Gynaecologie
“U bent zwanger!”
Inhoudsopgave INLEIDING -
U bent zwanger! Wat doet de verloskundige? Wat doet de gynaecoloog? Wat doet de kraamverzorgende? Wat doet u zelf?
1 1 1 2 3 3
CONTROLES TIJDENS DE ZWANGERSCHAP Beoordelen van de groei v.d. baarmoeder Meten van de bloeddruk Urineonderzoek Bloedonderzoek Echoscopisch onderzoek
5 5 5 5 6 9
PRENATALE DIAGNOSTIEK Wat is prenatale diagnostiek? Wat zijn de mogelijkheden bij prenataal onderzoek? Diagnostische onderzoeken Sreeningsonderzoeken Wat geeft een kansbepalende test aan? Extra informatie
11 11
ADVIEZEN EN TIPS Veel voorkomende klachten Leefstijl `
15 15 17
12
13 14
VOORLICHTING EN EXTRA INFORMATIE 21 Zwangerschapscursussen 21 Informatieavonden Lievensberg ziekenhuis 22 Boeken 22
NA DE GEBOORTE 23 Borstvoeding 23 Lactatiekundige, specialistische begeleiding bij borstvoeding Vereniging Borstvoeding Natuurlijk Borstvoedingsorganisatie La Leche League Kraamcentra Internet en boeken Postnatale screening; de hielprik 25 BIJ VRAGEN OF PROBLEMEN Klachten
26 26
INLEIDING U bent zwanger! Deze brochure legt in het kort uit wat u in ons ziekenhuis kunt verwachten op het gebied van zwangerschapscontroles en bevallen. Allereerst volgt uitleg over de organisatie van de verloskundige zorg in Nederland. Daarna zal ingegaan worden op de wijze waarop controles worden uitgevoerd en er is een stukje gewijd aan prenatale diagnostiek. Tot slot volgen adviezen en tips bij veel voorkomende problemen en u vindt een stukje over voorlichting en (zwangerschaps)cursussen. Uitgebreidere informatie vindt u op www.nvog.nl onder de rubriek Voorlichting en dan met name de folder “Zwanger!”. U kunt deze folder ook krijgen bij uw arts. Hebt u na het doorlezen van deze informatiebronnen nog vragen, kunt u die stellen tijdens het bezoek aan een van de artsen of verloskundigen.
Wat doet de verloskundige? De verloskundige is de deskundige op het gebied van de gezonde zwangerschap. Begeleiding door de verloskundige wordt ook wel begeleiding in de 1e lijn genoemd. Tijdens de eerste controle bij de verloskundige wordt ondermeer beoordeeld of de begeleiding van de zwangerschap kan plaatsvinden bij de verloskundige of dat er misschien complicaties zijn te verwachten en de begeleiding beter zou kunnen plaatsvinden bij de gynaecoloog in het ziekenhuis (dit heet de 2e lijn). Tijdens de vervolgafspraken controleert de verloskundige of de zwangerschap normaal verloopt. Twijfelt de verloskundige aan het normale verloop van de zwangerschap, dan vraagt zij advies aan de gynaecoloog. Indien nodig zal de gynaecoloog de rest van de zwangerschap en de bevalling begeleiden. 1
Als een zwangerschap zonder problemen verloopt, is het veilig om onder leiding van de verloskundige thuis of desgewenst in het ziekenhuis te bevallen. Mochten er tijdens de bevalling problemen optreden dan zal de zorg voor de bevalling overgedragen worden aan de 2e lijn. Tijdens het kraambed controleert de verloskundige thuis de conditie van moeder en kind.
Wat doet de gynaecoloog? De gynaecoloog begeleidt zwangerschappen en/of bevallingen waarbij de kans op problemen groter is. Deze complicaties vereisen extra medische zorg die in het ziekenhuis door middel van aanvullend onderzoek of behandeling kan worden gegeven, de zogenaamde 2e lijn. De gynaecologen van Bergen op Zoom en Roosendaal vormen één maatschap. Het is vrijwel onmogelijk altijd dezelfde arts te zien bij de controles op de polikliniek, omdat deze controles vaak op korte termijn en soms met spoed moeten worden afgesproken. In het Lievensberg ziekenhuis werken (2e lijns)verloskundigen op de verloskamers. Zij begeleiden daar, samen met een van de gynaecologen (afhankelijk van wie er op dat moment dienst heeft), de zwangeren die op medische indicatie in het ziekenhuis moeten bevallen. Tevens participeert de afdeling in de opleiding voor verpleegkundigen en verloskundigen en de gynaecologen begeleiden co-assistenten. Het is dus mogelijk dat de dienstdoende verloskundige vergezeld wordt van een stagiaire. Indien u hier bezwaar tegen heeft, moet u dit aan de verloskundige aangeven. Bij ontslag uit het ziekenhuis worden kraambedcontroles thuis door een (1e lijns)verloskundige voor u afgesproken. De kraamverzorgende moet u zelf op de hoogte stellen.
2
Wat doet de kraamverzorgende? De kraamverzorgende assisteert de verloskundige tijdens de bevalling. Daarna geeft zij thuis begeleiding en verzorging aan moeder en kind. Zij doet dagelijks de controles en de (1e lijns)verloskundige beoordeelt deze controles tijdens haar bezoek.
