GEZOND FLEVOLANDS VOEDSEL VOOR JONG EN OUD
Projectrapportage DuurzaamDoor in opdracht van de Provincie Flevoland
Voorwoord Dit is de rapportage van het project Gezond Flevolands Voedsel voor Jong en Oud. Een project dat is uitgevoerd in opdracht van de Provincie Flevoland in de periode Januari – December 2014. De rapportage is het verantwoordingsdocument voor de opdrachtgever en de afronding van de samenwerking tussen de partijen, welke overigens dusdanig goed is bevallen, dat ook in 2015 nieuwe gezamenlijke vervolgacties en eventuele projecten worden verwacht. Dit laatste is eigenlijk het belangrijkste resultaat; een duurzame verbinding tussen Flevolandse partijen bij wie het thema duurzame voeding na aan het hart ligt !!
Almere, Januari 2015.
Dinand Ekkel, projectleider. Lector Groene en Vitale Stad
Overige deelnemers: Anne Bilker, IVN Flevoland Ingrid Cremer en Didi van Dijk, Centrum Biologische Landbouw Arjan Dekking, WUR-PPO Willieanne van der Heijden en Brigitta Methorst, Hogeschool CAH Vilentum
Inleiding Als breed gedragen en gewenste vervolg op de overheidsprogramma’s LVdO en NME hebben de betrokken ministeries in 2013 het programma DuurzaamDoor gestart. Het programma beoogt actoren (kinderen , volwassenen, scholen, bedrijven, organisaties) toe te rusten met de nodige bewustzijn, kennis, attitude en handelingsperspectieven (competenties) om een wel geïnformeerde keuze te kunnen maken voor duurzaamheid. Provinciale overheden dragen met een eigen invulling van dit programma aan de overheidsdoelstellingen bij. De provincie Flevoland heeft daarbij de duurzame voedselvoorziening als één van de, voor deze provincie belangrijke thema’s aangewezen en partijen opgeroepen initiatieven te nemen om tot invulling en uitvoering van het programma te komen, waarbij o.a. de vitale relaties en interacties tussen de landbouw en de stad, tussen de burger en het agro-food complex worden hersteld. Op veel plaatsen in de provincie gebeurt al veel op het gebied van voedseleducatie en duurzaamheid; mensen willen weer zelf gaan tuinieren in buurtmoestuinen en bijvoorbeeld in Almere zijn kenniskringen ontstaan om kennis te delen en ervaringen uit te wisselen; zorginstellingen als de Zorggroep Almere overwegen meer streekvoedsel aan te bieden en de hele ambiance rond het eten te verbeteren om zo de gezondheid van cliënten te verbeteren; verschillende basisscholen in Dronten en Almere willen aan de slag met schooltuintjes voor leerlingen en willen boerenbedrijven gaan bezoeken om zo Flevolandse jeugd weer vertrouwd te maken met de herkomst van voedsel. Dit project is een vervolg op een eerder voor de provincie uitgevoerd project door drie van de vier partijen (WUR-PPO, CAH Vilentum Almere en CBL), nl. Kennisagenda Stadslandbouw 2.0. Doelstellingen waren het in kaart brengen van de Flevolandse partijen welke zich actief met stadslandbouw en voedsel bezig houden, het onderling delen van en het creëren van synergie. Uit het project is o.a. gebleken dat een diversiteit aan partijen zich met stadslandbouw bezig houden, dat men onderling weinig bekend is met elkaars
initiatieven, en er aanleiding is de activiteiten meer te verbinden door de organisatie van meer provincie-brede praktijkkringen en/of netwerken. IVN Flevoland, CBL, WUR-PPO en CAH Vilentum hebben met dit project een bijdrage geleverd aan de doelstellingen van de provincie, nl. het realiseren van een duurzame, groene samenleving door het stimuleren van voedingsbewustzijn, kennisdeling en – verspreiding op het gebied van stadslandbouw en het verbinden van de (jonge) burger in de stad met voedsel. Dit project beoogde doelen op twee niveau’s, te realiseren: A.) partijen rond een drietal cases uit het rapport Kennisagenda Stadslandbouw 2.0 verder brengen door netwerkvorming en kennisverspreiding. B.) als gezamenlijke kennisinstellingen op het gebied van voedsel en landschap nieuwe doelgroepen (jongeren, ouderen in zorginstellingen) te bereiken met vernieuwde en verbreedde educatie en nieuwe vormen van samenwerking. Deze doelstellingen zijn rond 7 deelactiviteiten gerealiseerd, waarvan hieronder per deelactiviteit verslag zal worden gedaan, inclusief een evaluatie per deelactiviteit en de belangrijkste resultaten en de (leer)ervaringen. Aan het einde zal nog worden ingegaan op de leerervaringen van de projectgroep.
1.
VINDplaats Zenit.
Doel: opschalen en professionaliseren. Resultaten: verbreden doelgroepen, vormen team met nieuwe partners die continuïteit inrichting en programmering gaan borgen. Dat Almere niet altijd land was, weet iedereen. Dat er ver voordat de Zuiderzee er woedde al eerder land te vinden was, weet dan weer bijna niemand. En toch was bijna 10.000 jaar geleden de plek die nu Almere Buiten is een stuk land in het stroomgebied van de Eem, vlakbij het punt waar die uitmondde in de Noordzee. Dat hier toen mensen woonden, is onlangs ontdekt. Archeologen vonden in het braakliggende gebied achter de rotonde Zenit (naast restaurant Tang Dynastie) overblijfselen van nomaden die hier in 7700 vóór Christus— bijna tienduizend jaar geleden!— leefden, aan de oostelijke oever van de Eem. In twee vlak bij elkaar liggende zones werden resten gevonden van notendoppen, vuurstenen pijlpunten en in het zand ingegraven haardkuilen. Daarnaast zijn er in de omgeving visweren, fuiken en peddels aangetroffen, die erop wijzen dat de steentijdmensen die hier leefden boomstamkano’s gebruikten bij het vissen.
slag ging. Team Zenit bestaat uit een aantal buurtbewoners, ondernemers, zorginstelling Kwintes en maatschappelijke organisaties. Arjan Dekking (WUR-PPO / OSA), trekker van dit deel van het project, is daarbij adviseur en zorgt voor de verbinding met de KNHM en de andere relevante initiatieven met betrekking tot stadslandbouw in Almere (Buitenvaart, Kenniskring Buurtmoestuinen, Buitenplaats, Koggepark etc.). Deze initiatieven kunnen een bijdrage leveren bij de verdere inrichting en programmering van VINDplaats Zenit. De beoogde doelen zijn gerealiseerd, er is in 2014 veel gebeurd, zowel op het gebied van aanleg als de organisatie en verbinding met de omgeving. Er is een omwalling aangelegd die de contouren van de beide vindplaatsen weergeeft. Bovendien zijn er vier hoofdfuncties benoemd die de basis vormen voor de inrichting; buurtmoestuinen, schooltuinen, een archeologisch speeldorp en een voedselbos. Er bleek enorm veel vraag naar buurtmoestuintjes. Hiervan waren er in een ommezien zo’n 20 uitgegeven. De eerste schooltuinen zijn aangelegd. Deze zijn al menig keer door schoolklassen bezocht. Ook zijn de eerste bouwwerken in het archeologisch speeldorp verrezen. Team Zenit, een groep van ongeveer 8 direct betrokkenen, heeft haar samenwerking officieel gemaakt door de oprichting van Stichting Zenit. Hierdoor is ook de rol van OSA veranderd; van initiator tot adviseur. In 2014 waren er ook weer een aantal publieksevenementen op Zenit, zoals de OSAconferentie op 4 juni, een streekmarkt en het bouwen van een mesolitische hut. Evaluatie
Er mag op zo’n vindplaats dan ook niet gebouwd worden. Maar de grond mag wel worden gebruikt. De Koninklijke Nederlandsche Heidemij (KNHM) en het Ontwikkelcentrum Stadslandbouw Almere (OSA) hebben in het kader van dit project het initiatief genomen om samen met bewoners, maatschappelijke organisaties en ondernemers een plan te bedenken voor de inrichting van de grote en de kleine zone van VINDplaats Zenit. Er zijn een aantal ontwerpsessies georganiseerd, hierna is er een team Zenit geformeerd dat met de verdere inrichting en programmering aan de
De beoogde doelen zijn gerealiseerd, dit aanvankelijk vrij kale stukje groen met een grote cultuurhistorische waarde is nu veel meer ontsloten voor allerlei activiteiten. Opschaling is gelukt richting buurt, scholen en zorg. Er is een team geformeerd dat verantwoordelijk is voor de verdere inrichting en programmering (Team Zenit) en waarin die nieuwe partners zijn vertegenwoordigd. Zeer positief is ook dat ondernemers als het aanpalende restaurant meedoen en mogelijkheden zien voor bijvoorbeeld een theetuin in de toekomst.
Een nieuwe website over de VINDplaats is opgezet en wordt gebruikt voor de communicatie over alle activiteiten.
De inventarisatie van bestaand materiaal heeft het volgende opgeleverd: -
2.
Voedseleducatie in Basisonderwijs en Voortgezet Onderwijs. -
Doel: Educatieve activiteiten (producten, diensten zoals excursies) voor de jeugd op het gebied van duurzaamheid uitbreiden met voeding. Beoogde resultaten: Materiaal binnen en buiten Flevoland is geïnventariseerd, getoetst en beschikbaar voor BO en VO.
Een overzicht van alle lesmaterialen en educatiebedrijven in Flevoland waar CBL contact mee heeft/ weet van heeft. Er is een mooie lesbrief Fruitbomen, die kan voor meer scholen ontsloten worden. Deze is op de website van Centrum Biologische Landbouw beschikbaar gemaakt: http://www.biologischelandbouw.org/wpcont ent/uploads/2014/07/LesbriefFruitbomen.pd fDeze lesbrief zal ook via de website van Eetbaar Lelystad www.eetbaarlelystad.nl verder toegankelijk gemaakt worden.
IVN heeft in 2014 een verkenning uitgevoerd onder leerkrachten, schoolbesturen, koepelorganisaties, gemeenten en Flevolandse aanbieders (waaronder Waterschap Zuiderzeeland, groene zusterorganisaties, energiebedrijven, etc.), met als vraag of er behoefte is aan een Duurzame Leerlijn Flevoland, en zo ja: hoe die eruit moet zien en wie daaraan mee willen werken. Deze verkenning vloeide voort uit de initiatieven rond Groen en Duurzaam Onderwijs in Flevoland in 2013, waaronder een succesvolle informatiemarkt in Oktober.
-
De verkenning vond plaats door middel van oriënterende gesprekken en een gezamenlijke stakeholdersbijeenkomst. In het kader van dit project is specifiek aandacht besteed aan het ontwikkelen van een duurzame leerlijn voor voeding. IVN heeft het project vanuit twee kanten ‘’aangevlogen’’, nl. wat IS er aan materiaal en wat zouden de scholen WILLEN ?
