GROTESTEDEN
GSB blad
+++ Schotse conciërge verdrijft Berlijnse junks +++ Wat weten buurtbewoners van het GSB? +++ Ondergronds cultuurgoed +++ Strenge straffen bij schoolverlaten +++ Belwinkels +++ Veelplegers opsluiten, maar daarna? +++ Proefballon: kieper het integraal werken overboord! +++
1
Probleemmeiden en bijzondere kinderen in Almelo Inburgeringsplannen niet juigend ontvangen
Uitgave Het GSB | blad is een uitgave van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en verschijnt vijf keer per jaar. Overname van artikelen uit het GSB | blad is toegestaan met bronvermelding en na goedkeuring van de redactie. De artikelen in het GSB | blad weerspiegelen niet per se de opvattingen van het kabinet. Contact ook voor abonnementen (kosteloos) E
[email protected] T 070 426 73 20 (Linde de Jong) F 070 426 76 68 Jaargang 5 – nummer 1 (maart 2004) Hoofdredactie: Linde de Jong Redactie: Els Beimers, Jeanne Derks, Marieke Klösters, Stefan Koytek Eindredactie: Marije van den Berg [Maters & Hermsen Journalistiek, Leiden] Artikelen: Arjan Berben, Marije van den Berg, Carolien Groeneveld, Bart de Haan, Leonie Hage, Caroline Togni, Peter de Weerd, Eric Went Fotografie: Laif (HH), Steef Meyknecht, Piet den Blanken (HH), Patrick Post (HH), Sake Rijpkema (HH), Paul Voorham Illustraties: Casper Gijzen Vormgeving: Maarten Balyon grafische vormgeving bv, Zoeterwoude [Erik van Leeuwen] Druk: Quantes, Rijswijk
Voorop:
Handi-cap? Iedere zaterdag is het een drukte van belang in manage De Bosrand in Almelo. Paarden met speciale zadels met daarop gehandicapte kinderen stappen de hele dag door rond in de bak. Ze worden bijgestaan door vijfentwintig tienermeisjes tussen de elf en zestien jaar. Meiden die zelf ook de nodige problemen hebben. Zij verzorgen, na schooltijd, de paarden en rijden ze dagelijks een half uurtje. Iedereen wint. Kostdat? Zie pagina 15. Foto: Steef Meyknecht
GROTESTEDEN
GSB blad
1
Probleemmeiden en bijzondere kinderen in Almelo Inburgeringsplannen niet juigend ontvangen
Voor en na
Rode pen Het GSB|blad belt opmerkelijke berichten in de media na. Lisette van Gurp, beleidsmaker bij TransAct, landelijk centrum seksueel en huiselijk geweld, aan het woord over het gebrek aan aandacht voor mishandelde mannen. De regierol van de grote stad bij de bestrijding van huiselijk geweld is één van de thema’s in GSB III. 7 januari 2004
Mishandelde mannen Vrouwen maken zich net zo schuldig aan huiselijk geweld als mannen. Dit komt echter niet tot uiting in het beleid van het OM. ‘De Volkskrant lanceerde dit als nieuws. Maar er is volgens mij geen enkele reden om aan te nemen dat politie en OM zich door iets anders laten leiden dan hun professionele streven naar waarheidsvinding. Huiselijk geweld kan
overal voorkomen, en ook mannen kunnen slachtoffer zijn van geweld in de relationele sfeer. Er is inderdaad minder over bekend. Ik vind het goed dat mannen hun verhalen naar buiten brengen. Maar het is mij volstrekt onduidelijk waarom zij hun gelijk willen halen door er een (cijfer)strijd van te maken en door te ontkennen dat alle vrouwenopvanghuizen overvol zitten met vrouwen die op de vlucht zijn voor hun (ex-)man. Laten we alsjeblieft niet opnieuw een onderzoek gaan doen naar de omvang van huiselijk geweld anno 2004. We moeten ons richten op de vraag hoe het komt dat mannelijke slachtoffers minder zichtbaar zijn. We willen strijd tegen huiselijk geweld, en geen strijd om wie de meeste aandacht krijgt.’ (MvdB) Lisette van Gurp is ook auteur van het boek ‘De Veilige Gemeente’, over de lokale aanpak van huiselijk geweld en adviseur van het ondersteuningsprogramma voor gemeenten van de VNG.
Conferentie ‘Sociaalfysieke krachtlijnen van stedelijke vernieuwing’ Wie? Rob van Veelen, programmaleider Burger & Samenleving Geuzenveld, Amsterdam Wanneer? 4 december 2003 Waar? De Meervaart, Amsterdam
Voor ‘Hier in Geuzenveld is het besef net doorgedrongen hoezeer fysieke veranderingen samenhangen met het sociale. Er is dus een wereld te winnen. Ik las net een artikel waarin werd gesuggereerd dat je “extreme buurten” moet bouwen: een hele rumoerige, een gezinsbuurt, een Turkse buurt. Niet te veel middle of the road. Op die manier stimuleer je de sociale samenhang. Ik hoop op de conferentie dergelijke scherpere inzichten te horen over de relatie fysiek/sociaal.’
Na
De buitenwacht Elvira Sweet (PvdA), voorzitter van het stadsdeel Zuidoost in Amsterdam. Blij met GSB? ‘In principe wel. Steden kunnen door het grotestedenbeleid beter op lokaal niveau hun eigen prioriteiten stellen. Er is ook ruimte voor onorthodoxe maatregelen. Dat vraagt overigens wel om een uitstekende afstemming op rijksniveau tussen alle bestaande beleidskaders.’ Sociaal ‘Het evenwicht moet gehandhaafd blijven. Ik vind veiligheid – als vierde pijler van het grotestedenbeleid – heel belangrijk, maar dat moet niet koste van sociaal beleid gaan. Het is én én. Erg jammer is bijvoorbeeld dat I/D-banen verdwijnen. Voor een aantal deelnemers komt dat te vroeg. Die komen weer langdurig in CWI-kaartenbakken terecht. En
2
GSB | blad – nummer 1 – maart 2004
over integraal beleid gesproken: zonder dat type werk zijn er een stuk minder toezichthouders in Zuidoost, wat ten koste gaat van de veiligheid. Ook kan de armoede die gaat ontstaan een voedingsbodem voor criminaliteit zijn.’ Integratie ‘Naast goed onderwijs is mensen blijvend aan werk helpen dé oplossing voor integratie. Sociaal-economische integratie is de belangrijkste, eerste stap. Ik vind het heel erg jammer dat er minder geld is voor maatregelen in de sociale pijler.’ Maatwerk ‘Er moet meer ruimte komen voor maatwerk. Dat geldt dan ook voor de centrale stad Amsterdam. Die moet ook openingen bieden. Dat is een punt van kritiek. De wijkgerichte aanpak wordt binnen het grotestedenbeleid vaak genoemd, maar ik zou dan ook vooral willen meebeslissen over de beleidskaders.’ (AB) Foto: Sake Rijpkema (HH)
‘Bijgebleven is mij een bevlogen verhaal van de Rotterdamse oudwethouder Herman Meijer. Hij pleitte voor het herstel van het “geestelijk eigendom” van een buurt. De wijk is niet van stedenbouwkundigen, maar ook van de bewoners. Participatie is dus essentieel. Ik heb om die reden direct een “prikkelbijeenkomst” in Geuzenveld georganiseerd om échte bewonersparticipatie te bewerkstelligen. En wat ik ook mee naar huis nam, was het besef dat wij van de sociale pijler minder mitsen en maren moeten uiten. De zachte sector brengt hun plannen lang niet zo stellig als de fysieke plannenmakers. Terwijl bouwen voor over dertig jaar natuurlijk net zo onzeker kan zijn als een sociaal wijkplan. Maar als je geen duidelijke doelen stelt, wordt het nooit wat. Dat moeten we dus beter doen.’ (MvdB)
Inhoudelijk Een lezer van het GSB|blad over de inhoud van dit nummer. Gertje Segond is accountmanager Haaglanden bij het ministerie van VROM. Ze is de contactpersoon van het directoraat-generaal Wonen voor alle partijen in de regio rond Den Haag op het gebied van wonen. (MvdB)
Die Stadt: Berlijnse conciërges ‘Berlijn stelt conciërges aan met EU-geld. Een prachtig project, maar dat zou toch eigenlijk niet met EU-geld moeten gebeuren. Daar moeten huiseigenaren, corporaties én bewoners gewoon in investeren! Kijk, kennis uitwisselen over hoe ze het in andere landen doen, dat heeft zin in EU-verband. Maar dit soort projecten, die moet je lokaal uitvoeren én betalen.’
4
Schoolverlaters strenger straffen ‘Een beschouwing over voortijdig schoolverlaten en hoe dat op te lossen, lees je anders na wat er met de Haagse docent Van Wieren is gebeurd. Ik denk dat de problemen op het vmbo ook deels aan het schoolsysteem liggen. Sommige kinderen zijn gewoon niet geschikt voor theoretisch onderwijs. En dan ga je spijbelen. En hoewel het artikel op zich laat zien wat je aan voortijdig schoolverlaten kunt doen, miste ik dus wel de vraag waaróm kinderen nu spijbelen.’
