Bijlage 1
Begrotingsrichtlijnen voor de begroting 2014-2017
Samenvattend gelden de volgende financieel-technische uitgangspunten voor de begroting 2014-2017 : 1. Nominale ontwikkelingen 2014 2015-2017 loonstijging gemeente-ambtenaren: 0,0% 1,6% prijsstijging interne budgetten: 0,0% 2,25% loonstijging gesubsidieerde instellingen: prijsstijging gesubsidieerde instellingen:
0,0% 0,0%
1,6% 2,25%
inflatiecorrectie tarieven:
1,08%
1,08%
4,0%
4,0%
4,0% 1,08% 0,0% 0% 3,0% 2,0%
4,0% 1,08% 2,25% 0% 3,0% 2,0%
rente: percentage omslagrente: rentebijschrijving reserves: - ter afdekking van kapitaallasten - legestarieven - grondbedrijf - overige bestemmingsreserves rente aan te trekken lange leningen rente aan te trekken kort geld
2. Het ramen van een jaarlijkse groei van het inwoneraantal van 50; 3. Het ramen van de volgende verwachte toename van de woningaantallen: 2013 2014 2015 2016 2017 51 19 35 90 51 4. Het ramen van de volgende aantallen uitkeringsgerechtigden: 2013 2014 2015 2016 370 400 400 400
2017 400
Feitelijk te ramen uitgangspunten voor de begroting 2014-2017 Rekening houdend met de twee aanpassingen waartoe vorig jaar is besloten -in de prijscompensatie niet langer de veranderingen in eerdere ramingen verdisconteren en voor de inflatiecorrectie uitgaan van de gewogen index van 1/3 prijsmutatie netto materiële overheidsconsumptie + 2/3 prijsmutatie overheidsconsumptie lonen en salarissen volgens de septembercirculaire- resulteert het volgende a. Loonstijging De loonstijging bestaat uit een drietal componenten: 1. De mutaties in de contractlonen zoals die afgesproken zijn in de gemeentecao. Per 31-12-2012 is deze cao afgelopen; een nieuwe is nog niet afgesloten, maar bij het Lenteakkoord is aangegeven dat de salarissen 2 jaar op de nullijn worden gezet. Dit is reeds begroot voor 2013 en 2014.Voorgesteld wordt de 1% cao-loonstijging voor de jaren vanaf 2015 te handhaven op 1% per jaar. Samenvattend: voor de contractlonen geen veranderingen ten opzichte van de bestaande meerjarenbegroting. 2. Veranderingen in werkgeverslasten. De percentages voor te betalen premies in 2013 stijgen voor het ouderdoms- en arbeidsongeschiktheidspensioen., alsmede voor de zvw-bijdrage en de afdracht UFO/kinderopvang. De afdracht WAO-basis/WIA is iets lager geworden. De stijging van de werkgeverslasten 2013 wordt meegenomen bij de herberekening van de salarisbegroting 2013 door Centric. We veronderstellen dat het aandeel van de werkgeverslasten in de totale loonsom vanaf 2014 gelijk blijft aan dat van 2013. 3. De incidentele component. Hiervan maken onderdeel uit de normale periodieken die in de gemeente Boxtel per 1 januari van elk jaar verstrekt worden (bedragen circa 0,45% van de loonsom), Deze worden meegenomen bij de herberekening van de salarisbegroting 2013 door Centric. In juli van elk jaar vindt de zgn. promotieronde plaats. Dan wordt op basis van functioneren een extra periodiek toegekend voor zover de persoon nog niet aan het maximum van de functieschaal zit, dan wel een uitloopperiodiek. De toekenningsdatum is 1 juli. De toekenning van deze periodieken heeft een structureel effect. Het afgelopen jaar waren de kosten van de jaarlijkse promotieronde op jaarbasis 0,17% van de loonsom. (Voor 2013 zou derhalve nog 0,08% begroot moeten worden bovenop de Centric-begroting) Verder zijn er nog tussentijdse bevorderingen, overwerktoeslag en wijzigingen in personeelsopbouw (nieuwe medewerker bijv. in lagere schaal dan vertrokken medewerker) die worden gedekt binnen de formatie o.a. door hiervoor structureel een aantal vacatures niet in te vullen. Voorgesteld wordt voor de incidentele component een percentage van 0,6% op jaarbasis te blijven ramen. Het door Centric begrote loonbudget 2013 bedraagt nu € …...000 (bij …fte). Een jaar geleden werd voor 2013 een loonbudget begroot van € 14.414.000 (bij 234,91 fte) Overzicht mutaties lonen - op basis van nog vast te stellen cao - werkgeverslastenstijging. - structurele doorwerk promot/periodiek totaal
