmerkingen’ opgenomen. In alinea 8.6 van deze scriptie wordt er een overzicht gegeven van enkele bepalende conclusies en aanbevelingen per vraag. In totaal bestaat de opdracht die gegund is aan Octaaf omtrent de veiligheidsscan uit drie verschillende rapportages. De eerste variant is die per regio, zoals toegevoegd in bijlage 6 van deze scriptie. De tweede variant betreft een kwartaalrapportage. Deze kwartaalrapportage beslaat een globaal overzicht van vier a vijf gescande regio’s. Aan de hand van deze tussentijdse rapportage naar de Raad van Bestuur wordt het gehele proces beoordeeld en kan een indicatie gemaakt worden van het algemene veiligheidsniveau binnen ’s Heeren Loo. Tot slot zullen de kwartaalrapportages gezamenlijk de derde variant vormen. Deze totaalrapportage moet alle bijzonderheden, zorgwekkende situaties en de meest voorkomende conclusies en aanbevelingen bevatten. Om de structuur in elke rapport variant te kunnen waarborgen en overzicht te waarborgen in het geheel hebben alle conclusies en aanbevelingen een standaardopzet. 2
BK 1 Vergunningen en documenten (Advies)
Verantwoordelijke
Wij adviseren om een veiligheidsmap te maken voor ieder gebouw. In deze map kunnen allerlei documenten die met veiligheid te Planning maken hebben worden bewaard. Bij voorkeur wordt deze bewaard vlakbij de uitgang, zodat deze bij een ontruiming eenvoudig mee Afgehandeld naar buiten kan worden genomen. De standaardopzet van een advies begint met een nummer. Het eerst nummer, in dit geval een 2 staat voor de regio. Na dit nummer komt een afkorting voor het desbetreffende hoofdaspect van de veiligheidsscan. In het voorbeeld staat BK dus voor bouwkundig. Naast bouwkundig zijn OR (organisatie), EI (elektrotechnisch en installatie) en tot slot BL (beleid) de overige mogelijkheden. Het laatste nummer, in het voorbeeld een 1, gaat over nummer van de opmerking voor dat hoofdonderwerp. Door het gestructureerd invoeren van deze nummering zal er te allen tijde consequent verwezen worden tussen de verschillende rapportages. In de tweede kolom wordt er aandacht besteed aan het deelonderwerp waarvoor het desbetreffende advies of de bevinding geldt. Onder het deelonderwerp wordt er tekstueel uitleg verschaft. Hierbij kan verwezen worden naar alle wetteksten of de veiligheidsvisie van ’s Heeren Loo zoals omschreven in hoofdstuk 5. Tot slot kan in de derde kolom ingevuld worden wie verantwoordelijk is voor het oplossen van het geconstateerde gebrek, wanneer de deadline is en tot slot een datum wanneer het gebrek is afgehandeld. Deze gegevens worden echter pas ingevoerd na de evaluatie van de veiligheidsscan met de locatiemanager. In de volgende alinea’s wordt een overzicht weergegeven van de belangrijkste conclusies en aanbevelingen die gedaan zijn tijdens de pilot veiligheidsscan in Middelrode.
22
7.1 2 OR
1
ORGANISATIE
Ontruimen en alarmeren (Advies)
Verantwoordelijke
Ontruimingsoefeningen zijn pas effectief als alle medewerkers aanwezig zijn. Bij veel woningen zijn minimaal 2 oefenmomenten per jaar, maar slechts 54% van de ondervraagde medewerkers is minimaal 1 keer bij een Planning ontruimingsoefening aanwezig geweest. Het effect hiervan is te zien bij de kennis van medewerkers over andere veiligheidsonderwerpen, zoals compartimentering, verzamelplaats e.d. Afgehandeld Door de ontruimingsoefeningen verplicht te stellen en hierop scherp te controleren zullen meer medewerkers aanwezig zijn bij oefeningen en zal hun veiligheidskennis naar een hoger niveau worden getild.
2 OR 2
Ontruimen en alarmeren (Advies)
Verantwoordelijke
Door bij ontruimingen op de verzamelplaats de namen van aanwezigen te noteren, wordt het tijdens een Planning incident snel duidelijk of er nog personen zijn achtergebleven. Dit is bruikbare informatie voor brandweer en BHV. Hiervoor kan bijvoorbeeld een standaardformulier worden ontwikkeld die in de Afgehandeld veiligheidsmap (Zie 2BK1) bewaard wordt.
2 OR 3
Ontruimen en alarmeren / bewustzijn en gedrag (Advies) Verantwoordelijke • 58% van de ondervraagde medewerkers weet niet wie de BHV’ers zijn; • 33% van de ondervraagde medewerkers weet niet Planning waar niet-zelfredzame personen zich bevinden; • in 92% van de gebouwen is geen instructieblad voor calamiteiten aanwezig. Het calamiteiten instructieblad moet verspreid worden Afgehandeld over de woningen en bij BHV trainingen en ontruimingsoefeningen moet meer nadruk worden gelegd op de inrichting van de veiligheidsorganisatie en het instructieblad.
23
2 OR 5
Bewustzijn en gedrag (Advies)
Verantwoordelijke
Naar aanleiding van verschillende incidenten, waaronder de brand bij Rivierduinen, hanteert ’s Heeren Planning Loo de richtlijn om roken geheel te verbieden in een woning of bij dagbestedinglocaties. In slechts 33% van de gebouwen wordt het rookverbod nageleefd. Bij uitzonderingen op deze regel is het noodzakelijk om Afgehandeld brandwerende materialen en voorwerpen te gebruiken. In bijlage 1 staat per gebouw beschreven bij welke panden er nog brandwerende materialen moeten worden toegepast, en waar nog afspraken moeten worden gemaakt.
2 OR 6
Bewustzijn en gedrag (Advies) Ondanks kaarsen zijn aangetroffen. bijvoorbeeld kleiner.
bestaand beleid over het branden van er in verschillende gebouwen kaarsen Planning Door alle kaarsen te vervangen door nepwaxinelichtjes is het risico op brand Afgehandeld
7.2 2
BK 5
Verantwoordelijke
BOUWKUNDIG
Bouwkundig en inventaris (Advies)
Verantwoordelijke
Bij een aantal woningen is de brandcompartimentering niet sluitend. Bouwkundige aanpassingen zullen de Planning brandveiligheid bij deze woningen aanzienlijk vergroten. Afgehandeld
2
BK 6
Bouwkundig en inventaris (Advies)
Verantwoordelijke
Na aanleiding van een incident heeft 's Heeren Loo besloten om thermische beveiliging op kranen te Planning verplichten. Hiermee wordt het risico op verbranden beperkt. Dit zal moeten worden toegepast in deze regio. Afgehandeld
24
7.3 2
EI 3
ELEKTROTECHNIEK EN INSTALLATIE
Inventaris (Advies)
Verantwoordelijke
De Raad van Bestuur heeft een beleidsstuk vastgesteld met daarin twee type waterkokers, die gebruikt mogen Planning worden. Hiermee kan herhaling van een eerder incident worden voorkomen. Dit beleidsstuk is beschikbaar gesteld Afgehandeld aan alle regio's. Wanneer een woning (nog ) geen gebruik maakt van deze waterkoker, is het belangrijk dat de waterkoker altijd wordt leeggegoten na gebruik. Wij adviseren om de waterkokers die niet voldoen te vervangen.
7.4 2
BL
4
BELEID
Verkeer en terrein (Advies)
Verantwoordelijke
Door afspraken te maken met vervoerders over snelheid, parkeerruimtes, richting van verkeer en Planning dergelijke kunnen verkeersongelukken worden voorkomen. Afgehandeld
2
BL
5 BHV (Advies)
Verantwoordelijke
De BHV-bezetting van De Esch, De Dijcke en Beekvliet is in de nachtelijke situatie zorgwekkend. Bij een Planning calamiteit moet er ook ’s nachts een adequate alarmering en/of ontruiming kunnen plaatsvinden. Dit moet z.s.m. Afgehandeld worden gerealiseerd.
25
7.5
OVERIG
2 OV 1 Milieu advies (Advies)
Verantwoordelijke
Wanneer er gewerkt wordt met chemicaliën dient er een lekbak aanwezig te zijn om eventuele stoffen op te Planning kunnen vangen. Deze dient voor het olievat in de boerderij aangeschaft te worden. Afgehandeld
2 OV 3 Bouwkundig en inventaris (Advies)
Verantwoordelijke
Om een brand beter en langer te kunnen beheersen dienen er sluitende brandcompartimenten gehandhaafd te Planning worden (geldt voor boerderij en sporthal, ook in de technische ruimtes). Afgehandeld
2 OV 4 Inventaris (Advies)
Verantwoordelijke
De afwerking van kabels en leidingen kan zorgen voor onveilige situaties. De desbetreffende kabels dienen veilig Planning afgewerkt te worden en beveiligd te worden met bijvoorbeeld een kroonsteen. Afgehandeld
2 OV 6 Vluchtwegen (Advies)
Verantwoordelijke
In een vluchtroute als zijnde het trappenhuis mag geen brandbaar materiaal toegepast worden, zo zal de Planning vloerbedekking die aanwezig is verwijderd of geïmpregneerd moeten worden. Afgehandeld
26
2 OV 7 Ontruimen en alarmeren (Advies)
Verantwoordelijke
Tijdens een calamiteit moeten alle gebruikers van het gebouw gealarmeerd worden, daarom moeten er tenminste Planning gekoppelde rookmelders aangebracht worden. Afgehandeld
2 OV 8 Vluchtwegen (Advies)
Verantwoordelijke
Om adequaat te kunnen vluchten staan er in het bouwbesluit 2012 minimumeisen aan vrije doorgang en Planning afmetingen van vluchtdeuren. Een nooddeur op de eerste verdieping voldoet niet aan de vereiste hoogte en zal aangepast moeten worden. Afgehandeld
Naast alle overige opmerkingen en adviezen per hoofdaspect van de veiligheidscan wordt er in bijlage 6 ‘rapportage Middelrode’ verwezen naar een gebouwenlijst. Aan de hand van deze gebouwenlijsten kan er een gedetailleerd overzicht verkregen worden omtrent alle gebreken per woning of dagbesteding.
27
8
PROCES
Het laatste hoofdstuk van onze scriptie wordt het algemene proces behandeld. Het proces heeft betrekking op de periode tussen 31 januari 2012 en 22 mei 2012. Tijdens deze periode zijn er verschillende partijen betrokken geweest bij het veiligheidsscan project. Naast Octaaf Adviesgroep en ’s Heeren Loo is ook de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen betrokken geweest.
8.1
PROCESGANG
In de procesgang wordt er per bedrijf een korte omschrijving gegeven over het proces per bedrijf. 8.1.1
’S HEEREN LOO
’s Heeren Loo heeft binnen het veiligheidsscan project gefungeerd als opdrachtgever. Hierbij was het de taak van ’s Heeren Loo om een kader op te stellen. Tijdens dit proces bleek de voortgang intern in deze organisatie zeer traag te verlopen, een voorbeeld hiervan zijn meerdere personen die alle plannen moesten controleren. Op deze wijze ging er veel tijd verloren wat tot enige frustratie leidde bij het opstellen van de rapportages. Als oplossing voor het constant wijzigen van het projectkader is besloten een dynamisch document op te stellen. In dit dynamische bestand werden alle gemaakte afspraken vastgelegd. Door het bijhouden van dit bestand kreeg het projectkader snel vaste vorm waardoor het gehele proces spoediger verloopt. 8.1.2
OCTAAF ADVIESGROEP
Naast ontwikkelaar van de veiligheidsscan 2012 heeft Octaaf Adviesgroep tijdens het gehele proces zorg gedragen voor onze begeleiding. Tijdens deze begeleiding kwamen de voordelen van een kleiner bedrijf duidelijk naar voren, zo waren de korte lijnen naar het bestuur een voordeel bij interne aanpassingen. Op deze wijze was snel de beschikking over de benodigde apparatuur voor de veiligheidsscan. Een ander voordeel was de vorm van communicatie. Wanneer er problemen optraden tijdens het proces, kon er adequaat naar een oplossing gevraagd worden binnen de verschillende afdelingen van het bedrijf. 8.1.3
HOGESCHOOL VAN ARNHEM EN NIJMEGEN
Vanuit onze opleiding zijn wij het gehele proces begeleid door mevrouw Van der Wiele en de heer Van der Laan. Om het gehele proces te kunnen waarborgen is er met onze begeleiders de afspraak gemaakt een tweewekelijkse afspraak in te plannen. Tijdens deze afspraken was er ruimte voor het bespreken van problemen, vertragingen, concept documenten, leermomenten en tot slot de opzet van het hoofdverslag.
8.2
COMPETENTIES
Tijdens ons afstuderen stond het beheersen van een aantal competenties centraal. De te beheersen vakgerichte competenties zijn afhankelijk van de afstudeerrichting. De HBO competenties van het afstuderen zijn onderverdeeld in twee verschillende niveaus. De beheersing van alle niveau 2 competenties kan aangetoond worden aan de hand van behaalde resultaten in tentamens. De niveau 2 competenties die van toepassing zijn geweest voor het afstudeerproject zijn: BO2 Alternatieven en varianten opstellen en BO4 Organiseren van contractvorming.
28
De niveau 3 competenties kunnen niet aangetoond worden aan de hand van behaalde resultaten. De beheersing van deze competenties wordt aangetoond door de afstudeerscriptie inclusief aan bijlage. De niveau 3 competenties zijn: BO1 ontwikkelen van projectdefinitie, BO3 bestek en indieninggereed maken van projectinformatie, BO5 voorbereide van realisering, BO6 handhaven, bewaken en bijsturen van uitvoeringsplan, BO7 evalueren en terugkoppelen projectgegevens, BO8 beheer van gebouwen, Comp. 13 planmatig en projectmatig werken, Comp. 14 (multi)disciplinair werken, Comp. 15 communiceren, Comp 16. Leiding of begeleiding geven en tot slot Comp. 17 Sturen van professionele ontwikkeling.
8.3
LEERMOMENTEN
Tijdens het proces zijn er verschillende belangrijke momenten geweest waar veel geleerd is. In deze alinea wordt er extra aandacht besteed aan de drie meest toonaangevende leermomenten. 8.3.1
WET- EN REGELGEVING
Tijdens het onderzoek naar de wet- en regelgeving hebben we geleerd dat er grote verschillen zijn tussen het Bouwbesluit 2012 en Bouwbesluit 2003. We hebben tijdens ons afstuderen veel kennis ontwikkeld met betrekking tot het Bouwbesluit 2012. Tijdens onze opleiding hebben wij veel te maken gehad met het Bouwbesluit 2003. De structuur en de opbouw waren dus al bekend bij ons. Verder hebben we geleerd dat er van NEN–normen die worden aangestuurd door het Bouwbesluit ook weer wordt verwezen naar andere NEN-normen. Ook hebben we gezien er nog veel meer wetten zijn met betrekking tot materialen die worden gebruikt op de bouw. 8.3.2
OPSTELLEN RAPPORTAGE
Het opstellen van een rapportage aan de Raad van Bestuur was het eindproduct van de veiligheidsscan 2012. Het opstellen van deze rapportage is een bijzonder leerproces geweest. Vanwege het ontbreken van het maken van dergelijke rapportages tijdens onze oplossing hebben wij hier veel van geleerd. Het grootste leeraspect was het format van een dergelijke rapportage. Door het opstellen van deze rapportage hebben wij inzicht gekregen in het maken van een bondige rapportage zonder dat dit ten koste gaat van het resultaat. 8.3.3
COMMUNICATIE
Tijdens ons afstuderen is gebleken dat er per bedrijf op verschillende manieren gecommuniceerd wordt. Zo bleek de organisatie van ’s Heeren Loo relatief groot en log. Dit had als gevolg dat de communicatie moeizaam verliep vanwege het grote aantal afdelingen en belanghebbenden. Naast het kantoor van ’s Heeren Loo verloopt de communicatie op locaties van ’s Heeren Loo weer anders. Om met deze locaties te communiceren moest er contact gezocht worden met een locatiemanager. Deze manager communiceerde dit in de desbetreffende regio. Vanwege het feit dat de communicatie verliep via vele schijven bracht dit veel risico met zich mee voor miscommunicatie. In tegenstelling tot ’s Heeren Loo verliep de communicatie binnen Octaaf Adviesgroep geheel anders. De manier van communiceren in het kleine bedrijf was rechtstreeks en zonder een mogelijke tussenkomst van overige personen. Deze manier van communiceren sprak ons persoonlijk het meest aan, dit vanwege het feit dat er op deze wijze snel afspraken en besluiten gemaakt konden worden.
8.4
WEEKSTATEN
Een volledig overzicht van alle werkzaamheden die uitgevoerd zijn, er weekstaten bijgehouden. Deze weekstaten zijn opgenomen in bijlage 8.
29
H O G E S C H O O L VA N A R N H E M E N N I J M E G E N OCTAAF ADVIESGROEP ‘S HEEREN LOO
BI J L AG E N
AUTEURS: STEVEN TROOST RICK MARISSEN 22-05-2012
INHOUDSOPGAVE Bijlage II
Veiligheidsinspecties
Bijlage III
Ontwikkelen van de vragenlijst
Bijlage IV
Wetteksten
Bijlage V
Handleiding voor het gebruik van de vragenlijst
Bijlage VI
Pilot veiligheidsscan
Bijlage VII
Literatuurstudie
Bijlage VIII
Overig
H O G E S C H O O L VA N A R N H E M E N N I J M E G E N OCTAAF ADVIESGROEP ‘S HEEREN LOO
B I J L AG E I I VEILIGHEIDSINSPECTIES
AUTEURS: STEVEN TROOST RICK MARISSEN Pagina 1 van 14
Bijlage II
Veiligheidsinspecties
2012
INHOUDSOPGAVE Inhoudsopgave ........................................................................................................................................ 2 Inleiding .................................................................................................................................................... 3 1
Veiligheidsscan 2010 ............................................................................................................... 4
1.1
Opzet en proces veiligheidscan 2010 ................................................................................... 4
1.2
Toelichting van de resultaten ................................................................................................. 6
1.3
Overige aandachtspunten en adviezen ................................................................................. 7
2
Inspectie leefomgeving en transport .................................................................................... 8
2.1
Veiligheidsvisie ILT................................................................................................................. 8
3
Rivierduinen ........................................................................................................................... 11
4
Onderzoek n.a.v. incidenten ................................................................................................ 12
5
Bibliografie.............................................................................................................................. 14
Pagina 2 van 14
Bijlage II
Veiligheidsinspecties
2012
INLEIDING Zoals in de inleiding van het hoofdverslag te lezen is, komen er in de zorgsector de laatste jaren steeds meer veiligheidsscans voor. Deze veiligheidsscans worden uitgevoerd door verschillende inspecties en komen veelal voort uit incidenten en bijna rampen binnen de zorgsector. In Nederland is de Inspectie van Leefomgeving en Transport voorheen bekent als VROM het bekendste overheidsorgaan op het gebied van veiligheidsscans. Na aanleiding van incidenten wordt er in de verschillende scans onderscheid gemaakt in twee fasen. De eerste fase die wordt bekeken in de scan is de voorfase, in deze fase staat het voorkomen van brand of andere incidenten centraal. De tweede fase die bekeken wordt tijdens de scans is de fase na het daadwerkelijk ontstaan van brand of een incident, in deze fase staat het gedrag en bewustzijn van de medewerkers en cliënten centraal. In deze bijlage zal tevens de Veiligheidsscan 2010, de brand in Rivierduinen en de handelwijze en visie van de Inspectie van Leefomgeving en Transport aan bod komen.
Pagina 3 van 14
Bijlage II
Veiligheidsinspecties
1
2012
VEILIGHEIDSSCAN 2010
De oorsprong van de veiligheidsscan zoals uitgevoerd deze wordt voor ons afstudeerproject komt voort uit 2010. In het najaar van 2010 werd er een inspectie van het ministerie van VWS, VROM en SZW verwacht in de gehele gehandicaptenzorg sector. Om deze reden heeft ‘s Heeren Loo in de maanden juli tot er met oktober van 2010 een veiligheidsscan uitgevoerd om inzicht te krijgen in het huidige veiligheidsniveau, deze veiligheidsscan diende tevens als ijkpunt voor de verwachtte inspecties. In de 0-meting waarvoor de veiligheidsscan 2010 heeft gediend vormden wetgeving en beleid een belangrijk uitgangspunt. De overige thema’s waaruit de veiligheidsscan 2010 bestond zijn: brandveiligheid, elektrische apparaten, arbeidsveiligheid, facilitair, training en scholing, Risico Inventarisatie & Evaluatie, Incidenten registratie en rapportage, beveiliging en tot slot verkeersveiligheid. Om een realistisch beeld te kunnen vormen van het veiligheidsniveau binnen de organisatie van ’s Heeren Loo, is ervoor gekozen om de veiligheidsscan 2010 te volbrengen in meerdere steunpunten. Voor de veiligheidsscan zijn de volgende steunpunten bezocht: Apeldoorn, Bedum, Deventer, Druten, Ermelo, Julianadorp, Monster, Noordwijk en Wekerom.
1.1
OPZET EN PROCES VEILIGHEIDSCAN 2010
Voor de daadwerkelijke start van de veiligheidscan is er een contactmoment geweest met de locatiemanagers van de desbetreffende locaties. Na aanleiding van dit contactmoment zijn de verschillende data gepland waarop de scan uitgevoerd moest worden. Tijdens de evaluatie van de veiligheidsscan 2010 werd deze wijze van communicatie omschreven als zeer prettig. De veiligheidsscan 2010 betrof vooraf een interview met de preventie medewerker, locatiemanagers, technisch specialisten en overige medewerkers in vergelijkbare functies. Het doel van de veiligheidsscan 2010 bestond uit het steekproefsgewijs controleren van de veiligheid. Tijdens deze interviews is ondermeer besloten welke panden er wel en welke geen deel zouden moeten nemen aan de veiligheidsscan om een realistisch beeld te kunnen vormen van de regio. Hierbij is rekening gehouden met de functie, het aantal cliënten en de doelgroepen van de verschillende gebouwen binnen de regio. Om een compleet en eenduidig overzicht te kunnen krijgen per gebouw van een regio is er gekozen om de gehele scan op te bouwen uit een vragenlijst. Deze vragenlijst is opgebouwd uit de verschillende hoofdthema’s, per thema zijn er verschillende deelvragen ontstaan die een beeld moeten creëren van de huidige staat van veiligheid voor dat thema. Voor een overzichtelijke weergave van de bevindingen, is er per deelvraag gekozen om deze te inventariseren en te verwerken in een tabel. In deze tabel wordt per onderwerp omschreven of dit voldoet aan het wettelijke kader. Door de gehele scan weer te geven in deze tabel is er in één oogopslag te zien welk percentage een deelonderwerp scoort in de gehele organisatie en hoe een regio er in het geheel voor staat. Tot slot wordt er gekeken naar de invloed van het onderwerp per regio van ‘s Heeren Loo, na aanleiding van de percentages kan er beoordeeld worden welk advies er gegeven moet worden. Op de volgende bladzijde is een voorbeeld weergegeven vanuit de eindrapportage met hierin de tabel die per deelvraag is opgesteld zoals hierboven is omschreven.
Pagina 4 van 14
Bijlage II
Veiligheidsinspecties
2012
In het bovenstaande schema is een voorbeeld te zien van de tabel die per deelvraag zal ontstaan. Pagina 5 van 14
Bijlage II
Veiligheidsinspecties
1.2
2012
TOELICHTING VAN DE RESULTATEN
Na het presenteren van de resultaten die behaald zijn per regio, wordt er een toelichting gegeven op de resultaten vanuit voorgaande tabel. In deze toelichting is er begonnen met het globaal bekijken van de resultaten. Zo wordt er eerste gekeken naar de behaalde resultaten van de verschillende steunpunten, hieruit bleek dat 6 van de 9 steunpunten een onvoldoende scoorde. Bij de resultaten per woning bleek dat er op 10 van de 19 deelonderwerpen, er minder dan 50% gescoord wordt. Na het uitlezen van deze rapportage is de focus voor het verbeteren van de veiligheid binnen de gele organisatie van ’s Heeren Loo komen te liggen bij de volgende deelonderwerpen: Certificering BMI, NEN 3140 keuring huishoudelijke apparaten, Voorlichting en veiligheidsinstructie van verschillende machines, NEN 3140 keuringen van machines op dagbestedingen, Risico inventarisatie en evaluatie inclusief een plan van aanpak en een adequate registratie en evaluatie van incidenten met zowel medewerkers als cliënten. In tegenstelling tot de negatieve resultaten die tijdens de veiligheidsscan 2010 geconstateerd zijn, bleken de controles op de aanwezige blusmiddelen en de CE keuring van de verschillende apparaten zeer goed op orde in de gecontroleerde regio’s. Naast het benoemen van de verschillende aandachtspunten voor het komende jaar, is er per deelonderwerp een korte situatie schets weergegeven. Naast de huidige situatie is er een toelichting gegeven over de relevante wet- en regelgeving. In de onderstaand tekstvlak is hiervan een voorbeeld te zien:
Figuur 1, Eindrapportage veiligheidsscan 2010
Pagina 6 van 14
Bijlage II
1.3
Veiligheidsinspecties
2012
OVERIGE AANDACHTSPUNTEN EN ADVIEZEN
Om het algemene beleid wat betreft veiligheid binnen de gehele organisatie gelijk te trekken bevatte elk rapport een overzicht met overige aandachtspunten en adviezen. In dit hoofdstuk worden enkele positieve constateringen vermeld. Na aanleiding van deze aanbevelingen kan het veiligheidsniveau in overige regio’s vergroot worden. Het idee hiervan was dat de overige regio’s dit concept zouden overnemen. Door het overnemen van goede initiatieven wordt het gehele invoer proces verkort en kunnen er snel grote stappen worden gezet. Enkele voorbeelden hiervan zijn: Opslag veiligheidsdocumenten per pand en interne scholing bedrijfshulpverleners.
Figuur 2 Eindrapportage veiligheidsscan 2010
Pagina 7 van 14
Bijlage II
2
Veiligheidsinspecties
2012
INSPECTIE LEEFOMGEVING EN TRANSPORT
Sinds 1 januari bestaat het VROM niet meer. Het ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieu is samengevoegd met het ministerie Inspectie Leefomgeving en Transport. Deze twee ministeries staan sinds 1 januari gezamenlijk bekent als het ministerie van Infrastructuur en Milieu. Het inspectieorgaan van dit ministerie heeft ook een nieuwe naam gekregen, vanaf 1 januari 2012 wordt deze Inspectie Leefomgeving en Transport genoemd (ILT) Dit inspectieorgaan is opgebouwd uit zes verschillende afdelingen. Van deze afdelingen hebben wij tijdens onze afstudeerperiode voornamelijk te maken gehad met de inspecties op het gebied van Water, Bodem en Bouwen. Het doel van deze organisatie is op basis van doelgerichte inspecties het naleven van de relevante wet- en regelgeving te bewaken en te stimuleren. Door deze manier van werken is een inspectieorgaan de derde link in de ketting. De overheid vormt de eerste link waarbij het wetten vaststelt en deze oplegt aan burgers en bedrijven. De tweede link is het bedrijfsleven, binnen ons project valt ’s Heeren Loo onder deze link. De belangrijkste kenmerken hiervan zijn dat burgers en bedrijven zelf verantwoordelijk zijn voor het op een juiste wijze opvolgen van de opgelegde wetgeving. Tot slot komt in de derde link van het proces de inspectie aan bod. Inspecties zoals uitgevoerd door de Inspectie Loofomgeving en Transport moeten erop toezien dat de burgers en bedrijven deze verantwoording ook daadwerkelijk nemen en de gestelde regels opvolgen.
2.1
VEILIGHEIDSVISIE ILT
Na aanleiding van grotere incidenten zoals in Rivierduinen wordt er door de Inspectie Leefomgeving en Transport preventief gecontroleerd bij alle zorginstellingen binnen Nederland. Na afloop van deze controles wordt er een rapport opgesteld met alle conclusies en bevindingen. Op basis hiervan wordt er een algemene conclusie gevormd wat betreft het veiligheidniveau binnen de desbetreffende instelling. In de rapportage die opgesteld wordt door het ILT wordt er gekeken naar de verschillende relevante wetgevingen vanuit het bouwbesluit. Na aanleiding van de conclusie en de gebreken die tijdens de controle geconstateerd zijn, heeft het ILT de mogelijkheid de desbetreffende zorginstelling een boete op te leggen of in het ergste geval direct te kunnen sluiten bij zeer onveilig situaties. Het wettelijke kader van de verschillende veiligheidsscans en rapportages van het ILT omvat in totaal zeven rubrieken, hierbij wordt hier gekeken naar: brandcompartimentering, rookcompartimentering, vluchtmogelijkheden bij brand, toegepaste constructie, gebruik van bouwmaterialen, branddetectie en brandbestrijding en tot slot het brandveilige gebruik van het desbetreffende pand. Voor de relevante wetgeving wordt voornamelijk het bouwbesluit als leidraad gebruikt.
2.1.1.1 Brandcompartimentering Het eerste en meest belangrijke aspect om een calamiteit als brand beheersbaar te houden zijn brandcompartimenten. Binnen dit aspect wordt er voornamelijk gekeken naar de Weerstand tegen branddoorslag en brandoverslag (WBDBO), daarnaast wordt er grondig gekeken naar de aanwezigheid van automatische deuren en brandkleppen van het brandcompartiment. Deze deuren en kleppen dienen automatisch dicht te vallen ten tijden van brand. In veel gevallen worden er tijdens inspecties deuren gevonden die niet adequaat sluiten of opengehouden worden door bijvoorbeeld een keg. Pagina 8 van 14
Bijlage II
Veiligheidsinspecties
2012
Naast de standaard brandcompartimenten trekt een eventuele stookruimte extra aandacht naar zich toe. Wanneer de gezamenlijke capaciteit van verschillende verbrandingstoestellen boven de 130 KW komt wordt dit een apart brandcompartiment met een brandwerendheid van 60 minuten. Hierbij is het van belang dat alle doorvoeringen vanuit en naar deze ruimte op een juiste wijze zijn afgedicht door een gecertificeerd bedrijf, het kan hier zowel om brandmanchetten als om automatische brandkleppen gaan.