De online educatieve game Villa Eeckhoorn van CBL is ook bruikbaar voor scholen. in juni 2014 bij alle basisscholen onder de aandacht gebracht via de NME-gids. Ook is Villa Eeckhoorn gedurende het hele schooljaar aangeboden via de ‘Ingrediëntenkaart’ van het programma Ik Lekker Fit!?, verspreid onder alle basisscholen. Ik Lekker Fit!? is een samenwerking met onder andere Sportservice Flevoland en GGD. Daarnaast is Villa Eeckhoorn onder de aandacht gebracht met flyers en de mogelijkheid direct in te spelen op de Lekker naar de Boer 0pen dag bij het Centrum Biologische Landbouw op 22 juni 2014. Daarnaast is het game via flyers onder de aandacht gebracht op de BioVak in januari 2014 Zwolle, De Biovelddag in september in Lelystad, verschillende Growing Green City bijeenkomsten in Almere en de opening van de Week van de Smaak in Almere eind september 2014. Op 17 september 2014 is
Villa Eeckhoorn ook onder de aandacht gebracht bij Kenniskring Moestuinen Lelystad, waarbij een aantal Lelystadse basisscholen zijn aangesloten (zie ook Werkpakket 3). Villa Eeckhoorn zal via Snappet worden aangeboden in 2015 en wordt door Snappet geïntegreerd in lesprogramma : https://nl.snappet.org. Promotie wordt nu gepland met het starten van het groeiseizoen, in maart. Daarnaast willen we graag de online game omzetten naar tablet-vorm, zodat we veel meer jongeren kunnen bereiken. De game werkt aan het verkleinen van de ecologische voetafdruk, besef van duurzaamheid en voedsel op speelse en ludieke wijze die aansluit bij de jongeren van nu. Hier is dus via tablets nog een nieuwe doelgroep te bereiken. De inventarisatie van wat er is en eventueel aansluit bij de vraag van de scholen heeft het volgende opgeleverd: -
-
-
IVN heeft onderzoek gedaan naar de vraagkant naar een duurzame voedingsleerlijn en naar de wensen en mogelijkheden vanuit het basisonderwijs in Flevoland. Er is gesproken met Ecomare (de grondlegger van de duurzame leerlijn), Groen Gelinkt, RVO (voorheen: Agentschap), Food Pioniers Noordoostpolder (ondernemers), en bestuurder Scholengroep BO. We hebben ervoor gekozen meer de diepte in te gaan (gerichte gesprekken) dan de breedte (stakeholdersdialoog). In 2015 gaan we alsnog deze dialoog organiseren om nog scherper in beeld te krijgen welke educatieve producten rondom voeding en duurzaamheid onder andere geledingen beschikbaar zijn voor het onderwijs. IVN heeft de bestaande onderzoeken die over leerlijnen met betrekking tot NME en duurzaamheid bestudeerd. Op grond daarvan hebben wij het doel aangescherpt en een definitie geformuleerd wat wij onder een leerlijn verstaan. In 2015 wordt dit aan het onderwijsveld voorgelegd. IVN heeft onderzoek gedaan naar mogelijke criteria om een onderverdeling te maken van thema’s binnen het voedingsaanbod. Er is met name gekeken naar algemeen gehanteerde critiera binnen
-
-
-
-
DuurzaamDoor en binnen GroenGelinkt. Op basis hiervan is een onderverdeling gemaakt. Zie bijlage 1. IVN heeft aan de hand van deze inventarisatie een overzicht gemaakt welk materiaal voor welke doelgroep (voor de onderbouw (groep 1 t/m 4) en een voor de bovenbouw ( groep 5 t/m 8)) aanwezig is en toepasbaar. In 2015 worden op grond van het opgestelde kader producten geselecteerd voor groep 1 t/m 8. Uit de inventarisatie van voedingseducatie binnen Groen Gelinkt bleek dat er honderden educatieve producten op het gebied van voeding zijn van verschillende kwaliteit en beschikbaarheid (niet een op een te gebruiken). Dit was aanleiding ook eerst eens goed te kijken naar het inhoudelijk kader en de vraag wat de scholen zouden willen. In de gesprekken met CAH en CBL heeft IVN informatie verstrekt over GroenGelinkt (www.GroenGelinkt.nl). Er is afgesproken dat het verzamelde educatief materiaal van de Duurzame leerlijn Voeding uiteindelijk in GroenGelinkt opgenomen gaat worden. Beide organisaties maken een overzicht van aanwezig educatie materiaal. Via CBL worden ook aangesloten organisaties in het overzicht meegenomen.
Aanvullende, niet op voorhand voorziene spinoff: -
In Lelystad heeft Centrum Biologische Landbouw contact gelegd met het Groenhorst College en er is veel enthousiasme om bedrijfsbezoeken op te nemen in het eerstejaars curriculum. In samenwerking met de biologische streekgidsen is een programma ontwikkeld voor het Groenhorst College in Lelystad waarin eerstejaarsstudenten meer leren over duurzame, biologische landbouw en
een bezoek brengen aan één van de biologische boerderijen in Lelystad. In het najaar van 2014 zijn al een aantal groepen ontvangen die een bezoek hebben gebracht aan een biologische boerderij, ook zijn de streekgidsen al verschillende keren in de les geweest. De intentie bestaat om dit programma door te zetten naar volgende lesjaren. Evaluatie De oorspronkelijke aanpak is gevolgd. Het project is niet geheel volgens planning uitgevoerd. In september zou een stakeholders bijeenkomst gehouden worden waarin partijen gevraagd zou worden mee te denken, behoefte aan te geven en input te geven. Ook zouden de eerste contouren van een duurzame leerlijn voedsel daar worden gepresenteerd. De inventarisatie kostte echter iets meer tijd dan gepland, omdat door de veelheid aan materiaal dat beschikbaar is via GroenGelinkt, het belangrijk was dit eerst te sorteren en te toetsen v.w.b. bruikbaarheid in onze provincie Flevoland. Ook hebben we langer moeten zoeken naar kansen en mogelijkheden om bij de vaag vanuit het onderwijs aan te sluiten en een logische volgorde waarin het aangeboden educatiemateriaal in een leerlijn geplaatst kan worden. Bij nader inzien is een grote stakeholderbijeenkomst niet georganiseerd, omdat de tijd daarvoor nog niet rijp was, dit wordt in 2015 opgepakt in de bredere duurzaamheidscontext.
3.
Doel: Nieuwe doelgroepen bereiken voor thema duurzame ontwikkeling, verbinden van partijen (jeugd, bedrijfsleven) Resultaten: In elke gemeente doet 1 school mee met een project duurzame voedselvoorziening in opdracht van een bedrijf of zorginstelling. Activiteiten die uitgevoerd zijn: -
-
-
-
Resultaten en (leer)ervaringen De beoogde resultaten zijn bereikt, er is een goede, structurele verbinding gemaakt met GroenGelinkt, waardoor borging van materiaal – van dit project en in de toekomst – op een voor BO en VO goede en toegankelijke wijze is gewaarborgd. De voornaamste leerervaring betreft het ontwikkelen van de leerlijn zelf en het onderzoeken van de kansen om aan te haken bij ontwikkelingen binnen het basisonderwijs in Flevoland. Dit laatste is volgens betrokkenen nodig geweest om niet de kans te lopen een aanbod te ontwikkelen waar nauwelijks of geen vraag naar is. We hebben nu vanaf het begin personen en instanties bij de leerlijn betrokken, en daarmee alvast draagvlak gecreëerd.
Duurzaamheid – praktijkopdrachten voor het onderwijs.
-
-
Er is een brainstorm geweest met docenten VO: er waren 4 scholen aanwezig: SGL in Lelystad, Oostvaarderscollege in Almere, Emelwerda College in Emmeloord en Helen Parkhurst in Almere. In totaal waren er 11 docenten aanwezig, variërend van beeldende vorming tot biologie, scheikunde, aardrijkskunde en science. Er zijn gesprekken gevoerd met Delibugs, Runderweg over de mogelijke inzet van science- en technasiumscholieren voor projectonderwijs over eetbare insecten. 5 VO scholen doen schooljaar 2014-2015 mee met een project over eetbare insecten: drie technasia (SGL, Emelwerda en Slingerbod/Levant) en twee science klassen (Slibgerbos/Levant en Oostvaarderscollege), in de gemeenten Almere, Zeewolde, Lelystad en NOP. Delibugs heeft (i.s.m. IVN en CAH) verschillende opdrachten geformuleerd. De projecten staan in het teken van de hoofdvraag: welke probleem lossen we op met het eten van insecten. Zie bijlage 2: mogelijke vraagstukken voor schoolprojecten. In een bijeenkomst in oktober zijn afspraken gemaakt met de scholen en opdrachtgever (Delibugs). Scholen gaan er in de periode januari 2015 – juni 2015 mee aan de slag. Eindpresentaties van de opdrachten (waarschijnlijk) juni 2015.
Evaluatie De oorspronkelijke aanpak is gevolgd, doel om jeugd met bedrijfsleven te verbinden is gehaald, thema eetbare insecten is vernieuwend en
actueel en sluit aan bij duurzaam voedsel. De planning in de tijd is wat vertraagd, omdat in dit project met scholen samengewerkt wordt, hebben we te maken met hun planningen in schooljaren (sept. t/m aug.). Gebleken is dat het voortraject van werven en het samen met de opdrachtgever komen tot bruikbare opdrachten meer tijd vergde dan gedacht. Daardoor is uitvoering van de opdracht binnen de scholen niet in eerste helft van het schooljaar gestart, maar pas de tweede helft (is eerste half jaar 2015). Wel zijn ook scholen in Dronten en Urk benaderd, maar die hebben geen interesse getoond, waardoor niet in alle 6, maar in 4 gemeenten scholen meededen.
en activiteiten van de netwerken Milieuwinst op het Menu & Mooie Maaltijd van het Centrum Biologische Landbouw, ontwikkeld vanuit 2 andere projecten, zoals de inspiratiebijeenkomst voor de zorgsector in september en de Week van de Smaak Flevoland in de eerste week van oktober. Activiteiten: -
Resultaten en (leer)ervaringen Binnen dit deelproject zijn meerdere partijen betrokken. Partijen die allen in een ander segment werkzaam zijn (Kennisinstelling, voortgezet onderwijs, bedrijfsleven, Educatieorganisatie). Het kost tijd om elkaar te leren kennen en weten hoe de andere partij werkt en ook kost het tijd om een meer gezamenlijke taal en belang met elkaar te vinden. In dit deelproject zijn meerdere bijeenkomsten geweest die ervoor gezorgd hebben dat partijen elkaar hebben leren kennen.
