Nieuwsflits december 2010
Van de directie Aan het eind van het jaar een special over de Wabo en de Omgevingsvergunning. Sinds 1 oktober 2010 van kracht, en daardoor beschikken we nu over de eerste praktijkervaringen. We hebben de grote lijnen voor u op een rijtje gezet. Een paar praktijkvoorbeelden tussendoor maken het nog iets duidelijker. Hoe dan ook: er heeft een vereenvoudiging plaatsgevonden. Op korte termijn ontstaan er nog allerlei vragen, maar daar helpen we u graag bij. Omdat per 1 januari 2011 het Activiteitenbesluit weer wordt aangepast, geven we ook over dat onderwerp nog even de laatste stand van zaken. Een belangrijke wijziging is dat bedrijven met meer dan 10 ton aan gevaarlijke stoffen toch weer vergunningplichtig gaan worden. En dan treedt het hele circus van de Omgevingsvergunning dus in werking. Wat Bedrijfsadvies zelf betreft hebben we ook nog een paar mededelingen. Om te beginnen onze naam. De toevoeging ‘Stichting’ gaat vervallen. In onze werkwijze verandert niets, maar we nemen zo de noodzaak weg om telkens uit te leggen hoe het nu precies zit. U zult het merken in onze uitingen: ons internet-adres en onze mail-adressen gaan per 1 januari 2011 eindigen op: bedrijfsadvies.nu. Dat zal gepaard gaan met de lancering van een nieuwe website. Verder goed nieuws is dat onze tarieven in 2011 ongewijzigd blijven ten opzichte van 2010. Graag wens ik u namens ons team goede feestdagen toe, een gezellige jaarwisseling, en zowel zakelijk als privé alle goeds voor 2011! Marnix Zwart, adjunct-directeur
De omgevingsvergunning is een feit Na jaren van uitstel is op 1 oktober 2010 de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) eindelijk van kracht geworden. Ongeveer 25 ‘toestemmingen’ vanuit allerlei wetten en regelingen zijn in de nieuwe Wabo geïntegreerd. Het is op het eerste gezicht een ideaalplaatje: één aanvraagformulier, één vergunning, één loket, géén strijdige voorschriften meer, één bevoegd gezag, één procedure en één systeem van rechtsbescherming. Er is nu één ‘Omgevingsvergunning’ nodig, in plaats van allemaal afzonderlijke vergunningen. Die zijn nu vervallen. Van belang is op te merken dat de omgevingsvergunning nadrukkelijk alleen voor plaatsgebonden activiteiten geldt. Mobiele installaties bijvoorbeeld blijven onder de Provinciale milieuverordening vallen.
Wat wordt er zoal gecombineerd? -
-
Bouwregelgeving: bouwen en slopen Milieuregelgeving Indirecte lozingen op het openbare riool (overig water en grondwater zijn niet in de Wabo opgenomen; de 8 vergunningstelsels die over specifieke water-zaken gaan, zijn samengevoegd in de Waterwet) Natuur: natuurbeschermingswet, flora- en faunawet Lokale diversiteit aan regels: APV, Keurvergunning, kapvergunning, uitritvergunning
Hoe weet ik nu waar ik allemaal aan moet voldoen, of welke vergunningen ik nodig heb? In de Wet samenhangende besluiten is vastgelegd dat het bevoegd gezag een informatieplicht heeft. Als voorbeeld: Een horeca-ondernemer wil zijn zaak uitbreiden met het naastgelegen woonhuis. Wat allemaal van toepassing is (of kan zijn): bestemmingswijziging/projectbesluit, bouwvergunning, exploitatievergunning, gebruiksvergunning, melding Activiteitenbesluit, terrasvergunning, drank- en horecavergunning. Het bevoegd gezag heeft de plicht de ondernemer hierover volledig te informeren.
