2014 - 2015
Groep 6
GROEP 6 Uw zoon of dochter is gestart in groep 6. Ook dit schooljaar zal uw kind veel kennis vergaren. In dit document vind u informatie over de manier van werken in groep 6 en een korte uitleg over de gebruikte methodes. Hoe wordt er gewerkt in groep 6? Er wordt veel aandacht besteed aan het welbevinden van de kinderen. Het is belangrijk dat de kinderen het gevoel hebben er te mogen zijn, de moeite waard te zijn en gehoord te worden. Pas wanneer de kinderen zich prettig voelen in de groep kunnen zij vrijuit aan de slag gaan met alles wat geleerd moet worden. Hier wordt onder andere aan gewerkt door middel van groepsspelen, groepsgesprekken en een positieve houding van de leerkracht naar ieder kind. De leerkracht probeert zoveel mogelijk structuur en overzicht aan de kinderen aan te bieden. Voorin de klas hangt een dagplanning. De kinderen kunnen hierop zien wat zij kunnen verwachten. De klas is zo ingedeeld dat de leerlingen zelfstandig hun spullen kunnen pakken en wegleggen. Er zijn duidelijke regels en afspraken in de groep. De regels en afspraken worden deels met de kinderen samen opgesteld. Ze hangen in de klas, zodat iedereen ze kan teruglezen. In de lessen wordt gewerkt met het directe instructie model. Na de klassikale instructie wordt er aan groepen kinderen of kinderen individueel nog een verlengde instructie gegeven. Omdat niet alle kinderen gelijk zijn maken niet alle kinderen altijd dezelfde stof. Er zijn kinderen met eigen programma’s. Iedereen krijgt instructie voor datgene wat wordt geleerd. Omdat het belangrijk is dat zoveel mogelijk kinderen nadenken over vragen die de leerkracht stelt, wordt er regelmatig samengewerkt in de tafelgroepjes. Natuurlijk moet de inspanning afgewisseld worden door ontspanning, er is dan ook regelmatig tijd voor een kort spelletje of een andere korte activiteit. 1.
GODSDIENSTIGE VORMING Wij werken met de godsdienstmethode ‘Startpunt’. De methode Startpunt werkt aan de hand van weekthema’s die ook gebruikt worden voor de weekopeningen. Iedere week bevat 3 verhalen met voor de leerkrachten verteltips, achtergrondtips, lestips, liedtips en een verwerking. Er wordt 3 maal per week een Bijbelverhaal verteld. De andere dagen van de week kan hierover, met de kinderen verder worden gepraat en verwerkt. Verhalen uit andere culturen kunnen worden gebruikt om de n.a.v. de Bijbelverhalen besproken thema’s uit te diepen en aan te vullen. De leraar vertaalt de verhalen naar het dagelijks leven. In de ‘vertaling’ naar deze tijd wordt veel aandacht besteed aan wat de verhalen vandaag voor ons kunnen betekenen. Naastenliefde en (niet) pesten komen daardoor van nature regelmatig aan de orde. De dag wordt beëindigd met een (dank)gebed. Om de week is er op maandagmorgen een weekopening voor de bovenbouw. De liederen van de liedlijst worden gezongen en er wordt een verhaal verteld aan de hand van het weekthema.
2.
TAAL In groep 4 t/m 8 gebruiken we de taalmethode Taal Actief. De methode bestaat uit drie onderdelen: taal, spelling, woordenschat. Elk onderdeel is opgebouwd uit 10 jaarlijks terugkerende thema’s van elk drie weken. Per jaargroep sluit de uitwerking van deze thema’s aan bij het ontwikkelingsniveau en de belevingswereld van de kinderen. Per jaar zijn er dus 30 lesweken en er is een uitlooptijd van 10 weken. De methode doet hiervoor suggesties in de vorm van een instapweek, afsluitweek of na elk blok een parkeerweek.
2
Taal Een thema van Taal actief, Taal bestaat uit basislessen en differentiatielessen. De basislessen duren twee weken. Ieder thema start met een ankerverhaal. Aan het begin van de derde week van het thema nemen we een taaltoets af, waarna we in de rest van die week de differentiatielessen volgen. De differentiatielessen zijn dus een vast onderdeel van het basisprogramma.
Spelling
Taal actief, Spelling kent dezelfde tien thema’s van drie weken als Taal actief, Taal. Tijdens de differentiatielessen bieden we ook oefeningen op maat aan voor goede, gemiddelde en zwakke spellers. Hiervoor maken we gebruik van speciale bakkaarten en/of het computerprogramma spelling. De kinderen oefenen zelfstandig met het computerprogramma.