-
-
Concrete resultaten van dit deelproject (en communicatie over dit project) zullen voor de zomer 2015 opgeleverd worden in de vorm van presentaties van leerlingen aan opdrachtgever en andere betrokkenen. De vorm waarin dit gebeurt kan variëren. 4.
In het hele jaar 2014: individuele begeleiding/ondersteuning Flevolandse (zorg)instellingen op het gebied van het gebruik van regionale, biologische producten(vanuit de netwerken Milieuwinst op het Menu en Mooie Maaltijden in Flevoland). O.a. contacten leggen over mogelijke interesse in natuurkoffer. Januari 2014: Workshop Milieuwinst op het Menu op de BioVak, lancering publicatie over verkleinen voetafdruk, o.a. door meer regionale producten te gebruiken. Dit is bronmateriaal voor de conferentie in november. September 2014: Eindbijeenkomst Mooie Maaltijden in Flevoland, lancering publicatie over meer regionale en biologische producten in zorgmaaltijd, inclusief stappenplan. Naast bronmateriaal voor de conferentie, is de communicatie rondom deze bijeenkomst ingezet om vooruit te blikken naar de conferentie in oktober en deze aan te kondigen.
Conferentie en coalitie rond gezonde voeding voor ouderen.
Doelen: netwerkvorming en kennisverspreiding, verbreden / vernieuwen educatie voor ouderen. Resultaten: Conferentie is gehouden, naar aanleiding hiervan en van het praktijknetwerk Lokaal Voedsel Flevoland is er een coalitie ‘Beter eten beter leven’’ is gerealiseerd. In afstemming met de samenwerkingspartners is de conferentie in november 2014 gehouden, met de inzet als startpunt te dienen voor de vorming van de netwerkcoalitie. Hiermee kon optimaal worden aangesloten op de ervaringen
-
-
September 2014: Aankondiging conferentie in november in begeleidende brief bij verspreiding publicatie per post aan verzendlijst. September/oktober 2014: Lijsten met netwerken (zorg)instellingen vanuit Milieuwinst op het Menu en Mooie Maaltijden in Flevoland uitbreiden met zorginstellingen geïnteresseerd in regionale voeding in de provincies rondom Flevoland.
-
-
Oktober 2014: Week van de Smaak Flevoland met mooie maaltijden in zorginstellingen. November 2014: werkconferentie en start coalitie.
De conferentie kon vanuit het voortraject worden opgezet als werkconferentie, waarin de deelnemers met elkaar in een sociaal leerproces stappen hebben doorlopen. Betrokkenen bij de conferentie en de coalitie waren Groenteman Gert Koekoek, verschillende contactpersonen vanuit netwerk zorginstellingen in Flevoland, Noord-Holland, Utrecht, Gelderland, Overijssel. Daarnaast gemeenten en leveranciers, Deli XL, Pioen Consult, Yvo Sajet Photography, Lex Hemelaar, Lasca ten Kate en Maria van Boxtel. De werkconferentie werd ingeleid door Suzanne Tummers-Stienen van Bidvest Deli XL, die de deelnemers inzicht gaf in de verwachte veranderingen in zorgmaaltijden in cijfers. Ingrid Cremer van Centrum Biologische Landbouw belichtte vervolgens de toegevoegde waarde van het gebruik van regionale producten in de zorgmaaltijd en de voordelen die het tegengaan van verspilling kunnen opleveren.
-
-
-
-
diverse succesvolle voorbeelden op het gebied van regionale producten in de zorgmaaltijd. Ontwikkelingen die invloed hebben op de zorgmaaltijd, door het veranderende zorglandschap. De meest nijpende en belangrijkste behoeften vanuit de rol van het facilitair management van zorginstellingen. Wat nu als een belemmering wordt ervaren om het meer gebruiken van regionale producten in de praktijk te brengen.
Gezamenlijk is hier een top 10 aan meest nijpende behoeften uit vastgesteld Resultaten en (leer)ervaringen Deelnemers hebben zich verbonden aan specifieke behoeften, waarmee zij als gezamenlijke coalitie verder kunnen gaan om met ondersteuning van CAH Vilentum Hogeschool en Centrum Biologische Landbouw concrete vervolgprojecten tot stand te brengen die hen ondersteunen om deze belangrijke behoeften te kunnen realiseren in de veranderende zorgsector. De inleidingen van de conferentie zijn verspreid onder de deelnemers en overige geïnteresseerden en worden opgenomen op de websites www.kcgroen.nl, www.proefdesmaakvanflevoland.nl en www.biologischelandbouw.org Het bestaande Flevolandse zorgnetwerk, opgebouwd vanuit Milieuwinst op het Menu en Mooie Maaltijden in Flevoland is uitgebreid met facilitair managers, koks, producenten, gemeenten, kennisinstellingen en andere betrokkenen afkomstig uit de provincies Overijssel, Gelderland, Utrecht en NoordHolland
Tijdens een gezamenlijke maaltijd aan tafel hebben de deelnemers onderling ervaringen uitgewisseld en nader kennisgemaakt Hierna was het vervolgens een logische stap voor de deelnemers om de volgende zaken te inventariseren flappen (vastgelegd op foto):
Het netwerk heeft de interesse en werkervaring met regionale producten in de maaltijden kunnen uitbreiden met het opdoen van nieuwe informatie en uitwisseling over de ontwikkelingen van maaltijden in de veranderende zorgsector en het (meer)kunnen blijven gebruiken van regionale producten. Naast de inleidingen heeft het netwerk kennis ontvangen in de vorm van 2 publicaties van het Centrum Biologische Landbouw en een boekje
over ontwikkelingen in de zorgmaaltijd van Bidvest Deli XL.
-
De werkconferentie heeft ervoor gezorgd dat er inzicht is in de meest nijpende en belangrijkste behoeften op het gebied van regionale producten in de maaltijden van een veranderend zorglandschap. De op de werkconferentie gestarte coalitie van enthousiaste deelnemers heeft zich aan specifieke behoeften verbonden en wil, met ondersteuning van Centrum Biologische Landbouw en CAH Vilentum Hogeschool concrete vervolgtrajecten tot stand brengen die de zorginstellingen kunnen ondersteunen om de behoeften te realiseren. De vervolgbijeenkomst is inmiddels gepland, nl. op 12 Februari 2015 ! De externe communicatie rondom de werkconferentie heeft meerdere geïnteresseerden doen aanhaken en het netwerk verder uitgebreid.
-
Inzicht in mogelijkheden t.a.v. implementatie regionale producten (flexibiliteit) Verbreding van kennis Nieuwe mensen leren kennen, contacten opgedaan Inzicht in interessante ontwikkeling Verbinding gemaakt met diverse organisaties Inspiratie opgedaan De vele nieuwe afkortingen in de zorg eigen gemaakt Inzicht hoe van lage budgetten te gaan naar waarde creëren rondom voeding Inzicht in het belang van draagvlak krijgen binnen de onderneming Moed gekregen om ‘het gewoon te gaan doen’ Inzicht en doorzicht in de sector gekregen Inzicht gekregen in de verbinding van zorg met streekproducten Inzicht in de marktbehoefte en de klant gekregen Heel veel ideeën opgedaan
De werkbijeenkomst werd ervaren als een goed georganiseerde bijeenkomst zowel op inhoud als opzet van het workshop-onderdeel. Door het opzetten van de conferentie als een werkbijeenkomst, gaf dit de mogelijkheid dat deelnemers gezamenlijk, als coalitie, behoeften konden inventariseren. In het geval er nieuwe trajecten kunnen worden gevonden om de coalitiedeelnemers verder te ondersteunen deze behoeften te realiseren, zullen de leerervaringen van 27 november 2014 als belangrijke basis van deze ontwikkeling worden gezien. De conferentie en de resultaten zijn en worden op allerlei manieren uitgedragen (zie ook Bijlage 3): -
De deelnemers aan de werkconferentie hebben aangegeven het volgende te hebben geleerd: -
Bekend geworden met de markt Bekend geworden met de status van de ontwikkelingen Inzicht in ontwikkelingen ten aanzien van verhoudingen/bezuinigingen
-
Persberichten vooraf en na afloop van de werkconferentie. Publiciteit in o.a. Flevopost, biojournaal, Food Hospitality De werkconferentie is onderdeel van een artikel in EKOLAND, het vakblad voor biologische boeren welke verschijnt in januari 2015, vlak voor de Biobeurs op 21 en 22 januari, met een wervende functie voor de workshop.
-
-
-
5.
Per mail aan de lijst met contactpersonen, met verwijzingen naar websites met informatie Met een workshop op de biobeurs in januari 2015 Met een (reflectie)bijeenkomst met de netwerkcoalitie in februari 2015 voor het zetten van de eerste vervolgstap. In het onderwijs van de opleiding Biologie, Voeding en Gezondheid van Hogeschool CAH Vilentum in Almere.
De Natuurkoffer.
Doel: het thema voedsel inbrengen in de Natuurkoffer. Resultaat: meer zorginstellingen gaan met vernieuwde koffer werken.
aanleveren. Ook is de koffer nog eens goed doorgenomen en up-to-date gebracht. Om de vernieuwde koffer onder de aandacht te brengen van zorginstellingen is een factsheet ‘De natuurkoffer komt naar je toe’ opgesteld. , deze factsheet is verspreid naar alle zorginstellingen in de regio waarmee het CBL reeds goede contacten had. Het netwerk zorginstellingen vanuit Mooie Maaltijden in Flevoland is hierbij ook gebruikt voor het laten toenemen van het gebruik van de koffer. De natuurkoffer is nu vooral gericht op dementerende ouderen. De mogelijkheden van aanpassingen voor andere doelgroepen (depressiviteit, revalidatie) is besproken. Dit was niet meer realiseerbaar in dit project en zal in een mogelijk vervolgtraject meegenomen worden.
De natuurkoffer is een koffer boordevol ideeën om met ouderen de natuur te beleven zonder dat zij de deur uit hoeven gaan. Tijdens deze natuuractiviteit komen onder meer prachtige foto's uit de natuur op tafel met herkenbare beelden uit de eigen omgeving. Hierdoor worden de deelnemers uitgenodigd vragen te stellen en hun verhaal te vertellen. Uit een pilot bleken vooral verse voedselproducten aansprekend om aan de koffer toe te voegen. De door WUR/PPO en Centrum Biologische Landbouw eerder ontwikkelde site www.lokaalvoedselflevoland.nl is ingezet als startpunt voor het uitbreiden van de Natuurkoffer met streekproducten. Zorginstellingen met ervaring in activiteiten voor bewoners gericht op streekproducten, zoals de locatie De Kiekendief van Zorggroep Almere, hebben goede praktijkinformatie kunnen geven voor het uitbreiden van de koffer (vanuit de medische kant bekeken). Activiteitenbegeleidster Jeanine Lablans heeft de koffer uitgeprobeerd en feedback gegeven. Gert Koekoek, groente-ondernemer uit Dronten die al regionale voedselproducten leverde aan zorginstellingen, gaat hier de producten voor
De natuurkoffer zal in voorjaar 2015 overhandigd worden aan gedeputeerde Jaap Lodders.
