Grootschalige Detailhandel in Balans 2006-2010 Fijnmazigheid en Gedeeltelijke Liberalisering
Gemeente Amsterdam Economische Zaken en Dienst Ruimtelijke Ordening in samenwerking met het Ontwikkelingsbedrijf Gemeente Amsterdam
Inhoudsopgave Samenvatting _________________________________________________________________ 3 1. Inleiding ___________________________________________________________________ 5 1.1 Aanleiding_______________________________________________________________ 5 1.2 Vakjargon _______________________________________________________________ 5 1.3 Opdracht ________________________________________________________________ 5 1.4 Afbakening en status van de Nota___________________________________________ 6 1.5 Aanpak _________________________________________________________________ 6 2. Trends en ontwikkelingen in de detailhandel ____________________________________ 7 2.1 Trends en ontwikkelingen in de vraag _______________________________________ 7 2.2 Trends en ontwikkelingen in het aanbod _____________________________________ 8 3. Het Amsterdamse detailhandelsbeleid tot 2006 _________________________________ 12 4. Gedeeltelijke liberalisering van het detailhandelsbeleid __________________________ 15 4.1 Gewijzigd toernooiveld ___________________________________________________ 15 4.2 Drie beleidsvarianten ____________________________________________________ 15 4.3 Ruimtelijke effecten beleidsvarianten _______________________________________ 16 4.4 Keuze voor de beleidsvariant van ‘gedeeltelijke liberalisering’__________________ 19 4.5 Huidige PDV- en GDV-locaties _____________________________________________ 21 4.6 Selectiecriteria voor huidige PDV-locaties voor transformatie naar GDV _________ 23 4.7 Toepassing selectiecriteria op huidige PDV-locaties __________________________ 23 4.8 Toekomstige GDV-locaties ________________________________________________ 28 5.1 Wettelijke instrumenten __________________________________________________ 31 5.2 Erfpacht en grondprijzen _________________________________________________ 32 6. Gedeeltelijke liberalisering in de regio _________________________________________ 33 6.1 Provincie Noord-Holland__________________________________________________ 33 6.2 Regionaal Orgaan Amsterdam _____________________________________________ 33 Colofon _____________________________________________________________________ 36 Bijlagen _____________________________________________________________________ 37 Literatuur ___________________________________________________________________ 39
Grootschalige Detailhandel in Balans 2006-2010 / pagina 2 van 39
Samenvatting In de Nota Ruimte wordt een decentralisatie van het detailhandelsbeleid voorgestaan. Hiermee wordt een liberalisering van het beleid voor met name grootschalige winkels mogelijk gemaakt. Het is thans aan provincies, gemeentes en W GR-plusregio’s om al dan niet nieuw beleid te formuleren. De voorliggende Nota bevat het antwoord van Amsterdam op deze beleidsruimte. Conform het toenmalige rijksbeleid werd tot dusver onderscheid gemaakt in Perifere DetailhandelsVestigingen (PDV) en Grootschalige DetailhandelsVestigingen (GDV). PDV-winkels verkopen volumineuze artikelen . Qua branches zijn ze destijds door het Rijk beperkt en nader gedefinieerd als auto’s, boten, caravans, bouwmarkten en woninginrichting. Deze vestigingen bleken niet meer in te passen in gewone winkelcentra en konden daarbuiten, meestal op bedrijventerreinen, worden toegestaan. De term perifeer betekent in deze context perifeer ten opzichte van de bestaande winkelcentra, maar wel binnen de bebouwde kom. Weidewinkels buiten de bebouwde kom, zoals in de diverse buitenlanden, worden hiertoe uitdrukkelijk niet gerekend. Voorbeelden van PDV locaties in Amsterdam zijn Klaprozenweg, Spaklerweg en Schinkel. Bij GDV-winkels is niet het volume van het artikel bepalend, maar de omvang van de winkel. Het ging om winkels met een minimaal vloeroppervlak van minimaal 1.500 m 2. Voor GDV-winkels gelden in principe geen branchebeperkingen. De enige huidige GDV -locatie in Amsterdam is de ArenA Boulevard in Amsterdam Zuidoost.
Net als bij de -in 2001 door het College van B&W vastgestelde- Nota Detailhandel in Balans, zijn de ui tgangspunten het behoud van de fijnmazige detailhandelsstructuur en het ruimte bieden voor de (grootschalige) marktdynamiek. Op basis van deze uitgangspunten, de beleidsruimte van de Nota Ruimte, literatuuronderzoek en analyse van de voornaamste PDV-locaties zijn drie beleidsvarianten opgesteld, waarbij de mate van liberalisering per variant verschilt. Vervolgens zijn de ruimtelijke (-economische en mobiliteits)effecten onderzocht op basis van een workshop waarin naast de gemeente en vertegenwoordigers van de regio, ook marktpartijen participeerden-, vakliteratuuronderzoek èn het onderzoek van het Ruimtelijk PlanBureau. Met de vaststelling van de Nota Ruimte doet zich de vraag voor of er uitvoering moet worden gegeven aan een (accent)verschuiving tussen beide doelstellingen. Het antwoord daarop is ja. Maar niet ongelimiteerd. Het credo ‘nu alle remmen los’ doet hierbij geen opgeld. In het perspectief van het nieuwe rijksbeleid, het veranderde consumentengedrag en nieuwe aanbodformules vanuit de markt, dient in de ogen van het College wel een nieuw evenwicht te worden gevonden. Het College van B&W kiest voor de variant van gedeeltelijke liberalisering. Beleidswijzigingen § Het beleid, zoals verwoord in de Nota Detailhandel in Balans blijft van kracht voorzover deze niet strijdig is met de onderhavige Nota Grootschalige Detailhandel in Balans. Indien dat het geval is, geldt onderhavige Nota. § Naast de ArenA Boulevard wordt op vier van de huidige PDV-locaties de branchebeperking opgeheven met uitzondering van food. Supermarkten worden derhalve niet op perifere locaties toegelaten. Food vormt dikwijls de drager van de wijk- en stadsdeelcentra en is hierdoor een belangrijke waarborg voor de fijnmazigheid van de detailhandelsstructuur. De te transformeren PDV-locaties zijn: Schinkel, Bedrijventerrein Westerpark, Bedrijvencentrum Osdorp en een nader te bepalen locatie in Overamstel (thans Spaklerweg). Voor de naar GDV te transf ormeren PDV-winkels geldt wel een minimale winkelgrootte van 2.000 m2 winkelvloeroppervlak per bedrijfsvestiging in één branche. De invulling ervan is aan de markt.
Grootschalige Detailhandel in Balans 2006-2010 / pagina 3 van 39
§
Op de PDV-locaties wordt de branchering niet verder verruimd. Daarnaast wordt een maximum gesteld aan het te voeren nevenassortiment, dit om branchevervaging en daarmee invloed op de winkelstructuur te voorkomen. Maximaal 10% (of 400 m2) van het winkelvloeroppervlak mag uit nevenassortiment bestaan. Zogenoemde Shop-in-shopconstructies worden niet toegestaan.
De keuze van het College is ingegeven op grond van de uitgangspunten, de beleidsruimte van de Nota Ruimte, vakliteratuuronderzoek, analyse van de voornaamste PDV-locaties en de ruimtelijke (-economische en mobiliteits-)effecten, die bepaald zijn op basis van een workshop, vakliteratuuronderzoek en het onderzoek van het Ruimtelijk Planbureau. Met deze gedeeltelijke beleidswijziging blijven in de ogen van het College enerzijds de effecten op de fijnmazige winkelstructuur beperkt en biedt het anderzijds ruimte voor marktdynamiek. Bovendien zal een verruiming van PDV-branches op deze locaties met GDV-branches ook de ondernemer in de bestaande winkelcentra stimuleren tot het treffen van innovatieve maatregelen. Daarnaast wil de Gemeente Amsterdam ruimte kunnen bieden, waar die in omliggende gemeenten of gebieden ook wordt geboden, om koopkrachtafvloeiing en daarmee afkalving van het draagvlak te voorkomen. Zowel de huidige Wet Ruimtelijke Ordening (WRO) als de nieuwe WRO (verwacht in 2007), bieden voldoende mogelijkheden tot het juridisch ondersteunen van het voorliggende beleid. Los van de mogelijkheid tot transformatie op een aantal PDV-locaties, dienen nieuwe initiatieven (ook op perifere locaties) te allen tijde getoetst te worden door de Amsterdamse Commissie Winkelplanning (ACW). Hierbij wordt onder meer onderzocht of § er marktruimte is; § de uitbreiding ruimtelijk ingepast kan worden bij bestaande winkelcentra; § de verkeerscapaciteit, bereikbaarheid en het aantal parkeerplaatsen toereikend is; § het de reguliere bedrijvigheid niet verdringt; § het initiatief past in de winkelhiërarchie; § het initiatief past in de milieuzonering en § er bij GDV-winkels sprake is van een oppervlakte-ondergrens van 2.000 m2 winkelvloeroppervlak per bedrijfsvestiging in één branche. De adviesaanvraag van de ACW is verplicht en het advies is zwaarwegend in de te maken afweging door het College van B&W, dan wel de Stadsdeelbesturen. Marktruimte en evaluatie Er komen regelmatig marktinitiatieven op de gemeente af. Het College van B&W laat Economische Zaken en de Dienst Ruimtelijke Ordening onderzoek doen naar de ruimtelijke inpassing van deze initiatieven, naar de marktruimte en mogelijke nieuwe locaties. Het beleid wordt na vijf jaar geëvalueerd op de ruimtelijke en economische effecten. Status Deze nota vervangt de tekstpassages over grootschalige winkels in de Nota Detailhandel in Balans (2001) en kan dus gezien worden als een amendement op die Nota. Deze Nota heeft de status van een ruimtelijk relevante nota, waarmee rekening moet worden gehouden bij het opstellen en uitwerken van ruimtelijke stadsdee lplannen en/of grootstedelijke projecten, waarin sprake is van winkelinitiatieven. Ontwikkelingen in de regio De Regioraad van het Regionaal Orgaan Amsterdam (ROA) heeft op 13 december 2005 haar nieuwe detailhandelsbeleid vastgesteld. Qua inhoud komt het beleid van het ROA en dat van de voorliggende Nota overeen.
Grootschalige Detailhandel in Balans 2006-2010 / pagina 4 van 39
1. Inleiding 1.1 Aanleiding De detailhandel is in beweging. Dit geldt zowel voor het overheidsbeleid als voor de markt. Het Rijksbeleid op het gebied van grootschalige winkels (de zogenaamde PDV\GDV-vestigingen) is de afgelopen jaren veranderd. Na een zekere verruiming van haar eigen beleid in de loop der jaren is er nu in hoge mate sprake van een decentralisatie van het detailhandelsbeleid van Rijk naar provincie en gemeente. Deze verandering is vastgelegd in de Nota Ruimte, die in het voorjaar van 2005 in de Tweede Kamer is behandeld. In januari 2006 heeft de Eerste Kamer de Nota Ruimte aangenomen. In deze rijksnota vervalt het onderscheid tussen PDV- en GDVvestigingen. De bijbehorende sturingsfilosofie van het Rijk luidt: “decentraal wat kan, centraal wat moet”. Dit heeft tot gevolg dat provincies dan wel de zogenaamde WGR-plusregio’s en gemeentes de mogelijkheid hebben gekregen eigen (nieuw) beleid te formuleren. Het detailhandelsbeleid voor Amsterdam is vastgelegd in zowel de Nota Detailhandel in balans (2001) als in het Structuurplan Kiezen voor Stedelijkheid (2003). Aanleiding om dit beleid op het punt van de grootschalige en perifere detailhandel te actualiseren, is derhalve de in de Nota Ruimte door het Rijk ingegeven decentralisatie (en liberalisering) van het ruimtelijk (detailhandels)beleid naar lagere overheden.