Bevoegd gezag In de regel is de gemeente het bevoegd gezag, uitzonderlijke gevallen daargelaten. Als Provincie of Rijk het bevoegd gezag zijn, dan is de betrokken gemeente wel aangewezen als ‘adviseur’, aangezien er ook sprake kan zijn van het maken van een uitrit, het kappen van een boom of andere specifiek lokale aangelegenheden. Voor bedrijven die bijvoorbeeld onder de IPPC-richtlijn (Integrated Pollution Prevention Control) of onder het BRZO (Besluit Risico’s Zware Ongevallen) vallen, is de Provincie aangewezen als bevoegd gezag. Alle indelingen bij bevoegd gezag zijn vastgelegd in het Besluit Omgevingsrecht (BOR), bijlage 1. Dat vervangt daarmee het oude Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer. In sommige gevallen waarbij de gemeente aangewezen is als bevoegd gezag, is een ‘verklaring van geen bedenkingen’ van de Provincie nodig.
Wanneer is er sprake van vergunningplicht? Bij ieder project moet vanuit de verschillende deelgebieden bezien worden of er sprake is van een vergunningplichtige activiteit. Dat is in het BOR vastgelegd.
Bouwen In het BOR wordt ook geregeld welke bouwwerken die voorheen bouwvergunningsplichtig waren, nu omgevingsvergunningsvrij zijn. Naar verwachting is dat ongeveer 60% van de gevallen. Dat betekent een aanmerkelijke vermindering van de vergunningplicht, en daarmee een verlaging van de administratieve lasten. Het moge duidelijk zijn dat dit met name voor particulieren effect heeft, aangezien vooral kleine uitbouwtjes, dakkapellen en dergelijke vergunningsvrij worden. Uitgangspunt van de beoordeling is dat het bestemmingsplan leidend wordt. Dat betekent dat de kwaliteit van het bestemmingsplan (helderheid van de grenzen) sterker dan voorheen bepalend wordt. Hier kunnen wij namens ondernemers uitstekend in bijdragen.
Milieu Voor het milieuaspect is het Activiteitenbesluit bepalend voor de vraag of een project wel of niet omgevingsvergunningsplichtig is. Het Activiteitenbesluit is een algemene maatregel van bestuur, die onder de Wet milieubeheer valt. Activiteiten worden ingedeeld in 3 categorieën: A, B en C. Categorie A is vergunningsvrij en tevens meldingsvrij. Categorie B is meldingsplichtig. Dat betekent dat er in het
Nieuwsflits december 2010, bladzijde 2
kader van het Activiteitenbesluit een melding moet worden gedaan. Categorie C is vergunningplichtig, waardoor een Omgevingsvergunning moet worden aangevraagd. Binnen categorie C bestaan nog enkele uitzonderingen. Bepaalde categorieën agrarische bedrijven bijvoorbeeld blijven meldingsplichtig, ook al zijn ze categorie C. De vroegere 8.19-melding is vervallen. Dat was een meldingssysteem waarbij milieu-neutrale wijzigingen of zelfs verbeteringen konden worden gemeld. Voor deze wijzigingen (bij vergunningplichtige bedrijven) moet nu een omgevingsvergunning worden aangevraagd. Wel geldt hiervoor de korte procedure (8 weken).
