H
Jaargang 9 - nummer 1
E
R
M
7
E
S
Tekst 1970
H
E
R
M
E
S
De Griekse kolonisatie
(midden 8ste - midden 6de eeuw v.C.): een inhoudelijke en didactische verkenning
Inleiding
geografische expansie er is gekomen, is minder duidelijk. Geschreven bronnen uit de tijd zelf zijn er niet. Ondermeer de klassieke Griekse geschiedschrijvers Herodotus (midden 5de eeuw v.C.) en Thucydides (tweede helft 5de eeuw v.C.) leverden in hun werk heel wat anekdotes over. Ze putten die verhalen uit de mondelinge overlevering en hun redactie ervan volgde vaak pas twee eeuwen of meer na de verhaalde feiten. Vermoedelijk geven ze een door latere ontwikkelingen gekleurde versie van wat er zich ooit afspeelde.
In tijden van steeds scherper wordende discussies over migraties en de daaruit voortvloeiende multiculturele samenleving is een geschiedenisles over de Griekse kolonisatie een boeiende uitdaging. Het onderwerp afstandelijk behandelen alsof het zich louter en alleen afspeelt in een ver verleden, in een vreemde geografische context, lijkt in het moderne geschiedenisonderwijs geen optie meer. Anderzijds leiden vormen van actualisering al heel gauw tot veel te algemene clichés. Dat is in het verleden ook gebeurd. In de 19de eeuw was het onderwerp heel geliefd in de Angelsaksische kringen. Vanuit het Brits-koloniale perspectief werd met bewondering gekeken naar de Grieken die hun materiële en geestelijke cultuur als een zegen de mediterrane wereld ronddroegen. Geen wonder dat in het post-koloniale tijdperk dit beeld werd bijgesteld. Er werden diepgaander vragen gesteld over de drijfveren van de kolonisatoren en er werd voorzichtig stilgestaan bij de rol van de gekoloniseerden. Omdat tegelijkertijd de wetenschappelijke archeologie volop tot ontwikkeling kwam, konden voor het eerst ook vragen beantwoord worden die voorheen, louter op basis van wat Griekse auteurs ons hadden overgeleverd, onbeantwoord bleven.
Dat wordt ondermeer duidelijk aan de hand van een grondige analyse van de geschreven bronnen met betrekking tot de stichting van Cyrene (nu Shahat in Libië) vanuit het Cycladeneiland Thera (Santorini). Traditioneel wordt de stichting van deze kolonie in 631 v.C. gesitueerd. Pindarus’ ode voor de wagenmenner Arkesilas op de Pythische spelen van 462/461 v.C. vormt de oudste geschreven verwijzing naar die stichting3. In het midden van de 5de eeuw v.C. volgt het beroemde stichtingsverhaal van Herodotus, eigenlijk de redactie van twee, deels tegenstrijdige mondelinge tradities4. Tenslotte is er een privilegie uit de 4de eeuw v.C. waarin de zogenaamde eed van de eerste kolonisten is opgenomen5. Tussen de feiten en de oudste schriftelijke sporen liggen dus mimimaal 170 jaren of een zevental generaties; dat loopt voor de latere bronnen verder op tot twee en zelfs drie eeuwen en zoveel meer generaties. Een grondige analyse van deze bronnen leert dat de generaties van vertellers, afhankelijk van hun eigen rol in de kolonisering of de latere socioeconomische en politieke ontwikkeling van de plek zelf, het oorspronkelijke verhaal sterk hebben gekleurd. Zo werd in de verhalen die op Thera ontstonden de exclusieve en collectieve rol van de Theraiers sterk in de verf gezet. In de verhalen die in Cyrene zelf vorm kregen in tijden dat daar een sterke dynastie van alleenheersers de plak zwaaide, werd daarentegen de cruciale rol van de individuele stichter Battos benadrukt. De geschreven bronnen leveren ons op die manier een groot risico op desinformatie.
In een eerste deel van dit artikel wordt aan de hand van de recente vakliteratuur1 een overzicht gegeven van de vernieuwde kijk op het onderwerp. In een tweede deel wordt stilgestaan bij de mogelijke didactische verwerking ervan, aansluitend bij de eindtermen en de leerplannen geschiedenis.
Inhoudelijke verkenning DE SCHRIFTELIJKE BRONNEN EN HET TRADITIONELE BEELD VAN DE GRIEKSE KOLONISATIE De kaart van de Griekse wereld in het midden van de 6de eeuw v.C. ziet er heel anders uit dan die van twee eeuwen vroeger2. De Grieken wonen niet langer geconcentreerd rond de Egeïsche Zee, maar zijn vandaar uitgezworven over een groot deel van de mediterrane wereld en zelfs daarbuiten (details: zie verder). We kennen de verspreidingskaart vrij goed omdat er uit latere eeuwen voldoende bronnen zijn: geschreven getuigenissen, archeologische vondsten en vele monumentale resten. Maar waarom en hoe die De Griekse kolonisatie
Nochtans is ons traditioneel beeld van de Griekse kolonisatie in heel grote mate door dit soort geschreven bronnen bepaald. Zo willen de geschreven bronnen ons graag doen geloven dat elk van de Griekse kolonies op een welbepaald moment - niet zelden wordt een exact jaartal opgegeven - gesticht werd op initiatief van een specifieke Griekse polis. De stichtende polis wordt in dit traditionele schema de moe-
8
Jaargang 9 - nummer 1
H
E
R
M
derpolis genoemd, de nieuw gestichte nederzetting de dochterpolis. De stichting kwam er meestal ten gevolge van voedselschaarste (zie ondermeer de expliciete verwijzing naar schaarste in Herodotus’ verhaal over Cyrene); de oplossing bestond er dus in een deel van de bevolking van de polis elders een woonplaats en land te bezorgen. De plek die door de kolonisten werd uitgekozen was ofwel onbewoond of de autochtone bevolking werd door de Grieken bij aankomst verjaagd. Bijna elk van de stichtingsverhalen zet de rol van één leidend individu in de verf en geeft ook telkens aan hoe de stichting uitdrukkelijk gewenst was door de goden. De dochterpolis functioneerde vanaf de stichting als een politiek onafhankelijke entiteit, maar onderhield wel nauwe banden met de moederpolis.
