GILD FRYSKE MOUNDERS Inhoudsopgave DEEL 1
Bladzijde Praktische vaardigheden
DEEL 2
Theoretische kennis
-
KENNIS VAN DE BEDRIJFSVEILIGHEID OP WINDMOLENS -
-
ALGEMENE KENNIS -
-
Molenbehoud Molentypen en historische ontwikkeling
BASISKENNIS -
-
Zaken van belang voor de veiligheid Persoonlijke beschermingsmiddelen Voorkomen en bestrijden van brand
Kennis van het weer Kennis van de werktuigkunde Kennis van houtconstructies in de molenbouw Kennis van materialen
KENNIS VAN DE CONSTRUCTIE EN VAN DE WERKING VAN DE WINDMOLEN -
Het staande werk -
-
Het gaande werk -
-
De bovenkruier De standerdmolen De wipmolen De spinnekopmolen De mounts of achtkante boerenmolen De weidemolen De jasker De paltrokmolen
Bovenas met lagers Het gevlucht De vang Wielen, assen, lagers Luiwerken
Afwerking en versiering -
De bedekking van molenromp en kap Versiering
Bekwaamheidseisen molenaar GFM.doc
1 van 24
GILD FRYSKE MOUNDERS -
De poldermolen -
-
De korenmolen -
-
Typen poldermolens Het scheprad De vijzel
Typen korenmolens De zolders Steenspil met lagering De maalstenen Het scherpsel De lagering van de loper De steenkraan De steenkuip met schuddebak
De houtzaagmolen -
Typen houtzaagmolens De zolders Krukas met lagering Wuifelaars met lagers en draaihoofden Zaagramen met geleidingen De zagen De sleden met aandrijving De winderij
Literatuurlijst
Bekwaamheidseisen molenaar GFM.doc
2 van 24
GILD FRYSKE MOUNDERS
Deel 1 - Praktische vaardigheden -
Zelfstandig een in de rust staande windmolen kunnen gereedmaken voor op de wind kruien.
-
Zelfstandig en zonder hulp een molen op de wind kunnen kruien.
-
Zelfstandig een molen gereed kunnen maken voor het draaien van het gevlucht en het overige gaande werk.
-
Alle handelingen met molenzeilen - voorleggen, klampen, zwichten, zeil bijleggen zelfstandig en zonder hulp in een vlot tempo kunnen uitvoeren.
-
De zogenaamde stormproef kunnen uitvoeren, dat wil zeggen geheel zelfstandig en zonder hulp vier halve zeilen zo snel mogelijk klampen als voor snel opkomend slecht weer. Zelfstandig en zonder hulp de vang kunnen bedienen onder alle weers omstandigheden.
-
Zelfstandig en zonder hulp het remklepmechanisme in het gevlucht kunnen bedienen indien een dergelijke inrichting aanwezig is op de molen op welke de eindstage wordt gelopen.
-
Zelfstandig kunnen optreden als molenaar op een belast draaiende poldermolen, opvattende: - het verrichten van de nodige bedrijfscontroles en het smeren, - het kunnen nemen van de juiste maatregelen bij zeilslag, - het schoonhouden van het krooshek.
-
Zelfstandig kunnen optreden als molenaar op een onbelast draaiende koren/pelmolen - dat wil zeggen met de steenspillen uitgepikt uit het spoorwiel - en op een onbelast draaiende houtzaagmolen - dat wil zeggen met alle krabbelwerken uitgepikt - opvattende het volgende: - het verrichten van de nodige bedrijfscontroles en het smeren, - het kunnen nemen van de juiste maatregelen bij zeilslag.
-
Zelfstandig de molen in de rust kunnen zetten - alleen de ruststand voor kortere tijd.
-
Zelfstandig met een helper een molenzeil kunnen wegnemen en kunnen ophangen.
-
Zelfstandig zonder helper een molenzeil kunnen bijstellen ingeval van resp. plooien, te hoog- en te laag hangen.
-
Zelfstandig de vlag van de molen kunnen aan- en afslaan, en kunnen hijsen en neerhalen.
-
Een nieuw hoektouw aan een molenzeil kunnen splitsen van driestrengstouwwerk, van zowel natuur als kunstvezels.
Bekwaamheidseisen molenaar GFM.doc
3 van 24
GILD FRYSKE MOUNDERS -
De meest gebruikte steken kunnen leggen in touwwerk, in ieder geval de mastworp, de platte knoop, twee halve steken, de schootsteek en de dubbele schootsteek. Op een tamp van touwwerk van natuurvezel resp. een gewone takeling en een kruistakeling kunnen leggen.
Bekwaamheidseisen molenaar GFM.doc
4 van 24
GILD FRYSKE MOUNDERS Deel 2 – Theoretisch kennis
I.
KENNIS VAN DE BEDRIJFSVEILIGHEID OP WINDMOLENS 1. Zaken van belang voor de veiligheid a. het kunnen noemen van tenminste zes zaken die van belang zijn voor de eigen veiligheid, met de redenen waarom; b. het kunnen noemen van tenminste vier zaken die van belang zijn voor de veiligheid van mede—molenaars, met de redenen waarom; c. het kunnen noemen van tenminste twee zaken van belang voor de veiligheid van bezoekers, met de redenen waarom; d. het kunnen noemen van tenminste vijf zaken door welke een molen schade kan oplopen als gevolg van onveilig handelen door de molenaar. 2. Persoonlijke beschermingsmiddelen a. het kunnen noemen van de soorten werkzaamheden waarbij voor de molenaar het gebruik van een veiligheidsgordel is geboden; de eisen aan welke een veiligheidsgordel moet voldoen kunnen opnoemen; aanwijzingen kunnen geven voor het juiste gebruik van een veiligheidsgordel; b. het noemen van de soorten werkzaamheden waarbij voor de molenaar het gebruik van een veiligheidsbril is geboden. 3. Voorkomen en bestrijden van brand (PRO MEMORIE)
Bekwaamheidseisen molenaar GFM.doc
5 van 24
GILD FRYSKE MOUNDERS II. ALGEMENE KENNIS 1. Molenbehoud a. iets kunnen vertellen over wat in ons land wordt gedaan aan het behoudvan de nog overgebleven windmolens en over de rol van de vrijwillige molenaars daarbij; b. iets kunnen vertellen over de doelstellingen en de werkwijze van de volgende organisaties op molengebied: - de vereniging Gild Fryske Mounders, - de vereniging Het Gilde van Vrijwillig Molenaars, - de Stichting Ambachtelijk Korenmolenaarsgilde, - de Stichting De Fryske Mole - de vereniging De Hollandsche Molen — Vereeniging tot behoud van Molens in Nederland. 2. Molentypen en historische ontwikkeling a. definities kunnen geven van de begrippen watermolen, windmolen, rosmolen, diermolen, poldermolen, korenmolen en industriemolen; b. iets kunnen vertellen over het ontstaan van molens, de ontwikkeling kunnen aangeven van de thans nog bestaande molentypen in ons land uit de standerd— resp. de torenmolen; weten uit welke eeuw de oudst bekende van ieder van de meest voorkomende typen dateert; c. kunnen aangeven hoe de nog in ons land voorkomende windmolens kan indelen in typen, en wel: - naar constructieprincipe, - naar aandrijvende kracht, - naar funktie, - naar gebruikte materialen, - naar de manier van kruien d. de meest in het oog springende kenmerken van ieder van de nog in ons land voorkomende typen windmolens kunnen opnoemen; e. de geschiedenis van de molen op welke de eindstage werd gelopen in het kort kunnen vertellen.