5.
Bestaande database t.a.v. stadslandbouw initiatieven uitbreiden naar heel Flevoland.
Doel: Realiseren van Flevolands-breed overzicht stadslandbouw, daarmee basis vormend voor meer samenwerking, intervisie, kennisdeling. Resultaat: Database is beschikbaar.
het overzicht van Almeerse stadslandbouwactiviteiten nader te analyseren en te categoriseren, dit heeft bijgedragen aan een meer systematische aanpak van de inventarisatie in andere gemeenten. 6. Uitbreiding kenniskringen. Doel: Positieve ervaringen met kenniskring buurtmoestuinen Almere uitbreiden naar andere gemeenten, ervaringen delen.
Activiteiten en resultaten In het kader van een ander project van Hogeschool CAH Vilentum, nl. Verkenning Stadslandbouw, hebben Groenhorst College en OSA een overzicht gemaakt van alle stadslandbouwinitiatieven in Almere. Dit zijn er bijna 100 (!), van stadslandgoederen als De Kemphaan tot kleine buurtmoestuinen als het Cascadepark. Dit overzicht laat zien dat Stadslandbouw vele verschijningsvormen heeft en vaak meerdere doelen dient. Dit overzicht is uitgebreid met initiatieven in heel Flevoland, duidelijk is geworden dat een groot deel van de stadslandbouwactiviteiten momenteel vooral inspeelt op de sociale/maatschappelijke behoeftes. Slechts een beperkt deel van de stadslandbouwinitiatieven heeft een economische drijfveer. Daarnaast zijn er ook stadslandbouwactiviteiten opgezet die passen binnen het concept van een bedrijf of instelling, bijvoorbeeld zorgboerderijen en (tuinen of kassen bij) zorginstellingen. De uitdaging voor de komende periode is om deze sociale/maatschappelijke diensten om te zetten in Euro’s. Een nadere analyse van de stadslandbouwinitiatieven kan inzicht verschaffen in de effecten op economie, werkgelegenheid en sociale cohesie. Het uitgebreide overzicht met stadslandbouwinitiatieven Almere zal begin 2015 worden gepubliceerd in een publicatie, het Flevolandse overzicht dat kwa systematiek hierop voortborduurt, is reeds beschikbaar via www.os-almere.nl. Evaluatie. Doelstellingen zijn behaald, database is beschikbaar via internet. Ruimte die er was met wat extra middelen van andere project Verkenning Stadslandbouw van Hogeschool CAH Vilentum in Almere, maakte het mogelijk
Resultaat: Er is een kenniskring buurtmoestuinen opgestart in Dronten en Lelystad, gebruik makend van de ervaringen uit Almere. Activiteiten en resultaten In Almere is vanaf voorjaar 2012 een goed functionerende Kenniskring Buurtmoestuinen opgebouwd. De lessen die in dit traject zijn geleerd zijn beschreven in een document. Hierin worden ook een aantal tips gegeven voor het opstarten van een “Kenniskring” elders. Op basis van deze ervaringen zijn er ook soortgelijke initiatieven opgestart in Lelystad en Dronten. De kenniskring in Lelystad wordt voortgezet in samenwerking met Eetbaar Lelystad (www.eetbaarlelystad.nl). De kenniskring in Dronten wordt voortgezet in een, door CAH Vilentum getrokken Lerend Netwerk, waarin de Stichting Codenz (Basisonderwijs) en Bureau ZWAAN Tuin- en landschapsarchitectuur zijn betrokken. In een aanpalend project is ook een handleiding gemaakt voor het opzetten van een buurtmoestuin, dit heeft een publicatie opgeleverd die ook waardevol is voor toekomstige kenniskringen en buurtmoestuin initiatieven; Buurtmoestuin? Zo gedaan! Evaluatie In dit werkpakket zijn de ervaringen van 4 jaar werk in Almere op een heel effectieve manier overgedragen op de andere Flevolandse gemeentes. Daarnaast is de kennis en ervaring van OSA/WUR-PPO overgedragen naar de andere partijen die deelnamen aan dit project (CAH-Vilentum, IVN en CBL). Het overzicht van stadslandbouwinitiatieven in Almere wordt uitgewerkt in een publicatie die
begin 2015 zal worden uitgebracht. De leerervaringen van de deelnemers van de Kenniskring Buurtmoestuinen Almere zijn gepubliceerd in de brochure Buurtmoestuin? Zo gedaan! Beide publicaties zijn t.z.t. te vinden op www.os-almere.nl. De leerervaringen m.b.t. het opzetten van een kenniskring buurtmoestuinen zijn beschreven in een intern document. Begin 2015 wordt via www.eetbaarlelystad.nl informatie ontsloten voor de Kenniskring Lelystad. Dit betreft onder andere leerervaringen van scholen over het opzetten en werken met schooltuinen en lesmaterialen. De oprichting van Kenniskringen voor buurtmoestuinen en schooltuinen draagt bij aan het vergroten van de bewustwording over natuur, voeding en gezondheid bij de volgende generaties. De uitdaging hier is om deze initiatieven te consolideren, zowel de initiatieven afzonderlijk als de kenniskringen.
Een compleet beeld van de stadslandbouwinitiatieven in Flevoland. Nieuwe kenniskringen in Lelystad en Dronten. De Kenniskring in Lelystad is gestart als groep met zowel schooltuinen als buurtmoestuinen. In de komende periode wordt dit mogelijk in de vorm van 2 subgroepjes onder de Kenniskring Lelystad voortgezet. De volgende ervaringen zijn door de betrokkenen benoemd en waren de basis voor de gesprekken in nieuwe gemeenten (Dronten, Lelystad en NOP): 1. Organiseer een Kenniskring het niet alleen, maar samen met een partner.
2. Zoek een partner bij een andere organisatie. Dit maakt het initiatief minder kwetsbaar 3. Zorg voor een solide financiële basis; minimaal voor een jaar 4. Schooltuininitiatieven en buurtmoestuininitiatieven is één groep kan goed, maar besef dat het wel heel verschillend is 5. Zorg voor een goede verbinding met de gemeente, liefst een vast aanspreekpunt als deelnemer in de groep. 6. Besteedt voldoende aandacht aan groepsvorming/binding 7. Maak er geen theekransje van, zorg voor een duidelijke regie 8. Zorg voor een passende communicatiestrategie, artikelen, social media enz 9. Wees zichtbaar in de stad; aanwezig op bijeenkomsten. 10. Stel eisen aan commitment. De leerervaringen zijn zeer regelmatig gedeeld met medewerkers van de gemeente Almere. Deelnemers van de Almeerse Kenniskring geven toe dat het ambtelijke klimaat voor stadslandbouw in Almere sterk verbeterd is. In Lelystad worden resultaten en leerervaringen gedeeld binnen de nieuw opgerichte kenniskring, alsook breder via de netwerken van de deelnemers en via de website van Eetbaar Lelystad. Ten aanzien van de Noordoostpolder: Hier heeft een oriënterend bezoek plaatsgevonden met de werkgroep Food van de Pioniers van de Toekomst. De leden van de werkgroep hebben uitvoerig kennisgenomen van de activiteiten van de Kenniskring Buurtmoestuinen en Almeerse Weelde. De leden van de werkgroep oriënteren zich nu op mogelijke toepassing van en vertaling van de activiteiten in Almere naar de Noordoostpolder. Het duurzaamheidssymposium van de Pioniers stond dit jaar in het teken van voeding. Uitkomsten van debat op dit symposium worden meegenomen in de activiteiten van de werkgroep in 2015. Arjan Dekking (OSA/WUR-PPO) en Anna Bilker (IVN) hebben het aanbod gedaan voor een vervolgoverleg, bijvoorbeeld in de vorm van een workshop (begin 2015?) waarin wensen van de
werkgroep en mogelijkheden binnen de Noordoostpolder ten aanzien van streekproducten en buurtmoestuinen worden verkend.
Green Cities manifestaties bleek lastige materie.
IVN en de Pioniers hebben geïnventariseerd of er buurtactiviteiten zijn gericht op moestuinieren en schooltuinieren in de Noordoostpolder. Gebleken is dat er een aantal ‘commerciële’ moestuinen, die voor/in de plaatselijke horeca worden gebruikt en verzorgd. Maar er zijn (nog geen) buurtinitiatieven.
IVN beoogde verbinding en samenwerking met zeer veel en zeer verschillende partijen. Er is contact gelegd met nieuwe, potentiële partners. Het op elkaar afstemmen van plannen, ideeën, wensen en doelen kost veel tijd. Je moet elkaar ook leren kennen. Bovendien hebben externe partijen hun eigen agenda en tempo. Kortom: de leerervaring is dat samenwerken tijd kost. We hebben wel een stevige basis gelegd, ook voor vervolgactiviteiten.
7. Uitwisselen, versterken en opschalen (via o.a. Groen Dichterbij) Naast het uitwisselen van informatie en het betrekken van nieuwe doelgroepen bij de activiteiten van de verschillende deelprojecten zoals hiervoor bij die deelprojecten is beschreven, was het idee ook nog via andere kanalen verdere opschaling te realiseren. Dit is nog niet goed van de grond gekomen. Mogelijkheden leken er bijvoorbeeld te zijn in relatie tot de Floriade 2022 en groen Dichterbij. Er is overleg geweest met Arjan Dekking (OSA/WUR-PPO) en met Sasha de Ruiter van Mooi Zo Goed Zo. Mogelijkheden zijn verkend om in Almere een Groen Dichterbij-activiteit te koppelen aan ontwikkelingen rond de Floriade en Growning Green Cities. Groen Dichterbij wordt gezien als laagdrempeliger en minder elitair dan Growing Green. Groen Dichterbij wordt daarom gezien als een mooie aanvulling op GrGr, dat nog meer en ook andere belangstellenden zal trekken. Op dit moment wordt verkend of in maart beide activiteiten rechtstreeks in Almere gekoppeld kunnen worden. Op 8 december 2014 heeft weer een overleg plaatsgevonden. Vanwege de enthousiaste reactie van de gemeente op het idee van samenwerking, wordt afgezien van ons oorspronkelijke plan (een event organiseren in februari), en trekt IVN samen met de Gemeente Almere op om rond april 2015 iets te organiseren. Evaluatie De oorspronkelijke aanpak is gevolgd. Het project is niet geheel volgens planning uitgevoerd, verbinding met Floriade / Growing
Resultaten en (leer)ervaringen
Evaluatie, leerervaringen Projectgroep. De projectgroep heeft halverwege de projectperiode in Juni 2014 de ervaringen gedeeld met behulp van de Tijdlijn Methode. Dit is een methode om de collectieve ervaringen expliciet te maken en met elkaar te delen door aan te geven: -
Wat energie oplevert, waar men enthousiast over is; Wat energie kost, waar men niet enthousiast over is; Welke ideeën er zijn ontstaan, welke nieuwe inzichten, nieuwe kansen voor vervolg.