1.2 Vakjargon Perifere DetailhandelsVestigingen (PDV) Perifere detailhandelsVestigingen (PDV) zijn winkels die volumineuze artikelen verkopen. Qua branches zijn ze beperkt en nader gedefinieerd als auto’s, boten, caravans, brandgevaarlijke producten, bouwmaterialen, woninginrichting, tuincentra, bouwmarkten, keukens en sanitair 1. Deze vestigingen bleken niet meer in te passen in gewone winkelcentra en konden daarom daarbuiten, meestal op bedrijventerreinen, worden toegestaan. Perifeer betekent in deze context locaties die buiten de bestaande en geplande winkelconcentratiegebieden zijn gelegen, doch binnen de bebouwde kom. Winkellocaties buiten de bebouwde kom, de zogenaamde weidewinkels, worden hiertoe niet gerekend. Gemeenten zijn vrij om in hun gemeente locaties voor vestiging van PDV-winkels te bestemmen. Voorbeelden van PDV-locaties in Amsterdam zijn Klaprozenweg, Spaklerweg en Schinkel. Grootschalige DetailhandelsVestigingen (GDV) Bij Grootschalige detailhandelsVestigingen (GDV) is niet het volume van het artikel bepalend, maar de omvang van de winkel (minimaal 1.500 m2 vloeroppervlak). Hiervoor gelden geen branchebeperkingen. Het aantal locaties tot de komst van de Nota Ruimte was gelimiteerd. Het Rijk heeft in 1993 een dertiental stedelijke knooppunten aangewezen voor de vestiging van GDV-winkels. Amsterdam was één van deze stedelijke knooppunten. De enige GDV-locatie in (Groot-)Amsterdam is de ArenA Boulevard te Amsterdam Zuidoost.
1.3 Opdracht Economische Zaken en de Dienst Ruimtelijke Ordening zijn door de wethouders Economische Zaken en Ruimtelijke Ordening opgedragen om het Amsterdams beleid betreffende grootschalige winkelvestigingen te formuleren. Tevens dient één en ander afgestemd te worden
1
Onder voorbehoud van een definitieve definiëring van PDV-branches door het Rijk
Grootschalige Detailhandel in Balans 2006-2010 / pagina 5 van 39
met het detailhandelsbeleid van het Regionaal Orgaan Amsterdam (ROA), dat eind 2005 geactualiseerd is. Hierbij dienen de volgende uitgangspunten te worden gehanteerd: § behoud van de f ijnmazigheid van de detailhandelsstructuur; § bieden van ruimte voor marktdynamiek. De uitdaging voor Amsterdam is binnen de enorme dynamiek in de detailhandel de balans te vinden. Balans tussen binnenstad en stadsdelen, tussen groot en klein, tussen perifere en buurtwinkels. Het uitgangspunt van de Gemeente Amsterdam is daarom (behoedzaam) inspelen op marktontwikkelingen en trends, zonder daarbij de fijnmazige winkelstructuur van Amsterdam te ondermijnen. De uitkomsten van de opdracht worden in de voorliggende beleidsnota beschreven.
1.4 Afbakening en status van de Nota Deze Nota heeft betrekking op de detailhandel. De groothandel en het marktwezen vallen buiten het kader van deze Nota. Het te formuleren detailhandelsbeleid betreft het Amsterdamse grondgebied. Er wordt niet ingegaan op locaties voor grootschalige winkels die nabij Amsterdam zijn gelegen of geprojecteerd. Wel worden de ontwikkelingen in de regio meegenomen in de beschouwing en uiteindelijke beleidskeuzes. Deze nota vervangt het hoofdstuk over grootschalige winkels in de Nota Detailhandel in Balans en kan dus gezien worden als een amendement op die Nota. Ook krijgt de voorliggende Nota door de vaststelling door het gemeentebestuur de status van ruimtelijk relevante nota, waarmee rekening wordt gehouden bij de beoordeling en toetsing van plannen van stadsdelen. De voorliggende Nota, tezamen met de Nota Detailhandel in Balans (2001) verwoorden het detailhandelsbeleid voor de periode 2006-2010 voor Amsterdam.
1.5 Aanpak Economische Zaken en de Dienst Ruimtelijke Ordening hebben op basis van de uitgangspunten van het College, beleidsruimte van de Nota Ruimte, vakliteratuuronderzoek, inventarisatie en analyse s van de voornaamste PDV-locaties, een drietal beleidsvarianten geformuleerd. Vervolgens zijn de ruimtelijke effecten onderzocht. In 2005 is hiertoe een workshop georganiseerd, waar zowel overheid als marktpartijen bij aanwezig waren. Bovendien heeft vakli teratuuronderzoek plaatsgevonden en is voor de ruimtelijk-economische en mobiliteitseffecten gebruik gemaakt van het onderzoek van het Ruimtelijk PlanBureau. Dit heeft geresulteerd in sterkte \zwakte-analyses per beleidsvariant. Gedurende het proces is regelmatig met het Regionaal Orgaan Amsterdam (ROA) overleg gevoerd. Daarnaast heeft consultatie plaatsgevonden bij de Amsterdamse Commissie Winkelplanning, de Stuurgroep Bedrijfslocaties en de Stadsdelen. De uitkomst van het proces is -in samenwerking met het Ontwikkelingsbedrijf- in de voorliggende Nota verwoord.
Grootschalige Detailhandel in Balans 2006-2010 / pagina 6 van 39
2. Trends en ontwikkelingen in de detailhandel De detailhandel onderscheid t zich van de groothandel in de zin dat bij de detailhandel stuksverkoop plaatsvindt tussen consument en detaillist. Dit is anders bij de groothandel, welke de schakel vormt tussen de fabrikant en de detaillist en waarbij grote hoeveelheden worden verhandeld. De ambulante handel (ondermeer het marktwezen) heeft raakvlakken met de detailhandel, maar heeft tegelijkertijd ook een eigen signatuur. Deze Nota beperkt zich tot de detailhandel. Binnen de detailhandel wordt de vraag naar producten bepaald door de consument. Daarnaast speelt nog het fenomeen dat ‘elk aanbod zijn eigen vraag schept’. Op zich is dit juist, maar ook hier zal uiteindelijk de consument het laatste woord hebben in de zin dat hij een product wel of niet afneemt. Hieronder worden een aantal ontwikkelingen en trends geschetst. Deze trends leiden tot nieuwe behoeften in de detailhandel. Niet alleen ten aanzien van de invulling van de winkel, maar ook ten aanzien van haar schaal en locatie.
2.1 Trends en ontwikkelingen in de vraag Diversiteit in culturele achtergronden De samenstelling van de bevolking ondergaat wijzigingen. Er is een grotere diversiteit in culturele achtergronden opgetreden. De groep van de allochtonen wordt een steeds grotere. Op termijn zou deze groep de helft van de Amsterdamse bevolking kunnen uitmaken. Deze mutatie in de bevolkingssamenstelling genereert een andere vraag naar winkelformules. Hierbij kan gedacht worden aan islamitische slagerijen, supermarkten met voornamelijk uitheemse producten, Turkse bakkerijen. Tijdgebrek Meer huishoudens bestaan uit tweeverdieners. Als gevolg van tijdgebrek zal er binnen het huishouden meer aandacht zijn voor efficiënt winkelen. Zo worden supermarkten in de avonduren meer bezocht en doen meer mensen hun boodschappen na of voor het werk in plaats van op de traditionele zaterdag. Ook wint het concept van ‘one stop shopping’ aan populariteit. Consumenten doen hierbij efficiënt al hun boodschappen bij één winkel(cluster). Mobiliteit Als gevolg van een grotere mobiliteit, krijgen sommige consumenten een grotere actieradius en wordt hun referentiekader groter. Dit betekent dat die consument voor het doen van aankopen verder kijkt dan het dichtstbijzijnde winkelcentrum. De consument heeft minder moeite met het afleggen van grote(re) afstanden Het internet biedt consumenten een steeds groter wordende schat aan informatie, waardoor ze beter geïnformeerd raken. Het maken van prijsvergelijkingen wordt steeds eenvoudiger. Indien blijkt uit de informatie op het internet dat op grotere afstand een prijsvoordeel te behalen is, zullen ook hierdoor consumenten gemotiveerd worden om grotere afstanden af te leggen voor de aankoop dan vroeger. Tegelijkertijd weten consumenten vanwege de digitale informatievoorziening precies waar zij het prijsvoordeel kunnen behalen en kunnen zij dus gericht naar de plaats van aankoop afreizen. In het tijdperk van voor het internet, moesten consumenten zelf een prijsvergelijking opstellen door fysiek meerdere winkels op verschillende locaties te bezoeken, hetgeen onnodige reiskilometers met zich mee kon brengen.
Grootschalige Detailhandel in Balans 2006-2010 / pagina 7 van 39
Winkelvoorzieningen in de wijk op Plein ’40 -‘45 Aan de andere kant zal een (groter wordend) deel van de bevolking juist minder mobiel worden. Altijd geldt dat er mensen zijn die vanwege een handicap of vanwege beperkte financiële middelen, zich niet goed over lange afstanden kunnen verplaatsen. Als gevolg van de vergrijzing - een groter deel van de bevolking zal ouder zijn dan 65 jaar-, zal het aandeel van minder mobiele mensen echter toenemen. Winkelvoorzieningen op grotere afstand zullen derhalve voor een groter wordend deel van de bevolking minder bereikbaar worden. Hierdoor zal de nabijheid van (dagelijkse) artikelen voor een groter wordend deel van de bevolking aan belang winnen. Bestedingen De particuliere bestedingen in de detailhandel per hoofd van de bevolking lieten sinds 2002 een dalende tendens zien. Op het gebied van de dagelijkse artikelen was deze daling gering, maar aan niet-dagelijkse artikelen werd steeds minder uitgegeven. De detailhandel had sinds 2002 voor deze artikelen te maken met dalende omzetten. Eén van de verklaringen hiervoor was de slechte economische toestand van ons land, waardoor consumenten minder geld besteedden. Sinds de tweede helft van 2005, echter, zit de omzet van de detailhandel in de lift, terwijl de prijzen in de detailhandel nagenoeg gelijk bleven. Vooral de winkels in de non-food sector behaalden flink meer omzet. De laatste tijd verbetert de economische toestand zich, hetgeen ook merkbaar is in de detailhandel.
2.2 Trends en ontwikkelingen in het aanbod Het aanbod van consumentenartikelen aan de consument wordt hoofdzakelijk verzorgd door een tweetal belangrijke actoren, te weten het grootwinkelbedrijf en de (kleine) zelfstandige detaillist. Deze laatste kan overigens ook werkzaam zijn binnen het grootwinkelbedrijf, namelijk als franchiser. Ook bij de aanbieder s van consumentenartikelen zijn trends te onderscheiden, die hieronder worden uiteengezet. Branchevervaging De roep om meer omzet heeft de laatste jaren geleid tot het aanbieden van branchevreemde producten, de zogenaamde branchevervaging. Het assortiment van de drogisterij van vandaag de dag, bestaat al lang niet meer uit alleen shampoos en tandpasta. Een keur aan artikelen, variërend van speelgoed, elektronica tot muziek-cd’s, boeken en financiële producten, is er tegenwoordig te verkrijgen. Deze branchevervaging speelt zich ook af op PDV-locaties. Het gamma van de bouwmarkt beperkt zich heden ten dage niet alleen tot planken en spijkers. Zo zijn er ook (werk)kleding, elektronica, boeken verkrijgbaar. Daarnaast vindt een andersoortige vervaging plaats, de ‘sectorvervaging’. Voorbeelden hiervan zijn het eten bij Ikea, de Mc Donald’s in de Praxis en de museumshop. Het gevolg van de vervaging is dat de PDV-locaties met hun breder assortiment steeds meer op reguliere winkelcentra kunnen gaan lijken, dan wel functioneren. Hierdoor kunnen de reguliere winkelcentra in de stad en de winkels op PDVlocaties zich wat het assortiment betreft, moeilijker van elkaar onderscheiden. Veelal zijn de parkeermogelijkheden op PDV-locaties wel ruimer en goedkoper, waardoor op da t gebied wel een onderscheidend vermogen kan ontstaan.