2.1.1.2 Rookcompartimentering Naast de brandcompartimenten zijn de rookcompartimenten belangrijk voor het adequaat vluchten. Deze rookcompartimenten zorgen bij geval van brand dat er voor een bepaalde duur veilig gevlucht kan worden.
2.1.1.3 Vluchtmogelijkheden bij brand Wanneer er ten tijde van een calamiteit gevlucht dient te worden, moet dit op adequate wijze gedaan kunnen worden door zowel cliënten als medewerkers. Een belangrijk aandachtspunt hierbij is de vrije doorgang. Hierbij dient rekening gehouden te worden met bedgebonden patiënten. De vrije doorgang die dan nodig is bedraagt 2.3 x 1.1 x 1.2 m. In veel voorkomende gevallen blijkt door middel van opslag of standplaatsen van scootmobielen, rolstoelen en dergelijke in een vluchtroute de vrije doorgang beperkt. De oorzaak van dit probleem komt voort uit het tekort aan ruimte binnen de desbetreffende instelling. Tot slot dient ook de uitgang door iedereen met één handeling te openen zijn zonder gebruik te hoeven maken van losse voorwerpen als zijnde een sleutel. Ook de aanwezigheid van werkende vluchtwegaanduiding en noodverlichting draagt in grote mate bij aan een adequate mogelijkheid tot ontvluchten.
2.1.1.4 Toegepaste constructie Wanneer er gekeken wordt naar de toegepaste constructie, gaat hier specifiek de aandacht naar het gedrag van de constructie bij extreme omstandigheden als brand. Zo mag de dragende constructie volgens het bouwbesluit een bepaalde tijd niet bezwijken ten gevolge van alle invloeden die bij een brand vrijkomen. Door dit te kunnen garanderen kan een gebouw te allen tijde veilig ontruimd worden.
2.1.1.5 Gebruik van bouwmaterialen Bij het controleren van het gebruikte materiaal gaat het om de vluchtrouten die van rook en brand gevrijwaard dienen te zijn. Zo worden er aan deze materialen eisen gesteld aan de maximale bijdrage van de rookproductie en totale brandwerendheid van de verschillende toegepaste materialen.
2.1.1.6 Branddetectie en brandbestrijding Branddetectie en een goede manier van brandbestrijding is zeer belangrijk, zeker wanneer er gekeken wordt naar de doelgroepen van de verschillende zorginstellingen in Nederland. Vanwege het feit dat merendeel van de cliënten niet zelfredzaam is en hierdoor de ontruiming van het gebouw langer zal duren, is een adequate branddetectie van levensbelang. Branddetectie kan gebeuren door volledige bewaken van je pand met rook- en thermische melders, deze dienen gekoppeld te zijn aan een brandmeldinstallatie of ontruimingsalarminstallatie.
Pagina 9 van 14
Bijlage II
Veiligheidsinspecties
2012
Naast de detectie dient er voor de aanwezige bedrijfshulpverleningsorganisatie en overige hulpdiensten een doelmatige brandbestrijding mogelijk te zijn. Voor de bedrijfshulporganisatie houdt dit in dat er in het pand voldoende brandslanghaspels en kleine blusmiddelen aanwezig dienen te zijn. In enkele gevallen kan vanwege de inzetdiepte voor overige hulpdiensten een droge blusleiding geëist worden.
2.1.1.7 Brandveilig gebruik Wanneer er gesproken wordt in de rapportage ten opzicht van brandveilig gebruik heeft dit betrekking op het gedrag van de gebruikers. Enkele aandachtspunten in deze rubriek zijn de keuringen en het structureel op juiste wijze onderhouden van de aanwezig brandveiligheid installaties als brandslanghaspels of kleine blusmiddelen. Ook het bewustzijn van de medewerkers wordt meegenomen in de beoordeling. In de laatste jaren zijn het aantal inspecties met grote mate toegenomen. Dit is mede te wijten aan de incidenten die zich hebben voorgedaan, bij veel van deze incidenten blijkt na onderzoek de oorzaak te liggen in het veiligheidsbewustzijn en het naleven van de regels door het bedrijfsleven en het personeel. Het grootste incident wat zich in de zorgsector heeft voorgedaan in het afgelopen jaar, heeft zich afgespeeld in een zorgcentrum van Rivierduinen.
Pagina 10 van 14
Bijlage II
Veiligheidsinspecties
3
2012
RIVIERDUINEN
Net als ‘s Heeren Loo is Rivierduinen een zorginstelling binnen Nederland. Deze organisatie richt zich vooral op Midden-Nederland en Haaglanden. Het doel van deze organisatie is het bieden van geestelijke gezondheidszorg aan mensen van de eerder genoemde regio. In één van de panden van deze organisatie heeft in 2011 het grootste incident plaatsgevonden: ‘ Op 12 maart 2011, om 21.37 uur geeft de brandmelder in het gebouw 7.55 van de intensieve zorg oudere (izo 4) een brandalarm af. Op dit moment verblijven zestien cliënten en twee personeelsleden (tevens bedrijfshulpverleners) in het gebouw. Er blijkt brand te zijn op de kamer van een van de cliënten. De cliënt wordt onder protest uit zijn kamer gehaald. Een bluspoging mislukt. Het vuur (Afbeelding 1) Telegraaf.nl ontwikkeld zich snel en de rook is hevig. BHV’ers ontruimen het pand waar mogelijk. De automatisch gealarmeerde brandweer is binnen acht minuten ter plaatse. De eerste ambulance volgt snel. Het wordt een race tegen de klok om bewoners te redden. Negen cliënten worden door de BHV in veiligheid gebracht. Vier bewoners moeten via het raam van buiten af uit hun kamer worden gehaald en drie bewoners worden tijden een binnenaanval van de brandweer aangetroffen in het pand en eruit gehaald. Om 22.43 wordt het sein ‘brand meester’ gegeven. De brand heeft in korte tijd verwoestende effecten. De brand en de bijbehorende rookontwikkeling hebben uiteindelijk drie personen het leven gekost waarvan één persoon later in het ziekenhuis is overleden. ’ (COT, 2011)
Pagina 11 van 14
Bijlage II
Veiligheidsinspecties
4
2012
ONDERZOEK N.A.V. INCIDENTEN
Bij grote incidenten zoals de brand in rivierduinen, wordt er te allen tijde een onderzoek ingesteld. Bij het incident van Rivierduinen is het onderzoek gedaan in samenwerking met het bedrijf COT, Instituut voor Veiligheid- en Crisismanagement. De opbouw van de beleidslijnen voor het maken van rapportage zijn op te verdelen in twee gedeelten, in het eerste gedeelte komt het wettelijke kader aan bod, hierin worden op verschillende aspecten bekeken in hoeverre de wetten zijn nageleefd. In het tweede gedeelte van de rapportages wordt het beleidsmatige aspect van de zorginstelling bekeken. Hierin wordt ondermeer naar de verschillende doelgroepen en het gevoerde beleid gekeken. In de gehele rapportage wordt indien aanwezig verwezen naar eerdere scans van het ILT. In deze rapportage wordt er gekeken naar de volgende hoofdpunten: Veiligheid als aspect van zorg op maat, Hierin wordt gekeken naar de veiligheid als belangrijke randvoorwaarde voor het bieden van passende zorg voor alle cliënten. Honderd procent veilig bestaat niet, Wanneer er realistisch gekeken wordt is een honderd procent brandveilig situatie niet te realiseren. Centraal in deze aanpak moet niet zijn het uitsluiten van, maar het beheersbaar houden van deze risico’s. Verschillende doelgroepen voor veiligheid Wanneer het gaat over een veilige omgeving en zorg staat hierin de cliënt centraal, echter wanneer de doelgroep voor veiligheid omschreven wordt kan er gesproken worden over: personeel, de samenleving of bezoekers. Verschillende ‘vormen’ van veiligheid Binnen veiligheid in de zorg kan er onderscheid gemaakt worden in vier aspecten, zorg- en medische veiligheid, veiligheid bij gebruik van hulpmiddelen, creëren van een veilige omgeving en de sociale veiligheid Veiligheid is één van de belangen Binnen de zorg zijn er verschillende belangen die meespelen. Hiervan is veiligheid er slechts één. Overige belangen zijn: Bieden van passende zorg, creëren van juiste omgeving voor cliënt en het financiële aspect is zeer belangrijk bij zorginstellingen. De kenmerken van de cliënt Binnen het aspect veiligheid is het van belang om te kijken naar de diversiteit aan cliënten waaraan zorg wordt verleend. Zo heeft een LVG cliënt een andere uitwerking op de mate van veiligheid dan een meervoudig gehandicapt bedgebonden patiënt of een patiënt die doof en blind is. Brandveiligheid als verhoogd risico Wanneer er gekeken wordt naar het gedrag en het bewustzijn van de cliënten kan er beoordeeld worden of er kans is op een verhoogd risico. Dit zou bijvoorbeeld kunnen worden geconstateerd wanneer cliënten roken, of op dagbesteding bepaalde brandgevaarlijke werkzaamheden mogen verrichten. Pagina 12 van 14
Bijlage II
Veiligheidsinspecties
2012
Elementen van brandveiligheid In de conclusie van de rapportage zal er gekeken worden tussen het samenspel van de mens, de zorginstelling, alle voorzieningen die getroffen zijn, het gebruik dat er plaats vind en tot slot het repressieve vermogen van de brandweer. Verminderd zelfredzaamheid & onvoorspelbaar gedrag De zelfredzaamheid en het gedrag van de cliënten en het personeel wordt in grote maten bepaald door de alertheid en de kennis van de mensen. Zo wordt er ondermeer gekeken naar het vermogen zelfstandig te kunnen vluchten en het wel of niet kunnen nemen van rationele beslissingen. Doel van de rapportage Het doel van deze rapportage na een incident is het voorkomen van herhaling bij overige zorginstellingen in Nederland. Door het op juiste wijze omschrijven van het incident kan er veel geleerd worden over het handelen en het nemen van besluiten in dergelijke situaties.
Pagina 13 van 14
Bijlage II
Veiligheidsinspecties
5
2012
BIBLIOGRAFIE
Afbeelding 1, d. (sd). www.dichtbij.nl. COT, i. v.-e. (2011). Brand bij GGZ Leiden. Leiden. ILT, I. L. (sd). http://www.ilent.nl/organisatie/veelgesteldevragenfusievrominspectieeniv.aspx. Opgehaald van Transport, Inspectie van Leefomgeving en.
Pagina 14 van 14
H O G E S C H O O L VA N A R N H E M E N N I J M E G E N OCTAAF ADVIESGROEP ‘S HEEREN LOO
B I J L AG E I II ONTWIKKELING VAN DE VRAGENLIJST
AUTEURS: STEVEN TROOST RICK MARISSEN
Bijlage III
Ontwikkeling van de vragenlijst
2012
INHOUDSOPGAVE Inhoudsopgave ........................................................................................................................................ 2 1
Inleiding .................................................................................................................................... 3
2
Procedure .................................................................................................................................. 4
2.1
Brainstormsessie ...................................................................................................................... 4
2.2
Input ’s Heeren Loo ................................................................................................................ 4
2.2.1
Organisatorisch ............................................................................................................................ 4
2.2.2
Bouwkundig ................................................................................................................................. 5
2.2.3
Elektrotechniek en installatie ....................................................................................................... 6
2.2.4
Beleid ........................................................................................................................................... 6
2.3
Vergaderingen .......................................................................................................................... 7
2.3.1
Organisatorisch ............................................................................................................................ 7
2.3.2
Bouwkundig ................................................................................................................................. 8
2.3.3
Elektrotechniek en installatie ....................................................................................................... 9
2.3.4
Beleid ........................................................................................................................................... 9
2.4
Vaststellen definitieve vragenlijst ........................................................................................ 11
2.5
Bijlage 3A, Vragenlijst na aanleiding van brainstormsessie............................................. 12
2.6
Bijlage 3B, vragenlijst na aanleiding van input ‘s Heeren Loo ...................................... 17
2.7
Bijlage 3C, vragenlijst na aanleiding van vergaderingen .................................................. 23
Pagina 2 van 29
Bijlage III
Ontwikkeling van de vragenlijst
1
2012
INLEIDING
De ontwikkeling van de vragenlijst die centraal staat voor de veiligheidsscan 2012 is zeer gestructureerd en in fasen verlopen. In deze bijlage wordt aandacht besteed aan de algemene procedure en alle verschillende fasen die zijn doorlopen, de fasen die behandeld worden zijn: -
Brainstormsessie Input ’s Heeren Loo Interne en externe vergaderingen Vaststellen definitieve vragenlijst
Per fase worden alle verrichte handelingen per deelonderwerp doorgenomen, tevens wordt er aangegeven tot welke wijzingen dit geleid heeft per deelonderwerp en vraag van veiligheidsscan. Ook zal aangegeven worden op welke wijze dit terug te vinden in is in de verschillende bijgevoegde versies van de vragenlijst.
Pagina 3 van 29
Bijlage III
Ontwikkeling van de vragenlijst
2
2012
PROCEDURE
De ontwikkeling van de vragenlijst voor de veiligheidsscan is zoals dit in de inleiding naar voren kwam een bijzonder proces geweest. De eerste fase in de ontwikkeling van de vragenlijst heeft bestaan uit een brainstormsessie met alle betrokkenen van Octaaf Adviesgroep.
2.1
BRAINSTORMSESSIE
In de eerste brainstormsessie die is gehouden met de betrokkenen van Octaaf adviesgroep, stond het bepalen van de hoofdaspecten centraal. In deze sessie is er in het bijzonder teruggekeken naar de veiligheidsscan van 2010. Vanuit deze lijst is er beoordeeld welke onderwerken er noodzakelijk zijn voor het opstellen van de juiste vragenlijst. De eerste drie hoofdaspecten: ‘Organisatorisch’, ‘Installatie en techniek’ en tot slot ‘Bouwkundig’ zijn vastgesteld in deze brainstormsessie. Na het opstellen van de hoofdonderwerpen zijn er enkele deelonderwerpen opgesteld, hieruit is de opzet ontstaan van de eerste vragenlijst. Deze lijst is opgesteld na aanleiding van resultaten vanuit de veiligheidsscan 2010, voorgaande rapportages van het VROM en vooraf bekende knelpunten vanuit andere project die volbracht worden voor de organisatie van ’s Heeren Loo. De eerste versie van de veiligheidsscan 2012 is terug te vinden in paragraaf ‘2.5 bijlage 3A’.
2.2
INPUT ’S HEEREN LOO
Na het vaststellen van de eerste versie van de vragenlijst is de organisatie van s’ Heeren Loo benaderd. Vanwege de verschillende interne belangen op het gebied van veiligheid is er na een eerste check vrij veel input geleverd vanuit de afdeling ‘advies & monitoring’. De input die afkomstig was vanuit ’s Heeren Loo, heeft geleid tot het vaststellen van enkele nieuwe deelonderwerpen en een extra hoofdonderwerp. Alle wijzigingen die zijn doorgevoerd na aanleiding van de input vanuit ’s Heeren Loo, ten aanzien van de eerste versie van de vragenlijst zijn hieronder verwoord. 2.2.1
ORGANISATORISCH
2.2.1.1 Ontruimen en Alarmeren Na aanleiding van het gesprek met betrokkenen van de afdeling ‘Advies & Monitoring’ van is besloten om het organisatorische aspect te beginnen met enkele vragen over de kennis en ervaring van medewerkers met betrekking op een nieuw deelonderwerp genaamd ‘Ontruimen en alarmeren’. Enkele relevante vragen vanuit de eerste versie met betrekking op ‘toe en uitgang van gebouwen’ is om praktische redenen verplaatst naar het deelonderwerp ‘bewustzijn en gedrag’.
2.2.1.2 Bewustzijn en gedrag Zoals in bovenstaande alinea te lezen is bestaat het deelonderwerp ‘Bewustzijn en gedrag’ voor een gedeelte uit vragen die voorheen vermeld waren in een extern deelonderwerp ‘Toe en uitgang van gebouwen’. De overige vragen die vermeld worden komen voor uit het ‘Bewustzijn en gedrag’ van versie 1. Een vraag die na aanleiding van de input is toegevoegd heeft betrekking op gemaakte afspraken betreffende het afsluiten van deuren en ramen in het kader van brand en inbraakpreventie.
Pagina 4 van 29
Bijlage III
Ontwikkeling van de vragenlijst
2012
2.2.1.3 Gevaarlijke stoffen In de vragenlijst met betrekking tot de aanwezigheid en omgang met gevaarlijke stoffen is er slechts één vraag gewijzigd. Uit versie 1 is gekozen om de vraag ‘zijn gevaarlijke stoffen geïnventariseerd?’ niet op te nemen in de tweede versie. De reden hiervoor is dat de overige 5 vastgestelde vragen veel meer informatie genereren over het gebruik van gevaarlijke stoffen.
2.2.1.4 Legionella en HACCP In tegenstelling tot de eerste versie is er na aanleiding van input besloten om toch enkele vragen te stellen met betrekking op het gevoerde beleid wat betreft legionella en HACCP. De vragen die zijn opgesteld hadden als doel een inzicht te geven in het bewustzijn over voedselveiligheid.
2.2.1.5 Bedrijfshulpverlening (bedrijfsnoodorganisatie) Vanwege de verschillen benamingen tussen de regio’s van ’s Heeren Loo is er besloten om de titel van dit deelonderwerp te veranderen. Naast de omschrijving van het deelonderwerp is het aantal vragen ten opzichte van versie 1 behoorlijk afgenomen. Het merendeel van de vragen zoals vermeld in versie 1 zijn verplaatst naar het hoofdaspect ‘Beleid’, hierover zal meer uitleg gegeven worden in het alinea 2.2.4 Beleid van deze bijlage. De vragen die zijn toegevoegd ten opzicht van versie 1 hebben betrekking op het weten waar niet zelfredzame cliënten zich bevinden, hoe om te gaan met deze cliënten, hoe te handelen of op te treden bij verschillende calamiteiten als brand, ongeval met betrekking tot slachtoffers. Tot slot is er een vraag opgenomen in de vragenlijst met betrekking over het keuren en onderhouden van alle aanwezige EHBO middelen. 2.2.2
BOUWKUNDIG
2.2.2.1 Vergunning en documenten Na aanleiding van de input die verstrekt is door ’s Heeren Loo is het deelonderwerp vergunning en documenten uitgebreid met enkele vragen die betrekking hebben op ontruimingsplan, correcte ontruimingstekeningen en de aanwezigheid en gebruik van het logboek. In het bijzonder heeft de aanwezigheid en het gebruik van een logboek een meerwaarde voor ’s Heeren Loo. Voor dergelijke aandachtspunten vanuit ’s Heeren Loo zal algemeen beleid opgesteld moeten worden.
2.2.2.2 Vluchtwegen In het deelonderwerp ‘vluchtwegen’ zijn tussen de eerste en tweede versie vrij weinig wijzigingen doorgevoerd. In totaal zijn er drie vragen afgevallen die betrekking hadden op schone vloeren en staat van beton vloeren. Deze vragen hadden geen meerwaarde vanwege het feit dat dit al geborgd wordt in het bewustzijn en gedrag.
2.2.2.3 Bouwkundig en inventaris Naast de vluchtwegen zijn ook in ‘bouwkundig en inventaris’ relatief weinig wijzigingen doorgevoerd. Vrijwel alle vragen vanuit de eerst versie zijn overgenomen in de tweede versie.
2.2.2.4 Blusmiddelen Het deelonderwerp ‘Blusmiddelen’ van versie 2 is ten opzichte van versie 1 niet gewijzigd. Pagina 5 van 29
Bijlage III
Ontwikkeling van de vragenlijst
2012
2.2.2.5 Alarmeren en ontruimen In de eerste versie van de vragenlijst is een deelonderwerp ‘alarmeren en ontruimen’ opgenomen in het bouwkundige hoofdaspect. In de tweede versie van de vragenlijst is besloten deze vragen op te nemen in het hoofdonderwerp ‘Organisatorisch’. Deze wijziging is doorgevoerd om een gedetailleerder beeld te kunnen vormen van het bewustzijn van de werknemers. 2.2.3
ELEKTROTECHNIEK EN INSTALLATIE
2.2.3.1 Bmi/Oai Na aanleiding van input die verzorgt is door ’s Heeren Loo is besloten om één vraag toe te voegen. Na aanleiding van het brandmeldinstallatie project is besloten om tijdens de veiligheidsscan een inventarisatie te houden over het in bezit hebben van de juiste certificaten en contracten.
2.2.3.2 Verlichting Het deelonderwerp ‘Verlichting’ is opgebouwd uit met betrekking op noodverlichting uit de eerste versie. Daarnaast is er besloten ook enkele vragen over de aanwezige transparantverlichting toe te voegen aan de veiligheidsscan.
2.2.3.3 NEN 3140 Na aanleiding van een eerder project met betrekking op elektrische arbeidsmiddelen dat is voltooid binnen ’s Heeren Loo, is er besloten enkele vragen te stellen over het naleven van de verschillende veiligheidsinstructies. Hierbij staan vragen centraal met betrekking op het afsluiten van meterkast, onderhoud en controle van wandcontactdozen en de keuring van de verschillende arbeidsmiddelen. 2.2.4
BELEID
Na aanleiding van de input van ’s Heeren Loo is er besloten een vierde hoofdaspect toe te voegen. Om de waarheid te kunnen garanderen is besloten naast de organisatorische vragen op de woningen ook een interview te houden met de regio manager en preventie medewerker. In deze eerste opzet is gekozen om de onderwerpen ontruimen en alarmeren, bewustzijn en gedrag gevaarlijke stoffen en Legionella en HACCP te toetsen. De tweede versie van de vragenlijst waarin alle wijzigingen ten opzichte van versie 1 zijn verwerkt, is in paragraaf ‘2.6 Bijlage 3B’.
Pagina 6 van 29
Bijlage III
Ontwikkeling van de vragenlijst
2.3
2012
VERGADERINGEN
Na het vaststellen van de tweede versie na aanleiding van de input die geleverd was door ‘s Heeren Loo is er uitgebreid gekeken naar de achterliggende gedachten. Tevens is er gekeken bij de gestelde vragen welke wettekst er aan ten grondslag lag. Wanneer er geen relevante wettekst bleek te zijn, moest er navraag gedaan worden over de veiligheidsvisie van ’s Heeren Loo betreffende dat onderwerp tijdens verschillende vergaderingen. De meeste vergaderingen zijn intern gehouden bij Octaaf adviesgroep, deze vergaderingen zijn volbracht is het bijzijn van onze begeleiders van Octaaf Aviesgroep. Tijdens deze vergaderingen werden alle onduidelijkheden behandeld, na aanleiding hiervan werden alle wijzigingen voorbereid en opgesteld. Een voorbeeld van een onduidelijkheid was de controle op HACCP en legionella tijdens de veiligheidsscan. Deze controle op voedsel en waterkwaliteit wordt jaarlijks al intern uitgevoerd. Om de belasting op de woningen zo gering mogelijk te houden is er voorgesteld dit soort dubbele controles uit te sluiten uit de veiligheidsscan. Het doorvoeren van dergelijke veranderingen is in samenspraak gegaan met ’s Heeren Loo tijdens de externe vergaderingen. Deze externe vergaderingen werden veelal gehouden op het hoofdkantoor van ’s Heeren Loo in Amersfoort. Tijdens deze vergaderingen waren zowel vertegenwoordigers van ’s Heeren Loo als wijzelf van Octaaf adviesgroep aanwezig. Tijdens deze vergaderingen werden de gemaakte wijzigingen doorgesproken en vastgesteld in de nieuwe versie van de vragenlijst. Naast het vaststellen van de vragenlijst werd er tijdens deze vergaderingen ook uitvoerig gesproken over het verwerken van de uiteindelijke resultaten in de rapportages. De derde versie van de vragenlijst, inclusief alle doorgevoerde wijzigingen ten opzichte van versie 2 is opgenomen in paragraaf ‘2.7 Bijlage 3C’. 2.3.1
ORGANISATORISCH
2.3.1.1 Ontruimen en Alarmeren Na aanleiding van de conclusies die getrokken konden worden in het rapport van rivierduinen is besloten enkele vragen op te nemen die in het teken staan van de verminderd zelfredzaamheid van de cliënten. Hierbij is het van belang inzicht te krijgen in hoeverre de medewerkers bewust zijn van de niet zelfredzaamheid van cliënten en hoe hiermee dient te worden omgegaan.
2.3.1.2 Bewustzijn en gedrag Het deelonderwerp ‘Bewustzijn en gedrag’ is één van de deelonderwerpen die tijdens de vergaderingen voor een groot gedeelte is aangepast. Zo zijn er enkele vragen toegevoegd die betrekking hebben op de werkzaamheden die uitgevoerd worden tijdens de dagbesteding. Naast de werkzaamheden zijn er ook twee vragen opgenomen met betrekking op de veiligheidsvisie van ’s Heeren Loo betreffende roken en het branden van kaarsen op de verschillende woningen of dagbestedinglocaties en de getroffen voorzorgsmaatregelen.
Pagina 7 van 29
Bijlage III
Ontwikkeling van de vragenlijst
2012
2.3.1.3 Gevaarlijke stoffen In tegenstelling tot de tweede versie zijn er bij de derde versie verschillende wijzigingen doorgevoerd met betrekking op gevaarlijke stoffen. Het gaat hier voornamelijk over het relevanter omschrijven van de verschillende vragen, zo wordt er meer aandacht besteed aan de opslag van zuurstofflessen en de aanduiding hiervan. Tot slot is er een vraag opgenomen over de aanwezigheid van een gifkaart om adequater te kunnen handelen ten tijden van een incident met gevaarlijke stoffen.
2.3.1.4 Bedrijfshulpverlening (bedrijfsnood organisatie) Na aanleiding van verschillende discussies bleek de opzet van het deelonderwerp ‘Bedrijfshulpverlening’ te algemeen. Vanwege het ontbreken van diepgang en een duidelijk kader is besloten de vragen onder te verdelen in overige deelonderwerpen. 2.3.2
BOUWKUNDIG
2.3.2.1 Vergunning en documenten Het deelonderwerp ‘Vergunning en documenten’ is in zijn geheel overgenomen vanuit de tweede versie van de vragenlijst. Ten opzichte van de vorige versie zijn er enkel twee vragen toegevoegd met betrekking op de opstelling van stoelen in een bijeenkomstruimte.
2.3.2.2 Vluchtwegen In het deelonderwerp ‘vluchtwegen’ zijn relatief veel wijzigingen doorgevoerd, de eerste stap die hier gemaakt is met betrekking op de vragenlijst is het elders onderbrengen van alle vragen met betrekking op liften. Tevens zijn de twee vragen met betrekking tot de vluchtwegplattegronden verplaatst naar ‘Vergunning en documenten’. Enkele vragen dit in het kader tot ontvluchten zijn toegevoegd hebben betrekking op: Deuren van overdruk trappenhuizen, het op een juiste manier kunnen openen van nooddeuren en het juiste gebruik van stoffering en gordijnen.
2.3.2.3 Liften Tijdens de vergaderingen stond het overzichtelijk houden van de resultaten centraal, hiervoor was het van belang dat er voor elk deelonderwerp een duidelijk kader opgesteld werd. Op basis van dit argument is tijdens de vergaderingen besloten de liften apart te benoemen als deelonderwerp in de veiligheidsscan.
2.3.2.4 Bouwkundig en inventaris Tijdens de vergadingen die extern gehouden zijn bleek de borging van de brandcompartimentering en het onderhoud van verschillende overige installatie een belangrijk punt. In het kader hiervan is besloten een tweetal vragen toe te voegen met betrekking tot: het onderhoudscontract van installaties zoals een Cv-ketel en het voorzien zijn van kleefmagneten of in het geheel gesloten zijn van brand- en rookwerende deuren
2.3.2.5 Veiligheid inventaris In de externe vergaderingen bleek het voormalig deelonderwerp ‘Blusmiddelen’ te beperkt, er is besloten dit onderwerp uit te breiden met enkele vragen in het kader van: AED, EHBO middelen, de toegankelijkheid voor hulpdiensten en tot slot de werking van de primaire blusvoorziening. Pagina 8 van 29
Bijlage III
Ontwikkeling van de vragenlijst
2012
Elektrotechniek en installatie
2.3.2.6 Bmi/Oai In het deelonderwerp ‘BMI / Oai’ zijn in vergelijking met de tweede versie van de vragenlijst een drietal vragen toegevoegd. Deze toegevoegde vragen hebben betrekking op de eventuele vertraging op de doormelding van de brandmeldcentrale naar de regionale alarmcentrale en het toepassen van een gelijkwaardige oplossing. De derde vraag die is toegevoegd betreft alarmering voor doven en slechthorenden.
2.3.2.7 Verlichting De vragen wat betreft het gebruik en controle van de aanwezige verlichting is ten opzichte van de tweede versie uitgebreid met een tweetal vragen, deze vragen hebben betrekking op het vrijhouden van stoffering op warmtebronnen en de aanwezigheid van alternatieven verlichting ten tijde van een stroomstoring.
2.3.2.8 NEN 3140 Aan de hand van de feedback vanuit Octaaf adviesgroep richting ’s Heeren Loo tijdens de vergaderingen, is besloten de vragen wat betreft de NEN 3140 te beperken en deze op te nemen in een nieuw deelonderwerp ‘Inventaris’.
2.3.2.9 Inventaris Het deelonderwerp ‘Inventaris’ is een nieuw opgenomen deelonderwerp vanwege de beperkte relevatie van de NEN 3140. In dit deelonderwerp zijn vragen opgenomen met betrekking op: bewustzijn medewerkers, staat en werking van haspels en schakelaars, keuring van hooglaag bedden en gereedschappen, soorten waterkokers en tot slot de aanwezigheid van CE keurmerk op verschillende elektrische middelen. 2.3.3
BELEID
2.3.3.1 Ontruimen en alarmeren Ten opzichte van de tweede versie van de vragenlijst waarin de basis is gelegd voor het gehele beleidsaspect, hebben er twee wijzigingen voorgedaan. Een tweetal vragen met betrekking tot het schriftelijke evalueren van de verschillende ontruimingsoefeningen zijn toegevoegd. Op deze wijze zal het leerproces bevorderd worden.
