GEO-INFO 6 Vakblad van Geo-Informatie Nederland
2013 - jaargang 10
Het vergelijken van historische zeekaarten in GIS Convenant Informatieketen Water & Klimaat Verslag 2e dag GIN Congres 2013 2003
2013
GeoCensus, dé specialist voor actuele data
UW BETROUWBARE PARTNER IN GEODETISCH WERK
In het water
Vanuit de lucht Verrijking van data Op de grond GeoCensus, ook sterk in: • • • •
Geodesie GIS Mutatiesignalering Detachering
Meer informatie vindt u op www.geocensus.nl of volg ons op blog.geocensus.nl
Gratis 1 jaar VRS Now bij aanschaf van een Trimble R10 vóór 1 september 2013.
Trimble R10
Trimble HD-GNSS de nieuwe generatie • Altijd een accurate meting met SurePoint (E-bubble) • Zonder onderbrekingen werken met xFILL technologie
geometius.nl adv_R10_184x125mm_190313_geo-info.indd 1
Trimble TSC3
088 4366 300 22 maart 2013 10:19
Erfgeo en gisgeo Geo-Info voelt de tijdsgeest perfect aan! De erfgoedsector is momenteel aan een digitale opmars bezig. De hoogste tijd om daar aandacht aan te besteden. Zo zouden de “master classes open data” een inspiratiebron voor onze geo-sector kunnen zijn: erfgoedinstellingen worden gecoacht bij het openstellen van hun digitale collecties en wisselen kennis uit over hergebruik van deze collecties en welke toepassingen hiermee ontwikkeld kunnen worden. Anderzijds is onder auspiciën van Digitaal Erfgoed Nederland een groot programma onder de noemer “Erfgoed en locatie” gestart. Vanuit de gedachte dat het culturele erfgoed de meeste zeggingskracht heeft op de locatie waarop zij betrekking heeft, beoogt Erfgoed en Locatie om locatie gegevens op een gestandaardiseerde en geharmoniseerde manier toe te voegen aan het digitale culturele erfgoed. Hier kunnen ontwikkelingen uit de geo-sector, zoals Publieke Dienstverlening op de Kaart en het ruime aanbod aan locatiegebaseerde toepassingen op smartphones, ter inspiratie dienen. In deze Geo-Info komt de erfgoedsector aan bod in het artikel van Kosian over het gebruik van historische zeekaarten als bron voor voorspellingskaarten voor onderwaterarcheologie. Ook in het verslag over de studiemiddag “Booming Amsterdam” van de werkgroep voor de geschiedenis van de kartografie komt het raakvlak tussen beide sectoren naar voren. Hopelijk kunnen we met het op stoom komen van het programma Erfgoed en Locatie in de komende tijd meer artikelen uit de erfgoedsector verwachten. Nu de zorg gedecentraliseerd wordt en het een taak van de gemeentelijke overheden wordt, is het van belang om alert te zijn op de regionale patronen in het zorgaanbod en in de zorgvraag. Geen instrument kan dat beter faciliteren dan de Nationale Atlas voor de Volksgezondheid, oftewel de “Zorgatlas”. Zwakhals gaat in zijn artikel in op de aanpassingen die in de Atlas zullen worden doorgevoerd om hierop in te spelen. Ook het artikel van Anneveld en Van Rossem sluit naadloos aan op de actualiteit. Nu de inschrijving voor de ICT-aanbesteding van het Samenwerkingsverband Basisregistratie Grootschalige Topografie (SVB-BGT) is gesloten, is het goed om eens te kijken naar de lessen die de Algemene Rekenkamer heeft getrokken na analyse van eerdere, rijksbrede ICT-projecten. Kunnen we in de geo-sector met deze aanpak laten zien, dat grote ICTprojecten niet hoeven te mislukken? De toekomst zal het leren. In het kader van de kennisuitwisseling met de erfgoedsector leg ik een exemplaar van dit artikel alvast op het bureau van de projectleiders van Erfgoed en Locatie! Edward MacGillavry
Edward MacGillavry
GEO-INFO Vakbl ad van
Geo-In forma
6
tie Neder land
2013 - jaarga ng
Het vergelijken van historische zeek aarten in GIS Convenant Info rmatieketen Water & Klimaat Verslag 2e dag GIN
Congres 2013 2003
2013
Lezerspanel Doet u ook mee met het lezerspanel? Vanaf nummer 5 vragen we 200 lezers mee te denken over de wijzigingen die wij door gaan voeren in Geo-Info. Meld u aan! Stuur een mail naar:
[email protected] o.v.v. Aanmelding Lezerspanel. MIJNGIN Meer informatie over MIJNGIN en hoe daar gegevens aan te vullen en te verbeteren vindt u op www.geo-info.nl. Geo-Info 2013-6 1
10
Partners Geo-Informatie Nederland
Agenda GIN BGT Congres
Lustrumfeest GIN 10 jaar!!!
Doelgroep: Iedereen betrokken bij de BGT
Datum: 28 november 2013
Datum: 27-03-2014
Locatie: De Observant, Amersfoort
Tijdstip: 09.00-17.00 uur
Tijd: 13.00 uur - circa 22.30 uur
Locatie: midden van het land
Programma binnenkort te zien
Meer informatie: www.bgtweb.nl
op de website GIN (www.geo-info.nl)
Organisator: programmabureau BGT en Ministerie van Infrastructuur en Milieu
www.geo-info.nl
[email protected]
Foto omslag: Dynamische kustlijn: vloedlijn 1910.
Colofon Uitgever Geo-Informatie Nederland www.geo-info.nl Redactieadres Redactie Geo-Info Postbus 1058, 3860 BB Nijkerk Telefoon: (033) 247 3415 Fax: (033) 246 0470 E-mail:
[email protected] Redactie Geo-Info Hoofdredacteur: Roelof Keppel Redacteuren Adri den Boer Klaas van der Hoek Bart Huijbers Milo van der Linden Edward Mac Gillavry Ad van der Meer Ferjan Ormeling Frans Rip Bladmanagement Motivation Office Support bv, Nijkerk
2 Geo-Info 2013-6
Inzenden kopij Indienen en publiceren van artikelen en berichten in overleg met de redactie. Zie ook www.geo-info.nl onder ‘Geo-Info’. Advertentie-exploitatie Motivation Office Support Jan van de Vis Telefoon: 033 – 247 34 00 E-mail:
[email protected] Algemen e-mail:
[email protected] Advertentietarieven op aanvraag Vormgeving en druk VdR druk & print, Nijkerk www.vdr.nl Abonnementen / inlichtingen Postbus 1058, 3860 BB Nijkerk Telefoon: (033) 247 3415 Fax: (033) 246 0470 E-mail:
[email protected] Het doorgeven van adreswijzigingen uitsluitend schriftelijk of via e-mail. Een abonnement of lidmaatschap kan op elk gewenst moment ingaan en wordt voor een jaar aangegaan. Een abonnement of lidmaatschap
wordt automatisch verlengd, tenzij dit minimaal drie maanden voor de verlengingsdatum schriftelijk of per e-mail wordt opgezegd. Abonnementsprijzen per jaar voor 2013 Persoonlijk lidmaatschap: € 59 incl. 6% btw Abonnement op Geo-Info: € 107 incl. 6% btw Organisatielidmaatschap: € 240 incl. 6% btw Leden in het buitenland betalen extra kosten voor het toezenden van Geo-Info: binnen Europa € 33 (excl. 21% btw) en buiten Europa € 57 per jaar (excl. 21% btw). Kijk voor meer informatie op de website www.geo-info.nl Bij automatische incasso krijgt u een korting van € 2 per jaar. © 2013. Het overnemen evenals het vermenigvuldigen uit dit tijdschrift is slechts toegestaan na schriftelijke toestemming van redactie en auteur. ISSN 1572-5464 (print), ISSN 2211-0739 (online)
2003
2013
In dit nummer ... ...en verder 1 Redactioneel Erfgeo en gisgeo
4
2 Agenda - Colofon 10 Column
Het vergelijken van historische zeekaarten in GIS Krijgen we een boete als we het iets minder doen?
11 Verslag - WGK-studiemiddag ‘Booming Amsterdam’
14 De Zorgatlas: bron voor geografische informatie over zorg en volksgezondheid in Nederland
20 Verslag CLGE bijeenkomst 22-23 maart in Boedapest, Hongarije 22 Open Kaart Het publiek als slachtoffer én boevenvanger 23 Geomatics Business Park 29 Column
24 Convenant Informatieketen Water en Klimaat: zonder geo-informatie ‘geen water, geen brood’
Noem het beestje maar niet bij zijn naam 38 Verslag 2e dag GIN Congres 2013 40 Informatie
30
41 Datalandcongres 2013, een prachtig mooie dag!
Inkoopbeleid, lessen van de Algemene Rekenkamer Geo-Info 2013-6 3
Menne Kosian
Het vergelijken van historische zeekaarten in GIS Vanaf de zestiende eeuw hebben Nederlandse kaartmakers het Waddengebied in kaart gebracht. Hoewel deze kaarten niet zo gedetailleerd zijn als die met moderne dieptemetingen geven ze wel een schat aan informatie over de zeebodem. Met moderne technieken kunnen de historische gegevens vergeleken worden met die op de huidige kaarten. Dit geeft niet alleen inzicht in de ontwikkeling van het gebied, maar geeft ook informatie voor erfgoedbeheer. De Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed is binnen het programma Maritiem bezig om op deze manier voorspellingskaarten voor onderwaterarcheologie te maken. Wandelende platen Weinig landschappen zijn zo dynamisch als die van de Waddenzee. Zandbanken, geulen en zelfs de hele kustlijn kan dramatisch veranderen in één nacht. Zelfs de ‘vaste’ punten, zoals eilanden zijn constant aan de wandel. Deze veranderingen kunnen een bedreiging vormen voor zeevarenden; waar eerst een veilige vaargeul lag, kan nu een ondiepte zijn. Deze dreiging wordt tegenwoordig tegengegaan door in elk geval de kustlijn vast te leggen; zware dijken rondom de eilanden en de FriesGroningse kust en zandsuppleties langs de stranden moeten het land beschermen. Maar onder water gaan de veranderingen door. Bij elk getij komen grote hoeveelheden water en zand het gebied binnen. Door de sterke stroming worden geulen uitgediept en tijdens doodtij wordt veel zand afgezet. Sinds de aanleg van de Afsluitdijk zijn deze getijdenstromen ook behoorlijk veranderd. Het gebied is nog steeds bezig zich, na deze grote ingreep, te stabiliseren. Om de scheepvaart veilig door het gebied te laten varen, moet het gehele onderwaterlandschap regelmatig in kaart gebracht worden. Met de modernste technieken worden hoge-resolutie dieptekaarten gemaakt. Hierop staan niet alleen de zandbanken en vaargeulen, maar ook de bakens en betonning die het de schepen mogelijk maken veilig door het gebied te komen (figuur 1). 4 Geo-Info 2013-6
Figuur 1 - Moderne bathymetrische kaart van het westelijke Waddengebied volgens de lodinggegevens van 2008.
Ook vroeger hadden zeevarenden behoefte aan duidelijke kaarten om een veilige doorvaart te hebben. Vanaf de zestiende eeuw hebben Nederlandse kaartenmakers het gebied in kaart
Wandelende eilanden en zwervende platen gebracht (Walsmit, 2009). Deze kaarten waren in hun tijd beroemd om hun accuratesse en detailniveau. Ze waren dan ook zeer gewild bij zeevarenden, zowel in Nederland zelf als bij de andere zeevarende naties uit die tijd. Door de vele details die op deze oude zeekaarten staan,
zijn de kaarten tegenwoordig nog altijd gewild bij verzamelaars en cartofielen. Maar ze geven ook een goed inzicht over de morfologische ontwikkeling van het gebied. En omdat het vaak primair navigatiekaarten waren geven ze ook een goed beeld van de routes; ook toen al waren er tonnen en bakens die de veiligheid van de geulen aangaven. Een probleem met deze kaarten is wel dat ze vaak niet in een voor ons herkenbare projectie staan. Dat maakt dat ze in onze ogen vervormd, en daardoor onnauwkeurig lijken. Om ze te kunnen gebruiken als bron voor landschappelijk onderzoek
Figuur 2 - De vermaerde stroemen, Tvlie ende Tmaersdiep, opstreckende inde Zuijder Zee voorbij Enchuijsen tot Amstelredam, met alle sanden plaeten en ondiepten opde selve stroemen geleghen. Zeekaart van Lucas Jansz. Waghenaer uit 1584.
moeten we ze op de één of andere manier gegevens een positie te berekenen, maar omzetten naar een modern beeld (figuur 2). die waren weinig betrouwbaar en nog gevoeliger voor meet- en afleesfouten. Pas met de uitvinding van de chronoZwalkende kaarten meter in 1762 door John Harrison kon Plaatsbepaling aan boord van schepen de lengtepositie goed worden bepaald. werd op twee manieren gedaan: door De betrouwbaarste manier van plaatsgegist bestek en door metingen. Daarnaast werden waarnemingen van bijvoor- bepaling bleef lange tijd het meten van de hoek tussen twee of meer herkenbare beeld de kleur van het water, de aanwezigheid van bepaalde soorten vogels of vissen en herkenbare punten op of langs Oude kaarten gewild de kust meegenomen. bij cartofielen Gegist bestek was het uitzetten van een koerslijn vanaf een bekend punt waarbij de snelheid, de kompaskoers, de mate van punten langs de kust. Hiervoor moest men wel dicht onder de kust blijven. afdrijven en de stroming werden meeDit soort problemen bestonden niet genomen in de berekening. Daarnaast alleen voor de zeelieden: ook de kaarhadden schepen ook instrumenten aan boord waarmee de stand van hemellicha- tenmakers hadden dit probleem, zeker bij zeekaarten. Daarbij moet ook worden men kon worden gemeten. Hiermee kon, met behulp van tabellen, de breedteposi- aangegeven dat nauwkeurige hoekmeetinstrumenten als spiegelkwadranten pas tie worden berekend. Deze instrumenten in de achttiende eeuw zijn uitgevonden. waren echter nog erg primitief en lastig Een kustgebied werd dan ook gekarteerd nauwkeurig af te lezen. Dat leverde vaak grote afwijkingen op, en dat alleen al voor door verschillende, door middel van hoekmeting en doorzichten, getekende de breedtepositie. Voor het bepalen van kustlijntjes te combineren. In veel gevallen de lengtepositie waren er wel rekenmewerd ook informatie uit betrouwbaar thoden om aan de hand van instrument-
geachte, of betrouwbaar gebleken, bestaande kaarten gebruikt, vaak zelfs gekopieerd. Belangrijke ‘vaste’ punten op een historische zeekaart zijn dan ook de zichtpunten aan de wal. Posities van kerktorens of andere goed zichtbare punten staan goed ingetekend, omdat die het enige houvast voor de schippers waren om hun positie te bepalen. Omdat de meeste kaarten bestemd waren voor kustnavigatie, waren herkenningspunten belangrijker dan een kloppende projectie. De kaart gaf immers maar een relatief klein gebied weer en hoefde niet perfect aan te sluiten op andere bladen. Er waren ook navigatiekaarten die wel bedoeld waren om een groot gebied te bestrijken. Deze werden gebruikt om een koers over zee uit te zetten. Deze zogenaamde paskaarten of overzeilers hadden wel een vorm van projectie: ze waren met een hoekgelijkheid getekend. Dit hield in dat een schipper een koers op de kaart kon uitzetten en die dan op zijn kompas kon volgen. Deze weergave is geperfectioneerd door Gerard Mercator, en aangezien wij nu nog steeds vaak met een Mercatorprojectie Geo-Info 2013-6 5
werken, lijken deze paskaarten ons minder vervormd, en dus betrouwbaarder te zijn.
Vastgezette onzekerheid Om een historische kaart in een modern GIS te zetten, moeten we ons eerst de vraag stellen met welk doel, en dus met welke interne betrouwbaarheid, hij is gemaakt. Als voorbeeld neem ik de oudste navigatiekaart voor de Waddenzee, de kaart ‘Tvlie ende Tmaersdiep’ uit ‘De Spieghel der Zeevaerdt’ (Waghenaer, 1584). Dit werk was een uitbreiding van de traditionele zestiende-eeuwse zeemansgidsen, doordat er, behalve de tekstuele informatie, kaarten aan waren toegevoegd. Deze kaarten, 23 in totaal, geven de Europese kust weer van Texel tot aan Cadiz. Het tweede deel, dat een jaar later verscheen, bevat de kaarten van de kusten benoorden Texel tot in de Oostzee. Aangezien er nooit aanwijzingen gevonden zijn dat Waghenaer zijn kaarten (deels) uit bestaande bronnen zou hebben gekopieerd, wordt aangenomen dat hij deze kaarten heeft gemaakt aan de hand van zijn eigen waarnemingen en kennis over navigatie die hij als stuurman had opgedaan. Het doel van deze kaart is duidelijk: het weergeven van de vaarroutes vanuit de grote handelssteden als Amsterdam en Enkhuizen naar zuidelijke streken. De belangrijkste routes door de Waddenzee voor deze bestemmingen waren de westelijke doorvaart door het Marsdiep en de noordelijke door de Vliestroom. Op de kaart zijn die ook het meest gedetailleerd. Friesland, zeker benoorden Harlingen, en de eilanden verder dan Terschelling zijn ‘slechts’ ter completering van het kaartbeeld opgenomen, en hebben niet het detailniveau of de mate van nauwkeurigheid als de gekarteerde vaarroutes. Om de kaart daadwerkelijk te georefereren is dezelfde techniek toegepast als die waarmee de oorspronkelijke kaart is gemaakt: kleine delen kustlijn intekenen aan de hand van hoekmeting en zichtlijnen. De verschillende deelgebieden worden dan later aan elkaar gepast. Voor dit kaartblad is begonnen met de omgeving van Enkhuizen. Als je dat deel van Waghenaers kaart bekijkt, blijkt dat hij behoorlijk goed is opgenomen; Enkhuizen, De Kreupel, Stavoren en Enkhuizen, Medemblik staan ten opzichte van elkaar in goede hoekverhoudingen afgebeeld, en de onderlinge afstanden kloppen meer dan 6 Geo-Info 2013-6
Figuur 3 - De kaart De vermaerde stromen van Waghenaer in een GIS gezet.
redelijk. Door dit deel te vectoriseren, en de namen, dieptes en andere gegevens op de weergegeven locatie in een database te zetten, kon dat deel in een moderne projectie worden omgezet. Vervolgens werd hetzelfde gedaan voor het gebied Den Helder, Texel, Den Oever. Op die manier is de gehele kaart omgezet naar een GIS, waarbij Friesland en de noordelijke eilanden vergelijkbaar aan het origineel ‘schetsmatig’ zijn gedi-
historische met de moderne navigatiekaarten. Als de kaarten dezelfde classificatie van dieptemetingen en zandplaten hebben, zijn ze onderling vergelijkbaar (Os, 2011).