S
eeuw v.C. het Corinthische vaatwerk zo populair werd dat het vele andere types op de mediterrane markt verdrong en dus zo sporen van nieuwe migranten doet vervagen. De laatste decennia hebben uitgebreidere archeologische programma’s toegelaten om hele nederzettingen op te graven en door nauwkeurig stratigrafisch onderzoek een beter beeld te krijgen van de diverse ontwikkelingsfazen in de kolonies. Een mooi voorbeeld vormt Siris (nu Policoro)8. De literaire bronnen suggereerden er een stichting ca. 650-640 v.C., de oudste archeologische bewoningssporen zijn gedateerd rond 690680 v.C. De literaire bronnen hadden het over de stichting van één polis door Griekse kolonisten uit Klein-Azië, de archeologen brachten voor de oudste fase geen unieke polis aan het licht, maar een cluster van vier kleine nederzettingen, elk met een eigen grafveld. In de literaire traditie was sprake van het verdrijven van de lokale bevolking door de Grieken, maar de grafvondsten bewezen het naast elkaar leven van de autochtone en de Griekse bevolking. Ook elders nuanceerden recente opgravingen het traditionele beeld.
De stichtingsverhalen over Cumae vormen hiervoor een goede illustratie. Strabo schreef in de 1ste eeuw v.C., meer dan zeven eeuwen na de feiten: ‘Zij die de expeditie leidden waren Hippokles van Kyme en Megasthenes van Calchis en zij kwamen met elkaar overeen dat de kolonie zou genoemd worden naar de ene gemeenschap en beschouwd zou worden als de stichting van de ander; daarom wordt ze Cumae genoemd maar de inwoners van Calchis schijnen haar gesticht te hebben.’ 6 Velleius Paterculus schreef enkele decennia later: ‘Iets later stichtten de Chalkidiërs die onder leiding van Hippocles en Megasthenes van Athene waren weggegaan […] Cumae in Italië. Sommigen zeggen dat de vaarroute van deze vloot aangeduid werd door een duif die vooraf vloog, anderen houden aan dat de vloot geleid werd door het klinken van bronzen [cimbalen] in de nacht, het soort klank dat te horen is bij riten voor Demeter.’7 In beide fragmenten klinkt de behoefte aan identificeerbare stichters en een duidelijke link met een originele Griekse polis en zijn bewoners door.
De belangrijkste vaststellingen zijn de volgende: op de meeste, degelijk onderzochte plekken waar Grieken zich vestigden was er reeds in de 8ste eeuw v.C. of vroeger een autochtone rurale nederzetting. In de 8ste en 7de eeuw kwamen kleine, niet georganiseerde groepen Grieken (handelaars, avonturiers, huurlingen …), vaak afkomstig uit diverse Griekse poleis, op deze plekken aan en leefden er naast de autochtone bevolking. In de volgende eeuwen werkte de Griekse bevolkingsgroep zich, dankzij de rijkdom uit handel, op en verwierf de economische en de politieke controle over de nederzetting. In dezelfde periode arriveerden nieuwe groepen Grieken en versterkten die de band met hun polis van herkomst. De koloniale polis werd uitgebouwd naar Grieks model (acropolis, tempels, agora, …). Pas aan het eind van deze ontwikkeling werden de ‘stichtingsverhalen’ opgetekend (zie vroeger).
De archeologie nuanceert het traditionele beeld Dit traditionele beeld van de Griekse kolonisatie is sinds vele decennia bijgestuurd op basis van de steeds talrijkere archeologische gegevens. Lange tijd beperkte de bijdrage van de archeologen zich in hoofdzaak tot de studie van het vaatwerk dat in grafvelden werd teruggevonden. Maar ook hier stelden zich problemen: de typologie van het vaatwerk laat vaak wel toe de herkomst van objecten te detecteren, maar geeft daarom niet noodzakelijk uitsluitsel of het vaatwerk ter plekke is gekomen door handelscontacten of effectief door migranten is meegebracht (of eventueel ter plekke is gefabriceerd door immigranten). Deze vragen stellen zich bijvoorbeeld bij de vondsten van 8steeeuws vaatwerk afkomstig uit Euboea dat op een aantal Zuid-Italiaanse sites is teruggevonden. Een ander probleem is dat vanaf het eind van de 8ste en in de 7de Jaargang 9 - nummer 1
E
Push-factoren Een verschijnsel als kolonisatie laat zich gemakkelijk analyseren in termen van push- en pull-factoren: wat dreef vele Grieken uit hun thuisland weg en wat lokte hen naar andere streken? De archeologische gegevens laten toe om vast te stellen dat de Griekse expansie een aanvang neemt rond het midden van de 8ste eeuw. Dit is natuurlijk niet toevallig. Het is het einde van de ‘Dark Ages’, de periode van terugval en stagnatie van de Griekse samenleving op een vrij primair niveau van landbouwcultuur. In de 8ste eeuw komt hierin verandering en kent de 9
De Griekse kolonisatie
H
E
R
M
Griekse economie een duidelijke take-off. Gedetailleerde demografische cijfergegevens zijn er niet, maar archeologisch kan ondermeer in Attica (vóór de eenmaking) een spectaculaire toename van het aantal poleis worden vastgesteld. En nog in Attica blijkt uit grafveldonderzoek eveneens een duidelijke bevolkingsgroei. Gelet op de aanvankelijk schaarse bevolking moet een bevolkingstoename in Griekenland nog niet direct tot een nijpend grond- en voedseltekort hebben geleid, maar een aanhoudende bevolkingsgroei kan op termijn wel voor problemen hebben gezorgd. Dat er dan, zoals de verhalende bronnen suggereren, op momenten van tijdelijke voedselcrisissen naar een uitweg in kolonisatie is gezocht is mogelijk.