Wat doet u zelf? Wanneer u zwanger bent, dient u zelf ook de nodige zaken te regelen voor, tijdens en na de bevalling: • Aanvragen kraamzorg: De kosten van kraamhulp en de wijze waarop het georganiseerd wordt, zijn afhankelijk van de wijze waarop u bent verzekerd. Wij adviseren u eerst contact op te nemen met uw zorgverzekeraar. Komt u er nog niet uit, kunnen wij u verder adviseren. Kraamzorg organisaties in de regio: -Thuiszorg West Brabant -Homecare -Zinkraamzorg De Linde -Kraamcentrum DAT -Huispitaal -Provinciale kraamzorg Goes -Kraamzorg de Waarden Groep •
Telefoonnummer: 0165-560200 0900-2064444 0900-5722696 0165-341334 0162-447244 0113-224000 0182-325555
Keuze van de achternaam: Vanaf 01-01-1998 mogen ouders de achternaam van hun eerste kind kiezen: die van de moeder of die van de vader. Deze keuze is onherroepelijk en geldt tevens voor alle volgende kinderen in het gezin.
3
•
Inschrijven voor de bevalling: Wanneer u op medische indicatie in het ziekenhuis gaat bevallen (2e lijn), zal uw gynaecoloog u rond de 30-32e week in laten schrijven bij de opname van het ziekenhuis. U hoeft hier dus niet zelf aan te denken. Om daar ingeschreven te kunnen worden dient u een bewijs van inschrijving bij een zorgverzekeraar mee te nemen en een geldig legitimatiebewijs. Ook krijgt u van uw arts een aanvullend boekje waarin praktische tips voor tijdens en na de bevalling in het ziekenhuis staan.
Verder zijn er nog vele tips en wetenswaardigheden van belang voor tijdens de zwangerschap. Vele van deze vindt u verderop in deze folder.
4
CONTROLES TIJDENS DE ZWANGERSCHAP Beoordelen van de groei van de baarmoeder Bij elk onderzoek wordt de groei van de baarmoeder nagegaan. De buitenkant van de baarmoeder wordt met de handen afgetast. Zo wordt gecontroleerd of de baby voldoende groeit. Na de derde maand wordt naar de harttonen van de baby geluisterd. Wanneer er bij de verloskundige twijfel is over de groei, kan een consult bij de gynaecoloog worden aangevraagd. Daarbij wordt echoscopisch onderzoek verricht, specifiek gericht op de groei van het kind. Tevens kan door middel van cardiotocografie (CTG ofwel “hartfilmpje”) de conditie van de baby worden bepaald.
Meten van de bloeddruk Bij elke controle wordt de bloeddruk gemeten. De bloeddruk wordt weergegeven in een boven- en onderdruk (systole en diastole). Vooral de onderdruk is van belang. Tegen het einde van de zwangerschap kan deze wat hoger worden. Een lage bloeddruk tijdens de zwangerschap kan geen kwaad, maar geeft soms vervelende klachten, zoals duizeligheid. Een te hoge bloeddruk maakt vaak extra zorg voor moeder en kind noodzakelijk. Dit kan wederom een reden zijn om een consult aan te vragen bij een gynaecoloog. Vaak wordt aanvullend bloed- en urineonderzoek verricht om de ernst van de situatie beter in te schatten.
Urineonderzoek Bij een normaal verlopende zwangerschap wordt een paar keer in de zwangerschap urine op de aanwezigheid van eiwit en suiker gecontroleerd. Bij een stijgende bloeddruk wordt de urine vaker gecontroleerd. 5
Bloedonderzoek Bij alle zwangeren wordt in het begin van de zwangerschap bloedonderzoek verricht. Er wordt daarbij bekeken welke bloedgroep en Rhesus-D-factor u hebt en of uw lichaam geen andere bloedgroepantistoffen maakt die van belang kunnen zijn in de zwangerschap. Daarnaast worden het hemoglobine (ijzer) en de bloedsuiker gecontroleerd en wordt naar bepaalde infectieziekten zoals Lues (syfilis), Hepatitis B, HIV (AIDS) en soms ook Rode hond gekeken. Deze ziekten kunnen schadelijk zijn voor het ongeboren kindje. Wanneer u hier bezwaar tegen heeft dient u dit aan te geven aan de arts of verloskundige. Bij ongeveer 30 weken zwangerschap wordt nogmaals het hemoglobine gecontroleerd. • Bloedgroep: De bloedgroep kan A, B, AB of 0 (nul) zijn. Het is belangrijk uw bloedgroep te weten voor het geval er na de bevalling een bloedtransfusie nodig is of als de baby na de geboorte geel gaat zien. • Rhesus-D-factor: De Rhesus-D-factor is een eiwit dat op de rode bloedlichaampjes in het bloed aanwezig kan zijn en dat tegelijkertijd met de bloedgroep wordt bepaald. U kunt Rhesus-D-positief zijn: dan is het eiwit aantoonbaar. Dit betreft 84% van de zwangeren en heeft dan geen verdere consequenties voor de zwangerschap. Bent u Rhesus-D-negatief dan is dit eiwit niet aantoonbaar. Dat is niets bijzonders, het is een kwestie van erfelijkheid. Wel moet er extra aandacht worden besteed om complicaties te voorkomen bij een eventuele Rhesus-D-positieve baby. Dit treedt op wanneer de vader van het kindje Rhesus-D-positief is. Door vermenging van uw bloed met dat van de baby (bijvoorbeeld tijdens de geboorte) ziet uw lichaam het RhesusD-positieve bloed van de baby als “lichaamsvreemd” en gaat hier antistoffen tegen maken. Die antistoffen worden door uw 6
