Gezondheidsonderzoek: het investeren waard Raad voor Medische Wetenschappen
Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen Amsterdam, 2007
Raad voor Medische Wetenschappen
2007. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvuldigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, via internet of op welke wijze dan ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de rechthebbende, behoudens de uitzonderingen bij de wet gesteld. Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen (knaw) Kloveniersburgwal 29, 1011 JV Amsterdam Postbus 19121, 1000 GC Amsterdam T 020-551 07 00 F 020-620 49 41 E
[email protected] www.knaw.nl Voor het bestellen van publicaties: 020-551 07 80 isbn 978-90-6984-515-9 Het papier van deze uitgave voldoet aan ∞ iso-norm 9706 (1994) voor permanent houdbaar papier
Gezondheidsonderzoek: het investeren waard
Bezoekadres: Het Trippenhuis Kloveniersburgwal 29 Postadres: Postbus 19121 1000 GC Amsterdam T (020) 5510700 F (020) 6204941
Aan de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap mw. Maria J.A. van der Hoeven Postbus 16375 2500 BJ DEN HAAG
Ons kenmerk Doorkiesnr. (020) 5510 868 E-mail
[email protected] Onderwerp Adviesaanvraag Medisch onderzoek
Zeer geachte mevrouw Van der Hoeven,
Amsterdam, 9 februari 2007
Op 15 mei 2006 heeft u de Raad voor Medische Wetenschappen (RMW) van de KNAW verzocht om, ten behoeve van een door de Ministeries van OCW, VWS en EZ op te stellen gemeenschappelijke innovatiestrategie op het terrein van medische wetenschappelijke producten en diensten, voor het eind van het jaar een advies uit te brengen waarin twee vragen centraal staan: 1. Op welke terreinen van medisch wetenschappelijk onderzoek behoort Nederland tot de wereldtop; welke gebieden hebben een internationaal vooraanstaand karakter? 2. Welke gebieden kunnen worden herkend die in opkomst zijn waarin Nederland voorop loopt dan wel voorop zou kunnen gaan lopen omdat geen ander land dat nog doet? Hierbij doen wij u het advies van de RMW, getiteld ‘Gezondheidsonderzoek: het investeren waard’ toekomen. Het advies is onder verantwoordelijkheid van het bestuur van de RMW opgesteld door een begeleidingscommissie die als volgt was samengesteld: Prof.dr. Anton Berns (voorzitter Raad van Bestuur NKI/AvL); Prof.dr. Bob Löwenberg (hoogleraar Hematologie EUR, voorzitter RMW); Prof.dr. Dirkje Postma (hoogleraar Longziekten RUG); Dr. Marij Stukart (secretaris RMW KNAW); Prof.dr. Pauline Verloove-Vanhorick (bijzonder hoogleraar Kindergeneeskunde LUMC, TNO). Drs. Klaas Deen trad op als secretaris van de begeleidingscommissie. Bij de totstandkoming van het advies heeft de begeleidingscommissie gebruik gemaakt van beschikbare documenten en aanvullende informatie ontvangen van de decanen van
Raad voor Medische Wetenschappen
de universitaire medische centra (UMC’s) en de directeuren van de niet-universitaire gezondheidsonderzoekinstellingen. Daarnaast heeft de begeleidingscommissie vooraanstaande onderzoekers uit het internationale veld geraadpleegd. Over het advies heeft overleg plaatsgevonden met de Raad voor Gezondheidsonderzoek (RGO) aan wie u, mede namens de Minister van VWS, hebt gevraagd om advies uit te brengen ten aanzien van de translationele geneeskunde. Desgewenst zijn wij gaarne bereid het advies nader mondeling toe te lichten. Hoogachtend, Namens de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen,
Prof.dr. Frits van Oostrom President
Prof.dr. Bob Löwenberg Voorzitter Raad voor Medische Wetenschappen
Gezondheidsonderzoek: het investeren waard
Inhoud 1 De adviesaanvraag7 2 Methode 9 3 Beantwoording van beide vragen uit de adviesaanvraag 11 4 Toelichting van de commissie op de beantwoording van de twee vragen 15 5 Conclusies en aanbevelingen 18 Bijlagen 1 Adviesaanvraag Minister ocw d.d. 15 mei 2006 21 2 Aanbiedingsbrief, enquête en verzendlijst aan Nederlandse gezondheids onderzoek instellingen 23 3 Mailbericht aan ruim vijftig buitenlandse referenten 30 4 Lijst met afkortingen 32
Raad voor Medische Wetenschappen
Gezondheidsonderzoek: het investeren waard
1
De adviesaanvraag De adviesaanvraag die de minister van ocw aan de Raad voor Medische Wetenschappen (rmw) van de knaw heeft voorgelegd is als bijlage 1 bijgevoegd. De begeleidingscommissie (hierna te noemen de commissie) heeft zich in eerste instantie een oordeel gevormd met betrekking tot de beide vragen in de adviesaanvraag: 1. Op welke terreinen van medisch wetenschappelijk onderzoek behoort Nederland tot de wereldtop; welke gebieden hebben een internationaal vooraanstaand karakter? 2. Welke gebieden kunnen worden herkend die in opkomst zijn waarin Nederland voorop loopt dan wel voorop zou kunnen gaan lopen omdat geen ander land dat nog doet? Uit navraag is gebleken dat bij vraag 1 de zinsnede ‘een internationaal vooraanstaand karakter’ als een nadere uitwerking kan worden beschouwd van de vermelding ‘behoort tot de wereldtop’. Overigens zijn dit twee niet dekkende begrippen: het aantal gebieden dat tot de wereldtop behoort is aanmerkelijk kleiner van omvang dan het aantal gebieden dat een internationaal vooraanstaand karakter heeft. Bij vraag 2 is het – zeker binnen het beperkte tijdsbestek – niet mogelijk gebleken om wetenschapsgebieden in opkomst in beeld te krijgen ‘die nog niet in andere landen worden geadresseerd.’ Het aanvullende begrip omdat geen ander land dat nog doet, hoe dan ook een lastig te benaderen begrip, is bij de oordeelsvorming door de commissie buiten beschouwing gebleven. De commissie heeft in haar benadering de beide vragen uit de adviesaanvraag als volgt nader geoperationaliseerd: 1. Welke onderzoeksgebieden binnen het Nederlandse gezondheidsonderzoek kunnen conform de definitie van het Standard Evaluation Protocol (sep) 2003 – 2009 anno 2006 als excellent (gedefinieerd als: ‘work that is at the forefront internationally, and which most likely will have an important and substantial impact in the field. Institute is considered an international leader’) worden beschouwd? 2. Welke gebieden binnen het gezondheidsonderzoek zijn internationaal in opkomst? In welk(e) van deze gebied(en) loopt Nederland thans voorop, c.q. heeft Nederland de potentie om voorop te lopen?