2.3.3.2 Bewustzijn en gedrag In het deelonderwerp ‘Bewustzijn en gedrag’ zijn er verschillende wijzigingen doorgevoerd. Naast de tekstuele aanpassingen zijn er vragen toegevoegd die betrekking hebben op: een open cultuur, ongewenste brandmeldingen, nazorg, veiligheidsinstructies en de risicovolle werkzaamheden op de verschillende dagbestedinglocaties.
2.3.3.3 Gevaarlijke stoffen Vanwege het feit dat er geen regionaal beleid opgesteld hoeft te worden voor de enkele woningen of dagbestedinglocaties waar gevaarlijke stoffen bevinden, is er besloten het gehele deelonderwerp te laten vervallen in het hoofdaspect beleid.
Pagina 9 van 29
Bijlage III
Ontwikkeling van de vragenlijst
2012
2.3.3.4 Legionella en HACCP Zoals ook vermeld staat in 2.2.1.4. Is er besloten het deelonderwerp ‘Legionella en HACCP’ geheel uit te sluit uit de veiligheidsscan.
2.3.3.5 Verkeer en terrein Voor alle regio’s van ’s Heeren Loo die gevestigd zijn op een eigen terrein is het van belang hierover duidelijke afspraken te maken. In het deel onderwerp ‘Verkeer en terrein’ zijn hierom enkele vragen opgenomen in het kader van: personenvervoer, strooibeleid, begroeiing en de aanwezigheid van buitenverlichting.
2.3.3.6 BHV Het deelonderwerp ‘BHV’ is in de derde versie van de vragenlijst uitgebreid met een vijf tal vragen, deze vragen dienen inzicht te verschaffen in: registratie van opgeleide BHV’ers, borging van een adequate 24/7 BHV organisatie, functie en focus van preventiemedewerker en tot slot de nazorg voor bedrijfshulpverleners na een noodsituatie.
2.3.3.7 Vergunningen, certificaten en documenten Vanwege het feit dat de documenten per woning nagevraagd worden om zo een nauwkeuriger beeld te verkrijgen is besloten dit deelonderwerp te laten vervallen binnen het veiligheidsaspect beleid.
2.3.3.8 Nieuwe medewerkers Om het veiligheidsniveau te verhogen dienen ook nieuwe medewerkers de juiste instructies te verkrijgen, in dit deelonderwerp zijn twee vragen opgenomen met betrekking op: algemene veiligheidsinstructies en voorlichten van stagiaires.
2.3.3.9 Risico inventarisatie en evaluatie Tot slot zijn er vanwege het interne belang van ’s Heeren Loo twee vragen opgenomen in het kader van een actuele risico inventarisatie en evaluatie.
Pagina 10 van 29
Bijlage III
2.4
Ontwikkeling van de vragenlijst
2012
VASTSTELLEN DEFINITIEVE VRAGENLIJST
Het vaststellen van de definitieve vragenlijst heeft plaatsgevonden na het voltooien van pilot veiligheidsscan in de regio Middelrode. Hierin werd er gekeken naar de logische volgorde waarin de vragen opgesteld waren. Naast de volgorde van de vragen is hier beoordeeld of alle aspecten van veiligheid beoordeeld worden met de huidige vragenlijst, hierin moesten eventueel enkele vragen verwijderd of juist extra benadrukt worden. De definitief vastgestelde vragenlijst van de veiligheidscan 2012 zal behandeld worden het hoofdverslag.
Pagina 11 van 29
Bijlage III
2.5
Ontwikkeling van de vragenlijst
2012
BIJLAGE 3A, VRAGENLIJST NA AANLEIDING VAN BRAINSTORMSESSIE
Pagina 12 van 29
Bijlage III 2.5.1
Ontwikkeling van de vragenlijst
2012
CONTROLEPUNTEN ORGANISATIE
2.5.1.1 Toe en uitgang van gebouwen -
Zijn de technische ruimten altijd op slot? Zijn de voor en achterdeur vanuit de woning ten alle tijden zonder sleutel te openen? Zijn de voor en achterdeur voor bijtenstaanders altijd afgesloten en niet zonder sleutel te openen? Wordt de jaarlijkse ontruimingsoefening geëvalueerd en het ontruimingsplan zo nodig geactualiseerd? Zijn er maatregelen die inbraak tegengaan? Is er bij maatregelen tegen inbraak rekening gehouden met vluchtroutes?
2.5.1.2 Bewustzijn en gedrag -
Worden ongevallen geregistreerd en ernstige ongevallen gemeld bij de arbeidsinspectie? Vindt er terugkoppeling plaats nadat een medewerker een incident heeft gemeld? Worden orde en netheid in het gebouw gehandhaafd? Is de opvang van personeel na een ontruiming als gevolg van een noodsituatie geregeld? Wordt er in een werkoverleg aandacht besteed aan de veiligheid? Zijn er afspraken betreffende veiligheid? Zijn medewerkers op de hoogte van de afspraken betreffende veiligheid? Zijn medewerkers getraind in het goed omgaan met agressie? Zijn vluchtwegen in het gebouw vrij van obstakels? Spreken medewerkers elkaar aan op onveilige handelingen?
2.5.1.3 Gevaarlijke stoffen -
Zijn gevaarlijke stoffen geïnventariseerd? Zijn alleen de werkhoeveelheden aanwezig op de werkplek? Is opslag van gevaarlijke stoffen volgens de regelgeving (PGS 15)? Is het afvoeren van afval van gevaarlijke stoffen volgens de regelgeving? Is personeel geïnstrueerd hoe te handelen met gevaarlijke stoffen bij calamiteiten? Wordt er op de juiste manier omgegaan met schoonmaakmiddelen?
2.5.1.4 Bedrijfshulpverlening -
Is er een regeling met betrekking tot de inzetbaarheid,oproepbaarheid en vervanging van BHV-ers? Is er een communicatielijn met hulpverleningsorganisaties als de normale telefoonverbinding is uitgevallen? Is de opvang van bedrijfshulpverleners na een noodsituatie geregeld? Zijn er voldoende hulpmiddelen (bijvoorbeeld EHBO-middelen en blusmiddelen) aanwezig en toegankelijk? Is het personeel voldoende op de hoogte wie in het bedrijf EHBO’ers / BHV-ers zijn? Is er afgelopen jaar een ontruimingsoefening gehouden? Wordt er een jaarlijkse ontruimingsoefening gehouden?
Pagina 13 van 29
Bijlage III 2.5.2
Ontwikkeling van de vragenlijst
2012
Is er een noodprocedure aanwezig? Is er een noodprocedure bekend bij de medewerkers? Is er een ontruimingsplan aanwezig? Is het ontruimingsplan bekend bij de medewerkers? Is het personeel voldoende op de hoogte in geval wat te doen bij calamiteiten? Is het personeel voldoende op de hoogte bij wie ze calamiteiten moeten melden? Is het personeel voldoende op de hoogte bij wie ze zich moeten melden om het pand te verlaten? Is het personeel voldoende op de hoogte waar te verzamelen buiten het gebouw? CONTROLEPUNTEN BOUWKUNDIG
2.5.2.1 Vergunning, certificaten en documenten -
Is er een gebruiksvergunning? Is de gebruiksvergunning actueel? Is er een gebruiksmelding gedaan?
2.5.2.2 Vluchtwegen -
Zijn vluchtwegen vrij van obstakels? Zijn vluchtwegen aangegeven met transparanten en bewegwijzering? Zijn nooduitgangen aan binnenzijde vrij van obstakels? Zijn nooduitgangen aan buitenzijde vrij van obstakels? Zijn vluchtwegplattegronden aanwezig en op de juiste manier opgehangen? Zijn er ontruimingsplattegronden aanwezig? Zijn brandwerende deuren vrij van obstakels? Zijn betonvloeren in goede staat? Zijn vloeren schoon? Zijn liften gekeurd? Is het bedieningsvoorschrift in de lift duidelijk leesbaar? Is het bedieningsvoorschrift buiten de lift duidelijk leesbaar? Is de alarmering in de lift in goede staat? Zijn trappen vrij van obstakels? Zijn leuningen in goede staat? Zijn de trappen met antislip behandeld?
2.5.2.3 Gebouwen en inrichting gebouwen -
Zijn er voldoende vluchtroutes met voldoende capaciteit om het gebouw tijdens noodsituaties te verlaten? Zijn de toegepaste bouwmaterialen voor de constructie van een gebouw niet of slecht brandbaar? Zijn BHV-ers opgeleid om in geval van calamiteit bijvoorbeeld een grote ruimte te ontruimen? Zijn BHV-ers opgeleid in geval van een keukenbrand eerste hulp te verlenen bij branden snij wonden? Zijn specifieke risico’s geïnventariseerd en zijn hier beheersmaatregelen op? Pagina 14 van 29
Bijlage III -
Ontwikkeling van de vragenlijst
2012
Indien er (brand) gevaarlijke stoffen aanwezig zijn, worden deze in een aparte ruimte buiten het gebouw opgeslagen? Is de hoofdafsluiter voor gas goed bereikbaar en herkenbaar? Zijn in het gebouw brandveilige prullenbakken geplaatst? Staan afvalcontainers en andere brandbare objecten op minimaal 5-10 meter afstand van de gebouwen en zijn deze verankerd? Zijn de (binnen geplaatste) containers van staal en zijn deze afsluitbaar met een brandwerendheid van 60 minuten? Beschikt het gebouw over een brandmeldinstallatie in overeenstemming met de bouwverordening? Zijn ramen en deuren voorzien van goedgekeurd hang en sluitwerk? Is de compartimentering in het gebouw sluitend en in goede staat?
2.5.2.4 Blusmiddelen -
Zijn er voldoende draagbare blusmiddelen aanwezig? Zijn de draagbare blusmiddelen gekeurd? Zijn de draagbare blusmiddelen goed bereikbaar? Zijn de draagbare blusmiddelen met pictogrammen aangegeven? Zijn er blusdekens aanwezig? Zijn de blusdekens gekeurd? Zijn de blusdekens goed bereikbaar? Zijn de blusdekens met pictogrammen aangegeven? Zijn er voldoende brandslanghaspels aanwezig? Zijn de brandslanghaspels gekeurd? Zijn de brandslanghaspels goed bereikbaar? Zijn de brandslanghaspels met pictogrammen aangegeven?
2.5.2.5 Alarmering en ontruiming -
Worden bij een ontruiming de aan- en afvoerroutes vrijgehouden? Worden bij een ontruiming de ontruimde etages op achterblijvers gecontroleerd? Wordt verhindert dat personen tijdens een ontruiming het pand kunnen betreden? Vindt er een registratie plaats op de verzamelplaats bij een ontruiming? Weten BHV-ers waar niet-zelfredzame personeelsleden en bezoekers zich bevinden? Is er bij de receptie een voerzicht van bezoekers die zich in het gebouw bevinden? Wordt daarbij de mobiliteit van deze bezoeker aangetekend? (krukken, rolstoel kinderwagen en dergelijke)? Beschikt de receptie over een namenlijst van medewerkers in geval van een geautomatiseerde persoonsregistratie? Is er een up-to-date ontruimingsplan?
Pagina 15 van 29
Bijlage III 2.5.3
Ontwikkeling van de vragenlijst
2012
CONTROLEPUNTEN ELEKTROTECHNIEK EN INSTALLATIE
2.5.3.1 Brandmeldinstallatie -
Is er een brandmeldinstallatie en is de brandmeldinstallatie in goede staat? Wordt de brandmeldinstallatie periodiek getest? Als de brandmeldinstallatie moet worden doorgemeld, is dit in orde? Worden waarschuwingssignalen periodiek getest? Worden technische installaties en brandveiligheidsvoorzieningen door deskundig personeel gecontroleerd? Worden technische installaties en brandveiligheidsvoorzieningen door deskundig personeel onderhouden?
2.5.3.2 Elektrische installaties -
Zijn elektrische installaties gekeurd? Zijn wandcontactdozen in goede staat? Zijn schakelaars in goede staat en werkend? Is de meterkast op slot? Is de meterkast bereikbaar en vrij van obstakels? Zijn alle elektrische apparaten in de afgelopen twee jaar gekeurd volgens de NEN 3140? Zijn alle elektrische apparaten voorzien van een CE keurmerk?
2.5.3.3 Noodverlichting -
Is er voldoende noodverlichting aanwezig? Is noodverlichting getest en is er een logboek aanwezig waar deze test in staat? Is noodverlichting werkend en is er een logboek waar deze test instaat?
Pagina 16 van 29
Bijlage III
2.6
Ontwikkeling van de vragenlijst
2012
BIJLAGE 3B, VRAGENLIJST NA AANLEIDING VAN INPUT ‘S HEEREN LOO
Pagina 17 van 29
Bijlage III 2.6.1
Ontwikkeling van de vragenlijst
2012
CONTROLEPUNTEN ORGANISATORISCH
2.6.1.1 Ontruimen en alarmeren -
Weten medewerkers wat ze moeten doen bij een ontruiming? Weten medewerkers waar de verzamelplaats is? Vind er een registratie plaats op de verzamelplaats bij een ontruiming? Worden bij een ontruiming de ontruimde ruimte op achterblijvers gecontroleerd? Zijn er het afgelopen jaar minimaal 2 ontruimingmomenten geweest m.b.t. ontruimen? Zijn de medewerkers minimaal bij 1 ontruimingsoefening aanwezig geweest? Hanteren medewerkers in geval van nood de juiste alarmeringprocedure? Is het personeel voldoende op de hoogte in geval wat te doen bij calamiteiten? Is het personeel voldoende op de hoogte bij wie ze een calamiteit moeten melden? Is de opvang van personeel en cliënten na een ontruiming als gevolg van een noodsituatie geregeld?
2.6.1.2 Bewustzijn en gedrag -
Worden incidenten gemeld via MIC/MIM? Vindt er op deze incidenten een terugkoppeling plaats naar regio, team en medewerker? Worden orde en netheid in het gebouw gehanteerd? Wordt er in werkoverleg aandacht besteed aan veiligheid? Zijn de technische ruimten altijd op slot? Zijn er afspraken gemaakt over het afsluiten van deuren en ramen in het kader van brand- en inbraakpreventie. Is er bij maatregelen tegen inbraak rekening gehouden met vluchtroutes? Zijn medewerkers op de hoogte van afspraken betreffende veiligheid? Zijn medewerkers getraind in goed omgaan met agressie? Spreken medewerkers elkaar aan op onveilige handelingen?
2.6.1.3 Gevaarlijke stoffen -
Zijn alleen werkhoeveelheden op de werplek? Is opslag van gevaarlijke stoffen volgens regelgeving (PGS 15)? Is personeel geïnstrueerd hoe te handelen met gevaarlijke stoffen bij calamiteiten? Wordt er op de juiste manier omgegaan met schoonmaakmiddelen?
2.6.1.4 Legionella en HACCP -
Hebben medewerkers voorlichting gehad op het gebied van legionella? Worden activiteiten conform het beheersplan uitgevoerd? Hebben medewerkers voorlichting gehad op het gebied van voedselveiligheid? Wordt er op een groep jaarlijks een HACCP- audit uitgevoerd?
Pagina 18 van 29
Bijlage III
Ontwikkeling van de vragenlijst
2012
2.6.1.5 Bedrijfshulpverlening (bedrijfsnood organisatie) 2.6.2
Is er een communicatielijn met externe hulpdienstorganisaties als de normale telefoonverbinding is uitgevallen? Zijn er voldoende EHBO-middelen aanwezig en toegankelijk? Zijn de EHBO-middelen gekeurd/onderhouden volgens voorschriften? Is het personeel voldoende op de hoogte wie de BHV-ers zijn? Weten medewerkers waar niet-zelfredzame personeelsleden en bezoekers zich bevinden? Weten medewerkers waar niet-zelfredzame cliënten zich bevinden en hoe hier mee om te gaan ten tijde van een calamiteit? Zijn BHV-ers opgeleid om in geval van een calamiteit te ontruimen? Zijn BHV-ers opgeleid om op te treden bij een beginnende brand? Zijn BHV-ers opgeleid om op te treden bij slachtoffers? CONTROLEPUNTEN BOUWKUNDIG
2.6.2.1 Vergunning en documenten -
Is er een up-to-date ontruimingsplan aanwezig op de woning? Is er een gebruiksvergunning op de woning aanwezig? Is er een rapport van oplevering voor de brandmeldinstallatie aanwezig op de woning? Is er een logboek aanwezig op het gebouw waarin de diverse documenten/certificaten zijn opgeslagen? Is er een logboek van de brandmeldinstallatie aanwezig op de woning? Hangen er kloppende vluchtwegtekeningen op de woning?
2.6.2.2 Vluchtwegen -
Zijn vluchtwegen vrij van obstakels? Zijn vluchtwegen aangegeven met transparanten en bewegwijzering? Zijn nooduitgangen aan binnenzijde vrij van obstakels? Zijn nooduitgangen aan buitenzijde vrij van obstakels? Zijn de vluchtwegplattegronden aanwezig en op juiste manier opgehangen? Zijn er ontruimingsplattegronden aanwezig? Zijn brandwerende deuren vrij van obstakels? Wordt de werking van automatische brandwerende deuren periodiek getest? Zijn liften gekeurd? Zijn de bedieningsvoorschriften duidelijk leesbaar? Is het bedieningspaneel in de lift in goede staat? Is het bedieningspaneel buiten de lift in goede staat? Is de alarmering in de lift in goede staat? Zijn trappen vrij van obstakels? Zijn leuningen van trappen in goede staat? Zijn de trappen met antislip behandeld? Zijn er voldoende vluchtroutes met voldoende capaciteit om het gebouw tijdens een noodsituatie te verlaten?
Pagina 19 van 29
Bijlage III
Ontwikkeling van de vragenlijst
2012
2.6.2.3 Bouwkundige inventaris -
Zijn de toegepast bouwmaterialen voor de constructie van het gebouw niet of slecht brandbaar? Is de hoofdafsluiter voor gas goed bereikbaar en herkenbaar? Is de brandcompartimentering in het gebouw sluitend en in goede staat? Zijn specifieke risico’s geïnventariseerd en zijn hierop beheersmaatregelen geïmplementeerd? Indien er (brand) gevaarlijke stoffen aanwezig zijn, worden deze in een aparte ruimte buiten het gebouw opgeslagen? Zijn er in het gebouw brandveilige prullenbakken geplaatst? Staan afvalcontainers en andere brandbare objecten op minimaal 5-10 meter afstand van de gebouwen in een afsluitbare ruimte? Zijn de (binnen geplaatste) containers van staal en zijn ze afsluitbaar met een brandwerendheid van 60 minuten? Zijn ramen en deuren voorzien van goedgekeurd hang- en sluitwerk? Zijn warmwaterkranen voorzien van thermische beveiliging?
2.6.2.4 Blusmiddelen 2.6.3
Zijn er voldoende draagbare blusmiddelen aanwezig? Zijn de draagbare blusmiddelen gekeurd? Zijn de draagbare blusmiddelen goed bereikbaar? Zijn de draagbare blusmiddelen met pictogrammen aangegeven? Zijn er blusdekens aanwezig? Zijn de blusdekens gekeurd? Zijn de blusdekens goed bereikbaar? Zijn de blusdekens met pictogrammen aangegeven? Zijn er voldoende brandslanghaspels aanwezig? Zijn de brandslanghaspels gekeurd? Zijn de brandslanghaspels goed bereikbaar? Zijn de brandslanghaspels met pictogrammen aangegeven? CONTROLEPUNTEN ELEKTROTECHNIEK EN INSTALLATIE
2.6.3.1 BMI/OAI -
Is er een brandmeldinstallatie? Wordt de brandmeldinstallatie periodiek getest? Als de brandmeldinstallatie moet worden doorgemeld, is dit in orde? Worden waarschuwingssignalen periodiek getest? Worden technische installaties en brandveiligheidsvoorzieningen door deskundig personeel gecontroleerd? Worden technische installaties en brandveiligheidsvoorzieningen door deskundig personeel onderhouden? Is de brandmeldinstallatie in bezig van de benodigde certificaten en contracten?
Pagina 20 van 29
Bijlage III
Ontwikkeling van de vragenlijst
2012
2.6.3.2 Verlichting -
Is er voldoende noodverlichting aanwezig? Is noodverlichting getest en is er een logboek aanwezig waar deze test in staat? Is noodverlichting werkend en is er logboek aanwezig waar deze test in staat? Is er voldoende transparantverlichting aanwezig? Is transparantverlichting getest en is er een logboek aanwezig waar deze test in staat? Is transparantverlichting werkend en is er logboek aanwezig waar deze test in staat?
2.6.3.3 NEN 3140 2.6.4
Hebben medewerkers voorlichting gehad over het gebruik van elektrische arbeidsmiddelen? Zijn wandcontactdozen in goede staat? Zijn schakelaars in goede staat en werkend? Is de meterkast op slot? Is de meterkast bereikbaar en vrij van obstakels? Zijn alle elektrische arbeidsmiddelen in de afgelopen twee jaar gekeurd volgens de NEN 3140? Zijn alle elektrische arbeidsmiddelen voorzien van een CE keurmerk? Zijn de juist waterkokers op de groep aanwezig? Worden hooglaag bedden onderhouden en gecontroleerd conform wet- en regelgeving? CONTROLEPUNTEN BELEID
2.6.4.1 Ontruimen en alarmeren -
Is er een regionaal beleid t.a.v. ontruimingsoefeningen? Vindt er registratie plaats van de ontruimingsoefeningen? Wordt er jaarlijks geoefend met externe hulpdiensten? Is er een oefenjaarplan BHV? Is het RCMP geïmplementeerd in de regio? Is het RCMP actueel?
2.6.4.2 Bewustzijn en gedrag -
Worden alle ongevallen geregistreerd en ernstige ongevallen gemeld bij de arbeidsinspectie? Wordt er in werkoverleg aandacht besteed aan veiligheid? Zijn er werkafspraken en procedures betreffende veiligheid? Is er een registratie van de incidenten inzichtelijk? Vindt rolstoelvervoer plaats volgens de wettelijke norm? Zijn de speeltoestellen op openbare plaatsen gekeurd volgens het warenwetbesluit? Zijn er afspraken over buitenverlichting op het terrein? Zijn er afspraken over de begroeiing op het terrein? Is er een strooibeleid op het terrein? Zijn er vergunning voor het uitvoeren van brandgevaarlijke werkzaamheden? Is er beleid t.a.v. de keuring van elektrische installaties op basis van de NEN3140? Pagina 21 van 29
Bijlage III
Ontwikkeling van de vragenlijst
2012
2.6.4.3 Gevaarlijke stoffen -
Zijn gevaarlijke stoffen geïnventariseerd? Zijn zuurstofflessen in het gebouw aanwezig en conform wet en regelgeving toegepast? Worden zwembaden en badinrichtingen gebruikt conform hygiënische besluitvormen?
2.6.4.4 Legionella en HACCP -
Worden waterslangen en tanks gecontroleerd op biofilm aanslag? Is er een beleid op het gebied van legionella beheersing? Is er een beleid op het gebied van voedselveiligheid? Wordt er controle uitgevoerd op keerkleppen van brandslanghaspels?
2.6.4.5 BHV -
Is er een BHV-plan voor de regio? Is het BHV-plan actueel? Zijn/worden de BHV-ers opgeleid conorm een RI&E / RA - VGN Is de opvang van bedrijfshulpverleners na een noodsituatie geregeld? Is er een communicatielijn met hulpverleningsorganisaties als telefoonverbinding is uitgevallen?
de
normale
2.6.4.6 Vergunning, certificaten en documenten -
Is er een gebruiksvergunning? Is de gebruiksvergunning actueel? Is er een gebruiksmelding gedaan?
2.6.4.7 RI en E steekproef -
Is er een actuele RI & E van de woningen? Is er een actueel plan van aanpak om de risico’s terug te dringen?
Pagina 22 van 29
Bijlage III
2.7
Ontwikkeling van de vragenlijst
2012
BIJLAGE 3C, VRAGENLIJST NA AANLEIDING VAN VERGADERINGEN
Pagina 23 van 29
Bijlage III 2.7.1
Ontwikkeling van de vragenlijst
2012
CONTROLEPUNTEN ORGANISATORISCH
2.7.1.1 Ontruimen en alarmeren 2.7.2
-
Weten medewerkers wat hun taak bij een ontruiming is? Weten medewerkers waar de verzamelplaats is? Vind er een registratie plaat op de verzamelplaats bij een ontruiming? Zijn medewerkers zich ervan bewust dat bij een calamiteit 70% van de aanwezig vermindert zelfredzaam zijn? Weten medewerkers waar niet-zelfredzame personeelsleden, cliënten en/of bezoekers zich bevinden? Weten medewerkers hoe om te gaan met niet-zelfredzame personeelsleden, cliënten en/of bezoekers ten tijde van een calamiteit? Worden bij een ontruiming de vertrekken van het ontruimde gedeelte op achterblijvers gecontroleerd? Zijn er het afgelopen jaar 2 ontruimingsoefeningen geweest m.b.t. ontruimen? Zijn alle medewerkers minimaal bij 1 ontruimingsoefening aanwezig geweest? Weten medewerkers wie het besluit tot ontruimen mag nemen? Weten medewerkers hoe de compartimentering in het gebouw is? BEWUSTZIJN EN GEDRAG
Wordt er in werkoverleg aandacht besteed aan veiligheid? Zijn er geen extra risico’s door de werkzaamheden die worden uitgevoerd op dagbestedinglocatie? Zijn medewerkers en cliënten op de dagbesteding op de hoogte van veiligheidsinstructies? Worden incidenten gemeld en geregistreerd? (MIC / MIM) Vindt er op deze incidenten een terugkoppeling plaats naar regio, team en medewerker? Weten medewerkers wie de BHV-ers zijn? Zijn er afspraken gemaakt over het afsluiten van deuren en ramen in het kader van de brand en inbraakpreventie? Weten medewerkers dat ze de lift niet mogen gebruiken bij brand? Worden er geen kaarsen gebrand? Is er een instructieblad wat te doen bij calamiteiten aanwezig op de woning? Weten medewerkers wat de inhoud is van het instructieblad? Zijn technische ruimten altijd op slot? Zijn de technische ruimten netjes en staan er geen spullen opgeslagen ? Is er geen opslag in de stookruimte? Is roken in het gehele gebouw verboden? Zijn er afspraken gemaakt met cliënten m.b.t. roken? Zijn er overige voorzieningen getroffen ter voorkoming van brand t.o.v. roken? Zijn er afspraken gemaakt met cliënten over het gebruik mogen maken van gereedschappen, machines en voertuigen? Ziet het gebouw er tijdens de ronde geordend en netjes uit? Is het filter van de wasdroger schoon? Hebben medewerkers en cliënten de beschikking tot de benodigde PBM’s ? Zijn de benodigde persoonlijke beschermingsmiddelen (PBM) in goede staat? Pagina 24 van 29
Bijlage III
Ontwikkeling van de vragenlijst
2012
2.7.2.1 Gevaarlijke stoffen 2.7.3
Zijn medewerkers getraind hoe te handelen met gevaarlijke stoffen? Worden aanwezige zuurstofflessen opgeslagen conform wet en regelgeving? Worden gevaarlijke stoffen op de juiste manier aangeduid? Is er een gifkaart/veiligheidskaart aanwezig? CONTROLEPUNTEN BOUWKUNDIG
2.7.3.1 Vergunning en documenten -
Is er een up-to-date ontruimingsplan aanwezig op de woning? Is er een gebruiksvergunning of gebruiksmelding op de woning aanwezig? Is het gebruik conform de gebruiksvergunning of melding? Is er een rapport van oplevering voor de brandmeldinstallatie aanwezig op de woning? Is er een logboek aanwezig op het gebouw waarin de diverse documenten/certificaten zijn opgeslagen? Is er een logboek van de brandmeldinstallatie aanwezig op de woning? Hangen er kloppende ontruimingsplattegronden op de woning? Opstelling stoelen conform goedgekeurd opstellingsplan? Zijn de stoelen gekoppeld?
2.7.3.2 Vluchtwegen -
Zijn vluchtwegen vrij van obstakels? Draaien gordijnen in de vluchtroute of op de nooduitgang met de vluchtinrichting mee? Is er geen brandgevaarlijke versiering of stoffering aanwezig? Zijn vluchtwegen aangegeven met transparanten en bewegwijzering? Zijn de transparanten en noodverlichting aanwezig conform tekening? Is er vluchtroute aanduiding voor blinden of slechtzienden? Zijn er voldoende vluchtroutes met een voldoende capaciteit om het gebouw tijdens een noodsituatie te kunnen verlaten? Kunnen alle cliënten en medewerkers gebruik maken van alle vluchtwegen, eventueel met hulpmiddelen? Zijn nooduitgangen aan beide vrij van obstakels? Zijn nooduitgangen voorzien van een sticker ‘nooddeur vrijhouden’ of ‘nooduitgang’? Zijn nooduitgangen bij brand zonder sleutel van binnen naar buiten te openen? Zijn nooduitgangen waarop meer dan 100 personen zijn aangewezen voorzien van een paniekbalk? Ontgrendelen elektrische deuren in vluchtroutes automatisch bij brand? Zijn de deuren in een overdruk trappenhuis voorzien van de sticker ‘hard duwen’? Zijn trappen vrij van obstakels? Zijn leuningen van trappen in goede staat? Zijn de trappen met antislib behandeld?
Pagina 25 van 29
Bijlage III
Ontwikkeling van de vragenlijst
2012
2.7.3.3 Liften -
Zijn liften gekeurd volgens de warenwet? Zijn de bedieningsvoorschriften duidelijk leesbaar? Is het bedieningspaneel in de lift in goede staat? Is het bedieningspaneel buiten de lift in goede staat? Is de alarmering in de lift in goede staat?
