Grenzeloze generaties Zuideuropese jongeren over hu n identiteit Onder redactie van Jan Lucassen en Rinus Penninx
Grenzeloze generaties Zuideuropese jongeren over hun identiteit Onder redactie van Jan Lucassen en Rinus Penninx
Grenzeloze generaties Zuideuropese jongeren over hun identiteit
onder redactie van Jan Lucassen en Rinus Penninx
Inhoudsopgave
2
Voorwoord Inleiding
4 8
Cabo Verde, mijn tweede thuis Eneida Oelgado Silva
28
Ben ik Portugese of Nederlandse? Monica Pereira Martins
46
{.Oónde está mi futuro? Sofia Branco Bolón
SB
Overal een thuis Mariangela De Lorenzo
72
Uit liefde naar Nederland Irena Zagar
86
Identiteitscrisis Tineke Lupi
100
Zelfs, als ik mijn botten in den vreemden liet, dan nog droomde ik van Bosnië-Herzegovina Ernad Cilasevié
116
Tussen hemel en aarde Predrag Vitkovié
142
Oe sociaal-culturele postitie van de Griekse gemeenschap in Nederland Thanasis Dialektopouias
162
Nabeschouwing
184 194
Bibliografie
3
Voorwoord Emiliano Ruiz
Voorzitter Lize
4 Voorwoord
Zuid-Europeanen vormden de eerste groep gastarbeiders die begin jaren zestig naar Nederland kwamen. Men dacht toen dat deze 'gasten' uit Italië, Spanje, Griekenland, Portugal, Joegoslavië en Kaapverdië slechts tijdelijk zouden blijven. Veertig jaar en één, soms zelfs twee generaties later, kunnen we constateren dat het voor velen een permanent verblijf is geworden.
Oktober 1989 is de vereniging Landelijk Inspraakorgaan Zuid-Europeanen (LlZE] opgericht. Zuid-Europeanen is de verzamelterm voor personen afkomstig uit Bosnië-Herzegovina, Griekenland, Italië, Kaapverdië, Kroatië, Macedonië, Portugal, Servië en Montenegro, Slovenië en Spanje. Nu, ruim twaalfeneenhalf jaar later, staan velen ervan te kijken dat Zuid-Europeanen nog deel uitmaken van het integratiebeleid voor minderheden. 'Zuid-Europeanen zijn toch immers geïntegreerd?' is een veelgehoorde opmerking. Lize, inmiddels een stichting en overlegpartner van de Rijksoverheid voor de Zuideuropese gemeenschappen, heeft negen jongeren uit de verschillende gemeenschappen bereid gevonden te beschrijven hoe zij in de Nederlandse samenleving staan. Hoe geïntegreerd zijn zij en wat betekent dat voor hen? De jongeren in dit boek hebben verschillende antwoorden op deze vragen. Uit hun bijdragen valt te leren dat integratie géén definitieve keuze is vóór het ene en dus tegen het andere, dat identiteitsvorming ingewikkeld in elkaar zit en dat men loyaal kan zijn aan meerdere landen. Aan een vaderland en een moederland. Hoe belangrijk deze vragen zijn blijkt uit het debat dat rond integratie is losgebarsten. Hoewel het idee voor dit boek al daarvóór geboren was, wil Lize met deze jubileumuitgave een positieve bijdrage aan dit debat leveren.
Dit boek zou nooit tot stand zijn gekomen zonder het enthous iasme van Eneida, Monica, Soffa, Mariangela, Irena, Tineke, Ernad, Predrag en Thanasis. Wij zijn onder de indruk van de manier waarop zij de moed hebben getoond om hun persoonlijke verhaal te vertellen. Jan Lucassen en Rinus Penninx, die beiden aan de wieg hebben gestaan van de geschiedschrijving over migranten in Nederland, namen de bezielende (bege )Ieiding voor hun rekening. Wij mogen ons rijk prijzen dat zij allen bereid waren om geheel belangeloos aan dit project mee te werken. De dank van het bestuur van Lize gaat dan ook naar hen allen uit. Daarnaast gaat onze dank uit naar de eigen medewerkers die vele avonduren in dit project hebben gestoken en naar C&P Communicatie. Wij allen geloofden in dit project waarvan u nu het tastbare bewijs in handen hebt.
5 Voorwoord
Cl
Portugal Kaapverdië
Spanje
o 00
6
o
o
D
?
Dit
Inleiding Jan Lucassen en Rinus Pennin x
Zu
Val
Wo dri
we be'
de
Slo bel nie
art
1 DE van
eurc BOS I
Slov gerr 2 8r Slov werl
8 Inleiding
S.D(
Dit boek vestigt op een bijzondere wijze de aandacht op de migratie naar Nederland van Kaapverdianen, Portugezen, Spanjaarden, Italianen, Slovenen, Kroaten, Bosniërs, Serven en Grieken, hierna kortweg met de verzamelnaam 'Zuid-Europeanen' aangeduid 1. De hoofdmoot bestaat namelijk uit essays - in principe een per land - van jonge migranten of jonge nakomelingen van migranten uit deze landen waarin ze hun persoonlijke visie op migratie en vestiging uiteenzetten. In deze inleiding willen wij allereerst een beknopte historische schets geven van deze migraties en enkele theoretische noties op dit gebied de revue laten passeren. Aan de hand van vragen die onze huidige kennis en inzichten opleveren zullen wij vervolgens uitleggen hoe dit boek tot stand gekomen is en met welke vragen de auteurs van de deelhoofdstukken aan de slag zijn gegaan_ In de nabeschouwing gaan we in op de vraag welke lessen we kunnen trekken uit deze essays en in hoeverre ze nieuwe vragen opwerpen of suggesties voor nieuw onderzoek bevatten.
Zuid-Europeanen in Nederland: een historische schets Vanaf de Middeleeuwen kan de aanwezigheid van Zuid-Europeanen in Nederland Worden aangetoond_ Schematisch kunnen we, al naar de intensiteit van de migratie, drie periodes onderscheiden. Allereerst de tijd vóór ongeveer 1900, toen hun aanwezigheid nooit meer dan 1.000 personen zal hebben bedragen en dus - op een bevolking die groeide van één tot vijf miljoen inwoners - minder dan één promille_ In de eerste helft van de twintigste eeuw neemt het aantal Italianen, maar ook Slovenen toe en kan met enkele duizenden 2 Zuid-Europeanen de één promille zijn bereikt. De derde en laatste periode breekt aan met de grootscheepse vestiging, nu niet meer uit enkele landen, maar uit het hele gebied, sinds de jaren van de 'gastarbeid' in de jaren vijftig_ Later werd deze immigratie gecontinueerd in de vorm van
1 De verzamelterm 'Zuideuropeanen' heeft geen historische of geografische grond, maar is een uitvloeisel van het Nederlandse minderhedenbeleid. Stichting Lize is de overlegpartner Rijksoverheid voor de Zuideuropese gemeenschappen en behartigt bij die rijksoverheid de belangen van personen afkomstig uit Bosnië-Herzegovina, Griekenland, Italië, Kaapverdië, Kroatië, Macedonië, Portugal, Servië & Montenegro, Slovenië en Spanje. Jammer genoeg is het uiteindelijk niet gelukt om een schrijver uit de Macedonische gemeenschap te vinden. 2 Brassé en Van Schelven 1980,11-1 komen tot ca 1.500 mijnwerkers uit Italië en Joegoslavië (meest Slovenen, voor Kroaten zie Idem 45). Tel daarbij nog gezinsleden en elders in den lande de terrazzowerkers, schoorsteenvegers, ijsbereiders en andere Italianen dan zal het totaal ergens in de orde van
5.000 à 10.000 gelegen hebben.
9 Inleiding
enerzijds vrije vestiging binnen de Europese Unie en anderzijds in de vorm van vluchtelingen uit het uiteenvallende Joegoslavië. We komen dan in de orde van grootte van één procent van de bevolking.
Zuid-Europeanen in Nederland: minieme aantallen tot 1900 Vanaf de late Middeleeuwen tot aan het begin van de twintigste eeuw zijn Zuid-Europeanen al actief in Nederland, zij het in kleine aantallen en dikwijls zonder veel continuïteit. Er zijn twee uitzonderingen op deze regel: incidenteel vochten hier grote aantallen soldaten uit Zuid -Europa en daarnaast vond vooral in de zeventiende eeuw een belangrijke vestiging van 'Portugese joden' plaats.
Overwegend gaat het dus om kleine aantallen, zowel absoluut als relatief. Vanaf de volkstelling van 1849 beschikken we iedere tien jaar over landelijke cijfers van in het buitenland geborenen, later van inwoners met een buitenlandse nationaliteit. Voor Duitsland, België, Frankrijk en Groot-Brittannië samen betekende dit in 1900 ongeveer één procent van de bevolking. Alle andere nationaliteiten samen, met name Scandinaviërs, Oost- en Zuid-Europeanen maken dan minder dan een promille uit van de mannen in Nederland en een half promille van de vrouwen 3. In totaal zullen er rond de eeuwwisseling zeker niet meer dan 1.000 Zuid-Europeanen in Nederland hebben gewoond, waarvan de Italianen het grootste deel uitmaakten.
Voor eerdere jaren moeten we het doen met locale en dus fragmentarischere gegevens maar er is weinig reden om aan te nemen - dit in tegenstelling tot andere immigranten, vooral Duitsers - dat de Zuideuropese aanwezigheid in Nederland toen indrukwekkender zal zijn geweest. Nemen we als voorbeeld de stad Utrecht, want daarvoor hebben we wat meer vroege gegevens. In de volkstellingen van 1829 en 1839 die hier toevallig bewaard zijn, komen we slechts respectievelijk 12 en 20 Italianen tegen en in 1829 nog een Spanjaard. Andere Zuid-Europeanen ontbreken. In de tweede helft van de negentiende eeuw veranderde dit beeld niet 4 .
3 In de volkstelling van 1899 worden 1.982 mannelijke en 1.384 vrouwelijke 'overige' buitenlanders geteld, resp. ?,9 en 5,4 per 10.000 inwoners (zie www.volkstelling.nl) . 4 We ontlenen deze aantallen aan de doctoraalscriptie van Jelle·Jaap van Lottum (Vrije Universiteit Amsterdam, geschiedenis 2002) die momenteel voor publicatie gereed wordt gemaakt. Achter de minieme aantallen Oostenrijkers en Hongaren kan overigens ook nog een enkele Zuid-Europeaan schuilgaan. Uit Rommes 1998 zijn geen aanwijzingen te halen die op grotere aantallen daarvóór
10 Inleiding
wijzen; Schrover 2002, 320-323.
-~--~
--
Ook elders blijken Ital ianen veruit het belangrijkst te zijn en dankzij een speciale studie over Groningen beschikken we over een mooi overzicht van de beroepen die Italiaanse specialisten vanaf circa 1700 ook in Nederland uitoefenden 5. Dat het ook elders vooral om Italianen gaat wordt door de studies over de andere steden bevestigd. In volgorde van belangrijkheid betreft het schoorsteenvegers uit 01-
de Italiaans (Piëmonte)-Zwitserse (Ticino) grensstreek ten westen en noorden van het Lago Maggiore en ten noorden van het Como-Meet 6, stukadoors uit de omgeving van dezelfde meren, gipsen beelden ma kers uit Toscane en Lucca 7, muzikan-
IW
ten, toneelspelers, goochelaars 8 uit onder andere Napels en tot slot nog kleinere groepen zoals bijv. instrumentmakers, zijdehandelaren 9 en paraplumakers en -reparateurs. Tot slot moeten we nog Bosnische (en enkele Italiaanse) berenleiders noemen. Vanaf 1868 werden zij regelmatig in Nederland gesignaleerd 10 Zoals gezegd zijn er twee uitzonderingen op de regel dat Zuid-Europeanen voor 1900 slechts in kleine aantallen kwamen . Allereerst de soldaten in de
3-
in-
tijd van de huurlegers. De bekendste rekruteringsgebieden voor beroepssoldaten waren Zwitserland en Zuid-Duitsland, Schotland en Ierland, maar daarnaast waren ook soms Spanjaarden, Italianen en Kroaten goed vertegenwoordigd. Dit soort migranten verbleef hier per definitie tijdelijk en in het geval van de laatstgenoemde
e
groepen alleen tijdens veldtochten. Tijdens de Tachtigjarige Oorlog bestonden de Spaanse legers hier niet alleen uit Spanjaarden, maar ook uit Italianen 11_ Het Spaanse wereldrijk omvatte immers ook grote delen van het huidige Italië. Tot slot
,-
g
hebben in het zuiden nog Kroaten onder bevel van de Italiaan Ottavio Piccolomini als bondgenoten van de Spanjaarden geopereerd 12.
ad
n
5 Heering 1985; Heering 1991. Voor Italiaanse vluchtelingen zie Heering 1985, 15-17 en voor later ook Leenders 1993, 45-48 en 71-80.
jk 6 Bovenkerk, Eijken, Bovenkerk-Teerink 1983, 159-161; Heering 1985, 33-41,49-57,65; Kors en Kors 4
o-
1992; Lucassen 1996, 97-102; Van der Harst en Lucassen 1998, 106-107; Cottaar 1998, 36-38; Vogel 1999, 24-29; Schrover 2002, 321-322. 7 80venkerk, Eijken en Bovenkerk-Teerink 1983,68-69,80-97; Lucassen 1984, 143-144; Cottaar 1998, 36; Schrover 2002, 322-323. 8 Vgl. Lucassen 1984, 194-195. 9 Vóór de Opstand [aak de Tachtigjarige Oorlog genoemd) woonden gemeenschappen van Spaanse kooplieden in steden als Middelburg en 8ergen op Zoom, zie de beide publicaties van Fagel uit 1996. 10 Lucassen 1990, 82-92, 119-122, 168-171, 328-333, 337-338.
11 Heering 1985, 9-13.
óór 12 Wouters 1967, 234; Ubachs 2000, 185-18?
11 Inleiding
Als tweede uitzondering noemden wij de Portugese joden 13. De eersten trokken na de val van Antwerpen in 1585 door naar Amsterdam. De nieuwe commerciële hoofdstad van Europa was niet alleen aantrekkelijk voor hen als koop lieden, maar ook vanwege de godsdienstvrijheid. Als afstammelingen van joden die gedwongen waren tot het katholicisme overte gaan, keerde een aantal van hen terug naar de godsdienst van hun voorvaderen . Zo ontstond de Amsterdamse Sefardisch-joodse gemeenschap die weer nieuwe geestverwanten van het Iberisch Schiereiland aantrok en uitgroeide tot enkele duizenden personen, inclusief de gemeentes die in andere plaatsen ontstonden, zoals bijvoorbeeld in Den Haag.
Toename, maar nog kleine aantallen: de periode 1900-1950 In de eerste helft van de twintigste eeuw verandert de situatie die in de twee eeuwen daarvoor gegroeid was: de Italiaanse ambachtslui 14 leggen zich deels toe op andere specialismen en de mijnen gaan Zuid-Europeanen aantrekken. Zeker, de Italiaanse schoorsteenvegers verdwijnen niet helemaal uit beeld en beheersen die markt zelfs tot aan de Tweede Wereldoorlog, maar in de grotere steden wordt het beeld nu toch meer bepaald door terrazzowerkers en ijsbereiders. De terrazzowerkers uit Friuli in Noord-Dost Italië vonden hier vanaf 1895 emplooi voor het maken van hun granitovloeren en -aanrechten die in die jaren als hygiënisch, kunstzinnig en modern golden. Niet alleen in gewone huizen, maar vooral ook in grote gebouwen als scholen en ziekenhuizen werden zij vaak toegepast lS. De nog steeds beeldbepalende Italiaanse ijsbereiders komen vrijwel allen uit de provincie Belluno, iets ten westen van Friuli. In de negentiende eeuw ontwikkelden zij hun specialisme in Oostenrijk-Hongarije en via Duitsland worden zij voor het eerst in de jaren 1920 in Nederland gesignaleerd 16. Dankzij de grotere aantallen en de betere bronnen kunnen we over deze groep iets meer zeggen over de manier waarop hun
13 Fuks-Mansfeld 1989. 14 Numeriek zijn de Italianen veruit het belangrijkste: de Volkstelling van 1920 geeft 535 mannen en 373 vrouwen, die van 1930 lS52 mannen en 1054 vrouwen. Andere Zuid ·Europeanen worden daarin niet gespecificeerd. Deze Italiaanse dominantie wordt bevestigd door een steekproef uit Leiden 19201940 waarin tegenover 47 Italianen slechts 4 Joegoslaven, 2 Grieken en 1 Spanjaard voorkomen (met dank aan Leo Lucassen, vgl. Van der Harst en Lucassen 1998) . Voor het landelijk beeld moet daarbij nog met de sterke concentratie van Slovenen in Zuid-Limburg gerekend worden. Voor de kleine Griekse gemeenschap die dan ook ontstaat van o.a. zeelui, sigarettenrnakers en bonthandelaars zie Vermeulen e.a. 1985, 39-41 en 111-112 en Lindo 1994, 118-119. Terzijde zij opgemerkt dat in en na de Eerste Wereldoorlog veel krijgsgevangenen tijdelijk in Nederland verbleven, o.a . uit Servië, Italië en Portugal
12 Inleiding
(Roodt 2000,407,411).
'r-
assimilatieproces in Nederland verliep. Opvallend is het verschil tussen de terrazzowerkers en de schoorsteenvegers aan de ene kant die veelal buiten de
p-
eigen groep trouwden, meestal met een Nederlandse vrouw, en de ijsbereiders aan
e
de andere kant die het tegenovergestelde deden. Pas de derde generatie van de ijsbereiders trouwt overwegend Nederlandse partners. Daarbij speelde een rol dat de ijsbereiders in het winterseizoen, wanneer hier maanden lang geen vraag was naar
h
hun waar, naar Belluno terugkeerden 11. Dit betekent overigens niet dat de schoorsteenvegers en terrazzowerkers hun banden met Italië spoedig loslieten: voor nieuwe arbeidskrachten deden zij in de regel een beroep op hun streek van herkomst, evenals de ijsbereiders.
De mijnindustrie in Zuid-Limburg is vanaf de eeuwwisseling in sneltreinvaart uit de grond gestampt. Dat betekende dat massaal immigranten nodig waren, vooral geoefende mijnwerkers die uit aangrenzende oudere steenkoolgebieden werden gehaald, met name uit het Duitse Rijnland. Oe plaatselijke bevolking keek aanvankelijk immers niet alleen met wantrouwen naar dat gewroet onder de
;.
grond, maar had er ook geen verstand van. Bij die buitenlandse arbeiders uit Duitsland zaten ook veel mijnwerkers die elders geworven waren, in de eerste plaats Polen, maar ook Slovenen en Italianen 18. Oe Slovenen kwamen vooral uit de omge-
Jk
ving van Ljubljana en het oostelijk daarvan gelegen Celje; de Italianen uit het noord-
1-
Slovenen vanuit Duitsland in de Limburgse mijnen zijn gaan werken. Na de Eerste
n
Wereldoorlog kwamen zij ook via Frankrijk en België en vanaf 1927 werden zij ook
Oosten, de driehoek Gorizia-Bolzano-Padua en uit Istrië. Rond 1905 zullen de eerste
·e
rechtstreeks geworven. Oe Italianen zijn wat later gearriveerd dan de Slovenen. In de crisisjaren werden deze buitenlandse arbeiders het eerst ontslagen en meer dan de helft van de Slovenen en Italianen vloog vanaf 1931 de laan uit. Pas na de oorlog zouden hun aantallen weer toenemen.
15 Brassé en Van Schelven 1980, S8·60; Bovenkerk, Eijken, Bovenkerk·Teerink 1983, 161·164; Heering 1985, 58·60; Lucassen 1996,97·102; Van der Harst en Lucassen 1998, 107·114; (oltaar 1998, 39-47. 16 Bovenkerk, Eijken en Bovenkerk·Teerink 1983; Van der Harst en Lucassen 1983, 114·118; (oltaar 1998, 51·53; De Mas 1999. 17 Brassé en Van Schelven 1980, 59,87,121·125; Bovenkerk, Eijken, Bovenkerk·Teerink 1983, 154·158; Kors en Kors 1992, 186·187; Lucassen 1996, 100·102; Van der Harst en Lucassen 1998, 117·118; Vogel 1999,29; Schrover 2001. 18 Brassé en van Schelven 1980. Voor de Polen is nu de uitgebreide studie van Wojciechowski 2000 beschikbaar.
13 Inleiding
In vergelijking met de eerder behandelde groepen woonden de mijn-
werkers dicht bij elkaar in grote groepen, zodat nu ook het ontstaan van organisaties mogelijk werd. De Slovenen stichtten al vóór de eerste Wereldoorlog een eigen Sint Barbara Vereniging. Deze hield het niet zo lang uit, maar in de jaren 1926-1929 ontstonden in maar liefst zeven plaatsen in de mijnstreek Sloveense verenigingen die als doel hadden het bevorderen van het geestelijk welzijn, het nationaalSloveense bewustzijn en het behartigen van de sociale belangen. De meesten waren katholiek van aard, maar er was ook een socialistische en zelfs een communistische vereniging. Bij de Italianen ontbreekt dit soort activiteiten, misschien ook omdat de Italiaanse mijnwerkers geen hoge eigendunk hadden en door hun landgenoten de terrazzowerkers als sociaal minder werden gezien 19. Wel organiseerde de Italiaanse fascistische regering via afdelingen in diverse plaatsen, niet alleen in de mijnstreek, haar onderdanen in Nederland. Het lidmaatschap hiervan was verplicht. Dok zette de Italiaanse regering hier eigen scholen op 20.
Flinke groei, zowel absoluut als relatief vanaf 1950 Na de oorlog waren al spoedig weer buitenlandse arbeiders nodig in de mijnen en in 1949 werden weer de eerste Italianen geworven, aanvankelijk in dezelfde streken waaruit ook de vooroorlogse mijnwerkers afkomstig waren. Daarnaast werden nieuwe bronnen aangeboord en vanaf 1956 kwamen de meeste nieuwe Italianen van Sardinië, Sicilië en de Abruzzen in Midden-Italië 21. Dit waren de eerste 'gastarbeiders'. Vooral na het afsluiten van officiële wervingsovereenkomsten met Italië in 1960, Spanje in 1961, Griekenland in 1962 (voorlopig; definitief in 1966], Portugal in 1963 en Joegoslavië in 1970 nam de Zuideuropese immigratie naar Nederland in vergelijking met de tijd daarvóór een ongekende omvang aan 22. Zeker omdat velen kwamen zonder officieel geworven te zijn. Na de mijnen volgden andere bedrijven en bedrijfstakken, eerst nog aarzelend maar vanaf 1960 massaal. In 1956 wierf de Nederlandse Rijnvaart Vereniging die haar hoofdkantoor had in Rotterdam 700 Joegoslavische matrozen uit Duitsland 23. Zoals ook al voor de oorlog vestigen zich
19 Brassé en Van Schelven 1980,60-61. 20 Brassé en Van Schelven 1980,62,87-97; Bovenkerk, Eijken en Bovenkerk-Teerink 1983,44-48, 107121; Heering 1985, 60-61; Cottaar 1998, 45-46.Voor de politieke houding van de Slovenen in de periode 1933·1945 zie Brassé en Van Schelven 1980, 76-81. 21 Brassé en Van Schelven 1980,97-100. 22 Voor een overzicht zie Lindo en Pennings 1988 en Tinnemans 1994; voor Rotterdam: Krijnen 1998; voor Den Haag: Cottaar 1998, 136-157; voor Overijssel: Mak 2000.
14 Inleiding
23 Krijnen 1998,252.
n-
9
l-
Ik
e
in
u-
n n
Na 1973 groeit de tweede generatie Zuid· Europeanen sterk: tekenwedstrijd in de Italiaanse Casa van De Poort 1
in Den Haag in 1978. (IISG Amsterdam, fotocollectie De Poort)
)7de
8;
15 Inleiding
daar ook zeelieden, bijvoorbeeld Kaapverdianen vanaf de jaren vijftig 24. Vanaf 1956 wierven ook Hoogovens, Demka en enkele grote scheepsbouwers Italianen en na jaren van voorbereiding deed in 1960 de Twentse textielindustrie een groot beroep op gastarbeiders en spoedig volgden andere grote en kleine ondernemingen 25. Het waren vooral jonge, ongetrouwde mannen en soms ook jonge vrouwen.
Na de oliecrisis in 1973 valt de werving van gastarbeiders stil. Op dit hoogtepunt van de immigratie van gastarbeiders zijn er circa 75.000 Zuid-Europeanen in Nederland, ruim een half procent van de totale bevolking. Zoals te verwachten was zijn de mannen ver in de meerderheid, maar hierbij worden wel grote nationale verschillen zichtbaar. De grootste mannenoverschotten komen voor bij de Italianen en Spanjaarden. Daartegenover staan de Joegoslaven bij wie de meeste vrouwelijke gastarbeiders te vinden zijn 26 (zie tabel 1].
In deze tijd - tot 1974 - was het voldoende om Nederland binnen te komen als je wilde aanpakken. Dat wil niet zeggen dat ideologische of politieke
Tabel 1 • Aanwezige vreemdelingen naar nationaliteit in 1914 nationaliteit
mannen
vrouwen
totaal
percentage mannen
4.341
3.076
7.417
59
Spaanse
21.406
10.384
31.790
67
Italiaanse
12.937
6.498
19.435
67
Joegoslavische
6.511
5.462
11.973
55
Griekse
2.502
1.533
4.035
62
47.697
26.953
74.650
Portugese*
Totaal
Bron: Lindo en Pennings 1988, 20 (op basis van CBS gegevens) * Onder de Portugezen zijn ook de Kaapverdianen gerekend, dan ca. 1.000 in getal 27.
24 Strooij-Sterken 1998, 271. 25 Mak 2000, 71·73. 26 Chotkowski 2000. 27 Lindo en Pennings 1988, 21 en 23; Vgl. Strooij-Sterken 1998,271-272.
16 Inleiding
36
motieven bij de immigranten ontbraken
p
Zij hoefden zich echter niet als vluchtelingen te afficheren. Sterker nog; zij konden
et
dat beter niet doen omdat ze anders een grote kans liepen om na een moeizame
28.
Uit de politieke activiteiten van verschil-
lende gastarbeiders na hun komst in Nederland kan dit voldoende worden afgeleid.
)-
de
procedure afgewezen en uitgezet te worden. We mogen er dus van uitgaan dat talloze Joegoslaven onder lito, Spanjaarden tijdens de fascistische dictatuur van Franco, Portugezen tijdens die van Salazar en Caetano, en Grieken tijdens het kolonelsbewind (en de lange geschiedenis van onderlinge afkeer van links en rechts die daaraan voorafging) wel degelijk mede politieke motieven hadden om hun vaderland te verlaten. Bij de Spanjaarden en vooral ook de Portugezen kwam hier nog bij dat de dienstplichtigen geen zin hadden om het koloniale rijk over zee in stand te houden. Dat was voor hen extra problematisch omdat Nederland evenals Spanje en Portugal ook NAVO-lid was
29.
In 1975 werden de meeste Portugese kolo-
nies onafhankelijk en verviel dit migratiemotief. Waren veruit de meeste Zuideuropese immigranten na de Oorlog loonarbeiders, sommigen zetten ook de oude traditie van het zelfstandig ondernemerschap voort, met name in de horeca. Zo kwamen er naast de Italiaanse ijssalons nieuwe specialismen op zoals het Italiaans restaurant waaruit rond 1970 weer de typisch Italiaanse pizzeria voortkwam
30.
Spaanse, Griekse, Joegoslavische
en Portugese restaurants zouden dit voorbeeld volgen.
Op het moment dat de politieke motieven om te emigreren voor de meeste Zuid-Europeanen wegvielen was met de economische crisis in de landen van bestemming de behoefte aan buitenlandse arbeiders ook plotseling weggevallen en gingen de grenzen dicht, althans voor gewone loonarbeiders van buiten de Europese Economische Gemeenschap. Het effect daarvan op de Zuid-Europeanen was zeer verschillend, al naar gelang de economie van het land van herkomst. De landen die inmiddels zelf ook waren gaan profiteren van de economische opbloei zoals in de eerste plaats Italië en in de tweede plaats Spanje, zagen nogal wat voormalige gastarbeiders terugkeren. De scherpe terugval bij de Spanjaarden (met niet minder dan 43 procent van 1974 tot 1987) zal mede verklaard moeten worden door de politieke omwenteling na de dood van Franco. Dit zou overigens een extra argument zijn voor de veronderstelling dat bij Spanjaarden naast economische ook
28 Vermeulen e.a. 1985, 32, 36,43; Krijnen 1998,248·254; Strooij-5terken 1998,278. 29 Ten Ooesschate 1993,49·64. Over Portugese deserteurs zie 5chaepman 1971. 30 Heering 1985, 61-63; Heering 1991; Cottaar 1998, 47-51.
17 Inleiding
I
Tabel 2 • Zuid-Europeanen (valgens de brede definitie allochtonen) in Nederland per 1 januari 2002
Ir I1
Herkomst-
1e generatie
1e generatie
2e generatie
2e generatie
Totaal
2e generatie waarvan beide
groepering
mannen
vrouwen
mannen
vrouwen
mannen + vrouwen
ouders geboren in het buitenland
Kaapverdië
5.505
5.718
3.947
3.842
Portugal
5.567
5.195
2.592
2.527
Spanje
8.965
8.770
6.712
11.505
5.453
9.298
4.607
2.445
2.569
27.433
26.704
9.649
63.582
54.285
34.767
Italië Griekenland
!
voorm. Joegoslavië*
i
Totaal
19.012
76%
15.881
43%
6.450
30.897
27%
8.937
35.193
13%
2.456
12.077
24%
9.231
73.017
58%
33.443
186.077
I
Bron: www.cbs.n//statweb * Voor een nadere uitsplitsing bestaan geen harde statistische gegevens. Bij Lize gaat men op dit moment uit van circa 28.000 Bosniërs, 12.000 Kroaten, 15.000 Serviërs en Montenegrijnen, 15.000 Macedoniërs en 5.000 Slovenen. . ..
politieke motieven een rol hebben gespeeld om gastarbeider te worden. Aangezien
Aan de hand van deze eenvoudige cijferopstelling kunnen op dit moment de Zuid-
verhoudingsgewijs meer mannen dan vrouwen remigreerden naar Spanje daalde
europese inwoners van Nederland als volgt puntsgewijs getypeerd worden:
het mannenoverschot in die periode van 67 naar 58 procent
31.