Belwinkels ‘Ik heb het beeld dat een straat waar veel belwinkels zijn, aan het afglijden is. Maar misschien is dat dus niet zo, als ik de belwinkel-eigenaar uit de reportage mag geloven. Maar ja, die man is natuurlijk ook subjectief! Is er nu een probleem met belwinkels of is er eigenlijk niets aan de hand? Dat is de vraag waar ik mee blijf zitten.’
14
12
Kostdat? Paardrijden in Almelo ‘Van dit verhaal word ik toch wel triest. Een project waar probleemmeiden gehandicapte kinderen helpen met paardrijden, echt prachtig, en dat moet dan stoppen omdat er geen geld meer is. Dat kán gewoon niet. Ik heb ook het antwoord niet, want er moet wel bezuinigd. En sponsoring door bedrijven, dat neigt weer naar liefdadigheid. Maar ja, dan maar liefdadigheid. Dit werk moet gewoon doorgaan.’
Welk artikel gaat waarover? Scan de icoontjes!
17
Fysiek
Sociaal
Werk en economie
Veiligheid Strategie en methode Europa en internationaal
Proefballon: houd op met integraal werken ‘Paul Frissen kán dit gewoon niet menen. Pure provocatie. Maar ja, hij zet je natuurlijk wel aan het denken… Alles integraal doen, dat werkt verstikkend. Je moet fysiek en sociaal met elkaar verbinden in een stad, dat weten we bij VROM ook, anders is het gewoon miljoenen weggooien. Maar houd het behapbaar, doe het op wijkniveau, en stel je prioriteiten voor je aan de tafel gaat met iedereen. Dan werkt integraal echt beter dan verkokerd, hoor.’
18
En verder 5 Nummer 30: wat merkt een buurtbewoner van het GSB? 6 Inburgering: steden plaatsen kanttekeningen 10 Ondergronds cultuurgoed 16 Het dilemma: veelplegers opsluiten en opvangen
GSB | blad – nummer 1 – maart 2004
3
Die Stadt
Schot verdrijft Berlijnse junks Om de verloedering in een Berlijnse achter- gerepareerd werd. De meeste bewoners hadden de moed
La città
standsbuurt in Kreuzberg aan te pakken, startten gemeente en huiseigenaar een conciërgeproject. Met de komst van de van oorsprong Schotse
La ciudad
Kenneth Wilson en zijn collega’s is de sociale cohesie in de troosteloze galerijflats toegenomen. Dat ging echter niet zonder slag of stoot.
A cidade
Stan
Den Stad
Kaupunki
The city
4600. Zoveel lege spuiten verzamelden Kenneth en zijn collega’s. Sinds drie jaar verzorgen zij 24 uur per dag, zeven dagen per week conciërgediensten in de Berlijnse Reichenbyerstraße. Drie blokken met in totaal zo’n vierduizend bewoners staan onder hun hoede. De gemeente en de huiseigenaar betalen gezamenlijk hun salaris, en ook is er een Europese subsidie. Die dienstverlening was hard nodig. Gajes had bezit genomen van de buurt en de zeggenschap was niet meteen teruggewonnen. ‘Toen ik op een avond naar huis liep kreeg ik een pistool onder mijn neus gedrukt. De junks en dealers die op onze blokken de dienst uitmaakten, probeerden ons weg te pesten. Ook mijn collega’s werden bedreigd, maar we hebben ons niet laten intimideren.’
Verstoppen De conciërges vochten terug. Elke keer als zij via de videobewaking een ongenode gast de flats in zagen sluipen, belden ze de politie. Door een jaarlang in die methodische aanpak te volharden, wonnen zij het vertrouwen van de bewoners. ‘Nu komen de kinderen naar ons loket om te vertellen in welke lege appartementen de junks zich verstoppen. Dat maakt het werk er een stuk makkelijker op.’ Naast de junks pakten de conciërges de verloedering aan. ‘Als er bijvoorbeeld een licht in een trappenhuis stuk was, bleven wij net zolang met de huisbaas bellen totdat het licht
daartoe na vele vruchteloze pogingen allang verloren.’ Maar de onwelwillendheid van de huisbaas was niet de enige reden dat de bewuste blokken in een steeds groter sociaal isolement geraakt waren. ‘Dit is de onderkant van de Berlijnse woningbouwmarkt. Hier wonen vooral Arabische emigranten. Die vinden het moeilijk om hun weg te vinden in het woud van voorzieningen en regelgeving. Daar helpen we ze bij. We vullen formulieren in die mensen niet kunnen lezen en helpen kinderen met huiswerk. Als we zien dat mensen echt de weg kwijt zijn, brengen we ze in contact met een sociaal werker. Het komt steeds minder vaak voor dat een vereenzaamd iemand dood in zijn appartement gevonden word.’
Onverklaarbaar kakelen Met al die culturen komen ook rare snuiters mee. Zo vonden Kenneth en een collega tijdens een rondje door het pand achter een openstaande deur een complete kippenren, nadat zij al weken in de nacht onverklaarbaar kakelen hadden gehoord. ‘We hebben die man toen gezegd dat we daar geen probleem van zouden maken als ze de volgende dag weg zouden zijn. Toen we vierentwintig uur later terugkwamen waren de beesten weg. Waar naartoe, geen idee. Maar het kakelen heb ik nooit meer gehoord.’ Naast bevredigend en raar is het werk soms ook ronduit hilarisch. ‘Toen we laatst in de ochtend ons patrouillerondje liepen, hoorden we een inbreker in het plaatselijke café. We schenen met onze zaklampen door de ramen. De onverlaat nam de benen maar liet zijn tas met inbraakspullen staan. Die namen we mee en belden de politie. Die is toen in burger bij ons komen zitten. Even later kwam er een man aan ons loket die vroeg of we ergens in de buurt een tas met zijn werkspullen hadden gevonden. De politieagent vroeg wat daar dan inzat. De man antwoordde ‘een koevoet’en was er gloeiend bij. Dat was de domste dief die ik ooit gezien heb.’ (PdW)
Conciërge is ook Europees La ville
De stad
4
Het aanstellen van de conciërge in deze Kreuzbergse flat is een voorbeeld van project dat meegefinancierd wordt door URBAN II. Dit EU-subsidieprogramma en een ander, genaamd Doelstelling 2, zijn er om achterstandswijken in Europese steden te verbeteren en economie te bevorderen. De Europese Commissie wil daarnaast ook de samenwerking tussen lidstaten stimuleren: Uitwisseling van kennis en ervaring tussen programmamanagers uit verschillende lidstaten is een van de onderdelen daarvan. Het ministerie van BZK organiseerde daarom een studiereis voor Nederlandse programmamanagers naar Berlijn. Zij bezochten ook de flat in de Reichenbyerstraße.
GSB | blad – nummer 1 – maart 2004
Kreuzberg, Berlijn. Foto: Laif (HH)
‘Een hondenspeeltuin? Echt?’ Wat merkt een buurtbewoner van GSB-projecten? Met die vraag belt het GSB|blad aan bij een bewoner van nummer 30 in een typische GSB-straat. Deze keer drukken we op de bel van Wantijstraat 30, in het noordelijk deel van Dordrecht: De Staart. Susan Aziz doet open. Hoe raakt een Iraaks echtpaar nou hier verzeild? Ik zag dat ze in de straat en ook verderop bezig ‘Mijn man heeft dit uitgekozen, ik weet eerlijk zijn met het renoveren van de huizen. Krijgt de gezegd niet precies waarom. We kwamen hele wijk een opknapbeurt? zeven jaar geleden uit Irak in het asielzoekers- ‘Ja, ze zijn inmiddels al een tijdje bezig daarcentrum Vlissingen terecht. Na vier maanden mee. Ons huis was begin vorig jaar aan de zijn we hier in de Wantijstraat komen wonen.’ beurt. We hebben nieuwe kozijnen en dubbel inmiddels het eenjarig bestaan viert. Bent u daar glas gekregen. De buitenkant wel eens geweest? van het huis is gerenoveerd. ‘Wat bedoelt u met een hondenspeeltuin? Een Nu heb ik alleen binnen nog grasveldje?’ een paar probleempjes waar de woningbouwvereniging iets Nee, een echte speeltuin met een hondenwip, een aan moet doen. In de badka- loopplank en een klimrek. Er is inderdaad ook mer, met name.’ een grasveldje bij. Zoiets kom je denk ik alleen in Nederland tegen. Hoe is het met de veiligheid vol- ‘Mensen zijn hier gek met hun hond. Als je gens u? Kunt u ’s avonds rustig vraagt of ze kinderen hebben, zeggen ze “nee, over straat? ik heb een hond”. Dat is grappig. Maar je zult ‘Hoezo? Hier gebeurt toch mij niet in de hondenspeeltuin zien. Ik ben niets. Ik voel me niet onveilig bang voor honden!’ hier. Mijn buurman heeft drie honden, haha, waarvan er één Wantijstraat 30 in de Staart, uw adres voor het altijd buiten zit. Wat kan mij leven? gebeuren?’ ‘Zeker. Ik wil hier altijd blijven wonen.’ Toch is het rapportcijfer voor veiligheid heel laag in De Staart, ondanks de maatregelen die er de afgelopen jaren zijn genomen, zoals betere verlichting van de paden langs de Wantijoever en extra inzet van politie en het Buurt Service Zit u in het wijkpanel, dat regelmatig een aantal Team. Ook nu nog lopen conflicstandaardvragen van de gemeente beantwoordt ten vaak uit de hand en neemt het over leefbaarheid, veiligheid en voorzieningen in huiselijk geweld toe. de buurt? ‘Ik heb daar gelukkig nooit iets ‘Nee, ik weet daar niets van.’ van gemerkt. Hebben we het wel over dezelfde wijk? Nee, ik Daarin staat bijvoorbeeld ook iets over de werk- merk daar eerlijk gezegd heloosheid, die volgens de cijfers in deze buurt tot de lemaal niets van. We hebben hoogste van Dordrecht behoort. geen overlast.’ ‘Volgens mij hebben de meeste mensen in ónze straat wel werk. Zelf ben ik nu bijna een De speeltuin hier tegenover, achjaar werkloos, maar ik kan binnenkort vrijwil- ter het buurthuis, zal dit jaar als ligerswerk gaan doen in het buurthuis hier het goed is worden opgeknapt, als aan het begin van de straat. In andere delen er tenminste budget voor wordt van De Staart wonen veel werklozen, toevallig gevonden. Dat was er kennelijk hier niet.’ wel voor de hondenspeeltuin, die
Een voorzichtige conclusie? Deze bewoner van nummer 30 wéét dan misschien niets van de projecten in de straat, maar lijkt wel degelijk de effecten ervan op te merken! (CT)
GSB | blad – nummer 1 – maart 2004
Foto’s: Steef Meyknecht
Een leuke buurt? ‘Ja, echt leuk! Dit is een rustige straat en we hebben leuke buren. Ik had het hier al vrij snel naar mijn zin.’