Grootschalige Detailhandel in Balans 2006-2010 / pagina 8 van 39
Schaalvergroting De laatste jaren, maar ook in de toekomst zal er sprake zijn van verdere schaalvergroting. Deze trend is zowel te bespeuren bij de handel in niet-dagelijkse artikelen als bij de handel in dagelijkse artikelen. De schaalvergroting is het gevolg van de wens van de detaillist om meer artikelen –al dan niet branchevreemd- te etaleren in de hoop op een grotere omzet. Daarnaast gebruiken winkeliers de extra ruimte om de consument in staat te stellen een product uit te proberen. Zo kan er in een sportschoenenzaak bijvoorbeeld een hardloopmachine aanwezig zijn om de consument de juiste sportschoen te kunnen laten identificeren. De schaalvergroting manifesteert zich met name op het gebied van de PDV-branches (bouwmarkten, tuincentra, woonwarenhuizen), maar de laatste tijd ook in andere branches, zoals supermarkten, mode, electro, sport en speelgoed. De vestiging van grootschalige zaken in laatstgenoemde branches vindt zowel plaats in binnensteden als op perifere locaties. Indien locaties voor grootschalige winkels binnen het bestaande winkelmilieu niet voorhanden zijn, treedt een drang naar perifere locaties op. Al dan niet door mazen in de wet, slagen deze ketens erin om op perifere locaties, die hiervoor eigenlijk niet bestemd zijn, terecht te komen. Onderzoek2 wijst uit dat een belangrijke oorzaak van vestiging van grootschalige winkels in de periferie, is, dat geen geschikte ruimtes van die omvang in binnensteden en bestaande winkelcentra voorhanden zijn. De bereikbaarheids- en/of bevoorradingsproblematiek in de bestaande centra speelt hierbij ook een rol. De schaalvergroting in combinatie met dalende bestedingen resulteert in een daling van de gemiddeld gerealiseerde omzet per m2 winkelvloeroppervlak, de zogenaamde vloerproductiviteit. Daarnaast leidt dit soms tot het minder functioneren van het detailhandelsaanbod.
Grootschalige winkels aan de ArenA Boulevard Superspecialisatie Tegelijkertijd vindt ten opzichte van de schaalvergroting het tegenovergestelde plaats, te weten een superspecialisatie. Deze winkels richten zich op een (zeer) klein onderdeel van een branche. Zo ontstaan waterwinkels, biljartartikelzaken, mobiele te lefoonwinkels, enzovoorts. Het aantal
2
Winkelmarktspecial 2005, de opmars van grootschalige detailhandel; Jones Lang LaSalle
Grootschalige Detailhandel in Balans 2006-2010 / pagina 9 van 39
versspeciaalzaken, met name slagerijen en groentewinkels laat de laatste jaren daarentegen een sterke afname zien. Nieuwe winkeltypen De laatste jaren zijn nieuwe winkeltypen gelanceerd. Zo had Lelystad de primeur met de zogenaamde factory outlet Centre. In Roermond is inmiddels een tweede fabriekswinkelcentrum gerealiseerd en in Roosendaal is eind 2005 een derde fabriekswinkelcentrum in aanbouw genomen. Met de komst van deze laatste twee winkellocaties is volgens deskundigen de markt voor dit concept vol. In deze fabriekswinkels worden niet-dagelijkse artikelen zonder tussenkomst van de tussenhandel door de produc ent aan de consument aangeboden. Veelal betreft het een gedateerde collectie of producten met een (beperkte) beschadiging. Een ander voorbeeld van een nieuw concept is de zogenaamde mentaliteitswinkel. Gelijkgestemden vinden daar een scala aan bij elkaar passende producten, los van een specifieke branchering. De artikelen die binnen een bepaalde sfeer passen, zoals kleding, voedsel, reisaanbod, cursussen, huishoudelijke producten zijn er te vinden. Ook op deze wijze doet de branchevervaging dus zijn intrede. Integratie van functies Er is in groeiende mate sprake van een verdergaande integratie van functies, zowel binnen winkels als winkelclusters. Een voorbeeld hiervan is het herbergen van een detailhandelsvreemde functie als ‘leisure’. Hiervoor is veelal meer ruimte nodig. Deze functievermenging is gericht op het creëren van toegevoegde waarde en een langer verblijf, resulterend in een toename van bezoek en aankoop. Hierbij moet ondermeer gedacht worden aan daghoreca, bioscopen, theaters, sport, vermaakcentra. Over het algemeen zijn de bezoekmomenten, bezoekmotieven en doelgroepen gelet op de aanwezige soorten elementen, te verschillend om tot een hoog percentage combinatiebezoek tussen leisure en detailhandel te komen. Vaak is de synergie in de vorm van combinatiebezoek het hoogst op binnenstedelijke locaties. Ruimere openingstijden Sinds 1996 zijn als gevolg van de komst van de Winkeltijdenwet de winkelsluitingstijden gewijzigd. Een winkel mag sindsdien op maandag tot en met zaterdag geopend zijn van zes uur ’s ochtends tot tien uur ’s avonds. Voor de winkels in de binnenstad van Amsterdam is de openstelling zelfs nog ruimer, want uit hoofde van het toeristisch regime mogen alle winkels elke zondag geopend zijn. Als gevolg van de ruimere openingstijden van winkels, vindt meer spreiding plaats van de consumentenstromen gedurende de dag. Hierdoor vindt er een efficiëntere benutting van de infrastructuur (wegen en parkeerplaatsen) plaats. Discounters en uitheemse supermarkten Op het gebied van de dagelijkse artikelen is er sprake van een groeiend marktaandeel van discounters en supermarkten met een uitheems assortiment. De laatste twee profiteren vaak van het groeiend aanbod van winkelpanden op de minder goed gelegen locaties. Deze locaties, die door detaillisten in de niet-dagelijkse artikelen zijn verlaten bij gebrek aan klandizie, zijn vaak we l geschikt voor de vestiging van (kleine) discounters en uitheemse supermarkten. Deze trend kan een bijdrage leveren aan de herstructurering van de winkelstructuur op buurt- en wijkniveau. De opkomst van het discounteraanbod biedt daarnaast mogelijkheden tot handhaving, variatie en versterking van de dagelijkse verzorging op buurt- en wijkniveau. Megasupermarkten Daarnaast streven meerdere formules in de dagelijkse artikelen, los van de trend van schaalvergroting, naar de vestiging van megasupermarkten. De voorkeur van de supermarktketens voor perifere locaties is veelal omwille van bereikbaarheid en (goedkope) parkeermogelijkheden. Het buitenland toont aan dat de vestiging van (mega) supermarkten buiten de reguliere winkelgebieden een nadelige invloed kan hebben op de fijnmazige
Grootschalige Detailhandel in Balans 2006-2010 / pagina 10 van 39
winkelstructuur, omdat het vaak leidt tot een -op bedrijfseconomische gronden gestoelde- sluiting van supermarkten in de bestaande wijk- en buurtcentra. Internet Consumentenartikelen worden sinds geruime tijd niet meer alleen via een fysieke ruimte aangeboden. Sedert lange tijd bestaat in Nederland het zogenaamde postorderbedrijf. Hierbij worden artikelen middels een catalogus aangeboden en per post toegezonden. Sinds enige jaren is het internet als verkoopkanaal hieraan toegevoegd. De verkoop via het internet begint na een moeizame start nu -blijkens de omzettoename- toch aan belang als aankoopkanaal te winnen. Voor de fysieke winkelstructuur zal het effect voorlopig nog nauwelijks invloed hebben. Voor de meeste branches is het kanaal meer aanvullend dan vervangend. Slechts in enkele branches is sprake van enige invloed, bijvoorbeeld de foto-ontwikkeling, reisbureaus en weliswaar buiten het kader van deze Nota vallend - de (gedrukte) media.
Grootschalige Detailhandel in Balans 2006-2010 / pagina 11 van 39
3. Het Amsterdamse detailhandelsbeleid tot 2006 Tot de vaststelling van de voorliggende Nota was het detailhandelsbeleid van de Gemeente Amsterdam verwoord in de Nota Detailhandel in Balans. Deze Nota is op 9 februari 2001 door het College van B&W vastgesteld. In deze paragraaf worden de kern van de Nota alsmede díe beleidsonderdelen die in de onderhavige Nota een wijziging ondergaan, weergegeven.
Winkelvoorzieningen in de wijk op de Haarlemmerdijk Het beleid was gebaseerd op de centrale uitgangspunten van het Rijk, te weten handhaving van de fijnmazige detailhandelsstructuur en het ruimte kunnen bieden aan de dynamiek van de markt. Als algemene regel gold dat winkels gevestigd moesten zijn in of nabij de directe woonomgeving. Een dergelijke fijnmazige structuur garandeerde de nabijheid van winkels, ook voor de minder mobiele Amsterdammer. Een aantal branches bleek in het verleden, echter, door het volumineuze karakter van de goederen niet langer inpasbaar in de gewone winkelcentra en konden daarom daarbuiten, meestal op bedrijventerreinen, worden toegestaan. Dit waren, conform het Rijksbeleid, de zogenaamde Perifere DetailhandelsVestigingen (PDV). De branches die op deze PDV-locaties waren toegestaan betroffen hoofdzakelijk de handel in auto’s, boten, caravans, bouwmaterialen en woninginrichting. Ook tuincentra werden perifeer (dat wil zeggen buiten de winkelconcentratiegebieden, maar binnen de bebouwde kom) op stedelijke bedrijventerreinen toegestaan. Amsterdam volgde ook de verruiming van het Rijksbeleid ten aanzien van de perifere detailhandel vanaf de jaren negenti g, waarin ruimte werd geboden aan
Grootschalige Detailhandel in Balans 2006-2010 / pagina 12 van 39
de dynamiek van de markt. Op een aantal stedelijke knooppunten werd het namelijk mogelijk om grootschalige winkels toe te staan, de zogenaamde Grootschalige DetailhandelsVestigingen (GDV). Hier golden in tegenstelling tot de PDV-locaties geen branchebeper kingen met uitzondering van food (supermarkten). Voorwaarde voor vestiging op deze GDV-locatie was wel dat een winkel minimaal 1.500 m2 vloeroppervlak moest omvatten. Op GDV-locaties voorkomende branches betroffen ondermeer computers, sportartikelen, mode, speelgoed en babyartikelen.