De landen die op dat
• De groep uit vo~rmalig Joegoslavië is dankzij de recente vluchtelingenstroom ver-
moment minder alternatieven te bieden hadden, ondervonden daarentegen eerder
reweg het belangrijkst, gevolgd door de Italianen en Spanjaarden die overigens
een versterkte emigratie doordat de sterk mannelijke gastarbeiderspopulatie gezin-
samen nog kleiner zijn dan eerstgenoemde groep. Het is jammer dat de officiële
nen en bruiden liet overkomen. Deze gezinshereniging en gezinsvorming was het
statistische gegevens niet toestaan de Joegoslavische groep precies onder te ver-
kleinst onder de Italianen 32 en het sterkst onder de Kaapverdianen.
delen in Slovenen, Kroaten, Bosniërs en Serviërs . • Bij de eerste generatie bestaat alleen bij de Italianen en Grieken een groot
De laatste fase in de Zuideuropese immigratie werd ingeluid door het
mannenoverschot. Dit zou erop kunnen wijzen dat deze mannen het meest buiten
uiteenvallen van Joegoslavië en de oorlogen en etnische zuiveringen die daarmee
de eigen groep gehuwd zijn, vermoedelijk vooral met Nederlandse vrouwen
gepaard gingen. Mede als gevolg van de rol die Nederland in dit drama speelde
lage percentage nakomelingen van de tweede generatie met twee ouders geboren
belandden vele vluchtelingen hier. Op dit moment telt Nederland een kleine 200 .000
in het buitenland wijst in dezelfde richting. Het feit dat deze percentages niet alleen
personen, dus ruim één procent van de bevolking, die uit Zuid-Europa zijn geïmmi-
bij Italianen en Grieken zo laag zijn, maar ook bij de Spanjaarden verdient aandacht.
greerd of van wie minstens een van de ouders van daar afkomstig is [zie tabe/2].
Bij de Spanjaarden lijken op basis van deze cijfers namelijk ongeveer evenveel
33.
Het
31 Lindo 1994, 131.
18 Inleiding
32 Lindo en Pennings 1988, 32.
33 Lindo en Pennings 1988,28-31,39,43; vgl. Vermeulen e.a. 1985, ?? en Heering 1991.
19 Inleiding
gemengde huwelijken voor te komen als bij de Grieken. Toch is bij de Spanjaarden het mannenoverschot veel en veel kleiner dan dat bij de Grieken. Logischerwijs lijkt er
k
maar één oplossing voorhanden te zijn: een aanzienlijk aantal, waarschijnlijk onaf-
a
hankelijk van elkaar hierheen gemigreerde Spaanse mannen en vrouwen is niet met
b
elkaar gehuwd, maar met respectievelijk Nederlandse vrouwen en mannen 34.
s
• De getalsverhouding tussen eerste en tweede generaties laat zien dat de Joegoslaven het meest recent zijn binnengekomen en de Italianen het eerst. Deze laatste groep kent bovendien waarschijnlijk al een [niet als zodanig geregistreerde) derde
r
generatie. Overigens geldt waarschijnlijk hetzelfde voor de Slovenen.
d
c Vóór de oorlog ontstonden al verenigingen waar maar genoeg mensen van eenzelfde herkomstland bij elkaar woonden; hetzelfde gebeurde uiteraard ook vanaf de jaren zestig bij de sterk toegenomen immigratie 35. En ook nu weer komen veel onderlinge verschillen aan het licht. Waren deze voor de oorlog met name ideologisch van aard, nu komen ook verschillen naar herkomst [bij voorbeeld tussen Sardijnen en Sicilianen en andere Italianen 36], naar beroep en naar godsdienst naar voren. Het verenigingsleven van Italianen heeft zich in die jaren het zwakst, dat van de Portugezen daarentegen het sterkst ontwikkeld 31.
Vestigingspatronen van Zuid-Europeanen Hoe gaat het nu verder als mensen eenmaal gemigreerd zijn, met andere woorden, hoe verlopen vestigingsprocessen van nieuwkomers en hun nakomelingen? Op basis van de Nederlandse migratiegeschiedenis menen wij te mogen stellen dat in de regel na enkele generaties de aanvankelijke verschillen tussen autochtonen en de nakomelingen van nieuwkomers niet meer systematisch van aard zijn, tenzij de overheid zodanig discriminerende maatregelen neemt dat de oorspronkelijke achterstanden bestendigd worden 38.
34 Een aanwiizing hiervoor in Lindo en Pennings 1992, 19 en in Chotkowski 2000, 8l. 35 Lindo en Pennings 1988, 72·74; voor de Grieken zie Vermeulen e.a. 1985. 36 Brassé en Van Schelven 1980, 97-100; 8ovenkerk, Eijken, Bovenkerk·Teerink 1983, 149·151; Lindo en Pennings 1988, 15. 37 Lindo 1994, 126-129.
20 Inleiding
38 Dit is de algemene stelling van Lucassen en Penninx 1994, m.n. hoofdstuk V en volgende.
z
let
Deze stelling berust op een aantal theoretische noties die als volgt kunnen worden samengevat: a. Als een aanzienlijke groep migranten, die weinig middelen en scholing heeft,
?t
:e
binnenkomt dan moeten zij zich, helemaal vanaf de laatste trede van de maatschappelijke ladder, een plaats zien te verwerven: op de arbeidsmarkt, in het onderwijs, op de huisvestingsmarkt. Een dergelijke groep wordt door de samenleving primair als 'buitenstaanders' en als 'anders' (cultureel, etnisch, naar religie of zelfs naar 'ras') gezien. Tevens bestaat de neiging deze groepen uit te sluiten of als tweederangs te behandelen. Migranten van de eerste generatie hebben bovendien vaak ook zelf de neiging om zich als 'anders' te definiëren en om maar gedeeltelijk in de nieuwe samenleving te participeren, met name wanneer zij hun verblijf als tijdelijk zien . Dit kan er toe leiden dat zulke groepen als geheel onderaan de maatschappelijke ladder blijven hangen en tegelijkertijd als een 'andere', afwijkende groep worden gezien. b. Als deze migranten definitief blijven - wellicht ook in tegenstelling tot wat zij oorspronkelijk hadden verwacht - rijst de vraag hoe zijzelf, hun kinderen en kleinkinderen die hier geboren en getogen zijn, in de loop van de tijd veranderen. Dezelfde vraag geldt echter ook het denken en handelen van de autochtonen ten aanzien van de nieuwkomers en hun nakomelingen. Als migranten en hun kinderen zich gaan inspannen om hogerop te komen, én wanneer de samenleving hen en hun kinderen de kansen daartoe biedt in het onderwijs en op de arbeidsmarkt, kan met name bij de tweede generatie een verbetering van de maatschappelijke positie optreden . Deze groep stijgt dan gemiddeld op de maatschappelijke ladder. Dat vereist natuurlijk een zekere aanpassing van migranten en hun kinderen. Deze aanpassing hoeft in onze opvatting niet per se te betekenen dat zij specifieke culturele of religieuze kenmerken dienen los te laten. De Nederlandse geschiedenis kent vele voorbeelden van groépen die geklommen zijn op de maatschappelijke ladder zonder dit soort specifieke kenmerken geheel over boord te zetten. Van groot belang is dan echter wel dat de samenleving als geheel zulke culturele, religieuze of andere kenmerken accepteert of misschien zelfs als een verrijking ziet. In ieder geval is een vereiste dat zulke kenmerken niet gebruikt worden om nieuwkomers of hun nakomelingen uit te sluiten en daardoor hun maatschappelijke kansen te verkleinen. c. Op basis van voorgaande punten kunnen we de situatie van een migrantengroep na een langer verblijf van enkele generaties als volgt indelen: • We noemen een groep 'geassimileerd'als deze als geheel na enkele generaties
21 Inleiding
een behoorlijke spreiding op de maatschappelijke ladder heeft bereikt, door de samenleving niet meer als apart of anders wordt gezien en wanneer deze groep zelf zich niet meer als zodanig definieert. • We noemen een groep geïntegreerd als er een duidelijke spreiding heeft plaatsgevonden op de maatschappelijke ladder die niet gepaard is gegaan met het (volledig) verdwijnen van culturele, religieuze of andere specifieke groepskenmerken. Bij integratie heeft specifieke groepsprofilering echter geen negatieve connotaties. Zij wordt dus door de samenleving geaccepteerd . • Een migrantengroep wordt in de loop van de tijd een 'minderheid' als een syste matisch lage maatschappelijke positie - onder meer door uitsluiting - samen blijft gaan met een 'aparte' etnische, culturele of religieuze status, zowel in de eigen als in andermans ogen.
Nogmaals, deze theoretische noties betreffen uitdrukkelijk niet individuen of de korte termijn, maar 'het accommodatie- of inpassingsproces op groepsniveau op langere termijn, dus over generaties heen'
39.
Hoe deze theorie toe
te passen op de Zuideuropese nieuwkomers in Nederland? Voor de vooroorlogse Slovenen en Italianen (evenals voor de Polen) kwamen Brassé en van Schelven al meer dan twintig jaar geleden tot de conclusie dat assimilatie in bovenstaande zin zich met name in de tweede generatie voltrokken heeft en dat er daarbij geen essentiële verschillen tussen de nationaliteiten te vinden zijn. Hoogstens in het vasthouden aan bepaalde vrijblijvende culturele tradities zijn de afstammelingen van Polen, Slovenen en Italianen nog te herkennen. Genoemde auteurs vragen zich verder expliciet af in hoeverre hun conclusies ook geldigheid hebben voor de naoorlogse gastarbeiders, waarbij ze met name ook de Italianen noemen. Hoewel zij op dit punt - met uitzondering, zij het aarzelend, van de tweede generatie naoorlogse Italianen - niet optimistisch gestemd zijn, benadrukken zij toch ook dat hun uitspraken dienaangaande niet anders dan hypothetisch kunnen zijn aangezien er op dat moment nog 'te weinig kinderen van naoorlogse immigranten zijn die behoren
1
tot [ ... de tweede generatie (namelijk hier geboren zijn of minstens voldoende opleiding gehad hebben om de taal goed te beheersen); anderzijds is er over deze groep nog te weinig bekend' 40. Inmiddels zijn we bijna een generatie verder dan de eerste onderzoeken en zouden fermere uitspraken over niet alleen Italianen, maar ook over Spanjaarden en Grieken mogelijk moeten zijn 41 .
39 Idem 99.
22 Inleiding
40 8rassé en Van Schelven 1980, 228.
Tien jaar na Brassé en Van Schelven vond het eerste grootscheepse zelf
onderzoek plaats dat de sociale positie van eerste en tweede generatie Portugezen, Spanjaarden en Joegoslaven met elkaar vergeleek
gelig) lte-
42.
Weliswaar zit dan een deel
van de tweede generatie nog op school, maar Lindo en Pennings concluderen toch mede op basis van het soort onderwijs dat gevolgd wordt - dat de arbeidsmarktpositie van de Zuideuropese jongeren in vergelijking met die van Nederlandse leeftijdgenoten met ouders van dezelfde sociaal-economische achtergrond opmerkelijk goed is. Aangezien met name de Portugese en Spaanse ouders toen op het laagste functieniveau werkten betekende dit een aanzienlijke sociale stijging. Het voorzichtig optimisme van Brassé en Van Schelven ten aanzien van de Italianen wordt hier
s
dus bevestigd voor drie andere naoorlogse groepen Zuideuropese immigranten. Voor de Grieken was enkele jaren daarvóór ook al iets dergelijks geconstateerd. Het onderzoek van Lindo van weer enkele jaren later bevestigt deze conclusies nog eens voor de tweede generatie Portugezen en Spanjaarden
oe
n
h lr-
p
e
43.
Ook de hierboven geciteerde regionale en lokale historische onderzoeken in Rotterdam, Den Haag, Overijssel en in zekere zin ook Leiden bevestigen de sociaal-wetenschappelijke conclusies op landelijk niveau dat bij de nakomelingen van de Zuideuropese gastarbeiders geen sprake is geweest van minderheidsvorming en dat integratie, zoals hier gedefinieerd, eerder regel dan uitzondering is. Wellicht dat een deel van de nakomelingen van deze groepen als geassimileerd mag worden beschouwd 44. Voor de later gekomen Zuideuropese migranten zoals de Kaapverdianen die grotendeels na 1975 zijn gearriveerd en de vluchtelingen uit exJoegoslavië is de tijd nog te kort voor duidelijke uitspraken. Maar ook voor de eerder gemigreerde groepen is daarmee nog lang niet alles gezegd.
Het probleem van de algemene patronen We onderstrepen hier nogmaals dat bovenstaande conclusies slechts geldig zijn voor 'het accommodatie- of inpassingsproces op groepsniveau op langere termijn, dus over generaties heen.' Groepen evenals generaties zijn echter samengesteld uit
41 Zie de percentages in de laatste kolom van tabel 2 (pag. 18·19) die als indicator voor de duur van het verblijf kunnen dienen. 42 lindo en Pennings 1992; voor de Grieken zie Vermeulen e.a. 1985, 68·70. 43 lindo 1994, 137 en lindo 1996; zie ook Roelfsema, Sranco en Scalzo 1996, m.n. 16. 44 Heering 1991 is op dit punt voor de Italianen zeer expliciet.
23 Inleiding
individuen en lange termijnen uit jaren, maanden, dagen, ja, momenten. En op dit niveau biedt de migratiegeschiedenis genoeg voorbeelden van de moeite waarmee het vestigingsproces gepaard gaat. Vooral zijn voorbeelden bekend van onheuse bejegeningen en erger door autochtonen ten aanzien van nieuwkomers en nakomelingen. [
Systematisch onderzoek ontbreekt echter en nog zeldzamer zijn bronnen voor de manier waarop individuele immigranten van de verschillende generaties zichzelf zagen. Uit de algemene migratietheorie is schematisch de volgende ontwikkeling van de oriëntatie van migranten op hun land van herkomst en daarmee gepaard gaande identiteitsvorming afte leiden
45.
De eerste generatie blijft
É L
e
n
a
als het ware verscheurd tussen het land van herkomst en het land van bestemming. Hun primaire referentiekader is het land waar zij zijn opgegroeid en hun etnische identiteit zal in de regel meer gericht zijn op dat land dan op het land van vestiging. Bij de tweede en derde generatie mag men het omgekeerde verwachten. Toch treedt daar een opmerkelijk verschijnsel op. Onder deze, overigens of zelfs juist maatschappelijk goed geïntegreerde generaties treft men niet zelden individuen aan met een grote interesse in het land van hun voorvaderen.
Bovenkerk en zijn collega's wijzen op dit verschijnsel dat in de Amerikaanse migratiesociologie 'Hansen's law' heet 46. Voor de oorlog stelde Marcus Lee Hansen al dat na de pioniersgeneratie de tweede generatie van immigranten assimileert. De derde generatie echter kan zich een grotere vrijheid veroorloven en raakt weer geïnteresseerd in de achtergronden van de grootouders. Zij menen dit verschijnsel ook te herkennen, nu bijna twintig jaar geleden, bij de derde generatie
g [
v
g b
d
g
h
E
n
p
a
Italiaanse ijsbereiders: 'De kleinzonen [ ... ] trekken veel met elkaar op. Ze hebben elkaar leren kennen in de zomer en de kerstvakanties in Italië [waar] ze de 'Olandesi'worden genoemd. [ ... ] We spreken met deze vriendenclub nadat we
begrepen hebben dat drie van hen de wens te kennen hebben gegeven in Italië te gaan studeren en daar later te werken. Of ze dat echt zullen doen [de vrienden zijn respectievelijk 15, 18, 15 en 15 jaar oud) is hier minder interessant, het gaat nu om de instelling tegenover Italië.'
ir
ti-
V
4
Vanaf het begin van de jaren 1980 is dit begrip ook in de Nederlandstalige literatuur van groot belang
4E
geworden. Enkele belangrijke overzichtswerken (die ook de internationale literatuur samenvatten] zijn
die is Van Heelsum 1997 naar de etnische identificatie van tweede generatie Surinamers in Nederland .
Inleiding
dl
te
45 Over het begrip 'etnische' of 'etnisch-culturele identiteit' bestaat een bibliotheek vol aan literatuur.
Vermeulen 1984, Roosens 1998, Verkuyten 1999 en Vermeulen 2001. Een bijzondere empirische stu-
24
re
46 Bovenkerk, Eijken en Bovenkerk-Teerink 1983, 157-158.
Voor zover wij weten heeft geen vervolgonderzoek plaatsgevonden naar deze vriendengroep: hebben ze werkelijk hun plannen uitgevoerd? Dit soort eje-
materiaal is natuurlijk noodzakelijk om tot een gedetailleerder beeld van het
en.
vestigingsproces te komen. Het is echter slechts fragmentarisch voorhanden
47.
Deze bundel is een poging om op een systematische w ijze voor de Zuideuropese gemeenschap in Nederland meer van dit soort materiaal bij elkaar te brengen. Zoals uit de opzet zal blijken gaat het niet zozeer om een representatief, laat staan om een grootschalig onderzoek, maar eerder om een experiment dat zijn waarde zou
n
moeten ontlenen aan de attenderende waarde voor de opzet van verder onderzoek-
lijft
afgezien van de intrinsieke waarde van het gebodene.
Uit zoveel mogelijk groepen Zuid-Europeanen is een jonge verte-
li-
genwoordiger gekozen die bereid was zijn of haar observaties op papier te zetten.
1.
Daarbij werd in algemene termen gevraagd om een beschouwing over de vorming Van de eigen identiteit, vooral in etnische termen. Deze zou meer reliëf moeten krijgen door haar te vergelijken met die van personen uit dezelfde generatie, bij voorbeeld broers of zussen, vrienden of vriendinnen en tevens met die van de ouders, dus met een generatie eerder. Dok hebben wij de schrijvers gevraagd om aan te geven in welk soort situaties, op welke momenten en in welke sociale omgeving zij
us
n
het sterkst bezig zijn met vragen over hun eigen herkomst en stellingname. Etniciteit is immers in wezen een sociale identiteit die tot stand komt in reactie op remmende of juist stimulerende impulsen van de directe omgeving; men moet zijn positie bepalen in die diverse sociale contexten en dat leidt tot keuze, strijd en ambivalentie.
Om de authenticiteit zo min mogelijk geweld aan te doen, zijn de redactionele aanwijzingen beperkt gebleven. Slechts aanmoedigingen om meer details te geven, met name ook over de familiegeschiedenis hebben wij onszelf toegestaan, alsmede ten dienste van de duidelijkheid voor de lezer - zij het met pijn in ons hart - taalkundige en soms grammaticale verbeteringen en spaarzame stilistische aanwijzingen 48. Daarmee is naar onze mening een zeer waardevol geheel van verhalen beschikbaar gekomen, maar wij willen hier met nadruk elke pretentie
47 Mooie voorbeelden in Willems 1998. Een aanzet werd al in 1995 door Lize gegeven: oeekman 1995. 48 Ook hebben wij afgezien van het annoteren van de essays, hoewel dat in een aantal gevallen zeker
ijn
zou kunnen. Om één voorbeeld te noemen: de familie De Lorenzo die hier in de Italiaanse bijdrage prominent figureert is reeds eerder onderwerp van studie geweest, zie Bovenkerk, Eijken en 8ovenkerkTeerink 1983, 15-30 en Lindo en Pennings 1988,85-120.
25 Inleiding
van representativiteit verwerpen. Alleen al de keuze van de auteurs is daarvoor te eenzijdig. Zonder op hun kwaliteit afbreuk te doen - integendeel- is alleen al uit de korte biografieën in de omslag van dit boek op te maken dat zij behalve hun leeftijdsgroep nog het een en ander gemeenschappelijk hebben. Ten eerste hebben zij allen een universitaire of hogere beroepsopleiding gevolgd of zijn zij bezig deze af te ronden. Daarnaast zijn velen op de een of andere manier actief binnen de eigen etnische groep waardoor zij bij de instelling die dit boek mogelijk heeft gemaakt bekend waren. In de nabeschouwing zullen wij lessen trekken uit het materiaal dat hier gepresenteerd wordt. Tot welke nieuwe inzichten en aandachtspunten voor verder onderzoek geven deze essays een aanzet?
26 Inleiding
---
-
-
at
27 Inleiding
Cabo Verde, mijn tweede thuis
Eneida Delgado Silva
c
h G
a
c
c e
g S b
H S
E o o
28 Kaapverdië
----
------------ -
-
I ( / Santo Antao
O~
o o
o
[abo Verde, het land van herkomst van mijn ouders. Het land waar de helft van mijn familie Woont. Het land waar iedereen de taal spreekt die ik al mijn hele leven thuis heb gesproken . [abo Verde, mijn tweede thuis! Eneida Delgado Silva is mijn naam. Geboren te Parijs en wonende in Rotterdam sinds mijn eerste levensjaar. Momenteel aan het afstuderen in de psychologie aan de Universiteit van Amsterdam.
Cabo Verde (Kaapverdië) [abo Verde betekent 'groene kaap' en bestaat uit een groep van negen bewoonde eilanden, één onbewoonde en een aantal mini-eilanden. De eilanden worden gesplitst in een bovenwindse groep (Barlavento) van 6 eilanden (Santo Antao, Sào Vicente, het onbewoonde Santa Luzia, Sào Nicolào, Sal en Boa Vista) en een benedenwindse groep (Sotavento) van 4 eilanden (Maio, Santiago, Fogo en Brava) . Het ligt op ongeveer
soa kilometer voor de Afrikaanse westkust, ter hoogte van
Senegal. In 1460 werd de toen onbewoonde [abo Verde ontdekt door de Portugezen. Er zijn aanwijzingen dat de Romeinen al van het bestaan van [abo Verde afwisten, ook al bestaan er geen concrete bewijzen hiervoor. Door de strategische ligging op de Scheepsroutes tussen Europa, Afrika en de nieuwe wereld maakten de
29 Kaapverdië
Portugezen al snel werk van de kolonisatie. In de 16de en 17de eeuw deed Cabo
f
Verde vooral dienst als een reusachtig slavendepot waar duizenden Afrikanen in
g l
transit zaten. De meerderheid werd door Europese slavenhandelaars verscheept naar de plantages van Zuid- Amerika en de Caraïben, anderen werden ingeschakeld in de kolonisatie van de eilanden en nog anderen vluchtten het onherbergzame binnenland in. AI snel ontstond er een 'gemengde' bevolking met een unieke cultuur die beïnvloed is door versch illende landen. Europeanen en slaven afkomstig van de Afrikaanse kust trouwden met elkaar en vormden hun eigen cultuur en hun eigen dialect 'creole'. Sinds het begin van hun geschiedenis zijn de Kaapverdianen voornamelijk gemengd; BO procent is gemengd, 17 procent is zwart en 3 procent is
a
ir
V
o
E
blank. AI deze dingen vormen de cultuur van Cabo Verde. Langzaam kreeg Cabo Verde zijn culturele identiteit en begon het te zoeken naar zijn politieke identiteit. Na een langdurige strijd samen met Guiné Bissao werd Cabo Verde onafhankelijk van Portugal op 5 juli 1975. Tegenwoordig ontwikkelt Cabo Verde zich snel en heeft een democratisch stelsel. Wat betreft de gezondheidszorg, onderwijs en de kwaliteit van leven staat Cabo Verde op de vierde plaats in Afrika. Door de beperkte mogelijkheden in Cabo Verde en de langdurige en constante droogte die de archipel teistert zijn veel Kaapverdianen geëmigreerd naar andere landen, op zoek naar een beter
o
a z
d
K
leven. Hoewel Kaapverdianen verspreid zijn over de gehele wereld zijn ze vooral geconcentreerd in de Veren igde Staten, Portugal, Frankrijk en Nederland. Tegenwoordig is de groep geëmigreerde Kaapverdianen (ongeveer 1 miljoen) veel groter dan de bevolking van Cabo Verde (ongeveer 450 duizend) . Dit maakt Cabo Verde een land van emigranten, die echter veel contact hebben met hun achtergebleven
d
P d
K
familieleden.
Kaapverdianen, de stille immigranten 'Kaapverdië? Waar ligt dat?' Deze vraag verwacht ik altijd wanneer ik mensen die buiten Rotterdam wonen moet uitleggen waar mijn ouders vandaan komen . Ik woon mijn hele leven al in Rotterdam en daar heb ik nooit hoeven uitleggen waar Kaap-
pi Sl
verdië ligt, omdat iedereen die in Rotterdam woont ooit wel eens in aanraking is geweest met een Kaapverdiaan. De Kaapverdianen zijn namelijk de vierde grote minderheidsgroep in Rotterdam . Naar schatting wonen er in heel Nederland ongeveer 20.000 Kaapverdianen waarvan er ongeveer 15.000 in Rotterdam wonen. Buiten Rotterdam worden we vaak gezien als behorende tot andere bevolkingsgroepen, vooral als Surinamers en Antillianen . Van ons bestaan weten weinig
30 Kaapverdië
b
mensen af. Hierdoor worden we nog altijd de 'stille' immigranten van Nederland genoemd, ook al kwamen de eerste Kaapverdianen al in de jaren zestig naar Nederland, dus toen Kaapverdië nog een Portugese kolonie was.
eld
Er zijn verschillende redenen waarom wij al jaren niet opvallen bij de
:uur
autochtone bevolking. Ten eerste is de Kaapverdiaanse gemeenschap grotendeels
I de
in twee plaatsen geconcentreerd, namelijk in Rotterdam en in Zaanstad. Dit komt
n
voornamelijk doordat de Kaapverdianen via de zeevaart hier terecht zijn gekomen. De eerste Kaapverdianen die hier zijn gekomen waren mannen die op schepen van Europese maatschappijen werkten. Na enige tijd vestigden de mannen zich in de steden nabij de havens en vond er gezinshereniging plaats. Na enkele jaren ont-
t. Na
stond er een Kaapverdiaanse gemeenschap die met de dag groter werd. Ten tweede wilde de eerste generatie Kaapverdianen rustig hun bestaan hier in Nederland opbouwen, zonder al te veel problemen . Dat is ze ook gelukt . Ze namen alle baantjes
t
aan en waren en zijn tevreden met hun leven. Als er problemen waren wendden ze
ijk-
zich zelden of nooit tot Nederlandse instanties maar losten ze de problemen binnen
:ert
de gemeenschap en het liefst binnen de familie op. Tenslotte kwamen de eerste
~r
Kaapverdianen niet met het idee om al te lang in Nederland te blijven. Ze wilden het liefst wat geld verdienen en weer remigreren, maar na de komst van kinderen werd dit moeilijker en zijn ze uiteindelijk gebleven . Omdat ze in eerste instantie niet van
Iter
~
een
plan waren te blijven mengde de eerste generatie Kaapverdianen zich niet zo met de Nederlandse gemeenschap. Vaak kwamen ze te werken op plaatsen waar al Kaapverdianen werkten en in hun vrije tijd bezochten ze het liefst familieleden en kennissen of Kaapverdiaanse clubs en feesten. Dit is ook één van de redenen waarom ze de Nederlandse taal nooit volledig onder de knie hebben gekregen . Een andere reden is dat veel van de Kaapverdianen die zijn gekomen weinig tot geen scholing
ie
hebben gehad . In Cabo Verde was het tijdens de kolonisatie van Portugal niet ver-
voon
plicht om naar school te gaan en de enigen die hun kinderen naar school konden
J-
sturen waren de mensen die een beetje geld bezaten . Hierdoor gingen veel kinderen
;e-
niet naar school of haakten ze vroeg af. Als gevolg hiervan zijn vele Kaapverdianen uit de eerste generatie (semi)analfabeet en dit bemoeilijkt ook het spreken, lezen en Schrijven van de Nederlandse taal. Persoonlijk denk ik dat dit ook één van de belangrijkste redenen is geweest waarom de eerste Kaapverdianen zich zo isoleerden van de Nederlandse gemeenschap. In de minderhedenmonitor 1998 wordt het beeld dat het opleidingsniveau van Kaapverdianen laag is, nogmaals bevestigd.
31 Kaapverdië
Vooral de Kaapverdiaanse, Turkse en Marokkaanse werkzoekenden zijn in het alge-
d
meen zeer laag opgeleid. Dit beeld komt overeen met de bevindingen in het onder-
v
zoek van D. Pires
v
1 waarin
de gegevens van het werkzoekendenbestand van
Arbeidsvoorziening Rijnmond zijn gebruikt. In dit onderzoek wordt geconstateerd
b
dat Kaapverdianen vooral ingeschreven staan voor beroepen waarvoor een laag
g
opleidingsniveau wordt vereist. Illustratief hiervoor is dat van de 1970 personen die
S
zijn ingeschreven bij het arbeidsbureau er 823 (40%) als beroep schoonmaker
ft
opgeeft.
g
g De tweede en derde generatie Kaapverdianen staan heel anders in
d
de Nederlandse samenleving. De jongeren profileren zich op verschillende vlakken
li
en door meer participatie in het onderwijs en binnen bepaalde instanties worden ze
n
steeds meer opgemerkt door de Nederlandse gemeenschap. Nog altijd kom ik men -
f
sen op de faculteit of op het werk tegen, aan wie ik moet uitleggen wie de Kaap-
E
verdianen zijn, waar [abo Verde ligt en wat voor taal we spreken. Ik sloof me vaak uit
v
bij het uitleggen, want het is altijd leuk om nog iemand van ons bestaan af te laten weten.
