‘Geven maakt gelukkiger dan ontvangen’
Handelingen 20, 32-35
“’Geven maakt gelukkiger dan ontvangen.’ Kent u die uitdrukking? Ik moest daar aan denken toen er vanmorgen iemand bij ons op de stoep stond met een collectebus...” Zo zou dominee Gremdaat, een van de typetjes van Paul Haenen (hij is bijvoorbeeld ook de stem van Bert van Bert en Ernie in Sesamstraat), een van zijn korte preekjes kunnen beginnen. Je kunt ze op Youtube bekijken. Dominee Gremdaat doet steeds hetzelfde. Hij kiest een Nederlands spreekwoord of gezegde uit en bouwt daar vervolgens een totaal nietszeggend maar vaak wel grappig verhaal omheen die hij aan de actualiteit verbindt. Ik had mezelf voorgenomen mijn eigen preken nooit met ‘Kent u die uitdrukking?’ te beginnen. Tot deze preek. Want het is er wel één, vindt u niet? Geven maakt gelukkiger dan ontvangen. Wat een heerlijke oneliner, eentje die niet zou misstaan naast uitdrukkingen als ‘Beter een half ei dan een lege dop, ‘Acht is meer dan duizend’ en ‘Beter onrecht lijden dan onrecht doen’. ‘Geven maakt gelukkiger dan ontvangen.’ Ik weet niet hoe u het beleeft, maar ik vind het echt zo’n ja-knik-geval. Je hoort ‘m aan, en reageert: ‘Inderdaad, klopt als een bus.’ Met zo’n uitdrukking moet je het, al is het alleen maar uit beleefdheid, mee eens zijn. “Dingen die je geeft horen je gelukkiger te maken dan dingen die je krijgt.” Toch is het niet alleen maar een ja-knikker. Het lijkt me voor ons, Nederlanders, ook een echte dooddoener. Want je kent dat wel, uit je jeugd. Je krijgt een grote zak snoep van je tante en een doos lego van je oma, omdat je jarig bent. Jij blij natuurlijk. En als het bezoek weg ‘s, val je aan. Je neemt je zak snoep, opent ‘m, pakt er een snoepje uit, doet het naar je mond, en dan... Je moeder! “Geef je je zusjes ook wat, lieverd? Dat weet je toch? Je weet toch dat geven gelukkiger maakt dan ontvangen’.” Zo’n dooddoener! [rust] Ik heb het vermoeden dat de uitspraak niet zo moeilijk valt in een cultuur als de onze. 1
Hij staat ons wel aan, denk ik zo. Hij is kort, duidelijk, positief, en hij doet ook weinig pijn. ‘Geven’ en ‘ontvangen’ – het zijn twee positieve termen rond een positief woord: ‘gelukkig’. ‘Geven maakt gelukkiger dan ontvangen.´ Analyseer je de uitdrukking verder, dan blijft hij erg positief en heerlijk vrijblijvend. Want hoewel geven je gelukkiger maakt, maakt ontvangen alleen je dus al gelukkig – en dingen ontvangen is op zich al lekker. Oké, je zou dan ook nog dingen weg kunnen geven, met het oog op blijkbaar nog meer geluk, maar dat hoeft natuurlijk niet. Dat is niet meer dan een eigen, persoonlijke keuze. Dus ja, wat moet je als Nederlander of als christen in Nederland met die uitdrukking? Zijn we er niet gauw klaar mee, zoals je de meeste uitdrukkingen aanhoort, naast je neerlegt en weer overgaat tot de orde van de dag? U voelt wel aan dat er meer gezegd moet worden. Niet in de laatste plaats om de volgende reden: Als we de zendeling Paulus moeten geloven, komt de uitdrukking uit de mond van Jezus. Paulus zegt tegen die leiders van de kerk in Efeze: [Handelingen 20, 35] “In alles heb ik u getoond dat u de zwakken zo, door hard te werken, moet steunen, indachtig de woorden van de Heer Jezus, die immers gezegd heeft...” En als Jezus met oneliners over de brug komt, hou je dan maar vast. Jezus’ uitspraken zetten zijn publiek altijd aan het denken. En ze leverden emoties op, van uitermate blij tot zwaar bedroefd of ziedende woede. Als je Jezus’ toespraken in de Bijbel leest, volgt er nooit: ‘En de mensen hoorden hem aan, en gingen huiswaarts, verveeld en teleurgesteld, omdat hun dag door Jezus’ woorden zinloos of voorspelbaar geworden was.’ Dus dat mag vanmorgen ook niet gebeuren. Het mag niet zo zijn dat je deze preek aanhoort, en met een gevoel van leegte en zinloosheid dit gebouw weer verlaat. Omdat je één groot, voorspelbaar clichégebeuren hebt meegemaakt. Want er ligt een enorm cliché op de loer. Ik kan me namelijk voorstellen dat je, als je leest en hoort dat je gelukkiger wordt door te geven dan door te ontvangen, het volgende denkt. “Ja hoor, het is weer zover, ik kom weer in de kerk, het nieuwe seizoen begint, of ik zit voor een van de eerste keren onder deze mensen, en het eerste wat ervan me gevraagd wordt, is... mijn geld. Dat moet-ie natuurlijk van me hebben! 2
Geld voor die groep mensen die vorig jaar in Thailand is geweest, en daarover straks gaat veetellen, en gaat getuigen van de kracht van Jezus die hoeren uit hun gevangen leven bevrijdt.. Geld voor een groep mensen die financiële ondersteuning nodig heeft voor een tweede reis naar dat land. En u denkt misschien: die man moet via een preek mijn geld hebben. En dat allemaal onder het grote Bijbelse motto: Geven maakt een mens gelukkiger dan ontvangen!” Oftewel, het doel van de preek zal wel zijn: ‘Pas als je geld geeft wordt een mens gelukkig!’ Nou, laat ik meteen duidelijk zijn. Het gaat de God en Vader van Jezus Christus nooit, maar dan ook nooit om ons geld. Dat vindt hij volstrekt onbelangrijk. Dus ook in de kerk waar Jezus’ naam grootgemaakt wordt, worden mensen niet uitgezogen, of gemanipuleerd om hun portemonnee te trekken. Het gaat mij niet, het zal hier nooit nooit om uw geld gaan, of moeten gaan. Sterker nog: houd het! Speel geen poppenkast, laat het in je portemonnee zitten als je het niet wilt geven. Deze mannen en vrouwen, en ook deze kerk is namelijk niet afhankelijk van geld, ons geld, maar van het goede nieuws dat genade heet. Maar daarover wil ik straks wat meer zeggen. Paulus haalt de uitdrukking van Jezus niet aan om zijn toehoorders ergens toe te verplichten. Alsof hij zegt: ‘Jullie moeten geven in plaats van ontvangen, want dan word je pas echt gelukkig!’ Het eerste wat ik u mee wil geven, is dit: ‘Geven maakt gelukkiger dan ontvangen’ is geen opgelegde plicht, maar een nieuwe manier van leven. Want in die context komt Paulus ermee op de proppen. Hij zegt tegen die oudsten met wie hij drie jaar lang als zendeling heeft samengewerkt, in vers 33 en 34 [Lezen]: “Geld of kleding heb ik van niemand verlangd.” (Hier zie je ‘t: het gaat Paulus niet om een slaatje te slaan uit zijn werk.) En dan vervolgt hij: “Met mijn eigen handen – hij laat ze aan de oudsten zien – met mijn eigen handen heb ik in mijn levensonderhoud voorzien en in dat van mijn metgezellen.” En waarom deed Paulus dat? Omdat hij met zijn verdiende geld in de bres wilde springen voor de zwakken, dat wil zeggen: de mensen die het financieel moeilijk hadden.