S
waren meer dan waarschijnlijk relatiegeschenken vanwege Griekse handelaars die in Al-Mina metalen en andere luxeproducten kwamen kopen. Een echte Griekse kolonie is het nooit geworden. De groeiende vraag naar ijzererts dreef de Grieken ook al vroeg naar het westen. Pithecusae, op het eiland Ischia ten noorden van de baai van Napels, is de oudste Griekse nederzetting in het westen. Het oudste spoor dateert er van ca. 770 v.C. en in de volgende decennia groeide de bevolking er aan tot 5 à 10.000 mensen, een groei die onmogelijk te verklaren is vanuit een natuurlijke bevolkingsaangroei en ontegensprekelijk op een omvangrijke immigratie wijst. Het eiland Ischia heeft op zich niets dat een dergelijke aantrekkingskracht verklaart. De bodem is er niet uitzonderlijk vruchtbaar en levert in elk geval geen voldoende basis om een bevolking van die omvang te voeden. Maar archeologen vonden er aanwijzingen voor het succes: in Pithecusae werd ijzererts, afkomstig van het veel noordelijker gelegen eiland Elba, verwerkt tot afgewerkte of halfafgewerkte producten. Omdat de Etrusken zelf hun ijzerontginning en -handel onder controle wensten te houden, konden de Grieken niet verder noordwaarts doordringen. De vroegst geattesteerd aanwezigheid van Grieken in de Italiaanse ruimte heeft dus niets te maken met de zoektocht naar voedsel, maar wel met die naar grondstoffen en handelswaar.
De groei van de bevolking heeft ongetwijfeld ook voor spanningen gezorgd. Als een oikos bij erfenis onder teveel mannelijke zonen moet worden verdeeld, wordt de versnippering na verloop van tijd zo groot dat de oikoi niet meer leefbaar zijn en jongere zonen hun uitweg elders zoeken. Hetzelfde fenomeen stelt zich op het niveau van de polis, waar binnen de aristocratische elite de concurrentie toeneemt en ambitieuze jongelingen wellicht elders hun geluk zoeken9. Maar de take-off van de Griekse economie heeft ook nog voor andere effecten gezorgd. De economie ontwikkelt zich op een niveau dat de primaire, autarkische landbouwcultuur overstijgt en dus worden er mensen actief in andere sectoren dan de landbouw en groeit de behoefte aan grondstoffen en afzetmarkten. Griekenland is arm aan grondstoffen. Eenmaal de IJzertijd goed in gang, heeft de behoefte aan metalen zeker mensen op weg gestuurd om elders de grondstoffen te halen en de transportroutes onder controle te brengen. De gunstige omstandigheden voor wijn- en olijfteelt in de Egeïsche ruimte hebben van deze producten exportproducten gemaakt. De kwaliteit van het Griekse vaatwerk heeft er toe geleid dat Griekse vazen, die aanvankelijk enkel als container werden vervoerd ook op zich een aantrekkelijke handelswaar werden. De kansen om zich in de handel te verrijken hebben dus zeker Grieken de zee opgestuurd.
Rond 725 v.C. werd vanuit Pithecusae Cumae gesticht, de eerste Griekse nederzetting op het Italiaanse vasteland. In de volgende decennia volgden andere Griekse vestigingen in een hoog tempo. Op Sicilië werden strategische plekken met een geschikte natuurlijke haven uitgekozen (zie bvb. Syracuse) en werden pas in een tweede fase ook nieuwe landbouwkolonies gesticht die de commerciële kolonies van voedsel moesten voorzien. Ze vormden ongetwijfeld een attractiepool voor verarmde Griekse boeren uit de Egeïsche ruimte. Hetzelfde scenario merken we in Zuid-Italië waar langsheen de hele kust Griekse nederzettingen opdoken (zie o.m. Reghium en Tarente), die mee de handel en de vaarroutes gingen domineren. Omwille van de dominerende Griekse aanwezigheid noemden de Romeinen Zuid-Italië - al dan niet inclusief Sicilië later Magna Graecia (letterlijk ‘Groot-Griekenland’). In de allereerste fase van de kolonisatie waren vooral inwoners van Euboea actief, maar al gauw volgden andere poleis (Corinthe, Megara, zelfs eenmaal Sparta). Opvallende afzijdige was Athene.
Pull-factoren en geografische spreiding Wat de Grieken aantrok in andere regio’s valt al deels af te leiden uit de push-factoren, maar verder ook uit de aard van de plekken die de Grieken uitkozen om zich vestigen.
De kolonies bleven niet beperkt tot Zuid-Italië en Sicilië. Vanuit Phocis werden op de Zuid-Franse kust een aantal kolonies gesticht (o.m. Massilia, Nicaea). De Grieken werden hier wellicht heen gelokt door de handelsmogelijkheden met de Kelten die zout leverden in ruil voor wijn. De Rhônevallei was daarenboven een handelsroute waarlangs Brits tin de mediterrane wereld bereikte.