5
Steden niet zonder meer enthousiast over nieuwe inburgering
‘We wilden nu juist de v plukken van het beleid 6
GSB | blad – nummer 1 – maart 2004
Het huidige inburgeringsbeleid gaat op de schop. Als de plannen van het kabinet doorgaan, geven de steden de regie over het inburgeringstraject straks terug aan de inburgeraar. Niet de gemeenten maar de inburgeraars zijn dan verantwoordelijk voor het volgen van de taalcursussen en ze moeten die voortaan ook zelf betalen. Een goede zaak? De verplichting van gemeenten om inburgeringstrajecten in te kopen bij de ROC’s, de Regionale Opleidingscentra, komt te vervallen. De inburgeraars hoeven de lessen dus niet langer bij de ROC’s te volgen, zoals nu wel het geval is voor de nieuwkomers, en kunnen dus zelf een instelling uitkiezen. De kosten zijn voor eigen rekening, hoewel deelnemers een deel van het geld terug kunnen krijgen als ze de cursus hebben gehaald. Ook moeten mensen, die in aanmerking willen komen voor gezinshereniging, een toelatingstoets halen in het land van herkomst. Met deze maatregelen hoopt het kabinet de inburgering van nieuwkomers en oudkomers effectiever en efficiënter te kunnen organiseren. Het is nog onduidelijk in hoeverre de plannen daadwerkelijk zullen worden uitgevoerd. Veel punten moet minister Verdonk van Vreemdelingenzaken en Integratie verder uitwerken en ook de Tweede Kamer debatteert nog over de plannen. Duidelijk is al wel dat de gemeenten te maken krijgen met de bezuiniging van 57 miljoen euro op het budget voor de nieuwkomers. Verschillende partijen hebben de plannen van de minister met gemengde gevoelens ontvangen. Nog niet iedereen is er zo zeker van dat ze ook zullen leiden tot een betere integratie van allochtonen in de Nederlandse samenleving. De G26 hebben er onlangs in een brief bij de minister op aan gedrongen de regiefunctie van de gemeenten in stand te houden. Ook stelden zij voor de middelen voor inburgering te laten opnemen in de Brede Doeluitkering voor de sociale pijler van het grotestedenbeleid.
Blikveld
Foto: Steef Meyknegt
vruchten d’
GSB III-luik
In de gemeente Tilburg, waar de minister eind v0rig jaar op werkbezoek ging, klinken haar woorden nog na. Zij sprak er met de wethouder, professionals en de inburgeraars zelf. Carla Kalhorn, projectleider van de Taskforce Inburgering Tilburg (TiNT), is – ook na het bezoek – niet overtuigd van het nut van de voorgenomen plannen. ‘We hebben de laatste jaren stevig geïnvesteerd in zowel de inburgering van de nieuwkomers als de oudkomers, juist omdat we ze zo lang hadden verwaarloosd. In 1998 is de WIN ingevoerd, de Wet Inburgering Nieuwkomers. We kregen te maken met het probleem van de wachtlijsten bij de ROC’s. Een Taskforce werd opgezet, die deze zaken verder moest ontwikkelen. De regiefunctie van de gemeente werd gaandeweg steeds belangrijker. We staan juist op het punt de vruchten van dit beleid te plukken. En nu
GSB | blad – nummer 1 – maart 2004
7
GSB III-luik
Bevolkingsgroei per kwartaal
zegt het kabinet tegen de inburgeraar: zoek het zelf allemaal maar uit. Met name de mensen die niet afhankelijk zijn van een uitkering, en al wel langer in Nederland verblijven, zullen hiervan de dupe worden. Ze hebben vaak niet het geld of de mogelijkheid op zoek te gaan naar lesprogramma’s. Als deze mensen allemaal goed in staat waren om dat zelf te regelen, dan was dat natuurlijk al lang gebeurd.
Immigratie (x 1.000) 2001 1e kwartaal 2e kwartaal 3e kwartaal 4e kwartaal
‘Ik ben niet tegen het
2002 1e kwartaal
opheffen van de
2e kwartaal
gedwongen winkelnering’
3e kwartaal 4e kwartaal 2003
Bovendien, laat je de inburgering aan hen zelf over, dan vallen deze mensen helemaal buiten ons blikveld.’
1e kwartaal 2e kwartaal 3e kwartaal 0
10
20
30
Meer aanbod
40
De plannen bevatten ook een positieve ontwikkeling, zegt Kalhorn. De gemeente is straks vrij de inburgeringstrajecten af te nemen bij andere aanbieders dan de ROC’s. ‘Ik ben niet tegen het opheffen van de gedwongen winkelnering bij de ROC’s. Ik vind het juist wel
© Centraal Bureau voor de Statistiek, Voorburg/Heerlen Visualisatie: Erik van Leeuwen
integratiebeleid Mirjam Sterk CDA inburgering ‘De gemeente heeft straks meer een spilfunctie dan een regiefunctie. De regie moet nu bij de inburgeraar zelf liggen, die zit aan het stuur, de gemeente helpt en stimuleert. Bij mensen met een uitkering is dat makkelijker dan de groep die niet afhankelijk is van een uitkering. Daartoe behoren vaak vrouwen van wie de man werkt en die zelf in veel gevallen thuis zitten. Wij willen ze juist achter die deur vandaan krijgen. Hoe we dat kunnen bereiken , is voor de minister nog onduidelijk. Om de kwaliteit van de inburger ingslessen op een hoog peil te houden, willen we instellingen certi ficeren. Zo kan de gemeente de inburgeraar helpen bij het vinden van de juiste instantie. Ik denk dat het voor mensen die echt Nederlan ds willen leren, mogelijk is hun weg hierin te vinden.’
8
GSB | blad – nummer 1 – maart 2004
prettig als er meer aanbod is. Maar inburgeren is meer dan een taaltoets alleen. Daar hoort bijvoorbeeld ook kennis over de Nederlandse samenleving bij. Ik ben benieuwd of de minister daar aan heeft gedacht, maar zoals het er nu naar uitziet denk ik dat de inburgering louter een examentraining zal worden. Zonder alle extra vakken erbij.’
Prijskaartje Ook Frits van de Wiel, directeur van de afdeling educatie van het ROC in Helmond, vreest verschraling van het aanbod. ‘Mensen zullen geneigd zijn voor het goedkoopste aanbod te kiezen. Zeker als ze het zelf moeten betalen. Tegelijkertijd zullen veel aanbieders kans zien de markt binnen te komen. Tal van vrijwilligersorganisaties bieden dan Nederlandse les aan, van het buurthuis tot de moskeevereniging. Begrijpelijk, maar het gaat ten koste van de kwaliteit van het onderwijs. De ROC’s leveren een goed product, dat we samen met de gemeenten hebben ontwikkeld, maar daar hangt wel een prijskaartje aan. Er is samen immers veel tijd in gestoken.’