Kaapverdiaanse ouders, de geschiedenis Zoals al eerder gezegd is de Kaapverdiaanse gemeenschap voornamelijk in Rotterdam geconcentreerd vanwege de haven. Oe meeste Kaapverdianen waren zeelieden en zijn op die manier via de scheepvaart in Rotterdam terecht gekomen. Mijn vader is geen uitzondering. Hij is op 12 Juli 1948 geboren, te Santo Antào in [abo Verde en is het vijfde kind van negen. Hij heeft vier oudere broers en vier jongere zussen . Zijn ouders waren van Koreaanse, Portugese en Afrikaanse afkomst. Als mijn familie bij elkaar is, lijkt het onmogelijk dat wij allemaal familie van elkaar zijn. Sommigen lijken op Koreanen, anderen zijn blond met blauwe ogen en weer anderen lijken op Somaliërs. Mijn grootvader was een 'grootgrond bezitter'. Hij had grote lappen grond van zijn ouders geërfd en had in de loop der tijd meer grond bijgekocht. Hierdoor werd en wordt onze familie als 'rijken' beschouwd in het dorpje waar zij wonen. Boeren bewerken nog altijd de suikerrietplantages van onze familie. Mijn vader wilde hierdoor niets weten van school. Hij voelde zich oppermachtig in zijn dorp. Hij was zogenaamd 'rijk' en het feit dat de helft van het dorp voor zijn vader werkte, maakte het er ook niet beter op. Mijn grootvader hechtte veel waarde aan onderwijs en wilde dat al zijn kinderen een diploma zouden behalen. Het grootste
32 Kaapverdië
1 Pires, 1997
,e-
deel van mijn ooms en tantes is dat ook gelukt, behalve een klein groepje waar mijn
r-
vader deel van uitmaakt. Mijn grootvader probeerde er alles aan te doen om mijn vader te laten studeren, maar zonder succes. Mijn vader spijbelde aan de lopende band. Mijn grootvader heeft hem zelfs naar Praia, de hoofdstad van [abo Verde, gestuurd. Hij dacht dat dit zou helpen, maar mijn vader vluchtte weer terug naar
die
Santo Antäo. Terug naar zijn vader. Toen mijn vader ouder werd en zag dat zijn andere broers en zussen een zelfstandig leven opbouwden, besloot hij
voor zijn eigen voor het emi-
geld te werken en naar het buitenland te emigreren. Een andere reden
greren van mijn vader was mijn moeder. Ze kenden elkaar van kleins af aan, maar n
de familie van mijn vader én mijn moeder keurden hun relatie af. Mijn moeders fami-
~n
lie was van Portugese afkomst en haar vader was een plaatselijke boer. Zij vonden
I
ze
~n-
( uit
mijn vader geen goede kandidaat omdat hij 'zwart' was en zij 'blank', en mijn vaders familie vond mijn moeder weer geen goede kandidaat omdat háár familie arm was en zij 'rijk'. Iedereen bemoeide zich met hun relatie en de enige uitweg was om ver weg van hun familie te gaan wonen. Mijn vader ging in 1975 in de scheepvaart en mijn moeder vertrok in 1976 naar Parijs. Na vele reizen kwam mijn vader in Rotterdam terecht. Hier leefde toen al een kleine Kaapverdiaanse gemeenschap. Na enkele jaren besloot mijn vader, samen met twee broers een restaurant te beginnen in Lissabon (Portugal). Hij wilde daar graag zijn leven opbouwen. Het liefst samen met
~r-
mijn moeder, maar die wilde Parijs niet verlaten. Zij werkte daar inmiddels en had
1ijn
nemen en aangezien er inmiddels veel familieleden (inclusief een oudere zus) van
het erg naar haar zin. Na mijn geboorte, in 1978, moesten ze toch een besluit mijn moeder in Rotterdam woonden, besloten ze in Nederland te komen wonen. Mijn vader besloot zijn idee om een leven in Portugal op te bouwen op te geven en stopte met zijn restaurant. Een jaar na mijn geboorte had mijn vader alles geregeld zodat
ijn.
mijn moeder en ik naar Nederland konden komen. Zo is het ook gelopen met veel
e-
van de Kaapverdiaanse gezinnen die in Nederland wonen en zo is de Kaapverdiaan-
ote
Se gemeenschap in Rotterdam ontstaan. Mijn vader bleef op het schip werken en Was vaak maanden achter elkaar weg. Ik bleef dus alleen achter met mijn moeder.
laar
Gelukkig hadden we veel familieleden en kennissen die ons heel goed opvingen . AI
~ijn
snel ging ook mijn moeder werken en ik bleef vaak bij mijn tantes logeren. Mijn moe-
n
der is nooit gestopt met werken en tot de dag van vandaag werkt ze acht uur per dag. Er zijn zelfs tijden geweest dat mijn moeder twee keer per dag werkte, het huishOUden deed en alle financiële zaken afhandelde.
re
33 Kaapverdië
Zeven jaren na mijn geboorte kreeg ik een broertje. Mijn vader heeft vanaf dat moment besloten om op het vaste land te werken. Het is hem snel gelukt om een baan te vinden en vanaf die tijd was hij iedere dag thuis. Eindelijk was heel het gezin samen, iedere dag, dacht iedereen behalve ik. Ik had het best moeilijk, want ik had jarenlang bij andere mensen gewoond en ik kende mijn vader wel maar ik was er al aan gewend dat hij om de zoveel maanden een maandje kwam en allerlei leuk speelgoed voor mij meebracht. Nu was hij iedere dag thuis en ik moest hem gehoorzamen. Het gevoel dat hij mijn vader was moest nog echt groeien . Ik was inmiddels zeven jaar oud! Uit gesprekken die ik met nichten en Kaapverdiaanse vrienden heb gehad blijkt dat ik niet de enige ben die dit heeft meegemaakt. Veel kinderen hebben vaak jarenlang bij hun grootouders of andere familieleden gewoond omdat hun ouders moesten werken. Ik heb geluk gehad dat ik in hetzelfde land woonde als mijn ouders want veel leeftijdgenoten hebben nogjarenlang in Cabo Verde gewoond terwijl hun ouders of alleen hun vaders in Nederland werkten. Vaak hoor ik dat de relatie tussen de kinderen en hun ouders nooit echt een ouderkind relatie is geworden, omdat de kinderen al groot waren toen ze hun ouders of vaders na jaren terugzagen. Dit, samen met het verschil tussen de eerste en tweede generatie, zorgt voor veel conflicten tussen de ouders en hun kinderen. De kinde ren voelen dat ze niet met hun problemen bij hun ouders terecht kunnen en nemen afstand van hun ouders. Dit zorgt voor veel spanningen binnen het gezin die uiteindelijk uitmonden in verschillende conflicten.
Desondanks is het dochtergevoel tegenover mijn vader wel snel gegroeid, omdat mijn vader er alles aan deed om betrokken te zijn bij mijn leven. Hij ging al snel mee wanneer ik mijn rapport moest ophalen en kwam altijd kijken tijdens mijn danslessen. Tot op de dag van vandaag is hij geïnteresseerd in alles wat ik doe en laat hij me altijd weten dat hij trots op me is, ongeacht de incidentele ruzies die er zijn vanwege verschillende opvattingen en meningen over wat hoort en wat n iet hoort.
Kaapverdiaanse ouders en opvoeding De Kaapverdiaanse ouders in Nederland hanteren de enige tradities en opvoedregels die ze kennen en dat zijn de Kaapverdiaanse, die ze zelf hebben meegekregen. Binnen de Kaapverdiaanse cultuur bestaat er een verschil tussen hoe een dochter en hoe een zoon wordt opgevoed. Een dochter wordt behoorlijk streng
34 Kaapverdië
--- -- -~
·eft
--
-~--------- -
-----------------~ ~--
Opgevoed. Ze behoort mee te helpen in het huishouden en goed haar best te doen
Jkt
op school. Haar wordt verteld dat ze geen vriendjes mag hebben (het liefst tot ze
el
dertig is) en alle ouderen in de familie zorgen ervoor dat dit ook niet gebeurt omdat iedereen een oogje op haar houdt. Als zij op haar ZSste echter nog geen vriendje
lar
heeft, begint iedereen zich zorgen te maken . Op elke familiefeest je wordt dan
:!r-
gevraagd naar haar vriendje en als ze die nog niet heeft, wordt er gezegd dat ze daar
~m
snel iets aan moet doen, want ze behoort wel te trouwen en kinderen te krijgen. Veel uitgaan doet een 'net' meisje niet. Ze houdt van thuisblijven en kan goed koken. Dit in tegenstelling tot de verwachtingen die er zijn over de zoon. De zoon hoeft niets in het huishouden te doen want hij hoeft alleen maar een 'nette' vrouw te vin· den die dat allemaal voor hem doet. Hij mag ook al vroeg uitgaan, want het is
fde
immers een jongen. Het is een 'nette' jongen als hij hard werkt en beleefd is, maar een mietje als hij maar één vaste vriendin heeft voor zijn dertigste. Het mag wel ,
!n.
maar hij moet af en toe andere meisjes hebben. Dan is hij stoer. Het is leuk als hij
'r-
het goed doet op school maar als het niet lukt is dat niet erg want jongens redden zich wel. Dit is globaal gezien ook de opvoeding die mijn broertje en ik hebben
'e-
gehad. Voor mijn twintigste over vriendjes praten was uit den boze. We praatten er
Ide-
Wel over, maar dan werd mij geadviseerd er niet voor mijn twintigste mee te begin-
en
nen. Mijn studie was het belangrijkste volgens mijn vader. Na mijn studie mocht ik
·in-
zoveel vriendjes hebben als ik wilde. Mijn vader wil niet dat ik afhankelijk word van
Ie
n
een man . Hij zegt altijd dat dat het allertriestste is wat je als vrouw kan overkomen . Met een diploma op zak hoef ik niets van een man (of wie dan ook) te pikken volgens hem. Als het me niet bevalt kan ik zo weglopen want ik ben niet afhankelijk van hem. Sinds ik me kan herinneren heeft mijn vader dit altijd tegen mij gezegd. Daarom heeft hij altijd zoveel waarde gehecht aan mijn studie en die van mijn broertje. Hij heeft tot mijn afstuderen mijn studie en studieboeken betaald en is dat ook Van plan om voor mijn broertje te doen, want volgens hem is dat het belangrijkste en waardevolste dat hij ons zou kunnen nalaten wanneer hij er niet meer is. Mijn moeder was iets minder actief bezig met onze opvoeding. Zij is altijd ons vriendinnetje geweest, dat altijd ruzies tussen mijn vader en mij probeerde te sussen . Deze verhouding geldt in veel Kaapverdiaanse gezinnen . Wat de vader zegt is wet en de moeder neemt het huishouden op zich. Zij is er wanneer er weer gesust moet Worden tussen de vader en de kinderen en wanneer de kinderen getroost moeten Worden . Veel meisjes kunnen de strenge opvoeding van de ouders (voornamelijk van de vader) niet aan en zijn verward, omdat ze tussen twee culturen leven. In de
3S Kaapverd ië
ene cultuur is het normaal om op je zestiende een vriendje te hebben terwijl men dit
li
in de andere het liefst niet zou willen. Kaapverdiaanse meisjes willen ook uitgaan en
u
vriendjes hebben. Vaak doen ze beide stiekem. Een negatief gevolg hiervan is dat
a
veel meisjes tegenwoordig op jonge leeftijd zwanger raken. Mijn mening is dat een oorzaak hiervan is dat de meisjes niet veel anders meekrijgen van thuis dan 'zorg
v
dat je geen vriendje hebt' wanneer ze de wereld ingaan. Als ze niet thuis zijn worden ze alleen maar beïnvloed door de stoere praatjes van vriendinnen over het hebben van vriendjes en het hebben van sex, die uiteindelijk leiden tot het zwanger raken . Veel meisjes zien dit echter ook als een kans om het huis uit te vluchten en in een eigen huis een eigen leven te kunnen leiden. De gezinnen waar ik het tot nu toe over had zijn echter uitzonderin gen geworden, omdat de Kaapverdiaanse gemeenschap momenteel het grootst aantal éénoudergezinnen in Rotterdam heeft 2. Ik had hier niet bij stil gestaan en stond versteld toen ik dit een aantal dagen geleden las. Ik ben toen beter gaan opletten en ben erachter gekomen dat er in mijn omgeving inderdaad veel Kaapverdiaan se gezinnen zijn waar de vader ontbreekt, maar dit komt voornamelijk in de jongere generatie voor. Vaak heeft de vader al een andere vrouw met andere kinderen of hebben de vrouwen bewust gekozen om hun kind( eren) alleen op te voeden. Vaak proberen de vrouwen hun geluk met andere mannen met als gevolg dat ze kinderen van verschillende mannen hebben. De kinderen worden in deze gezinnen veel vrijer gelaten en ze krijgen een mix van de normen en waarden uit zowel de Nederlandse als de Kaapverdiaanse cultuur. De uitkomst hiervan moet nog blijken.
Kaapverdianen en onderwijs Kaapverdianen hechten veel waarde aan onderwijs, vooral in Cabo Verde zelf. Daar gaan veel van de studenten aan buitenlandse universiteiten studeren. Ze komen vaak terug met een diploma op zak om vervolgens geen werk te vinden. In Nederland willen de ouders het liefst ook dat hun kinderen naar school gaan en een diploma halen. Maar vooral tot enkele jaren geleden begrepen ze niets van het Nederlandse onderwijssysteem en doordat ze de Nederlandse taal niet beheersten waren ze vaak niet betrokken bij de school van hun kinderen en raakten ze vaak te gedemotiveerd om daar nog aandacht aan te besteden. Als hun kinderen niet aan een universiteit studeerden (het enige dat hun bekend in de oren klonk) dachten ze al snel dat hun kinderen niets uitvoerden op school en zagen ze hun kinderen het
2 Strooij 1996.
36 Kaapverdië
"
----
-
-
--
~---
-----
n dit
liefst werken. Het heeft veel tijd gekost om mijn ouders en voornamelijk mijn vader
n en
uit te leggen hoe het Nederlandse onderwijssysteem functioneert. Eerst wilde hij absoluut niet dat ik een hbo-opleiding ging volgen. Voor hem was universiteit het
=n
enige bekende begrip in het Nederlandse onderwijssysteem. Het Portugese onder-
rg
wijssysteem kent namelijk het onderscheid lbo, mavo, havo en vwo niet en heeft
'den
geen aparte hbo. Daar gaan zowel de hbo- als wo- studenten naar de universiteit;
en
Vervolgens stoppen de hbo-studenten na drie ofvier jaar (vrijwillig], terwijl de wo-
'n.
studenten de opleiding helemaal afmaken. Tekeningen moesten eraan te pas komen
!n
om hem duidelijk te maken hoe alles werkte, maar toen hij het eindelijk een beetje begreep besloot ik psychologie te gaan studeren, een universitaire opleiding. Mijn vader heeft dus uiteindelijk toch zijn zin gekregen. Bij mijn broertje is hij nu iets
-i n-
minder streng. Mijn broertje zit nu in zijn examenjaar en wil nu een hbo-opleiding gaan volgen (accountancy). Mijn vader is hier heel tevreden mee en is van plan hem tot het einde te steunen.
Jletan -
,ere
Met betrekking tot de tweede generatie Kaapverdianen [de schoolgaande generatie) komen de meeste gegevens uit een onderzoek uit 1996 van
J. Veenman 3. In dit onderzoek dat gebaseerd is op een steekproef onder alloch-
~k
tonen van de tweede generatie (in Nederland geboren jongeren van 15 tot 27 jaar)
!ren
Wordt een groep van 144 Kaapverdiaanse jongeren meegenomen. Er blijkt uit dat
'ijer
onderzoek dat ruim 80% van deze jongeren schoolgaand is. Van deze jongeren volgt
se
'-
23% een vbo/mavo-opleiding, 69% een mbo/havo/vwo- en 8% een hbo/wo-opleiding. Voor diegenen die het onderwijs hebben verlaten geldt dat ze te vergelijken zijn met de Surinaamse tweede generatie, met dien verstande dat ze vaker een diploma bezitten op mbo/havo/vwo niveau. De conclusie die uit het onderzoek is getrokken is dat de meeste Kaapverdiaanse jongeren een opleiding op lager of middelbaar (beroeps) niveau volgen en afronden. Hoog opgeleide mensen zijn vooralsnog in de minderheid. In mijn omgeving krijgen veel Kaapverdiaanse jongeren een vmbo advies na hun Cito-toets, maar velen maken ook hun havo- of vwo-opleiding af en stromen door naar een hbo- of wo-opleiding. Dit komt mede doordat de jongere
en
generatie veel steun krijgt van oudere broers, zussen en andere familieleden en
te
vrienden die zelf een opleiding hebben gevolgd en doordat de 'nieuwe' Kaapver-
1 ze
diaanse ouders het Nederlandse onderwijssysteem begrijpen en bovendien de Nederlandse taal beheersen waardoor ze meer betrokken zijn bij de school van hun kinderen. Momenteel zijn Kaapverdianen (in Nederland) die een wo-opleiding
3
Veen man 1996.
37 Kaapverdië
hebben afgemaakt een uitzondering, maar met de ontwikkelingen die ik zie denk ik dat hier in de toekomst verandering in zal komen.
De identiteit van Kaapverdiaanse jongeren; op de eerste plaats Nederlander of Kaapverdiaan? Er zijn veel discussies over hoe de Kaapverdiaanse jongeren zichzelf voelen. Op de eerste plaats Kaapverdiaan of Nederlander? Ik heb deze vraag gesteld aan vrienden, familieleden en kennissen. Velen voelen zich op de eerste plaats Kaapverdiaan en een enkel Nederlander, anderen kunnen er niet goed op antwoorden. Vroeger was er geen twijfel over mogelijk. Het was voor mij heel duidelijk. Ik ben Kaapverdiaanse en niets anders. Dit gevoel was zo sterk dat wanneer mij gevraagd werd waar ik vandaan kwam ik antwoordde: 'uit Cabo Verde', terwijl men simpelweg wilde weten waar ik woonde. Tot de middelbare school voelde ik me op de eerste plaats Kaapverdiaanse en dan Nederlandse. Dit kwam voornamelijk omdat ik van kleins af aan een hechte band met mijn familie heb, ik veel naar Kaapverdiaanse liedjes luisterde en ik (wanneer het mocht) het liefst naar Kaapverdiaanse feesten ging. Bovendien zat ik op een 'zwarte' school waar het grootste deel van mijn vriendenkring van buitenlandse afkomst was. Ik had veel Kaapverdiaanse vrienden. Mijn strenge opvoeding heeft hier veel invloed op gehad. Mijn ouders wilden altijd weten waar ik mee bezig was en met wie ik omging. Het liefst wilden ze weten wie de ouders waren. Voor mij was het hebben van vrienden die zij kenden én mochten dé manier om dingen buitenshuis te kunnen doen.
Tijdens de basisschool had ik geen problemen totdat ik in groep acht kwam. Uit mijn Cito-toets kwam het advies havo/vwo. Mijn geluk kon niet meer op. Mijn ouders en ik waren hartstikke blij en meteen ging ik op zoek naar een school. AI snel had ik mijn keuze gemaakt. Ik wilde naar een openbare school waar ze mavo, havo en vwo hebben, maar mijn leraar raadde mij dat steeds af. Hij vond dat ik het niet aankon. Hij heeft mij niet kunnen overtuigen en ik zette gewoon door. Toen ik me ging inschrijven gaf hij mij een envelop die ik niet mocht openen . Deze envelop moest ik aan de persoon geven die mij zou inschrijven. Ik gehoorzaamde, opende de envelop niet en overhandigde haar aan de mevrouw die mij zou moeten inschrijven. Toen ze de envelop opende, zei ze dat het een misverstand moest zijn. Ik vroeg wat er aan de hand was en zij antwoordde dat mijn leraar mij lbo/mavo adviseerde. Ze besteedde er verder niet al teveel aandacht aan, verscheurde de brief en gooide
38 Kaapverdië
--~
--
---
- -
Ik ik
de den,
IS
er
een
1-
/Vaar
lan-
en
zat en-
ng
lig mij
acht
lp.
)1.
avo,
Door mijn grootmoeder ben Ik me thuis gaan voelen in Cabo Verde.
~t
k
DP e
Irij-
oeg
je.
je
39 Kaapverdië
hem weg. Ik kon het maar niet begrijpen en op dat moment werd het gevoel dat ik Kaapverdiaanse ben, mezelf moest bewijzen, niemand moest vertrouwen en altijd in mezelf moest blijven geloven ongeacht wat anderen zeggen, heel erg versterkt. Dit gevoel is mij heel lang bijgebleven en in bepaalde situaties komt dit gevoel nog steeds boven. Naarmate ik ouder werd is dit gevoel echter minder geworden. Door
s
mijn opleiding raakte ik steeds meer betrokken bij de Nederlandse gemeenschap.
v
Doordat ik mijn studie aan de Universiteit van Amsterdam heb gevolgd, heb ik een tijdje in Amsterdam gewoond, al mijn vrienden en familie achterlatend. Op de facul -
\J
teit werd mijn identiteit als Kaapverdiaanse in eerste instantie erg versterkt, omdat
g
mijn vriendin en ik één van de weinige negerkopjes waren. Bijna al onze eerste
d
gesprekken met onze medestudenten begonnen of eindigden met de vraag waar wij
d
vandaan kwamen en elk antwoord dat wij gaven lokte weer andere vragen uit, omdat niemand op onze faculteit ooit over [abo Verde gehoord had . Na een aantal maanden was de hype over en voelden wij ons helemaal thuis. Het sterke gevoel Kaapverdiaanse te zijn en het gevoel bekeken te worden als ik een lokaal binnenliep, was er niet meer omdat niemand verbaasd opkeek als ik binnenkwam. Naarmate de tijd verstreek had ik deze gevoelens ook niet als ik buiten de faculteit was. Ik ben dit
c
gevoel heel snel kwijtgeraakt en ben me gaan voelen (en gedragen) als een mede-
n
burger en niet meer als iemand die zich constant moet bewijzen en moet uitleggen
v
wie zij is. Tijdens deze periode ben ik me gaan realiseren dat ik me jarenlang zo had
a
gevoeld en gedragen en het was een hele opluchting dat ik eindelijk uit dat hokje
g
was gestapt. Denken over hoe andere mensen mij zagen wilde ik niet meer. Alleen over hoe ik mezelf in deze samenleving zag. Uit gesprekken die ik met Kaapver-
P k
diaanse leeftijdsgenoten heb gevoerd valt afte leiden dat veel Kaapverdiaanse jon-
o
geren het gevoel hebben dat ze anders zijn en zich constant moeten bewijzen. Dit gevoel heerst voornamelijk onder de Kaapverdiaanse mannen. Zij geven aan dat zij deze gevoelens hebben door bepaalde gebeurtenissen en doordat zij het gevoel
g
hebben steeds tegen dezelfde muur aan te lopen. Zij komen veel barrières op hun
n
pad tegen waarvan zij vinden dat die er zijn vanwege hun Kaapverdiaanse achter-
je
grond. Zij menen dat zij deze barrières veel eerder tegenkomen dan de Kaapver-
T
diaanse vrouwen doordat zij veel vrijer worden opgevoed en eerder dingen buiten
n
meemaken of zien gebeuren . Bovendien worden zij vaker herinnerd aan hun achtergrond door andere mensen, bijvoorbeeld in het uitgaansleven, in het onderwijs of bij
40 Kaapverdië
het zoeken van een baan. Daarom zijn erveel Kaapverdiaanse jongens die hier
s
geboren zijn die zich nog altijd voelen als Kaapverdiaanse jongens in een Neder-
\J
----------------
k
landse samenleving. Alsof zij buiten de Nederlandse samenleving staan. Velen gaan
jd
hier op een positieve manier mee om en raken betrokken bij verschillende Kaap-
t.
verdiaanse projecten zoals voetbaltoernooien, feesten en het oprichten van Kaapverdiaanse clubs, waardoor hun Kaapverdiaanse identiteit versterkt wordt. Anderen storten zich helemaal op het zingen of het produceren van muziek. In Rotterdam Wordt de meeste Kaapverdiaanse muziek geproduceerd ter wereld. Iets merk-
1
Waardigs omdat men zou verwachten dat dit in Cabo Verde zou zijn of anders in de
jl-
Verenigde Staten waar de meeste Kaapverdianen wonen. Helaas gaat niet iedereen
at
goed om met het gevoel buitengesloten te zijn en het zou mij niets verbazen als dit de VOornaamste reden is dat een deel van de Kaapverdiaanse jongeren tegenwoor-
wij
dig in de criminaliteit belandt.
Tegenwoordig is het heel erg moeilijk voor me om een eenduidig antwoord te geven op de vraag of ik me op de eerste plaats Kaapverdiaanse of
iep,
Nederlandse voel, ook al betrap ik mezelf er steeds vaker op dat ik zeg dat ik Neder-
de
landse ben met heel veel moois eromheen, zoals mijn familie en de Kaapverdiaanse
dit
Cultuur. Ik moet echter zeggen dat het niet uitmaakt welk antwoord ik geef omdat ik
~-
me nooit volledig Nederlandse of Kaapverdiaanse heb gevoeld. Dit is het resultaat
=n
van het leven tussen twee culturen. Je krijgt van beide culturen heel wat mee, voor-
3d
al als je hier geboren bent of van kinds af aan woont. Ik kan alles wat mij is meegegeven door de Nederlandse cu'ltuur niet vergeten of negeren. Ik ben hier immers praktisch geboren, heb hier mijn studie gevolgd en ga hier werken. Aan de andere kant kan ik mijn hele opvoeding niet vergeten óf negeren. Dus op de vraag of ik me
1-
op de eerste plaats Kaapverdiaanse of Nederlandse voel antwoord ik liever niet, Want beide culturen zijn immers in mij. Wél op de vraag hoe ik mezelf in de Neder-
ij
landse samenleving zie. Ik zie mezelf als Nederlandse. Jarenlang voelde ik me nergens thuis. Als ik in Nederland was, voelde ik me een buitenlander en zo voelde ik me ook als ik in Cabo Verde was, want zo werd ik behandeld. Veel Kaapverdiaanse jongeren voelen zich hier thuis, anderen in Cabo Verde, maar velen voelen zich nergens thuis omdat zij hun eigen identiteit niet kennen. Ze geven aan dit heel moeilijk te vinden en weten eigenlijk niet wat ze ermee moeten.
bij
Het besef Nederlandse te zijn is er heel langzaam in gekropen, maar sinds ik dit geaccepteerd heb, heb ik eindelijk rust en heb ik eindelijk een thuis. Verder maak ik me niet meer druk over hoe ik me voel. Vaak merk ik dat jongeren
41 Kaapverdië
zich ongemakkelijk voelen bij het beantwoorden van de vraag of zij zich Nederlander voelen. Ze zijn bang om anderen te beledigen zoals hun ouders of dé Kaapverdiaanse gemeenschap. Ten onrechte naar mijn mening. Wij wonen immers in Nederland en het is belachelijk te denken dat de Nederlandse cultuur geen invloed op ons heeft. Naar mijn mening moet niemand zich al te druk maken over hoe hij of zij zich voelt. Als lid van de tweede of derde generatie Kaapverdianen in Nederland moet je profiteren van het feit dat jij de kans en mogelijkheid hebt om van twee culturen te genieten en te leren. De ene cultuur is niet beter dan de andere. Pik uit beide culturen wat volgens jou bij je past en waarvan jij denkt dat goed is om door te geven aan je kinderen. De rest moet je laten voor wat het is.
De toekomst Mijn toekomst zie ik in Nederland. Ik ben net afgestudeerd en ik hoop spoedig een baan te vinden . Het liefst binnen het vak waarvoor ik gestudeerd heb en het liefst in een kliniek met bejaarden. Naast mijn werk hoop ik in de toekomst veel meer betrokken te zijn bij verschillende Kaapverdiaanse projecten en instanties. Tot nu toe heeft mijn participatie aan verschillende projecten op een zijspoor gestaan, omdat ik een tijd lang niet in Rotterdam heb gewoond en ik niet op de hoogte was van de verschillende Kaapverdiaanse projecten. Mijn betrokkenheid bij de Kaapverdiaanse gemeenschap zal er altijd zijn aangezien mijn ouders en familieleden hier wonen (en hopelijk zullen blijven) en omdat veel van mijn vrienden Kaapverdiaans zijn.
Mijns inziens zal ik altijd in Nederland blijven wonen. Hier voel ik me thuis. Hier bén ik thuis. Ik ken niets anders. Hier heb ik alles geleerd. Nederland zit in mij. Ik denk Nederlands. Ik doe Nederlands. Ik bén Nederlands. Alleen heb ik net iets extra's wat andere Nederlanders misschien niet hebben. Ik heb het geluk gehad om de Kaapverdiaanse cultuur te hebben meegekregen. Ik hou van mijn ouders. Ik hou van mijn familie en ik hou van
mijn
Cabo Verde. Mijn Kaapverdiaanse achter-
grond verrijkt mij. Mijn Kaapverdiaanse achtergrond verbreedt mijn zicht en zorgt ervoor dat ik alles uit twee verschillende perspectieven kan bekijken. Cabo Verde zal ook altijd mijn tweede thuis blijven. Mijn ouders hebben ervoor gezorgd dat ik nauW contact heb met mijn familie in Cabo Verde en dat ik verschillende keren daar ben geweest. In het begin behandelden mijn familieleden en vrienden in Cabo Verde mij als een toerist, een buitenlander. Ik werd door iedereen verwend, maar al helemaal door mijn grootmoeder (de moeder van mijn vader) en tegen iedereen werd verteld
42 Kaapverdië
- -
1-
--
.
-----
dat ik het nichtje of kleinkind uit Nederland was. Ik gedroeg me ook als een buitenlander, omdat veel dingen onbekend en nieuw voor mij waren. Naarmate ik vaker terugging waren de gewoontes en bepaalde Kaapverdiaanse dingen mij niet meer
~d
i of
Id
:ul-
onbekend en ging ik me steeds meer op mijn gemak voelen. Ik merkte ook dat mijn familieleden en vrienden mij ook niet meer als een buitenlander behandelden, maar als een familielid dat erbij hoorde. Ook kreeg ik snel een hechte band met mijn oma en ik ging steeds vaker naar Cabo Verde met de gedachte mijn oma nog één laatste keer te zien. Ik heb geprobeerd haar zo vaak mogelijk te zien. Na haar dood wist ik
Jr
niet of ik wel weer terug zou gaan. Zij was jarenlang de reden geweest waarom ik zo vaak naar Cabo Verde ging en plotseling was zij er niet meer, maar tijdens de verschillende bezoeken aan mijn grootmoeder heb ik een speciale band met Cabo Verde gekregen. Ik zie het niet meer als een toeristische plaats waar ik even op
n tin rok-
~eft
en
vakantie ga. Als ik er ben voel ik me thuis, een tweede thuis. Ik kom er tot rust en Voel me betrokken bij alle gebeurtenissen en de huidige situatie in bepaalde streken van Cabo Verde trek ik me heel erg aan .
Contact met het herkomstland De eerste generatie Kaapverdianen heeft altijd een hechte band behouden met Cabo
;e-
!n
Verde. Bijna alle vakanties worden daar gevierd, ongeacht de hoge prijzen en overvolle vluchten . Het sturen van grote tonnen met een inhoud die varieert van etensWaren tot en met kleren, vindt ook om de zoveel maanden plaats. Het behouden van COntact met de achtergebleven familieleden en kennissen heeft altijd een belangrij -
me
:it
et had Ik
:t
~ zal
lUW
n
mij
~al
:eld
ke rol in hun leven gespeeld. De kinderen werden er altijd bij betrokken. Of de jongeren dit zullen overnemen van de ouders is een groot vraagteken. Velen hopen net zo betrokken te blijven als hun ouders, maar op een andere manier. Behalve alleen iets voor hun eigen familie te betekenen hopen zij in de toekomst Cabo Verde te kunnen helpen door het opzetten van een bedrijf, actief te zijn in de politiek of door gewoonWeg te helpen waar hulp nodig is. Deze jongeren zijn meestal al actief in verschillende Kaapverdiaanse organisaties en doen mee aan projecten waarin zij er achter komen wat de mogelijkheden in Cabo Verde zijn om als immigranten iets te beginnen of te participeren in lokale projecten. Anderen weten bij voorbaat dat het contact met hun herkomstland zal vervagen wanneer hun ouders er niet meer zijn. Zij erVaren hun ouders als hun enige link met Cabo Verde. Als dat wegvalt hopen ze dat ze in de tussentijd een andere band met Cabo Verde hebben opgebouwd, zodat Cabo Verde niet helemaal voor hun zal wegvallen.