ZonMw, rgo, Gezondheidsraad en rmw hebben onderling de afspraak gemaakt om de term gezondheidsonderzoek te hanteren. Gezondheidsonderzoek betreft het onderzoek naar het vóórkomen, ontstaan, herkennen en de preventie van ziekten, behandeling van ziekten, verlichting van ziektelast en het functioneren van het systeem van de gezondheidszorg. Het eerste deel van deze definitie verwijst naar het ‘medisch’ onderzoek. Het onderzoek naar het functioneren van het systeem van gezondheidszorg, het gezondheidszorgonderzoek, is een tweede hoofdstroming binnen de definitie.
Raad voor Medische Wetenschappen
Ten behoeve van de beantwoording van beide vragen heeft de commissie het gezondheidsonderzoek onderscheiden in vier categorieën: – basaal onderzoek; – translationeel onderzoek; – klinisch onderzoek; – gezondheidswetenschappelijk onderzoek. Een eerste concept van dit advies is door het bestuur van de rmw besproken in zijn vergadering van 3 oktober 2006. Een tweede versie is eind november 2006 voor commentaar voorgelegd aan de deelnemers aan de enquête. Dit commentaar is verwerkt in een derde conceptversie, die door het bestuur van de Afdeling Natuurkunde en het bestuur van de rmw op respectievelijk 18 en 19 december 2006 is besproken. Naar aanleiding van deze besprekingen is het advies nader aangescherpt. Het Dagelijks Bestuur van de knaw heeft het nu voorliggende advies op 9 januari 2007 vastgesteld.
Gezondheidsonderzoek: het investeren waard
2
Methode Omdat het advies in de betrekkelijk korte tijdspanne van een half jaar tot stand heeft moeten komen was het een praktische onmogelijkheid om een uitgebreide verkenning uit te voeren. Gekozen is voor de volgende aanpak: – Enquête. De commissie heeft een enquête uitgezet onder de decanen van de medische faculteiten en de directeuren van de onderzoeksinstituten op het terrein van het gezondheidsonderzoek die hebben meegedaan aan het Discipline Rapport 1998 (zie bijlage 2 voor de aanbiedingsbrief, de enquête en de verzendlijst). De respons op deze enquête was ruim 85%. In de enquête werd de instellingen gevraagd om onderbouwd aan te geven welke gebieden ze binnen de eigen organisatie zelf als excellent beschouwen. Daarnaast werd hun gevraagd om aan te geven welke gebieden binnen het gezondheidsonderzoek naar hun oordeel internationaal in opkomst zijn. – Internationale raadplegingen. De commissie heeft ruim vijftig buitenlandse referenten, die door de leden van de Sectie Geneeskunde van de knaw waren voorgedragen en die gezamenlijk het gehele veld van het gezondheidsonderzoek overzien, gevraagd om hun oordeel te geven over de kwaliteit van het Nederlandse gezondheidsonderzoek in internationaal perspectief. Ook is hun gevraagd naar de gebieden die naar hun mening internationaal in opkomst zijn (zie bijlage 3 voor de e-mail aan de buitenlandse referenten). De respons op deze e-mail was ruim 50% en had een zodanige spreiding dat het merendeel van de gebieden binnen het gezondheidsonderzoek werd bestreken. – Geraadpleegde documenten met betrekking tot vraag 1. Specifiek ten behoeve van de beantwoording van vraag 1 van de adviesaanvraag heeft de commissie kennis genomen van de volgende documenten: – Het conceptrapport ‘Onderzoek onderzocht 1998 – 2005’ van de Nederlandse Federatie van Universitaire medische centra (nfu). – Een door de commissie op grond van openbaar gemaakte externe onderzoeksevaluaties opgesteld overzicht van als excellent beoordeelde onderzoeksgroepen conform het sep-protocol; – Een door de commissie opgesteld overzicht van de binnen het gezondheidsonderzoek en aanverwante gebieden uitgereikte Spinoza-prijzen over de periode 1995 – 2006; – Het rapport Wetenschaps- en Technologie-Indicatoren 2005 (met name hoofdstuk 4, kennisproductie: wetenschappelijk onderzoek en technologische ontwikkeling);
knaw, Discipline Report on (Bio)Medical and Health Sciences Research in the Netherlands 1998, januari 1999 nfu, conceptrapport ‘Onderzoek onderzocht 1998 – 2005; een bibliometrische analyse van het onderzoek van de universitair medische centra’, december 2006 Nederlands Observatorium van Wetenschap en Technologie, Wetenschaps- en Technologie- Indicatoren 2005, november 2005
Raad voor Medische Wetenschappen
– Het rapport ‘Onderzoek onderzocht 1998 – 2002’ van de nfu (met name tabel 6: top tien meest productieve wetenschapsgebieden per umc met indicatie van kwaliteit op basis van veld impact). – Geraadpleegde documenten m.b.t. vraag 2. Specifiek ten behoeve van de beantwoording van vraag 2 van de adviesaanvraag heeft de commissie kennis genomen van de volgende documenten: – De door de National Institutes of Health (nih) in de Verenigde Staten vastgestelde Roadmap die, aldus de nih, moet dienen als ‘the national portfolio of research to meet the health demands of the 21st century’; – De hoofdgebieden en onderwerpen die binnen het thema ‘Health’ van het 7e Kaderprogramma van de Europese Unie worden onderscheiden; – Een door de commissie in samenwerking met (het bureau van) ZonMw opgesteld overzicht van de gebieden binnen het gezondheidsonderzoek die door middel van de persoonsgebonden subsidies Veni, Vidi, Vici, Euryi en Klinische Fellows in de periode 2002 – 2006 via de tweede geldstroom zijn gestimuleerd.