Taallessen Volgens Van de Wiel zijn we straks weer terug bij af. ‘Het wordt weer net als in de jaren tachtig toen nieuwkomers ook zelf verantwoorde-
Reactie van het ministerie van ‘Het doel voor inburgering staat niet ter discussie, namelijk het leren van de Nederlandse taal en oriëntatie op de Nederlandse normen en waarden. Iedereen onderkent dat dit wezenlijk is om actief te kunnen deelnemen aan onze samenleving. De wijze waarop dit beleidsdoel kan worden gerealiseerd moet volgens het kabinet fundamenteel anders: meer eigen verantwoordelijkheid, meer marktwerking en van een inspanningsverplichting naar een resultaatsverplichting. Dat is een systeemwijziging die iedereen raakt. Weerstand is dan onvermijdelijk. Dat is prima om de goede ervaringen uit het verleden in het nieuwe beleid mee te nemen. Maar wanneer het alleen gaat om behoud van verworven posities wordt daar doorheen geprikt. Zo kan enkel het pleidooi voor het vasthouden van de huidige regiefunctie van gemeenten opgevat worden als behoud van de status quo. Anders wordt het wanneer aandacht wordt gevraagd voor de kwetsbare positie van vrouwen
GSB III-luik
Herkomst van de 16.192.572 Nederlanders Totale bevolking
81,23%
18,77%
En dat komt de integratie niet ten goede.’ Ook Kalhorn begrijpt niet wat het kabinet met deze plannen wil bereiken. ‘Enerzijds staat de integratie van minderheden in de Nederlandse samenleving hoog op de politieke agenda, maar tegelijkertijd maken ze het voor bepaalde groepen wel erg moeilijk aan de inburgeringscursus deel te nemen. Er is niets mis met een grotere verantwoordelijkheid van de inburgeraar. Maar dan wel onder onze toezicht en door ons gefaciliteerd.’ (CG)
Allochtoon 10,02%
8,75%
Westers Niet-westers
Justitie, Directie Coördinatie Integratiebeleid Minderheden zonder werk of uitkering. Het scheppen van een positieve prikkel in de vorm van een aanbod door de (lokale) overheid is zeker denkbaar als blijkt dat andere positieve en negatieve prikkels onvoldoende effecten sorteren – maar wel in die volgorde. Ook in het nieuwe stelsel zal maatwerk nodig zijn. Wanneer van inburgeraars verwacht wordt dat zij zelf betalen voor een inburgeringscursus is het logisch dat zij de inkoopfunctie vervullen. Dat vergt een andere marktordening, die aansluit op een stelsel van vergoedingen en kredietfaciliteiten als positieve prikkel. Kwaliteitsborging is daarbij zeker een aandachtspunt. De bezuiniging op het WIN-budget vloeit voort uit de algemene ombuigingstaakstelling van het kabinet. Verwijzend naar de verwachte lagere instroom en de substantiële reserves bij gemeenten is dit op macroniveau verdedigbaar. Voor gemeenten die (te) weinig reserves hebben is circa 20 miljoen beschikbaar in 2004. Aanpassing van het ‘Bekostigingsbesluit inburgering’ is
13.153.814 3.038.758
1.416.156 1.622.602
s
lijk waren voor het volgen van Nederlandse les. Die aanpak is toen niet bepaald een groot succes gebleken. Bovendien is het volgen van NT2 bij ons – en in veel andere gemeentes – gekoppeld aan het vinden van passend werk. Vorige jaar zijn we met onze ketenpartners een reïntegratietraject gestart, waarbij de inburgeraars worden begeleid naar een baan. Dat begint eindelijk echt te lopen. Maar het accent zal nu vooral op de taallessen komen te liggen, het koppelen aan werk komt op de tweede plaats.
Autochtoon Allochtoon
s
Het doel van de Haarlemse campagne ‘Allemaal Haarlemmers’ is om oudkomers te interesseren en enthousiasmeren om combinatiecursussen te volgen. Nederlands als tweede taal in combinatie met een module die in het teken staat van het bereiken van werk, de toegang tot beroepsonderwijs, opvoedingsondersteuning of sociale activering.
Niet-westers
in procedure. Op het oudkomersbudget is overigens niet bezuinigd. In de wens van de grote steden de inburgeringsgelden op te nemen in een BDU, is voorzien. Randvoorwaarde daarbij is het hanteren van een systeem van outputfinanciering (vergelijkbaar aan de recente oudkomersregelingen) met een jaarlijkse monitorcyclus. Dit kan leiden tot een jaarlijkse bijstelling van financiële middelen en prestaties. Tevens is voorzien om dat deel van het WEB-budget dat betrekking heeft op de financiering van inburgeringscursussen oudkomers, onder te brengen in het regiem van het nieuwe inburgeringsstelsel. In maart 2004 zal een contourennota inburgering naar de Tweede kamer worden gestuurd waarbij een verdere uitwerking is gegeven van het nieuwe systeem. Dat zal op veel vragen antwoord geven en tegelijkertijd veel discussie opleveren over de uitvoeringsconsequenties. Gemeenten zijn daar nadrukkelijk bij betrokken.’
3,31% 2,11% 1,98% 0,80% 1,82%
Marokko Ned. Antillen en Aruba Suriname Turkije Overig
295.332 129.312 320.658 341.400 535.900
© Centraal Bureau voor de Statistiek, Voorburg/Heerlen 2003-11-19 Visualisatie: Erik van Leeuwen
GSB | blad – nummer 1 – maart 2004
9
Ondergronds cultuurgoed
Archeologie stimuleert ‘omgevingskwaliteit’ Archeologie biedt een kans voor de grote stad. De lokale historie kan het imago en de identiteit van een wijk bepalen. Zeker als archeologische waarden in een vroeg stadium van de ruimtelijke ordening aan bod komen. De wet die dat verplicht stelt, ligt nu bij de Tweede Kamer. In het grotestedenbeleid bestaat er altijd veel aandacht voor misère in aangepast. De verwachting is dat de wet in 2005 van kracht wordt. Eerst de grote stad. Maar kansen benutten die een stad bied, krijgt minstens dient het parlement er z’n oordeel over te vellen. zoveel nadruk. Jazeker, er bestaan problemen, zelfs onevenredig groot soms, maar het potentieel is evenzeer groot. Als het slecht gaat, betekent Veroorzakersprincipe dat niet dat het áltijd slecht moet gaan. Bij het opknappen en ‘herinrich- De oorsprong van deze wet ligt in 1992 – toen ondertekende Nederland ten’ van wijken en buurten kan de cultuurhistorie van steden daaraan samen met de andere leden van de Raad voor Europa het Verdrag van positief bijdragen, een kans voor de stad om de ‘omgevingskwaliteit’ te Malta. Dat verdrag beoogt het Europees archeologische erfgoed beter te verhogen. beschermen dan nu. De implicaties daarvan waren groot en dat was de Hoe zelfs een VINEX-locatie een identiteit kreeg, bewees de Utrechtse reden dat het zo’n twaalf jaar duurde voordat er een wetsvoorstel afkwam wijk Leidsche Rijn. Daar werd de Romeinse rijksgrens zichtbaar gemaakt, om de Monumentenwet uit 1988 te wijzigen. de zogenoemde Limes. Ooit stonden er op die plek Romeinse soldaten in Complex bleek bijvoorbeeld de beoogde invoering van het veroorzakershun wachttoren te spieden naar de Germanen aan de andere kant van de principe uit het Verdrag van Malta. Wie de bodem in wil om een gebouw grens. Door iets van dat gevoel op te roepen, speelt archeologie een rol in neerzetten, spoorlijn aan te leggen of wat dan ook, betaalt – indien nodig het nu. Bewoners uit de nieuwbouwwijk zeggen: ‘Wij hebben de Limes!’ – het bijpassende archeologisch onderzoek, à la de milieuwetgeving. Hoe hebben ze dat voor elkaar gekregen in Utrecht? Door in een vroeg Daarmee heeft ‘Malta’ gevolgen voor velen: van de projectontwikkelaars stadium van de planvorming rekening te houden met de archeologische en boeren tot de natuurbeheerders en zogeheten ontgronders, maar nawaarden van het gebied. Archeologie niet als kostenpost, maar als inspi- tuurlijk ook voor gemeenten. ‘Het kost tijd om zoiets verstrekkends goed ratiebron. te regelen’, stelt Jan Breimer, projectleider Malta van het ministerie van Een wetsvoorstel dat het verplicht stelt om in nieuwe bestemmingsplan- Onderwijs Cultuur en Wetenschappen (OCW). nen rekening te houden met archeologie, staat nu op de agenda van Hier kwam bij dat van de sterk ‘verwetenschappelijkte’ archeologische de Tweede Kamer. Ook bestemmingsplannen die in nog te benoemen wereld werd verwacht dat zij een partijtje mee zou blazen bij de Neder‘archeologische attentiegebieden’ liggen, moeten op dit aspect worden landse ruimtelijke ordening. Niet alleen de archeologische wereld moest
10 GSB | blad – nummer 1 – maart 2004
Eind 2001 stuitten de bouwers tijdens de grondwerkzaamheden voor de bouw van 650 woningen in het Chassé Park in Breda op een oude stadswal. De wal werd zorgvuldig blootgelegd en gedocumenteerd door de stadsarcheoloog. Bart Hogenbosch, woordvoerder Amstelland Ontwikkeling: ‘Wij beschouwen het niet als een bijzonder negatieve ervaring. Als projectontwikkelaar houden wij bij de stedenbouwkundige planvorming rekening met cultuurhistorische waarden.’ Foto: Piet den Blanken (HH) daaraan wennen, voor de andere partijen was het inschikken geblazen. Want in Nederland is het druk aan de ruimtelijke plantafel. Maar Nederland zat niet stil vanaf 1992 terwijl de juristen aan het werk waren. Staatssecretaris Van der Laan van OCW constateerde tot haar genoegen dat er in Nederland vaak ‘in de geest van Malta’ wordt gewerkt. Bij hele grote projecten telt de archeologie inmiddels al mee, bijvoorbeeld. De aanleg van de HSL geldt als een goed voorbeeld van hoe archeologie binnen een projectplanning in te passen valt, zonder dat er tijdverlies en dus extra kosten ontstaan. Ontgrondingsvergunningen worden meestal al niet meer afgegeven zonder dat de archeologische belangen worden meegewogen. Vanaf 2005 zou dat een steviger juridische basis moeten hebben, maar nu is het reeds grotendeels praktijk.