Dat de Grieken in eerste instantie op zoek waren naar metalen blijkt uit twee sites met sporen van vroege Griekse aanwezigheid buiten de Egeïsche ruimte: Al Mina en Pithecusae. In Al-Mina, een handelshaven aan de Noord-Syrische kust, is op grote schaal Euboïsch vaatwerk teruggevonden uit de tweede helft van de 8ste eeuw v.C. De drinkbekers en –schalen De Griekse kolonisatie
E
10
Jaargang 9 - nummer 1
H
E
R
M
E
S
Een buitenbeentje in de kolonies was Cyrene op de Libische kust, een zone die voor het overige sterk door de Feniciërs werd gecontroleerd.
rijkdommen werden geaccumuleerd in de handen van een kleine elite.
Vanuit de Egeïsche ruimte werd in de 7de en de eerste helft van de 6de eeuw ook noordwaarts gekoloniseerd op zoek naar landbouwgronden, constructiehout en metalen. Megara verwierf met de vestigingen Byzantion en Chalcedon de strategische controle over de Bosporus en vanuit het Ionische Milete werden verschillende vestigingen gesticht op de Zwarte-Zeekust. Omdat inmiddels ook de Etrusken, de Feniciërs en de Perzen een deel van het mediterrane gebied onder controle hadden genomen werd verdere expansie uiteindelijk onmogelijk.
Didactische verkenning WAAROM
In vroegere tijden werd het onderwerp Griekse kolonisatie in hoofdzaak, zoniet uitsluitend, in de klas gebracht om de geografische verspreiding van de Griekse cultuur in kaart te brengen. Dat is, met het oog op het bijbrengen van inzicht in de geografische dimensie van de geschiedenis van de Oudheid (het ruimtelijk referentiekader), uiteraard nog steeds van groot belang. Maar het onderwerp biedt zoveel meer mogelijkheden dat het jammer zou zijn om daar geen gebruik van te maken. Er is uiteraard de grote actualiteitswaarde: migraties en cultuurspreiding zijn ook nu belangrijke thema’s. Zijn ze dat eigenlijk niet altijd geweest? Het onderwerp leent zich goed om een koppeling te maken naar het chronologisch referentiekader. Gaat onze geschiedenis er niet al te eenvoudig van uit dat periodes van grote stabiliteit (bvb. het Romeinse Rijk in de 1ste-2de eeuw n.C.) de norm zijn en behandelen we migraties niet al te zeer als tijdelijke storingen? Is het niet vanaf de vroegste prehistorie eigen aan de mens om te migreren? Eerst was er de aanhoudende zoektocht naar nieuwe verzamel- en jachtgebieden, later de zoektocht naar nieuwe landbouwgronden, de zoektocht naar grondstoffen en afzetgebieden, de zoektocht naar een inkomen uit arbeid … En valt het u als geschiedenisleraar ook op hoe we, afhankelijk van de behandelde historische periode en het daaraan gekoppelde perspectief, migranten met heel verschillende terminologie benaderen (invallers, veroveraars, kolonisatoren, vluchtelingen, handelaars, zeevaarders, ontdekkers, …)? Hebben al die migranten met heel diverse namen niet veel meer met elkaar gemeen? Met andere woorden: wat zijn de gelijkenissen en wat de verschillen tussen de Griekse kolonisatoren in Zuid-Italië en Sicilië uit de 8ste-6de eeuw v.C. en de Zuid-Italianen en Sicilianen die op hun beurt aan het eind van de 19de en het begin van de 20ste eeuw naar Amerika trokken? Of nog uitdagender: lijken de actuele bootvluchtelingen die aanspoelen op de Siciliaanse en Zuid-Italiaanse kusten ook niet op de Grieken van weleer? Even confronterend is de vraag naar de wezenlijke gelijkenissen en verschillen tussen pakweg de Noormanneninvasies uit de 9de eeuw en de Griekse kolonisatie. Ongetwijfeld is het in een tweede jaar secundair onderwijs nog veel te vroeg om op een indringende manier op deze vragen in te gaan, maar we kunnen alvast de geschikte terminologie aanreiken om dergelijke problemen te analyseren. Het begrippenpaar push- en pullfactoren lijkt daarvoor, in combinatie met de maatschappelijke domeinen (zie verder in de praktische toepassing) heel nuttig. Eenmaal inzichtelijk aangebracht kan het
De gevolgen In het midden van de 6de eeuw v.C. waren de Grieken prominent aanwezig in de kustgebieden van de Middellandse Zee en de Zwarte Zee, maar net zomin als in de Egeïsche ruimte vormden ze er een politieke eenheid. Griek zijn bleef een kwestie van taal en cultuur. Die taal en cultuur werden dan ook verspreid in de gekoloniseerde regio’s. Met de taal verspreidden de Grieken ook het alfabet dat ze zelf via hun handelscontacten hadden overgenomen van de Feniciërs. De Griekse levenswijze verspreidde zich. Parels van Griekse bouw- en beeldhouwkunst ontstonden in de Zuid-Italiaanse en Siciliaanse kolonies, filosofische scholen bloeiden er. De Grieken verspreidden ook hun materiële cultuur: o.m. de tarweteelt, de wijnbouw en de olijventeelt werden in Italië en Zuid-Frankrijk geïntroduceerd. Mede door de kolonisatie ondergingen de poleis in de Egeïsche ruimte grote veranderingen. De import op grote schaal van voedingsmiddelen, metalen, slaven en allerhande luxeproducten en de export van wijn, olijfolie, vaatwerk en allerhande afgewerkte producten tilden de diverse poleis op tot ver boven het niveau van de louter agrarische economie. Corinthe, dat door zijn natuurlijke ligging al van oudsher op zee was gericht, werd een economische draaischijf. De beschikbaarheid van een natuurlijke haven in Piraeus, op amper 6 km. van de stad, zorgde ervoor dat ook Athene volop kon genieten van de economische expansie. Op sociaal vlak ontwikkelde zich, naast de aloude grondaristocratie, nu ook een nieuwe machtige sociale groep van handelaars-ondernemers en een middenklasse van ambachtslui. Grond was niet langer de enige vorm van rijkdom. Door contacten met de Lydiërs leerden de Grieken in de tweede helft van de 7de eeuw het gemunte geld kennen. Toen vroeg in de 5de eeuw v.C. in de zilvermijnen van Laurion ten noorden van Athene nieuwe rijke ertslagen werden aangeboord kende de muntomloop een forse injectie. Op het platteland bleven de meeste boeren hard zwoegen, de Jaargang 9 - nummer 1
DIT ONDERWERP IN DE KLAS?