lichaam ‘onthouden’ en tijdens een eventuele volgende zwangerschap kunnen deze antistoffen weer terugkomen en het bloed van de nieuwe (Rhesus-D-positieve) baby afbreken. Om te voorkomen dat uw lichaam deze antistoffen gaat aanmaken wordt tijdens uw zwangerschap bij 30 weken een injectie gegeven met een medicijn: anti-D. Tevens wordt nogmaals gecontroleerd of uw lichaam de antistoffen zelf nog niet aanmaakt. Ook bij ingrepen in de baarmoeder, zoals een vlokkentest of vruchtwaterpunctie adviseert men een injectie met anti-D bij Rhesus-D-negatieve zwangeren. Ditzelfde geldt wanneer u bloedverlies krijgt in de zwangerschap of voor situaties waarin van buitenaf sterk op de baarmoeder wordt gedrukt, zoals het keren van een kind in stuitligging, een ernstige val op uw buik, een auto-ongeluk of een schop of trap tegen uw buik. Na de geboorte van de baby wordt uit het navelstrengbloed van de baby bepaald wat de rhesus-D-factor van de baby is. Als de Rhesus-D-factor van de baby negatief is, zijn er geen verdere consequenties. Is de Rhesus-D-factor van uw kindje positief dan krijgt u nogmaals een injectie met anti-D. • Irregulaire antistoffen: In het begin van de zwangerschap wordt, naast bepaling van de Rhesus-D-factor gekeken of het lichaam geen andere irregulaire antistoffen aanmaakt. Dit zijn antistoffen die bijvoorbeeld kunnen ontstaan na een bloedtransfusie. Deze antistoffen kunnen het bloed van de baby geleidelijk aan afbreken, waardoor een kindje tijdens de zwangerschap al bloedarmoede zou kunnen ontwikkelen of na de geboorte geel kan zien. Als deze antistoffen bij u worden gevonden, kan ook aan de partner gevraagd worden om zijn bloed te laten controleren. Aan de hand daarvan wordt bepaald of er extra controles nodig zijn gedurende de zwangerschap. • Lues: Deze infectieziekte wordt ook wel syfilis genoemd en is een seksueel overdraagbare aandoening, een infectie die wordt overgebracht via geslachtsgemeenschap. Bij behandeling 7
vroeg in de zwangerschap zijn er geen gevaren voor het kindje. • Hepatitis B: Dit is een infectieziekte van de lever die wordt veroorzaakt door een virus. Na infectie blijft een deel van de mensen het Hepatitis B virus bij zich dragen: zij worden ‘dragers’ genoemd. Dit dragerschap gaat vaak niet gepaard met klachten, maar dragers zijn wel besmettelijk voor anderen. Besmetting kan plaatsvinden door middel van bloed op bloed contact, door geslachtsgemeenschap of door een bevalling. Besmetting van het kindje tijdens de zwangerschap treedt niet op. Wanneer het dragerschap voor de bevalling bekend is, kan er direct na de bevalling een medicijn (injectie) worden gegeven aan de baby dat infectie de eerste paar maanden na de geboorte voorkomt. Samen met de reguliere injecties gedurende het eerste levensjaar wordt de baby daarna definitief immuun gemaakt voor deze infectie door middel van vaccinatie. • Rode hond: Rode hond, ook wel Rubella genoemd, wordt veroorzaakt door een virus. Als de vrouw geen antistoffen tegen Rode hond heeft, kan een infectie tijdens de zwangerschap aangeboren afwijkingen bij de baby veroorzaken. Vrouwen die na 1962 zijn geboren hebben op hun 11e levensjaar bijna allemaal een vaccinatie tegen de rode hond gehad. Hebt u Rode hond (een van de ‘kinderziekten’) als kind gehad, dan heeft u ook levenslange bescherming opgebouwd. In sommige gevallen kan het wenselijk zijn de aanwezigheid van antistoffen in het bloed tegen Rode hond in het begin van de zwangerschap te bepalen. Als er geen antistoffen aanwezig zijn in het bloed en u dus niet beschermd bent tegen Rubella kan er in of na het kraambed bij u alsnog een vaccinatie plaatsvinden, zodat u tijdens een eventuele volgende zwangerschap beschermd bent tegen dit virus. 8
• HIV: HIV (Humaan Immunodeficientie Virus) is een virus dat de ziekte AIDS kan veroorzaken. De HIV-test wordt tegenwoordig standaard bij zwangeren uitgevoerd. Bij deze test wordt er gekeken of antistoffen tegen HIV in uw bloed aantoonbaar zijn. Dit is het geval wanneer u in contact geweest bent met het HIV en het virus waarschijnlijk in uw immuunsysteem aanwezig is. Als u met HIV besmet bent, kan dit virus tijdens de zwangerschap of bevalling via het bloed op uw baby worden overgedragen, of daarna via de borstvoeding. Gelukkig kan dit meestal worden voorkomen als u tijdig medicijnen neemt. Verder kunnen maatregelen als een keizersnede en het niet geven van borstvoeding helpen besmetting van de baby te voorkomen. Wanneer u positief getest bent voor HIV, bent u drager van het virus. U zult dan doorverwezen worden naar een in AIDS gespecialiseerd ziekenhuis, meestal het Erasmus Medisch Centrum te Rotterdam (het vroegere Dijkzigt ziekenhuis). Verdere informatie kunt u vinden op www.soaaids.nl
Echoscopisch onderzoek Iedere zwangere krijgt in het begin van de zwangerschap een echo aangeboden om de duur van de zwangerschap zo nauwkeurig mogelijk te kunnen vaststellen. Ook een eventuele meerlingzwangerschap kan dan worden aangetoond. Daarnaast heeft de zwangere de mogelijkheid een Structureel Echoscopisch Onderzoek (SEO) te laten doen; hierbij wordt met echoscopie bij 18-22 weken zwangerschapsduur een groot aantal structuren in het kind bekeken. Belangrijk is u te realiseren dat dit géén garantie geeft voor een “gezond kind”! Lang niet alle afwijkingen kunnen namelijk met echoscopie vóór de geboorte worden gezien. Zie ook het hoofdstuk Prenatale Diagnostiek. Andere redenen voor een echoscopisch onderzoek later in de zwangerschap kunnen zijn: 9
-
-
Bloedverlies in het begin van de zwangerschap. Echoscopisch onderzoek kan vaststellen of de zwangerschap intact is. Bloedverlies kan een voorteken zijn van een miskraam, maar in de helft van de gevallen is er niets mis met de zwangerschap. Bedenk dat echoscopisch onderzoek niets verandert aan de uitkomst van de zwangerschap (zie betreffende informatiefolder op de website www.nvog.nl rubriek Voorlichting/Patientenvoorlichting, specifiek: “Bloedverlies in de eerste helft van de zwangerschap”. Of http://nhg.artsennet.nl); Twijfel over de groei en grootte van uw kind; Een via uitwendig onderzoek moeilijk te bepalen ligging van het kind.