Binnenhof In afwachting van het Verdrag van Malta gingen gemeenten eveneens aan de slag. Een aantal van hen – vaak die met een eigen archeologische dienst – werkt al helemaal ‘Malta-conform’. Maar zijn deze extra ‘Malta’regels niet vooral lastig? Corien Bakker, gemeentelijk archeoloog van de gemeente Den Haag: ‘Nee! De wet sluit aan bij bestaande bestemmingsplanprocedures. Hoewel ik niet tegen een aparte archeologievergunning was geweest, waarvan ook sprake is geweest. Ik vind een regel namelijk wel zo duidelijk. Met een aparte vergunning hadden we nóg makkelijker kunnen aansluiten op onze lokale monumentenverordeningen. Wie bijvoorbeeld op het Binnenhof met een schop de grond in wil, moet sowieso een gemeentelijke vergunning hebben. Daar zit veel in de grond, dat zal iedereen duidelijk zijn. Het is een zogenoemde Archeologisch Belangrijke Plaats.’ Bakker en haar afdeling hebben in Den Haag al gedurende lange tijd zendelingswerk gedaan voor de archeologie. ‘De dienst voor stedelijke ontwikkeling weet daardoor nu wel dat het archeologisch belang meewogen moet worden bij nieuwe bestemmings- of bouwplannen.’ Den Haag gaf archeologie een duidelijke plek in de uitbreidingswijk Wateringse Veld, een voorbeeld van Bakkers inspanningen. Bewoners vinden langs het Oosteinde vier betonnen replica’s van Romeinse ‘mijlpalen’, een stukje weg en een informatiekubus om kond te doen van de historie van die plek. Ook werd er een kinderspeeltuin ingericht met de plattegrond van een veekraal uit de Romeinse tijd.
Betalen Niemand is tegen archeologie, of het benutten van archeologische waarden. Problemen ontstaan er bij de vraag van hoe je dat dan in de
praktijk regelt, en vooral de vraag wie er moet betalen voor al dat moois, houdt de gemoederen bezig. Dat geldt zeker nu de eis van het ‘veroorzakersprincipe’ dichterbij komt, net als de Malta-wens tot ‘behoud in de bodem’. Wat betreft dat laatste: in weerwil van populaire denkbeelden is de archeologie in de meeste gevallen het beste af door vondsten zoveel mogelijk in hun context, het zogeheten bodemarchief, te bewaren. Eén reden daarvoor is de betere conservering van menselijke sporen. Dat ‘behoud in de bodem’ blijkt lastig voor steden: de archeologie is één claim waar zij rekening mee hebben te houden, er zijn natuurlijk nog veel meer: van parkeergarage tot woningbouw en bedrijventerreinen. Een spoorlijn door een weiland kan nog een stukje verlegd worden, in de stad is het hoogst haalbare vaak een opgraving. Corien Bakker uit Den Haag ziet de oplossing voor het ‘binnenstadsprobleem’ in het aanpassen van de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie. ‘Daarin kan een apart hoofdstuk geschreven worden over binnensteden.’ En steden kunnen ieder geval wel – als de wet eenmaal is ingevoerd – de kosten daarvan verhalen op de initiatiefnemer van een project. Jan Breimer: ‘Dat was een altijd een onduidelijke situatie, de wet biedt helderheid.’ Bij alle opluchting in het land over dát er nu een wetsvoorstel ligt, leven er bij de steden ook zorgen over alle implicaties. In een brief aan de Tweede Kamer uitten een aantal wethouders van grote steden hun ongenoegen over enkele aspecten van het Malta-wetsvoorstel. Hoewel zij de beoogde wet op zich waarderen, zien zij voor binnensteden grote bezwaren. Omdat de archeologie in de gebouwde omgeving volgens hen wezenlijk verschilt ten opzichte van nieuwbouwgebieden, zullen daar dus de kosten per woning of vierkante meter door ‘Malta’ beduidend hoger uitpakken. Zij vrezen de negatieve gevolgen daarvan. Bovendien is goed archeologisch vooronderzoek vaak onmogelijk in stadscentra, want daar staan nu eenmaal al gebouwen. Door het ontbreken van zulk vooronderzoek is het een stuk moeilijker om in te schatten of er archeologische waarden zijn waarmee rekening moet worden gehouden. Dus is onbekend of bouwers voor onverwachte extra kosten komen te staan waar zij voor verantwoordelijk kunnen worden gehouden..
Excessief Staatssecretaris Medy van der Laan is vooralsnog niet overtuigd van alle bezwaren. Zij stelde bijvoorbeeld dat projectontwikkelaars tenslotte niet voor een kostprijs werken. Als hen een redelijk inschatting gegeven kan worden van wat zich in de bodem bevindt, weten de projectontwikkelaars waar ze aan beginnen. En bovendien bestaat er een rijksregeling voor wie tijdens een bouwproject met excessieve kosten wordt geconfronteerd. Als er onverwachts een Romeinse tempel onder de grond zit, of een ander vondst van groot belang. Over wat excessief is en voor wie – daarover voeren alle betrokken op dit moment overleg, meldt Jan Breimer van OCW. Wat betreft de beoogde wetgeving: het woord is nu aan de Tweede en Eerste Kamer. Maar het echte initiatief ligt bij de steden. Weten zij de archeologische waarden zo in te passen dat de ‘ongeschreven geschiedenis’ van Nederland blijvend inspireert? (AB)
Websites
Meer weten?
Malta Magazine
www.minocw.nl/malta www.archis.nl
Jan Breimer, projectleider Malta, ministerie van OCW
[email protected], 079 323 47 29 Corien Bakker, gemeentelijk archeoloog Den Haag
[email protected], 070 353 66 40
Een magazine ‘begeleidt’ de invoering van de wet. Gratis abonnement via
[email protected], als u uw adresgegevens mailt.
GSB | blad – nummer 1 – maart 2004
11
Strenger straffen bij schoolverlaten
Leerplicht handhaven op n Gevangenisstraf voor de moeder van een spijbelend kind in Engeland. Een voorstel voor een elektronische voetklem voor schoolverzuimers in Duitsland. Het Openbaar Ministerie in Almelo dat pleit voor een celstraf voor notoire spijbelaars. Neigt er een verharding in de aanpak van voortijdig schoolverlaten? Waar staan we na tien jaar gemeentelijke ‘regionale melding en coördinatie’? In Rotterdam staat voortijdig schoolverlaten hoog op de politieke agenda. Vorig jaar hield de stad de eerste Dag van de Leerplicht – wethouder Sjaak van der Tak ging de straat op om loslopende spijbelaars aan te spreken – en dit jaar moet 20 april in het teken staan van de leerplicht. Wat vinden ze in de Maasstad van de verharding in de aanpak? Marian ’t Jong, communicatieadviseur van de Dienst Stedelijk Onderwijs van Rotterdam vindt het niet onlogisch dat de spijbelaars die nu nog tussen de mazen van de ketenaanpak doorglippen, hard worden aangepakt. ‘Die strenge aanpak, zoals processen-verbaal en taakstraffen, past binnen ons lik-op-stuk-beleid. De maatregelen zijn een extra middel, die we kunnen toepassen naast het aanbod van hulpverlening. Het werkt ook om hulpverlening af te dwingen. Deze maatregelen passen in het straatje middelen die tot onze beschikking staan om kinderen op school te houden en ze een startkwalificatie te bezorgen.’
Vruchten afwerpen
laters. En in Dordrecht en Schiedam, bijvoorbeeld, is er een daling van de schooluitval te melden. Ook de Brabantse schooldirecteur Den Ridder meldt een daling van het aantal spijbelaars door een strakke aanpak op maat. Maar daar staat tegenover dat hij in het Brabants Dagblad wel moet constateren dat de problematiek die daar achter schuilgaat, steeds ernstiger wordt.