3
Paulus heeft gewoon voor zijn geld gewerkt, hij kon namelijk tenten maken. (Handelingen 18, 3 in de NBG ’51-vertaling. NBV: leerbewerker.) Dus het zou vreemd zijn als hij tegen die oudsten opeens zou zeggen: ‘Jullie zouden eens wat meer moeten geven.’ Of iets als: ‘Hadden jullie mij, toen ik al die jaren bij jullie was, ook niet wat meer kunnen geven!?” Paulus legt niemand wat op, hij vertelt hun alleen wat hij zelf ontdekt heeft. En dat zou je kunnen omschrijven als een nieuwe manier van leven. Een andere, nieuwe levensstijl. En als je goed meeluistert naar wat Paulus zegt, krijg je door dat zijn nieuwe levensstijl geen plichtmatige manier van leven is, maar een manier van leven die gekenmerkt wordt door door twee dingen: 1. De kracht van Gods genade 2. Het gegeven dat het christelijk geloof om geluk, ja zelfs om een continue toename van geluk draait. Lieve mensen, wil je gaan begrijpen en wil je gaan meemaken wat Jezus’ uitspraak ‘Geven maakt gelukkiger dan ontvangen’ inhoudt, dan zul je een laag dieper moeten gaan. Want Jezus is niet uit op knallende oneliners op zich. Ook zit hij niet te wachten op ja-knikkers. En hij, de levende Zoon van God, houdt al helemaal van niet dooddoeners. Achter of onder zijn uitspraak die Paulus aanhaalt, ligt iets verborgen wat je te horen moet krijgen. Telkens weer, met grote regelmaat, want het is zo groots dat je het risico loopt het op een gegeven moment niet meer te geloven. Dus ja, wat zit er dan onder of achter? Dat zegt Paulus, voorafgaand aan de uitspraak van Jezus. In vers 32. Vers 32 onthult, kort en krachtig en – eerlijk gezegd – behoorlijk cryptisch, het geheim achter Jezus’ uitspraak die Paulus aanhaalt. Het geheim dat geven van geld en kleding Paulus gelukkiger maakt dan het ontvangen van geld en kleding, verwoordt hij in vers 32. En daarom moeten we in de eerste plaats daarop de aandacht vestigen. Ik wil u allemaal graag wijzen de ongelooflijke kracht van Gods genade. Ik wil u wijzen op God en wat hij de wereld wil laten weten. In vers 32 dus. [lezen] ‘Nu vertrouw ik u toe aan God en aan het evangelie [het woord] van zijn genade.’
4
Kort, krachtig, cryptisch, vindt u niet? Toevertrouwd worden aan God en aan het woord van zijn genade. Paulus zegt daar in het kort wat hij drie jaar lang dag in dag uit aan de mensen in Efeze heeft verteld. Je kunt er de Bijbel mee samenvatten. De Bijbel draait om God en om zijn woord: genade. Genade is niets anders dan het handelsmerk van God en zijn leefwijzer voor de mensen. Of anders gezegd: vat je het christelijk geloof samen, en het woord genade neemt er geen centrale plek in, dan vat je misschien veel samen, maar niet het christelijk geloof. En Gods genade houdt in dat hij niets anders wil dan mensen gratis te voorzien van al zijn gaven. Dat zijn gaven die je niet kunt bedenken, zo groot en duizelingwekkend zijn ze. Net zoals geen mens kan bedenken dat er wellicht nog duizenden of miljoenen sterrenstelsels in het heelal zijn. Groots en duizelingwekkend, dat zijn Gods gaven ook, en die biedt hij ook nog eens gratis aan. Iets daarvan merken we trouwens allemaal ook gewoon om eens heen op, of je nu in God gelooft, of niet. Dingen of gebeurtenissen die je misschien niet meteen aan God verbindt, maar die wel groots zijn, en duizelingwekkend, en mooi, en gratis. Wat te denken van verliefdheid of de liefde op zich. En van vriendschap. En wie valt niet stil bij die grootse, mooie, gratis gebeurtenis die we geboorte noemen? En wat dacht je van die mooie, grootse, gratis natuur om ons heen. Je lijf, je stem, je vingers, je smaak enz. enz. Mooi, groots en gratis. De grootste, mooiste dingen krijg je in het leven gratis aangeboden. Ik geloof dat dat gegeven is. Dat al die mooie, grote, gratis dingen bedacht en gegeven zijn door God, de Vader van Jezus Christus. En dan heb ik het nu alleen nog maar over natuurlijke dingen (natuur, lichaam, liefde, geboorte enz.). God heeft ook nog meer aan mensen willen geven, namelijk geestelijke gaven. En die heeft hij niet alleen willen geven, maar ook moeten geven. Het zijn noodzakelijke gaven, omdat niemand van ons in staat is zich in moreel en geestelijk opzicht op te werken tot het gevraagde niveau van God en zijn Zoon Jezus Christus. (Vgl. Matteüs 6, 48: ‘Wees dus volmaakt zoals mijn Vader volmaakt is.’) Zonder Gods geestelijke gaven, kun je niet met hem leven. Zonder Gods geestelijke gaven, geen leven met hem, hier niet, en ook niet na dit leven.
