Gisteren ging ik naar de cinema... Reeds jaren speelden we met het idee om ooit eens een bijdrage samen te stellen over de Gentse bioscopen, waarbij niet enkel de centrumzalen maar ook de wijkbioscopen aan bod konden komen. Is dit heimwee naar lang vervlogen jaren of zijn het gewoon jeugdherinneringen? Wie zal het zeggen? Een zaak staat vast: de dag dat we in de parochiale kring van de Oude Bareel naar een film over het leven van Jeanne d' Arc mochten gaan kijken, staat ons nog levendig voor de geest. De film was zeker geschikt voor een jeugdig publiek, want ook de pastoor zat in de zaal. Deftigheid en degelijkheid waren dus gegarandeerd. Minder garanties waren er toen we ons jeugdig territorium en ons nog zeer beperkt gezichtsveld gingen verruimen en met de fiets naar het Heernisplein trokken om er in de Metropole "De zoon van Geronimo" te gaan bekijken. Het betrof een western "Voor Allen" en ons eerste bezoek aan een echte bioscoop verliep prima, ook al omdat bij het verlaten van de zaal bleek dat onze fiets niet gestolen was! In die tijd kon zoiets nog, want "De Fietsendief" van Vittorio de Sica was pas enkele jaren voordien uitgebracht! Stilaan kregen we de smaak te pakken en trokken we op bioscoopbezoek naar Gent. Aanvankelijk bleef "Gent" beperkt tot de zaal Odeon aan de Antwerpsesteenweg nabij de Dampoort, waar we als puber een kaartje voor het balkon kochten. Nietsvermoedend zaten we gespannen een prachtige Tarzanfilm te volgen toen plots drie rijen achter ons een bakvisstem in onvervalst Gents dialect schreeuwde: "Hé! Ge moet van mijn billen blijven!" Blijkbaar gebeurden in de duisternis van de filmzaal nog andere dingen dan naar her grote scherm kijken... Dat de Odeon in die tijd het geliefkoosde terrein was voor nogal wat verdoken esbattementen vonden we achteraf bevestigd in de bundel korte verhalen die André Janssens in 1985 uitgaf onder de titel "De Wekker". Ruim tien jaar vóór ons was hij getuige van een aantal duistere, maar wel duidelijk taferelen die zich afspeelden op de achterste rijen van het balkon. In zijn verhaal "Cinema Odeon" in genoemd boek (pp. 30-36) wordt niets onder stoelen of banken gestoken! Later trachtten we onze filmkennis te verruimen in de zaal Nova aan de SintBernadettestraat. De harde houten banken nodigden zeker niet uit tot het ontwikkelen van andere interesses dan de getoonde film zelf. D zaal was trouwens eigendom van de pastoor en die zorgde ervoor dat een onverdachte parochiaan een discreet toezicht uitoefende op het aanwezige publiek. Naar de Nova ging men omdat de mooie kleurenfilms echt aanspraken en...om de vrije tijd te doden, want voor de jeugd waren in die jaren weinig andere ontspanningsvormen weggelegd. Met een gezinsfilm als "De familie Trapp" waren we toen al dik tevreden.
Maar een kind blijft geen kind. hoe ouder we werden, hoe meer we ons in de krant gingen verdiepen in de Gentse filmrubriek. In de stad waren blijkbaar mooiere en grotere zalen, waar de meest recente films werden gedraaid. De televisie stond nog in de kinderschoenen en de Gentse zalen floreerden als nooit te voren. Er ging geen zondag voorbij of we trokken naar de Century, de Select en zelfs af en toe de Capitole. Later verlegden we ons terrein en riskeerden we al eens een bezoek aan de Majestic in de Veldstraat, maar in die exclusiviteitszalen (zoals men ze toen noemde) moest je de regels van "le grand monde" in acht nemen. De kaartjesknipper (eigenlijk een "kaartjesscheurder"!) droeg een uniform dat deed denken aan officieren van het Russische leger en zowel de caissière als de ouvreuse waren stijfdeftige dames die door hun witte bloes en hun zwarte rok lieten blijken dat je hier niet moest komen om "den onnozelaar" uit te hangen. De luxe van het mooi onderhouden vasttapijt en de zwart-witfoto's van bekende filmsterren aan de sobere wanden van de gang achter de kassa versterkten nog het effect van een "aristocratische filmtempel". Een bezoek aan de Majestic of de Capitole had iets van de luxesfeer van een etentje bij Paul Bocuse,maar dan zonder tafels! Een paar keer is het ons gelukt om op een zondagnamiddag een braaf meisje van de buiten mee te tronen naar één van die prachtige centrumzalen. De klassieke entourage van zaal en personeel maakte op ons een zodanige indruk dat we voor de rest van de vertoning braafjes naar de film bleven kijken. Cinema was in die omstandigheden inderdaad een ernstige aangelegenheid en de vertoonde actualiteiten in zwart-wit van "Movietone" of "Belgavox" kwamen die indruk alleen maar versterken. Om dan nog te zwijgen over de klassieke reclamespots van Van Dam K.H, Adolf Maxlaan, Brussel. Op een dag liepen we in de Veldstaat de Majestic voorbij om de ons nog onbekende Eldorado te gaan exploreren. In de krant hadden we ontdekt dat de katholieke filmkeuring (Docip, Olmstraat, Brussel) die zaal met een argwanend oog bekeek, want af en toe programmeerde Eldorado een film die gecatalogeerd werd onder de rubriek "Af te raden". Wat doen achttienjarigen als ze zoiets lezen? Inderdaad, ze gaan naar de Eldorado en stellen vast dat de belangrijkste nieuwigheid erin bestaat dat men de zaal betreedt langs de Veldstraat en ze na de film verlaat langs de nooduitgang aan het Koophandelsplein! Kort nadien leerden we ook de Plaza en de Savoy van naderbij kennen. De Plaza aan de Sint-Michielshelling programmeerde regelmatig Duitse films en we herinneren ons o.a Marika Rökk als een toen graag geziene vedette. Haar optreden met Peter Alexander en de Kessler Twins in "Hochzeitsnacht im Paradies" was in 1962 een bestseller waarmee Ciné Plaza hoge scores haalde. De Savoy aan de Kortedagsteeg had in die tijd al een bijsmaakje, want er werden overwegend Franse films vertoond. Omdat Martine Carol en haar leeftijdsgenoten er al eens een ontblote schouder lieten zien of in een langdurige kusscene verwikkeld geraakten, kreeg de Savoy vrij vlug het etiket "Te mijden" opgekleefd. De zaal werd