43 Kaapverdi ë
Wonen en werken in Nederland? De meeste Kaapverdiaanse ouders kwamen naar Nederland met de gedachte snel weer weg te gaan. Na de komst van kinderen hebben ze toen besloten om maar te wachten tot na hun pensioen. Velen lopen nog altijd met deze gedachte rond en hopen in de nabije toekomst weer terug te keren naar Cabo Verde. Voor de tweede generatie is het vanzelfsprekend te praten over een toekomst hier in Nederland. Weliswaar dromen sommigen wel over een leven in Cabo Verde, maar dan wel meer in de trant van: 'Het zou wel leuk zijn als ...' en, 'Stel je eens voor dat.. .'. Concrete plannen om daar te wonen zijn er niet.
De Kaapverdiaanse jongeren spreken gemakkelijk over het vinden van een baan, maar bij velen heerst er de angst dat motivatie niet voldoende is om aan het werk te komen, ongeacht het feit dat ze in Nederland zijn geboren en de taal goed beheersen . Ze geven aan dat werk zoeken voor een buitenlander moeilijk is. Overigens zijn niet alle jongeren bang dat ze later geen werk zullen vinden . Gesteld wordt dat je via-via wel aan de bak komt, om te beginnen met tijdelijke baantjes. Dit is iets dat ze hebben meegekregen van de eerste generatie Kaapverdianen, die graag wilden werken en elkaar hielpen bij het vinden van een baan.
De eerste Kaapverdianen kwamen hier met de gedachte niet al te lang te blijven want zij wisten waar zij naartoe wilden gaan en dat was hun Cabo Verde. Wij? ... Wij voelen ons nog verdwaald. Wie zijn wij en hoe zal ons leven eruitzien? Moeten wij een keuze maken tussen het Nederlandse of Kaapverdiaanse gevoel? Het is voor ons nog niet allemaal duidelijk en wij moeten onze weg nog vinden. Hopelijk de juiste ...
44 Kaapverdi ë
el
te
e
~er
;.
~Id
Dit
it-
4S Kaapverdië
----~---------------------------------~~
Ben ik Portugese of Nederlandse?
Monica Pereira Martins
46 Portugal
lorres Vedras Lissabon
Deze vraag wordt mij vaak gesteld en ik antwoord trots dat ik Portugese ben. Als mensen doorvragen, blijven ze vaak verbaasd kijken, als ik zeg dat ik hier in Nederland ben geboren en (toch) Portugees ben. Ze zeggen dan dat ik eigenlijk Nederlandse ben, omdat ik hier ben geboren en opgegroeid. Maar zo voel ik mij totaal niet; mijn ouders zijn beide Portugees, dus heb ik Portugees bloed en de Portugese nationaliteit. Waar die trots vandaan komt, weet ik niet precies. Ik denk dan toch, dat ik het van mijn ouders heb meegekregen. Ik ben van kinds af aan sterk betrokken bij de Portugese gemeenschap. De laatste jaren denk ik vaak aan mijn identiteit, wie ben ik nou eigenlijk? Ben ik nou echt zo Portugees, zoals ik mij voel of wil voelen; denk ik 'Portugees', praat ik in mijn dromen Portugees of Nederlands, reageer ik 'Portugees' of heb ik juist 'Hollandse' trekjes? In mijn hart ben ik wél Portugese, maar in mijn doen en laten ben ik misschien toch wel een beetje Nederlandse (ook al wil ik dat niet altijd toegeven). Hoe meer ik erover nadenk, hoe moeilijker ik het vind tussen deze twee 'werelden' te leven. Ik probeer er daarom niet te veel bij stil te staan en alleen het positieve uit beide achtergronden te halen.
47 Portugal
Begin jaren tachtig ging ik in Amsterdam naast de Nederlandse school ook twee keer in de week naar de Portugese school. Ik kan mij nu niet herinneren dat ik het heel erg vond, maar soms hadden we (ik en andere Portugese kinderen) er niet zo veel zin in. Nederlandse kinderen konden op de woensdagmiddag buiten spelen of iets leuks doen en wij moesten die middag en op zaterdagochtend of -middag weer naar school. Ik heb de Portugese basisschool gevolgd en middelbare school tot en met het vierde jaar, vergelijkbaar met 4-havo/ vwo. Ik kon toen niet meer verder, want het vijfde en zesde jaar werd niet meer gegeven. Er waren niet genoeg leraren beschikbaar. Mijn ouders hebben mij min of meer naar de Portugese school gestuurd, maar ik vond het ook normaal dat ik deze lessen volgde. Naar de middelbare school gaan vond ik ook helemaal niet erg, ook al was dit extra zwaar voor mij. Later zag ik dat sommige ouders hun kinderen niet meer naar de middelbare school stuurden, dat vond ik juist erg en tegelijk ook jammer. Nu ben ik erg blij, dat ik naar de Portugese school ben gegaan en vind het een beetje jammer dat ik niet de complete middelbare school heb gedaan (maar het is nooit te laat). Naast het Nederlands en het Engels beheers ik dus nog een derde taal. En van kinds af aan kan ik goed communiceren met mijn familie in Portugal. In het afgelopen jaar heeft de Portugese school haar 3D-jarigjubileum gevierd en het was erg leuk de leraressen weer terug te zien. Er werden allerlei optredens door de huidige kindertjes opgevoerd waardoor mijn jeugdherinneringen weer boven kwamen . In de afgelopen maanden heb ik verscheidene keren gehoord, dat het slecht gaat met de Portugese school, dat er geen geld is om nogjaren les te geven . Ik zou het vreselijk jammer vinden als de school er binnenkort mee moet stoppen. Dat wil zeggen dat mijn kinderen in Nederland later geen Portugees op school kunnen leren . Op de Nederlandse (basis en middelbare) school ging het altijd goed, ik heb nooit een achterstand gehad in vergelijking met de Nederlandse kinderen vanwege de extra Portugese lessen die ik volgde. Tot het examenjaar heb ik het vwo zonder problemen gevolgd . Ik was niet de enige allochtoon in de klas, en kan mij niet herinneren dat ik door scholieren of leraren werd gediscrimineerd. Wat mij is bijgebleven van de middelbare school, is dat mijn Spaanse vriendin en ik, omdat we altijd naast elkaar zaten, ook wel het Iberisch schiereiland werden genoemd door onze Engelse leraar. Maar dit was nooit discriminerend bedoeld. Door mijn vriendin werd ik ook wel eens gecorrigeerd op mijn taalgebruik. Ik vond het niet erg, want ik heb er juist van geleerd. Wat mij opvalt is dat ik veel Nederlandse én Portugese gezegdes niet heb meegekregen, ik moet dan altijd naar de betekenis vragen.
48 Portugal
Men vraagt mij wel eens of ik geen twee nationaliteiten wil, maar ik zeg zelfverzekerd dat ik dat niet wil en ook niet nodig heb. Ik heb de Portugese nationaliteit (paspoort) en een vreemdelingenpas voor onbepaalde duur om in Nederland te kunnen wonen en werken. Tot op heden heb ik er nooit problemen mee
g-
gehad en in de toekomst hoop ik er ook geen problemen mee te krijgen. Ik vind het sorns alleen een beetje vreemd klinken, als ik het over mijn 'vreemdelingenpas' heb. Onlangs hebben twee vriendinnen nog hun Nederlandse nationaliteit aan-
î
gevraagd, omdat het wel zo gemakkelijk kan zijn en omdat het tot en met je 25ste de
jaar maar vijftig euro kost en binnen tien minuten geregeld is. Wat heel gek is, is als
de.
je je tweede nationaliteit aanvraagt na je 25ste verjaardag, dan kan het wel twee
a
jaar duren voordat alles geregeld is en kost het rond de 240 euro. Het maakt dan niet uit dat je al je hele leven hier in Nederland woont (of geboren bent) en als
k
Portugese tot de Europese Unie behoort. Pasgeleden zou ik voor het eerst wel even de Nederlandse nationaliteit willen hebben en dat was tijdens de verkiezingsavond van 15 rnei 2002. Ik wilde die avond eigenlijk wel rnijn stern uitbrengen. Na de
.ds
ongelofelijke, vreselijke rnoord op een politieke lijsttrekker, leek het wel of de men-
lar
sen niet rneer nadachten. Ik was een beetje bang voor de uitslag van de stemrners.
:-
En nu het kabinet is gevorrnd en de rninisters aan de slag gaan, ben ik zeer benieuwd wat er zoal rnet al die irnrnigratie-issues gaat gebeuren. Door deze politieke veranderingen ben ik mij ook rneer voor de politiek gaan interesseren .
ik
0-
?-
;t
;e
In Nederland voel ik mij niet echt thuis en toch wel een buitenlander, ook al ben ik hier geboren, naar school gegaan en woon ik rnijn hele leven al in de rnulticulturele stad Arnsterdarn. Maar ik associeer rnij ook niet echt rnet de grote groep allochtonen in Nederland. Ik weet niet waar het aan ligt, waarschijnlijk omdat ik bij de kleinere groep allochtonen hoor en mij gewoon aan de rnaatschappij aanpas. Als in de krant of op tv over allochtonen wordt gesproken, dan worden in feite Wij, Portugezen, Spanjaarden en Italianen hier niet rnee bedoeld. Deze groep heeft zich aangepast aan de Nederlandse cultuur en heeft ook zijn eigen cultuur behouden. In het algerneen geeft deze groep ook geen problernen in de samenleving. Ik erger mij ook aan de criminele allochtonen van tegenwoordig. En betrap mijzelf er sorns op dan ook erg discriminerend te zijn over deze groep, terwijl ik zelf ook 'allochtoon' ben. Maar in dit geval gaat het dan niet om de allochtoon, maar om de crirnineel! In de puberteit was ik vaak boos op mijn ouders, vroeg mij afwaarom zij hiernaar
49 Portugal
Mijn opa [eerste generatie J samen met mijn broer [derde generatie J in het Vondelpark in Amsterdam, voorjaar 1972.
50 Portugal
172.
toe zijn gekomen, en elke keer kreeg ik hetzelfde antwoord: dat mijn opa hier al was en dat het voor een beter leven was ... Ik zei dan meteen dat de mensen dáár ook een goed leven hebben. Tot op heden heb ik er nooit echt bij stilgestaan dat ik al derde generatie migrant ben. Dit komt omdat mijn opa al voor mijn geboorte naar Portugal was teruggekeerd. In 1964 is mijn opa [vader van mijn moeder) op éénenveertigjarige leeftijd als gastarbeider alleen naar Nederland gekomen. Hij ging in Scheveningen wonen en werkte toen in Den Haag. Later verhuisde hij naar Amsterdam en ging hij bij de KLM op Schiphol werken. Vijf jaar later kwam mijn oma en liet ze mijn moeder in Portugal achter. Intussen waren mijn ouders getrouwd en begin 1971 kwam mijn vader naar Nederland en drie maanden later volgden mijn moeder en mijn broer, die toen drie maanden oud was. In totaal heeft mijn opa elf jaar in Nederland gewoond en één jaar Voor mijn geboorte zijn mijn opa en oma teruggegaan. Tot zijn overlijden vorig jaar vertelde hij trots, elk jaar tijdens onze vakantie, over zijn verblijf in Nederland.
Als je ouder bent, ga je anders naar dingen kijken en waarderen. Nu ben ik blij dat ik hier in Nederland ben opgegroeid en naar school ben gegaan en Waardeer steeds meer het mooie in Amsterdam en Nederland [ook al is hier veel in de samenleving veranderd en verslechterd). Ik geniet nu dan ook als ik in het zonnetje langs de grachten van Amsterdam loop. Maar ik word ook super chagrijnig en depri als het midden in de zomer bewolkt is en stortregent [zoals nu], terwijl het in 'mijn' land Portugal zonnig en dertig graden is. Dit even tussendoor.
Wanneer ik in Portugal ben, is dat altijd tijdens een vakantie, dan ben ik daar toch eigenlijk ook wel een 'toerist', maar dan in eigen land. Ik voel mij er thuis, heb soms alleen de eerste twee dagen een beetje moeite, moet dan vaak naar woorden zoeken om volledig Portugees te spreken, omdat ik in Nederland niet constant één taal spreek. Elke keer geniet ik van het eerste moment dat ik er ben en heb nooit heimwee naar Nederland. En ik moet er elk jaar minstens één keer op vakantie I Tot op heden heb ik er nooit gewoond, ik weet niet hoe het studeren of werken is. Ik ben wel zeer nieuwsgierig, hoe het er zal zijn, om er te werken in plaats van er alleen maar op vakantie te gaan. Vorigjaar [en vier jaar geleden) heb ik via mijn werk twee Cursussen mogen volgen in Lissabon. Vijf dagen lang heb ik op kantoor les gehad en heb een klein beetje van het bedrijfsleven daar mogen proeven. Als klein kind al wilde ik later in Portugal gaan studeren of werken en ik zeg ook altijd dat ik er ooit
51 Portugal
terug wil keren. Maar als ik bewust nadenk is het helemaal niet 'terugkeren', ik kom er niet echt vandaan, heb immers mijn hele leven al in Nederland gewoond. Maar ik blijf het toch altijd zeggen. Na mijn Schoevers opleiding in 1997 ben ik op Schiphol bij een Braziliaanse luchtvaartmaatschappij gaan werken, waar ik tevens mijn eigen taal goed kon gebruiken, maar het was geen vereiste, wel was het erg gemakkelijk. Verta lingen en Portugese correspondentie kwamen bij mij terecht. Na een jaar werd mijn baas Europees Manager, hierdoor kreeg ik veel contact met Brazilië en Europa. Ik vind het nog steeds hartstikke leuk als ik naar Brazilië moet bellen. Ik bel dan ook veel liever in het Portugees dan dat ik in het Engels naar bijvoorbeeld een Duitse collega moet bellen . Omdat ik nog meer Portugese collega's heb, krijg ik regelmatig (negatieve) opmerkingen over de Portugezen en Portugal, maar dat zijn altijd grapjes en daar trek ik mij niet veel van aan . Zoals deze zomer met de WK 2002 in JapanKorea, wat hebben mijn collega's mij gepest met het Portugese elftal. Over de slechte wedstrijden van het Portugese elftal en hun slechte gedrag (daar schaamde ik mij, als Portugese, ook erg voor], maar ik had ook altijd een opmerking over het Nederlandse elftal dat niet in Korea aanwezig mocht zijn. Daarna werden ze wat stiller. Ik vind het voetbal een goed voorbeeld waar je gevoel naar uitgaat. Het voetballen op zich interesseert mij niet zo zeer, maar als het Portugese elftal speelt dan ben ik zeker een fan van het Portugese elftal. Als Portugal tegen Nederland speelt, dan is de keuze ook snel gemaakt, dan ben ik natuurlijk voor Portugal I Naast mijn collega's en enkele oud-klasgenoten heb ik weinig contact met Nederlanders. Mijn boezemvriendinnen zijn dan ook net als ik: Portugees en woonachtig (en de meesten geboren) in Nederland. Het liefst frequenteer ik plaatsen waar Iatinmuziek wordt gedraaid. Laatst viel mij op dat mijn cd's voornamelijk Portugeestalig of Spaanstalig zijn. Ik moet er wel bij zeggen dat de laatste cd die ik gekocht heb, toch wel Nederlandstalig was. Sinds mijn zesde zit ik op een Portugese volksdansgroep, waar ik mijn meeste vrienden van ken. Hiermee willen wij onze cultuur in Nederland behouden en aan de Nederlandse bevolking laten zien. Vroeger hadden wij veel optredens in Nederland, België en Duitsland, maar helaas neemt de interesse voor deze activiteiten af. Tien tot vijftien jaar geleden hadden we elke maand wel een optreden, nu is dat één keer in de zes à negen maanden. Bedrijven en verenigingen hebben ook geen budget meer voor deze activiteiten. Binnen de volksdansgroep daalt hierdoor ook de interesse en de jongeren hebben naast de dansgroep tegenwoordig ook andere sporten, activiteiten en hobb~'s. Het is nu ook zeer moeilijk om nieuwkomers aan te trekken .
52 Portugal
bij
aal ta-
11-
es
lte
je
n-
e
n, I.
De POrtugese volksdansgroep, As Lavradeiras de Amsterdào, in Heiloo, mei 2001.
53 Portugal
-
--
-
Portugese jongeren (derde en vierde generatie) van tegenwoordig zijn al helemaal in de Nederlandse samenleving ingeburgerd en vinden een vakantie in Portugal leuk maar hebben er geen binding mee. Ik heb het idee dat ze tegenwoordig weinig voor hun 'roots' voelen. Ik merk dit aan het bezoek aan de Portugese verenigingen die in Amsterdam bestaan. Zo'n 15.000 Portugezen wonen verspreid over heel Nederland, waarvan een grote groep in Amsterdam, Rotterdam en Den Haag geconcentreerd is. Zo zijn er dan ook de Portugese verenigingen, waar er in eigen ruimtes feestjes georganiseerd worden, er allerlei hulp wordt verleend, er voetbalelftallen bestaan en er verscheidene activiteiten (zoals Nederlandse les, kaarten, handarbeid etc.) worden gehouden. Sommige verenigingen hebben een eigen radio en in de meeste gevallen kan er onze eigen 'bica' (de Portugese espresso) gedronken worden. Tien jaar geleden kwam ik er regelmatig; elke maand werd er wel een feestje georganiseerd en veel jongeren waren dan aanwezig. Nu wordt er zo nu en dan een feestje georganiseerd, maar de jeugd van tegenwoordig komt er niet meer. Portugese bandjes worden uitgenodigd en dan spelen ze maar voor een klein publiek. Ergjammer, want op een gegeven moment, als de ouderen met pensioen (naar Portugal) gaan of overlijden, dan zullen de verenigingen ook ophouden te bestaan als hier geen interesse meer voor is. Ik merk het ook aan het bezoeken van de Portugese kerk in Amsterdam. In Amsterdam West en Den Haag hebben we een eigen kerk voor alle Portugeestaligen , waar één keer in de week een mis gehouden wordt en door het hele jaar verschillende activiteiten zijn en zoals bij de verenigingen ook allerlei hulp verleend wordt. Zo kom ik ook van kinds af aan in de Portugese kerk in Amsterdam, maar de laatste tijd steeds minder vaak. Zo gaat het ook met de jongeren van tegenwoordig, soms ben ik de enige jongere in de kerk. Dit is wel zeer opvallend, want Portugal is wél een katholiek land. In april 2000 ben ik met een groepje Portugese vrienden een jongeren stichting begonnen, Fundaçào Lusolanda. Hiermee willen wij de Portugese jongeren in Nederland meer over onze cultuur laten weten, op de hoogte houden en allerlei activiteiten houden, omdat wij merken dat in de huidige verenigingen niet veel voor de jongeren wordt gedaan.
Hoe mijn toekomst eruit zal zien, weet ik niet. Ik zou heel graag willen weten hoe mijn leven er over vijf jaar uit ziet. Ik ben er de laatste drie jaren wel
54 Portugal
- =--
~-
erg mee bezig. Toen ik net begon te werken heb ik tegen mezelf gezegd, dat ik hier ltie
twee jaar ervaring zou opdoen en daarna in Portugal werk zou gaan zoeken . Die twee jaren ervaring heb ik inmiddels, ik heb hier al vijf jaar werkervaring opgedaan. Ik vind
se
rnijn werk erg leuk en ik heb tot op heden die grote stap nog niet durven zetten: mijn baan opzeggen en naar Portugal gaan. Elke keer maak ik mijzelf wijs dat ik in het vol gende jaar die stap zet, maar er komt steeds iets tussen, het komt mij elk jaar niet goed uit. Ik wil het dus nog wel proberen, maar heb nu geen datum vastgesteld .
en,
Zodra de tijd rijp is, zal ik zeker gaan! Mocht ik toch in Nederland blijven, dan hoop ik wel dat ik van gevoel verander, dat ik mij beter in Nederland ga voelen . Elke keer vraag ik vrienden en kennissen hoe de economische situatie en de werkgelegenheid in Portugal zijn en ik zeg ze ook, dat ik er heel graag heen wil. Iedereen vertelt mij hetzelfde (wat ik ook al wist en hoopte dat het niet zo zou zijn). dat de
~a -
je Id-
--
m
r-
werkgelegenheid erg slecht is, die is totaal niet zoals in Nederland. Bijvoorbeeld afgestudeerden in Portugal komen erg moeilijk aan een baan en als ze een baan hebben dan is het niet in de richting die ze gestudeerd hebben. Sommigen raden mij af om mijn goede baan hier in Nederland op te geven, anderen moedigen mij aan orndat ze mijn gevoelens voor Portugal kennen. Ik weet dat ik hier veel moet opgeven , maar ik wil ook niet tot mijn zestigste hiermee in mijn gedachten lopen. Het leven kan al zo kort zijn . Mijn ouders vinden het ook vervelend voor mij. dat ik mij hier niet thuis voel. Aan de ene kant steunen zij mij; ze hebben zelf al hun hele leven willen terugkeren, zij wonen nu bijna tweeëndertigjaar in Nederland. Het is er nooit van gekomen en het Wordt steeds moeilijker om terug te gaan, nu ze hier al twee kleinkinderen hebben van mijn broer. Aan de andere kant willen ze niet dat ik alleen ga en mijn goede baan hier opgeef. Ik denk dat ze bang zijn dat ik het daar niet beter zal hebben. Binnen twee/ drie jaar kunnen ze met de VUT en nu vraag ik mij soms af of ze dan Wel naar Portugal gaan. Misschien ben ik hier dan ook al gesetteld (wie weet...); mijn rnoeder vindt haar familie belangrijker en zou niet naar Portugal kunnen gaan en haar kinderen en de rest van de familie hier achterlaten . Mijn vader zou dat denk ik Wel kunnen, die geniet ook meer van het leven in Portugal. Mijn broer heeft nooit deze diepe gevoelens voor Portugal gehad zoals ik. Inmiddels is hij met een Nederlandse vrouw getrouwd en heeft hij twee kinderen. Voordat hij kinderen kreeg, heeft hij wel eventjes gedacht om met zijn vrouw naar Portugal te gaan en daar hun leven op te bouwen . Uiteindelijk hebben ze die stap toch niet genomen en hebben ze hier hun leven opgebouwd .
55 Portuga l
Zoals mijn ouders zijn er meer Portugese gastarbeiders naar Nederland gekomen met de gedachten hier maar enkele jaren te blijven . Deze eerste generatie heeft niet veel moeite gedaan om zich aan de samenleving aan te passen en de Nederlandse taal te leren. In tegenstelling tot mijn generatie, die hier naar school is gegaan en veel van de Nederlandse cultuur heeft opgepikt. Mijn ouders hebben bijvoorbeeld veel contact met Portugezen en Spanjaarden en werken ook met ze samen, hierdoor hebben ze de Nederlandse taal nooit goed onder de knie gekregen.
Ik ben niet de enige die 'terug' wil. AI veel Portugese jongeren hebben deze stap 'terugkeren naar onze roots' gemaakt. Sommigen zijn in Portugal gaan studeren of stage gaan lopen en anderen zijn er gaan werken . Ze zijn daar opnieuw begonnen en hebben zich daar aangepast. Van de tientallen mensen die naar Portugal zijn gegaan (die ik ken], zijn twee meisjes teruggekomen, van één weet ik helaas de reden niet. De andere is teruggekomen vanwege het geld, zij en haar Portugese vriend verdienden erg weinig. Ze hebben besloten samen naar Nederland te komen, dat was voor hem ook een grote stap, want hij kwam voor het eerst naar Nederland (nog een nieuwe migrant erbij] . Wel hebben de meesten in de eerste periode veel moeite gehad, maar dat is altijd en overal wel zo. Ik denk ook dat het in het begin erg moeilijk is om je aan te passen. In Nederland is alles zo goed geregeld, in Portugal duurt alles altijd zo lang. Voordat iets geregeld is, word je van de ene afdeling naar de andere gestuurd . Ook de Nederlandse gezondheidszorg is veel beter dan die in Portugal, ook al is het in Nederland erg aan het veranderen. In Portugal leef je heel anders, het klimaat en omgeving is veel beter dan in Nederland. Het is zo moeilijk te beschrijven hoe anders ik mij daar voel. Ik kan zo acht jongeren van mijn generatie opnoemen die bezig zijn om naar Portugal te gaan, ze willen er graag heengaan, maar durven die grote stap niet te nemen, hun goede baan hier opgeven voor de onzekerheid in Portugal. Maar zoals ik eerder schreef, dáár hebben de Porto's ook een goed leven. Ik heb één vriendin die totaal niet terug naar Portugal wil, zij heeft haar leven inmiddels hier opgebouwd.
Van de zomer ging ze wel op vakantie naar Portugal om haar familie te bezoeken. Ze zei iets tegen mij dat mij zo is bijgebleven. Tijdens mijn eigen vakantie was ik weer zo enthousiast over Portugal, dat ik helemaal happy was, toen zei ze tegen me dat het haar niks meer doet. Ze gaat alleen naar het dorp waar ze vandaan komt (zij is dan wel in Portugal geboren) om haar familie te bezoeken, ook het uitgaan daar zegt
S6 Portugal
haar niks meer. Het zou haar leeftijd kunnen zijn (zij is acht jaar ouder dan ik), iet
maar dat is het niet, want in Nederland gaat ze wel gewoon uit.
e Het frappante is dat de eerste generatie hiernaar toe is gekomen
met de gedachte om snel terug te keren en dat uiteindelijk de meesten toch bijna
lOr
hun hele leven in Nederland zijn gebleven of zullen blijven . En dat de tweede generatie erg nieuwsgierig is naar hun wortels en een deel hiervan zal misschien toch ooit 'terugkeren' ook al zal het maar voor een jaartje zijn. Ik ben zeer benieuwd of in de toekomst de identiteit van de Portugese jongeren in Nederland zal veranderen, met de tijd zullen we het weten ...
3-
e
I.
~n
In
~r-
ik
e
57 Portugal
----~--------------------------------------/~
lDónde está mi futura? De keuze van de tweede generatie Spanjaarden in Nederland
Sofia Branco Bolón
58 Spanje
- - - - - ~~
~----------- - - -
o Madrid
Andalucfa
'Ik wil terug naar Spanje.' Wanneer ik met mensen praat over het kiezen tussen het wonen in Nederland [mijn geboorteland) of in Spanje [het land van mijn familie) dan is dat steevast mijn antwoord. Vooral Nederlanders reageren verbaasd wanneer ik hen dit vertel, aangezien ik daar nooit gewoond heb. Ze zouden het beter begrijpen als ik geboren en getogen was in Spanje. Het is ook zo dat in de tot nu toe versChenen literatuur over de retourmigratie van de Zuideuropese minderheden in Nederland, in het bijzonder over de Spanjaarden, die keuze meestal in verband' wordt gebracht met de allochtonen van de eerste generatie 1. De vraag of men terug Wil keren naar Spanje of toch in Nederland wil blijven, is echter een punt waar niet alleen de eerste generatie Spanjaarden mee te maken krijgt, maar ook wij, hun [volwassen) kinderen. In de meeste gevallen is het niet eens een kwestie van terugkeren voor de tweede generatie aangezien we in Nederland geboren zijn 2. Toch denk ik dat er bij vrijwel elke tweede generatie Spanjaard een punt in het leven bereikt wordt waar hij/zij zich [on)bewust afvraagt of zijn/haar toekomst in het land ligt waar ze zijn geboren en opgegroeid, of in het land waar hun ouders zijn geboren.
18
rand, 1991; Krupe, 1998; Muus, 1983.
2 VOlgens de definitie die het CBS hanteert, verstaat men onder allochtonen van de tweede generatie: 'personen die in Nederland geboren zijn van wie ten minste één ouder in het buitenland geboren is.' [Zie: www.cbs.nl]
59 Spanje
Het is een vraag waar vrijwel alle allochtone jongeren wel eens bij stil hebben gestaan, maar in het geval van de Spanjaarden lijkt die vraag toch vaker op te duiken. Onder hen komt het tevens vaak voor dat er (definitief] gekozen wordt voor Spanje. Bij veel mensen, vooral bij diegenen die niet zijn opgegroeid met twee culturen, roept dit de vraag op wat er meespeelt bij het maken van die keuze. Aan de hand van twee levenslopen, mijn eigen verhaal en dat van Laura die niet wil terugkeren, wil ik proberen hier een antwoord op te geven. Er wordt daarbij gekeken naar de invloed die de eerste generatie Spanjaarden heeft in de beslissing en daarmee gepaard de opvoeding, de positie in de Nederlandse samenleving en tevens de positie in de Spaanse samenleving. Om een duidelijker beeld te scheppen van de Spaanse gemeenschap in Nederland, zal ik beginnen met een korte schets van de geschiedenis van de Spaanse emigratie.