Woordenschat
Taal actief Woordenschat is een aparte leerlijn die 750 nieuwe woorden per jaargroep aanbiedt. 250 van deze woorden zijn verwerkt in het onderdeel Taal. De thema’s zijn hetzelfde als bij de leerlijnen Taal en Spelling. Elk thema heeft zes lessen van een halfuur. In deze methode zitten woorden die voor zowel de zwakke, gemiddelde, als de talige kinderen een uitdaging vormen. 3.
SPREEKBEURTEN EN WERKSTUKKEN In groep 6 oefenen de leerlingen met het spreken in het openbaar d.m.v. een boekbespreking, een spreekbeurt en door regelmatig in de klas iets te vertellen over het boek wat zij lezen. De leerkracht leert de leerlingen wat belangrijk is bij een boekbespreking. De boekbespreking wordt verder thuis voorbereid. Van u als ouder wordt verwacht dat u dit enigszins begeleid. De leerlingen krijgen informatie mee naar huis over het houden van een boekbespreking. Na de kerstvakantie worden spreekbeurten gehouden over een zelf gekozen onderwerp. De leerkracht bereid de kinderen voor op het houden van een spreekbeurt. De leerlingen krijgen ook informatie mee naar huis over het houden van een spreekbeurt. Het is de bedoeling dat de kinderen thuis de spreekbeurt voorbereiden en dat u als ouder uw kind hierin begeleid. Ook wordt er op school een werkstuk gemaakt naar aanleiding van een vrij onderwerp (in april). Dit werkstuk wordt volledig op school gemaakt, de leerlingen worden door de leerkracht begeleid.
4.
LEZEN We gebruiken voor begrijpend lezen Nieuwsbegrip. Dit is een interactieve en aansprekende manier voor begrijpend lezen. Er zijn wekelijks teksten en opdrachten aan de hand van het nieuws. Op deze manier stimuleren we het leesbegrip van leerlingen op een leuke en aansprekende manier. De actualiteit wordt als kapstok gebruikt. Bovendien besteden we met Nieuwsbegrip structureel aandacht aan lees –en woordenschatstrategieën. Nieuwsbegrip is bedoeld voor groep 4 t/m 8. Naast Nieuwsbegrip Basis maken we ook gebruik van de leerlingwebsite Nieuwsbegrip XL. Deze website is speciaal voor leerlingen. Andere tekstsoorten (reclame, betoog, fictief verhaal e.d.) komen daar aan bod. Ook is het mogelijk om via de website te werken aan woordenschat, functionele schrijfopdrachten en spelletjes. We kunnen online de vorderingen van de leerlingen volgen. Bovendien kunnen we ook extra strategielessen inzetten. Met nieuwsbegrip voldoen we aan de kerndoelen van het begrijpend lezen. Voor technisch lezen wordt gebruik gemaakt van het boek ‘Johan de Dappere’. Dit boek wordt door de kinderen hardop gelezen. Dit lezen doen we in de werkvorm Duo-lezen.
3
5.
BAVI-LEZEN Elke dag lezen de kinderen 20 minuten uit een zelfgekozen boek, dit boek lenen de kinderen bij de schoolbibliotheek. Tijdens deze 20 minuten is de leerkracht ook aan het lezen.
6.
REKENEN We gebruiken de rekenmethode ‘De Wereld in getallen’. Organisatie De leerstof is opgedeeld in acht blokken van vier of vijf weken. Elk blok heeft dezelfde vaste opbouw. In de eerste 3 of 4 weken van een blok wordt gewerkt aan de basisstof. Daarna volgt de toets. De toets heeft drie onderdelen: • minimumtoets: toetsing van de minimumdoelen • projecttoets: toetsing van de doelen uit de projectlessen • basistoets: toetsing van de basisdoelen De week na de toets is speciaal bedoeld voor herhaling en verrijking. De toetsresultaten geven duidelijk aan welke onderdelen het kind nog extra moet oefenen.
Organisatie van een week:
Elk rekenonderwerp wordt op een vaste dag in de week behandeld. Elke derde les is een projectles, waarin de leerlijnen meten, meetkunde, tijd en geldrekenen aan bod komen. Deze vaste opbouw geeft kinderen houvast en is handig voor leerkrachten met een duobaan.
Organisatie van een les:
Elke les duurt 50 minuten en heeft dezelfde opbouw. Instructie: in het eerste gedeelte van de les krijgen de kinderen instructie waarbij een onderwerp centraal staat. Na de instructie wordt het behandelde onderwerp begeleid geoefend. Verlengde instructie: voor rekenzwakke kinderen is er een compleet uitgewerkte verlengde instructie in een apart werkboek: het bijwerkboek.
