Gründtliche Beschreibung der Kunst des Fechtens
Door Joachim Meÿer
Vertaling Langzwaard hoofdstuk 4
Door Krist Martens, voor de Hallebardiers 2012
Hoofdstuk 4 : aangaande houwen Nu komen we tot de kunst en vrije ridderlijke oefeningen zelf, met name de houwen. Wat een waar hoofdstuk op zich is in het vechten, zoals ik al eerder heb vermeld. Hoeveel er zijn, wat elke van hen is, hoe je ze moet uitvoeren, …, het is nuttig dat ik hierover iets zeg. Hier wil ik de welwillende lezer er eerst aan herinneren dat er een groot verschil is tussen het vechten met het zwaard in onze tijd, en hoe het beoefend werd door onze voorvaderen en oude meesters (1). Niet alleen gebruikten zij de punt, wat heden ten dage niet langer de gewoonte is. de ouderen vochten scherp zowel met houwen en met steken . Ik bespreek dit ten gepaste tijde en op een andere plaats (2). Echter, aangaande het zwaard heden ten dage, onderscheiden we twee soorten houwen. De rechte houw en de gedraaide houw. Ik noem de rechte houw zo omdat deze met de lange snede en uitgestrekte armen naar de tegenstander worden gehouwen. Dit zijn er vier : de hoge houw, de toornige houw, de middel houw en de houw langs onder. Ze worden de hoofd- of de basishouwen genoemd, daar alle andere uit deze ontstaan en in de wereld is er geen houw zo zeldzaam of die nog bedacht moet worden die men niet onder deze vijf kan catalogeren. De gedraaide houwen zijn deze waar men in de houw de hand en het zwaard draait, zodat men niet treft met de volle of lange snede, echter wel met de korte snede, het plat, of een andere hoek waarmee men hem kan treffen. Zoals dit gebeurt met de glijder (glütz), de korte (kurtz), de kroon (kron), de schele (schiel), de kromme (krump), de dwarse (zwerch), de kaatser (brell/prell), de blinde (blend), de windende (windt), de kneukel (knichel), de stort (sturtz), en de wissel houw (wechselhauw). Deze, die uit de boven vermelde basishouwen zijn ontstaan, noemen de afgeleide houwen (3) . Merk, uit deze beiden worden vijf houwen gekozen, die de meester houwen worden genoemd. Niet dat men wie deze correct kan uitvoeren onmiddellijk een meester in de kunst kan noemen. Echter in deze zit alle ware kunst en technieken die een meester zou moeten kennen. En diegene die ze goed kan uitvoeren en ze gebruikt, mag men aanzien als een geschoold vechter, daar alle meesterlijke technieken in deze houwen verborgen zitten en men deze niet mag ontberen. Deze zijn : de toornige, de kromme, de dwarse, de schele en de schedelhouw. Hoe ze allen worden uitgevoerd zal ik één voor één ordelijk verduidelijken. Eerst zal ik het hebben over de rechte houwen hebben, en van deze eerst de hoge houw
De hoge houw
Der Oberhauw
De hoge houw is een directe rechte houw van boven naar het hoofd, de schedel van je tegenstander. Daarom wordt hij ook de schedel houw genoemd.
De toornige houw
Der Zornhauw
De toornige houw is een krachtige houw van je rechterschouder, naar je tegenstanders linkeroor of door zijn gezicht of borst. Diagonaal, zoals de twee gekruiste lijnen tonen die door de verticale lijn gaan. Dit is de sterkste van alle houwen, daar deze alle kracht en mannelijkheid bevat die men tegenover zijn tegenstander stellen tijdens het kampen en vechten. Daarom wordt hij door de oude meesters ook de strijd houw (4) of vaderslag (5) genoemd. Over deze lijnen vind je hierna, etc (6).
De midden of hoge dwarse houw
Der Mittel oder Uberzwerchhauw
Met de midden of dwarse houw kan men bijna alles uitvoeren zoals vanuit de toornige houw. Enkel met dit onderscheid dat waar de toornige houw diagonaal uitgevoerd wordt , deze dwars uitgevoerd wordt. Zoals men kan zien op de dwarse lijn gemerkt met de letters G en C. Dergelijke vind je hierna ook bij de dusacken.