Vergelijkingen door de tijd
Op dezelfde manier zijn verschillende historische kaarten van de Waddenzee in een GIS gezet. Door een interval van ongeveer een eeuw te kiezen kan de ontwikkeling van de morfologie van de Waddenzee Vanaf 1850 nam in beeld worden gebracht. Meer kaarten detaillering toe digitaliseren zou mogelijk een gedetailleerder beeld opleveren, maar de extra gitaliseerd. Nadat de verschillende delen informatie is te klein in verhouding tot waren samengevoegd, zijn de afstanden de tijdsinvestering. Omdat elke kaart op tussen enkele controlepunten, zoals het dezelfde manier is geclassificeerd, zijn ze Breezand,Texel, Harlingen, Stavoren en onderling te vergelijken. Ook kan van elke Enkhuizen, op beide kaarten (de nieuwe GIS- kaart een nauwkeurigheidsfactor worden kaart en de kaart van Waghenaer) vergelegegeven. Deze is te herleiden uit de ken, en waar nodig gecorrigeerd. Dat leverde afwijkingen ten opzichte van een huidige uiteindelijk een kaart op, in de moderne positie bij het digitaliseren. Hierdoor kan projectie, waarbij alle gegevens van de de kaart naar een statistisch betrouwbaar zeekaart uit 1584 vergeleken konden worden grid vertaald worden: hoe betrouwbaarmet de moderne gegevens (figuur 3). der de kaart, des te kleiner de gridcel. De historische reeks is op deze manier vergrid met celgroottes tussen de 150 en De volgende stap in de analyse was het 250 meter (figuur 4). uniformeren van de gegevens van de
Figuur 4 - Historisch vergelijkingsmodel van de morfologische ontwikkeling van de westelijke Waddenzee.
Vanaf 1850 neemt de detaillering exponentieel toe. De eerste uitgebreide en betrouwbare dieptekaart van het westelijk Waddengebied betreft de ‘Kaart van de Zuider Zee’ van Hulst van Keulen uit 1852. De dieptewaarden zijn uitgedrukt in ‘Amsterdamsche voeten bij gewoon laag water’ en zijn verkregen door middel van systematische handmatige diepteloodmetingen. De gehele kaart bevat meer dan 7000 metingen in het westelijk Waddengebied en het huidige IJsselmeergebied. Deze hoge resolutie maakt het mogelijk de lodingen direct te vergridden naar een dieptemodel met een gridcelgrootte van 50 meter. In de twintigste eeuw wordt het lodinggrid fijner en fijner. Waar aan het begin van de eeuw nog met mechanische middelen werd gelood, komen na de oorlog echolodingen en tegenwoordig de side-scan sonar met hoge resolutie op. Vanaf de
tachtiger jaren wordt er gebruik gemaakt van een dekkend systeem, en beperken de lodingen zich niet meer alleen tot de (vaar)geulen. Om vergelijkingen te kunnen maken, zonder dat de hoge meetresolutie een te grote afwijking krijgt met de historische metingen, is gekozen om de
moderne grids (vanaf 1925) vast te zetten op 20 meter (figuur 5). Door het vergridden van de gegevens kunnen de kaarten niet meer alleen onderling vergeleken worden, het is ook mogelijk berekeningen uit te voeren naar
Figuur 5 - 3D-modellen van de lodinggegevens van 1852 (links) en van 2008 (rechts).
Geo-Info 2013-6 7
waterdieptes op een locatie door de tijd. Hiermee kunnen nieuwe kaarten gemaakt worden van de ‘mobiele laag’ van de Waddenzeebodem. Dit geeft informatie over hoeveel sediment er maximaal is verdwenen of bijgekomen op een plek (figuur 6). Ook kunnen kaarten gemaakt worden over het verschil tussen periode X en de huidige tijd. Op deze kaarten zijn niet alleen de plaats van de oude geulen (de hoofdvaarroutes) te zien, ook kun je erop zien of, en zo ja waar, deze oude geulen verzand, of juist geërodeerd zijn. Dit geeft niet alleen een inzicht in waar in het verleden mogelijk schepen zijn vergaan, maar ook of de wrakken uit die periode nu volledig afgedekt zijn, of juist vrij spoelen Figuur 6 - Dikte van de mobiele laag, de laag bijgekomen of verdwenen, sediment gemodelleerd vanuit de verschillende historische (loding)gegevens. of zelfs al verdwenen zijn (figuur 7).
Modelleren naar de toekomst Binnen de archeologische wereld wordt al geruime tijd gewerkt met een ‘Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden’, de zogenaamde IKAW. Dit is een model van Nederland waarin de kans op het aantreffen van archeologie in de bodem kan worden afgelezen. Dit model bestaat uit een 50-meter-grid met een oplopende waardeschaal. Hoe hoger de waarde, des te groter de kans op archeologie (figuur 8). De waterbodems in Nederland zijn voor de kustwateren en het IJsselmeer meegenomen in de modellering. Het probleem hierbij is alleen dat de archeologische waardering voor water alleen is gedaan op basis van vondstmeldingen en expert judgement, niet op daadwerkelijke modellering van de bodem door de tijd heen. Het nadeel is dus dat alleen die wrakken zijn meegenomen in de modellering die bloot gespoeld zijn, en dus bedreigd worden door erosie. De Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed wil nu met haar Programma Maritiem een nieuwe IKAW waterbodem maken, die meer gebaseerd is op de (veranderende) morfologie van de zeebodem. De westelijke Waddenzee is binnen dit programma gekozen als eerste pilot. Om te komen tot een dergelijke indicatieve kaart worden er twee wegen bewandeld; ten eerste wordt er gekeken of er door het maken van kaarten per periode een voorspelling kan worden gedaan waar schepen zouden kunnen zijn vergaan. Dat is uiteraard op die plaatsen waar gevaren kon worden 8 Geo-Info 2013-6
Figuur 7 - Vergelijkingsmodel van de zeventiende-eeuwse geulen met de huidige bathymetrie. Dit model geeft een inzicht in waar sedimentatie en erosie ten opzichte van de zeventiende-eeuwse situatie is opgetreden. Dit wil zeggen dat wrakken in het donkergroene gebied begraven liggen onder sediment, terwijl wrakken in het donkerrode gebied waarschijnlijk zijn bloot gespoeld en aan erosie onderhevig zijn.
Janszoon Waghenaer, Spieghel der zeevaerdt, van de navigatie der Westersche zee, innehoudende alle de custen van Vranckrijck, Spaingen ende ‘t principaelste deel van Engelandt, in diversche zee caerten begrepen. Amsterdam 1584. • Walsmit, 2009: Walsmit, E., Kloosterboer, H., Persson, N. & Ostermann, R., Spiegel van de Zuiderzee. Geschiedenis en Cartobibliografie van de Zuiderzee en het Hollands Waddengebied. Houten 2009.
Figuur 8 - De Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden, versie 3. De kleurschakering geeft de kans op aantreffen van archeologische resten weer. Hoe donkerder de kleur, des te hoger de kans op archeologie in de bodem. Merk op dat de kartering in zee aanmerkelijk grover is dan die op land.
(geulen) en op de rand van (gevaarlijke) zandbanken. Door de veranderende ligging van de geulen door de tijd heen verleggen de vaarroutes zich ook. Ten tweede wordt er gekeken of die locatie door de tijd veranderd is in het diepteprofiel; is er sinds periode X zand overheen gekomen, en zo ja hoeveel, of is het gebied sterk geërodeerd? De opbouw van de ‘mobiele laag’ van de zeebodem kan op die manier ook inzicht geven of er een verwachting is dat een bepaald gebied in de nabije toekomst wellicht erodeert, waardoor mogelijk begraven wrakken blootspoelen (figuur 9).
effect hebben op het culturele erfgoed onder water. Het kan ook inzicht geven tot op welke diepte dergelijke ingrepen kunnen worden uitgevoerd zonder erfgoedschade. Dergelijke gegevens zijn in ons intensief gebruikte landje van onschatbare waarde.
Literatuur • Os, 2011: Os, B.J.H. van & Kosian, M.C., Sluipende degradatie van het archeologisch erfgoed. In: Lauwerier, R.C.G.M., Groot, T. de,
Figuur 9 - Sedimentatie- en erosie-ontwikkelingsmodel van de westelijke Waddenzee vanaf de zestiende eeuw (onder) tot de eenentwintigste (boven).
Os, B.J.H. van & Theunissen, L. (red.) Vragen over Malta. Onderzoek naar de effectiviteit van de onderzoeksketen, sluipende
Dit model kan niet alleen door archeologen gebruikt worden, maar dient vooral ook voor erfgoedbeheer in zee. Met dit model kan bijvoorbeeld ook bijgehouden worden wat moderne antropogene verstoringen, zoals baggerwerken, kabelen leidinggoten of schelpenwinning voor
degradatie en de effecten van vrijstellingen. Amersfoort 2011. 41-84. • Waghenaer, 1584: De vermaerde stroemen, Tvlie ende Tmaersdiep, opstreckende inde
Drs. Menne Kosian
Zuijder Zee voorbij Enchuijsen tot Amstel
Onderzoeker Ruimtelijke Analyse binnen de afdeling
redam, met alle sanden plaeten en ondiepten
Landschap van de Rijksdienst voor het Cultureel
opde selve stroemen geleghen. In: Lucas
Erfgoed in Amersfoort (
[email protected])
Geo-Info 2013-6 9
Column
Marjan Bevelander
Krijgen we een boete als we het iets minder doen? Hoe vaak heb ik die vraag de afgelopen maanden niet gehoord. Soms gevolgd door: “Daar zullen ze in Griekenland toch zeker ook niet aan toe komen?” Aanleiding is de uitvoering van de Europese richtlijn INSPIRE die nu in 2013 een flinke inspanning vereist. Zo zullen alleen al de provincies een twintigtal datasets beschikbaar gaan stellen volgens de strenge eisen die INSPIRE stelt. Dat kost geld en vraagt betrokkenheid van onze collega’s in de beleidssectoren. Begrijpelijk dat niemand daar op zit te wachten in tijden van bezuiniging en ontslagen. Vanuit de provinciale geo-sector hebben wij INSPIRE niet alleen als verplichting gezien, maar ook als kans om een degelijke, actuele gegevensinfrastructuur op te bouwen. Om dat standpunt kracht bij te zetten, hebben we aansprekende voorbeelden van toepassingen nodig! Nu staan wij daar natuurlijk niet alleen in. Zo nam Geonovum het initiatief om samen met onze buurlanden een conferentie te organiseren. Op 5 en 6 maart vond in Brussel de Powered by INSPIRE conferentie [1] plaats. Bedoeling was om “meer aandacht te vragen voor de gebruiksmogelijkheden die de ruimtelijke data-infrastructuur in Europa biedt en nog zal gaan bieden.“ Een mooie gelegenheid om te zien hoe de 250 deelnemers uit België, Nederland, Duitsland, Luxemburg en de UK er in slagen INSPIRE uit te voeren. Slagen zij om hun omgeving te inspireren tegen de stroom in? Voeren zij INSPIRE uit in de minimumvariant of kunnen ze net dat beetje meer doen om de gebruiker verder tegemoet te komen? En vooral: zijn er al goede voorbeelden? Voorbeelden die de meerwaarde van INSPIRE duidelijk maken? Hugo de Groof (DG Milieu EU) ging tijdens de paneldiscussie meteen op dit dilemma in: INSPIRE is een middel om een hoger doel te bereiken. Maar welk doel is dat precies? Welke staat van het milieu willen we bereiken? Hoe staat dat in relatie tot het snijden in budgetten? De Groof bereidt zich voor om samen te werken aan een Informatie PPS, een Publiek Private Samenwerking. Een PPS constructie kan net voor dat beetje extra zorgen dat de infrastructuur echt goed bruikbaar laat zijn. Hij sluit af met: Toen we begonnen met INSPIRE reden we op een wit paard, nu rijden we op een kameel. Er is een groeiend besef, dat de kameel op zijn beurt kan veranderen in een ander dier. Het lijkt er inderdaad op dat INSPIRE 1.0 ons vooral ook inzicht geeft in de tekortkomingen van de beschikbare informatie in Europa. Het is zeer de vraag of de huidige gegevens van voldoende kwaliteit zijn om dat ‘hogere doel’ te bereiken. Tot Mart van Bracht van TNO aan het woord komt, blijft dat hogere doel vrij abstract. Hij illustreert in een scherpe, open presentatie waar we het over hebben aan de hand van het thema geologie dat onderdeel is van Annex II.
10 Geo-Info 2013-6
Het EU-beleid dat enerzijds het stimuleren van de Europese economie en het creëren van banen beoogt, en anderzijds het garanderen van een veilige aanvoer van grondstoffen is nu nog afhankelijk van informatie uit de VS over de hoeveelheid en locatie van de eigen grondstoffen binnen de EU. Gaat INSPIRE Annex II hier in een Europees alternatief voorzien? Nee, vooralsnog niet. Mart van Bracht laat zien dat Annex II alleen het bovenste gedeelte van de ijsberg betreft. Net als bij veel andere thema’s creëren we in eerste instantie een Europese lappendeken met witte plekken. Die plekken ontstaan doordat het niet vereist is om nieuwe gegevens te verzamelen. Wil Europa een onafhankelijk idee krijgen over de grondstoffen binnen haar grenzen, dan is er meer nodig. Begin dus nu na te denken over INSPIRE2.0. Ik ben onder de indruk van de visie die hieruit spreekt. Het pleidooi voor een betere, structurele organisatie van de samenwerking om dat hogere, in dit geval Europese belang te dienen, is op meer INSPIRE-thema’s van toepassing. Vooralsnog kom ik enigszins berooid uit met mijn verwachting mooie voorbeelden van toepassingen te zien. In een aantal presentaties (bijv. van de politie, vanuit de agro-sector of van het RIVM) proef je de verwachtingen, maar het is nog te vroeg om concrete toepassingen te zien. Ruud Cino van het Ministerie van I&M vat het mooi samen: Wat zijn de kosten van het ontbreken van deze EU-Database en in het algemeen van informatie van goede kwaliteit? Helaas is er niet altijd ruimte voor dit soort rationele vragen bij onze methode van bezuinigen op basis van de kaasschaafmethode. Daarbij is de vraag naar het al dan niet een boete kunnen krijgen veel vaker gesteld. In deze context ben ik bang dat INSPIRE 2.0 nog even op zich zal laten wachten. Marjan Bevelander, Coördinator Geo-projecten Interprovinciaal Overleg (IPO),
[email protected] 1. Impressie op de website Powered by INSPIRE http://www.poweredbyinspire.eu/p/20/Impression
2003
Verslag
2013
René van der Schans
WGK-studiemiddag ‘Booming Amsterdam’ In 1613 werd in Amsterdam begonnen met de aanleg van het westelijk deel van de grachtengordel en de Jordaan, de zogenaamde derde uitleg. In 1662 startte de aanleg van het oostelijk deel van die nog steeds spectaculaire gordel, nu werelderfgoed van de Unesco. Reden genoeg om daar een fraaie tentoonstelling aan te wijden, en ook een studiemiddag van de GIN-Werkgroep voor de Geschiedenis van de Kartografie op 24 april 2013, in het Amsterdamse Stadsarchief. Met een half uur vertraging - door graafwerkzaamheden was een deel van de stroom in het Stadsarchief uitgevallen - kon Jan Werner de ongeveer 35 deelnemers in een wat kleinere zaal welkom heten voor de bespreking van de 17de-eeuwse stadsuitleg en van een, bij het genoemde jubileum, verschenen nieuw deel van ‘Kaarten van Amsterdam (1538-1865)’.
Stad van de Gouden Eeuw; de grachtengordel als canon in de stadsontwikkeling van Amsterdam 1600-1950 De eerste spreker was Jaap Evert Abrahamse, in 2010 gepromoveerd op een diepgaande (bronnen)studie van ‘De grote uitleg van Amsterdam’ (zie kader). In de dissertatie gaat het om de stedenbouw en in het bijzonder de bestuurlijke besluitvorming, de kartografie is daarbij een hulpmiddel. Spreker schetste eerst de bevolkingsexplosie, waarbij velen buiten de stadsvesten, langs paden in de polder huisvesting moesten vinden. Bij de derde uitleg vond een splitsing plaats in een gebied voor deftige huizen langs nieuw te graven grachten, alles volgens strenge bouwvoorschriften als achterrooilijnen, en een gebied, de Jordaan, voor eenvoudige huizen en bedrijven langs de bestaande sloten, alles wat minder geregeld. De financiering van de aanleg (inclusief een nieuwe vestingwal) vond voor de grachtengordel plaats door grondverkoop bij veiling; in de Jordaan ging het meer om schuiven met stukjes grond van de oude eigenaren. Openbare gebouwen
werden neergezet op moeilijk verkavelbare plekken. Bij de vierde uitleg, van 1662, werd rekening gehouden met de opkomst van de koets als statussymbool, door het aanbrengen van een achterstraat met koetshuizen. Rond 1672 stortte de markt in, en werden kavels gratis uitgegeven aan sociale instellingen, of door de stad verhuurd als tuintjes.
gracht in Turkije: zie bijvoorbeeld http://www.wijblijvenhier.nl/16454/ de-tulpenwoning/hotel-orange-county-2/. Ik wandel toch liever langs de echte Amsterdamse grachten.