Type aanvragen Binnen de Wabo zijn er verschillende aanvraag-types mogelijk. Er is dus een zekere flexibiliteit ingebouwd, waarmee enigszins recht gedaan kan worden aan de enorme diversiteit aan projecten die onder de Wabo vallen. Er zijn 5 hoofd-types aanvragen te onderscheiden: 1. De integrale aanvraag: dit is een aanvraag voor alles-of-niets (art. 2.7). Als één deel van de aanvraag niet vergunbaar blijkt, wordt de gehele vergunning geweigerd. 2. Gesplitste of deelaanvragen: deze variant is bedoeld om te voorkomen dat delen die wel zelfstandig vergund en gerealiseerd zouden kunnen worden, geweigerd worden doordat een ander deel geweigerd word. Het werken met deelaanvragen is mogelijk, tenzij de delen onlosmakelijk met elkaar samenhangen (art. 2.7, toelichting). 3. Integraal+: dit is de meest flexibele variant, door alles aan te vragen, maar aan te vinken dat alle vergunbare delen vergund worden, ook als een van de delen niet vergunbaar is (art. 2.21). Ook hier geldt dat delen die onlosmakelijk met elkaar samenhangen niet afzonderlijk vergund kunnen worden. 4. De gefaseerde aanvraag: de aanvrager bepaalt zelf welk deel/welke delen in fase 1 en welke in fase 2 aangevraagd/beoordeeld worden (art. 2.5 lid 7). Dit is niet hetzelfde als de voormalige indeling in fase 1 en 2 van de bouwvergunning. a. als de beschikking in fase 2 aanleiding geeft om de beschikking in fase 1 te wijzigen, dan dient dit te gebeuren b. een logische optie voor de praktijk is: informeel fasering toepassen door het indienen van een concept-aanvraag; daarna formeel via 1, 2 of 3. 5. Een tijdelijke vergunning: het BOR regelt/limiteert voor welke activiteiten een tijdelijke vergunning mag worden aangevraagd. De inhoud van de aanvraag wordt voorgeschreven door de MOR (Ministeriële regeling omgevingsrecht). Die regelt welke gegevens aangereikt moeten worden, en vervangt daarmee bijvoorbeeld het overeenkomstige gedeelte uit het oude Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer. Het indienen van de aanvraag gebeurt bij het Omgevingsloket. Dat is een digitaal loket. Tot 1 januari 2012 is er een overgangsregeling die het indienen van aanvragen op papier ook nog mogelijk maakt. De beoordeling van de aanvraag door het bevoegd gezag blijft (achter het loket) wel sectoraal plaatsvinden, op basis van de diverse beoordelingskaders (BOR, MOR, APV, kapverordening, enzovoorts). De uiteindelijke vergunning komt weer vanuit het Omgevingsloket.
Combinaties Doordat vanuit verschillende beoordelingskaders getoetst wordt of een vergunningaanvraag nodig is, kan het zijn dat er een combinatie van handelingen moet worden verricht. Bijvoorbeeld: als een bedrijf dat voor het milieuaspect onder het Activiteitenbesluit valt een inpandige verbouwing wil doorvoeren, zonder dat er aan de werkzaamheden inhoudelijk of qua omvang iets verandert, moet het
Nieuwsflits december 2010, bladzijde 3
een Omgevingsvergunning voor bouwen aanvragen, en een melding doen in het kader van het Activiteitenbesluit. Als hetzelfde bedrijf niet onder het Activiteitenbesluit valt, volstaat één aanvraag voor een Omgevingsvergunning voor bouwen en milieu.
Start van de procedure Op het moment van indienen van de aanvraag start formeel de procedure. Er volgt als eerste een formele ontvangstbevestiging (art. 3.1 lid 2). Vervolgens komt het bevoegd gezag met een reactie-brief (art. 3.1 lid 3), waarmee wordt bevestigd welke aanvraag is ontvangen voor welke activiteiten. Het is van het grootste belang deze brief grondig te (laten) controleren op volledigheid, om later vertraging te voorkomen. Deze brief wordt namelijk uitgangspunt voor de sectorale behandeling achter het Omgevingsloket. Ontbreekt hier iets, dan is de rest van de procedure onvolledig, en komt u later voor onaangename verrassingen te staan.
De lengte van de procedure Had voorheen de normale procedure een doorlooptijd van 6 maanden, nu is 8 weken de normale doorlooptijd. Wat vroeger binnenplanse/buitenplanse vrijstelling was, en ook de vroegere 8.19melding vallen nu onder normale procedure van 8 weken. Die kan overigens eenmalig met 6 weken verlengd worden. Er is nog steeds een lange procedure mogelijk van 6 maanden. Ook deze procedure kan eenmalig verlengd worden. De lange procedure geldt bij: - Buitenplanse afwijking (afwijking van het bestemmingsplan) - Vergunningplicht voor het aspect milieu - Ontheffingen - Monumentenwetvergunning De verlenging van de procedure kan op schriftelijke toestemming van de aanvrager zelfs theoretisch onbeperkt zijn, maar het is zeer de vraag of hier in de praktijk vaak aanleiding voor zal zijn. Als een gefaseerde aanvraag is ingediend, kan per fase met 6 weken verlengd worden.