De projectgroep-leden zijn enthousiast over hun samenwerking, de positieve sfeer. In de projectperiode is ervaren dat de vier projectpartners, CAH Vilentum Hogeschool, WUR PPO, IVN en Centrum Biologische Landbouw als gezamenlijke kennisinstellingen op het gebied van voedsel en landschap een goede aanvulling op elkaar vormen en wat betreft expertise en netwerken goed op elkaar aansluiten. Hoezeer ‘lijntjes in Flevoland ook kort zijn’, men bleek elkaar wat organisaties betreft en wat betreft elkaars werkzaamheden toch nog wel slecht te kennen. Voorbeeld: de educatieve activiteiten van CBL voor jongeren (o.a. fruitbomen) waren bij IVN amper bekend en bleek een goede aanvulling op hun portfolio. Het netwerk van IVN kon weer worden gebruikt voor verbreding naar contacten die CBL minder goed kende. Hetzelfde geldt voor de zorginstellingen; die waren bij CBL al veel beter in beeld dan bij CAH Vilentum en erg goed bruikbaar bij de organisatie van de conferentie.
De ruimte die er was voor Arjan Dekking om zijn ervaringen in de kenniskring expliciet op te schrijven was voor hem zeer positief en als gevolg daarvan kon hij een goede bijdrage leveren aan de opstart van vergelijkbare activiteiten in andere steden. CBL kreeg via het project meer inzicht in de activiteiten van CAH Vilentum en WUR-PPO rond stadslandbouw en is als gevolg daarvan aangesloten bij het Ontwikkelcentrum Stadslandbouw Almere van CAH Vilentum, WUR-PPO, OMFL en Witteveen&Bos. Minder enthousiast waren enkele projectleden over de moeite die soms moest worden gedaan nieuwe doelgroepen te bereiken. Samenwerking met nieuwe partijen kost echt veel tijd. Alhoewel veel scholen bijvoorbeeld wel in beeld waren op basis van activiteiten in het verleden, bleek het lastig hen te motiveren mee te doen. Het onderwijs bleek opnieuw weerbarstig. Leerpunt voor IVN was hierbij heel duidelijk om niet vervolgens op basis van eigen expertise aanbodsgewijs materiaal te ontwikkelen, maar toch eerst goed bij de WEL beschikbare scholen na te gaan waar zij mee geholpen zouden zijn. Het feit dat de planning vervolgens niet kon worden gehaald, werd daarbij als onvermijdelijk neveneffect geaccepteerd; vraaggericht werken vraagt geduld en overleg en vergt een flexibele houding waar het om de planning gaat. Wat externe ontwikkelingen betreft was de projectgroep ook minder enthousiast over het feit dat de DuurzaamDoor ronde 2014 toch anders verloopt dan vooraf gedacht. In het projectvoorstel was aan de provincie het voorstel gedaan een voedselcoalitie te vormen die voorstellen zou kunnen doen voor voedselgerelateerde initiatieven in het kader van DuurzaamDoor voor de periode 2014-2016. Uiteindelijk is er in het bestuurlijk overleg met de provincie door alle partners aangegeven
voor 2014 toch weer een soort van tenderronde te houden. Alle partners in dit project vonden dit jammer, juist ook omdat de samenwerking goed loopt, het ook afgezien van de projectdoelstellingen zijn vruchten afwerpt. In het project is aangegeven dat Wageningen Universiteit de (leer)effecten van de schooltuin in Dronten zou onderzoeken. Dit onderzoek heeft inderdaad plaatsgevonden en de rapportage is in concept beschikbaar. Die resultaten hier samenvatten zou het onderzoek tekort doen, het is als bijlage bij dit rapport gevoegd !! Wat beklijft er na afloop van het project ? Hier een zeker niet-complete lijst met resultaten die ook na afloop doorgaan: -
-
-
-
Een nieuwe samenwerkingscoalitie rond VINDplaats Zenit die plannen heeft om samenwerking structureel te maken in vorm van een stichting; Een overzicht stadslandbouwinitiatieven Flevoland - beschikbaar op internet; Een brochure stadslandbouwinitiatieven Almere; Een aangepaste Natuurkoffer; Een leerlijn Voedsel voor het Basisonderwijs; CAH Vilentum wil in elk geval in seizoen 2014-2015 het schooltuin netwerk in Dronten ondersteunen en heeft daarvoor geld beschikbaar gesteld. Afspraken over vervolgactiviteiten rond Streekvoedsel in de Zorg. CAH Vilentum ziet mogelijkheden dit verder op te pakken in het kader van het Centre of Expertise Food. En heel veel nieuwe persoonlijke contacten !!!
BIJLAGE 1. Onderverdeling thema’s
Voeding en gezonde leefstijl Basisvoeding (Schijf van Vijf) Extra's (koek, snoep, snacks) Aanbevolen hoeveelheden per dag Voedingsstoffen Voeding en beweging Voeding en zelfbeeld
Productgroepen
Granen, bonen en aardappelen Groente en fruit Melkproducten, vlees(vervangers), vis en eieren Water en vocht Vet en olie
Voedselproductie
Herkomst van voedsel Voedselbewerking Duurzaamheid en milieu Fairtrade Dierenwelzijn Verspilling
Boodschappen doen
Prijs- en productvergelijking Voedselveiligheid en bewaren Verpakkingen en etiketten Toevoegingen (E-nummers) Reclame
Voedselbereiding
Koken Menu planning
BIJLAGE 2. Mogelijke vraagstukken voor schoolprojecten
Hierbij de niet-uitgewerkte opdrachten voor de 4 vo-scholen (stavaza 16 december 2014). Deze zijn al doorgestuurd naar de docenten. In januari is er contact tussen de scholen en Delibugs.
Algemeen: * Waarom zouden we in de westerse wereld insecten eten?, benoem thema’s als: - Gezondheid - Duurzaamheid - Lifestyle - Cultuur
* Insecten worden als eng, vies, giftig en ziekteverwekkers gezien, ze hebben een hoge iiii-factor. - Hoe kunnen we zorgen dat insecten als voedsel worden beschouwd? - Hoe halen we de iiii-factor eraf?
* Vele bedrijven zijn met duurzame voeding bezig, denk aan algen, zeewier en soja. - Wat hebben ze gemeen? - Kunnen ze samenwerken of van elkaar leren? - Maak een top-10 van USP’s voor duurzaamheid in relatie tot insecten
Specifiek: * Om een duurzame bedrijfstak op te zetten moeten we gebruik maken van reststromen welke geschikt zijn voor menselijke consumptie. - Welke reststromen zouden geschikt zijn? - Welke insect kun je het beste op welke reststromen kweken? - Welke risico’s kun je bedenken en hoe voorkom je deze?
* Ziektes die voorkomen bij insecten (deskresearch) - Breng in kaart wat er bekend is rond pathogenen in insecten die gevaarlijk zijn voor de mens? - Kun je in de kwekerij voorkomen dat er ziektes uitbreken? - Hoe zit het met allergenen, wat is er bekend?
BIJLAGE 3. Communicatie-activiteiten rond de conferentie Gezond Flevoland Voedsel voor Jong en Oud. http://www.food-hospitality.nl/werkconferentie-smakelijke-maaltijden-in-de-zorg.251511.lynkx http://www.flevopost.nl/nieuws/regio/357141/conferentie-over-zorgmaaltijden.html http://www.flevopost.nl/nieuws/regio/359761/meest-nijpende-behoeften-zorginstellingen-in-kaartgebracht.html http://www.biojournaal.nl/artikel/17388/Werkconferentie-rondom-smakelijke-zorgmaaltijden-metregionale-ingredi%C3%ABnten http://www.biojournaal.nl/artikel/17513/Meest-nijpende-behoeften-zorginstellingen-in-kaart-gebrachttijdens-werkconferentie http://www.kcgroen.nl/nl-NL/Over-KC-Groen/Nieuws/Actueel%20nieuws/2014Maaltijden%20in%20zorglandschap.aspx http://www.kcgroen.nl/~/media/Files/AeresKennisCentra/KC%20Groen/Uitnodiging%20Duurzaam%20Door_iHR.ashx http://www.groenkennisnet.nl/Pages/Smakelijke_maaltijden_zorg.aspx http://www.cahvilentum.nl/nlNL/Hogeschool/Over%20de%20organisatie/Nieuws/141204_biologische%20voeding.aspx
‘een eigen verbouwing’ ‘omdat ik het leuk vind om te verbouwen en leuk dat elk groepje een eigen verbouwing had’
Evaluatie van het project Een Smakelijk Klaslokaal CAH Vilentum, Dronten Anne Remmerswaal, ECS, Wageningen University
INHOUDSOPGAVE INHOUDSOPGAVE
2
1.
3
INLEIDING 1.1 1.2
2.
3.
4.
Het Smakelijk Klaslokaal
3
Methode
3
EVALUATIE VAN HET PROJECT
4
2.1
Waardering van het werken in de tuin
4
2.2
Het werken met studenten
7
2.3
Tips
8
EFFECTEN NAAR AANLEIDING VAN HET PROJECT
10
3.1
Waardering van groenten
10
3.2
Herkennen van groenten
11
3.3
Waardering werken in de tuin
12
3.4
Houding
13
CONCLUSIES
16
4.1
Evaluatie van het project
16
4.2
Leereffecten
16
4.3
De ervaring van de docenten
17
4.4
Reflectie
17
2
1. INLEIDING Binnen het WURKS-project Grenzeloos leren in groene kennisarrangementen nam het project Het Smakelijk Klaslokaal van CAH Vilentum Dronten een centrale plaats in. Hierbij stonden de volgende vragen centraal: Wat is de aard van het leren binnen het project? Hoe kunnen dit soort projecten optimaal worden in gericht, op basis van welke (ontwerp)criteria? Wat is het leereffect bij de deelnemers? Deze rapportage beschrijft de resultaten van de nulmeting en eindmeting die is uitgevoerd onder de leerlingen die hebben deelgenomen aan het project Het Smakelijk Klaslokaal, aangevuld met de bevindingen van hun docenten.