PDV-locatie Klaprozenweg Amsterdam heeft op het terrein van PDV/GDV steeds als uitgangspunt gehad dat de ontwikkelingen geen nadelige invloed mochten hebben op de fijnmazige detailhandelsstructuur. Dat betekende dat Amsterdam terughoudend omging met de verruiming van vestigingsmogelijkheden voor grootschalige formules. Het streven naar fijnmazigheid van de detailhandelsstructuur betekende ook dat n ieuwe initiatieven op het vlak van perifere en grootschalige detailhandel werden beoordeeld op de toegevoegde waarde, zowel qua voorziening als kwaliteit, op de ruimtelijk economische effecten voor de winkelvoorzieningen in de binnenstad en de wijken en op de mobiliteitseffecten. Daarbij werd rekening gehouden met de eerder gesignaleerde ontwikkeling dat consumenten zich niet meer in een structuur laten vangen. Behalve de direct omwonenden konden winkelcentra -mits ze een speciale kwaliteit of sfeer boden- ook consumenten uit een groter gebied trekken. Dat kon dan de mogelijkheid bieden voor meer vierkante meters dan puur op basis van inwonersaantallen mogelijk zou zijn geweest. Wel waakte het gemeentebestuur voor overbewinkeling. Dat was de reden voor een fasegewijze ontwikkeling van de (enige) GDV-locatie in de Amsterdamse regio en de afspraak dat met name de foodbranche (levensmiddelen en andere dagelijkse goederen) van deze grootschalige ontwikkelingen werden uitgesloten. De uitdaging voor Amsterdam was binnen de enorme dynamiek in de detailhandel de balans te vinden. Balans tussen binnenstad en stadsdelen, tussen groot en klein, tussen perifere en buurtwinkels. Het uitgangspunt van de
Grootschalige Detailhandel in Balans 2006-2010 / pagina 13 van 39
Gemeente Amsterdam was daarom behoedzaam inspelen op marktontwikkelingen en trends, zonder daarbij de fijnmazige winkelstructuur van Amsterdam te ondermijnen. Als gevolg van dit beleid kent de winkelstructuur in Amsterdam een hiërarchische opbouw. Allereerst is er het kernwinkelapparaat in de Binnenstad met een bovenregionale functie. Vervolgens zijn er twee subcentra met een regionale functie, namelijk de Amsterdamse Poort en Boven ’t IJ. Daarnaast zijn er vier grotere keuzecentra (Osdorpplein, Gelderlandplein, Kinkerstraat en Ferdinand Bolstraat). Deze keuzecentra trekken consumenten uit het directe verzorgingsgebied. Ook zijn er de wijk- en buurtcentra voor de dagelijkse levensbehoeften. Tot slot is er een aantal PDV-locaties. Op kaart 1 in hoofdstuk 4 is te zien waar de belangrijkste locaties gelegen zijn. Als GDV-locatie is in Amsterdam gekozen voor de ArenA Boulevard te Amsterdam Zuidoost. De keuze voor deze GDV-locatie is destijds in regionaal verband tot stand gekomen. De laatste tijd worden winkelgebieden ook op basis van koopmotieven ingedeeld. Zo worden doelaankopen (bijvoorbeeld woninginrichting, bruin- en witgoed), fun-aankopen (bijvoorbeeld kleding, boeken) en run-aankopen (dagelijkse goederen) onderscheiden. In grote lijnen vinden in de binnenstad met name fun-aankopen plaats. Op de twee subcentra en de vier keuzecentra vinden zowel run-, fun- als doelaankopen plaats. Op de wijk en buurtcentra heeft met name het run-motief de overhand, terwijl er op de PDV-locaties voornamelijk sprake is van doelaankopen.
Grootschalige winkellocatie ArenA Boulevard
Grootschalige Detailhandel in Balans 2006-2010 / pagina 14 van 39
4. Gedeeltelijke liberalisering van het detailhandelsbeleid In dit hoofdstuk wordt eerst de aanleiding van de herijking van het detailhandelsbeleid uiteengezet. Vervolgens worden op basis van de uitgangspunten van het College een drietal beleidsvarianten ontwikkeld. Per variant zijn de ruimtelijke (-economische en mobiliteits)effecten bepaald aan de hand van een workshop, vakliteratuuronderzoek en het onderzoek van het Ruimtelijk PlanBureau. In paragraaf 4.4 wordt de keuze van het College voor een gedeeltelijke liberalisering gepresenteerd. Dit omvat het vrijgeven van de branchering op een beperkt aantal PDV-locaties. In de daaropvolgende paragraaf wordt een overzicht gegeven van de voornaamste PDV-, GDV- en overige winkellocaties in Amsterdam. In paragraaf 4.6 worden selectiecriteria gepresenteerd aan de hand waarvan wordt bepaald welke PDV-locaties in aanmerking komen voor het opheffen van de branchering. In 4.7 worden deze locaties aan de hand van de criteria beoordeeld. In 4.8 volgt het resultaat van deze beoordeling.
4.1 Gewijzigd toernooiveld Het Rijksbeleid op het gebied van grootschalige winkels (PDV\GDV) is de afgelopen jaren veranderd. Na een zekere verruiming van haar eigen beleid in de loop der jaren is er nu in hoge mate sprake van een decentralisatie van het detailhandelsbeleid van Rijk naar provincie en gemeente. Deze verandering is vastgelegd in de Nota Ruimte, die in het voorjaar van 2005 in de Tweede Kamer is behandeld. De Nota Ruimte is in januari 2006 door de Eerste Kamer aangenomen. In deze rijksnota vervalt het onderscheid tussen PDV- en GDV-vestigingen. De bijbehorende sturingsfilosofie van het Rijk luidt: ”decentraal wat kan, centraal wat moet”. Dit heeft tot gevolg dat provincies dan wel WGR-plusregio’s en gemeenten de mogelijkheid hebben gekregen zelf nieuw beleid te formuleren. In de Nota Ruimte wordt decentralisering -en daarmee de facto een mogelijke liberalisering- van het beleid voor grootschalige winkels voorgestaan.
4.2 Drie beleidsvarianten In de Nota Ruimte wordt -zoals in de vorige paragraaf is aangegeven- decentralisering en daarmee de facto een mogelijke liberalisering van het beleid voor grootschalige winkels voorgestaan. Het is aan de provincies, dan wel de WGR-plusregio’s en gemeente s om thans nieuw beleid te formuleren. In Amsterdam is dit proces in 2005 gestart. In 2001 is de Nota Detailhandel in Balans vastgesteld. Deze Nota was uitgangspunt voor de bepaling van het (te herijken) Amsterdamse beleid. In die Nota staan -zoals eerder naar voren kwam- twee beleidsdoelstellingen centraal: § behoud van een fijnmazige detailhandelsstructuur en § ruimte bieden aan de dynamiek van de markt. Op basis van deze uitgangspunten, de beleidsruimte van de Nota Ruimte, vakliteratuuronderzoek en analyse van de voornaamste PDV-locaties zijn drie beleidsvarianten opgesteld . De mate van liberalisering verschilt per variant. Hieronder worden de drie varianten toegelicht. Liberale beleidsvariant In de Liberale beleidsvariant wordt de maximale ruimte, die de Nota Ruimte biedt, gebruikt en vervalt het onderscheid tussen PDV en GDV. De branchebeperking wordt op alle PDV- en GDVlocaties opgeheven zonder dat er direct extra vierkante meters worden toegevoegd. Een uitzondering wordt gemaakt voor food (levensmiddelen en andere dagelijkse goederen). Eén van de uitgangpunten van de opdracht was de fijnmazigheid. Als ook supermarkten zich perifeer mogen vestigen, wordt een negatief effect verwacht op de leefbaarheid en het verzorgingsniveau in de woonwijken en daarmee de fijnmazigheid. Het toestaan van ‘hypermarchés’ aan de rand
Grootschalige Detailhandel in Balans 2006-2010 / pagina 15 van 39
van de stad betekent een ontwrichting van de bestaande winkelcentra. Daarmee is dat een ruimtelijk relevante overweging om af te zien van toevoeging van deze branche. Gedeeltelijke Liberaliseringsbeleidsvariant In de Gedeeltijke Liberaliseringsbeleidsvariant blijft het onderscheid PDV en GDV bestaan en wordt aangegeven binnen welke grenzen er marktwerking wordt toegestaan. Deze grenzen kunnen betrekking hebben op locaties, vierkante meters en branches. De overheid geeft in deze variant locaties aan, waarop PDV-branches èn GDV-branches zich mogen vestigen. Ten einde mogelijke economische en mobiliteitseffecten te reduceren, wordt in deze variant gekozen voor het opheffen van de branchebeperking op een beperkt aantal PDV-locaties. Anders gesteld, betekent di t dat een beperkt aantal van de huidige PDV-locaties wordt geselecteerd, waar op brancheverruiming wordt toegestaan. De invulling ervan wordt overgelaten aan de markt. De overheid stuurt, maar bemoeit zich niet met de details. Ze maakt keuzes op hoofdlijnen. Ook hier geldt dat food is uitgesloten van vestiging op deze locaties. Behoudende beleidsvariant Aan het andere einde van het spectrum, is er een Behoudende beleidsvariant. Bij deze variant vindt geen liberalisering plaats, maar blijft het huidige onderscheid PDV\GDV gehandhaafd. Er komen geen nieuwe GDV-locaties bij en er wordt vastgehouden aan de PDV-branchering. Ook blijft food uitgesloten van vestiging op deze locaties. In onderstaand schema worden de drie varianten kort samengevat. Tabel 1. Drie varianten van het detailhandelsbeleid Scenario 1. Liberaal 2.Gedeeltijke Liberalisering Fijnmazigheid van de Onder druk In beperkte mate winkelstructuur onder druk Ruimte voor Volledig op alle Alleen op onbeperkte PDV\GDV-locaties aangewezen marktdynamiek PDV\GDV-locaties Onderscheid Geen onderscheid Wel onderscheid PDV/GDV Branches PDVAlle branches met Huidige PDVvestigingen uitzondering van branches; beperkt food nevenassortiment Aantal GDV-locaties Meerdere Beperkt aantal
3. Behoudend Niet onder druk Alleen op de enige GDV-locatie Wel onderscheid Huidige PDVbranches; geen nevenassortiment Één in ROA-gebied
4.3 Ruimtelijke effecten beleidsvarianten Van de verschillende beleidsvarianten zijn de ruimtelijke effecten onderzocht. Belangrijke bronnen voor het bepalen van deze effecten waren een workshop, het onderzoek van het Ruimtelijk PlanBureau (RPB) en vakliteratuuronderzoek. In 2005 is een workshop gehouden, waarin naast de gemeente en vertegenwoordigers van de regio, ook marktpartijen participeerden. In de bijlage is een lijst van deelnemers aan de workshop opgenomen. In deze paragraaf worden eerst de ruimtelijk-economische en mobiliteitseffecten op basis van het onderzoek van het RPB weergegeven. Vervolgens zijn de uitkomsten van de workshop, het onderzoek van het RPB en het vakliteratuuronderzoek gepresenteerd in een sterkte \zwakteanalyse .