Bekwaamheidseisen molenaar GFM.doc
6 van 24
GILD FRYSKE MOUNDERS III. BASISKENNIS 1. Kennis van het weer a. in het kort kunnen aangeven op welke twee manieren de molenaar zich een oordeel kan vormen over de ontwikkeling van het weer op korte termijn; b. van de winden uit de acht hoofdwindstreken de voor de molenaar van belang zijnde ervaringsregels kunnen noemen; c. de verschijnselen kunnen beschrijven, die duiden op naderend onweer; d. de schaal van Beaufort - voor hetvaa.ngeven van de windkracht - kennen, met de benamingen en de windsnelheden; e. in het kort kunnen vertellen wat een depressie is, en over de koers die depressies in onze streken doorgaans volgen; de verschijnselen kunnen beschrijven die zich voordoen bij het passeren van een depressie f. barometerstand, windrichting en windkracht, bewolking, neerslag – in de volgende drie gevallen: - de depressie trekt Noordelijk van ons land voorbij, - de depressie trekt Zuidelijk van ons land voorbij, - de kern van de depressie trekt juist over ons land 2. Kennis van de werktuigkunde - pro memorie - zien of er een geschikt boekje in de handel is 3. Kennis van materialen a. het kunnen herkennen van de volgende in de molen toegepaste houtsoorten: - eikenhout, - essehout, -azijnhout, - pokhout, - grenenhout, - iepenhout, - acaciahout, - azobé - beukenhout, - wilgenhout, - palmhout, - vurenhout, - redwood, - steenbeuk, b. iets kunnen vertellen over de voornaamste eigenschappen van de houtsoorten opgesomd onder a - zoals hardheid, nerfstruktuur, taaiheid, bewerkbaarheid en over de toepassingen van die houtsoorten in de molenbouw; c. op eenvoudige wijze kunnen aangeven wat men verstaat onder resp. ruwijzer, staal, puddelijzer en gietijzer; van de laatste drie materialen kunnen noemen: - de belangrijkste materiaaleigenschappen - hard/zacht, bros/taai, - toepassingen ervan in de molenbouw. d. het kunnen herkennen van de volgende in windmolens toegepaste smeermiddelen: - grafiet, - zuivere bijenwas, - zachte zeep, - ongezouten varkensreuzel, - wonderolie, - minerale smeerolie, - talkvet, - mineraal consistentvet, - grafietvet; -
van de opgesomde smeermiddelen kunnen noemen: de voornaamste voor- en nadelen, de toepassingsmogelijkheden in windmolens;
e. conserveringsmiddelen voor hout en staal: pro memorie
Bekwaamheidseisen molenaar GFM.doc
7 van 24
GILD FRYSKE MOUNDERS IV. KENNIS VAN DE CONSTRUCTIE EN VAN DE WERKING VAN DE WINDMOLEN A. Het staande werk 1. De bovenkruier
a. de stelling: -
het doel van de stelling kunnen beschrijven,
-
de onderdelen kunnen noemen met hun funktie,
-
voor het Noordelijk deel van ons land resp. voor de Zaanstreek typische constructies kunnen beschrijven,
-
de zwakke punten van de stelling kunnen opnoemen,
-
de bijzondere inrichting van de stelling van de paltrokmolen kunnen beschrijven,
-
iets kunnen vertellen over het teren van de stelling;
b. het achtkant: -
het grondbeginsel van de constructie kunnen beschrijven,
-
de kenmerken kunnen aangeven van resp. het Noord-Hollandse, het ZuidHollandse en van het Noordelijke type,
-
de belangrijkste onderdelen van het achtkant kunnen noemen, met hun funktie
c. het zeskant: -
het grondbeginsel van de constructie kunnen beschrijven,
-
de belangrijkste voor- en nadelen van het zeskant vergeleken met het achtkant kunnen noemen;
d. de ronde conische gemetselde molen, -
het grondbeginsel van de constructie kunnen beschrijven,
-
de belangrijkste voor- en nadelen van de gemetselde molen vergeleken met de houten achtkanten kunnen noemen;
e. de kap - het kunnen noemen van alle onderdelen van de kap, met hun funktie, zowel van de molen met staartkruiing als van de binnenkruier, - van de onderdelen die verstelbaar zijn kunnen aangeven op welke wijze deze verstelmogelijkheid is uitgevoerd en met welk doel dit kan worden gedaan;
Bekwaamheidseisen molenaar GFM.doc
8 van 24
GILD FRYSKE MOUNDERS f.