11
De Griekse kolonisatie
H
E
R
M
in latere jaren opnieuw gehanteerd worden. De inhoud leent zich verder ook goed om het steeds weerkerende concept oorzaak-aanleiding-gebeurtenis-gevolgen te exploreren.
OEFENING In een gerichte oefening stellen we de begrippen scherper en oefenen we ze in. Hier volgt een voorbeeld. Uiteraard is het aan de leerkracht om deze oefening te actualiseren. Het zal bij het maken van de oefening duidelijk zijn dat er regelmatig meerder domeinen mogelijk zijn en dat push- en pullfactoren vaak samen optreden. Een kant- en klare oplossing is er niet. Het is daarom goed om de oefening klassikaal te maken en de discussie te voeren. Dat leidt tot inzicht.
De inhoudelijke verkenning van het onderwerp heeft geleerd dat de analyse van het bronnenmateriaal, zowel het geschreven als het archeologische, zo complex is en een verregaande vertrouwdheid met de historische methode vergt, dat het niet realistisch is om dit met leerlingen van het tweede jaar secundair onderwijs aan te pakken. Daarom is in wat volgt bewust gekozen voor een wat speelsere aanpak die, naast de verwerkte inoefening van vaardigheden, ook sterk gericht is op inleving. De hier volgende didactische verwerking staat niet op zich en kan gerust gecombineerd worden met de aanpak van het gebruikte handboek. Het lesonderwerp zal dan ongetwijfeld over twee lesuren moeten worden gespreid, maar de hoeveelheid verwerkte leerdoelen verantwoordt dat zeker.
Migratie
Domein SE/SP/SC
Push
Pull
Mijn oudste broer gaat volgend jaar in Parijs studeren. Tom verhuisde na de echtscheiding van zijn ouders met zijn vader naar een appartement. Mijn oom is verhuisd naar Engeland. Hij werkt er als vertegenwoordiger van Côte d’Or.
De introductie van de problematiek vanuit de leefwereld van de leerlingen GESPREK
Noord-Afrikaanse bootvluchtelingen verdrinken voor de kust van Sicilië.
We starten het onderwerp met een gesprek met de leerlingen waarin nagegaan wordt wie van hen ooit verhuisd is. Er wordt gepeild naar de motieven voor die verhuis waarbij we het gesprek zo leiden dat de leerlingen langzaam aan zicht krijgen op de push- en pull-factoren, gemakkelijker omschreven als: wat drijft mensen weg van de plaats waar ze wonen en wat trekt mensen aan in de plek waar ze naar toe trekken? We proberen die push- en pullfactoren ook te koppelen aan de maatschappelijke domeinen. Een leerling is bijvoorbeeld verhuisd omdat zijn vader een nieuw werk vond. Er is vooral een pullfactor, te situeren in het socio-economische domein. Een andere leerling is verhuisd in het kader van een scheiding. Er is vooral sprake van een pushfactor, te situeren in het socio-politieke domein. Nog een andere leerling is verhuisd naar het platteland om daar in een rustiger buurt en in een luxueuzer huis te wonen. De pullfactor hoort hier meer thuis in de socio-culturele domein. Afhankelijk van de samenstelling van de klas zullen in dit gesprek ook andere actuele vormen van migratie aan bod kunnen komen: allochtonen van de tweede of derde generatie die nog kunnen getuigen van de factoren die hun ouders of grootouders wegdreven uit De Griekse kolonisatie
S
hun thuisland en naar België lokten, politieke vluchtelingen, kinderen van E.U.-ambtenaren, Nederlanders in de grensstreek … Is de klas heel homogeen autochtoon samengesteld, dan komen we tot deze onderwerpen middels een gestuurd gesprek of aan de hand van enkele goedgekozen krantenknipsels.
Naast deze inhoudelijke aspecten leent het onderwerp zich ook uitstekend om een aantal vaardigheden grondig in te oefenen. Het lezen van kaarten en het systematisch opzoeken in een atlas (zie verder concreet in praktische toepassing) krijgt hier bijzondere aandacht.
VERKENNEND
E
RC Genk-doelman Moons verhuist naar Aken (Duitsland) om fiscale redenen (hij betaalt daar minder belasting). De grootvader van Ahmed kwam in 1965 uit Turkije naar België om hier in de fabriek te werken. In navolging van haar groot idool Madonna wil Britney Spears in Londen gaan wonen. Roemeense zigeuners vragen asiel in België. Ze zijn in hun thuisland weggepest. Westvlaamse boer verhuist met gezin naar Zuid-Franrijk om daar een rendabele boerderij over te nemen. Afrikaans meisje van 16, op de vlucht voor gearrangeerd huwelijk, vraagt asiel in België.