Grootschalige Detailhandel in Balans 2006-2010 / pagina 16 van 39
Ruimtelijk-economische effecten In december 2005 heeft het RPB een uitgebreide studie 3 uitgebracht over de effecten van schaalvergroting in de detailhandel. In deze studie wordt geconstateerd dat een verdere ontwikkeling van grootschalige detailhandelsvestigingen een onomkeerbare ontwikkeling is, conform de ontwikkelingen in de ons omringende landen. Overheden dienen zich voor te bereiden op de effecten van deze schaalvergroting in plaa ts van te trachten deze -niet te stoppen trend- tegen te houden. Het Ruimtelijk Planbureau geeft in de studie ook aan wat de ruimtelijke en economische effecten van verschillende varianten van schaalvergroting zullen zijn op de bestaande winkelstructuur. Zo onderscheidt het Planbureau de Downtown Mall, het Wijkcentrum XL, de PDV-Stripmall, de Megamall, de Weidewinkel en de Big Box Boulevard. In bijlage B worden de verschillende varianten kort toegelicht. In economische zin zal de variant PDV-Stripmall, welke lijkt op de Liberale en Gedeeltelijke Liberaliseringsbeleidsvariant van deze Nota, leiden tot een beperkt omzetverlies in de bestaande, reguliere winkelcentra. In de studie van het Ruimtelijk Planbureau worden in deze variant de bestaande PDV-clusters g etransformeerd in echte winkelcentra, waarbinnen ook food (voornamelijk supermarkten) zich kunnen vestigen. De omzetverliezen op de bestaande detailhandel door het opheffen van branchebeperkingen liggen tussen de 4,44% en 7,59% over een periode van tien jaar. Er wordt hierbij ook uitgegaan van toevoeging van nieuwe winkelmeters. Uit jurisprudentie blijkt dat de genoemde (geringe) percentages alleszins acceptabel zijn. Voor de Liberale en de Gedeeltelijke Liberaliseringsbeleidsvariant uit deze Nota kan er va nuit gegaan worden dat het omzetverlies zelfs nog minder zal zijn. In de variant van het Ruimtelijk Planbureau maakt food namelijk zo’n 30% uit van het winkelaanbod op PDV- en GDVlocaties. In de Liberale en de Gedeeltelijke Liberaliseringsbeleidsvariant is food op perifere locaties uitdrukkelijk uitgesloten. Dit heeft een drukkend effect op het door het Ruimtelijk Planbureau geschatte omzetverlies van de bestaande winkelcentra. Daarnaast is van een uitbreiding van winkelmeters -op basis van deze Nota- geen sprake, hetgeen de omzetverliezen zowel bij de Liberale als bij de Gedeeltelijke Liberaliseringsbeleidsvariant- nog verder zullen reduceren. In bijlage B zijn de effecten van de overige varianten opgenomen. Mobiliteitseffecten In de studie van het Ruimtelijk Planbureau is tevens onderzoek gedaan naar de mobiliteitseffecten van de schaalvergroting in de detailhandel. Met name de effecten ten aanzien van de mutaties in het autogebruik zijn in dit kader relevant. Deze relevantie wordt ingegeven door het streven van Amsterdam om locaties -niet alleen de winkellocaties- bereikbaar te houden en de gevolgen voor de luchtkwaliteit te minimaliseren. Uit de studie blijkt dat de afgelegde afstand (in kilometers) als gevolg van de omzetting van PDV in GDV-clusters zal toenemen met 0,89% over een periode van tien jaar. De afgelegde afstand (in kilometers) per auto zal toenemen met 1,3% over een periode van tien jaar. Voor de Liberale en de Gedeeltelijke Liberaliseringsbeleidsvariant uit deze Nota kan er vanuit gegaan worden dat het mobiliteitseffect zelfs nog minder zal zijn. In de variant van het Ruimtelijk Planbureau maakt food (levensmiddelen en andere dagelijkse goederen) namelijk zo’n 30% uit van het winkelaanbod op PDV- en GDV-locaties. In de Liberale en de Gedeeltelijke Liberaliseringsbeleidsvariant is food op perifere locaties uitdrukkelijk uitgesloten. Dit heeft een drukkend effect op het door het Ruimtelijk Planbureau geschatte mobiliteitseffect. Aan de studie kan de conclusie worden verbonden dat zelfs bij een in de studie van het Ruimtelijk Planbureau vergaande- liberalisering van de PDV\GDV-locaties, deze op het gebied van de mobiliteit marginale effecten sorteert. De verwachting is dat gezien de geringe mobiliteitseffecten, de (negatieve) consequenties voor de luchtkwaliteit eveneens (zeer) gering zullen zijn. In bijlage B zijn de effecten van de overige varianten opgenomen.
3
Winkelen in Megaland; Ruimtelijk Planbureau
Grootschalige Detailhandel in Balans 2006-2010 / pagina 17 van 39
Sterkte\zwakte-analyse Per beleidsvariant is een zogenaamde sterkte\zwakte-analyse gepresenteerd. In een dergelijke analyse wordt een overzicht gegeven van sterktes, zwaktes, bedreigingen en kansen inzake een bepaalde ontwikkeling of toestand. In deze context zijn dat de effecten van de verschillende beleidsvarianten. In de navolgende sterkte\zwakte -analyse is per beleidsvariant ingegaan op de ruimtelijk-economische gevolgen ten aanzien van ondermeer de fijnmazigheid, marktdynamiek, economische positie van de bestaande winkelcentra en clustering van grootschalige winkels en de mobiliteitsgevolgen ten aanzien van de bereikbaarheid en de auto mobiliteit. Belangrijke bronnen voor de bepaling van de effecten waren de workshop, vakliteratuuronderzoek en het onderzoek van het Ruimtelijk PlanBureau. Tabel 2. Ruimtelijke effecten van de Liberale beleidsvariant Sterktes Zwaktes •
Volle benutting van de marktdynamiek. • Geen handhavingsinspanning branchering. • Behoud huidige clustering van grootschalige winkels. • Afstemming regionale overheden minder noodzakelijk. • Economische effecten op bestaande winkelcentra gering. Kansen • Ruimte voor marktdynamiek. • Ruimte voor innovatie. • Effecten op bereikbaarheid en (auto)mobiliteit gering.
• • •
Wijk- en stadsdeelcentra komen verder onder druk te staan. Fijnmazig winkelstructuur kalft af. Autonome afkalving buurtcentra niet tegen te houden .
Bedreigingen • Winkels verdwijnen naar de periferie. • Binnenstad en wijkcentra onder druk. • Leefbaarheid komt in gevaar.
Tabel 3. Ruimtelijke effecten van de Gedeeltelijke Liberaliseringsbeleidsvariant Sterktes Zwaktes •
Mogelijkheid voor overheid tot sturing. • Verstoring fijnmazigheid beperkt. • Behoud huidige clustering van grootschalige winkels. • Levendigheid in de wijk. • Branchehandhavingsinspanning op slechts beperkt aantal PDV-locaties. • Economische effecten op bestaande winkelcentra gering. Kansen • Herstructureringskansen bestaande PDV- locaties. • Ruimte voor marktdynamiek. • Ruimte voor innovatie. • Effecten op bereikbaarheid en (auto)mobiliteit zeer gering.
• • •
Afstemmi ng regionale overheden beperkt. Autonome afkalving buurtcentra niet tegen te houden . Branchevervaging niet te voorkomen.
Bedreigingen • Handhaven branches moeilijk. • Bestaande wijkwinkelcentra komen mogelijk verder onder druk.
Grootschalige Detailhandel in Balans 2006-2010 / pagina 18 van 39
Tabel 4. Ruimtelijke effecten van de Behoudende beleidsvariant Sterktes Zwaktes • • • • •
Levendigheid in de wijk. Behoud fijnmazige winkelstructuur. Overheid kan sturen. Behoud huidige clustering van grootschalige winkels. Geen economische effecten op bestaande winkelcentra.
Kansen • Geen effecten op bereikbaarheid en (auto)mobiliteit.
• •
Minder ruimte voor marktdynamiek. Er is veel handhaving nodig voor instandhouding. • Afstemmi ng regionale overheden beperkt. • Branchevervaging niet te voorkomen. • Autonome afkalving buurtcentra niet tegen te houden . • Minder ruimte voor innovatie. Bedreigingen • Mondialisering van economie sluit niet aan bij conserverend beleid.
4.4 Keuze voor de beleidsvariant van ‘gedeeltelijke liberalisering’ De Nota Detailhandel in Balans (2001) is uitgangspunt voor de bepaling van het (te herijken) Amsterdamse detailhandelsbeleid. In die Nota staan -zoals eerder naar voren kwam- twee beleidsdoelstellingen centraal: § behoud van een fijnmazige detailhandelsstructuur en § ruimte bieden aan de dynamiek van de markt. Behoud van de fijnmazige winkelstructuur Instandhouding van de fijnmazige winkelstructuur is in de ogen van het College belangrijk. Grote groepen mensen zijn om uiteenlopende redenen niet goed in staat om zich over lange afstanden te verplaatsen. Hierbij kan gedacht worden aan ouderen en aan mensen met een handicap. Daarnaast is een deel van de bevolking niet in staat om zich over grote afstanden te verplaatsen om financië le redenen. Hierbij kan ondermeer gedacht worden aan mensen zonder werk. Als gevolg van de vergrijzing - een groter deel van de bevolking zal ouder zijn dan 65 jaar-, zal het aandeel van minder mobiele mensen nog verder toenemen. Winkelvoorzieningen op grotere afstand zullen derhalve voor een groter wordend deel van de bevolking minder bereikbaar worden. Het College stelt dat de nabijheid van (dagelijkse) artikelen voor een groot deel van de bevolking een basisvereiste is. Dit leidt ertoe dat food (supermarkten) niet (kunnen) worden toegelaten op PDV- en GDV-locaties. Supermarkten vormen dikwijls de drager van de wijk- en stadsdeelcentra en zijn hierdoor een belangrijke waarborg voor de fijnmazigheid van de detailhandelsstructuur en de nabijheid van dagelijkse goederen. Ruimte voor de marktdynamiek Tegelijkertijd erkent het College ook de behoeften van de detailhandel in het streven van deze branche naar innovatie, nieuwe (grootschalige) winkelconcepten en -formules. Het College wil de detailhandel meer de mogelijkheid bieden haar behoeften te realiseren en kan hierin bijvoorbeeld faciliteren door het loslaten van de branches op PDV-locaties. Een verruiming van PDVbranches met GDV-branches zal ook de ondernemer in de bestaande reguliere winkelcentra stimuleren tot het geven van extra impulsen en het treffen van innovatieve maatregelen, hetgeen de kwaliteit van de bestaande centra ten goede komt. Ook wil de Gemeente Amsterdam ruimte kunnen bieden, waar die in omliggende gemeenten of gebieden ook wordt geboden, om koopkrachtafvloeiing en daarmee afkalving van het draagvlak te voorkomen. Met de vaststelling van de Nota Ruimte doet zich de vraag voor of er uitvoering moet worden gegeven aan een (accent)verschuiving tussen beide doelstellingen. Het antwoord daarop is ja. Maar niet ongelimiteerd. Het credo ‘nu alle remmen los’ doet hierbij geen opgeld. In het perspectief van het nieuwe rijksbeleid, het veranderde consumentengedrag en nieuwe
Grootschalige Detailhandel in Balans 2006-2010 / pagina 19 van 39
aanbodformules vanuit de markt, dient in de ogen van het College wel een nieuw evenwicht te worden gevonden. Het College van B&W kiest voor de Gedeeltelijke Liberaliseringsbeleidsvariant. Enerzijds houdt gedeeltelijke liberalisering in dat het huidige beleid -zoals verwoord in de Nota Detailhandel in Balans- van kracht blijft. Anderzijds betekent het dat deze Nota een (geringe) wijziging ten aanzien van de PDV- en GDV-locaties ondergaat. Het laatste houdt in dat op een beperkt aantal PDV-locaties de branchebeperking wordt opgeheven. Daarnaast blijft gelden dat food (supermarkten) niet worden toegelaten op PDV- dan wel GDV-locaties. De keuze van het College voor de variant van gedeeltelijke liberalisering is -binnen het kader van de uitgangspunten- ingegeven op grond van de beleidsruimte van de Nota Ruimte, literatuuronderzoek, analyse van de voornaamste PDV-locaties en de ruimtelijke effecten, die bepaald zijn op basis van de workshop, vakliteratuuronderzoek èn het onderzoek van het Ruimtelijk PlanBureau. Met deze gedeeltelijke beleidsliberalisering blijven in de ogen van het College enerzijds de effecten op de fijnmazige winkelstructuur beperkt en biedt het anderzijds ruimte voor marktdynamiek. Ten opzichte van het verleden impliceert deze Nota een beleidswijziging. De wijziging richt zich met name op transformatie van een aantal van de huidige PDV\GDV-locaties. De overheid bepaalt het speelveld. De PDV-locaties die voor transformatie naar GDV-locaties in aanmerking komen, worden later in dit hoofdstuk gepresenteerd. Hieronder wordt uiteengezet welke de inhoud is van de Gedeeltelijke Liberalisering sbeleidsvariant. §
§
§
§
Handhaving huidig beleid behalve het beleidsonderdeel PDV en GDV Het beleid, zoals verwoord in de Nota Detailhandel in Balans blijft van kracht voorzover deze niet strijdig is met de onderhavige Nota Grootschalige Detailhandel in Balans. Indien dat het geval is, geldt onderhavige Nota. Transformatie van PDV naar GDV op een beperkt aantal locaties Op een beperkt aantal PDV-locaties wordt de branchering losgelaten met uitzondering van food (dagelijkse goederen). Supermarkten worden derhalve niet op perifere locaties toegelaten. De branchebeperking op de te transformeren locaties wordt derhalve opgeheven. Voor de naar GDV te transformeren PDV-winkels geldt wel een minimale winkelgrootte van 2.000 m2 winkelvloeroppervlak per bedrijfsvestiging in één branche. Binnen deze randvoorwaarden kan marktwerking plaatsvinden, dat wil zeggen dat de invulling aan de markt wordt overgelaten. Handhaving branchebeperking PDV-locaties Voor de PDV-locaties geldt dat de branches niet worden verruimd. Brancheverruiming en -vervaging is op deze locaties derhalve niet toegestaan. De handhavingsinspanning blijft onverkort van kracht. Nevenassortiment Op de PDV-locaties (waar geen transformatie naar GDV wordt toegestaan) wordt een maximum gesteld aan het te voeren nevenassortiment, dit om branchevervaging en daarmee invloed op de winkelstructuur te voorkomen. Maximaal 10% van het winkelvloeroppervlak4 met een maximum van 400 m2 winkelvloeroppervlak mag uit nevenassortiment bestaan. Zogenoemde Shop-in-shop-constructies worden niet toegestaan.
