Goed plassen kinderen!
Zindelijk worden gaat bij de meeste kinderen vanzelf. De leeftijd waarop de meeste kinderen zindelijk worden varieert van 2,5 tot 3 jaar. Het is vrij normaal als kinderen tot het vijfde jaar overdag nog wel eens een ‘ongelukje’ hebben. Het wordt pas als een probleem gezien wanneer het kind na het vijfde jaar nog regelmatig overdag een natte broek heeft. Het aantal kinderen dat moeite heeft met zindelijk worden is vrij groot. Er kunnen ook andere blaasproblemen zijn, zoals bijvoorbeeld: vaak moeten plassen; heftige, niet te onderdrukken aandrang hebben om te plassen, met of zonder urineverlies; telkens terugkerende urineweginfecties; verkeerd plasgedrag (meepersen, te lang ophouden). Vaak is er een combinatie van blaasproblemen, of is het een het gevolg van het ander. In deze folder wordt uitgelegd hoe de blaas werkt, wat er mis kan gaan en er worden een aantal regels gegeven die ervoor kunnen zorgen dat uw kind beter met zijn/ haar blaasprobleem kan omgaan of dat het opgelost wordt. (Soms is er een tijdje aanvullende medicatie nodig.) Daarna wordt uitgelegd hoe u na kunt gaan of uw kind goed plast. Vervolgens wordt een aantal adviezen gegeven om blaasproblemen te voorkomen. De folder is zeker niet bedoeld als vervanging van onze zorgverlening. Heeft u na het lezen van deze folder nog vragen dan kunt u deze bespreken met de behandelend kinderuroloog of verpleegkundig specialist. Het taalgebruik in deze informatiefolder is met opzet eenvoudig gehouden zodat de grotere kinderen deze folder zelf kunnen lezen.
De nieren en de blaas
De nieren zijn belangrijke organen. Ze kunnen meten of het lichaam voldoende, te veel, of te weinig vocht heeft. Is er te veel vocht in het lichaam dan maken ze veel urine en als er een tekort is dan wordt er maar weinig urine gemaakt. Veel drinken betekent dus ook veel plassen. Gemiddeld genomen moet uw kind ongeveer 1200-1500 ml per dag aan vocht binnenkrijgen (ook soep, vla en fruit tellen mee). Vanuit de nieren gaat de urine via de urineleiders naar de blaas. Het transport van de urine is, als alles goed werkt, eenrichtingsverkeer. De blaas is een sterk rekbaar, hol orgaan waarvan de wand uit spierweefsel bestaat. Het heeft twee taken; urine opsparen en urine naar buiten persen. In de blaas wordt alle urine opge-
1
spaard tot het een plasje is. Als de blaas bijna vol is ontstaat plasdrang en wordt het tijd om te gaan plassen. Bij het plassen duwt de blaas de plas naar buiten. De blaas doet dat zelf en heeft daarbij geen hulp nodig. Dus wat iemand bij het drukken (poepen) wel moet doen hoeft bij het plassen niet. Onder in blaas begint de plasbuis, die door de sluitspier en bekkenbodemspieren afgesloten kan worden. Het sluitmechanisme heeft twee taken. Zolang de blaas de urine opspaart moet het afsluitmechanisme er voor zorgen dat de blaasuitgang dicht is. Tijdens het plassen moeten de sluitspier en de bekkenbodemspieren zich ontspannen, zodat de urine makkelijk naar buiten kan stromen. Het leeglopen van de blaas kun je vergelijken met het leeglopen van een ballon.
Wat kan er allemaal mis gaan?