het kruiwerk: - het doel van het kruiwerk kunnen noemen, - het kunnen beschrijven van het grondbeginsel van resp. binnen- en staartkruiing, het noemen van de voor- en nadelen van beide systemen, - de belangrijke onderdelen van het kruiwerk kunnen noemen, met hun funktie, - de werking van de kruilier kunnen beschrijven, - de voor- en nadelen kunnen noemen van de lange spruit vóór in de kap vergeleken met lange spruit in het hart van de kap, - enig begrip tonenvan de grootte en de richting van de krachten die op de staart werken bij het kruien, en weten welke de minst ongunstige stand van de kruiketting is, en om welke reden de stellingmolen in dit opzicht in het nadeel verkeert ten opzichte van de grondzeiler, - kunnen verklaren waarom het de voorkeur verdient krui- en bezetketting zo te zetten dat de molen klaar is voor ruimend kruien, het verschijnsel zelfkruiing kunnen verklaren, en weten om welke redenen het kruien van een draaiende molen - behalve in noodgeval - moet worden nagelaten, - het kunnen beschrijven van de inrichting van resp. het voeghouten- of schuifkruiwerk, van het neutenkruiwerk, het rollenkruiwerk en het Engelse kruiwerk, de belangrijkste onderdelen van deze kruiwerken kunnen noemen met de toegepaste materialen en de funktie, de belangrijkste voor- en nadelen van deze kruiwerken ten opzichte van elkaar kunnen noemen, enige veel voorkomende oorzaken van zwaar kruien kunnen noemen met de in die gevallen te treffen voorzieningen,
2. De standerdmolen
a. de standerd: - het grondbeginsel van de constructie kunnen beschrijven van de drie varianten, te weten resp. het gesloten-, het half open- en het open type, - de hoofdonderdelen kunnen noemen, met hun funktie; b. de kast: - het grondbeginsel van de constructie kunnen beschrijven, - de hoofdonderdelen kunnen noemen, met hun funktie, - kunnen aangeven hoe in beginsel de ophanging van de kast op en over de standerd is uitgevoerd; c. de staart: - kunnen aangeven op welke punten de staartconstructies onderling kunnen verschillen, de namen kunnen noemen van de belangrijke onderdelen met hun funktie; d. het kruiwerk: - kunnen aangeven hoe de standerdmolen wordt gekruid, - iets kunnen vertellen over een bekende oorzaak van zwaar kruien.
Bekwaamheidseisen molenaar GFM.doc
9 van 24
GILD FRYSKE MOUNDERS 3. De wipmolen
a. de toren: - het grondbeginsel van de constructie kunnen beschrijven, de punten kunnen noemen waar deze belangrijk verschilt van die van de standerd-molen, - de wijze waarop de koker in de toren wordt gecentreerd kunnen beschrijven, - de hoofdonderdelen van de toren kunnen noemen, met hun funktie; b. de kop: - het grondbeginsel van de constructie kunnen beschrijven, de punten kunnen noemen waar deze belangrijk verschilt van die van de standerd-molen, - de wijze waarop de kop op en om de koker is opgehangen kunnen beschrijven, - de hoofdonderdelen van de kop kunnen noemen, met hun funktie; c. de staart: - het grondbeginsel van de constructie kunnen beschrijven, de punten kunnen noemen waar deze belangrijk verschilt van die van de standerd-molen, - de hoofdonderdelen van de staart kunnen noemen, met hun funktie; d. het kruiwerk: - de hoofdonderdelen van het inwendige kruiwerk kunnen noemen, met hun funktie, - iets kunnen vertellen over de mogelijke oorzaken van zwaar kruien, en over de voorzieningen die getroffen kunnen worden om in dit gebrek te verhelpen; 4. De spinnekopmolen
a. de toren: - het grondbeginsel van de constructie kunnen beschrijven, de punten kunnen noemen waarop deze afwijkt van die van de wipmolen, - de wijze waarop de koker is gecentreerd in de toren kunnen beschrijven, de punten kunnen noemen waarop deze afwijkt van die van de wipmolen, - de hoofdonderdelen kunnen noemen van de toren, met hun funktie; b. de kop: - het grondbeginsel van de constructie kunnen beschrijven, de punten kunnen noemen waarop deze afwijkt van die van de wipmolen, - de wijze waarop de kop op en om de koker is opgehangen kunnen beschrijven, de punten van verschil met de wipmolen kunnen aangeven, - de hoofdonderdelen van de kop kunnen noemen, met hun funktie; c. de staart: - het grondbeginsel van de constructie kunnen beschrijven, de punten kunnen noemen waarop deze afwijkt van die van de wipmolen, - de hoofdonderdelen van de staart kunnen noemen, met hun funktie; d. het kruiwerk: - de hoofdonderdelen van het inwendige kruiwerk kunnen noemen, met hun funktie, - de mogelijke oorzaken van zwaar kruien kunnen noemen met de voorzieningen die men kan treffen om dit gebrek te verhelpen. Bekwaamheidseisen molenaar GFM.doc
10 van 24
GILD FRYSKE MOUNDERS 5. De mounts of achtkante boerenmolen
a. Kunnen beschrijven waar men in de constructie van de mounts voor dit type kenmerkende afwijkingen van de grote achtkante poldermolen kan aantreffen. 6. De weidemolen
a. Het grondprincipe van de constructie kunnen beschrijven, het water opvoerwerktuig hierbij. inbegrepen. 7. De Tjasker
a. het grondprincipe van de constructie kunnen beschrijven resp. van de paaltjasker en van de boktjasker; b. het stelsel van sloten en greppels kunnen beschrijven, met het waterbeloop, van resp. paal- en boktjasker; c. kunnen beschrijven op welke manier resp. paal- en boktjasker worden gekruid; d. de voor- en nadelen kunnen noemen van de twee typen tjaskers onderling, en ten opzichte van andere typen kleine poldermolens. 8. De paltrokmolen
a. het grondbeginsel van de constructie kunnen beschrijven, de voornaamste onderdelen kunnen noemen met hun funktie; b. kunnen beschrijven hoe het gewicht van de molenromp wordt gedragen; c. kunnen beschrijven hoe de inrichtingen voor het kruien van de molen zijn uitgevoerd. d. B. Het gaande werk
1. Bovenas met lagering