4
Winkelvloeroppervlak is dat deel van de winkelruimte dat voor (winkelend) publiek toegankelijk is. Het verhuurbaar vloeroppervlak is dat deel van de winkelruimte waar huur voor betaald wordt. Dit is op hoofdlijnen het winkelvloeroppervlak vermeerderd met magazijnen personeelsruimte. Het bruto vloeroppervlak is het totale oppervlak van de ruimte, inclusief ruimte waar geen huur over betaald wordt, zoals bijvoorbeeld het oppervlak onder de dragende muren.
Grootschalige Detailhandel in Balans 2006-2010 / pagina 20 van 39
Los van de mogelijkheid tot transformatie op een aantal PDV-locaties, kunnen initiatieven ingediend worden voor uitbreiding van het aantal winkelmeters op bestaande dan wel nieuw aan te wijzen winkellocaties. Deze initiatieven worden te allen tijde getoetst, zoals hieronder wordt toegelicht. Mogelijkheden tot uitbreiding Uitbreiding van winkelvloeroppervlak moet altijd worden getoetst. Dit geldt dus ook voor uitbreiding van winkels op perifere locaties. Indien zich nieuwe winkelinitiatieven voordoen van meer dan 2.000 m 2 brutovloeroppervlak4 worden deze plannen door de Amsterdamse Commissie Winkelplanning getoetst. Bij die toetsing wordt onder andere onderzocht of § er marktruimte is; § de uitbreiding ruimtelijk ingepast kan worden bij bestaande winkelcentra; § de verkeerscapaciteit, bereikbaarheid en het aantal parkeerplaatsen toereikend is; § het de reguliere bedrijvigheid niet verdringt; § het initiatief past in de winkelhiërarchie; § het ini tiatief past in de milieuzonering en § er bij GDV-winkels sprake is van een oppervlakte-ondergrens van 2.000 m2 winkel vloeroppervlak per bedrijfsvestiging in één branche. De adviesaanvraag bij de Amsterdamse Commissie Winkelplanning in het kader van bovenvermelde toets is verplicht uit hoofde van het Structuurplan (2003). Het advies is zwaarwegend in de door het College van B&W, dan wel de Stadsdeelbesturen te maken afweging omtrent een nieuw winkelinitiatief. Marktruimte Er komen regelmatig initiatieven op de gemeente af. Daar moet de Gemeente op anticiperen. Dat betekent niet alleen nagaan hoe nieuwe initiatieven ruimtelijk ingepast kunnen worden, maar ook of er marktruimte is en of nieuwe locaties in de toekomst aan de orde zijn. Het College van B&W laat Economische Zaken en d Dienst Ruimtelijke Ordening hiernaar onderzoek doen. Evaluatie Het beleid wordt na vijf jaar geëvalueerd. Daartoe zal een nulmeting in 2007 plaatsvinden en een jaarlijkse monitoring.
4.5 Huidige PDV- en GDV-locaties Op kaart 1 is een overzicht opgenomen van de (voornaamste) PDV-locaties, de GDV-locatie (ArenA Boulevard) en de belangrijkste bestaande winkelcentra in Amsterdam, Diemen en Amstelveen per mei 2006. De (kleinere) PDV-vestigingen in woonwijken, alsmede tuincentra en autoshowrooms zijn niet op de kaart opgenomen.
Grootschalige Detailhandel in Balans 2006-2010 / pagina 21 van 39
Kaart 1: Winkelgebieden
Toelichting: Alleen de voornaamste winkelcentra, GDV-locatie en PDV-locaties zijn op de kaart gepresenteerd. Winkelcentra kleiner dan 10.000 2 m winkelvloeroppervlak, tuincentra, autoshowrooms, boten - en caravanverkooppunten en overige PDV-vestigingen in de woonwijk zijn niet op de kaart opgenomen.
Grootschalige Detailhandel in Balans 2006-2010 / pagina 22 van 39
4.6 Selectiecriteria voor huidige PDV-locaties voor transformatie naar GDV Uit hoofde van de gedeeltelijke liberalisering komen sommige PDV-locaties in aanmerking voor opheffing van de branchebeperking. Bij de keuze van de PDV-locaties zijn de volgende drie criteria gehanteerd. Bereikbaarheid De locaties zijn beoordeeld op bereikbaarheid per (vracht)auto. Gelet op het karakter van deze plekken en de vervoerskeuze van de consument is de openbaar vervoerbereikbaarheid van ondergeschikt belang. Gevolgen voor bestaande winkelstructuur Het gaat hier ondermeer over de concurrentiepositie, ligging en nabijheid van het PDV-cluster ten opzichte van het stadsdeel- of wijkwinkelcentrum als om de omvang ervan. Clustering van grootschalige winkels De mogelijkheden voor ruimtelijke clustering van winkels op bedrijventerreinen is vanuit meerdere overwegingen wenselijk. In de eerste plaats is clustering voor de winkeliers gunstig, omdat er op deze wijze koopstromen worden gegenereerd en gebundeld . De klant kijkt en vergelijkt en heeft keuze. In de tweede plaats wordt door middel van clustering van publieksaantrekkende activiteiten het reguliere bedrijfsle ven het minst gehinderd5. Immers, het is efficiënt dat vrachtverkeer van en voor de ‘reguliere’ bedrijven ruimtelijk gescheiden wordt van het winkelend publiek. Ook moet gekeken worden naar de parkeerdruk. In de derde plaats is clustering gewenst vanuit de openbare ruimte. Deze moet worden toegerust op het gebruik, zoals verlichting, fietsenrekken, stoepen, parkeervakken, zebra’s.
4.7 Toepassing selectiecriteria op huidige PDV-locaties Met uitzondering van de autoboulevards, tuincentra en (kleinere) PDV-vestigingen in de woonwijk, zijn alle PDV-locaties beoordeeld of ze in aanmerking komen voor het opheffen van de branchebeperking. In onderstaande tabel is per criterium aangegeven hoe deze PDV-locaties scoren.
5
Trends en trekpleisters op bedrijventerreinen in Amsterdam; DRO Gemeente Amsterdam
Grootschalige Detailhandel in Balans 2006-2010 / pagina 23 van 39
Tabel 6: Beoordeling huidige PDV-locaties bij omzetting naar GDV Locatie Bereikbaarheid Gevolgen voor bestaande winkelstructuur Bedrijvencentrum Osdorp + + Schinkel + +
Cluster ing
+ +
Mega Praxis Luvernes
+
+
-
Mega Praxis Stekkenbergweg
+
-
-
Klaprozenweg
+
-
+
Gamma Nieuwe Hemweg
+
+
-
Woonmall Villa ArenA
+
-
+
Ikea
+
-
-
Bedrijven terrein Westerpark
+
+
+
Overamstel
+
+
+
Toelichting: + : op dit moment goed of voldoende bereikbaar, geen bedreiging voor de concurrentiepositie van nabij gelegen winkelcentra en er is sprake van een cluster. - : onvoldoende bereikbaar, bedreigt de concurrentiepositie van nabij gelegen stadsdeelcentra en er vindt geen clustering plaats.
In het hiernavolgende wordt per PDV-locatie aangegeven om welke redenen plussen en minnen gescoord zijn in de scoretabel. Bedrijvencentrum Osdorp Op dit cluster aan de Zuidermolenweg is, met een specifieke aanleiding, een GDV-ontwikkeling al in gang gezet door de vestiging in 2004 van de grootschalige vestigingen van Jumper (dierenbenodigdheden) en Toys ’R’ Us (speelgoed). Deze ontwikkeling werd mede ingegeven door de beperkte mogelijkheden voor grootschalige formules in winkelcentrum Osdorpplein. Het ligt in de rede om deze ontwikkeling voor grootschalige detailhandelsvestigingen te continueren.
Grootschalige Detailhandel in Balans 2006-2010 / pagina 24 van 39
PDV-locatie Bedrijvencentrum Osdorp Ge volgen van een eventuele omzetting naar GDV voor de bestaande winkelstructuur worden niet verwacht, omdat deze omzetting al heeft plaatsgevonden. Wel moet in de toekomst een goede afstemming met de herontwikkeling van het winkelcentrum Osdorpplein in het oog worden gehouden. Het stadsdeel heeft ook aangegeven dat te zullen gaan doen. De bereikbaarheid is goed. Schinkel Het bedrijventerrein Schinkel (Anthony Fokkerweg) was de eerste PDV-locatie in Amsterdam. Ruim 25 jaar geleden werden hier perifere winkels gevestigd. Gezien de ligging ten opzichte van de aanwezige wijk- en stadsdeelcentra en de goede bereikbaarheid kan hier zonder noemenswaardige effecten de branchebeperking worden opgeheven.
Grootschalige Detailhandel in Balans 2006-2010 / pagina 25 van 39
PDV-locatie Schinkel Mega Praxis Luvernes Ten aanzien van de Mega Praxis aan de Luvernes is transformatie naar een GDV-locatie niet aan de orde, aangezien het (thans) geen cluster betreft. Mega Praxis Stekkenbergweg Transformatie van de Mega Praxis aan de Stekkenbergweg na ar een GDV-locatie is niet aan de orde, aangezien het (thans) geen cluster betreft en gegeven de ligging ten opzichte van Centrumgebied Zuidoost. Klaprozenweg Bij de Klaprozenweg kan, na de evaluatie van het beleid uit de onderhavige Nota in 2010 en afhankelijk van de ontwikkeling van de overige winkelontwikkelingen in Amsterdam-Noord, op termijn worden overwogen, of dit PDV-cluster in aanmerking kan komen voor transformatie naar een GDV-locatie. Thans is de verwachting dat transformatie consequenties zal hebben voor de bestaande winkelcentra en de herontwikkelings- en uitbreidingsplannen in het stadsdeel. Bovendien wordt in de uitbreiding van winkelcentrum Boven ’t IJ ruimte geboden voor grootschalige winkels. Gamma Nieuwe Hemweg Transformatie van de solitaire bouwmarkt (Gamma) aan de Nieuwe Hemweg is niet aan de orde, gelet op de ligging ten opzichte van het bedrijventerrein Westerpark en aangezien hier geen sprake is van een cluster. Woonmall Villa ArenA De woonma ll Villa ArenA ligt in het Centrumgebied Zuidoost. Omzetting naar een GDV-locatie heeft gevolgen voor de winkelstructuur, waardoor deze locatie niet in aanmerking komt voor omzetting naar een GDV-locatie. Ikea Ikea is een solitaire winkel. Gelet op de ligging ten opzichte van Centrumgebied Zuidoost en aangezien er geen sprake is van een cluster, komt deze locatie niet in aanmerking voor transformatie naar een GDV-locatie.