nog interessanter toen ook de nog piepjonge Brigitte Bardot op het witte scherm slordig begon om te gaan met haar kledij. Over de Vooruit aan de Sint-Pietersnieuwstraat kunnen we kort zijn. De "Vooruit" is blijkbaar altijd synoniem geweest van "socialisme" en dus konden we beter thuis niet vertellen dat we die "rode" zaal ook reeds aan de binnenkant hadden gezien. Die binnenkant was trouwens niet overal even interessant, want de trappen zaten zo ingewikkeld in elkaar dat je steevast de kortste weg naar het balkon verloor. Na enkele bezoeken aan deze doolhof begrepen we dat je eerst de gebroken ruit aan de achterkant van het gebouw (met zicht op de Muinkkaai) voorbij moest om de juiste verdieping van het balkon te bereiken. Wat een mens in die tijd allemaal niet deed om Brigitte Bardot te kunnen bewonderen, want ook in Vooruit vulde haar lichaam meer dan eens het scherm! "Et Dieu créa la femme"...Alleen wisten wij niet precies hoe hij haar had geschapen! De Rex aan het Sint-Pietersstation en de Metro in de buurt van de Heuvelpoort hadden het duidelijk moeilijker om ons te bekoren. Ze lagen een eindje buiten de echte uitgaanscentra en hun filmaanbod moest al heel aantrekkelijk zijn om ons zo ver weg te lokken. Dat was ook het geval met de talloze wijkbioscopen die in diverse afgelegen arbeidersbuurten gevestigd waren en meestal "reprises" van films uit de centrumzalen programmeerden. Agora, Cameo, Lido, Ideal, City, Nord, Royal, Scaldis en nog tal van andere wijkzalen konden ons nooit bekoren. We wisten nauwelijks waar ze te vinden. Enkel de Ganda aan de Bevrijdingslaan trok enkele keren onze jeugdige aandacht, want daar durfde de uitbater in het begin van de jaren zestig al eens een Amerikaanse nudistenfilm vertonen. Een kaartje kopen aan de kassa gebeurde dan ook met rode oortjes, maar achteraf bleek de vertoonde film een nog grotere desillusie te zijn dan de zaal zelf. Dan maar gaan experimenteren op een ander domein. Tussen de vele andere films door (K.T of K.N.T in het centrum of in de wijkzalen, het maakte allemaal weinig uit) stelden we vast dat de Scala aan de Dendermondsesteenweg na verloop van tijd al eens iets meer durfde dan de meeste andere zalen. Het was een ruime en comfortabele zaal, maar het chronisch gebrek aan personeel wekte bij ons een negatieve indruk. Zou de filmindustrie dan toch bezwijken onder de zware concurrentiedruk van de televisie? Als er in die tijd één zaal was in Gent die door het gewaagde filmaanbod de strijd tegen de TV dacht te winnen, was het wel degelijk de Leopold aan het Sint-Pietersplein. We hadden de jaren van discretie bereikt en hoefden dus geen identiteitscontrole meer te vrezen. Het "Leopolleke" had echter in Gent geen al te goede naam en je kon er best driemaal rondkijken vooraleer een kaartje aan de kassa te kopen. Je wist maar nooit of er soms iemand in de buurt liep die je herkende als potentiële bezoeker van "de Gentse sexcinema bij uitstek" ! De Leopold teerde op een traditie en lokte studenten, werklozen en militairen uit de Leopoldskazerne met een massa pikante, maar subtiel afgedekte foto's aan de
ingang. Er stonden steeds twee films op het programma: een banale hoofdfilm en een bijfilm die nog minder om het lijf had. Het verwachte scenario bleef steeds achterwege en het pijnlijkste moment was de pauze toen de lichten aangingen en de "cinefiel !" het risico liep een bekende in de zaal aan te treffen ! Gelukkig werden tijdens de "Artic-pauze" enkele plaatjes gedraaid: de muziek was meestal meer de moeite waard dan de vertoonde films ! Intussen kregen de exclusiviteitszalen in het centrum het hoe langer hoe moeilijker en moesten ook de wijkzaaltjes één na één hun deuren sluiten. De uitbatingkosten en vooral de taksen liepen hoog op en het verwende publiek was met geen stokken meer van het TV-scherm weg te slaan. (1) Alleen de echte cinefielen zagen bijtijds in dat het kleine scherm nooit de indrukken kon vervangen die de liefhebber in de zaal opdeed voor het grote scherm. Majestic in de Veldstraat werd in 1976 omgebouwd tot een duplexzaal die voortaan films programmeerde in "Majestic Club" en "Majestic 2000" Aan het Sint-Annaplein waagde Studio Skoop in 1970 een nieuw experiment door het brengen van alternatieve films in enkele kleine zaaltjes en het openen van een filmcafé. Het waren vooral de Gentse kotstudenten die hier aan hun trekken kwamen en de onderneming recht hielden. De Skoop kreeg het in het begin van de jaren 80 moeilijk, moest enkele maanden sluiten en heropende in 1983 met een verminderd zetelbestand. Opmerkelijk is wel dat het huidige "Internationaal Filmgebeuren van Vlaanderen" hier in 1974 geboren werd met Ben Ter Elst en Dirk De Meyer als belangrijkste initiatiefnemers. Voor de rest lag het filmgebeuren in Gent zo goed als plat, tot de familie Bert in 1981 het enorme risico nam om een ultramodern bioscoopcomplex met 12 zalen te gaan bouwen in de buurt van Ter Platen.
