Gent, 26 febr. 2007
Agentschap Jongerenwelzijn Cel Globaal Plan Koning Albert II-laan, 35 bus 32 1030 Brussel
Mevrouw de Minister,
Wij hebben het genoegen u in bijlage het volledig dossier over te maken waarmee wij ons kandidaat stellen voor erkenning als multifunctioneel centrum binnen een samenwerkingsverband. Hiermee geven wij antwoord aan uw oproep zoals verwoord in uw brief van 22 december 2006 betreffende het Globaal Plan Jeugdzorg – multifunctionele centra. Wij zijn er ons van bewust dat het opzetten van een multifunctioneel centrum vanuit een samenwerkingsverband een zeer complexe opgave is. Maar we zijn er tevens van overtuigd dat, als dit nieuwe concept in de toekomst een kans wil maken, vele voorzieningen net als wij van deze uitgangssituatie zullen moeten vertrekken. In een proeftuinproject krijgen we de kans hiervoor mede de bakens uit te zetten. We willen hier reeds verwijzen naar pagina 12 van het dossier waar in het voorwoord bijkomende toelichting wordt gegeven bij deze kandidatuurstelling. Hierin verwoorden wij een aantal bekommernissen die specifiek kunnen zijn voor onze situatie. Wij beschouwen dit hoofdstuk als een integraal deel van het dossier, en zijn er ons van bewust dat bepaalde elementen ervan kunnen meespelen in uw beslissing om al of niet dit project goed te keuren. . Daarom willen wij graag ons dossier nader met u bespreken en samen met u uitzoeken of ons voorstel haalbaar is. Wij zullen binnenkort hiervoor contact opnemen met uw administratie.
Met oprechte groeten, Luc Lampaert Voorzitter vzw Hadron, Mede namens onze GROB-partners
pagina 1 van 233
Agentschap Jongerenwelzijn Aanvraag in te dienen tot uiterlijk 28 februari 2007, zowel per aangetekende zending met ontvangstmelding als per e-mail Aanvraag proefproject Multifunctioneel Centrum Door: inrichtende macht Naam Straat Huisnummer Postcode Gemeente Telefoonnummer Faxnummer e-mail Type (rechtspersoon vermelden – vb. vzw) Naam en voornaam voorzitter
HADRON vzw Brandstraat 3 9000 Gent 09 225 01 59 09 233 69 49
[email protected] vzw Luc Lampaert
Het betreft een multifunctioneel centrum binnen 1 voorziening binnen een samenwerkingsverband van voorzieningen Datum: 26 februari 2007
pagina 2 van 233
Het betreft een multifunctioneel centrum: binnen 1 voorziening Naam voorziening Straat en huisnummer Postcode en gemeente Telefoonnummer Fax E-mail Website Contactpersoon – naam en voornaam Contactpersoon - functie Bestuurlijk arrondissement Erkenningscategorie Huidige capaciteit
straat, huisnummer postcode gemeente
voornaam naam
1
2
3 4 5 6 7 waarvan maximaal in begeleid zelfstandig wonen (enkel voor cat. 1)
Doelgroep - leeftijd Doelgroep - geslacht Doelgroep – niet begeleide buitenlandse minderjarigen Aantal minderjarigen die opgenomen worden onder art. 13, 2° van het besluit van de Vlaamse regering van 13 juli 1994 binnen een samenwerkingsverband van voorzieningen Naam voorziening Straat en huisnummer Postcode en gemeente Telefoonnummer Fax E-mail Website Contactpersoon – naam en voornaam Contactpersoon - functie Bestuurlijk arrondissement Erkenningscategorie Huidige capaciteit
STAPPEN vzw Westveldstraat 1 9040 Sint-Amandsberg 09 228 26 57 09 228 81 31
[email protected] www.stappenvzw.be Maureen Pollentier
Directrice Gent-Eeklo 1 2 3 4 5 6 7 15 waarvan maximaal in begeleid zelfstandig wonen (enkel voor cat. 1) Doelgroep - leeftijd 14-18 Doelgroep - geslacht Meisjes Doelgroep – niet begeleide buitenlandse minderjarigen Aantal minderjarigen die opgenomen worden onder art. 13, 2° van het besluit van de Vlaamse regering van 13 juli 1994
3
15
pagina 3 van 233
Naam voorziening Straat en huisnummer Postcode en gemeente Telefoonnummer Fax E-mail Website Contactpersoon – naam en voornaam Contactpersoon - functie Bestuurlijk arrondissement Erkenningscategorie Huidige capaciteit
HADRON vzw Brandstraat 3 9000 Gent 09 225 01 59 09 233 69 49
[email protected] www.hadron.be Geert Ginneberge
Directeur Gent-Eeklo 1 2 3 4 5 6 7 32 waarvan maximaal in begeleid zelfstandig wonen (enkel voor cat. 1) Doelgroep - leeftijd 12-18 Doelgroep - geslacht jongens Doelgroep – niet begeleide buitenlandse minderjarigen Aantal minderjarigen die opgenomen worden onder art. 13, 2° van het besluit van de Vlaamse regering van 13 juli 1994 Naam voorziening Straat en huisnummer Postcode en gemeente Telefoonnummer Fax E-mail Website Contactpersoon – naam en voornaam Contactpersoon - functie Bestuurlijk arrondissement Erkenningscategorie Huidige capaciteit
7
32
JONGERENHUIS OOOC vzw Onderstraat 59 9000 Gent 09 233 96 16 09 233 96 17
[email protected] www.jongerenhuis.be Saskia Verelst
Directie Gent-Eeklo 1 2 3 4 5 6 7 12 waarvan maximaal in begeleid zelfstandig wonen (enkel voor cat. 1) Doelgroep - leeftijd 12-18 Doelgroep - geslacht Meisjes en jongens Doelgroep – niet begeleide buitenlandse minderjarigen Aantal minderjarigen die opgenomen worden onder art. 13, 2° van het besluit van de Vlaamse regering van 13 juli 1994
0
pagina 4 van 233
Naam voorziening Straat en huisnummer Postcode en gemeente Telefoonnummer Fax E-mail Website Contactpersoon – naam en voornaam Contactpersoon - functie Bestuurlijk arrondissement Erkenningscategorie Huidige capaciteit
DE TOTEM vzw Berouw 138 9000 Gent 09 224 31 75 09 225 08 78
[email protected] www.vzwdetotem.be Jonathan Vercruysse
Directeur Gent-Eeklo 1 2 3 4 5 6 7 waarvan maximaal in begeleid zelfstandig wonen (enkel voor cat. 1) Doelgroep - leeftijd 6-18 Doelgroep - geslacht Jongens en meisjes Doelgroep – niet begeleide buitenlandse minderjarigen Aantal minderjarigen die opgenomen worden onder art. 13, 2° van het besluit van de Vlaamse regering van 13 juli 1994 Naam voorziening Straat en huisnummer Postcode en gemeente Telefoonnummer Fax E-mail Website Contactpersoon – naam en voornaam Contactpersoon - functie Bestuurlijk arrondissement Erkenningscategorie Huidige capaciteit
12
Centrum voor Ambulante Begeleiding – Thuisbegeleiding vzw Bevrijdingslaan 9 9000 Gent 09 227 92 71 09 227 07 74
[email protected] www.cabgent.be Dirk Meulyzer
Directeur Gent-Eeklo 1 2 3 4 5 6 7 32 waarvan maximaal in begeleid zelfstandig wonen (enkel voor cat. 1) Doelgroep - leeftijd Van 0 maanden tot en met 17 jaar Doelgroep - geslacht Jongens en Meisjes Doelgroep – niet begeleide buitenlandse minderjarigen Aantal minderjarigen die opgenomen worden onder art. 13, 2° van het besluit van de Vlaamse regering van 13 juli 1994
0
pagina 5 van 233
Naam voorziening Straat en huisnummer Postcode en gemeente Telefoonnummer Fax E-mail Website Contactpersoon – naam en voornaam Contactpersoon - functie Bestuurlijk arrondissement Erkenningscategorie Huidige capaciteit
Centrum voor Ambulante Begeleiding – Begeleid Zelfstandig Wonen vzw Bevrijdingslaan 9 9000 Gent 09 227 92 71 09 227 07 74
[email protected] www.cabgent.be Dirk Meulyzer
Directeur Gent-Eeklo 1 2 3 4 5 6 7 32 waarvan maximaal in begeleid zelfstandig wonen (enkel voor cat. 1) Doelgroep - leeftijd Van 17 tot en met 21 jaar Doelgroep - geslacht Jongens en Meisjes Doelgroep – niet begeleide buitenlandse minderjarigen Aantal minderjarigen die opgenomen worden onder art. 13, 2° van het besluit van de Vlaamse regering van 13 juli 1994 Naam Project Straat en huisnummer Postcode en gemeente Telefoonnummer Fax E-mail Website Contactpersoon – naam en voornaam Contactpersoon - functie Bestuurlijk arrondissement Erkenningscategorie Huidige capaciteit
0
ALBEZON vzw Kiekenestraat 4b 9000 Gent 09 227 23 01 09 227 23 03
[email protected] www.albezon.be Johan Vekeman
Algemeen coördinator Gent-Eeklo Projecten waarvan maximaal A/ 4 onthemingsprojecten B/ 10 crisisprojecten (waarvan 2 in begeleid omgebouwd ifv crisisnetwerk) zelfstandig wonen (enkel voor cat. 1) C/ Crisisnetwerk (zonder capaciteit) D/ Ervaringsprojecten (zonder capaciteit) Doelgroep - leeftijd A/ 16-18-jarigen, uit gesloten voorzieningen en voorzieningen categorie 1bis B1/ 16-18-jarigen, om residentiële plaatsing te voorkomen B2/ ombouw ifv crisisnetwerk: 13-18-jarigen, aangemeld door dispatching crisisnetwerk C/ 0-18-jarigen, aangemeld door dispatching crisisnetwerk voor vraagverheldering D/ 0-18-jarigen, in begeleiding bij voorzieningen in arrondissement Oudenaarde Doelgroep - geslacht Jongens en meisjes Doelgroep – niet begeleide buitenlandse minderjarigen Aantal minderjarigen die opgenomen worden onder art. 13, 2° van het besluit van de Vlaamse 0 regering van 13 juli 1994
pagina 6 van 233
Naam Project Straat en huisnummer Postcode en gemeente Telefoonnummer Fax E-mail Website Contactpersoon – naam en voornaam Contactpersoon - functie Bestuurlijk arrondissement Erkenningscategorie Huidige capaciteit
DE BEKWAME BOON vzw Beekstraat 40 9031 Drongen 09 383 09 38 09 383 09 38
[email protected] www.debekwameboon.be Tom Spildooren
coördinator Gent-Eeklo Project 3/dag waarvan maximaal in begeleid zelfstandig wonen (enkel voor cat. 1) Doelgroep - leeftijd 12-18 Doelgroep - geslacht Jongens en meisjes Doelgroep – niet begeleide buitenlandse minderjarigen Aantal minderjarigen die opgenomen worden onder art. 13, 2° van het besluit van de Vlaamse regering van 13 juli 1994
0
pagina 7 van 233
Inzet in het multifunctioneel centrum Naam voorziening Naam afdeling Straat en huisnummer Postcode en gemeente Telefoonnummer Fax E-mail Website Contactpersoon – naam en voornaam Contactpersoon - functie Bestuurlijk arrondissement Erkenningscategorie Huidige capaciteit
STAPPEN vzw Westveldstraat 1 9040 Sint-Amandsberg 09 228 26 57 09 228 81 31
[email protected] www.stappenvzw.be Maureen Pollentier
Directrice Gent-Eeklo 1 2 3 4 5 6 7 15 waarvan maximaal in begeleid zelfstandig wonen (enkel voor cat. 1) Doelgroep - leeftijd 14-18 Doelgroep - geslacht meisjes Doelgroep – niet begeleide buitenlandse minderjarigen Aantal minderjarigen die opgenomen worden onder art. 13, 2° van het besluit van de Vlaamse regering van 13 juli 1994 Aantal capaciteitseenheden die ingezet zullen worden in het 15 multifunctioneel centrum Naam voorziening Naam afdeling Straat en huisnummer Postcode en gemeente Telefoonnummer Fax E-mail Website Contactpersoon – naam en voornaam Contactpersoon - functie Bestuurlijk arrondissement Erkenningscategorie Huidige capaciteit
3
15
HADRON vzw Brandstraat 3 9000 Gent 09 225 01 59 09 233 69 49
[email protected] www.hadron.be Geert Ginneberge
Directeur Gent-Eeklo 1 2 3 4 5 6 7 32 waarvan maximaal in begeleid zelfstandig wonen (enkel voor cat. 1) Doelgroep - leeftijd 12-18 Doelgroep - geslacht jongens Doelgroep – niet begeleide buitenlandse minderjarigen Aantal minderjarigen die opgenomen worden onder art. 13, 2° van het besluit van de Vlaamse regering van 13 juli 1994 Aantal capaciteitseenheden die ingezet zullen worden in het 32 multifunctioneel centrum
7
32
pagina 8 van 233
Naam voorziening Naam afdeling Straat en huisnummer Postcode en gemeente Telefoonnummer Fax E-mail Website Contactpersoon – naam en voornaam Contactpersoon - functie Bestuurlijk arrondissement Erkenningscategorie Huidige capaciteit
JONGERENHUIS OOOC vzw Onderstraat 59 9000 Gent 09 233 96 16 09 233 96 17
[email protected] www.jongerenhuis.be Saskia Verelst
directrice Gent-Eeklo 1 2 3 4 5 6 7 12 waarvan maximaal in begeleid zelfstandig wonen (enkel voor cat. 1) Doelgroep - leeftijd 12-18 Doelgroep - geslacht Jongens en meisjes Doelgroep – niet begeleide buitenlandse minderjarigen Aantal minderjarigen die opgenomen worden onder art. 13, 2° van het besluit van de Vlaamse regering van 13 juli 1994 Aantal capaciteitseenheden die ingezet zullen worden in het 1 multifunctioneel centrum Naam voorziening Naam afdeling Straat en huisnummer Postcode en gemeente Telefoonnummer Fax E-mail Website Contactpersoon – naam en voornaam Contactpersoon - functie Bestuurlijk arrondissement Erkenningscategorie Huidige capaciteit
DE TOTEM vzw Berouw 138 9000 Gent 09 224 31 75 09 225 08 78
[email protected] www.vzwdetotem.be Jonathan Vercruysse
Directeur Gent-Eeklo 1 2 3 4 5 6 7 12 waarvan maximaal in begeleid zelfstandig wonen (enkel voor cat. 1) Doelgroep - leeftijd 6-18 Doelgroep - geslacht Jongens en meisjes Doelgroep – niet begeleide buitenlandse minderjarigen Aantal minderjarigen die opgenomen worden onder art. 13, 2° van het besluit van de Vlaamse regering van 13 juli 1994 Aantal capaciteitseenheden die ingezet zullen worden in het 4 multifunctioneel centrum
0
pagina 9 van 233
Naam voorziening Naam afdeling Straat en huisnummer Postcode en gemeente Telefoonnummer Fax E-mail Website Contactpersoon – naam en voornaam Contactpersoon - functie Bestuurlijk arrondissement Erkenningscategorie Huidige capaciteit
Centrum voor Ambulante Begeleiding – Thuisbegeleiding vzw Bevrijdingslaan 9 9000 Gent 09 227 92 71 09 227 07 74
[email protected] www.cabgent.be Dirk Meulyzer
Directeur Gent-Eeklo 1 2 3 4 5 6 7 32 waarvan maximaal in begeleid zelfstandig wonen (enkel voor cat. 1) Doelgroep - leeftijd Van 0 maanden tot en met 17 jaar Doelgroep - geslacht Jongens en meisjes Doelgroep – niet begeleide buitenlandse minderjarigen Aantal minderjarigen die opgenomen worden onder art. 13, 2° van het besluit van de Vlaamse regering van 13 juli 1994 Aantal capaciteitseenheden die ingezet zullen worden in het 8 multifunctioneel centrum Naam voorziening Naam afdeling Straat en huisnummer Postcode en gemeente Telefoonnummer Fax E-mail Website Contactpersoon – naam en voornaam Contactpersoon - functie Bestuurlijk arrondissement Erkenningscategorie Huidige capaciteit
0
Centrum voor Ambulante Begeleiding – Begeleid Zelfstandig Wonen vzw Bevrijdingslaan 9 9000 Gent 09 227 92 71 09 227 07 74
[email protected] www.cabgent.be Dirk Meulyzer
Directeur Gent-Eeklo 1 2 3 4 5 6 7 32 waarvan maximaal in begeleid zelfstandig wonen (enkel voor cat. 1) Doelgroep - leeftijd Van 17 tot en met 21 jaar Doelgroep - geslacht Jongens en meisjes Doelgroep – niet begeleide buitenlandse minderjarigen Aantal minderjarigen die opgenomen worden onder art. 13, 2° van het besluit van de Vlaamse regering van 13 juli 1994 Aantal capaciteitseenheden die ingezet zullen worden in het 4 multifunctioneel centrum
0
pagina 10 van 233
Naam voorziening Naam afdeling Straat en huisnummer Postcode en gemeente Telefoonnummer Fax E-mail Website Contactpersoon – naam en voornaam Contactpersoon - functie Bestuurlijk arrondissement Erkenningscategorie Huidige capaciteit
ALBEZON vzw Kiekenstraat 4b 9000 Gent 09 227 23 01 09 227 23 03
[email protected] www.albezon.be Johan Vekeman Algemeen coördinator Gent-Eeklo Projecten A/ 4 onthemingsprojecten B/ 10 crisisprojecten (waarvan 2 omgebouwd ifv crisisnetwerk) C/ Crisisnetwerk (zonder capaciteit) D/ Ervaringsprojecten (zonder capaciteit)
waarvan maximaal in begeleid zelfstandig wonen (enkel voor cat. 1) Doelgroep - leeftijd A/ 16-18-jarigen, uit gesloten voorzieningen en voorzieningen categorie 1bis B1/ 16-18-jarigen, om residentiële plaatsing te voorkomen B2/ ombouw ifv crisisnetwerk: 13-18-jarigen, aangemeld door dispatching crisisnetwerk C/ 0-18-jarigen, aangemeld door dispatching crisisnetwerk voor vraagverheldering D/ 0-18-jarigen, in begeleiding bij voorzieningen in arrondissement Oudenaarde Doelgroep - geslacht Jongens en meisjes Doelgroep – niet begeleide buitenlandse minderjarigen Aantal minderjarigen die opgenomen worden onder art. 13, 2° van het besluit van de Vlaamse 0 regering van 13 juli 1994 Aantal capaciteitseenheden die ingezet zullen worden in het A/ 2 onthemingsprojecten B1/ 4 crisisprojecten multifunctioneel centrum
pagina 11 van 233
Naam voorziening Naam afdeling Straat en huisnummer Postcode en gemeente Telefoonnummer Fax E-mail Website Contactpersoon – naam en voornaam Contactpersoon - functie Bestuurlijk arrondissement Erkenningscategorie Huidige capaciteit
DE BEKWAME BOON vzw Beekstraat 40 9031 Drongen 09 383 09 38 09 383 09 38
[email protected] www.debekwameboon.be Tom Spildooren
coördinator Gent-Eeklo projecten 3/dag waarvan maximaal in begeleid zelfstandig wonen (enkel voor cat. 1) Doelgroep - leeftijd 12-18 jaar Doelgroep - geslacht Jongens en meisjes Doelgroep – niet begeleide buitenlandse minderjarigen Aantal minderjarigen die opgenomen worden onder art. 13, 2° van het besluit van de Vlaamse regering van 13 juli 1994 Aantal capaciteitseenheden die ingezet zullen worden in het 2 multifunctioneel centrum
0
pagina 12 van 233
Voorwoord Het samenwerkingsverband GROB (afkorting van Gents Regionaal Overleg Bijzondere Jeugdbijstand) is ontstaan begin de jaren negentig. Een drietal residentiële voorzieningen startten regelmatige bijeenkomsten op om samen gemeenschappelijke problemen aan te pakken en zich beter af te stemmen op regionale noden. Nadien breidde het samenwerkingsverband uit met een aantal voorzieningen en projecten die zich wilden aansluiten bij de doelstellingen van het GROB en die bereid waren op het niveau van de Raad van Bestuur een samenwerkingsprotocol te ondertekenen. Momenteel bestaat het samenwerkingsverband GROB uit projectwerkingen, hieronder geordend naar tijdstip van aansluiting : • • • • • • •
zeven
vzw’s,
voorzieningen
en
Stappen Hadron Jongerenhuis Centrum voor Ambulante Begeleiding – Thuisbegeleiding en Begeleid Zelfstandig Wonen Albezon De Bekwame Boon De Totem
Het samenwerkingsverband heeft eerder reeds een aantal gemeenschappelijke initiatieven genomen zoals de ondersteuning van de Roppov-ouderwerking, de oprichting van De Bekwame Boon, en laatst nog het Rungproject. Deze zeven vzw’s hebben momenteel op het niveau van de Raden van Bestuur een akkoord om op korte termijn (ten laatste najaar 2007) de samenwerking structureel te verankeren door het oprichten van een koepel-vzw. De gemeenschappelijke initiatieven die vanaf nu zullen ontplooid worden, zullen gecoördineerd worden vanuit deze overkoepelende structuur. Het is binnen deze context dat wij het samenwerkingsverband inhoudelijk en structureel verder willen uitbouwen tot een multifunctioneel centrum. Sinds de publicatie van het Globaal Plan voor de Jeugdzorg, en onze deelname aan de voorbereidende werkgroep die de conceptnota MFC heeft afgeleverd, hebben wij ons ernstig bezonnen over deze nieuwe ontwikkeling binnen de Bijzondere Jeugdbijstand. Principieel zijn we daar allen voorstander van en hopen wij op een verdere ontwikkeling van de jeugdzorg in deze richting. Met de uitbouw tot een MFC krijgt het samenwerkingsverband nu een cliëntgerichte invulling. Tot op dit moment moesten wij ons voornamelijk beperken tot managementdoelstellingen en strategische initiatieven. We ervaren dit als een verrijking van onze werkingen, omdat dit rechtstreeks ten goede zal komen aan onze cliënten. In deze ontwikkelingsfase van het samenwerkingsverband kunnen wij vanzelfsprekend nog geen volledig uitgetekende blauwdruk voorleggen van hoe het multifunctioneel centrum er zal uitzien. Wij begrijpen dat het gaat om een proeftuin in een experimenteel opzet. Deze aanvraag biedt een startconcept, inbegrepen de engagementen die we hierbinnen willen nemen. Het moet ons toelaten gedurende de looptijd van de proeftuin uit te zoeken, samen met de interne en externe partners, welke constructie en uitwerking het beste antwoord is op de uitdagingen van het nieuwe MFC concept. Achteraan deze aanvraag krijgen we de ruimte om mogelijke knelpunten aan te geven. Het kan als een cliché begrepen worden als we hier vermelden dat de realisatie van een MFC zonder bijkomende middelen wel eens een hachelijke onderneming kan zijn. Maar we geloven ook dat het anders inzetten van de beschikbare middelen een deel van de sleutel kan zijn, maar wellicht ook maar een deel… Een tweede probleem dat zich ongetwijfeld zal stellen is de interne regie op cliëntniveau. Er moet heel wat geregeld worden in termen van bevoegdheden, verantwoordelijkheden en functieverschuivingen opdat de regisseur naadloos kan meeëvolueren met de cliënt in zijn traject over de verschillende autonome werkingen heen. Een sluitend protocol waarin dit alles reeds mooi geregeld is, kunnen we nu niet voorleggen. Het zal
pagina 13 van 233
gestalte krijgen gedurende de ontwikkelingsfase. Verder beseffen wij ook dat een MFC de problematiek van de wachtlijsten niet zal verhelpen. Om een naadloos traject voor de cliënt te kunnen garanderen zullen we met “buffercapaciteit” moeten werken. Waar de grenzen daar liggen zal waarschijnlijk onderwerp van stevige onderhandelingen worden. Aan de inzet van capaciteit van de onderscheiden voorzieningen / projecten is te merken dat de opbouw van het MFC in een eerste fase hoofdzakelijk zal gebeuren vanuit de beide Cano-voorzieningen Hadron en Stappen. vzw Hadron vertrouwen wij daarom de officiële aanvraag toe. Ook De Totem zal al meteen in de werking betrokken moeten worden, evenals het Jongerenhuis. Al deze voorzieningen hebben in het kader van de oproep ter uitvoering van het Globaal Plan een uitbreidingsaanvraag ingediend. Goedkeuring van deze aanvragen zal ongetwijfeld mee helpen zorgen voor het onmisbare bijkomend hulpaanbod van het MFC. Ook de projectwerkingen Albezon en De Bekwame Boon dragen hiertoe bij. Speciaal vermelden we in dit kader het Rungproject waarvoor reeds eerder subsidiëring werd aangevraagd. In haar antwoord van 23/06/06, zie brief bijlage 28, toont minister Vervotte haar genegenheid voor dit initiatief dat het nu nog moet stellen met tijdelijke provinciale middelen. We zouden het sterk op prijs stellen, mocht onze aanvraag de goedkeuring krijgen, dat eveneens het project van vzw Blij Leven in onze provincie kan gehonoreerd worden. Wij nemen ons voor dan ook met hen tot overleg en uitwisseling te komen om zo gemakkelijker gemeenschappelijke problemen het hoofd te bieden. Wij zijn sterk vragende partij om gedurende de looptijd van deze MFC proeftuin voldoende overleg te hebben met de begeleidende werkgroep. We rekenen op daadwerkelijke ondersteuning en stellen dat het welslagen van dit experiment een gemeenschappelijke verantwoordelijkheid is van het werkveld en de overheid. Het spreek voor zich dat wij onze kandidaatstelling voor MFC graag komen toelichten, zodat we ook kunnen de wegen bespreken waarlangs onze knelpunten kunnen aangepakt worden.
pagina 14 van 233
Motivatie MFC Vanuit de missies en visies van de verschillende organisaties van het GROB, zijn we er van overtuigd dat een multifunctioneel centrum beter antwoord kan bieden op zowel de noden van cliënten, verwijzers als deelnemende organisaties. We beschouwen een multifunctioneel centrum als een meerwaarde, maar zijn niet blind voor de risico’s. Wij hopen dat we in dit verband voldoende gehoor krijgen van de overheid en dat we het kunnen ervaren als een gemeenschappelijk gedragen project. •
Cliëntperspectief o o o o o o
Een structureel samenwerkingsverband garandeert meer voorspelbaarheid/doorzichtigheid voor de cliënt. Het kunnen aanbieden van hulpverleningstrajecten in plaats van enkelvoudige modules biedt extra kansen voor die jongeren die anders dreigen buiten de hulpverlening te vallen of niet langer een geschikte hulpverlening krijgen. Werken met een bandbreedte ondersteunt de uitvoering van een optimaal traject. Interne regie biedt garanties voor een éénduidige opvolging van trajecten. Mfc verlaagt de drempel voor contextueel werken en verbreedt de begeleidingsmogelijkheden. Het op elkaar afgestemde begeleidingsaanbod binnen het MFC faciliteert snellere en meer accurate interventies. Dit draagt bij tot het optimaliseren van een flexibel traject op maat en betekent een meerwaarde bij het vastlopen, blokkeren van een begeleiding.
Risico’s: o Beperking van keuzevrijheid naar hulpverlening door monopolievorming. o Een gebrekkige regie (teveel of te weinig sturing, onduidelijkheid in interne regie op client- of organisatieniveau,…) kan de hulpverlening complexer in plaats van eenvoudiger maken voor de cliënt . •
Hulpverlenersperspectief o o o o
De specifieke regie eigen aan het MFC laat toe met meer flexibiliteit in te spelen op noden, kansen, mogelijkheden. Meer mogelijkheden tot aanklampend, vraaggestuurd en contextueel werken. Ruimere expertise en versoepeling van de uitwisselingsmogelijkheden. Meer mogelijkheden tot follow-up die feedback biedt over de hulpverlener en het hulpverleningsproces .
Risico’s: o Verhoging van de werkdruk door hogere eisen aan de hulpverleners: meer flexibiliteit, nog breder werken,… o Risico tot versneld doorverwijzen. •
Organisatorisch perspectief o o o o
Uitdaging om alle belemmeringen voor een optimaal vraaggestuurd traject uit de weg te helpen. Meerdere invalshoeken worden mogelijk. De bundeling van creativiteit, kracht en middelen die vanuit de verschillende voorzieningen worden ingebracht in het MFC, creëert een toegevoegde waarde voor iedere begeleiding en in iedere voorziening (interne time-outs in mfc, nieuwe initiatieven vanuit het mfc,…). Het samenwerken van organisaties krijgt naast het management doel ook een inhoudelijk doel. Dit verhoogt de kans op een gemotiveerde samenwerking waarbij het belang van de cliënt voorop
pagina 15 van 233
o o o
staat op het individueel organisatiebelang. Iedere organisatie is continue onderworpen aan feedback van de collega’s uit het MFC. De schotten tussen de hulpverlening worden verlaagd of weggehaald. Nazorg wordt gemakkelijker te organiseren. Een MFC overstijgt de discussie tussen groot- en kleinschaligheid door het samenbrengen van de voordelen van beiden: de efficiëntie, strategie, overwicht van de grootschaligheid met inventiviteit, snelheid, transparantie van kleinschaligheid.