10
PRENATALE DIAGNOSTIEK Wat is prenatale diagnostiek? Prenatale diagnostiek betekent het zoeken naar aangeboren afwijkingen, terwijl het kind nog in de baarmoeder zit. Aanleiding voor het toepassen van prenatale diagnostiek kan zijn het voorkomen van aangeboren afwijkingen in de familie. Ook kan tijdens de zwangerschap bij een echoscopie of controle iets gezien zijn dat verder onderzoek nodig maakt. Leeftijdsindicatie: Maar ook de leeftijd van de aanstaande moeder kan een reden zijn; met de leeftijd neemt namelijk de kans op het krijgen van een kind met een chromosoomafwijking toe. Het bekendste voorbeeld van zo’n chromosoomafwijking is het Syndroom van Down. Chromosomen zijn de dragers van de erfelijkheid en zitten in elke cel van ons lichaam. Ieder mens heeft in elke lichaamscel 23 paren van 2 identieke chromosomen (1 van vader en 1 van moeder, ontstaan bij het samensmelten van een zaadcel met een eicel bij de bevruchting). Bij het syndroom van Down heeft elke cel echter van het 21e chromosoom een derde exemplaar; vandaar ook wel de naam trisomie 21. Maar er zijn vele chromosoomafwijkingen, waarvan de meeste leiden tot een miskraam (de eicel groeit niet verder). Tegenwoordig hebben ook zwangeren zonder indicatie recht op prenatale diagnostiek in de vorm van kansbepalende tests en/of Structureel Echoscopisch Onderzoek (SEO). Dit heet dan prenatale screening. De kansbepalende tests moet u in de meeste gevallen zelf betalen als u 35 jaar of jonger bent. U kunt dit bij het eerste bezoek aan uw gynaecoloog of verloskundige met hem/haar bespreken.
11
Wat zijn de mogelijkheden bij prenataal onderzoek? • Diagnostische onderzoeken: Afhankelijk van de te verwachten afwijkingen kan echoscopisch onderzoek gedaan worden of kan zogeheten invasief onderzoek plaatsvinden (vruchtwaterpunctie of vlokkentest). 1. Echo-onderzoek Met behulp van een uitgebreide echo (GUO; Geavanceerd Ultrageluid Onderzoek) kunnen de meeste organen van het kind in beeld worden gebracht. Ook kan van sommige organen de functie worden beoordeeld. Helaas heeft dit geluidsonderzoek beperkingen zodat nooit geconcludeerd kan worden dat het kind ‘helemaal gezond’ is. Dit onderzoek neemt meer tijd in beslag dan de SEO en wordt in het Amphia ziekenhuis in Breda of in het Erasmus MC in Rotterdam gedaan. 2. Invasief onderzoek Om het chromosoompatroon van het kind na te kijken kan met behulp van een vruchtwaterpunctie (amniocentese) bij 16 weken of een vlokkentest bij 12 weken een beetje vruchtwater respectievelijk placentaweefsel verkregen worden. Hiermee kan bijvoorbeeld het Syndroom van Down opgespoord worden. Beide methoden hebben voor- en nadelen: de vruchtwaterpunctie geeft pas na drie weken uitslag, maar is wel heel betrouwbaar. Tevens kan ook worden bekeken of het kind eventueel een sluitingsdefect heeft, bijvoorbeeld een open ruggetje (spina bifida). De vlokkentest geeft veel sneller uitslag, maar kan wat minder betrouwbaar zijn Het open ruggetje is met de vlokkentest niet op te sporen. Beide tests hebben door de prik die in de baarmoeder gegeven wordt een risico dat de zwangerschap fout gaat (kans van 1 in 200). • Screeningsonderzoeken: 1. Tegenwoordig wordt ook nekplooimeting (NT-meting) en een bloedtest (1e trimestertest) uitgevoerd (kansbepalende test). Dit heet ook wel de “Combinatie-test” en hiermee 12
wordt gekeken wat de KANS is op het krijgen van een kindje met Syndroom van Down, net als de leeftijd van de aanstaande moeder dit aangeeft. Wel zijn deze tests veel gevoeliger dan alleen de leeftijd van de vrouw. De nekplooimeting wordt gedaan tussen de 11e en 14e zwangerschapsweek, de bloedtest tussen de 9e en 13e week. Vaak worden deze twee gecombineerd en gedaan bij de 12e week; het combineren van de uitslagen verhoogt de betrouwbaarheid van de kansberekening. De uitslag van de test krijgt u ongeveer 5 werkdagen na het afnemen. Deze twee tests worden tegenwoordig desgewenst met alle zwangere vrouwen besproken, ongeacht de leeftijd. Uw verloskundige of gynaecoloog zal dit bij uw eerste bezoek met u bespreken. Wanneer u jonger dan 36 jaar bent, zult u dit over het algemeen zelf moeten betalen. Over de kosten van de combinatietest kunt u door uw gynaecoloog of verloskundige worden geïnformeerd. Bent u 36 jaar of ouder in de 18e zwangerschapsweek, dan krijgt u de testen wel vergoed. U kunt er dus voor kiezen eerst de kansbepalende tests te doen en afhankelijk hiervan eventueel een vruchtwaterpunctie of vlokkentest te laten doen. U mag ook direct voor de punctie kiezen. 2. Echo-onderzoek: met behulp van een SEO (Structureel Echoscopisch Onderzoek) bij 18 - 22 weken zwangerschapsduur worden de meeste organen van het kind beoordeeld. Ook bij dit echo-onderzoek kan nooit geconcludeerd worden dat uw kind helemaal gezond is.