nfu, ‘Onderzoek onderzocht; een bibliometrische analyse van het onderzoek van de universitair medische centra’, september 2004 Voor meer informatie over de nih en de Roadmap zie http://nihroadmap.nih.gov/ Voor meer informatie over het 7e Kaderprogramma zie http://cordis.europa.eu/fp7/
10
Gezondheidsonderzoek: het investeren waard
3
Beantwoording van beide vragen uit de adviesaanvraag Vraag 1 Welke onderzoeksgebieden binnen het Nederlandse gezondheidsonderzoek kunnen conform de definitie van het Standard Evaluation Protocol (sep) 2003– 2009 anno 2006 als excellent (gedefinieerd als: ‘work that is at the forefront internationally, and which most likely will have an important and substantial impact in the field. Institute is considered an international leader’) worden beschouwd? Uit het rapport Wetenschaps- en Technologie- Indicatoren 2005 van het Nederlands Observatorium van Wetenschap en Technologie (nowt), de externe onderzoeksevaluaties, de analyses van het Centrum voor Wetenschaps- en Technologie Studies (cwts) en de onderbouwde reacties van de deelnemende instellingen aan de enquête komt een algeheel positief oordeel naar voren. Binnen elk van de vier te onderscheiden categorieën binnen het gezondheidsonderzoek (basaal onderzoek, translationeel onderzoek, klinisch onderzoek en gezondheidswetenschappelijk onderzoek) wordt zeer goed onderzoek verricht. Dit onderzoek, dat veelal plaatsvindt in nauwe onderlinge samenwerking tussen Nederlandse en buitenlandse gezondheidsonderzoekinstellingen, is zonder meer als internationaal vooraanstaand te kwalificeren. Onderstaande citaten van buitenlandse referenten onderstrepen dit oordeel krachtig. ‘My overall impression of Dutch medical research is that it is very good and comparable with other leading countries – particularly usa, Canada, uk and Sweden. For a relatively small country the Netherlands ‘punches above its weight’.’ ‘You do have many leaders in your country and a very high number in relation to your population.’ ‘The ability to maintain close interaction between basic and clinical scientists as well as utilizing real expertise in environmental measurements and pathology distinguish research in the Netherlands from almost all other types of research. Part of this success I believe, is provided by the close working relationship between your University/Academic base and your Health Service, with a strong focus on clinical science.’ ‘Like many scientists I hold Dutch medical research in very high regard. There is a frequently expressed view amongst my colleagues that Dutch science ‘punches above its weight’, i.e. the scientific contribution is disproportionate to population size.’ ‘As a relatively small country, the Netherlands has every reason to be very proud of its disproportionately substantial contributions in this field.’ ‘I have great respect and admiration for Dutch medicine as a whole.’
11
Raad voor Medische Wetenschappen
Het leidt voor de commissie geen twijfel dat onderzoek dat de toets der kritiek niet kan doorstaan in de afgelopen decennia al is afgebouwd. Onderzoek van het onderzoeksinstituut cheps in opdracht van de Commissie Dynamisering bevestigt deze opvatting van de commissie. Elk van de te onderscheiden categorieën binnen het gezondheidsonderzoek bevat gebieden die naar de mening van de commissie de kwalificatie excellent verdienen. Hierbij gaat het soms om gebieden waarin meerdere universitaire en niet-universitaire onderzoeksgroepen werkzaam zijn, soms zijn het gebieden waarin zich enkele parels bevinden. Illustratief voor de zeer goede kwaliteit van het Nederlandse gezondheidsonderzoek is dat vele buitenlandse referenten melden dat de bijdrage van het Nederlandse gezondheidsonderzoek aan de internationale wetenschap aanmerkelijk hoger is dan op grond van het inwonertal zou mogen worden verwacht. Het Nederlandse gezondheidsonderzoek is van minimaal hetzelfde hoge niveau als dat van leidende landen als de Verenigde Staten, Canada, Engeland en Zweden. Veelzeggend zijn in dit verband de citaten van buitenlandse referenten. ‘The quality of Dutch medical research in general is very high. Based on my experience in international research committees etc., it is very simple to state that Dutch bio-medical research is highly competitive in Europe as well as internationally.’ ‘From this (admittedly limited) viewpoint, Dutch science is in the outstanding category.’ ‘In summary, my personal opinion is that the level of research is high, and the breadth is impressive.’ ‘The Dutch scientific community has reached unique level of quality of research, probably equal or second only to the British community.’ ‘I esteem the scientific standard and profile of the Dutch medical science, structures of the scientific and clinical body and the international visibility of clinical and basic science output of Dutch Life Sciences very high. In relation to a rather small country and the limited number of active basic scientists and clinician-scientists the impact and impetus Dutch medical science adds to the progress of basic knowledge in pathogenesis, diagnostics and treatment of human disease is admirable.’ ‘When the contribution is related to population size then I think the Dutch contribution is unrivalled.’ ‘In summary: The Council for Medical Sciences can be proud of the standard and productive output of the Dutch clinical research that has a high international acceptance, visibility, a prominent leading position and is definitely worth the money spent for it!’
12
Commissie Dynamisering, ‘Investeren in dynamiek’, april 2006, deel 2
Gezondheidsonderzoek: het investeren waard
Uit de uitgevoerde analyse komt een groot aantal gebieden naar voren dat als vooraanstaand kan worden aangemerkt. Deze vooraanstaande onderzoeksgebieden bestrijken een breed traject, variërend van onder andere celbiologie, ontwikkelingsbiologie, biotechnologie en moleculaire biologie tot epidemiologie en public health onderzoek en betreffen vooraanstaand onderzoek aan een breed scala van ziektecategorieën, zoals onder meer hart- en vaatziekten, kanker, infectiezieken, metabole en endocriene ziekten, luchtwegaandoeningen, bloedziekten, maag- en darmziekten en neurologische aandoeningen. De commissie heeft zich uitvoerig beraden op de vraag of ze in het advies de gebieden, onderzoeksgroepen en onderzoekers die op grond van de schriftelijke documenten als excellent kunnen worden beschouwd gespecificeerd zou kunnen en moeten vermelden. Ze heeft er voor gekozen om dit niet te doen. Zo’n beoordeling zou een geheel andere en veel meer tijd (én geld) kostende benadering vergen, waarvan onder andere site-visits van buitenlandse experts een onmisbaar onderdeel zouden hebben gevormd. Zonder een meer uitputtende procedure kan de commissie niet instaan voor de volledigheid van de oordeelsvorming ten aanzien van de in het land werkzame groepen en onderzoekers over de volle breedte van het wetenschapsterrein. Daarom vindt de commissie een meer gedifferentieerd oordeel naar gebieden of instellingen niet verantwoord en ongewenst. Bovendien, en bovenvermelde citaten zijn daarvan een illustratie, zijn de geraadpleegde buitenlandse referenten eenduidig in hun lovende oordelen over de kwaliteit van het Nederlandse gezondheidsonderzoek over de