Risico’s: o De afstemming van de verschillende deelwerkingen, van de pedagogische lijnen tot een voor de cliënten herkenbaar, transparant, aanspreekbaar geheel is een proces dat gestart is maar zeker nog niet af. o Schaalvergroting kan een bijkomende afstand scheppen tussen de veldwerkers en het beleid, tussen de kernopdracht ‘begeleiding’ en ‘management’. o De juridische structuur van MFC moet nog uitgeklaard worden: middelen, bevoegdheden,… o Onzekerheid over het toekomstperspectief van MFC’s. o De negatieve kanten van grootschaligheid (logheid, ondoorzichtigheid, enz).
pagina 16 van 233
Omschrijf het pedagogisch profiel van het multifunctioneel centrum. 1. ORGANISATORISCHE ASPECTEN 1.1 Regionale inplanting De actieradius van de deelnemende voorzieningen situeert zich over het algemeen in het bestuurlijk arrondissement Gent- Eeklo. Dit is te zien op afbeelding 1. Specifieker worden er bij de individuele partners concretere accenten gelegd, naargelang de inhoudelijke werking en/of de decretale verplichtingen waardoor de actieradius bijvoorbeeld ruimer kan zijn dan hierboven werd aangegeven. We geven hieronder de specifieke accenten weer: •
Vzw Stappen beperkt de actieradius wat betreft CANO – begeleidingen tot 35 km rond de voorziening, dit omwille van het basisprincipe van deze werkvorm waarbij het accent gelegd wordt op intensief werken in en met de context.
•
Vzw Hadron organiseert het hulpaanbod vanuit 3 vestigingsplaatsen: Oosterzele, Zomergem en Gent. Alhoewel een sterk regionale werking nagestreefd wordt (omwille van mogelijkheden tot contacten met de context, haalbaarheid van verplaatsingen, terugkoppeling naar plaatsgebonden mogelijkheden) zien we toch een vrij gespreide actieradius. Aanmeldingen steeds afgewogen aan de mogelijkheden tot bereikbaarheid. Voor GKRB wordt een cirkel van 20 km rond de verschillende vestigingsplaatsen afgebakend.
•
Vzw Jongerenhuis werkt in de praktijk veelal met jongeren uit het bestuurlijk arrondissement GentEeklo/Aalst-Dendermonde maar heeft opnameplicht voor jongeren uit gans Vlaanderen.
•
Voor Vzw De Totem beperkt de actieradius zich tot groot Gent. De afstand school-dagcentrumthuis moet haalbaar zijn.
•
Het gebouw van het Centrum voor Ambulante begeleiding - een oud herenhuis dat ook vroeger als winkel heeft dienst gedaan - is gevestigd in een drukke straat in de negentiende eeuwse gordel van de stad, op twee kilometer van het stadscentrum. De bereikbaarheid, al of niet met het openbaar vervoer, vormt voor cliënten geen probleem. De vestigingsplaats ligt in het midden van het arrondissement Gent-Eeklo, dat ons operationeel terrein vormt. De begeleiders verplaatsen zich voor hun hulpverlening naar de leefwereld van de cliënten (jongeren / gezinnen). Bijna alle begeleidingscontacten vinden daar plaats. Nogal wat contacten vinden buiten de kantooruren plaats. Vanuit de idee van zorg op maat willen we ons zo flexibel mogelijk opstellen (binnen de grenzen van het ambulant werken). Anderzijds willen we ons niet profileren als onbeperkt bereikbaar: we werken vooral tijdens de week, en richten ons hoofdzakelijk op regelmatige contacten (minimaal 1 contact in de week) over langere periodes en niet op crisisinterventie. Omgekeerd vinden wij het ook belangrijk om zelf bereikbaar te zijn voor de jongeren / gezinnen, zodat ook zij initiatief kunnen nemen indien nodig. Er wordt onthaal en telefonische permanentie voorzien op weekdagen. Buiten de permanentie-uren worden telefonische boodschappen opgenomen via het antwoordapparaat, en is het CAB ook via een fax- en een internetverbinding bereikbaar. Overnames bij verlof en ziekte van de begeleider worden voorzien. Alle begeleiders beschikken over een GSM-toestel. I.f.v. gebruikersgerichtheid hecht het C.A.B. veel belang aan een goed onthaal van cliënten en andere betrokkenen. Tijdens de openingsuren (permanentie-uren) geldt een open-deur-systeem :
pagina 17 van 233
cliënten kunnen binnenkomen zonder aanbellen en zij worden ontvangen in de permanentieruimte die speciaal voor de onthaalfunctie is ingericht. Volgende openingstijden zijn voorzien : van maandag tot donderdag telkens van 10.00 - 12.00 en van 13.30 - 17.30 uur. Op vrijdag tot 15.30 uur (in totaal 28 uren per week). Wij hebben ervoor geopteerd een vaste onthaalmedewerker of vaste aan te stellen. Deze is steeds aanwezig in de permanentieruimte tijdens de openingsuren en vormt het vaste aanspreekpunt voor wie het C.A.B. van buitenaf wil bereiken. De functiebeschrijving van de onthaalmedewerker is in het kwaliteitshandboek opgenomen. Bij afwezigheid wordt voor onmiddellijke vervanging gezorgd. •
Vzw Albezon heeft haar secretariaat en werkruimte in Gent, maar beschikt eveneens over een huis/studio in Schorisse (regio Oudenaarde) en een boerderij in Prévenchères (Cévennes, Frankrijk). Deze VZW bedient voor wat de onthemingsprojecten betreft alle Vlaamse provincies, voor de crisisprojecten (residentieel) de gerechtelijke arrondissementen Gent, Oudenaarde, Dendermonde, Brugge, Kortrijk; de crisisprojecten (ambulant/mobiel) de gerechtelijke arrondissementen Gent en Oudenaarde. Daarnaast wordt de regio Gent-Eeklo-Deinze bediend voor wat het crisisnetwerk jeugdhulp betreft, het gerechtelijk arrondissement Oudenaarde voor time-out voorzieningen, Oost-Vlaanderen (uitgenomen het Waasland) voor time-out scholen.
•
Vzw De Bekwame Boon werkt volgens de projectovereenkomst vooral samen met voorzieningen uit het arrondissement Gent-Eeklo, maar eveneens met Vzw Hof Ter Welle, gelegen te BeverenWaas. Het project is vanuit Gent en omstreken vlot bereikbaar met het openbaar vervoer. Doorverwezen jongeren kunnen dus gemakkelijk zelfstandig het project bereiken.
•
Het Rungproject is ondergebracht in een groot herenhuis in de Gentse regio. Rung richt zich voor de dienstverlening naar het gerechtelijk arrondissement Gent-Eeklo.
pagina 18 van 233
Afbeelding 1
REGIONALE INPLANTING GROB-VOORZIENINGEN OOST-VLAANDEREN
1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11.
Vzw Hadron, afdeling De Kerhoek Vzw Albezon Vzw Centrum voor Ambulante Begeleiding Vzw De Totem Vzw Hadron Vzw Jongerenhuis Vzw Stappen Vzw De Bekwame Boon Vzw Hadron, afdeling De Betsberg Projecthuis Albezon Rungproject
pagina 19 van 233
1.2
Beschrijving van de deelnemende voorzieningen
De deelnemende voorzieningen (vzw’s) worden in onderstaande volgorde beschreven: 1.2.1.1 1.2.1.2 1.2.1.3 1.2.1.4 1.2.1.5 1.2.1.6 1.2.1.7
Stappen Hadron Jongerenhuis De Totem Centrum voor Ambulante Begeleiding – Thuisbegeleiding & Begeleid Zelfstandig Wonen Albezon De Bekwame Boon
Per voorziening worden kort de volgende punten verduidelijkt: • • • • • 1.2.1
Missie Doelgroep Doelstelling Werkingsprincipes Accommodatie
Algemene beschrijving
1.2.1.1 Stappen vzw VZW Stappen is een pluralistisch begeleidingstehuis met opnameplicht ( categorie 1bis) in de Bijzondere Jeugdzorg. We bieden opvang, opvoeding en intensieve begeleiding aan 15 meisjes tussen 14 en 18 jaar (verlengbaar tot 21 jaar). De meisjes worden, omwille van een gebroken leefsituatie en/of gepleegde misdrijven aan onze voorziening toegewezen. Dit gebeurt via tussenkomst van de Jeugdrechtbank of het Comité voor Bijzondere Jeugdzorg. De meisjes worden ondersteund bij het uitbouwen van een eigen plaats in hun directe en maatschappelijke omgeving. •
Missie
Vanuit democratische organisatieprinicpes en een pluralistische mensvisie, jongeren in een gebroken leefsituatie, op een individuele, integrale, intensieve, creatieve, op continuïteit gerichte, stimulerend/ondersteunende, vraaggerichte manier waarbij duidelijkheid, openheid, inspraak, participatie en mede-verantwoordelijkheid van alle relevante betrokkenen voorop wordt gesteld, opvang, opvoeding en begeleiding aanbieden bij het procesmatig uitbouwen/onderhouden van een eigen plaats waarbij de jongere zich goed kan voelen, in verbondenheid met zijn eigen directe en maatschappelijke omgeving. •
Doelgroep
Meisjes, tussen 14 en 18 jaar oud (Het begeleidingscontract is eventueel op vrijwillige basis verlengbaar tot de leeftijd van 21 jaar) die, omwille van een problematische opvoedingssituatie of een als misdrijf omschreven feit door de Jeugdrechtbank of het Comité voor Bijzondere Jeugdzorg bij onze dienst aangemeld worden.
pagina 20 van 233
Wij nemen geen meisjes op die op het moment van de aanvraag nood hebben aan constante residentiele therapeutische behandeling (betreffende verslavingsproblemen, psychiatrische problemen,...) Als categorie 1 Bis voorziening richten wij ons vooral op die meisjes die vastzitten in een negatieve spiraal van breuken met eigen steunfiguren. Zij zijn verstrengeld geraakt in een kluwen van verbittering, wantrouwen tav de omgeving, ongeloof in zichzelf en hun toekomst, … Deze meisjes vinden vaak geen aansluiting meer in het regulier opleidings- en tewerkstellingscircuit. Zij hebben vaak reeds een lange hulpverleningsgeschiedenis achter de rug met steeds ingrijpendere maatregelen tot gevolg (opnames in de Gesloten Gemeenschapsvoorziening nav normoverschrijdend gedrag, opnames in diensten voor Jongerenpsychiatrie,...). Deze cliënten verwoorden zelden duidelijke hulpvragen, hebben hun vertrouwen in de hulpverlening verloren, lijken nog weinig gemotiveerd…. •
Doelstellingen
De meisjes worden ondersteund bij het uitbouwen van een eigen plaats in hun directe en maatschappelijke omgeving. o o o o o
We ondersteunen cliënten in het herstellen/uitbouwen van relaties met eigen steunfiguren. We doen hierbij intensief appel op deze steunfiguren. We optimaliseren de zelfverantwoordelijkheid van de meisjes en hun steunfiguren We voorzien begeleiding en ondersteuning bij hoe de meisjes zichzelf en hun omgeving beleven en hoe zij daar zelf actief en bewust mee om kunnen gaan We ondersteunen/ontwikkelen een dagbesteding : school, werk, vrije tijd We coachen de samenwerking en afstemming tussen de verschillende betrokken partijen en diensten
We bieden verschillende woonformules aan : o Basisgroep o Tussengroep o Kamertraining o Polyvalente studio’s o Begeleid Zelfstandig Wonen o Gestructureerde Kortdurende Residentiële Begeleidingen o Begeleiding in het eigen netwerk o Op basis van de mogelijkheden en de vragen van de meisjes en hun eigen steunfiguren, wordt telkens een individueel begeleidingstraject samengesteld. o Vzw Stappen werkt volgens het CANO concept (zie tekst in bijlage). •
Werkingsprincipes o o o o o o o o o o o o
Individueel begeleidingstraject voor elke cliënt: continu afstemmen van vraag en aanbod Creatief, flexibel, vernieuwend inzetten van een diversiteit aan methodieken Integrale begeleiding op verschillende facetten: Intensief werken met en in de eigen leefomgeving Werken rond zelfverantwoordelijkheid en zelfstandigheid Individuele psycho-sociale begeleiding en gedragsondersteuning Tijdsbesteding Maatschappelijke opdracht Structurele en flexibele samenwerkingsverbanden in functie van naadloze trajecten Continue bereikbaarheid Aanklampend begeleidingsengagement Intensief werken met en in de eigen leefomgeving en flexibele inzet van de residentie
pagina 21 van 233
•
Accommodatie
Vzw Stappen is sedert december 1995 ondergebracht in een geklasseerde boerderij in de stadsrand van Gent. Fasegewijs werden alle gebouwen onder handen genomen en dusdanig verbouwd dat er een uitgebreid en gediversifieerd aanbod is. De vertaling van hulpvragen in een huisvestingsaanbod hebben wij bewust meegenomen in de realisatie van de infrastructuur. Zo heeft onze infrastructuur (een geklasseerde boerderij) geenszins het strakke uitzicht van een instelling. Individuele noden krijgen maximale vertaling in een individueel aanbod vb een kleine huiselijke, gezellige leefgroep voor 3-4 personen, een tussengroep waar een gemeenschappelijk proces kan doorlopen worden, structuurstudio’s die privacy geven maar toezicht mogelijk maken, oefenstudio’s op het terrein, oefenstudio’s buiten het terrein (met akkoord van de verwijzende instantie of opvoedingsverantwoordelijke), BZW formule,… Dit aanbod kan individueel vertaald en aangepast worden of waar dit niet voldoet aan de noden wordt verder gezocht naar andere woonformules. Wij merken dat dit resultaten oplevert en willen dit bewust verder uitbouwen in ons pedagogisch concept. Het uitbreiden en nog meer flexibel maken van de infrastructuur is in ontwikkeling. Zo is er meer nood aan studio’s dan aan individuele kamers. We willen de kwaliteit van woon- en leefruimte verhogen. Hiertoe zullen verbouwingswerken worden uitgevoerd. o Herstructurering van de bestaande gebouwen: om tot een meer efficiënt gebruik te komen van de bestaande ruimten zullen de bestaande gebouwen pragmatischer ingedeeld worden. Zo zullen de diverse woonfuncties als begeleiding, wonen, logistiek en administratieve opdrachten duidelijker gescheiden worden. o Verruiming: er komt een nieuwbouw met meer studio’s (aantal en diversiteit). o Verbouwing van de bestaande leef- en woonruimte : verkleinen van een aantal ruimten (woonkamer en zitruimte), vergroten van de gewone slaapkamers (zowel studio als kamerbewoning mogelijk). •
Bijkomende erkenningen o
GKRB project voor 2 capaciteitseenheden Met het project Gestructureerde Kortdurende Residentiële Begeleiding wil de overheid de uitstroom uit de gesloten gemeenschapsvoorzieningen verhogen. Criteria om voor dergelijke begeleiding in aanmerking te komen zijn : - Het moet gaan om jongeren die op het moment van de aanvraag in de GIBJ De Zande verblijven OF in de GIBJ niet kunnen worden opgenomen omwille van plaatsgebrek - Er moeten voldoende krachten in de eigen context aanwezig zijn, zodat, na een korte maar intensieve begeleidingsperiode, de zorg voor de jongere (opnieuw) aan dat eigen netwerk kan overgedragen worden. - De begeleiding moet zich situeren in de regio binnen een straal van Vzw Stappen heeft een GKRB erkenning voor 2 meisjes tussen 14 en 17.5 jaar. Onze deelname aan het GKRB project verbindt ons ertoe om jaarlijks nog drie begeleidingen vanuit De Zande op te starten naast de jongeren die voor het GKRB project geselecteerd zijn.
o
Binnen het GROB: - Rungproject: neutrale, veilige en laagdrempelige hulp aan jongeren die weglopen overwegen en aan weglopende jongeren en hun context (middelen van het Provinciebestuur OostVlaanderen).
pagina 22 van 233
1.2.1.2 Hadron vzw Vzw Hadron biedt (mét opnameplicht) opvang en begeleiding aan 32 jongens tussen 12 en 18 jaar (evt. verlengbaar tot 21 jaar). Verwijzingen gebeuren zowel vanuit het Comité voor Bijzondere Jeugdzorg als vanuit de Jeugdrechtbank. De begeleiding wordt opgebouwd vanuit het CANO-concept. •
Missie
Met ons allen, creatieve en geëngageerde krachtbron zijn, voor jongeren en hun context, bij hun zoeken naar perspectief en betekenis, in een wervelende samenleving. •
Doelgroep
Bij de aanmeldingsproblematiek gaat het in eerste instantie vaak over ‘ernstig probleemgedrag’ van de jongere, of over delinquentie. Achterliggend treffen we steevast familiale of sociale moeilijkheden. En bijna altijd betreft het een combinatie van een aantal factoren. Meestal zijn het complexe situaties, vastgelopen na langdurige periodes van conflict en spanning. We weerhouden als specifieke doelgroep jongens tussen 14 en 18 jaar, vaak met een instellingsverleden, weinig éénvormig aan te duiden, zowel schoollopend, werkzoekend, als werkend. •
Doelstellingen en werkinstrumenten
Deze doelstellingen zijn te kaderen binnen de algemene doelstellingen van de organisatie, zoals beschreven in de opdrachtverklaring en de visietekst. Zij zijn, voor een gemakkelijk begrip en onderscheid, gerubriceerd per werkvorm: 1. Leefgroep 2. kamertraining 3. BZW 4. GKRB 5. Projectwerking 1. Leefgroep •
Doelstellingen: o o o o o o o o
•
Aanbieden van een rustgevend alternatief voor de jongere en zijn context. Voorzien in de materiële basisbehoeften voor het individu en de groep. Aanbieden van een gestructureerde leefomgeving via houvast, voorspelbaarheid, veiligheid en duidelijkheid. Herstellen of installeren van een gezond leefritme. Voorbereiden op een terugkeer naar de eigen context, versterken van het netwerk. Voorbereiden op een naderende zelfstandigheid. Perspectief ontwikkelen en verhoogd inzicht in het eigen functioneren bewerken. Persoonlijke ontwikkeling en groei op eigen tempo en leeftijdsaangepast laten verder zetten en bevorderen.
Methodieken:
De begeleiding werkt als een continuüm waarbij er een constante wisselwerking en afwisseling is tussen de begeleiding in groepsverband, individueel verband, gezins- en contextverband. De individueel begeleider, hoofdbegeleider en bijzondere functie zijn hierbij de verbindende personen.
pagina 23 van 233
De opvoedende relatie wordt gerealiseerd door een maximale aanwezigheid van een gemengd team van/met stabiele groepsbegeleid(st)ers als mogelijke identificatiefiguren, zonder zich daarbij evenwel af te zetten tegen de context of die in diskrediet te brengen. Houvast en duidelijkheid worden gerealiseerd via een duidelijk en voorspelbaar geheel van afspraken en leefregels. Consequenties van regelvolgend en -overtredend gedrag worden geschetst en bewaakt met aandacht voor mildheid en positieve feedback. Bewoners helpen mee aan de dagelijkse huishoudelijke taken, waarbij een appél wordt gedaan op medeverantwoordelijkheid en een groeiende motivatie tot zelfstandigheid. Al is er sprake van een doorgedreven individuele aanpak, tocht wordt de dynamiek van de groep niet uit het oog verloren. Via bewonersvergaderingen of werkgroepjes wordt aan beïnvloeding of bijsturing gedaan. Bewoners krijgen een ruime bewegingsvrijheid qua vrije tijd of bezoekmogelijkheden. Contextactoren zijn steeds welkom. Contacten met de context worden actief gestimuleerd via telefoon of bezoek. Samen met de bewoner op zoek gaan naar een betekenis van en mogelijk antwoord op moeilijkheden die zich aandienen. Actief uitnodigen om samen te denken rond het handelingsplan; de jongere krijgt een uitgebreide terugkoppeling over zijn en andermans functioneren. Zelfstandigheid en sociale vaardigheid worden geoefend doorheen het dagelijkse gebeuren. Wanneer een normale dagbesteding afwezig is, wordt zoveel als mogelijk in vervanging voorzien via externe organisaties of projectwerking in een ruim samenwerkingsverband. De jongere beheert binnen de afspraken zelfstandig de voorziene persoonlijke rekeningen en heeft een eigen kamer die hij zelf onderhoudt. 2. Kamertraining •
Doelstellingen o Ontwikkelen en realiseren van woonvaardigheden ter voorbereiding op zelfstandig wonen. o Verhogen van de zelfredzaamheid op psychosociaal vlak. o Bewust worden van- en opnemen van meer verantwoordelijkheid binnen een nog relatief veilig kader en leren omgaan met de gevolgen daarvan; vorm geven aan de behoefte aan autonomie van de jongere. o Ontwikkelen en beginnend realiseren van haalbare toekomstperspectieven. o Stimuleren van de gerichtheid naar buiten, verruimen van de context, ondersteunen en zo mogelijk activeren van de bestaande context. o Ontwikkelen van zelfzorg en zelfactualisatie. o Afbouwen van de nabijheid van de begeleiding, groeiend leren omgaan met de gewone eisen van het gewone maatschappelijk leven.
•
Methodieken:
Hulpverlenende gesprekken met de jongere op relationeel en psychosociaal vlak: confrontatie, incidentbespreking, problem-solving, kaderen en verruimen van problematiek, geven van feedback… Samen bespreken van kortetermijndoelstellingen, regelmatig evaluaties en bijsturing van de doelstellingen van het handelingsplan. Hulpverlenende, ondersteunende, bemiddelende gesprekken met ouders en ruimere context, betrokkenheid naar de jongere toe stimuleren door hun inzet te zien en te duiden. Intensieve en actieve zoektocht samen met de jongere naar sociale steunpunten buiten de residentie.
pagina 24 van 233
Stimuleren van deelname aan het maatschappelijk leven; mee zoeken en ondersteunen van een zinvolle dagbesteding, vrije tijd organiseren buiten de residentie, beperken van de begeleidingsmomenten en contacten met jongeren in de leefgroep. Trainen van woonvaardigheden door samen dingen te doen, experimenteerruimte te bieden en te zorgen voor regelmatige terugkoppeling en advies. Leren budgetteren door de jongere te leren omgaan met een eigen (beperkt) budget voor voeding, ontspanning, kleding en hygiëne; succeservaringen en faalkansen inbouwen. Bewaken en stimuleren van een gezond leefritme. Trainen van sociale vaardigheden door het bespreken van de relatie jongere-begeleiding, door de jongere voor te bereiden op gesprekken en contacten en hem stimuleren om hierin zelf initiatieven te nemen . Aanbieden van een permanent vangnet door permanente aanwezigheid van begeleiding, waarop de jongere kan terugvallen. De jongere informeren over rechten en plichten, diensten waar hij terecht kan na de kamertraining, diensten waar hij terecht kan met specifieke problemen. Stimuleren van de zoektocht naar betekenis en het verder vorm laten krijgen van perspectief. 3. Begeleid Zelfstandig Wonen •
Doelstellingen
De jongere ontwikkelt vaardigheden zodat hij zich kan handhaven in de samenleving en zelfstandig kan wonen. Hij draagt zorgt voor zijn woning en brengt het wonen op zich niet in het gedrang. Hij slaagt er in om zijn dagdagelijkse leven op een zinvolle manier te structureren. Hij draagt zorg voor zijn gezondheid. Hij houdt zijn administratie nauwgezet bij en is op de hoogte van elementaire verplichtingen. Hij vindt een evenwichtige balans tussen inkomsten en uitgaven, voorziet uitgaven op langere termijn en vermijdt schulden. De jongere functioneert binnen een sociaal netwerk dat hem erkenning biedt. Hij is zich bewust van zijn eigen invloed en kan gepast reageren in sociale situaties. Hij gaat op een loyale manier om met significante personen en vindt bij hen ondersteuning. Hij slaagt er in om intieme relaties uit te bouwen. Hij vindt sociale acceptatie voor de dingen waarmee hij bezig is. De jongere vindt voor zichzelf psychisch evenwicht. Hij aanvaardt zichzelf als persoon, hij slaagt er in om eventuele traumatische ervaringen te bespreken en te verwerken. Hij ontwikkelt haalbare perspectieven die zin en richting geven aan zijn leven. •
Methodieken: o o o o o
Actieve ondersteuning bij het zoeken van woonst. Hulpverlenende gesprekken met de jongere: incidentbespreking, problem-solving, confrontatie, kaderen en verruimen van de problematiek, geven van feedback… Ouders en de context actief betrekken bij de begeleiding; eventueel bemiddelen; hen zien als blijvende steunfiguren, ook als de begeleiding wegvalt. Budgetbegeleiding door de jongere progressief meer autonomie te geven. Eventueel schuldbemiddeling. De jongere op weg zetten op zoek naar een zinvolle dag- en vrijetijdsbesteding en hem stimuleren om daarbij zelf initiatieven te nemen. Mee uitdenken van haalbare perspectieven.
pagina 25 van 233
o o o o o o o
De jongere betrekken bij het in orde brengen en houden van zijn administratie. Vraaggestuurd inoefenen van woonvaardigheden en praktische zelfredzaamheid. Actief ondersteunen van integratie van woonvaardigheden en - waar nodig - deze ook verder trainen. Vraaggestuurd trainen van sociale vaardigheden door middel van modelling, rollenspel, als voorbereiding op nieuwe situaties, reflecteren over interacties met anderen, leren zien van eigen inzet en de inzet van anderen. Samen met de jongere contacten leggen met mensen en diensten waar hij ook na de begeleiding terechtkan. Informatie geven over diverse diensten. Aanbieden en doornemen van informatiepakketjes op maat van de jongere. Gericht en geleidelijk afbouwen van de begeleiding.
4. Gestructureerde Kortdurende Residentiële Begeleiding •
Doelstellingen o o o o o
•
Reïntegratie van de jongere in zijn context binnen een periode van zes maanden. Actieve netwerkontwikkeling en -ondersteuning, herstel van de gebroken samenhang tussen de jongere en zijn leefomgeving. Betrokkenheid van alle relevante actoren op gang brengen, ondersteunen, bestendigen en waar nodig verhogen. Samen (her)ontwikkelen van een haalbare structuur in de leefomgeving. De draagkracht van de jongere en de leefomgeving verhogen, de aanwezige competenties vergroten en het netwerk verstevigen.
Methodieken: o o o o o o o o o o
Ingaan op het in elkaar gevlochten en zich voortdurend anders vervlechtend geheel van verschillende trajecten: een contextueel- en gezinstraject, een maatschappelijk -, een vormingsen een vrijetijdstraject. Hulpverlenende gesprekken met de jongere, met de ouders, met de andere contextactoren in zeer ruime betekenis; alleen of samen in variabele samenstellingen. Individuele denk- en schrijfopdrachten, doe-opdrachten voor alle actoren. Overleg organiseren en stimuleren op alle vlakken: van microvlak (jongere en ouders) over mesovlak (met de andere hulpverleners) tot macrovlak (met administratie en ministerie); tolken van betekenissen voor de diverse actoren. Intensief en dialogisch opgemaakt begeleidingsprogramma, met verschillende contactmomenten per week en open contactlijnen met alle actoren. Tijdgebonden en taakgericht werk met bevattelijke deeldoelen; Samenwerken met "bevoorrechte partners" en eigen projecten. Bewaken van basisafspraken en samenwerkingscontract. Kort startverblijf in een van beide residenties van vzw Hadron; soepele mogelijkheid om tijdens de begeleidingsperiode terug te vallen op residentiële mogelijkheden. Time-out-mogelijkheden in de eigen residentie en –strikt afgelijnd in tijd- in de Gemeenschapsinstelling.