Grootschalige Detailhandel in Balans 2006-2010 / pagina 26 van 39
Bedrijvencentrum Westerpark Ook hier kan worden voortgegaan met de ontwikkeling op de Van Slingelandtstraat, waar een
PDV-locatie Bedrijventerrein Westerpark PDV- (Praxis) en een GDV-winkel (Stox) gevestigd zijn. Omzetting heeft de facto al plaatsgevonden. Bovendien is de locatie goed bereikbaar. De verwachting is dat er geen nadelige gevolgen zullen ontstaan voor de omliggende stads- en wijkwinkelcentra.
Grootschalige Detailhandel in Balans 2006-2010 / pagina 27 van 39
Overamstel Het PDV-cluster Overamstel (Spaklerweg) is gelegen in het transformatiegebied Overamstel. In tegenstelling tot de overige drie locaties worden hier uitdrukkelijk niet de concrete PDVvestigingen aan de Spaklerweg bedoeld.
PDV-locatie Overamstel De reden hiervoor is dat dit werkgebied volgens het Structuurplan6 zal transformeren in een gemengd woonwerkgebied. In de in december 2005 door de Raad vastgestelde Visie Overamstel is de huidige plek van het PDV-cluster op termijn bedoeld omgezet te worden naar woningbouw. Qua gewenste toekomstige winkelstructuur en effecten op de bestaande structuur, leent het gebied Overamstel zich -op termijn- echter wel goed voor opheffing van de PDVbranchebeperking. De definitieve locatiekeuze voor grootschalige winkels binnen dit gebied wordt meegenomen in de planontwikkeling in het kader van de transformatie. Hierbij zal de afstemming met het Centrumgebied Zuidoost in het oog moeten worden gehouden. De winkels zullen wat betreft marktsegment aanvullend moeten zijn. Van een directe concurrentie met de herontwikkeling van het Polderweggebied zal geen sprake zijn. De laatste zal vooral een rol voor het eigen stadsdeel spelen. Definitieve besluitvorming over de exacte locatie binnen het plangebied Overamstel zal derhalve op een later moment plaatsvinden. Pas dan zal er sprake zijn van opheffing van branchebeperking en is transformatie van PDV naar GDV aan de orde. Dit zal naar verwachting vòòr 2010 gerealiseerd zijn.
4.8 Toekomstige GDV-locaties De (voornaamste) PDV-locaties, de GDV-locatie, alsmede die PDV-locaties die kunnen transformeren in GDV-locaties, zijn op kaart 2 weergegeven. 6
Structuurplan Amsterdam, Kiezen voor Stedelijkheid; Dienst Ruimtelijke Ordening Gemeente Amsterdam
Grootschalige Detailhandel in Balans 2006-2010 / pagina 28 van 39
Kaart 2: Huidige en toekomstige GDV- en PDV-locaties
Toelichting: Alleen de voornaamste GDV-locatie en PDV-locaties zijn op de kaart gepresenteerd. Tuincentra, autoshowrooms, boten- en caravanverkooppunten en overige PDV-vestigingen in de woonwijk zijn niet op de kaart opgenomen.
Op grond van de onderbouwing in paragraaf 4.7 worden naast de reguliere PDV-locaties derhalve de volgende type locaties voor grootschalige winkelvestigingen onderscheiden. GDV-locatie § ArenA Boulevard. PDV locaties waar transformatie naar GDV mogelijk is § Schinkel (Anthony Fokkerweg, Oud-Zuid); § Bedrijvencentrum Osdorp (Zuidermolenweg, Osdorp);
Grootschalige Detailhandel in Balans 2006-2010 / pagina 29 van 39
§ §
Bedrijventerrein Westerpark (Van Slingelandtstraat, Westerpark) en op termijn, maar vòòr 2010 Overamstel (thans Spaklerweg, Oost/Watergraafsmeer)
.
Grootschalige Detailhandel in Balans 2006-2010 / pagina 30 van 39
5. Juridisch planologisch instrumentarium
5.1 Wettelijke instrumenten Zowel de huidige Wet Ruimtelijke Ordening (WRO) als de nieuwe WRO, waarvan de inwerkingtreding in 2007 wordt verwacht, bieden voldoende mogelijkheden tot het juridisch ondersteunen van het voorgestane beleid op dit terrein. Hierbij zij nog opgemerkt dat de nieuwe WRO meer mogelijkheden zal gaan bieden om in een bestemmingsplan regels te stellen ter bevordering van de ruimtelijke kwaliteit dan de huidige. De belangrijkste beperking is en blijft dat de sturing van functies moet zijn ingegeven door een ruimtelijk motief. Is dat motief duidelijk, dan zijn zelfs daaruit voortvloeiende branchebepalingen mogelijk toelaatbaar. Het is mogelijk om op perifere locaties dagelijkse goederen (food) uit te sluiten. Supermarkten zijn dikwijls de drager van de wijk- en stadsdeelcentra en kunnen hierom op perifere locaties geweerd worden. Wijk- en stadsdeelcentra dienen in stand gehouden te worden (conform de uitgangspunten van het College), zodat de consument op korte (loop)afstand dagelijkse voorzieningen tot zijn beschikking heeft. Hier zijn goede ruimtelijke argumenten voor aan te dragen. Voor wat betreft het voeren van een nevenassortiment kan het volgende gezegd worden. Beperkingen (in het bestemmingsplan) in de vorm van m2, percentages of assortimentslijsten zijn op zich denkbaar, maar -nog afgezien van de financiële gevolgen- moeilijk handhaafbaar. Met name de aanbevelingen, die een onderzoeksbureau 7 op het punt van de assortimentslijsten heeft gedaan in het kader van het nieuwe ROA-detailhandelsb eleid, overtuigen niet. Daar komt bij dat het ruimtelijk motief niet echt aannemelijk kan worden gemaakt, wanneer men afdaalt tot het niveau van schroefjes en moertjes. Het heeft de voorkeur om dit soort zaken privaatrechtelijk te regelen in de erfpacht- of huurovereenkomst. Daarbij komt dat een privaatrechtelijke overeenkomst gemakkelijker en sneller kan worden aangepast aan gewijzigde omstandigheden en verlangens dan een bestemmingsplan. Deze nota vervangt de tekstpassages over grootschalige winkels in de Nota Detailhandel in Balans (2001) en kan dus gezien worden als een amendement op die Nota. Deze Nota heeft de status van een ruimtelijk relevante nota, waarmee rekening moet worden gehouden bij het opstellen en uitwerken van ruimtelijke stadsdeelplannen en/of grootstedelijke projecten, waarin sprake is van winkelinitiatieven. Een minimum omvang van 2.000 m2 winkelvloeroppervlak per vestiging kan zonder meer als voorschrift in het bestemmingsplan worden opgenomen. Het werken met minimum of maximum maten is heden ten dage al gebruikelijk in bestemmingsplannen. Bij de handhaving van het beleid krijgt het ROA op basis van de WGR-plusregeling zwaardere bevoegdheden. Alle voorgestelde grootschalige detailhandelsontwikkelingen dienen bij het ROA aangemeld te worden en onderzocht op verstorende effecten op de bestaande winkelstructuur. De Regionale Commissie Winkelplanning speelt daarbij een belangrijke adviserende rol.
7
Regionaal Orgaan Amsterdam, Actualisering detailhandelsbeleid, Werkdocument; BRO
Grootschalige Detailhandel in Balans 2006-2010 / pagina 31 van 39
5.2 Erfpacht en grondprijzen Het erfpachtbeleid in de gemeente Amsterdam is volgend aan het ruimtelijk beleid. Dat betekent dat op basis van de wijzigingen in het grootschalig detailhandelsbeleid ook veranderingen nodig zijn in het erfpachtbeleid. Momenteel bestaan in Amsterdam in het erfpachtbeleid de bestemming PDV (toegepast voor alle bestaande PDV-locaties) en de bestemming GDV (nu alleen toegepast in het Centrumgebied Zuidoost). Bij de bestemming GDV kan afhankelijk van de situatie nog een nadere bepaling worden opgenomen met betrekking tot de omvang per vestiging (zoals minimaal 2.000 m2 winkelvloeroppervlak) en uitgesloten assortimentsgroepen (zoals geen food) worden opgenomen. Bij de locaties waar in het voorliggende beleid verruiming met GDV mogelijk is en dit publiekrechtelijk door het vaststellen van een nieuw bestemmingplan of door een artikel 19procedure is bekrachtigd, zal de gemeente op verzoek van erfpachters meewerken door in de bestaande erfpachtovereenkomst naast de bestemming PDV ook de bestemming GDV op te nemen. Bij nieuwe uitgiften of wijziging zal, afhankelijk van de situatie, ofwel alleen de bestemming PDV, ofwel een dubbele bestemming PDV of GDV worden opgenomen in de erfpachtovereenkomst. De grondprijzen variëren afhankelijk van de locatie en de bestemmingsmogelijkheden.
Grootschalige Detailhandel in Balans 2006-2010 / pagina 32 van 39
6. Gedeeltelijke liberalisering in de regio In de bestuurlijke context is voor Amsterdam het beleid van twee entiteiten van belang. Het betreft de Provincie Noord-Holland en het Regionaal Orgaan Amsterdam (ROA).
6.1 Provincie Noord-Holland De Provincie Noord Holland stelde begin 2005 de Nota ‘Een goede plek voor ieder bedrijf, naar een nieuw locatiebeleid in Noord-Holland’ vast. Hieraan toetst zij plannen of projecten voor detailhandel groter dan 1.500 m2 , waaronder PDV- en GDV-initiatieven. Het provinciale beleid stelt de volgende eisen aan gemeentelijke planologische besluiten: § een gemeente dient aan te geven hoe winkelgebieden op regionale schaal passen binnen de totale detailhandelsontwikkeling; § zij geeft argumenten voor de locatiekeuze (op basis van een typologie); § zij formuleert regels en criteria die waarborgen dat bedrijven en voorzieningen met omvangrijke goederenstromen en/of verkeersaantrekkende werking ruimte krijgen op multimodaal ontsloten locaties. Overigens bezinde de Provincie zich ten tijde van het opstellen van deze Nota nog over haar precieze rol in deze.