volle breedte van het veld. De buitenlandse referenten documenteren deze oordelen met inhoudelijk gemotiveerde onderbouwingen, specifieke vergelijkingen en op de Nederlandse situatie toegespitste pregnante uitspraken. De commissie komt dan ook met overtuiging tot de belangrijke vaststelling dat het Nederlandse gezondheidsonderzoek internationaal een vooraanstaande plaats inneemt. Vraag 2 Welke gebieden binnen het gezondheidsonderzoek zijn internationaal in opkomst? In welk(e) van deze gebied(en) loopt Nederland thans voorop, c.q. heeft Nederland de potentie om voorop te lopen? De vraag ten aanzien van de gebieden in opkomst leidde bij de Nederlandse deelnemers aan de enquête en bij de buitenlandse referenten tot een reeks van gevarieerde antwoorden, die een uiteenlopend en gevarieerd palet van gebieden oplevert. Als voorbeelden van gebieden in opkomst werden onder meer genoemd de systeembiologie, de regeneratieve geneeskunde, het stamcelonderzoek, het eiwitstructuuronderzoek, de doelwittherapie bij onder andere kanker, de epidemiologie, het onderzoek aan multifactoriële aandoeningen en de ontwikkeling en implementatie van nieuwe technologieën, inclusief de informatietechnologie, in de gezondheidszorg. Voor de commissie is de rode draad in de antwoorden van de Nederlandse deelnemers aan de enquête en de opvattingen van de buitenlandse referenten
13
Raad voor Medische Wetenschappen
de verwachting dat het gezondheidsonderzoek in de komende jaren zal worden bepaald door de huidige explosieve ontwikkelingen in alle vier te onderscheiden categorieën binnen het gezondheidsonderzoek, te weten basaal onderzoek, translationeel onderzoek, klinisch onderzoek en gezondheidswetenschappelijk onderzoek. Ter illustratie een aantal citaten van buitenlandse referenten over de gebieden in opkomst. ‘Most importantly, however, is the increasing trend to include chemists, physicists and mathematicians in biomedical teams. Those disciplines should therefore get support and be active in training young investigators.’ ‘The second question you ask is much more difficult. In my view future work in the next 5 to 10 years will focus on implementation of current knowledge using information technology, the application of engineering and electronics to medical care, and the application of increasing biological knowledge.’ ‘A major threat in the future (at least in the uk but also for Europe in general) is the identification of a new generation of academic leaders in most disciplines as bright young people do not see the academic world as attractive now that it has become so difficult to fund good research.’ ‘This is a difficult question. Within my own field, the emerging areas are probably those that allow a systematic analysis of complex biological problems (‘systems biology’)… However, personally I am not fully convinced that system biology will lead to a plethora of novel and unexpected things, but will rather use existing knowledge to connect pathways and link known mechanisms.’ ‘In order to establish a leadership position in the field of biomedical research, the basic curriculum of instruction at the university level would benefit from inclusion of a hefty dose of math, physics and chemistry, without which Dutch students will be condemned to the mediocrity of the soft ‘medische biologie’ curricula.’ Gebaseerd op de uit verschillende bronnen verzamelde informatie concludeert de commissie dat de meest belangrijke ontwikkeling op het gebied van het gezondheidsonderzoek in de toekomst is dat het gezondheidsonderzoek meer en meer multidisciplinair van karakter zal worden, met inbegrip van disciplines als chemie, natuurkunde en wiskunde. Deze ontwikkeling heeft belangrijke gevolgen voor de toekomstige onderzoeksinfrastructuur en zal ook consequenties hebben voor de inrichting van het universitaire curriculum geneeskunde.
14
Gezondheidsonderzoek: het investeren waard
4
Toelichting van de commissie op de beantwoording van de twee vragen
De huidige kwaliteit van het Nederlandse gezondheidsonderzoek De minister constateert in de adviesaanvraag dat Nederland wereldwijd een vooraanstaande positie inneemt als het gaat om medisch onderzoek. Of, zoals één van de buitenlandse referenten opmerkt: ‘There is a long tradition of high quality research in Holland.’ De commissie komt tot dezelfde constatering, maar wijst er op dat deze vooraanstaande positie in belangrijke mate te danken is aan investeringen die in het verleden zijn gedaan. De huidige excellente onderzoeksgebieden hebben tot ontwikkeling kunnen komen dankzij het algemene hoge niveau dat het Nederlandse gezondheidsonderzoek in de afgelopen decennia heeft weten te bereiken. Om dit huidige hoge kwaliteitsniveau ook in de toekomst te waarborgen zal de overheid thans structureel in de hele keten van basaal, translationeel, klinisch en gezondheidswetenschappelijk onderzoek moeten investeren. De commissie wil de ketenbenadering met betrekking tot het gezondheidsonderzoek benadrukken. Zonder basaal onderzoek is geen gezondheidswetenschappelijk, translationeel of klinisch, patiëntgebonden onderzoek mogelijk. Het basale onderzoek levert de grootste innovatiekracht en vult de pijplijn voor nieuwe toegepaste ontwikkelingen. Het translationele onderzoek en het gezondheidswetenschappelijk onderzoek vormen de bruggen naar daadwerkelijke medische en maatschappelijke toepassingen. In alle vier te onderscheiden gebieden binnen het gezondheidsonderzoek zal dan ook moeten worden geïnvesteerd.
Het stimuleren van excellent onderzoek, met kwaliteit als selectiecriterium Zoals in het bovenstaande is toegelicht, is het de commissie niet mogelijk gebleken om binnen het kader van dit advies op verantwoorde wijze te komen tot op individuele onderzoekers herleidbare beoordelingen. Dit laat onverlet dat de commissie de constatering van meerdere buitenlandse referenten onderschrijft dat excellent onderzoek uitsluitend mogelijk is bij de gratie van excellente onderzoekers. De kansen op wetenschappelijke doorbraken ontstaan allereerst door individuele onderzoekers te stimuleren. Daarbij geldt voor het gezondheidsonderzoek dat een sterke binding met de gezondheidszorginstellingen gewaarborgd dient te blijven. In de woorden van één van de buitenlandse referenten: ‘for truly original science … it would be far better to provide sufficient Naast het advies van de rmw/knaw ‘Erop of eronder. Financiering van (bio)medisch wetenschappelijk onderzoek’ uit augustus 2005 zijn in de afgelopen periode diverse adviezen en rapporten verschenen waarin het belang van investeren in onderzoek wordt onderbouwd. De commissie sluit zich aan bij wat de rmw/knaw in bovenstaand rapoort en wat andere partijen hierover hebben opgemerkt in onder meer de volgende rapporten: – awt, ‘Tijd voor een OpKIQer! Méér investeren in onderwijs en onderzoek’ , oktober 2005 – Commissie Dynamisering, ‘Investeren in Dynamiek’, april 2006 – Initiatiefgroep Gezondheidswetenschappen, ‘Pleidooi voor gezondheidswetenschappelijk onderzoek’, juni 2006 – Diverse partijen, Manifest ‘Nederland het land van talenten’, november 2006
15
Raad voor Medische Wetenschappen