5. Projectwerking Het gebeurt dat we te maken krijgen met jongeren die emotioneel geblokkeerd zijn, die stuurloos zijn, die elk invloedsbesef, alle vertrouwen en alle perspectief verloren zijn. Jongeren die alleen nog leven in het hier en nu, en alleen nog uit zijn op sensaties en kortstondig plezier. Dan komt het erop aan om op een creatieve manier de vastgelopen situatie te proberen deblokkeren. In dergelijke situaties opteren we vaak voor een project.
pagina 26 van 233
Het is een aanpak die niet meteen klassiek is, en die erg gediversifieerd kan zijn. Zoekende naar een nieuwe impuls opteren we dan voor een specifieke, gerichte, vaak meerdaagse activiteit buiten de voorziening. Het gaan dan om een activiteit die confronterend of blikverruimend kan werken. We zien dergelijke projecten soms als rustpunt of herbronning. Niet als sanctie, maar om de communicatie te herstellen, om de samenwerking terug op gang te krijgen. Of anderzijds als een extra injectie, bedoeld om een stroomversnelling teweeg te brengen. Ook voor de voorziening brengt zo’n project de soms broodnodige ademruimte. Bijna steeds leidt een dergelijke verrijking van ons methodisch gamma tot een verhoging van onze draagkracht. Telkens is er is een duidelijke scheiding met het instellingsgebeuren. De projectbegeleider komt de jongere hoogstens ophalen of terugbrengen in de voorziening, voert er wel eens een voorbereidend of een evaluatiegesprek, maar is zelden intra-muros te zien. Zijn uitgesproken werkterrein is – en soms is dit letterlijk te nemen – “ergens ten velde”. Bedoeling is vaak een ontmoeting te realiseren met een niet (ver)oordelende “buitenstaander”, een steunfiguur die als blik-opener kan fungeren, die dingen kan proberen herformuleren of dedramatiseren. De jongere kan even afstand nemen van de dagelijkse situatie, en kan daardoor de dingen anders bekijken. In sommige gevallen kan dit vanuit een situatie waar hij niet meteen moet voldoen aan een serie verwachtingen die vanuit de buitenwereld op hem afkomen. In andere gevallen is precies het anders leren omgaan met dergelijke verwachtingen de bedoeling (werkproject). Hoe dan ook wordt de jongere telkens aangesproken op een brok (gedeelde) verantwoordelijkheid, en krijgt hij de kans om succeservaringen op te doen. Bovendien kan hij ervaren dat hijzelf invloed kan uitoefenen op zijn eigen situatie. •
Werkingsprincipes : o o o o o o
•
Een hulpverleningsmodel dat in beginsel systeemtheoretisch en contextueel geïnspireerd is – emancipatorisch en participatief. De jongere en zijn context worden als actieve participanten beschouwd in het hulpverleningsproces. Streven naar normalisatie Creatief nieuwe begeleidingsmogelijkheden zoeken vanuit een hoge draagkracht. Openheid en gerichtheid op de buitenwereld. Differentiëring en individualisering. Accomodatie
Vzw Hadron is gesitueerd op de drie vestigingsplaatsen (cfr; maatregelen om bereikbaar- en beschikbaar te zijn voor de doelgroep). In de hoofdzetel in het hart van Gent (Brandstraat 3) zijn burelen en een vergaderzaal ondergebracht. De directie en het secretariaat, de BZW-begeleiding, de zorgverantwoordelijke en de GKRB-begeleiding, vinden er elk hun vaste werkstek, verspreid over twee verdiepingen. De vergaderzaal, eveneens gerenoveerd en toegerust voor samenkomsten tot 30 personen, staat zowel voor interne - als voor externe overlegmomenten ten dienste. De vestiging in Oosterzele bestaat uit een hoofdgebouw in T-vorm , en een afzonderlijk paviljoen. De gebouwen zijn ingeplant in een rustige omgeving met veel groen in de onmiddellijke nabijheid en op de campus zelf. Alle ruimtes zijn gelijkvloers. Het gebouw is van zeer recente datum. In het hoofdgebouw bevinden zich een ruime centrale hall, drie burelen, een kleine vergader- en ontvangstzaal, een keuken met berging, een wasplaats, een zeer ruime living met diverse ontspanningsmogelijkheden en een volledige afgescheiden stookplaats. In twee aparte vleugels bevinden zich de individuele kamers, en voorraadkamer en het sanitair. Alle ruimtes zijn verbonden door brede
pagina 27 van 233
gangen. Een deeltje van het hoofdgebouw is afgescheiden voor kamertraining (studiobewoning). In het los van het hoofdgebouw ingeplante paviljoen is eveneens ruimte voor twee jongeren in kamertraining. De vestiging beschikt over een gewaarborgde controleroutine op alle veiligheidsaspecten (alarm, elektriciteit, blusmiddelen, brandveiligheid) en actualiseert de nodige attesten ter zake stipt binnen de voorgeschreven termijnen. Buitenmuurs zijn er voorzieningen voor sportbeoefening (basketbal, mini-voetbal…), een fietsenstalling, een ruime tuin en een oppervlakte bos, en een aparte ruimte voor kleine neerhofdieren. De vestiging in Zomergem is ingeplant in een bijzonder rustige groene omgeving. Ze bestaat uit een hoofdgebouw en een aparte garage. Op het gelijkvloers van het hoofdgebouw bevinden zich een traphall, twee burelen en een ontvangst- en vergaderruimte, een keuken met berging, een ruime living, sanitair en een aparte inkom. Afgescheiden hiervan vinden ook nog twee afzonderlijke studio’s voor individuele kamertraining (telkens met leefruimte, keuken en sanitair) en een studio voor gezamenlijke kamertraining (2 jongens) een plaats. Op de verdieping vinden de voorraadkamer, twee burelen, een wasplaats, het sanitair, de douches en de individuele kamers een plaats. De vestiging beschikt eveneens over een stipte controleroutine op alle veiligheidsaspecten en actualiseert nauwgezet alle attesten terzake binnen de voorgeschreven termijnen. Buitenmuurs zijn er goed uitgeruste voorzieningen voor sportbeoefening (basketbal, volleybal, minivoetbal), een tuin, een parkje voor kleine neerhofdieren, een fietsenstalling en een parkeerstrook voor de medewerkers en bezoekers.
1.2.1.3 Jongerenhuis OOOC vzw •
Missie
Vzw Jongerenhuis is een onthaal, oriëntatie en observatiecentrum. Het centrum wil jongens en meisje tussen 12 en 18 jaar die zich in een problematische opvoedingssituatie of ene psychosociale noodsituatie bevinden opvangen, begeleiden en oriënteren. De korte begeleidingsperiode wordt gezien als een scharnierpunt in het veranderingsproces en heeft tot doel dmv het begeleidingsproces de noodzaak en de mogelijkheden voor de door de betrokkenen gewenste verandering te inventariseren en te initialiseren. •
Doelgroep
In OOOC Jongerenhuis kunnen jongens en meisjes opgenomen worden en/of op ambulante wijze begeleid die zich in een psychosociale noodsituatie bevinden. Deze veelal kwetsbare jongeren worden verwezen door de Jeugdrechtbank, het comité voor Bijzondere Jeugdzorg of het Parket. Vaak gaat het om jongeren met problemen op diverse gebieden en hun omgeving die behoefte hebben aan crisisopvang en begeleiding en/of ene oriënterend advies. De begeleiding focust zich zowel op jongere als op de ruime omgeving. •
Doelstellingen o o o o o o
De crisissituatie werd gereduceerd. De vraag werd verhelderd. Er werd een diagnose gesteld op een multidisciplinaire en contextgerichte wijze. Er werd op basis van het diagnostisch proces het aangewezen hulpaanbod vastgesteld en getoetst aan de noodzaak, wenselijkheid en haalbaarheid. Er werd actief deelgenomen aan de toewijzing van aangewezen hulp, in samenspraak met de verwijzende instantie. Er werd schriftelijk gerapporteerd.
pagina 28 van 233
•
Werkingsprincipes o o o o o
•
Ambulante, semi-residentiële en residentiële werkvorm is mogelijk ofwel een soepele combinatie. Leefgroepswerk, individueel oriëntatiewerk, dagbesteding, systemisch oriëntatiewerk. Uitgangspunt bij advisering is subsidiariteit. Daar waar mogelijk wordt een terugkeer naar de eigen context beoogd. Aanklampend.
Accomodatie
Vzw Jongerenhuis betrekt een huis in de rij, gelegen in het hartje van Gent. Dit biedt het grote voordeel dat scholen, initiatieven rond werk en vrije tijd en andere faciliteiten zich in de onmiddellijke omgeving van het centrum bevinden, waardoor het dagelijks leven van de opgenomen jongeren erg vlot kan gecontinueerd worden. Zowel jongens als meisjes worden opgevangen in een anoniem rijhuis. Jongens en meisjes slapen echter op met een sensor beveiligde onderscheiden verdieping. Verder zijn de nodige infrastructurele ruimtes voorzien. In de toekomst gaat VZW Jongerenhuis opzoek naar een nieuwe en/of bijkomende accommodatie om minimaal administratieve en pedagogische functie beter te kunnen onderscheiden
1.2.1.4 De Totem vzw •
Missie
Het dagcentrum is werkzaam in de bijzondere jeugdbijstand, en wil geëngageerde, professionele, ambulante en mobiele hulpverlening bieden en helpen garanderen aan kwetsbare kinderen, jongeren en hun gezin. Uitgangspunt is dat een kind thuis hoort in zijn gezin en dat ouders het best geplaatst zijn voor de opvoeding. Van hieruit vertrekkend trachten we dus het welzijn van alle gezinsleden te bevorderen. Het eigene aan een dagcentrum is dat de jongeren er na schooltijd komen (ook in de vakantie) en ‘s avonds en in het weekend terug naar hun eigen thuismilieu gaan. •
Doelgroep
We richten ons naar de kwetsbare gezinnen in een problematische opvoedingssituatie, die naar de BBJ zijn doorgestapt of er via anderen terecht gekomen zijn. De aanwezigheid van één kind onder de 18j maakt het mogelijk om een dagcentrumbegeleiding aan te bieden. Onze doelgroep ervaart in hoofdzaak een pedagogische onmacht wanneer er (gedrags-) problemen zijn met een kind. Deze gezinnen worden echter vaak in heel diverse aspecten van hun functioneren bedreigd zoals het voeren van het huishouden(het verwerven van inkomsten, zorgen voor de woning, …) , het verwerven en handhaven van de maatschappelijke positie (contacten met familie, buurt, kennissen, diensten, hulpverleners,scholen, …), partnerrelatie en het individuele welzijn van de gezinsleden. Onze doelgroep ervaart meestal meerdere van deze gezinstaken als problematisch. Dit gaat vaak zover dat de totale gezinssituatie als problematisch wordt beleefd. •
Doelstellingen o o
Opnemen van opvoedingsverantwoordelijkheden en bevorderen van ontwikkelingskansen van kinderen. Verbeteren van relationele, communicatieve vaardigheden tussen gezinsleden onderling.
pagina 29 van 233
o o •
Verbeteren van relaties met de buitenwereld en verhogen van de maatschappelijke integratie van alle gezinsleden. Wegwerken of verminderen van praktische of materiële belemmeringen.
Werkingsprincipes
Voor de ouders: o Gezinsbegeleiding: deze vindt plaats thuis (mobiel)of indien gewenst op het dagcentrum. o Ouderwerking: deze vindt plaats op het dagcentrum. Voor de kinderen/jongeren vindt de begeleiding steeds plaats in het dagcentrum (ambulant) en dit via: o Individuele begeleiding o Groepsbegeleiding o Schoolbegeleiding Tenslotte vinden er jaarlijks twee vakantiekampen plaats.
1.2.1.5 Centrum voor Ambulante Begeleiding (CAB) Het Centrum voor Ambulante Begeleiding beschikt over twee grote werkvormen: thuisbegeleiding en begeleid zelfstandig wonen. Beide worden hieronder verder toegelicht. voorstelling THUISBEGELEIDING •
Missie
De voorziening Centrum voor Ambulante Begeleiding, Thuisbegeleiding, is werkzaam in de Bijzondere Jeugdbijstand, en wil geëngageerde, professionele, ambulante hulpverlening bieden en helpen garanderen aan de meest kwetsbare kinderen, jongeren en hun gezinnen, opdat ze zich verder kunnen ontplooien. Voor thuisbegeleiding houdt dit in dat we, vanuit de opvoedingssituatie thuis, het welzijn van alle gezinsleden willen bevorderen. •
Doelgroep
We richten ons naar de meest kwetsbare gezinnen in een problematische opvoedingssituatie, die naar de BJB zijn toe gestapt of er via anderen terecht zijn gekomen. De aanwezigheid van minstens één kind onder de 18 maakt het mogelijk TB aan te bieden. Werken binnen de BJB, betekent dat risico- of gevaarsituaties regelmatig aanwezig zijn en dat de meeste gezinnen vaak een lange en complexe probleem- en hulpverleningsgeschiedenis kennen. Velen van hen behoren tot de zogenaamde multi-problemgezinnen. Het gaat dikwijls om gezinnen die niet positief verankerd zijn of geïsoleerd staan in onze samenleving; familiale uitsluiting, problemen op school en in de buurt, financiële moeilijkheden… zijn uitingen hiervan. Ook binnen hun gezin zijn ze vaak op negatieve wijze met elkaar verbonden; destructie, remmingen, onverschilligheid… kenmerken hun relaties. Deze mensen komen gewoonlijk met onduidelijke of gemaskeerde vragen op de diverse levensterreinen, die bovendien niet altijd op een sociaal aanvaardbare manier gebracht worden. Een aantal gezinnen zien zelf geen problemen en worden met vraagtekens geconfronteerd vanuit de omgeving. Deze gezinnen moeten sterk geactiveerd worden tot het stellen van vragen of tot een zodanige formulering van hun vragen dat het werkbaar wordt. Dit overstijgt het reguliere hulpverleningsaanbod.
pagina 30 van 233
Anderzijds kan onze doelgroep, door de wijze waarop onze samenleving georganiseerd wordt, niet makkelijk aan zijn trekken komen en worden deze mensen snel in een spiraal van uitsluiting gezogen. Vanuit deze verschillende factoren lopen de kinderen in deze gezinnen nog altijd meer risico op een achterstand in hun ontwikkeling of een ontwikkeling naar delinquentie, om geplaatst te worden en in de marginaliteit te blijven. •
Doelstellingen o o o o o
•
Het uitwerken en inoefenen van een andere wijze van omgangspatronen binnen het gezin, zodat de problematische opvoedingssituatie zich kan opheffen. Het verkrijgen van een leef- en woonsituatie die waarborgen biedt voor de opvoeding van de kinderen . Het creëren van groeikansen voor elk kind in het gezin opdat het zich maximaal kan ontwikkelen. Het creëren van groeikansen voor alle ouderfiguren van het gezin opdat ze zich maximaal kunnen ontwikkelen. Het werken aan omgangsvormen tussen het gezin en de buitenwereld opdat maatschappelijke integratie mogelijk wordt.
Werkingsprincipes o o o o o o o o
De begeleiding gebeurt aan huis (mobiele hulpverlening). Er wordt intensief gewerkt : de caseload is beperkt. De begeleiding is probleemoplossingsgericht, emancipatorisch en participatief. De begeleiding is integraal en breedsporig, alle levensdomeinen kunnen aan bod komen. Dit betekent niet dat de thuisbegeleiding alles zelf opneemt. Er wordt intens samengewerkt met andere diensten, bv. voor budgetbegeleiding of voor thuiszorg. Er wordt aanklampend gewerkt, veelal van het perspectief van maatschappelijke noodzaal, om ook moeilijk bereikbare gezinnen niet kwijt te spelen. Activeren van de gezinnen, motiveren, model staan en zo weinig mogelijk compenseren staat op de voorgrond. Er wordt herstellend en bemiddelend opgetreden binnen de gezinnen. Tenslotte is het erg belangrijk formele en informele netwerken met hen te exploreren en die (verder) op te bouwen.
voorstelling BEGELEID ZELFSTANDIG WONEN •
Missie
De voorziening Centrum voor Ambulante Begeleiding, Begeleid Zelfstandig Wonen, is werkzaam in de Bijzondere Jeugdbijstand, en wil geëngageerde, professionele, ambulante op zelfstandigheid gerichte hulpverlening bieden en helpen garanderen aan de meest kwetsbare jongeren, opdat zij zich verder kunnen ontplooien. •
Doelgroep
Begeleid zelfstandig wonen biedt een intensieve ambulante begeleiding aan jongeren vanaf 17 tot maximaal 21 jaar, die in het kader van de Bijzondere Jeugdbijstand naar ons worden verwezen door het Comité voor Bijzondere Jeugdzorg of de Jeugdrechtbank. We richten ons op jongeren die een begeleiding behoeven die is gericht op het verhogen van hun zelfstandigheid, zowel materieel- praktisch als psychosociaal.
pagina 31 van 233
De begeleiding focust zich op de jongere, maar betrekt leden van het netwerk van de jongere in functie van de verder geschetste doelstellingen. Heel wat jongeren hebben nood aan ondersteuning als ze op jonge leeftijd ervoor kiezen, moeten kiezen of ertoe gedwongen worden om zelfstandig te gaan leven. De hoger genoemde verwijzers bepalen welke van deze jongeren in aanmerking komen voor begeleid zelfstandig wonen en verwijzen door. Wij nemen alle jongeren op die verwezen worden : er is opnameplicht. •
Doelstellingen o o o
•
Werkingsprincipes o o
o o o o o •
De begeleiding gebeurt aan huis (mobiele hulpverlening). Competentieverhoging is een cruciaal element in de zorg om met de jongere een zo hoog mogelijke graad van zelfstandigheid te bereiken. Aanleren van vaardigheden en probleemoplossingsgericht werken zijn vaste onderdelen van het vraaggerichte begeleidingsprogramma. Er wordt intensief gewerkt : de caseload is beperkt. De participatie van de jongere en van de omgeving wordt als essentieel gezien, netwerking is een belangrijk onderdeel. De begeleiding is integraal, alle levensdomeinen kunnen aan bod komen. Er wordt aanklampend gewerkt, veelal van het perspectief van maatschappelijke noodzaal, om ook moeilijk bereikbare jongeren niet kwijt te spelen. Motivatie van de jongere is geen voorwaarde om in begeleiding te komen. Tijdens de begeleiding wordt hier aan gewerkt.
Begeleidingsdomeinen o o o o o o o
•
De jongere kan zo veel mogelijk autonoom functioneren. De jongere verwerft een plaats binnen een netwerk van mensen om zich heen. Aan de bevoegde diensten en overheden worden maatschappelijke problemen en belemmeringen waar de jongeren mee te maken hebben gesignaleerd.
Materieel / financieel : er is budgetbegeleiding a.d.h.v. een geblokkeerde rekening. Psychosociaal : familie, netwerk, partner, hulpverleningsgeschiedenis. Motivatie, identiteit en zelfbeeld krijgen bijzondere aandacht, aanleren van communicatieve vaardigheden. Administratief a.d.h.v. een administratiemap voor mutualiteit, OCMW, kinderbijslag, verzekeringen, e.d.m. : aanleren van de elementaire administratieve vaardigheden. Er is gerechtelijke / juridische opvolging. Indien in partnerschap en met kind(eren) krijgen eveneens de opvoedingsrelaties en opvoedingsverantwoordelijkheden een plaats in de begeleiding. Tenslotte wordt eveneens werk en school van nabij opgevolgd. Er is hulp bij het zoeken en onderhouden van de woonst, afsluiten van het huurcontract, onderhandelingen met huisbazen, allerlei huishoudelijke vaardigheden worden aangeleerd.
Accommodatie
Huisvesting en infrastructuur zijn, in vergelijking met een residentiële of semi-residentiële voorziening, ongetwijfeld van minder belang voor een kwaliteitsvolle hulp- en dienstverlening in een ambulante setting. Niettemin verdienen beide aspecten de nodige aandacht omdat zij een zichtbaar en tastbaar element zijn van hoe wij ons aan gebruikers en buitenwereld presenteren. Het nog steeds bestaande uitstalraam aan de voorgevel stelt ons in staat het uitzicht naar buiten regelmatig bij te kleuren. Met een zekere regelmaat stellen er we kunstwerken (met kleine k), herkenbaar voor de omgeving, tentoon. I.f.v. gebruikersgerichtheid hecht het C.A.B. veel belang aan een goed onthaal van cliënten en andere betrokkenen. Tijdens de openingsuren (permanentie-uren) geldt een open-deur-systeem : cliënten kunnen
pagina 32 van 233
binnenkomen zonder aanbellen en zij worden ontvangen in de permanentieruimte die speciaal voor de onthaalfunctie is ingericht. Indien zij moeten wachten, kan hen koffie of een frisdrank aangeboden worden.Volgende openingstijden zijn voorzien : van maandag tot donderdag telkens van 10.00 - 12.00 en van 13.30 - 17.30 uur. Op vrijdag tot 15.30 uur (in totaal 28 uren per week). Wij hebben ervoor geopteerd een vaste onthaalmedewerker of vaste onthaalverantwoordelijke aan te stellen. Deze is steeds aanwezig in de permanentieruimte tijdens de openingsuren en vormt het vaste aanspreekpunt voor wie het C.A.B. van buitenaf wil bereiken. In functie van de brandveiligheid is er een alarminstallatie met rook- en gasdetectie. Er zijn twee vergaderzalen, een grotere en een kleinere, waar teamvergaderingen en andere bijeenkomsten kunnen plaatsvinden. Ook cliënten kunnen er ontvangen worden. Voor het pedagogisch-administratief werk beschikken de begeleiders over een aantal bureaus, waar zij met twee, soms met drie, samen zitten. Dit kan ondersteunend zijn naar elkaar toe, terwijl de “buitendienst” ervoor zorgt dat het er ook niet te druk wordt. Het C.A.B. probeert gebruik te maken van de moderne communicatietechnologie. Naast een telefoonbeantwoorder en faxtoestel, kan iedereen zich bedienen van de internet en e-mail aansluiting. Voor een vlotte interne communicatie en up-to-date houden van heel wat informatie, is er een intranettoepassing ter beschikking. Er zijn veertien computers op het netwerk aangesloten, waarbij één centrale server de onderlinge toegankelijkheid vergemakkelijkt. Belangrijker dan bij een residentie of een dagcentrum is de mobiliteit van de begeleider. Hoewel elke begeleider geacht wordt over een eigen wagen te kunnen beschikken, heeft de dienst ook twee wagens. Eén is vooral geschikt voor lichte vracht, de andere voor personenvervoer. Tenslotte vinden wij dat de infrastructuur ook moet bijdragen tot personeelszorg. Er is een kleine keuken ingericht waar thee, koffie en verse soep bereid worden voor de pauzes en het middagmaal. Er is ook een frisdrankenautomaat. In de zomermaanden kan een goed onderhouden tuin voor enige verpozing zorgen tijdens de pauzes.
1.2.1.6 Albezon vzw •
Missie
Albezon vzw heeft tot doel ontmoetingsmogelijkheden en persoonlijke groeikansen te bieden. Waarden als: wederzijds respect, respect voor leefomgeving en natuur, onthaal en luisterbereidheid, solidariteit, soberheid, creativiteit, innerlijke stilte en bewustwording staan daarbij centraal. •
Doelgroep
Albezon vzw richt zich tot alle jongeren, maar heel nadrukkelijk ook tot maatschappelijk kwetsbare jongeren en hun thuismilieu. Met groot respect voor het unieke van iedere jongere. •
Doelstellingen
De vereniging wil volgende projecten kwaliteitsvol uitbouwen: o o o o o
Vakantieverblijven met specifieke aandacht voor jongeren met leefmoeilijkheden. Individuele onthemingsprojecten. Crisisprojecten. Time-out projecten voor leerlingen in het secundair onderwijs. Ervaringsprojecten voor jongeren en (jong)volwassenen uit bijzondere jeugdbijstand, gezondheidszorg, onderwijs, jongerenorganisaties, enz.
pagina 33 van 233
o o •
Werkingsprincipes o
o
o
o
o
•
Verblijven op gastenkamer als rustpunt. Eventueel nieuwe projecten ifv wijzigende of nieuwe behoeften.
Samenwerking en overleg op het niveau van de cliënt. Binnen alle projecten streven we naar een maximaal haalbare inspraak en participatie van de cliënt. Dit zowel naar de betrokken jongeren toe als naar de context en zowel voor, tijdens als na het project. Uiteraard is de praktische uitwerking hiervan verschillend voor de verschillende projectvormen. Continue vraagverheldering en bijsturing. Door ons aanbod voortdurend te toetsen aan de vraag proberen we vraaggericht te werken. Dit resulteert in duidelijk merkbare evoluties binnen bepaalde projectvormen (van individuele ervaringsprojecten naar projecten voor gezinnen, van individuele time-out vragen binnen onderwijs naar projecten voor ganse klassen). Door voldoende te evalueren en de hierdoor verkregen informatie te gebruiken voor het ontwikkelen van nieuwe projecten trachten we een blijvend antwoord te bieden op een voortdurend veranderende vraag binnen de vooropgestelde marges. Scharnier- en beslissingsmomenten. We trachten oog te hebben voor belangrijke momenten in een begeleiding, maar door de korte duur van onze projecten is dit vaak minder relevant. In de langer durende onthemingsprojecten echter zijn er meerdere scharniermomenten die me met vaste rituelen en procedures vorm geven (afscheidsfeest vertrek, achterbanbezoek, bespreking handelingsplan halfweg begeleiding, terugkomstfeest...) In onze projecten wordt steeds de context van de jongeren betrokken. Dit op verschillende wijzen. We streven ernaar om als minimaal de ouders op de hoogte te brengen en te houden van stappen die gezet worden in de begeleiding. In alle projectvormen worden ouders, opvoedingsverantwoordelijken en/of relevante derden betrokken door telefonische contacten, huisbezoeken, gezamenlijke activiteiten tijdens een project, bezoeken aan de jongere op ontheming, ouders die toestemming moeten geven voor bepaalde projecten... We trachten hen ook te betrekken bij elke stap in de begeleiding: intake, tussentijdse evaluatie, bijsturing, afronding... In onze begeleidingen nemen we steeds een open houding aan tegenover de cliënt en zijn/haar context. Open kaart spelen maakt dat jongeren en ouders zich als volwaardige partners benaderd voelen. In de mate van het mogelijke betrekken we hen dan ook bij beslissingen die moeten genomen worden, verslagen die opgemaakt worden en overlegmomenten die gepland zijn.
