GISTEL RUP KOM NOORD STEDENBOUWKUNDIGE VOORSCHRIFTEN voorontwerp
Gemeentebestuur Gistel
BURO II Roeselare, 3 juli 2009
1
Titel
:
GISTEL RUP Kom Noord
Subtitel
:
STEDENBOUWKUNDIGE VOORSCHRIFTEN Voorontwerp
Projectnummer
:
Referentienummer
:
Revisie
:
d
Datum
:
3 juli 2009
Auteurs
:
Maarten Vansteenhuyse, Rien Gellynck
E-mail adres
:
[email protected]
Gecontroleerd door
:
Christophe Cneut
2
3699
Gezien en voorlopig goedgekeurd door de gemeenteraad in vergadering van …
Zegel van gemeente
de
Zegel van gemeente
de
Zegel van gemeente
de
Op bevel, De secretaris, de burgemeester, Lieven Wydooghe Bart Halewyck Het college van burgemeester en schepenen verklaart dat onderhavig RUP voor eenieder ter inzage heeft gelegen van …..….. tot …………
Namens het College
Op bevel, De secretaris, de burgemeester, Lieven Wydooghe Bart Halewyck
Gezien en definitief aangenomen door de gemeenteraad in vergadering van …………
Op bevel, De secretaris, de burgemeester, Lieven Wydooghe Bart Halewyck
Verantwoordelijk ruimtelijk planner,
Maarten Vansteenhuyse
3
1 Algemene bepalingen
1.1 Bestaande situatie De bestaande vergunde of vergund geachte en niet-verkrotte gebouwen, die niet voldoen aan de stedenbouwkundige voorschriften van dit ruimtelijk uitvoeringsplan, mogen verbouwd en gerenoveerd worden. Een uitbreiding van de bestaande bebouwing buiten de stedenbouwkundige voorschriften van dit uitvoeringsplan is daarentegen niet toegelaten. Bij herbouw of nieuwbouw van een gedeelte of van het gehele gebouw, moet de nieuwe bebouwing beantwoorden aan de stedenbouwkundige voorschriften van dit ruimtelijk uitvoeringsplan. De bestaande vergunde activiteiten kunnen behouden blijven. Nieuwe activiteiten moeten beantwoorden aan de stedenbouwkundige voorschriften van dit ruimtelijk uitvoeringsplan.
1.2 Bepaling omtrent bebouwingspercentage (terreinbezetting) Het bebouwingspercentage of de terreinbezetting is de verhouding van de bebouwde grondoppervlakte van één of meer bouwwerken (verhardingen en dergelijke constructies, welke geen gebouwen zijn, niet inbegrepen) op één terrein of perceel ten aanzien van de totale oppervlakte van het terrein of perceel binnen betrokken bestemmingszone.
1.3 Bepaling omtrent hoogte De hoogte van het gebouw wordt gemeten vanaf het aanzetpeil van de inkomdorpel tot bovenkant kroonlijst. Het aanzetpeil van de inkomdorpel ligt maximum 0,40 meter hoger dan het peil van het openbaar domein gemeten op de rooilijn ter hoogte van de inkomdorpel. Het aantal volle bouwlagen wordt gerekend tussen de inkomdorpel en de bovenkant kroonlijst. Bij vaststelling van hoogte gerekend in aantal bouwlagen wordt aan een bouwlaag een maximum hoogte van 3,20 meter toebedacht, tenzij dit anders wordt bepaald in de betrokken zonevoorschriften (bijvoorbeeld bij wijze van maximale kroonlijst- en/of nokhoogte).
4
2 Specifieke voorschriften
2.1 Zone voor wonen in gesloten of halfopen bebouwing 2.1.1 Bestemming
Deze zone is bestemd voor ééngezinswoningen van het type gesloten of halfopen bebouwing.
Hoofdbestemming: wonen
Nevenbestemming: maximaal 30% van de totale vloeroppervlakte (bijgebouwen niet inbegrepen) – mag bestemd zijn voor detailhandel, diensten, horeca, kantoren,vrije beroepen, ...