Weektaak:
In het tweede gedeelte van de les werken de kinderen zelfstandig aan de weektaak op verschillende niveaus. In de weektaak wordt de leerstof van dezelfde week of de stof van eerdere weken nog eens geoefend. De weektaak biedt dus geen nieuwe stof. Hierdoor kunnen de kinderen echt zelfstandig aan hun weektaak werken. De kinderen oefenen wekelijks met automatiseren met het computerprogramma.
Geen klassikale instructie op dag 5:
Voor de laatste les van elke week is geen centrale instructie gepland. Deze les biedt ruimte voor extra instructie voor rekenzwakke of juist voor rekensterke kinderen en voor afronding van de weektaak Differentiatie • Rekenzwakke kinderen: bijwerkboek. Voor elke klassikale instructieles is er verlengde instructie in het bijwerkboek voor de rekenzwakke kinderen. Deze groep kinderen krijgt één oplossingsstrategie aangereikt. Dezelfde stof wordt nog eens in duidelijk stappen uitgelegd. De bijbehorende leerkrachtinstructie staat in de handleiding. • Weektaak op drie niveaus: in het tweede gedeelte van elke rekenles werken alle kinderen zelfstandig aan de weektaak. De weektaak is opgedeeld in drie niveaus; minimumniveau (1 ster), basisniveau (2 sterren) en plusniveau (3 sterren). Kinderen kunnen zonder problemen overstappen en doorwerken op het volgende niveau. Op deze manier is er een goede verhouding tussen succeservaring en uitdaging.
4
• Rekensterke kinderen: pluswerkboek. Rekensterke kinderen die klaar zijn met het plusniveau in de weektaak kunnen tijdens het zelfstandig werken in het pluswerkboek verder gaan. De opgaven in het pluswerkboek zijn verdiepingen en lopen dus niet vooruit op de lesstof die nog behandeld moet worden. • Minimumprogramma en compacting. In de handleiding staat duidelijk aangegeven welke opgaven de rekenzwakke kinderen ten minste moeten maken. Zij volgen een minimumroute. Hetzelfde geldt voor de rekensterke kinderen: zij volgen een verkorte compacting route volgens het DHH (Digitaal Handelingsprotocol Hoogbegaafdheid) 7.
SCHRIJVEN We schrijven in het schrijfschrift D1 en D2 van Pennenstreken. Ook voor groep 6 neemt het methodisch schrijven, om tot een eigen handschrift te komen nog een belangrijke plaats in. Het voortgezet schrijven omvat eveneens temposchrijven, blokschrift en sierschrift. Tevens leren de kinderen in de tweede helft van het jaar om zonder hulplijnen te schrijven.
8.
Engels. In groep 6 krijgen de kinderen wekelijks Engels, waarbij we gebruik maken van de methode ‘Take it Easy’. ‘Take it Easy’ is een methode waar we in het jaar 2012-2013 voor het eerst gebruik van maken. De methode heeft een concentrische opbouw (thema’s uit groep 6 worden in groep 8 opnieuw aangeboden). De kinderen leren British-English. Er wordt gewerkt met het digibord, waarbij er een co-teacher (native speaker English) de leerkracht ondersteund. In deze methode maken we gebruiken van zinvolle contexten. Alle opdrachten worden auditief en visueel aangeboden. De leerlingen kunnen extra oefenen op de computer.
9.
WERELDORIËNTATIE Ten aanzien van het wereldoriënterend onderwijs moeten de leerlingen er aan wennen dat zij ook thuis voor een bepaald vak wel eens iets moeten leren. Het gaat met name om topografie en de samenvatting van de les van aardrijkskunde. Natuuronderwijs ‘Natuurlijk’ is de natuurmethode die we gebruiken in groep 6. (zie ook groep 5) Onderwerpen die aan bod komen zijn o.a.: Voortplanting van dieren en planten Het plantenrijk Het dierenrijk Verschillende vormen van energie
Licht, temperatuur en geluid De spijsvertering Het weer Voedselketens
Ook maken we gebruik van de tv-uitzendingen van ‘Nieuws uit de natuur’. Verder zullen we dit jaar weer meedoen met de diverse projecten en excursies die opgezet zijn door de Stichting Natuur- en Milieucentrum Woerden e.o. ‘De Brediusschuur’ (denk bijv. aan een slootexcursie, projecten in de klas en op bezoek bij de boer). Aardrijkskunde We gebruiken dit jaar voor aardrijkskunde de methode Hier en Daar. In groep 3 en 4 wordt op speelse wijze de eigen omgeving verkend en worden eenvoudige begrippen geïntroduceerd. In groep 5 staat de eigen omgeving centraal, in groep 6 Nederland en Europa, in groep 7 Europa en de wereld en in groep 8 wordt Nederland ten opzichte van de wereld behandeld. Elk leerjaar bestaat uit 32 weken, verdeeld in 8 lesblokken. De thema’s van de lesblokken keren ieder jaar terug en worden steeds verder uitgebouwd. De methode is dus thematisch-concentrisch.