Het moet gezegd: bestuurlijk en ambtelijk Nederland is doordesemd van het besef dat voortijdig schoolverlaten met kracht moet worden bestreden. Wanneer je je verdiept in spijbelen en hoe dat tegen te gaan, Weigerachtige ouders vliegen de projecten, registratiesystemen, samenwerkingsorganen en Hans Velthoen, de voorzitter van de Landelijke Vereniging van Leerplannen van aanpak je dan ook om de oren. Niet sinds kort, al jaren- plichtambtenaren (LVLA), hoort de roep om strenger straffen ook. lang. De regionale meld- en coördinatiefunctie (rmc) van de gemeente ‘Maar mijn indruk is dat die roep vooral onder invloed is van de overlast is steeds belangrijker geworden. De rmc heeft een tweeledig doel: het in die spijbelaars veroorzaken. Straffen om de overlast op straat te beperbeeld krijgen van het totaal aantal voortijdig schoolverlaters en het weer ken, niet om de schoolverlater terug op school te krijgen.’ Maar de leerterugbrengen van voortijdig schoolverlaters naar het onderwijs om een plichtambtenaar, zo stelt hij, redeneert niet vanuit die overlast. Hij heeft startkwalificatie te behalen. een zórgplicht. Het proces-verbaal (‘pv’) is wat hem betreft dan ook een De gemeente – meestal de grote stad – is de partij die instellingen die middel om de hulpverlening van de grond te krijgen. Handhaven op hun dienstverlening richten op de doelgroep van risicojongeren bij niveau, is het toverwoord. ‘Bij de een blijf je het langer proberen met de elkaar moet brengen. Dat gaat dus om onderwijsinstellingen, organisa- zachte dwang, bij de ander ga je sneller over tot een pv. Daarover maken ties voor arbeidsbemiddeling, de WIW, jeugdhulpverlening, politie en wij afspraken met het OM.’ Voor weigerachtige scholieren én weigerjustitie et cetera. En de inspanningen lijken vruchten af te werpen. De achtige ouders kan een pv net dat laatste duwtje zijn. ‘De onmachtige cijfers van OCW laten een stabilisering zien van de voortijdig schoolver- ouder die niet in staat is het kind naar school te krijgen, die bieden
12
GSB | blad – nummer 1 – maart 2004
iveau wij eerst een training aan. Houdt het spijbelen dat nog niet op, dan volgt een pv.’
Chocola Het is dit jaar tien jaar geleden dat gemeenten voor het eerste extra rijksbijdrage kregen om het schoolverlaten aan te pakken. Niet dat er voor die tijd niets gebeurde – gemeenten zijn al sinds 1969 verantwoordelijk voor de leerplicht – maar in 1994 kwam het eerste geld los. Het Actieplan van OCW (zie kader) lijkt dus niets nieuws onder de zon. Hoewel… de bedoeling van het Actieplan, en van Operatie Jong, namelijk ontkokering bij de rijksoverheid, zou wel schelen. Neem bijvoorbeeld de botsende doelstellingen die vanuit Den Haag over de steden worden uitgestort. Sociale Zaken wil de jeugdwerkloosheid aanpakken en streeft naar ‘snel aan de slag’, terwijl OCW zich tot doel stelt de jeugd niet zonder diploma de arbeidsmarkt op te laten gaan. Zie daar als stad maar eens chocola van te maken.
Lichter Verder zijn alle regio’s zelfstandig in de manier waarop zij hun geld uitgeven. De ene regio schaft er een ICT-systeem voor registratie van aan, de andere stelt een trajectbegeleider aan. Hans Velthoen van de LVLA zou daar wel wat meer regie uit Den Haag willen zien. ‘Wat jaren geleden draaide er een pilot in een aantal rmc-regio’s: trajectbegeleiding voor voortijdige schoolverlaters vanaf zestien jaar. Dat bleek een succes. Maar in plaats van trajectbegeleiding in alle 39 rmc-regio’s in te voeren, hield de pilot op. Wel werd het rmc-budget verhoogd, zodat iedere regio minimaal € 90.000 ter beschikking had. Voor dit bedrag kon je een of meer trajectbegeleiders inzetten, maar dát stelde het ministerie niet verplicht. Dus iedere regio zet dat geld ergens anders voor in. Voor de aanpak van voortijdige schoolverlaters zou het effectiever zijn dat iedere regio een trajectbegeleider heeft. Dat maakt ons werk als leerplichtambtenaar lichter, en je hebt landelijk dezelfde aanpak. Nu hangt het voorzieningenniveau af van de plek waar je werkt – en voor de schoolverlater dus waar je woont. Dat zou niet moeten.’
Voortijdig schoolve Deventer aangepaktrlaten in De gemeente Deventer schakelde in september het Expertteam GSB in om haar op weg te helpen met het voeren van regie bij het probleem met het voortijdig school verlaten. In nummer 5 van het GSB|blad schrev en we hier al over. Onlangs is deze opdrac ht afgerond. Op de website www.expertteamgsb .nl kunt u meer lezen over de inhoud van de opd racht, de eindverantwoording van de exp ert Hermien de Haan, en het protocol waarin alle partijen hun inzet kenbaar maken in de str ijd tegen het voortijdig schoolverlaten.
Flinke straf De andere verbetering is te halen in een beter contact met de scholen. Zij moeten nóg sneller melden. ‘Helaas kun je dan ook tenondergaan aan je eigen succes. Want met iedere melding moet je als leerplichtambtenaar wel iets doen. Voor die jongere, maar ook voor je credits bij de school voor een volgende keer. En uiteindelijk is er gewoon te weinig formatie bij gemeenten.’ Maar we zijn tien jaar na de eerste boter bij de vis dus op de goede weg, vindt Velthoen. ‘De samenwerking werkt echt. Nu het Rijk nog aan de bak. Stel in het kader van het Gemeentefonds een doeluitkering voor leerplicht vast – en controleer dan of de gemeenten hun inspanningsverplichting nakomen en er inderdaad minder kinderen uitvallen.’ En als er, ondank alle maatregelen, toch uitvallers zijn? De gevangenis voor spijbelaars? ‘Veel te zwaar. Al heb je natuurlijk gasten die gebaat zijn bij een flinke straf.’ (MvdB)
Actieplan Leerplicht OCW • preventie in het onderwijs met nadruk op versterking van de handhaving van de leerplicht, op doorlopende leerwegen in vmbo-scholen en regionale opleidingscentra (roc’s), op beroepsvoorbereidende trajecten; • versterking Regionale meld- en coördinatiefunctie en regeling meldingsplicht voortijdig schoolverlaten voor jongeren tot 23 jaar; • aanpak ‘risicojongeren’ in de grote steden waar sprake is van een cumulatie van problemen. Zie ook de websites www.voortijdigschoolverlaten.nl en www.operatiejong.nl Foto: Patrick Post (HH)
GSB | blad – nummer 1 – maart 2004
13
‘Belwinkels crimineel? Nee joh, we zij Belwinkels zijn haarden van onrust en witwaspaleizen. Dat weinig rooskleurige beeld schetste het Amsterdamse Van Traa-team. Het GSB|blad nam een kijkje in een belwinkel in Nijmegen. ‘Onrust? Helemaal niet, maar we hebben het wel moeilijk.’ Buiten drijft een snijdende wind natte jachtsneeuw door de arbeiderswijk. Op de glimmende straat ligt een plakkerige, bruine drab. Maar achter de bewasemde ramen van de belwinkel ligt een ticket to the tropics. Achter het glas van zijn cabine zit een Surinaamse grijsaard op een veranda in het zonovergoten Paramaribo. Tevreden knikkebollend schudt de beller zijn vriendelijke hoofd. ‘Ja hoor, alles gaat fawaka in Nijmegen. Het is een beetje koud hè? Maar hoe is het thuis?’ Dit belhuis is zijn droomland. De gammele cabine is zijn teletijdmachine. De reis duurt zolang de tikkenteller het toestaat. Dan keert de Surinamer terug op Hollandse bodem. Nog een beetje warrig, met zijn hoofd ergens anders, rekent de oude man af bij de balie. ‘Crimineel? Dit?’ In belwinkel Selkom kijkt iemand alsof hij water ziet branden.
Verkeerd verbonden Toch is het belhuis een ‘criminogene zone’. Oftewel: gevoelig voor verwevenheid met of infiltratie door criminaliteit. Zo zeggen ze dat in Amsterdam. Daar verrichte het Van Traa-team onderzoek naar het fenomeen en hun rapport ‘Verkeerd verbonden’ schetst een weinig rooskleurig beeld. Het team onderzocht 116 belhuizen. Het resultaat was een lijst ‘grijze’ en ‘zwarte’ activiteiten. Preaken, hacken, roaming-fraude: het zegt een gewone beller waarschijnlijk niets, maar het zijn manieren om telecombedrijven te bedonderen. Bij Amsterdamse belwinkels zijn ze daar aardig bedreven in. Daarnaast hadden belhuizen illegaal personeel in dienst en bleken het gewilde witwaspaleizen voor criminele or-
14 GSB | blad – nummer 1 – maart 2004
ganisaties. Van alle eigenaren was 31 procent bekend bij de politie. Ten slotte zou rondhangend publiek overlast bezorgen. Deze opsomming veroorzaakte reuring. Media besteedden veel aandacht aan het rapport. Raadsleden in andere grote steden drongen met succes aan op soortgelijke onderzoeken. Twee maanden later deed de Algemene Inlichtingen en Veiligheidsdienst een duit in het zakje door de Egyptische uitbater van een Schiedams belhuis op te laten pakken op verdenking van terroristische activiteiten. Onterecht bleek later, maar voor de beeldvorming hielp dat niet echt. Buurtbewoners hadden al omstandig verklaard dat ze de dure Mercedes van de eigenaar zo verdacht vonden. ‘De oude rode Volkswagen Golf van de vorige eigenaar paste beter.’ En zo schipperen belwinkels tussen harde feiten en boterzachte vooroordelen.