Wat geeft een kansbepalende test aan? Omgaan met kansen is lastig en voor de een makkelijker te begrijpen dan voor de ander. De kans op een kindje met het syndroom van Down wordt bijvoorbeeld gegeven als 1 in 500 (1:500; dit is gelijk aan 0,2%). Dat betekent dat van elke 500 vrouwen die de test laten doen er 1 zal zijn die een kindje bij zich draagt met het syndroom van Down, alleen is niet te 13
bepalen welk van de vrouwen het kind met syndroom van Down bij zich draagt! 499 vrouwen zullen een kind zonder syndroom van Down hebben. Is uw kans kleiner dan 1:200 (bijvoorbeeld 1:500) dan valt u op dit moment in de groep met een ‘normaal risico’. Is uw risico hoger dan 1:200 (bijvoorbeeld 1:150) dan valt u in de groep ‘hoog risico’. Wellicht dat deze grens in de toekomst nog wordt bijgesteld. Wat betekent ‘hoog risico’? Bij een ‘hoog risico’-uitslag zal u worden aangeboden een vruchtwaterpunctie of vlokkentest te laten doen om daadwerkelijk vast te stellen of het kindje het syndroom van Down heeft (of u die ene vrouw bent met een kindje met Down tussen de 149 anderen in het voorbeeld hierboven). Dit onderzoek wordt gedaan in het Academisch Ziekenhuis te Rotterdam of in het Amphiaziekenhuis te Breda. Wanneer u in de ‘hoog risico’-groep valt, wordt dit onderzoek altijd vergoed door uw ziektekostenverzekering, ook al bent u nog geen 36 jaar. Wat betekent ‘normaal risico’? Een normaal risico betekent dat de kans dat u zwanger bent van een kindje met Downsyndroom heel klein is. Verder onderzoek wordt dan ook niet geadviseerd. Er is uiteraard geen garantie dat u niet zwanger bent van een kind met Downsyndroom, een heel enkele keer komt het voor dat een zwangere met de uitslag ‘normaal risico’ achteraf toch een kind met Downsyndroom krijgt.
Extra informatie Wanneer u meer wilt weten over prenatale diagnostiek kunt u op Internet gaan naar www.erfocentrum.nl, www.fetalmedicine.nl, www.nvog.nl (rubriek Voorlichting/ Patiëntenvoorlichting) of www.zwangernu.nl. Uiteraard kan uw verloskundige, huisarts of gynaecoloog ook nadere uitleg geven tijdens het eerste bezoek. 14
ADVIEZEN EN TIPS Veel voorkomende klachten Misselijkheid: De eerste vier maanden van de zwangerschap maakt de placenta het hormoon HCG aan. Van dat hormoon kunnen zwangere vrouwen behoorlijk misselijk worden. Soms alleen ’s ochtends, soms de hele dag door. Na vier maanden maakt de placenta veel minder HCG aan en zal de misselijkheid meestal afnemen. Tips: voor het opstaan een droog beschuitje eten en wat thee drinken en daarna rustig opstaan. Dit kan ochtendmisselijkheid meer dragelijk maken. Verder kunt u kleine maaltijden verspreid over de dag eten, de warme maaltijd ’s middags in plaats van ’s avonds gebruiken, voldoende rust nemen en stress vermijden. Wanneer het drinken ook niet meer lukt en het overgeven blijft en het plassen duidelijk minder wordt, neem dan contact op met uw verloskundige of gynaecoloog. Probeer altijd voldoende te blijven drinken! Vermoeidheid: Een zwangerschap kost veel energie en dat kan een heel vermoeid gevoel geven. De meeste zwangeren hebben er vooral de eerste drie maanden en de laatste weken erg veel last van. Met name zal in de eerste maanden van de zwangerschap een forse uitbreiding van het vaatstelsel optreden, waarbij de hoeveelheid circulerend bloed aanvankelijk gelijk blijft. Gevolg is dat de bloeddruk iets zal dalen, dit heeft gevolgen voor het vermoeidheidsgevoel. Bij extreme vermoeidheid, zou er sprake kunnen zijn van bloedarmoede. Bloedarmoede: Bloedarmoede (anemie) heeft meestal te maken met een laag ijzergehalte in het bloed. Dit kunt u verbeteren met een ijzerrijke voeding. Rond de maaltijd kunt u beter geen zuivelproducten, koffie en thee gebruiken, want die 15