2.7.3.4 Bouwkundige inventaris -
Zijn de toegepast bouwmaterialen voor de constructie van het gebouw niet of slecht brandbaar? Is de hoofdafsluiter voor gas goed bereikbaar en herkenbaar? Is de brandcompartimentering in het gebouw sluitend en in goede staat? Zijn brand- en rookwerende deuren volledig gesloten of voorzien van kleefmagneten? Zijn er in gemeenschappelijke ruimten brandveilige prullenbakken geplaatst? Zijn er overige voorzieningen getroffen ter voorkoming van brand t.o.v. roken? Vormen de afvalcontainers en andere brandbare materialen geen risico? Zijn ramen en deuren voorzien van goedgekeurd hang- en sluitwerk? Zijn warmwaterkranen in douches en gootstenen voorzien van thermische beveiliging? Wordt de Cv-ketel jaarlijks onderhouden conform de geldende regelgeving uit het onderhoudscontract? Zijn de gasslangen in goede staat?
2.7.3.5 Veiligheid inventaris -
Is er voldoende primaire bluswatervoorziening aanwezig? Is de primaire bluswatervoorziening altijd te gebruiken? Zijn er voldoende draagbare blusmiddelen aanwezig? Zijn blusmiddelen conform tekening aanwezig? Zijn de draagbare blusmiddelen gekeurd? Zijn de draagbare blusmiddelen goed bereikbaar? Zijn de draagbare blusmiddelen met pictogrammen aangegeven? Zijn er blusdekens aanwezig? Zijn de blusdekens gekeurd? Zijn de blusdekens goed bereikbaar? Zijn de blusdekens met pictogrammen aangegeven? Zijn er voldoende brandslanghaspels aanwezig? Zijn de brandslanghaspels gekeurd? Zijn de brandslanghaspels goed bereikbaar? Zijn de brandslanghaspels met pictogrammen aangegeven? Zijn er voldoende EHBO-middelen aanwezig en toegankelijk? Zijn de EHBO-middelen gekeurd en onderhouden conform voorschriften? Worden AED’s adequaat onderhouden? Zijn de AED’s bereikbaar? Bevat de sleutelbuis of kluis de juiste sleutels? Is het gebouw goed te bereiken voor hulpdiensten? Is de opstelplaats voor hulpverleningsvoertuigen te allen tijde vrij van obstakels? Pagina 26 van 29
Bijlage III 2.7.4
Ontwikkeling van de vragenlijst
2012
CONTROLEPUNTEN ELEKTROTECHNIEK EN INSTALLATIE
2.7.4.1 BMI/OAI -
Is er een brandmeldinstallatie of ontruimingsalarminstallatie? Wordt de brandmeldinstallatie of ontruimingsalarminstallatie periodiek getest? Als de brandmeldinstallatie moet worden doorgemeld, is dit in orde? Indien vertraging is er een gelijkwaardige door het bevoegd gezag goedgekeurde oplossing? Worden brandveiligheidsvoorzieningen jaarlijks door een gecertificeerd bedrijf gecontroleerd en onderhouden? Is de brandmeldinstallatie of ontruimingsalarminstallatie in bezig van de benodigde certificaten en contracten? Wordt de werking van automatische brandwerende deuren periodiek gecontroleerd? Is er speciale alarmering voor doven en slechthorenden?
2.7.4.2 Verlichting -
Is er voldoende noodverlichting aanwezig? Is noodverlichting getest en is er een logboek aanwezig waar deze test in staat? Is noodverlichting werkend en is er logboek aanwezig waar deze test in staat? Is er voldoende transparantverlichting aanwezig? Is transparantverlichting getest en is er een logboek aanwezig waar deze test in staat? Is transparantverlichting werkend en is er logboek aanwezig waar deze test in staat? Worden spots en warmtebronnen vrijgehouden van stoffering? Zijn er alternatieven voor de verlichting in geval van een stroomstoring?
2.7.4.3 Inventaris -
Weten medewerkers hoe gebruik te maken van elektrische arbeidsmiddelen? Zijn wandcontactdozen in goede staat? Zijn schakelaars in goede staat en werkend? Worden snoerhaspels of tafelstekkerdozen niet overbelast? Worden snoerhaspels of tafelstekkerdozen niet doorgelust? Is de meterkast bereikbaar en vrij van obstakels? Zijn alle elektrische arbeidsmiddelen in de afgelopen twee jaar gekeurd volgens de NEN 3140? Zijn alle elektrische arbeidsmiddelen voorzien van een CE keurmerk? Zijn de juist waterkokers op de groep aanwezig? (phillips HD 4686 of Tefal BR 3048) Zijn afwijkende waterkokers leeg? Staan afwijkende waterkokers in een afgesloten ruimte? Worden hooglaag bedden onderhouden en gecontroleerd conform wet- en regelgeving? Zijn gereedschappen, machines en voertuigen op dagbestedingen gekeurd volgens de geldende regelgeving?
Pagina 27 van 29
Bijlage III 2.7.5
Ontwikkeling van de vragenlijst
2012
CONTROLEPUNTEN BELEID
2.7.5.1 Ontruimen en alarmeren -
Is er een regionaal beleid t.a.v. ontruimingsoefeningen? Vindt er registratie plaats van de ontruimingsoefeningen? Is er een schriftelijke evaluatie van de ontruimingsoefeningen? Is deze schriftelijke evaluatie opgenomen in het logboek? Wordt er jaarlijks geoefend met externe hulpdiensten? Is er een oefenjaarplan BHV? Is het RCMP geïmplementeerd in de regio? Is het RCMP actueel?
2.7.5.2 Bewustzijn en gedrag -
Worden ernstige ongevallen gemeld bij de arbeidsinspectie? Worden alle arbeidsongevallen geregistreerd? Vind er op deze incidenten terugkoppeling plaats naar regio, team en medewerker? Word de kans op herhaling van een arbeidsongeval verkleind? Zijn er afspraken gemaakt betreffende het agenderen van veiligheid tijdens het werkoverleg? Worden er na aanleiding van ongewenste meldingen maatregelen getroffen? Is er een open cultuur in de regio? Zijn de speeltoestellen op openbare plaatsen gekeurd volgens het warenwetbesluit? Zijn er formulieren opgesteld voor het uitvoeren van brandgevaarlijke werkzaamheden door externe partijen? Worden deze formulieren bewaart en opgeslagen in een logboek? Is er een keuringsfrequentie ten aanzien van de keuring van elektrische installaties op basis van de NEN3140? Vind er na een incident nazorg plaats? Zijn er geen extra risico’s door werkzaamheden die worden uitgevoerd op dagbestedinglocaties?
2.7.5.3 Verkeer en terrein -
Zijn er voldoende buitenverlichting aanwezig om een veilig gevoel te creëren? Zijn er afspraken over de begroeiing op het terrein? Is er een strooibeleid op het terrein? Zijn er afspraken gemaakt met betrekking op het personenvervoer?
Pagina 28 van 29
Bijlage III
Ontwikkeling van de vragenlijst
2012
2.7.5.4 BHV -
Is er een BHV-plan voor de regio? Is het BHV-plan actueel? Zijn/worden de BHV-ers opgeleid conorm het BHV-plan? Vind er een registratie plaats van opgeleide BHV-ers? Is er 24-7 een adequate BHV organisatie? Is de functie van preventie medewerker benoemd in de regio? Waar heeft de focus van de preventiemedewerker gelegen in de afgelopen 2 jaar? Is de opvang van bedrijfshulpverleners na een noodsituatie geregeld? Is er een periodiek doeltreffende communicatie plaats met externe hulpverleningsorganisaties?
2.7.5.5 Nieuwe werknemers? -
Krijgen nieuwe medewerkers een veiligheidsinstructie? Worden stagiaires op de hoogte gebracht van de getroffen veiligheidvoorzieningen?
2.7.5.6 RI en E steekproef -
Is er een actuele RI & E van de woningen? Is er een actueel plan van aanpak om de risico’s terug te dringen?
Pagina 29 van 29
H O G E S C H O O L VA N A R N H E M E N N I J M E G E N OCTAAF DADVIESGROEP ‘S HEEREN LOO
BI JL AG E I V WET- EN REGELGEVING
AUTEURS: STEVEN TROOST RICK MARISSEN
Bijlage IV
Wet- en Regelgeving
2012
INHOUDSOPGAVE Inleiding .............................................................................................................................................. 3 1 Leeswijzer ........................................................................................................................... 4 2 Bouwbesluit 2012 .............................................................................................................. 5 2.1 Aantal personen ................................................................................................................. 6 2.2 Zorgplicht ........................................................................................................................... 6 2.3 Beperking van de uitbreiding van brand ........................................................................ 7 2.4 Verdere beperking van brand en beperking van de verspreiding van rook ............ 8 2.5 Vluchtroutes ....................................................................................................................... 8 2.6 Toegang tot een gebouw ................................................................................................ 10 2.7 tijdig vaststellen van brand ............................................................................................. 11 2.8 Vluchten bij brand ........................................................................................................... 13 2.9 Bestrijden van Brand ....................................................................................................... 14 2.10 Bereikbaarheid voor hulpdiensten ................................................................................ 16 2.11 Brandveilig gebruik bouwwerken.................................................................................. 17 2.12 Vluchten bij brand ........................................................................................................... 18 3 Nen Normen .................................................................................................................... 19 3.1 NEN 2535 Brandveiligheid in Gebouwen .................................................................. 19 3.2 NEN 2555 Rookmelders voor woonfuncties ............................................................ 24 3.3 NEN 2654 BEheer, controle en onderhoud van brandmeldinstallaties................. 25 3.4 NEN 3011 Veiligheidskleuren en –tekens .................................................................. 27 3.5 NEN 3028 Eisen voor verbrandingsinstallaties ......................................................... 30 3.6 NEN 3140 Bedrijfsvoering van installaties – Laagspanning .................................... 31 3.7 NEN 4000 Bedrijfshulpverlening ................................................................................. 33 3.8 NEN 4001 Projectering blusmiddelen ......................................................................... 35 3.9 NEN 5087 Inbraakveiligheid van woningen............................................................... 36 3.10 NEN 5096 Inbraakwerendheid ..................................................................................... 37 3.11 NEN 8112 Leidraad voor ontruimingsplannen ......................................................... 38 4 Warenwet .......................................................................................................................... 39 4.1 Gasslangbesluit (Warenwet)........................................................................................... 39 4.2 Warenwetbesluit liften .................................................................................................... 40 4.3 Warenwetbesluit attractie- en speeltoestellen.............................................................. 41 4.4 Warenwetbesluit Elektrotechnische producten .......................................................... 41 5 Arbeidsomstandigheden ................................................................................................. 42 5.1 Arbeidsomstandighedenwet........................................................................................... 42 5.2 Arbeidsomstandighedenbesluit ..................................................................................... 46 6 Overige Wet- en Regelgeving ........................................................................................ 48 6.1 Besluit omgevingsrecht ................................................................................................... 48 6.2 Algemene Wet bestuursrecht ......................................................................................... 48 7 Bibliografie........................................................................................................................ 49
Pagina 2 van 49
Bijlage IV
Wet- en Regelgeving
2012
INLEIDING Voordat de vragenlijst na aanleiding van de input vanuit ’s Heeren Loo vastgesteld kon worden, moest de relevante wet en regelgeving geraadpleegd worden. In deze bijlage worden alle relevante wetten en regels toegelicht welke van toepassing zijn op de vragen van de veiligheidsscan. De eerste opzet van de vragenlijst voor de veiligheidsscan heeft geleid tot een onderzoek naar de wetten en regels. Vanuit de wet- en regelgeving is de vragenlijst gewijzigd. De verschillende versies van de vragenlijst is opgenomen in een bijlage IV. De wetten strekken zich verder dan alleen de bouwregelgeving, hoewel deze wel maatgevend is in de vragenlijst. Een groot gedeelte van het Bouwbesluit 2012 is verwerkt in de vragenlijst. De bijbehorende NEN – normen zijn daar ook in verwerkt. Op deze manier wordt er vanuit het rapport verwezen naar NEN – normen, maar de artikelen zijn ook uitgetypt. Verder zijn er artikelen vanuit het Arbeidsomstandighedenbesluit en de Arbeidsomstandighedenwet opgenomen. Ook is er aandacht besteed aan de verschillende Warenwetten die betrekking hebben op enkele vragen in de vragenlijst.
Pagina 3 van 49
Bijlage IV
Wet- en Regelgeving
1
2012
LEESWIJZER
Deze bijlage is vervaardigd om een degelijk advies te kunnen geven met wetsartikelen die betrekking hebben op de vragen als gesteld in de vragenlijst.
Bouwbesluit Om tot deze bijlage te komen is het gehele Bouwbesluit 2012 doorgenomen. Om tot deze bijlage en een adequaat rapport te komen is een selectie gemaakt uit het Bouwbesluit. In deze bijlage staan alle relevante artikelen die betrekking hebben op de gebouwen waar de vragenlijst voor is opgesteld.
NEN-normen Vanuit het Bouwbesluit 2012 wordt verwezen naar NEN-normen. Een groot aantal van deze NEN-normen is ook in deze bijlage opgenomen. Om tot een goede selectie te komen, zijn alle door het Bouwbesluit aangestuurde NEN-normen doorgelezen. Bij die controle bleek dat er een aantal normen zeer specifiek ingaan op bepalingsmethoden. Het gaat hier dan om bepalingsmethoden voor een vuurlast, brandproeven en brandgrootte. Deze NEN-normen zijn niet relevant voor het onderzoek en ook niet opgenomen. De verwijzing vanuit het Bouwbesluit is echter wel opgenomen. NEN normen die worden aangestuurd door andere NEN-normen zijn op soortgelijke wijze bekeken en al dan niet opgenomen.
Warenwetten Met betrekking tot gebruiksartikelen, de vragen daarover in de vragenlijst, zijn er ook een aantal Warenwetten opgenomen. Het gaat om de Warenwetten en de daarbij behorende besluiten. Het gaat voornamelijk om de wet- en regelgeving met betrekking van controle en keuringen. Op die manier wordt de veiligheid gewaarborgd.
Arbeidsomstandigheden In de vragenlijst zijn ook een aantal vragen opgenomen die betrekking hebben op de arbeidsomstandigheden. Op de arbeidsomstandigheden zijn de Arbeidsomstandighedenwet en het Arbeidsomstandighedenbesluit van toepassing in deze wetgeving worden regels en voorwaarden gesteld om de veiligheid van medewerkers te kunnen waarborgen. In deze wetgeving staan ook artikelen die betrekking hebben op de werknemers. Deze wetgeving is in zijn geheeld doorgenomen, daarna zijn alleen de artikelen opgenomen die betrekking hebben op de vragen in de vragenlijst. Het gaat in het bijzonder om artikelen met betrekking tot de bedrijfshulpverleners, persoonlijke beschermingsmiddelen en de risico inventarisatie en evaluatie.
Overige wetgeving Het besluit omgevingsrecht verbindt voorwaarden aan een gebouw. In het bijzonder voor gebruik voor en door personen met een lichamelijke en/of een geestelijke beperking. Hiervoor moet aan een aantal voorwaarden worden voldaan. Documentatie, gegevens en bescheiden die worden verstrekt door de overheid of een instelling geven deze af voor een gebouw. De Algemene wet bestuursrecht schrijft voor dat deze te allen tijde aan een met toezicht belaste ambtenaar kunnen worden getoond.
Pagina 4 van 49
Bijlage IV
Wet- en Regelgeving
2
2012
BOUWBESLUIT 2012
Het Bouwbesluit 2012 is de vervanger van het huidig Bouwbesluit 2003. In het nieuwe Bouwbesluit 2012 is de verantwoording meer neer gelegd bij de gebruiker of bewoner van een gebouw. De wetgever heeft hiervoor gekozen, omdat gebruikers op deze manier meer beseffen dat de genomen veiligheidsmaatregelen echt voor hen zelf zijn. Een grote wijziging is de doormelding op brandmeldinstallaties, deze kan in veel gevallen vervallen. Dit heeft als gevolg dat er veel meer onnodige uitrukken zijn van de brandweer. Ook voor de gebruiker heeft dit een voordeel, als het brandalarm afgaat door bijvoorbeeld koken, komt niet meteen de brandweer. Voorheen mochten er wel een aantal meldingen ongewenst of onecht zijn, maar wanneer het er meer waren kwam er een boete voor elke melding die daarover heen ging. Dit geldt niet voor de echte brandmeldingen, daar is geen boete voor, de brandweer komt altijd. Verder is er nog een ingrijpende wijziging, het is nu voor zorginstellingen mogelijk om cliënten in te sluiten. Een deur waar de vluchtroute begint mag met een sleutel worden geopend, mits de bedrijfshulpverleningsorganisatie daarop is afgestemd. Met andere woorden er kan iemand worden opgesloten als die persoon er wel uit kan worden gehaald, in geval van een calamiteit. Om een zo hoog mogelijk veiligheidsniveau te bereiken is ervoor gekozen om de nieuwbouw eisen in de veiligheidsscan te verwerken.
Pagina 5 van 49
Bijlage IV
Wet- en Regelgeving
2.1
2012
AANTAL PERSONEN
In een bouwwerk mogen niet meer personen aanwezig zijn dan het aantal dat behoord bij het gebruik van het bouwwerk. Voorheen heette dit de bezettingsgraad. Bij de aanvraag voor een vergunning voor het bouwen wordt uitgegaan van een bezetting in personen per m 2 verblijfsgebied. In tabel 1 is het minimum per gebruiksfunctie.
Tabel 2-1 Maximaal aantal personen per m2 verblijfsgebied
Gebruiksfunctie Bijeenkomstfunctie Voor het aanschouwen van sport
0,3
Andere gebruiksfunctie
0,125
Celfunctie Voor bezoekers
0,125
Andere celfunctie
0,05
Gezondheidszorgfunctie Met bedgebied
0,125
Andere gezondheidszorgfunctie
0,05
Kantoorfunctie
0,05
Logiesfunctie
0,05
Onderwijsfunctie
0,125
Gebruiksfuncties niet in deze tabel: het aan te houden toelaatbare personen per m2 is niet van toepassing. (Bouwbesluit 2012, 2011)
2.2
ZORGPLICHT
Een installatie die geëist wordt door het bouwbesluit functioneert overeenkomstig de op die installatie van toepassing zijnde voorschriften. De installatie wordt adequaat beheerd, onderhouden en gecontroleerd. Een installatie wordt zodanig gebruikt dat er geen gevaar ontstaat, dan wel voortduurt. Wanneer er een doorvoer wordt gerealiseerd in een scheidingsconstructie die volgens het Bouwbesluit een weerstand tegen branddoorslag en brandoverslag moet bezitten wordt adequaat hersteld en gecontroleerd. (Bouwbesluit 2012, 2011)
Pagina 6 van 49
Bijlage IV
2.3
Wet- en Regelgeving
2012
BEPERKING VAN DE UITBREIDING VAN BRAND
Het is van belang dat bij het bouwen van een bouwwerk rekening wordt gehouden met de uitbreiding van brand. De brand mag zich niet snel over het gehele gebouw uitstrekken. 2.3.1
BRANDCOMPARTIMENTEN
Een besloten ruimte ligt in een brandcompartiment, een besloten ruimte kan kleiner zijn dan een brandcompartiment. Een toiletruimte, een badruimte en een liftschacht hoeven niet in een brandcompartiment te liggen. Een extra beschermde vluchtroute voert niet door een brandcompartiment. De brandcompartimenten liggen aan weerzijden van de extra beschermde vluchtroute. 2.3.2
STOOKRUIMTE
Een ruimte waarin een of meer verbrandingstoestellen staan opgesteld kan een stookruimte zijn. Wanneer het nominaal vermogen hoger is dan 130 kW dan moet de ruimte waarin de verbrandingstoestellen staan voldoen aan de eisen die worden gesteld aan een stookruimte. In een stookruimte mag niets anders aanwezig zijn dan de verbrandingstoestellen. 2.3.3
OMVANG VAN EEN BRANDCOMPARTIMENT
Een brandcompartiment is niet groter dan 1000 m2 de scheiding tussen twee brandcompartimenten biedt een weerstand tegen brand en de overslag van brand van ten minste 60 minuten. Een brandcompartiment kan niet groter zijn dan een perceel. Een technische ruimte met een oppervlak van meer dan 50 m2 is een brandcompartiment. In een brandcompartiment met een bedgebied voor bedgebonden patiënten is niet groter dan 77% van het oppervlak van de bouwlaag waarop dit gebied ligt. 2.3.4
WEERSTAND TEGEN BRAND
Weerstand tegen branddoorslag en –overslag wordt bepaald door de NEN 6068, en de weerstand tegen brandoverslag en –doorslag mag niet minder zijn dan 60 minuten. Het is echter toegestaan om tussen een extra beschermde vluchtroute een weerstand tegen brandoverslag en – doorslag te hebben van 30 minuten. Wanneer de vuurlast in een brandcompartiment niet groter is dan 500 MJ/m2 kan er worden volstaan met een weerstand van 30 minuten. De vuurlast moet worden bepaald volgens de NEN 6090. Er mag dan ook geen verblijfsvloer hoger liggen dan 7 m in dat gebouw. Ook kan er worden volstaan met een weerstand van 30 minuten als het gebouw geen verblijfsvloer heeft boven de 5 m. Voor een veiligheidsvluchtroute geldt dat er een weerstand moet zijn van ten minste 60 minuten. Daarmee geldt het bovenstaande dus niet voor een besloten ruimte waardoor een veiligheidsvluchtroute voert. Een constructieonderdeel dat toegang geeft tot een brandcompartiment bevindt zich niet in een geopende stand, tenzij deze bij brand direct wordt losgelaten. (Bouwbesluit 2012, 2011)
Pagina 7 van 49
Bijlage IV
Wet- en Regelgeving
2012
2.4 VERDERE BEPERKING VAN BRAND EN BEPERKING VAN DE VERSPREIDING VAN ROOK 2.4.1
SUBBRANDCOMPARTIMENTEN
Een brandcompartiment kan zijn opgedeeld in een of meerdere subbrandcompartimenten of verkeersruimten waardoor een beschermde vluchtroute voert. Een beschermde vluchtroute voert niet door een subbrandcompartiment. Een verblijfsgebied, een bedgebied en een cel liggen in een beschermd subbrandcompartiment. 2.4.2
OMVANG VAN EEN SUBBRANDCOMPARTIMENT
Het oppervlak van een beschermd subbrandcompartiment is niet groter dan 100 m2 dat geld alleen voor de gebruiksfunctie wonen met zorg met een gebruiksoppervlak groter dan 500 m2. Voor andere gebruiksfuncties geldt dat beschermde subbrandcompartimenten niet groter mogen zijn dan 500 m2. 2.4.3
WEERSTAND TEGEN BRAND (SUBBRANDCOMARTIMENTEN)
Een subbrandcompartiment heeft een weerstand tegen branddoorslag en – overslag van ten minste 20 minuten. Een beschermd subbrandcompartiment heeft een weerstand van ten minste 30 minuten. De weerstand wordt bepaald door de bepalingsmethode volgens de NEN 6068. Een constructieonderdeel dat toegang geeft tot een subbrandcompartiment, bevindt zich niet in een geopende stand tenzij deze bij brand automatisch wordt losgelaten. (Bouwbesluit 2012, 2011)
2.5
VLUCHTROUTES
Vanuit elk punt uit een gebouw moet het gebouw veilig kunnen worden ontvlucht. Een vluchtroute leidt naar het aansluitende terrein, vanaf het aansluitende terrein kan de openbare weg worden bereikt. De route naar de openbare weg moet zonder sleutel of ander los voorwerp te openen zijn. Een vluchtroute moet worden aangeduid met pictogrammen conform de NEN 6088. Dit geldt niet voor een woning. 2.5.1
NOODVERLICHTING
Conform het nieuwe Bouwbesluit is het niet verplicht dat woningen noodverlichting hebben, wel gebouwen met een bijeenkomst functie. Echter is er in artikel 9.2 lid 2 van het Bouwbesluit 2012 verwezen naar artikel 2.66 en 2.67 van het Bouwbesluit 2003. In deze artikelen wordt ook de noodverlichting niet verplicht in woningen. 2.5.2
LOOPAFSTAND
De loopafstand in een gebruiksgebied die leidt naar de toegang van een subbrandcompartiment is niet groter dan 30 meter. Bij het bepalen van de loopafstand dient rekening te worden gehouden met de inrichting van het subbrandcompartiment. Wanneer het subbrandcompartiment wordt ingericht met meubels of andere niet vast componenten moet de loopafstand worden vermeerderd met 1.5, de totale afstand mag dan nog steeds niet groter zijn dan 30 meter. De vrije hoogte over de gehele vluchtroute is niet lager dan 2,3 meter.
Pagina 8 van 49
Bijlage IV 2.5.3
Wet- en Regelgeving
2012
BESCHEREMDE VLUCHTROUTE
Een ruimte waarin meer dan 37 personen tegelijk aanwezig zijn moeten vanaf de toegang van die ruimte vluchten door een beschermde vluchtroute. Deze beschermde vluchtroute moet ook uitkomen op het aansluitende terrein, zonder dat daarvoor een sleutel nodig is. De weerstand tegen branddoorslag en brandoverslag is ten minste 20 minuten met een besloten ruimte gelegen aan de beschermde vluchtroute. 2.5.4
WOONFUNCTIE
In een vanaf de toegang van een subbrandcompartiment begint een extra beschermde vluchtroute. Dit is niet van toepassing wanneer die toegang direct uitkomt op het aansluitende terrein. Deze vluchtroute mag niet langs een andere woonfunctie voeren dan de woonfunctie waarin deze begon. De vlucht route loopt niet door een trappenhuis. Wanneer er niet meer dan 6 woonfuncties op en een beschermde vluchtroute uitkomen dan gelden bovenstaande eisen niet. De weerstand tegen branddoor en brandoverslag is niet minder dan 20 minuten en alle constructieonderdelen draaien met de vluchtrichting mee. 2.5.5
TWEEDE VLUCHTROUTE
De bovenstaande tekst onder 1.5 is niet van toepassing wanneer er een tweede vluchtroute begint vanaf de toegang van het subbrandcompartiment. Deze twee vluchtrouten voeren niet door hetzelfde brandcompartiment. Een uitzondering op bovenstaande is, dat twee vluchtroutes wel door dezelfde ruimte mogen voeren, de vluchtroutes moeten dan worden uitgevoerd als veiligheidsvluchtroute. 2.5.6
CAPACITEIT VAN EEN VLUCHTROUTE
De doorstroomcapaciteit is, uitgedrukt in personen, in elk geval niet lager dan het aantal personen wat op dat gedeelte van de vluchtroute is aangewezen. Bij het bepalen van de doorstroom capaciteit wordt uitgegaan van: Tabel 2-2 Aantal personen
Per meter,
45
trap die een hoogte overbrugd van meer dan 1 meter.
90
trap die een hoogte overbrugd van niet meer dan 1 meter. En de aantrede van de trap niet kleiner is dan 0,17 meter is.
90
vrije breedte in een ruimte.
90
dubbele deur of een vergelijkbaar constructieonderdeel met een maximale openingshoek van minder dan 135 graden.
110
enkele deur of een vergelijkbaar constructieonderdeel met een maximale openingshoek van minder dan 135 graden.
135
vrije breedte van een andere doorgang.