Decascoop opende zijn deuren op 17 december 1981 en is ondertussen een begrip geworden in het Gentse, zeg maar Oostvlaamse filmpubliek. Toen we in het najaar van 1991 aan deze studie begonnen, hadden we er geen flauw idee van dat de Gentse filmreus in november 1991 zou uitpakken met een knallende tiende verjaardag. We zijn nu eenmaal de bioscoopactualiteit ontgroeid en moeten toegeven dat zelfs de comfortabele "vliegtuigzetels" van Decascoop het moeten afleggen tegen onze harde bureaustoel. Dit om duidelijk te stellen dat een bioscoopticket aan ons niet echt besteed is, maar dat neemt niet weg dat we "de cinema" steeds beschouwd hebben als een sociaal verschijnsel dat inherent deel uitmaakt van een deel van de bevolking. Dat mensen op gezette tijden de luie fauteuil in de huiskamer ontvluchten om ergens in de stad een film mee te pikken en het huiselijke TV-kastje gesloten laten, vinden we niet meer dan normaal. Film is een aantrekkelijk medium en wie daarvan kan genieten in een knusse omgeving heeft ongetwijfeld een mooie avond doorgebracht. De prestatie van de familie Bert om in Gent een indrukwekkende filmtempel neer te zetten verdient dan ook alle aandacht. In de lange filmgeschiedenis die Gent rijk is, werd nooit voordien
op een dergelijke ingrijpende wijze het uitgaansgedrag van de burger naar het grote scherm gedirigeerd. Dat Decascoop in zijn opzet slaagde is het duidelijkste bewijs dat Albert Bert en zijn medewerkers een "feeling" hadden voor "marketing" om het nu maar eens in het Nederlands te zeggen! En toch was ook "meneer Bert" eerder nederig begonnen in Harelbeke, waar hij in 1968 de zaal Majestic begon te runnen en van zijn vader de raad kreeg niet te veel kosten te maken. Albert Bert geloofde echter nog in de toekomst van de film en maakte in 1970 van zijn Westvlaamse Majestic de eerste duplexzaal in België. De formule sloeg aan en in 1972 begon de ambitieuze uitbater in Hasselt met een Trioscoop, drie zalen onder één dak, opgericht door mevrouw Claeys, z'n schoonzus. In 1975 volgde de Pentascoop in Kortrijk en kort nadien kwamen Kuurne, Waregem en Doornik aan de beurt. In 1979 ontvouwde Albert Bert zijn prestigieus plan om in Gent een Decascoop te bouwen. In een interview met de Amerikaanse krant "Los Angeles Times" verklaarde Bert achteraf dat de bankdirecteur, die hij contacteerde om de bouw van de Decascoop te financieren, hem aankeek alsof Christoffel Columbus in hoogsteigen persoon hem drie zeewaardige schepen en een goed kompas kwam vragen. In een periode toen iedereen ervan overtuigd was dat de televisie de doodsteek ging toebrengen aan alle bioscopen geloofde Bert in de aantrekkelijkheid van een kwalitatief hoogstaand filmaanbod in een comfortabele zaal, ondersteund door de meest moderne technische beeld- en klanksnufjes. Twee jaar later, op vrijdag 17 december 1981, waren vier zalen gebruiksklaar en werd de splinternieuwe Gentse filmtempel plechtig geopend. Nauwelijks een jaar nadien waren de tien geplande zalen afgewerkt en - gestimuleerd door het succes besloot Albert Bert er nog twee kleinere zalen aan toe te voegen. Daarmee was het totaal aantal zitplaatsen op 3360 gebracht. In 1983 werden in Decascoop zowat 73 % van alle Gentse bioscooptickets verkocht en in 1986 overschreed men voor het eerst de kaap van 1.200.000 bezoekers, een gemiddelde van 100.000 bezoekers per maand! Sindsdien sneuvelden bijna alle andere Gentse bioscopen en in 1990 haalde Decascoop ruim 90% van alle bioscoopbezoekers naar Ter Platen. De Sphinx, Studio Skoop en de twee overeind gebleven sekscinema's moeten de overige kruimels onder elkaar verdelen. Sinds het ontstaan van Decascoop kwamen al heel wat buitenlandse