2.1.2 Inrichting Bij gekoppelde bebouwing: de vormgeving, dakhelling en het aantal bouwlagen van de eerst vergunde woning zijn richtinggevend voor de andere woningen. De gevelmaterialen dienen harmonisch te zijn. Bij het bouwen op een perceel met een bestaande gevel op een of op beide zijkavelgrenzen moet ofwel met de nieuwe bebouwing tegen deze gevel(s) aangesloten worden en moet de voorgevelbouwlijn over een breedte van min. 0,60 m doorlopen, ofwel moeten bij niet gelijke aansluiting de eventueel nog niet met parament uitgevoerde bouwdelen van de buurgebouwen met parament worden afgewerkt. 2.1.3 Dimensioneringen qua terrein en bezetting
Plaatsing t.o.v. de rooilijn: het bestaande straatbeeld is richtinggevend voor de inplanting t.o.v. de rooilijn. Waar op het bestemmingsplan een verplichte voorbouwlijn is opgegeven, dient die voor minimum 2/3 te worden gerespecteerd.
Plaatsing t.o.v. de zijkavelgrenzen: • hetzij 0 m; • hetzij min. 3 m bij half open bebouwing.
Plaatsing t.o.v. de achterkavelgrens: • Gelijkvloerse bijgebouwen mogen op de achterperceelsgrens worden opgericht. • De afstand tussen het hoofdgebouw en de achterkavelgrens bedraagt min. 10 m.
Minimale kavelbreedte: 6m behoudens bestaande toestand.
Parkeren: Bij iedere bouwaanvraag voor een perceel met een gevelbreedte van meer dan 7,5 meter moet per woongelegenheid op privaat domein minimum één parkeerplaats worden voorzien.
5
Bij iedere bouwaanvraag waarbij bijkomende woongelegenheden worden voorzien moet worden aangetoond hoe de parkeerbehoefte zal worden opgevangen. Hierbij moet worden uitgegaan van minimum 1 parkeerplaats op privaat domein (garage, carport, ...) per woning.
Garagepoorten Een garagepoort kan in de voorgevel van het hoofdgebouw worden ingeplant indien de gevelbreedte minimum 7,5 meter bedraagt. De poort mag maximaal 40% van de gevelbreedte innemen.
Maximale terreinbezetting: Maximaal 60% van de perceelsoppervlakte binnen deze zone mag worden bebouwd, inclusief bijgebouwen. Indien de bestaande bebouwing dit maximum reeds overstijgt, dan geldt bij verbouwingen het bestaande regelmatige vergunde bezettingspercentage + 10% als maximum voor mogelijk functionele aanpassingen bij noodwendigheden.
2.1.4 Dimensioneringen constructies en vormgeving
Maximale bouwdiepten: wordt gerekend vanaf de voorbouwlijn. • gelijkvloers: 20 m • verdieping: 12 m, uitbouwen niet inbegrepen. Uitbouwen zijn maximum 0,60 m diep en op min. 0,60 m van de zijperceelsgrenzen. Om een volwaardige aansluiting te kunnen maken aan een aanpalende wachtgevel (buurwonig is dieper dan het toegelaten gabariet), kan mits voldoende motivatie hier plaatselijk worden afgeweken.
Bouwhoogte: • Maximum 2 bouwlagen + dakvolume; • De kroonlijsthoogte wordt beperkt tot 6,5 m en de nokhoogte tot maximum 12 m.
Dakvorm: • Vrij. Horizontale delen in het dak om de maximale nokhoogte van 12 niet te overschrijden zijn niet toegelaten.
6
• Bij aanbouw aan bestaande bebouwing moet rekening gehouden worden met de bestaande bebouwing waaraan wordt aangebouwd. Dit houdt in dat zowel het volume als de vormgeving een architectonisch verantwoorde aansluiting met de bestaande bebouwing dient te voorzien.
Bijgebouwen: Afzonderlijke bijgebouwen dienen te bestaan uit max. 1 bouwlaag. De nokhoogte wordt beperkt tot 3 m + de helft van de afstand tot de dichtstbijzijnde perceelsgrens met een max. van 5 m. De dakvorm is vrij. De oppervlakte mag max. 20% van de tuinoppervlakte bezetten tot een maximum van 40 m².