De Spaanse emigratie Na de Tweede Wereldoorlog begon Nederland vrijwel meteen te werken aan de wederopbouw door middel van het stimuleren van de industrialisatie. Om dit te bewerkstelligen waren veel arbeidskrachten nodig, maar algauw bleek dat er niet genoeg (autochtone) arbeiders waren die de laaggeschoolde 'vuile' baantjes wilden hebben. Om het tekort aan werknemers op te vullen, besloot men daarom om arbeiders in het buitenland te werven. Na een wervingsovereenkomst te hebben getekend met Italië, sloot de Nederlandse overheid in 1961 een akkoord met Spanje, gevolgd door overeenkomsten met andere mediterrane landen. Door de massale toestroom van Spanjaarden die niet alleen vertrokken door het tekort aan banen in hun thuisland, maar soms ook om de repressie van de Franco-dictatuur te ontvluchten, vormden zij vrij snel de grootste groep buitenlanders in het land. Ze werkten vooral in de staalindustrie, de mijnbouw, de scheepsbouw en in de textielindustrie, industrieën waar zogezegd het werk zwaar, vuil, laaggeschoold en slecht betaald was. Oe meesten van deze vooral jonge mannen waren al getrouwd voordat ze naar Nederland kwamen, maar doordat het vrij moeilijk was om aan een verblijfsvergunning te komen voor de echtgenotes, volgden de vrouwen meestal pas na een tijdje. De mannen verbleven in de tussentijd meestal op goedkope kamers in pensions e.d. Zowel de Nederlandse regering als de Spanjaarden zelf zagen hun verblijf hier als tijdelijk, maar door de jaren heen bleek dat, hoewel een groot deel inderdaad na enkele jaren terugkeerde, velen toch ook langer zijn gebleven en hier hun kinderen hebben gekregen . Vandaag de dag zijn er ruim 30.000
60 Spanje
Spanjaarden in Nederland, waarvan er ruim 13.000 tot de tweede generatie behoren . Ongeveer 8.000 hiervan zijn tweede generatie Spanjaarden van wie beide oor
ouders in het buitenland geboren zijn,
iltu-
De komst van mijn familie naar Nederland g-
De komst van mijn familie aan moeders kant vertoont veel gelijkenissen met de
3ar
korte schets van de Spaanse emigratie. Hoewel voor sommige Spanjaarden de
e
komst naar Nederland deels te maken had met de politieke situatie in het herkomst-
losi-
land, gold dit niet voor mijn opa. Zijn vertrek, en later dat van de rest van de familie,
lan-
was het gevolg van de economische situatie waarin hij zich bevond. Zo is mijn opa in 1966 in Galicia geworven om voor de Nederlandse Spoorwegen in Den Haag te werken. Zijn eerste jaren in Nederland was hij alleen en woonde net als de meeste Spanjaarden in een pension. Nadat in 1971 mijn oma, mijn beide ooms en mijn moeder waren overgekomen, zijn ze in een huurhuis gaan wonen . Hun oudste zoon keerde vrij snel terug naar Spanje, maar de rest van het gezin besloot te blijven. Mijn moeder leerde in Nederland mijn vader kennen die in 1965 tijdens zijn militaire dienst uit Paraguay als chauffeur voor de Paraguayaanse ambassadeur is komen Werken. Nadat zijn militaire dienst beëindigd was, bleef hij nog een groot aantal jaren werkzaam als chauffeur voor de ambassadeur. Met mijn moeder trouwde hij in
1975 en twee jaar later werd ik geboren. Mijn vader nam begin jaren tachtig de Spaanse nationaliteit aan en tegelijkertijd kreeg ik haar ook. Dit had vooral te maken
an r te
met het reizen binnen Europa, wat gemakkelijker zou gaan als er geen visum aan te pas hoefde te komen. Inmiddels zijn mijn grootouders geremigreerd naar Galicia, nadat ze met pensioen zijn gegaan en sinds enige jaren wonen mijn ouders en ik in Arnhem.
vd
Het Spaans en het Nederlands
en
Mijn ouders dachten dat het beter voor me zou zijn als ik tweetalig zou opgroeien, met andere woorden dat ik zowel het Spaans (om o.a. met mijn familie te kunnen praten) als het Nederlands zou spreken. Ze geloofden echter dat het beter zou zijn als ik op school de Nederlandse taal perfect zou leren spreken in plaats van via hen.
n
Ze hebben me daarom met de Spaanse taal opgevoed. Toen ik in de kleuterklas
le-
terechtkwam, sprak ik dus geen woord Nederlands hoewel ik het wel kon verstaan. Omdat ik op dat moment één van de weinige buitenlandse kinderen in de klas was,
61 Spanje
kreeg ik veel persoonlijke aandacht van de lerares en leerde al gauw de taal. Tegenwoordig kom ik wel eens mensen tegen die zich verbazen over mijn 'foutloze' Nederlands, zoals ze het zelf noemen. Waarschijnlijk hebben ze een bepaald beeld van allochtonen in het algemeen met een buitenlands accent. Ik denk dat mijn ouders me voor dat 'stereotyperen' wilden behoeden. Om mijn Spaans te verbeteren, kreeg ik tevens Spaanse les die georganiseerd werd door de Spaanse ambassade. Oe eerste jaren was dat op woensdagmiddag en op zaterdagochtend, later werd het dinsdag- of donderdagavond. Dat ik dat als kind niet leuk vond, zal wel duidelijk zijn, maar mijn ouders zeiden altijd: 'Later zul je er blij mee zijn.' Dat het zeer handig was om zowel de Spaanse als de Nederlandse taal te beheersen in woord en geschrift bleek al gauw: het heeft me zeer geholpen bij het leren van andere talen op de middelbare school zoals het Latijn , Frans, Duits en Engels. Op de universiteit was het ook heel nuttig aangezien ik veel vrijstellingen heb kunnen krijgen (ik heb mijn propedeuse in Spaanse taal- en letterkunde gehaald en ben verder gegaan met Europese Studies]. Het helpt me nog steeds bij het begrijpen van verwante talen zoals het Italiaans en Portugees. Wat ik overigens veel doe bij mensen die zowel het Spaans als het Nederlands beheersen (vooral bij mijn ouders], is het praten in een mengelmoesje van beide talen. Dat dit niet de bedoeling is moge duidelijk zijn, maar het is zeer handig als je in de ene taal praat, 'even' niet op een woord komt en in de andere taal overgaat. Het gaat zelfs zover dat mijn ouders en ik van sommige Nederlandse woorden een 'Spaans woord' hebben gemaakt.
Mijn Spaanse opvoeding Hoewel ik in feite half Spaans en half Paraguayaans ben, heb ik meer te maken gehad met de Spaanse cultuur. De familie aan mijn vaders kant (mijn oma , vijf tantes en hun familie] woont aan de andere kant van de Atlantische Oceaan en door verschillende omstandigheden hebben we ze niet veel gezien. Een paar jaar geleden ben ik voor het eerst in Paraguay geweest en heb toen ook de familie daar ontmoet (mijn oma had ik al eerder gezien omdat ze een paar keer hier is geweest, ook voor mijn communie]. Momenteel hebben we vooral telefonisch contact, maar zowel mijn ouders als ik willen er nog eens heen. Het komt dus vooral door de afstand en daarmee samenhangend het weinig zien van de familie dat ik minder mee heb gekregen van de Paraguayaanse cultuur. Het feit dat ik meer persoonlijk contact heb met mijn Spaanse familie is dan ook de reden dat ik meer met de Spaanse cultuur ben opgegroeid .
62 Spanje
-
~---
-
jer-
5
,eg ers-
las
ijn
het
~n
laar
de
der-
loor
den
Jet
lOr
en
Familiefoto genomen op de dag van mijn eerste communie voor de kerk in Laracha, La Coruna, augustus 1985.
63 Spanje
-
----
---------------------
Mijn ouders hebben me altijd 'Spaans' opgevoed, dat wil zeggen dat ik naast de Spaanse taal ook in contact kwam met de Spaanse cultuur en hun normen en waarden. Ik denk dat ze dat naast de logische redenen (het is immers hun eigen cultuur) ook gedaan hebben om een andere reden: hoewel ze het me nooit direct gezegd hebben, zouden zij graag zien dat ik naar Spanje ga. Zij zijn zelf ook van plan terug te keren zodra mijn vader met pensioen gaat en ze willen niet dat ik in eenzelfde positie terechtkom als zij, zo ver van je familie. Ik ben daarom dus opgevoed met de Spaanse cultuur. Zo ging ik als jong meisje met mijn vader op zon· dag vaak naar een kerk waar de kerkdienst in het Spaans werd gehouden. En toen ik oud genoeg was voor mijn communie, heb ik die in Spanje gedaan, samen met mijn neef. Ik zou dus niet weten hoe het 'Onze Vader' in het Nederlands gaat. Mijn ouders gingen op zaterdag en op zondag altijd naar het Spaanse centrum in Oen Haag. Het Centro Espafiol was een ontmoetingscentrum waar Spanjaarden uit alle regio's bij elkaar kwamen. Ik ging vaak mee en speelde dan met de andere kinderen. En omdat het centrum in hetzelfde gebouw gevestigd was als het Italiaanse, Portugese en Kaapverdiaanse centrum, speelden we ook met de kinderen van die nationaliteiten. Naarmate ik ouder werd, ging ik steeds minder, omdat ik mijn eigen activiteiten wilde doen. AI voor de verhuizing naar Arnhem is het helemaal gestopt. Zoals ik al eerder vermeld heb, heb ik de Spaanse nationaliteit en dus een Spaans paspoort. Ik heb nooit de behoefte gehad om de Nederlandse nationaliteit aan te nemen, ten eerste omdat het voor mij niet méér voordelen heeft dan de Spaanse en ten tweede door mijn opvoeding: ik voel me Spaanse, ik ben er trots op en ik zou dan ook nooit alleen kiezen voor de Nederlandse nationaliteit. Ik heb ook nooit overwogen om een dubbele nationaliteit te hebben. Ik vind het al moeilijk genoeg om mensen uit te leggen dat ik in Nederland geboren ben, maar dat ik de Spaanse nationaliteit heb. Ik denk dat het hebben van twee nationaliteiten het alleen maar ingewikkelder zou maken.
Mijn positie in de Nederlandse samenleving Ik ben anders, daar is geen twijfel over mogelijk, maar het is niet zo dat ik de hele dag rondloop met het idee dat ik Spaanse ben. Het is echter ook niet zo dat ik me met de Nederlanders kan vereenzelvigen. Mijn uiterlijk heeft er voor een deel mee te maken, aangezien ik er helemaal niet 'Nederlands' uitzie, om het zo maar te zeggen. Het is echter mijn Spaanse opvoeding die mij, denk ik, anders maakt. Zo ben ik opgevoed met het idee dat familie heel belangrijk is en dan niet alleen wat ouders
64 Spanje
--- ~
dat
~~--
----
betreft. Ik heb een zeer hechte band met mijn familie in Spanje (grootouders, oom
or-
en tante, neven en nichten). Wat ik veel bij mijn Nederlandse vrienden zie, is dat ze
lun
toch individueler en zelfstandiger door het leven gaan. Ook zijn er gewoontes die
it
men in Nederland heeft die ik 'raar' vind: als je hier bijvoorbeeld naar een verjaardag
lk
gaat, dan feliciteer je iedere aanwezige met de verjaardag van de persoon in
tik
kwestie. Ik heb dat nooit helemaal begrepen. Op dat soort momenten voel ik me dan Wel anders, maar niet minder. Wat ik ook nooit heb begrepen en waar ik me zeer aan
zon-
kan ergeren is het fout spellen van mijn naam. Je zou verwachten dat met een
:mik
naam van vijf letters het niet zo moeilijk is om die goed te schrijven. Negen van de
nijn
tien keer echter, spelt een Nederlander mijn naam als Sophia . Ik vind dat onnodig
jers
moeilijk en ik vind het ook niet mooi. Op school heb ik me nooit 'minder' gevoeld dan
-let
de autochtone leerlingen en hoewel ik veel vrienden onder hen had, waren de men-
bij
sen die mij het beste kenden en begrepen zelf buitenlands. Zo was mijn beste vrien-
lldat
din Italiaanse en als we niet wilden dat anderen ons begrepen, sprak zij in het
ten.
Spanjooltje (zijn versie van espafiola], maar dat was zeker niet discriminerend
31
gedrukt wat het buitenlands zijn betreft: het was in 4 vwo en mijn beste vriendin en
t.lk
ik zaten naast elkaar bij de eerste les Nederlands van dat jaar (we waren de enige
Italiaans en ik in het Spaans. Er was wel een Nederlander die mij een bijnaam gaf:
bedoeld. Overigens werd ik op die school één keer met mijn neus op de feiten
eer-
bUitenlanders in de klas). Halverwege de les stapte de lerares op ons af en vroeg op lUide toon of we het allemaal wel begrepen of dat het te moeilijk voor ons was. Dit
oit
vroeg ze dan aan twee leerlingen die elk jaar weer hele goede cijfers haalden voor
een
Nederlands.
legZoals gezegd loop ik niet continu rond met de gedachte dat ik anders ben. Het is meestal alleen wanneer mensen mij vragen waar ik vandaan kom dat ik er bij stil sta. Het grappige is dat ik heel vaak zie hoe hun ogen oplichten als ik
~eg dat ik Spaanse ben. Ik weet niet of het helemaal juist is, maar ik heb het gevoel dat het meer geaccepteerd wordt als je zegt dat je Spaans bent dan als je bijvoor-
e
beeld
~egt dat je Marokkaans bent. Ik heb me dan ook nooit gediscrimineerd
gevoeld . Wanneer ik bekend maak wat voor nationaliteit ik heb, krijg ik meestal een tiental vragen op me afgevuurd. Een van die vragen is steevast: 'Maar voel jij je nu ~en.
"
rs
Spaanse of Nederlandse?' Lang hoeven ze niet te wachten op een antwoord. Het is me een paar keer gebeurd dat er verbaasd is gereageerd op mijn antwoord. Een keer heb ik zelfs meegemaakt dat ik een soort kruisverhoor onderging:
65 Spanje
-------------------.. -----
'lvIaar je bent in Nederland geboren. ' 'Ja. ' 'En je bent hier naar school gegaan. ' 'Ja.' 'En je hebt hier je vrienden. ' 'Ja.' 'En je hebt nooit in Spanje gewoond.' 'Nee.' 'En toch voel je je meer Spaanse dan Nederlandse.' 'Dat klopt.'
'... Oh .. .' Ik vond het toen moeilijk om mijn standpunt uit te leggen en dat is eigenlijk nog steeds zo. Een logische beredenering is er wel (opvoeding en familie bijvoorbeeld). maar uiteindelijk kom ik toch op het gevoelsmatige uit en dat is zeer subjectief en moeilijk onder woorden te brengen.
Mijn positie in de Spaanse gemeeenschap in Nederland en in Spanje Zoals gezegd heb ik vooral in mijn jeugd contact gehad met de Spaanse gemeen schap in Nederland, via school en andere activiteiten . Dat is door de jaren heen verwaterd door verschillende opleidingen, interesses e.d. Ik heb ook geen behoefte om die band weer te versterken. Ik bedoel, ik heb dat contact niet nodig om mij Spaans te voelen of om mijn band met het herkomst land te verbeteren. Het is echter niet zO dat ik niets met de Spanjaarden in Nederland te maken wil hebben. In principe heb ik echter het meeste contact met Spaanse mensen in Spanje zelf, zowel fam ilieleden als vrienden. Omdat ik elke zomer en sinds enkele jaren ook met de kerst naa r Galicia op vakantie ben geweest, heb ik daar een eigen vriendenkring kunnen opbouwen. Het klinkt waarschijnlijk raar, maar ik voel me meer thuis in Spanje dan in Nederland. Dat is ook het gevoel dat ik heb zodra ik daar het vliegtuig uitstap: thuis, alsof alles op zijn plaats valt. Ik mis Nederland dan ook helemaal niet. Het gekke is dat ik daar, net als in Nederland, een buitenlander ben, ik ben immers hier geboren. Ik ben daar dus in feite ook 'anders' en dat is in sommige opzichten ook te merken. Zo heb ik wat sommige dingen betreft echt een Nederlandse mentaliteit als je het zo mag typeren: ik ben zeer nuchter en realistisch en als we om vier uur
66 Spa nje
afspreken verwacht ik ook dat je om die tijd klaarstaat. Ik denk dat dit echter pluspunten zijn en als ik in Spanje ben zie ik vaak dat dit ook gewaardeerd wordt. Dat ik soms als Nederlandse word beschouwd, zie je ook aan mijn bijnaam daar: Jolan (spreek uit als golan). Het is een soort verbastering van Holland (of zoals mijn nicht zegt: 'zo spreken wij dat uit'). Het grappige is dat er veel [jonge) mensen zijn die mij alleen kennen met die bijnaam en niet met mijn eigen naam.
Terugkeren of blijven Als ik erover nadenk, dan heb ik eigenlijk nooit gedacht aan blijven. Zolang ik me herinner, wil ik 'terugkeren' naar Galicia . Het standpunt van mijn ouders heeft daar Ook een rol in gespeeld, hoewel zij mij nooit zouden dwingen om te kiezen voor remigratie. Ik heb mijn leven lang daar zelf op ingespeeld, in ieder geval sinds ik zelf de beslissingen daarvoor kan nemen. Zo heb ik Europese Studies gestudeerd om dJ,
m
daarmee in Spanje aan het werk te kunnen . Binnen die opleiding heb ik voor economie en niet voor rechten gekozen, omdat ik in Spanje meer aan economie heb, dat toch universeel is, dan aan recht, dat toch meer aan Nederland gebonden is. De afgelopen paar jaar heb ik ook niets ondernomen dat me voor meerdere jaren aan Nederland zou binden. Een raar maar grappig detail is dat mijn beste vrienden in Nederland zelf ook weg willen of wilden uit Nederland. Het is niet zozeer dat ik bewust voor hun vriendschap heb gekozen, ik heb gewoon meer met hen gemeen
rer-
dan alleen dat weg willen. Ik ken ook tweede generatie Spanjaarden die terug zijn
om
gekeerd, zowel vanuit Nederland als vanuit andere Europese landen. De meeste ver-
ns
halen die ze mij vertellen zijn zeer positief, hetgeen mij in mijn beslissing sterkt.
!t zO
Enkele verhalen zijn niet positief, maar als ik een beetje doorvraag van wat er mis
eb
laar
an
ging, dan krijg ik vaak te horen dat ze in een gehucht terechtkwamen, dat ze een beetje verwachtten dat het net als in de vakantie zou zijn of dat ze een soort levensstandaard als in hun geboorteland verwachtten. Nu ik afgestudeerd ben, ben ik dan ook van plan om door te zetten. Ik wil mijn leven in Spanje opbouwen en ik ga er helemaal voor. Ik ben inmiddels bezig met de eerste stappen. Ik ben me er zeer van bewust dat Spanje in de zomer- en kerstvakantie niet hetzelfde is als de rest van het jaar, maar ik denk niet dat ik door een roze bril kijk waar het dat land of die
ier
regio betreft. Ik ben me er terdege van bewust dat het niet allemaal rozengeur en
. te
maneschijn is. Ik ben bereid om zowel de positieve als de negatieve dingen mee te
: als
maken. Ik geloof echt dat ik in Spanje een gelukkig leven tegemoet ga. Ik ga er in ieder geval alles aan doen om die droom te bewerkstelligen.
67 Spanje
De komst van Laura's familie Laura's ouders waren een jaar getrouwd toen Laura's vader vanuit Andalucfa begin jaren zeventig in Rotterdam terechtkwam om in de haven te werken . Zijn vrouw volgde twee jaar later met hun zoontje. Nadat ze een huurhuis namen, kregen ze nog twee kinderen: een zoon en een dochter. Laura's ouders hebben altijd het idee gehad dat ze hier tijdelijk zouden blijven . Maar die paar jaartjes stapelden zich op, vooral toen de kinderen eenmaal naar school gingen. Ze zijn echter nog steeds van plan om terug te keren zodra ze met pensioen gaan.
Het Spaans en het Nederlands Laura's ouders wilden dat ze naast het Nederlands ook het Spaans leerde. Daarom spraken ze Spaans met haar en stuurden haar van jongs af aan naar de Spaanse school. Toen ze echter dertien was stopte ze ermee, omdat ze het moeilijk vond om het met de Nederlandse school te combineren . Hoewel ze daar nu wel spijt van heeft, vindt ze dat ze toch de juiste beslissing heeft genomen op dat moment. Thuis praat ze veelal Spaans, maar met haar broers praat ze voornamelijk Nederlands. 'Het is nu eenmaal de taal waarin ik me het meeste uitdruk, alleen met mijn ouders heb ik altijd Spaans gesproken.' Haar broers doen overigens hetzelfde. Tijdens haar schooltijd vond ze het wel handig dat ze ook Spaans sprak, omdat het makkelijker was om het Frans te leren . Voor haar studie (economie) heeft ze het niet nodig, wat niet wil zeggen dat het in de toekomst geen voordeel kan zijn. Misschien gaat ze het wel als studie ernaast doen, want ze vindt het wel een mooie taal.
Laura's opvoeding Laura's ouders hebben haar altijd met de Spaanse normen en waarden willen opvoe den. De Spaanse cultuur wilden ze haar ook bijbrengen door middel van het bezoeken van een Spaanse vereniging en door het contact met de familie in Spanje. Van huis uit was het dus Spaans, maar via haar Nederlandse vrienden kwam ze veelal in contact met de Nederlandse manier van opgevoed worden: 'Ik weet hoe het zo'n beetje in beide culturen gaat. Ik ken dus de voor- en nadelen van beide zijden en daardoor kan ik nu voor mezelf het beste uit beide culturen via mezelf naar buiten brengen en dat zeg maar toepassen op mijn leven hier.'
Haar positie in de Nederlandse samenleving Laura heeft zich nooit 'vreemd' gevoeld in Nederland: 'Het is mijn vaderland en in
58 Spanje
~----
-
----
-
- ---
mijn vaderland voel ik mij thuis. Ik sta er dan ook niet echt bij stil wat mijn positie in de Nederlandse samenleving is. Ik zit er gewoon middenin.' Het is echter niet zo dat ze zich helemaal niet Spaans voelt: 'Ik ben nu eenmaal in Nederland geboren als kind van Spanjaarden. Ik heb er wel eens een grapje over gemaakt en dan zei ik dat ee
ik een 'Spanderlandse' was als iemand mij vroeg wat ik was. Dat Spaanse is gewoon
p, lan
iets extra's dat ik heb dat anderen niet hebben.' De meeste vrienden die ze heeft zijn Nederlands, zo ook haar vriend en ze gelooft dan ook dat dit er toe heeft bijgedragen dat ze in Nederland wil blijven: 'Als ik me hier niet zo thuis zo voelen, zo op mijn gemak en als ik misschien meer buitenlandse vrienden zou hebben, zou ik anders denken. Dat is natuurlijk allemaal giswerk op dit moment.' Ik denk dat ze daar wel
m
gelijk in heeft, aangezien die punten vaak redenen zijn om voor het ene of het andere land te kiezen.
om
Haar positie in de Spaanse samenleving uis
In Nederland heeft ze toen ze jonger was veel contact gehad met andere Spanjaarden, wat niet zo gek is aangezien in Rotterdam veel Spanjaarden wonen.
ers
Het was niet zo dat ze actief meedeed aan de activiteiten die georganiseerd werden.
3ar
Het was meer dat ze met haar ouders meeging. Sinds ze zelf haar beslissingen
er
neemt wat dat betreft, is het contact minder geworden, deels omdat ze ergens
wat
anders woont en deels omdat ze de activiteiten waar ze de anderen tegenkwam
I
het
niet meer bijwoont. 'Je groeit nu eenmaal uit elkaar, en ik heb mijn eigen activiteiten en hobby's.' Naar Spanje gaat ze nog wel: een paar weekjes in de zomervakantie, maar niet altijd naar de familie. Ze vindt het leuk om te gaan, ook omdat ze altijd weer iets nieuws leert over de Spaanse samenleving, maar ze ziet dat echt als
lQe-
vakantie en niet als iets voor de toekomst. Ze wordt daar als een toerist gezien, en
'e-
dat stoort haar helemaal niet: 'Ik ben ertoch ook als toerist? Ik kom er graag, maar
n
dat verandert niets aan het feit dat ik toch eigenlijk een vreemde ben.'
ti in
Terugkeren of blijven Hoewel ze toen ze klein was wel sprak over het wonen in Spanje, heeft ze die
n
'fantasie' nooit werkelijkheid willen maken ook al willen haar ouders en haar oudere broer wel terug. Ze heeft in Nederland haar leven opgebouwd, heeft hier haar vriendje, haar beste vrienden en moet er niet aan denken om helemaal opnieuw te beginnen in Spanje. Ze denkt ook dat ze meer kansen op een betere toekomst heeft hier in Nederland dan in Spanje, zeker beter dan in Andalucfa. Misschien dat ze ooit
69 Spanje
-
-
-
---
--
--- -
-
tijdelijk naar het land van haar ouders gaat, maar dan is dat echt alleen voor een paar jaartjes. Op de vraag of ze dan naar Andalucfa wil gaan, is het even stil: 'Ik weet niet... voor die paar jaar maakt het me niet zo uit. Ik zou het zeker niet erg vinden om een ander deel beter te leren kennen. Maar ja, wie weet hoe ik over een paar jaar erover denk, misschien wil ik dan wel definitief verhuizen. Alhoewel. .. zoals ik me nu voel betwijfel ik dat. En mijn vriend moet dan natuurlijk ook mee willen.' Laura heeft dus momenteel gekozen voor het blijven in Nederland. Dit betekent niet dat ze haar Spaanse afkomst de rug toe keert. Net als bij mij is het gewoon een kwestie van het kiezen van het land waar je je het beste voelt. In haar geval is het Nederland, in mijn geval is het Spanje. Geen van ons beide zal als volledig Nederlandse of als volledig Spaanse worden gezien, maar daar hebben we vrede mee. Het gaat er immers om hoe je jezelf ziet en niet hoe anderen je zien.
70 Spanje
n
jaar e nu eeft
laar
I
het
mijn jig
m
71 Spanje
---------------------------------------------~
Overal een thuis
Mariangela De Lorenzo
72 Italië
a
o
Net als bij de andere auteurs liggen ook mijn wortels onder andere in Zuid-Europa. Mijn naam is Mariangela De Lorenzo en mijn vader is van Italiaznse afkomst. Uit het feit dat mijn ouders een ijssalon hebben is de bijna logische conclusie (bijna, omdat er hierop natuurlijk meerdere uitzonderingen zijn) te trekken dat het dorp waar mijn vader vandaan komt in het noorden van Italië ligt. De reden dat ik reeds hier een Onderscheid tussen Noord- en Zuid-Italië maak, heeft te maken met het volgende: ten eerste komt mijn gehele familie van mijn vaders kant uit één van de noordelijkSte gebieden van Italië, namelijk de Dolomieten (een deel van de Alpen). Daardoor liggen de meeste van mijn interesses voor Italië in dit gebied. Ten tweede heb ik als gevolg hiervan vrijwel niets van de Zuid-Italiaanse cultuur meegekregen, die toch wel een wezenlijk verschil vertoont met de noordelijke, en daardoor heb ik te weinig kenr"iis Van zaken als het zich hierom handelt. Vandaar dat ik het als er in mijn stuk over Ital"" Ie gesproken wordt, in het algemeen over de polentoni heb (polenta-eters: een SOort rnaispuree die vroeger voornamelijk in de noordelijke gebieden gegeten werd) .
73 Italië
De geschiedenis van Nonno Guido (mijn opa) en mijn vader Het eerste contact van de familie van mijn vader met Nederland is allang geleden gelegd, zo'n 75 jaar geleden. Dit was in 1928, om precies te zijn, toen mijn opa met zijn compagnon naar Nederland kwam om daar zijn geluk te beproeven. Nadat hij op meerdere plaatsen geweest was, kwam hij uiteindelijk toch in de plaats terecht waar hij van het begin al heen wilde: Utrecht. Dit is dan ook sindsdien 'ons' stadje.
In 1930 was het zover. Na vele jaren zijn brood te hebben verdiend met de verkoop van ijs aan karretjes, kon hij eindelijk zijn droom verwezenlijken: een eigen ijssalon openen . Ondanks dat dit niet onmiddellijk van een leien dakje ging, zette hij door en binnen een paar jaar was zijn ijssalon Venezia dan ook een groot succes. De keus voor de naam kwam doordat Venetië de grootste stad in de buurt van zijn geboortedorp is. Hij heeft niet alleen als eerste die naam gebruikt, hij was ook de eerste die het over een ijssalon had, daarvoor werd ijs in Nederland aan karretjes gekocht.
Na meerdere malen van locatie te zijn veranderd, kwam hij in 1943 op de Voorstraat terecht waar hij, tot aan zijn dood, dag in dag uit zelf aanwezig was om met iedereen een praatje te maken en er voor te zorgen dat het ijs door zijn jongste zoon met dezelfde
amore bereid werd als in 1928. Dit was dan ook een van de
belangrijkste redenen dat hij zo geliefd was bij de Utrechters. Toen in 1939 de Tweede Wereldoorlog uitbrak, leek het in eerste instantie alsof dit, behalve de algemene verschrikkingen die iedereen meemaakte, geen extra effect op hem zou hebben. Hij heeft zich altijd afzijdig gehouden en neutraal opgesteld. Maar al snel bleek dat Mussolini een bondgenoot werd van Hitier. Ondanks het feit dat Nonno Guido hier absoluut niets mee te maken wilde hebben, werd hij net als iedere Italiaan in Nederland hier wel mee in verband gebracht. Hij heeft hier echter nooit grote problemen mee gehad. Lange tijd was ijs iets voor kinderen en kwamen ouders voornamelijk om die reden mee naar de zaak. In de jaren vijftig werd de ijssalon echter een ontmoetingsplaats voor jong en oud. Stelletjes gingen een coupe eten tijdens een romantisch avondje uit en andere spraken er af om gewoon gezellig bij te kletsen. Venezia was inmiddels een begrip in de stad geworden en menig Utrechter kende Nonno Guido persoonlijk. Hierdoor heeft hij beetje bij beetje de naam opgebouwd
74 Italië
die er een paar jaar geleden voor zorgde dat hij in de lijst van de Bekendste Utrechters van de Eeuw een plaatsje veroverde in de top tien . let
ij op
Zijn kinderen hebben de moeilijke oorlogsperiode op een heel andere manier beleefd aangezien zij in die tijd in Tai di Cadore, het dorp waar de familie
e.
vandaan kwam, verbleven. Mijn vader, die als derde van de uiteindelijk vijf kinderen, in 1939 in Nederland geboren is, vertrok kort voor zijn derde jaar naar het dorp van zijn vader om daar met uitzondering van wat 'vakanties' naar Nederland tot na zijn schooltijd te blijven. Toen in 1942 zijn moeder tien dagen na de geboorte van haar dochter overleed, heeft de oudste zus van mijn opa ervoor gezorgd dat de kinderen
Î
Ie
t, hij
aan
143 waS
jong-
de
dit,
~ct
:I.
eit
Is
ter
me-
en
en.
de
vd
niet opgesplitst hoefden te worden over meerdere gezinnen en alsnog in het dorp in een relatief veilige familieomgeving konden opgroeien. Dit was iets wat zonder haar nooit zou zijn gelukt aangezien Nonno in Nederland bij zijn zaak moest blijven en op die manier niet alleen de zorg op zich had kunnen nemen om vier kinderen op te voeden. Deze tante, Angelina, heeft op die manier een grote rol in mijn vaders leven gespeeld en vandaar dat ik deels naar haar vernoemd ben. Nonno Guido is in 1946 met mijn nonna Rachèle hertrouwd, die sindsdien als een echte moeder voor mijn Vader is geweest. Toen mijn vader zijn opleiding tot accountant in Italië eenmaal afgerond had, was Ook voor hem de tijd gekomen om fulltime in de zaak op de Voorstraat te komen Werken. Dit was vroeger een veel logischere stap dan nu. De kinderen van toen volgden als bijna vanzelfsprekend hun ouders op in het familiebedrijf, hoewel ertoen al veranderingen plaatsvonden . Met deze veranderingen doel ik op de groep jongeren die een uitzondering hierop vormden door te gaan studeren en uiteindelijk in een andere bedrijfstak terecht kwamen. Dit aantal lag echter aanzienlijk lager dan in mijn generatie, maar dit zal later nog wel uitgebreider aan de orde komen. Na meerdere seizoenen zeven dagen in de week in het 'Venetië' van zijn vader te hebben gewerkt, werd hij opgeroepen voor de militaire dienst en zodoende kwam de tijd dat hij terug moest naar zijn vaderland. Hij werd hier een van de vele A/pini, alpenjagers. Deze militairen worden er voor opgeleid om elk hun eigen dal te verdedigen. Zodoende blijven zij voornamelijk in hun eigen streek aangezien zij deze het beste kennen en worden zij vrijwel niet naar andere plaatsen uitgezonden. Na een Paar jaar in Nederland gewoond te hebben, was hij nu weer alle seizoenen in Italië. Ook nu nog, na vele jaren, is het gevoel een alpenjager te zijn niet verloren gegaan . Sinds lange tijd is het een traditie dat alle generatiesA/pini elkaar ieder jaar in een
75 Ita lië
Nonno Guido in de Ginnekenstraat in Breda, 1928.