funds to independent and excellent researchers and creating an environment where excellent science can be maintained and to allow researchers to develop their own ideas without too much direction from policy makers. Examples of such ways to successfully manage science is provided by institutes such as the Howard Hughes Medical Institute (usa) and the Max Planck Institutes (Germany).’ Excellent onderzoek wordt uiteindelijk bepaald door de kwaliteit van de individuele onderzoekers. Top-down initiatieven leveren niet altijd de beste ‘value for money’ op. Daarom is de stimulering van bottom-up onderzoek van belang en moet bij de toewijzing van middelen kwaliteit als leidend selectiecriterium worden gehanteerd. De commissie ziet hierbij een belangrijke rol weggelegd voor nwo/ZonMw, dat een professioneel systeem van kwaliteitszorg heeft ontwikkeld waarmee het beste onderzoek en de beste onderzoekers worden geselecteerd. De door de commissie bepleite structurele investering in het gezondheidsonderzoek dient dan ook in eerste instantie te geschieden door een verhoging van het structurele budget van ZonMw, dat deze extra middelen primair moet gebruiken voor een uitbreiding van de persoonsgerichte steunvormen en de onderzoeksprogramma’s die bottom-up tot stand komen.10 Wellicht mogen wij ons dan op termijn gelukkig prijzen met één of meer Nobelprijswinnaars in het gezondheidsonderzoek die verbonden zijn aan Nederlandse kennisinstellingen. In de afgelopen jaren heeft de overheid op incidentele basis substantieel in gezondheidsonderzoek geïnvesteerd. Deze extra middelen voor gezondheidsonderzoek zijn noodzakelijk om het Nederlandse gezondheidsonderzoek een sterke en duurzame positie in Europa te laten innemen. Het is ook verheugend dat op Prinsjesdag 2006 extra (incidentele) middelen zijn uitgetrokken voor wetenschap, waardoor het Center for Translational Molecular Medicine (150 miljoen euro) en het project ‘Parelsnoer’ (35 miljoen euro) recent van start zijn gegaan. Niettemin hebben verschillende partijen aandacht gevraagd voor de borging van de wetenschappelijke kwaliteit van deze incidentele investeringen.11 Om de wetenschappelijke kwaliteit zo goed mogelijk te waarborgen pleit de commissie ervoor om ook bij grootschalige incidentele investeringen in het gezondheidsonderzoek gebruik te maken van de beproefde beoordelingsmechanismen die met zorg in ons land zijn ingericht. Dit betekent dat ook bij incidentele investeringen in het gezondheidsonderzoek bij voorkeur gebruik dient te worden gemaakt van het kwaliteitsbeoordelingssysteem van NWO/ZonMw.
Het belang van jong talent Een continue in- en doorstroom van jonge, gedreven wetenschappers is noodzakelijk om ook in de toekomst op tal van gebieden excellent onderzoek te blijven Dit pleidooi van de commissie voor meer aandacht voor bottom-up onderzoek en persoonsgerichte steunvormen sluit aan op het advies van de rmw/knaw ‘Erop of eronder’ uit 2005 11 Zie onder meer het awt-advies over de kiq, oktober 2005, en het rapport van de Commissie Dynamisering, april 2006 10
16
Gezondheidsonderzoek: het investeren waard
verrichten. Het Ministerie van ocw heeft in het rapport ‘Onderzoekstalent op waarde geschat’ reeds terecht de nadruk gelegd op het belang van een goed carrièreperspectief voor jonge academici binnen de Nederlandse onderzoeksinstellingen.12 Of, zoals één van de referenten opmerkt: ‘A major threat in the future (at least in the uk but also for Europe in general) is the identification of a new generation of academic leaders in most disciplines, as bright young people do not see the academic world as attractive now that is has become so difficult to fund good research.’ De commissie stelt vast dat goede doorgroeimogelijkheden, waarover een aantal landen wel beschikt, momenteel onvoldoende in Nederland aanwezig zijn en daarom bijzondere aandacht verdienen. In dit opzicht is het gezondheidsonderzoek in Nederland te vergelijken met een hoogvlakte waar het maaiveld kort wordt gehouden. Daardoor ontbreekt het ook aan aansprekende rolmodellen. Deze rolmodellen zijn essentieel om jong talent te enthousiasmeren voor een wetenschappelijke carrière. Verschillende buitenlandse referenten attenderen erop dat het in het huidige Nederlandse onderzoeksklimaat in toenemende mate moeilijk zal worden om jonge mensen te interesseren voor een wetenschappelijke carrière. Voor de commissie staat dan ook vast dat Nederland enerzijds met overtuiging in eigen talent zal moeten investeren en anderzijds het aantrekken van onderzoekers uit andere landen actief zal moeten faciliteren. Wil Nederland in staat zijn om in een internationale context excellent gezondheidsonderzoek te blijven verrichten, dan zullen de posities die aan talentvolle onderzoekers worden geboden concurrerend moeten worden met vergelijkbare researchposities in andere toonaangevende landen.13
Het universitaire curriculum voor studenten De commissie verwacht in navolging van verschillende buitenlandse referenten dat het gezondheidsonderzoek in de komende jaren steeds meer multidisciplinair van karakter zal worden. Er zal meer dan ooit een belangrijke rol zijn weggelegd voor onderzoekers met een vooropleiding in de wis-, natuur- en scheikunde. Gelet op de te verwachten betekenis van deze disciplines voor het gezondheidsonderzoek is het noodzakelijk dat in het curriculum geneeskunde aan deze disciplines expliciete aandacht wordt besteed. Daarnaast is het gewenst dat de instroom van studenten in de bèta-opleidingen door de overheid maximaal wordt gestimuleerd. Méér aandacht voor de natuurwetenschappen in het basis- en voortgezet onderwijs zal een onmisbaar aspect van een meer op de bèta-vakken gerichte opleiding vormen.14
Ministerie van ocw, ‘Onderzoekstalent op waarde geschat’, september 2005 De commissie sluit zich aan bij het pleidooi dat de vsnu, AbvaKabo en PromovendiNetwerk Nederland houden in het in december 2006 verschenen statement ‘Talent in eigen hand, de positie van jonge wetenschappers in Nederland’ om te investeren in promotie- en postdocplaatsen en het opzetten van een dialoog tussen arbeidsmarkt en universiteiten teneinde het perspectief en het imago van de gepromoveerde onderzoeker te verbeteren. 14 De commissie onderschrijft het pleidooi van de Onderwijsraad in de verkenning ‘Versteviging van kennis in het onderwijs’ uit december 2006 om de rol van kennis in het onderwijs te verstevigen. 12 13
17
Raad voor Medische Wetenschappen
5
Conclusies en aanbevelingen
Conclusies – Het Nederlandse gezondheidsonderzoek is van internationaal hoge kwaliteit. – De bijdrage van het Nederlandse gezondheidsonderzoek aan de internationale wetenschap is aanmerkelijk hoger dan op grond van het inwonertal zou mogen worden verwacht. – Het handhaven van de huidige vooraanstaande positie van het Nederlandse gezondheidsonderzoek (basaal, translationeel, klinisch en gezondheidswetenschappelijk onderzoek) en een duurzame sterke positionering van het Nederlandse gezondheidsonderzoek in Europa is afhankelijk van het op peil houden van de structurele onderzoekfinanciering van de instellingen en aanvullende financiering door ZonMw. – Het gezondheidsonderzoek zal in de toekomst meer en meer multidisciplinair van karakter worden, met inbegrip van disciplines als chemie, natuurkunde en wiskunde. – Het geneeskundige curriculum zal afgestemd moeten worden op de huidige explosieve ontwikkelingen in het gezondheidsonderzoek.