De lage houw
Der Unterhauw
Deze voer je als volgt uit : houw zodat je in de rechtse os terecht komt (waarover ik sprak in het vorige hoofdstuk). Van zodra je je tegenstander kan bereiken, stap en houw langs onder door naar zijn linkerarm, zodat je met je gevest hoog boven je hoofd komt. Zo heb je het correct uitgevoerd. Merk de kleine figuur aan de linkerzijde van illustratie B.
De schele houw
Der Schielhauw
De schele houw is ook een hoge houw, hij wordt echter zo genoemd omdat hij een beetje schelend wordt uitgevoerd. Deze voer je als volgt uit : plaats je in de postuur van het dak of in de toornige postuur (besproken in het derde hoofdstuk) met je linkervoet voor. Wordt er naar je gehouwen, houw eveneens, echter in de houw draai je korte snede tegen zijn houw. Sla gelijktijdig met omgekeerde handen naar je tegenstander. Stap met je rechtervoet naar zijn linkerzijde, en neem het hoofd gezwind mee (7). Zo heb je het correct tegen hem uitgevoerd, en sta je zoals getoond door de grote linkse figuur in illustratie G.
De kromme houw
Der Krumphauw
De kromme houw wordt als volgt uitgevoerd : sta in de toornige houding met de linkervoet voor. Houwt de tegenstander naar je, stap met je rechtervoet naar zijn linkerzijde wel weg van zijn houw. Houw zelf met de lange snede en gekruiste handen tegen zijn houw, of tussen zijn hoofd en zwaardblad diagonaal op zijn handen. En laat het zwaardblad over zijn armen schieten, zoals getoond door de figuren in de bovenste rechter hoek van illustratie D.
De dwarse houw
Der Zwerchhauw
Voor de dwarse , positioneer je zo : plaats je in het toevechten in de toornige postuur aan je rechterzijde (daarover meer in het vorige hoofdstuk). Dit is : zet je linkervoet voor en houd je zwaard aan je rechterschouder, alsof je een toornige houw wil uitvoeren. Houwt je tegenstander naar je vanuit de postuur van het dak, of van boven, houw dan gelijktijdig met de korte snede van onder diagonaal tegen zijn houw. Houd je kruisgevest hoog over je hoofd als verdediging van je hoofd. Gelijktijdig met de houw stap wel naar zijn linkerzijde, zo pareer en tref je gelijktijdig, zoals getoond door de figuren links van illustratie H. Zoals je deze dwarse houw naar links hebt volbracht, zo kan je hem ook naar zijn rechterzijde uitvoeren. Enkel moet je hem met de lange snede rechts treffen.
De korte houw
Der Kurtzhauw
Dit is een geheimzinnige actie, en wordt zo uitgevoerd : wanneer men van boven naar je houwt, doe alsof je met je korte snede met een kromme houw aan zijn zwaard wil binden. Onderbreek deze houw echter, en ga behendig onder zijn zwaard door en sla met de korte snede en gekruiste armen over zijn rechterarm naar het hoofd. Zo heb je zijn zwaard met de lange snede opgevangen en de korte houw uitgevoerd en sta je zoals de kleine rechtse figuur boven aan de linkerkant van illustratie B.
De glijdende houw
Der Glützhauw
De glijdende houw wordt als volgt uitgevoerd : houwt iemand langs boven naar je toe, sla dan met de achterkant van de hand tegen zijn houw naar de linker opening. Laat je zwaardblad aan zijn blad met het buitenste plat afglijden, zodat de korte snede met een zwaai over de hand het hoofd treft (8).
De kaatsende houw
Der Prellhauw
Deze is tweeërlei : één wordt de enkele genoemd, de andere de dubbele. De enkele wordt als volgt uitgevoerd : houwt je tegenstander langs boven naar je, stop zijn houw met een dwarse. Op het moment dat het kletst trek het zwaard om je hoofd en sla van je linkerzijde met het buitenste plat naar zijn oor. Zo wordt dit getoond door de rechtse figuur in illustratie K. Zo kaatst het zwaard opnieuw terug. Trek het zo met de zwaai van het kaatsen opnieuw rond je hoofd en houw met een dwarse naar links. Zo wordt het gedaan.
De dubbele wordt als volgt uitgevoerd : van zodra je tegenstander in het toevechten zijn zwaard in de hoogte brengt om te werken, plaats je dan in de rechteros (waarvan gesproken is in het vorige hoofdstuk). Trek je zwaard rond je hoofd en houw met het binnenste plat van je rechterzijde sterk tegen zijn zwaardblad, zodat je pommel in de slag de onderkant van je voorarm raakt. Zoals getoond door de grote figuur links in illustratie I. Stap echter in de houw met je rechtervoet wel rond zijn linker, en zodra het klettert of raakt, ruk het omhoog en draai gelijkertijd naar de links en sla behendig langs buiten met het achterste van de hand om naar dezelfde opening. Dit is met het buitenste plat, zodat het rondkaatst en terugkaatst. Zo heb je het correct uitgevoerd.