Lex silentio positivo Als er na 8 weken geen reactie van het bevoegd gezag is gekomen, is de vergunning van rechtswege verleend. Dat klinkt heel positief, maar in de praktijk hebben we daar nog weinig aan. De vergunning is namelijk nog niet van kracht, uit overwegingen van rechtsbescherming van belanghebbenden. Er is eerst nog (binnen twee weken) een bekendmaking nodig: - om hem van kracht te laten worden - om hem in werking te laten treden - om de bezwaartermijn te laten starten (6 weken) Als een vergunning van rechtswege verleend is, gelden regels als die van tevoren zijn vastgelegd in een verordening (beleidsregels). Dus: bij een goede verordening verwordt dit tot een nieuw soort melding. Dit is een belangrijk punt, aangezien het zelfs afwijking van het bestemmingsplan zou kunnen betreffen, als die beleidsregels er niet zijn. Bestemmingsplannen zullen zo snel mogelijk ‘Wabo-proof’ gemaakt moeten worden, om ongewenste situaties te voorkomen. Dit is trouwens een aspect waar wij als Bedrijfsadvies ons sterk voor maken: bij bestemmingsplan-herziening horen wij vanuit de betrokken ondernemers (of ondernemersvereniging) mee te denken in de formulering van de randvoorwaarden. Een helder bestemmingsplan stroomlijnt namelijk de verdere processen. Het kan het verschil betekenen tussen een lange of een korte procedure binnen de Wabo.
Nieuwsflits december 2010, bladzijde 4
Bezwaar en beroep De procedures voor bezwaar en beroep zijn ook vastgelegd in de Wabo. Er wordt daarbij onderscheid gemaakt tussen de korte en de lange procedure. Kort: - bezwaar - beroep bij de rechtbank - hoger beroep bij de afdeling bestuursrechtspraak Lang: - zienswijze, bezwaar - beroep bij de rechtbank (ook bij milieu!) - hoger beroep bij de afdeling bestuursrechtspraak Mocht er kans zijn op bezwaar van derden, dan is het goed om te weten dat iedere fase (bij een gefaseerde aanvraag), maar ook iedere deelvergunning een ‘appellabel besluit’ oplevert. Er kunnen daardoor meerdere beroepsprocedures gaan lopen, die alle betrekking hebben op dezelfde complete vergunning.
De rol van belanghebbenden Het indienen van een zienswijze kan door ‘een ieder’. Dat betekent dus niet alleen belanghebbenden! Bezwaar maken kan echter alleen door een belanghebbende die een zienswijze heeft ingediend, onder een aantal voorwaarden. Het indienen van een zienswijze op zichzelf maakt iemand niet automatisch tot belanghebbende. In de loop van de procedure gaat het dus echt om afweging van reële belangen van werkelijk belanghebbenden. Jurisprudentie zal moeten uitwijzen waar de grenzen exact zullen komen te liggen.
Overgangsrecht Er hoeven vanaf 1 oktober 2010 niet ineens allemaal nieuwe vergunningen te worden aangevraagd. De bestaande vergunningen worden eenvoudig beschouwd als omgevingsvergunning.
Meer activiteiten onder het Activiteitenbesluit Naar verwachting worden per 1 januari 2011 nog meer vergunningplichtige activiteiten gebracht onder de werking van het Activiteitenbesluit. Deze wijziging heeft betrekking op allerlei afvalgerelateerde activiteiten waarmee ongeveer 3.600 extra inrichtingen onder de werking van het Activiteitenbesluit vallen. Het gaat om de activiteiten betreffende autodemontage, metaalrecycling, kunststofrecycling, kunststofverwerking, archiefvernietiging, opslag van oud papier en textiel, bunkerstations binnenvaart, opslag van groenafval, op- en overslag van afval. Door deze wijziging zal ook bijlage 1 van Bor (besluit omgevingsrecht) wijzigen. Hierin zijn de vergunningplichtige activiteiten opgesomd. Daarnaast zullen ook naar verwachting per 1 januari 2011 windturbines onder het Activiteitenbesluit gaan vallen. Bijna alle windturbines op het land gaan geheel onder de algemene regels vallen. Voor de windturbines op zee blijft de Omgevingsvergunning van toepassing en paragraaf 3.2.3 van het Activiteitenbesluit. De normen voor geluid en externe veiligheid zijn hierop aangepast.