Het gebruik van kaarten bij de 17de-eeuwse stadsuitleg van Amsterdam
Als tweede spreker trad op Erik Schmitz van het Stadsarchief, door de eerste spreker in diens voorwoord bij zijn proefschrift,zeer geprezen om zijn kennis van het archivalische en kartografische bronnenmateriaal. Nu, dat bleek volkomen terecht. Aan de hand van een groot aantal plaatjes van grootschalige werkkaarten besprak hij verschillende kaarttypen die bij de stadsuitleg een rol speelden. Het betoog begon met een fraaie geschilderde trompe-l’œil van bundeltjes geliasseerde archiefstukken, waaronder een kaartje, afkomstig van de stadsthesaurie. Kaarten vormden onderdeel van dossiers, maar helaas zijn vele kaarten die in bewaard gebleven stukken worden genoemd, weggegooid. Van twaalf grote werkkaarten van de vierde uitleg zijn er zo nog maar twee-en-een-halve over, en er werd ook een kaart getoond die Pleidooi voor studie was samengesteld uit drie brokstukken. werkkaarten Rafelranden te over. Aan bod kwamen onder meer kaarten met de namen van de oude eigenaren, een kaart met Van Eesteren. een militair kwetsbare plek bij de Heiligeweg, De grachtengordel kwam grotendeels een ophogingskaart, kaarten met inbreidintot stand door uitgifte van kavels voor gen, een kaart met de door bakens in het eigenbouw, een proces dat nu in Almere zelfs bij de zwakke woningmarkt nog goed terrein zichtbaar gemaakte bouwblokken schijnt te verlopen. Spreker liet, tot slot van (daar was ook een prent van) en gedrukte (en zijn boeiende verhaal, ook nog een prach- met de hand verder aangevulde) uitgiftekaartjes, waarvan soms ook nog de kopertig plaatje zien van een Amsterdamse De Amsterdamse uitleg diende ongetwijfeld als voorbeeld voor plannen voor Utrecht, Haarlem en Groningen, waarbij in de laatste twee gevallen wel dure nieuwe wallen werden aangelegd, maar de gronduitgifte stagneerde. Bij het Utrechtse plan zijn er mooie ‘makelaarstekeningen’, maar hier kwam verder helemaal niets van de grond. In het midden van de 19de eeuw zijn er plannen voor een gordel rond de stad Amsterdam gemaakt, van Van Niftrik (kansloos, want te ambitieus) en van Kalff (realistisch en uitgevoerd), en zelfs rond 1948 werd er nog een plan getekend voor een gordel met hoogbouw, als alternatief voor het Algemeen Uitbreidingsplan van
Geo-Info 2013-6 11
Een landmeter aan het werk - een citaat
De derde vergroting - een administratieve operatie Hendrick Jacobsz Staets was de ontwerper van een plan waarvan in de loop van het proces steeds duidelijker werd dat het onuitvoerbaar was vanwege het ontbreken van een duidelijk beleid op het gebied van onteigening en buitentimmeren. Het verbrokkelde in de loop van de tijd en verdween geleidelijk van tafel. Zijn rol werd geleidelijk gereduceerd van ontwerper van het uitbreidingsplan tot tekenaar die alle soms tegenstrijdige ideeën van de commissie op papier zette. Uiteindelijk werd deze laatste taak overgenomen door landmeter Lucas Jansz Sinck. Staets kreeg als stadstimmerman de leiding over de bouw van een groot aantal nieuwe stadsgebouwen. Lucas Jansz Sinck werd de centrale figuur in het ontwerp van de stadsuitbreiding. Hij werd beter betaald dan de stadsmeesters. De landmeter was niet in stadsdienst, maar op dagloon. Er werden buiten Sinck incidenteel andere landmeters ingehuurd, zoals Adriaen Ockersz en Sybrant Hansoon, maar bijna al het landmeterswerk dat vanaf 1610 werd verricht, werd uitgevoerd door Sinck. Hij verdiende drie gulden per dag en had blijkens de betalingen jarenlang een dagtaak aan de stadsvergroting. Sinck werkte in de periode 1613-1619 bijna 360 dagen per jaar op dagloon voor de stad. Elk jaar ontving hij rond de duizend gulden voor landmeterswerk. Niet alleen het landmeterswerk voor de grachtengordel, zoals het rooien en afpalen van de erven, werd door Sinck uitgevoerd. Hij trad ook op
platen aanwezig waren. In dat verband was ook bijzonder de recente vondst, in een lang geleden afgesloten ruimte van de vroegere Stadsdrukkerij, van onder meer een drukplaat van een al bekende kaart met de vierde uitleg in blanco. Van belang zijn ook kaarten waarin bestaande en geplande toestand in één beeld zijn verenigd; zie het hierbij afgebeelde voorontwerp van Cornelis Danckerts de Rij uit 1660. Ook in die tijd werd alles zorgvuldig overdacht! Aan het eind van zijn voordracht liet Schmitz nog een in het kader van een onderzoek naar verkoopprijzen gemaakte overzichtskaart 12 Geo-Info 2013-6
voor lijnbanen, blekerijen, molenwerven of houttuinen. Deze laatste moeten we zien als invullingen of deelontwerpen binnen en buiten de stadsuitbreiding. De derde vergroting was een opgave die niet hanteerbaar was voor het stadsbestuur. De stadsvergroting heeft zich afgespeeld binnen een context van ongebreidelde bevolkingsgroei en de daarmee samenhangende zorg over de openbare orde, beperkte financiële middelen en een politieke constellatie waarbinnen grondspeculatie door direct betrokkenen leidde tot grote tegenstellingen. Dit alles leidde tot een bestuurlijk infarct. De vorm van de derde vergroting is het resultaat van een noodgreep om hieraan te ontkomen. De belangrijkste vernieuwing als opzichter of adviseur, zoals bij de aanleg van de vestingwerken en het tegengaan van lag in het creëren van een gebied dat - met het buitentimmeren in 1617. Sinck was na het alle problematiek van dien - uitsluitend voor uiteenvallen van de stadsuitbreiding de ont- het wonen werd bestemd. Andere functies werper: de tientallen deelontwerpen waaruit werden weggedrukt naar het gebied buiten de Prinsengracht, dat met minimale midde Jordaan als een enorme schuifpuzzel werd samengesteld, of liever herordend, zijn delen werd getransformeerd van voorstad tot stedelijk gebied. Dit heeft geleid tot een van de hand van Lucas Jansz Sinck. in stedenbouwkundig, architectonisch en Dit onderstreept het karakter van de derde functioneel opzicht gefragmenteerd geheel, vergroting als administratieve operatie waarin de grachtengordel, en dan vooral waarin weinig ruimte was voor grote de grote woongrachten, de Herengracht en gebaren, maar vooral werd gepuzzeld met stukjes grond en geschoven met woningen de Keizersgracht, als meest succesvolle en meest beeldbepalende onderdeel, de norm en kleine geldbedragen. Sinck moest in kaart brengen wie waar grond had liggen en zou worden voor een volgende vergroting.’ welke grond moest worden onteigend voor de stadsuitbreiding. Hij maakte ook de kaar- Uit: J.E. Abrahamse (2010), De grote uitleg ten die dienden voor de grondverkoop en van Amsterdam voor verhuringen van grond, bijvoorbeeld
zien van alle bouwblokken waar nog uitgiftekaartjes van bestaan. Op deze wijze kwam mooi in beeld, dat kaarten niet alleen werden gebruikt voor de uitleg van de stad, maar dat je door analyse ervan ook een hoop te weten kunt komen over hoe dat allemaal in z’n werk ging (en in feite nog gaat).
Kaarten van Amsterdam 1538-1865 en Kaarten van Amsterdam 1866-2012 Een beetje buiten het kader van het thema (het proces van de groei van de stad, het ‘stadstimmeren’) lichtte Marc Hameleers, ook van het Stadsarchief, zijn werk toe van de herziening in twee delen van het vroegere
pionierswerk van d’Ailly. Het tweede deel van deze catalogus was al eerder uitgegeven en is recent (met uitbreidingen) herdrukt, en het eerste, nog dikkere, deel zag nu voor het eerst het licht. De gepubliceerde kaarten tonen, in vele variaties, niet zozeer de groei, danwel het gegroeide, en dan steeds voor de hele stad, niet van stadsdelen. In de tentoonstelling daarentegen worden beide min of meer verenigd, ook door middel van bouwtekeningen en stadsgezichten. De scheiding tussen deel 1 en deel 2 ligt bij het uitbreidingsplan van Van Niftrik. Deel 1 bevat alle kaarten van Amsterdam die in de periode tot 1865 zijn aangetroffen (maar ‘In Moskou ligt vast nog wel een kaart die ik
Een voorontwerp voor de vierde vergroting, 1660, Cornelis Danckerts Van Rij.
Wel studies naar architectonische tekeningen, maar nog niet naar werkkaarten.
niet ken’), hoofdzakelijk topografische; deel 2 omvat alleen een selectie, een representatief beeld, met meer thematiek, planologie en toerisme. Hameleers analyseerde een en ander verder aan de hand van kaartvoorbeelden op de aspecten stadsgrootte, kaarttypen (ook historische reconstructiekaarten), topografisch versus thematisch, schaal, weergave in opstand of plattegrond, en de noord-oriëntering.
Discussie De discussie opende met de vraag of de collectie van het stadsarchief ook waterstaatkundige kaarten bevat. Het antwoord was ja, want het peil en de doorstroming van de grachten moest natuurlijk goed in de gaten worden gehouden. Inhakend op een opmerking van Marc Hameleers over de relatie tussen zijn boeken en de tentoonstelling werd door mij een pleidooi gehouden voor een aparte (mogelijk landelijke) studie naar de aanwezigheid en het gebruik van grootschalige werkkaarten als de nu getoonde. Zulke studies bestaan voor vestingbouwkundige en architectonische tekeningen, maar bij deze kaarten ten dienste van publieke werken wordt een wetenschappelijke monografie node gemist.
Bezoek aan tentoonstelling ‘Booming Amsterdam’.
Uit de zaal kwam ook een opmerking dat de nu gepubliceerde kaartcatalogi in feite geen goed beeld verschaffen van de stedelijke ontwikkeling. Hameleers bevestigde dit: het uitgangspunt is de volgorde van publicatie van de kaarten, en niet de fasen van de stadsgroei. Van Antwerpen zou wel iets dergelijks bestaan (en ondergetekende vermoedt ook wel van andere steden). Nog een vraag: waarom was de toch zeer betrouwbare vogelvluchtkaart van Van Berckenrode niet als projectkaart gebezigd?
Amsterdam: geen gemeentemaar Stadsarchief Dat was niet het geval, omdat dit type kaart vooral voor representatieve doeleinden werd gemaakt, en niet voor praktische werkzaamheden. De discussie sloot met een vraag om digitale publicatie van het kaartmateriaal. Zeer nastrevenswaardig natuurlijk, maar de uitgevers van al die prachtige boeken worden daar vast niet blij van, was het antwoord.
Bezoek tentoonstelling Door de stroomstoring was het wat laat geworden, maar gelukkig konden de
deelnemers aan de studiemiddag toch nog de fraaie tentoonstelling bezoeken, met deskundige toelichting van Erik Schmitz. Door andere hobby-verplichtingen kon ik nog net een levendige, maar daardoor niet helemaal scherpe foto ervan maken en moest ik daarna gauw uit het ‘zonnige/ zondige’ Amsterdam vertrekken, maar ik had gelukkig al twee keer eerder de tentoonstelling bezocht en daarbij, met de neus op de kaart, bijzonder genoten van de schitterende details, die bij digitalisering of druk toch meestal verloren gaan. Die scherpte! Bij het verschijnen van dit verslag is bezoek niet meer mogelijk. Helaas is er geen catalogus, alleen maar een bescheiden boekje met korte toelichtingen zonder plaatjes voor 1 euro. Maar u moet zeker eens een blik werpen in de hiervóór genoemde boeken, daarin komt u vast ook werk tegen van 17deeeuwse landmeters, die soms op de tentoonstelling, terecht, met de titel ‘onbekende kunstenaar’ worden vereerd. Daar werd iets groots verricht, ook met de kartografische en landmeetkundige gereedschappen. René van der Schans
Geo-Info 2013-6 13
S.L.N. Zwakhals, H. Giesbers, A.M. van Bakel, J.A.M. van Oers
De Zorgatlas: bron voor geografische informatie over zorg en volksgezondheid in Nederland Al ruim 14 jaar is de Nationale Atlas Volksgezondheid (www.zorgatlas.nl) hèt naslagwerk voor geografische informatie over zorg en volksgezondheid in Nederland. De Atlas is onderdeel van de Volksgezondheid Toekomst Verkenningen (VTV) en vormt samen met het Nationaal Kompas Volksgezondheid (www.nationaalkompas.nl) een belangrijke bron van informatie voor beleidsmakers en onderzoekers. Het primaire doel van de VTV is om een overzicht te geven van de stand van zaken van de volksgezondheid in Nederland en biedt tevens een blik op de toekomst. Welke ziekten krijgen we steeds beter onder controle en waar zullen we straks aan overlijden? Welke factoren beïnvloeden de volksgezondheid en hoe kunnen deze factoren door middel van beleid gestuurd worden? Welke ziekten dragen het meest bij aan de zorgkosten en hoe zal zich dat in de toekomst ontwikkelen? Vragen als deze worden beantwoord in de VTV. In dit artikel wordt eerst de rol van de VTV in het beleid besproken. Vervolgens wordt de positie van de Zorgatlas binnen de VTV beschreven. Ten slotte komen de functies en de toekomstontwikkelingen van de Zorgatlas aan de orde. Dit artikel is, in licht aangepaste vorm, een vertaling van een Engelstalig artikel dat eerder in het Duitse Kartografische Nachrichten verscheen (Zwakhals et al., 2013).
waardevolle informatie gepresenteerd die ook voor andere doelen dan de beleidsvoorbereiding en de beleidsevaluatie kan worden gebruikt. Echter, door de verschijningsfrequentie van vier jaar zijn veel gepubliceerde gegevens al gedateerd. Sinds 1998 wordt daarom Geografische focus tussentijds continu gerapporteerd over de gezondheidstoestand en de gezondweer input levert voor de volgende cyclus heidszorg. Deze informatie wordt online op het web gepubliceerd in het Nationaal (Van der Lucht en Polder, 2010). Figuur 1 toont de positie van de VTV in deze cyclus. Kompas Volksgezondheid en de Nationale Atlas Volksgezondheid. Het Kompas heeft een encyclopedische functie en bevat Sinds 1993 verschijnt de VTV in een informatie op nationaal niveau. De Atlas vierjaarlijkse cyclus. In de VTV wordt veel van het gezondheidsbeleid staan beschreven. Deze beleidsnota is de basis voor de volgende stappen in de beleidscyclus; de beleidsontwikkeling en de implementatie. De laatste stap is de beleidsevaluatie die
VTV
Beleidsvoorbereiding
Beleidsevaluatie
Intro De VTV speelt een belangrijke rol bij de evaluatie van bestaand beleid en de voorbereiding van nieuw beleid in de vierBeleidsimplementatie jaarlijkse beleidscyclus van het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS). In deze cyclus stelt het ministerie een beleidsnota op waarin de hoofdlijnen Figuur 1 - Functie van de VTV in de beleidscyclus. 14 Geo-Info 2013-6
Beleidsontwikkeling
focust op het regionale en lokale niveau. Er worden heel veel kaarten aangeboden op gemeentelijk niveau, soms zelfs gedetailleerder; op vierpositie postcode, op wijk- of op buurtniveau. Als gegevens niet zo gedetailleerd beschikbaar zijn, gebruiken we grotere gebieden, zoals de GGD-regio’s. Momenteel kent Nederland 28 GGD-en. De GGD-en worden aangestuurd door de gemeenten en dragen bij aan het bewaken, verbeteren en beschermen van de volksgezondheid.
De Zorgatlas is een thematische atlas die het complete terrein van zorg èn gezondheid weergeeft en is daarmee uniek in zijn soort. Momenteel staan er zo’n 1000 kaarten op de site.
De eerste versie van de Atlas werd gepubliceerd in februari 1999. Deze versie bevatte vooral kaarten met de locaties van zorgvoorzieningen in Nederland. De eerste onderwerpen die in kaart werden gebracht, waren de ziekenhuizen, verpleeg- en verzorgingshuizen, GGZ-instellingen, openbare apotheken en ambulancestandplaatsen. Voor de ziekenhuizen, apotheken en ambulancestandplaatsen waren ook al bereikbaarheidskaarten opgenomen. In januari 2001 is de Atlas uitgebreid met gegevens over gezondheid en sterfte en cijfers over ziektepreventie, factoren die de gezondheid beïnvloeden en bijkomende thema’s zoals wachtlijsten, arbeidsmarkt, gezondheid in de grote steden en zorgverzekeringen. Met het toevoegen van deze onderwerpen werd het hele onderzoeksterrein van VTV gedekt.
Kaarten zijn ook zeer geschikt om locatiegegevens van zorginstellingen te ontsluiten. In de Atlas zijn ook veel kaarten opgenomen met locatiegegevens. Figuur 3a geeft een voorbeeld van de ziekenhuislocaties. Verder kan met kaarten zeer VTV sinds 1993 goed de bereikbaarheidssituatie worden beschreven. Vooral bij acute zorg speelt varieert van 23,3% tot 30,3%. Dat betekent dit een belangrijke rol. Figuur 3b laat een voorbeeld zien van een bereikbaarheidsdus dat de slechtst scorende regio ruim 30% meer rokers telt dan de best scorende kaart. In deze kaart is de reistijd vanaf de dichtstbijzijnde ambulancestandplaats regio. Wellicht dat meer beleid op het weergegeven. ontmoedigen van roken in die regio kan worden ingezet. Het is immers mogelijk, gezien de prestaties in andere regio’s, om Hierbij is de norm dat iedereen binnen 15 minuten bereikt kan worden. het percentage rokers te laten dalen. Deze norm is inclusief een meld- en Voor de afstemming van vraag en aanbod uitruktijd van 3 minuten. Er blijft dan nog 12 minuten netto reistijd over. In de kaart van gezondheidszorg is een geografisch is duidelijk te zien in welke gebieden de perspectief ook uitermate belangrijk. Zo
Vraag naar geografische informatie De Atlas biedt consequent een geografisch perspectief. Dit is heel bruikbaar om van de waargenomen situatie een beeld te schetsen. Zo kunnen regio’s met elkaar vergeleken worden. De regio met de beste score kan gebruikt worden als benchmark voor de andere regio’s. Figuur 2a geeft een voorbeeld: deze kaart toont het percentage rokers per GGD-regio. Het percentage
betekent nog niet dat voldoende aanbod op nationaal niveau ook in elke gemeente voldoende aanbod betekent. Figuur 2b geeft een voorbeeld van afstemming van zorgvraag en aanbod van huisartsen. In de rode gemeenten zijn minder huisartsen dan er verwacht mogen worden op basis van de geschatte vraag. In de groene gebieden is juist een overschot aan huisartsencapaciteit. De grote steden springen eruit als gemeenten met een overcapaciteit (donkergroen).
Rokers 2008-2011
bevolking 12 jaar en ouder, per GGD-regio, gecorrigeerd voor leeftijd en geslacht
Bron: CBS Gezondheidsenquête
www.zorgatlas.nl
Percentage 23,3 - 24,3 24,3 - 25,3 25,3 - 26,3 gemiddelde 26,3 - 27,6 27,6 - 29,0 29,0 - 30,3
Figuur 2a - Percentage rokers van 12 jaar en ouder per GGD-regio, 2008-2011.
Figuur 2b - Afstemming vraag en aanbod van huisartsenzorg per gemeente, 2010.
Geo-Info 2013-6 15
Reistijd vanaf dichtsbijzijnde ambulancestandplaats situatie overdag, 214 standplaatsen, 2010
! !
Reistijd in minuten
!
!
! !
!
<= 4 4- 8 8 - 12 12 - 16 16 - 20 > 20
!
!
!
!
! !
! ! !
!
!
! !
!
!
!
! !
!
!
!
! !
! !
!
!
!
!
! !
!
!
! !
! !
!
!
!
! !
!
!
!
!
!
!
!
! !
RAV-regio's
!
! !
! ! !
!
!
! ! !
!
!
!
! !
! !
ambulancestandplaats
!
!
! !
!
!
!
!
!
!
!
! !
!
! !
! !
!
!
!
!
!
! !
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
! !
!
!
!
! ! !
!
!
!
!
!
! !
!
! ! !
!
!
!
!
!
! !
!
!
!
!
!
!
!!
!
!
!
!
!
! !
!
! !
!
!
!
!
!
!
! !
!
! !
!
! !
! !
! !
!
!
!
! !
!
!
! !
!
!! ! !
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
! !
!
! !
Bron: RIVM
Figuur 3a - Locaties van ziekenhuizen, september 2012.
norm niet gehaald wordt. Aanvullende analyse laat zien dat het gaat om ruim 2% van de Nederlandse bevolking.
Kaarten vergelijken
!
www.zorgatlas.nl
! !
Figuur 3b - Reistijd vanaf dichtstbijzijnde ambulancestandplaats, 2010.
van andere fenomenen. Een mooi voorbeeld hiervan is de uitbraak van rodehond in Nederland in 2004/2005. De gevonden gevallen zijn voornamelijk geconcentreerd in een band die loopt van zuidwest Nederland naar noordoost Nederland (figuur 4a).
Een belangrijke functie in de Atlas is de mogelijkheid om kaarten met elkaar te vergelijken. Bepaalde ruimtelijke patronen kunnen Als we deze kaart vergelijken met het vacworden verklaard uit ruimtelijke patronen cinatiepercentage voor BMR (bof, mazelen
en rodehond) in figuur 4b, dan zien we hier een vergelijkbaar patroon. Gemeenten met een lage vaccinatiegraad vinden we vooral in de zogenaamde ‘Bible-belt’. Dit is een gebied met een relatief grote vertegenwoordiging van bevindelijk gereformeerden (Knippenberg, 1992). De grotere vertegenwoordiging van deze groep kan gevisualiseerd worden door het
Rodehond (Rubella) 1-9-2004 tot 13-9-2005
BMR vaccinaties, verslagjaar 2012
Aantal
Percentage
laboratorium bevestigde gevallen
per gemeente, cohort 2009, zuigelingen (basisimmuun op leeftijd van 2 jaar)
11
< 80 80 - 90 90 - 95 >_ 95
1 provincies
Figuur 4a - Laboratorium bevestigde gevallen van rodehond, 2004-2005.
16 Geo-Info 2013-6
Bron: RIVM
www.zorgatlas.nl
Bron: Osiris
www.zorgatlas.nl
provincies
Figuur 4b - BMR-vaccinatiegraad per gemeente, cohort 2009, verslagjaar 2012.