verminderen de opname van ijzer. Beter is de combinatie met vruchtensap of fruit. Vlees, groene groenten, muesli en appelstroop zijn ijzerrijk. Op bloedarmoede wordt meerdere keren in de zwangerschap getest en zonodig behandeld. Obstipatie (verstopping): Obstipatie in de zwangerschap wordt mede veroorzaakt door het hormoon progesteron: de darmen worden slapper en gaan trager werken. Daardoor blijft ontlasting langer in de darmen en onderweg wordt er vocht aan onttrokken. Vandaar dat men bij verstopping vaak ook hardere ontlasting heeft. Door vezelrijke voeding te eten, zoals rauwkost, fruit, volkorenbrood en peulvruchten worden de darmen gestimuleerd. Drink veel water. Beweging en sporten stimuleren de darmen ook: wandelen, zwemmen en fietsen zijn perfect. Ga meteen naar de wc als u aandrang voelt, zet daar een bankje onder de voeten en neem er de tijd voor. Brandend maagzuur: Door de invloed van het hormoon progesteron verslapt de ingangsklep van de maag. Hierdoor kan het voorkomen dat er maagzuur omhoog komt en de (gevoelige) slokdarm in gaat, dit zorgt voor een branderig gevoel. Tips: gebruik kleine maaltijden en geef de maag zoveel mogelijk ruimte door rechtop te zitten. Blijf na het eten een half uurtje rustig zitten. Eet geen gekruid voedsel en drink geen koffie of frisdranken met koolzuur. Treedt de last van maagzuur met name ’s nachts op: zorg dat uw hoofd iets hoger dan de rest van het lichaam komt te liggen (extra kussen; hoofdeinde wat omhoog). Andere tips of advies over het gebruik van antagel (een drankje tegen maagzuur) kunt u aan uw gynaecoloog vragen.
16
Extra afscheiding: Tijdens de zwangerschap produceren de baarmoeder en schede meer vocht en slijm dan gewoonlijk. Dat is goed: schadelijke ziektekiemen kunnen zo minder makkelijk binnendringen. De afscheiding is niet te verminderen. Tips: wassen van de vagina alleen met water en geen zeep gebruiken. Draag alleen katoenen slips en gebruik alleen inlegkruisjes zonder plastic laagje. Bij klachten kunt u advies vragen aan uw gynaecoloog. Spataderen: Onder invloed van het hormoon progesteron verslappen ook de aderen in de benen. Bovendien moet het bloed uit de benen langs de vergrote baarmoeder worden teruggepompt naar het hart en dat gaat moeizaam. Daardoor ontstaat een verhoogde druk in de aderen van het onderlijf en komen ze ‘naar buiten’. Spataderen komen ook voor in de schaamlippen. Bij extreem rode of gezwollen spataderen is het verstandig contact op te nemen met uw gynaecoloog. Een andere vorm van spataderen zijn aambeien; deze bevinden zich rondom de anus, maar kunnen ook inwendig voorkomen en kunnen zorgen voor bloed bij de ontlasting. Bij het voorkomen van aambeien is het verstandig dit te melden aan uw gynaecoloog. De meeste spataderen en aambeien gaan in de maanden na de bevalling vanzelf weer weg.
Leefstijl Roken: Sigaretten bevatten naast nicotine ook koolmonoxide en cadmium. Deze giftige stoffen passeren gemakkelijk de placenta en bereiken zo de baby. De doorbloeding van de placenta vermindert, waardoor de baby minder voedingsstoffen en minder zuurstof krijgt. Hierdoor blijft de baby van een rokende moeder achter in groei en dat maakt hem kwetsbaar en vergroot de kans op wiegendood. Rokende 17
zwangeren hebben bovendien meer kans op complicaties zoals een loslatende placenta en vroeggeboorte. Ook door passief roken (meeroken) kan een zwangere vrouw -en met haar de baby- de giftige stoffen in het bloed krijgen. Daarom is het belangrijk dat ook de partner stopt met roken. Voor meer informatie over stoppen met roken: ga naar www.stivoro.nl Drugs: Alle soorten drugs zijn zeer schadelijk voor de ongeboren baby. Bent u verslaafd, meld dit dan altijd aan uw hulpverlener/gynaecoloog. Deze kan u doorverwijzen naar instanties die u kunnen helpen. Drugsgebruik is een reden om in de zwangerschap door de gynaecoloog gecontroleerd te worden en op medische indicatie te bevallen. Door de hulpverlener zult u naar een hierin gespecialiseerd ziekenhuis worden verwezen. Alcohol: Veelvuldig alcoholgebruik schaadt de hersenen longontwikkeling van de baby. Dit kan zich later uiten in gedragsstoornissen, verstandelijke handicaps en problemen met de motoriek. Wat alcoholgebruik betreft is er eigenlijk geen veilige dosis aan te geven. Het advies luidt dan ook: niet drinken in de zwangerschap en tijdens het geven van borstvoeding. Medicijnengebruik: Slik niet zomaar medicijnen wanneer u in verwachting bent. Hetzelfde geldt voor homeopathische of natuurgeneesmiddelen. Dat ze van natuurlijke oorsprong zijn, betekent niet per definitie dat ze onschadelijk zijn. Het beste is om eerst te overleggen met de huisarts of verloskundige/gynaecoloog. Toxoplasmose: Biefstuk, tartaar, rosbief, filet Americain, ossenworst, carpaccio, kortom alle vleessoorten die rauw of half doorbakken zijn, kunnen de parasiet toxoplasma bevatten. 18