Slager met lijntje Exotische oorden zijn het. Geen autochtoon die er over peinst om een belwinkel binnen te stappen. En dat ondanks de koopjes en de voordeeltjes die hier te halen zijn. Wervende teksten op de ramen melden dat je supergoedkoop naar het buitenland kunt bellen. Welke Hollander wil dat nou niet? Toch zijn de belwinkels onbekend terrein voor de inheemse blanken. De sjieke dame die gehuld in Burberry haar Jack Russell uitlaat in het statige Berg en Dal weet de weg niet. ‘Ik heb werkelijk géén idee wat je bedoelt. Een belwinkel? Van Vodafone of zo?’ Nee, dat bedoelen we niet. Een belwinkel draagt een naam als Eurobel. Of Telephone 2000 International. Gesitueerd in arbeiderswijken rond het centrum, krap bemeten ziet het er op het belspitsuur zwart van de mensen. Erg sjiek zijn de winkels niet. Verf bladdert af, de plafonds zijn geel. De benauwde schotjes onttrekken de bellers weliswaar aan het gezicht maar beslist niet aan het gehoor. Uit de kleine winkeltjes stijgt op drukke tijden een Babylonische kakofonie op. Een lange geschiedenis hebben ze niet. De winkels ontstonden na het vrijgeven van de telefoonmarkt in 1997 en waren van begin af aan het domein van migranten. Die komen er goedkoop bellen. En om hun belgedrag in toom te houden. Het Van Traa-team citeert een ‘etno-marketeer’ van KPN Telecom. ‘Twintig procent van onze allochtone abonnees heeft de eigen telefoon laten blokkeren voor internationaal verkeer. Uit zelfbescherming.’
Foto’s: Steef Meyknecht
n een ministerie van sociale zaken’ In Nijmegen zijn niet veel belwinkels. Een stuk of vijf, schatten de geen winst. ‘Toch moet ik ze wel verkopen. De vraag is groot en ik wil mannen in het Turkse koffiehuis waar we navraag doen. Centraal Te- mensen in mijn winkel lokken. De bakker verkoopt ze ook. Al valt er lecom verkoopt mobieltjes en heeft er paar lijntjes bij. En Battal Export, geen droog brood mee te verdienen.’ Al met al gaat het dus niet best een gezellige cadeauwinkel, ook. Het meest archetypische belhuis zit met de zaken. Een euvel dat veel belhuiseigenaars in de verleidelijke pal naast de Aldi aan de Willemsweg. ‘Sorry, we hebben geen koffie. armen van de criminaliteit drijft. Salahattin kiest echter voor de legale Dat mag niet hè.’ Salahattin Kaya ontvangt ons met open armen en weg. ‘Hard werken. Dit is een zorgensector, dus spreid ik mijn risico’s.’ deze verontschuldiging. Had de Turkse eigenaar van belhuis Selkom Salahattin heeft naast zijn belhuis een kwekerij voor champignons. wel koffie gehad, dan had hij een probleem. Een belhuis waar bezoe- Voor restaurants, zegt hij er snel achteraan, niet voor smartshops. De kers alleen kunnen telefoneren en internetten heeft géén vergunnin- Turkse eigenaars benadrukken nog hoe goed zij hun zaakjes voor elkaar gen nodig. Zo’n pand mag 24 uur per dag open blijven. Anders wordt hebben. Trots pakt een medewerker met beide handen een computerhet wanneer er spullen over de balie gaan. Een kopje koffie, groente scherm beet en draait de monitor om naar de balie. Op het scherm of vlees bijvoorbeeld. Vlees? Jazeker, heel wat Islamitische slagers zien we indrukwekkende tabelletjes. Even later diept Salahattin fier zijn houden er één of twee lijntjes op na. Zij vallen onder de Winkeltij- boekhouding op. ‘Kijk, we registreren alles.’ denwet. Agenten en gemeentes controleren streng op onderhandse verkoop. Daarom verkoopt Salahattin geen koffie, want hij blijft graag Onderpand tot tien uur ’s avonds open. ‘Mensen bellen niet ’s morgens vroeg. En In hetzelfde kastje staat het schuldenbakje. Salahattin laat de identiteitsdenk ook aan het tijdverschil.’ Ondertussen wordt in cabine twee een kaart zien van een wanbetaler. Het paspoort blijkt een ideaal onderpand. Afrikaanse man boos. Het telefoontje gaat naar Sierra Leone. Iedereen ‘Zonder dit ding begin je niks in dit land.’ Nee, zijn klanten hebben het had mee kunnen genieten van de verhitte conversatie, ware het niet niet breed. Dat erkent hij grif. En natuurlijk zijn er wanbetalers. Die dat de tirade in een West-Afrikaans dialect was. Als het te gortig wordt, lopen het hokje binnen, beginnen te bellen en als ze klaar zijn, dan leunt meneer Kaya even over zijn balie. Zijn vragende blik is voldoende schrikken ze ineens van het bedrag. ‘Op die manier geef ik wel duizend om de beller tot bedaren te brengen. ‘Meestal gaat het goed. Overlast? euro per jaar cadeau.’ De uitbater begrijpt niet dat de belwinkels zulke Ach, welnee. Nijmegen is niet de Randstad. En ik kan het weten, want slechte pers krijgen. Volgens hem voorzien belhuizen in een eerlijke eigenlijk woon ik in Den Haag. Daar heb ik ook zaken, maar ik zit behoefte. Daarin staat hij niet alleen. Zo constateerde het Amsterdamse liever hier.’ Van Traa-team dat belhuizen nogal eens bankiertje spelen. Hawala heet het eeuwenoude, onoverzichtelijke systeem voor geldverkeer dat stamt Noodgedwongen moet de Turkse ondernemer op meerdere paarden uit Zuid-Oost Azië. Het schimmige Hawala is niet alléén een bron voor wedden. ‘Een belwinkel brengt eigenlijk te weinig op’, zegt Salahat- fraude, maar voor buitenlanders vaak de enige manier om geld over te tin. ‘Door de recessie bellen mensen minder. En dan zijn er nog die maken naar familieleden in derdewereldlanden met onderontwikkelde verrekte belkaarten.’ Met een gezicht vol afschuw wijst de belwinkelier financiële structuren. op een poster vol kleurrijke creditcards. Taj Mahal of Paradise heten ze. Bellers krassen een code op de kaart en daarvoor krijgen ze belminu- Salahattin merkt op dat zijn winkel een startpunt is voor inburgering. ten. De aanbiedingen zijn te mooi om waar te zijn. Negentig minuten ‘Hier komen zoveel vreemdelingen die niets weten van de Nederlandse bellen naar Afrika voor 12 euro. ‘Puur bedrog’, stelt Kaya. ‘Soms valt de samenleving. Ik wijs ze de weg naar het postkantoor, vertaal brieven in verbinding na tien minuten al weg. Maar het is de gok waard. Iedereen het Nederlands en vul samen formulieren in. Onrust? Nee joh, we zijn weet het en toch vliegen die kaartjes weg.’ Op die kaarten maakt Selkom eerder het ministerie van sociale zaken!’ (BdH)
GSB | blad – nummer 1 – maart 2004
15
Veelplegers Nederland krijgt duizend extra cellen voor veelplegers. Tegelijkertijd bezuinigt het ministerie van Justitie op reclassering. Wat betekent dat voor de gemeentelijke nazorg? Het dilemma. De Jong: ‘Het goede is dat veelplegers een tijdje van de straat worden gehaald. De vraag is alleen voor hoe lang. Want als er niet voldoende mogelijkheden zijn om gedetineerden tijdens hun gevangenschap te begeleiden, dan kan je er donder op zeggen dat ze in hun oude patronen vervallen zo gauw ze weer vrij zijn. Nu juist die begeleiding van reclassering minder wordt, houd ik mijn hart vast voor de langere termijn. Ik bestrijd niet dat die nazorg in belangrijke mate onze verantwoordelijkheid is. Maar het maakt nogal wat uit hoeveel tijd er tijdens de detentie al in een veelpleger is geïnvesteerd. Dan heb je namelijk iets om op voort te bouwen.’ Blaauw: ‘Justitie bezuinigt op reclassering, maar niet als het gaat om veelplegers. Daar zetten we juist extra middelen op in. Alleen is altijd en zonder voorbehoud aanbieden van reclasseringbegeleiding geen automatisme meer. Pas als blijkt dat iemand vatbaar is voor gedragsverandering, volgt een behandelaanbod. Dat kan in een gevangenis zijn, maar ook extramuraal. Wil een veelpleger niet, of is hij niet vatbaar voor een programma, tja, dan volgt sobere opsluiting.’ De Jong: ‘Heb je het over nazorg, dan praat je bij uitstek over maatregelen die liggen op het gebied van welzijn, onderwijs en sociale zaken. Maar juist op die sociale pijler van het grotestedenbeleid wordt fors bezuinigd. Wij hebben daar dus het geld niet voor. Dat wil trouwens niet zeggen dat we lokaal niet keihard aan de slag gaan; de aanpak van veelplegers heeft hoge prioriteit!’