SGP-stemmers 2012
een regio overzichtelijk kunnen worden gepresenteerd.
Percentage van het aantal kiesgerechtigden
Recente ontwikkelingen
per gemeente, Tweede Kamer verkiezingen
0- 1 1- 5 5 - 10 10 - 15 15 - 51 provincies
Bron: ANP
Figuur 4c - SGP-stemmers per gemeente, 2012.
stemgedrag op de SGP in kaart te brengen lingen krijgen vijf vaccinaties, kleuters krijgen er één, schoolkinderen twee en (figuur 4c). adolescente meisjes ten slotte, ook één. Deze popup heeft de mogelijkheid om cijIn hun kringen bestaat weerstand tegen de (volledige) uitvoering van het Rijksvac- fers in tabelvorm aan te bieden. Het grote voordeel hiervan is dat veel gegevens van cinatieprogramma. Deze groep is niet alleen geografisch, maar ook sociaaldemografisch geclusterd. Dat wil zeggen dat het sociale leven (kerk, school, werk en ontspanning) zich grotendeels binnen eenzelfde groep afspeelt met een sterke
Onlangs is een voorziening toegevoegd aan de Zorgatlas die het mogelijk maakt om kaarten op verschillende schaalniveaus te publiceren. Zo kunnen gegevens op GGD-regio, gemeente en postcodeniveau worden gepresenteerd. Vooral voor regionale overheden is dit een belangrijke toevoeging aan de Zorgatlas. GGD-en willen graag informatie per gemeente in hun regio en gemeenten willen graag regionale informatie binnen hun gemeente. Dit alles is nu beschikbaar als extra functionaliteit in de Zorgatlas. Figuur 6 geeft een voorbeeld van arbeidsongeschiktheid. De eerste kaart geeft een landelijk overzicht met de arbeidsongeschiktheid per GGD-regio. De tweede kaart zoomt in op Drenthe met een uitsplitsing naar gemeenten en de derde kaart ten slotte, zoomt in op Emmen dat het hoogste percentage arbeidsongeschikten heeft in de regio Drenthe. In de ingezoomde kaart is de verdeling binnen Emmen, op vierpositie postcodeniveau, te zien. Binnen de gemeente Emmen blijken ook postcodegebieden te zijn met lage percentages.
3200 bezoeken/week mate van onderling contact. Juist doordat mensen die niet gevaccineerd zijn, regionaal èn ook sociaal-demografisch geclusterd zijn, kunnen epidemieën ontstaan (Zwakhals et al., 2012).
Aanklikbare kaarten Een zeer belangrijke functie in de Atlas is de klikfunctionaliteit. Alle kaarten hebben de mogelijkheid om achtergrondinformatie op te vragen door op de regio’s, gemeenten of zorgvoorzieningen te klikken. Rechts van de kaart wordt een venster geopend met extra gegevens. Figuur 5 geeft hiervan een voorbeeld. Alle vaccinatiepercentages voor de gemeente Utrecht van de afgelopen 7 jaar zijn in het klikvenster opgenomen. Zuige
Figuur 5 - Voorbeeld van een popup-scherm.
Geo-Info 2013-6 17
Figuur 6 - Arbeidsongeschiktheidsuitkeringen op drie geografische schaalniveaus.
bezoeken na het verschijnen van de RIVM nieuwsbrief Volksgezondheid en Zorg. Jaarlijks bezoeken gemiddeld 140.000 unieke De bezoekersstatistieken geven ook informabrowsers in totaal 170.000 keer de Zorgattie over de meest populaire kaarten. De kaart Naast deze zoomfunctie is de actualiteit las. Per maand zijn dat 14.000 bezoeken, over de bevolkingsdichtheid per gemeente van de kaarten ook sterk verbeterd. per week 3.200. Ruim één op de vier stond afgelopen jaar op nummer 1 met Dat komt onder meer doordat het bezoekers (37.800 bezoekers, 27%) komt 4.300 bezoeken. De kaart met de locaties van productieproces voor het maken van regelmatig terug. Gemiddeld blijven de ziekenhuizen (figuur 3a) is al jarenlang één kaarten sterk is gestroomlijnd. Verder zijn bezoekers 6,5 tot 7 minuten per bezoek op van de meest populaire kaarten. Afgelopen er ook steeds meer bronhouders die hun jaar werd deze kaart meer dan 3.000 keer English summary in gegevens graag omgezet zien in een kaart bezocht. Andere veel bezochte kaarten zijn in de Atlas. Dit komt de kwaliteit en de Kartografische Nachrichten die van de bevolkingsgroei en de kaart met actualiteit van de data ten goede. de spreiding van Erythema migrans (een de website en bekijken ze 3,5 pagina’s. In de eerste aanwijzing voor de ziekte van Lyme). Een van de pluspunten van de Zorgatlas laatste 12 maanden bekeken ze in totaal is de grote variatie in de weergavemetho- 572.000 pagina’s. Vooruitzichten den. Juist bij dit soort statistische kaarten Figuur 7 toont het aantal bezoeken per Het gezondheidszorgbeleid in Nederland is het moeilijk niet te vervallen in een saaie maand gedurende de afgelopen twee kent momenteel een trend van decentraserie choropleetkaarten. Kaarten worden jaar. Duidelijk zichtbaar zijn de lagere lisatie. Delen van de verantwoordelijkheid ook afgewisseld met speelse animaties en bezoeken tijdens de vakantieperiodes. voor gezondheids- en zorgbeleid worden tijdseries. Ten slotte is de Atlas ook nog De hogere pieken in de figuur zijn te verschoven van de Rijksoverheid naar de zeer actueel (Ormeling, 2009). verklaren door het toenemende aantal gemeenten. Taken die traditioneel in de Op deze manier geeft de zoom-functie de mogelijkheid om een bepaald ruimtelijk fenomeen in meer detail te bekijken.
Bezoekersstatistieken
Figuur 7 - Bezoekersaantallen per maand april 2011 - maart 2013.
18 Geo-Info 2013-6
landelijke AWBZ (Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten) waren belegd, zoals de thuiszorg worden verplaatst naar de WMO (Wet Maatschappelijke Ondersteuning). De verantwoordelijkheid van de uitvoering van de WMO ligt bij de gemeenten. Los daarvan zien we een ontwikkeling van de vraag naar zorg- en gezondheidsinformatie op geografisch steeds gedetailleerder niveau. Men beseft steeds meer dat ook in gezondheidsland de ruimtelijke component een belangrijke factor is. Zorg- en preventieactiviteiten moeten op maat aangeboden worden op die plaatsen waar de vraag is. Gedetailleerde kennis over de lokalisering van de vraag levert mogelijkheden voor een optimale planning van het aanbod. Toekomstige technische verbeteringen zullen liggen in meer interactiviteit in de kaarten. Het gebruik van web map services en de bouw van dedicated viewers zal worden onderzocht. De World Health Organization heeft hier al een aantal goede voorbeelden van beschikbaar (http://apps.who.int/poisoncentres/ en http://apps.who.int/ithmap/). Andere bronnen van inspiratie zijn: de Atlas van New South Wales in Austalië: http://atlas. nsw.gov.au/public/nsw/home/map/base. html en de Nederlandse Bevolkingsatlas van het Nidi: http://www.nidi.nl/Content/ NIDI/atlas/nl/nlge2006.html. De uitdaging
ligt erin om meer interactiviteit te introduceren zonder de helderheid en de eenvoud van de huidige kaarten geweld aan te doen. Dit vereist extra investeringen in technische expertise. Eind 2013 moet een belangrijk deel hiervan gerealiseerd zijn.
• Ormeling FJ (2009): 10-jarig bestaan van de Zorgatlas. In: Geo-info, Nr. 12. • Van der Lucht F, Polder JJ (2010): Van gezond naar beter, kernrapport van de Volksgezondheid Toekomst Verkenning 2010. Bilthoven: RIVM. • Zwakhals SLN, Giesbers H, Mac Gillavry
E, Van Boven PF, Van der Veen AA (2004): Tot nu toe kent de Zorgatlas uitsluitend een • The Dutch National Atlas of Public Health. geografische focus. Elke indicator is ontsloIn: Bundesgesundheitsblatt Gesundheitsten door middel van een kaart. Vanuit een forschung gesundheitsschuts, Band 47: regionaal of gemeentelijk perspectief is een 882-889, Springer Medizin Verlag. overzicht van alle beschikbare indicatoren • Zwakhals SLN, Lier EA van, Giesbers H (2012): voor een regio of gemeente wenselijk. BMR per gemeente 2012. In: VolksgezondDaarvoor is het nodig dat het perspectief op heid Toekomst Verkenning, Nationale Atlas de gegevens als het ware gekanteld wordt: je Volksgezondheid. Bilthoven: RIVM, krijgt dan niet een overzicht van de waarden
Zorgatlas\ van één indicator voor alle regio’s, maar je Preventie\Vaccinaties, 30 mei 2012. krijgt een overzicht van alle beschikbare indicatoren per gemeente. Deze kanteling moet • Zwakhals SLN, Giesbers H, Van Bakel AM, Van eveneens in 2013 zijn beslag krijgen. Oers JAM (2013): The Dutch National Atlas of
Referentie
Public Health and Health Care, Der niederländische nationale Gesundheitsatlas. In: Karto-
Een browser is een manier om een bezoeker te
grafische Nachrichten, 63. Jahrgang. Februar:
identificeren. Dit gebeurt door het plaatsen van
27-31, Deutsche Gesellschaft für Kartografie e.V.
een cookie. Een browser is niet hetzelfde als een bezoeker, maar komt er het meest bij in de buurt.
Literatuur • Knippenberg H (1992): De religieuze kaart
S.L.N. Zwakhals
van Nederland. Omvang en geografische
[email protected]
spreiding van de godsdienstige gezindten vanaf de reformatie tot heden. Assen/Maastricht: Van Gorcum, 1992.
Eigenaar mobiele telefoon makkelijk te achterhalen GPS in smartphones maakt plaatsbepaling makkelijk
Als bekend is waar een mobiele telefoon is geweest, blijkt het een koud kunstje om te achterhalen wie de eigenaar is. Uit Belgisch-Amerikaans onderzoek blijkt dat het in 95 procent van de gevallen lukt om iemands identiteit vast te stellen op basis van vier plaatsen waar de telefoon is geweest. Onderzoekers van het Massachusetts Institute of Technology (MIT) en de Katholieke Universiteit Leuven onderzochten de telefoondata van anderhalf miljoen mensen. Omdat mobiele telefoons contact maken met zendmasten, valt vrij nauwkeurig te bepalen op welk tijdstip een telefoon op een bepaalde plaats was.
Die locatiegegevens kunnen vergeleken worden met informatie uit databases, waarin bijvoorbeeld staat waar mensen werken, wonen of op school zitten. Vrijwel iedereen blijkt met zijn telefoon een unieke ‘geografische vingerafdruk’ te creëren. Wie zijn telefoon aan heeft staan, is dus nauwelijks nog anoniem.
Toen mobiele telefoons nog niet zo geavanceerd waren beschikten alleen telecomaanbieders over dit soort gegevens. Met de komst van smartphones is dat drastisch veranderd, omdat die vaak over een GPS-functie beschikken. Fabrikanten van smartphones maken de informatie die daarmee vergaard wordt volgens de wetenschappers beschikbaar voor anderen. Dat heeft grote gevolgen voor de privacy, waarschuwen de onderzoekers in de laatste editie van het wetenschappelijke tijdschrift Scientific Reports. ANP NIEUWS
Geo-Info 2013-6 19
Verslag
Jos Anneveld en Mark Wijngaarde
CLGE bijeenkomst 22-23 maart in Boedapest, Hongarije Op 22 en 23 maart kwam het Comité de Liaison des Géomètres Européens (CLGE) voor een algemene voorjaarsvergadering bijeen in Boedapest. Acht landen, aangesloten bij de CLGE, konden helaas niet deelnemen. Het CLGE vertegenwoordigt en promoot de belangen van ca.100.000 geodeten in de privaat en publiek rechterlijke sector van 36 landen in Europa, met het accent op: • Het creëren van een permanent platform voor Europese geodeten welke betrokken zijn tot samenwerking en partnerschap binnen Europa. • Het opkomen voor en het benadrukken van de beroepskwalificaties en richtlijnen voor diensten binnen de Europese lidstaten. • Het promoten en uitwisselen van technische kennis en wetenschap, verschillende niveaus van de opleidingen en organisatorische ervaring met de Europese landen. • Het ondersteunen en begeleiden op aanvraag van inkomende EU-lidmaatstaten, de bijbehorende nationale associaties en de Europese Unie. • Het introduceren van het geodetisch beroep bij de Europese autoriteiten en de politiek. • Deelname in overige relevante organisaties in Europa en overige continenten. Voor meer algemene informatie, zie de website www.clge.eu, o.a. ook voor de activiteiten van het CLGE op Social Media, zoals Twitter en Facebook. De bijeenkomst werd namens Nederland bijgewoond door de gedelegeerden Jos Anneveld en Mark Wijngaarde. Ook waren als gasten aanwezig de FIG vice president Rudolf Steiger en John Hohol van de FIG Stichting en NSPS. De FIG Young Surveyors werden vertegenwoordigd door Eva-Maria Unger. Ook werd Y.B. Datuk HJ Alwi uit Malaysia als onverwachte gast van harte welkom geheten. De president informeerde de vergadering dat er interesse voor het CLGE lidmaatschap is getoond door o.a. Oekraïne, Bos20 Geo-Info 2013-6
nia & Herzegovina, Montenegro, Kosovo en Turkije, en stelt voor deze landen uit te nodigen voor de komende najaarsbijeenkomst in Moldavië. Voorafgaand aan de bijeenkomst kon men op 21 maart deelnemen aan het Hungarian/European Surveyors Seminar in het Ministerie van Nationale Ontwikkeling en aansluitend de European Space Expo van de European GNSS Agency bezoeken, waar tevens aandacht aan de Dag van de Europese Landmeter werd besteed. De algemene vergadering begon met een moment stilte voor Klaus Rürup, de kort
Szervusz Budapest.
voor de bijeenkomst overleden oud-voorzitter en ook erelid van het CLGE. Ook Hendrik Westerbeek, Director bij Geo Employment Market Foundation (SAGEO) was de volledige bijeenkomst als gast aanwezig. Hendrik was uitgenodigd voor een nadere toelichting op het voorstel dat SAGEO, tezamen met haar partners, onderneemt voor de Europese Commissie onder het Leonardo-programma. De genoemde partners zijn: De Dienst van het Kadaster en de Openbare Registers, de Belgische Orde van Landmeters-Experten, het Bulgaarse Agentschap voor Geodesie,
Cartografie en Kadaster, De Geodetische faculteit van de Technische Universiteit van Litouwen in Vilnius, Litouwen, het Comité de Liaison des Géomètres Européens (CLGE), de Europese Associatie van Geografen, de Vlaamse Associatie van Geo-informatie en de Stichting Arbeidsmarkt Geo (Sageo). Het gaat hierbij om de volgende vijf deelprojecten: 1. het vaststellen per land van het optimale samenwerkingsmodel tussen opleidingsinstituten, private en publieke sector (geleid door de Belgen), 2. de optimale manier om bewustzijn onder jongere mensen te creëren (de Bulgaren), 3. de optimale manier om het gat tussen vraag en aanbod te overbruggen (de Litouwers), 4. projectmanagement (de Nederlanders) en 5. verspreiding van de kennis, opgedaan tijdens het project, waarbij het CLGE en EuroGeo de supporters van het project zullen zijn. Er is een budget van EURO
200.000 gevraagd voor een periode van 2 jaar. Het CLGE wordt in dit project vertegenwoordigd door Mark Wijngaarde Voor meer informatie wordt verwezen naar de website: www.sageo.nl en kan contact worden opgenomen met [email protected]. Op 3 oktober is een CLGE-seminar in Moldavië gepland met als voornaamste onderwerp de implementatie van het Kadaster in Moldavië. Als input zullen, onder andere, dienen: de resultaten van de CLGE-workshops op 23 maart, betrekking hebbend op landinrichting, het 3D-Kadaster en land-administratie en het seminar in Lyon, september a.s., over landinrichting. Het CLGE prolongeert net als voorgaande jaren de zgn. “CLGE European Student Contest 2013”, waar de Universiteiten en Hogescholen gevraagd worden hun geodetische studenten te motiveren een paper in te zenden. Het CLGE is bezig informatie hierover op te zetten, welke dan door de geïnteresseerden opgevraagd kunnen worden. Net als afgelopen jaar sponsort het CLGE volgend jaar een
meerdaagse samenkomst van studenten uit heel Europa tijdens de Intergeo in Berlijn, oktober 2014. Het CLGE omarmt een initiatief vanuit Zwitserland met de naam Blueparking. eu. Hierbij worden parkeerplaatsen voor gehandicapten uniform aangegeven voor heel Europa. Vanuit Nederland houden Mark Wijngaarde en Hendrik Westerbeek zich hiermee bezig. Tenslotte hebben namens AeroVision B.V. Merijn Jacops en Hans Versluijs een presentatie verzorgd met betrekking tot de resultaten van een recent ontwikkelde kennisbank. Deze kennisbank wordt aangeduid met DPKB, de “Digital Professional Knowledge Base”. Het CLGE heeft daarmee een eerste aanzet gegeven tot het implementeren van een unieke website met informatie over het werkveld en het beroep van geodetisch ingenieur in Europa. De afgelopen jaren is duidelijk geworden dat er onvoldoende informatie beschikbaar is over, onder meer nationale wet- en regelgeving, erkenning van diploma’s en de praktijk van het werk van geodetisch ingenieurs in Europa, terwijl de vraag naar dit soort informatie sterk aan het toenemen is. AeroVision heeft deze kennisbank in combinatie met Tremani en in nauwe samenwerking met afgevaardigden van het CLGE tot een eerste versie ontwikkeld. De doelgroep omvat zowel professionele geodeten binnen heel Europa, als diverse EU-instellingen. De kennisbank zal de komende jaren verder worden ontwikkeld. Naast functionele uitbreidingen is vooral in het in detail vullen van de kennisbank met landspecifieke informatie en actuele Europese wet- en regelgeving voorzien. Voor meer informatie wordt verwezen naar de volgende websites: http://clge.staging.tremani.nl en http://www.clge.eu/ De komende algemene najaarsvergadering zal plaats vinden in Chisinau, Moldavië op 4 en 5 oktober 2014. Voor eventuele aanvullende informatie kan vanzelfsprekend altijd contact worden opgenomen met de beide gedelegeerden Jos Anneveld ([email protected]) en Mark Wijngaarde ([email protected]). Wij houden u op de hoogte! Jos Anneveld en Mark Wijngaarde
Geo-Info 2013-6 21
Open Kaart
Het publiek als slachtoffer én boevenvanger Kort na de dubbele bomaanslag in Boston vroeg de plaatselijke krant de Boston Globe aan de burgers om als getuige op te treden. Bezoekers van de website Boston.com (http://bo.st/YvOdXo) kunnen hun eigen verhaal laagdrempelig invoeren, door ergens op een luchtfoto van het gebied te klikken, en daar tekst aan toe te voegen. Deze bijdragen worden allemaal gepubliceerd en zijn voor de bezoekers van de website allemaal te lezen. Maarten Boddaert (kartograaf en ontwikkelaar geografische, educatieve producten): Visueel is deze kaart niet zo interessant, maar journalistiek des te meer. Door de citaten te koppelen aan de geografische locatie krijg je sterk het gevoel alsof je als lezer ook tussen die menigte stond. Het maakt de beleving heel sterk. Toch zie ik in deze vorm van crowdjournalistiek twee bezwaren. Hoe betrouwbaar is de inhoud van deze verhalen? Het is heel eenvoudig om je eigen verhaal toe te voegen, ook als je er niet bij was. Daarnaast vraag ik mij af hoe betrouwbaar de plaatsing van de stippen is. Mijn ervaring is dat veel mensen moeite hebben om precies in een kaart te duiden waar ze zijn of waren. Neem bijvoorbeeld de panoramiofoto’s in Google Earth: veel van deze foto’s zijn niet op de juiste plek geplaatst. Kartografisch valt er ook nog wel het nodige te verbeteren. Het was aardig geweest als je wat meer kunt uitzoomen. Ook was het handig geweest als je de luchtfoto in een kaartmodus kunt bekijken. Tot slot lijkt me de route en de finishlijn van de marathon waardevolle informatie, die bovendien het plaatsen van de stippen op de juiste plek hadden kunnen vergemakkelijken.
te betalen. Zeker bij veelbezochte kaartapplicaties, zoals dit wereldnieuws, kunnen deze licentiekosten snel groeien. Al met al een slimme keuze van de Boston Globe! De persoonlijke aard van de verhalen komt helaas niet terug in de visualisatie: die blijft steken in blauwe rondjes. Door hier op z’n minst een figuratief symbool te gebruiken voor een mannelijke of vrouwelijke verteller, zou er al een goede stap zijn gezet. Ten slotte vormt de kaart als eerste invoerscherm toch wel een erg grote barrière. Een adres invullen en deze eventueel via de kaart nauwkeuriger positioneren zou iets gebruiksvriendelijker zijn geweest.