Overigens kan er door ministeriële regeling anders worden besloten. (Bouwbesluit 2012, 2011)
Pagina 9 van 49
Bijlage IV
Wet- en Regelgeving
2.6 2.6.1
2012
TOEGANG TOT EEN GEBOUW
HULPVERLENING BIJ BRAND
Een te bouwen bouwwerk is zodanig dat hulpverlening binnen redelijke tijd personen kan redden en brand kan bestrijden, maakt duidelijk dat er te allen tijde zo moet worden gebouwd dat hulpverleners hun werk kunnen doen. (Bouwbesluit 2012, 2011)
2.6.2
INBRAAKWERENDHEID
Deuren, ramen, kozijnen en daarmee gelijk te stellen constructieonderdelen in een scheidingsconstructie van een niet-gemeenschappelijke ruimte die volgens NEN 5087 bereikbaar zijn voor inbraak, hebben een volgens NEN 5096 bepaalde inbraakwerendheid die voldoet aan de in die norm aangegeven weerstandsklasse 2. (Bouwbesluit 2012, 2011)
Pagina 10 van 49
Bijlage IV
Wet- en Regelgeving
2.7 2.7.1
2012
TIJDIG VASTSTELLEN VAN BRAND
BRANDMELDINSTALLATIE
Een gebruiksfunctie heeft een brandmeldinstallatie voor het vaststellen van brand conform tabel 4-1. Er is alleen brandmeldinstallatie verplicht als de tabel dit expliciet aangeeft. Het kan ook zijn dat de gebruiksoppervlakte groter is de tabel 4-1 aangegeven waarde, of dat een vloer van een verblijfsgebied hoger ligt dan de aangegeven waarde. Wanneer er in het gebouw een brandcompartiment zich bevindt waarin volgens tabel 4-1 een brandmeldinstallatie verplicht is, dan heeft dat gehele gebouw een brandmeldinstallatie die ten minste voldoet aan de eisen voor dat brandcompartiment. De doormelding bedoeld in tabel 2-3 vindt rechtstreeks plaats naar de brandweer. Het kan zijn dat er op grond van artikel 1.3 van het Bouwbesluit 2012 een beroep wordt gedaan op een gelijkwaardige oplossing waardoor er kan worden ingestemd met een vertraging op de doormelding. Dit kan alleen worden beoordeeld door de Brandweer, deze geven hier ook goedkeuring op. Bij een woonfunctie voor zorg (al dan niet gelegen in een woongebouw) of een groepswoning vindt de doormelding plaats naar een zusterspost. In de tabel 2-3 voorgeschreven brandmeldinstallatie hebben een, als dat wordt vereist door tabel 2-3, een inspectiecertificaat dat is afgegeven op grond van het Centrum Criminaliteitspreventie en Veiligheid (CCV) inspectieschema Brandmeldinstallaties. Onderhoud van een volgens tabel 4-1 voorgeschreven brandmeldinstallatie die geen certificaat behoeven te hebben worden onderhouden conform de NEN 2654-1 Beheer, controle en onderhoud brandveiligheidsinstallaties. Het beheer van een brandmeldinstallatie die niet volgens tabel 2-3 een certificaat behoeft te hebben wordt onderhouden conform de NEN 2654-1 (Deel 1, Brandmeldinstallaties) (Bouwbesluit 2012, 2011)
2.7.2
ROOKMELDERS
Wanneer de gebruiksfunctie wordt gewijzigd naar een woonfunctie, of wanneer een woning wordt gebouwd. Er dienen dan in de vluchtrouten rookmelders te worden aangebracht conform de NEN 2555 Brandveiligheid van gebouwen (Rookmelders in woonfunctie). Op figuur 4-1 staat waar de rookmelders in een woonfunctie moeten worden aangebracht. Het bovenstaande geldt niet voor een woonfunctie waar op grond van tabel 4-1 een brandmeldinstallatie verplicht is. (Bouwbesluit 2012, 2011)
Figuur 2-1 Pagina 11 van 49
Bijlage IV
Wet- en Regelgeving Hoogste vloer van de gebruiksfunctie gemeten boven het meetniveau
Grootste oppervlakte Groter dan [m2] Hoger dan [m] Woonfunctie Woonfunctie voor zorg Zorgclusterwoning voor zorg op afroep, in een woongebouw Zorgclusterwoning voor 24-uurs zorg, niet in een woongebouw Zorgclusterwoning voor 24-uurs zorg, in een woongebouw Groepswoning voor zorg op afspraak Groepswoning voor zorg op afroep Groepswoning voor voor 24-uurs zorg Andere woonfunctie voor zorg Andere woonfunctie Bijeenkomstfunctie Voor het aanschouwen van sport Kinderopvang voor kinderen jonger dan 4 jaar Andere bijeenkomstfunctie
2012
Omvang van de bewaking, Doormelding volgens de volgens de NEN 2535 NEN 2535 Certificaat
-
-
Gedeeltelijk
-
-
-
-
Volledig
-
-
-
-
Gedeeltelijk
Ja
Ja
-
-
Volledig
-
-
-
-
Volledig
-
-
-
-
Volledig
Ja
Ja
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
200 -
1,5 5 50
Ja -
Ja Ja Ja
500 1000 5000
-
Volledig Volledig Gedeeltelijk Volledig Nietautomatsich Gedeeltelijk Volledig
-
Ja ja
Tabel 2-3 (Bouwbesluit 2012 (Bijlage I), 2011)
Pagina 12 van 49
Bijlage IV
Wet- en Regelgeving
2.8 2.8.1
2012
VLUCHTEN BIJ BRAND
ONTRUIMEN EN VLUCHTEN
2.8.1.1 Ontruimingsalarminstallatie en ontruimingsplan Wanneer er in een gebouw een brandmeldinstallatie verplicht is, dan moet dit gebouw ook beschikken over een ontruimingsalarminstallatie. Deze ontruimingsalarminstallatie moet voldoen aan de NEN 2575 Ontruimingsinstallaties. Er kunnen bij ministeriële regeling ook eisen worden gesteld aan het ontruimingssignaal van de ontruimingsalarminstallatie. Het beheer en onderhoud van de ontruimingsinstallatie moet voldoen aan de NEN 2654-2 (Deel 2, Ontruimingsalarminstallaties) Een ontruimingsalarminstallatie die behoord bij een brandmeldinstallatie met een inspectiecertificaat, heeft ook een inspectiecertificaat conform het inspectieschema afgegeven door het CCV. Het betreft voor de ontruimingsalarminstallatie het inspectieschema Ontruimingsinstallaties. Wanneer een gebouw een brandmeldinstallatie en dus ook een ontruimingsalarminstallatie heeft, moet er ook een ontruimingsplan zijn. Een ontruimingsplan kan worden opgesteld door gebruik te maken van de NEN 8112 Ontruimingplannen.
2.8.1.2 Deuren in vluchtroutes Een deur die toegang geeft tot een gemeenschappelijk trappenhuis draait bij het open niet tegen de vluchtrichting in. Een deur die toegang geeft tot een overdruktrappenhuis is voorzien van een sticker (figuur 5-1) waaruit blijkt dat hard duwen noodzakelijk kan zijn.
Figuur 2-2 Een wijziging ten op zichten van het Bouwbesluit 2003, er mogen nu deuren op slot in een vluchtroute. De deur die toegang geeft tot een ruimte die is bedoeld voor het insluiten van personen mag worden afgesloten met een sleutel. De bijbehorende voorwaarde is de bedrijfshulpverleningsorganisatie hierop wordt aangepast. Daardoor kan er toch adequaat worden ontruimd. Een deur waarop meer dan 100 personen zijn aangewezen is te openen door een lichte druk tegen de deur of met een paniekbalk conform de NEN-EN 1125. Een automatisch werkende deur of een toegangscontrole, is geen belemmering voor het vluchten. Een automatisch werkende deur kan in geval van nood met de hand worden geopend, of in geopende stand gaan. Een deur in een inwendige scheidingsconstructie is zelfsluitend wanneer deze scheidingsconstructie een weerstand tegen branddoorslag en brandoverslag van tenminste 20 minuten heeft. Dit geldt niet voor een deur in een niet gemeenschappelijke doorgang. (Bouwbesluit 2012, 2011)
Pagina 13 van 49
Bijlage IV
Wet- en Regelgeving
2.9 2.9.1
2012
BESTRIJDEN VAN BRAND
WONEN
Voor woonfunctie worden er geen eisen gesteld aan de manier van bestrijden van brand. Het komt pas aan de orde in een woning voor zorg die groter is dan 500 m2. Wel zijn er eisen voor de bestrijding van brand in gebouwen met bijeenkomstfunctie. 2.9.2
BIJEENKOMST GEBOUWEN
2.9.2.1 Brandslanghaspels Een gebouw met een bijeenkomstfunctie, met een gebruiksoppervlak groter dan 500 m2 heeft een brandslanghaspel. De loopafstand tussen de brandslanghaspels is niet groter dan de lengte van de slang vermeerderd met 5 meter. De haspels kunnen 70 (2 x 30+5) meter uit elkaar hangen. Dit geldt niet indien de vloer van een functiegebied uitsluitend kan worden bereikt door een niet besloten ruimte. Een brandslanghaspel hangt niet in een trappenhuis waarover een beschermde vluchtroute voert. De lengte van een slang op een brandslanghaspel is niet langer dan 30 meter. Een brandslanghaspel is aangesloten op een voorziening voor drinkwater. Het spuitstuk heeft een statische druk van niet minder dan 100 kPa. Heeft een capaciteit van 1,3 m3 per uur bij gelijktijdig gebruik van twee brandslanghaspels.
2.9.2.2 Bluswatervoorziening Een gebouw heeft een voldoende toereikende bluswatervoorziening. Een bluswatervoorziening kan een ondergrondse brandkraan zijn, maar ook een blusvijver. Op deze manier is er voor de brandweer altijd een adequate bluswatervoorziening beschikbaar. Wanneer er geen openbare bluswatervoorziening beschikbaar is moet er worden zorg gedragen voor een niet-openbare bluswatervoorziening. Een bluswatervoorziening moet zo zijn onderhouden dat deze altijd beschikbaar is, dus ook tijdens droogte of vorst. Een bluswatervoorziening is altijd beschikbaar, er staan geen geparkeerde auto’s voor. Wanneer de kans bestaat dat er obstakels in de weg staan van de bluswatervoorziening worden hier adequate maatregelen voor getroffen om te voorkomen dat deze obstakels de opbouw van de bluswatervoorziening belemmeren. De afstand van een bluswatervoorziening tot de brandweeringang van een gebouw is niet verder dan 40 meter. Wanneer er tussen de brandweeringang een fysieke scheiding is, bijvoorbeeld een trambaan of een muur, moet er rekening worden gehouden met de omweg die moet worden afgelegd.
Pagina 14 van 49
Bijlage IV
Wet- en Regelgeving
2012
2.9.2.3 Blustoestellen Woonfunctie en een woonfunctie < g.o. 500 m2 Voor een woning en voor een woonfunctie voor zorg met een gebruiksoppervlak kleiner dan 500 m2 gelden geen eisen met betrekking tot blustoestellen. Wanneer het een woonfunctie voor zorg betreft met een gebruiksoppervlak groter dan 500 m2 gelden dezelfde eisen als voor een bijeenkomstfunctie. Dit geldt alleen voor de blustoestellen. Bijeenkomstfunctie en een woonfunctie > g.o. 500 m2 Wanneer er niet genoeg brandslanghaspels zijn, of wanneer deze brandslanghaspels niet toereikend zijn, is een gebouw voorzien draagbare blustoestellen. Op deze manier kan een beginnende brand adequaat door de aanwezige personen worden bestreden. Een draagbaar blustoestel wordt tenminste eenmaal per twee jaar gecontroleerd in overeenstemming met de NEN 2559. Tijdens deze controle wordt onderhoud verricht, verder wordt het toestel gecontroleerd op de goede werking.
2.9.2.4 Aanduiding blustoestellen Om een blusmiddel tijdens een calamiteit te kunnen vinden is het verplicht deze aan te duiden middels pictogrammen conform de NEN 3011. (Bouwbesluit 2012, 2011)
Pagina 15 van 49
Bijlage IV
Wet- en Regelgeving
2012
2.10 BEREIKBAARHEID VOOR HULPDIENSTEN 2.10.1
BRANDWEERINGANG
Een gebouw heeft een brandweeringang wanneer het bevoegd gezag dat vereist. In de regel is dat wanneer er ook een brandmeldinstallatie met een doormelding is. Wanneer er een brandweeringang moet worden ontsloten, gaat dat met een systeem dat in overleg met de brandweer is bepaald. De afstand van een opstelplaats tot de (brandweer)toegang van het gebouw is niet langer dan 40 meter. 2.10.2
VERBINDINGSWEG
Een verbindingsweg tussen de toegang van een bouwwerk voor het verblijven van personen is geschikt voor brandweervoertuigen en andere hulpdiensten. Aan deze verbindingsweg ligt ook een opstelplaats voor brandweer- , red- en hulpverleningsvoertuigen. Dit is niet van toepassing op:
Wanneer de gebruiksoppervlakte niet groter is dan 1.000 m2 en de vuurbelasting niet hoger is dan 500 MJ/m2; De gebruiksoppervlakte van het gebouw niet groter is dan 50 m2; Het gebouw op minder dan 10 meter van de openbare weg ligt; Het een lichte industriefunctie betreft waar alleen wordt geteeld of gekweekt met een vuurlast die niet hoger is dan 150 MJ/m2;
De vuurlast moet worden bepaald conform de NEN 6090. Een verbindingsweg voldoet aan de volgende afmetingen:
Een breedte van tenminste 4,5 meter; Een verharding over een breedte van tenminste 3,25 meter, die geschikt is voor motorvoertuigen met een massa van tenminste 14.600 kilogram; De vrije hoogte boven de kruin van de weg van tenminste 4,2 meter; Heeft een doeltreffende afwatering.
Een voorgeschreven verbindingsweg wordt over de gehele breedte en hoogte vrijgehouden van obstakels. Wanneer de verbindingsweg wordt afgesloten met een hek, wordt dat net als een brandweeringang ontsloten door middel van een systeem in overleg met de brandweer. (Bouwbesluit 2012, 2011)
Pagina 16 van 49
Bijlage IV
Wet- en Regelgeving
2012
2.11 BRANDVEILIG GEBRUIK BOUWWERKEN 2.11.1
AANKLEDING VAN EEN BESLOTEN RUIMTE
De aankleding van een ruimte is niet brandgevaarlijk. Aankleding is niet brandgevaarlijk als het voldoet aan:
Onbrandbaar is, dat kan worden bepaald conform de NEN 6064; Het voldoet aan brandklasse A1 als bedoeld in de NEN-EN 13501-1; Een navlamduur heeft van ten hoogste 15 seconden en een nagloeiduur van ten hoogste 60 seconden.
Het laatste is niet van toepassing in een besloten ruimte voor het verblijven van meer dan 50 personen indien de aankleding:
Zich bevindt boven het gedeelte waar personen zich kunnen bevinden; De verticale ruimte tussen de aankleding en de vloer minder is dan 2,5 meter is; Niet direct op de vloer, trap of hellingbaan is aangebracht.
Materialen in de nabijheid van apparaten die warmte ontwikkelen zijn onbrandbaar of voldoen aan de brandklasse A1 als:
Op het materiaal een intensiteit van de warmtestraling kan optreden die groter is dan 2 kW/m2 bepaald volgens de NEN 6064; In het materiaal de temperatuur kan oplopen die hoger is dan 90 °C; In de ruimte geen ballonnen aanwezig zijn, die gevuld zijn met een brandbaar gas.
Bij ministeriële regeling kunnen andere voorschiften worden voorgeschreven. 2.11.2
VERBRANDINGSTOESTELLEN
Een verbrandingstoestel mag alleen worden gebruikt indien de afvoer van verbrandingslucht en de afvoer van rookgassen niet zijn afgesloten. Ook mag de installatie niet worden gebruikt indien de aanvoer en afvoer niet zijn afgestemd op het verbrandingstoestel. De afvoer van rookgas moet doeltreffend worden gereinigd. Het verbrandingstoestel is opgesteld conform de NEN 3028, wanneer dat zo is, is het toestel brandveilig geïnstalleerd. (Bouwbesluit 2012, 2011)
Pagina 17 van 49
Bijlage IV
Wet- en Regelgeving
2012
2.12 VLUCHTEN BIJ BRAND 2.12.1
DEUREN IN VLUCHTROUTES
Deuren in vluchtroutes zijn zonder sleutel te openen een draaien met de vluchtrichting mee. Een deur aan het begin van een vluchtroute en die wordt gebruikt voor het insluiten van personen kan worden afgesloten met een sleutel. Een voorwaarde hiervoor is wel dat de BHV organisatie daarop word aangepast. Het kan dus zijn dat deuren van cliënt kamers worden afgesloten met een sleutel. 2.12.2
AANKLEDING TEGEN HET PLAFOND
Glas dat tegen of onder het plafond is aangebracht is veiligheidsglas of voorzien van kruiswapening maximale maaswijdte van 0,016 meter. Textiel, folie of papier tegen of onder het plafond is onderspannen met een metaaldraad op een onderlinge afstand die niet groter is dan 0,35 meter of in twee richtingen met een maximale maaswijdte van 0,7meter. De aankleding mag bij brand geen druppelvorming geven boven een gedeelte van een vloer bestemd voor het verblijven van personen. 2.12.3
RESTRISICO
Waarin het bouwbesluit niet expliciet heeft voorzien is het verboden, in, op, aan, of nabij een gebouw voorwerpen of stoffen te plaatsen, te werpen of te hebben, handelingen te verrichten of na te laten, werktuigen, middelen of voorzieningen te gebruiken of niet te gebruiken of niet te gebruiken of aan de andere kant belemmeringen op te werpen of hinder te veroorzaken waardoor:
Brandgevaar wordt veroorzaakt; Bij brand een gevaarlijke situatie wordt veroorzaakt; Melding van, alarmering bij of bestrijding van brand wordt belemmerd; Het gebruik van vluchtmogelijkheden bij brand wordt belemmerd; Het redden van personen of dieren bij brand wordt belemmerd.
(Bouwbesluit 2012, 2011)
Pagina 18 van 49
Bijlage IV
Wet- en Regelgeving
3
2012
NEN NORMEN
Vanuit het Bouwbesluit wordt verwezen naar een aantal NEN-normen. Verder is er voor gekozen om het beleid wat eenduidig te krijgen en te verwijzen naar NEN-normen.
3.1 NEN 2535 BRANDVEILIGHEID IN GEBOUWEN 3.1.1
RISICOKLASSEN
De NEN 2535 wordt rechtstreeks aangestuurd vanuit het Bouwbesluit 2012. De NEN 2535 stelt eisen aan de brandmeldinstallatie in gebouw. De norm stelt eisen aan het aantal ongewenste en onechte meldingen. In de tabellen welke hieronder staan, is te zien hoe het aantal ongewenste en onechte brandmeldingen te zien. Om tot een conclusie betreffende deze meldingen te komen is er per gebruiksfunctie een tabel met de risicoklassen. De blauwe functies hebben betrekking op de gebouwen die bezocht moeten worden. Tabel 3-1, Risicoklassen Gebruiksfunctie
Risicoklasse extern
Risicoklasse intern
Woonfunctie
C
E
Bijeenkomstfunctie
B
D
Bijeenkomstfunctie voor de opvang van kinderen jonger dan vier jaar
C
E
Celfunctie
C
E
Gezondheidszorgfunctie
C
E
Industriefunctie
B
E
Kantoorfunctie
A
B
Logiesfunctie
C
E
Onderwijsfunctie
A
B
Sportfunctie
B
D
Winkelfunctie
B
D
Overige gebruiksfuncties en bouwwerken geen gebouw zijnde
Door bevoegde autoriteit te bepalen
(Tabel 2 en Tabel 3, 2010)
Het gaat in het bijzonder om de gebruiksfuncties wonen en bijeenkomst. De overige functies zijn in dit onderzoek minder van belang. Ook betreft het hier alleen de meldingen die naar een externe organisatie, zoals de brandweer, worden doorgemeld. Er is ook een tabel met risicoklassen voor interne meldingen, deze moet worden gebruikt wanneer er een vertraging op de doormelding zit. Hierdoor wordt de brandweer later gealarmeerd en heeft de gebruiker kans de brandweer in kennis te stellen van bijvoorbeeld een storing.
Pagina 19 van 49
Bijlage IV
Wet- en Regelgeving
2012
Zoals al is aangeven wordt na het bepalen van de risicoklassen bepaald hoeveel ongewenste en onechte meldingen er mogen plaatsvinden. In deze tabel zijn de risicoklassen die voorkomen bij de te bezoeken gebouwen blauw gemaakt. Tabel 3-2, Aantal meldingen Risicoklasse A B C D E Ongewenste 0,35 0,7 1,05 1,4 2,1 meldingen Onechte 0,15 0,3 0,45 0,6 0,9 meldingen Het aantal meldingen is het maximale per 100 melders per jaar; Een: Optische rookmelder, een thermische melder of een Multi-sensormelder gelijk aan 1 melder; Lineaire rookmelder is gelijk aan 10 melders; Aanzuigpunt van een aspiratierookmelder gelijk aan 1 melder; Vlammenmelder is gelijk aan 5 melders; Handbrandmelder is gelijk aan 1 melder; (Tabel 4, 2010)
Wanneer de waarden voor onechte en ongewenste niet een geheel getal vormen, mag deze worden afgerond naar het bovenliggende gehele getal.
Voorbeeld: Gebruiksfunctie: Woonfunctie voor zorg Extern: 2 meldingen (1,05 + 0,45 = 1,5) Intern: 3 meldingen (2,1 + 0,9 = 3)
Pagina 20 van 49
Bijlage IV 3.1.2
Wet- en Regelgeving
2012
BRANDMELDCENTRALES
De NEN 2535 schrijft ook eisen voor aan de brandmeldcentrale. Alsmede aan het brandweerpaneel. De gestelde eisen voor de brandmeldinstallatie hebben betrekking op:
Doormelding bij de uitval van de energievoorziening; Het onderhoud, er moet een contract zijn met een onderhoudsbedrijf conform de NEN 2654-1; Eisen in combinatie met een ontruimingsalarminstallatie conform de NEN 2575, in dat geval moeten de eisen voor de brandmeldinstallatie worden aangehouden.
De eisen voor het brandweerpaneel (figuur 8-1) schrijven onder andere voor:
Een brandweerpaneel moet als zodanig herkenbaar zijn, de tekst brandmeldpaneel moet er duidelijk leesbaar opstaan. De letterhoogte is niet kleiner dan 10mm. Kleuren van indicatie lampen: o Rood voor een brandmelding; o Geel voor een storingsmelding; o Groen voor indicatie van de stroomvoorziening; De tekst moeten duidelijk leesbaar zijn en niet tot een vergissing leiden; De tekst moet leesbaar zijn bij een lichtintensiteit tussen de 100 en 500 lux.
Figuur 3-1, Alfanumeriek brandweerpaneel
Pagina 21 van 49
Bijlage IV
Wet- en Regelgeving
2012
Het is ook toegestaan om een geografisch brandweerpaneel te plaatsen. De symbolen die worden toegestaan zijn opgenomen in tabel 8-3, een voorbeeld van een geografisch brandmeldpaneel in figuur 8-2. Tabel 3-3, Symbolen geografisch brandweerpaneel Brandweeringang Eventuele neveningangen Brandweerpaneel Brandweerlift Trappenhuis Indicator Automatische melder Indicator Handbrandmelder Indicator Externe brandmelder
Pagina 22 van 49
Bijlage IV
Wet- en Regelgeving
2012
Figuur 3-2, Geografisch brandmeldpaneel
3.1.3
NEVENINDICATOREN
Om tot een adequate inzet van de brandweer te komen zijn neven indicatoren verplicht. Een nevenindicator geeft aan in welke ruimte de brandmelder is aangesproken. De nevenindicator is wit een heeft een rood lampje dat oplicht in geval van brand en gaat niet eerder uit dan wanneer het gehele systeem is gereset. Een nevenindicator is alleen aangesloten op de brandmeldinstallatie. 3.1.4
PROJECTIE VAN DE BRANDMELDINSTALLATIE
In deze NEN norm worden ook eisen gesteld aan de projectie van de brandmeldinstallatie. In het kader van het onderzoek is dit buiten beschouwing gelaten. De projectie van een brandmeldinstallatie is erg project specifiek en zou hier te complex zijn om te behandelen. (NEN 2535, Brandveiligheid in gebouwen, 2010)
Pagina 23 van 49
Bijlage IV
Wet- en Regelgeving
2012
3.2 NEN 2555 ROOKMELDERS VOOR WOONFUNCTIES In een woning hoeft in veel gevallen geen brandmeldinstallatie, wel schrijft het Bouwbesluit 2012 voor dat er in de vluchtroute een rookmelder is geplaatst. De rookmelder moet voldoen aan de NEN 2555. 3.2.1
EISEN AAN DE ROOKMELDER
De rookmelder moet worden aangesloten op een primaire energievoorziening, het elektriciteitsnet. De rookmelder moet conform de NEN 1010 worden aangesloten op een eindgroep Tussen de rookmelder en deze eindgroep mogen geen schakelaars of wandcontact dozen zitten. Om te voorkomen dat de rookmelder zijn werking verliest moet deze ook worden aangesloten op een secundaire energievoorziening die de volledige functie van de primaire energievoorziening overneemt. De geluidsproductie moet in elke ruimte ten minste 65 dB(A). In een bedruimte (slaapkamer) moet het geluidsniveau op 1,5 meter boven de vloer ten minste 75 dB(A). Het meten van het geluidsniveau moet gebeuren met alle deuren en ramen gesloten. Wanneer het geluidsniveau niet wordt gehaald zullen er gekoppelde rookmelders bijgeplaatst moeten worden. Het koppelen van rookmelders mag draadloos maar ook met een elektrische draad. Wanneer er wordt gekozen om te koppel via een draad is het aan te raden om een oranje draad te gebruiken. Op deze manier wordt verwarring met de reeds getrokken draden voorkomen. Op de figuren 4-1 en 8-3 staat afgebeeld hoe de rookmelders moeten worden geplaatst in een woning. Figuur 3-3, Rookmelders in een woning
(NEN 2555, Rookmelders voor woonfuncties, 2008)
Pagina 24 van 49
Bijlage IV
Wet- en Regelgeving
2012
3.3 NEN 2654 BEHEER, CONTROLE EN ONDERHOUD VAN BRANDMELDINSTALLATIES De NEN 2654 bestaat uit meerdere delen, voor het opstellen van de vragenlijst is vooral gebruik gemaakt van deel 1 (NEN 2654-1). Deze norm beschrijft de eisen die van toepassing zijn op het beheer, controle en onderhoud van de brandmeldinstallatie en al zijn onderdelen. Op de figuur (fig. 8-4) hieronder is schematisch weergegeven uit welke componenten een brandmeldinstallatie bestaat. Figuur 3-4, Schematische weergave brandmeldcentrale
(Schema van een automatishe brandmeldinstallatie)
Pagina 25 van 49
Bijlage IV 3.3.1
Wet- en Regelgeving
2012
EISEN AAN BEHEER EN ONDERHOUD
De brandmeldcentrale wordt onderhouden door de gebruiker. De periodieke controle en onderhoud wordt uitgevoerd door de beheerder (opgeleid persoon). Echter kan het zo zijn dat de beheerder dit onderhoud niet kan uitvoeren, hiervoor dient een brandbeveiligingsbedrijf te worden ingesteld. Deze kan tevens ook de inspectie en reparatie aan de installatie uitvoeren. Er dient bij de ingebruikname een onderhoudscontract te worden opgesteld met het bedrijf dat de installatie gaat onderhouden. De gebruiker, de eigenaar van de installatie, stelt een of meerdere beheerders aan. Deze personen worden door het brandbeveiligingsbedrijf zodanig geïnstrueerd dat deze de installatie kan bedienen en onderhouden. De beheerder moet personen die ruimten gebruiken wijzen op het gebruik van deze ruimten. Het brandbeveiligingsbedrijf wordt door de beheerder op de hoogte gebracht van bouwkundige wijzigingen. Wanneer er door de beheerder meldergroepen buitenwerking worden gesteld dient deze de bevoegde autoriteit daarvoor te informeren. Ook het onderbreken van de gehele installatie moet bij de bevoegde autoriteit worden gemeld. Alle wijzigingen, controles en gebeurtenissen door de beheerder moeten worden vastgelegd en bijgehouden in een logboek behorend bij de brandmeldinstallatie.
Pagina 26 van 49
Bijlage IV
Wet- en Regelgeving
2012
3.4 NEN 3011 VEILIGHEIDSKLEUREN EN –TEKENS Het Bouwbesluit 2012 verwijst meerder keren naar de NEN 3011, in het bijzonder naar de vluchtroute aanduiding. Om het een en ander uniform te houden moet er worden voldaan aan de gestelde eisen in de NEN 3011. Het betreft dan tekens en kleuren die zijn toegestaan. De tekstuele vluchtroute aanduidingen zijn verboden, het moeten nu allemaal pictogrammen worden. De norm schrijft ook de grootte van de aanduidingen voor alsmede de reflectie van deze aan duidingen. Voor de hoogte van een (vluchtroute)aanduiding wordt als regel aangehouden:
Waarin: lmax h Z
= de maximale waarnemingsafstand waarop het veiligheidsbord leesbaar is; = de hoogte van het teken; = de afstandsfactor 1/tan α.
h en l hebben dezelfde eenheden.
Figuur 3-5, Voorbeeld van de gehoekte omvang van een meetkundige vorm
(Voorbeeld van de gehoekte omvang van een meetkundige vorm)
Pagina 27 van 49
Bijlage IV 3.4.1
Wet- en Regelgeving
2012
KLEUREN EN VORMEN VAN VEILIGHEIDSBORDEN
Vluchten De aanduidingen voor evacuatiemiddelen en de vluchtroute hebben een groene achtergrond en een witte opdruk. Deze zijn rechthoekig van vorm. In figuur 8-6 staat een vluchtroute aanduiding afgebeeld. Het vluchtende mannetje is conform de NEN 6088. Aan de NEN 6088 wordt in deze bijlage verder geen aandacht besteed. Figuur 3-6, Vluchtroute aanduiding
Om ervoor te zorgen dat alle in het gebouw aanwezige personen op dezelfde plaats verzamelen om te controleren of alle personen het gebouw hebben verlaten is het onderstaande symbool verplicht (fig. 8-7). Figuur 3-7, Verzamelplaats
Pagina 28 van 49
Bijlage IV
Wet- en Regelgeving
2012
Bestrijden van brand Om bij een beginnende brand de blusmiddelen te kunnen vinden, is het verplicht deze aan te duiden conform de NEN 3011. Dit is alleen verplicht wanneer de blusmiddelen niet meteen herkenbaar zijn. Blusmiddelen kunnen worden aangeduid middels onderstaande symbolen. Figuur 3-8, Aanduiding kleine blusmiddelen
Figuur 3-9, Aanduiding brandslanghaspels
Pagina 29 van 49
Bijlage IV
Wet- en Regelgeving
2012
3.5 NEN 3028 EISEN VOOR VERBRANDINGSINSTALLATIES De NEN 3028 schrijft eisen voor die betrekking hebben de (centrale)verwarmingsinstallaties. De NEN 3028 beschrijft eisen voor alle mogelijke verwarmingsinstallaties, ketelhuizen en stookruimten. Voor de vragenlijst heeft uit deze norm maar een klein aantal artikelen betrekking. Het gaat dan voornamelijk over de keuring en het onderhoud van installatie. Dit omdat de installatie geplaatst is door een installatie bedrijf, de opstelling is conform de eisen die voortvloeien uit de NEN 3028. Het artikel van waaruit de vragenlijst verwijst beschrijft:
Het beheer en onderhoud moet worden uitgevoerd conform de eisen en voorschriften van de fabrikant. De controle en onderhoudsfrequentie dienen te worden uitgevoerd conform de voorschriften van de fabrikant.