2013 0,0% 0,?% 0,08% 0,08%
2014 0,0% 0,0% 0,6% 0,6%
2015 1% 0,0% 0,6% 1,6%
2016 1% 0,0% 0,6% 1,6%
2017 1% 0% 0,6% 1,6%
Samenvattend, de loonstijgingspercentages totaal vanaf 2014 zijn niet veranderd ten opzichte van die opgenomen in de begroting 2013-2016. b. Prijsstijgingen Voor het saldo van prijsgevoelige uitgaven minus prijsgevoelige inkomsten niet zijnde belastingen/heffingen/ rechten, ontvangen de afdelingen een compensatie voor de prijsstijging. Deze compensatie is gebaseerd op het prijsstijgingspercentage van de netto materiële overheidsconsumptie, zoals opgenomen in de septembercirculaire 2012. Voor 2014 en volgende jaren zijn geen percentages voorhanden, hetgeen niet afwijkend is ten opzichte van eerdere jaren. Daarenboven is in het kader van de ombuigingen bij de Begroting 2013-2016 besloten om voor 2013 en 2014 geen prijscompensatie toe te kennen. Voorgesteld wordt om voor de jaren 2015 en verder de reeds begrote jaarlijkse prijsstijging van 2,25% te handhaven. Indien knelpunten ontstaan vanwege een te lage prijscompensatie kunnen afdelingen dit toelichten in hun afdelingsmarap en het college voorstellen het bedoelde budget opwaarts aan te passen. Op die manier wordt het probleem inzichtelijk. Indien blijkt dat hetzelfde probleem jaar na jaar telkens terugkeert, kan het bij de jaarlijkse begrotingsopstelling worden vermeld bij de autonome ontwikkelingen. Het prijsbudget is circa € 14 mln. Samenvattend, de prijsstijgingspercentages zijn niet veranderd ten opzichte van die opgenomen in de begroting 2013-2016. c. Loon- en prijsaanpassing gesubsidieerde instellingen In het kader van de bezuinigingen bij de Begroting 2011 is besloten dat de gesubsidieerde instellingen voor de jaren 2012 tot en met 2014 geen nominale compensatie voor lonen en prijzen zullen krijgen. Voorgesteld wordt vanaf 2015 als uitgangspunt weer van dezelfde percentages uit te gaan als die gelden voor de gemeente, derhalve 1,6% loonstijging en 2,25% prijsstijging. Aangezien met de grote gesubsidieerde instellingen afzonderlijke afspraken zijn gemaakt, worden mee- dan wel tegenvallers ten opzichte van dit uitgangspunt meegenomen bij de autonome ontwikkelingen. Het budget van gesubsidieerde instellingen is ruim € 2 mln., waarvan circa de helft Delta betreft. Samenvattend, de prijsstijgingspercentages zijn niet veranderd ten opzichte van die opgenomen in de begroting 2013-2016. d. Inflatiecorrectie Met ingang van de vorige begroting wordt voor de inflatiecorrectie voortaan als indicator gehanteerd de gewogen index van 1/3 prijsmutatie netto materiële overheidsconsumptie + 2/3 prijsmutatie overheidsconsumptie lonen en salarissen volgens de septembercirculaire. Dan resulteert de volgende uitkomst: 1/3 x 3,25% (relatief hoog i.v.m. stijging van de BTW van 10% naar 21% m.i.v. 2013) + 2/3 x 0,00% = 1,08%. Het inkomstenbudget van belastingen/heffingen/rechten is circa € 13 mln., waarvan € 5,6 mln. OZB. Voor het overige deel geldt in belangrijke mate het uitgangspunt van 