Accomodatie
Voor onze werking beschikken we over volgende lokalen: o o o o o o
Een secretariaat, gelegen te Kiekenstraat 4b, 9000 Gent. Vormingslokalen, ateliers en gespreksruimtes in Gent. Een boerderij (Mas d'Albezon) met afzonderlijke studio voor de jongeren in de Cévennes te Frankrijk. Een huis met verblijfsmogelijkheden voor een gezin te Schorisse. Een afzonderlijke studio voor een jongere te Schorisse. Verder kunnen we structureel beroep doen op meerdere gastgezinnen en -locaties, zowel voor verblijf als dagbesteding, zowel in België als in Frankrijk.
pagina 34 van 233
1.2.1.7 De Bekwame Boon vzw De Bekwame Boon is een biologische zorgboerderij. De boerderij wordt ingezet als middel om jongeren uit de Bijzondere Jeugdzorg op te vangen op een permanente projectplaats. •
Missie
De Bekwame Boon wil opvang bieden als tussenstap voor de (re)integratie van jongeren uit de Bijzondere Jeugdzorg in het reguliere circuit van school en werk. •
Doelgroep
Het gaat hier steeds om jongeren die reeds begeleid worden door een organisatie binnen de Bijzondere Jeugdzorg. Momenteel zijn er een 14-tal organisaties opgenomen in onze projetovereenkomst die een beroep kunnen doen op de diensten van De Bekwame Boon: Albezon, Blijleven, CAB, De Cocon, De Totem, De Waai, Hadron, Jongerenhuis, Lionshulp, Martens-Sotteau, Open Haard, Stappen, Steevliet, Sint-Jan-Baptist •
Doelstellingen
De Bekwame Boon wil een plaats zijn waar jongeren met grensverleggend gedrag even tot rust kunnen komen en waar zij voorbereid worden om opnieuw de draad op te nemen op school, op het werk of met de voorziening die hen begeleidt. De aanleiding voor een doorverwijzing naar De Bekwame Boon hoeft echter niet steeds een problematische situatie te zijn. De Bekwame Boon wil evengoed functioneren als overbruggingsplaats tussen twee scholen of werkgevers in. Tot slot is het in de Bijzondere Jeugdbijstand soms aangewezen om voor welbepaalde cliënten op zoek te gaan naar begeleidingsmogelijkheden die afwijken van de klassieke methoden. Ook hier wil De Bekwame Boon haar steentje bijdragen. We willen op een constructieve en creatieve manier helpen zoeken naar alternatieven om met een begeleiding van een jongere aan de slag te gaan binnen onze setting. Samenvattend gebeurt een doorverwijzing naar De Bekwame Boon dus in drie situaties: 1. bij grensverleggend gedrag 2. als overbrugging 3. wanneer een creatieve begeleiding van een jongere aangewezen is De Bekwame Boon heeft de mogelijkheid om per dag 3 tot 4 jongeren op te vangen op een boerderij. De jongeren worden ingeschakeld in de dagelijkse taken op de boerderij. De begeleiders van De Bekwame Boon zorgen voor aangepast dagprogramma. Dat dagprogramma wordt zo veel mogelijk op maat van de jongere ingevuld op basis van de vooropgestelde doelstellingen. •
Werkingsprincipes o
o o
De Bekwame Boon gaat er van uit dat er in elke mens iets goeds zit en dat iedereen – ongeacht zijn verleden en achtergrond – de kans verdient om dat goede in zichzelf te ontdekken en naar boven te halen. Bovendien willen wij werken vanuit een integrale mensbenadering. Daarmee bedoelen we dat we mensen niet enkel gaan benaderen vanuit hun problematiek of hun achtergrond. Daarbij is respect voor de privacy van een jongere uiteraard onontbeerlijk. Tot slot zetten wij zelf nooit een begeleiding eenzijdig stop. Elke jongere krijgt bij ons elke dag opnieuw de kans om met een propere lei te beginnen, wat er de dag ervoor ook gebeurd is. We kiezen op De Bekwame Boon resoluut voor maximale aandacht voor de jongere. Daarom proberen wij zoveel mogelijk te werken in een 1-1 begeleiding: één begeleider voor één jongere. Dat wil echter niet zeggen dat het altijd dezelfde begeleider is die met dezelfde jongere werkt. De Bekwame Boon is geen klassieke therapeutische omgeving. We trekken de kaart van het ervaringsgericht leren. De boerderij en alle activiteiten die daarbij horen, worden ingezet als
pagina 35 van 233
o
o
•
middel voor de begeleiding van jongeren. We willen hen een succeservaring geven die hen (weer) een toekomstperspectief biedt. Elke jongere die aangemeld wordt op De Bekwame Boon moet begeleid worden door een erkende voorziening. De Bekwame Boon kiest er immers voor om heel nauw samen te werken met de voorzieningen. We zien hen als noodzakelijke partners in de begeleiding van de jongere. Zij zijn immers de spil in het hulpverleningstraject van de jongere. We geloven in de therapeutische kracht van niet-therapeutisch werken. Samen zorgen voor de dagelijkse taken op een boerderij kan heel heilzaam werken. We geloven dat een jongere door het opnemen van een aantal zorgtaken op de boerderij kan leren om op termijn beter voor zichzelf te zorgen. Daarom is de boerderij als middel opgebouwd volgens een aantal principes: - Biologische productiemethode - Eenvoud - Huiselijke sfeer
Accommodatie
De Bekwame Boon huurt een oude boerderij in Drongen met bijhorend 2,5 ha grond. Alle activiteiten vinden plaats op deze permanente projectlocatie. Het woonhuis deelt het project met een inwonend koppel. Zij hebben een conciërgetaak en kunnen een deel van het woonhuis privé gebruiken. De keuken, living, kelder en badkamer wordt gemeenschappelijk gebruikt door het inwonend koppel en het project. Tot slot is er in het woonhuis ook een bureauruimte die exclusief door het project gebruikt wordt. Verder beschikt De Bekwame Boon over een schuur met konijnstallen, een hooischuur en 2,5ha grond. Tot slot staat er op het domein ook een caravan die gebruikt wordt voor time-out projecten. 1.2.2
Beschrijving in modules en functies
1.2.2.1 Stappen •
6908
Zeer intensieve leefomgevingsbegeleiding met mogelijkheid tot residentieel verblijf.
1.2.2.2 Hadron •
6908
Zeer intensieve leefomgevingsbegeleiding met mogelijkheid tot residentieel verblijf.
1.2.2.3 Jongerenhuis •
6030
•
6031
•
6032
•
6033
•
6070
00120: Mobiele en ambulante vraagverheldering en begeleiding voor jongeren in een POS of MOF. Functies: vraagverheldering – begeleiding 00125: Korte mobiele en ambulante diagnostiek voor jongeren in een POS of MOF Functies Begeleiding – diagnostiek 00175: Residentiële vraagverheldering en begeleiding voor jongeren in een POS of MOF. Functies: Verblijf- vraagverheldering- begeleiding 0210: Korte residentiële diagnostiek en begeleiding voor jongeren in een POS of MOF. Functies: Verblijf- Diagnostiek- Begeleiding 00135 (Weesmodule): Kort verblijf met een specifieke opdracht voor jongeren in een OOOC. Functies: Verblijf- Vraagverheldering
pagina 36 van 233
1.2.2.4 De Totem •
6040
•
6041
Lange ambulante begeleiding en training voor kinderen en jongeren in een problematische opvoedingssituatie of die een als misdrijf omschreven feit hebben gepleegd en mobiele begeleiding voor hun gezin en leefomgeving. Lange ambulante, integrale begeleiding en behandeling voor kinderen en jongeren in een problematische opvoedingssituatie of die een als misdrijf omschreven feit hebben gepleegd en mobiele begeleiding voor hun gezin en leefomgeving.
1.2.2.5 Centrum voor Ambulante Begeleiding – Thuisbegeleiding & Begeleid Zelfstandig Wonen •
6050
•
6060
Lange mobiele, integrale begeleiding en training voor gezinnen in een complexe of chronische problematische opvoedingssituatie met kinderen die mogelijk een als misdrijf omschreven feit hebben gepleegd. Lange mobiele, integrale begeleiding en training voor jongeren in een problematische opvoedingssituatie of die een als misdrijf omschreven feit hebben gepleegd en die nu zelfstandig (willen) wonen, en mobiele begeleiding voor hun leefomgeving.
1.2.2.6 Albezon & 1.2.2.7De Bekwame Boon Voor de projecten Albezon en De Bekwame Boon zijn de typemodules nog maar pas goedgekeurd door het BOT. De tijd ontbrak om de projecten nu reeds te moduleren. Dat gebeurt echter de eerstkomende weken. 1.3 Accommodatie MFC zal de accommodatie gebruiken van de deelnemende voorzieningen en projecten. 1.4 Personeelsformatie en kwalificaties NAAM STAPPEN GEERT CHRISTIAENS
ANNICK GILLIS STEPHANIE OTTEVAERE FILIP JOOS INGE DESMYTER LIESBETH VAN DE VEIRE JAN PALSTERMAN ELS RAVELINGEIN TINE DUBUS GREET DE MAEYER ELLEN DE RUYCK ELS VAN SYNGHEL BENEDIKTE LECOMPTE KATHLEEN HERMAN MARIJKE DEMEYER
Functie
Kwalificatie
Jobtime
Subsidiëring
Teamverantwoordelijke Directie Hoofdbegeleider Begeleidster A1 Begeleidster A1 Begeleider A1 Begeleidster A1 Begeleidster A1 Begeleidster A1 Begeleider A1 Begeleidster A1 Bijzondere Functie Begeleidster A1 Begeleidster A1 Begeleidster A1 Begeleidster A1 Hoofdbegeleider Begeleidster A1 Begeleidster A1 Log KL 2 Log KL 3
Onderwijzer Onderwijzer Onderwijzer Grad Ortho Grad Ortho Grad Ortho Grad MA Grad Ortho Grad Ortho Grad Ortho Lic ped.psych W Lic ped.psych W Grad Ortho Grad Ortho Lic ped psych W Grad Ortho Grad Ortho Kleuteronderwijs Kleuteronderwijs HSB LSA
37 % 21 % 21 % 79 % 79 % 79 % 50 % 47 % 32 % 79 % 57 % 21 % 79 % 79 % 79 % 22 % 57 % 21 % 18 % 50 % 50 %
Fonds JW Fonds JW Fonds JW Fonds JW Fonds JW Fonds JW Fonds JW Fonds JW Sociale Maribel GKRB Fonds JW Fonds JW Fonds JW Fonds JW Fonds JW Fonds JW Fonds JW GKRB Fonds JW Fonds JW Fonds JW
pagina 37 van 233 Log KL 2 Adm KL 2 Adm KL 2 Adm KL 2 Bijz. Functie Directie
HST HSB ASO ASO Lic Morele W Lic psych ped W
50 % 50 % 50 % 12 % 79 % 79 %
Fonds JW Fonds JW Fonds JW Sociale Maribel Fonds JW Fonds JW
ADENS KRISTEL VANDE SLYCKE KATRIEN CALLENS PETER
Adm. Kl 2
Gegred secretariaat
100 %
Iva JWZ
Adm. Kl 2 Begeleider kl 1
50% 100%
Iva JWZ Iva JWZ
DUMOULIN HENDRIK VAN HECKE LIEVEN
Begeleider kl 1 Begeleider kl 1
100% 100%
Iva JWZ Iva JWZ
DECRAENE JAN DE BAERE YVES VAN CRAEYENEST KRISTOF DE LANDSHEERE KIM MAENE JEFFREY CALLENS KATRIEN AERS JOKE CALLENS ANN DE WAELE VEERLE LANOO CAROLINE NATENS HILDE D'HONDT SOFIE ANTHEUNIS ANS CIETERS SABRINA DUCATTEEUW BERT
Begeleider kl 1 Begeleider kl 1
Gegred secretariaat Gegrad ortho Lic psych en ped wetensch Maatsch assist Lic psych en ped wetensch Gegrad ortho
100% 100%
Iva JWZ Iva JWZ
100% 100% 50% 100% 100% 100% 100% 100% 100% 100% 50% 100% 100%
Iva JWZ Iva JWZ Soc. Maribel Proj.overeenk. Iva JWZ Iva JWZ Proj.overeenk. Iva JWZ Iva JWZ Iva JWZ Iva JWZ Iva JWZ Iva JWZ
LAMBERT ROLAND GINNEBERGE GEERT DE MUYNCK GUY
Bijz. functie / Soc Ag Directeur Eerste begeleider
100% 100% 100%
Iva JWZ Iva JWZ Iva JWZ
DEMOLDER DIRK AELTERMAN DIRK LAUREYNS PIET VAN HECKE ELS CALLEBAUT NICOLE HAESAERT LUCRESE TRENSON MAGDA VAN HULLE JEAN-MARC COLPAERT ARLETTE
Hoofdbegeleider Hoofdbegeleider Hoofdbegeleider Logist medewerker kl 4 Logist medewerker kl 3 Logist medewerker kl 4 Logist medewerker kl 4 Logist medewerker kl 3 Logist medewerker kl 4
Gegrad ortho Maatsch assist Techn secund ond Lic psych Lic psych Gegrad ortho Maatsch assist Gegrad ortho Gegrad ortho. Maatsch assist Gegrad ortho Gegrad ortho Lic crimin wet Lic psych en ped wetensch Maatsch assist Maatsch assist Lic psych en ped wetensch Gegrad ortho Gegrad ortho. Hoger sec ond Gezins en san hulp A3 snit&naad zonder Techn sec ond zonder
100% 100% 100% 50% 50% 50% 50% 100% 30u/W
Iva JWZ Iva JWZ Iva JWZ Iva JWZ Iva JWZ Iva JWZ Iva JWZ Iva JWZ Iva JWZ
SASKIA VERELST LIEVEN RAES WOUTER DECOODT SIGRIED POPPE LISELOTTE VAN LANCKER LISELOTTE VLAEMYNCK GRIET NOELS KAREL VAN DE STEENE GRIET VERMEIREN NATHALIE TIENPONDT
Directeur Adm verantw Teamverantwoordelijke Casemanager Casemanager
Lic ortho Grad MA Grad ortho Lic psych Lic psych
100 % 100% 100 % 100% 100%
Fonds JW Fonds JW Fonds JW Fonds JW Fonds JW
Ind begeleider Ind begeleider Ind begeleider Ind begeleider Ind begleider
Grad ortho Grad ortho Grad ortho Lic Psych A2
JOHANNES MARTENS DORA PEVENAGE JOOST ENGELS JOOST ENGELS
Ind begeleider Adm pers KL 2 Atelierbegeleider Tecnk kracht
A2 Lager Sec Lager Sec Lager sec
100% 100% 100% 100% 75 % 25 % 100% 100% 50% 50%
Fonds JW Fonds JW Fonds JW Fonds JW Fonds JW Sociale Maribel Fonds JW Fonds JW Fonds JW Fonds JW
RENÉ DEBEN SABINE LIPPENS FREDERICK GOOSENS NELE CALJON MAUREEN POLLENTIER
HADRON
Begeleider kl 1 Begeleider kl 1 Begeleider kl 1 Begeleider kl 1 Begeleider kl 1 Begeleider kl 1 Begeleider kl 1 Begeleider kl 1 Begeleider kl 1 Begeleider kl 1 Begeleider kl 1 Bijz. functie / crimin.
JONGERENHUIS
pagina 38 van 233 ELISABETH SOLOMÉ LUTGART DE CLERCQ
Kook en onderhoud Kook en onderhoud
Lager Sec Hoger Sec
CLAUDIA ROMAN (A .I)
Onderhoud
Lager Sec
Beg KL1-Hoofd Beg KL1
Lic ortho
65% 50 % 6% 50%
Fonds JW Fonds JW Sociale Maribel Fonds JW
50% 50% 33% 100% 50% 50% 50% 100% 50% 15% 50% 50%
Fonds JW Fonds JW Sociale Maribel Fonds JW Fonds JW Sociale Maribel Fonds JW Fonds JW Fonds JW Sociale Maribel Fonds JW Fonds JW
DE TOTEM ANTHEUNIS BRAM BRAECKMAN DAGMAR COUDENYS JONAH GEIRNAERT HILDE GEUSSENS CARO KINTAERT KATRIEN VANHAEREN ROSALIE VAN HECKE KOEN VERCRUYSSE JONATHAN
Beg KL1 Beg KL2 Beg KL1 Beg KL1 Log KL2 Beg KL1 Beg KL1 Dir Beg KL1- Hoofd
Grad Boekhoud Grad ortho A2 Grad ortho Grad ortho ASO Grad ortho MA
CAB BOESMANS SOFIE CELIS HILDE COOMAN NANCY DE DUYTSCHE KATRIEN DE MULDER RAF DE ROO ALAIN DE RUYTE MARLEEN DE ZUTTER VEERLE DEYNE CHANTAL DUJARDIN MICHEL FLORÉ MAARTEN GALENS CARINE LAUWERS NADIA LIPPENS SANDRINE MEULYZER DIRK ROCHTUS SOFIE RYCKAERT INGE RYCKAERT INGE SCHEIR VEERLE VANHOUCKE CHRIS VEYS TOM
Beg KL 1- Hoofd Beg KL1 Bijz functie Adm pers KL 2 Beg KL 1- Hoofd Bijz Functie Onderhoud- KL 4 Adm pers KL 2 Beg KL 1 Onthaal Beg KL 1 Dir Beg KL 1- Hoofd Onderhoud- KL 4 Onderhoud KL 4 Beg Kl 1 – Hoofd Beg KL 1 Dir Dir Beg KL1- Hoofd Beg KL1 Beg KL 1 Adm Pers KL2 Beg KL1- Hoofd Beg KL 1
Lic crim Lic crim Lic ortho A2 Lic crim Lic crim Lag Sec A2 Grad Ortho A2 Grad Ortho Grad Ortho Lic Ortho Lag. Sec Lag. Sec Grad Ortho Grad MA Grad MA Lic Psych Grad Ortho Grad Ortho Grad Ortho A2 Lic Psych Grad MA
50 % 42 % 100 % 100% 50 % 100 % 100 % 100% 75 % 75 % 50 % 50 % 50 % 50 % 12 % 100 % 50 % 50 % 100 % 100 % 50 % 50 % 50 % 100 % 100 %
Fonds JW Sociale Maribel Fonds JW Fonds JW Fonds JW Fonds JW Fonds JW Fonds JW Fonds JW Fonds JW Fonds JW Fonds JW Fonds JW Fonds JW Sociale Maribel Fonds JW Fonds JW Fonds JW Fonds JW Fonds JW Fonds JW Sociale Maribel Fonds JW Fonds JW Fonds JW
Alg. coördinator Ver. tim-out scholen/Beg Ver werking Frankrijk/begeleidster Kwal.coördinator
A1 A1 A1 A1
80 % 68 % 50 % 50 %
Fonds JW Fonds JW/Onderwijs Fonds JW Fonds JW/Onderwijs
Begeleider Begeleidster Begeleider Begeleider/adm Begeleidster Begeleider Begeleider Administratie
A1 A1 A1 A1 A1 A1 A3 A2
Ziek 79 % 100 % 100 % 79 % 50 % 35 % 10 %
Fonds JW Fonds JW Fonds JW Onderwijs Fonds JW/Onderwijs Sociale Maribel Sociale Maribel
Begeleidster/verkoop
A1
50 %
Fonds JW
ALBEZON JOHAN VEKEMAN KURT INGELS GREET ROBIJN KATRIJN VAN DEN DRIESSCKE VIC DIERCKX HENNY COOPMAN REINHART DE COSTER TOM JANSSENS LIEN COPPEJANS LIEVEN VAN DE VOORDE JEFFREY MAENE VEERLE SCHEIR
DE BEKWAME BOON ANNICK BEYNE
pagina 39 van 233 VEERLE MEULEMAN JOHAN VAN RYSSELBERGHE TOM SPILDOOREN
Begeleidster/fondsenwerving Begeleider/Boer
A1 A1
75 % 75 %
Fonds JW Fonds JW
Begeleider/Coördinator
A1
50 % 35 %
Fonds JW Sociale Maribel
1.5 Professioneel netwerk GROB •
Integrale Jeugdhulp o lidmaatschap regionale stuurgroep IJH Oost-Vlaanderen o expertengroep onderscheid en modulering BOT o voorzitterschap regionale netwerkstuurgroep Crisisjeugdhulp o lidmaatschap provinciale netwerkstuurgroep Crisishulp
•
Regionaal welzijnsoverleg intersectoraal o lidmaatschap Provinciale Regionaal Welzijnsoverleg o lidmaatschap Raad van Bestuur Regionaal Welzijnsoverleg ankerpunt Gent o stuurgroep Oudergroep Zuidpoort Gent o stuurgroep Inloopteam Kind en Gezin Gent o welzijnsoverleg Brugse Poort o lidmaatschap raad van bestuur CAW Artevelde Gent o lidmaatschap raad van bestuur VZW Wagenschot ; o lidmaatschap raad van bestuur VZW De Werf o lidmaatschap raad van bestuur Vertrouwenscentrum Kindermishandeling Gent o voorzitterschap en lidmaatschap overlegforum lokaal sociaal beleid minderjarigen Gent o lidmaatschap stuurgroep BIJPASS-project o deelname aan overleg in onderwijsstructuur on@break2 o lidmaatschap raad van bestuur Kruiskenshoeve
•
Sectoraal welzijnsoverleg o lidmaatschap (ook stuurgroep) Oost-Vlaams Overlegplatform Bijzondere Jeugdbijstand (OVOP) o lidmaatschap (ook stuurgroep) Provinciaal Platform Bijzondere Jeugdbijstand Oost-Vlaanderen o lidmaatschap en raad van bestuur VZW Roppov o regio-overleg directies groot Gent o regionaal overleg thuisbegeleidingsdiensten (arondissement Gent-Eeklo) o regionaal overleg BZW (arondissement Gent-Eeklo) o TAP : toewijzing ambulante plaatsen (jaarlijks overleg met verwijzers Gent-Eeklo) o lidmaatschap raad van bestuur VZW Roppov o lidmaatschap raad van bestuur Samenwerkingsverband Trainingscentra Kamerwonen o overleg directies ambulante diensten VZW Jongerenbegeleiding o lidmaatschap contactcomité Bijzondere Jeugdbijstand Oost-Vlaanderen o overleggroep BZW residenties o deelname aan projectwerking VZW Toekan o deelname aan werkgroep time-out van de OSBJ o voorzitterschap werkgroep projecten van de koepels PPJ en Jongerenbegeleiding o deelname aan overleg residenties Gent-Meetjesland o deelname aan Cano-overleg residenties VZW Jongerenbegeleiding o overleg tussen projecten en voorzieningen in regio Zuid-Oost-Vlaanderen
•
Federaties – koepels - ondersteuningsstructuur o lidmaatschap Federatie OOOC’s o lidmaatschap Federatie DBZW o raad van bestuur en algemene vergadering VZW Jongerenbegeleiding o lidmaatschap Vlaams Welzijnsverbond o lidmaatschap PPJ
pagina 40 van 233
o o o
lidmaatschap VZW Ondersteuningsstructuur BJB (OSBJ) lidmaatschap Economische Raad Oost-Vlaanderen lidmaatschap VSD (Vlaams Samenwerkingsverband van de Dagcentra)
pagina 41 van 233
Omschrijf het minimaal hulpaanbod dat in het multifunctioneel centrum zal gerealiseerd worden. 1. Verblijfsfunctie Op diverse wijze wordt door verschillende deelvoorzieningen van het MFC voorzien in deze functie. Hierbij staat telkens het subsidiariteitsprincipe voorop. Dit maakt dat een verblijf aangepast is aan de specifieke noden van de cliënt op een specifiek moment in zijn individueel begeleidingstraject. Een residentieel verblijf moet een bewuste keuze zijn in overleg met/op maat van het cliëntsysteem en een aanvullende waarde hebben in het begeleidingstraject. Ook de duur van ieder verblijf is afgestemd op het totale begeleidingstraject. Concretisatie: Het MFC biedt verschillende verblijfsvormen aan • Leefgroep. • Basisgroep: leefgroep van een 3-tal bewoners. De bewoners beschikken over diverse gemeenschappelijke leefruimten en een individuele slaapkamer. • Tussengroep: aparte gemeenschappelijke en individuele leefruimten voor een groepje van maximum 3 jongeren die de leefgroep en de continue aanwezigheid van begeleiding ontgroeid zijn. • Kamertraining: voor jongeren die zich willen voorbereiden op zelfstandig wonen en reeds een basis van zelfverantwoordelijkheid onder de knie hebben. • Polyvalente studio’s: individueel uit te bouwen naargelang de noden, zowel op het terrein als in de ruimere omgeving van de voorziening. • Gestructureerde Kortdurende Residentiële Begeleidingen: tijdelijk verblijfsaanbod voor jongeren uit de gemeenschapsvoorziening die grotendeels in hun eigen netwerk verblijven. • Begeleiding in het eigen netwerk: er is steeds een residentiële terugvalbasis inzetbaar. • Begeleid Zelfstandig Wonen: ook hier blijft een minimale residentiële terugvalbasis inzetbaar. • 2. Begeleidingsfunctie Een begeleidingsfunctie wordt mee aangestuurd door de noden in het individueel begeleidingstraject. De rol van de externe regisseur en de interne regisseurs dient goed omschreven te zijn. Een duidelijke rolverdeling en mandatering is minimaal aanwezig. De nood van de cliënt wordt geconcretiseerd naar soort opdracht en intensiteit van begeleiding. Hierbij worden geen standaardwaarden vooropgesteld. Het minimale hulpaanbod wordt continu aangevuld vanuit een wisselwerking met het bijkomend hulpaanbod. Die wisselwerking resulteert in aanklampende, innoverende, flexibele hulpverlening die situationeel , individueel en naadloos inzetbaar is. Het samenvoegen van het minimaal aanbod van de MFC leden creëert als vanzelf een bijkomend aanbod. Het verhoogt de draagkracht van iedere individuele voorziening, het draagt bij tot het actief anticiperen in begeleidingstrajecten en maakt crisismomenten of momenten van vastlopen in een begeleiding tot kansen om nieuwe impulsen te geven aan begeleidingen. Concretisatie: Het MFC biedt aan: • Het minimale aanbod van een cano-voorziening voorziet alternatieven voor dergelijke scharniermomenten. We denken aan time out projecten, dagprogrammatie, gastgezinnen, ervaringsgerichte projecten,… initiatieven die in combinatie met een permanente bereikbaarheid het begeleidingsengagement uitvoerbaar maken. • Elk individueel traject wordt uitgezet en opgevolgd door een multidisciplinair team rond de individuele begeleider (collega begeleider uit het residentieel team, interne supervisor, externe supervisoren, begeleider van andere MFC voorziening,…).
pagina 42 van 233
• Begeleiding in de brede context (gezin, familie, school,werk, vrijetijd,..) 3
Dagbestedingsfunctie
Een zinvolle dag/tijdbesteding is nauw gelinkt aan het opbouwen van een perspectief. Een perspectief hebben is onmisbaar om tot beweging te komen. De leegte waarin onze cliënten vaak vastzitten, de negatieve ervaringen ontnemen hen elke motivatie om hun situatie in handen te nemen, om iets te veranderen. Daarnaast vereist dit ook vaardigheden, attituden waar onze cliënten vaak niet of niet voldoende over beschikken. Aanleren en training van deze vaardigheden behoort tot het minimumaanbod. Naast het aanleren en trainen is het noodzakelijk dat het aanbod van activiteiten laagdrempelig is en aansluit bij hun interesse. Hiervoor doen alle leden van het MFC beroep op het reguliere aanbod van school, werk, vrije tijd maar is ook een zeer individueel afgestemd, flexibel, verrassend aanbod vereist waarbij cliënten aangesproken worden op die capaciteiten, op die competenties waarvan ze zich zelf vaak niet bewust zijn. Hier liggen immers de kansen om juist dat verschil te maken waardoor een begeleiding kan voortgezet worden en uiteindelijk kan slagen. Samenwerking binnen het MFC genereert een veel breder aanbod en bijgevolg een verrijking van het individuele aanbod. Concretisatie: Het MFC biedt aan: • Een uitbreid aanbod van mogelijkheden tot dagbesteding in het reguliere circuit. • Een gepersonaliseerd aanbod in de privésector, bij particulieren, … • Projectwerking op diverse locaties.
pagina 43 van 233
Omschrijf het eventueel bijkomend hulpaanbod dat in het multifunctioneel centrum zal gerealiseerd worden. 1. Intern in MFC Intern aan het MFC, maar extern aan de begeleidende voorziening kan volgend aanbod een meerwaarde hebben: • vraagverheldering (ambulant / mobiel); • crisishulp, time-out, ervaringsproject (ambulant / mobiel, al dan niet gecombineerd met kort verblijf buiten de begeleidende voorziening); • onthemingsproject. 2. Inzet in het crisisnetwerk • •
Enkele bijkomende bedden (BBB) ter beschikking stellen, om het nijpende tekort aan residentiële capaciteit van het crisisnetwerk te helpen beperken. Soepeler inzetten van mengvormen, die ondertussen hun nut hebben bewezen in het crisisnetwerk.
De grootte van dit bijkomend aanbod (en zeker van de verblijfsfunctie) is uiteraard volledig afhankelijk van het al dan niet positief beantwoord worden van de uitbreidingsvragen van de verschillende partners. 3. ROPPOV •
•
Doel van het werken met overkoepelende, regionale oudergroepen is het perspectief van ouders te bevragen (vanuit de participatiegedachte zoals geformuleerd in het kwaliteitshandboek) en zichtbaar te maken voor voorzieningen en beleid. De regionale werkgroepen, die samengesteld zijn uit professionele hulpverleners, vormen de link tussen de oudergroepen en de voorzieningen.