exploitanten het Gentse fenomeen bekijken. Het concept kreeg vooral in Duitsland een ruime navolging en zelfs de Amerikanen geven ridderlijk toe dat Decascoop de eerste bioscoop van wereldformaat is. Overtuigd door het succes van het Gentse project kwam nadien in Brussel Kinepolis tot stand, een complex met 7930 zetels in 25 zalen aan de Heizel. Ook hier hebben de families Bert en Claeys de touwtjes in handen, samen met de Gewestelijke Investeringsmaatschappij voor Vlaanderen. De Kinepolisgroep bereidt momenteel de komst van een "Metropolis" in Antwerpen voor. Hoe die Antwerpse telg er zal uitzien en wanneer hij precies zal geboren
worden is nog niet met zekerheid vast te leggen, maar ook daar zullen comfort en spitstechnologie de belangrijkste factoren zijn om de verwende doorsneeburger uit zijn luie Tv-zetel weg te lokken. Toen de gebroeders Lumière op 28 december 1895 in het "Grand Café" aan de Boulevard des Capucines in Parijs hun eerste flikkerende beelden projecteerden, kon niemand voorzien dat minder dan een eeuw later de beeldcultuur zo sterk onze samenleving zou overheersen. Een wereld zonder prentjes, zonder beelden, is nog nauwelijks denkbaar. Stripverhalen, foto's, dia's, film, televisie en radio tekenen het landschap van ons dagelijks leven. De meest indrukwekkende filmbeelden van deze eeuw zijn ongetwijfeld deze geweest van de eerste menselijke voetstappen op de maanbodem. Op dat ogenblik toonde film aan de hel wereld een stukje onmiskenbare en onvergetelijke realiteit. Voor de rest brengt het medium film ons in hoofdzaak ontspanning en illusie, maar daar heeft de mens nu eenmaal behoefte aan. Ook het Gentse publiek kwam spoedig in de ban van het nieuwe medium en verwelkomde de film in het begin van deze eeuw. Gent beleefde mee de opgang van de stomme film en later de geluidsfilm, werd nadien geboeid door de opkomst van de kleurenfilm en verloor uiteindelijk de concurrentiestrijd tegen de oprukkende en opdringerige televisie.
Waar we in 1956 meer dan dertig zalen telden, bleven er in 1976 nog hooguit 14 overeind en begin 1981 schoten er nauwelijks een tiental bioscopen over. Wijkzalen als Cameo, Ideal, Novy en Scala deden in de jaren zeventig verwoede pogingen om een gediversifieerd publiek aan te trekken. Van maandag tot en met donderdag programmeerden ze pikante films "Kinderen verboden", terwijl ze van vrijdag tot zondag een zo ruim mogelijk publiek over de vloer wilden krijgen met films "Voor allen". Uit de "Gouden Gids" van 1981 blijkt dat van alle wijkzaaltjes de Novy aan de Blazoenstraat het langst stand hield, hoewel ook deze zaal kort nadien definitief de deuren sloot. In de jaren zeventig kwam ook de vroegere Plaza aan de Korenmarkt in nieuwe handen en wist zich, na een grondige verbouwing tot drie afzonderlijke zalen, te handhaven onder de naam Calypso, nog later als de Sphinx. Behalve in Decascoop, Studio Skoop en Sphinx valt anno 1992 in Gent en ruime omgeving op filmgebied nog weinig te beleven. Alleen in het pikante genre slaagden een tweetal zalen erin het hoofd boven water te houden. Vlakbij de Dampoort probeerde de vroegere Normandie, nu Paris, nog een aantal Gentenaars te boeien die nooit in Hulst of Sluis kwamen. In het centrum bracht de ABC aan de Brabantdam sinds ettelijke jaren een overwegend (om niet te zeggen: uitsluitend) mannelijk publiek te lokken met veelbelovende foto's aan de ingang. Als toemaatje krijgt de filmfanaat er tijdens de pauze zelfs een live stripteasenummer van een of andere exotische godin bij. De bezoekers worden daarbij wel voor een dilemma geplaatst: voor de film zitten ze best achter in de zaal, tijdens de pauze is veeleer een plaats op de eerste rij aangewezen!