Tjeerd Nijeholt (adviseur geo-informatie en auteur ‘Handboek Geovisualisatie’): Op zich niet vernieuwend, kartografisch niet bijzonder. Maar toch Edward Mac Gillavry (adviseur kartografie en geo-ICT): Al enige tijd gebruikt prijzenswaardig. Blijkbaar is de kennis, techniek en wil (naast noodzaak?) direct de Boston Globe de online kaarten van voorhanden om dit meteen te faciliteren. MapBox, een kleine startup uit WashingDe media-aandacht en de betrokkenheid ton. Omdat deze kaarten zijn gebaseerd van het publiek is dan het grootst, het op open data, zoals OpenStreetMap en geheugen van getuigen nog het minst satellietbeelden, die zijn ingewonnen vervormd... Zou de politie eigenlijk niet door Amerikaanse overheidsorganisaties hoeft de Boston Globe geen licentiekosten zoiets moeten opzetten? Misschien maakt
22 Geo-Info 2013-6
het in de VS niet uit; in de VS hebben de media niet veel minder autoriteit dan de politie. Bij de aanhouding van de waarschijnlijke daders was het dan ook meteen de politie die maar wat graag wilde melden dat het niet dergelijke publieke betrokkenheid was die tot aanhouding heeft geleid, maar hun eigen speurwerk. Jammer. Een volgende keer is het namelijk wellicht anders. In ieder geval hebben de media (of is dat ongepast om te noemen?) gescoord. De saamhorigheid die er onmiddellijk was, hebben zij vergroot en benut. En dat ziet de (Amerikaanse) doelgroep maar wat graag. De kaart/site is in alle opzichten dus geslaagd! Inhoudelijk zou je natuurlijk wel de mogelijkheid tot classificeren, filteren op soort en tijd willen zien. Maar staat die techniek nu al of pas over vijf jaar direct gereed bij een aanslag waar je het publiek bij wil betrekken?
Katern - Geomatics Business Park
Stichting Geomatics Business Park, Marknesse Het Geomatics Business Park is een business en science park voor bedrijven en kennisinstituten die omgevingsinformatie produceren die mede is gebaseerd op aardobservatiegegevens. Het GBP ligt tegenover de vestiging van het Nationaal Lucht- en Ruimtevaart Laboratorium (in Marknesse, provincie Flevoland), één van de founding fathers van het GBP.
De innovaties die bedrijven uit het GBP dienen als grondstof voor de productie en realiseren zijn veelal tot stand gekomen levering van omgevingsinformatie. Binnen op basis van het programma GeoValley. GeoValley is mede gefinancierd door het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling van Landsdeel West, provincie Flevoland en gemeente Noordoostpolder. De doelstelling van GeoValley is om aard observatie als gereedschap te integreren binnen de geomatica-keten, zodat het kan
GeoValley hebben zes MKB’s, vier universiteiten en twee kennisinstellingen samengewerkt aan innovaties op het gebied van luchtkwaliteit, eco-engineering, ruimtelijke kwaliteit en data-infrastructuur. In deze uitgave van Geo-Info zullen bedrijven uit het GBP u informeren ‘’uit de wereld van satellietgegevens’’ en hun activiteiten in de geo-info wereld. Geo-Info 2013-6 23
Jan Stuip en Hans van Leeuwen
Convenant Informatieketen Water & Klimaat zonder geo-informatie ‘geen water, geen brood’ Voedselvoorziening, gezondheid en economie zijn afhankelijk van water. Langdurige droogte leidt tot het mislukken van oogsten. Een overmaat aan neerslag leidt tot overstromingen. Bestrijding van zowel droogte als overstromingsrampen en verlichting van de sociaaleconomische gevolgen vragen om een brede nationale en internationale aanpak. Zonder geo-informatie ‘geen water, geen brood’
zich op het grensvlak van drie sectoren: ruimtevaart, aardobservatie en geomatica, water en klimaat. Samenwerking en kennisuitwisDe benodigde informatie om juiste, seling zijn essentieel voor innovatie, productafgewogen beslissingen te nemen is niet ontwikkeling en het vermarkten daarvan. altijd zomaar voor handen. En in veel landen ontbreekt het nog aan voldoende Er is sprake van een keten van inwinnen geo-informatie, terwijl daarnaast politieke van data tot en met het geschikt maken geschillen de uitwisseling van data tussen voor de eindgebruiker. Ingewonnen data, landen belemmeren. Pas al er een ramp bijvoorbeeld van satellieten, worden door gebeurt, wordt het gemis gevoeld en neemt andere instanties en bedrijven bewerkt en men zich voor om alles te doen om voor weer anderen leveren de informatie aan een volgend probleem goed gesteld te staan. Zo was na de Watersnood van 1953 het credo: ‘Nooit meer onvoorbereid!’. Maar als er niets ernstigs gebeurt, dan verslapt de aandacht weer. Niet voor niets zei Andries Vierlingh (waterbouwkundige en dijkgraaf in de 16 eeuw): ‘Geef ons heden ons dagelijks brood en af en toe een watersnood.’ Een goede geo-data infrastructuur is essentieel voor het maken van beleid en nemen van beslissingen over waterbeheer, klimaatadaptatie en voedselzekerheid, maar ook voor de controle en evaluatie van (publieke en private) investeringen in maatregelen. Het gaat bijna altijd over onzekere situaties, die verkleind kunnen worden door toegesneden informatie in te zetten. Dat geldt zeker voor extreme situaties en rampen.
Nut, noodzaak en wil tot samenwerking De benodigde kennis en technologie om de juiste geo-informatie te verkrijgen, bevindt 24 Geo-Info 2013-6
De informatie keten: van data-inwinng tot ….
eindgebruikers. In veel gevallen wordt de informatie gecombineerd met voorspellende computermodellen van stroomgebieden e.d. Al die partijen die elk een deel van de data en informatie leveren en bewerken zijn specialisten op hun vakgebied. In de praktijk sluit het resultaat van hun werk nog niet altijd goed op elkaar aan. Samenwerking in de informatieketen is nodig bij het vertalen van gegevens naar betekenisvolle ruimtelijke informatie.
In deze geo-informatie wereld neemt Nederland een unieke, vooraanstaande, maar nog bescheiden positie in. Deze positie vraagt om schaalvergroting en exploitatie, waarbij Nederland zich wereldwijd positioneert voor de levering van innovatieve diensten en producten op dit terrein en zich hiermee dienstbaar maakt voor de samenleving. Ook daarvoor is samenwerking nodig. Decennia lang wordt er geïnvesteerd in ruimtevaart (upstream) en heeft zich ondermeer ook hoogwaardige aardobservatie technologie ontwikkeld (downstream). De aandacht voor toepassingen neemt sterk toe, waarbij de vraag is of de toepasser/eindgebruiker deze ontwikkelingen kan bijhouden. In de zoektocht naar balans tussen wat technologisch kan en wat eindgebruiker vraagt (en aankan), maar ook tussen wie er voor betaalt en wie er geld mee verdient, is samenwerking in de hele informatieketen essentieel. De wil voor samenwerking werd manifest en op 24 februari 2011 sloten, op initiatief van ondermeer het ‘Co-operative Programme on Water and Climate (CPWC), Netherlands Space Office (NSO) en Geomatics Business Park (GBP), ruim 30 partijen afkomstig uit de ruimtevaart-, aardobservatie- en geomatica-, water-, en klimaatsector, het Convenant Informatieketen voor Water en Klimaat (CIWK, ‘Water & Climate Services’). Meer partijen zien het nut en de noodzaak daarvan in en haken aan. Partijen zijn ieder sterk op hun eigen terrein, maar zien meerwaarde van samenwerking: enerzijds door hun eigen sterkte te plaatsen in de informatieketen van aardobservatie, remote sensing, data inwinning en bewerking, modellering en advisering, opleiding en training en anderzijds door de eindgebruiker centraal te stellen. Door te beginnen bij de vraag van de eindgebruiker en terug te werken in de informatieketen vergroten zij de ontvankelijkheid en verantwoorde en functiegerichte toepassing van door hen geleverde informatie, kennis en kunde. CIWK kan bijdragen om in het buitenland te kapitaliseren op in Nederland gedane investeringen in kennisopbouw in geo-informatie, zoals bij voorbeeld het GeoValley programma van het Geomatics
BusinessPark. Dit programma heeft een belangrijke impuls kunnen geven aan de ontwikkeling van product- en dienstinnovaties op het gebied van waterbeheer, luchtkwaliteit en ruimtelijke kwaliteit. Binnenkort verschijnt een eBook over de resultaten, over het belang voor de sector zelf, alsook over de betekenis van de sector voor de maatschappij. Het eBook zal binnenkort beschikbaar komen (zie het volgende nummer van Geo-Info).
met de geo-informatie sector met deze watersector levert meerwaarde op voor zowel de best passende oplossingen voor problemen met te veel en te weinig water en daarmee samenhangende voedselzekerheid, alsook voor de bedrijven en instellingen, die partner zijn van het CIWK. Door deze samenwerking komt veel actuele informatie van het NWP en haar landenplatforms met hun kernadviseurs snel beschikbaar voor de partners van CIWK. De samenwerking heeft al geleid tot meer ruimte voor geo-informatie in de lopende Operationele invulling in samenwerking met NWP waterprogramma’s. Op initiatief van en gefaciliteerd door CIWK en NSO heeft dit Momenteel hebben zich ruim 50 partijen aangesloten, die allen ambities hebben op geleid tot een structurele inbedding van de internationale markt van water, klimaat gebruik van geo-informatie in de thematische programma’s voor Water en Ontwikkeen voedselzekerheid. Vooral de vroege lingssamenwerking van het Ministerie van fase van de ontwikkeling van deze markt Buitenlandse Zaken. Zo droeg CIWK bij aan vraagt om investeren in verkenningen en opbouw van relaties. Het secretariaat van de totstandkoming van het programma CIWK draagt bij aan de operationele invul- ‘Geodata for Agriculture and Water’ (G4AW). Dergelijke bijdragen zullen in de toekomst ling van de ambitie van de partners middels verkenningen en missies en commu- vaker worden geleverd. De volgende actinicatie daarover. Het secretariaat fungeert viteit dient zich al weer aan. Zeer recent lanceerde de Wereldbank het ‘Water als loket, vraagbaak voor partners van het convenant en als aanspreekpunt voor Partnership Program (WPP), Phase 2’, een nieuw meerjaren-en multi-sectoraal overheden en instellingen die nationaal programma met focus op deltagebieden. en internationaal beleid ontwikkelen en/ of daarvoor argumentatie bijeen brengen. Wereldwijd zullen projecten worden opgezet voor risico management bij Voor het versterken van de onderlinge relaties faciliteert het secretariaat netwerk- rampen. Het WPP zal daarbij expliciet de toepassing van remote sensing /geo-inforbijeenkomsten, briefings, thematische matie bij watermanagement stimuleren. bijeenkomsten en één-op-één commuHet secretariaat van CIWK, NWP en NSO nicatie met CIWK partners. Gezamenlijk zullen met het Ministerie van Buitenlandse gaan zij op zoek naar kansen in de markt Zaken afstemmen hoe projecten in het en naar elkaars competenties en capaciteiten zodat specifieke consortia van CIWK WPP tot stand kunnen komen. partners zelf de integrale oplossingen als antwoord op geïdentificeerde kansen/ CIWK slecht drempels en behoefte in de internationale markt kunvergroot marktkansen nen aanleveren. Met ondersteuning van de CIWK partCIWK heeft een samenwerking aangegaan ners, NWP en medegefinancierd door met het Netherlands Water Partnership het Programma ‘Partners voor Water’ zijn (NWP), dat kantoor houdt in het Interde ambities van het convenant verder national Waterhouse in Den Haag. In de uitgewerkt. Vroegtijdig informeren over afgelopen jaren heeft NWP een uitgebreid en gezamenlijk optrekken bij het mede internationaal netwerk weten op te organiseren van buitenland missies van bouwen, zowel vanuit de Nederlandse de overheid om zo de CIWK partners in water- en sanitatie sector, als vanuit de samenhang te positioneren vergroten hun relaties met de Nederlandse ambassades marktkansen. en de programma’s van het Ministerie Zo werd bijgedragen aan de inventarisavan Buitenlandse Zaken (Ontwikkelingstie studie over de droogteproblematiek amenwerking en Handel). De combinatie in de Hoorn van Afrika en het daarop Geo-Info 2013-6 25
volgende SAHEL Regreening/Buffering Programma. Deze activiteiten hebben als doel de lokale watervoorziening voor landbouwteelten (agroforestry) middels een operationele informatie voorziening zo goed mogelijk te monitoren en te anticiperen op problemen. Verder is een mooi voorbeeld van vroegtijdige betrokkenheid van CIWK, het bovengenoemde G4AW programma. Dit heeft als doelstelling: 70% meer voedsel door grootschalige informatieverstrekking. Het programma is gericht op het aantrekken van private investeringen op informatie gebaseerde dienstverlening aan individuele voedselproducenten in de zgn. 15 G4AW partnerlanden. Zo wordt het gebruik gestimuleerd van satellietdata en van op de eindgebruiker/boer toegesneden bewerkingen en presentaties daarvan,
met behulp van radio, televisie, mobiele telefonie etc. Het programma wordt binnenkort in de Staatscourant gepubliceerd. CIWK partners namen deel aan de missie ‘Water and Climate Services Vietnam’. In Vietnam heeft de satelliettechnologie zijn nut al ruimschoots bewezen. Behalve voor overstromingswaarschuwingen, zijn op basis van satellietkaarten bijvoorbeeld hydraulische modellen gemaakt om de waterstand in de Mekong rivierdelta te reguleren. De Nederlandse overheid, en in het bijzonder Netherlands Space Office, de Nederlandse ambassade in Hanoi en NL EVD Internationaal willen deze samenwerking graag stimuleren in nauwe samenwerking met de partner bedrijven CIWK. Ook worden institutionele relaties versterkt, ondermeer met investeerders
en banken. Zo bracht een delegatie van CIWK partners een werkbezoek aan de Wereldbank, die het zeer op prijs stelde dat er nu in Nederland één aanspreekpunt is voor ‘water and climate services’. Het is voor Nederlandse bedrijven en instellingen -met name die in de geoinformatie sector- soms lastig om op de internationale markt lokale duurzame business te ontwikkelen. Ze worden ondermeer belemmerd door de grote verschillen in uurtarieven en het vinden van lokale (betrouwbare) partners. CIWK helpt hen met bovengenoemde missies en internationale programma’s bij het ontsluiten van kansen, het vinden van juiste partners en van startgelden ter ondersteuning van eigen investeringen. Op de website www.waterandclimateservices.org worden de portfolio’s van individuele CIWK partners en hun consortia gepresenteerd. Samen met de partners houdt het secretariaat een actueel overzicht bij van kansen, contacten en thema’s, van missies naar het buitenland en ontvangsten van buitenlandse missiebezoeken aan Nederland. Met al dit soort activiteiten heeft CIWK zich op de kaart gezet en is het niet alleen als ‘verkenner’ aantrekkelijk geworden voor de partners van CIWK, maar ook als aanspreekpunt en vraagbaak voor overheden en nationale en internationale instellingen.
Open data strategie biedt openingen op internationale markt
Radarsatellietbeeld van de Mekong delta, Vietnam.
26 Geo-Info 2013-6
Een belangrijk ontwikkeling die CIWK toejuicht, is de steeds betere ontsluiting van (basis) informatie middels een open data infrastructuur. In Nederland is in het kader van de recente ontwikkeling van GIDEON een belangrijke stap gezet met het beschikbaar stellen van (ruimtelijke) basisinformatie aan het publiek (m.u.v. bedrijven) waarvan de overheid en ondersteunende instanties vaak bronhouder/eigenaar zijn. Ook NSO heeft op dit terrein een belangrijke stap gezet. Sinds maart 2012 heeft zij met haar ‘satellietdataportaal’ de actuele ruwe satellietdata van Nederland aan Nederlandse gebruikers gratis ter
Early warning voor rampen spaart levens en beperkt de materiële en sociaaleconomische schade.
beschikking gesteld. Het is de bedoeling dat vanaf 2015 ook alle data, die in het kader van het Europese programma Global Monitoring for Environment and Security (GMES) door satellieten worden ingewonnen, gratis en vrij beschikbaar beschikbaar komen. Ook de organisatie United Nations Spatial Data Infrastructure (UNSDI) heeft als doel het openbaar maken van unieke en kwalitatief hoogwaardige geografische informatie om zo bij te dragen aan voedselzekerheid, agrarische ontwikkeling, waterbeheer, economische ontwikkeling, vrede en veiligheid. Nederland speelt daarbij met het Netherlands Coordination Office (NCO) een belangrijke rol. NCO beheert ook het National UNSDI-GeoNetwork portal. Door de snelle ontwikkelingen in de internationale informatie en communicatie infrastructuur (ook in ontwikkelingslanden) is een dergelijke open informatie infrastructuur zeer gewenst. De bilaterale samenwerking die nu door de Nederlandse overheid met de internationale partnerlanden wordt opgezet (o.m. in bovengenoemde programma’s) speelt een belangrijke rol bij de opzet van deze open data strategie. Deze programma’s bieden goede kansen voor bedrijven en instellingen om de open data infrastructuur samen met lokale partijen te helpen opzetten en implementeren. Enkele partners van CIWK zijn al betrokken bij de ontwikkeling van deze ‘Free and Open Data Policy’ en ‘Care to Share Geo-Info’ (NCO/UNSDI). CIWK als totaal zal zich inzetten voor het breed bekend maken, het promoten en het ondersteunen van deze ontwikkelingen.