1.1
Het Smakelijk Klaslokaal
Binnen het project Het Smakelijk Klaslokaal hebben studenten van CAH Vilentum Dronten basisschoolleerlingen begeleid bij aanleg en onderhoud van een moestuin. Het ging om vier verschillende klassen in drie verschillende contexten: terrein CAH Dronten (kas, buiten), het eigen schoolplein, moestuincomplex. Er waren minimaal 6 contactmomenten tussen de studenten en de leerlingen. Drie van de vier klassen waren groep 7 en/of 8. De vierde klas was een groep 5.
1.2
Methode
Binnen het project ‘Het smakelijk klaslokaal’ is in de vier betrokken klassen voorafgaande aan het project een nulmeting uitgevoerd, en achteraf een eindmeting. De nul- en eindmeting bestonden uit open vragen en meerkeuzevragen. Deze vragen gingen onder andere in op: waardering van het werken in de moestuin en van het werken met studenten, het belang van het eten van verse groente en fruit en van het kennen van de herkomst, het herkennen van groente en fruit, en waardering van groente en fruit. Na afloop van het project hebben diepte-interviews plaatsgevonden met de vier betrokken docenten. Hierin werd teruggeblikt op het proces, de rol van de studenten hierin, de eigen rol en verbeterpunten. De belangrijkste resultaten van deze interviews worden beschreven in de conclusies.
3
2. EVALUATIE VAN HET PROJECT In dit hoofdstuk staat het project Het Smakelijk Klaslokaal centraal. Eerst wordt ingegaan op de verwachtingen en ervaringen ten aanzien van het werken in de tuin. Vervolgens wordt de begeleiding door de studenten besproken. Het hoofdstuk eindigt met tips van leerlingen om het project te verbeteren.
2.1
Waardering van het werken in de tuin
Verwachting Aan de leerlingen is vooraf gevraagd hoe leuk het werken in de tuin hen lijkt1. Het merendeel van de leerlingen antwoord positief. Van alle leerlingen lijkt 1% het werken in de tuin ‘niet leuk’, 7% lijkt het ‘normaal’, 48% lijkt het ‘leuk’ en 44% van de leerlingen lijkt het ‘heel leuk’. Zie tabel 1 voor de resultaten per klas. Wat lijkt de leerlingen leuk? Aan de leerlingen is vervolgens gevraagd wat ze leuk lijkt aan het werken in de tuin. Het meest wordt het zelf groente verbouwen genoemd. Ook het feit dat je uiteindelijk je ‘eigen’ groente hebt komt in verschillende uitspraken naar voren. Daarnaast noemen een aantal leerlingen het vies worden als iets wat hen leuk lijkt. Ook het ‘lekker buiten zijn’ wordt door verschillende leerlingen genoemd. Wat lijkt je leuk aan het werken in de tuin? ‘dat je uiteindelijk ook kan zien dat het gewas aan het groeien is’ ‘omdat ik van hard werken hou!’ ‘je hebt er lekkere groenten, ik hou er van’ ‘je bent buiten en je mag vies worden’ ‘dat je uiteindelijk je eigen groenten hebt verbouwd’ ‘ploegen, zaaien en oogsten’ ‘dat je je eigen groenten en fruit kan eten
In één van de klassen wordt het ‘zien groeien van de gewassen’ een aantal keer benoemd. In een andere klas wordt het sociale aspect door verschillende leerlingen genoemd. Ze hebben het over het samenwerken, het ‘met de hele klas’ iets doen en het lijkt hen ‘gezellig’. In de derde klas wordt het oogsten relatief vaak genoemd. Wat lijkt de leerlingen niet of minder leuk? Vervolgens is de leerlingen gevraagd wat het niet of minder leuk lijkt. ‘Vies worden’ wordt het vaakst genoemd in de antwoorden op deze vraag. Drie tot zes leerlingen per klas geven dit als antwoord. Daarna wordt het ‘lange wachten’ het meest genoemd. Wat lijkt je niet of minder leuk aan het werken in de tuin? ‘dat het zo lang duurt tot je kan oogsten’ ‘een hartige taart maken’ ‘alles is leuk dus ... niks’ ‘mieren’ ‘onkruid weghalen’ ‘de modder en/of blubber’ 1
Meerkeuzevraag met antwoordcategorieën: niet leuk, normaal, leuk, heel leuk.
4
‘dat je vuil (grond) onder je nagels krijgt’ ‘als het regent’ ‘dat het niet bloeit en het mislukt’ ‘het lijkt me op zich wel leuk alleen ik ben niet echt iemand die er heel handig in is’ ‘dat ik insecten en kikkers kan zien, dat vind ik eng’
Er zijn veel leerlingen die schrijven dat ‘niks’ hen minder leuk lijkt, of dat ze alles leuk vinden. In klas AB geeft de helft van de leerlingen dit aan. In de overige klassen ongeveer een kwart van de leerlingen. In één van de klassen benoemen twee leerlingen dat het hen niet leuk lijkt als het regent. Ook zijn er een aantal leerlingen die aangeven dat het hen niet leuk lijkt als het verbouwen van de groente mislukt.
Ervaring Achteraf is aan de leerlingen gevraagd hoe leuk ze het werk in de tuin vonden. Het merendeel van de leerlingen is positief over het werken in de tuin. Wanneer de vier klassen samengenomen worden vindt 90% het werken in de tuin leuk tot heel leuk (47% leuk, 43% heel leuk). In totaal zijn er 2 leerlingen (n=97) die het werken in de tuin niet leuk vonden. De overige 9% vond het werken in de tuin ‘normaal’.
Hoe leuk lijkt het werken in de tuin je? (voor) / Hoe leuk vond je het werken in de tuin? (na) niet leuk voor
normaal na
voor
leuk na
voor
heel leuk na
voor
na
KB
4%
4%
7%
13 %
59 %
63 %
30 %
21 %
ZS-LW
0%
4%
13 %
4%
46 %
31 %
42 %
62 %
ZS-MvE
0%
0%
4%
12 %
35 %
56 %
62 %
32 %
AB
0%
0%
5%
9%
50 %
41 %
45 %
50 %
1%
2%
7%
9%
48 %
47 %
44 %
43 %
De vier klassen samen (n=99) Tabel 1
Als we naar het gemiddelde kijken is de waardering achteraf iets minder positief dan de verwachting vooraf. Deze verandering is niet significant2. Wat vonden de leerlingen leuk? In de eindmeting werd de leerling de vraag gesteld: Wat was het leukst aan het werken in de tuin (of kas)? Het zien hoe de plantjes groeien wordt in alle klassen het vaakst genoemd. Daarnaast benoemen leerlingen regelmatig dat het gezellig was. Ook het lekker buiten zijn komt in verschillende antwoorden terug. Wat was het leukst aan het werken in de tuin (of kas)? ‘Je kon elke vrijdag zien hoe de plantjes groter werden! En het was heel gezellig.’ ‘Je bent lekker buiten en leuk bezig met eten’ ‘Dat we aan het eind mochten eten’ ‘Omdat ik het leuk vind om te verbouwen en leuk dat elk groepje een eigen verbouwing had.’ ‘Dat je echt iets maakt wat een proces ondergaat’ ‘Om zelf groenten te maken’ 2
Onder voorbehoud (voorlopig resultaat)
5
In klas KB schrijven leerlingen dat ze het gezellig vonden. In klas MvE wordt het oogsten een aantal keer benoemd en het eten van de groente. In klas AB wordt het planten en water geven heel vaak genoemd. Wat was niet of minder leuk? Het meest genoemde antwoord op deze vraag is onkruid wieden. In één van de klassen (MvE) wordt dit bijna door de helft van de leerlingen genoemd, in de overige drie klassen door vier of vijf leerlingen. In elke klas vonden twee of drie leerlingen het vies worden niet leuk. Ander antwoorden die regelmatig genoemd worden zijn het mislukken van het opkweken (alle planten opgegeten door slakken), en het niks te doen hebben. Het ‘lange wachten’ dat vooraf in de antwoorden naar voren kwam, wordt achteraf niet expliciet benoemd. Wat was niet (of minder leuk) aan het werken in de tuin (of kas)? ‘onkruid wieden en het was niet leuk dat de slakken alles opaten’ ‘dat ik zelf soms geen geduld heb’ ‘sommige dagen had je niet veel te doen’
Dit laatste komt vooral in één van de vier klassen (KB) naar voren, waar een kwart van de leerlingen aangeeft dat er soms weinig te doen was. Een aantal van hen schrijft dat dit later in het project meer het geval was dan in het begin. In de klassen AB en LW geeft een kwart van de leerlingen aan dat er niks is wat ze minder of niet leuk vonden.
Vervolg? Achteraf is aan de leerlingen gevraagd of ze het project nog een keer zouden willen doen. Gemiddeld zou 52% van de leerlingen het project nog een keer willen doen, 9% zou het niet nog een keer willen doen en 37% maakt het niet uit.
Zou je het project nog een keer willen doen? ja
nee
maakt me niet uit
KB
30%
15%
55%
ZS-LW
67%
8%
25%
ZS-MvE
60%
8%
32%
AB
59%
5%
36%
De vier klassen samen (n=99)
52%
9%
37%
In de klas KB wordt deze vraag het minst positief beantwoord.
6
2.2
Het werken met studenten
Verwachting Vooraf is aan de leerlingen de vraag gesteld: Studenten gaan jullie helpen bij het werken in de tuin. Hoe vind je dat? Het merendeel van de leerlingen vindt het leuk (53%) tot heel leuk (31%) dat studenten gaan helpen. Van de leerlingen vindt 14% het normaal. Er zijn in totaal 2 leerlingen die het niet leuk lijkt.
Studenten gaan jullie helpen bij het werken in de tuin. Hoe vind je dat? niet leuk
normaal
leuk
heel leuk
KB
7%
7%
56%
30%
ZS-LW
0%
13%
63%
25%
ZS-MvE
0%
27%
42%
31%
AB
0%
9%
50%
41%
De vier klassen samen (n=99)
2%
14%
53%
31%
Ervaring Het helpen door studenten wordt achteraf positief gewaardeerd: 45% vond het leuk, 40% vond het heel leuk. De overige 15% vond het normaal. Achteraf vond geen enkele leerling het niet leuk. Studenten hebben jullie geholpen bij het werken in de tuin. Hoe vond je dat? niet leuk
normaal
leuk
heel leuk
KB
0%
15%
65%
19%
ZS-LW
0%
15%
35%
50%
ZS-MvE
0%
12%
36%
52%
AB
0%
18%
41%
41%
Gemiddeld (n=99)
0%
15%
45%
40%
Wanneer we de ervaring achteraf vergelijken met de verwachting van te voren zien we dat het aantal studenten dat het heel leuk vond is toegenomen (van 31% naar 40%). Wanneer we alle klassen samennemen is de verandering niet significant. Wanneer we naar de individuele klassen kijken zien we bij de klas MvE een significante toename (0,036)3. Wat heb je van de studenten geleerd? Aan de leerlingen is vervolgens gevraagd wat ze van de studenten hebben geleerd. Het merendeel van de leerlingen schrijft als antwoord op deze vraag iets over het werken in de tuin en hoe je groente verbouwt: hoe het zaaien gaat, dat water geven belangrijk is, hoe je onkruid wiedt, dat sommige gewassen eerst in een kas moeten, dat je voorzichtig moet omgaan met de planten.