Sommige kinderen weten niet meer wat ze moeten doen om de plas op te houden en de blaas de baas te zijn. Soms voelen ze pas heel laat of helemaal niet dat ze naar het toilet moeten. Ze merken dat ze de plas niet kunnen ophouden of ze voelen het wel, maar op de toilet komt er maar een heel klein beetje of helemaal niets. En soms zijn ze daarna weer nat. Het is daarom heel begrijpelijk dat ze niet meer weten wat ze moeten doen. Kinderen met een grote blaas kunnen vaak niet goed voelen wanneer de blaas vol is. Ze weten niet wanneer ze moeten gaan plassen. Het risico bestaat dat ze steeds te laat gaan plassen. Het kan ook zijn dat kinderen wel goed voelen wanneer ze moeten plassen maar zichzelf geen tijd gunnen omdat ze bijvoorbeeld te druk zijn met spelen. Als er na het plassen steeds urine in de blaas achterblijft krijg je eerder een blaasontsteking. Veel blaasontstekingen zijn ook niet goed voor de nier. Regel 1: “Ga op tijd plassen zodat de nieren de urine altijd makkelijk in de blaas kwijt kunnen” . Er zijn diverse redenen waarom kinderen de blaas niet goed leeg plassen. Kinderen die op zeer jonge leeftijd een pijnlijke blaasontsteking hebben, kunnen zichzelf een slechte plastechniek aanleren. Ook kunnen kinderen die lange tijd een kunstmatige uitgang (stoma) voor urine 2
hebben, vergeten hoe het is om gewoon te plassen. Kinderen met een erg grote blaas kunnen de blaas niet goed leeg plassen omdat de blaasspier niet genoeg kracht heeft om de hele plas er in een keer uit te persen. Verder zijn er ook kinderen die ‘slordig’ plassen. Het zijn de snelle plassers, zodra de plasdrang weg is stoppen ze met plassen ook al is de blaas nog niet leeg. Wanneer de urine vanuit de blaas terug stroomt naar de nieren wordt dit reflux genoemd. Tijdens het plassen stroomt dan een deel van de urine naar buiten en een deel terug naar de nier. Ook dan is na het plassen de blaas niet leeg. De combinatie van reflux en blaasontsteking is op de lange termijn ongunstig voor de nieren. Regel 2: “Plas de blaas goed leeg, door tijd te nemen om te plassen en goed te ontspannen”.
Hoe vaak plassen?
Hoe vaak uw kind moet gaan plassen is afhankelijk van de hoeveelheid die het drinkt en de grootte van de blaas. U kunt zelf berekenen of uw kind vaak genoeg gaat plassen. Eerst berekent u welke blaascapaciteit uw kind zou moeten hebben. Met andere woorden hoeveel er in de blaas hoort te kunnen. Vervolgens meet u -liefst een hele dag- elke plas met een maatbeker om te kijken of het klopt. Hieronder staat een voorbeeld hoe de blaascapaciteit kan worden berekend. Jan is 8 jaar De normale blaascapaciteit wordt geschat met de volgende formule: (leeftijd x 30 ) + 30 =…ml . Dat is voor Jan: 8 x 30 = 240 240+ 30 = 270 De blaascapaciteit van Jan behoort ongeveer 270 ml te zijn. Als uw kind erg klein voor zijn leeftijd is of een groeiachterstand heeft, dan moet dit meegenomen worden in de berekening. Als een hele dag gemeten is hoe groot de plassen zijn dan weet u of uw kind genoeg heeft geplast. Veel te grote of veel te kleine plassen zijn niet goed. De blaas kan het makkelijkst geleegd worden als deze normaal gevuld is. In het geval van Jan betekent dit dat de plassen niet veel groter moeten zijn dan 270 ml. (De
3
ochtendplas is vaak wel wat groter). Plast Jan regelmatig een plas van meer dan 270 ml dan moet hij vaker naar het toilet gaan. Gemiddeld genomen moet een kind 6-7 keer per dag plassen. Meestal krijgt u een mictielijst (plaslijst) mee van de kinderuroloog, waarop u dit kunt bijhouden.
De goede manier
Hieronder staat hoe goed plassen in zijn werk gaat. Goed plassen begint met het op tijd naar het toilet gaan. Als uw kind voelt dat het moet plassen, mag het niet te lang wachten met naar het toilet te gaan. Als uw kind heel nodig moet, heeft het namelijk geen tijd meer om na te denken over hoe de ‘goede’ manier van plassen ook al weer is. Kan uw kind niet goed voelen of de blaas vol is dan kan het beter op vaste tijden gaan plassen.
Goed uitplassen voor meisjes
1. ga op tijd naar het toilet of op de afgesproken tijden 2. doe de onderbroek tot de enkels omlaag zodat de benen een beetje uit elkaar kunnen (er moeten minstens twee vuisten tussen passen) 3. neem rustig de tijd om op het toilet te gaan zitten 4. ga rechtop zitten, dus niet te ver naar voren of naar achteren 5. ga ontspannen zitten, de voeten het liefst gesteund. Gebruik een voetenbankje als je niet bij de grond kunt. Niet wiebelen met de benen, de benen ook niet knellen langs de toiletpot. Eventueel kan een brilverkleiner worden gebruikt. Kortom op het toilet zit je als op een makkelijke stoel.
Waaraan denken tijdens het plassen?
Om de plas eruit te laten komen moet eerst de sluitspier open. Als een opgeblazen ballon losgelaten wordt, loopt de ballon vanzelf leeg. Met de sluitspier van de blaas is het precies hetzelfde. Om de sluitspier van de blaas open te krijgen moet uw kind even rustig de tijd nemen.