Dit komt er in de werkelijkheid op neer dat de controle en het bijbehorende onderhoud eenmaal per jaar moet plaatsvinden door een installatie bedrijf. De onderhoudsmonteur schrijft de werkzaamheden en de datum op in het logboek. Vaak wordt er voor de snelle herkenning een sticker op de voorzijde van de Cv-ketel geplaatst, op deze sticker staat (vaak) ook de datum van de volgende inspectie. Op die manier wordt gebruiker eraan herinnerd dat het onderhoud weer moet plaats vinden en hiervoor tijdig een afspraak kan worden gemaakt. (NEN 3028 Eisen voor verbrandingsinstallaties, 2011, p. 31)
Pagina 30 van 49
Bijlage IV
Wet- en Regelgeving
2012
3.6 NEN 3140 BEDRIJFSVOERING VAN INSTALLATIES – LAAGSPANNING De NEN 3140 beschrijft eisen aan elektrische laagspanningsinstallaties. Ook beschrijft deze NEN norm elektrische arbeidsmiddelen met een nominale wisselspanning van ten hoogste 1000V en 1500V gelijkspanning. Onder arbeidsmiddelen wordt verstaan: Alle middelen die worden gebruikt door werknemers. Het kan dus zover gaan dat koffiezetapparaten ook moeten worden gekeurd conform de NEN 3140. Bij het bespreken van de vragenlijst is ervoor gekozen om alleen de gereedschappen als bijvoorbeeld schroef- en boormachines te controleren op de keuring. Figuur 3-10 (Accu schroefmachine)
De keuring van elektrische arbeidsmiddelen mag worden uitgevoerd door een werknemer van het bedrijf. Dit is alleen toegestaan als deze persoon vakbekwaam of voldoende onderricht is om deze controle uit te voeren. De controle moet spanningsloos worden uitgevoerd. De frequentie van de controles is apparaat verschillend. Conform bijlage i, is te bepalen welke frequentie hoort bij welk apparaat. In tabel 8-1 is een tabel met keuringsfrequenties gemaakt op basis van deze bijlag K. Het doel van deze controle is om te controleren of de elektrische arbeidsmiddelen nog voldoen aan de technische voorschriften inclusief de bijbehorende normen. (NEN 3140 Bedrijfvoering van elektrische installaties, 2011)
Pagina 31 van 49
Bijlage IV
Wet- en Regelgeving
2012
Tabel 3-4, Controlefrequentie elektrische arbeidsmiddelen Arbeidsmiddel Computers Printers Dect telefoon Portofoon TV/dvd Stofzuiger Naaimachine Wasmachine Schrobmachine Strijkbout Koffiezetapparaat Waterkoker Handmixer Keukenmachine Magnetron Koelkast Diepvriezer Vaatwasser Oven Fornuis Overige keukenapparatuur Boormachines Zaagmachines Schuurmachines Elektrische nietmachine Grasmaaier Tillift traplift Ventilator Elektrisch bed
Resultaat 24 24 24 24 24 24 18 24 32 24 24 24 18 18 24 24 24 24 24 24 18 18 26 26 24 24 24 24 24 24
Frequentie 1 x per 3 jaar 1 x per 3 jaar 1 x per 3 jaar 1 x per 3 jaar 1 x per 3 jaar 1 x per 3 jaar 1 x per 4 jaar 1 x per 3 jaar 1 x per 2 jaar 1 x per 3 jaar 1 x per 3 jaar 1 x per 3 jaar 1 x per 4 jaar 1 x per 4 jaar 1 x per 3 jaar 1 x per 3 jaar 1 x per 3 jaar 1 x per 3 jaar 1 x per 3 jaar 1 x per 3 jaar 1 x per 4 jaar 1 x per 4 jaar 1 x per 3 jaar 1 x per 3 jaar 1 x per 3 jaar 1 x per 3 jaar 1 x per 3 jaar 1 x per 3 jaar 1 x per 3 jaar 1 x per 3 jaar
Pagina 32 van 49
Bijlage IV
Wet- en Regelgeving
2012
3.7 NEN 4000 BEDRIJFSHULPVERLENING De NEN 4000, is een instrument voor het opstellen van een adequate BHV-organisatie. Een bedrijf kan daarmee dus ook goed voorbereid zijn op een calamiteit. Een BHV-organisatie heeft een BHV-plan. Een BHV-plan is opgesteld conform de criteria die zijn beschreven in de NEN 4000. De NEN 4000 is opgesteld conform de indeling van de kwaliteitscyclus PDCA (plan, do, check, act). 3.7.1
BHV-PLAN
Een BHV-plan wordt opgesteld naar aanleiding van de rest risico’s die voortvloeien uit de opgestelde risico inventarisatie en evaluatie (RI&E). De RI&E is verplicht en vloeit voort uit de Arbeidsomstandighedenwet. Om een BHV-plan te kunnen opstellen moet er eerst binnen het bedrijf het een en ander worden geïnventariseerd:
Documentatie; o Restrisico’s uit de actuele RI&E; o Noodplannen; o Vakbekwaamheidcertificaten; Uitrusting en middelen voor de BHV; Activiteiten: o Opleiding; o Oefening;
Daarna kan er een BHV-plan worden opgesteld en dat bevat de volgende onderdelen:
Algemene informatie; Beschrijving van de BHV-organisatie; Communicatie; Ontruimingsplan conform de NEN 8112 (of de NTA 8112 reeks); Verzamelplaats; Risicoscenario’s, inclusief risico’s vanuit de omgeving; Ontruimingsplattegronden conform de NEN 1414.
In het BHV-plan worden alleen goedgekeurde documenten opgenomen, zo worden dubbele documenten (verouderde versies) voorkomen en is het plan altijd up-to-date. Algemene informatie Onder de algemene informatie wordt het volgende ondergebracht:
Bedrijfsgegevens: o Naam; o Adres; o Woonplaats; o Kernactiviteiten; o Restrisico’s; Alarmeringsschema; Beschrijving van de taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden per functie; Vervangingsregeling; Samenwerking met andere werkgevers of gebouwbeheerders; Afspraken met externe hulpverleningsdiensten.
Pagina 33 van 49
Bijlage IV
Wet- en Regelgeving
2012
Beschrijving van de BHV-organisatie Om een adequate BHV-organisatie te onderhouden is het conform deze NEN norm verplicht om te beschrijven welke middelen er tot de beschikking staan van de bedrijfshulpverleners. Hieronder een lijst met gegevens en bescheiden die onderdeel uitmaken van dit onderdeel:
Beschrijving van de middelen; Materialen; Voorzieningen; Opleiding; Competenties van de BHV-organisatie;
Opleiding van de bedrijfshulpverleners De werkgever, de directie, laat de werknemers deelnemen aan trainingen, opleiding en oefeningen. Deze zijn ten minste gebaseerd op de restrisico’s uit de RI&E. Verder sluit de opleiding aan bij de eisen zoals beschreven in het BHV-plan. De oefeningen van de BHV-organisatie is ten minste een keer per jaar. Als de restrisico’s dat vereisen dan kan er frequenter worden geoefend. De frequentie van de oefeningen zijn afgestemd op de RI&E. De oefeningen hebben tot doel te kijken of de BHV-organisatie nog steeds is voorbereid op de scenario’s als beschreven in het BHV-plan. Echter kan er tijdens een oefening ook worden gekeken naar de functionaliteit van de BHV-organisatie. (NEN 4000 Bedrijfshulpverlening, 2008)
Pagina 34 van 49
Bijlage IV
Wet- en Regelgeving
2012
3.8 NEN 4001 PROJECTERING BLUSMIDDELEN Draagbare en verrijdbare blusmiddelen worden niet rechtstreeks vereist door het Bouwbesluit 2012. De brandslanghaspels daarentegen wel, echter wanneer brandslanghaspels niet afdoende zijn draagbare of verrijdbare blusmiddelen vereist. Op deze manier kan worden zorg gedragen voor een adequate brandbestrijding. Draagbare en kleine blusmiddelen moeten, wanneer vereist, geplaatst worden conform de NEN 4001. In tabel 8-5 staat de projectering voor de gebruiksfuncties die in aanmerking komen voor de veiligheidsscan. Tabel 3-5, Projectering blustoestellen Blustoestellen met een inhoud van 6 kg of 6 l
1 blustoestel per 300 m²
1 blustoestel per 1 blustoestel per 150 m² 100 m²
Blustoestellen met een inhoud van 9 kg tot 12 kg of 9 l
1 blustoestel per 450 m²
1 blustoestel per 1 blustoestel per 225 m² 150 m²
Gebruiksfunctie: 1) Woonfunctie a)
woonfunctie met een gebruiksoppervlakte van meer dan 500 m2 b) woningen met een gebruiksoppervlak > 500 m2
x
2) Bijeenkomstfunctie restaurant
x
kantine
x
kinderdagverblijf
x
De maximale loopafstand naar een blustoestel is maximaal 20 meter. De draagbare blusmiddelen moeten worden opgehangen aan een beugel op een hoogte zodat deze goed te bereiken en te gebruiken zijn. Figuur 3-11, (Montagevoorbeeld)
(NEN 4001 + C1 Brandbeveiliging - Projectering van draagbare en verrijdbare blustoestellen, 2008)
Pagina 35 van 49
Bijlage IV
Wet- en Regelgeving
2012
3.9 NEN 5087 INBRAAKVEILIGHEID VAN WONINGEN Om te voorkomen dat er ongenode gasten in de gebouwen van ’s Heeren Loo binnen dringen moeten deze ook voldoen aan de NEN 5087. De NEN 5087 geeft een bepaling van de bereikbaarheid van ramen en deuren. Op deze manier kan worden bepaald of er makkelijk kan worden ingebroken. Wanneer dat het geval is moeten bij deze ramen en deuren extra veiligheidsmaatregelen worden getroffen. Hieronder (fig. 8-12) de bepaling die wordt gebruikt om te bepalen waar een inbreker nog bij kan komen. Het is tevens van belang dat alle voorwerpen die als opstap kunnen worden gebruikt zodanig zijn opgesteld dat deze niet te bereiken zijn voor de inbreker. Wanneer er geen mogelijkheid is om die voorwerpen elders op te stellen dient alles zo te zijn uitgevoerd dat een gelegenheidsinbreker niet naar binnen kan. Figuur 3-12, (Werkvlakken, inbraakvlakken en bere ikbaar dak- en geveloppervlak)
Pagina 36 van 49
Bijlage IV
Wet- en Regelgeving
2012
3.10 NEN 5096 INBRAAKWERENDHEID In de NEN 5087 wordt een bepalingsmethode gegeven om te bepalen welke constructie onderdelen bereikbaar zijn voor gelegenheidsinbreker. In de NEN 5096 wordt daarop ingegaan. Er worden in deze norm eisen gesteld aan het hang en sluit werk van deze constructie onderdelen. De weerstandsklasse die door het Bouwbesluit 2012 wordt vereist is weerstandsklasse 2. De weerstandsklasse geeft aan hoe lang een gelegenheidsinbreker nodig heeft om binnen te dringen. Bij weerstandsklasse 2 duurt het voor een gelegenheidsinbreker met gereedschap langer dan 3 minuten om door een constructie onderdeel naar binnen te dringen. Er kan ook voor gekozen worden om te voldoen aan weerstandsklasse 3, dan duurt het voor een gelegenheidsinbreker 5 om binnen te dringen. Inbraakmethode bij weerstandsklasse 2 Er wordt veel gebruik gemaakt van lichamelijke kracht en geweld aangevuld met het gebruik van het gereedschap; Inbraakmethode bij weerstandsklasse 3 De inbreker maakt vooral gebruik van het meegebrachte gereedschap, wel in combinatie van lichamelijke kracht. (NEN 5096 Inbraakwerendheid, 2006)
Pagina 37 van 49
Bijlage IV
Wet- en Regelgeving
2012
3.11 NEN 8112 LEIDRAAD VOOR ONTRUIMINGSPLANNEN De NEN 8112 is een leidraad voor het opstellen van een ontruimingsplan, deze norm wordt niet hoofdelijk aangestuurd door het Bouwbesluit of andere wetgeving, deze wordt alleen aangeraden om te gebruiken bij het opstellen van ontruimingsplannen. Deze norm vloeit voort uit de NTA 8112-reeks. In deze reeks was er per gebruiksfunctie een leidraad voor het opstellen van een ontruimingsplan. Echter was de leidraad voor een ontruimingsplan per gebruiksfunctie over het algemeen gelijk. Daarom is beslot er een NEN norm voor op te stellen. 3.11.1
VOORBEREIDING OP EEN NOODSITUATIE
Het is niet verplicht maar een ontruimingsplan kan deel uitmaken van het bedrijfshulpverleningsplan. Het ontruimingsplan is een dynamisch document, het moet daarom regelmatig worden herzien.
Pagina 38 van 49
Bijlage IV
Wet- en Regelgeving
4
2012
WARENWET
Voor een aantal producten is een warenwet of een warenwetbesluit opgesteld. In de warenwet of een –besluit staat omschreven waaraan een product moet voeldoen. In het geval van de vragenlijst is hier gebruik gemaakt van de warenwet en –besluiten die betrekking hebben op speeltoestellen, liften, gasslangen en persoonlijke beschermingsmiddelen.
4.1
GASSLANGBESLUIT (WARENWET)
Een gasslang moet aan een aantal regels voldoen, deze zijn beschreven in het gasslangbesluit. In dit besluit worden eisen gesteld aan de tekst die op de gasslang is gedrukt. De letter moeten onuitwisbaar zijn en een hoogte hebben van 4 millimeter. De tekst moet op elke 25 centimeter van de gasslang worden aangebracht, indien deze niet in vaste lengte maten worden geleverd. De gasslang moet in deugdelijke toestand verkeren. Wanneer de gasslang uit rubber met weefsel lagen bestaat moet deze voldoen aan de NEN 3277, dit geldt alleen voor gasslangen die worden gebruikt voor aardgas. Gasslangen die worden gebruikt voor propaan en butaan moeten voldoen aan de eisen gesteld in de NEN 5654. Deze gasslang bestaat ook uit een rubberslang met weefsellagen. Wanneer de gasslang alleen uit rubber bestaat zonder weefsellagen moet deze voldoen aan de NEN 5658. (Gasslangbesluit (Warenwet), 1963)
4-1, (Gasslang, 2012)
Pagina 39 van 49
Bijlage IV
Wet- en Regelgeving
4.2
2012
WARENWETBESLUIT LIFTEN
De liften in Nederland moeten worden gekeurd en onderhouden conform het Warenwetbesluit liften. Hierin wordt geregeld wanneer een lift opnieuw moet worden gekeurd. Een lift moet elke 18 maanden worden gekeurd door een aangewezen instelling. Alleen na de eerste ingebruikname dient dit te gebeuren binnen 12 maanden. Wanneer de lift is goedgekeurd moet er een sticker worden aangebracht op een duidelijk zichtbare plaats. Op deze sticker is duidelijk vermeld wanneer de volgende herkeuring moet hebben plaatsgevonden. Personen die een lift gebruiken draagt er zorg voor dat alle componenten overeenkomstig de bestemming worden gebruikt. De lift wordt gebruikt conform de voorschriften, diegene die de lift bestuurd draagt er zorg voor dat het aantal personen alsmede het laadvermogen niet wordt overschreden. 4-2, (Keuringssticker, 2012)
Pagina 40 van 49
Bijlage IV
4.3
Wet- en Regelgeving
2012
WARENWETBESLUIT ATTRACTIE- EN SPEELTOESTELLEN
Speeltoestellen moeten voordat ze worden gebruikt gekeurd worden conform het Warenwetbesluit. De keuring voor een speeltoestel kan eenmalig worden uitgevoerd. Voordat er een nieuw type op de markt komt kan deze worden gekeurd bij een aangewezen instelling. De keuring maakt gebruik van een type kenmerkend monster. Op deze manier hoeven niet alle speeltoestellen fysiek worden gekeurd. Wel moet er dan extra zorg worden gedragen bij het opbouwen en installeren van het speeltoestel. Dit dient geheel en uitsluitend conform de handleiding, die is goedgekeurd, te gebeuren. Zo wordt de veiligheid van het speeltoestel gewaarborgd. Attractie toestellen moeten in tegenstelling van een speeltoestel wel periodiek worden gekeurd. Ook die moet gebeuren door een aangewezen instelling.
Een speeltoestel volgens het Warenwetbesluit: Een inrichting bestemd voor vermaak of ontspanning waarbij uitsluitend van zwaartekracht of van fysieke kracht van de mens gebruik wordt gemaakt. Een attractietoestel volgens het Warenwetbesluit: Al dan niet permanent geïnstalleerde inrichting ter voortbeweging van personen, die bestemd is voor vermaak of ontspanning en die aangedreven wordt door een niet-menselijke energiebron (Warenwetbesluit attaractie- en speeltoestellen, 1996)
4.4
WARENWETBESLUIT ELEKTROTECHNISCHE PRODUCTEN
Elk elektrisch apparaat is voorzien CE-markering. Door deze markering is te controleren of de producten voldoen aan de geldende Europese richtlijnen (Warenwetbesluit elektrotechnische produkten, 1992)
Pagina 41 van 49
Bijlage IV
Wet- en Regelgeving
5 5.1
2012
ARBEIDSOMSTANDIGHEDEN ARBEIDSOMSTANDIGHEDENWET
Naast het bouwbesluit is de arbeidsomstandighedenwet de wet die een groot aantal vragen ondersteund. Zoals de naam al zegt heeft de arbeidsomstandighedenwet voornamelijk betrekking op de veiligheid en gezondheidswetten op de werkvloer. 5.1.1
ARBOBELEID
De werkgever zorgt voor de veiligheid en de gezondheid van de werknemers betreffende alle met de arbeid verbonden aspecten en voert daartoe een beleid dat is gericht op zo goed mogelijke arbeidsomstandigheden, waarbij hij, gelet op de stand van de wetenschap en professionele dienstverlening, het volgende in acht neemt:
5.1.2
Tenzij dit redelijkerwijs niet kan worden gevergd worden de gevaren en risico's voor de veiligheid of de gezondheid van de werknemer zoveel mogelijk in eerste aanleg bij de bron daarvan voorkomen of beperkt; naar de mate waarin dergelijke gevaren en risico's niet bij de bron kunnen worden voorkomen of beperkt, worden daartoe andere doeltreffende maatregelen getroffen waarbij maatregelen gericht op collectieve bescherming voorrang hebben boven maatregelen gericht op individuele bescherming; slechts indien redelijkerwijs niet kan worden gevergd dat maatregelen worden getroffen die zijn gericht op individuele bescherming, worden doeltreffende en passende persoonlijke beschermingsmiddelen aan de werknemer ter beschikking gesteld; De inrichting van de arbeidsplaatsen, de werkmethoden en de bij de arbeid gebruikte arbeidsmiddelen alsmede de arbeidsinhoud worden zoveel als redelijkerwijs kan worden gevergd aan de persoonlijke eigenschappen van werknemers aangepast; Doeltreffende maatregelen worden getroffen op het gebied van de eerste hulp bij ongevallen, de brandbestrijding en de evacuatie van werknemers en andere aanwezige personen, en doeltreffende verbindingen worden onderhouden met de desbetreffende externe hulpverleningsorganisaties; INVENTARISATIE EN EVALUATIE VAN RISICO’S
Naast de verschillende wetgeving vanuit de arbeidsomstandighedenwet die betrekking hebben op bijvoorbeeld het gevoerde arbo beleid, wordt ook aangestuurd op het adequaat controleren en evalueren van alle aanwezige risico’s. 1.
Bij het voeren van het arbeidsomstandighedenbeleid legt de werkgever in een inventarisatie en evaluatie schriftelijk vast welke risico's de arbeid voor de werknemers met zich brengt. Deze risico-inventarisatie en -evaluatie bevat tevens een beschrijving van de gevaren en de risico beperkende maatregelen en de risico's voor bijzondere categorieën van werknemers.
3.
Een plan van aanpak, waarin is aangegeven welke maatregelen zullen worden genomen in verband met de bedoelde risico's en de samenhang daartussen, maakt deel uit van de risico-inventarisatie en -evaluatie. In het plan van aanpak wordt tevens aangegeven binnen welke termijn deze maatregelen zullen worden genomen.
Pagina 42 van 49
Bijlage IV 5.1.3
Wet- en Regelgeving
2012
VOORLICHTING EN ONDERRICHT
Twee artikelen die van groot belang waren voor de vragenlijst betroffen de voorlichting en onderricht van het personeel, door het geven van de juiste voorlichting worden gevaarlijke situaties voorkomen en kan in het veiligheidsniveau vergroot worden. 1. De werkgever zorgt ervoor dat de werknemers doeltreffend worden ingelicht over de te verrichten werkzaamheden en de daaraan verbonden risico's, alsmede over de maatregelen die erop gericht zijn deze risico's te voorkomen of te beperken. Tevens zorgt de werkgever ervoor dat de werknemers doeltreffend worden ingelicht over de wijze waarop de deskundige bijstand in zijn bedrijf of inrichting is georganiseerd. 2. De werkgever zorgt ervoor dat aan de werknemers doeltreffend en aan hun onderscheiden taken aangepast onderricht wordt verstrekt met betrekking tot de arbeidsomstandigheden.
5.1.4
MELDING EN REGISTRATIE VAN ARBEIDSONGEVALLEN
Om inzicht te krijgen in de ernst en de voorkomende mate moeten arbeidsongevallen worden geregistreerd. In alle gevallen is een lijst beschikbaar bij de werkgever. Arbeidsongevallen met ernstige gevolgen moeten worden gemeld bij de arbeidsinspectie, in veel gevallen doet zij onderzoek naar de oorzaak van het ongeval. 1. De werkgever meldt arbeidsongevallen die leiden tot de dood, een blijvend letsel of een ziekenhuisopname direct aan de daartoe aangewezen toezichthouder en rapporteert hierover desgevraagd zo spoedig mogelijk aan deze toezichthouder. 2. De werkgever houdt een lijst bij van de gemelde arbeidsongevallen en van arbeidsongevallen welke hebben geleid tot een verzuim van meer dan drie werkdagen en registreert daarop de aard en datum van het ongeval.
5.1.5
VOORKOMEN VOOR HET GEVAAR VOOR DERDEN
Binnen de organisatie is heeft het bestuur de verantwoordelijkheid over zowel de medewerkers, cliënten en over derden. Hieronder wordt bijvoorbeeld bezoek van familie verstaan. Om hun veiligheid te kunnen garanderen dienen er adequate maatregelen getroffen te worden. 1. Indien bij of in rechtstreeks verband met de arbeid die de werkgever door zijn werknemers doet verrichten in een bedrijf of een inrichting of in de onmiddellijke omgeving daarvan gevaar kan ontstaan voor de veiligheid of de gezondheid van andere personen dan die werknemers, neemt de werkgever doeltreffende maatregelen ter voorkoming van dat gevaar.
Pagina 43 van 49
Bijlage IV 5.1.6
Wet- en Regelgeving
2012
ALGEMENE VERPLICHTINGEN WERKNEMERS
Werknemers zijn verplicht om zich op zijn arbeidsplaats zo te gedragen dat er geen gevaar bestaat voor hem of zijn collega´s. Het gevaar heeft betrekking op de veiligheid en de gezondheid. De werknemer is in het bijzonder verplicht om arbeidsmiddelen en gevaarlijke stoffen op de juiste wijze te gebruiken. De werknemer ook verplicht de persoonlijke beschermingsmiddelen te gebruiken en op de juiste plaats op te bergen. 5.1.7
SAMENWERKING TUSSEN DE ONDERNEMINGSRAAD (OR), DE PERSONEELSVERTEGENWOORDIGING (PV) EN DE BELANGHEBBENDE WERKNEMERS
Om de relatie tussen werkgever en werknemers gezond te houden is de werknemer verplicht om overleg te voeren met de ondernemingsraad. Dit overleg heeft betrekking om het te voeren beleid, alsmede over de uitvoering van dat beleid. Het is daarbij van belang dat er actief informatie wordt uitgewisseld. 5.1.8
BIJSTAND DESKUNDIGE WERKNEMERS OP HET GEBIED VAN PREVENTIE EN BESCHERMING
Om ervoor te zorgen dat de werknemer alle voorschriften naar behoren uitvoert en implementeert is het van belang dat hij een (of meerdere) werknemer(s) kennis laat nemen van de Arbeidsomstandighedenwet. Op deze manier kan de werkgever zich deskundig laten bijstaan. 1. De werkgever laat zich ten aanzien van de naleving van zijn verplichtingen op grond van deze wet bijstaan door een of meer deskundige werknemers. 2. Voor zover de mogelijkheden onvoldoende zijn om de bijstand binnen het bedrijf of de inrichting te organiseren, wordt de bijstand verleend door een combinatie van deskundige werknemers en andere deskundige personen. 3. Indien er geen mogelijkheden zijn om de bijstand binnen het bedrijf of de inrichting te organiseren, wordt de bijstand verleend door andere deskundige personen. 4. De werknemers en de andere deskundige personen beschikken over een zodanige deskundigheid, ervaring en uitrusting, zijn zodanig in aantal, gedurende zoveel tijd beschikbaar en zodanig georganiseerd, dat zij de bijstand naar behoren kunnen verlenen. 5. De werkgever stelt de werknemers in de gelegenheid de bijstand zelfstandig en onafhankelijk te verlenen. De werknemers worden uit hoofde van een juiste taakuitoefening niet benadeeld in hun positie in het bedrijf of de inrichting. Artikel 21, vierde zin, van de Wet op de ondernemingsraden is van overeenkomstige toepassing. 6. De deskundige personen verlenen hun bijstand met behoud van hun zelfstandigheid en van hun onafhankelijkheid ten opzichte van de werkgever. 7. Het verlenen van bijstand omvat in ieder geval: a. het verlenen van medewerking aan het verrichten en opstellen van een risicoinventarisatie en -evaluatie als bedoeld in artikel 5; b. het adviseren aan onderscheidenlijk nauw samenwerken met de ondernemingsraad of de personeelsvertegenwoordiging, of, bij het ontbreken daarvan, de belanghebbende werknemers, betreffende de genomen en de te nemen maatregelen, gericht op een zo goed mogelijk arbeidsomstandighedenbeleid; c. de uitvoering van de maatregelen, bedoeld in onderdeel b, dan wel de medewerking daaraan.
Pagina 44 van 49
Bijlage IV
Wet- en Regelgeving
2012
8. Een afschrift van een advies als bedoeld in het zevende lid, onderdeel b, wordt aan de werkgever gezonden. 9. In de risico-inventarisatie en -evaluatie, bedoeld in artikel 5, worden de maatregelen beschreven die nodig zijn om te voldoen aan het vierde en tiende lid. 10. In afwijking van het eerste tot en met het derde lid, kunnen bij werkgevers met niet meer dan 25 werknemers de taken in het kader van de bijstand ook worden verricht door de werkgever zelf, indien deze natuurlijke persoon is, of door de directeur indien de werkgever rechtspersoon is, indien deze personen beschikken over voldoende deskundigheid, ervaring en uitrusting om deze taken naar behoren te vervullen.
5.1.9
DESKUNDIGE BIJSTAND OP HET GEBIED VAN BEDRIJFSHULPVERLENING
Binnen de organisatie in een bedrijf zijn een aantal werknemers opgeleid als bedrijfshulpverleners. Het aantal van deze bedrijfshulpverleners is zo gekozen dat de taken die behoren bij de bedrijfshulpverlening naar behoren kunnen worden vervuld. De hulpmiddelen die nodig zijn voor adequate hulp zijn goed onderhouden en bereikbaar. 5.1.10
NADERE REGELS MET BETREKKING TOT ARBEIDSOMSTANDIGHEDEN
De regels hebben betrekking op de arbozorg en de organisatie van de arbeid, de inrichting van de arbeidsplaatsen, het werken met gevaarlijke stoffen en biologische agentia, de mate van fysieke belasting waaraan werknemers blootstaan, de fysische factoren die zich op de arbeidsplaats voordoen, de bij de arbeid gebruikte arbeidsmiddelen en persoonlijke beschermingsmiddelen en de op de arbeidsplaats te gebruiken veiligheids- en gezondheidssignalering. (Arbeidsomstandighedenwet, 1999)
Pagina 45 van 49
Bijlage IV
Wet- en Regelgeving
5.2 5.2.1
2012
ARBEIDSOMSTANDIGHEDENBESLUIT
PSYCHOSOCIALE ARBEIDSBELASTING
Wanneer werknemers werkzaamheden verrichten waarbij psychosociale arbeidsbelasting een gevaar vormt worden daar door de werkgever over geïnformeerd. De werknemers worden ook geïnformeerd over de genomen, of te nemen, maatregelen om het risico op psychosociale arbeidsbelasting te verkleinen. 5.2.2
RISICO INVENTARISATIE EN EVALUATIE
Wanneer er in het bedrijf, of een afdeling, de werkmethoden of productiemethoden worden veranderd die voor de risico’s van een zwaar ongeval grote gevolgen heeft moet er zorg worden gedragen voor wijzigingen in: 5.2.3
Het veiligheidsbeheerssysteem; De risico inventarisatie en evaluatie en de scenario’s als genoemd in de risico inventarisatie en evaluatie; Het intern noodplan inclusief de reeds getroffen maatregelen.
VERPLICHTINGEN VAN DE WERKGEVER
De werkgever is verplicht om medewerking te verlenen aan het veiligheidsgezondheidsplan. Alsmede is de werkgever verplicht tot naleving van het veiligheidsgezondheidsplan. De door de werkgever te verrichten werkzaamheden moeten door werkgever worden uitgevoerd, echter dient dit te gebeuren in overleg met de coördinator in uitvoeringsfase. 5.2.4
en en de de
ELEKTRISCHE INSTALLATIES
Elektrische installaties zijn zo ontworpen, ingericht en aangelegd dat veilig gebruik van elektriciteit zo goed mogelijk is gewaarborgd. Om ervoor te zorgen dat elektriciteit veilig kan worden gebruikt, moeten er de nodige beschermingsmaatregelen worden aangebracht. Er moet bij deze beschermingsmaatregelen moet rekening worden gehouden met de gebruiksomstandigheden.
Pagina 46 van 49
Bijlage IV 5.2.5
Wet- en Regelgeving
2012
VOORLICHTING EN ONDERRICHT
Om de risico’s op arbeidsongevallen zoveel mogelijk te verkleinen is het van belang dat medewerkers worden onderwezen op de werkzaamheden en de veiligheidsmaatregelen. 1. In alle gevallen waarbij arbeid wordt verricht waarbij werknemers worden of kunnen worden blootgesteld aan gevaarlijke stoffen, wordt in overeenstemming met artikel 8 van de Arbeidsomstandighedenwet, voorlichting en onderricht gegeven, waarbij ten minste aandacht wordt besteed aan: a. de mogelijke gevaren voor de veiligheid en de gezondheid die zijn verbonden aan het werken met gevaarlijke stoffen op grond van de resultaten van de beoordeling, bedoeld in artikel 4.2 van het Arbeidsomstandighedenbesluit; b. de aard van de blootstelling, bedoeld in artikel 4.2 van het Arbeidsomstandighedenbesluit, eerste lid; c. de grenswaarden; d. de te treffen voorzorgsmaatregelen om blootstelling te voorkomen of te beperken tot een zo laag mogelijk niveau; e. de te treffen voorzorgsmaatregelen om zoveel mogelijk te voorkomen dat zich met betrekking tot gevaarlijke stoffen een ongewilde gebeurtenis voordoet; f. de hygiënische maatregelen; g. het dragen en gebruiken van persoonlijke beschermingsmiddelen; h. de te nemen maatregelen in geval zich een ongewilde gebeurtenis voordoet met gevaarlijke stoffen. 2. De werkgever brengt de werknemers op de hoogte van de informatie over de veiligheid en gezondheid die door de leverancier van een gevaarlijke stof wordt verstrekt, waaronder begrepen de verplichte informatie die bij of krachtens wettelijk voorschrift wordt verstrekt. 3. De wijze van voorlichting en onderricht is afgestemd op de resultaten van de beoordeling, bedoeld in artikel 4.2 van het Arbeidsomstandighedenbesluit. 4. De voorlichting en het onderricht worden geactualiseerd indien gewijzigde omstandigheden hiertoe aanleiding geven. 5.2.6
PERSOONLIJKE BESCHERMINGSMIDDEL
Om de risico’s op een ongeval te vermijden stelt de werknemer persoonlijke beschermingsmiddelen beschikbaar. Een werknemer is verplicht1 deze te gebruiken, om zo de risico’s te verkleinen. Een persoonlijk beschermingsmiddel moet:
geschikt zijn voor de te vermijden gevaren, zonder zelf een vergroot gevaar in te houden;
beantwoorden aan de bestaande omstandigheden op de arbeidsplaats;
afgestemd zijn op de ergonomische eisen en de vereisten met betrekking tot de gezondheid van de werknemers;
na de nodige aanpassingen geschikt zijn voor de drager.