Vzw ROPPOV groeide uit een initiatief van de GROB-voorzieningen en wordt nog steeds mee gedragen door hun gezamenlijk engagement. Bijkomende informatie is te vinden op www.roppov.be 4. Samenwerkingsverbanden De Samenwerkingsverbanden van de onderscheiden partners komen het geheel van het MFC ten goede.
pagina 44 van 233
Omschrijf de wijze waarop de regiefunctie zal ingevuld worden. De regiefunctie zoals hieronder beschreven, zien wij als de uitgangspositie bij aanvang en zal mee evolueren tijdens de looptijd van de proeftuin. In Afbeelding 2 wordt de regiefunctie gevisualiseerd. 1/ STAP 1: Aanmelding vanuit externe regie Met vraag naar bandbreedte: mfc vraag. Indien de consulent zelf geen vraag stelt naar bandbreedte is het de opdracht van ieder mfc-lid om tijdens de opnameprocedure zelf deze mogelijkheid te overwegen/aan te bieden. Specificatie van het aanbod vanuit de voorzieningen in het MFC: Organisaties met (automatisch) maximale bandbreedte: • vzw Hadron • vzw Stappen • vzw Jongerenhuis Organisaties met een te onderhandelen bandbreedte: • vzw CAB • vzw Albezon • vzw De Totem Mogelijk bijkomend flexibel inzetbaar aanbod tijdens het begeleidingstraject: • vzw De Bekwame Boon • Rung • Crisisopvang Aanspreekpunt binnen het MFC: • Iedere voorziening (behalve die organisaties die zich specialiseren in een aanvullend flexibel aanbod) is rechtstreeks aanspreekbaar en kan dus fungeren als startende voorziening. • Binnen deze voorziening is de interne regisseur op organisatieniveau de aanspreekfiguur waar de aanmelding terecht komt. Voorwaarden: • De externe regisseur en de interne regisseur op organisatieniveau, eventueel aangevuld met de interne regisseur op cliëntniveau, van alle voorziening hebben de nodige kennis van de mogelijkheden (modules) van de verschillende mfc voorzieningen zodat er een duidelijke zicht is op het beschikbaar aanbod. Uiteraard dient er een toetsing te gebeuren naar beschikbaarheid. Hier dient men evenwel aandachtig te zijn voor vertragingen in de voortgang van het begeleidingstraject. • Er is een welomschreven mandatering van de overige leden tav de startende organisatie in de persoon van IR op organisatieniveau en op clientniveau. De startende organisatie draagt de verantwoordelijkheid voor de aansturing van het begeleidingstraject en de continuiteit ervan. • De informatieuitwisseling tussen externe verwijzer en startende voorziening (team, of regisseurs) is dusdanig transparant dat een maximum aan anticipatie op het begeleidingstraject gerealiseerd kan worden. • Er worden afspraken gemaakt over registratie, communicatie, werkverdeling, tussen enerzijds externe en interne regisseur(s), tussen de interne regisseurs onderling van één voorziening. Daarnaast is de verhouding tussen de startende voorziening en mogelijks tijdelijke interveniërende voorzieningen (voorzieningen in wacht) en het aanvullend aanbod duidelijk en zijn de afspraken transparant.
pagina 45 van 233
Afbeelding 2
Binnenste cirkel :
bijkomend hulpaanbod interne verwijzingen
Buitenste cirkel :
minimaal hulpaanbod rechtstreekse verwijzingen
2/ STAP 2: het opstarten van een begeleidingstraject in het MFC Afspraken over de begeleiding •
•
Aanstelling van een interne regisseur voor een begeleidingstraject: naargelang de werkwijze van de individuele voorziening waar een cliënt start zal dit enigszins een andere invulling krijgen. Het is de opdracht van de IR op organisatieniveau om ervoor te zorgen dat alle noodzakelijke aspecten van het begeleidingswerk vervuld worden los van de voorziening waar de cliënt vertoefd. Begeleidingsdoelstellingen worden geformuleerd.
pagina 46 van 233
•
Afspraken naar samenwerking tussen externe en interne regie worden vastgelegd: mandatering, bereikbaarheid, aanspreekbaarheid, rapportage, enz.
Afspraken over de bandbreedte: • • • •
Welke voorzieningen van het mfc worden ingezet/gevat (de startende voorziening contacteert de gewenste voorzieningen, deze nemen de aanvraag op en voorzien hiertoe de nodige middelen zowel op personeel als naar opvang- en begeleidingsmogelijkheden). Specifieke verwachtingen naar de verschillende voorzieningen (op welk aanbod van welke voorziening zal tijdens een welbepaald traject mogelijks beroep gedaan worden). Geldigheidsduur van de afspraken (is het engagement voor het volledige begeleidingstraject of voor specifiek afspreekbare perioden?) . Mogelijke breekpunten in een begeleidingstraject.
Afspraken naar organisatie: • •
De organisaties opgenomen in de bandbreedte van een begeleidingstraject garanderen effectieve hulp en tussenkomst indien nodig. Een sturing van de bezetting van de betrokken voorzieningen is dan ook noodzakelijk. De organisaties engageren zich tot het opnemen van de knipperlichtfunctie en een inzetbaar aanvullend hulpaanbod om de continuïteit van een traject maximaal te realiseren.
3/ STAP 3: het verloop van een mfc-begeleidingstraject • •
• • •
Continue vraagverheldering: de begeleidingsdoelstellingen worden door alle partijen voortdurend getoetst aan de realiteit en worden waar nodig bijgestuurd, alle partijen kunnen hiertoe initiatief nemen. Naadloosheid: schakelen tussen de verschillende mfc voorzieningen kan op aangeven van elke partij (interne regisseur, de verwijzer, het cliëntsysteem, de voorziening waar de cliënt gestart is of de voorziening die instaat voor een aanvullend aanbod) in overweging genomen worden, de beslissing wordt bijvoorkeur in overleg genomen (gezien de mogelijkheden reeds onderhandeld waren bij het opstarten van de begeleiding), bij ontbreken van een unaniem standpunt neemt de jeugdrechter of de consulent de beslissing, de interne regisseur op cliëntniveau blijft verantwoordelijk voor de uitvoering van het begeleidingswerk. Hij vormt het gezicht van de hulpverlening en is het aanspreekpunt voor een cliënt. Flexibel, gevarieerd en vraaggestuurd aanbod: de voorzieningen omschrijven hun aanbod, ontwikkelen waar nodig een nieuw hulpaanbod aangepast aan de bijgestuurde begeleidingsdoelstellingen Proactief en innoverend aanbod: continue evaluatie en vraagverheldering moeten vroegtijdig veranderingen, wijzigingen, noden aan het licht brengen zodat het begeleidingstraject hierop kan anticiperen Gebundelde, krachtige regie: om de complexiteit van het samenvoegen van het aanbod van verschillende voorzieningen, het nauw samenwerken van hulpverleners over voorzieningen heen, het afstemmen van de organisatieculturen te laten resulteren in een meerwaarde voor de cliënt is een sterke regie onmisbaar. Dit betekent snelle interventies, preventief optreden, integraal werken, verrassend uit de hoek komen, aanklampend zijn,…
4/ STAP 4: afronden van een MFC traject • • •
De cliënt heeft het traject tot een goed einde gebracht en de hulpverlening wordt stopgezet. De cliënt vindt geen aanbod meer in het lopend MFC traject. De cliënt overtreedt de grenzen, de breekpunten en de begeleiding wordt stopgezet.
pagina 47 van 233
Tot slot: • Evaluatie met alle betrokkenen. • Registratie van belangrijke bevindingen. • Bijsturingen waar nodig. 5/ STAP 5: structureel overleg met verwijzers Er wordt met de verwijzende instantie op regelmatige basis vb 2-maandelijks een structureel overleg georganiseerd over de dossiers heen. Op deze bijeenkomsten kunnen bevindingen uitgewisseld worden, knelpunten gemeld, zaken bijgeschaafd. De resultaten van dit overleg dienen gecommuniceerd te worden naar de begeleidende werkgroep. TRAJECTVERLOOP fase
Organisatie 1 vb CAB
IRC
IRO schakelmoment
Aanmelding/intake
Organisatie 1 Organisatie 1 Organisatie 1
IRC 1 IRC 1 IRC 1 IRC 1 IRC 1 IRC 1 IRC 1
IRO 1 IRO 1 IRO 1 IRO 1 IRO 1 IRO 1 IRO 1
Opstart begeleiding Verloop van een MFC traject
afronden
Organisatie 1
Schakelmoment 1 Schakelmoment 2 Schakelmoment 3
Organisatie Org 3 verwijzer 2 vb vb Hadron Albezon aanwezig
IRO 2
aanwezig IRO 3
aanwezig aanwezig aanwezig
pagina 48 van 233
Omschrijf de wijze waarop een samenwerkingsprotocol met verwijzende instanties zal gerealiseerd worden. Voorafgaand aan het opmaken van het erkenningsdossier voor MFC is een delegatie van GROB leden naar de verwijzende instanties (de teamverantwoordelijken CBJ en SDJ van het arrondissement) de teamverantwoordelijken CBJ en SDJ van het arrondissement gegaan. Een eerste afstemming van visie, noden, samenwerking vond plaats. Veel vragen bleven toen onbeantwoord omdat de conceptnota nog niet vrijgegeven was, maar iedereen rond de tafel was het eens over de kansen die dit concept kon inhouden. De positieve toon van deze bespreking heeft het GROB ertoe aangezet om verder te gaan met het opmaken van een aanvraag. Er was een gedeelde overtuiging dat een MFC zou kunnen bijdragen aan een verbetering van de hulpverleningstrajecten. Een MFC biedt geen antwoord op alle noden in de sector. Maar vaak gesignaleerde noden zeker vanuit cliëntsysteem-kant worden wel aangepakt en kunnen mogelijks een antwoord krijgen een naadloos, flexibel, transparant hulpverleningsaanbod. De verwijzende instantie was in ieder geval bereid mee de uitdaging aan te gaan. Zodra de overheid het signaal voor ons op groen zet, nemen we opnieuw contact op met de teamverantwoordelijken en zullen we samen werken aan een protocol voor de verhouding externe / interne regie op cliëntniveau.
pagina 49 van 233
Reflectie over de wijze waarop de werkingsprincipes uit het Globaal Plan Jeugdzorg door de voorziening / dienst toegepast zullen worden. 1.
Situering
De zeven initiatieven die als samenwerkingsverband de aanvraag tot vorming van een multifunctioneel centrum indienen, hebben de denkoefening van de negen werkprincipes voor zichzelf reeds eerder gemaakt. De meesten hebben dit o.m. expliciet gedaan in het kader van de oproep binnen het Globaal Plan tot uitbreiding van hun voorziening, eind vorig jaar. In deze reflectie willen we echter geen synthese maken van de bestaande teksten omdat die nog gedeeltelijk geschreven zijn vanuit het perspectief van elke voorziening afzonderlijk. Veeleer willen we nu op zoek gaan naar wat de inbreng van deze principes kan zijn in de werking van het op te zetten multifunctioneel centrum, en hoe we elkaar daarin vinden. Deze werkingsprincipes zijn voor onze voorzieningen en projecten niet nieuw. We kunnen ze zien als een bevestiging van de vele inspanningen die onze afzonderlijke initiatieven hiervoor reeds hebben gedaan. Het samenwerkingsverband GROB dat in een beperktere samenstelling reeds meer dan 10 jaar bestaat, heeft alvast bijgedragen om in denkgroepen en vormingsinitiatieven deze principes met elkaar te overleggen en uit te diepen. We schrijven ons gemotiveerd in op het concept van de multifunctionele centra omdat wij hierin ruimere kansen zien om deze werkprincipes nog beter in de praktijk om te zetten, en om hiermee meer passende trajecten voor onze cliënten uit te tekenen. 2.
Contextgericht en multimodaal werken
We vinden ons in het uitgangspunt dat zowat de meeste problematische situaties die ons worden toevertrouwd, mede gecreëerd zijn door een verlies aan verbondenheid met allerlei relevante contexten (familiaal, sociaal, maatschappelijk, religieus). We willen het multifunctioneel centrum vooral opbouwen vanuit en rondom de deelnemende residentiële voorzieningen. VZW Stappen en VZW Hadron zijn beide Cano-voorzieningen. Werken in en met de context is voor hen reeds langer een vanzelfsprekendheid. VZW Jongerenhuis als OOOC heeft reeds meerdere jaren een sterk uitgebouwde ambulante / mobiele werking waarin heel wat geïnvesteerd wordt. VZW De Totem, dagcentrum, heeft door de aard van haar werking de bredere omgeving tot werkterrein. En even vanzelfsprekend is de mobiele begeleiding vanuit VZW Centrum voor Ambulante Begeleiding gericht op het werken in en met de omgeving en het netwerk van de cliënt. Ook de projectwerking VZW Albezon, o.a. actief in het crisisnetwerk van de Integrale Jeugdhulp, is hiermee zeer vertrouwd. Binnen de werking van een MFC kunnen zij elkaar onderling verstevigen en aanvullen. Het gezamenlijk gestalte geven aan een multifunctioneel centrum zal vele kansen inhouden om het methodisch werken op meerdere terreinen te verruimen. Elke voorziening of project heeft een eigen traditie van contextgericht werken. Gedurende de trajecten van cliënten kan de interne regie ervoor zorgen dat uitwisseling, transfer en afstemming van gebruikte methodieken in verschillende contexten rondom de cliënt tot een meerwaarde leidt. Onze contextgerichte benadering zet er ons toe aan op meerdere terreinen tegelijk te werken. Hoe meer aangrijpingspunten kunnen meegenomen worden in de begeleiding, hoe groter de kans op de gewenste outcome. Intensieve teamwerking zorgt er voor dat begeleiders ondersteund worden in het omgaan met complexe probleemsituaties waardoor zij in staat zijn vanuit meer dan één invalshoek naar de cliënt te kijken en actief te zijn. We willen dit alles kaderen binnen een
pagina 50 van 233
holistische mensvisie die de verbondenheid van de mens met zijn omgeving centraal stelt. Alle interventies worden hierdoor gekleurd. 3.
Emancipatorisch en responsabiliserend werken
Wij mogen hier verwijzen naar de lange traditie die wij hebben met de ouderwerking van ROPPOV. Deze is in de schoot van dit samenwerkingsverband ontstaan en wordt er nog steeds actief door ondersteund. Het concept is gegroeid vanuit het idee dat cliënten onze partners zijn in de hulpverlening, dat naar hen luisteren en hen een stem geven ons heel wat oplevert om de gezamenlijk geformuleerde doelstellingen te kunnen bereiken. Partnerschap betekent gelijkwaardigheid, elk vanuit zijn expertise en achtergrond. Uit de missie- en visieteksten van de deelnemende voorzieningen / projecten blijkt hoezeer we erin geloven dat begeleiding vraaggericht en dialooggestuurd moet zijn en op zich telkens een samenwerking moet zijn tussen voorziening / hulpverlener en cliënt. Het komt er op aan dat het opnieuw grip krijgen op de eigen situatie door de cliënt telkens de hoofddoelstelling wordt. De begeleiding is er niet om in de plaats van jongeren of hun ouders te handelen, maar hen op weg te helpen hun verantwoordelijkheid (opnieuw) op te nemen en tevens steun te zoeken in de eigen omgeving. Wij vinden ons terug in de stelling dat mensen / cliënten autonome wezens zijn, uiteraard onderhevig aan heel wat invloeden en maatschappelijke gegevenheden, maar met het recht en de mogelijkheid hun leven zelf in handen te nemen. Jongeren worden verantwoordelijk gesteld voor wat ze doen. Ouders blijven opvoedingsverantwoordelijkheid dragen, ook al is hun zoon of dochter in begeleiding. Overnemen kan enkel beperkt en tijdelijk op een ogenblik waarop de cliënt of het cliëntsysteem niet de nodige kracht of steun vindt om zelf tot adequaat handelen te komen. Vanuit de empowermentgedachte zullen we steeds beroep doen op de eigen krachten van cliënten als hefboom voor persoonlijke groei of verbetering in hun leefomstandigheden. Al onze voorzieningen werken met open verslaggeving, met ruimte waarin cliënten zelf kunnen meeschrijven aan de tekst, waarin zij eigen meningen of een niet akkoord zijn kunnen (laten) opnemen. Onze aanpak in de Bijzondere Jeugdbijstand neemt de functie “begeleiden” liefst zo letterlijk mogelijk : in een respectvolle houding naast de cliënt staan, erop vertrouwen dat zij op eigen krachten verder zullen kunnen, in continue dialoog blijven. In een multifunctioneel centrum wordt het evidenter een begeleidingstraject op te bouwen via schakelen, waar de nadruk op zelfbepaling zal toenemen en cliënten voor grotere eigen verantwoordelijkheden zullen geplaatst worden. 4.
Competentieverhogend werken
Wanneer we ervan uitgaan dat mensen, en cliënten in het bijzonder, autonome wezens (moeten) zijn, die zelf richting aan hun leven kunnen geven, dan is een van de voorwaarden hiertoe dat zij voldoende competenties hebben ontwikkeld om in hun opzet te slagen. Met competentie bedoelen wij niet alleen het beschikken over een hele panoplie aan (afzonderlijke) vaardigheden. Onder competentie verstaan wij tevens een gezond wereldbeeld dat de basis vormt voor de juiste attitudes die het aanwenden van de vaardigheden moeten aansturen. De combinatie van het gezamenlijk werken aan attitudes en vaardigheden leidt o.i. tot de beste resultaten. Het gaat er dan vooral om voort te bouwen op de gave functioneringsdomeinen van zowel kinderen, jongeren, hun ouders, de bredere omgeving. Dit werkt veel constructiever dan zich enkel te richten op wat deficitair is of op wat fout loopt. Vaardigheden kunnen wel in zekere mate aanwezig zijn, maar worden nogal eens geblokkeerd door een negatieve leergeschiedenis. Ook rond die blokkades moet onze hulpverlening zich organiseren. Vanuit elke deelwerking van dit samenwerkingsverband kunnen meerdere voorbeelden worden gegeven van competentieverhogend werken volgens boven aangehaalde principes. In de residenties en in begeleid wonen zal de nadruk komen te liggen op allerlei zelfstandigheidsvaardigheden zoals leren budgetteren,
pagina 51 van 233
huishoudelijke vaardigheden, sociale competentie e.d.m. In een dagcentrum of een module thuisbegeleiding komen vanzelfsprekend allerlei communicatievaardigheden en ouderschapsvaardigheden aan bod. Hiermee hebben we allerminst een exhaustieve opsomming willen geven. Zowat in elk handelingsplan worden begeleidingsterreinen aangemerkt die verwijzen naar beïnvloeding van (basis-)houdingen en het bijbrengen van vaardigheden. 5.
Modulair werken
Momenteel zijn we volop bezig ons aanbod te moduleren. In de vormgeving van een multifunctioneel centrum, waarin samenwerking op het niveau van de cliënt in begeleidingstrajecten zal uitgewerkt worden, is het een basisvereiste dat ieders bijdrage transparant is en kan samengaan met of aansluiten bij de interventies die afkomstig zijn van een andere deelwerking. De interne regie zal dit mee moeten bewaken. Binnen het residentieel werk bestaat reeds ervaring met modulair werken : leefgroepwerking, kamertraining, begeleid zelfstandig wonen zijn er al langer als traject gekend. Het modulair werken binnen een MFC is voor iedereen weliswaar een nieuw gegeven. We zullen er werk moeten van maken dat de modules van de verschillende deelwerkingen evengoed met elkaar zullen kunnen samenwerken of op elkaar aansluiten. We hopen daar zo spoedig mogelijk ervaring mee te kunnen opdoen. Alvast staan op onze agenda’s werkvergaderingen van de pedagogisch verantwoordelijken om samenwerking en trajectwerking in deze zin voor te bereiden. 6.
Werken met diverse expertise
We willen een lerende organisatie zijn. Er bestaan geen pasklare oplossingen voor de problematieken waarmee de Bijzondere Jeugdbijstand te maken krijgt. Nu we binnen het bestaande samenwerkingsverband ook op het niveau van cliënten zelf zullen kunnen samenwerken, ligt het voor de hand dat wij meer van elkaars expertise gebruik zullen kunnen maken. In het overzicht van onze externe contacten en engagementen is duidelijk te merken dat we als organisatie ingebed zijn in heel wat verwante sectoren en diensten. Voor het aanspreken van externe expertise zijn er ruime mogelijkheden. Zo wordt reeds beroep gedaan op het Vertrouwenscentrum, de Geestelijke Gezondheidszorg, de CKG’s, e.d.m. Wij volgen ook van nabij de ontwikkelingen op het vlak van de psychiatrische consultaties (Bypass-project, Stent-project) en hebben regelmatig overleg met onderwijs. Ook intern proberen we voor heterogeniteit in de teams te zorgen (aanwervingspolitiek), organiseren we supervisie onder begeleiding van externe coaching, en is vorming zoals hoger reeds aangehaald, een belangrijk instrument in het verwerven van expertise. 7.
Wetenschappelijk onderbouwd werken
We willen hier verder bouwen op hetgeen het decreet inzake de kwaliteitszorg in de welzijnsvoorzieningen van 29/04/97 vooropstelde, meer bepaald met de verplichting doelmatig en doeltreffend te werken. zowel op het vlak van de aangeboden hulp- en dienstverlening als op vlak van de algemene werking. De overeenkomstige procedures in onze kwaliteitshandboeken geven aan hoe wij deze kwaliteitseisen operationaliseren. Het gaat van registratie van doelgroepgegevens, evolutieve data, tevredenheidsmetingen (zowel bij cliënten, personeel als verwijzers) tot effectevaluatie. We hebben de traditie deze verzamelde gegevens in onze jaarverslagen op te nemen en deze aan te wenden om conclusies m.b.t. het intern beleid te trekken en noodzakelijke bijsturingen in de kwaliteitsplanning op te nemen.
pagina 52 van 233
Voor wat betreft het wetenschappelijk onderbouwd werken willen we graag verwijzen naar de grote investeringen die wij als samenwerkingsverband doen om extra vorming en bijscholing bij onze medewerkers te stimuleren. De verschillende jaarverslagen geven hiervan telkens een overzicht. We zijn met een aantal voorzieningen van dit samenwerkingsverband de laatste paar jaar intensief bezig geweest met de praktijk van doelrealisatie. Tom Van Yperen sluit met zijn theorie, zoals te vinden in zijn publicatie “Resultaten in de Jeugdzorg”, N.I.Z.W., zeer goed aan bij onze dagelijkse praktijk van omgaan met complexe vragen van cliënten in de bijzondere jeugdbijstand. We slagen er nu beter in relevante doelen te formuleren in samenspraak met de cliënt, daarop een begeleidingslijn uit te tekenen en de resultaten op te volgen (getuige daarvan onze handelings- en evolutieverslagen). Zeer interessant in dit verband is het vooropstellen van de zogenaamde “voorwaardelijke doelen” waarbij wij zinvol doelgericht kunnen werken aan motivationele problemen en coöperatie zonder al onmiddellijk resultaten te moeten voorleggen die wijzen op een directe probleemreductie. Bij het oplossingsgericht werken helpt deze benadering dan weer om de juiste doelen te stellen en deze samen met de cliënten te evalueren. Verder heeft deze theorievorming er ons ook attent op gemaakt dat we bij ons pedagogisch handelen en diagnosticeren / evalueren meer op zoek moeten gaan naar wetenschappelijk onderbouwd instrumentarium, iets wat in onze sector nog te weinig verkend is. Naarmate meer bruikbaar wetenschappelijk onderzoek voor onze modules beschikbaar zal worden, willen we daar ook graag gebruik van maken. Wij zijn nu zeer benieuwd naar de resultaten die de aan gang zijnde onderzoeken naar de doelmatigheid van werkvormen als thuisbegeleiding en GKRB zullen opleveren. Een aantal van onze voorzieningen nemen aan deze onderzoeken deel. Evidence-based werken kan in twee verschillende modaliteiten. Vooreerst gaat het over het gebruik van methodieken die hun deugdelijkheid wetenschappelijk hebben aangetoond. Anderzijds heeft men het dan over de zogenaamde “goede praktijken”. Veel wetenschappelijk onderbouwde praktijken zijn er niet te vinden in de jeugdzorg. Het N.I.Z.W. heeft daar voor de Nederlandse situatie een overzicht van gemaakt. Enkele kanttekeningen hierbij. Niemand van ons zal ontkennen dat praktijken die methodologisch degelijk gestaafd zijn niet de beste verantwoording zijn voor het tegemoetkomen aan het recht van cliënten op een professionele, efficiënte en deskundige hulpverlening. Alleen is de complexiteit van onze dagelijkse praktijk meestal niet te vatten in mooi afgerond wetenschappelijk onderzoek. Niettemin proberen we via vakliteratuur (boeken en tijdschriften) de actualiteit bij te houden en sturen we onze mensen naar relevante opleidingen. Minstens even belangrijk in dit verband menen we dat de begeleidingsrelatie, als houdingsaspect van de begeleiders, een even doorslaggevende rol speelt in het behalen van resultaten in het begeleidingswerk. Ook hier zullen we veel aandacht blijven aan besteden en niet alle heil verwachten van correct toegepaste methodieken en protocollen. Het andere luik zijn de “good practices” die we zelf in onze voorzieningen reeds hebben verworven. Onze voorzieningen en projecten hebben in de loop van hun (soms lange) geschiedenis al heel wat ervaring opgebouwd en vastgelegd, ook in procedures en protocollen. Wij denken o.a. aan de budgetbegeleiding bij de jongeren, de open verslaggeving, netwerking, Cano, e.d.m. We zijn er tevens steeds meer op gericht, wat goed loopt, in de mate van het mogelijke, vast te leggen en overdraagbaar te maken naar teamleden en nieuwe medewerkers. Anderzijds zijn wij enigszins voorzichtig met al te veel te protocolleren. Het begeleidingsproces in de Bijzondere Jeugdbijstand moet dynamisch en open minded blijven. Teveel vastleggen zou hier afbreuk aan doen.
pagina 53 van 233
8.
Werken met complementaire trajecten voor POS en MOF
Er is uiteraard het gegeven dat jongeren die een als misdrijf omschreven feit hebben gepleegd, zich bijna steeds in een problematische opvoedingssituatie bevinden. Veelal doorlopen zij binnen de voorziening daarom ook een gelijkaardig traject. Het nieuwe jeugdrecht geeft wettelijke basis aan een aantal herstelgerichte en constructieve afhandelingsvormen. De uitbouw van de geïntegreerde diensten, waaraan wij vanuit het Centrum voor Ambulante Begeleiding meewerken, zullen in de toekomst voor meer mogelijkheden zorgen. Vanuit deze connectie zal het binnen het MFC mogelijk zijn om herstelgerichte en constructieve afhandelingsvormen te betrekken bij de hulpverlening aan minderjarige delictplegers. Het toevoegen van een HCA-project aan het traject van jongeren die een als misdrijf omschreven feit hebben gepleegd ligt niet zo voor de hand wanneer een vonnis van de jeugdrechter hiervoor vereist is. Een aantal medewerkers van onze voorzieningen maken deel uit van de stuurgroep herstelgerichte afhandelingen in de regio. Het herstelgericht gedachtegoed kan in een voorziening ook binnen de reguliere modules een plaats krijgen als reactie op delictpleging door een minderjarige. Voorbeeld : de time-out projecten die ons ter beschikking staan en in een aantal gevallen zeer zinvol kunnen aangeboden worden. Uit onze registratiegegevens blijkt duidelijk het onderscheid in POS versus MOF aanmeldingen. 9.
Werken met versterkte regie en traject
Hiervoor verwijzen we naar het gedeelte “omschrijving van de regiefunctie” horende bij deze aanvraag. 10.
Veiligheid
Veiligheid van cliënten en medewerkers is een bijzonder aandachtspunt in onze voorzieningen / projecten. Vooralsnog hebben wij geen uitgeschreven veiligheidsbeleid vanuit het samenwerkingsverband. Wel bestaat er een lange traditie van onderling overleg over dit thema. Er zijn in het kader van het veiligheidsbeleid minstens een drietal gezamenlijke initiatieven tot stand gekomen : • • •
De residenties hebben een gemeenschappelijke procedure onderhandeld met de lokale politiediensten in geval van fugues en agressie . De voorzieningen beschikken over een “incidentenregistratie” waarin ook een protocol van handelen is opgenomen in gevaarlijke omstandigheden . Mobiele begeleiders beschikken over een GSM waarmee zij incidenten kunnen melden en assistentie kunnen vragen.