‘Aanbieden van reclassering is geen automatisme meer’
Mark Blaauw, projectleider meerderjarige veelplegers van het ministerie van Justitie
Blaauw: ‘Uiteraard is er een tekort aan middelen. Ik vind echter dat we ons erop moeten richten die capaciteit zo effectief te benutten, dat elke euro goed besteed wordt. Dat is het beste signaal richting de Tweede Kamer dat er meer nodig is. Bovendien kunnen we door zaken te stapelen, veelplegers langer van de straat houden. Die periode is lang genoeg om ze een behoorlijk behandelprogramma aan te bieden. In plaats van minder, gaan we dus in bepaalde opzichten juist meer doen.’
‘Ik houd mijn hart vast
voor de langere termijn.’
Marijke de Jong, veiligheidscoördinator van de De Jong: ‘Facilitair zijn er ook nogal wat belemmeringen gemeente Utrecht om de sluitende aanpak goed te kunnen doen. Zo is een goede uitwisseling van gegevens tussen ketenpartners broodnodig. Nu komt het voor dat iemand al weer drie vergrijpen op zijn naam heeft staan, zonder dat wij te horen hebben gekregen dat hij op vrije voeten is.’ Blaauw: ‘Daar valt inderdaad nog veel aan te verbeteren, maar daar wordt aan gewerkt. Zijn er vanuit privacyoogpunt wettelijke belemmeringen voor een goede gegevensuitwisseling, dan is het wellicht nodig de discussie aan te gaan om de privacywet te wijzigen. Als de ketenpartners maar op een lijn zitten, met een goede regie daar bovenop, dan gaat deze aanpak zeker vruchten afwerpen. Dat zal alleen niet van vandaag op morgen zijn.’ (EW)
16 GSB | blad – nummer 1 – maart 2004
Kost dat?
Hortsik! In Almelo helpen vijfentwintig tienermeisjes met problemen gehandicapte jongeren bij het paardrijden. Dit project, de Gravenruiters, kent alleen winnaars: de meisjes blijven weg uit de reguliere hulpverlening en gehandicapten krijgen de kans om te sporten. Wat dat kost? 34.000 euro per jaar. Iedere zaterdag is het een drukte van belang in manage De Bosrand in Almelo. Paarden met speciale zadels met daarop gehandicapte kinderen stappen de hele dag door rond in de bak. Ze worden bijgestaan door vijfentwintig tienermeisjes tussen de elf en zestien jaar. Doordeweeks, na schooltijd, verzorgen de meiden de paarden en rijden ze dagelijks een half uurtje.
Verantwoordelijkheid
Het project de Gravenruiters startte in 1999 vanuit de gemeente en werd gesubsidieerd met geld uit de GSB-pot. Globaal doel: zorgen voor een vrijetijdsbesteding van jongeren met problemen. Dat pakte goed uit en inmiddels is het aantal jonge meisjes dat meedoet flink gestegen. Toch ziet het ernaar uit dat de subsidie vanaf 2005 komt te vervallen. ‘Doodzonde’, aldus Carla. ‘Natuurlijk is 34.000 euro veel geld. Maar kijk wat je ermee terugverdient: gehandicapten krijgen de kans om te sporten, de meiden doen sociale contacten op, leren met regels om te gaan, krijgen lichaamsbeweging en, het allerbelangrijkst, ze krijgen hun gevoel voor eigenwaarde terug. Laatst gaf mijn doch-
ter voor alle meiden een verjaardagsfeest. Als ik zag hoe ze met elkaar omgingen. Hartverwarmend. Ik hoop echt dat de gemeente deze kinderen niet met het badwater weggooit.’
’t Financiële kader Het project Gravenruiters kost jaarlijks 34.000 euro. Hiervan wordt het salaris van de projectmensen betaald, in totaal ongeveer 23 uur per week. Een ander gedeelte van het geld wordt gebruikt voor de extra kosten van de meisjesgroep. Zowel de meisjes als de gehandicapten betalen daarnaast maandelijks een kleine contributie aan de manege.
Foto: Steef Meyknecht
‘Het is niet niks wat veel van de meiden hebben meegemaakt’, vertelt bestuursvoorzitter van de Gravenruiters Trudie Bolk. ‘Leerproblemen, drugsgebruik of mishandeling. Zelf komen ze daar heel moeilijk uit. In dit project geven we ze verantwoordelijkheid, iets om voor te gaan. Het werkt fantastisch: ze zijn er altijd. Zo helpt één van de meisjes iedere zaterdag een jongetje bij het paardrijden. Hij kan nauwelijks zelfstandig zitten en dus zit zij iedere week achter hem en rijden ze samen. Als ze ziek is, komt ze ook. Alleen omdat ze weet dat hij anders niet kan rijden.’ Carla Reimes, moeder van Japke (11), zag haar dochter zienderogen veranderen sinds ze vorig
jaar met het project startte. ‘Japke heeft moeite met regels. Ze had bijvoorbeeld een hamster. Elke keer als het hok verschoond moest worden kregen we ruzie. Vreselijk. Bij de Gravenruiters leert ze om te gaan met verantwoordelijkheden: als ze de stallen niet schoonmaakt, mag ze niet rijden. Als ik haar nu kom halen, zie ik haar met kruiwagens vol poep lopen. Nooit gedacht dat ze dát nog eens zou doen.’
GSB | blad – nummer 1 – maart 2004
17
Kind met badwater
Hoogleraar bestuurskunde Paul Frissen windt er geen doekjes om: wat hem betreft kieperen we het integraal werken liever vandaag dan morgen overboord.
Paul Frissen: ‘Integraal werk en is een miskennin g van de werkelijkhe id – en het levert niets meer op dan papier’
‘De integraliteitsgedachte wil de werkelijkheid opsluiten onder één noemer, één allesomvattend begrip. Alle variëteit moet onder één gezichtspunt vallen. Het miskent dus dat de wereld bestaat uit verschillen. Het veronderstelt dat we allemaal hetzelfde willen. Maar we willen allemaal iets anders. Voor beleidsmakers is dat verschríkkelijk en dus ontkennen zij die verschillen. Het is de maakbaarheidsgedachte in een nieuwe gedaante. En het jammere is dat het publiek vindt dat iets dat “integraal wordt aangepakt”, deugt. Maar integraal werken leidt niet tot beter beleid, het leidt alleen tot meer bureaucratie en beleidsnota’s. Want alleen op papíer kun je die samenhang tot stand brengen. In de werkelijkheid bestaat hij niet. En dus zijn we de ene helft van het jaar aan het opschrijven wat we gaan doen, en de andere helft van het jaar aan het opschrijven waarom het niet gelukt is. Laat iedereen in zijn eigen koker gewoon weer zijn eigen ding doen, dan gebeuren er meer goede dingen.’
18 GSB | blad – nummer 1 – maart 2004
Herman Swen, GSB-coördinator in Zaanstad: ‘Frissen ziet problemen bij de uitvoering die ik ook zie. Te veel bureaucratie, bijvoorbeeld. Maar hij suggereert dan dat ons beeld van de werkelijkheid fout is, onze analyse. Daar ben ik het niet mee eens. Natuurlijk zien we dat er verschillen zijn, variëteit. Maar een integrale benadering herinnert ons eraan dat wat er gebeurt in het ene domein, bijvoorbeeld het fysieke, ook consequenties heeft in het andere domein, het sociale bijvoorbeeld. Die samenhang moeten we onderkennen. Het gevaar is dat we vervolgens in de uitvoering ook alles met alles willen verbinden, en dát werkt inderdaad niet. De kunst is om de slag te maken naar een uitvoering die voldoende daadkrachtig is. Eentje die niet leidt tot elkaar bezig houden met visies en nota’s. Dat is een sturingsprobleem waar we mee worstelen, vandaar de discussies over netwerkorganisaties, programmatisch werken en zo. Daar valt nog veel te winnen. Het lijkt me zinniger ons daar op te richten dan nu het kind met het badwater weg te gooien en lekker weer verkokerd te gaan werken.’
Schop onder de kont Gerard Schouw, directeur van het Kenniscentrum Grote Steden: ‘Nou, je wordt je door deze provocerende mening wel weer eens goed bewust van de afstand tussen de wetenschap en de praktijk in de steden. Want als je moet kiezen tussen het vroegere verkokerde werken en samenwerken – wat integraal werken toch gewoon is – dan is de keuze natuurlijk niet moeilijk. Kijk, je moet niet alles met alles willen verbinden en intussen niets doen. Er moet wel actie zijn. Maar als professor Frissen wil vertellen dat het niet goed is een wijk zó te bouwen dat het niet alleen gestapelde stenen zijn maar er ook is nagedacht over de sociale veiligheid, dan heeft hij aan mij een kwaaie. In Nederland kunnen we niet bouwen op stukken leeg terrein, maar moeten we altijd inbreiden en inpassen in bestaande situaties. Dat vraagt om kijken buiten je eigen koker. Natuurlijk, de term “integraal werken” wordt ook misbruikt door luie ambtenaren die eerst alles “integraal willen afstemmen”, vervolgens een jaar lang niets doen en wijzen naar een andere afdeling die eerst ook met plannen moet komen voor we echt integraal bezig kunnen zijn. Maar dan moet je die ambtenaar een schop onder de kont geven. Niet pleiten voor een terugkeer naar de verkokering, en dus naar het kastje naar de muur en het gebrek aan preventie dat daarbij hoorde. En als ik Paul Frissen een beetje ken, dan weet hij dat net zo goed als ik…’ (MvdB)