gemeente Eindhoven
Griffie gemeenteraad
Raadsnummer Og.RrrrO.OOZ Inboeknummer . Beslisdatum Bikw r februari aooS Dossiernummer .
Initiatiefvoorstel Over het gemeentelijk toezicht op het integer handelen van gesubsidieerde instellingen. 1 Inleiding Op 22 maart van dit jaar heeft het College zich, op verzoek van de SP, verantwoord over de bestuurlijke aspecten van de affaire SAS/Nihal Dogan, die zich overigens voordeed onder het vorige College. Als SP-vertegenwoordiger heb ik toen de verantwoording, waar het om deze concrete affaire gaat, ruim voldoende bevonden.
Dat neemt niet weg dat ik in mijn bijdrage aan dit verantwoordingsdebat, mede door de antwoorden van de wethouder, een aantal vragen van meer algemene aard gesteld heb betreffende het bewaken van de integriteit van gesubsidieerde instellingen. De reactie van het college op deze, meer algemene, vragen vond ik niet voldoende. Ik heb vervolgens gekeken of dit onderwerp zou kunnen worden ingepast in het toen lopende rekenkamer-onderzoek naar subsidiebeleid, In overleg met de rekenkamer is gebleken het onderzoek van de rekenkamer zich (op logische en door mij gedeelde gronden) bezighield met het reguliere subsidieverstrekking, terwijl mijn vraagstelling betrekking had op bestuurlijk ongewenste verhoudingen en/of juridisch verwijtbare gedragingen bij gesubsidieerde instellingen. We hebben afgesproken dat het niet-reguliere subsidieverhaal een apart traject krijgt (dat wat nu voorligt). Als ondersteuning heb ik een gesprek gehad met de vertegenwoordigers in de Rekenkamer van Deloitte. Verder heb ik gecorrespondeerd met justitiewoordvoerder De Wit van de SP in de 2" Kamer en met het NIVRA (de beroepsvereniging van accountants) "’. Deze correspondentie is voor
geinteresseerden in te zien. De voorzitter van de Rekenkamer heeft kennis genomen van deze brief. Naar aanleiding hiervan heb ik geconcludeerd dat het indienen van een initiatiefvoorstel de beste manier is om het onderwerp in de raad aan de orde te stellen.
2 Wat willen we bereiken Op zich is het niet ondenkbeeldig dat binnen gesubsidieerde instellingen juridisch verwijtbare gedragingen plaatsvinden en/of bestuurlijk ongewenste verhoudingen bestaan. Per slot van rekening gaat het om vele honderden subsidierelaties, die
Raadanummer Og.RZXZO.OOZ
samen moeten verantwoorden dat ze een budget van 64 miljoen Euro regulier besteden. Die verantwoording bestaat in essentie uit een zelfrapportage, welke bij de grotere instellingen ondersteund wordt door een accountantsverklaring. Nog lastiger ligt het bij bestuurlijke verhoudingen, die ongewenst zijn maar niet verboden. Zolang er geen "subsidiepolitie" is die controleert of de straathoekenwerker daadwerkelijk 30 keer per jaar op de straathoek staat, en of de klompendansclub daadwerkelijk klompendanst, en die rapporteert dat de fictieve harmonie zijn klarinetten moet kopen bij de muziekwinkel van de voorzitter, en dat de arbeidstoeleidingsstichting slechts zaken doet met het bedrijf van de extern adviseur die tevens jarenlang formeel voorzitter was en daarna informeel (de feitelijke situatie bij de SAS), zolang berust het systeem van subsidieverlening en subsidievaststelling in laatste instantie en ondanks alle waarborgen nog steeds op vertrouwen. Dat vertrouwen is bijna altijd op zijn plaats. In mijn bijna 15-jarige carriere als raadslid is mij slechts twee maal een geval van strafrechterlijk verwijtbaar handelen en/of bestuurlijk ongewenste verhoudingen bekend geworden, namelijk de verduistering bij de Sportraad en de vervalsing van declaraties en de belangenverstrengeling bij de SAS. In beide gevallen reageerde het College verrast en ad hoc en bij de SAS, naar mijn mening, niet goed. Naar mijn mening is het daarom hoogstnoodzakelijk dat er beleid komt waarmee:
juridisch verwijtbaar handelen en bestuurlijk ongewenste verhoudingen bij gesubsidieerde instellingen waar mogelijk wordt voorkomen; melding van onwenselijke situaties makkelijker wordt; een helder kader wordt geschapen voor onderzoek naar mogelijk ongewenste situaties.