100% kostendekkendheid. Samenvattend, ten opzichte van de begroting 2013-2016 nemen de stijgingspercentages voor de inflatiecorrectie af van 2,58% naar 1,08%. Dit leidt vanaf 2014 tot een 1,5% lagere OZB-opbrengst dan eerder begroot (cumulatief effect van circa -€ 85.000 per jaar). e. Rente Op dit moment is de rente op de kapitaalmarkt nog steeds laag en zelfs nog verder gedaald ten opzichte van een jaar geleden. De lange rente voor 10-jaarsleningen bevindt zich nu onder de 2%, voor 20jaarsleningen iets boven de 2%. De korte rente voor 3 maandskasgeld ligt onder de 1%. Verwacht mag worden dat bij een economisch herstel de rente iets zal aantrekken en dat het verschil tussen de lange
en korte rente vermindert. Voorgesteld wordt om het rentepercentage op nieuw aan te trekken/te verstrekken langlopende leningen vanaf 2013 te blijven begroten op 3,0%. Over de inzet van het eigen vermogen en de voorzieningen wordt een rente gecalculeerd gelijk aan de rente van aan te trekken langlopende leningen, derhalve ook 3,0% vanaf 2013. Voorgesteld wordt op aan te trekken/uit te zetten korte financieringsmiddelen voor 2013 1,0% te ramen en vanaf 2014 2,0% (was 2,0% resp. 3,0% in de Begroting 2013-2016). Voorgesteld wordt de rente-omslag vanaf 2013 te handhaven op 4,0%. Voor de berekening van de aan investeringen toe te rekenen rentelasten wordt het renteomslagpercentage gehanteerd. (Een uitzondering vormt de investering van de nieuw-verbouw van het gemeentehuis van 1998 waar een partiële financiering is toegepast en de rentetoerekening 5,71% bedraagt). Voor de rentebijschrijving op reserves wordt onderscheid gemaakt tussen de verschillende reserves: - reserves ter afdekking van kapitaallasten van investeringen kennen een rentebijschrijving gelijk aan de omslagrente, derhalve 4,0% vanaf 2014; - bestemmingsreserves die dienen om ongewenste schommelingen op te vangen in de tarieven die aan derden in rekening worden gebracht, maar die niet specifiek besteed hoeven worden, kennen een rentebijschrijving gelijk aan de inflatiecorrectie, derhalve 1,08% vanaf 2014; - de reserves grondbedrijf kennen een rentebijschrijving gelijk aan de prijsstijging, derhalve 0,0% in 2014 en 2,25% vanaf 2015; - de overige bestemmingsreserves kennen vanaf 2011 geen rentebijschrijving meer (dit is besloten bij de Begroting 2011 in verband met bezuinigingen). Op de algemene reserve en de voorzieningen wordt geen rente bijgeschreven. Per jaar trekken we gemiddeld genomen ongeveer € 7 mln. aan langlopende leningen aan. Maar zolang de rente laag blijft en de korte rente ruim onder de lange rente blijft, zullen we zo veel mogelijk kort financieren. Samenvattend, de rentepercentages voor kort geld zijn met 1 procentpunt verlaagd ten opzichte van die opgenomen in de begroting 2013-2016. De overige rentetarieven veranderen niet. f. Aantal inwoners De raming van de bevolkingsgroei hebben we in de Begroting 2012 verlaagd van 145 per jaar naar 50 per jaar (ongeveer het voortschrijdend gemiddelde van de afgelopen 5 jaar). Het gemiddelde van de jaren 2008-2012 bedraagt +40 (2012:+157, 2011:+4, 2010: +4, 2009: -10, 2008 +37). Volgens de provinciale prognose, die de provincie in 2011 geactualiseerd heeft neemt het inwonertal van Boxtel toe van 30.280 per 1 januari 2011 naar 30.810 per 31 december 2016. Derhalve een toename van 530 inwoners gedurende 6 jaren. De provinciale raming over de verschillende jaren is als volgt: Groei inwonertal
2011
2012
2013
2014
2015
2016
+120
+105
+90
+80
+70
+65