Een infectie met toxoplasma kan voor uzelf geen kwaad, maar de baby kan er aangeboren afwijkingen aan overhouden. Deze producten kunt u dus beter niet eten in de zwangerschap. De toxoplasmaparasiet bevindt zich ook in de uitwerpselen van (met name jonge) katten. Daarom moet u het verschonen van de kattenbak aan iemand anders over laten en handschoenen dragen wanneer u in de tuin gaat werken. Als u eerder toxoplasmose hebt gehad bent u tegen deze ziekte beschermd. Koortslip: Een koortslip wordt veroorzaakt door het voor de baby gevaarlijke herpesvirus. Wanneer u zelf een koortslip heeft in de zwangerschap en u hebt dit al vaker gehad, kan dit geen kwaad. Treedt deze rondom of na de geboorte van het kind op, wees dan zeer nauwkeurig op de hygiëne: altijd handen wassen voordat u de baby gaat verzorgen en draag zo mogelijk een mondmaskertje. Laat nooit iemand anders die op dat moment een koortslip heeft bij de baby. Komt een koortslip voor bij vrienden of familie of heeft u zelf wel eens een koortslip meld dit dan altijd aan uw gynaecoloog. Genitale herpes (geslachtsziekte) wordt door hetzelfde herpesvirus veroorzaakt. Omdat het zich uit rondom de schede zijn mogelijk speciale maatregelen rondom de bevalling nodig. Meld deze aandoening dus altijd aan uw verloskundige of gynaecoloog. Listeria: Kaas die gemaakt is van rauwe, ongepasteuriseerde melk (op de verpakking van Franse kazen staat dan: “au lait cru”) kan besmet zijn met de listeria bacterie. De kans op besmetting met de listeria bacterie is vrij klein, maar kan ernstige gevolgen hebben voor het ongeboren kind. Gebruik dus kaas gemaakt van gepasteuriseerde melk (“lait pasteurisee”).
19
Lever en leverproducten: In de lever wordt onder andere vitamine A geproduceerd en opgeslagen. Vitamine A in heel grote hoeveelheden kan de kans op aangeboren afwijkingen vergroten. Wees daarom zuinig in het gebruik van leverproducten. Extra vitamines: Gebruik van voedingssupplementen en extra vitamines hoeft geen probleem te zijn in de zwangerschap. Let er wel op dat deze geschikt zijn voor gebruik tijdens de zwangerschap.
20
VOORLICHTING EN EXTRA INFORMATIE Zwangerschapscursussen Indien u geïnteresseerd bent in een zwangerschapscursus dan kunt u hierover op onderstaande telefoonnummers en internetadressen meer informatie krijgen. Op tijd aanmelden is belangrijk. Zwangerschapsgym: Thuiszorg West Brabant 0165-560200 (www.thuiszorgwestbrabant.nl) Kraamcentrum Dat 0165-341334 (www.Kraamcentrumdat.nl) Zwangerschapsyoga: Thuiszorg West Brabant Kraamcentrum DAT
0165-560200 0165-341334
Zwangerschapszwemmen: Kraamcentrum DAT 0165-341334 Thuiszorg West Brabant 0165-560200 Of informeer bij het zwembad bij u in de buurt naar de mogelijkheden. Samen bevallen/Zeker bevallen: www.samenbevallen.nl www.zekerbevallen.nl Haptonomie: Vereniging voor haptonomische schapsbegeleiding (www.vhzb.nl)
21
zwanger-
Informatieavonden Lievensberg ziekenhuis In het Lievensberg ziekenhuis wordt 4 keer per jaar een algemene informatieavond gehouden voor alle zwangeren en hun partners. Als u deze avond wilt bijwonen moet u zich opgeven; informatie kunt u krijgen bij de polikliniek gynaecologie (0164-278361), het Patiënten Service Bureau (0164-278795) of bij een van de verloskundige praktijken in de buurt. Het Lievensberg ziekenhuis heeft ook een eigen website: www.lievensbergziekenhuis.nl.
Boeken Onderstaande boeken zijn enkele van de vele boeken waarin informatie over zwangerschap en bevalling wordt gegeven: Veilig zwanger - Beatrijs Smulders en Mariël Croon (ISBN 9021533952) Veilig bevallen - Beatrijs Smulders en Mariël Croon (ISBN 9021529912) Duik in je weeën - Carita Salome (ISBN 9026962649) Handboek borstvoeding geven - La Leche League
22
NA DE GEBOORTE 1.
