De markt voor de varkenshouderij in Nederland Structuur In Nederland worden op ongeveer 10.000 bedrijven varkens gehouden. Het aantal bedrijven met varkens is de afgelopen jaren duidelijk afgenomen (figuur 1). Bijna de helft van de varkenshouders heeft een gespecialiseerd bedrijf met inkomsten uitsluitend of voornamelijk uit de varkenshouderij. Bij de overige varkenshouders is vaak de melkveehouderij of de akkerbouw een belangrijker onderdeel van het bedrijf. Het aantal overige varkenshouders (in de figuur met rood aangegeven) is sterker verminderd dan het aantal gespecialiseerde bedrijven. Veel bedrijven zijn ‘ontmengd’ om efficiënter te kunnen werken. 50.000
1.400
45.000
1.200
40.000 1.000
Bedrijven
35.000 30.000
800
25.000 600
20.000 15.000
400
10.000 200
5.000 0
0 1980
1985 gespecialiseerde bedrijven
1990
1995 overige bedrijven
2000
2005
aantal varkens per bedrijf
Figuur 1 Aantal bedrijven met varkens ingedeeld naar gespecialiseerde varkensbedrijven en overige bedrijven en het aantal varkens per bedrijf in Nederland 1980- 2005, bron CBS Met de vermindering van het aantal bedrijven met varkens is een duidelijke toename van het aantal varkens per bedrijf samengegaan (zie ook figuur 1). Er zijn per bedrijf momenteel gemiddeld ongeveer 1.200 varkens (inclusief biggen). Kenmerkend voor de ontwikkeling van de varkenshouderij in de afgelopen tientallen jaren zijn dan ook: schaalvergroting, vermindering van het aantal bedrijven en specialisatie. De ruim 4.000 gespecialiseerde varkensbedrijven houden de meeste varkens (ongeveer 75% van de varkenspopulatie), onderverdeeld naar 80% van de bijna 1 miljoen zeugen en 60% van de ongeveer 5,5 miljoen vleesvarkens in Nederland in 2005. De gespecialiseerde varkensbedrijven zijn vaak op zich weer gespecialiseerd in het houden van zeugen (fokvarkens) om biggen voort te brengen (circa 1.500 bedrijven) of om aangeleverde biggen te laten groeien tot vleesvarkens (eveneens ruim 1.500 bedrijven). Ruim 1.000 varkenshouders combineren beide activiteiten en hebben een ‘gesloten bedrijf’ met zeugen, biggen en vleesvarkens. De op het bedrijf geboren biggen worden door deze varkenshouders als vleesvarkens afgeleverd. Het totale aantal varkens (inclusief biggen) in Nederland bedraagt de laatste jaren ruim 11 miljoen. Dit is duidelijk minder dan in de jaren negentig toen, na een spectaculaire groei vanaf de jaren ’60, een maximum van ongeveer 15 miljoen varkens werd bereikt (figuur 2). De vermindering van de varkenspopulatie is vooral het gevolg van maatregelen om de mestproductie in Nederland te verminderen. Daarnaast zijn ook de toegenomen internationale concurrentie en de uitbraak van varkenspestziekte die Nederland in 1997 trof van invloed geweest. Het beleid gericht op de vermindering van de mestproductie leidt ook tot een betere inpassing van veehouderijbedrijven in het landschap in de zogenaamde reconstructiegebieden (zandgebieden van Noord-Brabant, Gelderland, Noord-Limburg, Overijssel en Utrecht). De ongeveer 10.000 bedrijven met varkens zijn vooral daar gelokaliseerd (zie figuur 3). Voor de komende jaren wordt een vrij stabiele omvang van de varkenspopulatie in Nederland verwacht.