3
Onder voorbehoud (voorlopig resultaat)
7
Wat heb je van de studenten geleerd? ‘dat je heel leuk een moestuin kan hebben’ ‘dat rucola een slasoort is en hoe je sla moet verzorgen’ ‘dat je best wel vaak water moet geven en de onkruid er vaak uithalen’ ‘hoe je het beste plantjes in de grond kan zetten’. ‘hoe je dingen moet verbouwen en verzorgen’ ‘sommige dingen mislukken maar er lukt altijd iets’ ‘proeven’ ‘niet in de moestuinen van andere vreten of stappen (alleen als het mag)’
Soms schrijven ze ook specifieke dingen: ‘dat paprika niet in een tuin moet maar in een kas’ ‘hoe je wortels verplant’ ‘dat je krulsla heel dicht langs de grond moet oogsten en nog veel meer’ ‘hoe je spinazie moet oogsten’
Er zijn een paar leerlingen die iets over het plezier schrijven: dat ze van de studenten hebben geleerd dat het werken in de moestuin leuk is of kan zijn. ‘dat je heel leuk een moestuin kan hebben’ ‘dat in de tuin werken ook heel leuk kan zijn’
2.3
Tips
Tenslotte is aan leerlingen de vraag gesteld: Wat zijn jouw tips om het project beter of leuker te maken? De tips die leerlingen geven zijn veelzijdig. Er is niet één tip die er duidelijk uitspringt wanneer naar alle klassen samen wordt gekeken. Ook zijn er veel leerlingen die aangeven geen tips te hebben. In elke klas zijn een paar aantal leerlingen die de tip geven om vaker of langer te gaan. Ook wordt een aantal keer als tip genoemd om de groente mee naar huis of mee naar school te mogen nemen. Tips ‘iets meer gewassen’ ‘zelf groente kiezen en voor het hele schooljaar’ ‘dat je zelf het eten mee naar huis mag nemen’ ‘ik vond het leuk zoals het was’ ‘laten opeten wat de kinderen doen’ ‘spellen als je klaar bent’ ‘rondleiding door jonge mensen, niet door oude’ ‘wat meer over de groente vertellen’
In de klas MvE geven vier leerlingen tips om mislukkingen te voorkomen: ‘al van tevoren slakkenkorrels strooien’
8
‘meer laten verbouwen voor als het mislukt ’ ‘als iets niet groeit, bijvoorbeeld onze aardbeien, dat we dan aardbeien kunnen kopen’ ‘eerder kijken of er slakken zijn’
In klas KB geven vier leerlingen als tip om meer te doen te hebben, bijvoorbeeld: ‘dat iedereen veel kan doen’ ‘elke keer veel te doen’
9
3. EFFECTEN NAAR AANLEIDING VAN HET PROJECT Naast de project-gerelateerde vragen is er in het onderzoek gekeken naar: Waardering van groente Herkennen van groenten Waardering van werken in de tuin Het belang van verse groente en fruit en van weten waar je eten vandaan komt. Tijdens de nul- en eindmeting zijn hierover dezelfde vragen gesteld, zodat antwoorden voor en na vergeleken kunnen worden.
3.1
Waardering van groenten
Hoe lekker vind je deze groenten? Vooraf en achteraf is aan de leerlingen gevraagd om voor dertien groenten4 aan te geven: Hoe lekker vind je deze groenten? Hierbij konden ze kiezen uit de antwoorden: heel lekker, beetje lekker, niet lekker en nooit gekeken. Als we de klassen samennemen is er een lichte toename in hoe lekker de leerlingen groente gemiddeld vooraf vinden en achteraf. Deze verandering is niet significant (sig=0,069), maar wel het rapporteren waard.
Ik vind groente lekker Middels de stelling ‘ik vind groente lekker’ is gekeken naar de waardering van groente in het algemeen. Bijna de helft van de leerlingen geeft aan groente lekker te vinden (45% voor, 50% na). Circa 40% is het een beetje met de stelling eens (46% voor, 36% na). Minder dan 10% geeft aan groente niet lekker te vinden (6% voor, 9% na).
Stelling: Ik vind groente lekker mee eens voor
na
beetje mee eens
niet mee eens
voor
voor
na
na
KB
44 %
44 %
44 %
44 %
11 %
11 %
ZS-LW
46 %
58 %
50 %
38 %
4%
4%
ZS-MvE
44 %
54 %
48 %
38 %
8%
8%
AB
52 %
55 %
48 %
30 %
0%
15 %
46 %
53 %
47 %
38 %
6%
9%
De vier klassen samen (n-voor=97; n-na=95)
Verandering voor – na Het aantal leerlingen dat het met de stelling ‘ik vind groente lekker’ eens is, is toegenomen (van 46% naar 53%). De verandering is niet significant.
4
Sla, radijs, peultjes, rode biet, tomaten, tuinkers, aardappel, spinazie, prei, tuinbonen, rucola, wortels, ui
10
Ik vind het leuk om een groente te proeven die ik nog niet ken Om een idee te krijgen van de bereidheid onder leerlingen om nieuwe onbekende groentes te proeven, is hen de stelling voorgelegd: Ik vind het leuk om een groente te proeven die ik nog niet ken Ruim 45% van de leerlingen is het eens met deze stelling (46% vooraf, 48% achteraf). Ruim 40% van de leerlingen is het er een ‘beetje mee eens’ (44% vooraf, 42% achteraf). Zowel vooraf als achteraf is 9% van de leerlingen het niet met de stelling eens.
Stelling: Ik vind het leuk om een groente te proeven die ik nog niet ken mee eens voor
na
beetje mee eens
niet mee eens
voor
voor
na
na
KB
52 %
42 %
37 %
42 %
11 %
15 %
ZS-LW
33 %
46 %
58 %
46 %
8%
8%
ZS-MvE
52 %
60 %
44 %
36 %
4%
4%
AB
48 %
45 %
38 %
45 %
14 %
9%
46 %
48 %
44 %
42 %
9%
9%
De vier klassen samen (n-voor=97; n-na=97)
Verandering voor – na Er is een lichte toename te zien in het aantal leerlingen dat het leuk vindt om een groente te proeven die hij/zij nog niet kent. Deze toename is niet significant.
3.2
Herkennen van groenten
In de vragenlijst zijn vooraf en achteraf foto’s van twaalf groenten5 opgenomen, waarbij leerlingen werd gevraagd de naam erbij te schrijven. Herkennen groenten Aantal goede antwoorden
Gemiddelde score
Frequenties
voor
voor
ties6
na
na
verschil
positief verschil7
negatief verschil8
KB-ING (n=312)
169
215
0.54
0.69
0.15
250
54
8
ZS-LW (n=257)
215
194
0.84
0.75
-0.09
216
10
31
ZS-MvE (n=300)
187
208
0.62
0.69
0.07
237
42
21
AB (n=252)
132
140
0.52
0.60
0.07
212
29
11
Totaal (n=1121)
703
767
0.63
0.68
0.05
915
135
71
5
Sla, rode biet, peultjes, wortels, tomaten, tuinkers, rucola, radijs, aardappels, spinazie, tuinbonen, uien. Antwoord voor = antwoord na 7 Vooraf fout > achteraf goed 8 Vooraf goed > achteraf fout 6
11
In de klas ZS-LW is de nameting slechter gemaakt dan de nulmeting. In de overige klassen herkennen de leerlingen achteraf meer groenten dan vooraf.
3.3
Waardering werken in de tuin
Ik vind het fijn om in de tuin te werken Meer dan de helft van de leerlingen vindt het fijn om in de tuin te werken. Vooraf is 60% het eens met de stelling ‘Ik vind het fijn om in de tuin te werken’; achteraf is 55% het met deze stelling eens. Van de leerlingen is 37% het er een ‘beetje mee eens’. Achteraf is dit 41%. Een paar leerlingen vinden het niet fijn om in de tuin te werken (3% vooraf, 4% achteraf)
Stelling: Ik vind het fijn om in de tuin te werken mee eens voor
na
beetje mee eens
niet mee eens
voor
voor
na
na
KB
52 %
30 %
41 %
63 %
7%
7%
ZS-LW
54 %
54 %
42 %
38 %
4%
8%
ZS-MvE
72 %
68 %
28 %
32 %
0%
0%
AB
62 %
73 %
38 %
27 %
0%
0%
60 %
55 %
37 %
41 %
3%
4%
De vier klassen samen (n-voor=97; n-na=98)
Verandering voor – na Het aantal leerlingen dat het met de stelling eens is, is afgenomen van 60% naar 55% (4 leerlingen). Deze verandering is niet significant.
Ik vind het leuk om mijn eigen groenten te verbouwen Ruim drie kwart van de leerlingen geeft aan het leuk te vinden zijn/haar eigen groenten te verbouwen (88% voor, 76% na). Van de leerlingen is 11% (vooraf), 20% achteraf het ‘een beetje’ met de stelling eens. Een paar leerlingen zijn het niet eens met de stelling (vooraf 1%; achteraf 4%)
Stelling: Ik vind het leuk om mijn eigen groenten te verbouwen mee eens voor
na
beetje mee eens
niet mee eens
voor
voor
na
na
KB
81 %
44 %
19 %
48 %
0%
7%
ZS-LW
92 %
79 %
8%
17 %
0%
4%
ZS-MvE
96 %
96 %
4%
4%
0%
0%
AB
81 %
86 %
14 %
9%
5%
5%
88 %
76 %
11 %
20 %
1%
4%
De vier klassen samen (n-voor=97; n-na=98)
12
Verandering voor – na Het aantal leerlingen dat het met de stelling eens is, is afgenomen van 88% naar 76%. Dit is terug te zien in de toename van de leerlingen die het een beetje met de stelling eens zijn (van 11% naar 20%) en die het niet met de stelling eens zijn (van 1% naar 4%). Deze verandering in waardering is significant (0,010). De verschuiving is het meest extreem in klas KB. Hier is het aantal leerlingen dat het met de stelling eens is bijna gehalveerd (van 81% naar 44%). De verandering in waardering is in deze klas sterk significant (0,000).
Een eigen tuintje Een groot deel van de leerlingen zou thuis graag een eigen tuintje willen hebben (91% voor, 80% na). De overige leerlingen (9% vooraf, 20% achteraf) willen dit niet.