(Arbeidsomstandighedenbesluit, 1997)
1
Arbeidsomstandighedenwet, art. 11 lid b
Pagina 47 van 49
Bijlage IV
Wet- en Regelgeving
6
OVERIGE WET- EN REGELGEVING 6.1
6.1.1
2012
BESLUIT OMGEVINGSRECHT
GEBRUIKSMELDING
Om een gebouw in gebruik te nemen moet er worden voldaan aan de voorwaarden die staan in het Besluit omgevingsrecht. Er wordt vanuit het artikel ook verwezen naar de gemeentelijke bouwverordening, het is echter niet vaak dat er wordt afgeweken van het gegeven in het Besluit omgevingsrecht. Een gebruiker van een gebouw is in bezit van een wanneer:
Aan meer dan 10 personen jonger dan 12 jaar dagverblijf wordt verschaft; Aan meer dan 10 personen met een lichamelijke of verstandelijke beperking dagverblijf wordt verschaft.
( Besluit omgevingsrecht, 2010)
6.2 6.2.1
ALGEMENE WET BESTUURSRECHT
HANDHAVING
Een toezichthouder die belast is met de controle op het gebruik, kan inzage vorderen in zakelijke gegevens en bescheiden. Dit komt er op neer dat gegevens in het pand aanwezig moeten zijn. Het kan ook gaan om kopieën waarvan de originelen op een hoofdlocatie worden bewaard. (Algemene wet bestuursrecht, 1992)
Pagina 48 van 49
Bijlage IV
Wet- en Regelgeving
7
2012
BIBLIOGRAFIE
Besluit omgevingsrecht. (2010, Maart 25). (2006, December). NEN 5096 Inbraakwerendheid. (2008, December). NEN 2555, Rookmelders voor woonfuncties. (2008, November). NEN 4001 + C1 Brandbeveiliging - Projectering van draagbare en verrijdbare blustoestellen. (2010, juni). NEN 2535, Brandveiligheid in gebouwen. (2011, December). NEN 3028 Eisen voor verbrandingsinstallaties, p. 31. Accu schroefmachine. http://www.stroy-mart.ru/i/prod/13829b.jpg. Algemene wet bestuursrecht. (1992, Juni 4). Arbeidsomstandighedenbesluit. (1997, Januari 15). Arbeidsomstandighedenwet. (1999, Maart 18). Bouwbesluit 2012 (Bijlage I). (2011). Staatsblad nr. 416 & 676. Bouwbesluit 2012. (2011). Staatsblad nr. 416 & 676. Gasslang. GASSLANG 70 CM GIVEG CPL. http://www.onderdelenexpertshop.nl/pages/shop/_imagesartikel/117-101-0104.jpg. Gasslangbesluit (Warenwet). (1963, Mei 28). Keuringssticker. http://www.vanreken.nl/verhuur/images/keuringsstikker.gif. Montagevoorbeeld. NEN 4001. NEN 3140 Bedrijfvoering van elektrische installaties. (2011, Maart). NEN 4000 Bedrijfshulpverlening. (2008, Oktober). Schema van een automatishe brandmeldinstallatie. NEN 2654-1 pag 3. Tabel 2 en Tabel 3. (2010, juni). NEN 2535, Brandveiligheid in gebouwen. Tabel 4. (2010, juni). NEN 2535, Brandveiligheid in gebouwen. Voorbeeld van de gehoekte omvang van een meetkundige vorm. NEN 3011 pag 20. Warenwetbesluit attaractie- en speeltoestellen. (1996, September 3). Warenwetbesluit elektrotechnische produkten. (1992, Juli 6). Werkvlakken, inbraakvlakken en bere ikbaar dak- en geveloppervlak. NEN 5087.
Pagina 49 van 49
H O G E S C H O O L VA N A R N H E M E N N I J M E G E N OCTAAF ADVIESGROEP ‘S HEEREN LOO
BI J L AG E V HANDLEIDING VOOR HET GEBRUIK VAN DE VRAGENLIJST
AUTEURS: STEVEN TROOST RICK MARISSEN
Bijlage V
Handleiding voor het gebruik van de vragenlijst
2012
INHOUDSOPGAVE Inhoudsopgave ........................................................................................................................................ 2 1
Inleiding .................................................................................................................................... 3
2
Protocollen ............................................................................................................................... 4
2.1
De vastgestelde procedure ..................................................................................................... 4
2.2
Doorgronden van de vraagstelling ........................................................................................ 4
2.3
Wijze van rapporteren............................................................................................................. 5
2.4
Overdracht van veiligheidsscan ............................................................................................. 5
Pagina 2 van 5
Bijlage V
Handleiding voor het gebruik van de vragenlijst
1
2012
INLEIDING
In deze bijlage wordt dieper ingegaan op de wijze waarop de vragenlijst geïnterpreteerd dient te worden. Door het op een juiste wijze interpreteren van de vragenlijst zal er een eenduidig rapport opgesteld kunnen worden voor de Raad van Bestuur. Het interpreteren van de vragenlijst is slechts één van de protocollen waar tijdens de overdracht van de veiligheidsscan rekenen mee gehouden moet worden. Naast de protocollen waar tijdens de overdracht rekenen mee gehouden moet worden. Wordt er in deze bijlage extra aandacht besteed aan de testinstructies en het op een juiste wijze doorgronden van de vragenlijst.
Pagina 3 van 5
Bijlage V
Handleiding voor het gebruik van de vragenlijst
2
2012
PROTOCOLLEN
Zoals bekend dient de veiligheidsscan 2012 als 0-meting voor ’s Heeren Loo, hierbij zal rekening gehouden moeten worden met het vaststellen van de juiste protocollen. Enkel door het in de toekomst scannen op dezelfde wijze als in het afgelopen jaar kan het gehele project tot een succes uitlopen. Om dit succes na te streven dient er ondermeer rekening gehouden te worden met de vragen die gesteld worden, de manier waarop deze vragen gesteld worden, de procedure die gevolgd moet worden en tot slot de wijze waarop er gerapporteerd wordt naar een regiomanager, locatiemanager of een technisch specialist.
2.1
DE VASTGESTELDE PROCEDURE
Om in de komende jaren een gelijkwaardige scan uit te voeren is het van belang dat dezelfde procedure aan gehouden wordt. Op deze manier wordt de kans op afwijkingen zo klein mogelijk gehouden, tevens neemt hiermee de bekendheid van de veiligheidsscan binnen de organisatie van ’s Heeren Loo toe. De Vastgestelde procedure die ook gehanteerd is tijdens de 2012 versie bestaat uit de volgende stappen: Kick-off, eerste interview, veiligheidsscan woningen en dagbestedingen, interview met aanwezig personeel, terugkoppeling naar regio, eindrapportage en tot slot een evaluatie. Deze vastgestelde procedure komt voort uit de evaluatie van de veiligheidsscan 2010. Tijdens deze evaluatie zijn er verscheidene opmerkingen geweest met betrekking op de manier waarop de verschillende regio’s ingelicht waren over de behaalde scores. Op basis van deze evaluatie is de vastgestelde procedure tot stand gekomen.
2.2
DOORGRONDEN VAN DE VRAAGSTELLING
In de vastgestelde procedure staan twee momenten vermeld waarbij er een interview gehouden wordt. Het eerste moment betreft de kick-off van de veiligheidsscan. Bij deze kick-off zijn de regiomanager, technisch specialist en de preventie medewerker aanwezig. In dit interview worden alle vragen behandeld die opgesteld staan in het beleid aspect van de veiligheidsscan. Tijdens dit interview komende de volgende onderwerpen aan bod: ontruimen en alarmeren, bewustzijn en gedrag, verkeer en terrein, bedrijfshulpverlening, nieuwe medewerkers en risico inventarisatie en evaluatie. Het tweede moment waarop een interview gehouden wordt is tijdens de veiligheidsscan op de woningen en dagbestedingen. Tijdens dit interview wordt er in een gesprek met één van de aanwezige personeelsleden gesproken over de organisatorische onderwerpen: ontruimen en alarmeren, bewustzijn en gedrag en gevaarlijke stoffen. Zoals hierboven omschreven zal de input van twee van de vier hoofdaspecten van de veiligheidsscan gegenereerd worden tijdens interviews. Hierbij is het van belang dat deze interviews volledig neutraal gehouden worden en dat de resultaten objectief verwerkt worden. Om dit objectieve proces te kunnen garanderen zijn er een viertal voorwaarden waar rekening mee gehouden dient te worden tijdens het afnemen van de interviews. De eerst voorwaarde dit aanwezig moest zijn tijdens het afleggen van de interviews is een open houding. De houding van de interviewer is van belang om de ondervraagde op zijn gemak te stellen. Het uitgangspunt van de interviews is een gesprek te starten waarin de verschillende onderwerpen besproken worden. Op deze manier zullen de regiomanagers al antwoord geven op veel vragen voordat dit zwart op wit gesteld zijn. Pagina 4 van 5
Bijlage V
Handleiding voor het gebruik van de vragenlijst
2012
Het tweede aspect wat van belang is betreft de zogenaamde gesloten of opendeur vragen. Deze vragen dienen te allen tijde voorkomen te worden. Door het stellen van deze vragen kunnen de resultaten vooraf beïnvloed worden. Het derde aspect waar rekening mee gehouden dient te worden tijdens het afnemen van de interviews heeft betrekking op de benodigde informatie. De vragenlijst is op zo´n manier samengesteld dat alle benodigde aspecten van veiligheid aan bod komen. Hierbij is het van belang om vooraf geheel duidelijk te hebben welke informatie er moet voortkomen uit de desbetreffende vraag. Een voorbeeld van een vraag in de veiligheidsscan waarvan de achterliggende vraag belangrijk is betreft de waterkokers. Bij een incident heeft een cliënt een volle waterkoker met kokend water over zichzelf heen gekregen. De vraag in de veiligheidsscan gaat over de aanwezigheid van een bepaalde voorschreven veilige waterkoker. Bij deze vraag is het van groot belang te weten aan welke cliënten er dagbesteding of onderdak wordt verschaft omdat deze vraag niet voor alle doelgroepen van ’s Heeren Loo geldt. Het vierde aspect wat veel aandacht verdiend is de link tussen het beleidsmatige en het organisatorische aspect van de veiligheidsscan. Zo is het organisatorische gedeelte ondermeer een controle moment van de wijze waarop het beleid is geïmplementeerd binnen de regio. Naast dit controle moment bieden deze twee aspecten gezamenlijk ook enkele antwoorden, voorbeelden hiervan zijn de vragen betreffende een open cultuur en de terugkoppeling binnen de regio.
2.3
WIJZE VAN RAPPORTEREN
Het op een juiste wijze afleggen van een interview zal moeten leiden tot subjectieve resultaten. Bij het rapporteren van deze resultaten is het van belang dat er een duidelijke lijn gevormd wordt in de rapportage. Om deze lijn duidelijke te verwerken in de rapportage zijn er twee aspecten waar in de toekomst rekening mee dient gehouden te worden. Het eerste aspect betreft de voorgaande resultaten, deze resultaten dienen op overzichtelijke en eenduidige manier meegenomen te worden in de nieuwe scan, vanwege het feit dat de veiligheidsscan 2012 dient als 0-meting is dat in deze versie nog niet van toepassing. Het doel van het invoegen van voorgaande resultaten is het kunnen meten van de voortgang van de desbetreffende regio. Bij het tweede aspect dient er in de wijze van rapporteren rekening gehouden te worden met de spinnenwebben en compleetheid van de lijst. Wanneer in de toekomst de verschillende deelonderwerpen aangepast zullen worden om bijvoorbeeld tijd te besparen tijdens de scans, door het verwijderen van vragen waar geen verandering in zal optreden, zal dit gevolgen kunnen hebben voor het algemene resultaat van de scan. Hiervoor dient op een secure manier rekeningen gehouden te worden met voorgaande resultaten.
2.4
OVERDRACHT VAN VEILIGHEIDSSCAN
Om een goede overdracht van veiligheidsscan te kunnen borgen is van belang dat er een gedegen overleg plaats vind tussen de verschillende partijen. Hierbij moet gedacht worden aan een verandering van adviseur. Wanneer een vervolg scan uitgevoerd worden door andere adviseur zal er een inlooptraject gestart moeten worden, dit traject zal bestaan uit het uitgebreid mondeling doornemen van de bestaande vragenlijst. Daarnaast zal er gedurende een nader te bepalen aantal scans meegelopen moeten kunnen worden. Op deze wijze kan er voor iedere belanghebbende inzicht verkregen worden in de complete procedure en verschillende aspecten van de veiligheidsscan.
Pagina 5 van 5
H O G E S C H O O L VA N A R N H E M E N N I J M E G E N OCTAAF ADVIESGROEP ‘S HEEREN LOO
B I J L AG E V I PILOT VEILIGHEIDSSCAN
AUTEURS: STEVEN TROOST RICK MARISSEN
Veiligheidsscan 2012 DEFINITIEF
Regio:
Middelrode
Uitgevoerd door : 's Heeren Loo, Advies en Monitoring
5 mei 2012
Inhoudsopgave 1
Projectkader ................................................................................................................ 3 Aandachtspunten en prioritering ........................................................................................ 4
2
Overzichten ................................................................................................................. 5 2.1
3
Totaal van de vier categorieën................................................................................. 5
Conclusie veiligheidsniveau ............................................................................................ 6 3.1
Organisatorisch ..................................................................................................... 6
3.2
Bouwkundig .......................................................................................................... 8
3.3
Elektrotechniek en installatie .................................................................................. 10
3.4
Beleid.................................................................................................................. 12
3.5
Overige opmerkingen ............................................................................................ 14
Veiligheidsscan 2012 Regio Middelrode (02)
Versie 2 (definitief)
Datum 8 mei 2012
2
1 Projectkader In 2012 worden alle panden van ’s Heeren Loo, waarin zorg en dagbesteding wordt verleend, gescand op het huidige veiligheidsniveau met behulp van de Veiligheidsscan. Het doel van de Veiligheidsscan is het creëren van een eenduidig en overzichtelijk beeld van de veiligheidssituatie per gebouw, per regio en voor de complete organisatie. Hoofdaspecten van de Veiligheidsscan zijn: -
Organisatorisch; Bouwkundig; Elektrotechnisch en installatie; Beleid.
De aspecten die hierboven benoemd worden, zijn conform de verdeling in hoofdstuk 2, verder onderverdeeld in de veiligheidsscan. Tijdens de scan wordt er aan de hand van een interview met een technisch specialist en de locatiemanager een beeld verkregen worden van het ‘beleid’ wat gevoerd wordt in de regio. Voor het ‘organisatorische’ aspect zal een soortgelijk interview gehouden worden met een willekeurige werknemer van de bezochte woningen. Het ‘bouwkundige’ en het ‘elektronische en installatie’ aspect wordt beoordeeld op basis van de controles door de auditors, die tijdens de veiligheidsscan uitgevoerd worden per woning. In bijlage 1 is een lijst toegevoegd met alle gedetailleerde overzichten en opmerkingen per gebouw. De Veiligheidsscan is uitgevoerd door de afdeling ‘Advies en Monitoring’ in opdracht van de Raad van Bestuur. Hiermee geeft ’s Heeren Loo deels invulling aan de eigen verantwoordelijkheid voor het creëren van een veilige woon-, werk- en leefomgeving voor alle cliënten en medewerkers van ’s Heeren Loo. Dit rapport van de scan, zoals uitgevoerd in de regio ‘Middelrode’, is bedoeld voor de regiomanager van deze regio. Daarnaast zal dit rapport worden meegenomen als onderdeel voor het complete overzicht van de hele organisatie, die aan het einde van dit jaar wordt opgesteld voor de Raad van Bestuur. In overleg met de regiomanager is besloten voorlopig de buitenlocaties buiten beschouwing te laten. Deze buitenlocaties zullen in een later stadium alsnog gescand worden. Alle panden waar de veiligheidsscan is uitgevoerd en die verwerkt zijn binnen de rapportage zijn hieronder weergegeven:
Lange dreef 1-3
Isidorusweg 6
‘Octopus’
Lange dreef 2-4
‘De Dijcke’
Alexandrinalaan 13 a,b,c
Lange dreef 5-7
‘Esch’
Lange dreef 3 de sporthal
Lange dreef 6-8
‘Beekvliet’
Dagbestedinglocatie: de Boerderij
Veiligheidsscan 2012 Regio Middelrode (02)
Versie 2 (definitief)
Datum 8 mei 2012
3
Aandachtspunten en prioritering De sporthal en de boerderij behoeven, naar aanleiding van het uitvoeren van de Veiligheidsscan, extra aandacht op het gebied van veiligheid. Op pagina 9 staan met betrekking tot deze panden een aantal concrete adviezen genoemd op het gebied van alarmering, algemene bouwkundige staat, brandcompartimentering en andere brandveiligheidszaken. In hoofdstuk 3 worden in tabellen adviezen en bevindingen per subonderwerp gegeven. De adviezen die aan de rechterkant worden aangegeven met een rood gekleurd vak zijn volgens het auditteam adviezen die prioriteit zouden moeten krijgen bij uitvoering. Dit wil vanzelfsprekend niet zeggen dat de overige adviezen niet belangrijk zijn. De prioritering is gebaseerd op de volgende uitgangspunten: -
Kan door het uitvoeren van het advies direct een ernstige calamiteit (d.w.z. een calamiteit waarbij tenminste 1 persoon gewond raakt) worden voorkomen?
-
Kan door het uitvoeren van het advies direct het alarmeren en /of vluchten tijdens een calamiteit zo sterk worden verbeterd, dat personen aanzienlijk meer kansen hebben om te vluchten bij een calamiteit?
In de tabellen uit Hoofdstuk 3 zijn ook een aantal invulvelden geplaatst. Per advies kan worden aangegeven wie er verantwoordelijk is, wanneer het gerealiseerd moet zijn en er is ruimte voor een paraaf wanneer het advies is afgehandeld.
Veiligheidsscan 2012 Regio Middelrode (02)
Versie 2 (definitief)
Datum 8 mei 2012
4
2 Overzichten Dit hoofdstuk gaat over de totaalresultaten van de regio 'Middelrode'. Het totaal overzicht zoals hieronder te zien is in Paragraaf 2.1 is samengesteld uit de vier subtotalen van hoofdstuk 3, ook dit hoofdstuk gaat over de gehele regio. In hoofdstuk 3 worden alle deelonderwerpen op een identieke wijze weergegeven met adviezen per deelonderwerp. In het totaaloverzicht wat hieronder is uitgewerkt zijn de vier hoofdaspecten van de veiligheidsscan verwerkt. Deze hoofdaspecten zijn opgebouwd uit de volgende deelonderwerpen: 1: Organisatorisch: - Ontruimen en alarmeren - Bewustzijn en gedrag - Gevaarlijke stoffen
3: Elektrotechniek en installaties: - Brandmeld- en ontruimingsinstallatie - Verlichting - Inventaris
2: Bouwkundig: - Vergunning en documentatie - Vluchtwegen - Liften - Bouwkundige inventaris - Veiligheid inventaris
4: Beleid: - Ontruimen en alarmeren - Bewustzijn en gedrag - Verkeer en terrein - BHV - Nieuwe werknemers - RI&E
De bijbehorende onderstaande percentage staat voor het aantal positief beantwoorde vragen. In bijlage 1 is een lijst toegevoegd met alle gedetailleerde overzichten en opmerkingen per gebouw.
2.1 Totaal van de vier categorieën Totaal Organisatorisch Bouwkundig Elektrotechniek en installaties Beleid
83% 79% 80% 68%
Totaal
Beleid
Organisatorisch 100% 80% 60% 40% 20% 0%
Bouwkundig
Elektrotechniek en installaties
Veiligheidsscan 2012 Regio Middelrode (02)
Versie 2 (definitief)
Datum 8 mei 2012
5
3 Conclusie veiligheidsniveau 3.1 Organisatorisch 1. Ontruimen en alarmeren
100%
80% 60% 40% 20% 0%
3. Gevaarlijke stoffen
2. Bewustzijn en gedrag
Organisatorisch 1. Ontruimen en alarmeren 2. Bewustzijn en gedrag 3. Gevaarlijke stoffen
Score
81% 73% 96%
Algemene indruk Bij ieder werkoverleg komt veiligheid ter sprake, medewerkers weten wat hun taak is bij een ontruiming en iedereen geeft aan incidenten te melden. Zo zijn er nog meer positieve bevindingen gedaan tijdens de Organisatorische Veiligheidsscan in Middelrode. De organisatorische verbeterpunten worden in de in de tabellen hieronder worden aangegeven. In bijlage 1 wordt per gebouw weergegeven welke maatregelen moeten worden getroffen. 2 OR
1 Ontruimen en alarmeren (Advies) Verantwoordelijke Ontruimingsoefeningen zijn pas effectief als alle medewerkers aanwezig zijn. Bij veel woningen zijn Planning minimaal 2 oefenmomenten per jaar, maar slechts 54% van de ondervraagde medewerkers is minimaal 1 Afgehandeld keer bij een ontruimingsoefening aanwezig geweest. Het effect hiervan is te zien bij de kennis van medewerkers over andere veiligheidsonderwerpen, zoals compartimentering, verzamelplaats e.d. Door de ontruimingsoefeningen verplicht te stellen en hierop scherp te controleren zullen meer medewerkers aanwezig zijn bij oefeningen en zal hun veiligheidskennis naar een hoger niveau worden getild.
Veiligheidsscan 2012 Regio Middelrode (02)
Versie 2 (definitief)
Datum 8 mei 2012
6
2 OR
2 OR
2 OR
2 OR
2 OR
2 Ontruimen en alarmeren (Advies) Door bij ontruimingen op de verzamelplaats de namen van aanwezigen te noteren, wordt het tijdens een incident snel duidelijk als er nog personen zijn achtergebleven. Dit is bruikbare informatie voor brandweer en BHV. Hiervoor kan bijvoorbeeld een standaard formulier worden ontwikkeld die in de veiligheidsmap (Zie 2BK1) bewaard wordt. Ontruimen en alarmeren / bewustzijn en gedrag 3 (Advies) • 58% van de ondervraagde medewerkers weet niet wie de BHV’ers zijn; • 33% van de ondervraagde medewerkers weet niet waar niet-zelfredzame personen zich bevinden; • in 92% van de gebouwen geen instructieblad voor calamiteiten aanwezig. Het calamiteiteninstructieblad moet verspreid worden over de woningen en bij BHV-trainingen en ontruimingsoefeningen moet meer nadruk worden gelegd op de inrichting van de veiligheidsorganisatie en het instructieblad. 4 Bewustzijn en gedrag (Advies) Medewerkers geven aan dat er niet op alle gemelde (MIC/MIM) incidenten een terugkoppeling komt. Door niet terug te koppelen zullen medewerkers misschien in het vervolg niet me meer melden. Dit zou een incidenteel of een structureel probleem kunnen zijn. De auditors hebben dit niet kunnen achterhalen. 5 Bewustzijn en gedrag (Advies) Na aanleiding van verschillende incidenten, waaronder de brand bij Rivierduinen, hanteert ’s Heeren Loo de richtlijn om roken geheel te verbieden in een woning of bij dagbestedingslocaties. In slechts 33% van de gebouwen wordt het rookverbod nageleefd. Bij uitzonderingen op deze regel is het noodzakelijk om brandwerende materialen en voorwerpen te gebruiken. In bijlage 1 staat per gebouw beschreven bij welke panden er nog brandwerende materialen moeten worden toegepast, en waar nog afspraken moeten worden gemaakt. 6 Bewustzijn en gedrag (Advies) Ondanks bestaand beleid over het branden van kaarsen zijn er in verschillende gebouwen kaarsen aangetroffen. Door alle kaarsen te vervangen door bijvoorbeeld nepwaxinelichtjes is het risico op brand kleiner.
2 OR
7 Gevaarlijke stoffen (Bevinding) De manier waarop wordt omgegaan met gevaarlijke stoffen is over het algemeen heel netjes. Voor de boerderij geldt dit niet, maar hierover wordt een advies gegeven bij 2OV1.
2 OR
8 Algemeen (Advies) Maatregelen per woning uitvoeren volgens bijlage 1.
Verantwoordelijke Planning Afgehandeld
Verantwoordelijke Planning Afgehandeld
Verantwoordelijke Planning Afgehandeld Verantwoordelijke Planning Afgehandeld
Verantwoordelijke Planning Afgehandeld
Verantwoordelijke Planning Afgehandeld
Veiligheidsscan 2012 Regio Middelrode (02)
Versie 2 (definitief)
Datum 8 mei 2012
7
3.2 Bouwkundig 4. Vergunningen en documenten
100%
80% 60% 8. Veiligheids inventaris
40% 20%
5. Vluchtwegen
0%
7. Bouwkundig en inventaris
6. Liften
Bouwkundig 4. Vergunningen en documenten 5. Vluchtwegen 6. Liften 7. Bouwkundig en inventaris 8. Veiligheids inventaris
Score
47% 89% nvt 81% 86%
Algemene indruk Bereikbaarheid van de woningen, blusvoorzieningen en hoofdafsluiters zijn in orde. Ook zijn CVketels en gasslangen goed onderhouden. Er zijn een aantal onderwerpen waaraan aandacht zal moeten worden besteedt om ook hier tot minimaal het wettelijke niveau te komen. In de tabellen hieronder worden aanbevelingen gedaan om deze verbeterslag goed vorm te kunnen geven. In bijlage 1 wordt per gebouw weergegeven welke maatregelen moeten worden getroffen. 2 BK
2 BK
2 BK
2 BK
1 Vergunningen en documenten (Advies) Wij adviseren om een veiligheidsmap te maken voor ieder gebouw. In deze map kunnen allerlei documenten die met veiligheid te maken hebben worden bewaard. Bij voorkeur wordt deze bewaard vlakbij de uitgang, zodat deze bij een ontruiming eenvoudig mee naar buiten kan worden genomen.
Verantwoordelijke
2 Vergunningen en documenten (Advies) Er zijn bijna geen ontruimingsplannen, gebruiksvergunningen (of meldingen) en documenten van de brandmeldinstallatie (logboek, certificaat, rapport van oplevering) aangetroffen op de woningen. Het is onduidelijk of ze er niet zijn, of dat medewerkers niet weten waar ze zijn. Door (kopieën van) te bewaren in de veiligheidsmap (zie 2BK1) zullen medewerkers benodigde documenten altijd snel terug kunnen vinden. 3 Vluchtwegen (Bevinding) De vluchtroutes zijn over het algemeen goed op orde, er zijn wel een aantal aandachtspunten gesignaleerd bij de boerderij en de sporthal. De adviezen voor deze gebouwen worden beschreven bij 2OV6 en 2OV8.
Verantwoordelijke
Planning Afgehandeld
Planning Afgehandeld
4 Liften (Bevinding)
Veiligheidsscan 2012 Regio Middelrode (02)
Versie 2 (definitief)
Datum 8 mei 2012
8
Er zijn geen liften aanwezig.
2 BK
5 Bouwkundig en inventaris (Advies) Verantwoordelijke Bij een aantal woningen is de brandcompartimentering niet sluitend. Bouwkundige aanpassingen zullen de brandveiligheid bij Planning deze woningen aanzienlijk vergroten. Afgehandeld
2 BK
2 BK
6 Bouwkundig en inventaris (Advies) Na aanleiding van een incident heeft 's Heeren Loo besloten om thermische beveiliging op kranen te verplichten. Hiermee wordt het risico op verbranden beperkt. Dit zal moeten worden toegepast in deze regio.
Verantwoordelijke
7 Veiligheidsinventaris (Advies) Blusdekens moeten worden aangegeven met pictogrammen, zo is het altijd duidelijk waar deze zich bevinden. Daarnaast is het aan te bevelen om alleen gekeurde blusdekens aan te schaffen.
Verantwoordelijke
Planning Afgehandeld
Planning Afgehandeld
2 BK
8 Veiligheidsinventaris (Advies) Verantwoordelijke Om incomplete of verouderde EHBO-middelen te voorkomen, dienen alle EHBO-trommels periodiek te worden gecontroleerd en Planning aangevuld. Afgehandeld
2 BK
9 Vluchtwegen (Advies) Alle nooduitgangen moeten aan de buitenzijde voorzien worden van een sticker 'nooddeur vrijhouden' of 'nooduitgang'.