16000 14000
Vleesvarkens
12000
Biggen
10000
Fokvarkens
8000 6000 4000 2000
19 60 19 62 19 64 19 66 19 68 19 70 19 72 19 74 19 76 19 78 19 80 19 82 19 84 19 86 19 88 19 90 19 92 19 94 19 96 19 98 20 00 20 02 20 04
0
Figuur 2 Ontwikkeling aantal varkens in Nederland (x 1.000), bron CBS
Figuur 3 Spreiding van varkens over Nederland, bron landbouwtelling 2004
Economische betekenis, werkgelegenheid en export varkenssector Rond en vanwege de varkenshouderij zijn tal van andere bedrijven actief. De belangrijkste zijn de leveranciers van voer (gemengd, droog op basis van velerlei grondstoffen en specifieke natte bijproducten afkomstig van de voedingsmiddelenindustrie), de slachterijen
en de vleesbewerkende en -verwerkende bedrijven. De door de varkenshouders geleverde vleesvarkens hebben een waarde van ruim 2 miljard euro per jaar. Hiervoor wordt door de varkenshouders voor meer dan 1 miljard euro aan voer aangekocht. De toegevoegde waarde van de totale varkenssector, die werk biedt voor ongeveer 45.000 arbeidsjaren, bedraagt 2 tot 3 miljard euro. In de varkenshouderij gaat het om gemiddeld 350 miljoen euro (maar varieert sterk over de jaren, zie hierna) en werk voor circa 10.000 arbeidsjaren. Het meeste werk wordt verricht door de ondernemers en gezinsleden. Bijna 1.500 mensen werken er in een dienstverband. Dit aantal bleef de afgelopen jaren, ondanks de daling van het aantal bedrijven, vrijwel stabiel door de schaalvergroting in de bedrijfstak. Ondanks de vermindering van het aantal varkens is Nederland nog steeds een belangrijke producent met ruim 7% van alle varkens in de EU van 25 landen. Alleen Duitsland, Frankrijk, Spanje, Polen en Denemarken hebben een grotere varkenspopulatie. Uitgaande van de gemiddelde varkensvlees consumptie per persoon in Nederland, kunnen met de Nederlandse productie 40 miljoen mensen worden voorzien. Het merendeel van de productie wordt dus geëxporteerd en wel in de vorm van vlees, bacon en vleeswaren. Overigens worden elk jaar ook ongeveer 4 miljoen biggen en 2 miljoen vleesvarkens uitgevoerd. De waarde van de totale uitvoer is per jaar meer dan 2 miljard euro, waarvan ongeveer 75% betrekking heeft op vlees, bacon en vleeswaren. Omdat de invoer veel geringer is (per jaar ca. 0,5 miljard euro) levert de varkenssector een duidelijke bijdrage aan de handelsbalans van Nederland. De drie belangrijkste landen voor de export vanuit Nederland zijn Duitsland, het Verenigd Koninkrijk en Italië. De laatste jaren zijn ook de in 2004 tot de EU toegetreden Midden- en Oost Europese landen belangrijke afnemers, vooral van biggen en vleesvarkens. De economie van het varkensbedrijf De varkenshouder kent geen stabiele opbrengstprijzen voor zijn varkens en biggen, maar sterke fluctuaties onder invloed van de vraag/aanbodverhouding op de markt in de EU. Deze schommelingen in de prijzen staan bekend als de varkenscyclus (figuur 4). Overigens daalt de opbrengstprijs over een langere reeks van jaren door de toegenomen concurrentie vanuit het buitenland, de verbeterde efficiency op de bedrijven en het goedkoper worden van het voer door de lagere graanprijzen in de EU. Varkensprijs per kg geslacht gewicht incl. BTW 2,25 2,00 1,75 1,50 1,25 1,00 0,75
19 82 19 83 19 84 19 85 19 86 19 87 19 88 19 89 19 90 19 91 19 92 19 93 19 94 19 95 19 96 19 97 19 98 19 99 20 00 20 01 20 02 20 03 20 04 20 05 20 06
0,50
Prijs (euro/kg)
6-jaarlijks gemiddelde
Figuur 4 Opbrengstprijs Nederlandse varkens, bron Prijzenstatistiek LEI