Carports Carports kunnen in de bouwvrije zijstrook worden toegelaten. Ze moeten minimum 4 m achter de voorbouwlijn worden aangezet en aan minimum 3 zijden open worden gehouden. Wanneer aan de tuinzijde van de carport een fietsberging wordt voorzien, kan hiervan worden afgeweken. In dit laatste geval mag de tuinzijde worden afgesloten. De dakhoogte is beperkt tot 2,5 meter. De oppervlakte (projectie dakvlak) wordt meegerekend in het maximum toelaatbaar oppervlak bijgebouwen.
2.1.5 Inrichting van de niet bebouwde delen. De niet-bebouwde delen van het perceelsdeel gelegen binnen de zone, dienen te worden ingericht als tuin. Maximum 1/3 van de oppervlakte van deze perceelsdelen mag worden verhard t.b.v. toegangen tot de bebouwing binnen de zone, oprit, parkeervoorzieningen, terrassen, tuinpaden en andere constructies geen gebouw zijnde. 2.1.6 Afsluitingen In de voortuin (zone gelegen tussen de voorbouwlijn van de voorgevel en de rooilijn) zijn afsluitingen in metselwerk, paaltjes met draad en/of levende hagen toegestaan. De muurtjes in metselwerk kunnen maximum 0,5 meter hoog worden opgetrokken. De paaltjes met draad (al of niet gebouwd op een muurtje van 0,5 meter) en/of levende haag kunnen tot maximum 1 meter hoog worden toegestaan. In de overige tuinzone mogen deze hoogtes oplopen tot maximaal 2 m.
2.2 Zone voor wonen in open bebouwing 2.2.1 Bestemming De zone is bestemd voor open eengezinsbebouwing.
Hoofdbestemming: wonen
7
Nevenbestemming: maximum 30% van de totale vloeroppervlakte (bijgebouwen niet inbegrepen) mag bestemd zijn voor detailhandel, diensten, horeca, kantoren, vrije beroepen.
2.2.2 Dimensioneringen qua terrein en bezetting
Plaatsing t.o.v. de rooilijn: minimum 5 m. Bestaande en vergunde bebouwing die dichter staat mag met behoud van de voorbouwlijn verbouwd worden. Bij herbouwen dient de minimum afstand van 5 m gerespecteerd.
Plaatsing t.o.v. de zijkavelgrenzen: Min. 4 m bij 2 bouwlagen; deze afstand kan op 3 m worden gebracht bij toepassing van maximaal 1 bouwlaag en indien de kroonlijsthoogte wordt beperkt tot 3 m.
Plaatsing t.o.v. de achterkavelgrens: • Gelijkvloerse bijgebouwen mogen op de achterperceelsgrens worden opgericht. • De afstand tussen het hoofdgebouw en de achterkavelgrens bedraagt min. 8 m.
Minimale kavelbreedte: • Min. 18 m bij open bebouwing.
Maximale terreinbezetting: Maximaal 40% van de perceelsoppervlakte binnen deze zone mag worden bebouwd, inclusief bijgebouwen (zwembad en aanhorigheden niet inbegrepen). Indien de bestaande bebouwing dit maximum reeds overstijgt, dan geldt bij verbouwingen het bestaande regelmatige vergunde bezettingspercentage + 10% als maximum voor mogelijk functionele aanpassingen bij noodwendigheden.
2.2.3 Dimensioneringen constructies en vormgeving
Maximale bouwdiepten: wordt gerekend vanaf de voorbouwlijn. • Gelijkvloers: 20 m • verdieping: 15 m
8
Bouwhoogte:
• Maximum 2 bouwlagen + dakvolume; • De kroonlijsthoogte wordt beperkt tot 5,5 m en de nokhoogte tot 9 m.
Dakvorm: Vrij. Horizontale delen in het dak om de maximale nokhoogte van 9 niet te overschrijden zijn niet toegelaten. De hoek van de dakhelling mag niet scherper zijn dan 55 graden.