a. de bovenas: - de uitvoering van de gebruikelijke gietijzeren bovenas kunnen beschrijven, de namen van de verschillende delen van de as kunnen noemen, - kunnen aangeven hoe houten bovenassen zijn uitgevoerd, en ook hoe een houten as met gietijzeren askop eruit ziet, - de voor- en nadelen van resp. houten- en ijzeren bovenassen kunnen noemen; b. het halslager: - de oplegging van de bovenas in het halslager kunnen beschrijven met de opstelling van het lager in de molen, - de verschillende typen halslager kunnen noemen, met hun voor- en nadelen, - de mogelijke oorzaken van warmlopen van het halslager kunnen noemen met de in zo'n geval te treffen maatregelen, - de constructies kunnen beschrijven die het naar binnen lopen van water langs de bovenas en langs het halslager moeten voorkomen;
Bekwaamheidseisen molenaar GFM.doc
11 van 24
GILD FRYSKE MOUNDERS c. het penlager: - de funkties van het penlager kunnen noemen, - tenminste drie onderling verschillende constructies kunnen beschrijven voor het opvangen van de achterwaarts gerichte druk van de draaiende bovenas, met de wijze waarop de smering wordt verzorgd, - de mogelijke oorzaken van warmlopen kunnen noemen, met de in zo'n geval te treffen maatregelen, - kunnen aangeven om welke redenen het penlager in langsrichting van de bovenas verstelbaar moet zijn, en twee veel voorkomende constructies kunnen beschrijven die dit mogelijk maken. 2. Het gevlucht
a. de roeden: - een beschrijving kunnen geven van de volgende soorten roeden: borstroeden, potroeden, Franse roeden, gelast stalen roeden, - de termen wanwichtig of wandrachtig, voor- en achterwinsing en porring kunnen verklaren, - kunnen beschrijven hoe de roeden in de askop worden vastgewigd, de namen kunnen noemen van de onderdelen die daarbij te pas komen, met hun funktie, - de term roeden doorhalen kunnen verklaren, met de redenen waarom dit moet worden gedaan, - iets kunnen vertellen over de voorkeur voor een bepaalde stand van het gevlucht bij stilstand van de molen met de redenen waarom deze voor ver schillende soorten roeden anders kan zijn; b. de Oud-Hollandse ophekking: - de constructie en de werking kunnen beschrijven, - alle onderdelen van het hekwerk kunnen noemen, met hun funktie, een beschrijving kunnen geven van storm- en windborden, van de wijze waarop deze zijn bevestigd, en hun funktie, - een beschrijving kunnen geven van het molenzeil,met de benaming van alle delen ervan, met hun funktie, - iets kunnen vertellen over de materialen die in gebruik zijn voor molenzeilen, en over de bescherming van molenzeilen tegen de inwerking van weer en wind, - de zeven mogelijkheden voor het voeren van een molenzeil op één end kunnen beschrijven, de regels kunnen noemen voor de verdeling van het te voeren zeiloppervlak over de vier enden, - het verschijnsel zeilslag kunnen beschrijven, op eenvoudige wijze kunnen aangeven onder welke omstandigheden zeilslag kan ontstaan, de maatregelen kunnen noemen voor het opheffen van zeilslag; c. wiekverbeteringen: - iets kunnen vertellen over wat men beoogt met ieder van de twee groepen wiekverbeteringen, kunnen aangeven tot welke groep de meest bekende wiekverbeteringen worden gerekend, - op eenvoudige wijze de werking van remkleppen kunnen beschrijven, kunnen aangeven welke twee onderling principieel verschillende systemen Bekwaamheidseisen molenaar GFM.doc
12 van 24
GILD FRYSKE MOUNDERS -
-
van bediening voorkomen, met voor- en nadelen van beide, de wiekverbeteringen behorende tot de groep Bilau- , Van Riet en Ten Have kunnen herkennen, op eenvoudige wijze de werking van zelfzwichting met jalouziekleppen kunnen beschrijven, kunnen aangeven op welke wijze het geheel wordt bediend, iets kunnen vertellen over het grondprincipe van 'de fokwiek, de inrichting ervan kunnen beschrijven, de voor- en nadelen ten opzichte ven de OudHollandse ophekking kunnen noemen, kunnen aangeven waar in de fokwieken doorgaans de remkleppen worden aangebracht en op welke twee onderling verschillende manieren de bediening ervan kan worden uitgevoerd, op eenvoudige wijze de Dekker- en de Van Bussel wiek kunnen beschrijven, enige voor- en nadelen van deze wiekverbeteringen ten opzichte van de Oud-Hollandse ophekking en ten opzichte van elkaar kunnen noemen.
3. De vang
a. de soorten: - de inrichting en werking kunnen beschrijven van resp. de Vlaamse vang, de Hollandse- of stutvang, de houten hoepelvang en de stalen hoepelvang, - van iedere soort de onderdelen kunnen noemen, met hun funktie, - de voor iedere soort karakteristieke eigenschappen kunnen noemen, met voor- en nadelen, - de streken van ons land kunnen noemen waar men ieder van de soorten kan aantreffen; b. toegepaste materialen: - de materialen kunnen noemen die worden gebruikt voor de vangstukken en voor het loopvlak van het bovenwiel, - iets kunnen vertellen over de invloed van de materiaalkeuze op de remmende eigenschappen van de vang; c. de vangstukken: - enige bekende uitvoeringen van maamijzers kunnen beschrijven en wel voor vangstukken resp, in stijf- en in scharnierend verband, iets kunnen vertellen over de voor- en nadelen van beide oplossingen, - de op Friese molens gebruikelijke verbinding van de vangstukken in stijf verband kunnen beschrijven; d. de vangbalk: - een vijftal verschillende constructieve uitvoeringen kunnen beschrijven voor het voorste ophangpunt van de vangbalk, met voor- en nadelen, - drie verschillende constructieve oplossingen kunnen beschrijven voor de ophanging van de gelichte vangbalk, de karakteristieke eigenschappen van elk kunnen noemen met hun toepassingsmogelijkheden en hun voor- en nadelen; e. de bedieningsinrichtingen van de vang: - de inrichting en werking kunnen beschrijven van bediening resp. met buitenen binnen wipstok, met unster, met trommel en met twee vangtouwen, Bekwaamheidseisen molenaar GFM.doc
13 van 24
GILD FRYSKE MOUNDERS f.