De bedrijven werken met smalle marges, een groot deel van de opbrengsten gaat op aan betaalde voerkosten. Voor vleesvarkenshouders vormt de aankoop van biggen ook een groot deel van kosten. Door de smalle marges en de fluctuerende opbrengstprijzen schommelen de inkomens in de varkenssector sterk (figuur 5). Het gemiddelde inkomen van de varkenshouder is iets lager dan in de gehele landbouw. Daarnaast zijn er forse verschillen tussen de inkomens van varkenshouders. Hierdoor is er een grote spreiding in de besparingen, dus in het bedrag dat de varkenshouder aan het eind van het jaar overhoudt na aan alle betalingsverplichtingen, inclusief de gezinsuitgaven, te hebben voldaan. Gemiddeld stoppen per jaar een paar procent van de varkenshouders, waarvan het merendeel geen kinderen heeft met de ambitie om het bedrijf over te nemen. Alleen de economisch sterkere bedrijven blijven over. De varkenshouderij kent geen door de EU gegarandeerde prijzen. De markt ondervindt wel bescherming door invoertarieven, maar de varkenshouders ontvangen geen of weinig subsidies (toeslagen) in vergelijking met andere landbouwers. De varkenspest veroorzaakte naast hoge kosten voor de sector ook kosten voor overheid en maatschappij. Als er een besmettelijke dierziekte uitbreekt, draagt de sector zelf een belangrijk deel van de bestrijdingskosten. Jaarlijks betalen de varkenshouders daarvoor aan het Diergezondheidsfonds Andere schade in het bedrijf, bijvoorbeeld door leegstand e.d. moet de varkenshouder ook zelf dragen.
120
x 1.000 euro
80 40 0 -40 -80 04 20
02 20
0 /0 99
8 /9 97
6 /9 95
4 /9 93
2 /9 91
Varkensbedrijven Totaal land- en tuinbouw
Figuur 5 Ontwikkeling van gezinsinkomen uit bedrijf op gespecialiseerde varkensbedrijven en gemiddeld in de land- en tuinbouw (Bron: Bedrijven-Informatienet LEI) Varkenshouders investeren grote bedragen om het bedrijf voor de toekomst op orde te houden. Gemiddeld wordt per jaar per bedrijf ongeveer 20.000 euro geïnvesteerd. De hoogte van de investeringen wordt beïnvloed door de beschikbare middelen: in perioden met lage prijzen voor de varkens dalen de investeringen. Geïnvesteerd wordt vooral in gebouwen, niet alleen in de vervanging van oude gebouwen, maar ook in aanpassingen ten behoeve van welzijn dieren, milieu, betere arbeidsomstandigheden e.d. De investeringen hebben dus veelal een meerledig doel: verbetering van de concurrentiepositie en van de maatschappelijke verantwoording van het bedrijf. De Nederlandse varkenshouderij heeft, met een ander belangrijk exportland Denemarken, de laagste kostprijs van varkens (per kilo) in de EU. Wereldwijd gezien zijn de kostprijzen in de Verenigde Staten en vooral in Brazilië wel lager, onder meer door de lagere prijzen van de grondstoffen van veevoer, zoals soja, die deze landen ook exporteren. Wordt ook rekening gehouden met invoertarieven, de slachtkosten en de transportkosten naar het Duitse Ruhrgebied, een belangrijk verkoopgebied van het Nederlandse varkensvlees, dan is
de Nederlandse kostprijs niet veel hoger dan die van het vlees uit de VS en Brazilië. Wel is Polen dan ook een concurrerende aanbieder. Toekomstperspectieven Uit recente debatten over de intensieve veehouderij bleek dat de varkenssector zeker perspectief heeft. In Noordwest-Europa is een blijvende vraag naar een vers kwaliteitsproduct. Verdere liberalisering van de handel biedt bovendien kansen voor de export van de minder hoogwaardige delen van het varken, de zogeheten vierkantsverwaarding. Vanwege de gunstige geografische ligging, het vakmanschap en de ketenorganisatie kan Nederland goed op beide ontwikkelingen inspelen. Met de aanvoer van veevoergrondstoffen via Rotterdam en de aanwezigheid van een omvangrijke voedingsmiddelenindustrie met bruikbare bijproducten heeft Nederland een vestigingsvoordeel.