6.2 Regionaal Orgaan Amsterdam Het Regionaal Orgaan Amsterdam (ROA) heeft in 2005 de (wettelijke) status van WGR plus 8 gekregen. Op basis van deze status dient het ROA ondermeer een regionaal detailhandelsbeleid op te stellen. Ten aanzien van het eigen te ontwikkelen beleid dienen de in het ROA-gebied gelegen gemeenten zich te houden aan het kader dat het detailhandelsbeleid van het ROA schept. In 2001 hebben zowel het ROA als de Gemeente Amsterdam een detailhandelsnota vastgesteld. De kern van zowel de Amsterdamse Nota als die van het ROA was het in stand houden van de balans tussen het behouden van een fijnmazige winkelstructuur en het voldoende ruimte bieden voor de dynamiek van de markt. De looptijd van de ROA -Nota uit 2001 is tot en met 2005. Het ROA startte eind 2004 met de voorbereiding van de actualisatie van deze Nota, waarbij Amsterdam, de Provincie Noord-Holland en de Kamer van Koophandel werden betrokken. Het ROA heeft een onderzoeksbureau9 opdracht gegeven onderzo ek te doen naar de effecten van liberalisering en de juridisch-planologische mogelijkheden om het (toekomstige) beleid te handhaven. De resultaten hiervan zijn -voorzover relevant- gebruikt in de voorliggende Nota. Het nieuwe detailhandelsbeleid is verwoord in de Nota ‘ Detailhandel in het ROA-gebied, Selectieve Dynamiek 2005-2010’. In deze Nota wordt een gedeeltelijke liberalisering van de detailhandel voorgestaan. Het beleid dat in deze Nota wordt verwoord sluit aan bij de in de thans voorliggende Nota geformuleerde amenderingen van de Nota Detailhandel in Balans. Om ruimte te bieden aan de dynamiek in de markt worden in de regio naast het Centrumgebied Zuidoost zeven nieuwe dan wel bestaande locaties aangewezen waar GDV-ontwikkelingen mogelijk kunnen worden gemaakt. Naast de in hoofdstuk 4 genoemde vier locaties in Amsterdam, zijn dat 8
De WGR -plus is een aanvulling op de Wet Gemeenschappelijke Regelingen. Hierdoor worden de mogelijkheden voor verplichtende samenwerking tussen gemeenten voortgezet en verruimd. De WGR-plus moet gemeenten in staat stellen specifieke afstemmingsproblemen op het ruimtelijke vlak effectieve r en efficiënter op te pakken. De WGR -plus bevat tevens een regeling voor grondbeleid. 9 Regionaal Orgaan Amsterdam, Actualisering detailhandelsbeleid, Werkdocument en gelijkluidend Adviesrapport; BRO
Grootschalige Detailhandel in Balans 2006-2010 / pagina 33 van 39
de locaties Cruquius (Haarlemmermeer), bedrijventerrein N201 in Aalsmeer en Kop van West in Purmerend. Op geen van deze locaties wordt food toegestaan. Hieronder zijn de locaties, alsmede de Amsterdamse locaties, op een kaart weergegeven. Kaart 3: Huidige en toekomstige GDV-locaties in en nabij het ROA-gebied
De ROA-gemeenten dienen iedere grootschalige detailhandelsontwikkeling met (mogelijk) bovenlokale effecten ter goedkeuring voor te leggen aan het Dagelijks Bestuur van het ROA. Dit geldt voor iedere detailhandelsontwikkeling met een (mogelijk) bovenlokaal effect, maar zeker voor die ontwikkelingen groter dan 1.500 m2 winkelvloeroppervlak buiten binnenstedelijke woongebieden (dan wel bedrijventerreinen) èn ontwikkelingen van meer dan 5.000 m2 winkelvloeroppervlak in binnenstedelijke woongebieden. De besluiten van het Dagelijks Bestuur van het ROA zijn gebaseerd op een verplicht advies van de Regionale Commissie Winkelplanning (RCW) en waar wenselijk na consultatie van het Platform Bedrijventerreinen en Kantoren Noordvleugel (PlaBeKa)10. Voor wat de relatie betreft tussen de Provincie en de WGR-plusregio ROA, geeft de WGR-plus de WGR-plusregio’s een duidelijkere taak op het gebied van de ruimtelijke ordening. Volgens deze wet beperkt de Provincie zich bij het maken van ruimtelijke plannen voor het gebied van de WGR-plusregio’s tot uitspraken die voor de relatie tussen WGR-plusregio’s en de rest van de provincie (de bovenregionale samenhang) noodzakelijk zijn. De regio maakt voor haar 10
Het PlaBeKa is tijdens de Vierde Noordvleugelconferentie in februari 2005 ingesteld om de totale aantrekkingskracht van de Noordvleugel van de Randstad te vergroten door te zorgen voor een permanente beschikbaarheid van een qua prijs en kwaliteit op internationaal niveau concurrerende, gedifferentieerde en bereikbare voorraad van direct uitgeefbare locaties, zonder dat sprake is van een overschot of tekort. Het middel hiertoe is een -niet vrijblijvende- regionale afstemming van de ontwikkeling van bedrijfslocaties (kantoren, bedrijventerreinen en haventerreinen) in de gehele regio.
Grootschalige Detailhandel in Balans 2006-2010 / pagina 34 van 39
grondgebied regionale plannen die door de Provincie worden getoetst aan deze relatie. De gemeentelijke bestemmingsplannen worden door de Provincie getoetst aan de regionale plannen. De Nota is door het Dagelijks Bestuur van het ROA op 24 november 2005 vastgesteld. Op 13 december 2005 heeft de Regioraad van het ROA het nieuwe detailhandelsbeleid vastgesteld. Qua inhoud komen de in de voorliggende Nota weergeven beleidswijzigingen, dan wel amenderingen overeen met de Nota van het ROA.
Grootschalige Detailhandel in Balans 2006-2010 / pagina 35 van 39
Colofon Deze Nota kwam in opdracht van de wethouders Economische Zaken (EZ) en Ruimtelijke Ordening (RO) tot stand door: § Gemeente Amsterdam Economische Zaken (EZ) § Gemeente Amsterdam Dienst Ruimtelijke Ordening (DRO) in samenwerking met het Ontwikkelingsbedrijf Gemeente Amsterdam (OGA).
EZ-medewerkers: § Drs. C.J. Dippel § Drs. F.J. Kolfoort
DRO-medewerkers: § Mevrouw drs. A.M. Teppema § Drs. M.L. van den Oever
Informatie Voor nadere informatie kunt u contact opnemen met de heer C.J. Dippel op telefoonnummer (020) 552 32 29 of via het e-mailadres
[email protected] of mevrouw A.M. Teppema op telefoonnummer (020) 552 78 49 of via het e-mailadres
[email protected]. Besluitvormingsproces Vastgesteld door het College van Burgemeester en Wethouders op 4 juli 2006. Behandeling in de commissie voor Economische Zaken op 7 september 2006. § § § § § § § § § §
Stadsdelenoverleg ambtelijk Amsterdamse Commissie Winkelplanning Stadsdelenoverleg ambtelijk Stadsdelenoverleg bestuurlijk Stuurgroep Bedrijfslocaties Amsterdamse Commissie Winkelplanning Staf EZ Amsterdam Staf RO Amsterdam B&W gemeente Amsterdam Raadscommissies EZ en SOW
1 september 2005 1 november 2005 3 november 2005 9 november 2005 10 november 2005 8 februari 2006 1 juni 2006 12 juni 2006 4 juli 2006 7 september 2006
Grootschalige Detailhandel in Balans 2006-2010 / pagina 36 van 39
Bijlagen A. Deelnemerslijst workshop grootschalige detailhandel 27 april 2005 Sprekers § B. Brayé (Locatus) § H.J. Gianotten (EIM) § Mevrouw M. van Hagen (Delta Lloyd Vastgoed) Deelnemers § M. Bekker (ROA) § K. Blonk (ROA) § D. Bruijne (DRO) § E. Daalhuisen (OGA) § C.J. Dippel (EZ) § F. Dubbeldam (DRO) § H. van der Cammen (DRO) § M. Jonker (Kamer van Koophandel) § F. Kolfoort (EZ) § G. Kwakkenbos (DRO) § M. van den Oever (DRO) § Mevrouw M. Rohling (Bestuursdienst stadhuis) § Mevrouw A.Teppema ( DRO) § J. van der Vliet (Stadsdeel Osdorp) § J. van der Zwan (DRO) Gespreksleider § G. van der Plas (ROA)
Grootschalige Detailhandel in Balans 2006-2010 / pagina 37 van 39
B Effecten komst grootschalige winkels (op basis van onderzoek Ruimtelijk Planbureau) Grootschalige winkel variant
Inhoud variant
Downtown Mall
Komst grote overdekte winkelcentra in de binnensteden; met name recreatief winkelen Bestaande wijkcentra worden uitgebreid; met name recreatieve en doelgerichte aankopen Huidige PDV-locaties transformernen in echte winkelcentra; met name recreatief winkelen en dagelijkse boodschappen (food) Komst grootschalige winkelcentra op kruising van snelwegen; met name recreatief winkelen Komt grote winkels langs de hoofdwegen net buiten de stad; met name doelgerichte aankopen en dagelijkse boodschappen (food) Komst grote winkels in linten langs de hoofdassen; met name doelgerichte aankopen en dagelijkse boodschappen (food)
Wijkcentrum XL
PDV-Stripmall
Megamall
Weidewinkel
Big Box Boulevard
Economische effecten (in gemiddelden over 10 jaar) minimaal -1,74% maximaal -7,17%
Mobiliteitseffecten (in gemiddelden over 10 jaar) -0,36%
minimaal -3,51% maximaal -5,97%
0,41%
minimaal -4,44% maximaal -7,59%
1,30%
minimaal -1,61% maximaal -5,24%
2,08%
minimaal -2,56% maximaal -6,60%
1,92%
minimaal -2,57% maximaal -8,44%
1,13%
Toelichting • Economische effecten: de landelijke gemiddelde (omzet) effecten op de bestaande detailhandel over een periode van tien jaar ten opzichte van de situatie in 2010 door de komst van 1.500.000 m 2 grootschalige winkels in de periode 2010 -2020 . De effecten op de bestaande detailhandel variëren afhankelijk van het type bestaande winkelcentrum (binnenstad, stadsdeelcentrum, wijkcentra, buurtcentra) . • Mobiliteitseffecten: de landelijke gemiddelde verandering in afgelegde afstand per auto in kilometers over een periode van 2 tien jaar ten opzichte van de situatie in 2010 door de komst van 1.500.000 m grootschalige winkels in de periode 2010 -2020 .
• •
Recreatief winkelen: dit betreft onder andere aankopen op het gebied van kleding, boeken, speelgoed, telecom, enzovoorts.
Doelgerichte aankopen: dit betreft onder andere aankopen op het gebied van woninginrichting, bouwmaterialen, autoartikelen, bruin- en witgoed, enzovoorts . • Dagelijkse boodschappen: dit betreft aankopen op het gebied van levensmiddelen, drogisterijartikelen, persoonlijke verzorging, enzovoorts .
Grootschalige Detailhandel in Balans 2006-2010 / pagina 38 van 39
Literatuur Branchering en Thematisering in de periferie duurzaam ontwricht? ; Mr. A.M.R. Klijn, Boekel de Nerée, gepubliceerd in Bouwrecht, nr 4, april 2006 Detailhandel in Balans; College van B&W gemeente Amsterdam, Amsterdam, 9 februari 2001 Detailhandel in het ROA-gebied, Regionaal Detailhandelsbeleid 2001-2005; ROA, Amsterdam, juli 2001 Detailhandel in het ROA-gebied: Selectieve dynamiek; Regionaal Detailhandelsbeleid 2006-2010; ROA, Amsterdam, oktober 2005 Een goede plek voor ieder bedrijf, naar een nieuw locatiebeleid in Noord-Holland; GS provincie Noord-Holland, Haarlem, 26 april 2005 Grootschaligheid is economisch gegeven, dus schaalvergroting is niet t egen te houden; de heer J. Nijsten, directeur Onroerend Goed Macintosh Retail Groep, gepubliceerd in Vastgoedmarkt, Den Haag, december 2005 GDV-beleid, een groot goed? Evaluatie 10 jaar GDV-beleid; Droogh Trommelen Broekhuis, Nijmegen, 6 juni 2005 Jaarboek detailhandel 2005/06; Hoofdbedrijfschap Detailhandel, Den Haag, juli 2005 Nota Ruimte deel 3A; Ministerie van VROM, Den Haag, 17 mei 2005 Regionaal Orgaan Amsterdam, Actualisering detailhandelsbeleid , Adviesrapport; BRO, Vught, 18 juli 2005 Regionaal Orgaan Amsterdam, Actualisering detailhandelsbeleid , Werkdocument; BRO, Vught, 15 juli 2005 Ruimte voor het midden- en kleinbedrijf, het lef om te kiezen! Visie van MKB-Nederland op de ruimtelijke inrichting van Nederland tot 2020; Koninklijke vereniging MKBNederland, Delft, 25 november 2004 Structuurplan Amsterdam, kiezen voor stedelijkheid; Dienst Ruimtelijke Ordening Gemeente Amsterdam, Amsterdam, juli 2003 Trends en trekpleisters op bedrijventerreinen in Amsterdam; Dienst Ruimtelijke Ordening Gemeente Amsterdam, Amsterdam, 24 augustus 2004 Winkelen in Amsterdam; Dienst Onderzoek en Statistiek, Amsterdam, december 2004 Winkelen in Megaland; Ruimtelijk Planbureau, Den Haag, 2005 Winkelmarktspecial 2005; de opmars van grootschalige detailhandel; Jones Lang Lasalle, Den Haag, november 2005
Grootschalige Detailhandel in Balans 2006-2010 / pagina 39 van 39