Borstvoeding
Borstvoeding wordt wereldwijd als eerste keus voor babyvoeding aangeraden, omdat de moedermelk stoffen bevat die uw kind tegen infecties en allergieën beschermen. Daarnaast heeft borstvoeding nog een aantal andere voordelen. Als u om medische of persoonlijke redenen geen borstvoeding gaat geven of als borstvoeding ondanks goede begeleiding niet lukt, is kunstvoeding een goed alternatief. Lactatiekundige – specialistische begeleiding bij borstvoeding Meestal zult u weinig problemen ondervinden bij het geven van borstvoeding. Voor veel vragen over borstvoeding kunt u terecht bij de aangewezen zorginstanties en bij de vrijwilligsters van Borstvoedingsorganisatie La Leche League en Vereniging Borstvoeding Natuurlijk. Soms zijn er echter bijzondere omstandigheden of doen zich problemen voor waarbij specifieke kennis en ervaringen nodig zijn. Lactatiekundigen zijn hiervoor opgeleid en kunnen u adviseren en begeleiden bij probleemsituaties rondom borstvoeding. Er zijn kosten verbonden aan een consultatie. Enkele zorgverzekeraars vergoeden de kosten of een deel daarvan. Op de kraamafdeling van het Lievensberg ziekenhuis is een lactatiekundige werkzaam. Voor adressen in uw regio kunt u contact opnemen met de Nederlandse Vereniging van Lactatiekundigen: 0900-522284 of www.nvl.borstvoeding.nl Vereniging Borstvoeding Natuurlijk Als u een vraag heeft over borstvoeding, kunt u gebruik maken van de landelijke telefonische informatiedienst van de Vereniging Borstvoeding Natuurlijk: 0343-576626. Via dit nummer worden namen en telefoonnummers van contactpersonen doorgegeven die u vervolgens kunt bellen. 23
Waar kunnen contactpersonen telefonisch bijvoorbeeld bij helpen? tepelproblemen zorgen over de hoeveelheid melk stuwing kolven borstvoeding en een baan voorlichtingsbijeenkomsten in uw regio. N.B. Om te bellen hoeft u geen lid te zijn van de VBN! Er worden ook informatiebijeenkomsten georganiseerd door vrouwen die zelf hun kind(eren) borstvoeding hebben gegeven en binnen de vereniging een opleiding hebben gevolgd. Tijdens deze bijeenkomsten wordt praktische informatie verstrekt en er kunnen ervaringen worden uitgewisseld. Ook kunt u folders kopen, kolven huren of boeken lenen. De meeste contactpersonen zullen een kleine koffie- en theebijdrage vragen. Er zijn informatiebijeenkomsten in heel Nederland. Als u wilt weten of er een bij u in de buurt is, bel dan het landelijke telefoonnummer: 0343-576626 of www.vbn.borstvoeding.nl Borstvoedingsorganisatie La Leche League Nederland Voor vragen, problemen en informatie over borstvoeding kunt u het landelijke telefoonnummer van borstvoedingsorganisatie La Leche League bellen: 0111-413189 of www.lll.borstvoeding.nl Iedere maand organiseren de leidsters van LLL informatiebijeenkomsten bij hen in de regio. Deze bijeenkomsten zijn voor aanstaande en voedende moeders met hun baby’s en andere belangstellenden. Onderwerpen zijn bijvoorbeeld: het belang van borstvoeding voor moeder en baby de kraamtijd het voorkomen en oplossen van borstvoedingsproblemen als de baby ouder wordt. 24
De leidster geeft informatie en er is gelegenheid ervaringen uit te wisselen. Over de meeste aspecten van borstvoeding heeft Borstvoedingsorganisatie LLL een brochure. LLL biedt ook een aantal hulpmiddelen bij borstvoeding aan en de meeste leidsters bemiddelen in de verhuur van een elektrische borstkolf. Kraamcentra Door de diverse kraamcentra worden regelmatig voorlichtingsavonden over borstvoeding georganiseerd: Thuiszorg West-Brabant: 0165-560200 www.twb.nl Kraamcentrum DAT: 0165-341334 www.kraamcentrumdat.nl Zinkraamzorg de Linde: 0164-680269 www.kraamzorgdelinde.nl Entadministratie Zeeland: 0113-224040 (www.kraamzorgzeeland.nl) Internet en boeken Op Internet kunt u ook veel informatie vinden over borstvoeding. Nuttige websites zijn: www.borstvoeding.nl www.geefjijookdeborst.nl www.voedingscentrum.nl www.borstvoeding.com
2.
Postnatale screening; de hielprik
In de eerste week na de geboorte van uw kind wordt wat bloed afgenomen uit de hiel. In een laboratorium wordt dit bloed onderzocht op 17 zeldzame, maar ernstige aandoeningen. Het onderzoek is belangrijk. Snelle opsporing van deze aandoeningen kan zeer ernstige schade aan de lichamelijke en geestelijke ontwikkeling voorkomen of beperken. De aandoeningen zijn niet te genezen, maar wel goed te behandelen, bijvoorbeeld met medicijnen of een dieet. Een 25
medewerker van de thuiszorg of de verloskundige komt bij u thuis voor de hielprik. In het derde trimester van uw zwangerschap ontvangt u een folder over de hielprik van uw verloskundige of uw gynaecoloog. Meer informatie: www.rivm.nl/hielprik.
BIJ VRAGEN OF PROBLEMEN Mocht u in het verloop van de zwangerschap vragen of problemen hebben kunt u tijdens kantooruren (8.00u tot 17.00u) contact opnemen met de polikliniek gynaecologie: 0164-278361. Buiten kantooruren kunt u met dringende vragen of problemen contact opnemen met de kraam-/verloskundeafdeling in het ziekenhuis (gelegen op de 4e etage in het hoofdgebouw): 0164-278600 of 278599. Indien u geen gehoor krijgt kunt u altijd contact opnemen met de receptie van het ziekenhuis: 0164-278000.
Klachten We hopen natuurlijk dat u tevreden zult zijn over de door ons verleende zorg. Mochten er onverhoopt toch klachten zijn waarvoor geen oplossing gevonden kan worden door bijvoorbeeld een gesprek met ons, dan kunt u zich richten tot het Patiënten Service Bureau: 0164-278795 (e-mail:
[email protected]) en via de website van het Lievensberg ziekenhuis.
november 2011
26