Parkeren: Per woongelegenheid moet minimum één parkeerplaats worden voorzien op privaat domein.
Bijgebouwen: Afzonderlijke bijgebouwen dienen te bestaan uit max. 1 bouwlaag. De nokhoogte wordt beperkt tot 3 m + de helft van de afstand tot de dichtstbijzijnde perceelsgrens met een max. van 5 m. De dakvorm is vrij. De oppervlakte mag max. 20% van de tuinoppervlakte bezetten tot een maximum van 40 m².
Carports: Carports kunnen in de bouwvrije zijstrook worden toegelaten. Ze moeten minimum 3 m achter de voorbouwlijn worden aangezet en aan minimum 3 zijden open worden gehouden. Wanneer aan de tuinzijde van de carport een fietsberging wordt voorzien, kan hiervan worden afgeweken. In dit laatste geval mag de tuinzijde worden afgesloten. De dakhoogte is beperkt tot 2,5 meter. De oppervlakte (projectie dakvlak) wordt meegerekend in het maximum toelaatbaar oppervlak bijgebouwen.
2.2.4 Inrichting van de niet bebouwde delen De niet-bebouwde delen van het perceelsdeel gelegen binnen de zone, dienen te worden ingericht als tuin. Maximum 1/3 van de oppervlakte van deze perceelsdelen mag worden verhard t.b.v. toegangen tot de bebouwing binnen de zone, oprit, parkeervoorzieningen, terrassen, tuinpaden en andere constructies geen gebouw zijnde. 2.2.5 Afsluitingen In de voortuin (zone gelegen tussen de voorbouwlijn voorgevel en de rooilijn) zijn afsluitingen in metselwerk, paaltjes met draad en/of levende hagen toegestaan. De muurtjes in metselwerk kunnen maximum 0,5 meter hoog worden opgetrokken. De paaltjes met draad (al of niet gebouwd op een muurtje van 0,5 meter) en/of levende haag kunnen tot maximum 1 meter hoog worden toegestaan.
9
In de overige tuinzone mogen deze hoogtes oplopen tot maximaal 2 m. Op hoekpercelen kan de afsluiting langs de zijgevel eveneens tot 2 m worden opgetrokken. Ter hoogte van de perceelsgrens kan de 2 meter hoge afsluiting worden doorgetrokken (zie schema).
De voortuinen die aansluiten met de zone voor openbare wegenis, gebruikt door langzaamverkeer en aangelanden(zie bestemmingsplan), kunnen eveneens tot 2 m hoogte worden opgetrokken.
2.3 Zone voor wonen in vrijstaande bebouwing 2.3.1 Bestemming
De zone is bestemd voor open ééngezinsbebouwing.
Hoofdbestemming: wonen.
Nevenbestemming: maximum 30% totale oppervlakte( bijgebouwen niet inbegrepen) mag bestemd zijn voor detailhandel, diensten, horeca, kantoren,vrije beroepen…
2.3.2 Dimensionering en bezetting
Plaatsing t.o.v. de rooilijn: minimum 5 m. Bestaande en vergunde bebouwing die dichter staat, mag met behoud van de voorbouwlijn verbouwd worden. Bij herbouwen dient de minimum afstand van 5 m gerespecteerd.
Plaatsing t.o.v. de zijkavelgrenzen: Min. 4 m bij 2 bouwlagen; deze afstand kan op 3 m worden gebracht bij toepassing van maximaal 1 bouwlaag en indien de kroonlijsthoogte wordt beperkt tot 3 m.
10
Plaatsing t.o.v. de achterkavelgrens: • Gelijkvloerse bijgebouwen mogen op de achterperceelsgrens worden opgericht. • De afstand tussen het hoofdgebouw en de achterkavelgrens bedraagt min. 10 m.
Minimale kavelbreedte: Bestaande kavels kunnen niet worden opgesplitst of verkaveld.