de molentypen kunnen noemen waar elk van de mogelijkheden toepassing vindt, met voor- en nadelen;
het krachtenspel in de vanginrichting: - op eenvoudige wijze iets kunnen vertellen over het krachtenspel in de vanginrichting, - de hoogst belaste onderdelen kunnen aanwijzen resp. bij vangbalk neer, bij vangbalk gelicht door de molenaar, en bij vangbalk op de haak, - kunnen aangeven in welke zin bedoelde onderdelen in elk van de drie geval len dan worden belast;
g. het inspecteren van de vanginrichting: - kunnen aangeven voor welke onderdelen van de vanginrichting regelmatige inspectie door de molenaar is geboden, - kunnen beschrijven hoe deze inspecties dienen te worden uitgevoerd resp. bij de vangstukken, bij de vangbalk en bij de bedieningsinrichting; h. storingen: - een drietal bekende oorzaken kunnen noemen van het aanlopen van de vangstukken op het bovenwiel bij vangbalk op de haak, met de in die gevallen te nemen maatregelen, - een aantal vuistregels kunnen noemen voor het beter afstellen van de vang om aanlopen van de vangstukken op het bovenwiel op te heffen, - een viertal bekende oorzaken kunnen noemen waardoor de bewegingsvrijheid van de vangbalk en/of ven de bedieningsinrichting van de vang kan worden beperkt op ontoelaatbare wijze, - de gang van zaken bij het versteken van de vangbalk kunnen beschrijven; i.
beveiligingen tegen ongewenst draaien van de in de rust staande molen: - het kunnen noemen van de bekende beveiligingen: een achttal tegen vooruit draaien, een vijftal tegen achteruit draaien en een viertal tegen naar voren schuiven en voorovergaan van het gevlucht, - de inrichting en werking kunnen beschrijven van resp. de achteruitpal, de vangkneppel en van de trekvang, - de gang van zaken kunnen beschrijven bij het in- en uitzetten van de achteruitpal.
4. Wielen, assen, lagers
a. het bovenwiel: - de constructie van het wiel kunnen beschrijven, de onderdelen kunnen noemen met hun funktie en de toegepaste materialen, - de wijze van bevestigen van het bovenwiel resp. op een ijzeren- en op een houten as kunnen beschrijven, - een drietal constructieve oplossingen kunnen noemen voor het aanbrengen van een voering rond de buitenomtrek van het bovenwiel, de voor- en nadelen van elk kunnen noemen, kunnen beschrijven hoe een goed uitgevoerde bevestiging van een stalen voering om het bovenwiel eruit ziet, - kunnen aangeven hoe een dubbel bovenwiel, zoals men dat wel aantreft in de standerdmolen, eruit ziet, met de reden waarom deze uitvoering wordt toegepast, Bekwaamheidseisen molenaar GFM.doc
14 van 24
GILD FRYSKE MOUNDERS -
de houtsoorten geschikt voor het maken van kammen kunnen noemen;
b. het koningsspil met lagers: - de gebruikelijke uitvoering van het koningsspil kunnen beschrijven, kunnen aangeven om welke reden dit onderdeel in het hart van het molenlijf moet staan en welke verstelmogelijkheden men kan aantreffen, - de gebruikelijke uitvoering van het bovenijzer kunnen beschrijven, met de bevestiging ervan in het spil, - de gebruikelijke uitvoering van de lagering in de ijzerbalk kunnen beschrijven, de onderdelen ervan kunnen noemen, met hun funktie, - de gebruikelijke uitvoering van taats met taatslager kunnen beschrijven, de onderdelen kunnen noemen met hun funktie, iets kunnen vertellen over de wijze van smeren en de te gebruiken smeermiddelen; c. rondsel of schijflopen, lantaarnwielen: - het constructieprincipe kunnen beschrijven en de toepassingsmogelijkheden kunnen aangeven, - de onderdelen kunnen noemen met de toegepaste materialen, en hun funktie, - kunnen aangeven wat men verstaat onder resp. penstaven, schietstaven en stutstaven, - kunnen aangeven welke mogelijkheden dit type wiel biedt ingeval van ver gevorderde slijtage van de staven, - de houtsoorten geschikt voor het maken van staven kunnen noemen, iets kunnen vertellen over goed op elkaar lopende houtsoorten voor staven en kammen, - iets kunnen vertellen over toe te passen smeermiddelen, de gang van zaken bij het opbrengen van zuivere bijenwas als smeermiddel kunnen beschrijven; d. bonkelaars: - het constructieprincipe kunnen beschrijven en de toepassingsmogelijkheden kunnen aangeven, - de onderdelen kunnen noemen, met hun funktie en de gebruikte materialen; e. conische tandwielen: - het constructieprincipe kunnen beschrijven en de toepassings-mogelijk heden kunnen aangeven, - iets kunnen vertellen over voor- en nadelen van wielen met kammen van dit type ten opzichte van schijflopen en bonkelaars; f.
spoorwielen: - het constructieprincipe kunnen beschrijven en de toepassingsmogelijkheden kunnen aangeven;
g. inspectie van overbrengingen: - de onderdelen kunnen noemen voor welke regelmatige inspectie door de molenaar is vereist, - kunnen aangeven wanneer en hoe deze inspecties dienen te worden uitgevoerd en op welke punten dan moet worden gelet;
Bekwaamheidseisen molenaar GFM.doc
15 van 24
GILD FRYSKE MOUNDERS h. euvels in de overbrengingen: - iets kunnen vertellen over mogelijke oorzaken van sterke slijtage van (vreten) van kammen en/of staven, en over de maatregelen die hiertegen genomen kunnen worden, - kunnen aangeven wat kan worden gedaan met kammen die loszitten, - kunnen aangeven wat moet worden gedaan ingeval van kammenbreuk, - kunnen aangeven welke de juiste ingrijpingsdiepte is voor de kammen of staven van twee wielen, - enige oorzaken kunnen noemen van te diep of te ondiep in het werk staan van de overbrengingen in de molen, met de mogelijkheden tot verbetering. 5. Luiwerken
a. het sleepluiwerk: - het principe van de inrichting en de werking kunnen beschrijven, - de hoofdonderdelen kunnen noemen met hun funktie, - de inrichting kunnen beschrijven voor het met handkracht aandrijven van het luiwerk; - het luiwerk met bonkelaar of met varkenswiel: - het principe van de constructie en de werking kunnen beschrijven, - kunnen aangeven in welke vorm men dit type luiwerk aantreft in de standerdmolen en om welke reden; - kunnen aangeven wat men verstaat onder een afschietwerk.