De blinde houw
Der Blendthauw
Bind je tegenstander van je rechterzijde aan zijn zwaard. Wind in de bind met je kruisgevest of je heft onder door tegen zijn linkerzijde. Wanneer je tegenstander je winding wil wegduwen. Gooi gezwind van je rechterzijde, het zwakke - dit is de punt - met gekruiste handen naar zijn linkerkant naar zijn hoofd. Wind behendig opnieuw door, of ga naar je linkerzijde met de korte snede. Zo heb je de blinde houw uitgevoerd. Deze blinde houw wordt op vele manieren uitgevoerd, hierover meer in de latere stukken.
De windende houw
Der Windthauw
De windende houw wordt op de volgende manier uitgevoerd : houwt je tegenstander naar je langs boven, houw dan langs onder met gekruiste handen van je linkerzijde op zijn zwaard. Zo steekt je pommel onder je rechter arm uit. Van zodra het klettert, stap onmiddellijk met je linkervoet van hem weg, wel naar je linkerzijde. Trek de pommel van je zwaard terug in een cirkel terug naar je linkerzijde. Zo raakt je lange snede, over zijn rechter arm en achter zijn zwaardblad, zijn hoofd in de zwaai, of tref je zijn rechterarm. Merk hieromtrent de grote figuur rechts in illustratie H. Zo vliegt je zwaard langs je zijde en houwt het tegenover behendig door het kruis. Zo wordt hij uitgevoerd.
De kroon houw
Der Kronhauw
Deze wordt zo uitgevoerd : wanneer je in de postuur van de ploeg staat, of je jezelf in een andere lage postuur plaatst (waarover in het vorige hoofdstuk gesproken werd), en je tegenstander houwt langs boven naar je. Ga met kruis dwars(9) boven je en vang zijn houw in de lucht op met je schild of je kruisgevest. Van zodra het klettert stoot je pommel behendig naar boven en sla hem met de korte snede achter zijn zwaardblad op het hoofd. Zo heb je de kroon houw correct uitgevoerd.
De kneukel houw
Der Kniechelhauw
Deze dankt zijn naam aan de plaats naar waar men richt. Voer hem zo uit : wanneer je, na de eerste aanval, met je handen hoog boven je hoofd onder het zwaard van je tegenstander komt. En hij zijn hoofd tussen zijn beide armen houdt. Houw dan dwarse houwen onder de pommel van zijn zwaard naar zijn kneukels of de gewrichten tussen zijn hand en arm(10). Houdt hij zijn handen zeer hoog, houw met de bovenvermelde dwarse houwen langs onder naar de bult van de elleboog. Zo wordt hij correct uitgevoerd.
De stort houw
Der Sturzhauw
Alhoewel deze houw een houw langs boven is, toch is er echter een gering verschil tussen beiden. Daarom wordt deze de stort houw genoemd, omdat hij in het doorhouwen langs boven door stort, zodat de punt in een os voor het gezicht van je tegenstander komt. Deze wordt vooral bij aanvang of in het toevechten gebruikt.
De wissel houw
Der Wechselhauw
De wisselhouw is niets anders dan voor je tegenstander met houwen wisselend van de ene zijde naar de andere, van boven naar onder en andersom te houwen. Dit om hem te verwarren.
De snelle tik
Der Schneller oder Zeckrur
De snelle of de tik is een actie die eigenlijk niet wordt gehouwen zoals een houw, maar wordt gesneld (11). Deze wordt uitgevoerd in het midden of in het volle werk wanneer het moment daar is. Namelijk wanneer je langs boven, langs beide zijden, of langs onder met het plat of met het zwak van je zwaard je tegenstander tikt, of in zwaai over of onder zijn zwaardblad heen snelt.