Nieuwsflits december 2010, bladzijde 5
Van Activiteitenbesluit naar vergunningplicht Alle goede bedoelingen ten spijt om steeds meer bedrijven onder de algemene regels te laten vallen: er vindt nu ook een tegengestelde beweging plaats. De onduidelijkheid inzake de opslag van gevaarlijke stoffen maakte dat nodig. Bedrijven voor transport en logistiek met een op- of overslagcapaciteit van meer dan 10 ton goederen met ADR-classificatie vallen niet meer onder het Activiteitenbesluit, maar zijn weer vergunningplichtig onder de Wabo. Tot 2008 vielen deze bedrijven onder de AMvB Opslag- en Transportbedrijven. Sinds 2008 vielen deze bedrijven onder de werking van het Activiteitenbesluit. In het Activiteitenbesluit is geen beperking voor het aantal ADR-overslaglocaties opgenomen. Bij grote hoeveelheden gevaarlijke stoffen, dus pas bij een overschrijding van de grenzen van het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) of het Besluit risico’s zware ongevallen (BRZO) was een bedrijf vergunningplichtig. De voorschriften waren onduidelijk, met name ten aanzien van de eisen van brandcompartimentering. In de Bor bijlage 1, de lijst van vergunningplichtige inrichtingen, zijn bedrijven waar op enig moment meer dan 10.000 kg verpakte gevaarlijke stoffen in een opslagvoorziening aanwezig zijn, opgenomen. De grenzen voor vergunningplicht voor opslag van gevaarlijke stoffen is hiermee verduidelijkt.
Subsidie veilig werken door gedragsverandering Op 1 januari 2010 is het Actieplan Arbeidsveiligheid (2010-2012) van start gegaan. Het Actieplan richt zich op het voorkomen van arbeidsongevallen in bedrijven door concrete acties op het gebied van cultuur- en gedragsinterventies op de werkvloer. De directe aanleiding voor het Actieplan is dat de dalende trend in het aantal arbeidsongevallen vanaf 2005 tot stilstand is gekomen. Het plan streeft naar een verdere daling van het aantal arbeidsongevallen. Doelstelling van het plan is om tussen 2010 en 2012 een reductie van 25% van het aantal arbeidsongevallen in het MKB te behalen. Door deze subsidieregeling wordt de invoering van ‘tools’ in bedrijven ondersteund om veiligheidsgedrag en -cultuur te verbeteren. Het beschikbaar stellen van subsidie past bij het Nederlandse arbeidsomstandighedenbeleid, dat er op gericht is werkgevers en werknemers gezamenlijk verantwoordelijk te maken voor gezond en veilig werk, waarbij de overheid faciliterend optreedt. Met de subsidieregeling wordt een MKB-ondernemer in staat gesteld een advies- of ondersteuningstraject te ‘kopen’ bij een deskundig adviseur. Deze adviseur moet een professional zijn op het terrein van de verbetering van de arbeidsveiligheid door middel van gedragsbeïnvloeding of cultuurverandering. Het advies of de ondersteuning moet bijdragen aan het ontstaan van een cultuur waarin minder gevaarlijke incidenten en (bijna) ongevallen optreden en beoogt een aanzet tot concrete verbetering te geven. (Bron: Staatscourant 19 oktober 2010)
Uw helpdesk-telefoonnummer: (0172) 42 31 30 e-mail:
[email protected] internet: www.bedrijfsadvies.nu
Nieuwsflits december 2010, bladzijde 6