Zou je thuis graag een eigen tuintje willen hebben? ja
nee
voor
na
voor
na
KB
89 %
67 %
11 %
33 %
ZS-LW
79 %
67 %
21 %
33 %
ZS-MvE
96 %
96 %
4%
4%
100 %
91 %
0%
9%
91 %
80 %
9%
20 %
AB De vier klassen samen (n-voor=97; n-na=98)
Verandering voor – na Het aantal leerlingen dat thuis graag een eigen tuintje zou willen hebben is afgenomen. Deze verandering is significant. De afname is in de klas KB het grootst, gevolgd door klas LW.
3.4
Houding
Het belang van verse groente en fruit Aan de leerlingen is de vraag gesteld: Hoe belangrijk vind je het om verse groente en fruit te eten?9 Het merendeel van de leerlingen vindt het belangrijk om groente en fruit te eten. Vooraf vindt 86% het belangrijk tot heel belangrijk (37% kiest belangrijk, 49% vindt het heel belangrijk). De overige 14% vindt het een beetje belangrijk. Achteraf vindt 81% van de leerlingen het belangrijk tot heel belangrijk (37,5% kiest belangrijk; 43,5% kiest heel belangrijk); 16% vindt het een beetje belangrijk, en 3% geeft aan het niet belangrijk te vinden.
Hoe belangrijk vind je het om verse groente en fruit te eten?
9
niet belangrijk
beetje belangrijk
belangrijk
voor
voor
voor
na
na
heel belangrijk na
voor
Meerkeuzevraag met antwoordcategorieën ‘niet belangrijk’, ‘beetje belangrijk’, ‘belangrijk’, ‘heel belangrijk’
13
na
KB
0%
0%
15 %
27 %
50 %
46 %
35 %
27 %
ZS-LW
0%
4%
25 %
23 %
42 %
31 %
33 %
42 %
ZS-MvE
0%
0%
8%
8%
38 %
44 %
54 %
48 %
AB
0%
9%
5%
5%
15 %
27 %
80 %
59 %
0%
3%
14 %
16 %
37 %
37 %
49 %
43 %
De vier klassen samen (n-voor=94; n-na=99)
Verandering voor – na Wanneer we de klassen samennemen, wordt het belang van het eten van verse groente en fruit wordt achteraf iets lager beoordeeld dan vooraf. Deze verandering is niet significant. In de klas LW is het belang dat wordt toegekend aan het eten van verse groente en fruit toegenomen (niet significant).
Het belang van het kennen van de herkomst Aan de leerlingen is vervolgens de vraag gesteld: Hoe belangrijk vind je het om te weten waar je eten vandaan komt?
Hoe belangrijk vind je het om te weten waar je eten vandaan komt?
KB
niet belangrijk
beetje belangrijk
belangrijk
voor
voor
voor
na
na
heel belangrijk na
voor
na
8%
22 %
40 %
41 %
32 %
22 %
20 %
15 %
ZS-LW
50 %
42 %
25 %
35 %
21 %
23 %
4%
0%
ZS-MvE
4%
4%
50 %
32 %
29 %
44 %
17 %
20 %
15 %
18 %
25 %
36 %
40 %
27 %
20 %
18 %
19 %
22 %
35 %
36 %
30 %
29 %
15 %
13 %
AB De vier klassen samen (n-voor=93; n-na=100)
Ruim 40% van de leerlingen vindt het belangrijk tot heel belangrijk om verse groenten en fruit te eten. Vooraf vindt 30% het belangrijk en 15% het heel belangrijk. Achteraf vindt 29% het belangrijk en 13% het zeer belangrijk. Meer dan de helft van de leerlingen vindt een beetje belangrijk of niet belangrijk om te weten waar eten vandaan komt. ‘Een beetje’ wordt vooraf door 35% gekozen, achteraf door 36%. ‘Niet belangrijk’ wordt vooraf door 19% gekozen, achteraf door 22%. Verandering voor – na Wanneer de resultaten voor en na vergeleken worden, zien we voor de categorieën ‘niet belangrijk’ en ‘beetje belangrijk’ een kleine toename, en voor de categorieën ‘belangrijk’ en ‘heel belangrijk’ een lichte afname. Deze verandering is niet significant.
Ik ben graag buiten Ruim 70% van de leerlingen is het eens met de stelling ‘ik ben graag buiten’ (76% vooraf, 70% achteraf). Circa een kwart van de leerlingen is het er een ‘beetje mee eens’ (23% voor, 26% na). Er zijn een paar leerlingen die aangeven niet graag buiten zijn (1% vooraf, 4% achteraf).
14
Stelling: Ik ben graag buiten mee eens voor
na
beetje mee eens
niet mee eens
voor
voor
na
na
KB
74 %
58 %
22 %
38 %
4%
0%
ZS-LW
75 %
67 %
25 %
29 %
0%
4%
ZS-MvE
72 %
76 %
28 %
16 %
0%
8%
AB
86 %
82 %
18 %
14 %
0%
0%
76 %
70 %
23 %
26 %
1%
4%
De vier klassen samen (n-voor=97; n-na=97)
Verandering voor – na In klas KB is er een significant verschil tussen de voor- en nameting. Het aantal leerlingen dat het met de stelling eens is, is afgenomen van 74% naar 58%. Dit is terug te zien in de toename van het aantal leerlingen dat het er een beetje mee eens is (van 22% naar 38%).
15
4. CONCLUSIES 4.1
Evaluatie van het project
Waardering van het werken in de tuin Leerlingen zijn vooraf erg positief over het project. Op de 99 leerlingen lijkt één het werken in de tuin niet leuk. Het zelf groente verbouwen lijkt de leerlingen het leukst. Daarnaast worden ‘lekker buiten zijn’, ‘vies worden’ en het ‘zien groeien’ als leuke kanten van het werken in de tuin genoemd. Als minder leuke kant wordt het meest het ‘vies worden’ genoemd. Veel leerlingen schrijven dat ‘niks’ hen minder leuk lijkt: alles lijkt hen leuk. De leerlingen zijn achteraf positief over het werken in de tuin. Op de vraag wat het leukst was aan het werken in de tuin wordt het vaakst ‘het zien hoe de plantjes groeien’ genoemd. Daarnaast vonden de leerlingen het gezellig en lekker om buiten te zijn. Als niet of minder leuk wordt het meest het onkruid wieden genoemd. In elke klas zijn een paar kinderen die het vies worden niet leuk vinden aan het werken in de tuin. Tenslotte worden mislukkingen (alle planten opgegeten door slakken) en ‘niks te doen hebben’ als niet of minder leuk genoemd. De helft van de leerlingen zou het project nog een keer willen doen.
Waardering van het werken met studenten De leerlingen beoordelen het helpen door studenten positief: 40% vond het heel leuk, 45% vond het leuk en de overige 15% vond het ‘normaal’. Geen enkele leerling vond het niet leuk. Op de vraag wat ze van de studenten geleerd hebben, schrijven de meeste leerlingen over het verbouwen van groente: zaaien, water geven, onkruid wieden. Een aantal leerlingen benoemen ook het plezier: ‘dat je heel leuk een moestuin kan hebben’. Tips De leerlingen hebben na afloop tips gegeven om het project Het Smakelijk Klaslokaal beter of leuker te maken: het langer of vaker doen, groente mee naar huis mogen nemen en zorgen dat er altijd wat te doen is. Ook geven de leerlingen concrete tips ter voorkoming van mislukkingen, zoals van tevoren slakkenkorrels strooien.
4.2
Leereffecten
Waardering van groenten Leerlingen hebben vooraf en achteraf aangegeven hoe lekker ze allerlei groenten vinden. Achteraf is de gemiddelde waardering van de groenten iets hoger dan vooraf (sig – 0,069).
Herkennen van groenten Leerlingen herkennen na afloop meer groenten dan vooraf.
Houding Er is geen positieve verandering in de houding en waardering ten aanzien van werken in de tuin.
16
Het aantal leerlingen dat thuis graag een eigen tuintje zou hebben is afgenomen van 91% naar 80% (significant10). De stelling ‘ik vind het leuk om mijn eigen groenten te verbouwen’ wordt achteraf minder positief beantwoord (significant11).
Er is geen significante verandering in hoe belangrijk leerlingen het vinden om verse groente en fruit te eten, en hoe belangrijk ze het vinden om te weten waar hun eten vandaan komt. Ook de houding ten aanzien van groente (bereidheid om nieuwe groenten te proeven; ik vind groente lekker) is niet significant toegenomen.
4.3
De ervaring van de docenten
De leerkrachten stellen de inzet van studenten zeer op prijs. Zonder hen zouden ze het werken in de moestuin waarschijnlijk niet hebben gedaan, terwijl ze het wel als een belangrijke ervaring voor de leerlingen zien. Ze vinden het erg prettig dat de studenten alles regelen, waardoor het laagdrempelig wordt, en dat de studenten expertise hebben die zij zelf niet hebben. De leerkrachten benoemen in de interviews een aantal ontwikkelingspunten voor de studenten op didactisch gebied. Het belangrijkste is dat leerlingen veel meer zelf kunnen doen dan de studenten denken. Studenten hebben bijvoorbeeld de neiging vooraf de tuintjes al netjes te maken, waardoor weinig meer hoeft te gebeuren als de leerlingen op de tuin komen, of ze kiezen zelf de recepten voor de leerlingen uit. Door meer verantwoordelijkheid bij de leerlingen te leggen kan hun gevoel van eigenaarschap groeien. Het meemaken van het hele proces is belangrijk voor de leerlingen, dus dat leerlingen ook zelf de groenten mogen oogsten en meenemen. Dit was nu niet op alle locaties het geval. Uit de interviews met docenten achteraf komt naar voren dat het voorkomen van mislukkingen erg belangrijk is. Dit is ook terug te zien in de antwoorden van de leerlingen op de open vragen. Het is belangrijk dat de studenten voldoende inzicht hebben in het moestuinieren zelf, om mislukkingen te voorkomen, het project goed in te plannen.
4.4
Reflectie
Leerlingen zijn uit zichzelf heel enthousiast over moestuinieren. Dit is onder andere terug te zien in de positieve antwoorden op de vraag Hoe leuk lijkt het werken in de tuin je?, in het hoge percentage leerlingen dat thuis graag een eigen tuintje zou willen hebben en in de enthousiaste antwoorden op de open vragen. Er zijn weinig leerlingen die het niet leuk vinden om in de tuin te werken (4%). Het percentage leerlingen dat het leuk lijkt om een eigen tuintje te hebben en dat het fijn vindt om zijn/haar eigen groente te verbouwen, is achteraf lager dan vooraf. Is dit een slecht teken? Het is ook mogelijk dat vanuit het hoge enthousiasme vooraf, de leerlingen door het project een realistischer beeld hebben gekregen wat het hebben van een eigen tuintje inhoudt.
10 11
Onder voorbehoud (voorlopig resultaat) Onder voorbehoud (voorlopig resultaat)
17