76 Italië
andere Italiaanse stad ontmoeten om samen onder andere herinneringen uit hun tijd op te halen. Dit is een zeer grote gebeurtenis in Italië. In diezelfde periode begon hij met bobsleeën, de sport die zijn oudere broer al sinds meerdere jaren beoefende. Gezien het feit dat hij de gehele dag exercities moest verrichten, was het voor hem mogelijk om in goede conditie te zijn. Bobsleeën was in Italië, en vooral in de Dolomieten, op dat moment en ook nu nog een zeer populaire sport. Toen mijn vader zijn officiersopleiding in het leger afgerond had, kon hij zich met hart en ziel op deze wintersport storten. Gedurende deze periode trainde hij dagelijks een aantal uur. Dok toen hij na deze twee jaar weer naar Nederland terugkeerde naar de zaak van zijn vader, gingen de trainingen door. Aangezien ons land niet over bobsleebanen beschikte, beperkte de beoefening van de sport zich tot krachttraining en sprint. Zodra het seizoen dan afgelopen was, vertrok hij onmiddelijk naar Italië voor de trainingen en wedstrijden. Die jarenlange inzet heeft wel zijn vruchten afgeworpen toen hij, na de Italiaanse kampioenschappen te hebben gewonnen, eerste werd bij de Europese Kampioenschappen. Zijn bobslee-activiteiten hebben behalve voor sportieve genoegdoening ook voor geluk in de liefde gezorgd. Na de overwinning tijdens deze bewuste kampioenschappen in St. Moritz in 1964, verscheen er een foto in de Nederlandse kranten van de 'Utrechtse' kampioen bobsleeën. Mijn moeder, die nog thuis woonde in Utrecht, was op slag Verliefd op deze mooie Italiaan. Na vele malen 'toevallig' binnen te zijn gelopen voor een ijsje in de ijssalon van mijn opa, kwam uiteindelijk met behulp van een van haar jongere zussen een eerste afspraakje tot stand.
Nu wil ik graag ook even iets over de familie van mijn moeder vertellen. Mijn oma, die gedeeltelijk van Duitse en Franse afkomst was, trouwde tijdens de oorlog met mijn Chinese opa. Samen waren zij eigenaar van meerdere Chinese restaurants in Utrecht en richtten begin jaren vijftig een importbedrijf van Aziatische producten op. Gezien hun beider buitenlandse afkomst hebben zij er nooit prOblemen van gemaakt dat mijn moeder zelf met een Italiaanse man trouwde. Was zij echter in een andere familie of situatie opgegroeid, dan was dit misschien allemaal veel moeilijker gegaan. In die tijd was een huwelijk tussen twee mensen van VerSchillende nationaliteiten en van een ander geloof (mijn vader was roomskatholiek, dit in tegenstelling tot mijn moeder die Nederlands-hervormd was opgevoed) iets heel wat minder vaak voorkwam dan tegenwoordig. Uiteindelijk heeft mijn moeder niet voor de enige Italiaan in de familie gezorgd: in datzelfde jaar
?? Italië
trouwde haar oudste zus met een Italiaan uit Sardinië. Samen met deze twee huwe-
h
lijken is het aantal kinderen dat met een niet-Nederlander samenleeft, komen te
g
staan op vier van de zeven. Ook in de derde generatie hebben deze multiculturele
b
huwelijken zich voortgezet doordat nichten en neven met mensen afkomstig vanuit de hele wereld trouwden .
'Ii (
Zo zijn mijn ouders in 1965 in het huwelijksbootje gestapt en
T
kregen zij een jaar later hun eerste dochter, Carlina, vernoemd naar mijn vader's
v
moeder. Hiervoor werkten en woonden zij op de Voorstraat, twee jaar later werd hun
ti
tweede dochter Romana geboren. Niet lange tijd daarna besloten ze om een eigen
s
zaak te beginnen, die sindsdien op de Oudegracht zit.
I,
Aangezien zij twee jonge kinderen moesten opvoeden en net de ijssalon hadden geopend, was dit een zeer zware periode. Dit had mede te maken met het feit dat ze 's winters ook nog open moesten blijven, aangezien het toendertijd nog niet moge-
z
lijk was om in slechts de lente en de zomer voor een heel jaar geld te verdienen. Het assortiment werd dan uitgebreid met allerlei soorten zelfgemaakte soepen, broodjes en taarten. Deze beslissing om het ijs niet meer als enige artikel op de kaart te hebben was een moeilijke, aangezien dit inhield dat de oude manier van ijs verkopen werd ingeruild voor een nieuwere. Toen het echter financieel mogelijk werd om weer op de ouderwetse manier de ijssalon te runnen, hebben mijn ouders hier dan ook wel voor gekozen. Ze wilden namelijk niet dat de identiteit van de winkel verloren zou gaan. De verkoop van ijs was en bleef, ondanks een paar bij-artikelen als koffie en gebak, het belangrijkst. Begin jaren zeventig richtte mijn vader samen met drie andere ijssalonhouders de Vereniging van Italiaanse Ijsbereiders Ital op. Dit zorgde voor een modernisering van de ambachtelijke ijsbranche, doordat er door onderlinge samenwerking veel meer mogelijk was op onder andere het gebied van inkoop van grondstoffen. Overigens waren de eerste leden voornamelijk afkomstig uit het noorden van Italië en dan specifiek uit de streek Cadore, waar mijn vader zelf ook vandaan komt. Later ontstond er een Nederlandse tegenhanger van de ijsbereidersvereniging, aangezien Ital slechts voor Italiaanse ijsbereiders was. In het begin was dit onderscheid zeer groot, maar dit is mede verkleind vanaf het moment dat mijn vader als eerste Italiaanse examinator van de Stichting Vakopleiding (onderdeel van de Nederlandse IJsfrika) werd aangesteld. Sindsdien heeft mijn vader inmiddels vele andere ijsbereiders aangemoedigd tot oprichting van een eigen zaak. Een recent voorbeeld
78 Italië
v
Ie-
hiervan is mijn oudste zus Carlina, die met haar man Roberto de traditie heeft voortgezet door dit jaar een hele mooie ijssalon in Utrecht te openen. Ik zal haar later betrekken in mijn verhaal over de derde generatie.
uit
Verschil tussen de eerste generatie van Nonna Guido en die van mijn vader Toen mijn opa in 1928 naar Nederland kwam, was de belangrijkste reden een plek te vinden om zijn eigen zaak op te starten. Ik denk of weet vrijwel zeker dat hij zich In
toendertijd absoluut niet gerealiseerd heeft dat juist hij zo'n belangrijke rol zou spelen in de levens en voor de positie van de voornamelijk Noord-Italianen in Nederland . Als gevolg hiervan wordt hij door vele Italianen als een soort nestor gezien .
ze ,-
et
Eén van de zaken waar mijn opa zich mee bezig hield, was er voor zorgen dat er genoeg gelegenheid voor Italianen was om zich thuis te voelen hier in Nederland . Tot 1935 liet hij altijd zijn personeel overkomen uit Italië. Mijn opa betaalde dan de reis, zorgde voor onderdak en eten en gaf ze een goed loon . Wat mij opviel was de verantwoordelijkheid die hij voelde voor deze jonge werknemers. Dit beeld is versterkt door de positieve en ophemelende verhalen van werknemers uit die tijd, Waar ik de afgelopen jaren mee gesproken heb. Mijn opa wilde niet dat zij zich verloren zouden voelen in het 'nieuwe' land. Hierdoor betrok hij ze bij zijn eigen gezinsleven aangezien ze vaak bij hem inwoonden en daar ook aten . Zodoende werd hij een soort oom voor hen. Vele van deze Italianen zijn later elders voor zichzelf begonnen en hebben als dank en uit respect hun zaak naar die van mijn opa vernoemd. Later probeerde hij dit gevoel van een thuis ver van huis, met succes, mede te bereiken door de oprichting van de Casa d'ltalia in 1965, in samenwerking met Don Roberto Lambriex. Dit was in eerste instantie een ontmoetingsplek voor Italianen, die inmiddels vele malen van locatie veranderd is, maar na vele jaren nog steeds bestaat. Het 'clubhuis', zoals men de Casa d'ltalia eigenlijk ook wel zou kunnen noemen, wordt de laatste jaren echter nog maar weinig bezocht. Dit heeft voornamelijk
n-
te maken met de goede en snelle integratie van Italianen in Nederland, die mede is
!id
veroorzaakt door het grote aantal huwelijken met Nederlandse vrouwen. De bedoe-
;e
ling van de Casa was oorspronkelijk dat Italianen elkaar konden opzoeken, onderling konden helpen en indien zij dit zelf niet konden er hulp geboden werd. Die hulp dien de vooral bij het oplossen van sociale problemen, zoals het sturen van geld naar huis of het snel verkrijgen van een vliegticket om naar Italië te gaan. De oprichting
79 Italië
hiervan is daardoor een belangrijke stap voor de integratie van Italianen in Nederland geweest. Zij beschikten mede hierdoor over betere communicatiemiddelen om onder andere een goed contact met de Nederlandse medemens te krijgen . In diezelfde jaren heeft Nonno Guido een onderscheiding van de Italiaanse regering ontvangen voor al zijn inspanning omtrent de positie van Italianen in Nederland.
Ondanks dat mijn opa veel betekende voor zijn volk en een goed contact met Nederlanders onderhield, beperkte zich dit toch vaak onbewust tot zijn eigen branche en andere Italianen. Zijn positieve invloed was desondanks niet gering en is ook in Nederland niet onopgemerkt gebleven . Zo ontving hij jaren geleden wederom voor zijn inzet voor de integratie van Italianen in ons land een onderscheiding, ditmaal echter van onze eigen koningin Beatrix. Aangezien Nonno Guido nog steeds dezelfde grappenmaker was als vroeger, reageerde hij 'gepast' op de erkenning. 'Heb ik dit te danken aan het jaren lang koel houden van Utrechters?', vroeg hij bij de uitreiking.
Mijn vader daarentegen, die zelf met een Nederlandse trouwde, heeft zijn activiteiten al snel op nog meer vlakken dan mijn opa weten uit te breiden . Hiermee doel ik bijvoorbeeld op zijn voorzitterschap van de ondernemingsvereniging Centrum Utrecht of de oprichting van de Nederlandse Bob- en Sleebond samen met de heer Frans Henrichs, een befaamd sportverslaggever en journalist voor het Utrechts Nieuwsblad. Zo kon hij zijn jarenlange en grote passie nog steeds op de voet volgen. Bobsleeën is immers nog steeds een van zijn grote liefdes, en die vonk is ook op zijn drie dochters overgeslagen. AI deze activiteiten hebben waarschijnlijk te maken met het feit dat zijn kinderen hier op school zaten en de familie van mijn moeders kant hier woonde. Mede daardoor konden en wilden mijn ouders niet de hele winter naar Italië, zoals dat vroeger wel de gewoonte was. Dit zorgde er voor dat mijn vaders leven zich meer en meer hier in Nederland ging afspelen.
Verschil tussen de tweede generatie van mijn vader en de derde van zijn dochters Ondanks het feit dat wij als dochters van een Italiaan alle drie in Utrecht op school hebben gezeten en de Nederlandse nationaliteit hebben , is de band met Italië niet ve'rloren gegaan. Dit heeft onder andere te maken met het feit dat we ook de
80 Itali ë
Italiaanse nationaliteit bezitten. TI
Mijn moeder heeft er vanaf het begin van haar huwelijk met mijn vader op aangedrongen dat wij Italiaans als tweede moedertaal zouden beheersen . Dit had er mee te maken dat zij van haar vader geen Chinees had geleerd. Verder vierden wij Kerstmis bij onze familie in Italië en waren wij daar zo vaak als mogelijk. Een gevolg hiervan is dat zowel mijn zussen als ik veel vrienden daar hebben. Dit is echter niet bij de gehele derde generatie van Italiaanse ijsbereiders zo gegaan. Veel Italiaanse
n
jongeren spreken de taal niet meer en zien een verblijf in Italië dan ook alleen als vakantie en niet zoals wij. als bezoek aan ons andere 'thuis'.
Deze kloof in de derde generatie zie je vooral wanneer het om de overname van het familiebedrijf gaat. Veel kinderen zien het opvolgen van hun ouders in de ijssalon niet zitten. Dit heeft naar mijn mening onder andere te maken met het verschuiven van interesses, maar ook met het grotere aantal jongeren dat de kans heeft gekregen om een studie te volgen die hen interesseert. Die kans was er ook al in de tijd van mijn ouders, al was die toen een stuk kleiner. Dit had er mede mee te maken dat de opvolging in de familiezaak toen als vanzelfsprekend gezien werd. Een andere oorzaak is de werkdruk. Het overgrote deel van de derde generatie heeft geen zin in zo'n onregelmatig leven, waarbij men zich de hele zomer kapot moet
n
n
Werken om in een half jaar zoveel te verdienen dat zij er ook nog de 'vrije' winter van kunnen leven. Een seizoenbedrijf houdt namelijk in dat er 's zomers lange dagen van 's ochtends vroeg tot 's avonds laat gedraaid moeten worden en dat men in die periode vrijwel niet op vakantie kan gaan. Men is daarentegen de hele winter vrij . Hoe gunstig dit ook moge klinken, zo'n onregelmatig leefpatroon is niet echt bevorderlijk Voor het sociale en familieleven van een ijsbereider. Er is natuurlijk ook veel concurrentie gekomen. Hiermee doel ik niet alleen op andere ijssalons, maar ook op onder andere het fabrieksijs . Vroeger was het zo dat men ijs slechts bij een ijssalon kon halen, maar sinds lange tijd is het zo dat over het algemeen iedere supermarkt een enorm vriesvak heeft met tientallen verschillende SOOrten voorverpakt ijs. Men hoeft niet meer 's avonds het huis uit om een coupe te gaan eten . Met hetzelfde gemak kan je voor de televisie blijven zitten en een ijsje eten wat je vorige week hebt gekocht tijdens het doen van de wekelijkse boodSchappen. Nu is het wel zo, dat een ijsje in de ijssalon toch anders is en zijn eigen charme bezit. Dit neemt echter nog steeds niet weg dat het aanbod van ijs de laatste jaren enorm is gegroeid.
81 Itali ë
Een ander punt zijn de ijsbereiders zelf. Naast het feit dat het aantal onderlinge huwelijken tussen Italianen in Nederland veel kleiner is geworden, speelt ook het feit van de tweeverdieners een grote rol. Tegenwoordig werken over het algemeen zowel de vrouw als de man. Wil men een ijssalon goed draaiende houden, dan moet men met z'n tweeën zijn en beiden liefde voor het vak hebben. Nu is vaak zo dat kinderen van ijsbereiders deze liefde wel meegekregen hebben, maar het is zeer moeilijk om iemand te vinden die bereid is zijn of haar baan op te geven voor een vak dat hem of haar misschien helemaal niet aanspreekt. Er zijn natuurlijk ook uitzonderingen op deze situatie. Een goed voorbeeld hiervan is mijn zus Romana. Waarschijnlijk zal zij samen met haar man de zaak van mijn ouders overnemen en zullen zij op die manier de ijssalon draaiende houden. Zij heeft het geluk gehad een man te vinden die bereid is haar bij te staan in het voortzetten van de ijssalon, wat niet per se hoeft te betekenen dat hij zijn baan hier voor moet opgeven. De baan van de echtgenoot is namelijk niet het belangrijkste struikelblok. Zodra men een ijssalon heeft, verandert je hele manier van leven en ik denk dat vooral dat een groot aanpassingsvermogen vereist. Gelukkig wordt Romana begrepen in haar liefde voor het vak en kan zij dan ook met behulp van haar man de zaak voortzetten. Ook zijn er gevallen van een andere manier van het hebben van een eigen zaak. Ik doel hiermee op de ijssalon van Carlina en Roberto, die ik eerder al even noemde. Mijn oudste zus wist tot een paar jaar geleden zeker dat zij nooit een eigen ijssalon wilde hebben en besloot al snel in een andere bedrijfstak te willen werken . Eerst is zij na haar studie voor een paar jaar naar ons familiedorp in Italië gegaan, waar zij uiteindelijk haar toekomstige man ontmoette. Toen Carlina na een tijdje besloot terug te komen naar Nederland, overwon de liefde de afstand en kwam Roberto mee. De daarop volgende tijd is zij meerdere jaren werkzaam geweest in een groot importbedrijf en sinds enkele jaren werkt zij bij een groot it-bedrijf. Roberto had ondertussen werk gevonden bij een ijssalon ondanks het feit dat hij hier absoluut geen ervaring in had. Oorspronkelijk was hij namelijk werkzaam in de brillenbranche. Dit is een van de grootste exportproducten van Cadore. Inmiddels is het zo dat de amore voor het vak toch bij Carlina teruggekeerd is en zij met z'n tweeën ondanks haar drukke baan (die zij gewoon behoudt) toch een eigen zaak hebben geopend. Zo zie je dat, ondanks de veranderingen tussen de tweede en derde generatie, er toch altijd uitzonderingen zijn.
82 Italië
Een ander groot verschil is bijvoorbeeld de nationaliteit. Mijn 'generatiegenoten', die verdeeld zijn over ongeveer twintig jaar, hebben naar mijn weten allemaal in ieder geval de Nederlandse nat ionaliteit. Dit in tegenstelling tot de gene~t
ratie van mijn vader. In die tijd waren veel kinderen ook al Nederlands, maar velen hadden nog steeds slechts een Italiaans paspoort, net als mijn vader in die tijd.
Mijn gevoelens voor en gedachten over Italië Het positieve gevoel wat ik nu heb en beschreef in het voorgaande, houdt niet in dat is
ik mijn dubbele afkomst niet verwarrend vond. Tot voor kort was het bijvoorbeeld best moeilijk voor me om er constant mee geconfronteerd te worden dat ik in beide landen anders was. In Italië was ik Nederlands en hier was ik ook anders. Dit verschil merkte ik tijdens vakanties in Tai di Cadore vooral doordat ik toch een beperkte kennis had van het dagelijkse leven. Dit had vooral betrekking op de 'hippe' spreektaal, die ik tenslotte niet van mijn vader had meegekregen, maar ook als het om
k
kleine dingen als televisieprogramma's of jonge artiesten ging. Van oudere Italiaanse muziek had ik daarentegen maar al teveel verstand l In Nederland was het zo dat ik onder andere uit de boot viel door mijn naam die ik tot vervelens toe moest herhalen voordat mensen begrepen dat ik Mariangela heette en niet een of andere rare variant ervan. Verder moest ik net als elke Nederlander de gebruikelijke en vaak leuke grappen over alle Italianen aanhoren. Dat waren echter niet de dingen die me echt dwarszaten. Het was vooral zo dat meerdere gewoontes me opvielen als ik bij anderen thuis kwam. Een voorbeeld hiervan was de rol die eten speelde of, beter gezegd, het samenz ijn wat daar bij kwam kijken. Bij ons thuis aten we, zolang dat mogelijk was, vrijwel altijd samen of dit nou ontbijt, lunch of avondeten was. Als ik het hier dan met kinderen van mijn leeftijd over had of bij hen thuis kwam, merkte ik meteen het verschil met onze manier van samenzijn . Niet even snel een broodje op het aanrecht ofvoar de televisie, maar met z'n Vijven aan tafel pratend over wat we die dag of week allemaal gedaan hadden. Tegenwoordig is het zo dat dit niet altijd meer mogelijk is, doordat we allemaal ons eigen leven hebben opgebouwd en mijn ouders nog maar met z'n tweeën thuis wonen. Toch zie ik duidelijk dat het voor ons heel belangrijk is om een goed onder-
n
ling contact te behouden, door middel van bijvoorbeeld onze gebruikelijke familieavond op zondag. Een ander goed voorbeeld is Kerstmis. Ook nu mijn twee zussen getrouwd zijn en ik zelfs (peet)tante ben van een lief nichtje, Lisa, proberen wij dan altijd bij elkaar te zijn. Of dit nu in Italië is of gewoon in Utrecht.
83 Italië
Als gevolg van dat verschil wat me opviel, heb ik, onbewust denk ik, altijd veel buitenlandse mensen in mijn vriendenkring gehad. Dit had natuurlijk niet alleen met hun eetgewoontes te maken. Ik denk dat ik gewoon het idee had dat deze kinderen, doordat ze in eenzelfde soort situatie verkeerden als ik, me beter begrepen . Werkelijke zorgen over mijn afkomst heb ik mij echter nooit gemaakt (in tegenstelling tot andere buitenlandse vriendinnetjes van me). Het is echter pas sinds een paar jaar dat ik me realiseer wat een voordeel het eigenlijk is om niet één, maar twee landen te hebben waar je je thuis kunt voelen. Zo zal het voor mij bijvoorbeeld een stuk makkelijker zijn om in Italië te gaan studeren dan voor de gemiddelde Nederlander. Naast het feit dat ik de taal zeer goed beheers, weet ik ook al veel van de cultuur en ik snap de Italiaanse mentaliteit hopelijk iets beter dan een andere Nederlandse student. Studeren in Italië is in mijn
geval niet alleen een droom. Volgend studiejaar zal ik, als het goed is, mezelf 'Studentessa all' Università di Bologna' mogen noemen. Verder weet ik zeker dat ik mijn best zal doen om mijn eventuele kinderen later ook Italiaans te leren. Dit is echter wat gecompliceerder dan het in eerste instantie lijkt. Dat merk ik nu al bij mijn nichtje Lisa. Ondanks dat we met het hele gezin afgesproken hebben om Italiaans met haar te praten, vergeet of wil je dat vaak niet als ze iets niet snel genoeg begrijpt. Daar komt bij dat haar vader gewoon Nederlands is en wij met Lisa in zijn bijzijn sowieso Nederlands spreken. Maar ik zal het in ieder geval proberen. lets wat ik vooral de laatste tijd opgemerkt heb, is het gemak waarmee ik me overal altijd snel thuis voel. Dit kunnen andere landen zijn, maar ook nieuwe situaties hier in Nederland. Waarschijnlijk speelt ook hierin mijn (drie )dubbele afkomst een grote rol. Voor mij is dan ook de drang om terug te keren naar Italië niet zo groot als bij andere buitenlandse mensen. Ik zou dolgraag een tijd in Italië willen wonen en werken. Misschien ontmoet ik daar zelfs mijn toekomstige man. Nederland is echter op dit moment mijn thuis en ik zou er dan ook alles aan doen om hem hierheen te krijgen.
84 Italië
I.
n
a
e
er Nonna Guido en mijn vader voor de ijssalon op de Oudegracht in Utrecht, ca. 1990.
85 Italië
--------------------------------------~~
Uit liefde naar Nederland Gedachtestroom van een Sloveense
Irena Zagar
86 Slovenië
o
Ljubljana
Nederlanders stellen me dikwijls een vraag van het type: 'Ben je met Pasen nog bij je ouders in Joegoslavië geweest?' of 'Wat wordt bij jullie in Slowakije gegeten? ' Ik laat dan niet zien dat ze me de gordijnen in hebben gedreven . Het is enigszins te kort door de bocht om te denken dat deze mensen domweg nitwitten zijn. Deels ligt het ook aan ons, Slovenen, die ons blijkbaar niet duidelijk en zelfverzekerd kunnen profileren . Ik heb nu een kans en ik ga er gelijk gebruik van maken.
Ik kom dus uit Slovenië, een land dat deel uitmaakte van het voormalig Joegoslavië . Slovenië ligt aan de 'zonnige kant van de Alpen', zoals het poëtisch staat in toeristische folders . Het is een klein land met amper twee miljoen inwoners, gesitueerd tussen Italië, Oostenrijk, Hongarije en Kroatië. Geografisch flink verwijderd van Slowakije, waarmee Slovenië vaak wordt verward . Het voormalig Joegoslavië en dus ook Slovenië hoorde nooit tot het Oostblok. De Russische inVloed was gering, vergeleken met Hongarije, Tsjechoslowakije, Bulgarije enz. De Socialistische Federatieve Republiek Joegoslavië was zoals bijvoorbeeld ook India en Egypte een van de niet-gebonden landen. Joegoslavië was een multi-nationaal land; bijna in elke republiek, behalve in Slovenië, waren er gebieden, waar een
87 Slovenië
andere natie de meerderheid vormde. Het was een gezellig land tot de dood van lito in 1980. Oe jaren tachtig waren de crisisjaren. Met de economie ging het steeds slechter en met de politiek ook. Er ontstonden al schermutselingen in Kosovo. Het broederschap- en eenheidsgevoel van de Joegoslavische naties werd verpest door het steeds groeiende centralisme. Daarom besloten Slovenen in het roemrijke december-referendum in 1990 om zelfstandig verder te gaan. Op 25 juni 1991 verklaart Slovenië zich zelfstandig. Er volgt een tiendaagse oorlog, een tiental mensen sneuvelt. Maar na die tien dagen trekt het Joegoslavische leger zich terug en kan het nieuwe land de erkenning van de wereld in vrede opwachten. Gelukkig, want waren er in Slovenië ook enclaves geweest waar een andere natie in de meerderheid was, dan was het waarschijnlijk niet beter afgelopen dan in Kroatië of Bosnië. Slovenië is nu al elf jaar zelfstandig en van Joegoslavië is niets meer over, zelfs de naam bestaat officieel niet meer.
In het najaar van 2000 heb ik mijn jonge moederland verlaten en kwam ik naar Nederland om Nederlandkunde te studeren aan de Universiteit in Leiden. Dat was al jarenlang mijn droom geweest die ik tot dan toe niet kon waarmaken. Daarvoor was ik jarenlang met het Nederlands bezig, dat voor mij de mooiste taal ter wereld is. Maar ik kon nooit officieel een baan krijgen bij het lectoraat Nederlands aan de universiteit waar ik regelmatig lesgaf. Ik ben weliswaar afgestudeerd op pedagogie en sociologie van de cultuur, maar ik heb geen talen gestudeerd. Het lectoraat Nederlandse taal en cultuur was geen studierichting en aan het eind kon je dus ook geen officieel diploma behalen. Ik ben in 1990 met het leren van Nederlands begonnen en was meteen verknocht aan deze lenige, dynamische taal. Later begon ik Nederlandse boeken te lezen en raakte ik in de ban van de Nederlandse letterkunde. Vervolgens begon ik te vertalen en Nederlands te onderwijzen. Het laatste vond ik het leukste werk dat bestaat. Helaas moest het lesgeven tot een bijbaantje beperkt blijven. Ik kon twee banen moeilijk met elkaar combineren, het was zwaar. En op een dag toen ik overal van baalde, verzamelde ik genoeg moed om de grote stap te maken en mijn leven te veranderen: ik besloot om naar Nederland te komen en een universitair diploma te behalen. En dat is niet echt een makkelijke beslissing als je al 31 bent.
Eenmaal in Nederland voelde ik me helemaal geen 'emigrant'. Ik kwam hier voor hooguit drie jaar. Ik kwam heel doelbewust om te studeren en
88 Slovenië
to
verder niks. Ik heb een onderkomen gekregen bij een vriend en ik ging de eerste dag al aan de slag. Ik stond er niet bij stil dat ik in een andere cultuurterecht kwam, alles leek vertrouwd. Ik was immers ook vroeger voor acht maanden in Nederland geweest, als uitwisselingsstudente_ Maar na een jaar in Nederland begon het tot me door te dringen dat ik aan het veranderen was. Ik praatte en lachte niet meer zo hard en mijn lichaamstaal werd minder uitbundig... Dat stoorde me echter niet, want
n
ik ging toch vrijwel elke drie maanden naar huis waar ik weer mezelf kon zijn. Mijn verblijf in Nederland leek aldus meer op een tijdelijke missie en het kwam echt nooit in me op om contact te zoeken met andere Slovenen. Tenslotte kwam ik naar Nederland om mijn Nederlands bij te spijkeren en niet om samen te hokken met mijn landgenoten. Wel besteedde ik wekelijks veel uren aan de e-mailtjes voor mijn Sloveense vrienden. Omdat mijn huisgenoot tevens een heel goede vriend van me is en omdat ik veel omging met mijn medestudenten, allemaal buitenlanders, had ik helemaal geen behoefte aan contact met de Slovenen die in Nederland wonen. Op één uitzondering na: een vriendin die ik al jaren ken en die sinds een paar jaar in Nederland woont. Zo dacht ik al mijn studietijd in Nederland door te brengen; zo snel mogelijk afstuderen en terug naar Slovenië gaan.