Naast deze eerder persoonlijke beschouwingen over het filmleven in Gent kunnen w ons ook de vraag stellen hoe het Gentse filmaanbod de voorbije honderd jaar geëvolueerd is. Aanvankelijk dachten we dat dit een onmogelijke opgave was, maar vrij spoedig bleek dat aan de RUG de jongste jaren heel wat aandacht aan dit onderwerp werd besteed. Met Prof. Van Eenoo als promotor kwamen het voorbije decennium een aantal licentiaatverhandelingen tot stand die de "filmconsumptie in Gent" bestuderen. Het filmgebeuren te Gent werd dus wel degelijk wetenschappelijk onderzocht in de groep "Geschiedenis, Nieuwste Tijden". (2) Omdat licentiaatverhandelingen meestal onuitgegeven blijven, hebben we gemeend een aantal vaststellingen uit de voorliggende wetenschappelijke studies te kunnen samenbrengen om op die manier "de cinema" in Gent van meer nabij te kunnen volgen. Het ligt niet in onze bedoeling een volledig overzicht van het Gentse filmaanbod te brengen. We hebben met deze bijdrage enkel de evolutie en de geografische spreiding van de zalen op het oog. Enkele oproepen in tijdschriften en kranten leverden veel waardevolle informatie op. Heel wat lezers,voornamelijk dan oudere mensen, gingen hun jeugdherinneringen omspitten en reageerden telefonisch of schriftelijk op onze vragen naar bijkomende informatie. We danken zeer oprecht al die informanten die ons op een of andere manier behulpzaam zijn geweest tijdens onze speurtocht naar Gentse bioscopen en die ons via de weg van de "oral history" heel wat nooit eerder gepubliceerde details konden bezorgen. Vóór de eerste wereldoorlog zal het aantal filmzalen in Gent zeer beperkt zijn geweest. De toen bestaande cinema's waren meestal "gemengde" zalen, waarmee we bedoelen dat ze niet specifiek als bioscoop waren opgericht, maar wel als danszaal of variététheater. De beschikbare ruimte werd af en toe aangewend om filmvoorstellingen te geven en enkele betere herbergen noemden zichzelf "BrasserieConcert-Cinéma". Zo waren de Victoria en de Salon eigenlijk in de eerste plaats danszalen, terwijl De Nieuwe Cirk reeds een stevige circustraditie achter de rug had vooraleer er in 1916 de eerste film gedraaid werd. Het "Grand Palais du Valentino", de latere zaal Coliseum aan de Kuiperskaai, was een spektakelzaal waar reeds in 1901 de cinema haar intrede deed. In 1905 werden films vertoond in het socialistisch lokaal "Ons Huis" aan de Vrijdagsmarkt, (3) hoewel we hier veeleer over een nieuwe attractie dan over een regelmatig filmaanbod kunnen spreken. Ook de Casino aan het Goudenleeuwplein was een variététheater. De beruchte Liberty Palace aan de Bagattenstraat was in de eerste plaats een danszaal, terwijl de Pathé in de Walpoortstraat een feite een schouwburg was (de latere Minard) die zich ook waagde aan het vertonen van films. De Carillon aan de Kortedagsteeg opende in 1914 als "Brasserie-Concert-Cinéma" in de gebouwen van de vroegere "Grand Garage Gantois", die zelf als garage begonnen was in de voormalige Wolweverskapel. De Modern Palace (later Select) werd eveneens in 1914 als "Brasserie-Concert-Cinéma" ingericht in het vroegere Hôtel de la Gare. Dit was ook
het geval met de ernaast gelegen "Oud Gend" die reeds in 1910 films draaide. Naast een aantal commerciële privé-initiatieven die de film in Gent ingang deden vinden bij een breder publiek, stellen we vast dat ook de politieke partijen niet ongevoelig bleven voor het nieuwe medium. Reeds vóór 1914 sprongen de politici op de film als ontspanning en zochten ze naar mogelijkheden om eigen zalen te verwerven. De liberalen openden in 1914 aan de Korenmarkt de zaal Patria (de huidige Sphinx), die toen nog haar ingang had aan de Van Stopenberghestraat. De katholieken die niet direct een bioscoop ter beschikking hadden, reageerden prompt door hun feestlokaal ter beschikking te stellen voor het draaien van films. Later zouden ze via diverse parochiezaaltjes trachten het filmaanbod voor hun geloofsgenoten onder controle te houden. De socialisten gingen er verbazend hard tegenaan en zagen in de film een mogelijkheid om de arbeidersklasse niet alleen te vermaken, maar ook een zekere culturele bagage mee te geven. De socialisten die her en der in de stad over wijkhuizen beschikten, deden ernstige pogingen om hun aanhang de nodige ontspanning te bezorgen en lagen aan de basis van verscheidene wijkbioscopen. Het begon in de Bagattenstraat waar de socialisten in 1896 het lokaal kochten van de Société Royale des Choeurs, een ontbonden liberale koormaatschappij. De zaal werd als cultureel en recreatief centrum ingericht en vanaf september 1908 startten in de "Choeurs" de wekelijkse zondagavondfilmvoorstellingen. De films werden geleverd door het huis Pathé in Parijs en een toegangskaartje kostte toen vijftien centiemen. (4) Na de opening van het feestlokaal Vooruit aan de Sint-Pietersnieuwstraat verloor de Choeurs veel van haar oorspronkelijke aantrekkingskracht. Toch bleef men er films draaien tot in 1924. Vandaag treffen we op dezelfde plaats een autogarage aan. De tuin, waar driekwart eeuw geleden films werden vertoond in openlucht, is nu een overkoepeld automagazijn geworden.