Maximale terreinbezetting: Maximaal 40% van de perceelsoppervlakte binnen deze zone mag worden bebouwd, inclusief bijgebouwen (zwembad en aanhorigheden niet inbegrepen), dit tot een maximum van 350 m² maximale terreinbezetting. Indien de bestaande bebouwing dit maximum reeds overstijgt, dan geldt bij verbouwingen het bestaande regelmatige vergunde bezettingspercentage + 10% als maximum voor mogelijk functionele aanpassingen bij noodwendigheden.
Parkeren: Per woongelegenheid moet minimum één parkeerplaats worden voorzien op privaat domein.
2.3.3 Dimensioneringen constructies en vormgeving
Bouwhoogte: max. 2 bouwlagen + dakvolume
Dakvorm: vrij
Bijgebouwen: Afzonderlijke bijgebouwen dienen te bestaan uit max. 1 bouwlaag. De oppervlakte mag max. 60 m² bedragen. De dakvorm is vrij. De nokhoogte wordt beperkt tot 3 m + de helft van de afstand tot de dichtstbijzijnde perceelsgrens met een max. van 5 m.
2.3.4 Inrichting van de niet-bebouwde delen De niet-bebouwde delen van het perceelsdeel gelegen binnen de zone dienen te worden ingericht als tuin. Maximum 1/3 van de oppervlakte van deze perceelsdelen mag worden verhard t.b.v. toegangen tot de bebouwing binnen de zone, oprit, parkeervoorzieningen, zwembaden, terrassen, tuinpaden en andere constructies geen gebouw zijnde. 2.3.5 Afsluitingen In de voortuin (zone gelegen tussen de voorbouwlijn en de rooilijn) zijn afsluitingen in metselwerk, paaltjes met draad en/of levende hagen zijn toegestaan. De muurtjes in metselwerk kunnen maximum 0,5 meter hoog worden opgetrokken. De paaltjes met draad (al of niet gebouwd op een muurtje van 0,5 meter) en/of levende haag kunnen tot maximum 1 meter hoog worden toegestaan. In de overige tuinzone mogen deze hoogtes oplopen tot maximaal 2 m.
11
De voortuinen die aansluiten met de zone voor openbare wegenis, gebruikt door langzaamverkeer en aangelanden (zie bestemmingsplan), kunnen eveneens tot 2 m hoogte worden opgetrokken.
2.4.1 Zone voor wonen in één vrijstaande woning 2.4.1.1
Bestemming
Hoofdbestemming: wonen (ééngezinstype)
Nevenbestemming: maximum 30% totale oppervlakte (bijgebouwen niet inbegrepen) mag bestemd zijn voor detailhandel, diensten, horeca, kantoren,vrije beroepen, …
2.4.1.2
Dimensioneringen constructies en vormgeving
Bouwhoogte: max. 2 bouwlagen + dakvolume
Maximale terreinbezetting: Maximaal 40% van de zone mag worden bebouwd, inclusief bijgebouwen, (zwembad en aanhorigheden niet inbegrepen).
Dakvorm: vrij
2.4.1.3
Inrichting van de niet bebouwde delen
De niet-bebouwde delen van het perceelsdeel gelegen binnen de zone, dienen te worden ingericht als tuin.
2.4.2 Zone voor privaat groen 2.4.2.1
Bestemming
Hoofdzakelijk bestemd als tuin met parkachtig karakter. Het bestaand bomenpatrimonium moet hierbij zo maximaal mogelijk worden bewaard. In de zone zijn maximum twee nutsgebouwen toegelaten met uitsluiting van beroepsaktiviteiten, bestemmingen met een maximale grondoppervlakte van 30 m². De bijgebouwen dienen te bestaan uit max. 1 bouwlaag. De nokhoogte wordt beperkt tot 3 m + de helft van de afstand tot de dichtstbijzijnde perceelsgrens met een max. van 5 m. 2.4.2.2
Afsluitingen
De afsluitingen kunnen bestaan uit metselwerk, paaltjes met draad en/of levende hagen. De muurtjes in metselwerk kunnen maximum 1 meter hoog worden opgetrokken. De paaltjes met draad (al of niet gebouwd op een muurtje van 1 meter) en/of levende haag kunnen tot maximum 2 meter hoog worden toegestaan.