3 Wat gaan we daarvoor doen In dit voorstel wordt aan het college gevraagd om beleid te ontwikkelen over het gemeentelijk toezicht op het integer handelen van gesubsidieerde instellingen.
Dit beleid moet de volgende onderwerpen bevatten: a) maatregelen om pro-actief en corrigerend bestuurlijk ongewenste verhoudingen bij gesubsidieerde instellingen tegen te gaan b) meer mogelijkheden om ongewenste situaties en vermoedens van juridisch verwijtbaar handelen te melden c) een aantal vuistregels waarmee het college werkt in geval er in de toekomst sprake lijkt te zijn van juridisch verwijtbaar handelen bij een gesubsidieerde instelling. Ad a) Ook op andere plaatsen in de maatschappij is dit tegenwoordig zeer gebruikelijk. De nieuwe Gemeentewet verbiedt expliciet een aantal zaken waardoor een raadslid in een belangenconf liet terecht zou komen. Dat is een goede zaak. In het bedrijfsleven probeert de code ÃćâĆňâĂİ Tabaksblatt met andere
Raadsnummer 05.RIIIO.OOI
middelen iets vergelijkbaars te bereiken. Maar een analogon hiervan voor gesubsidieerde instellingen ontbreekt"’. Het zou een goede zaak zijn als het gemeentebestuur een aantal regels zou vaststellen waaraan bestuurlijk zuivere verhoudingen binnen gesubsidieerde instellingen getoetst konden worden ÃćâĆňâĂİ een soort gedragscode. In welke mate deze regels juridisch bindend
kunnen zijn, en in welke mate het niet naleven ervan tot het niet verstrekken of terugvorderen van subsidie zouden kunnen leiden, moet nader worden onderzocht. Ad b) Dit is minder simpel dan het lijkt. Vaak zal melding van een beweerde misstand bij het College volstaan. De zaak SAS/Nihal Dogan echter leert dat deze weg blijkbaar niet in alle gevallen begaanbaar gevonden wordt. In dit concrete geval had de dader een hoge politieke functie binnen dezelfde partij als de wethouder en de burgermeester, die haar moesten controleren.
Hiermee is zeker niet gezegd dat deze bestuurders hiermee niet integer zijn omgegaan, verre van dat, maar wel dat het de drempel voor mensen die misbruik willen melden aanmerkelijk hoger zal maken. Naar mening van de SP is een alternatieve wijze van melding bij een onafhankelijker orgaan noodzakelijk. De SP is van mening dat hiervoor de voorzitter van de
rekenkamer in de Eindhovense verhoudingen een goede mogelijkheid zou zijn, maar wil andere oplossingen niet uitsluiten. Ad c) Ik wil aan de hand van een aantal vervolgvragen en mijn antwoorden hierop alvast een aantal vuistregels vaststellen 1. Moet er altijd aangifte worden gedaan na een melding vanjuridisch verwij tbaar handelen? Naar mijn mening moet er in duidelijke gevallen altijd aangifte gedaan worden. In minder duidelijke zaken zou er ruimte moeten zijn voor onderzoek, al dan niet extern uitgevoerd, op voorwaarde dat alle betrokken partijen daaraan meewerken en dat dit onderzoek op een redelijke termijn kan worden afgerond. Kan dat niet, dan volgt per definitie alsnog aangifte. Kan dat wel, dan kan aangifte volgen als daar reden voor is en kan aangifte nagelaten worden als het alarm onjuist blijkt. De gedachte dat er in een publieke organisatie na intern onderzoek juridisch verwijtbaar handelen wordt vastgesteld, en dat vervolgens geen aangifte gedaan wordt en dat de zaak slechts intern wordt afgedaan, vind ik onaanvaardbaar "’.