C. Afwerking en versiering
1. De bedekking van molenromp en kap
a. rietbedekking: -
de goede eigenschappen en de beperkingen van riet als dakbedekkings materiaal kunnen noemen, kunnen aangeven hoe de rietbedekking resp. op de acht- en de zeskanten en op de kap is bevestigd, kunnen aangeven wat men verstaat onder resp. bekisting, duisplanken, rietplanken, kistraam en teerdeur;
b. houtbedekking als uiteindelijke bedekking: - kunnen aangeven wat wordt bedoeld met resp. gepotdekselde (geweegde) delen -al dan niet gestreken- , met rabatdelen, met koud tegen elkaar sluitende delen en met dubbel opschot, - kunnen aangeven waar elk van deze bedekkingsmethoden toepassing vindt in de molenbouw, met hun voor- en nadelen, - kunnen aangeven welke constructies mogelijk zijn met opgaande delen, waar deze toepassing vinden in de molenbouw, vooral in Friesland, met hun voor- en nadelen; c. bedekkingen op hout onderschot::- de bedekkingswijze met spaan (spindel of schaliën) op eenvoudige wijze Bekwaamheidseisen molenaar GFM.doc
16 van 24
GILD FRYSKE MOUNDERS
-
kunnen beschrijven, kunnen aangeven in welke streken van ons land men deze methode veel vindt toegepast in de molenbouw, met de reden waarom, de bedekkingswijze met asfaltpapier op eenvoudige wijze kunnen beschrijven;
2. Versiering
a. Kunnen aangeven wat men verstaat onder: - baard, - duiveljager, - ojief, - pet, - makelaar, - fluitgaten, - klapmuts, - walpunt of walpen, - spin, - prinsjeswerk.
D. De poldermolen
1. Typen poldermolens
a. een algemene beschrijving kunnen geven van: - een wipmolen resp. met open- en met gesloten scheprad, en met een vijzel, - een achtkante molen resp. met scheprad en met vijzel, - een ronde stenen molen, resp. met binnenscheprad, met buitenscheprad en met vijzel, - een spinnekopmolen, resp. met scheprad en met vijzel, - een weidemolen met kuip en waaier; b. de streken van ons land kunnen noemen waar genoemde typen veel voor komen. 2. Het scheprad
a. het constructieprincipe van het ijzeren scheprad kunnen beschrijven, de hoofdonderdelen kunnen noemen met hun funktie en de toegepaste materialen; b. de inrichting van de waterlopen kunnen beschrijven, de hoofdonderdelen kunnen noemen met hun funktie, iets kunnen vertellen over de toegepaste materialen; c. kunnen verklaren wat men verstaat onder resp. tasting, opvoerhoogte, polderpeil, boezempeil, verhangmalen; d. de funktie en de werking van de wachtdeur kunnen verklaren; e. de funktie van het krooshek kunnen beschrijven, kunnen verklaren waarom het noodzakelijk is dit onderdeel regelmatig te controleren en zonodig schoon te maken; f. de gang van zaken kunnen beschrijven bij het inlaten van water uit de boezem in de polder; Bekwaamheidseisen molenaar GFM.doc
17 van 24
GILD FRYSKE MOUNDERS g. de gang van zaken kunnen beschrijven bij het losmaken van een ingevroren scheprad bij invallende dooi; h. enige vuistregels kunnen noemen voor het opnieuw afstellen van een scheprad dat: - met één zijde aanloopt resp. tegen binnen- en tegen de buitenkrimpmuur, - aan één kant resp. tegen de hele binnen- en tegen de hele buitenkrimpmuur aanloopt, - aanloopt met de onderkant tegen de buitenkrimpmuur resp. met de boven kant tegen de buitenkrimpmuur, en omgekeerd. 3. De vijzel
a. het constructieprincipe kunnen beschrijven van resp. de houten- en de stalen vijzel, de hoofdonderdelen kunnen noemen zowel van het draaiende, als van het stilstaande gedeelte, met hun funktie en de toegepaste materialen; b. het verschil kunnen aangeven tussen een tonmolen en een vijzel draaiende in een vijzelkom, de voor- en nadelen van deze systemen ten opzichte van elkaar kunnen noemen, een toepassing van de tonmolen kunnen noemen; c. de voor- en nadelen kunnen noemen van de vijzel ten opzichte van het scheprad, en van de houten vijzel tenopzichte van de stalen; d. kunnen verklaren wat men verstaat onder resp. opvoerhoogte, vulpunt, stortpunt, schroefgang, spoed, vijzeldiameter, balkdiameter; e. de gang van zaken kunnen beschrijven bij het inlaten van water uit de boezem in de polder;de gang van zaken kunnen beschrijven bij het losmaken van een ingevroren vijzel bij invallende dooi; f. enige oorzaken kunnen noemen van het aanlopen van de vijzel in de vijzelkom, enige vuistregels kunnen noemen voor het opnieuw afstellen van een aanlopende vijzel. E. De korenmolen 1. Typen korenmolens
a. een algemene beschrijving kunnen geven van: - een standerdmolen resp. met één en met twee koppels maalstenen, - een achtkante stellingmolen op hoge voet, - een ronde gemetselde stellingmolen, - een ronde gemetselde beltmolen; b. de streken van ons land kunnen noemen waar genoemde typen veel voor komen. 2. De zolders
a. de ligging van de zolders kunnen aangeven met de gebruikelijke benamingen voor ieder van de onder 1. genoemde typen korenmolens; b. de funktie van ieder van de zolders kunnen noemen, de inrichting ervan in grote lijnen kunnen aangeven.