12
2.4.3 nabestemming projectzone Wanneer de mogelijkheden van de projectzone worden benut, vervallen de mogelijkheden van de onderliggende bestemmingszones binnen de perimeter van de nabestemming. Indien gebruik gemaakt wordt van de projectzone kan een kleinschalig woonproject met openbaar groen op de site worden voorzien. Deze projectzone zal een aanvullende woontypologie vormen in een residentieel gebied met hoofdzakelijk open bebouwing. Binnen de projectzone zal een meergezinsproject kunnen worden gerealiseerd in een grotendeels publiek park. Op die manier wordt een differentiatie aangebracht in het nieuwe woningbestand van de wijk. De woonfunctie kan worden aangevuld met een beperkte ruimte voor andere functies, zoals handel, diensten en kantoren, voor zover deze geen ontoelaatbare hinder voor de woonomgeving teweeg brengen. De maximale oppervlakte ingenomen door deze functies bedraagt 30%. Bij de invulling van de projectzone wordt gebruik gemaakt van een hedendaagse architectuur. De ontwikkeling van de projectzone baseert zich op de volgende uitgangspunten:
Het woonproject creëert een aangename, rustige woonomgeving binnen een publiek park.
Maximaal behoud van het waardevolle bomenbestand.
Per woning wordt minstens één ondergrondse autobergplaats voorzien. Voor seniorenflats kan een minimum van één parkeerplaats per drie seniorenflats worden voorzien.
Meergezinsgebouw:
Bouwhoogte: maximaal 2 bouwlagen en een teruggetrokken verdiep. De teruggetrokken bouwlaag mag slechts 70 % van de onderliggende oppervlakte meten.
Maximaal 1.000 m² terreinbezetting.
Afstanden tot de perceelsgrenzen: minimum 20 meter.
Publieke parkzone: Minimum 60% van de zone moet worden ingericht als publiek park. Het bestaande bomenbestand moet hierin maximaal worden opgenomen. Doorheen de zone moet een wandel en fietsverbinding worden gerealiseerd tussen de Beukenlaan en de Zomerloosstraat, in functie van deze verbinding zijn beperkte waterdoorlatende verhardingen mogelijk. Private tuinzone: Maximaal 40% van de zone kan privaat worden ingericht. Op de niet bebouwde delen van de zone kunnen tuinen en open parkeerplaatsen worden voorzien. Dit voor zover de bestaande bomenstructuur zo minimaal mogelijk wordt aangetast. Bijgebouwen (tuinhuizen garages) zijn niet toegelaten.
13
Inrichtingsplan: De ontwikkeling van de projectzone gebeurt op basis van een inrichtingsplan voor de volledige projectzone. Dit inrichtingsplan is een informatief document dat bij de vergunningsaanvraag gevoegd wordt. Het inrichtingsplan omvat minstens de volgende elementen:
Een totaalconcept voor de zone, waarbij aangegeven wordt op welke manier de doelstellingen en de uitgangspunten van de projectzone gerealiseerd zullen worden.
Het te realiseren programma.
Het tracé van de wegenis.
De inrichtingsprincipes van de onbebouwde ruimte.
Indien de motivatie ontoereikend is of indien de plannen onvoldoende inzicht bieden in de gestelde problematiek, dan kan de vergunningsaanvraag als onvolledig beschouwd worden. Het inrichtingsplan wordt beoordeeld door de gemeentelijke commissie voor ruimtelijke ordening. De GECORO brengt een gemotiveerd advies uit bij het college van burgemeester en schepenen over het inrichtingsplan.
2.5 Bufferzone Deze zone, gelegen ter hoogte van de oude spoorwegbedding, dient als buffer met beplanting te worden voorzien. In deze zone mogen geen gebouwen en verhardingen opgericht of aangelegd worden. De afsluiting met het openbaar domein dient te worden uitgevoerd in levende hagen, eventueel verstevigd met paal en draad.
2.6 Zone voor openbare wegenis 2.6.1 Bestemming Deze zone is bestemd voor een lokale weg met de daarbij horende nutsinfrastructuur en vrije ruimte.