2. Door wie wordt een onderzoek uitgevoerd? De praktijkervaringen (niet alleen in Eindhoven, maar ook elders) met forensische accountants zijn niet onverdeeld positief. Enerzijds hebben forensische accountants onvoldoende bevoegdheden om het onderzoek goed uit te voeren. Zij zijn afhankelijk van de vrijwillige medewerking van de te onderzoeken personen. Alleen de opdrachtgever kan (soms) pressie uitoefenen, maar van die
Raadenummer 05.RXXXo.oor
opdrachtgever wordt de forensische accountant nu juist geacht onafhankelijk te werken."’ Anderzijds hebben onderzochte personen ook niet de rechts-waarborgen die bij justitieel onderzoek gelden, zoals het horen onder ede en het cautie-beginsel. De manier waarop de forensische accountancy zijn onderzoeken opzet worden slechts gereguleerd door interne afspraken binnen de branche. Dit gevaar wordt versterkt doordat "rechters onvoldoende oog hebben voor de vervagende grens tussen publieke en private opsporingsdiensten" aldus een onderzoek van Nuis "’, raadsheer in het Amsterdamse Gerechtshof. fOokin onderzoek door forensische accountants komt het veel voor dat naspeuringen en verhoren worden verricht voordat de politie er-aan te pas komt. Deze gegevens komen dan zonder nadere toetsin strafrechterhj ke dossiers terecht". Mede gegeven de debatten in de 2" Kamer over dit onderwerp zou de inzet van forensische accoun-tancy binnen de gemeente Eindhoven en haar gesubsidieerde instellingen sowieso onderwerp van juridische studie moeten zijn, ook als de affaire SAS/Nihal Dogan niet plaatsgevonden had. Een voor de hand liggend alternatief voor de externe onderzoeks-inzet is dat het onderzoek intern plaatsvindt, dus door het ambtelijk apparaatÃćâĆňâĂİ
feitelijk de normale gang van zaken bij de definitieve vaststelling van subsidiegelden. Alleen als het onderzoek proporties aanneemt die redelijkerwijs voor een ambtelijk apparaat niet meer te behappen zijn, of als het ambtelijke of politieke apparaat zelf als deel van het probleem gezien wordt, zou externe ondersteuning, bijv. middels een forensische accountant, in beeld komen, maar dan wel met een duidelijke vraagstelling, voor een beperkte termijn, en vanuit het vertrekpunt dat er altijd aangifte volgt tenzij gebleken is dat er geen probleem is. 3. Als er een forensische accountant wordtingeschakeld, kan di t dan de hui saccountant zfin? Het antwoord hierop moet een helder nee zijn. Ik heb hierover van gedachten gewisseld met de accountants van Deloitte die het onderzoek
gedaan hebben voor het Rekenkamerrapport, en hun oordeel was gelijk aan het mijne. De forensische accountant dient volgens zijn beroepsrichtlijnen onafhankelijk te rapporteren van zijn opdrachtgever en van de onderzochte betrokkene ’". De voorde gemeente optredende accountant vertegenwoordigt onvermijdelijk een bijzonder belang, namelijk het eventueel terugvorderen van subsidie. Het valt niet goed in te zien hoe deze tegenstrijdige eisen binnen een en dezelfde firma ondergebracht kunnen worden, zelfs niet als men (zoals de laatste tijd gebeurt) de reguliere en de forensische afdelingen in gescheiden bedrijfsonderdelen onderbrengt.