5
En daarom moeten we het hebben over Jezus, de Zoon van God. Want het kan niet anders of de oudsten dachten aan Jezus, toen ze Paulus hoorden zeggen dat zij toevertrouwd werden aan God en aan het woord van zijn genade. Hét woord van zijn genade is Jezus. Deze Jezus wordt in de Bijbel wel het woord, of het levende woord genoemd, bijvoorbeeld in Johannes hoofdstuk 1. Wil je de grote, heilige, onzichtbare God horen, dan moet je luisteren naar zijn woord dat hier op aarde rondgelopen heeft: Jezus. Jezus is –zeg maar – de stem van God. Met de komst van Jezus hoor je God tegen de wereld zeggen: “Hier, mensen, hier is hij. Alsjeblieft, voor jullie. In hem herkennen jullie mij. Wat hij jullie toezegt, wat hij jullie belooft, wat hij jullie aan grootse, mooie en gratis dingen geeft, komt van mij. Die Jezus is mijn Zoon, mijn gave, die jullie zowel lichamelijk als geestelijk zal verrijken. Deze Jezus is de belichaming van mijn handelsmerk, mijn leefwijzer. Mijn Zoon is vleesgeworden genade.” Oké, maar nu, de vraag is natuurlijk: wat geeft Jezus dan voor noodzakelijke, geestelijke, grootse, mooie en gratis gaven? Gelukkig is de Bijbel dikker dan Handelingen 20, 32-35. Diezelfde Paulus heeft dat ‘woord van genade’ dat Jezus is, namelijk eens onder woorden gebracht. En een keer raden aan welke gemeente hij dat deed. Precies, aan de gemeente in Efeze. Ik zal enkele verzen lezen uit zijn brief aan de Efeziërs . Geestelijke cadeaus aan de mensheid, waar uw, jouw en mijn ziel naar snakt. (Lezen: Efeziërs 1, 3-13). Deze geestelijke zegeningen zijn de inhoud van Gods woord genade. En daar gaat een ongelooflijke kracht van uit, het woord is zelfs een kracht op zich. (Zie Romeinen 1, 16) Een kracht die individuele mensen opbeurt, hoop geeft, redt en blij maakt. Maar ook een kracht die een gemeenschap opbeurt, en opbouwt. Dat zegt Paulus in datzelfde vers 32. ‘evangelie van zijn genade... dat in staat is onze gemeenschap op te bouwen.’ Niet ons geld, niet onze portemonnee, niet onze inspanningen, maar genade, leven uit genade, leven in die nieuwe stijl, dat alleen zal een christelijke gemeente kunnen opbouwen. Dat dus in de eerste plaats. De nieuwe christelijke levensstijl die Paulus zich heeft laten aanmeten wordt gevoed en aangestuurd door de kracht van Gods genade. [rust] 6
En in de tweede plaats door het gegeven dat het christelijk geloof om geluk draait, en zelfs een continue toename van geluk. Daarover tenslotte. En laat ik dat in een vraag aan u voorleggen. Waaraan denkt u als eerste als u aan het christelijke geloof denkt? Ik denk dat veel Nederlanders bij het christelijk geloof eerder denken aan ‘oude muffe kerken’, ‘lange, saaie preken’, ‘eenheidsworst-mensen’, ‘dit-mag-wel-dat-mag-niet’, aan de plicht om Christenunie te stemmen, aan discussies over zondagsrust, seks voor het huwelijk en aan hypocriete priesters die hun handen e.d. niet van kinderen af kunnen houden , enz. enz. Of, als je al wat verder in het christelijk geloof bent gekomen, kun je denken dat het geloof om ‘vergeven van zonde’ draait. Of door Jezus gered te worden en in de hemel te komen. Of om een goed en deugdzaam leven te leiden. Maar dat is het dus niet; het christelijk geloof draait om geen van deze dingen. Het christelijk geloof, mensen, draait om zegen of om geluk. Gezegend worden of gelukkig zijn met God, gelukkig zijn met Jezus, gelukkig zijn met de manier waarop Jezus het leven invult. Geluk, geluk, geluk, daar draait het God al eeuwen en eeuwen om. Niet in de laatste plaats omdat hij zelf al eeuwig gelukkig is en van het bestaan geniet, samen met zijn Zoon en de Geest. En hij wil de mensen die hij gemaakt heeft, laten delen in dat goddelijke geluk. De eerste preek die zijn Zoon Jezus hield, begint dan ook met die mededeling. Hij is te lezen in Matteüs 5. Vanaf vers 3 zegt Jezus: ‘Gelukkig/Gezegend ben je...’ Exact hetzelfde woord als in de uitdrukking ‘Geven maakt gelukkiger...’ En in het Oude Testament is het precies hetzelfde verhaal. Oftewel: je merkt steeds dat de Vader, de Vader van Jezus is. Ze spreken in exact dezelfde lijn. Als God de eerste mensen geschapen heeft, sprekt hij hen aan en heeft hij het over geluk. In Genesis 1, 27-28. ‘God schiep de mens, mannelijk en vrouwelijk, - en dan – en hij zegende hen.’ God begint met gelukwensen. Pak je het Psalmenboek, hetzelfde verhaal! Psalm 1. ‘Gelukkig of: gezegend is de mens die niet meegaat met wie kwaad doen. Gelukkig de mens die de weg van zondaars niet betreedt. 7
Gelukkig de mens die bij spotters niet aan tafel zit. Gelukkig de mens die vreugde vindt in de wet van de HEER en zich verdiept in die wet, dag en nacht. En ik denk aan Psalm 16, 2 waar David stil bidt: ‘Ik zeg tot de HEER: “U bent mijn Heer, mijn geluk, niemand gaat u te boven!’ Geluk, geluk en nog eens geluk. Paulus heeft dat ontdekt, toen Jezus in zijn leven kwam. [Zie Handelingen 9, 1-6] En hij is het gaan verkondigen, omdat hij wilde dat iedereen dat geluk zou gaan leren kennen en meemaken. Wie Gods genade, wie Jezus leert kennen, zal in zijn leven beginnen met het uitleven van geluk. Die zal gaan meemaken dat genade genoeg is om van te leven. Die zal gaan meemaken dat genade de gemeente zal opbouwen. En die zal gaan meemaken wat Paulus tenslotte in vers 32 zegt. [Erbij pakken] Want God bouwt met het woord van genade de gemeente niet alleen op, hij zal ook het beloofde erfdeel geven aan alleen die hem toebehoren.’ Het geluk dat je met Jezus begint, zal oneindig zijn. Het zal hier op aarde beginnen, en ik hoop van harte dat het al in uw leven begonnen is, en dat het zal groeien. Paulus heeft het over een erfdeel, oftewel een erfenis. Er ligt iets voor ons klaar dat alleen nog maar samengevat kan worden met een woord als erfenis. Paulus beschrijft dat ergens anders alsvolgt: God heeft iets voor wie hem liefheeft bestemd, wat het oog niet heeft gezien, en het oor niet heeft gehoord en wat in geen mensenhart is opgekomen (1 Korintiërs 2, 9). Dat klinkt vaag, maar voor Paulus en zij die Jezus en zijn genade aannemen, is het de voedingsbodem van een leven in geluk dat alleen maar zal toenemen. En een van die dingen, die ons geluk doen toenemen als we ontdekken hoe groots en mooi Jezus en Gods genade is, een van die dingen, is geven in plaats van ontvangen. Wie Gods evangelie van genade ontvangt, ontvangt zo ongelooflijk veel dat hij Jezus en zijn Vader gaat nadoen, navolgen, kopiëren. Door te gaan geven. Want God gaf deze wereld, gaf zijn liefde, gaf zijn volk Israël keer op keer de tijd om te leven én tot inkeer te komen., God gaf vervolgens zijn Zoon, en die gaf op zijn beurt zijn liefde, gaf aandacht, gaf genezing, gaf woorden van leven, en gaf tenslotte zijn eigen leven aan het kruis van Golgota. 8
Jezus heeft het laten zien. Geven, ons alles wat hij heeft geven, maakt hem en zijn Vader gelukkiger dan ontvangen. [Rust] Kent u die uitdrukking? Of u hem kent, is niet zo relevant. Maar laten we bidden of we hem steeds meer gaan herkennen. In ons leven met Jezus, de Heer, in zijn Geest. Als zijn volgelingen. In een gemeente die door genade wordt opgebouwd, hopelijk ook meer en meer in het nieuwe seizoen waarmee we vandaag begonnen zijn. Op weg naar hem en de grootse, mooie, duizelingwekkende, gelukzalige, en gratis erfenis. [Laten we bidden]
9