12
Jaargang 9 - nummer 1
H
E
R
M
Op basis van deze oefening kunnen we met de leerlingen al een aantal push- en pullfactoren oplijsten:
S
Hetzelfde schema als bij de voorgaande oefening kan gebruikt worden om de observatie vast te zetten: Migratie
Waarom verhuizen mensen PUSH-factoren Wat drijft mensen weg?
E
PULL-factoren Wat lokt mensen naar elders?
Armoede thuis
Kans op werk
Gebrek aan een toekomst
Toekomstperspectief
Ruzie
Betere woonomgeving
Discriminatie
Een stimulerende omgeving
Vervolging
Avontuur
…
…
Domein SE/SP/SC
Push
Pull
De terminologie is ingeoefend. Nu zetten we een stap naar het verleden.
ROLLENSPEL
Identiteitskaarten
Er wordt een vergadering10 geënsceneerd van burgers uit de polis Chalcis aan het eind van de 8ste eeuw. Op de agenda één punt: moet er een expeditie op het getouw gezet worden om vanuit onze polis Chalcis een kolonie te stichten en zo ja, waar moet deze expeditie naar toe?
LEONIDAS 58 jaar Grootgrondbezitter Voorzitter van de vergadering
Er zijn 12 deelnemers aan de vergadering. Elk ontvangt vooraf een ‘identiteitskaart’ met zijn persoonlijke gegevens. Die gegevens moeten tijdens het spelen zo veel mogelijk aan bod komen. De leerlingen krijgen daarnaast ook de ruimte om hun personage door improvisatie wat meer karakter te geven. Het ligt voor de hand om de leerlingen vooraf wat te coachen, met hen de ‘identiteitskaarten’ door te nemen en eventueel tijdens een pauze kort te repeteren.
Standpunten: Jij leidt de vergadering en bent bezorgd om het welzijn van de polis. Je leidt de problematiek in met de volgende vaststellingen: ∑ De bevolkingsgroei van de voorbije decennia zorgt voor spanningen in de polis ∑ Onze polis dreigt overbevolkt te geraken ∑ Er is een tekort aan goede landbouwgronden voor de zonen van de lokale boeren ∑ Een nevengevolg is de stijging van de graanprijzen; het wordt steeds duurder leven in Chalcis ∑ Heel wat jonge boeren zijn overgeschakeld op ambachtelijk werk (pottenbakken, vervaardigen van werktuigen, …), maar nu dreigt er een overproductie en dus een overaanbod op de markt
Het spelen verloopt des te beter als de leerkracht de rol van de voorzitter opneemt en zo het hele spel kan controleren, bijsturen, deelnemende leerlingen kan stimuleren om hun standpunt te uiten, beter te verklaren etc. De leerlingen die niet actief deelnemen aan het rollenspel krijgen een duidelijke observatie-opdracht. Die kan gedifferentieerd worden: ∑ enkele leerlingen proberen de aangevoerde motieven in te delen per domein (socio-economisch, socio-politiek en socio-cultureel);
Enkele andere poleis die met dezelfde problemen kampen hebben ervoor gekozen om elders in de wereld kolonies te stichten om met een deel van de bevolking naar toe te trekken.
∑ enkele leerlingen proberen de aangevoerde motieven in te delen in push- en pull-factoren
Is dit ook voor onze polis een oplossing? Zo ja, waar kunnen we zo’n kolonie stichten en wie is er bereid om mee te vertrekken of zijn zonen mee te sturen?
∑ er kunnen eventueel journalisten/verslaggevers aangeduid worden die notuleren en zo nadien de argumenten nog eens kunnen herhalen
Jaargang 9 - nummer 1
13
De Griekse kolonisatie
H
E
R
M
ALEXANDROS
S
de markt verkocht wordt is heel duur doordat vreemde handelaars de marktprijs bepalen en met vette winsten gaan lopen ∑ Oplossing is zelf de graanhandel in handen nemen; zelf gaan aankopen in vreemde landen en de handelsroutes onder controle krijgen
50 jaar Graan-, olijf- en wijnboer Vader van vier kinderen (2 zonen en 2 dochters) Conservatief Standpunten: ∑ Sterk gehecht aan de oude traditionele waarden van oikos en polis ∑ Schrik van het vreemde ∑ Angst om kinderen te zien uitzwerven ∑ Voorstel om de polis af te sluiten voor immigranten en zo overbevolking tegen te gaan
BITON Reder; bezit 10 grote schepen en verhuurt die met bemanning aan handelaars Standpunten: ∑ Zijn ervaring op zee leert hem hoe belangrijk het is om vaste havens te hebben met eigen volk ∑ Als we verspreid over de zee zulke havens inrichten met bewoners van Chalcis kunnen extra kosten vermeden worden, kunnen door de reders van Chalcis meer interessante vrachten worden verworven en zal de veiligheid van reders en handelaars vergroten ∑ Chalcis wordt op die manier een belangrijk handelscentrum binnen een netwerk en dat zal rijkdom en tewerkstelling opleveren
ACHATOS 48 jaar Boer 5 kinderen (4 zonen en 1 dochter) Standpunten: ∑ Schrik voor de toekomst; wat moet er van zijn zonen komen? Op de boerderij is zeker geen plaats voor nog eens 4 volwassen mannen met hun gezin ∑ Het vinden van nieuwe landbouwgronden elders kan een oplossing zijn
ESTEBE Handwerkman - pottenbakker
ESTEBE
Standpunten: ∑ Hij heeft gehoord van handelaars in de haven dat de kwaliteit van het vaatwerk in het buitenland lamentabel is; nergens worden zulke goede en mooie vazen gemaakt als in Hellas ∑ Er moet dus actief gezocht worden naar nieuwe vaste afzetgebieden voor dit topproduct, dan kunnen er in Chalcis meer mensen werken in de pottenbakkerij en kunnen handelaars zich specialiseren in de handel overzee
47 jaar Boer gespecialiseerd in olijfteelt Standpunten: ∑ De grond in Chalcis leent zich heel goed tot de olijfteelt en hier en ver buiten Chalcis is grote vraag naar olijfolie; met de olijventeelt is veel te verdienen; Chalcis kan rijk worden door meer olijven te telen, maar dan moet er extra grond ter beschikking zijn ∑ Het ligt voor de hand om voor graanteelt dus uit te wijken naar andere regio’s waar betere gronden ter beschikking zijn en hier de graanteelt op te geven ten voordele van de olijfteelt