5
Thema’s De 8 terugkerende thema’s zijn: 1. de kaart 2. wonen 3. water 4. landschap 5. werken 6. cultuur 7. natuur 8. verkeer Differentiatie Bij alle lessen in het werkboek worden één of meerdere plusopdrachten aangeboden, voor kinderen die eerder klaar zijn met de lesstof. In groep 5 en 6 betreft het vooral tempodifferentiatie en verbreding van de stof. In groep 7 en 8 is er ook verdieping. Het werkboek kent een afwisseling in vraag- en werkvormen: invulopdrachten, open vragen, meningsvragen, tekenopdrachten, opzoekopdrachten e.d. Topografie De geografische kaart is het belangrijkste hulpmiddel in de aardrijkskunde les. Daarom begint Hier en daar 2 al in groep 3 met voorbereidende kaartvaardigheden (b.v. vanuit een plattegrond van de eigen woning of van de eigen speelplaats). Vanaf groep 6 wordt er veel aandacht besteed aan topografie met als uitgangspunt de basistopografielijst van Cito. Toetsing Bij elk thema hoort een toets. Met name topografie en begripskennis wordt getoetst. Als voorbereiding op de toetsen kan er gebruik gemaakt worden van de samenvattingen. Bij de samenvattingen staan vragen die het memoriseren van de lesstof. Geschiedenis De methode heet ‘Bij de Tijd”. Elk leerjaar heeft een eigen geografisch accent vanwege de herkenbaarheid voor kinderen en de plaatsgebondenheid van de gebeurtenissen. De leerstof wordt onderverdeeld in: Jagers in de steentijd Romeinen Middeleeuwse stad Willem van Oranje Verkiezingen (ook regels en wetten) De jaren na de tweede wereldoorlog. In elke les worden de gebeurtenissen geplaatst in de tijd, in relatie tot de geschiedenis als geheel. We maken ook gebruik van de tv-serie ’Vroeger & Zo’. Verkeer We maken gebruik van de verwerkingsbladen ‘Op voeten en fietsen’ van 3VO, zodat de kinderen altijd de nieuwste regels leren. 10.
EXPRESSIE Beeldende vorming en tekenen De meeste lessen worden gegeven uit de methodes ‘Tekenvaardig’ en ‘Beeldvaardig’. Muzikale en dramatische vorming Wij gebruiken de muziekmethode: ‘Moet je doen’ ‘Moet je doen’ benadrukt het ‘doen’ met groepsopdrachten, door materiaal te laten onderzoeken en met het kijken naar de relatie tussen muziek en beeld. Elke les heeft dezelfde gestructureerde opzet: inleiding, kern, afsluiting. De leerkracht krijgt telkens suggesties om eventueel dieper op de stof in te gaan. Uiteraard is de theorie ook aanwezig. De aandacht ligt
6
echter voornamelijk op het leren begrijpen van de taal van muziek. Kinderen kunnen er met ‘Moet je doen’ actief of passief aan deelnemen: als zanger, speler of luisteraar.
Activiteiten per les
Per les komen drie activiteiten aan bod, die te maken hebben met zingen, luisteren, vastleggen, spelen of bewegen:
zingen; een gevarieerd repertoire zingen, met aandacht voor goed stemgebruik, toonhoogte en betekenis van het lied luisteren; door luisterspelletjes kennismaken met muzikaal erfgoed en muziek uit andere culturen vastleggen; op eenvoudige wijze noteren van klank, vorm en betekenis spelen; zelf doen’ staat centraal bewegen; bewegen en reageren op muziek
De module begint in groep 1-2 met 40 lessen van 30 minuten. Van groep 3 tot en met 8 zijn er 20 lessen per jaar van 45 minuten.
11.
BEWEGINGSONDERWIJS De kinderen krijgen gymnastiek van een vakdocent en van hun eigen juf. Methode: “Het basisdocument” bewegingsonderwijs voor groep 3 t/m 8. Aan de orde komen onder andere: mikken, jongleren, balanceren, springen en allerlei spelvormen. Daar komt bij: een positieve houding ontwikkelen met betrekking tot deelname aan de “bewegingscultuur”. Extra: lijnbaltoernooi in november voor groep 5 en 6 de jaarlijkse sportdag in mei.
7