(5) Cinema Vooruit zelf werd in 1914 ingericht in het feestlokaal van Vooruit en reeds in 1912 werden films gedraaid in de socialistische wijklokalen Vooruitzicht (Meulestedesteenweg) en Vrijheid door Broederschap (Zwijnaardesteenweg). Aan de Ledebergse Langestraat organiseerde men reeds in 1910 filmvoorstellingen in het lokaal van de socialistische coöperatieve "De Werkman". Daar waren elke zaterdag-, zondag- en maandagavond "cinematografische voorstellingen" en op zondag gaf men er twee extra matinees.(6) In de wijkclub van de Heuvelpoort "Vrijheid door Broederschap"(7) kostte een filmticket 25 centiemen in 1913 en elke bezoeker mocht gaan zitten waar hij wou.(8) Vóór 1913 konden we geen volledige bioscopenlijst terugvinden, maar Gent telde toen minstens 11 zalen die als bioscoop bekend stonden of waar regelmatig films werden gedraaid. In 1919 waren er reeds 22 en tijdens de oorlogsjaren moeten er meer zijn geweest, aangezien vóór het einde van de oorlog reeds enkele zalen verdwenen waren. De gegevens over het Gentse filmaanbod vóór 1920 zijn zeer
schaars en laten zeker niet toe er enige verantwoorde conclusie uit te trekken. De film stond nog in zijn kinderschoenen en oefende als nieuw fenomeen uiteraard een grote aantrekkingskracht uit op het nieuwsgierige pubkliek. Opvallend is tevens dat tijdens de oorlogsjaren het aantal zalen toenam, wat erop wijst dat "cinema" het ontspanningsmiddel bij uitstek was voor burgers en militairen. Eveneens tijdens de eerste wereldoorlog maakte de activistische beweging dankbaar gebruik van de bestaande bioscoopinfrastructuur om in diverse wijkzalen propagandistische meetings te houden. Jan Wannijn, Jules Tack (toen nog directeur van de Braeckmanschool in St-Amandsberg) en vooral Rika Van Overberghe waren veel gevraagde en geestdriftig toegejuichte sprekers. In die wijken waar geen bioscopen bestonden, hielden de activisten hun bijeenkomsten in herbergen met een afzonderlijke zaal, want de meetings werden steeds druk bijgewoond. In het activistische blad "De Vlaamse Smeder" vonden we in 1918 de volgende bioscopen waar de Vlaamsgezinden hun propaganda-avonden organiseerden: Flora (Kapellestraat, Gentbrugge), Royal (Sleepstraat), Scaldis (Heernislaan), Nord (Brugse Poort), Regina (Hoogstraat, StAmandsberg), Victoria (Nieuwland), De Vrede (Vredestraat, Gentbrugge), De Vier Winden (Heuvelpoort), Colonia (Brusselsestraat), Casino (Gontrodestraat, Gentbrugge), Noord (Toekomststraat, St-Amandsberg), en Alcazar (Muide). Verslagen van de wijkmeetings leren ons dat de Scaldis aan de Heernislaan ruim 600 personen kon bevatten; de Royal aan de Sleepstraat telde tijdens een bepaalde meeting 1200 aanwezigen en de Nord aan de Brugsepoort bood zelfs plaats aan 1400 belangstellenden.(9) In "De Noorderklok" van 19 oktober 1930 lezen we het relaas van de Walhalla aan de St-Joriskaai, waar ook activistische meetings werden georganiseerd en die op 13 november 1918 in brand werd gestoken. Pas vanaf 1920 kunnen we met een zekere graad van nauwkeurigheid nagaan hoe sterk "de cinema" in Gent was doorgedrongen. De aanwezigheid van 16 zalen in Gent is verrassend hoog voor het jaar 1920, maar bewijst meteen dat voor het jonge medium film in onze stad een publiek bestond. De zalen in 1920 waren: 1. Alcazar, Muidepoort 2. Carillon, Kortedagsteeg 14 3. Casino, Goudenleeuwplein 7 4. Choeurs, Bagattenstraat 42 5. Cinéma des Familles, Vlaanderenstraat 61 6. Coliseum, Kuiperskaai 21 7. Liberty Palace, Bagattenstraat 15 8. Majestic, Veldstraat 34 9. Modern Palace, Statiestraat 46 10. Nieuwe Cirk, Lammerstraat 11. Nord I , Noordstraat 16 12. Oud Gend, Wilsonplein 7 13. Pathé, Walpoortstraat 15
14. Patria, St-Michielshelling 5-6 15. Verbroedering, Meibloemstraat 88 16. Vooruit, St-Pietersnieuwstraat (10) Vijf jaar later -de oorlogsellende was toen al een beetje vergeten- was het aanbod reeds gevoelig uitgebreid. De film als ontspanningsmiddel had heel wat aan belang gewonnen en in Gent kon men in de jaren twintig zonder moeite een geïnteresseerd publiek bereiken. In 1925 telde men volgende zalen: 1. Alcazar 2. Alhambra, Peterseliestraat 186 , nu Blazoenstraat 3. Carillon 4. Casino 5. Cinéma des Familles 6. Coliseum 7. Flora, Holstraat 40 8. Ideal, Wondelgemstraat 39 9. Liberty Palace 10. Majestic 11. Nieuwe Cirk 12. Nord I 13. Nord II , Sint-Salvatorstraat 458 14. Odeon, Bevrijdingslaan 204 15. Oud Gend 16. Palace , Korenmarkt 17. De Parc, St-Pietersplein 46 18. Du Parc II, Antwerpsesteenweg 57 19. Pathé 20. Rabot, Wondelgemstraat 44 21. Royal, Sleepstraat 69 22. Select, Wilsonplein 23. Splendid, Sint-Michielshelling 5-7 24. Verbroedering 25. Vooruit 26. Vooruitzicht, Meulestedesteenweg 141 27. Vrijheid door broederschap, Zwijnaardsesteenweg 165 Het was de tijd van de stomme film toen nog een pianist of een "petit orchestre" werd ingehuurd om de nodige muzikale klanken te produceren die de vertoonde beelden moesten begeleiden. De jaren 1926-1930 waren ongetwijfeld overgangsjaren in de filmindustrie en een aantal zalen bleek onvoorbereid op de komst van de klankfilm. Toch had het verdwijnen van enkele zalen meer te maken met de strenger wordende wetgeving dan met de nieuwe klankfilm, aangezien de eerste klankfilm ("The Jazz Singer" van Warner Bros) pas in juli 1930 in de Majestic werd gedraaid.