In feite is dit in het kort de beschrijving van de houwen en hoe ze in het vechten met het zwaard moeten worden uitgevoerd. Hoewel ze hier echter omschreven zijn met hun strijken (12), stappen en houwen alsof ze enkel maar kunnen worden uitgevoerd van één zijde en slechts op één manier gebruikt kunnen worden. Toch kunnen ze echter vanaf beide zijden worden uitgevoerd. Ik herinner de welwillende lezer er aan dat op dezelfde manier waarmee ik elke van deze houwen gepresenteerd en uitgevoerd heb vanaf één zijde, ze eveneens goed en naar behoren kunnen worden uitgevoerd van de andere zijde. Daarom beschouw ik een verdere uitgebreide herhaling en een overtollige omschrijving als overbodig (13). Omdat er aangaande veel van de houwen en hun verscheidenheid vragen zijn, waarom gebeurt zulks, sinds alles voldoende wordt toegelicht in de vier hoofdhouwen samen met de schele houw, waarmee de andere gedraaide houwen begrepen en verstaan worden. Daarom wil ik de welwillende lezer informeren in deze kunst dat de houwen die ik beschreven heb allen belichaamd zijn in de vijf meesterhouwen, sinds zij uit deze zijn ontstaan. Zij zijn echter uitgevonden en genaamd met hun eigen individuele namen, door diegene ervaren in deze kunst, dit voor de meer ijverige en nuttige studie en categorisatie van de kunst. Zo kan de kunst die verborgen en ingewikkeld is, makkelijker begrepen en gevat worden(14) .
Noten : 1.
2. 3. 4. 5. 6. 7. 8.
9. 10. 11. 12. 13. 14.
Meyer is niet mis te verstaan dat zijn technieken aangepast werden aan de noden van de tijd. Cfr. : trainen met het zwaard om paraat/fit te zijn voor militaire actie, de kunst was niet langer dodelijk, er werd gevochten op de zogenaamde Fechschule waar het de bedoeling was om te treffen (soms tot bloedens toe) niet om te doden. Het feit dat er niet gestoken werd in de technieken van Meyer, in zijn tijdsperiode is dubbel. Gedurende de rivaliteit tussen de Frei- Federfechter (waartoe Meyer behoorde) en de Marxbruder, waren de Freifechters er voor gekend wel te steken. De Marxbruder hadden het steken afgezworen, maar moesten hun technieken echter aanpassen aan hun tegenstanders de Freifechters die wel staken. Meyer laat doorschijnen hier meer uitleg over te geven, maar doet dit uiteindelijk niet. Meyer gebruikt “wachsende Häuw” : gegroeide houw, geëvolueerde houw. Streithauw Vatterstreich Meyer toont het houwdiagram pas in hoofdstuk 11. Ik koos er voor om het ook hier te tonen. Vertaald door Forgeng als “… and with this, nimbly take your head out of the way”. Ik interpreteer het dat je het hoofd van de tegenstander moet treffen. Bij het opmaken van dit werk heb ik twee interpretaties. 1) pareer de houw met gedraaide hand, korte snede naar voor. De punt is gericht naar de linker opening van de tegenstander. Glijd met het sterk naar het zwak van de tegenstander en houw gelijktijdig met jou zwak naar de tegenstander. Dit lijkt op winden met de platte kant. 2) pareer de houw met gedraaide hand, korte snede naar voor. De punt is gericht naar de linker opening van de tegenstander. Verander het zwaard van je linker naar je rechterkant, door contact te houden met de tegenstander en je punt naar rechts te kantelen en je kruisgevest in de hoogte te steken. Zo glijdt zijn zwaard langs het jouwe naar beneden en heb je de kans om met de korte snede de tegenstander te treffen. Men eindigt in een rechter os of hanger. Mijn voorkeur gaat naar de tweede interpretatie. Dit moet gedurende trainingen verder onderzocht worden. In hoofdstuk vier catalogeert Meyer deze houw onder de houwen waarmee men gelijktijdig pareert en treft. Lees dwars hier als : het kruisgevest horizontaal boven. Forgeng vertaalt Der Kniechelhauw als the wristcut. Ik interpreteer het als een snelle geniepige actie. Geen volle houw maar wanneer de kans zich voordoet een snelle tik of klets geven met het zwak of het plat van het zwaard. Duits : “streichen” Meyer is hier zeer duidelijk, alle houwen kunnen zowel links als rechts uitgevoerd worden. Interpretatie : Meyer bedoelt waarschijnlijk dat elke omschreven houw, in feite een meesterhouw is. Dit wil ook zeggen dat Meyer de meesterhouwen niet ziet als een statisch gegeven, of één vaste houw. Meerdere variaties zijn volgens hem mogelijk.