Verantwoordelijke Planning Afgehandeld
2 BK 10 Algemeen (Advies) Maatregelen per woning uitvoeren volgens bijlage 1.
Verantwoordelijke Planning Afgehandeld
Veiligheidsscan 2012 Regio Middelrode (02)
Versie 2 (definitief)
Datum 8 mei 2012
9
3.3 Elektrotechniek en installatie 9. Bmi/Oai
100%
80% 60% 40% 20% 0%
11. Inventaris
10. Verlichting
Elektrotechniek en installaties 9. Bmi/Oai 10. Verlichting 11. Inventaris
Score
82% 83% 75%
Algemene indruk De meeste elektrische installaties zijn op orde. De registratie en documentatie is niet overal aanwezig. Er zijn een daarnaast nog aantal aandachtsgebieden waaraan extra aandacht zal moeten worden besteedt. In de tabellen hieronder worden aanbevelingen gedaan om deze verbeterslag goed vorm te kunnen geven. In bijlage 1 wordt per gebouw weergegeven welke maatregelen moeten worden getroffen. 2 EI
2 EI
1 Bmi/Oai (Bevinding) De brandmeldinstallaties hebben niet allemaal een benodigd productcertificaat. Vanuit het pve-project van vastgoed wordt daar op dit moment iets aan gedaan. Vanaf november 2012 zullen er in de regio Middelrode PVE’s worden geschreven waar vervolgens een certificaat mee kan worden aangevraagd. 2 Verlichting (Advies) Noodverlichting en transparantverlichting moet periodiek getest worden. We hebben niet overal kunnen achterhalen of dit daadwerkelijk plaatsvindt. Wij adviseren om dit uit te voeren en daarna vast te leggen in een logboek welke bewaard kan worden in de veiligheidsmap (zie 2BK1).
Veiligheidsscan 2012 Regio Middelrode (02)
Versie 2 (definitief)
Verantwoordelijke Planning Afgehandeld
Datum 8 mei 2012
10
2 EI
2 OR
3
Inventaris (Advies) De Raad van Bestuur heeft een beleidsstuk vastgesteld met daarin twee type waterkokers, die gebruikt mogen worden. Hiermee kan herhaling van een eerder incident worden voorkomen. Dit beleidsstuk is beschikbaar gesteld aan alle regio's. Wanneer een woning (nog ) geen gebruik maakt van deze waterkoker, is het belangrijk dat de waterkoker altijd wordt leeggegoten na gebruik. Wij adviseren om de waterkokers die niet voldoen te vervangen. 4 Algemeen (Advies) Maatregelen per woning uitvoeren volgens bijlage 1.
Verantwoordelijke Planning Afgehandeld
Verantwoordelijke Planning Afgehandeld
Veiligheidsscan 2012 Regio Middelrode (02)
Versie 2 (definitief)
Datum 8 mei 2012
11
3.4 Beleid 12. Ontruimen en alarmeren
100%
80% 17. RI&E
60% 40%
13. Bewustzijn en gedrag
20% 0%
16. Nieuwe medewerkers
14. Verkeer en terrein
15. BHV
Beleid 12. Ontruimen en alarmeren 13. Bewustzijn en gedrag 14. Verkeer en terrein 15. BHV 16. Nieuwe medewerkers 17. RI&E
Score
72% 64% 75% 98% 0% 100%
Algemene indruk Ondanks dat documenten zoals de RI&E en het BHV plan up to date en op orde zijn, zijn er een aantal aandachtsgebieden waaraan extra aandacht zal moeten worden besteedt. De meest opvallende is de informatievoorziening naar nieuwe medewerkers. In de tabellen hieronder worden aanbevelingen gedaan om deze verbeterslag goed vorm te kunnen geven. In bijlage 1 wordt per gebouw weergegeven welke maatregelen moeten worden getroffen. 2 BL
2 BL
1 Ontruimen en alarmeren (Advies) Een registratie van ontruimingsoefeningen is verplicht. Door datum, tijd, aanwezigen en resultaten/evaluaties bij te houden kan er worden aangetoond dat er wordt geoefend, daarnaast kunnen de oefeningen in de toekomst effectiever worden ingericht. Registraties kunnen het beste centraal worden bijgehouden, evaluaties kunnen worden bijgehouden in de veiligheidsmap (zie 2BK1). 2 Bewustzijn en gedrag (Advies) Arbeidsongevallen moeten worden geregistreerd. Daarnaast moet er een protocol worden opgesteld (en geïmplementeerd) om ernstige arbeidsongevallen aan de arbeidsinspectie te melden.
Veiligheidsscan 2012 Regio Middelrode (02)
Versie 2 (definitief)
Verantwoordelijke Planning Afgehandeld
Verantwoordelijke Planning Afgehandeld
Datum 8 mei 2012
12
2 BL
3 Bewustzijn en gedrag (Advies) Speeltoestellen moeten worden gekeurd volgens het warenwetbesluit attractie en speeltoestellen. (foto 10/11/12)
Verantwoordelijke Planning Afgehandeld
2 BL
4 Verkeer en terrein (Advies) Door afspraken te maken met vervoerders over snelheid, parkeerruimtes, richting van verkeer en dergelijke kunnen verkeersongelukken worden voorkomen.
Verantwoordelijke Planning Afgehandeld
2 BL
5 BHV (Advies) Verantwoordelijke De BHV-bezetting van De Esch, De Dijcke en Beekvliet is in de nachtelijke situatie zorgwekkend. Bij Planning een calamiteit moet er ook ’s nachts een adequate alarmering en/of ontruiming kunnen plaatsvinden. Dit Afgehandeld moet z.s.m. worden gerealiseerd.
2 BL
6 BHV (Advies) De functie van preventiemedewerker moet worden vastgesteld en benoemd.
Verantwoordelijke Planning Afgehandeld
2 BL
7 BHV (Advies) Goede contacten bij de brandweer kunnen de samenwerking verbeteren. Eens per jaar samen met de brandweer oefenen is voor alle partijen nuttig.
Verantwoordelijke Planning Afgehandeld
2 BL
8 Nieuwe medewerkers (Advies) Nieuwe medewerkers moeten op de hoogte worden gesteld van hoe veiligheid is georganiseerd bij ’s Heeren Loo.
Verantwoordelijke Planning Afgehandeld
2 BL
9 RI&E (Bevinding) Er is een actuele RI&E met een plan van aanpak. Er zijn geen aanvullende maatregelen nodig.
Veiligheidsscan 2012 Regio Middelrode (02)
Versie 2 (definitief)
Datum 8 mei 2012
13
3.5 Overige opmerkingen Algemene opmerkingen Hieronder worden een aantal specifieke aanbevelingen gedaan over de boerderij en de sporthal. Deze gebouwen hebben extra aandacht nodig op het gebied van veiligheid. De opmerkingen 1, 2, 4 tm6 gaan over de boerderij, opmerking 3 gaat over de boerderij en de sporthal en 7 t/m 9 gaan over de sporthal. 2 OV 1 Milieu advies (Advies) Wanneer er gewerkt wordt met chemicaliën dient er een lekbak aanwezig te zijn om eventuele stoffen op te kunnen vangen. Deze dient voor het olievat in de boerderij aangeschaft te worden. (zie foto 01/02)
Verantwoordelijke
2 OV 2 Bouwkundig en inventaris (Advies) Niet alle elektrische arbeidsmiddelen zijn gekeurd volgens NEN 3140.
Verantwoordelijke
Planning Afgehandeld
Planning Afgehandeld
2 OV 3 Bouwkundig en inventaris (Advies) Om een brand beter en langer te kunnen beheersen dienen er sluitende brandcompartimenten gehandhaafd te worden (Geldt voor boerderij en sporthal, ook in de technische ruimten). (foto 06 t/m 09)
Verantwoordelijke Planning Afgehandeld
2 OV 4 Inventaris (Advies) Verantwoordelijke De afwerking van kabels en leidingen kan zorgen voor onveilig situaties. De desbetreffende kabels dienen Planning veilig afgewerkt te worden en beveiligd te worden met bijvoorbeeld een kroonsteen. (foto 04) Afgehandeld 2 OV 5 Inventaris (Advies) Verantwoordelijke In de boerderij dienen voldoende gekeurde brandslanghaspels, kleine blusmiddelen en blusdekens Planning aanwezig en bereikbaar te zijn. (foto 03/05) Afgehandeld 2 OV 6 Vluchtwegen (Advies) Verantwoordelijke In een vluchtroute als zijnde het trappenhuis mag geen brandbaar materiaal toegepast worden, zo zal de Planning vloerbedekking die aanwezig is verwijderd of geïmpregneerd moeten worden. Afgehandeld 2 OV 7 Ontruimen en alarmeren (Advies) Tijdens een calamiteit moeten alle gebruikers van het gebouw gealarmeerd worden, daarom moeten er ten minste gekoppelde rookmelders aangebracht worden.
Verantwoordelijke Planning Afgehandeld
2 OV 8 Vluchtwegen (Advies) Om adequaat te kunnen vluchten staan er in het bouwbesluit 2012 minimum eisen aan vrije doorgang en afmetingen van vluchtdeuren. Een nooddeur op de eerste verdieping die niet voldoet aan de vereiste hoogte en zal aangepast moeten worden.
Veiligheidsscan 2012 Regio Middelrode (02)
Versie 2 (definitief)
Verantwoordelijke Planning Afgehandeld
Datum 8 mei 2012
14
H O G E S C H O O L VA N A R N H E M E N N I J M E G E N OCTAAF ADVIESGROEP ‘S HEEREN LOO
LITERATUURSTUDIE WELKE RELATIE IS ER TUSSEN DE Z O R G Z WA A R T E PA K K E T T E N E N H E T PERSOONSGEBONDEN BUDGET?
AUTEURS: STEVEN TROOST RICK MARISSEN
INHOUDSOPGAVE Inhoudsopgave ........................................................................................................................................ 2 Inleiding .................................................................................................................................................... 3 1
Zorgzwaartepakketten ............................................................................................................ 4
1.1
Verdeling zorgzwaartpakketten ............................................................................................. 4
1.2
Cliëntenprofiel.......................................................................................................................... 5
1.3
Bijlage I: Voorbeeld van Cliëntenprofiel (zorgzwaartepakket 1) .................................... 8
2
Persoonsgebonden budget ..................................................................................................... 9
2.1
Voor wie is het persoonsgebonden budget ......................................................................... 9
2.2
Procesgang persoonsgebonden budget ................................................................................ 9
3
Bezuinigingen ......................................................................................................................... 10
4
Relatie ZZP en PGB ............................................................................................................. 11
5
Bibliografie.............................................................................................................................. 12
2
INLEIDING De literatuurstudie is een apart onderdeel buiten onze afstudeerscriptie, de literatuurstudie zal gaan over de verschillende zorgzwaartepakketten in relatie tot het persoonsgebonden budget. Het onderwerp is gekozen op basis van ervaringen met verschillende cliënten tijdens de veiligheidsscan. Tijdens deze scan viel het ons op dat cliënten, hoewel ze in het zelfde gebouw verblijven, een geheel verschillende zorgbehoefte hebben. Aan deze zorgbehoefte zal dan ook het benodigde budget vastgesteld moeten worden. Voor onze literatuurstudie hebben wij ons verdiept in de relatie die zorgzwaartepakketten hebben ten opzichte van het persoonsgebonden budget. Overige deelonderwerpen die nader worden besproken in deze literatuurstudie zijn: -
De inhoud van een zorgzwaartepakket in; Eisen die gelden voor het verkrijgen van een zorgzwaartepakket; De inhoud van het persoonsgebonden budget; Eisen die gelden voor het in aanmerking komen voor een persoonsgebonden budget.
Deze deelonderwerpen zullen in de conclusie moeten leiden tot het antwoord op de hoofdvraag: -
Welke relatie hebben zorgzwaartepakketten ten opzichte van het persoonsgebonden budget?
3
1
ZORGZWAARTEPAKKETTEN
De zorgzwaartepakketten zoals bekent in de zorgsector zijn sinds 2008 van toepassing binnen Nederland. Voorheen was het gebruikelijk dat zorginstellingen een vooraf bepaald bedrag per ‘bed’ kregen vanuit het ministerie van volksgezondheid, welzijn en sport. Sinds 2008 is er gekozen voor een beleid wat moet leiden tot een doelgerichtere zorg. Één van de grootste consequenties hiervan waren de zorgzwaartepakketten. Het invoeren van deze zogeheten zorgzwaartepakketten zorgden voor grote veranderingen voor zowel de cliënt als de zorgaanbieder. In het geval van de zorgaanbieder betekende de overgang naar het nieuwe zorgsysteem dat er voortaan geen geld meer beschikbaar werd gesteld naar aanleiding van de capaciteit van de zorginstelling. In het zorgzwaartepakket systeem wordt er gekeken naar de zorglast die een ziekte met zich meebrengt, op basis hiervan komt een zorginstelling in aanmerking voor een eventuele subsidie. De gedachten achter deze subsidievorm is het promoten van cliëntgerichte zorg. Het uiteindelijke doel van de zorgzwaartepakketten is het kunnen verlenen van de benodigde zorg aan elke individu die hier recht op heeft. Volgens de procedures van het zorgzwaartepakket wordt er voor elke Cliënt een dossier aangemaakt waarin verschillende gegevens worden verwerkt. Op basis van deze gegevens wordt bepaald welke zorg de cliënt nodig heeft. In het hoofdstuk over de zorgzwaartepakketten gebruiken wij ZZP 6: Wonen met intensieve begeleiding, verzorging en gedragsregulering als richtlijn voor alle afbeeldingen en overige specifieke voorbeelden. 1.1
VERDELING ZORGZWAARTPAKKETTEN
In totaal bestaat het gehele zorgsysteem uit drieënvijftig verschillende zorgzwaartepakketten, deze zorgzwaartepakketten zijn opgedeeld in drie verschillende zorgsectoren:
Verpleging en verzorging, Geestelijke gezondheidszorg, Gehandicaptenpakketten,
10 zorgzwaartepakketten 13 zorgzwaartepakketten 29 zorgzwaartepakketten
(rijksoverheid.nl)
Vanwege het volbrengen van onze afstudeeropdracht bij de organisatie van s’ Heeren Loo, waar voornamelijk cliënten met een handicap worden verzorgt. Is er bewust gekozen om ons specifiek te richten op de zorgzwaartepakketten in de gehandicaptenzorg. Om zorg op maat te kunnen leveren zijn de negenentwintig zorgzwaartepakketten, die van toepassing zijn voor de gehandicaptenzorg, onderverdeeld in zes verschillende hoofdonderwerpen:
Verstandelijk gehandicapt Licht verstandelijk gehandicapt Sterk gedragsgestoord licht verstandelijke gehandicapt, in behandelcentrum Lichamelijk gehandicapt Zintuiglijk gehandicapt, auditief en communicatief Zintuiglijk gehandicapt, visueel (HHM, 2010) BLZ 7
4
7x 5x 1x 7x 4x 5x
De negenentwintig verschillende zorgpakketten bieden de mogelijkheid binnen de gehandicaptenzorg om cliënten op de juiste wijzen te kunnen begeleiden met zorg op maat. Bij het omschrijven van een zorgzwaartepakket wordt er gebruik gemaakt van een cliëntendossier hierin staan de volgende onderwerpen centraal:
Het cliëntenprofiel Zorgfunctieomschrijving en tijdsindicatie per week Omschrijving cliëntenhuisvesting 1.2
CLIËNTENPROFIEL
Om een goed inzicht te krijgen in de zorg die een zorgzwaartepakket aanbiedt, wordt er een cliëntenprofiel gevormd. Dit cliëntenprofiel wordt ingevuld voor elk zorgzwaartepakket. In een dergelijk profiel behoren de volgende aspecten aan bod te komen. 1.2.1
GROEPSOMSCHRIJVING
In de groepsomschrijving wordt er inzicht gegeven aan de eisen waaraan cliënten moeten voldoen om toegewezen te worden tot dit zorgzwaartepakket. De belangrijkste aspecten die in deze groepsomschrijving belicht worden zijn: Mate van bewustzijn van de handicap en het hierbij horende gedrag, zelfstandigheid, sociaal functioneren, psychosociale functies, persoonlijke hygiëne en tot slot de mobiliteit van de cliënt. 1.2.2
GEMIDDELD BEPERKINGNIVEAU
Naast de persoonsomschrijving zal er aan de hand van een grafiek een indicatie gegeven worden van het gemiddelde beperkingniveau van een cliënt in het desbetreffende zorgzwaartepakket. Tussen de verschillende beperkingen wordt er onderscheid gemaakt tussen: Sociale redzaamheid, psychosociaal en cognitief, ADL (algemene dagelijkse levensverrichtingen), mobiliteit, verpleging en gedragsproblematiek. Om te kunnen bepalen in welke maten een cliënt beperkt is wordt er gebruik gemaakt van onderstaand schema. Wanneer er een 0 staat geeft dit aan dat de cliënt deze handelingen volledig zelfstandig kan uitvoeren. De verdeling met + tot er met ++++++ geeft een indicatie in welke maat de cliënt ondersteuning of begeleiding nodig heeft. + geeft aan dat er zeer weinig ondersteuning nodig is terwijl ++++++ aangeeft dat de cliënt deze gehele handeling niet kan uitvoeren of zich hier niet van bewust is. (HHM, 2010)BLZ 7
Figuur 1ZSP 2010, BLZ 8
5
1.2.3
AARD VAN DE PSYCHIATRISCHE PROBLEMATIEK
In de tweede grafiek van het cliëntenprofiel wordt aandacht besteed aan een eventuele psychiatrische aandoening naast de handicap. In de grafiek is inzichtelijk gemaakt in hoeveel procent van de gevallen er aandacht besteed moet worden aan psychiatrische problemen bij cliënten en of een eventuele behandeling ligt in de actieve of passieve aard. 1.2.4
BEGELEIDINGSVORM
Tot slot zal de derde grafiek een weergave zijn van welke verzorgingsvorm gewenst is bij cliënten van elk zorgzwaartepakket. In de soorten zorg wordt bijvoorbeeld bij het voorbeeld (bijlage 1), onderscheid gemaakt in drie verschillende vormen van zorg: begeleiding bij achteruitgang, ontwikkelingsgerichte hulp en tot slot hulp in het stabiliseren van de omgeving van de cliënt. 1.2.5
ZORGFUNCTIEOMSCHRIJVING EN TIJDSINDICATIE PER WEEK
In het cliëntenprofiel wordt naast de beperkingen en kenmerken van de cliënt, ook een omschrijving gegeven van het soort zorg die gewenst is. Het onderwerp ‘zorgfunctieomschrijving en tijdsindicatie per week’ wordt onderverdeeld in vier aspecten: Woonzorg Dagbesteding Behandelaars Totaaltijd
1.2.5.1 Woonzorg Bij het woonzorg onderdeel wordt er gekeken naar de functie die van toepassing zijn om de cliënt te ondersteunen of te begeleiden. Het kan hier gaan om; algemene begeleiding, persoonlijke verzorging en verpleging. Onder deze opties wordt aan de hand van ja/nee weergegeven of de cliënt behoefte heeft aan hulp bij het uitvoeren van deze handelingen. Tevens is hier te vinden hoeveel tijd per week hiervoor beschikbaar wordt gesteld.
1.2.5.2 Dagbesteding Veel cliënten in een zorginstelling zullen overdag naar een dagbesteding gaan. Bij het omschrijven van de dagbesteding is van toepassing om te weten hoe vaak dit gebeurt en wat de groepsgrote is. In het voorbeeld (Bijlage 1) wordt aangegeven dat een cliënt 9 dagdelen naar de dagbesteding zal gaan, de groepsgrote zal hierbij gemiddeld bestaan uit 7 personen. Voor een dagdeel wordt in een zorgzwaartepakket vier uur verstaan.
1.2.5.3 Behandelaars Naast de dagbesteding zijn er in verschillende zorgzwaartepakketten vaste tijden voor behandeling bij verschillende behandelaars. Deze behandelingen zijn te allen tijde specifiek gericht op het beperken van de stoornis of aandoening. Onder deze behandelingen worden bezoeken verstaan aan bijvoorbeeld: Arts, Ergotherapeut, Fysiotherapeut, logopedist, diëtist of gedragskundige. (HHM, 2010) BLZ 5
6
1.2.5.4 Totaaltijd Op basis van de tijdsindicaties van de woonzorg, dagbesteding en eventuele extra behandelingen wordt er een overzicht gecreëerd van de totaaltijd. Deze wordt in twee varianten weergegeven. Het gaat hier om een indicatie van de woonzorg en de behandelingen, en een tweede variant met woonzorg, dagbesteding en de behandelingen. Hiervoor is bewust gekozen vanwege het feit dat in veel zorginstellingen de dagbesteding door een externe partij wordt waargenomen. Wanneer de tijd van de dagbesteding ook is verwerkt in de totaaltijd wordt het aantal uren van de dagbesteding gedeeld door het gemiddeld aantal cliënten. 1.2.6
OMSCHRIJVING CLIËNTENHUISVESTING
Om het cliëntenprofiel compleet te maken wordt er een omschrijving gegeven van de cliëntenhuisvesting. Zo wordt hier globaal omschreven op welke manier vorm gegeven is aan de nachtdienst. Daarnaast wordt er ook omschreven op welke basis er zorg verleend wordt, dit kan zorg op afspraak, op afroep of 24uurs zorg zijn.
7
1.3
BIJLAGE I: VOORBEELD VAN CLIËNTENPROFIEL (ZORGZWAARTEPAKKET 1)
ZZP 1 VG
Wonen met enige begeleiding
Cliëntprofiel
Deze cliëntgroep functioneert sociaal redelijk zelfstandig. De cliënten zijn zich bewust van de verstandelijke handicap en van de gevolgen daarvan voor het sociaal functioneren. Tevens kunnen Cliënten ondersteuning soms moeilijk accepteren. De cliënten hebben ten aanzien van hun sociale redzaamheid beperkte begeleiding nodig. Dit betreft voornamelijk toezicht en stimulatie bij het aangaan van sociale relaties en contacten en deelname aan het maat- schappelijk leven. Met betrekking tot besluitnemings- en oplossingsvaardigheden en (schriftelijke) communicatie is naast toezicht en stimulatie soms hulp nodig. Bij het uitvoeren van complexere taken hebben cliënten veelal hulp nodig. De cliënten hebben ten aanzien van de psychosociale/cognitieve functies af en toe hulp, toezicht of sturing nodig. Dit betreft in het bijzonder het geheugen en denken, concentratie en het psychosociaal welbevinden. Cliënten hebben in het algemeen geen hulp nodig bij ADL. Ten aanzien van kleine verzorgingstaken en het wassen kan toezicht of stimulatie nodigzijn. Ten aanzien van mobiliteit is doorgaans geen hulp nodig. Bij deze cliënten is meestal geen sprake van verpleging. Bij deze cliënten is meestal geen sprake van gedragsproblematiek. Bij deze cliënten is meestal geen sprake van psychiatrische problematiek. De aard van het begeleidingsdoel is gericht op stabilisatie of ontwikkeling. Dit richt zich voornamelijk op vermaatschappelijking. De zorgverlening is op afspraak en direct oproepbaar of voortdurend in de nabijheid te leveren. De dominante grondslag voor dit cliëntprofiel is een verstandelijke handicap (functiestoornis).
Functies en tijd per cliënt per week Verblijfskenmerken
Figuur 2ZSP 2010, BLZ11
8
2
PERSOONSGEBONDEN BUDGET
Het doel achter de in Nederland ingevoerde persoonsgebonden budgetten is het initiatief leggen bij de cliënt. De persoonsgebonden budgetten zijn in Nederland ingevoerd voor mensen die vanwege een bepaald ziektebeeld zorg nodig hebben en hierover zelf willen beslissen. 2.1
VOOR WIE IS HET PERSOONSGEBONDEN BUDGET
Het persoonsgebonden budget is in het leven geroepen voor alle mensen die vanwege een ziekte, handicap of bijvoorbeeld ouderdom zorg nodig hebben. Het idee achter het persoonsgebonden budget is dat de mensen zelf de benodigde zorg inkopen. Het geld wat nodig is om de juiste zorg aan te kunnen schaffen wordt gefinancierd vanuit de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten. Een verandering die er in 2012 wordt overwogen, is het enkel beschikbaar stellen van een persoonsgebonden budget voor mensen zonder een diagnose verblijf met zorg. De locatie waar personen verblijven heeft dan veel invloed op het wel of niet verkrijgen van een persoonsgebonden budget. Door deze regeling kunnen cliënten die in een instelling verblijven geen persoonsgebonden budget meer aanvragen. Dit vanwege het feit dat de desbetreffende instelling alle benodigde zorg al verstrekt. 2.2
PROCESGANG PERSOONSGEBONDEN BUDGET
Na het vaststellen van een bepaalt ziektebeeld of aandoening kan er in enkele gevallen aanspraak gemaakt worden op het persoonsgebonden budget. Aanvragen voor een persoonsgebonden budget dienen gedaan te worden bij de gemeente. In de meeste gevallen dient dit te gebeuren bij het Wmo-loket. De gemeente is vrij om regels op te stellen ontremt het beleid dat gevoerd wordt voor het persoonsgebonden budget, hiermee is de gemeente ook verantwoordelijk voor het toekennen van het persoonsgebonden budget. Wanneer er eenmaal een persoonsgebonden budget is toegekend zal er vanuit het zorgkantoor het vastgestelde jaarbedrag overgemaakt worden. Dit gebeurt in de meeste gevallen in gedeelten, voornamelijk gaat het hier om betaling per kwartaal of per maand. Voor het vastgestelde bedrag kan enkele zorg ingekocht worden. Enkele verschillende vormen van zorg die vallen onder het persoonsgebonden budget zijn:
Persoonlijke verzorging Verpleging Begeleiding Behandeling Verblijf
Echter zijn er voor alle verschillende vormen enkele voorwaarden waaraan voldoen moet worden. Zo wordt er voor de vormen: persoonlijke verzorging, verpleging en begeleiding een eigen bijdrage gevraagd. Bij deze eigen bijdrage wordt berekend naar aanleiding van het inkomen. Voor de vorm ‘behandeling’ is besloten dat er vanaf 2012 geen persoonsgebonden budget meer beschikbaar wordt gesteld, in dit zelfde besluit is ook vastgesteld dat er vanaf 1 januari enkel nog persoonsgebonden budgetten verstrekt worden aan mensen met de diagnose zorg met verblijf. (rijksoverheid.nl)
9
3
BEZUINIGINGEN
Ten tijden van de economische crisis en de daarbij behorende bezuinigingen is er veel gesproken over de manier waarop het gehele zorgstelsel in Nederland wordt gefinancierd. Plannen voor één van de grootste bezuinigingen binnen de zorgsector vanaf 2012 waren het afschaffen van de persoonsgebonden budgetten. Aanleiding hiervoor was het explosief gestegen aantal persoonsgebondenbudget houders dat van 13.000 tot 160.000 steeg in 2011. Naast het feit dat dit aantoonde dat er veel behoefte was aan de flexibele zorg binnen Nederland, bracht dit ook enkele nadelen met zich mee. Het grootste nadeel van de invoering van het persoonsgebonden budget was de zorg die cliënten onterecht inkochten. Zo bleek er in veel gevallen zorg ingekocht te worden die voorheen gratis gedaan werden door familie en vrienden. Op basis van dit argument besloot de staatssecretaris Veldhuijzen van volksgezondheid, welzijn en sport 150 miljoen te bezuinigen op het persoonsgebonden budget. Na het mislukken van het catshuis-overleg kwam er een gelegenheidscoalitie. Deze gelegenheidscoalitie heeft voor zover nu bekend is de persoonsgebonden budgetten uitgesloten van de omstreden bezuinigingen. Naast de standaard bezuinigingen van het persoonsgebonden budget, zijn de geplande bezuinigingen voor de eigen bijdrage geestelijke van de geestelijke gezondheidszorg op een zelfde wijze beperkt van 225 miljoen naar 185 miljoen over 2012. Het doel achter het opschorten en het verminderen van de bezuinigingen is het ‘inkopen’ van tijd, voor de ontwikkeling van de optimale variant voor de persoonsgebonden budget regeling. 3.1
NIEUWE PLANNEN
Na overleg binnen Octaaf Adviesgroep over het onderwerp van de scriptie en de literatuurstudie kwam de ingediende plannen voor nieuwe bezuinigingen op tafel. Deze herziende bezuinigingsplannen betreffen de gehele financiering van de zorg en zullen tot een beoogt resultaat moeten leiden van 12 miljard bezuiniging op jaarbasis. Deze enorme bezuiniging zal grote gevolgen hebben tot de persoonsgebonden budgetten en zorgzwaartepakketten. Deze zullen in beide gevallen geheel komen te vervallen.
10
4
RELATIE ZZP EN PGB
Welke relatie is er tussen zorgzwaartepakketten en het persoonsgebonden budget.? Na de inventarisatie van alle gegevens over de zorgzwaartepakketten en het persoonsgebonden budget, blijkt de benodigde zorg centraal te staan in deze vraagstelling. De zorgbehoefte van de cliënt wordt bepaald door de ziekte of aandoening waarmee de patiënt geconfronteerd wordt. Deze ziekte of aandoening wordt zeer uitgebreid omschreven in het zorgzwaartepakket. Naar aanleiding van het desbetreffende zorgzwaartepakket, wat van toepassing is voor de cliënt, kan er gekeken worden naar de mogelijkheden voor een persoonsgebonden budget. Indien de cliënt hiervoor in aanmerking komt wordt er gekeken naar het maximaal beschikbare budget voor het toegekende zorgzwaartepakket. Aan de hand van het beschikbaar gestelde budget vanuit het zorgzwaartepakket wordt er gekeken op welke manier dit bedrag besteedt kan worden door de cliënt. In onderstaande afbeelding is een overzicht te zien waarop voor zorgzwaartepakket 1 een inventarisatie is gemaakt welk budget beschikbaar is en hoe dit verdeeld is over de verschillende vormen van zorg.
Figuur 3pgb.nl, Tarieven over 2011
11
5
BIBLIOGRAFIE
HHM. (2010). Zorgzwaartepakketten sector gz. rijksoverheid.nl. (sd). Opgeroepen op 03 2012, van http://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/zorgzwaartepakketten?ns_campaign=Themagezondheid_en_zorg&ro_adgrp=Zorgzwaartepakketten&ns_mchannel=sea&ns_source=google &ns_linkname=%2Bzorgzwaartepakket&ns_fee=0.00 rijksoverheid.nl. (sd). Opgehaald van http://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/persoonsgebonden-budgetpgb?ns_campaign=Themagezondheid_en_zorg&ro_adgrp=Persoonsgebonden_budget&ns_mchannel=sea&ns_source=go ogle&ns_linkname=%2Bpersoongebonden%20%2Bbudget&ns_fee=0.00
12