4
Als uw kind goed ontspant, en zich ‘helemaal slap houdt’, gaat de sluitspier vanzelf open en kan de plas eruit. Het is de bedoeling dat de plas er in één keer helemaal uit komt. Niet een beetje plassen en dan stoppen en weer een beetje plassen en weer stoppen. Dus: laat de plas er vanzelf uit komen niet de buik intrekken of persen met de buik de schouders slap naar beneden laten hangen de benen niet bewegen en helemaal slap houden laat de plas er in één keer uit komen niet tussendoor stoppen niet stoppen met plassen voordat de plas er helemaal uit is.
• • • • • • •
Goed uitplassen voor jongens
1. Jongens moeten alleen staand plassen als ze groot genoeg zijn om de plasser over de rand van de WC te houden zonder op de tenen te moeten staan!! 2. ga op tijd naar het toilet of op de afgesproken tijden 3. neem rustig de tijd om op het toilet te gaan zitten of, 4. ga ontspannen staan (dus niet als een bodybuilder, de billen niet aanspannen en de knieën niet op slot). Zo kunnen jongens het makkelijkst de sluitspier los laten 5. neem er even de tijd voor en blijf stil staan 6. knijp niet in de plasser.
Waaraan denken tijdens het plassen?
Om de plas eruit te laten komen moet eerst de sluitspier open. Als een opgeblazen ballon losgelaten wordt, loopt de ballon vanzelf leeg. Met de sluitspier van de blaas is het precies hetzelfde. Om de sluitspier van de blaas open te krijgen moet je even rustig de tijd nemen. Als uw kind goed ontspant, en zich ‘helemaal slap houdt’, gaat de sluitspier vanzelf open en kan de plas eruit. Het is de bedoeling dat de plas er in één keer helemaal uit komt. Niet een beetje plassen en dan stoppen en weer een beetje plassen en weer stoppen. Dus:
5
• • • • • • • •
laat de plas er vanzelf uit komen niet je buik intrekken of persen met je buik de schouders slap naar beneden laten hangen de benen bewegen niet en zijn helemaal slap bij zittend plassen de billen zijn niet aangespannen en de knieeen een beetje gebogen (uit het slot) bij staand plassen. laat de plas er in één keer uit komen niet tussendoor stoppen niet stoppen met plassen voordat de hele plas eruit is.
Hoe controleren of het goed gaat?
Met de handen kunt u (of uw kind zelf) voelen of de spieren goed ontspannen zijn. Aangespannen spieren zijn hard en ontspannen spieren zijn slap. Soms is het handig om te luisteren hoe de plas eruit komt. U kunt horen of de plas er in één keer uit komt. Verder is het belangrijk dat het kind heel vaak oefent. SUCCES!!!’
Goed poepen
Misschien een beetje vreemd ‘goed poepen’ in een folder over ‘goed plassen’. Maar we weten dat dit veel invloed op elkaar kan hebben. Er is sprake van obstipatie (verstopping), als de ontlasting hard is, onregelmatig en te weinig komt. Soms kan de ontlasting tussendoor ook dun zijn of er kan zelfs ontlastingverlies optreden. Zelfs als het poepen zelf goed gaat, kan er sprake zijn van obstipatie als de dikke darm steeds veel te vol zit met ontlasting! Obstipatie kan het blaasprobleem sterk verergeren en het kan de aanleiding van het blaasprobleem zijn. We spreken van een normaal ontlastingspatroon als uw kind dagelijks of om de dag ontlasting heeft en deze ‘normaal’ van substantie is. Het kan zinvol zijn dit een paar weken bij te houden. Als u twijfelt of dit wel goed gaat, neemt u dan deze lijsten mee bij het volgende bezoek aan de kinderuroloog/ verpleegkundig specialist.
Afspraak annuleren
Voor het annuleren van afspraken kunt u ook het contactformulier invullen op onze website: http://www.radboudumc.nl/afspraakurologie..
6
Ten slotte
Soms als voorgaande adviezen, medicatie of operatie niet of onvoldoende resultaat hebben gehad, kan het zijn dat uw kind doorverwezen wordt voor een intensieve poliklinische training bij de verpleegkundig specialist. Gedurende deze training die vier maanden duurt komt u ongeveer acht keer samen met uw kind op de polikliniek. Indien nodig wordt er samen met de kinderfysiotherapeut of kinderpsycholoog getraind.
7
Ruimte voor uw notities
10-2015-6959
Adres Radboudumc Amalia kinderziekenhuis Hoofdingang Geert Grooteplein-Zuid 10 6525 GA Nijmegen Polikliniek kind & jeugdigen, route 787 Contact Polikliniek Kinderen en Jeugdigen: 024 - 366 85 06 Medische en verpleegkundige vragen: Verpleegafdeling Q2S: 024 - 361 38 80, buiten kantooruren: 024 - 361 39 24
Radbouduniversitair universitairmedisch medischcentrum centrum Radboud