Raadsnummer 05.RIIIO.OOI
4. Zijn er alternatieven voor de inschakeling van forensische accountants? De gemeente Amsterdam heeft haar eigen Bureau Integriteit opgericht, met vijftien medewerkers. De gemeente Eindhoven zou dat idee kunnen overnemen. Een minder vergaand alternatief zou zijn om eens te gaan praten met het Bureau Integriteit Nederlandse Gemeenten (BING), waarin de VNG een meerderheidsaandeel heeft "’. In dit voorstel wordt aan het college gevraagd om te onderzoeken wat de mogelijkheden hiervan zijn. Bronnen: (1) Brief aan het NIVRA dd 04/05/04, antwoord van het NIVRA dd 25/05/04, antwoord J. de Wit dd 13/05/04
(2) Financieel Dagblad 29/04/04: "1 ijd is rijp voor code semi-publieke sector" (3) NG 03/09/04
(4) Gedragslijn inzake persoonsgerichte accountantsonderzoeken, art. 2 (5) NRC 23/09/04
(6) NG 17/09/04
4 Wat kost het Aan het voorstel zijn geen kosten verbonden. Een raadsbesluit bied ik u hierbij ter vaststelling aan. B. Gerard (SP),
indiener
gemeente Eind hoven og.Rzrro.oor
Ontwer p Raad sbesl uit De raad van de gemeente Eindhoven; gezien het initiatiefvoorstel van de heer B. Gerard besluit:
1. Het college opdracht te geven een regeling op te stellen voor de gemeentelijke controle op de integriteit van gesubsidieerde instellingen; 2. Vast te stellen dat de volgende punten onderdeel van een dergelijke regeling moeten zijn: a. een gedragscode voor gesubsidieerde instellingen, waarin omschreven staat welke bestuurlijke verhoudingen en andere relaties binnen deze instellingen ongewenst zijn; b, formulering van de in de toekomst te stellen subsidievoorwaarden aan gesubsidieerde instellingen waardoor ongewenste bestuurlijke verhoudingen en relaties juridisch zo goed mogelijk bestreden kunnen worden;
c. een regeling voor het melden van bestuurlijk ongewenste verhoudingen en andere relaties en van het vermoeden van juridisch verwijtbare handelingen. Uitgangspunt moet zijn dat dit soort meldingen bij het college binnenkomen, maar dat ook een persoon of orgaan buiten het College de bevoegdheid krijgt om als aanspreekpunt te dienen. Hiervoor zou gedacht kunnen worden aan de Voorzitter van de rekenkamer. d. richtlijnen op om te bevorderen dat bij extern onderzoek de rechtszekerheid van de te onderzoeken personen zo groot mogelijk gemaakt wordt. Deze richtlijnen zijn aanvullend op de richtlijnen die de sector zelf al opgesteld heeft. 3. Het college opdracht te geven om een notitie op te stellen waarin voor- en nadelen van de opbouw van een eigen integriteitsbureau, een regionaal integriteitsbureau of de inschakeling van het Bureau Integriteit Nederlandse Gemeenten uiteengezet worden. 4. Vast te stellen dat bij toekomstig onderzoek naar juridisch verwijtbaar handelen bij gesubsidieerde instellingen de volgende uitgangspunten worden gehanteerd:
a. in alle gevallen waarin er bewezen of waarschijnlijk sprake is van juridisch verwijtbaar handelen bij een gesubsidieerde instelling, wordt er aangifte wordt gedaan bij politie en justitie; b. als het nodig is om daartoe eerst eigen onderzoek te doen, wordt daarmee in eerste instantie het ambtelijk apparaat belast. Als dit te veel capaciteit vraagt, of als het ambtelijk apparaat of het politiek apparaat dat er leiding
og.Rnro.oor
aan geeft zelf als deel van het probleem gezien wordt, kan het onderzoek worden overgedragen aan een externe instantie. Dat gebeurt slechts voor een beperkte tijd en met een duidelijk omschreven vraagstelling. Als dit onderzoek, om welke reden dan ook, niet binnen een redelijke tijd tot een bevredigende conclusie komt wordt alsnog aangifte gedaan. het samenlopen van forensisch accountantsonderzoek en justitieel onderzoek wordt vermeden. Als er eenmaal sprake is van een justitieel onderzoek, wordt de gemeentelijke forensische onderzoekscapaciteit ten dienste van justitie gesteld. de huisaccountant wordt niet als forensisch accountant door de gemeente ingeschakeld.
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 14 februari 2005.
A. Sakkers, voorzitter.
J. Verheugt, griffier.
rvm/EC05003579