Aanbevelingen – Investeer structureel in gezondheidonderzoek om het huidige hoge niveau ook in de toekomst te waarborgen. – Hanteer bij deze investering kwaliteit als selectiecriterium (‘value for money’). – Verhoog primair het structurele budget van ZonMw met daarbij de specifieke bepaling dat de extra middelen uitsluitend mogen worden besteed aan persoonsgerichte steunvormen en bottom-up programma’s. – Hanteer bij voorkeur ook bij grootschalige incidentele investeringen in het gezondheidsonderzoek het professionele beoordelingssysteem van kwaliteitszorg van nwo/ZonMw. – Investeer in talent van eigen bodem en faciliteer het aantrekken van onderzoekers uit andere landen. – Verzoek de universiteiten om in het curriculum geneeskunde expliciete aandacht te besteden aan de wis-, natuur- en scheikunde. – Stimuleer de instroom van studenten in de bèta-opleidingen.
18
Gezondheidsonderzoek: het investeren waard
Bijlagen
19
Raad voor Medische Wetenschappen
20
Gezondheidsonderzoek: het investeren waard
Bijlage 1
Adviesaanvraag Minister van ocw d.d. 15 mei 2006 knaw Raad voor Medische Wetenschappen T.a.v. prof. dr. B. Löwenberg Postbus 19121 1000 GC Amsterdam Geachte professor Löwenberg, Nederland heeft een vooraanstaande positie wereldwijd als het gaat om medisch onderzoek. Vooral het klinisch-medisch onderzoek neemt een zeer vooraanstaande plaats in op wereldniveau. Dit blijkt o.a. uit de cijfers gepresenteerd in het rapport Wetenschap- en Technologie Indicatoren 2005 (nowt). De snelle ontwikkelingen op (bio)medisch wetenschappelijk terrein, niet alleen door vernieuwende technieken, maar ook door een vernieuwende aanpak, leiden soms tot een andere investeringsbehoefte. Om inzicht te krijgen in die toekomstige behoefte aan investeringen en in de mogelijkheden van een optimale mix van onderzoeksvraag en -aanbod in het bijzonder op de terreinen waarop Nederland excelleert, is bij een aantal departementen (ocw, vws, ez) de behoefte ontstaan een gemeenschappelijke innovatiestrategie op het terrein van medische wetenschappelijke producten en diensten op te stellen. Dit zal vooral dienen als onderdeel van een investeringsagenda voor onderzoek en innovatie. Hiervoor is het o.a. van belang om inzicht te krijgen in die terreinen van het medisch wetenschappelijk onderzoek waar Nederland zich mag rekenen tot de wereldtop. Een andere belangrijke vraag is welke gebieden in opkomst zijn, waar Nederland een vooraanstaande positie kan innemen op wereldniveau. Om meer inzicht te krijgen in deze materie heb ik besloten om de Raad voor Medische Wetenschappen van de knaw om advies te vragen. Graag zou ik uw advies voor het eind van het jaar ontvangen. Het gaat om de volgende vragen: Op welke terreinen van medisch wetenschappelijk onderzoek behoort Nederland tot de wereldtop; welke gebieden hebben een internationaal vooraanstaand profiel? Welke gebieden kunnen worden herkend die in opkomst zijn waarin Nederland voorop loopt dan wel voorop zou kunnen gaan lopen omdat geen ander land dat nog doet? Ik begrijp dat vanwege de beperkingen die een korte termijn benadering met zich meebrengt, het wellicht niet mogelijk is om alle vragen op een gedetailleerd niveau te beantwoorden. Daarom ga ik akkoord met uw verzoek tot extra steun om deze aanvraag snel te kunnen uitvoeren. Binnenkort ontvangt u een apart subsidiebesluit van het agentschap Cfi over het toe te kennen bedrag voor deze extra steun.
21
Raad voor Medische Wetenschappen
Het is in dit verband ook goed om te weten dat ik onlangs een adviesaanvraag heb gedaan bij de rgo vanwege vragen op het terrein van het translationeel onderzoek. De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, Maria J.A. van der Hoeven cc. E.A.A.M. Broesterhuizen, directeur knaw
22
Gezondheidsonderzoek: het investeren waard
Bijlage 2
Aanbiedingsbrief, enquête en verzendlijst
Bezoekadres: Het Trippenhuis Kloveniersburgwal 29 Postadres: Postbus 19121 1000 GC Amsterdam T (020) 5510700 F (020) 6204941
Ons kenmerk Doorkiesnr. E-mail Onderwerp
Aan de Raad van Bestuur amc-uva t.a.v. prof.dr. L.J. Gunning-Schepers voorzitter en decaan Postbus 22660 1100 DD AMSTERDAM rmw/06/ocw/4911/203 (020) 5510 868
[email protected] Adviesaanvraag Medisch Onderzoek ocw
Amsterdam, 7 augustus 2006
Geachte mevrouw Gunning – Schepers, Graag wil ik uw medewerking vragen bij de voorbereiding van een advies dat de Raad voor Medische Wetenschappen (rmw) van de knaw op verzoek van de Minister van ocw, mevrouw M. van der Hoeven, nog voor het einde van dit jaar zal uitbrengen. In het uit te brengen advies staan twee vragen centraal: Op welke terreinen van medisch wetenschappelijk onderzoek behoort Nederland tot de wereldtop; welke gebieden hebben een internationaal vooraanstaand profiel? Welke gebieden kunnen worden herkend die in opkomst zijn waarin Nederland voorop loopt dan wel voorop zou kunnen gaan lopen omdat geen ander land dat nog doet? Volledigheidshalve is kopie van de adviesaanvraag van de Minister van 15 mei 2006 bijgevoegd. Om het advies voor te bereiden heeft de rmw een begeleidingscommissie ingesteld die bestaat uit: Prof. dr. A. Berns (nki/AvL); Prof. dr. B. Löwenberg (eur, voorzitter); Prof. dr. D.S. Postma (rug); Dr. M.J. Stukart (rmw knaw); Prof. dr. S.P. Verloove-Vanhorick (tno). Klaas Deen treedt op als secretaris van de begeleidingscommissie. Het moge duidelijk zijn dat in een bestek van een half jaar geen uitgebreide verkenning kan worden uitgevoerd. Tegelijkertijd is medewerking van de universitaire medische centra en de betrokken niet-universitaire onderzoeksinstituten bij de voorbereiding van het advies onontbeerlijk.