Voorbeeld: kansen door samenwerking in de ‘crisis informatieketen’ Een goed voorbeeld van samenwerking is het verbeteren van de communicatiediensten voor ‘early warning’ bij klimaat & water gerelateerde rampen. De Geomatica Park bedrijven Infram en NLR met als partners Deltares, Geodan, Peak & Valley, Geocycli en Grindadvies, werken gezamenlijk aan een systeem voor verkorting van de ‘lead time’ van de waarschuwing (‘from satellite to citizen’). Dit spaart levens en beperkt de materiële en sociaaleconomische schade. Vernieuwend t.o.v. de traditionele informatie over alleen posities (GPS) is dat er nu vanuit de satelliet ook een ‘alert’ met toegesneden
omgevingsinformatie kan worden gestuurd naar de gewone mobiee telefoons van de mensen in een (potentiële) noodsituatie. Deze innovatie kan alleen succesvol worden als er - gebaseerd op een integrale aanpak over de gehele informatieketen - wordt samengewerkt door de verschillende partijen in de keten met elk hun eigen specialisme (zoals bv. alert informatie generator, informatie drager, (crisisfuncties) informatievertaler, informatie infrastructuur en distributeur). De markt voor deze innovatieve aanpak ligt vooral in deltagebieden waar men bewust anticipeert op dreigende rampen t.g.v. water & klimaat (denk aan zeespiegelrijzing, bodemdaling, toename in cyclonen, meer extreme regenval, grotere rivierafvoeren e.d.). Bangladesh loopt
Samenwerking in de crisisketen tussen Deltares (early warning hoog water model), NLR (satelliet alert systeem), Geodan (Ruimtelijkecrisismanagement systeem), Infram (evaluatie en beleidsproces) en Peak and Valley (netcentrisch werken) en Geocycli (keten regisseur).
Geo-Info 2013-6 27
positie in op het terrein van aardobservatie en geo-informatie. Deze positie vraagt om versterking en uitbouw, waarbij Nederland zich wereldwijd positioneert voor de levering van innovatieve diensten en producten op dit terrein en zich hiermee dienstbaar maakt voor de samenleving. Investeringen door bedrijven en overheden in Nederland, voor kennisopbouw in geo-matica, zullen in Nederland, maar meer nog in het buitenland (grotere markt, grotere problemen, minder geoinformatie beschikbaar ) renderen door samen te werken in de informatieketen. CIWK zet zich in voor die samenwerking. Hoe beter die is en hoe meer dit over het voetlicht komt bij eindgebruikers en investeerders, hoe beter de bedrijven kunnen renderen en hoe beter de oplossingen zijn voor de eindgebruiker. Sluit u aan bij CIWK. De secretaris zal u daarover graag willen informeren.
http://www.waterandclimateservices.org/
voorop met deze nieuwe aanpak, die nu wordt uitgewerkt in een pilot. Dit bewustzijn van het operationeel inrichten van (vernieuwde) ‘early warning’ systemen is essentieel om hierin te willen en kunnen investeren. De efficiencyverhoging en lagere gebruikskosten van de nieuwe ‘satellite to citizen technology’ gericht op
preventie van en hulp bij crisissituaties, zal Hans van leiden tot vervanging, zoniet verdringing Jan Stuip Leeuwen van de bestaande markt van GPRS, mobiele telefonie, SATCOM, Navigatie/GPS e.d. Jan Stuip, voorzitter Geomatics BusinessPark
Besluit
Hans van Leeuwen, secretaris Convenant Informatie-
In de wereld neemt Nederland een unieke, keten Water & Klimaat, [email protected], www.waterandclimateservices.org vooraanstaande, maar nog bescheiden
Kunstwerk met vier RD-stenen Vier RD-stenen zijn eind mei bij het Kadasterkantoor in Apeldoorn geplaatst, boven de ondergrondse parkeergarage op het Griftpark. Mij was gevraagd om een “kunstwerk” te bedenken. Vandaar. Het betreft de volgende stenen: naam pnt.nr. anno nabij 1 Steen RD Rimburg 600804 1902 Ubach over Worms 2 Steen RD Bruine Haar 280330 1904 Vriezeveen 3 Steen RD Zuiderzendvelderweg 340306 1902 Haaksbergen 4 Steen RD Franscheberg 339203 1905 Otterlo Zacharias Klaasse, conservator Kadastermuseum
28 Geo-Info 2013-6
[email protected]; www.geomaticspark.com
Column
Jeroen van Winden
Noem het beestje maar niet bij zijn naam Voor het werken met geo-informatie zijn al vele namen en afkortingen gebruikt. GIS, een Geografisch Informatie Systeem, is een term die veel gebruikt wordt voor de software waarin met geografische informatie wordt gewerkt. Maar, het is zeker niet de enige. Verschillende software leveranciers zijn verschillende termen gaan gebruiken, al was het alleen al om zich te onderscheiden. Zo kwamen er termen als Spatial Information Management, Automated Mapping, GeoSpatial Management System, Land Information System en Location Intelligence. Tegenwoordig gaat het allang niet meer alleen om een stuk software dat binnen een bepaalde toepassing een naam moet krijgen. Met de komst van webservices kan de term GIS misschien overeind blijven. We veranderen de S van GIS gewoon van Systeem in Services. Maar voor dit soort services zijn er ook al weer tal van namen zoals Location Based Services en MapServices. Voor de infrastructuur op deze services hebben we dan weer de Spatial Data Infrastructure (SDI) en de Geografische Informatie Infrastructuur (GII). Het gegooi met al deze termen is niet erg. Althans het is niet erg in ons eigen wereldje. We zijn er aan gewend en komen vaak zat bij elkaar om elkaar uit te leggen wat we ook alweer bedoelden. Soms hebben we er met elkaar lang over gediscussieerd hoe we iets moesten noemen. Daar kwamen we vaak uit met elkaar. Soms zijn we het met elkaar eens dat we het niet met elkaar eens konden worden. In onze vaak technisch gestuurde discussies begrijpen we elkaar meestal. Toch zit er een gevaarlijk kantje aan onze kakafonie van verschillende namen, termen en definities, kortom ons jargon rond geografische informatie. We hebben best een ingewikkeld jargon voor buitenstaanders, en dat hebben we vaak zelf niet door. Een aantal jaren geleden hadden wij een journalist op bezoek tijdens een GIS-conferentie. Deze journalist was niet bekend met ons vakgebied. Hij was geïnteresseerd geraakt omdat hij toevallig in aanraking was gekomen met het onderwerp GIS tijdens één van zijn onderzoeken. Deze journalist heeft indertijd een artikel geschreven waarin hij al het tijdens de conferentie gebruikte GIS-jargon verhalend achter elkaar had gezet. Hiermee hield hij het GIS-vakgebied een spiegel voor waar we toen vooral om moesten lachen. Het was misschien nog te vroeg om er ook van te leren. Tijden veranderen. GIS is niet meer van de GIS-wereld alleen. De luxe om onderling te communiceren in ons eigen jargon lijkt voorbij. Geografische informatie is niet meer alleen voor de geo-informatiespecialist. Geografische informatie is voor ieder-
een interessant. Het ingewikkelde hierbij is dat wij de taal van iedereen moeten gaan spreken. Het lastige hieraan is dat we het vooral eenvoudiger moeten maken. Een ander moet begrijpen wat de kracht van geografie voor zijn of haar wereld betekent. Het eenvoudige verhaal moet dus ook nog eens gekoppeld worden aan de belevingswereld van die persoon. Ik kan je vertellen, dat valt niet mee. Het eenvoudige verhaal vertellen is veel moeilijker dan lijkt! Hoe vertel je aan een bestuurder, een BI-specialist, een asset manager, een inspecteur, een burger, een relatiemanager, een marketeer, een ICT-beheerder of een docent wat de kracht van geografie of GIS is? Ik kan je zeggen, door het vooral niet zo te noemen. Toch kunnen al deze mensen met geografische informatie meer bereiken. Ze moeten het alleen nog begrijpen. De kunst is het zo te vertalen dat zij de meerwaarde zien. Het zo te vertalen dat het verhaal aansluit op hun belevingswereld, door het te vertalen van ons jargon naar hun jargon. Het jargon van de ander wordt vaak bepaald door het vakgebied waar die ander in werkt. Daarnaast bepalen de tools die die ander gebruikt vaak het denkpatroon. Het is dan ook het handigst om de kracht van het gebruik van geografische informatie uit te leggen aan de hand van de tools die worden gebruikt. Gebruikt men bijvoorbeeld veel Excel, gebruik dan terminologie uit Excel. “Een kaart presenteert de informatie in de sheet met een draaitabel vergelijkbaar met een grafiek.” Een Business Intelligence (BI) gebruiker herkent zich in een zin als: “Inzoomen op de kaart levert een drill down op de data in die regio.” Al met al blijkt steeds vaker dat als wij het gebruik van geografische informatie willen verbreden in en buiten onze eigen organisaties, dat wij het beestje dan beter niet bij de naam noemen. Het is dus niet erg dat wij onderling al veel jargon hebben bedacht. Het is alleen verstandig dat we dat jargon achterwege laten als we willen dat onze prachtige informatie ook buiten gebruikt gaat worden. Jeroen van Winden Chief Technology Officer Esri Nederland [email protected]
Geo-Info 2013-6 29
Artikel
Mr.ir. Jos C. Anneveld, Ir. Ruud P.E. van Rossem
Inkoopbeleid, lessen van de Algemene Rekenkamer Leeswijzer Dit artikel is een co-productie van Jos Anneveld en Ruud van Rossem. Jos heeft in het kader van zijn promotieonderzoek de relevante lessen en aanbevelingen uit recente rapporten van de Algemene Rekenkamer in beeld gebracht. Ruud gaat in op de manier waarop in het programma BGT (Basisregistratie Grootschalige Topografie) met deze aanbevelingen wordt omgegaan. De Algemene Rekenkamer heeft in de jaren 2007 en 2008 twee rapporten uitgebracht over ICT-projecten bij de overheid. De conclusies waren verontrustend en hebben toen ook uitgebreid de krant gehaald. In reactie hierop is onder regie van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties veel aandacht besteed aan beheersbaarheid van dergelijke projecten. Het BGT-programma heeft deze lessen meegenomen in de programma-aanpak. Toch blijft het voor dit soort projecten een groot risico dat in de waan van de dag de beheersbaarheid van het programma als geheel uit het oog wordt verloren. De inventarisatie van Jos was voor Ruud aanleiding nog eens op de beheersbaarheid van het programma BGT te reflecteren. Ieder die betrokken is bij de realisatieprojecten in het veld, bij de bronhouders, bij de gebruikers en bij de bedrijven die ten behoeve van de BGT producten en diensten ontwikkelen kan zijn voordeel doen met deze aandachtspunten bij het inrichten van het eigen realisatieproject. In het artikel is de beschouwing van Jos op basis van de rapporten van de Algemene Rekenkamer in romeinse letters weergegeven en de reflectie van Ruud vanuit het BGTProgramma cursief.
Deel A Lessen uit ICT-projecten bij de overheid voor zover van belang voor de komende BGT-aanbestedingen Deel A geeft antwoord op de volgende vragen van de Tweede Kamer: • Wat zijn de belangrijkste achterliggende oorzaken van problemen met ICT-projecten bij de Rijksoverheid? • Wat is de kwaliteit van de informatievoorziening over dergelijke projecten aan de Tweede Kamer en de bruikbaarheid van de administraties in dit verband? • Welke aanbevelingen kunnen worden gedaan op basis van de antwoorden op de twee voorgaande vragen?
A1. O orzaken van de problemen met ICT-Projecten De problematiek van de duurder uitvallende projecten, de meer dan geplande tijd die ermee is gemoeid en de tegenvalBGT-programma als geheel is vanaf het begin lende resultaten is niet uniek voor de De AR heeft twee onderling samenhanrekening gehouden met de risico’s verbonden overheid, noch voor ICT-projecten, noch gende rapporten uitgebracht: Lessen uit voor Nederland, aldus de AR. Vergelijkbare aan grote (ICT-)projecten zoals onderkend ICT-projecten bij de overheid, deel A[1] en door de Algemene Rekenkamer en een aantal problemen kunnen dus worden verwacht deel B[2]. Deze twee rapporten worden beheersingsmaatregelen maakt onderdeel uit bij de komende BGT-projecten. hieronder, voor zover van belang voor van de gehanteerde programma-aanpak. Na De AR noemt als belangrijkste oorzaak de komende BGT-realisatieprojecten, voor het (deels) mislukken van ICTsamengevat en voorzien van een schets projecten op rijksniveau het feit dat hoe hiermee in het BGT-programma wordt Kostenbesparingen op in veel gevallen te ambitieus en te omgegaan. De adviezen kunnen als waarmislukkende ICT-projecten deze ingewikkeld worden door de combinatie schuwingen ter harte worden genomen bij van 2 tot 6 miljard euro van een aantal politieke, organisatorische de komende grote BGT-aanbestedingen. en technische factoren. Daarbij is volgens zijn mogelijk de AR de balans zoek tussen ambitie, De Algemene Rekenkamer (AR) heeft op beschikbare mensen, middelen en tijd. verzoek van de Tweede Kamer ICT-projecten de rapporten van de Algemene Rekenkamer is door het Ministerie van BZK een aantal best Bij de huidige fase van de BGT-projecten, (het gaat dus niet om data-projecten) op practices als standaard-werkmethode binnen het vorm geven aan de projecten, zijn rijksniveau gedetailleerd onderzocht, conclusies getrokken en aanbevelingen gedaan. de overheid gepropageerd. Het gaat hierbij om ministerie van I&M (verantwoordelijke voor de basisregistratie), bronhouders Prince2 (Projects in Controlled Environments) De AR schat dat jaarlijks in totaal tussen de (verantwoordelijken voor de productie), voor projectbeheersing, MSP (Managing 2 en 6 miljard euro door de overheid wordt Successful Programmes) voor programmama- ICT-leveranciers en data-leveranciers besteed aan mislukkende ICT-projecten[3]. actief. Het risico bestaat dat het ministerie nagement en Gateway-reviews als ijkmiddel van I&M graag daadkracht toont door op belangrijke overgangen in een project of Er komt een groot aantal realisatieprojecten een ambitieus project te presenteren aan in het kader van de invoering van de BGT. programma. Het BGT-Programma is op deze met een concrete deadline op korte Het betreft zowel data- als ICT-projecten. In het leest geschoeid. 30 Geo-Info 2013-6
termijn. De ICT-leveranciers en de dataleveranciers hebben belang bij (grote) opdrachten voor hun voortbestaan. Al deze betrokken partijen hebben dus, ieder om eigen -legitieme- redenen, de neiging te denken in grote oplossingen voor grote problemen, en houden elkaar hierbij gegijzeld. Dit kan gemakkelijk leiden tot te ambitieuze en te ingewikkelde projecten, met alle problemen van dien. In het BGT-programma als geheel is het risico van te ambitieuze doelen bij het begin onderkend. De programmastuurgroep heeft zich op dit punt van haar goede kant laten zien. Zo is in een vroeg stadium besloten vooralsnog de BGT in 2D op te leveren en is een realisatie in twee tranches voorzien, waarbij in de eerste tranche alleen de informatie die bronhouders nu reeds inwinnen in de BGT hoeft te worden opgenomen. Ook is bij de bepaling van de duur van deze tranches geluisterd naar wat bronhouders en bedrijfsleven realistisch achtten. Als je echter kijkt naar de aanvullende investeringen die de bronhouders en gebruikers moeten doen,
te beheersen. Het is noodzakelijk dat er periodieke voortgangsrapportages komen van data- en ICT-projecten met de kenmerken van grote projecten. De Regeling Grote Projecten[4] kan hier zonder problemen worden toegepast. Het is nuttig te onderzoeken of bij grote BGT-projecten van deze regeling meer ICT-projecten hebben de gebruik kan worden gemaakt. neiging te ambitieus en te Het is belangrijk dat de positie van het ministerie van I&M sterk is om zo de complex te worden neiging tot toenemende complexiteit van tuur van de GBKN-organisatie. Deze had de projecten te voorkomen. Het ministerie laatste jaren, doordat partijen elkaar in een van I&M heeft een initiërende rol bij de houdgreep hielden, aantoonbaar geleid tot besluitvorming en is als bestuurder ook een impasse in de vernieuwing van de groot- verantwoordelijk voor de uitvoering. Als ambtelijk opdrachtgever ten derde, schalige topografie in Nederland. Vandaar zou het ministerie van I&M direct contact dat de sturende rol op deze vernieuwing bij een nieuwe programmastuurgroep is gelegd moeten hebben met de leverancier. Het is echter niet duidelijk of dit directe contact onder leiding van I&M. er ook zal zijn. Ook de rol van het SVB-BGT hierbij is nog onduidelijk. A2. D e informatievoorziening over en aansturing van de realisatie-projecten Het ministerie van I&M dient zijn zaken De informatievoorziening aan het ministerie van I&M moet goed zijn omdat voor elkaar te hebben. Dan kan het beter weerstand bieden aan de dynamiek waarhet de data- en de ICT-projecten dient dan is het totaalbedrag veel hoger en in die zin zou het zeker niet onredelijk zijn het als groot project te beschouwen. Een belangrijke maatregel die de stuurbaarheid van het programma belangrijk heeft vergroot is het loslaten van de besluitvormingsstruc-
Geo-Info 2013-6 31
bij een data- of ICT-project steeds ambitieuzer wordt. Het ministerie van I&M heeft zijn zaken voor elkaar, als het realistisch is in zijn ambities en ervoor zorgt dat het grip heeft op de data- en ICT-projecten. Realisme in ambities houdt het besef in dat ICT en data geen snelle oplossing bieden voor een probleem, dat politieke
Belangrijkste partijen houden elkaar gegijzeld deadlines fataal kunnen zijn voor een project, dat er (ook) bij data- en ICTambities een kloof gaapt tussen beleid en uitvoering, dat heroverwegingen onderweg vaak niet te vermijden zijn en dat een exitstrategie doormodderen voorkomt. Het ministerie is ten minste verantwoordelijk voor het waarborgen van publieke belangen, wie ook het project uitvoert.
Voor een ordelijk en controleerbaar financieel beheer van data- en ICT-projecten, dat beantwoording van managementvragen mogelijk maakt, is informatie nodig. De managementvragen zullen onder andere leven bij het Ministerie van I&M en Het BGT-programma hanteert de structuur het SVB-BGT. De informatie moet zowel conform MSP. Dit houdt in dat er onderscheid de planning als de realisatie betreffen gemaakt wordt tussen enerzijds het (centraal) en meer vertellen over de tijd, omvang, opleveren van capabilities (richtlijnen, hulpbeschikbaarheid van mensen en kosten middelen, documentatie) en anderzijds de van data- en ICT-projecten. Tussen deze business change, het (decentraal) implemen- factoren moet evenwicht bestaan, net teren van de nieuwe werkwijze in de uitvoezoals tussen ambitie, mensen, middelen ringspraktijk. De capabilities worden onder en tijd. Voor inzicht in de kosten is de aansturing van I&M gerealiseerd, de business integrale kostprijs (directe en indirecte change moeten bronhouders en gebruikers kosten, zie hiervoor de algemeen gangzelf oppakken achter de eigen voordeur. bare definities uit de bedrijfseconomie) vereist. gepresenteerd. De realisatieprojecten bij de bronhouders moeten overigens ruimer gezien worden dan de dataprojecten alleen. Ook het inrichten van de eigen productieorganisatie maakt hiervan onderdeel uit.