Maar soms maakt je leven als het ware buiten je om een rare wending en zet het al je plannen op zijn kop: ik werd verliefd. Ik heb nu een hele lieve Nederlandse vriend en we zijn bijna een jaar serieus bezig. Het zou voor hem heel moeilijk zijn om naar Slovenië te emigreren, dus bestaat er een heel grote kans dat ik langer in Nederland zal blijven hangen dan ik had gedacht. Merkwaardig genoeg hanteer ik altijd deze vage constructie 'langer in Nederland blijven hangen'. 'In Nederland gaan wonen' krijg ik voorlopig niet gemakkelijk over mijn lippen. Mijn moederland is Slovenië en daar zijn mijn diepste gevoelens mee verbonden_ Toen ;-
mijn vakantie in Slovenië erop zat, moest ik voor het eerst echt huilen. Voor de eerSte keer besefte ik dat ik straks in allerlei Nederlandse registers als 'allochtoon' word bestempeld en dat ik wel degelijk emigrant ben.
n Het is interessant dat mijn emigrant-zijn op een merkwaardige wijze Verbonden is met de Sloveense emigratiegolf in de jaren twintig en dertig van de Vorige eeuw. En het heeft niet eens zozeer te maken met Nederland maar met Vlaanderen. De belangrijkste reden dat ik me überhaupt met het Nederlands bezighoud, heeft te maken met de geschiedenis van mijn familie. Deze geschiedenis gaat
89 Slovenië
terug naar het jaar 1930 toen mijn grootvader naar Belgisch Limburg emigreerde. Als werkloze schilder was hij een van de Slovenen die in het interbellum het land uit zijn gegaan op zoek naar werk in Noord-Europa. Een jaar later volgde mijn oma hem met mijn vader die toen één jaar oud was. Ze zouden tien jaar in België blijven. Mijn vader zou daar opgroeien en naar school gaan, mijn oom zou daar geboren worden. In de mijnwerkersbuurt van Genk, waar ze woonden, werd er door alle bewoners die voornamelijk uit Zuid- en Oost-Europa afkomstig waren, een soort pidgin-Duits als omgangstaal gesproken. Maar de kinderen zoals mijn vader gingen op school bij de monniken of 'de nonnekes' waar ze Vlaams leerden. Aldus heeft mijn vader Nederlands leren praten, lezen en schrijven. Mijn opa werd wegens een longziekte ongeschikt verklaard voor het werken in een mijn. Aan een andere baan kon hij niet komen en bovendien brak toen ook de Tweede Wereldoorlog uit. In 1940 keerde het hele gezin terug naar Slovenië. Oe jaren verstreken en mijn vader kreeg in de jaren zestig een baan in een hotel. Naarmate het aantal Nederlandse gasten groeide, pikte mijn vader zijn lang vergeten Vlaams-getinte Nederlands weer op. Hij werd door de gasten bijna als het achtste wereldwonder beschouwd. Zijn populariteit boeide me als kind enorm. Als zesjarig kortgerokt bijdehandje riep ik al dat ik Nederlands zou leren als ik groter werd. Bijna te gek voor woorden, maar aldus geschiedde. Ik merkte dat steeds meer Nederlandse kennissen van mijn vader verwachtten dat ik net als hij Nederlands zou praten. Ik leerde steeds meer leuke Nederlandse mensen kennen en juist op het moment toen ik mijn studie pedagogie en sociologie tergend saai begon te vinden, besloot ik om mijn studie op te vrolijken met het Nederlands. En meer dan tien jaar later beland ik weer in Nederland. Vorigjaar was ik op zoek naar een passend cadeau voor mijn vader en een Vlaamse vriend van me zei: 'Je moet hem Oe Ereburgers schenken.' Mijn vader vond het inderdaad een prachtig boek, de geschiedenis van de Limburgse mijnwerkers 1. Hij kon zichzelf in de taalloze tabellen vinden, hij herkende de mensen op de foto's, hij zat urenlang samen met zijn broer in dat boek te bladeren. Ik had het gevoel dat ik hem meer dan een boek cadeau gaf: van mij kreeg hij tegelijkertijd een weekendretourtje naar zijn prille jeugd.
Anders dan mijn vader, oom, mijn opa en oma, zijn veel Sloveense emigranten echter niet naar Slovenië teruggekeerd. Ze zijn in Duitsland, België, maar ook in Nederland gebleven. In Nederlands Limburg, met name rond Heerlerheide, waren vroeger ook veel mijnen 2. Ook daar hebben Slovenen als mijnwerkers
1 De Rijck, Van Meulder, e.a., 2000.
90 Slovenië
2 Brassé en van Schelven, 1980.
uit
m
in
n.
jie
.
et n
Ier·
:J.
gie
sik
in jan
ijn
ThUis leest mijn vader voor, 1971.
91 Slovenië
gewerkt. Zij zijn gekomen in de jaren twintig of dertig van de twintigste eeuw. 75 jaar geleden richtten ze een Sloveense vereniging op, St. Barbara 3. De vereniging heeft haar naam te danken aan de heilige Barbara, de beschermheilige van mijnwerkers. Deze vereniging was aanvankelijk bedoeld als opvangnetwerk voor de mijnwerkers, maar met het verstrijken van de jaren kwamen er ook andere geëmigreerden uit Slovenië bij. Het karakter en de doelstellingen van de vereniging waren voornamelijk om de Sloveense taal, traditie, cultuur en godsdienst te behouden. In 2001 werd de vereniging St. Barbara opgeheven omdat het karakter en de doelstellingen ervan verouderd waren. De Sloveense emigranten waren allang geassimileerd in de Nederlandse maatschappij. De derde en vierde generatie van de emigranten kan meestal amper of zelfs geen Sloveens spreken en voor hen is Slovenië meer een vakantiebestemming dan een tweede vaderland.
Ofschoon de Sloveense vereniging St. Barbara nu niet meer bestaat, leeft het Sloveens onder deze emigranten voort, zij het in liederen. De activiteiten van de opgeheven vereniging werden deels overgenomen door twee jongerenvere· nigingen, beide actief in Limburg: de zangvereniginglvon (de klok oftewel de bel) en de folkloristische groep Nizozemsko (Sloveens voor Nederland).
Zelf heb ik nooit behoefte gehad om contact op te nemen met die verenigingen. Net zo min als met de Vereniging voor vrienden van Slovenië, Lipa (lindeboom). Deze werd in 1991 opgericht, na de onafhankelijkheid van Slovenië. Lipa publiceert ook een blad met dezelfde naam. De leden zijn meestal echtparen waarvan de vrouw Sloveense is en de man Nederlander. Deze vereniging heeft min of meer een sociale taak: de leden komen twee keer per jaar gezellig bij elkaar voor een picknick.
Ondanks deze verenigingen is de Sloveense gemeenschap geen hechte gemeenschap. Dat is ook niet zo raar aangezien Slovenen niet in groten getale naar Nederland emigreerden. We kunnen slechts van één 'emigratiegolfje' spreken: dat van de mijnwerkers in de jaren 1920. In de jaren vijftig, zestig en zeventig kwam een aantal Sloveense 'gastarbeiders' naar Nederland, maar van een emigratiegolf is geen sprake meer. Deze economische migranten waren zo schaars dat zij geen behoefte hadden aan een vereniging. De laatste decennia emigreren naar Nederland nog slechts degenen die hun hart volgen. Meestal zijn dat vrouwen
3 De informatie over de Sloveense verenigingen heb ik via de Sloveense ambassade in Den Haag
92 Slovenië
gekregen.
van wie een vakantieverliefdheid tot een echte relatie is gegroeid. Grappig is dat er
ing
in de registers van de Sloveense ambassade slechts één echtpaar te vinden is, Waar de vrouw Nederlandse is en de man Sloveen. Bij de andere geregistreerde stellen is het juist andersom. Met een knipoog naar de lezer zou ik haast concluderen
i-
dat de Sloveense mannen niet deugen. Maar de reden voor deze toch niet zo merk-
-en
Waardige situatie ligt bij mannen, geloof ik. Die hebben meer behoefte aan financië-
n
le zekerheid. Trouwen met een buitenlandse en emigreren zou hen in een hachelijke positie van economische afhankelijkheid brengen, zeker aan het begin van hun verblijf in het buitenland. Aangezien de traditie van de kostwinner in Nederland nog steeds behoorlijk levendig is, lijkt het me bovendien niet aannemelijk dat de Nederlandse vrouwen staan te popelen om met iemand te trouwen die van hen afhankelijk zou zijn, ook al is het maar voor een jaartje. Zoals vermeld komen er na de Tweede Wereldoorlog slechts enkele Slovenen naar Nederland. Het precieze aantal is niet bekend, maar volgens
e-
Slovenska izseljenska matica (de Sloveense emigrantenvereniging) zouden het er ongeveer duizend zijn 4. De medewerkers van de Sloveense ambassade schatten het aantal nog kleiner in. Daar melden zich soms mensen die al dertig jaar in Nederland wonen, maar tot nog toe amper iemand anders van Sloveense afkomst zijn tegengekomen. Trouwens, de Sloveense ambassade werd pas twee jaar geleden geopend in Den Haag. Ook al maakte Slovenië bijna een halve eeuw deel uit van Joego-
slavië, toch is de Sloveense gemeenschap in Nederland, als ze de naam 'gemeenschap' überhaupt verdient, heel anders dan de gemeenschappen van andere naties uit het 'ex-land'. Ik denk dat dit komt omdat de Sloveense immigranten na de Tweede Wereldoorlog elkaarvolstrekt niet als (nood)lotgenoten zagen. Zij zijn naar Nederland gekomen om uiterst persoonlijke redenen. Er was geen oorlog die hen het land uit dreef als vluchtel ingen, en er waren geen massale politieke vervolgingen of etnische zuiveringen. De tiendaagse oorlog die na de onafhankelijkheidsverklaring in juni 1991 volgde, mag geen naam hebben vergeleken met wat er later ~n
in Kroatië, Bosnië, Kosovo en Servië is gebeurd.
~n
men uit hun eigen wil, zonder oorlogstrauma's en hartverscheurende persoonlijke
De Slovenen die de laatste tijd naar Nederland zijn gekomen, kwa-
4 Ook VOor deze informatie heb ik te danken aan de medewerkers van de Sloveense ambassade die VOOr mij in hun eigen archieven waren gedoken.
93 Slovenië
drama's zoals zoveel anderen uit het gebied dat maar enkele honderden kilometers ten zuiden van Slovenië ligt. Het is niet vreemd dat deze Sloveense nieuwkomers niet meteen op zoek gaan naar de dichtsbijzijnde vereniging van landgenoten. Ze hebben eigenlijk weinig behoefte aan een georganiseerde opvang. Ik kan me wel voorstellen dat je je aanvankelijk met jezelf moet bezighouden.
Als nieuwkomer moet je je aanpassen aan de nieuwe cultuur en omgeving, je leert de taal, je bent waarschijnlijk pas getrouwd of samenwonend, straks krijgje misschien een kind dat je leven nog ingrijpender verandert. Dit zijn allemaal zeer persoonlijke beproevingen. En dan ga je niet op zoek naar wildvreemden die toevallig wel je taal spreken. Ik denk dat je eerder steun zoekt bij de mensen die je achter hebt gelaten: je ouders, je boezemvrienden . Je zoekt steun bij je partner en bij de mensen in je directe omgeving. Het is natuurlijk wel prettig als je iemand kent die uit Slovenië komt en een aantal jaren in Nederland woont. Soms heb je een paar aanmoedigende woorden nodig als het heimwee toeslaat, een andere keer kan je een advies goed gebruiken en af en toe heb je gewoon behoefte om in je moedertaal te kletsen.
Het lijkt alsof de Slovenen in Nederland het niet belangrijk vinden om het Sloveens te behouden. Naar ik weet worden er geen cursussen Sloveens speciaal voor de tweede of latere generatie kinderen georganiseerd. De mensen organiseren zich niet om het Sloveens te behouden en dat vind ik jammer. AI na twee jaar verblijf in Nederland merk ik bij mij namelijk de verschijnselen van taalverlies. Soms kan ik gewoon niet zo gauw op het juiste woord komen als ik met mijn moeder spreek via de telefoon. De Nederlandse woorden en uitdrukkingen dringen zich op. Soms is het alsof mijn lievelingstaal mijn moedertaal aan het verdringen is. Ik troost me met het idee dat ik me zo intensief met het Nederlands bezig houd dat ik geen moeite meer doe om mijn hoofd te pijnigen met: hoe zou ik dit nou in het Sloveens kunnen omzetten. Als ik straks met mijn studie klaar ben, wie weet, kan ik dan meer vertalen en wordt mijn Sloveens niet zo brutaal door het Nederlands weggepest. Maar ik vrees dat het toch niet zo zal zijn, nu ik langer in Nederland blijf hangen. Eén ding is zeker: een taal moet je koesteren als je wilt dat die blijft leven . Daar moet je moeite voor doen. Gelukkig zijn er tegenwoordig meer mogelijk-
94 Slovenië
~rs
heden dan vroeger. Slovenen kunnen overal ter wereld via een satelliet de nationale tv-zender ontvangen. Zo kunnen ze in contact blijven met het gesproken woord. De Sloveense kranten zijn niet overal te koop, maar zij zijn ook beschikbaar op het internet. De chatprogramma's maken het mogelijk om snel en goedkoop te kletsen met de landgenoten, hoewel ik de waarde en correctheid van de 'chattaal' liever in het midden laat. Je kan de videobanden met Sloveense tekenfilms bestellen, je kan je kinderen op een kindertijdschrift abonneren, je kan tenslotte met het vliegtuig al binnen twee uur in Slovenië zijn. Mogelijkheden genoeg, maar Slovenen in Nederland en in veel andere landen zijn uiteindelijk toch vaak op zichzelf gewezen. Ik ook.
m-
Als ik een Sloveens boek wil lezen, moet ik het kopen. Het zou makkelijk zijn als er
sen
ergens een bibliotheek was waar je naar toe kon gaan om een boek te lenen of te
·t-
bladeren in Sloveense tijdschriften. Maar omdat in Nederland zo weinig Slovenen wonen en omdat Slovenië bepaald geen steenrijk land is om zo'n droom te verweZenlijken, zie ik dit niet zo gauw gebeuren. Bovendien leest men in het algemeen
lde-
Steeds minder.
nin Ik verwacht dat de mensen van Sloveense afkomst die in Nederland wonen ook in de toekomst op zichzelf aangewezen zullen zijn. Ten eerste omdat ze niet in groten getale naar Nederland zullen emigreren en ten tweede omdat ze in Nederland niet in een bepaalde streek geconcentreerd zijn zodat ze zich wat beter Zouden kunnen organiseren. Bovendien passen Slovenen zich in het algemeen gemakkelijk aan. Misschien heeft dat te maken met het feit dat de natie eeuwenlang deel uitmaakte van een ander rijk of land: Habsburgers, Fransen, Italianen ... En
nijn
al die eeuwen lang wisten de Slovenen hun taal te bewaren. Maar om het Sloveens
~n
in Nederland te behouden, vind ik een illusie. De taalerosie is over de generaties
is. jat
n
heen onvermijdelijk; dat is duidelijk te merken bij de derde of de vierde generatie Slovenen, de afstammelingen van de mijnwerkers.
Om de taal te behouden proberen velen hun kinderen tweetalig op te voeden. Of dat altijd lukt is de vraag. Sommige kinderen weigeren om de taal, in dit
Jlijf
geval het Sloveens, te spreken. Als ik kinderen krijg in Nederland, dan zal ik ze ook graag tweetalig opvoeden. Maar ik ben me er meer dan bewust van dat het waarSChijnlijk tot een intieme moeder-kind taal beperkt zou blijven. Ik denk dat het
ij ft
moeilijk is om constant Sloveens tegen je kinderen te praten, bijvoorbeeld als je je
ijk-
kind van school gaat ophalen. In de aanwezigheid van andere Nederlanders zou ik
95 Slovenië
de 'geheime' taal niet hanteren uit angst dat ik asociaal overkom . Sommige mensen overwegen om hun kinderen voor een langere periode in Slovenië te laten verblijven. Maar dat kan je alleen doen als je daar betrouwbare mensen kent die je kind goed kunnen opvangen. Mijn ouders zijn bijvoorbeeld hartstikke betrouwbaar, maar ze zijn al boven de zeventig. Andere Sloveense emigranten overwegen om een Sloveense oppas over te laten komen ... Maar het is altijd wat met een oppas.
Ik denk dat ik er alles voor over zou hebben om aan mijn kinderen het Sloveens over te brengen. Soms vergeet ik echter dat deze kinderen, als ik ze krijg, Nederlanders zouden zijn en geen Slovenen. Wij Slovenen hebben iets met onze taal die eeuwenlang onderdrukt werd en soms zelfs verboden. Wat dit betreft hebben we iets weg van Vlamingen en hun relatie tot hun moedertaal. Slovenen zijn, zoals Vla mingen, zeer puristisch. Er worden weinig vreemde woorden toegelaten tot de officiële woordenschat. Alle technische termen worden in het Sloveens vertaald en dat levert soms zelfs kleine relletjes op. In de spreektaal is het gebruik van vreemde woorden wel groot, maar het geschreven woord blijft Sloveens. In Slovenië peinzen ze er niet over om voortgezet onderwijs gedeeltelijk in het Engels te laten verlopen, zoals in Nederland wel eens wordt voorgesteld. In Slovenië worden ongrammaticale structuren minder gauw tot het algemeen beschaafd Sloveens toegelaten. In Nederland wordt er niet zo nauw gekeken op fout taalgebruik en menige taalkundige beaamt dat in de toekomst 'hun hebbe gelijk' grammaticaal correct zou zijn.
Nog op een ander punt lijken Slovenen op Vlamingen: ze zijn trots op hun taal en ze hechten er een grote emotionele waarde aan. De taal is voor ons bij uitstek een bouwsteen van onze culturele identiteit. Je bent Sloveen omdat je het Sloveens spreekt. Bij Nederlanders is dit anders omdat zij eigenlijk nooit voor hun taal hebben moeten vechten. De periode waarin Nederlanders echt trots op hun taal waren dateert uit de 16de en l?de eeuw toen ze oorlog voerden met de Spanjaarden . Toen was er een situatie van 'wij' tegenover 'zij'. 'Wij' als Nederlandssprekenden, protestants en de bewoners van een republiek. 'Zij' als Spaanssprekenden, katholiek en de bewoners van een monarchie. Dat is inmiddels eeuwenlang geleden. Maar tegenwoordig is er weer iets van deze 'wij' tegenover 'zij' situatie te merken. 'Wij' als autochtonen en 'zij' als allochtonen. Nu vindt de Nederlandse overheid het Nederlands weer belangrijk en moeten de nieuwkomers de taal Ieren. Het was fout om de gastarbeiders die in de jaren zeventig uit de Turkse en Marokkaanse dorpen
96 Slovenië
en
zijn gekomen niet systematisch en goed Nederlands te laten leren. Maar wie had voorspeld dat die mensen voor altijd in Nederland zouden blijven? Het idee was
nd
namelijk om die mensen in Nederland te laten werken en op te leiden, zodat zij
lar
genoeg geld zouden krijgen om weer naar het land van herkomst terug te keren . Toch ging het anders. Deze immigranten kregen slecht betaalde baantjes, zij moesten hun woning en belastingen betalen. Er was maar weinig geld over, zeker niet genoeg om thuis een eigen zaak te beginnen. Zo zijn de volgmigranten geko-
het
men. En ik vind dat de Nederlandse overheid hier faalde omdat die niet meteen ingreep met goede inburgeringscursussen en integratie. Maar goed, achteraf is het
al
altijd makkelijk praten.
Ne In Slovenië is het wel anders. AI van meet af aan, dat wil zeggen vanaf 1991, bestaat er een pittig staatsexamen voor de immigranten die Sloveense burgers willen zijn . Ik wil hiermee niet zeggen dat Slovenië immigratie beter aanpakt dan Nederland. Zelfs het tegenovergestelde is waar, maar op het gebied van de taalkwestie die ik belangrijk vind, is het anders. In Slovenië zijn geen formulieren in
1,
het Servisch, Bosnisch of Albanees vertaald. Op zich is dat natuurlijk niet aardig
e
tegenover de nieuwkomers, maar in Nederland zie je een andere uiterste: bijna alles
!r-
IS
in het Turks en Marokkaans vertaald. Ik kan niet anders dan het met Dr. Ludo
Beheydt van de Universiteit te Leuven eens te zijn: 'de allochtoon wordt in Nederland doodgeknuffeld
En ik denk dat Nederlanders niet zo trots zijn op hun taal. 'Neder-
op
i
aal
len·
5:
lands is moeilijk, hè', zeggen ze dan, of'Wat moet je in godsnaam met het Nederlands?' Ze laten je dikwijls niet eens Nederlands praten, maar schieten je meteen met het Engels tegemoet. Vriendelijk, maar fataal voor de toekomst van de taal. Niet dat het Nederlands zou verdwijnen, maar bepaald mooier zal het door 'Hun hebbe gelijk' en het 'Studiosportgebral' niet worden. En ik ben bang dat ook mijn toekomStige kinderen deze houding tegenover hun moedertalen zullen hebben . Dat ze het later, als ze opgroeien, onbelangrijk zouden vinden om correct te spreken. Dat zij het niet erg zouden vinden om in een Amsterdams café in het Engels bediend te worden. Dat zij het zouden verdommen om de namen van de bomen te leren, dat
~t
hun de lindeboom, lipa, eikeboom helemaal niets zouden zeggen. Ik ben namelijk,
Jt
zoals bijna alle Slovenen, sterk gehecht aan de natuur die we in Slovenië nog
·n
hebben. Ik vind het daarom al bij voorbaat erg dat ik met mijn kinderen niet zou
S
BeheYdt 2001.
97 Slovenië
kunnen wandelen en hen de namen van de bomen leren zoals mijn vader die m ij vroeger leerde. Goed, misschien zal ik met de tijd ook leren relativeren, iets waarin Nederlanders geweldig zijn en Slovenen wat minder. Enfin, mijn kinderen zouden in plaats van de bomen onderscheid kunnen maken tussen tuin-, sperzie- en snijbonen.
Omdat ik me onophoudelijk met de taal bezig houd, hoop ik in de toekomst Nederlandse les te kunnen geven. En ik hoop dat ik mensen zal kunnen overtuigen dat Nederlands een mooie taal is, ondanks de 'rochelende' klanken. En dat het de moeite waard is om Nederlands te leren, ook al is het geen wereldtaal. Tussen haakjes: deze verdeling tussen een wereldtaal en een niet-wereldtaal vind ik trouwens zo suf; alsof talen zoals het Nederlands en Sloveens uit het heelal geslingerd zijn. Hoe dan ook, ik hoop dat ik binnen een jaar afstudeer en aan een baan kom. Dat zijn mijn plannen voor de toekomst hier. Ik wijd mijn leven voorlopig aan mijn twee grote liefdes: mijn vriend en de taal. Verder vind ik het moeilijk om ook maar iets zinnigs te zeggen over de toekomst van de Sloveense gemeenschap. De trend is in ieder geval niet gunstig om al de genoemde redenen. Als de Sloveense gemeenschap ooit hechter zou zijn, dan zal dat te danken zijn aan een enkele enthousiasteling, maar die moet waarschijnlijk nog een Nederlandse man ontmoeten, die zich niet laat overhalen om in Slovenië te wonen .
98 Slovenië
in
n
n
:l ik in-
1
Ie
99 Slovenië
----~----------------------------------------~
Identiteitscrisis Het verslag van een zoektocht van een tweede generatie Kroatische naar haar plaats in de allochtone en Nederlandse gemeenschap
Tineke Lupi
h;
kl
e
100 Kroatië
Padua
0
VOlgens de door de overheid bepaalde definitie behoor ik tot de groep allochtonen in de Nederlandse samenleving. Ondanks het feit dat ikzelf altijd in Nederland geWOond heb, de Nederlandse nationaliteit bezit en buiten elk achterstandsbeleid val, ben ik hierdoor onderdeel van een etnische minderheid. Werkgevers zijn altijd heel blij met mij: weer een buitenlander aangenomen. Dat mijn persoonlijke beleving hier ver Van afstaat doet er niet toe, voor hen geldt alleen de formele werkelijkheid. Zo halen ze het wettelijk gestelde quotum allochtonen wel. ..
Op het eerste gezicht kom ik uit een gewoon Nederlands middenklassegezin. Mijn vader heeft sociologie en filosofie gestudeerd en werkt bij de sociale dienst in Rotterdam. Mijn moeder heeft de pabo gedaan en werkt in het onderwijs. Samen hebben ze vier kinderen, drie meisjes en een jongen, waarvan ik de oudste ben . We zijn trad itioneel Nederlands opgevoed. Thuis spraken we Nederlands, aten we Nederlands en gingen we om met Nederlanders. Echter, mijn vader kOmt oorspronkelijk uit Kroatië. Tijdens een vakantie van mijn Nederlandse moeder In dat land hebben ze elkaar ontmoet en na een aantal jaar besloten ze te trouwen en zich in Nederland te vestigen.
101 Kroatië
Mijn gedeeltelijke buitenlandse afkomst is niet aan mij te zien ofte horen, ik heb een oer-Nederlandse voornaam en ook mijn achternaam is niet bijzonder exotisch. Dat mijn vader uit Kroatië komt speelt voor mij wel een rol, maar geen allesoverheersende. Zelf is hij is er altijd wel zeer mee bezig geweest; in sociale contacten, maar ook op een hoger 'gemeenschapsniveau'. Echter, dat is altijd voornamelijk een
te
al
rn
ar
z(
persoonlijke aangelegenheid gebleven. Zo zat hij in het bestuur van de Joegoslavische club in Den Haag en is zich later, toen Kroatië onafhankelijk werd, gaan bezighouden met het organiseren van de Kroaten op lokaal en zelfs nationaal niveau. Voor mij persoonlijk was de belangrijkste manifestatie van mijn Kroatische achtergrond tijdens mijn jeugd voornamelijk de zomervakantie en soms ook de vakanties rond Kerst en Pasen, die we elk jaar volledig doorbrachten bij mijn Kroatische familie. Deze bezoeken waren een vaststaand gegeven waar mijn vader slechts van afweek toen het door de burgeroorlog begin jaren negentig echt te
S;
gevaarlijk werd om naar Kroatië af te reizen. Mijn geringe kennis van het Kroatisch heb ik voornamelijk aan deze familiebezoeken te danken. De door de plaatselijke Joegoslavische club georganiseerde DEl[-lessen die ik gedurende een aantal jaar elke zaterdagochtend volgde, konden hier niet veel aan bijdragen. Deze gingen
Or
SI
namelijk uit van een reeds goede beheersing van de taal en die was bij mij nog verre
SI
van aanwezig. Mijn Kroatische achtergrond is voor mij ook nu nog met name een privé-zaak, het blijft binnen de familie. Met anderen praat ik er zelden over, al vind ik het soms wel eens leuk er 'interessant' mee te doen. Als buitenlander of minderheid zie ik mezelf echter totaal niet en wanneer mensen me daarop aanspreken reageer ik meestal erg afwijzend. Ik heb me altijd Nederlander gevoeld, ook toen ik een paar jaar geleden nog slechts de Kroatische nationaliteit had . Nederlander met iets extra's, dat
Vv
el
s;
te
h é
wel, maar zeker geen allochtoon. Dat ik dit wel degelijk ben, ontdekte ik pas toen aan het begin van mijn studie sociologie een studiegenoot kwam aanzetten met een stroomschema dat veel weg had van de indeling in tariefgroepen op een loonbelastingverklaring. Alleen ging het hier om een ordening naar bevolkingsgroepen op basis van 'banden' met het buitenland, kortom allochtoon-zijn . Allochtoon ben je in Nederland als je een buitenlandse nationaliteit hebt, in het buitenland geboren bent of minstens één ouder hebt die in het buitenland geboren is. Binnen deze definitie pas ik dus ook, ontdekte ik tot mijn ontzetting. Sindsdien ben ik steeds opnieuw met dit feit geconfronteerd en elke keer krijg ik er 'de kriebels' van. Steeds vraag ik me af wat ik er mee moet. Aan de ene kant heb ik
102 Kroatië
n
d
d
te veel allochtone trekjes om volledig Nederlander te zijn, maar om een 'echte' h.
allochtoon te zijn ben ik weer te Nederlands. Ik kan mezelf niet goed plaatsen en dat maakt het er niet makkelijker op. Vragen als 'ben ik echt zo afwijkend, hoe zit dit bij anderen en waar hoor ik dan wel thuis', komen steeds weer in mij op. Hieronder een Zoektocht naar een aantal mogelijke antwoorden .
Immigratie en de als gevolg daarvan in Nederland wonende groep allochtonen is vandaag de dag een 'hot item'. De belangstelling voor deze kwestie is de afgelopen jaren flink toegenomen en gaat gepaard met sterke negatieve associaties. Onder een groot"deel van de Nederlandse bevolking is een verzet opgekomen tegenover migranten en hun nakomelingen; ze zijn synoniem geworden voor alles Ier
'Nat mis zou zijn in de maatschappij. Het feit dat ze niet volledig in de Nederlandse samenleving assimileren is in de ogen van veel autochtonen oorzaak van deze
:h
problemen. Een hele bevolkingsgroep wordt hierbij gestigmatiseerd en als vreemd en ongewenst beschouwd. Het algemene beeld is dat van de Turkse vrouw met hOOfddoek, die zich volledig afzijdig houdt van de Nederlandse samenleving of de onhandelbare Marokkaanse jongen die relschoppend door het leven gaat. Dit zijn
erre
Sterke stereotypen die geen recht doen aan de bedoelde etnische groepering, laat
t
'Naar de grootste migrantengroepen met relatief de meeste minderheidskenmerken
'el
en de grootste sociale, culturele en economische afstand tot de Nederlandse
Staan de allochtone gemeenschap in totaal. Turken en Marokkanen vormen welis-
.el f
samenleving, ze zijn niet als model te zien . Afgezien van de bewering dat alloch-
I
tonen hét maatschappelijk probleem bij uitstek zijn door het in stand houden van hun eigen etnische identiteit, is het sterk de vraag of er wel van dé allochtoon en één allochtone gemeenschap gesproken kan worden.