23
Raad voor Medische Wetenschappen
De begeleidingscommissie heeft daarom besloten om een (beknopte) enquête op te stellen en deze te verspreiden onder de decanen van de medische faculteiten en de directeuren/voorzitters van de onderzoeksinstituten die hebben meegedaan aan het Disciplineadvies Geneeskunde 1998. Ik zou het zeer op prijs stellen wanneer u bereid bent om deze enquête in te vullen en deze uiterlijk 15 september terug te sturen ter attentie van Klaas Deen.Voor eventuele vragen en nadere toelichting is hij uiteraard beschikbaar (klaas.deen@bureau. knaw.nl, telefoon 020 – 5510868). Mag ik u ook vragen om in het kader van deze adviesaanvraag relevante openbare documenten, zoals bijvoorbeeld in de afgelopen jaren verschenen externe onderzoekevaluatierapporten, naar Klaas Deen te sturen? Mede op basis van de uitkomsten van de enquête en de door u aangeleverde informatie zal een conceptadvies worden opgesteld. Dit conceptadvies zal begin november voor schriftelijk commentaar aan u worden voorgelegd. In december zal de rmw het advies definitief vaststellen. Bij voorbaat dank voor uw medewerking en met vriendelijk groet,
B. Löwenberg Voorzitter Raad voor Medische Wetenschappen
Voor deze, Klaas Deen Secretaris begeleidingscommissie
Bijlagen: brief d.d. 15 mei 2006 van de Minister van ocw aan de rmw verzendlijst enquête enquête
24
Gezondheidsonderzoek: het investeren waard
Enquête ten behoeve van de adviesaanvraag Medisch onderzoek ocw De enquête bestaat uit vier vragen. De eerste twee vragen hebben betrekking op vraag 1 van de adviesaanvraag van de Minister van ocw: Op welke terreinen van medisch wetenschappelijk onderzoek behoort Nederland tot de wereldtop; welke gebieden hebben een internationaal vooraanstaand profiel? 1. Het Standard Evaluation Protocol 2003 – 2009 (sep) definieert excellent als: Work that is at the forefront internationally, and which most likely will have an important and substantial impact in the field. Institute is considered an international leader. Kruis in onderstaande lijst, die is gebaseerd op de door de universitair medische centra gehanteerde indeling van het medisch wetenschappelijk onderzoek, aan welk(e) gebied(en) binnen uw eigen instelling naar uw persoonlijk oordeel anno 2006 conform de definitie van het sep kan/kunnen worden beoordeeld als excellent. 9 9 9 9 9 9 9 9 9 9 9 9 9 9 9 9 9 9 9 9 9 9 9 9 9
25
Biochemistry & Biophysics Bioinformatics and Medical Statistics Cardiac & Cardiovascular Systems Cell & Developmental Biology Clinical Genetics & Heredity Clinical Neurology Clinical Oncology (Clinical) Epidemiology Dentistry Dermatology Endocrinology & Metabolism Gastroenterology General Practice Medicine Genetics & Molecular Biology Hematology Immunology Infectious Diseases Medical/Health Law Medicine, General & Internal Medicine, Research & Experimental Microbiology Neurosciences Nutrition & Diet Obstetrics & Gynaecology Oncogenesis & Cancer Research
Raad voor Medische Wetenschappen
9 9 9 9 9 9 9 9 9 9 9 9 9
Opthalmology Pathology Pediatrics Peripheral Vascular Diseases Pharmacology & Pharmacy Physiology Psychiatry (Public) Health Sciences Radiology, Nuclear Medicine & Medical Imaging Respiratory System Rheumatology Surgery Urology & Nephrology
Licht elk wetenschapsgebied dat u als excellent heeft beoordeeld in een aparte bijlage in maximaal 250 woorden nader toe. Specificeer hierbij welk(e) terrein(en) binnen het betrokken wetenschapsgebied van zodanig niveau is/zijn dat de beoordeling excellent gerechtvaardigd is. Bij deze specificatie kunnen onder meer de volgende criteria in beschouwing worden genomen: Citatie-impactscore en publicatie-output; Internationale autoriteit onderzoeksgroepleider; Editor belangrijke journals; Ontvangen awards en onderscheidingen; Inkomsten uit tweede en derde geldstroom. Is/zijn er (een) gebied(en) binnen het medisch wetenschappelijk onderzoek die niet in vraag 1 van de enquête wordt/worden vermeld en die naar uw oordeel anno 2006 kan/kunnen worden beoordeeld als excellent? 9 Ja 9 Nee Licht elk gebied dat u als excellent heeft beoordeeld conform vraag 1 in een aparte bijlage in maximaal 250 woorden nader toe. De vragen 3 en 4 van de enquête hebben betrekking op vraag 2 van de adviesaanvraag van de Minister van ocw: Welke gebieden kunnen worden herkend die in opkomst zijn waarin Nederland voorop loopt dan wel voorop zou kunnen gaan lopen omdat geen ander land dat nog doet? Noem maximaal drie (deel)gebieden binnen het medisch wetenschappelijk onderzoek die naar uw oordeel internationaal in opkomst zijn.