Elke voorziening heeft, aangepast aan de eigen specifieke situatie, een aantal reacties op incidenten van fysieke en/of emotionele aard vastgelegd. Zo zijn er de time-out mogelijkheden in de residenties, de preventieve maatregelen die zijn genomen, het permanentiesysteem dat ervoor zorgt dat niemand alleen staat in onveilige situaties. Er zijn reeds opleidingen zelfverdediging doorgegaan. De thuisbegeleidingsdienst heeft de afgelopen paar jaar uitvoerig werk gemaakt van het omgaan met risico’s in gezinnen, waaraan tevens een stappenplan (protocol) is gekoppeld. De jaarverslagen van de verschillende voorzieningen over de laatste jaren kunnen dit alles verder documenteren. De projectwerking Albezon is sinds het pilootproject Integrale Jeugdhulp vaste partner in het crisisnetwerk Gent-Meetjesland. De Bekwame Boon en het Rungproject (op termijn) kunnen, naast andere initiatieven, aangesproken worden als time-out plaats.
pagina 54 van 233
Eventueel bijkomende toelichting. De elementen van de bijkomende toelichting hebben we reeds opgenomen in ons voorwoord op pagina 12.
pagina 55 van 233
Bijlagen Statuten: Bijlage 1 Bijlage 2 Bijlage 3 Bijlage 4 Bijlage 5 Bijlage 6 Bijlage 7 Bijlage 8
Stappen Hadron Jongerenhuis De Totem Centrum voor Ambulante Begeleiding – Thuisbegeleiding Centrum voor Ambulante Begeleiding – Begeleid Zelfstandig Wonen Albezon De Bekwame Boon
blz 56 blz 59 blz 64 blz 70 blz 76 blz 82 blz 83 blz 87
Pedagogisch profiel per afdeling: Bijlage 9 Stappen Bijlage 10 Hadron Bijlage 11 Jongerenhuis Bijlage 12 De Totem Bijlage 13 Centrum voor Ambulante Begeleiding – Thuisbegeleiding Bijlage 14 Centrum voor Ambulante Begeleiding – Begeleid Zelfstandig Wonen Bijlage 15 Albezon Bijlage 16 De Bekwame Boon
blz 91 blz 105 blz 155 blz 162 blz 180 blz 188 blz 196 blz 199
Handtekeningen van de verschillende voorzitters: Bijlage 17 Stappen Bijlage 18 Hadron Bijlage 19 Jongerenhuis Bijlage 20 De Totem Bijlage 21 Centrum voor Ambulante Begeleiding – Thuisbegeleiding Bijlage 22 Centrum voor Ambulante Begeleiding – Begeleid Zelfstandig Wonen Bijlage 23 Albezon Bijlage 24 De Bekwame Boon
blz 206 blz 207 blz 208 blz 209 blz 210 blz 211 blz 212 blz 213
Andere Bijlage 25 Bijlage 26 Bijlage 27 Bijlage 28
CANO-tekst Pedagogisch profiel Rung-project Begeleidende brief aan minister brief minister Vervotte i.v.m. Rung-project
Opgemaakt naar waarheid te Gent op 26 februari 2007
Handtekening Geert Ginneberge Directeur Hadron vzw
blz 214 blz 225 blz 228 blz 229
pagina 56 van 233
BIJLAGE 1:
Statuten Stappen
pagina 57 van 233
pagina 58 van 233
pagina 59 van 233
BIJLAGE 2:
Statuten Hadron
pagina 60 van 233
pagina 61 van 233
pagina 62 van 233
pagina 63 van 233
pagina 64 van 233
BIJLAGE 3:
Statuten Jongerenhuis
pagina 65 van 233
pagina 66 van 233
pagina 67 van 233
pagina 68 van 233
pagina 69 van 233
pagina 70 van 233
BIJLAGE 4:
Statuten De Totem
pagina 71 van 233
pagina 72 van 233
pagina 73 van 233
pagina 74 van 233
pagina 75 van 233
pagina 76 van 233
BIJLAGE 5:
Statuten Centrum voor Ambulante Begeleiding – Thuisbegeleiding
pagina 77 van 233
pagina 78 van 233
pagina 79 van 233
pagina 80 van 233
pagina 81 van 233
pagina 82 van 233
BIJLAGE 6:
Statuten Centrum voor Ambulante Begeleiding – Begeleid Zelfstandig Wonen
Idem als BIJLAGE 5: Statuten Centrum voor Ambulante Begeleiding - Thuisbegeleiding
pagina 83 van 233
BIJLAGE 7:
Statuten Albezon
pagina 84 van 233
pagina 85 van 233
pagina 86 van 233
pagina 87 van 233
BIJLAGE 8:
Statuten De Bekwame Boon
pagina 88 van 233
pagina 89 van 233
pagina 90 van 233
pagina 91 van 233
BIJLAGE 9:
Pedagogisch profiel Stappen
VZW Begeleidingscentrum Stappen wil : vanuit democratische organisatieprinicpes en een pluralistische mensvisie, jongeren in een gebroken leefsituatie, op een individuele, integrale, intensieve, creatieve, op continuïteit gerichte, stimulerend/ondersteunende, vraaggerichte manier waarbij duidelijkheid, openheid, inspraak, participatie en mede-verantwoordelijkheid van alle relevante betrokkenen voorop wordt gesteld, opvang, opvoeding en begeleiding aanbieden bij het procesmatig uitbouwen/onderhouden van een eigen plaats waarbij de jongere zich goed kan voelen, in verbondenheid met zijn eigen directe en maatschappelijke omgeving • Vanuit democratische organisatieprincipes : Medewerkers hebben duidelijkheid omtrent eigen beslissingsbevoegdheid en die van anderen. Er is een gedeelde verantwoordelijkheid met een duidelijke eindverantwoordelijkheid. De organisatiecultuur wordt gekenmerkt door open en duidelijke communicatie. Binnen de grenzen van het concept, wordt zo veel mogelijk ruimte gecreëerd voor de ontwikkeling van individuele kwaliteiten van medewerkers. Het appèl op betrokkenheid, actieve participatie en flexibiliteit van medewerkers is groot. Expliciete zorg ter ondersteuning van medewerkers is fundamenteel. • En een pluralistische mensvisie : Respect hebbend voor de eigen sociaal-ideologische context van alle betrokkenen • Gebroken leefsituatie : Een leefsituatie waarbij de jongere de verbondenheid met zichzelf, zijn sociale/familiale/maatschappelijke/religieuze context verloren is of dreigt te verliezen. • Op een individuele wijze : In overleg met de individuele cliënt en zijn netwerk, wordt een gestructureerd 'traject' (cfr. het handelingsplan) uitgestippeld, op maat van dat individueel cliëntsysteem. •
Op een integrale wijze : Er wordt tegelijkertijd op verschillende facetten gewerkt.
• Op een intensieve, creatieve wijze : Continu zoekend naar uitbreiding en verfijning van het methodiekenpakket, aanlsuitend bij de mogelijkheden en de interesses van de cliënten. Hierbij ook samenwerkend met andere diensten moo ondersteuning en/of delegeren van bepaalde facetten van de begeleiding. • Op continuïteit gericht : Vermijden dat de plaatsing nieuwe breuken creëert in de lijn voor-tijdensna die plaatsing. Naadloze samenwerking verzorgen van verschillende diensten die in het traject betrokken zijn. • Op een stimulerend/ondersteunende wijze : Betrokkenen worden aangemoedigd om zichzelf verder te ontplooien, het eigen potentiëel ten volle te benutten. Hiertoe worden kansen gecreëerd om zelf te experimenteren, eigen inzichten te ontwikkelen, zelf keuzes te maken en een eigen weg te vinden. • Vraaggericht werken : Intensief en aanklampend op zoek gaan naar de vragen/de motivatie van cliënten om dan, binnen de grenzen van ons profiel, een aangepast aanbod te creëren.
pagina 92 van 233
• Duidelijkheid : Er wordt, van bij de intake, gezocht naar een duidelijke, begrijpbare profilering en naar een doordachte werkwijze die goed gestructureerd is en voor iedereen gemakkelijk te evalueren en bij te sturen is. Duidelijkheid impliceert bovendien dat men tijdig beperkingen kan signaleren en aangeven, zodat er geen onrealistische verwachtingen worden geschapen. Duidelijkheid betekent ook houvast bieden. • Openheid Uitgaande van de gelijkwaardigheid in de relatie tussen hulpverlener en cliënt, moet open communicatie een centraal thema zijn : samen zoeken met cliënten kan niet vertaald worden in gesloten communicatiesystemen, over de hoofden van de cliënten heen. Dergelijke openheid situeert zich binnen een fundamenteel recht van cliënten op privacy. • Inspraak : We willen ruimte creëren om de mening van cliënten een duidelijke plaats te geven binnen de concrete begeleidingen/de algemene uitbouw van de werking/ de ruimere organisatie • Participatie : Cliënten worden gecoached als actieve en competente participanten bij hun eigen hulpverleningsproces, . • Mede-verantwoordelijkheid : We gaan ervan uit dat elke partij, elk op zijn manier, inspanningen levert en willen dan ook appèl doen op zowel de rechten àls de plichten van elk. Ouders blijven zo veel mogelijk de dragende kracht (of worden ondersteund dit weer te worden), er worden zo weinig mogelijk verantwoordelijkheden van hen overgenomen. • Opvang bieden : Er wordt zo flexibel mogelijk omgesprongen met de residentiële mogelijkheden, om enkel die opvang te voorzien die nodig is om de draagkracht van het eigen netwerk te ondersteunen. Opvang betekent zorg dragen voor rust en duidelijkheid, van waaruit het eigen netwerk uitgebouwd/ondersteund kan worden. • Opvoeding bieden : Cliënten laten kennismaken met diversiteit (in normen, waarden en verwachtingen rond gedragspatronen) van verschillende contexten. We confronteren cliënten met de maatschappelijke consequenties van normoverschrijdend gedrag en bieden ondersteuning om met diversiteit te leren omgaan, om zelf keuzes te maken. • Begeleiding bieden : Op een gerichte manier handvaten bieden opdat cliënten meer inzicht krijgen in hun situatie. Daarnaast eveneens acties en vaardigheden van cliënten ondersteunen opdat ze meer vat zouden krijgen op die situatie. • Procesmatig : Hulpverlening is een proces van vallen en opstaan, van groei en herval, van voortdurend evalueren en bijsturen. • Het uitbouwen/onderhouden van een eigen plaats waarbij de jongere zich goed kan voelen, in verbondenheid met de eigen directe en maatschappelijke omgeving Welke netwerken voor de cliënt belangrijk zijn wordt ingevuld vanuit de individuele betekenisgeving van de cliënten zelf. Het zoekproces naar steunfiguren en netwerk staat centraal in de begeleiding. Cliënten worden ondersteund om zelf keuzes te maken rond de maatschappelijke plaats die ze wensen in te nemen. Basisprincipes van een democratische maatschappij worden hierbij als referentiekader gehanteerd. Daar waar maatschappelijke structuren belemmerend werken voor de ontplooiing van onze cliënten, proberen wij een signaalfunctie op te nemen naar het beleid/diensten/... We gaan ook zelf actief aan de slag om hiaten en overlappingen in de dienstverlening tav onze doelgroep aan te pakken Onze hulpverlening maakt tijdelijk deel uit van de omgeving/de geschiedenis/de identiteit van cliënten. Een professionele, maar echte relatie met onze cliënten, is dan ook inherent aan onze begeleiding.
pagina 93 van 233
VZW STAPPEN: organogram
ALGEMENE VERGADERING RAAD VAN BEHEER DAGELIJKS BESTUUR
COORDINATOR
Coördinatieteam –stafoverleg Met C, PV, TV1, TV2
PEDAGOGISCH VERANTWOORDELIJKE
Team 1Verantwoordelijke
TEAM 1 RESIDENTIEEL TEAM Groepsbegeleiders Stagiairs en vrijwilligers
Team 2Verantwoordelijke
LOGISTIEK TEAM Kokkin Onderhoudsvrouw Klusjesman
ADMINISTRATIEF TEAM 2 administratieve medewerkers
TEAM 2 AMBULANT TEAM Individuele begeleiders Stagiairs en vrijwilligers
KERNFUNCTIES 1.Intensief werken met en in de eigen leefomgeving Als CANO-centrum gaan wij reeds van bij de intake op zoek naar bestaande netwerken en dit zowel op familiaal/sociaal als professioneel vlak. We exploreren in hoeverre deze netwerken ondersteunend zijn of dit in de toekomst (opnieuw) kunnen worden. Daarnaast wordt gezocht naar nieuwe netwerken en hulpbronnen. Om de kwaliteit van netwerken in kaart te brengen, zoeken we antwoord op de vraag : beschikt de jongere in zijn eigen omgeving over die contacten/hulpbronnen die zij nodig heeft om haar problemen op te lossen ? Om de mogelijkheden van eigen netwerken te optimaliseren, wordt zo flexibel mogelijk omgesprongen met de residentie als woonformule (zie verder ons aanbod van de diverse woonformules). We trachten zo veel mogelijk ons hulpaanbod vorm te laten krijgen in de eigen leefomgeving van de jongere.
pagina 94 van 233
Binnen deze kernfunctie worden vooral methodieken aangewend waarbij gewerkt wordt met verschillende partijen (huisbezoeken, gezinsgesprekken, rondetafelgesprekken, ervaringsopdrachten met en in de context,…). Familiaal netwerk Ouders worden van bij het begin van de plaatsing vanuit hun ouderrol, hun verantwoordelijkheid benaderd Er wordt zo weinig mogelijk verantwoordelijkheid van hen overgenomen. Daar waar hun vermogen in de zorg voor hun dochter verzwakt is, gaan we hen ondersteunen, op weg helpen. Ook naar andere familieleden wordt geëxploreerd of en hoe hun verbondenheid hersteld/verhoogd kan worden. Een duidelijke rolverdeling, met expliciete engagementen en verwachtingen, moet voor alle partijen opnieuw duidelijkheid brengen. Op deze manier wordt een gedeelde zorg ontwikkeld, waardoor mensen weer zelf vat kunnen krijgen op hun eigen situatie. Zich opnieuw ‘dochter van’, ‘zus van’, ‘kleinkind van’,…. voelen is een eerste stap om de negatieve spiraal in de identiteitsontwikkeling van onze meisjes te doorbreken. Hun fundamenteel gevoel van eenzaamheid, afwijzing en uitsluiting, dè basis van verbittering en van wantrouwen naar de omgeving, legt immers onmiskenbaar een hypotheek op hun toekomstperspectief . •
Sociaal netwerk
Netwerken rond school/werk/vrije tijd worden opgezet en geoptimaliseerd. We trachten hierdoor integratie te bevorderen en nieuwe uitsluitingen te voorkomen. Onze meisjes hebben vaak reeds heel wat faalervaringen achter de rug, waardoor ze geen aansluiting meer vinden in het regulier school- / werk- / vrijetijdscircuit. Het vergt van de begeleiding heel wat creativiteit en intensief/aanklampend/ondersteunend appèl op zowel de jongeren als op de betrokken diensten, om opnieuw verbinding te maken (èn te behouden) met een sociaal netwerk. •
Professioneel netwerk
Professionele steunfiguren worden in kaart gebracht en op elkaar afgestemd, zodat - er geen overlappingen of hiaten in het aanbod zitten - het voor de betrokken cliënten duidelijk is wie wat doet - cliënten die hulp krijgen waarnaar ze vragen - de aangeboden hulp georganiseerd wordt op een manier die aansluit bij de cliënten - er voortdurend oog is voor het opnieuw overbodig maken van het hulpaanbod De cliënten zijn mee de regisseur voor hun eigen hulptraject. 2. Werken rond zelfverantwoordelijkheid en zelfstandigheid Elk individueel traject wordt opgebouwd vanuit de eigen mogelijkheden van de cliënten, rekening houdend met hun specifieke beperkingen en hulpvragen. Finaliteit van elke begeleiding is het overbodig maken van ons hulpaanbod, de verantwoordelijkheid over de zorg van de jongere (terug) overdragen aan de eigen leefomgeving en aan de jongere zelf. Hiertoe zal doorheen gans het proces maximaal ruimte gecreëerd worden opdat cliënten die zelfverantwoordelijkheid kunnen opnemen die ze op dat moment aankunnen. Doorheen het opbouwen van slaagkansen ondersteunen we cliënten om opnieuw vertrouwen te krijgen in eigen kunnen, om opnieuw waardering van de omgeving te mogen ervaren, om weer vat te krijgen op hun eigen situatie en toekomst. We stellen ons hierbij behoorlijk aanklampend op, we wachten niet enkel af tot cliënten duidelijk verwoorde hulpvragen stellen.
pagina 95 van 233
We engageren ons in dit proces om die structuur (met de nodige bijsturing en normering) te bieden die cliënten nodig hebben om op een veilige manier te kunnen/durven groeien. We voorzien in een permanentiesysteem waardoor alle cliënten 24u/24u iemand van de dienst kunnen bereiken. Het niveau van beschikbaarheid van begeleiding wordt voortdurend afgewogen tegen de eigen mogelijkheden van cliënten. Vanuit deze afweging bekijken we wat ‘maximaal appèl doen’ voor elke individuele cliëntsituatie inhoudt. Het blijft een moeilijke evenwichtsoefening om toch die ondersteuning te geven die cliënten nodig hebben en anderzijds voldoende experimenteerruimte te bieden. We voorzien in een ruim aanbod van vorming, oefeningen en experimenteerruimte moo praktische zelfstandigheidstraining (huishoudelijke vaardigheden, kennis omtrent administratie,…). Ons gedifferentieerd aanbod aan woonformules biedt heel wat mogelijkheden om deze training op maat van elke jongere aan te bieden. 3. Individuele psycho-sociale begeleiding en gedragsondersteuning Begeleiders werken vooral vanuit gedragstherapeutische accenten.
een
systeem-
en
contextueel
theoretisch
kader,
met
Cliënten worden ondersteund in de zoektocht om meer zicht te krijgen op de eigen situatie. We gaan samen met hen op zoek naar haalbare verklaringen voor pijnlijke gebeurtenissen uit het verleden. We proberen de puzzel van hun eigen (vaak erg verbrokkelde en gebroken) geschiedenis weer samen te leggen. Eigen veerkracht, oplossingsstrategieën, capaciteiten, positieve ervaringen … worden op de voorgrond gehaald, zodat hun zelfwaardegevoel versterkt wordt1, zodat ze opnieuw verbinding krijgen met zichzelf. Vanuit deze basis willen we de cliënten ondersteunen weer te geloven in hun toekomst, opnieuw te vertrouwen dat hun gedrag/hun inspanningen effect kunnen hebben op die toekomst. Voor zuivere therapeutische begeleiding kan samengewerkt worden met / doorverwezen worden naar andere diensten. Grensoverschrijdend gedrag wordt consequent genormeerd en bijgestuurd. De meisjes worden geconfronteerd met de gevolgen (zowel positief als negatief) van hun eigen gedrag, dit opdat ze zouden ervaren hoe ze zelf vat kunnen hebben op hun omgeving. Deze linken worden voortdurend doorgetrokken naar de ruimere context : hoe reageert wie op bepaald gedrag, welke winst boekt de jongere door dit gedrag in de verschillende contexten, welk effect hoopt ze te bekomen,… Vanuit een systematische zoektocht naar de betekenis van gedrag, proberen we alternatieven aan te reiken zodat jongeren zichzelf toch ‘verstaanbaar’ kunnen maken en erkenning kunnen krijgen uit hun omgeving. 4. Tijdsbesteding Er wordt intensief gewerkt rond het zoeken/behouden van een gestructureerde dagbesteding. We proberen opnieuw beweging en structuur/ritme te krijgen in de leefsituatie van de jongeren. We proberen de spiralen van leegte en perspectiefloosheid te doorbreken. Met een divers aanbod aan activiteiten (in samenwerking met andere diensten) proberen we interesses van jongeren op te wekken, capaciteiten naar voor te halen,… toekomstperspectieven op te zetten. Bedoeling blijft de integratie van onze cliënten in netwerken die afgestemd zijn op hun competenties en noden. Waar mogelijk situeert de dagbesteding zich in het regulier school- of werkmilieu. Vaak zorgen structurele moeilijkheden er echter voor dat dit (tijdelijk) niet meer haalbaar is. Op dat moment gaan we samen op zoek naar alternatieven buiten het regulier circuit, van waaruit intensief gewerkt wordt rond attitudes/vaardigheden/beleving. Deze alternatieven moeten de nodige veiligheid en flexibiliteit bieden om nieuwe opdrachten aan te durven en vol te houden.
1
Interne projecten zoals het Creaproject en het Poezieproject illustreren dit .
pagina 96 van 233
5. Maatschappelijke opdracht Deze bestaat uit : • • • •
Werken aan veranderingen in de wijze waarop diensten hun hulp organiseren zodat deze hulp beter aangepast is aan de vraag van de cliënten en er eventueel zelfs nieuwe specifieke vormen van hulp ontwikkeld worden. zorgen voor afstemming van de hulpverlening tussen alle betrokkenen opkomen voor de belangen van de cliënt bij andere diensten inspanningen leveren opdat deze veranderingen ook structureel verankerd zouden worden moo hulp voor andere cliënten
Deze maatschappelijk opdracht situeert zich zowel tav de individuele begeleidingstrajecten als tav onze algemene doelgroep. INHOUDELIJKE OPERATIONALISATIE VAN HET ZORGAANBOD 1. Intakeprocedure Deze beoogt het uitzetten van de grote lijnen van het individueel begeleidingstraject : wat zijn hulpvragen, wat zijn eigen mogelijkheden van de cliënten, waar kan ons aanbod aansluiten, welke engagementen kunnen de verschillende partijen aangaan. Hiertoe worden verschillende gesprekken georganiseerd met alle belangrijke betrokkenen : jongere, ouders, familie, doorverwijzer, andere hulpverleners, plaatsende instantie,… Open communicatie staat in deze gesprekken centraal : zo veel mogelijk partijen samen laten zoeken, zo weinig mogelijk infouitwisseling in afwezigheid van de cliënten. We doen sterk appel op de verantwoordelijkheid van alle betrokkenen om actief te participeren. Als categorie 1bis voorziening, gaan wij consequent om met de vooropgestelde opnameplicht. Elke intakeprocedure resulteert in een schriftelijk hulpverleningsvoorstel. Dit document is een engagementsverklaring tussen de verschillende betrokkenen met globale omschrijving van de doelstellingen en strategieën voor de begeleiding. Het hulpverleningsvoorstel zal later in het handelingsplan geconcretiseerd/eventueel bijgestuurd worden. 2. Individueel begeleidingstraject voor elke cliënt : continu afstemmen van vraag en aanbod Afstemmen van vraag en aanbod veronderstelt een continue intensieve zoektocht, alsook de aanwezigheid van een gedifferentieerd aanbod aan methodieken (zie verder). Door het werken met zeer kleine (vaak individuele) woonformules, kunnen we verregaand ‘op maat’ werken. Er zijn weinig afspraken en regels nodig om het groepsleven organiseerbaar te maken. Heel wat jongeren ervaren deze aanpak als bevrijdend (na een vaak lange instellingsgeschiedenis in verschillende leefgroepen). Afstemming is geen kwestie van vrijblijvendheid, geen spelletje ‘u vraagt - wij draaien’. Afstemming veronderstelt ook duidelijkheid omtrent onze verwachtingen, onze grenzen, onze breekpunten. Afstemming veronderstelt eveneens informatie omtrent de klemtonen in onze werking, de aspecten waarop we een sterker/minder aanbod hebben. Aan de hand van een duidelijk profiel van onze dienst hopen we in de toekomst dat andere diensten, belast met indicatie en toewijzingsfuncties, gerichter doorverwijzingen kunnen doen.
pagina 97 van 233
De doelstellingen, strategieën en engagementen uit het handelingsplan worden driemaandelijks geëvalueerd en bijgestuurd in overleg met alle betrokkenen. Deze structurele evaluatiemomenten resulteren in driemaandelijkse verslagen (tussen de opgelegde zesmaandelijkse evolutieverslagen wordt telkens één tussentijds verslag gemaakt). Alle verslagen zijn open documenten : de cliënten (jongeren en directe betrokkenen) worden sterk geappelleerd om de inhoud mee vorm te geven, om eigen verwachtingen te formuleren, alsook om het verslag mee te tekenen voor akkoord. 3. Diversiteit van methodieken Elk individueel begeleidingstraject vergt een unieke zoektocht naar die methodieken die best aansluiten bij het cliëntsysteem. Er worden zowel ervaringsgerichte als cognitieve methodieken aangewend, zowel verbale als nonverbale. Er wordt zowel gewerkt met individuen, groepjes en contexten… Vanuit ons Cano concept wordt sterk geïnvesteerd in verbindende, deblokkerende en herstelgerichte methodieken. Onze zoektocht naar nieuwe methodieken zal nooit af zijn… Wij blijven vooral zoeken naar methodieken die implementeerbaar zijn in de dagdagelijkse leefwereld van onze jongeren. Ervaringsgerichte activiteiten bijvoorbeeld moeten niet exclusief en duur zijn om effectief te zijn. Initiatieven die een paar jaar geleden onder de noemer ‘vernieuwende projecten’ vielen, zijn ondertussen deel geworden van het standaardaanbod… 4. Integrale begeleiding Elke begeleiding wordt opgezet als een totaaltraject rond de individuele cliëntsituatie. De individuele begeleider integreert alle facetten en coacht het volledige traject (van intake tot nazorg), ongeacht de woonformule (basisgroep, kamertraining,…) van waaruit gewerkt wordt. Dit behelst regelmatige individuele begeleidingsmomenten met de jongere (gesprekken, activiteiten), begeleidingsmomenten met ouders en andere familieleden, contacten met scholen/werk/vrije tijd, overleg met en verslaggeving naar plaatsende instantie, contacten met externe hulpverleningsdiensten,…. Elk individueel traject wordt uitgezet en opgevolgd door een multidisciplinair team rond de individuele begeleider (collega begeleider uit het residentieel team, interne supervisor, externe supervisoren, begeleider van organisaties die mee betrokken zijn in de begeleiding,…). 5. Samenwerkingsverbanden Elke integrale begeleiding steunt op samenwerkingsverbanden. Sommige zijn structureel uitgebouwd (bv. samenwerkingsverbanden met de groepspraktijk van huisartsen, het Centrum voor Levensvorming, zorgboerderij de Bekwame Boon, VZW Toekan,…) Andere samenwerkingsverbanden worden ingezet binnen één specifiek begeleidingstraject (bv. de samenwerking met specifieke diensten voor vrijetijdsbesteding, gespecialiseerde therapeuten, ambulante diensten in de categorale hulpverlening, gastgezinnen, …) Deze initiatieven maken altijd deel uit van het integraal begeleidingstraject van de cliënt. Ze hebben een ondersteunende/aanvullende functie. Soms zal de samenwerking opgezet worden als normering van een vastgelopen situatie. Fysieke agressie tav groepsgenotes of begeleiders, alsook drugsbezit binnen de voorziening, zijn breekpunten, die steevast genormeerd worden met een tijdelijke verwijzing uit de voorziening. Om deze verwijzing in te vullen, wordt beroep gedaan op externe diensten / personen.
pagina 98 van 233
Op geen enkel moment is er bij dergelijke samenwerking sprake van opschorting van het traject. Zelfs al verblijft de jongere tijdelijk op een andere plaats, zelfs al moet de jongere om technische redenen tijdelijk worden uitgeschreven, VZW Stappen blijft zorgen voor continuïteit voor - tijdens – na de samenwerking met de andere dienst. 6. Inzet van de residentie Onze meisjes verblijven zo veel mogelijk in hun eigen context. Residentieel verblijf wordt niet standaard ingezet en wordt altijd gecombineerd met netwerkontwikkelende / -ondersteunende interventies. In elk individueel begeleidingstraject kan continu, in overleg met/op maat van het cliëntsysteem, soepel gepuzzeld worden met zowel ambulante als residentiële elementen Residentiële opvang wordt door onze dienst aangeboden vanuit de volgende functies : - Creëren van een tijdelijke contextvervangende verblijfplaats (bv voor niet begeleide minderjarigen) - Creëren van terugvalmogelijkheid voor die jongeren die wel in hun eigen netwerk verblijven. Dit met het oog op doseren van de draaglast van dat eigen netwerk, waardoor engagementen haalbaar blijven ondanks moeilijke episodes. - Creëren van een systeem dat de residentie voor cliënten permanent bereikbaar maakt. - Creëren van oefenruimte om vaardigheden te trainen, waardoor samenleven (in groep met leeftijdsgenoten, maar ook in de eigen context) haalbaarder wordt - Creëren van dag- en nachtritme, van een leeftijdsadequaat en genormaliseerd leefritme, van een maatschappelijke spiegel 7. Woonformules De keuze welke woonformules worden ingezet, alsook de volgorde waarin ze ingezet worden, wordt volledig ingevuld vanuit de individuele cliëntsituatie. Elke formule heeft een standaard aanbod, met daarbinnen toch veel ruimte voor individuele invulling.