De provinciale prognose bedraagt derhalve t/m 2016 een gemiddelde groei van 88 inwoners per jaar. Voorgesteld wordt om voor de komende jaren ons uitgangspunt van een bevolkingsgroei van 50 per jaar te handhaven. g. Aantal woningen Het CBS kent momenteel nog de volgende onderverdeling met betrekking tot gebouwen met een woonfunctie met daarbij de beginvoorraad zoals die per 1-1-2008 is vastgesteld door het CBS: - aantal woningen: 12.278 - aantal wooneenheden 105 - aantal bijzondere woongebouwen 843
Bovenstaande onderverdeling wordt waarschijnlijk vanaf 2014 niet meer gebruikt. Vanaf dat jaar komen de gebouwgegevens uit de BAG (Basisadministratie Adressen en Gebouwen) en in de BAG wordt uitgegaan van verblijfsobjecten met een woonfunctie. (Zo wordt voor bijzondere woongebouwen als studentenflats en verpleeghuizen niet meer de capaciteit vastgesteld maar wordt het voortaan aangemerkt als één verblijfsobject). Dit is een financieel nadeel voor Boxtel als de daling van het aantal woonruimten in Boxtel hoger is dan het landelijk gemiddelde. De datum van 1 januari 2014 zal dus voor elke gemeente een trendbreuk van de registratie van woongebouwen te zien geven. De provincie heeft in 2011 tegelijk met de bevolkingsprognose ook de woningbehoefteprognoses geactualiseerd. Uitgaande van een beginvoorraad van 12.445 woningen per 1 januari 2011 raamt de provincie voor Boxtel per ultimo 2016 een woningvoorraad van 13.080 (en per ultimo 2021 een aantal van 13.505 woningen), derhalve een toename van 635 woningen in 6 jaren, d.w.z. gemiddeld 106 per jaar (en gemiddeld 85 per jaar in de periode 2017 tot en met 2021). De provincie heeft hierbij nog geen rekening gehouden met de effecten van de trendbreuk van de registratiegegevens per 1 januari 2014. Het feitelijk aantal opgeleverde woningen in Boxtel in 2012 bedroeg per saldo 99 (105 toevoegingen en 6 onttrekkingen). We hebben een redelijk goed zicht op de jaren 2013 en 2014 We schatten in dat in 2013 in totaal 51 woningen zullen worden gerealiseerd en in 2014 zijn dat er 19. Ook voor de jaren 2015 en 2016 worden nu lagere aantallen geschat dan een jaar geleden. Gevolg is dat we per ultimo 2016 de provinciale plancapaciteit niet volledig benut hebben (222 woningen minder gebouwd dan de provinciale prognose). Dit zijn de woningaantallen exclusief zorgwoningen. Zorgwoningen tellen niet mee bij de provinciale prognoses, maar wel bij de Gemeentefondsuitkering en OZB. De volgende aantallen zorgwoningen zijn geraamd: 2012 2013 2014 2015 2016 2017 14 18 25 0 30 0 De verdeling van de toename van het aantal woningen (exclusief zorg) volgens de gemeentelijke planning over de diverse jaren ziet er als volgt uit: Volgens gemeente
2011
2012
2013
2014
2015
2016
Raming febr. 2013
+119
+99
+51
+19
+35
+90
Raming febr.2012
+119
+144
+19
+105
+72
+176
2017 +51
i. Aantallen uitkeringsgerechtigden Ook de mutaties in aantallen uitkeringsgerechtigden hebben invloed op zowel de lasten- als batenzijde van de begroting. Meer uitkeringsgerechtigden betekent meer lasten voor de gemeente, maar vertaalt zich ook in een hogere rijksuitkering alsmede een hogere Gemeentefondsuitkering. Het afgelopen jaar is het aantal uitkeringsgerechtigden verder gestegen (van 339 naar 367). In de bestaande meerjaren begroting is uitgegaan van 340 uitkeringsgerechtigden per jaar. Voorgesteld wordt dit vanaf 2014 te verhogen tot 400 per jaar. Per ultimo 2012 2013 2014 2015 2016 2017 raming jan’13 367 370 400 400 400 400 raming jan.’12 340 340 340 340 340