26
Gezondheidsonderzoek: het investeren waard
Licht elk van de door u genoemde (deel)gebieden in een aparte bijlage in maximaal 250 woorden nader toe. Geef hierbij aan of, en zo ja in welk(e) van de door u genoemde gebied(en), Nederland thans voorop loopt, c.q. de potentie heeft om voorop te lopen. De begeleidingscommissie is, met medewerking van ZonMw, bezig met het opstellen van een overzicht van jonge, veelbelovende onderzoekers die in de afgelopen vier jaar een vidi-, vici-, Klinische Fellow- of euryi-subsidie hebben ontvangen. Gelet op de relatief lage honoreringspercentages bij deze subsidievormen acht de begeleidingscommissie het zeer wel mogelijk dat er in dit overzicht jonge en veelbelovende onderzoekers zullen gaan ontbreken. Mochten er binnen uw instelling jonge, veelbelovende onderzoekers zijn die niet één van bovengenoemde subsidies hebben verworven maar waarvan u vindt dat ze wel degelijk de capaciteiten hebben om nieuwe gebieden binnen het medisch wetenschappelijk onderzoek daadwerkelijk tot ontplooiing te brengen, noem er in een aparte bijlage maximaal 5 met hun respectievelijke vakgebied en motiveer in maximaal 250 woorden uw keuze (n.b.: de antwoorden op deze vraag zullen vertrouwelijk worden behandeld). Naam invuller enquête: Datum:
27
Raad voor Medische Wetenschappen
Verzendlijst enquête ten behoeve van de adviesaanvraag Medisch onderzoek ocw Prof. dr. W. Beertsen Decaan Academisch Centrum Tandheelkunde Amsterdam (acta) Prof. dr. J. Benzing Directeur Nederlands Instituut voor Onderzoek van de Gezondheidszorg (nivel), Utrecht Prof.dr. A. Berns Voorzitter Raad van Bestuur Nederlands Kanker Instituut/Antoni van Leeuwenhoekziekenhuis Amsterdam Dr. R.E. Bontrop Directeur Biomedical Primate Research Centre Rijswijk Dr. ir. T.J. Buunen Voorzitter Raad van Bestuur Stichting Sanquin Bloedvoorziening Amsterdam Dr. C.L. Ekkers Directeur tno Kwaliteit van Leven Prof. dr. L.J. Gunning – Schepers Voorzitter en decaan Raad van Bestuur Academisch Medisch Centrum – uva Amsterdam Prof. dr. H.P.F. Hillen Decaan Faculteit der Geneeskunde Universiteit Maastricht Prof. dr. E.C. Klasen Decaan Leids Universitair Medisch Centrum Dr. P.R. Klatser Hoofd Tropische Hygiëne Koninklijk Instituut voor de Tropen, Amsterdam Prof. dr. P.J. van der Maas Vice-voorzitter Raad van Bestuur Erasmus Medisch Centrum, Rotterdam Prof. dr. R. Plasterk Directeur Hubrecht Laboratorium knaw, Utrecht Prof. dr. S. Poppema Decaan Universitair Medisch Centrum Groningen
28
Gezondheidsonderzoek: het investeren waard
Prof. dr. D.J. Ruiter Decaan Universitair Medisch Centrum St Radboud, Nijmegen Prof. dr. C. Spreeuwenberg Directeur Instituut voor Revalidatievraagstukken, Hoensbroek Dr. M.J.W. Sprenger Directeur-generaal rivm, Bilthoven Prof. dr. J.C. Stoof Decaan Universitair Medisch Centrum Utrecht Prof. dr. E.A. van der Veen Decaan Vrije Universiteit Medisch Centrum Amsterdam Ir. M.F.A. Veerman Algemeen directeur Nederlands Vaccin Instituut, Bilthoven Dr. C.A. Visser Directeur Interuniversitair Cardiologisch Instituut Nederland (knaw), Utrecht Prof. dr. C.J.G. Wensing Directeur Nederlands Instituut voor Neurowetenschappen (knaw), Amsterdam
29
Raad voor Medische Wetenschappen
Bijlage 3
Mailbericht aan ruim vijftig buitenlandse referenten Dear colleague, On behalf of the Council for Medical Sciences (cms) of the Royal Netherlands Academy of Arts and Sciences I would like to draw your attention to the following matter. The Dutch Minister of Science, Culture and Education, mrs. Maria van der Hoeven, has asked the Council for Medical Sciences to advise her before January 1st with regard to two questions: 1. What are the areas of excellence in Dutch medical research? 2. What are the emerging areas in international medical research? In which of these areas is the Netherlands a leader or has the potential to become a leader? To answer these questions, the Board of the cms has installed a steering committee, which consists of: professor Anton Berns (Netherlands Cancer Institute); professor Bob Löwenberg (Erasmus University Rotterdam, chairman); professor Dirkje Postma (University of Groningen); dr. Marij Stukart (cms knaw); professor Pauline Verloove – Vanhorick (tno Quality of Life/University Leiden) The steering committee has invited the deans of the medical faculties and the directors of the medical research institutes to present what they see as their areas of excellence. The results of this exercise indicate that the quality of medical research in the Netherlands is high. In parallel, the steering committee will approach a selected group of international experts and ask for their opinions. You have been suggested by the members of the Royal Academy as an international authority. The Council for Medical Sciences would appreciate it very much if you give your brief opinion on the quality of Dutch medical research in general and your own area of research in particular. Would you rate the quality of Dutch medical research in general and your own area of research in the Netherlands in particular as: a. ‘excellent’: work that is at the forefront internationally, and which most likely will have an important and substantial impact in the field. Institute is considered an international leader. b. ‘very good’: work that is internationally competitive and is expected to make a significant contribution; nationally speaking at the forefront in the field. Institute is considered international player, national leader. c. ‘good’: work that is competitive at the national level and will probably make a valuable contribution in the international field. Institute is considered internationally visible and a national player.
30
Gezondheidsonderzoek: het investeren waard
d. ‘satisfactory’: work that is solid but not exiting, will add to our understanding and is in principle worthy of support. It is considered of less priority than work in the above categories. Institute is nationally visible. If you consider Dutch medical research in general and your own area of research in the Netherlands in particular to be ‘excellent’, please give your motivation in a brief statement of no more than 250 words. The other question relates to the position of Dutch research in emerging areas in international perspective. What are, in your opinion, these emerging areas and in which of these areas is Dutch biomedical research at the forefront? We are aware that we ask for your input at a very short notice. Yet we hope you will be willing and be able to provide your personal views. These will be important contributions to the overall evaluation process. This process to a significant extent depends on the input from various independent sources, including the input by outstanding international scientists like you. Because the advice has to be delivered before January 1st, we would welcome your response before November 17th . On behalf of the Board of the Council for Medical Sciences, I would like to thank you in advance for your cooperation. Yours sincerely, Professor Bob Löwenberg Chairman Nb: please reply to Klaas Deen (
[email protected]), executive secretary of the steering committee
31
Raad voor Medische Wetenschappen
Bijlage 4
Lijst met afkortingen awt cheps eur eu ez knaw lumc nfu nih nki/AvL nowt ocw rgo rivm rmw rug sep uva tno umc’s vws ZonMw
32
Adviesraad voor Wetenschaps- en Technologiebeleid Comparitive Higher Education Policy Studies Erasmus Universiteit Rotterdam Europese Unie Economische Zaken Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen Leids Universitair Medisch Centrum Nederlandse Federatie van Universitair Medische Centra National Institutes of Health Nederlands Kanker Instituut/Anthoni van Leeuwenhoek Ziekenhuis Nederlands Observatorium van Wetenschap en Technologie Onderwijs, Cultuur en Wetenschap Raad voor Gezondheidsonderzoek Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu Raad voor Medische Wetenschappen Rijksuniversiteit Groningen Standard Evaluation Protocol 2003 – 2009 Universiteit van Amsterdam Nederlandse Organisatie voor Toegepast Onderzoek Universitair Medische Centra Volksgezondheid, Welzijn en Sport Fusie van Zorgonderzoek Nederland en Medische Wetenschappen nwo
Gezondheidsonderzoek: het investeren waard