Bekwaamheidseisen molenaar GFM.doc
18 van 24
GILD FRYSKE MOUNDERS 3. Steenspil met lagering
a. de constructie van het steenspil kunnen beschrijven, de onderdelen kunnen noemen met hun funktie en de toegepaste materialen; b. het kunnen beschrijven van de lagering van het steenspil resp. met losse neut en met een wervel, kunnen aangeven welke bewegingen het steenspil moet kunnen maken, met de redenen waarom; c. de gang van zaken kunnen beschrijven bij het geheel wegnemen van het steenspil. 4. De maalstenen
a. het kunnen beschrijven van de gangbare typen maalstenen, in gebruik in windmolens, de gangbare hoofdafmetingen kunnen noemen, en de namen van de maalstenen zelf en van de onderdelen daarvan; b. kunnen verklaren wat men verstaat onder een 17er ... enz. steen en wet onder wolfjes; c. de belangrijkste kenmerken en eigenschappen kunnen noemen, met de toe passingsmogelijkheden van: - Blauwe Duitse steen (Andernachtse steen), - Franse stenen (Sous-Ferté), - zandsteen (Rembranders), - kunststenen. 5. Het scherpsel
a. de werking van de maalstenen op eenvoudige wijze kunnen beschrijven, kunnen aangeven welke funktie Let scherpsel hierbij vervult; b. kunnen verklaren wat men verstaat onder resp. een arme-, een vlakkeen een rijke loper; c. de volgende soorten scherpsel kunnen herkennen en de toepassings mogelijkheden van ieder kunnen noemen: - recht bilsel, - rechtpandsel bilsel, - zwaai bilsel en - zwaaipandsel bilsel. 6. De lagering van de loper
a. het bolspil of onderspit: - de constructieve uitvoering van het bolspil kunnen beschrijven, - de geleiding van het bolspil in de ligger kunnen beschrijven, met de gebruikelijke smering en de mogelijkheden tot bijstellen van de loopspeling van het spil in de geleiding, - de ondertaats van het bolspil kunnen beschrijven, met de mogelijkheden toy verstelling in het horizontale vlak, de wijze van smeren kunnen beschrijven; b. het molenijzer of rijn: - de constructieve uitvoering van een loper met een viertakrijn met bijbehorend bolspil en steenspil kunnen beschrijven, - kunnen verklaren wat men verstaat onder resp. een tweetaks- en een Bekwaamheidseisen molenaar GFM.doc
19 van 24
GILD FRYSKE MOUNDERS -
viertaksrijn, de constructieve uitvoering van een loper met de Engelse- of tuimel-rijn kunnen beschrijven, de voor- en nadelen van de verschillende typen molenijzers ten opzichte van elkaar kunnen noemen;
c. het paard: - het constructieprincipe kunnen beschrijven van het hefbomenstelsel voor het in verticale richting op en neer bewegen ven de loper, het noemen van de belangrijkste onderdelen met hun funktie, de werking van het geheel kunnen verklaren, - kunnen aangeven hoe deze inrichting kan worden bediend met een regulateur, - het constructieprincipe en de werking van de regulateur op eenvoudige wijze kunnen beschrijven, iets kunnen vertellen over de mogelijkheden en beperkingen van een maalwerk uitgerust met een regulateur. 7. De steenkraan
a. de constructieve uitvoering van de steenkraan kunnen beschrijven; b. de gang van zaken kunnen aangeven bij het werken met de steenkraan; c. kunnen verklaren om welke reden de maalsteen doorgaans twee stellen gaten heeft voor de tappen van de steenbeugels. 8. De steenkuip met schuddebak
a. kunnen aangeven hoe de ligger doorgaans in de molen is opgesteld en hoe de steenkuip om die constructie is aangebracht; b. het constructieprincipe van de steenkuip kunnen beschrijven, de belangrijke onderdelen kunnen noemen met hun funktie; c. kunnen aangeven hoe is voorzien in het gemakkelijk wegneembaar zijn van de steenkuip; d. twee verschillende constructieprincipes kunnen beschrijven van de schuddebak of schoe, de werking ervan kunnen verklaren, en kunnen aangeven waar en hoe er verstelmogelijkheden zijn; e. de opstelling en inrichting kunnen beschrijven van de kaar, de belangrijke onderdelen kunnen noemen met hun funktie; f. de weg kunnen beschrijven, die het maalgoed aflegt van de kaar tot de meelpijp.
F. De houtzaagmolen
1. Typen houtzaagmolens
a. een algemene beschrijving kunnen geven van: - een achtkante houtzaagmolen met vierkante voet, - een zeskante houtzaagmolen, - een paltrokmolen; Bekwaamheidseisen molenaar GFM.doc
20 van 24
GILD FRYSKE MOUNDERS b. op eenvoudige wijze een beschrijving kunnen geven resp. van een wagen schotzager en van een balkenzager; c. kunnen aangeven om welke redenen de hiervoor genoemde drie typen houtzaagmolens meer of minder geschikt of ongeschikt zijn voor het zagen van wagenschot. 2. De zolders
a. de ligging van de zolders kunnen aangeven, met de gebruikelijke benamingen bij ieder van de onder 1. genoemde typen houtzaagmolens; b. de funktie van ieder van de zolders kunnen noemen, de inrichting ervan in grote lijnen kunnen beschrijven. 3. Krukas met lagering
a. het constructieprincipe van de krukas kunnen beschrijven, op eenvoudige wijze kunnen aangeven om welke redenen er drie krukken zijn, en met welk doel deze onder hoeken van 1200 met elkaar staan, kunnen verklaren waarom een houtzaagmolen met twee,zaagramen toch drie krukken moet hebben; b. de constructie van het krukaslager met krukpollen kunnen beschrijven, de onderdelen kunnen noemen met hun funktie en de toegepaste materialen; c. iets kunnen vertellen over de smering van dit type lagers, en over mogelijke oorzaken van warmlopen en over de in zo'n geval te treffen maatregelen; d. de constructie van een gietijzeren krukaslagerstoel kunnen beschrijven, iets kunnen vertellen over voor dit type lager toegepaste smeersystemen, over mogelijke oorzaken van warmlopers en over de in zo'n geval te treffen maatregelen. 4. Wuifelaars met lagers en draaihoofden