CELEUS Smid Standpunten: ∑ Er is een groeiende vraag naar ijzeren werktuigen in Chalcis en bij de boeren uit de omgeving; de sector zou dus kunnen uitbreiden ∑ Maar het is moeilijk om aan voldoende grondstoffen te komen en die zijn door de monopolies op de handel erg duur ∑ Voorstel: kolonies in de buurt van gebieden met ijzerertsmijnen
DEMETRIOS Burger 45 jaar Standpunten: ∑ Maakt zich zorgen over de hoge graanprijzen. Door overbevolking wordt er ter plekke niet voldoende graan meer geteeld en het ingevoerde graan dat op
De Griekse kolonisatie
E
14
Jaargang 9 - nummer 1
H
E
R
M
E
S
CREON
HELIOS
Wijnboer
Wijnhandelaar
Standpunten: ∑ Er is vanuit het buitenland een stijgende vraag naar wijn ∑ Door een gebrek aan gronden kunnen we hier ter plaatse niet meer produceren ∑ Elders rond de Middellandse Zee liggen gronden die zich heel goed lenen tot wijnbouw, maar de lokale boeren weten niet hoe eraan te beginnen ∑ Oplossing: zelf wijnboeren uitsturen om daar wijngaarden aan te leggen en ter plekke wijn te produceren
Standpunten: ∑ De vraag naar wijn neemt de laatste tijd sterk toe nu ook de barbaren de smaak te pakken hebben; tot ver in het noorden wonen Kelten die schatrijk zijn door de zouthandel en die op hun feestjes de wijn laten vloeien ∑ We moeten dus de toegang tot die handelsroutes onder controle proberen krijgen
ACHERON Koper- en bronswerker
AKRISIOS
Standpunten: ∑ Er is een groeiende vraag naar koperen en bronzen voorwerpen voor de tempels hier in Chalcis en de omliggende poleis ∑ Maar het is moeilijk om aan voldoende grondstoffen te komen en die zijn door de monopolies op de handel erg duur ∑ Voorstel: kolonies in de buurt van gebieden met koper- en tinmijnen
20 jaar Boerenzoon Standpunten: ∑ Heeft thuis geen perspectieven; zijn drie oudere broers zullen later wel de boerderij van vader verdelen en voor hem zal er niet veel over zijn ∑ Heeft met zijn vader en zijn oudste broer als zo veel ruzie gehad dat hij de betutteling beu is en wil wel eens zelfstandig zijn ∑ Wil graag op avontuur om elders zijn fortuin te beproeven
Jaargang 9 - nummer 1
Met dit rollenspel/annex observatie hebben we alle push- en pullfactoren voor de Griekse kolonisatie op een rijtje gezet (zie ook Inhoudelijke verkenning).
15
De Griekse kolonisatie
H
E
R
M
E
S
KAARTOEFENING (ZELFSTANDIG WERKEN) Met een kaartoefening ronden we het onderwerp af. Deze oefening kan individueel of als duotaak gemaakt worden. De leerlingen moeten beschikken over een degelijke historische atlas. Met de atlas en de gegevens uit de vorige oefening moeten ze in staat zijn om de oefening zelfstandig te maken. Het is de bedoeling dat alle resultaten klassikaal op één grote kaart (eventueel digitaal) worden verzameld. Elke oefening bestaat eruit één van volgende zeven kolonisatiefiches op te maken. Daarin zijn telkens voor één moederkolonie de verschillende dochterkolonies opgenomen. Hier volgt één model van zo’n fiche:
KOLONISATIEFICHE MOEDERPOLIS CHALCIS Zoek in je atlas waar Chalcis ligt. Geef aan in welke landstreek Chalcis ligt: ................................................................................................................ Duid Chalcis met een rode stift aan op de blinde kaart. Beschrijf de ligging van Chalcis (binnenland/kust/eiland, welke zee in de buurt, uitwegen …) ...................................................................................................................................................................................... ......................................................................................................................................................................................
KOLONIES CORCYRA Zoek in je atlas waar Corcyra ligt. Duid Corcyra met een rode stift aan op de blinde kaart. Beschrijf de ligging van Corcyra (binnenland/kust/eiland, welke zee in de buurt, uitwegen …) ...................................................................................................................................................................................... ...................................................................................................................................................................................... Wat kan de inwoners van Chalcis naar deze plek gelokt hebben? ...................................................................................................................................................................................... ......................................................................................................................................................................................
PITHECUSAE (EILAND ISCHIA) Zoek in je atlas waar Pithecusae ligt. (Tip: Pithecusae ligt op het eiland Ischia) Duid Pithecusae met een rode stift aan op de blinde kaart. Beschrijf de ligging van Pithecusae (binnenland/kust/eiland, welke zee in de buurt, uitwegen …) ...................................................................................................................................................................................... ...................................................................................................................................................................................... Wat kan de inwoners van Chalcis naar deze plek gelokt hebben? ...................................................................................................................................................................................... ......................................................................................................................................................................................