Deel B Lessen uit ICT-projecten bij de overheid
Deel B bevat de rapportage over een diepgaander onderzoek naar een aantal onderwerpen uit Deel A (deels mede op verzoek van de minister van BZK) en Verder is het belangrijk dat in het kader behandelt de volgende vragen van de van de Vernieuwing van de Rijksdienst Tweede Kamer: de data- en ICT-projecten bijdragen aan • Hoe worden de doelmatigheid en verbetering van de bedrijfsvoering van de doeltreffendheid van de uitgaven overheid in brede zin. Hiervoor is expliciet voor ICT-projecten bijgehouden in de aandacht nodig! administraties? • Welke indicatie kan de AR geven van In het BGT-programma zijn de realisatievermijdbare kosten en vermijdbare projecten, hier data-projecten genoemd, een vertragingen? verantwoordelijkheid van de bronhouders • Welk beeld geeft dit van de mogevan de BGT, die hun informatie om moeten lijkheden en beperkingen van een zetten naar de BGT. Zij worden hierbij desbreed onderzoek naar de vermijdbare gewenst gefaciliteerd door het Samenwerkosten en vermijdbare vertragingen kingsverband Bronhouders BGT (SVB-BGT). voor ICT-projecten bij de Rijksoverheid Het is niet zo dat het ministerie van I&M die sinds 2000? data-projecten direct aanstuurt of in dat kader rechtstreeks contact heeft met leveB1. Projectadministraties ranciers. Wel is er sprake van voortgangsIn de projecten komt volgens de AR bewaking in de vorm van een periodiek op hetzelfde patroon terug als aangegeven te stellen BGT-Monitor, zeg maar een atlas in Deel A: de betrokken partijen houden waarin de voorgang van de BGT wordt elkaar gegijzeld.
32 Geo-Info 2013-6
Naarmate een project vordert, kunnen steeds nauwkeuriger ramingen worden gemaakt. We moeten oppassen voor tekortkomingen in de ramingen, zoals het buiten beschouwing laten of te optimistisch inschatten van bepaalde kosten. Het BGT-Programma heeft het aspect kosten vanaf het begin hoog op de agenda staan. Zo is aan het begin van het programma een Rapport Geldstromen opgeleverd dat helder
Ministerie I&M moet sterke positie hebben in beeld bracht hoe in de uitgangssituatie kosten en dekking daarvan waren vormgegeven. Op basis van de realisatiepilots is een raming gedaan van de transitiekosten. Op dit moment wordt geïnventariseerd of er tijdens de transitieperiode ook in het beheer nog dubbele kosten aan de orde zijn, bijvoorbeeld doordat twee ICT-systemen in de lucht moeten worden gehouden. B2. Projectsturing Politieke deadlines moeten worden beheerst, de besluitvorming moet gefaseerd plaatsvinden, beslissingen moeten worden genomen op basis van goed onderbouwde plannen, heroverwegingen onderweg zijn vaak niet te vermijden en een exitstrategie is nodig. Ook moet duidelijk gedefinieerd worden wat het begin- en het eindpunt van een project is, zowel bij de planning als de realisatie. Hiervoor is discipline bij de belangheb-
Het instrument Gateway-review is in de te hanteren methoden en technieken genoemd als in te zetten instrument. Vooralsnog is echter nog geen concrete Gateway-review van de BGT voorzien, wel zijn inmiddels instrumenten als een Maatschappelijke Kosten Baten Analyse (MKBA) en een Uitvoeringstoets ingezet en de resultaten daarvan zijn meegenomen in het ontwerp. B3. Projectorganisatie Het besturen van projecten over de grenzen van organisaties heen is een complex en vrij nieuw terrein.
Fig 1 - Prince2-systematiek zoals gebruikt in het BGT-Programma. De systematiek wordt bij de BGT zowel op programmaniveau gebruikt als voor de afzonderlijke projecten.
benden nodig, en inschakeling van juridische hulpmiddelen dwingt deze discipline af. Het is noodzakelijk dat er periodieke voortgangsrapportages komen van data- en ICT-projecten met de kenmerken van grote projecten. De Regeling Grote Projecten kan worden toegepast. De AR ziet bij alle vijf onderzochte projecten een bevestiging van de hoofdconclusie uit Deel A, dat betrokken partijen elkaar gegijzeld houden. Dit is ook voor de BGT-projecten een reëel gevaar. Er moeten na de aanbesteding geen extra (politieke) wensen in de projecten worden meegenomen. Gewaarschuwd
Ministerie I&M dient zaken voor elkaar te hebben wordt voor een samenloop in de tijd van projecten wat een grote vraag naar dataen ICT-personeel tot gevolg zal hebben. Het is de moeite waard te onderzoeken of de huidige planning van de BGT-projecten een zo grote wissel op de beschikbare ICT- en datacapaciteit trekt, dat hierdoor problemen kunnen ontstaan. We moeten oppassen voor een te hoog technisch ambitieniveau. Verder moeten we oppassen voor onderschatting van de
tijd die het kost om de BGT in beheer te nemen. De aansturing van data- en ICT-projecten moet professioneel zijn om een volwaardige gesprekspartner te kunnen zijn in het krachtenveld dat de AR beschreef in Deel A. Belangrijk is dat op wezenlijke momenten onafhankelijke vakgenoten beoordelen of het project op spoor is. Het BGT-programma heeft een zorgvuldig afwegingsproces doorlopen bij het vaststellen van de beoogde inhoud van de BGT, de toedeling van rollen en de invoeringstermijnen. Er is een procedure voor het omgaan met verzoeken tot wijziging. Het is de bedoeling gedurende de transitie de thans geformuleerde eisen stabiel te houden. Ook bij de ontwikkeling van de centrale voorzieningen wordt gedacht in een aantal hanteerbare ontwikkelstappen in de vorm van een plateaubenadering. Doordat in het BGT-Programma de eisen waaraan voldaan moet worden centraal vastliggen is er een helder referentiekader. Ook als bronhouders ervoor kiezen meer te doen dan het wettelijk minimum dan is ook die extra inhoud gestandaardiseerd. Hierdoor wordt het voor opdrachtnemers eenduidiger wat er van hen verwacht wordt en kunnen zij verantwoorder hun aanbiedingen doen.
Zoals blijkt uit de voorbeelden in het onderzoek is het volgens de AR goed mogelijk om hetzij in de subsidievoorwaarden, hetzij in de contractbepalingen, of eventueel door nadere afspraken (maatwerk) een goed informatie- en verantwoordingsprotocol te regelen met daarin afspraken over reguliere en ad-hoc
Informatie is nodig voor financieel beheer informatievoorziening. De AR vraagt zich hierbij af of regeling per geval wel wenselijk is met het oog op parlementaire controle. Bij het rijk is balans nodig tussen centrale en decentrale aansturing. Centrale aansturing is gericht op efficiency van de rijksoverheid en hergebruik, bij uitstek van toepassing op basisregistraties zoals de BGT. Decentrale aansturing is gericht op toespitsing op een specifieke en bijzondere situatie. Een goed voorbeeld wordt gevormd door de registratie van specifieke plus-informatie voor een bepaalde bronhouder. Het is de vraag of de organisatie waarbij Ministerie van I&M, SVB-BGT en de feitelijke data- en ICT-leveranciers moeten samenwerken, niet te omslachtig is, en of de taken van I&M en SVB-BGT of SVB-BGT en data- of ICT-leverancier niet beter kunnen worden geïntegreerd. De organisatie van de BGT ziet er op papier mogelijk ingewikkeld uit. Als je echter het SVB-BGT en de bronhouders als een geheel ziet waarbij het SVB-BGT de rol van cement Geo-Info 2013-6 33
tussen de losse bronhouders vervult wordt het al een stuk overzichtelijker. Het SVB-BGT zorgt ervoor dat bronhouders gezamenlijk en afgestemd hun informatie aan de BGT aanleveren. Die BGT in de landelijke voorziening is vervolgens de formele waarheid die we met zijn allen gaan hanteren.
Huidige organisatie BGT te omslachtig? men en kaders voor projectbeheersing en kwaliteitsbewaking komen. Ook is het aan te bevelen om de verwachte levensduur van projecten vast te leggen, het startmoment en het eindpunt van een data- of een ICT-project te definiëren en interne en externe rapportages die (mede) op basis van projectadministraties worden samengesteld te controleren. Ten aanzien van de centrale of decentrale Het ministerie van I&M wordt aanbevolen aansturing: bronhouders kunnen ervoor om het volgende snel op te pakken: kiezen hun realisatie voor een belangrijk • Zorg voor betrouwbare gegevens over deel zelf ter hand te nemen. Ook het tijd, omvang, beschikbare mensen en SVB-BGT kan echter bronhouderspecifieke kosten; wensen meenemen in zijn aanbod. Dit hoeft • Maak afspraken met het SVB-BGT over dus geen reden te zijn voor een decentraal de “minimale set” gegevens die het eigen project. SVB-BGT nodig heeft voor een gefundeerde besluitvorming, zowel voorafB4. Projectbeheersing gaand aan als tijdens een project; Het is belangrijk dat er voor de BGT een • Probeer te leren van ervaringen van aantal kaders voor beveiliging, standaaranderen. den voor samenwerking tussen ICT-systeIn de praktijk wordt nu hard gewerkt aan het goed op elkaar afstemmen van de centrale schakels in de BGT-Productieketen: SVB-BGT, Landelijke Voorziening Registratie (Kadaster) en Landelijke Voorziening Distributie (PDOK).
Volgens de AR moeten bestuur en ambtelijke leiding ervan doordrongen zijn dat ICT-vraagstukken communicatieen informatievraagstukken zijn. Dit zijn op hun beurt organisatievraagstukken, waarbij de business leidend is. Voordat gesproken wordt over een ICT-project moet dus aandacht worden besteed aan het organisatievraagstuk en de informatievoorziening die nodig is. De kritische aspecten van een BGTprojectplan zijn resultaat, sturing, zakelijke rechtvaardiging, planning en realiseerbaarheid. Het plan dient verplicht te worden gereviewd. Reviews
Informatiebehoefte is leidend. ICT is hieraan ondergeschikt dienen plaats te vinden volgens een gestructureerd kader en volgens een reviewschema dat aansluit op de fasering van de projecten. De resultaten van de reviews worden expliciet betrokken bij de besluitvorming over de volgende projectfase. De informatiebehoefte en de ICT zijn nu teveel twee gescheiden werelden. Bij de bepaling hoe de informatievoorziening eruit moet zien moet de informatiebehoefte leidend zijn en niet de ICT. Het stellen van prioriteiten hoort een taak van de business te zijn. Vragen hierbij zijn of er voldoende mensen beschikbaar zijn die de vereiste kwaliteiten hebben en of voldoende middelen en tijd beschikbaar zijn.
Fig. 2 - Gateway-Reviews. Voor verschillende momenten in de levenscyclus van een project of programma zijn verschillende gateway-reviews voorzien.
34 Geo-Info 2013-6
Het zou goed zijn als de principes die bij de BGT op programmaniveau worden gehanteerd ook terugkomen in de decentrale realisatieprojecten. Ook daar moet opgepast
worden voor te hoge ambities en is het wellicht beter in stappen te denken. Ook dient het opdrachtgeverschap goed belegd te zijn.
Slotopmerkingen Algemeen Strakke inschakeling van het bestaande recht zal niet alleen leiden tot kostenbesparing, maar ook tot kwaliteitsverbetering en een betere planning en realisatie in de tijd van de BGT-projecten. Het een gaat immers met het ander samen. Op grond van de rapportage van de AR valt niet aan de indruk te ontkomen dat het vooral de rijksoverheid zelf is die intern orde op zaken moet stellen en haar administratieve organisatie (AO) in orde moet brengen. Extrapolatie van de rapportage van de AR en tussentijds door
Rijksoverheid moet orde op zaken stellen de auteur met ICT-leveranciers gevoerde gesprekken geven de stellige indruk, dat dit ook zal blijken uit de voor 2013 op de rol staande rapportage van de AR en het na de parlementsverkiezingen van 2012 op te starten Parlementaire Onderzoek. Het begin van de problemen lijkt zich dus te concentreren binnen de rijksoverheid zelf. Daarbij bestaat het risico dat de hoofdrolspelers bij de komende BGT-aanbestedingen (ministerie van I&M, Bronhouders, Data- en ICT-leveranciers) elkaar gijzelen als belanghebbenden om de projecten complex en ambitieus te maken met alle risico’s van problemen van dien. In het BGT-programma wordt dit risico zoveel mogelijk ondervangen door het ministerie als ‘senior responsibele owner’ (in Prince2-termen) de aansturing van het programma te laten verzorgen. Er is een goede vertegenwoordiging van producenten en gebruikers in de programmastuurgroep, maar bij impasses kan het ministerie de knoop doorhakken. Projectmanagers en projecten over de grenzen van organisaties heen Het is uiterst belangrijk dat de projectmanagers een juist, actueel en volledig beeld hebben van de informatievoorziening (vooral kosten), en dat zij de relevante
Het Europese aanbestedingsrecht Het Europese aanbestedingsrecht heeft tot doel om overheidsopdrachten boven zekere, regelmatig bij te stellen, drempelbedragen binnen de EU toegankelijk te maken voor ondernemers uit de gehele EU. Het Europese aanbestedingsrecht is daarmee uiterst belangrijk voor de BGT-aanbestedingen, zowel waar het data betreft als ICT. Nationale wetgeving en contracten tussen overheden en dataen ICT-leveranciers moeten in lijn zijn met het Europese recht en het Europese aanbestedingsrecht. Zij mogen hiermee zeker niet in strijd zijn. De in de volgende alinea te noemen onderdelen van het Europese recht en het Europese aanbestedingsrecht zijn daarom van groot belang voor het aanbestedingsrecht dat geldt in Nederland. Het Europese aanbestedingsrecht wordt geregeerd door de beginselen van het Verdrag betreffende de Werking van de Europese Unie (VWEU), de Europese Richtlijnen, vooral de richtlijnen 2004/17/EG (specifiek gericht op water, transport, energie en posterijen) en 2004/18/EG (gericht op overige leveringen, werken, producten en diensten), de jurisprudentie van het Europese Hof van Justitie (voornamelijk de jurisprudentie die betrekking heeft op het vrije verkeer), en de algemene beginselen van het aanbestedingsrecht. In het Verdrag betreffende de Werking van de Europese Unie zijn voor aanbestedingsrecht de bepalingen van belang die gaan over de interne markt binnen de Europese Unie (EU). Hierbij is zowel sprake van negatieve integratie (het wegnemen van drempels voor het verkeer tussen de lidstaten van de EU) als positieve integratie (bijvoorbeeld het harmoniseren van normen en verder gemeenschappelijk beleid). Voor het in stand houden van beide integraties is handhaving wezenlijk. Van belang voor het Europese aanbestedingsrecht zijn de vrijheden van verkeer van goederen (art.28 VWEU), diensten (art.56 VWEU) en werknemers (art.45 VWEU) en het recht op vrije vestiging (art.49 VWEU). Verder zijn van belang de algemene die bij aanbesteding Debeginselen informatiebehoefte moeten worden nageleefd: de beginselen van transparantie, non-discriminatie is leidend, de ICT is (art.18 VWEU), proportionaliteit en objectiviteit. Vooral volgens de Europese Commissie moeten de algemene beginselen vanhieraan aanbestedingsrecht, ook wel de ondergeschikt beginselen van transparantie, proportionaliteit, objectiviteit en gelijke behandeling, ook buiten de Europese richtlijnen door aanbestedende diensten worden toegepast. Hier wordt voornamelijk gedoeld op bedragen onder de drempelbedragen. Kwantitatieve invoerbeperkingen en maatregelen van gelijke werking zijn verboden (art.34 VWEU). De BGT is een levering volgens Richtlijn 2004/18/EG. Het Europese aanbestedingsrecht is in het BGT-programma vooral een zaak die bronhouders, SVB-BGT en het Kadaster raakt. Daar vinden de omvangrijke realisatieprojecten plaats. Het ministerie van I&M zelf is hier geen opdrachtgever voor.
wetgeving en het desbetreffende contract kennen. Dit stelt hen in staat om op de bepalingen in wet en contract te sturen. Dit moet volstrekt niet vrijblijvend
Projectmanagers moeten sturen op wet en contract zijn. De projectmanagers moeten hierop worden beoordeeld door hun leidinggevenden. Voordeel hiervan is, dat die leidinggevenden dan ook de informatievoorziening, de wet en het contract moeten kennen!
Het besturen van projecten over de grenzen van organisaties heen is een complex en vrij nieuw terrein, aldus de AR. Een complexe besturing stelt eisen aan de samenstelling van projectgroep en stuurgroep. De AR geeft dit aan en dit blijkt ook uit ervaring. In de beleidsontwikkeling ten aanzien van de BGT is zeer veel ruimte gegeven voor participatie uit het veld. Bronhouders, gebruikers en bedrijfsleven hebben op verschillende momenten input gegeven waar dankbaar gebruik van is gemaakt. Ook in de realisatie blijkt deze benadering Geo-Info 2013-6 35
goed te werken. Een voorbeeld hiervan is het 2. Algemene Rekenkamer, Lessen uit ICTprojecten bij de overheid, Deel B, 1 juli 2008 in nauwe samenwerking realiseren van de centrale voorzieningen in de productieketen. 3. Aernout Schmidt en Franke van der Klaauw,
Oproep Het is interessant voor de lezers om te weten wat opdrachtgevers en opdrachtnemers van de komende BGT-gerelateerde projecten van de waarschuwingen van de Algemene Rekenkamer vinden. Lezers die willen reageren kunnen dit doen via een e-mail aan Geo-Info. Bij voldoende reacties kunnen de auteurs hieraan een vervolgartikel wijden.
Referenties 1. Algemene Rekenkamer, Lessen uit ICTprojecten bij de overheid, Deel A, 29 november 2007.
Ramingen Infrastructuur, Meer zicht op de wereld rondom ramingen, Den Haag, 1992.
De overheid en aanbesteding van ICT; verslag en overwegingen bij een expert meeting, Tijdschrift Aanbestedingsrecht 9 (4), 2012, p. 406 - 415. 4. Tweede Kamer, Regeling Grote Projecten, 22 juni 2006
Jos
Ruud van
Anneveld
Rossem
Literatuurlijst
Mr.ir. Jos (J.C.) Anneveld is Directeur-Grootaandeel-
• Dam, 2009
houder van Cernan BV, als consultant verbonden aan
Paul Dam, Van businesscase tot exploitatie. Risico´s
Aerovision BV en promovendus op het gebied van ICT
onder controle in alle fasen van het ICT-project met
en Aanbestedingsrecht bij prof.mr. A.H.J. Schmidt,
de PRI-methodiek. TPC, Tijdschrift voor Public
hoogleraar bij eLaw@Leiden, Centrum voor Recht in
Governance, audit en control, augustus 2009,
de Informatiemaatschappij, Universiteit Leiden.
p.17-22, Den Haag, SDu Uitgevers, 2009.
Ir. Ruud (R.P.E.) van Rossem is Algemeen Programma
• Ministerie van Verkeer en Waterstaat, Directoraat Generaal Rijkswaterstaat, Project
manager van het BGT-Programma vanuit het Ministerie van I&M.