In het dagelijks spraakgebruik is een allochtoon een vreemdeling,
1-
iemand die niet in Nederland geboren is, de Nederlandse nationaliteit niet heeft en niet in de Nederlandse samenleving is ingevoerd, kortom geen Nederlander is. Voor de eerste generatie immigranten gaat dit grotendeels nog op, al zijn de verschillende etnische groepen ook niet zomaar over één kam te scheren, voor hun nakomelingen wordt het al een stuk ingewikkelder. Door huwelijken met autochtonen, naturalisatie of simpelweg een langdurig verblijf in Nederland is er een groep alloch-
er
tonen ontstaan die formeel onder deze uniforme benaming valt, maar in de praktijk
ik
een grote diversiteit vertoont. Voor de tweede en onder sommige groepen
103 Kroatië
voorkomende derde generatie gaat de stelregel 'allochtoon: dus geen Nederlander',
'N
allang niet meer op. Een veel gebruikt begrip als thuisland is bijvoorbeeld in hun
lir
situatie niet meer eenzijdig toepasbaar; voor velen is dit inmiddels Nederland geworden en niet het land waar hun ouders vandaan komen. Het beeld van een homogene, statische gemeenschap is dus onjuist. Allochtonen
g~
zijn een veel complexere en meer dynamische categorie dan doorgaans beseft
h~
wordt. Culturele achtergrond, reden om te migreren, sociaal-economische status en
pr
generatie zijn hierbij van grote invloed. In het geval van de Kroatische gemeenschap,
N,
tot voor een aantal jaren onderdeel van de Joegoslavische gemeenschap, spelen
in
deze elementen een bijzonder grote rol. Samen maken ze een weinig eenduidig
Kr
gezelschap waarin de vraag 'wie ben ik' zeer veel verschillende antwoorden kent.
lal di,
Autochtone Nederlanders hebben nauwelijks een notie van de Kroaten in Nederland. Voor zover men ze kan plaatsen worden ze nog altijd als (ex)Joegoslaven beschouwd. Omdat de Joegoslaven en de verschillende daaronder vallende volkeren pas met de burgeroorlog goed in beeld zijn gekomen, is het beeld dat de Nederlandse samenleving van hen heeft met name hierop gebaseerd. Kroaten hebben mede hierdoor, als alle ex-Joegoslaven, de reputatie veel 'last' te hebben van hun Zuideuropese temperament en heetgebakerd, soms zelfs agressief te zijn . Ook is er nog altijd een sterke associatie met oorlog. Nu het al tijden rustig is in de regio en Kroatië langzaamaan herontdekt wordt als vakantiebestemming, steken er ook andere geluiden op en denkt men weer meer aan de mediterrane cultuur van het land. Echter, het feit dat in Den Haag het Joegoslavië-tribunaal zetelt en Kroatië zodoende regelmatig in het nieuws is, blijft zorgen voor een negatieve ondertoon. Dat is een van de redenen dat ik, uit schaamte of angst voor een stigma, vrijwel nooit aan mensen vertel dat ik een Kroatische achtergrond heb. Als mensen vragen waar mijn achternaam, Lupi, vandaan komt zeg ik meestal dat mijn familie oorspronkelijk uit Italië stamt. Daarmee lieg ik niet, al is het generaties geleden. Lupi is een van de oudste Italiaanse families, oorspronkelijk afkomstig uit de streek rond Padua in het Noordwesten van Italië. Omstreeks 1850 zijn een aantal
Sc
broers uit dit geslacht als wijnboeren en handelaren naar het eiland Hvar in Kroatië
Sc
gekomen en hebben ze zich daar door huwelijken met Kroaten in het plaatsje Sta ri
104 Kroatië
Kn
Grad gevestigd. Dalmatië, de kuststrook van Kroatië, hoorde toen bij Italië en via de
Re
onderlinge handel zijn indertijd diverse Italianen daar beland. Deze omweg via
hi~
Kroatië laat ik echter meestal achterwege. Italië is toch een minder 'besmet' land
Oe
r',
Wat geen aanleiding geeft tot lastige vragen als 'was daar geen oorlog' of een plotselinge verandering in de houding ten opzichte van jou. Afgezien van de problematische associaties die de Kroatische gemeenschap bij Nederlanders oproept, vallen ze binnen de Nederlandse minderhedenkwestie helemaal weg. Het is dan ook geen grote groep met een specifieke
en
problematiek, volgens de overheid zelfs een relatief goed geïntegreerde minderheid.
hap,
Naar schatting leven er zo rond de 16.000 mensen met een Kroatische achtergrond in Nederland, zowel eerste als tweede generatie. Hierbij is wel het grote aantal Kroatische Bosniërs, die het afgelopen decennium als vluchtelingen naar Nederland zijn gekomen, meegerekend. Omdat het CBS de verschillende nationaliteiten die uit het voormalig Joegoslavië zijn voortgekomen nog als één categorie registreert, is het echter niet duidelijk hoe groot de groep Kroaten precies is.
?x)-
Belangenorganisaties pleiten voor een aparte registratie, maar omdat de diverse bevolkingsgroepen nog steeds in enige mate met elkaar verbonden zijn, is voor een
,eld
gezamenlijke indeling ook veel te zeggen . In het geval van gemengde huwelijken, tussen verschillende etnische groepen, of de verschillende soorten vluchtelingen uit het voormalig Joegoslavië zoals Kroatische Bosniër, Bosnische Moslims,
.sief
Servische Kroaten, Bosnische Serviërs etc. gaat dit des te meer op. In de meeste
gis
overheidspublicaties wordt echter zelfs niet zo ver gespecificeerd, maar zijn exJoegoslaven onderdeel van de Zuideuropese gemeenschappen in Nederland of vallen ze onder de algemene categorie westerse allochtonen. Jezelf terugvinden in de statistieken is dus vrijwel onmogelijk. Bovendien is er nauwelijks recent onder-
ga-
zOek naar de ex-Joegoslaven in Nederland. De in zichzelf geïnteresseerde 'Neder-
n
landse Kroaat' moet het doen met een aantal oude studies naar Joegoslaven en
.Is lijn
enkele publicaties van o.a. het Lize, tenminste voor zover ik heb kunnen achterhalen 1
~Ie-
e
Niet alleen in kwantitatieve zin zijn Kroaten een diffuse gemeen-
11
SChap Waar weinig over bekend is. Over hun geschiedenis is wel het nodige ge-
3tië
SChreven, maar het betreft hier vrijwel alleen de eerste generatie. De meeste
Hi
Kroaten zijn naar Nederland gekomen in de tijd dat ze nog deel uitmaakten van de
de
Republiek Joegoslavië. Globaal hebben ze zich in drie fasen of immigratiestromen hier gevestigd. In eerste instantie betreft het arbeids- of economische migranten.
d
Deze verreweg grootste groep is in Nederland terechtgekomen om te werken.
ll' Indo 1988, Lindo & Pennings 1992, Lucassen & Penninx 1994, Sittrop 1992.
105 Kroatië
z
De meesten van hen zijn via wervingsacties van Nederlandse of Joegoslavische bedrijven uitgezonden, een klein deel is op eigen initiatief gekomen. Velen zijn na een paar jaar teruggekeerd naar het land van herkomst, maar daarnaast zijn ook een groot aantal Joegoslaven in Nederland blijven wonen. De Kroatische arbeidsmigranten zijn zodoende doorgaans allang in Nederland. De meesten zijn getrouwd met een partner uit het thuisland, soms wel uit een andere voormalig Joegoslavische deelrepubliek, en een enkeling met een Nederlander. Ze hebben zich hier gevestigd met hun gezin en een bestaan opgebouwd. Over het algemeen hebben ze een lage opleiding en doen ze relatief laaggeschoold werk, mannen doorgaans in de (zware) industrie. Derhalve zijn er grote concentraties Kroaten in met name de Randstad en Midden-Nederland. Op deze plaatsen zijn hechte etnische netwerken ontstaan waarin Kroaten in een beperkte omgeving van familie, vrienden, buren en kennissen leven. De sociale cohesie onder deze groep is over het algemeen zeer sterk. Rotterdam spant daarin de kroon met tal van Kroatische bedrijven, instellingen en organisaties als sportclubs, gezelligheidsverenigingen, politieke bewegingen, eigen media en dé Kroatische kerk. Zo is het mogelijk in een min of meer etnisch isolement te leven en de Nederlandse samen leving buiten de deur te houden. Met name de volwassenen hebben mede hierdoor een zeer sterke binding met het land van herkomst waar ze dan ook geregeld naar toegaan. Het liefst zouden ze hun oude dag slijten op de plek waar ze geboren zijn, maar ondanks dat zijn de meeste Kroatische arbeidsmigranten wel ingesteld op
een
leven in Nederland en hebben ze zelden concrete plannen om terug te keren.
J
s
Als tweede is er een, veel kleinere, categorie Kroaten die zich in Nederland gevestigd heeft als gevolg van een huwelijk met een Nederlandse echtgenoot. Deze groep wordt gewoonlijk niet als zodanig onderscheiden, maar in mijn
s e
eigen omgeving ken ik een aantal van deze gevallen en de ervaring leert dat ze
z
sterk verschillen van de arbeidsmigranten, ondanks dat ze in dezelfde periode naar Nederland gekomen zijn. Meestal zijn de relaties waar deze huwelijken uit voort-
P
T
komen ontstaan als vakantieliefdes waarin het doorgaans een Nederlandse vroUw en een Kroatische man betreft. De meesten van deze gemengde stellen kozen ervoor in Nederland te gaan wonen omdat de economische omstandigheden hier beter zijn en de eventuele kinderen hier meer kansen hebben. In de invulling van hun etnische identiteit verschilt de groep Kroaten die getrouwd is met een Nederlandse van de arbeidsmigranten . Hoewel ze niet minder gebonden
106 Kroati ë
s
zijn aan het land van herkomst, geven ze hier vaak in minder sterke mate uitdruk-
a
king aan . Ze staan veel steviger in de Nederlandse samenleving en zijn in het algemeen goed geïntegreerd. Het feit dat ze doorgaans een iets hogere sociaaleconomische status hebben dan de Kroaten die hier als arbeidsmigranten gekomen
De
:?re
Ze
zijn, dat wil zeggen een hogere opleiding en een betere baan, en bovendien vaak OVer het hele land wonen, speelt hierin een belangrijke rol. Hoewel er persoonlijk vaak wel een sterke band met Kroatië is en er goede contacten zijn met andere Kroaten in Nederland, wordt dat in het gezin niet nadrukkelijk tot uiting gebracht. Een drang om terug te gaan lijkt er nauwelijks te bestaan, men heeft zich grotendeels ingesteld op een leven in Nederland.
van
Tot de burgeroorlog die begin jaren negentig in Joegoslavië uitbreekt, bestaat de Kroatische gemeenschap, als onderdeel van de Joegoslavische, uit deze twee groepen. Binnen de Nederlandse samenleving zijn ze een weinig OPgemerkte en nauwelijks als sterk cultureel verschillend of problematisch
:t
~n-
oor
~ar
ijn,
) een
beschouwde etnische minderheid. Op plaatsen met een grote concentratie, zoals met name in Rotterdam, is de gemeenschap wel duidelijk aanwezig met tal van eigen organisaties en voorzieningen. Op het persoonlijke vlak bestaat er dan al een Kroatische gemeenschap, maar naar buiten toe presenteert men zich als JoegoSlaven. Als in Joegoslavië eind jaren tachtig, begin jaren negentig politieke onrust Ontstaat verandert dit. De verschillen tussen de afzonderlijke groepen binnen de Joegoslavische gemeenschap worden steeds meer op de spits gedreven en er ontStaan conflicten. Een voorbeeld hiervan dat ikzelf heb meegemaakt is het feit dat de leraar van de Joegoslavische school in Den Haag, die van Kroatische afkomst was,
ht-
het veld moest ruimen. Uiteindelijk valt alles uit elkaar en vormen zich gemeen-
lijn
schappen naar de afzonderlijke nieuwe staten. Hierbij is de herdefiniëring van de
uW ~r
etnische identiteit en het uitdragen daarvan erg belangrijk. Kroaten organiseren zich in actieve gemeenschappen waar het samen Kroaat zijn bovenaan staat en proberen een plaatsje te bemachtigen in de Nederlandse 'minderhedenkwestie'. Tegelijkertijd komt er een nieuwe stroom Kroatische migranten, vluchtelingen uit Kroatië zelf, maar voornamelijk uit Bosnië-Herzegovina. Ze zoeken en vinden aanSlUiting bij het bestaande netwerk van Kroaten in Nederland, dat daardoor sterk in Omvang toeneemt. Aangezien veel vluchtelingen specifiek naar Nederland zijn gekomen omdat hier al familie van hen woonde, worden ze haast automatisch in de gemeenschap opgenomen. Anderen zoeken zelf het contact, met name vanuit het
107 Kroatië
v
De oprichting van de Kroatische Vereniging in Den Haag, 1992.
108 Kroatië
katholieke geloof. Zo blijft het land van herkomst nog in hoge mate hun oriëntatiepunt en verloopt het inburgeringsproces onder de volwassen vluchtelingen vaak Zeer langzaam .
Zoals gezegd en hierboven beschreven, is er met enige moeite toch een relatief goed beeld van de eerste generatie Kroaten in Nederland te krijgen. Dit geeft gedeeltelijk antwoord op de vraag wie ik ben, maar lost mijn identiteitscrisis nog niet op. In feite begint die hier pas. Mijn 'problemen' zijn namelijk een typische tWeede generatie-kwestie. Nederland kent bijna drie miljoen allochtonen waarvan ruim 1,4 miljoen van de tweede generatie. Verreweg de meesten van hen zijn in Nederland geboren en het overige deel is hier op jonge leeftijd komen wonen. Bijna eenderde komt uit een gemengd gezin waarvan één ouder een buitenlandse afkomst heeft en de ander een Nederlandse. Hierin verschillen ze sterk van hun ouders. De tweede generatie wordt van kleins af aan vertrouwd gemaakt met de Nederlandse samenleving en heeft deze Ondanks hun [deels) buitenlandse achtergrond meestal als eerste referentiekader. Dat wil echter niet zeggen dat de banden met de etnische basis helemaal worden uitgeWist, in tegendeel. Ook de tweede generatie zoekt naar mogelijkheden om binnen de Nederlandse maatschappij hun [gedeeltelijk) uitheemse origine te uiten . Oe band die de tweede generatie doorgaans heeft met het land van herkomst is niet zOmaar van hun ouders afte leiden. Zeker naarmate men ouder wordt of langer in Nederland is, een eigen weg gaat zoeken en de Nederlandse samenleving hier het uitgangspunt van is, gaat men een eigen invulling geven aan de etnische identiteit. DOorgaans kijken de kinderen van migranten heel anders aan tegen hun allochtoonZijn dan hun ouders, voor wie het land van herkomst vaak het vanzelfsprekende uitgangspunt is, ook al zijn ze vertrouwd met de Nederlandse maatschappij . De tweede generatie kent zo een zeer grote verscheidenheid in beleving en ambiva lentie ten aanzien van de etnische identiteit. Dit is veel minder een gegeven, maar zeker voor de jongeren iets waar ze voor kunnen kiezen, iets wat distinctiemiddel kan Zijn . Voor enkele jongeren is het nauwelijks van betekenis, anderen hebben nog Wel een vage notie van etnische identiteit, maar nauwelijks meer een binding met het land en de daar wonende familie. Sommigen vormen het tot een soort hobby die ze in de privé·sfeer uitleven en enkelen maken hun etnische achtergrond tot heuse levensstijl waarin ze een diepe band met het 'thuisland ' ontwikkelen en er soms zelfs gaan wonen . Een aantal elementen is hierbij van groot belang zoals de
109 Kroatië
migratiegeschiedenis, opleiding en het beroep c.q. de sociaal -economische status, de toegankelijkheid en beschikbaarheid van een etnisch netwerk en de waarde van het herkomstland en de daar wonende familie. Onder de tweede generatie in het algemeen, en Kroaten in het bijzonder, bestaan zodoende vele variaties en mogelijkheden en wordt het antwoord op de vraag 'wie ben ik' weer een stukje complexer.
Zoals gezegd zijn er naar mijn idee drie migrantengroepen onder de in Nederland wonende Kroaten met elk hun eigen reden van komst: werk, huwelijk met Nederlandse partner en de burgeroorlog in het voormalig Joegoslavië . Elk hebben ze verschillende kenmerken die niet alleen doorwerken in hun eigen etnische beleving, maar ook in die van hun kinderen. Vluchtelingen, ook de tweede generatie, lijken in dit opzicht sterk op de eerste generatie arbeidsmigranten . De meesten zijn hier pas op latere leeftijd gekomen en hebben al een aanzienlijk deel van hun jeugd in Kroatië of Bosnië-Herzegovina achter de rug. Hoe sommigen zich ook storten op het opbouwen van een bestaan in Nederland, een opleiding gaan volgen e.d., vaak is de binding met het achtergelaten land nog zeer sterk. Via de familie hebben ze doorgaans een vriendengroep opgebouwd met 'lotgenoten' en kinderen van eerdere Kroatische migranten . Het feit dat ze nog niet zo diep ingeburgerd zijn en de taal nog niet zo goed spreken, zorgt voor een gering aantal contacten met Nederlanders, ten minste in de privé-sfeer. Naarmate ze langer in Nederland verblijven beginnen ze steeds meer op de nakomelingen van de 'oude' Kroatische migranten te lijken, maar tegelijkertijd zijn ze ook de groep die mogelijk gaat zorgen voor een derde generatie Nederlandse Kroaten.
De kinderen van de 'oudere' immigranten zijn hier al langere tijd en zijn dus beter dan de jonge vluchtelingen op de Nederlandse samenleving ingespeeld. Echter, vele Kroatische jongeren en jongvolwassenen hebben doorgaans, net als hun ouders, stevige banden met hun Kroatische achtergrond . Ze spreken de taal goed, zijn doordrongen van de cultuur en zoeken elkaar vaak op. In Rotterdam zijn er kinderen die geheel opgroeien in een Kroatische omgeving van familie, vrienden, buren en bekenden. Onder de tweede generatie bestaan zo eveneens hechte netwerken van Kroaten, al hebben de meeste kinderen en jongeren ook contacten met Nederlanders, met name via school. Naarmate de Kroatische jongeren ouder worden en ze een eigen leven los van hun ouders gaan opbouwen verandert vaak de houding die ze hebben ten opzichte van
110 Kroatië
3,
hun etnische identiteit. Jongeren met een lage opleiding die relatief laaggeschoold werk doen blijven vaak binnen hun kleine kring van familie en vrienden uit hun jeugd verkeren en bouwen weinig contacten op met Nederlanders. Ook gaan ze zelf-
ijk-
standig naar het land van herkomst en beperken ze zich daarbij vaak niet tot de plaatsen waar de familie woont. Hun etnische identiteit blijft dus de basis, het is een vanzelfsprekend gegeven waar ze nauwelijks over nadenken. Sommigen van deze
:Je
tweede generatie Kroaten komen zelfs in een breder 'allochtoon' netwerk. Met name
k
in de grote steden en concentratiegebieden als Rotterdam en Amsterdam zijn er
b-
Veel sociale contacten tussen Kroaten, Turken, Marokkanen en andere ex-Joegoslaven . Hierin verschillen ze sterk van hun ouders, voor wie dit onmogelijk is en die er vaak ook met een schuin oog tegenaan kijken. Maar ondanks dat deze jonge Kroaten het allochtoon-zijn als belangrijk uitgangspunt hebben, staan ze wel ster-
b-
ker dan hun ouders in de Nederlandse samenleving, ze draaien er volop in mee en Weten er goed hun weg. Op het privé-terrein, waar ze het meest verkeren, geldt
er-
hun etnische identiteit, maar naar buiten is men op de Nederlandse maatschappij
:J
ingesteld .
:J
Onder kinderen van Kroatische arbeidsmigranten die niet in of dichtbij een 'concen-
g
tratiegebied ' als Rotterdam wonen is dit patroon van andere aard. Ze kunnen hun etnische identiteit veel minder uitleven, al is die er meestal wel. In het uiten van deze binding vervallen ze dan vaak in symboliek. Een ander geval zijn de jongeren
an
uit Kroatische gezinnen die zich als ze ouder worden langzaam losmaken van hun
ie
aChtergrond door het volgen van een hogere opleiding. Hierin komen ze steeds meer
n
:Je
n
in aanraking met Nederlanders en ondergaan ze een soort 'bewustzijnsverandering' waarin hun etnische identiteit en Kroatische netwerk minder een vanzelfsprekend gegeven worden, maar een punt van discussie. Dit wordt nog sterker als door hun opleiding of latere werk ook een fysieke afstand ontstaat. Voor sommigen draait het erop uit dat ze vrijwel hun hele etnische identiteit loslaten en er alleen nog als ze bij hun ouders langskomen of tijdens de sporadische bezoeken aan de familie in Kroatië uiting aan geven . Anderen creëren twee verschillende sociale werelden, één waarin ze met Nederlanders omgaan en slechts een enkele keer hun etnische aChtergrond laten blijken en één waarin ze uiting geven aan hun Kroatische afkOmst in de omgang met familie en vrienden uit die groep. Weer anderen zijn alleen in het openbaar 'Nederlands' en richten hun verdere leven volledig in naar hun etnische identiteit. Daarin zijn ze doorgaans zeer actief in Kroatische organisaties en Verenigingen. Voor sommigen is dit voornamelijk een 'hobby' in de privé-sfeer,
111 Kroat ië
anderen voeren dit ver door en maken het allochtoon zijn een belangrijk punt in hun bestaan. De specifieke Kroatische afkomst valt dan gedeeltelijk weg tegen de achtergrond van de algemene 'minderhedenvertegenwoordiging'.
Het voorgaande geeft een goede beschrijving van de tweede gene-
ratie Kroaten in Nederland en de manier waarop ze met hun etnische identiteit omgaan. Maar zijn hiermee mijn vragen beantwoord en is dus mijn identiteitscrisis opgelost? Ja en nee. Ja, ik herken mijzelf en mijn situatie in vele aspecten van de tweede generatie zoals hierboven beschreven, maar toch ontbreekt er nog iets. Het laatste stukje van de puzzel ligt nog niet op z'n plaats. Mijn 'gespleten persoonlijkheid', half Nederlands, half Kroatisch, heeft nog een andere oorzaak. Zoals ik al zei maken gemengde huwelijken, tussen autochtonen en allochtonen , naar mijn idee een groot verschil en dat geldt met name voor de tweede generatie. Doordat een ouder van Nederlandse afkomst is, groeien de kinderen echt 'in' de Nederlandse samenleving op en zeker als de vader de Kroatische partij is, krijgen ze een volledig Nederlandse opvoeding. Ze kennen vaak wel een etnisch besef maar krijgen dat in hun ontwikkeling veel minder mee dan de kinderen van arbeidsmigranten. Zo hebben ze dikwijls een gebrekkige kennis van de taal en doorgaans ook nauwelijks Kroatische vrienden. Dit onderscheidt ze zowel van de kinderen van volledige migrantengezinnen, waarbij ze niet voor vol worden aangezien, als van de Nederlandse kinderen, voor wie ze toch iets 'anders' hebben . Hierdoor is er voor hen geen gegeven etnische identiteit en wordt het veel meer dan bij de kinderen van arbeidsmigranten iets wat ze zelf moeten uitzoeken. Dat dit niet gemakkelijk is heb ik zelf ondervonden. Voor de kinderen uit Nederlands-Kroatische gezinnen is het traditionele familie bezoek dat minstens elke zomervakantie wordt afgelegd van groot belang in hun etnisch besef. Bij hun Kroatische ouder draait hier vrijwel alles om, het liefst gaan ze zo vaak en zo lang mogelijk. Als kind is dat ook voor de tweede generatie vanzelfsprekend en worden er geen vragen gesteld, het hoort er nu eenmaal bij . Echter, naarmate ze ouder worden, moeten ze er zelf zin en invulling aan gaan geven. Een enkeling vindt niks tijdens de vakanties in Kroatië en heeft er zodoende niks mee in het dagelijks leven. Bezoeken aan de familie worden nog wel afgelegd, maar sporadisch en dan met name uit plichtsbesef. Echter, voor de meesten is juist het tegenovergestelde het geval. Ze vinden nut en betekenis in een sterke band of goede relatie met de familie, de contacten met vrienden en kennissen ter plaatse
112 Kroatië
waarmee ze een leuke tijd hebben. Of ze ontwikkelen een liefde voor het land als ideale vakantiebestemming. Hierdoor krijgen ze, met name jongeren tussen de 15 en 20, het idee 'er iets gevonden te hebben'. Dit versterkt vervolgens de basis voor het ontwikkelen van een eigen etnische identiteit, iets wat ze daarvoor vaak niet gehad hebben . Voor velen is dit dé aanleiding zich in Kroatië te gaan verdiepen, de taal te leren en er soms zelfs te gaan wonen. Op deze wijze gaan deze tweede generatie Kroaten in enkele gevallen verder dan de kinderen van arbeidsmigranten of vluchtelingen, die in feite op een meer vanzelfsprekende wijze met hun achtergrond
~t
verbonden zijn. Of de gevonden etnische identiteit ook werkelijk in stand gehouden Wordt hangt af van de bevestiging door anderen, zowel Kroaten als Nederlanders. Als ze slecht toegang hebben tot de Kroatische gemeenschap en door Nederlanders ook niet gesteund en begrepen worden in hun Kroatisch gevoel, neemt de actieve beleving van de etnische identiteit weer af. Naarmate de kinderen uit NederlandsKroatische gezinnen ouder worden, een (vaak middelbare tot hogere) opleiding
ze
gaan volgen en zelfstandig worden is dit laatste ook vaak het geval. In de Nederlandse kringen waarin ze verkeren wordt zoiets vaak maar vreemd gevonden, iets Waar men niet gewoon mee om kan gaan, en voor zover er Kroaten zijn waarmee ze
k
hun beleving kunnen delen, worden ze meestal nog steeds niet voor vol aangezien.
1-
Aan de andere kant kan er een kink in de kabel komen met het sociale netwerk in Kroatië dat toch niet zo leuk en aardig blijkt te zijn als gedacht. Van de 'diepe vriend-
·n
schappen en familiebanden' blijft namelijk vaak buiten de vakanties weinig meer over en naarmate men ouder wordt krijgen de prioriteiten als werk, gezin en familie voor de traditionele Kroaten steeds meer de overhand zodat ze voor de Nederlandse bezoekers ook in de vakantie van weinig waarde meer zijn. ZOdoende worden de jongeren uit Nederlands-Kroatische gezinnen als het ware Vanuit verschillende hoeken in hun etnisch besef afgekapt en afgewezen. Echter, helemaal uitgedoofd raakt het niet, integendeel. In de privé-sfeer blijft het vaak sub-
f-
tiel onderdeel van de persoonlijke levensstijl. Daarbuiten worden veel kinderen uit Nederlands-Kroatische gezinnen vaak zeer gevoelig voor alles wat te maken heeft met hun dubbele achtergrond. Elke keer dat ze ermee in aanraking komen, hetzij door een bezoek aan de familie in het land zelf, contact met andere Kroaten in Nederland, een beroep op hun allochtoon-zijn of enkel de herinnering aan hun aChtergrond, ontstaat er spanning. Soms gaat dat gepaard met een (tijdelijke) opleving van het etnisch besef, maar over het algemeen heerst in het gebrek aan VOorbeelden en standaarden onzekerheid. Zeker voor jongeren, die nog op zoek zijn
113 Kroatië
naar 'zichzelf', is zo'n gemengde afkomst niet makkelijk in hun plaatsbepaling in de samenleving. Willen ze iets met hun Kroatische achtergrond doen, dan moeten ze er echt naar gaan zoeken en hierbij krijgen ze dan ook nog vaak te maken met een afwijzende of tegenwerkende houding van Nederlanders.
Ondanks de verschillen binnen de tweede generatie Kroaten in Nederland is er een plek waar ze bij elkaar komen en allemaal één zijn: het internet. Er zijn diverse Nederlands-Kroatische internetpagina's die vrijwel allemaal gerund worden door leden van de tweede generatie. Ook hun bezoekers zijn voornamelijk jonge Nederlandse Kroaten; kinderen van vluchtelingen, arbeidsmigranten en gemengde gezinnen in gelijke mate. De meeste pagina's zijn in het Nederlands, al zijn er enkele die tweetalig zijn. De onderwerpen die op deze pagina's aan bod komen geven goed weer wat de tweede generatie bezighoudt en waar ze ook een onderlinge verbondenheid in vinden. Kroatië is dan wel het hoofdonderwerp, het gaat daarin voornamelijk over de amusementswaarde van het land: de mooie pIekjes om op vakantie te gaan, het lekkere eten, de leuke muziek etc. Nieuws uit Kroatië wordt wel gemeld, maar voor de meeste bezoekers blijkt de alledaagse sociale, economische en politieke situatie in het 'thuisland' nauwelijks echt belangrijk te zijn . Nederlanders die de forums bezoeken halen de verhouding tussen de verschillende groepen ex·Joegoslaven wel eens aan waarop vervolgens een discussie ontstaat, maar zelf beginnen ze er zelden over. In tegenstelling tot veel van hun ouders waar het in onderling gezelschap een geliefd gespreksonderwerp is. Wat wel weer in trek is onder de jongeren zijn berichten over de verdiensten van Kroaten, met name op het gebied van sport. De verrichtingen van nationale helden als de tennisser Goran Ivanisevié worden ook door Kroaten in Nederland op de voet gevolgd. De websites zijn voor de tweede generatie Kroaten, zeker voor de jongeren die zich voornamelijk op de Nederlandse samenleving richten en hun Kroatische achtergrond nauwelijks openbaren, een plek waar ze een stukje van zichzelf vinden en zich er ongestoord mee kunnen uitleven. Het internet heeft zo een belangrijke functie gekregen bij het vinden van een invulling voor de etnische identiteit en biedt voor een groep tweede generatie allochtonen een alternatief voor de hechte, besloten netwerken waar veel van hun ouders in verkeren. Op het net kunnen ze Kroaat zijn, informatie opdoen over hun afkomst en contact met elkaar onderhouden, terwijl ze er in het dagelijks leven niet zo sterk mee verbonden zijn. In het geval van
114 Kroatië
e
t.
een identiteitscrisis is het bovendien een goede oplossing. In het zoeken naar een mogelijkheid de binding met het 'andere vaderland' uit te drukken, is het internet een voortreffelijk instrument. Want ondanks alles blijft de tweede generatie dit doen, hoe de Nederlandse samenleving soms probeert dit tegen te gaan.
Hier eindigt mijn speurtocht. Mijn vragen zijn beantwoord, mijn situatie verklaard en mijn gevoelens gerechtvaardigd. De conclusie die naar mijn idee getrokken kan worden is 'zoveel allochtonen, zoveel etnische identiteiten'. Er is niet één standaard patroon, maar een complex geheel van structuren die mensen beïnvloeden en waaronder ze hun eigen weg kiezen. Onder de gegeven omstandigheden gaat dat voor de een wat makkelijker dan voor de ander, maar wat de uitkomst ook is, niks is fout, vreemd, slecht of problematisch. Je kan heel goed een Nederlandse en etnische identiteit tegelijk hebben. Eigenlijk niks om je druk over te maken zou je dus zeggen. Nou, niet helemaal. Ik ben dan wel overtuigd, nu de Nederlandse samenleving nog. Het overheersende idee blijft toch steeds dat naarmate allochtonen langer in Nederland zijn, dieper ingeburgerd raken en hoger op de sociaal-maatschappelijke ladder komen, ze alle sporen van een uitheemse achter-
,,-
grond langzaamaan, maar zonder meer zullen uitwissen. Komt men tot de verba-
;-
afwijzende houding aan of beschouwen ze dit als uitingen van een interessante,
~I
zingwekkende ontdekking dat dit niet zo is, nemen vele Nederlanders ofwel een
exotische subcultuur. Puur de acceptatie van het bestaan van verschillen, zonder waardeoordeel, is helaas vaak ver te zoeken . Het feit is dat Nederlanders zelf ook geen eendimensionale groep zijn, maar voordat iedereen dat zal (willen) inzien moet er nog een hoop gebeuren.
,.
n
115 Kroatië