2.6.2 Inrichting en beheer
De zone mag worden verhard en ingericht in functie van wegvakken, parkeerstroken, pleinen, fiets- en voetpaden en andere noodzakelijke elementen voor het verkeer.
Binnen de zone zijn gemeenschaps- en nutsvoorzieningen toegelaten; voor zover ze kleinschalig zijn, zich inpassen in de omgeving en de weggebruikers niet hinderen. Signalisatie, verlichting en straatmeubilair zijn eveneens toegelaten onder dezelfde voorwaarden. Voor zover de breedte van de zone voor openbare wegenis en de daarbij horende vrije ruimte dit toelaat, moet het straatbeeld worden voorzien van groenelementen.
14
2.7 Zone voor wegenis langzaam verkeer en aangelanden 2.7.1 Bestemming
De zone heeft als hoofdbestemming het verbinden van voetgangers en fietsers (voet- en fietsersverbinding).
Als nevenbestemming kan langzaam verkeer (stapvoets gemotoriseerd verkeer) voor aangelanden worden toegestaan.
2.7.2 Inrichting De voet- en fietsweg wordt zoveel mogelijk uitgevoerd in waterdoorlatende materialen of waterdoorlatende verhardingen in kleinschalige materialen.
2.8 Zone voor openbaar groen 2.8.1 Bestemming Deze zone is bestemd als publieke groenzone. ln deze zone mogen geen gebouwen worden opgetrokken. Infrastructuur voor activiteiten die functioneel verbonden en inhoudelijk verenigbaar zijn met de groenzone (zoals wandel- en fietsinfrastructuur, speelinfrastructuur, natuurtechnische ingrepen aan de loop en de oever van de beek) zijn toegelaten. De streeplijn duidt het referentietraject van de beek aan. 2.8.2 Inrichting
Alle werken noodzakelijk voor het functioneren van de publieke groenzone zijn toegelaten. Het gaat hier o.a. over de uitrusting van paden, afsluitingen, afbakeningen, verlichting, straatmeubilair en dergelijke.
De zone moet toegankelijk zijn voor het publiek.
Een onderhoudstrook langs de beek dient vrij te blijven van constructies en aaneengesloten opgaande beplantingen.
2.9 Referentietraject Groene 62 2.9.1 Bestemming Het noord-zuid traject in de westelijke zone is een structurerend element van het RUP. Het traject staat aangeduid op het uitvoeringsplan.
2.9.2 Inrichting De inrichting en het beheer vallen onder de bevoegdheid van de provincie.
15
2.10 Referentietraject Kallaartswallegeleed 2.10.1 Bestemming Het noord-zuid traject van de Kallaartswallegeleed is een structurerend element in het RUP. Binnen de grenzen van het RUP is het een niet-geklasseerde waterloop en is haar traject grotendeels ingebuisd. 2.10.2 Inrichting Het referentietraject duidt de as van het Kallaartswallegeleed aan die het plangebied ondergronds binnenkomt aan de De Donckerstraat en het plangebied terug bovengronds verlaat voorbij de Berkenlaan. Beperkte aanpassingen aan de waterloop aldaar zijn toegestaan mits toelating en onder de voorwaarden bepaald door de beheerder van de waterloop.
2.11 Zone voor behoud volume Deze zone bestaat uit een overdruk op de onderliggende bestemming. De overdruk geeft bijkomende randvoorwaarden aan het aangeduid gebouwvolume. Voor de waardevolle gebouwen in het plangebied wordt het behoud van het bestaande gabariet vooropgesteld. Deze gebouwen zijn aangeduid op het grafisch plan met een arcering in overdruk. Verbouwingen en uitbreidingen kunnen worden toegestaan voor zover de waardevolle architectuur gerespecteerd blijft. De uitbreiding en het bestaand volume mag het aantal toegelaten m² terreinbezetting, vloeroppervlakte en bouwvolume, zoals bepaald door de onderliggende bestemmingszone bij een theoretische nieuwbouw, niet overschrijden.
16