In 1929 telde Gent 20 zalen: 1. Alcazar 2. Alhambra 3. Carillon 4. Casino 5. Coliseum 6. Flora 7. Ideal 8. Majestic 9. Nieuwe Cirk 10. Nord I 11. Nord II 12. Odeon 13. Oud Gend 14. Palace 15. Du Parc 16. Pathé 17. Select 18. Splendid 19. Vooruit 20. Vrijheid door Broederschap Aan de hand van bovenstaande lijsten is de evolutie in de jaren ´20 vlug geschetst. Vooreerst zijn er de zalen die reeds bestonden in 1920 en ook nog in 1929 bedrijvig waren: Alcazar, Carillon, Casino, Coliseum, Majestic, Nieuwe Cirk, Nord I, Oud Gend, Pathé en Vooruit. De Patria aan de St-Michielshelling bleef ook bestaan, maar wijzigde in 1921 zijn naam in Regent en werd vanaf 1925 Splendid genoemd. Tijdens dezelfde periode verdween de Choeurs, terwijl Modern Palace in 1921 zijn naam veranderde in Select. Het zou gevaarlijk zijn definitieve besluiten te trekken uit een eenvoudige vergelijking van bovenstaande lijsten. Over cinema Rabot, vanaf 1926 Scala genoemd, konden we enkel mondelinge getuigenissen optekenen. De Royal, die van 1915 tot de jaren zeventig een ononderbroken bestaan kende, wordt enkel vermeld in de lijst van 1925. Cinema Verbroedering, die in de lijst van 1929 niet meer voorkomt, bleef toch verder bestaan en kreeg jaren later nog de namen King George en Rio. Hetzelfde kunnen we zeggen over zaal Vooruitzicht die later de naam Scaldis kreeg. Wat er na 1925 gebeurde met Cinéma des Familles en Liberty Palace blijft voorlopig duister. Het is dus onmogelijk om -aan de hand van bovenstaande lijsten- de evolutie van het zalenaanbod nauwkeurig te volgen. Zelfs al is de lijst van 1929 niet volledig, toch
kunnen we stellen dat tijdens het interbellum het zalenaanbod in Gent en aanpalende gemeenten snel uitbreiding nam. Een kleine steekproef wees uit dat in 1932 ten minste 33 zalen als bioscoop bekend stonden in Gent, Ledeberg, Gentbrugge en Sint-Amandsberg. Nadia De Brouwer klaagt in haar licentiaatsverhandeling (p.21) terecht de onvolledigheid en de onnauwkeurigheid van de beschikbare bronnen aan. Een staaltje van slordigheid is ongetwijfeld de " Annuaire belge du cinéma" uit 1932 die Cinema Albertum situeert aan de "Chaussée de Meirelbeke" daar waar het onbetwistbaar "Chaussée de Meulestede" (nu Muidepoort) moet zijn. Een vergelijking tussen genoemde "Annuaire" en de "Wegwijzer van Gent" uit 1932 levert trouwens verrassende resultaten op. Beide bronnen vermelden tien zalen, maar enkel Albertum, Alhambra en Ganda komen in beide lijsten voor. De "Wegwijzer" kent zeven andere zalen, waaronder één in St-Amandsberg en één in Gentbrugge. De "Annuaire" noemt ook zven zalen maar vermeldt geen zalen in de randgemeenten. Daarentegen maakt deze laatste bron gewag van een verder totaal onbekend gebleven "Cinema Demayer" in de St-Amandsstraat en wordt de bioscoop aan de Muidepoort vermeld als Albertum en als Alcazar, net alsof het twee verschillende zalen betrof ! Het is één grote warboel waarbij zelfs de meest nuchtere geest het hoofd zou verliezen. Iedere vorser die zich in de geschiedenis van de Gentse bioscopen wenst te verdiepen is dus onvermijdelijk aangewezen op de "oral history". Enkel het ter plaatse gaan bevragen van betrouwbare wijkbewoners kan enige klaarheid brengen. Deze tijdrovende manier van werken heeft ons in staat gesteld om een groot aantal foutieve beweringen uit de geraadpleegde verhandelingen en uit de bestaande literatuur te weerleggen. Dit betekent uiteraard niet dat alle vragen nu opgelost zijn. Voor enkele filmzalen zijn ook onze gegevens zeer schaars of zelfs nihil. Het is een spijtige vaststelling, maar wellicht is het nu reeds te laat om de volledige geschiedenis van de Gentse cinema's te schrijven. In 1933 telde Gent (zonder de randgemeenten) volgende 23 bioscopen: 1. Alhambra 2. Capitole 3. Carillon 4. Coliseum 5. Du Parc 6. Du Parc II 7. Flora 8. Forum 9. Ganda 10. Ideal 11. Majestic 12. Moderne 13. Nieuwe Cirk