a. het constructieprincipe van de wuifelaars kunnen beschrijven, kunnen aangeven hoe is voorzien in de mogelijkheid de wuifelaar van de krukas af te nemen; b. de constructieve uitvoering van het bovenlager kunnen beschrijven, de onderdelen kunnen noemen met hun funktie en de toegepaste materialen; c. de constructie van de draaihoofden kunnen beschrijven met hun bevestiging aan de wuifelaars; d. iets kunne vertellen over de smering van dit type lagers, en over de mogelijke oorzaken van warmlopers en over de in zo'n geval te treffen maatregelen. 5. Zaagramen met geleidingen
a. het constructieprincipe van de zaagramen kunnen beschrijven, de belangrijke onderdelenkunnen noemen met hun funktie en de toegepaste materialen; b. de constructie van de lagers voor de draaihoofden kunnen beschrijven, de onderdelen kunnen noemen met hun funktie en de toegepaste materialen; c. iets kunnen vertellen over de smering van deze lagers, en over mogelijke oorzaken van warmlopers, en over de in zo'n geval te treffen maatregelen; d. de gebruikelijke constructie van de geleiding van de zaagramen kunnen beschrijven, iets kunnen vertellen over de smering en over mogelijke oorzaken van warmlopers en over de in die gevallen te treffen maatregelen; Bekwaamheidseisen molenaar GFM.doc
21 van 24
GILD FRYSKE MOUNDERS e. kunnen aangeven op welke wijze is voorzien in de beweging van de onderkant van de zaagramen in horizontale richting, en met welk doel dit wordt gedaan. 6. De zagen
a. de constructieve uitvoering van de zagen met hengsels en kluften kunnen beschrijven, zowel van de oude uitvoering met aangeklonken kluften, als van de moderne met hengsels met excentriek—spaninrichting; b. op eenvoudige wijze de gang van zaken kunnen beschrijven bij het inspannen van zagen in het zaagraam. c. De sleden met aandrijving - het constructieprincipe van de slede kunnen beschrijven, de belangrijke onderdelen kunnen noemen met hun funktie; - op eenvoudige wijze de inrichting kunnen beschrijven voor het doorvoeren van het te zagen hout voor een schulpraam; - het principe kunnen beschrijven van de aandrijving van de slede met een krabbelwerk. 7. De winderij
a. het doel en de werking van de winderij kunnen beschrijven, op eenvoudige wijze de gang van zaken kunnen beschrijven bij het ophalen van stammen over de sleephelling in de zaagloods, en bij het terughalen van de sleden; - het principe kunnen beschrijven van de aandrijving van de winderij met een krabbelwerk.
Bekwaamheidseisen molenaar GFM.doc
22 van 24
GILD FRYSKE MOUNDERS Literatuurlijst
Aanbevolen studieboeken: 1. .G. Wiessner - De windmolen en zijn onderdelen 2. uitg. Stichting Vrienden van de Gelderse Molen met de volgende serie aanvullingen: Nr. HJC-1 dd. dec. 1977 - Veiligheid -2 blz. Nr. HJC-2 dd. dec. 1977 - Iets over de geschiedenis van molens - 8 blz. Nr. HJC-3 dd. dec._1977 - Aantekeningen bij la - De stelling -4 blz. Nr. HJC-4 dd. jan. 1978 - Aantekeningen bij Inleiding -,1 blz. Nr. HJC-5 dd. jan. 1978 - Aantekeningen bij 5b De wieken, het gevlucht (blz. 32 en 33) - 25 blz. Nr. HJC-6 - Aantekeningen bij 1B Het achtkast blz. 5 en 6 - in voorbereiding Nr. HJC-7 - Aantekeningen bij 50 De vang of praam (blz. 39 t/m 52) - 37 blz. 2. Ir. F. Stokhuyzen - Molens - 1972 3. J. den Besten - Opleiding watermolenaar, 2e deel, hoofdstuka paragraaf I De wipmolen 1971 4. J. den Besten - Opleiding watermolenaar, 3e deel, hoofdstuk I Wateropvoerwerktuigen 1970 Verdere literatuur: 5. H. Besselaar - Molens van Nederland,1974 6. J. den Besten - Opleiding watermolenaar: le deel Inleiding,typen watermolens, kruiwerk, het gevlucht - 1970 2e deel Kruiwerk, gaande werk, lagers - 2e uitgave 1971 3e deel Wateropvoerwerktuigen, De vang - juni 1970 4e deel Vervaardigen en herstellen van zeilen - sep. 1971 7. L.H. Blom - De tjasker - 1978 8. P. Boorsma - Bijzonderheden bestreffende de molens der familie Honig - 1936/1938 heruitgave 1975 9. P. Boorsma - Duizend Zaanse Molens 10. P. Boorsma - Een molenvriend 1871 - 1951,- 1971 11. P.H. Havik - De werking van de pelmolen - 1928/1929, heruitgave 1978 12. G. Husslage - Windmolens, 1965 13. G. Krook - Molenboek voor Ingenieurs etc., 1850 14. Van Natrus, Polly en Van Vuuren - Groot Volkomen Moolenboek etc., 1777/1784/1786, heruitgave 1969 15. A. Ronse - De windmolens, 1934, heruitgave 1976 16. A. Sipman - Molens zoals ik ze heb gekend (vang, voering,pal) 17. A. Sipman - Molenbouw, 1975 18. A. Sipman - Molentekeningen met Handleiding, 1978 19. E. Smit - Windmolens en ruimtelijke ordening - 1977 20. Verschillende auteurs- Het Gelders Molenboek, 1969 21. Het Gilde van Vrijwillige Molenaars - Informatie I t/m XIII 22. J.H. Coolhaas - Schiemanswerk 23. Jan Stroop - Molenaarstermen en molengeschiedenis, 1977 24. Suzanne Beedell - Windmills, 1975 25. BP Educational Service - Wolken, deel I Ontstaanswijze en benaming, deel II Weertypen en wolkenvormen, 1976 Bekwaamheidseisen molenaar GFM.doc
23 van 24
GILD FRYSKE MOUNDERS 26. P. Braun en J.C. Wardenaar Rendements- en vermogensmetingen aan de watermolen van de Wimmenumerpolder, 1978 27. J.M. Bos en C. Soederhuizen - Kanttekeningen bij de geschiedenis van het houtzagen, 1975 (tijdschriftartikel, B&M van het Ned. Openluchtmuseum) 28. Ir. H.W. Japing - Rapport betreffende een literatuurstudie over het zagen van hout, juni 1957 29. Verschillende auteurs - The International Book of Wood, 1976 30. Ingrid Selberg - Bomen, 1978 (jeugdboek, vertaling van The Nature Trait Book of Trees and Leaves, 1977 - vertaler R.Rook) 31. G. Wilkinson - Epitaph for the Elm, 1978
Bekwaamheidseisen molenaar GFM.doc
24 van 24