Begeleiding in de eigen leefomgeving (thuis, bij familie,…) Capaciteit : onbeperkt binnen de totale capaciteit van 15 Doelgroep : Die jongeren voor wie het eigen netwerk voldoende draagkracht heeft om, mits intensieve ondersteuning, te voorzien in (al of niet tijdelijke, al of niet volledige) opvang van de jongere Begeleidingsaanbod : De begeleiding wordt integraal opgenomen door één vaste individuele begeleider. Het residentiële team staat in voor continue bereikbaarheid. In overleg met het cliëntsysteem wordt een integraal begeleidingsprogramma opgesteld, met daarin duidelijke engagementen van de verschillende partijen. Er wordt vooral verbindend en draagkrachtversterkend gewerkt : er is veel aandacht voor dagstructuur, voor het stimuleren van eigen competenties en vaardigheden, voor het activeren van steunfiguren, …
Basisgroep Capaciteit : De basisgroep biedt leefruimte voor maximum 7 meisjes. (De groep telt meestal echter maar een drietal bewoners)
pagina 99 van 233
Doelgroep : De meeste nieuwe meisjes worden in basisgroep onthaald. Verder is basisgroep er voor die meisjes die behoefte hebben om samen te leven met andere groepsgenotes, maar ook voor meisjes die nood hebben aan permanente aanwezigheid/ondersteuning van de begeleiding en aan een duidelijke structuur. Infrastructuur : Deze voorziet in 7 individuele slaapkamers en een gemeenschappelijke leefruimte, keuken en sanitaire ruimte. Aanwezigheid van begeleiding : Er is continu een begeleider in de basisgroep aanwezig. Elke jongere heeft daarnaast ook regelmatige individuele begeleidingsmomenten met haar individuele begeleider. Aanbod : De individuele begeleider stelt, in overleg met de jongere en haar eigen steunfiguren, een begeleidingsprogramma op. Eigen steunfiguren worden maximaal betrokken bij de begeleiding. Ouders worden zo veel mogelijk aangesproken vanuit hun ouderlijke verbondenheid en verantwoordelijkheid. De basisgroep heeft een context-aanvullende functie, kan zelfs tijdelijk een ontbrekende context vervangen. In de eerste plaats wordt er een rustig, warm, huiselijk en veilig klimaat aangeboden in de basisgroep. Er is veel aandacht voor structuur binnen het groepsgebeuren, met daarin de eerste aanzetten tot individuele experimenteerruimte. Naast het gewone dagelijkse groepsleven gaan er regelmatig georganiseerde groepsmomenten en activiteiten door. Bedoeling van deze momenten is om sfeer te creëren, sociale vaardigheden in te oefenen en interesses/capaciteiten te prikkelen. Een dagbesteding in (al of niet regulier) school- of werkmilieu is verplicht. Er wordt een zelfstandigheidsprogramma uitgewerkt. Dit wordt vooral op een ervaringsgerichte manier aangepakt en nauw aansluitend bij het dagelijks leven. Er wordt gewerkt rond vaardigheden en gedrag, rond gevoelens en beleving, rond motivatie,…van de jongere. Tussengroep Capaciteit : De tussengroep bestaat uit maximum drie meisjes Doelgroep : Op tussengroep verblijven die meisjes voor wie samen leven met één of twee leeftijdsgenoten, zonder de voortdurende aanwezigheid van begeleiding, ondersteunend kan zijn. De meisjes kunnen grotendeels zelf bepalen in welke mate ze het gezelschap van de andere tussengroepers opzoeken. Doorschuiven naar kamertraining of BZW kan nadien een optie zijn, maar hoeft niet. Om in tussengroep te kunnen starten, is een basis aan zelfverantwoordelijkheid vereist. Er wordt van deze meisjes verwacht dat ze tussen de geplande begeleidingsmomenten door, al enigszins zelf vragen/conflicten/… kunnen aanpakken. Infrastructuur : De kamers en gemeenschappelijke leefruimte bevinden zich in het basishuis, naast de leefruimte van de basisgroep. Er zijn individuele slaapkamers. Daarnaast is er een gemeenschappelijke living, kitchenette, badkamer, WC en een kleine wasplaats. Aanwezigheid van begeleiding Er is voor elke jongere een individuele begeleider, waarmee regelmatig individuele begeleidingsmomenten doorgaan.
pagina 100 van 233
Dagelijks zijn er twee korte begeleidingsmomenten door de begeleider van de basisgroep. Ook bij crisissen kan beroep gedaan worden op de begeleider van de basisgroep. Daarnaast is er het wekelijks tussengroepsgesprek. Hier wordt het samenleven georganiseerd en geëvalueerd. Aanbod De individuele begeleider stelt, in overleg met de jongere en haar eigen steunfiguren, een begeleidingsprogramma op. Eigen steunfiguren worden maximaal betrokken bij de begeleiding. Ouders worden zo veel mogelijk aangesproken vanuit hun ouderlijke verbondenheid en verantwoordelijkheid. Op tussengroep worden de meisjes ondersteund om zelf afspraken te maken om hun samenleven te organiseren, zelf een planning te maken, zelf initiatieven te nemen rond b.v. opdrachten uit het zelfstandigheidsprogramma. De begeleiding ondersteunt de jongeren bij het maken van afspraken en het opstellen van een planning, evalueert deze regelmatig en stuurt eventueel bij. De begeleiding biedt af en toe zelf activiteiten aan om interesses van de jongere op te wekken moo een eigen tijdsbesteding, om slaagkansen te creëren, … Er wordt gezocht naar een haalbare dagbesteding in (al of niet regulier) school- of werkmilieu. Er wordt gewerkt rond vaardigheden en gedrag, rond gevoelens en beleving, rond motivatie,…van de jongere. Er wordt een zelfstandigheidsprogramma uitgewerkt. Dit wordt vooral op een ervaringsgerichte manier aangepakt en nauw aansluitend bij het dagelijks leven. Kamertraining Capaciteit : er zijn 5 individuele studio’s voorzien Doelgroep : Kamertraining is bedoeld voor meisjes die zich willen voorbereiden op zelfstandig wonen. Een terugkeer naar het eigen gezin blijft evenwel altijd mogelijk. Zowel nieuwe meisjes als meisjes die eerder in een andere formule van ons aanbod verbleven, kunnen voor kamertraining in aanmerking komen. Om op kamertraining te kunnen starten, wordt enige zelfstandigheid verwacht naar huishoudelijke vaardigheden als koken, budgetteren, … . Kamertrainers worden maximaal geappelleerd op hun eigen verantwoordelijkheid. Om op kamertraining te kunnen starten wordt een huurwaarborg gevraagd. Deze waarborg vormt de basis voor de latere waarborg op BZW. Infrastructuur : De individuele studio’s bevinden zich in het kamertrainingshuis. Dit is een apart huis op hetzelfde terrein als de basisgroep en tussengroep. De studio’s voorzien in een individuele leef-, kook- en slaapruimte. Er is een gemeenschappelijke sanitaire ruimte. Begeleidingsaanbod : De individuele begeleider stelt, in overleg met de jongere en haar eigen steunfiguren, een individueel programma op. Eigen steunfiguren worden maximaal betrokken bij de begeleiding. Ouders worden zo veel mogelijk aangesproken vanuit hun ouderlijke verbondenheid en verantwoordelijkheid. In de eerste plaats willen we de concrete zelfredzaamheid van de jongere vergroten. Daarnaast blijven we werken aan motivatie, beleving, … De jongere probeert zo veel mogelijk alles zelf te doen (koken, wassen,
pagina 101 van 233
huishouden, geld beheren,…) maar kan rekenen op ondersteuning van de begeleiding en de eigen steunfiguren. Binnen de duidelijke grenzen van kamertraining, is er veel individuele experimenteerruimte om zelf verantwoordelijkheid op te nemen. We gaan samen op zoek naar een haalbare dagbesteding in (al of niet regulier) school- of werkmilieu. De jongere wordt ondersteund om zijn vrije tijd zelfstandig in te vullen. Aanwezigheid van begeleiding De begeleidingsmomenten worden hoofdzakelijk door de individuele begeleider ingevuld. Dagelijks is er een plannings- en een opvolgmoment door de begeleider van de basisgroep. Eventueel kan gezamenlijk vorming worden aangeboden. Bij crisissen kan beroep gedaan worden op de begeleider van de basisgroep. Polyvalente studio’s Capaciteit : er zijn 3 individuele studio’s beschikbaar Doelgroep : Deze studio’s kunnen zowel gebruikt worden voor nieuwe meisjes als voor meisjes die eerder in een andere formule van ons aanbod verbleven. Er worden geen standaard voorwaarden gehanteerd om in een polyvalente studio te kunnen starten. Het kan gaan om meisjes die wachtende zijn op een plaatsje in onze kamertraining, om BZW'ers die tijdelijk extra ondersteuning nodig hebben, om een tijdelijke uitwijzing uit een andere woonformule, om meisjes voor wie samenleven met groepsgenotes geen meerwaarde heeft maar die toch nog niet zelfstandig genoeg zijn om op kamertraining te verblijven,… Infrastructuur : De eerste studio bevindt zich in een apart huis op het terrein van de voorziening. Deze studio heeft een eigen ingang en bestaat uit een leefruimte (kook-, leef- en slaaphoek), een douche en een toilet. De andere studio’s bestaan eveneens uit een kook-, leef- en slaaphoek. Deze studio’s bevinden zich naast de basisgroep. Douche en toilet worden gemeenschappelijk met de basisgroepbewoners gebruikt. Deze studio’s hebben geen eigen ingang. Begeleidingsaanbod De individuele begeleider stelt, in overleg met de jongere en haar steunfiguren, een individueel programma op. Er zijn geen standaardafspraken. Alles kan volledig op maat van de jongere ingevuld worden. De infrastructuur van deze studio’s biedt de mogelijkheid voor intensieve zelfstandigheidstraining. Begeleid Zelfstandig Wonen Capaciteit : We hebben een erkenning voor 3 BZW’ers Doelgroep : Begeleid zelfstandig wonen is bedoeld voor die meisjes die alleen willen gaan wonen in de Gentse regio. Om in deze formule van start te kunnen gaan stellen we de volgende voorwaarden : - de jongere is minstens 17 jaar en heeft de toestemming van haar ouders of van de jeugdrechtbank om onder begeleiding alleen te gaan wonen
pagina 102 van 233
-
de jongere heeft de basis van huishoudelijke vaardigheden goed onder de knie Er zijn voldoende financiële middelen voorhanden om een woning te huren
Zowel nieuwe jongeren als meisjes die doorgroeien vanuit één van de andere woonformules, voor een BZW begeleiding in aanmerking komen.
kunnen
Infrastructuur : Deze jongeren betrekken een woning in de regio Aanwezigheid van begeleiding De begeleiding wordt volledig opgenomen door één vaste individuele begeleider Er zal gezocht worden welke andere steunfiguren geappelleerd kunnen worden : ouders, familie, vrienden, maar ook professionelen zoals OCMW, de school, het JAC, de VDAB,… In crisissituaties is de begeleider van de basisgroep 24u/24u telefonisch bereikbaar. Aanbod De individuele begeleider stelt, in overleg met de jongere en haar steunfiguren, een individueel programma op rond • • • •
alle praktische items die rechtstreeks te maken hebben met de voorbereiding op en het realiseren van het alleen wonen dagbesteding ontwikkelen en ondersteunen van eigen netwerken, met vooral aandacht voor de nieuwe positie die de jongere inneemt als ‘alleen wonende jong-volwassene’ persoonlijke vragen en aandachtspunten m.b.t. gedrag, beleving van de jongere
Oefenstudio’s Capaciteit en infrastructuur : In samenwerking met de stadsontwikkelingsdienst, kunnen wij tijdelijk gebruik maken van leegstaande huizen/studio’s in de stad. Doelgroep : Die meisjes voor wie de reguliere woningmarkt geen/onvoldoende aanbod heeft. De flexibiliteit naar huurprijs en huurtermijn, kan extra kansen bieden om te sparen voor een behoorlijke studio op de reguliere woonmarkt. Begeleidingsaanbod : De begeleiding wordt integraal opgenomen door de individuele begeleider. Het residentieel team zorgt voor continue bereikbaarheid. Het aanbod is hetzelfde als bij BZW. Het feit dat VZW Stappen de rol van huisbaas op zich neemt, biedt extra kansen naar experimenteerruimte voor de jongeren. PERSONEELSOMKADERING Begeleidersteam Om ons aanbod te kunnen realiseren wordt geopteerd voor de opsplitsing van de begeleidersgroep in twee teams: Residentieel team • •
Uitbouwen van de verschillende residentiële woonformules Dagdagelijks zorgen voor alle cliënten op het residentieel terrein
pagina 103 van 233
• • • • • • • •
Dagdagelijks organiseren van het leven op het residentieel terrein Begeleiden van het groepsdynamisch aspect van het leven op het residentieel terrein Aanbieden van een maatschappelijk aanvaard waarden-en normenkader Informatie doorgeven aan de IB rond alle aspecten van de individuele begeleidingstrajecten Uitvoeren van de begeleidingsengagementen uit het handelingsplan Organiseren van kansen moo leren uit ervaringen. Uitbouwen van ervaringsgerichte methodieken Geven van (groeps- of individuele) vorming Uitvoeren van het individueel zelfstandigheidsprogramma
Ambulant team • •
Coachen van de integrale individuele begeleidingstrajecten Mee uitbouwen van methodieken binnen deze functie.
Beide teams werken vanuit een eigen, van elkaar verschillende, maar complementaire invalshoek. De integratie van beide invalshoeken wordt als volgt georganiseerd: Per jongere wordt een individueel begeleider aangesteld vanuit het ambulant team. Deze coacht het individueel begeleidingstraject integraal. Elk traject wordt ‘gebackupt’ door een tweede begeleider uit het ambulant team (ondersteunen, kritisch en actief meedenken, maar ook effectief opnemen van de begeleiding bij ziekte van de individuele begeleider). Daarnaast wordt elk begeleidingstraject ook opgevolgd door een peter /meter van het residentieel team (ondersteunen, actief en kritisch meedenken vanuit de invalshoek van dat team). Teamverantwoordelijken De teamverantwoordelijken staan in voor de opvolging van / de ondersteuning bij de dagdagelijkse opdracht van hun team (zie functiebeschrijving van dat team) en ondersteunt het werkproces van de begeleiders van dat team. Coördinator • • • • • • •
Is eindverantwoordelijke voor de totale werking. Zorgt hierbij voor afstemming tussen de inhoudelijke processen en de meer organisatorische, financiële, infrastructurele en personeelsgebonden processen. zorgt voor de communicatie met externe beleidsinstanties. Tekent nieuwe ontwikkelingen uit en zorgt voor de continuïteit van de dienst Zorgt voor individuele personeelsdossiers Ziet toe op het naleven van de begroting Is verantwoordelijk voor gezondheid, veiligheid en brandveiligheid Verzorgt de communicatie en informatiedoorstroming tussen medewerkers en Raad van Bestuur, Algemene vergadering
Pedagogisch verantwoordelijke • • • •
Is verantwoordelijk voor de ontwikkeling/opvolging van inhoudelijke processen en voor de coherentie tussen al deze processen. Volgt hiertoe ook de rode draad van alle concrete begeleidingen op. Is verantwoordelijk voor de zorg voor inhoudelijke samenwerkingsverbanden Zorgt voor afstemming in communicatie tussen de beide teams
pagina 104 van 233
• • • •
Is verantwoordelijk voor intakebeleid Is verantwoordelijk voor het VTO beleid Volgt inhoudelijke informatie en regelgeving op, zorgt voor vertaling naar medewerkers Ondersteunt het werkproces van de begeleiders van het ambulant team.
Administratief team • • • • • • •
Instaan voor uitvoeren van opdrachten in het kader van personeelsdossiers Instaan voor uitvoeren van opdrachten in het kader van de administratieve dossiers van de jongeren Instaan voor het goede functioneren van de computerinfrastructuur en andere technologische aspecten van communicatie Instaan voor uitvoering van opdrachten in het kader van de beeldvorming van de organisatie Instaan voor beheer van kantoorbenodigdheden Instaan voor opdrachten in het kader van het financieel beleid van de organisatie Instaan voor uitvoering van opdrachten in het kader van informatieclassificatie
Logistiek team • • • •
Instaan voor uitvoering van opdrachten in het kader van informatieclassificatie Instaan voor opdrachten in het kader van het onderhoud en herstellen van gebouwen, van toestellen en installaties en met betrekking tot veiligheid Instaan voor uitvoering van opdrachten in het kader van de verblijffunctie(eten, slapen, verblijven) Instaan voor uitvoering van concrete opdrachten in het kader van bepaalde aspecten van de zelfstandigheidstraining van de jongeren
pagina 105 van 233
BIJLAGE 10: Pedagogisch profiel Hadron
VZW DE BETSBERG DE KERHOEK
PEDAGOGISCH PROFIEL
DE BETSBERG
Meerstraat 34 9860 Oosterzele Tel.: 09/362.59.88
HADRON VZW
Brandstraat 3, 9000 Gent Tel: 09/225.01.59 Fax: 09/233.69.49
DE KERHOEK
Kerhoek 31 9930 Zomergem Tel.: 09/372.75.90 Fax : 09/251 89 11
pagina 106 van 233
I.ORGANISATORISCHE ASPECTEN. REGIONALE INPLANTING. Vzw Hadron organiseert het hulpaanbod vanuit 3 vestigingsplaatsen: 1. 2.
De Betsberg te Oosterzele De Kerhoek te Zomergem
Beide residentiële afdelingen zijn gelegen in een plattelandsomgeving. De voornaamste dichtsbijgelegen centra (Eeklo, Gent, Wetteren,..) zijn gemakkelijk bereikbaar per fiets, bus of trein. Alle onderwijs- en tewerkstellingsmogelijkheden zijn bereikbaar voor onze jongeren. 3.
De hoofdzetel te Gent
ACTIERADIUS. Alhoewel we een sterk regionale werking nastreven (omwille van mogelijkheden tot contacten met de context, haalbaarheid van verplaatsingen, terugkoppeling naar plaatsgebonden mogelijkheden ) zien we in de voorbije jaren toch een vrij verspreide actieradius (met zelfs een aantal begeleidingen buiten de provinciegrenzen). We willen dit als belangrijk aandachtspunt behouden naar onze toekomstige opnames. Een cirkel van 20 kilometer rond de verschillende vestigingsplaatsen zien we echt als een na te streven actieradius. ACCOMMODATIE. De accommodatie van vzw Hadron is gesitueerd op de drie vestigingsplaatsen (cfr; maatregelen om bereikbaar- en beschikbaar te zijn voor de doelgroep). In de hoofdzetel in het hart van Gent (Brandstraat 3) zijn burelen en een vergaderzaal ondergebracht. De directie en het secretariaat, de BZW-begeleiding, de zorgverantwoordelijke en de GKRB-begeleiding, vinden er elk hun vaste werkstek, verspreid over twee verdiepingen. De vergaderzaal, eveneens gerenoveerd en toegerust voor samenkomsten tot 30 personen, staat zowel voor interne - als voor externe overlegmomenten ten dienste. De vestiging in Oosterzele bestaat uit een hoofdgebouw in T-vorm met carport, een afzonderlijke garage en een afzonderlijk paviljoen. De gebouwen zijn ingeplant in een rustige omgeving met veel groen in de onmiddellijke nabijheid en op de campus zelf. Alle ruimtes zijn gelijkvloers. Het gebouw is van zeer recente datum. In het hoofdgebouw bevinden zich een ruime centrale hall, drie burelen, een kleine vergader- en ontvangstzaal, een keuken met berging, een wasplaats, een zeer ruime living met diverse ontspanningsmogelijkheden en een volledige afgescheiden stookplaats. In twee aparte vleugels bevinden zich de individuele kamers, en voorraadkamer en het sanitair. Alle ruimtes zijn verbonden door brede gangen. Een deeltje van het hoofdgebouw is afgescheiden voor kamertraining (studiobewoning). In het los van het hoofdgebouw ingeplante paviljoen is eveneens ruimte voor twee jongeren in kamertraining. De garage doet hoofdzakelijk dienst als bergplaats. De vestiging beschikt over een gewaarborgde controleroutine op alle veiligheidsaspecten (alarm, elektriciteit, blusmiddelen, brandveiligheid) en actualiseert de nodige attesten ter zake stipt binnen de voorgeschreven termijnen. Buitenmuurs zijn er voorzieningen voor sportbeoefening (basketbal, minivoetbal…), een fietsenstalling, een ruime tuin en een oppervlakte bos, en een aparte ruimte voor kleine neerhofdieren.
pagina 107 van 233
De vestiging in Zomergem is ingeplant in een bijzonder rustige groene omgeving. Ze bestaat uit een hoofdgebouw en een aparte garage. Op het gelijkvloers van het hoofdgebouw bevinden zich een traphall, twee burelen en een ontvangst- en vergaderruimte, een keuken met berging, een ruime living, sanitair en een aparte inkom. Afgescheiden hiervan vinden ook nog twee afzonderlijke studio’s voor individuele kamertraining (telkens met leefruimte, keuken en sanitair) en een studio voor gezamenlijke kamertraining (2 jongens) een plaats. Op de verdieping vinden de voorraadkamer, een bureel, een wasplaats, het sanitair (douches) en de individuele kamers een plaats. De garage doet hoofdzakelijk dienst als stalling voor de minibus en als opslagplaats. De vestiging beschikt over een stipte controleroutine op alle veiligheidsaspecten en actualiseert nauwgezet alle attesten terzake binnen de voorgeschreven termijnen. Buitenmuurs zijn er goed uitgeruste voorzieningen voor sportbeoefening (basketbal, volleybal, minivoetbal), een tuin, een parkje voor kleine neerhofdieren, een fietsenstalling en een parkeerstrook voor de medewerkers en bezoekers. PERSONEELSFORMATIE EN KWALIFICATIES. 1.
Overzichtslijst ‘PERSONEELSBESTAND’.
Alle medewerkers van vzw Hadron zijn hierin opgenomen. Eén medewerker (de projectbegeleider) wordt via externe middelen gefinancierd (Sociale maribel). Het subsidieerbaar personeelskader is volledig ingevuld (aantal en functies).
2. Functiebeschrijvingen en –profielen. Voor alle functies is een functiebeschrijving en –profiel aanwezig (opgenomen in het kwaliteitshandboek).
pagina 108 van 233
NAAM
FUNCTIE
DIPLOMA
JOBT
SUBSID.
ADENS KRISTEL VAN DE SLYCKE KATRIEN CALLENS PETER DUMOULIN HENDRIK VAN HECKE LIEVEN DE CRAENE JAN DE BAERE YVES VAN CRAEYENEST KRISTOF DE LANDSHEERE KIM MAENE JEFFREY CALLENS KATRIEN AERS JOKE CALLENS ANN DE WAELE VEERLE LANOO CAROLINE NATENS HILDE D'HONDT SOFIE ANTHUENIS ANS CIETERS SABRINA DUCATTEEUW BERT LAMBERT ROLAND GINNEBERGE GEERT DE MUYNCK GUY DEMOLDER DIRK AELTERMAN DIRK LAUREYNS PIET VAN HECKE ELS CALLEBAUT NICOLE HAESAERT LUCRESE TRENSON MAGDA VAN HULLE JEAN-MARC COLPAERT ARLETTE
ADMIN. MEDEW. KL 2 ADMIN. MEDEW. KL 2 BEGELEIDER KL 1 BEGELEIDER KL 1 BEGELEIDER KL 1 BEGELEIDER KL 1 BEGELEIDER KL 1 BEGELEIDER KL 1 BEGELEIDER KL 1 BEGELEIDER KL 3 BEGELEIDSTER KL 1 BEGELEIDSTER KL 1 BEGELEIDSTER KL 1 BEGELEIDSTER KL 1 BEGELEIDSTER KL 1 BEGELEIDSTER KL 1 BEGELEIDSTER KL 1 BEGELEIDSTER KL 1 BEGELEIDSTER KL 1 BIJZ.FUNCTIE/CRIMIN. BIJZ.FUNCTIE/SOC.AG. DIRECTEUR EERSTE BEGELEIDER HOOFDBEGLEIDER HOOFDBEGLEIDER HOOFDBEGLEIDER LOGISTIEK MEDEW. KL 4 LOGISTIEK MEDEW. KL 3 LOGISTIEK MEDEW. KL 4 LOGISTIEK MEDEW. KL 4 LOGISTIEK MEDEW. KL 3 LOGISTIEK MEDEW. KL 4
GEGRAD.SECRET.MANAG. GEGRAD. SECRETARIAAT GEGRAD. I/D ORTHOPED. LIC.PSYCH. EN PED. WET. MAATSCH.ASSISTENT LIC.PSYCH. EN PED. WET. GEGRAD. I/D ORTHOPED. GEGRAD. I/D ORTHOPED. MAATSCH.ASSISTENT TECHN. SEC. OND. LIC. PSYCHOLOGIE LIC. PSYCHOLOGIE GEGRAD. I/D ORTHOPED. MAATSCH.ASSISTENT GEGRAD. I/D ORTHOPED. GEGRAD. I/D ORTHOPED. MAATSCH.ASSISTENT GEGRAD. I/D ORTHOPED. GEGRAD. I/D ORTHOPED. LIC.I/D CRIMINOLOG.WET. LIC.PSYCH. EN PED. WET. MAATSCH.ASSISTENT MAATSCH.ASSISTENT LIC.PSYCH. EN PED. WET. GEGRAD. I/D ORTHOPED. GEGRAD. I/D ORTHOPED. HOGER SECUNDAIR OND. GEZINS- EN SAN.-HULP A3 SNIT EN NAAD ZONDER TECHN. SEC. OND. ZONDER
100 50 100 100 100 100 100 100 100 40.50 100 100 100 100 100 100 100 50 100 100 100 100 100 100 100 100 50 50 50 50 100 30u/W
Iva JWZ Iva JWZ Iva JWZ Iva JWZ Iva JWZ Iva JWZ Iva JWZ Iva JWZ Iva JWZ Soc. Maribel Proj.overeenk. Iva JWZ Iva JWZ Proj.overeenk. Iva JWZ Iva JWZ Iva JWZ Iva JWZ Iva JWZ Iva JWZ Iva JWZ Iva JWZ Iva JWZ Iva JWZ Iva JWZ Iva JWZ Iva JWZ Iva JWZ Iva JWZ Iva JWZ Iva JWZ Iva JWZ
Bijwerking 1/2/2007.
108
pagina 109 van 233
ORGANOGRAM Re sid en tië le be ge lei di ng
A m bu la nt e be ge lei di
Leefgroep Kerhoek
Leefgroep begeleiders
Hoofdbegeleider
Leefgroep Betsberg
Leefgroep begeleiders
Hoofdbegeleider Pedagogische ondersteuning
Kamertraining Kerhoek
Begeleider
Kamertraining Betsberg
Begeleider
Begeleid zelfstandig wonen Gestructureerde Kortdurende Residentiële Begeleiding Projecten
H oo fd be ge lei de r
2 Bijzondere functies
Directeur
Ambulante cel Contextbegeleid(st)ers
vzw Hadron Raad van beheer
Zorgverantwoordelijke
Projectbegeleider
Logistiek Administratie
Organisatorische ondersteuning
109
pagina 110 van 233
110
pagina 111 van 233
ORGANISATIESCHEMA
HADRONvzw DE KERHOEK
Leefgroep Kamertraining : - 2 studio’s - Huis G estructureerde K ortdurende R esidentiële B egeleiding
Begeleid zelfstandig wonen
DE BETSBERG
Projectwerking
Leefgroep Kamertraining : - studio voor KT - Paviljoen voor KT G estructureerde K ortdurende R esidentiële B egeleiding 111
pagina 112 van 233
112
pagina 111 van 233
II. INHOUDELIJKE EN METHODOLOGISCHE ASPECTEN De inhoudelijke en methodologische aspecten hebben wij opgenomen in de ‘visietekst’. Zowel onze doelstellingen, doelgroep,werkingsprincipes, missie, als de beschrijving van onze werkvormen komen daarbij uitvoerig aan bod. In het kwaliteitshandboek gaan wij uitgebreid in op samenwerkings- en overlegstructuren, operationalisering van het gezinsgericht en emancipatorisch werken en verdere organisatorische en inhoudelijke aspect
Inhoud Voorwoord .....................................................................................................................10
Deel I: Bouwstenen 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8.
Een individuele benadering en “respect” ...................................................12 Emancipatorische visie en dialogische opvoeding ....................................12 Cliëntparticipatie ............................................................................................12 Samenwerkings- en onderhandelingsmodel ...............................................13 Structuur ..........................................................................................................13 Belonen/straffen ............................................................................................14 Ervaringsgericht leren ...................................................................................15 Verbondenheid .................................................................................................16
Deel II: Het Charter van Chevetogne 1. Met ons allen ....................................................................................................18 2. Creatieve en geëngageerde krachtbron zijn ........................................... 20 3. Voor jongeren en hun context..................................................................... 23 3.1. Voor jongeren........................................................................................... 23 3.2. En hun context ......................................................................................... 26 4. Bij hun zoeken naar perspectief en betekenis........................................ 28 5. In een wervelende samenleving................................................................... 30
Deel III: Visie en werkvormen
pagina 112 van 233
1. 2. 3. 4. 5. 6.