Peterseliestraat 186 Graaf van Vlaanderenplein 3-4 Kortedagsteeg 14 Kuiperskaai 21 Sint-Pietersplein 46 Antwerpsesteenweg 57 Holstraat 40 Ryhovelaan 210 Bevrijdingslaan 204 Wondelgemstraat 39 Veldstraat 34 Drongensesteenweg 4 Sint-Pietersnieuwstraat 11
14. Nord I 15. Nord II 16. Oud Gent 17. Palace 18. Rex 19. Royal 20. Select 21. Vooruit 22. Vooruitzicht 23. Vrijheid door Broederschap
Noordstraat 16 Sint-Salvatorstraat 458 Wilsonplein 7 Sint-Michieslhelling 5-6 Maria-Hendrikaplein 11 Sleepstraat 69 Wilsonplein Sint-Pietersnieuwstraat 29 Meulestedesteenweg 141 Zwijnaardesteenweg 165
We kunnen ons goed voorstellen dat het voor de verschillende thesisstudenten die zich over de Gentse filmgeschiedenis hebben gebogen niet steeds even gemakkelijk was om alle Gentse bioscopen jaar na jaar te blijven volgen. Ze waren namelijk in de eerste plaats aangewezen op de wekelijkse filmprogramma's die in de kranten werden afgedrukt. Dergelijke informatie was zeker niet altijd volledig en afhankelijk van hun eigen strekking gingen de kranten daarbij zeer selectief te werk. Het Volk en De Gentenaar gingen liever over de kop dan programma's van Vooruit in hun filmrubriek op te nemen, terwijl Vooruit en Het Laatste Nieuws vanzelfsprekend de uitgesproken katholieke zalen uit hun filmkolom weerden. Waar in 1939 nog 31 bioscopen geteld werden, vinden we begin 1940 nog 24 cinema's terug. Het gaat over volgende zalen: 1. Astrid 2. Capitole 3. Cineac 4. Ciné Du Parc II 5. City 6. Forum 7. Ganda 8. Ideal
9. Leopold III 10. Luxor 11. Majestic 12. Metropole 13. Nord 14. Nova 15. Novy 16. Odeon
17. Oud Gent 18. Palace 19. Rex 20. Royal 21. Savoy 22. Select 23. Vooruit 24. Vriendenkring
Vooreerst vallen enkel eigenaardigheden op. De zalen Ciné Du Parc II en Royal, die niet meer voorkwamen in de lijst van 1929, vinden we begin 1940 terug. Ze waren dus niet verdwenen, maar werden misschien toevallig in de kranten van 1929 niet opgenomen, ofwel bleven ze gedurende een relatief korte periode gesloten. Hoe dan ook, beide zalen was een tamelijk lang leven beschoren. Toch is voorzichtigheid geboden bij het lezen van bepaalde beweringen in de geraadpleegde licentiaatsverhandelingen. Zo beweert Hilde De Martelaer dat Gent er in 1940 drie nieuwe zalen had bijgekregen: Nova, Luxor en Ciné Du Parc II. (11) Dit is pertinent onjuist. De zaal Luxor aan de Drongensesteenweg was in 1940 niet nieuw, maar kreeg wel een nieuwe naam. Voordien en zeker reeds sinds1933 heette ze Moderne. Ciné Du Parc II, Antwerpsesteenweg 57, bestond reeds in 1925, (12) was mogelijks een tijdje inactief, maar mag in 1940 zeker niet als een nieuwe zaal worden beschouwd. De zaal Nova werd vóór de oorlog waarschijnlijk niet
opgenomen in de filmrubriek van de Gentse kranten, maar dit betekent zeker niet dat ze nog niet bestond. Lokaalhistorisch onderzoek heeft uitgewezen dat de Nova een bioscoop was met een sterke parochiale binding. Ingevolge het bouwen van een grote groep sociale woningen aan de St-Bernadettestraat had het bisdom Gent zich akkoord verklaard met het oprichten van een hupparochie in die wijk, onder de supervisie van de pastoor van St-Amandsberg. Pastoor Cyriel Palms kreeg het in 1935 voor elkaar om op St-Bernadette een houten noodkerkje te plaatsen en het was zijn onderpastoor Armand Van Hevele die de opdracht kreeg om zich om die snel uitbreidende arbeiderswijk te bekommeren. Pastoor Palms was realist genoeg om te beseffen dat men de inwoners van die volkswijk niet met hel en duivels kon bedreigen als ze het waagden naar "verderfelijke" films in de stad te gaan kijken. Door op 15 februari 1936 de zaal Nova aan te kopen slaagde hij erin zijn parochianen een deftig filmaanbod te bezorgen en kon hij op een min of meer onopvallende manier controle uitoefenen op wat er vertoond werd. De Nova ontstond dus niet in 1940, maar in 1936.