De Griekse kolonisatie
16
Jaargang 9 - nummer 1
H
E
R
M
E
S
CUMAE Zoek in je atlas waar Cumae ligt. Duid Cumae met een rode stift aan op de blinde kaart. Beschrijf de ligging van Cumae (binnenland/kust/eiland, welke zee in de buurt, uitwegen …) ...................................................................................................................................................................................... ...................................................................................................................................................................................... Wat kan de inwoners van Chalcis naar deze plek gelokt hebben? ...................................................................................................................................................................................... ......................................................................................................................................................................................
NAXOS Zoek in je atlas waar Naxos ligt. Duid Naxos met een rode stift aan op de blinde kaart. Beschrijf de ligging van Naxos (binnenland/kust/eiland, welke zee in de buurt, uitwegen …) ...................................................................................................................................................................................... ...................................................................................................................................................................................... Wat kan de inwoners van Chalcis naar deze plek gelokt hebben? ...................................................................................................................................................................................... ......................................................................................................................................................................................
CATANA Zoek in je atlas waar Catana ligt. Duid Catana met een rode stift aan op de blinde kaart. Beschrijf de ligging van Catana (binnenland/kust/eiland, welke zee in de buurt, uitwegen …) ...................................................................................................................................................................................... ...................................................................................................................................................................................... Wat kan de inwoners van Chalcis naar deze plek gelokt hebben? ...................................................................................................................................................................................... ......................................................................................................................................................................................
REGHIUM Zoek in je atlas waar Reghium ligt. Duid Rhegium met een rode stift aan op de blinde kaart. Beschrijf de ligging van Reghium (binnenland/kust/eiland, welke zee in de buurt, uitwegen …) ...................................................................................................................................................................................... ...................................................................................................................................................................................... Wat kan de inwoners van Chalcis naar deze plek gelokt hebben? ...................................................................................................................................................................................... ......................................................................................................................................................................................
Jaargang 9 - nummer 1
17
De Griekse kolonisatie
H
E
R
M
E
S
CHALCIDICE Zoek in je atlas waar Chalcidice ligt. Duid Chalcidice met een rode stift aan op de blinde kaart. Beschrijf de ligging van Chalcidice (binnenland/kust/eiland, welke zee in de buurt, uitwegen …) ...................................................................................................................................................................................... ...................................................................................................................................................................................... Wat kan de inwoners van Chalcis naar deze plek gelokt hebben? ...................................................................................................................................................................................... ...................................................................................................................................................................................... Deze oefening wordt door telkens een andere groep op dezelfde manier gemaakt voor volgende moederpoleis en bijhorende kolonies: Corinthe: Syracuse – Poseidonia – Sybaris – Croton – Potidaea
(groen)
Sparta:
(blauw)
Tarentum
N. (een onbekende polis in de landstreek Phocis): Massalia – Nicaea – Antipolis
(paars)
Megara:
Megara Hyblaea - Chalcedon – Byzantium
(oranje)
Thera:
Cyrene
(geel)
Milete:
Trapesus – Phacis – Chersonesus
(bruin)
De oefening is vooral gericht op het verwerven van vaardigheden bij het opzoeken in de atlas en het interpreteren van kaarten. Het is vanzelfsprekend niet de bedoeling al deze geografische gegevens tot leerinhoud te promoveren. De leerlingen moeten uiteindelijk enkel een geografisch globaalbeeld kennen van de Griekse kolonisatie.
Noten 1
2
3
Een heel goede synthese van de problematiek rond de Griekse kolonisatie is te vinden in Robin OSBORNE, Greece in the making. 1200 - 479 BC, Routledge, New York, Londen, 1996. Een uitgebreid, maar al wat verouderd overzicht biedt John BOARDMAN, The Greeks overseas. Their early colonies and trade, Londen, Thames and Hudson, 41999. In het Nederlands verschenen in de voorbij jaren twee interessante artikelen in Spiegel Historiael: Douwe YNTEMA, Grieken op drift, Spiegel Historiael, 37/2, 2002, pp. 84-89 en Jan Paul CRIELAARD, Het aristocratische karakter van de vroege Griekse kolonisatie, Spiegel Historiael, 33/3, 1998, pp. 115-120. In de hierboven vermelde publicaties zijn uitgebreide verwijzingen naar de oudere literatuur te vinden. Ze worden hier niet overgenomen. In de frequent gebruikte historische atlassen is voor dit onderwerp het nodige kaartmateriaal aanwezig.
De Griekse kolonisatie
4
5 6 7 8 9 10
PINDAROS, Zegezangen, vertaald door Patrick LATEUR, Athenaeum - Polak & Van Gennep, Amsterdam, 1991, pp. 98 en 114-115. HERODOTOS, Het verslag van mijn onderzoek, vertaald, ingeleid en geannoteerd door Hein L. VAN DOLEN, SUN, Nijmegen, 21996, pp. 321325. Voor de analyse hiervan: zie OSBORNE 1996 pp. 8 e.v. OSBORNE 1996 p. 14. Eigen vertaling op basis van de Engelse vertaling in OSBORNE 1996 p. 128. Idem. YNTEMA 2002. Zie hierover specifiek CRIELAARD 1998. Voor een formele volksvergadering met discussie en echte beslissingsmacht is het aan het eind van de 8ste eeuw ongetwijfeld nog wat vroeg, maar het gaat in deze les ook niet expliciet over besluitvorming. We permitteren ons daarom bewust deze onnauwkeurigheid. Geert BERINGS
18
Jaargang 9 - nummer 1
H
Jaargang 9 - nummer 1
E
R
M
19
E
S
De Griekse kolonisatie