Geslaagden ROC Mondriaan Zeven MBO-landmeters van ROC Mondriaan konden hun diploma op maandag 8 juli ophalen aan Tinwerf 10 te Den Haag: Etiënne Tas, Jorden Koehler, Amin El Moubarik, Daniël Morillo, Devie van der Wagt, Jordy Blom en Dominique Izendoorn. Drie van hen hebben aangegeven dat ze doorgaan naar HBO Geodesie. Joop Gravesteijn
36 Geo-Info 2013-6
Voedsel voor verandering Geo-Info verandert, zo liet ik u al weten in het redactioneel commentaar van Geo-Info 5. Wij worden bij die verandering gevoed door ons lezerspanel en dat lezerspanel is vooral positief, doet interessante suggesties en wil ook digitaal, zo hebben we gemerkt. Een kort verslag.
nieuwe vorm is men ook positief, maar minder uitgesproken. De grootte van de letter is zeker opgevallen. Wellicht iets te groot? We kijken ernaar! Een enkele lezer ziet liever toch eerst de inhoudsopgave. Voor hen hopen we een handreiking gedaan te hebben in dit nummer, waarin we de inhoudsopgave naar beste kunnen, ruimer en helderder hebben opgezet. Uiteraard leest u de reacties van het panel op In de afgelopen nummers van Geo-Info hebben wij aantal meer of minder opvallende deze verandering in het volgende nummer. zaken veranderd. Deze zijn voorgelegd aan ons lezerspanel, waarbij wij om hun oordeel Wij verplaatsen ook de auteursfoto met hebben gevraagd. functieomschrijving naar het einde van de artikelen. Die informatie nam veel ruimte in De meest in het oog springende verandering beslag, vooral wanneer het meerdere auteurs is dat we het redactioneel commentaar direct betrof. Een “goede afsluiting” tot “beter toch voorin het blad hebben geplaatst. Een promi- voorin” zijn de uitersten in de reacties die echter vooral aangeven dat het niet veel uitmaakt nentere plek voor onze redactionele duiding en het tenslotte om de inhoud gaat. Een van en mening. De reacties op deze verandering zijn overwegend positief tot zeer positief. Het de respondenten merkt ook terecht op: de commentaar volgens meerdere lezers: ‘hoort’ naam van de auteur staat óók bij de inleiding. Onze conclusie: de verandering is goed, maar ook voorin het blad, het ‘zet de teneur’ en is de auteursnaam voorin het artikel mag nog een ‘inleiding’. Het redactioneel commentaar wel wat prominenter. zou wel meer mogen ‘prikkelen’. Over de
Ook een urgent onderwerp: kan ik Geo-Info ook digitaal lezen? Een meerderheid is voor een digitale variant als extra mogelijkheid. Nummers van 3 maanden en ouder zijn nu al digitaal te lezen op De Hollandse Cirkel. Andere digitale variaties worden overwogen. Hierover later meer. Wij vroegen het lezerspanel ook om eigen commentaar. Wij kregen goede ideeën aangereikt waarvan ik er één noem: “Mijn belangstelling gaat vooral uit naar ‘moderne’ toepassingen. [...] Misschien ook eens naar geografische analyse kijken, zoals deze toegepast wordt bij de politie (Geographic Profiling) en Defensie”. Een mooi onderwerp, waarvan ik bij dezen zeg: auteur gezocht voor spannend onderwerp! Meld je aan bij [email protected], dan nemen we contact met je op. Roelof Keppel
Kadasterkaarten in zorgcentrum Minstens aan oud-Kadasterambtenaren wordt het nieuwe woonzorgcentrum Thuvine van eind 2012 in Duiven aanbevolen. Ria Bloemberg uit Maurik maakte in de hal een wandschildering met een vergrote weergave van kadastrale minuutverzamelplans van de gemeente Groessen en ‘t Loo en de gemeente Duiven uit 1830. Hoezo? Als beeldhouwer/fotograaf was Maarten van der Geest gevraagd om de kunst in Thuvine in te vullen. Als uitgangspunten koos hij voor twee thema’s: 1. verbinding tussen bewoners onderling en bewoners met hun bezoekers; Hal woonzorgcentrum Thuvine in Duiven (www.riabloemberg.weebly.com) 2. van buiten naar binnen. restaurant opgehangen. De mogelijkheid is zal het zeker bijdragen aan het “thuisgevoel” In de ontvangsthal was de mogelijkheid er dus om deze afbeeldingen te koppelen van de bewoners en vormt het tevens een voor een grote afbeelding. De kunstenares aan hun lokatie in het landschap in de hal.’ blikvanger bij het binnenkomen voor de én bewonersdochter Ria Bloemberg kreeg Ria Bloemberg ten slotte: ‘De oude kadasbezoekers. Het was een monnikenwerk om de opdracht om een precieze muurschiltrale kaarten zijn al kunstwerken op zich met het op de muur te krijgen, maar wel een dering te maken van de kaarten. Van der de prachtig gekalligrafeerde teksten. In com- dankbaar monnikenwerk! En het resultaat Geest: ‘Daarnaast hebben we een collectie binatie met de nostalgische sfeer van het heeft al veel positieve reacties opgeleverd.’ ‘pentekeningen’ van oude gebouwen uit de vergeelde papier en de voor de bewoners omgeving op een bepaalde manier in het herkenbare plekjes binnen de gemeente, Adri den Boer
Geo-Info 2013-6 37
2003
Verslag
2013
Jeen Akkerman
Verslag 2e dag GIN Congres 2013 Op 24 en 25 april organiseerde Geo-Informatie Nederland haar Congres 2013. Thema dit jaar was “Geo verbindt!” En verbinden willen we. Daarom werd het congres, zoals in voorgaande jaren ook al werd gedaan, gehouden in de Jaarbeurs Utrecht (en in deze editie als een integraal onderdeel van de beurs “Overheid en ICT”). Hierdoor kan het vakgebied Geo-Informatie duidelijk laten zien welke in- en uitgaande lijnen bestaan met overheden, bedrijven en onderwijs. Ons vakgebied is meer dan alleen maar zorgen dat de aan te leggen weg op de juiste plek komt te liggen en dat deze later goed op “de kaart” komt. elk van de zeven bronhouders wordt in deze wasstraat gecontroleerd en klaargemaakt voor teruglevering en distributie.
Daar waar het grote publiek bij “de kaart” denkt aan een navigatie-app staat “de kaart” in ons vakgebied voor Basisregistratie Grootschalige Topografie. Deze BGT is één van de dertien Basisregistraties waarvan de overheid vindt dat ze belangrijk genoeg zijn om op een uniforme en kwalitatief hoogwaardige manier verzameld en bijgehouden moeten worden. Elke overheidsinstelling is verplicht de Basisregistraties te gebruiken bij de uitvoering van publiekrechtelijke taken. De BGT wordt een gedetailleerde kaart. Gebouwen, wegen, waterlopen, bomen etc. zijn er als object in vastgelegd. Deze kaart wordt de basis voor veel werkprocessen bij allerlei organisaties. Op dit moment is de BGT nog niet in gebruik, de voorloper van de BGT (GBKN) wordt omgebouwd tot de BGT. Tijdens het GIN-congres werd de track “BGT Carroussel: van assemblage tot gebruik” gehouden. Tijdens deze track werd door vertegenwoordigers van de ketenpartners (het ministerie van Infrastructuur en Milieu, SVB-BGT, Geonovum, Kadaster en PDOK) inzicht gegeven in de stand van zaken van het overgangsproces. 38 Geo-Info 2013-6
De presentatie van Ruud van Rossem (Programmamanager BGT, Ministerie van Infrastructuur en Milieu) had als thema: “De handen uit de mouwen.” De planning laat zien dat er nu echt begonnen gaat worden met de verbouwing van de GBKN. In zijn woorden: “De wasstraat is klaar”, hiermee bedoelt hij dat het geheel van regels en eisen klaar is. De omgebouwde GBKN van
Jeroen van der Veen, de volgende spreker, ging wat dieper in op de eerste stappen op weg naar de BGT: “De BGT- en IMGeo gegevenscatalogus, het Objectenhandboek BGT-IMGeo, de Visualisatie BGTIMGeo en de Berichtstandaard zijn klaar en zijn te vinden op www.bgtweb.nl. Ook gaan we structureel in overleg met software-ontwikkelaars en wordt dit jaar de vraagbaak/helpdesk operationeel”. “Met deze instrumenten”, vervolgt Jeroen, “gaan we volgens de ontwikkelaanpak beginnen: kleinschalig beproeven, technisch gereed maken, opschalen voor massaal gebruik en vervolgens het tempo erin houden”.
Vervolgens nam Jan Bruijn, directeur SVB-BGT, de microfoon ter hand om zijn boodschap te brengen. En die was luid en duidelijk: “Zoek de samenwerking met andere bronhouders in je beheergebied!” Ook de taken van het SVB-BGT werden toegelicht o.a. regie op de transitie, ontzorgen van bronhouders en het assembleren van de bestanden van de bronhouders. Zijn conclusie: “de BGT per bronhouder is sub-optimaal en waterschappen en gemeentes vormen de sleutel tot een succesvolle transitie”. Mooi voorbeeld is Flevoland waar de Provincie Flevoland en Waterschap Zuiderzeeland het bijhouden van hun kaartmateriaal door de zes gemeentes laten doen (JA). Richard Witmer, Productmanager BGT van het Kadaster vertelde in zijn presentatie over de taken van het Kadaster als registratiehouder in de hele keten. De BGT heeft een centrale registratie en pas bij opname hierin is de (deel)BGT formeel operationeel. Daarnaast zorgt het Kadaster voor een juiste afstemming tussen de ketenpartners, waarbij de “terugmelding” van essentieel
belang is. Via PDOK vindt, vanuit de centrale eigen kaart maken. Ook kunnen in de catalogusservice van het Nationaal Georegister opslag, de distributie plaats. ca. 5000 verwijzingen naar Nederlandse geo datasets worden gevonden. En binnenkort Als laatste van de ketenpartners was de zijn we ook het BGT-loket voor afnemers”. beurt aan Leo van der Sluijs, productmanager PDOK. Hij verwoordde de hoofddoelstelling van PDOK als volgt: “Het PDOK Na deze laatste presentatie werd door de is het knooppunt in de Nederlandse geoaanwezigen nog ruim gebruik gemaakt infrastructuur door toegevoegde waarde van de gelegenheid om vragen te stelte bieden aan afnemers (overheden, len aan de vijf sprekers. Dit verslag is bedrijven en burgers) door landsdekkende te beknopt om al het besprokene weer digitale geo-informatie van de overheid te geven. Daarom verwijs ik naar het via het internet beschikbaar te stellen”. programma (en presentaties) van de track “BGT Carroussel: van assemblage tot En tot nu toe is dit succesvol, Leo: “We hebgebruik” op: https://bgtweb.pleio.nl/file/ ben zo’n 5 miljoen kaartopvragingen per owner/TestBGTweb#20322842 maand, meer dan 290 aangesloten overheidspartijen en ook nog een groot aantal Verder zijn ook de websites anonieme gebruikers! Iedereen kan zijn https://www.pdok.nl/ en http://www.geonovum.nl/ zeer de moeite waard om regelmatig te gaan bekijken. Zet vast in de agenda: 27 maart 2014 is het BGT-congres, locatie is nog niet bekend, zie voor meer info https://bgtweb.pleio.nl/ Jeen Akkerman
Verrassend vergaderen!
Bent u op zoek naar een grensverleggend vergaderarrangement voor u en uw collega’s? Bij GeoFort is heel veel mogelijk. Of u nu met 5 of 150 personen bent, GeoFort heeft voor alles een pakket op maat. Hieronder hebben we een aantal arrangementen uitgewerkt om u een indruk te geven van de mogelijkheden. Elk arrangement is aan te vullen, uit te breiden of te voorzien van uw wensen en eisen! Neem gerust contact op voor meer informatie. Laat u betoveren door de wereld van X,Y,Z. Kijk voor het zakelijke aanbod op www.geofort.nl/zakelijk
Geo-Info 2013-6 39
Informatie Caert-Thresoor 2013-1
Uitspraak Raad van State over Hulpkaarten Op 15 mei 2013 deed de Raad van State, na vereenvoudigde behandeling, uitspraak op het hoger beroep van R. van der Schans e.a. tegen de uitspraak van de rechtbank Utrecht van 12 september 2012 in het geding met het Kadaster. De rechtbank verving een besluit inzake digitale vervanging van archiefbestanden, maar verklaarde het bezwaar niet ontvankelijk. De afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vond dit terecht, omdat er geen rechtstreeks betrokken belang zou zijn. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken verzet worden gedaan. Adri den Boer o.b.v. RvS-nr 20121010/2/A3
NAP-monument in stadhuis 25 jaar Op 18 mei 1988 werd in het Amsterdamse Stadhuis/Muziektheater door de toenmalige minister van Verkeer en Waterstaat, Neelie i.t.t. CT hier wel de complete puzzelkaart van Walcheren (www.oocities.org/wilspuzzlepage)
Uitgave 2013-1 van het tijdschrift Caert-Thresoor bevat onder meer de volgende bijdragen: • De eerste wandkaart van de Zeven Provinciën uit 1652: als ‘Stoel des Oorlogs’ heruitgegeven bij Covens & Mortier omstreeks 1740, door Jan W.H. Werner; • De Deventer mappa mundi uit de twaalfde of dertiende eeuw, door Minne Venema; • Kritiek op een zeventiende-eeuwse kaart van Romeins Nederland: een onbekende brief van Buchelius aan de historicus Miraeus, door Marco van Egmond & Kees Smit; • Walcheren 1945: een komische kaart van een overstroming, door Peter van der Krogt (zie afbeelding). Verder wordt de rubriek Kaartencollecties in Nederland voortgezet met die van het Maritiem Museum Rotterdam. Algemene informatie: www.caert.thresoor.nl
Besluit Luchtfotografie vervallen Het Besluit Luchtfotografie vervalt per 1 juni 2013. Voor fotografie vanuit de lucht is vanaf die datum boven heel Nederland geen vergunning meer nodig. Ook luchtfotografie van militaire objecten is per 1 juni 2013 niet meer strafbaar. Het fotograferen van militaire objecten vanaf de grond blijft overigens verboden, tenzij het gaat om objecten die vanaf de openbare weg zijn te zien. Tot 1 juni 2013 mocht er boven Nederlands grondgebied niet zomaar worden gefotografeerd. In het Besluit Luchtfotografie uit 1959 was opgenomen dat daarvoor een vergunning van het ministerie van Defensie nodig was. De reden was het risico op spionage naar Nederlandse militaire gegevens, die destijds veelal geheim werden gehouden. Inmiddels zijn we een stuk opener en is de techniek, zoals bijvoorbeeld fotografie vanuit satellieten, ook flink vooruitgegaan. Het besluit bood daartegen geen bescherming. Daarmee is het besluit achterhaald en wordt het dus ingetrokken. www.defensie.nl, 24 mei 2013 40 Geo-Info 2013-6
Openingspenning van Eric Claus ook 25 jaar.
Smit-Kroes, in aanwezigheid van burgemeester Van Thijn, het monument van het NAP geopend. Het monument is een ontwerp van de bekende cineast Louis van Gasteren, dat hij in samenwerking met de kunstenaar Kees van der Veer vervaardigde. Met het ontwerp beoogden de kunstenaars de grote betekenis van het NAP onder de aandacht van een breed publiek te brengen. (...) In 2010 werd aan het monument een Bezoekerscentrum toegevoegd, bestaande uit een tentoonstelling en een ruimte voor educatieve activiteiten voor scholen. De opening van dit Bezoekerscentrum vond plaats door – toen nog – Prins Willem Alexander. Het NAP maakt deel uit van de rijke geschiedenis van Amsterdam en is onlosmakelijk verbonden met de water beheersing in de grachtengordel, die dit jaar 400 jaar bestaat. Stichting NAP, zie ook www.normaalamsterdamspeil.nl
Geo-Info in tijdschriftendatabank Zoals toegezegd in Geo-Info 2012-10 is Geo-Info vanaf het nulnummer uit 2003 intussen geplaatst in de tijdschriftendatabank van de stichting De Hollandse Cirkel. Ze zijn separaat of samen met een aantal andere landmeetkundige vakbladen doorzoekbaar. Tot heden zijn dat: Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde, De Hollandse Cirkel, Geodesia en Nederlands Geodetisch tijdschrift. Zie: http://dehollandsecirkel.courant.nu Redactie
Verslag
Datalandcongres 2013, een prachtig mooie dag! Een goed bezochte dag met een aansprekend programma. Direct na de openingswoorden was het Annemarie Jorritsma (burgemeester Almere) die het spits afbeet. Na een schets van de mogelijkheden van geo-informatie - met thema’s als jeugdzorg, zorg voor de openbare ruimte en de OOV-sector- en een warm pleidooi voor het op orde krijgen daarvan - werd de toon voor de dag gezet: geo-informatie heeft geen bestuurlijke aandacht. Zij kon zich niet een moment herinneren dat het dagthema, en de daarmee verbonden deskundigheid van aanwezigen, ooit op de bestuurlijke agenda had gestaan. Jorritsma verbond daaraan de oproep: ‘Daar kunt u als sector verandering in aanbrengen: zorg dat uw thema’s terugkeren in collegevoorstellen!’ Woorden van gelijke strekking werden hierna uitgesproken door Tof Thissen (dir. KING). Hij stond uitvoerig stil bij de ondersteunende taken die KING gemeenteland biedt, juist in deze tijd van decentralisatie van overheidstaken en de behoefte om het stelsel van basisregis-
Annemarie Jorritsma, burgemeester Almere.
Frans Backhuijs (bestuursvoorzitter DataLand) overhandigt Karel Wolff (wethouder Financiën gemeente Schinnen) de Chapeauprijs 2013.
traties op orde te krijgen. Decentralisatie van drie beleidsdomeinen: werk, zorg en jeugd. Hierbij treedt de overheid steeds meer als een organisatie naar buiten. Thissen stelde vast dat je dat als gemeente niet zelf kunt: daar heb je VNG, KING en Dataland bij nodig. Oplossingen bedenken in een solide architectuur in plaats van denken in softwareoplossingen voor deelgebieden. De rol van geo-informatie als verbinder in deze architectuur. Daarom is het model gemeentelijke architectuur GEMMA nu ook volledig geocompliant gemaakt. Deze ontwikkeling, gecombineerd met de geo-versneller die momenteel vanuit KING wordt uitgerold, onderschrijft het belang van geo-informatie voor bestuurders en managers in gemeenteland. Thissen citeerde daarbij nog het thema van het laatstgehouden GIN-congres: ‘Geo verbindt’. Ook in de presentatie van Rob van de Velde (Geonovum) werd de oproep
gedaan bestuurlijke interesse voor ons vakgebied te wekken. Van de Velde schetste een reeks ontwikkelingen die, door gebruikmaking van geo-informatie, eenvoudiger en compacter de bestuurlijke aandacht zouden kunnen krijgen. Een aansprekend voorbeeld was de visualisatie van vraag en aanbod van zorgdiensten in een krimpregio. Wanneer je hierbij ook de trends van dubbele vergrijzing en ontgroening in je ruimtelijke analyse meeneemt, maak je het voor beleidsmakers al een stuk eenvoudiger. In één van de middagsessies kwam het verlossende woord: bestuurders vragen vanuit hun lokale bekendheid wel heel vaak: ‘Waar is dit?’. Nu onze antwoorden nog. Voor het overige kunt u nog eens kijken op http://dataland.nl/informatie/ terugblik-dataland-congres-2013/ , waar sfeerimpressies van de dag en de presentaties zijn te vinden.
KOUDE WIND GLADHEID MOEILIJK TERREIN GEEN PROBLEEM VOOR ONS. Het maakt niet uit waar je werkt, de nieuwe Trimble R10 GNSS ontvanger maakt het verzamelen van data gemakkelijker dan ooit tevoren. Een elektronisch niveau in de Trimble R10 verhoogt de nauwkeurigheid en kwaliteitsborging, terwijl het lichte en ergonomische ontwerp de lange dagen in het veld aanzienlijk comfortabeler maken. Tevens biedt de Trimble R10 veel nieuwe technologieën die u snel als onmisbaar zult beschouwen. De nieuwe Trimble R10, omdat je niet alleen grenzen meet, je verlegt je grenzen. Meer info over de Trimble R10 op trimble.com/ R10showcase.
© 2012, Trimble Navigation Limited. Alle rechten voorbehouden. Trimble en het logo met globe en driehoek zijn handelsmerken van Trimble Navigation Limited, gedeponeerd in de Verenigde Staten en andere landen. Trimble Access is een handelsmerk van Trimble Navigation Limited. Alle andere handelsmerken zijn eigendom van hun respectievelijke eigenaren. SUR-208-NL