De leefgroep.................................................................................................... 34 Kamertraining.................................................................................................. 36 Begeleid Zelfstandig Wonen ....................................................................... 37 Gestructureerde Kortdurende Residentiële Begeleiding ..................... 37 De projectwerking ......................................................................................... 40 Als dit alles niet wil lukken .......................................................................... 42
Slot ................................................................................................................................ 43 Voorwoord Het is een hele uitdaging “de” visie van Hadron te verwoorden. Deze vormt een caleidoscopisch geheel, is uit vele deeltjes samengesteld en is voortdurend in beweging. Deze visie ontstaat vanuit een lappendeken, uit een eclectisch gebeuren, uit een permanente ongelimiteerde beïnvloedingswisselwerking. Mensen rapen heel wat op onderweg. Nadien is het vaak niet meer traceerbaar van waar ideeën komen. Het is een proces, een voortdurend wikken en wegen ook. Er komt dagelijks zoveel op ons af, dat onwillekeurig mee gekneed wordt in het deeg van ons dagelijks brood. Grote denkers en maîtres à penser banen de weg, presenteren waarden die de moeite waard zijn, van alle tijden, van alle plaatsen. Die waarden en normen evolueren2. Inspirators te over, boegbeelden, internationaal en rondom ons. Ze lichten tipjes van de sluier, presenteren hun waarheden. Mens- en maatschappijbeelden. Inzichten veranderen, verrijken en worden genuanceerd. Hulpverleningsbeelden evolueren. Paradigma’s verschuiven. “Nieuwe” fenomenen duiken op, “nieuwe” problematieken, terwijl grensoverschrijdend gedrag en jeugddelinquentie van alle tijden blijken te zijn. Generaties botsen en bevruchten elkaar. De een roept al wat luider dan de ander. Standpunten en waarden botsen en het betrekkings-niveau weegt binnen menselijke communicatie al eens wat zwaarder door dan het inhoudsniveau. Simpele boerenwijsheden interfereren met doordachte wetenschappelijke waarheden. Grote pedagogen en therapeuten spuien hun wijsheden. Vanuit alle hoeken waaien vernieuwende ideeën aan. Overal staan mensen-die-het-(menen-te-)weten klaar om hun eruditie te etaleren. Zoveel boeken, zoveel congressen en studiedagen, tijdschriften, stromingen, nieuwe ontwerpen, beleidsnota’s, belangengroepen, verklaringen, rages, lichtpunten, methodieken, studies, nieuwe beleidsintiatieven... Meteen blijkt dat in Hadron het hoopvolle boven drijft, het geloof in verandering, de absolute overtuiging dat er ergens en ooit beweging komt, al ogen de resultaten op korte termijn run niet spectaculair. De overtuiging leeft dat mensen en gezinnen over zelfhelende krachten beschikken. “Veel probleemjongeren komen goed terecht”3, poneerden wij vol overtuiging toen Het Nieuwsblad ons om een opinie vroeg. Mededogen en mildheid, sereniteit en integriteit, respect, solidariteit en billijkheid, rechtvaardigheid. Het zijn begrippen die ons drijven, al krijgen we dit niet steeds even expliciet. Het opnemen van een brok maatschappelijke verantwoordelijkheid. Het geloof dat de mens een sociaal wezen is. En het geloof in een fundamentele gelijkwaardigheid. Hoe dan ook geïnspireerd door de waarden van 2000 jaar christendom in de westerse wereld4. Nu al de schaduwzijden ontwarend van een groeiende individualisering. Een maatschappij op drift, een maatschappij die intussen al zoveel andere adjectieven meekreeg. 2 3 4
Cf. onderzoek in Knack, Gezocht: normen en waarden, 12 .02.2003 Nieuwsblad 03.11.2001 Zelf is Hadron als organisatie destijds ontstaan vanuit een Franciscaanse bezieling.
pagina 113 van 233
En dan is er vanuit kwaliteitszorg de opdracht om “de visie van de voorziening” neer te schrijven. Meer nog, om die visie te (ver)ankeren. Uit al het voorgaande één heldere (!), eenduidige, richtinggevende visie distilleren; een mens- en maatschappijbeeld, een hulpverleningsmodel. In een wereld waarin er zoveel waarheden bestaan als er mensen zijn. Of is dit al een exponent van een model ? De mens als ultieme betekenisverlener ! Bij het expliciteren van wat ons elke dag weer inspireert, blijkt steeds weer die brede diversiteit aan invalshoeken, modellen en theorieën. De realiteit leert ons dat dit een amalgaam vormt, dat doorheen de jaren verrijkt en evolueert. Elk vult zijn “alaambak” met wat hem het zinvolst en nuttigst voorkomt, met die dingen waarbij hij zich het best voelt. Dit wijst in de richting van een eclectisch model, dat evenwel niet mag ontaarden tot een chaotisch gebeuren5. Het ware mooi dergelijk eclectisch model, waarbij we gretig links en rechts plukken uit voorhanden zijnde benaderingen, om te smeden tot een eigen Hadronschoenveterbenadering6, gebruik makend van de heerlijke metafoor die Capra ons aanreikte. Een geheel van verschillende, maar in elkaar grijpende begrippenmodellen. Via dit proces van explicitering en het voortdurend bevragen van elkaar, maar meer dan dit, het zich aldus ook meer en meer afstemmen op elkaar, het ontwikkelen van een gemeenschappelijke thesaurus, groeit het wederzijds begrip en ontstaat meer en meer een “coherente hulpverleningsvisie van de voorziening”. Aldus komen we niet tot een “exclusief of eenzijdig model, maar tot een gemeenschappelijke, bindende basis, die doorheen het werken in onze organisatie geleidelijk gemeenschappelijker goed wordt”7. Het wordt een bruikbaar eclectisch model zonder de illusie te koesteren werkelijk alle “gaatjes” in de schoen te hoeven benoemen. En in wezen verwijst dit naar8 “een model dat er in al zijn geledingen bewust op gericht is om zichzelf overbodig te maken, dus in wezen écht emancipatorisch en subsidiair is, eentje dat m.a.w. weet te beginnen en weet te stoppen en uitgaat van de competenties van de mensen zelf.”9 Het gaat in essentie om een model van hulpverlenen, in alle diepe betekenissen van het woord, vooral in de zin dat hulp slechts hulp is als hij (op… termijn) ook als hulp ervaren/aangevoeld wordt… Het achterliggend paradigma10 van waaruit Hadron kijkt en werkt, is ontegensprekelijk de wisselwerkingsgerichte kijk op de werkelijkheid. De communicatietheorie en de systeemtheorie inspireren ons bij ons dagelijks werk, waarbij ook de contextuele kijk van Nagy-Boszormenyi een extra dimensie verleent. Terwijl inzichten vanuit het (Sociaal) Constructivisme en het Narratieve paradigma
5 6
Voor deze visietekst maakten we ruimschoots gebruik van bestaande interne nota’s, flarden uit jaarverslagen, etc. Aldus wordt dit nog explicieter iets “van ons allen”.
“Volgens de schoenveterbenadering is het heel goed mogelijk dat geen enkele theorie in staat is het gehele spectrum van psychologische verschijnselen te verklaren. Psychologen zullen misschien net als natuurkundigen tevreden moeten zijn met een netwerk van in elkaar grijpende theorieën, die verschillende talen gebruiken om verschillende aspecten en lagen van de werkelijkheid te beschrijven.” Fritjof Capra, Het keerpunt, 1984, p. 381. 7 Interne nota, "Steekwoorden (-begrippen) voor "visie", "waarden" of een stukje van mijn "ideaal zorgconcept", 2003. 8 Ibid 9 Verwijzing naar Ausloos, De competentie van families, La Compétence des familles: temps, chaos, processus. Editions Erès, 1995 10 “In zijn studie over wetenschappelijke revoluties stelt Th. S. Kuhn voorop dat iedere periode gekenmerkt is door een denkkader dat de realiteit ordent zonder zichzelf in vraag te stellen: hij noemt dit het weten-schappelijk paradigma van een tijdperk. ” Julien Vermeulen in Kunsttijdschrift Vlaanderen, nr. 294, pag. 49.
pagina 114 van 233
ingang vonden in onze missie: betekenis, veeleer dan gedrag, kwam centraal te staan. Maar er is zoveel meer dan dit.11 *** In een eerste deel hebben we het over een serie gemeenschappelijke “bouwstenen”. In een tweede deel - onder de grote koppen van onze opdrachtverklaring - belichten we verder een aantal aanverwante thema’s. In een derde deel koppelen we deze visie aan onze werkvormen.
Deel I: Bouwstenen. 1. Een individuele benadering en “respect” 2. Emancipatorische visie en dialogische opvoeding 3. Cliëntparticipatie 4. Samenwerkings- en onderhandelingsmodel 5. Structuur 6. Ervaringsleren 7. Verbondenheid
1. Onze aanpak is uitgesproken individueel gekleurd. We voelen ons geroepen – uitgaande van de eigenheid van elke jongere en in samenspraak met alle betrokkenen – individuele trajecten uit te tekenen. Dergelijk maatwerk vergt naast een voortdurende dialoog een flinke brok creativiteit. Daarnaast willen we de jongere het gevoel geven dat hij er mag zijn, dat hij een eigen plek heeft, dat hij als persoon geaccepteerd wordt. Dit ademt een sfeer van respect en openheid. Maar we willen jongeren ook leren omgaan met respect voor anderen. We vinden dit niet overbodig is in een maatschappij die bol staat van individualisme en materialisme. Een mondige generatie, die verleerd heeft te luisteren of eens stil te staan bij de andere, het is immers niet denkbeeldig. 11
We haalden voor de vuist weg ook inspiratie bij : Redl & Wineman, Ausloos, Rogers, Levinas, Wittgenstein, Watzlawick, Cuvelier, Minuchin, Penn, van der Laan, Jagt, Van Riet, Patterson. Bij Gieles en diens “Groepsleider, een vak apart”. Bij Depuydt, Deklerck en Deboutte van “Verbondenheid als antwoord op de-link-wentie”. Bij groten uit de ontwikkelingspsychologie (Erickson, Piaget,…), met name over puberteit en adolescentiefase. We maken gebruik van inzichten uit de gedragstheorie, sociale leertheorie, hechtingstheorie van Bowlby, het social casework, en psychodynamische theorieën. Michal White, Anderson & Goolishian, Kenneth Gergen.
pagina 115 van 233
Wij pogen daarbij ook steeds het mooie te (blijven) zien in het cliëntsysteem voor ons.12 2. We kiezen resoluut voor een doorgedreven emancipatorische visie, met empowerment als uitgangspunt. Daarbij gaan we uit van de aanwezige krachten en mogelijkheden van cliënt en context, van de ginds aanwezig competenties. Dit hangt ook vrij nauw samen met het ideeëngoed van de emancipatorische pedagogiek en een dialogische opvoeding De emancipatorische gerichtheid is een baken geworden. We begeleiden de jongere bij het zelf keuzes leren maken in het besef dat hieraan consequenties verbonden zijn. Werken aan mondigheid, aan communicatieve vaardigheden en responsabiliseren, het sluit er naadloos bij aan. Een (eventueel) residentieel verblijf is slechts een tussenstadium, geen plek om zich in inertie te nestelen. Het (opnieuw) ontwikkelen van perspectieven is essentieel. We gaan telkens weer samen op zoek naar de weg met de meeste ontplooiingskansen. Daarbij betrachten we bij de jongere en zijn leefomgeving zoveel mogelijk inzicht, niet enkel in wat er zoal verkeerd is gelopen, maar evenzeer in de mogelijkheden en werkpunten.13 Daardoor bepaalt het cliëntsysteem zeer sterk mee welk mandaat de hulpverlener krijgt, wat hij mag doen of juist niet, welke doelen relevant zijn of juist niet.
3. De afgelopen jaren werd het brede discours rond cliëntparticipatie steeds overtuigender. Onze opstelling wordt omschreven onder de conditionele elementen in het Kwaliteitshandboek14. In “Cliëntparticipatie in Hadron: een code voor de hulpverlener”15 omschrijven wij de attitude die we 12
“We as ‘therapist fools’ all to often rush in, reducing the family dance to pathologies or problems, failing to see and respect the love, beauty, and sacredness revealed in the aesthetic structure of families”. In Migerode, e.a., p. 23. 13 We blijven ons voor ogen houden dat de jongere hierbij fouten zal maken en grenzen zal aftasten. We gaan er van uit dat dit een natuurlijk gebeuren is in een begeleiding. “Fouten” worden vertaald als leerpunten die automatisch verwijzen naar weer nieuwe kansen. 14 Een en ander gaat uiteraard ook gepaard met een ethisch bewust handelen, waaromtrent binnen een organisatie als Hadron een blijvende dialoog en een kritische zelfreflectie gaande wordt gehouden. Meer nog, we opteren ervoor actief deel te nemen aan het maatschappelijke debat over bv. de positie van de cliënt. We staan stil bij onze eigen positiebepaling in de verhouding cliëntsamenleving, en gaan daarbij tevens in een dialogisch kader de discussie aan over de eigen (machts)positie. We laten ons daarbij, op zoek naar een deontologische code, graag inspireren door belangrijke bewegingen die waarde(n)volle inzichten genereren. We vernoemen slechts de ganse Kinderrechtenbeweging, met onder meer een praktijkvertaling in het Minoriusproject en de recentere initiatieven van de Ondersteuningsstructuur Bijzondere Jeugdbijstand. Niettemin blijft deze thematiek binnen de context van opgelegde hulpverlening en een 1bis voorziening een zeer complex gegeven. 15 Ook terug te vinden in Kwaliteitshandboek onder conditionele elementen, Participatie.
pagina 116 van 233
nastreven. De Kinderrechtenbeweging en de onderliggende theorievorming brachten een stroomversnelling op gang. Dit is bijzonder inspirerend, trekt ogen open en confronteert. Een veelzeggende getuigenis uit ons jaarverslag 2002, onder de titel “beeldenstorm”, maakt het duidelijker: “Wanneer ik vaststel hoe ik vandaag overtuigd de inhoud en de attitudes van participatie tracht te doorgronden en te doorleven, geeft het een goed gevoel. Niet dat het destijds verkeerd was. Nu voelt het respectvoller aan, natuurlijker. Nu kan je écht mensen warm welkom heten, in de leefruimte, met een vanzelfsprekende kop koffie. Je kan ze beluisteren, aandacht hebben voor hun uniek verhaal, horen wat hen bezighoudt, jezelf aanvankelijk op de achtergrond houden. Want het draait om hén, om hun krachten die hen dichter bij elkaar brengen; om hun weerstanden die vooral de spiegel zijn van hun inzet.16” 4. We evolueren meer en meer van een deskundigheidsmodel naar een samenwerkingsmodel. Dit impliceert eveneens de overgang van een aanbodsgestuurd naar een vraaggericht model. Deze brede evolutie, die ook in veel andere componenten van onze visie en inspiratie terugkeert, heeft veel weg van een paradigmaverschuiving.
5. Het aanbod van een duidelijke structuur blijft een essentiële pedagogische pijler17. Jongeren hebben nood aan en recht op houvast. We hadden het in een “Dossier straffen en belonen”18 uitvoerig over grenzen, afspraken, straffen en belonen.
We definieerden opvoeden als eisen stellen, praten, aanmoedigen, straffen, voordoen, lachen, kijken, luisteren, ondersteunen, belonen… Opvoeden is meer dan een mechanisch proces : ongewenst gedrag bestraffen, gewenst gedrag belonen en zo je doelstellingen bereiken. Het is een complexe relatie tussen opvoeder en jongere, gebaseerd op oprechtheid, respect en verantwoordelijkheid. We nemen overigens als uitgangspunt voor de begeleidingen dat het “gewone” leven in zoveel mogelijk facetten moet kunnen heropgenomen worden19. We hebben steeds vanuit pedagogische invalshoek ervaren hoe belangrijk het is om op een duidelijke structuur als steunvlak te kunnen bouwen. We proberen structuur en duidelijkheid te bieden als houvast: een eenduidig geheel van afspraken, met duidelijke en voorspelbare consequenties bij regelvolgend of regelovertredend gedrag. 16
Wij vinden het belangrijk dat
Jaarverslag 2002, pp. 5-6 Dat het gewicht hiervan varieert per werkvorm moge duidelijk zijn. In een leefgroepssituatie weegt dit meer dan bij begeleid zelfstandig wonen. 18 Zie Dossier Straffen en Belonen 19 Dat dit niet evident is bij een plaatsing, daar komen we later op terug. 17
pagina 117 van 233
jongeren leren omgaan met grenzen, met gezag, met externe normering. De structuur van de voorziening kan dienen als toetssteen voor een ruimer maatschappelijk normenpatroon.
Die grenzen heeft elke jongere nodig om zich te ontwikkelen, om te weten wat gewenst en ongewenst gedrag is, wat anderen goed of kwaad vinden, om naar een hoogsteigen plaats in de maatschappij (met haar duizenden invloeden en regels) te kunnen groeien. Grenzen waarborgen veiligheid, ontwikkeling en respect, voorspelbaarheid. Wie grenzen ziet wegvallen, wordt onzeker, voelt zich onveilig en wordt bang. Maar het hoort evengoed bij iemands groeiproces zich te kunnen (en mogen) afzetten tegen de grenzen die begeleiders stellen. Bovendien zijn er verschillende grenzen en regels : die van thuis, oma, het verkeer, de maatschappij, de school, de vrienden, van begeleider 1 en van begeleider 2, van gisteren en van vandaag... Met deze diversiteit willen wij jongeren leren omgaan. Wij hanteren soms andere normen en waarden dan deze waarmee ons cliënteel vertrouwd is. Ongeacht waardeoordelen over juist of fout, vinden wij het van groot belang dat de cliënt leert inzien dat elke context zijn eigen verwachtingen, regels en afspraken kent. Dat het anderzijds van groot belang is dat grenzen in heel wat gevallen ook bespreekbaar moeten gemaakt worden, vinden wij evident. Dit hangt dan weer samen met onze dialogische en participatieve benadering. Individualiseren is ook hier aan de orde. 6. Als begeleiders stoppen we energie in allerlei problemen en fouten. Er is geen reden waarom we niet evenveel energie zouden besteden aan wat goed gaat. Wie werkt vanuit een positieve opstelling tegenover de jongeren, krijgt respect. Dat bevordert het leefklimaat. Aandacht voor het goede heeft trouwens meer succes dan correctie van het negatieve. We zijn m.a.w. van oordeel dat belonen positiever werkt dan straffen. Belonen is positief reageren op positief gedrag. Het is opmerken dat het goed gaat. Als basishouding zullen wij als begeleiders van VZW Hadron dan ook proberen het gedrag van jongeren te beïnvloeden door onze appreciatie uit te drukken als ze goed bezig zijn, als er een verbetering in gedrag optreedt, als ze zich bekommeren om anderen.20 20
Dat wordt trouwens onderschreven door bv. de volgende theoretische kaders : Het Competentiemodel : hulpverlening is gericht op competentievergroting. De nadruk ligt hierbij op een positieve benadering, men gaat de jongere aanspreken op zijn eigen krachten en kwaliteiten. Dit blijkt motiverend te zijn, jongeren vinden het stimulerend wanneer zij aangesproken worden op hun mogelijkheden in plaats van hun problemen. Daarom straft men zo weinig mogelijk straffen en bekrachtigt men vooral datgene wat goed loopt. Patterson stelde vanuit de vaststelling dat het voortdurend bestraffen niet tot de verwachte gedragsverandering leidde: aanmoediging en beloning moeten veel vaker voorkomen dan straffen. Straffen leert mensen wat ze niet moeten, mogen doen. Het leert hen niet wat ze wel kunnen, moeten doen. Als je gedrag wil veranderen, zal je het meest succes hebben als je tegelijkertijd leert wat wel en niet kan. In het Oregon Social Learning Center streeft men naar 5 positieve bekrachtigingen tegenover 1 negatieve bekrachtiging.
pagina 118 van 233
Tijdens een interne studiedag binnen VZW Hadron over kamertraining, stelden we het volgende21. “Teveel worden gasten binnen de huidige visie op hulpverlening onder de koepel van gelijke rechten en cliëntparticipatie gewoon aan hun lot (lees eigen grillen) overgelaten. Al lijken ze dan niet gemotiveerd, laat ons dan een structuur creëren, een voorwaardenscheppend klimaat (dat met ruimdenkendheid en dialogisch tot stand is gekomen) waarin de geplaatste jongere niet alleen een basisveiligheid ervaart maar vooral de drang vooruit, de stuwende kracht van de begeleider (…). Perspectief waar moet worden naar gezocht binnen de heel ruime context. En van duwen gesproken, dat moeten we meer doen, niet bij de pakken blijven zitten, niet alles zomaar toelaten, blijven discussiëren in een emancipatorische sfeer. Blijven lijnen uitzetten en niet te vlug berusten als er niet onmiddellijk resultaat is.
We moeten gewoon opletten dat we niet in de val trappen van dé geëmancipeerde, dé zelfstandige adolescent die alles nu alleen beslist, voldoende geresponsabiliseerd is en elk probleem nu zelf wel zal oplossen (…).” Op hetzelfde moment werd het ook nog anders geformuleerd: “Terecht kan men zich dan afvragen of het bieden van structuur, het opleggen van bepaalde zaken cliëntparticipatie niet in de weg staat. Mijn inziens niet, een grote focus op de dialoog kan hier een oplossing bieden. Samen zoeken naar antwoorden, met daarin een duidelijke plaats voor de mening van zowel de jongere, de begeleider als van de context, moet tot meer consensus leiden. Komen we hier niet de term dialogisch opvoeden tegen?22”. Uit deze citaten moge blijken hoezeer het denk- en zoekproces in Hadron nog elke dag bezig is. Hoe intens we “met ons allen” voortdurend proberen om zienswijzen en principes helder te krijgen en op elkaar af te stemmen. Maar evenzeer hoe moeilijk dit wel is.
7. We maken meer en meer gebruik van de inzichten vanuit het ervaringsleren. Daarbij weerhouden we als doelstelling23 “de neerwaartse spiraal van negativiteit omkeren, jongeren een nieuw gevoel van eigenwaarde bijbrengen, zodat ze met vertrouwen invulling kunnen geven aan hun toekomst”. "Op lang men van
21
een weerlicht is mij duidelijk geworden hetgeen blijkbaar al in mij broeide: ik ben tot het besluit gekomen dat ik al wat mij tot dan toe had geleerd, en wat ik aanvaard had op grond gezagsargumenten, moest verwerpen. Men had mij niet
KT-dag, dd. 24.02.2003 KT-dag, dd. 24.02.2003. 23 KT-dag. Geïnspireerd door "Project Ervaringsleren", Rapportage onderzoek methodiek ervaringsleren, oktober 2000, Pieter Simenon, Het Neerhof, De Wissel, Stichting Matrix. 22
pagina 119 van 233 onderwezen, begreep ik opeens, men had mij duizend dingen wijsgemaakt" Marnix Gijsen24 “Ik hoor en ik vergeet, ik zie en ik onthou, ik doe en ik begrijp”. Chinees spreekwoord.
"Ik denk dat de mens zich tenslotte vooral moet laten leiden door de waarheden die hij persoonlijk heeft ontdekt, veel meer dan door wat men hem heeft aangeleerd." Marnix Gijsen25 Ervaringsleren houdt in “het creëren van een specifieke situatie die de jongere in staat stelt concrete ervaringen op te doen op grond waarvan ze gemotiveerd worden opnieuw te leren en dit leren vindt zijn oorsprong in een zich ontwikkelend toekomstperspectief”26. Graag verwijzen we naar de leercyclus van Kolb, een bevattelijk model om concrete leerprocessen aan op te hangen27. Maar ook hier zijn veel pioniers werkzaam geweest, die ons (kunnen) inspireren. Zo was er Kurt Hahn, de grondlegger van het ervaringsleren, die reeds in 1941 de eerste Outward Boundschool opzette. Dat dit concept paste binnen een brede cultuurkritische stroming kan geen verwondering wekken. Feit is dat wij principes van het ervaringsleren sinds jaar en dag hanteren bij de organisatie van survivalkampen, meerdaagse staptochten, fietskampen, etc. Het blijft een expliciete keuze om op gezette tijdstippen gerichte activiteiten te organiseren waarbij de hierboven geformuleerde doelstellingen extra in de spot komen te staan. We focussen ons daarbij op de mogelijkheden van de jongere en op succesvol gedrag i.p.v. op het disfunctioneren. Het (proberen) creëren van een veilig en ondersteunend klimaat komt het proces van zelfexploratie en -reflectie ten goede. 24
Marnix Gijsen, Ter wille van Leentje, 1955 Marnix Gijsen, De man van overmorgen, 1948 26 In het verlengde hiervan formuleerden we het in Roppov aldus : “Ervaringsleren is het creëren van een specifieke situatie die cliënten de kans biedt om ervaringen op te doen op grond waarvan zij gemotiveerd worden en in staat gesteld worden om tot beleving van (= emotionele component) en reflectie over (= cognitieve component) de eigen situatie te komen. Met een gepast aanbieden van ervaringen i.f.v. beleving en reflectie streven we naar een zo volledig mogelijke ontplooiing van de mens. 27 Leercyclus van Kolb: 25
Concrete ervaring
actief experimenteren
vorming van abstracte concepten en generalisaties
reflectie en observatie
pagina 120 van 233
In al onze werkvormen maken we gaandeweg meer gebruik van deze inzichten. Zo hadden we het op onze KT-dag van februari 2003 over ervaringsleren als een verrijkend leermodel dat binnen kamertraining vooral individueel toegepast wordt. We merken op dat wat de jongere zélf als een succes ziet, kan verschillen met wat de andere als succes beschouwt. De innerlijke beleving is hoogst individueel. In andere toepassingen zien we de groep als een belangrijk instrument fungeren om d.m.v. open feedback de jongere inzicht te verschaffen omtrent de effecten van zijn gedrag. Ook onze projectwerking is voor een groot deel op ervaringsleren gestoeld. Enkele begeleiders volgden in het verleden een opleiding bij Outward Bound om inzichtelijker met deze principes te kunnen werken. Momenteel werken we interregionaal samen in “Transparant”28, zowel rond vorming van medewerkers als rond inrichten van op ervaringsleren gebaseerde activiteiten van jongeren. We zoeken aansluiting met nog andere organisaties die met ervaringsleren bezig zijn. De samenwerking met “De Zachte Kracht29” is hier een voorbeeld van. 8. De verbondenheidsgedachte overkoepelt al het voorgaande. We onderkennen de belangrijke paradigmaverschuiving die momenteel aan de gang is. Het wisselwerkingsgerichte paradigma wijst op de voortdurende wisselwerking tussen de mens en zijn omgeving, op het ongelimiteerd netwerk van beïnvloedingen waarin iedereen zich bevindt. In deze beïnvloedingswisselwerking worden we niet enkel permanent beïnvloed, maar beïnvloeden we tegelijkertijd ook voortdurend anderen. En dit gaat niet alleen om het geven en nemen tussen concrete mensen, maar neemt ook de vorm aan van gezichtsloze en/of macro-instanties (“de maatschappij”). Vaak gaat het ook om (soms tegenstrijdige) sociale perspectieven (die steeds wel gevoeld, maar vaak niet onderkend worden). Uitingen van ditzelfde basisidee rezen de voorbije decennia als paddestoelen uit de grond. Van Tilt30 heeft het over de cultuur van de ontmoeting. "De ontmoeting is weg, ontmoeting is de weg." Het postmoderne individualisme is achterhaald. Wij moeten terug naar het herstel van het sociale en familiale weefsel. We steunen op het idee dat je pas bestaansrecht verwerft als je verwijst naar iets of iemand, als je eraan gelinkt bent. Je hoort ergens bij, en je hoort ergens bij te horen (een niet vrijblijvend sociaal perspectief.) Diverse auteurs hebben het over het ontstaan van
28
"Transparant" vervangt het ouder letterwoord EMKiVeZ, hetgeen stond voor: "Ervaringsleren voor Maatschappelijk Kwetsbare groepen in Vlaanderen en Zeeland". 29 "De Zachte Kracht is een origineel concept gesticht in 1994 door zeilliefhebbers, die reeds praktische kennis hadden opgedaan in het sociale milieu. De meerderheid heeft gewerkt met de vzw "les Passagers du vent", die sinds 1987 de zeilen hijst in zijn zeilschool voor minderbedeelde jongeren." In: Zachte Kracht, Sponsordossier. 30 Van Tilt T., Is de achterdeur op slot. Pleidooi voor een cultuur van ontmoeting, Kapellen, Pelkmans, 1995.
pagina 121 van 233
criminaliteit als mensen niet meer verbonden of gelinkt omgeving31.
(de-linquere) zijn met hun
Verbondenheid heeft te maken met het dynamisch proces van geven en nemen, zowel in de persoonlijke intermenselijke relaties als in de relatie individu-maatschappij. Willy Van Damme heeft het over een dynamiek, die moet begrepen worden als "een proces van voortdurende beïnvloeding en uitwisseling. Het individu is creator en tegelijkertijd wordt hij gecreëerd door de maatschappij. Dit is een onlosmakelijk verbonden en nooit eindigend proces."32 We verwijzen eveneens naar de vier luiken die Van Damme33 weerhoudt: verbondenheid met zichzelf, verbondenheid met de familiale context, verbondenheid met de maatschappij, verbondenheid met de natuur en de kosmos. De gedachtestroom rond samenhang, verbondenheid en samenwerking die in de loop van de jaren ’90 mee via vzw Jongerenbegeleiding aangezwengeld werd, o.m. via enkele studiedagen34, viel bij ons in goede aarde. In het verlengde hiervan blijft het een droom om de natuur meer planmatig te integreren in de dagelijkse belevings- en activiteitenwereld van de jongere. Dit betekent dat we de unieke locatie van beide residenties, middenin de natuur, meer zouden willen gebruiken om de blik van de jongeren te verruimen. In onze projectwerking kwam deze verbondenheidsgedachte vaak op de voorgrond, zo bv. bij ons “Pan-project”35 waar jongeren mee op stap konden met een schaapsherder of konden verblijven bij een landbouwer36, om er bv. opnieuw voeling te krijgen met zichzelf, om er een antwoord te vinden op de ont-aarding. Op geregelde tijdstippen komt de seizoenstafel terug om het hoekje kijken, terwijl de eigen groentetuin en huisdieren de natuur dichterbij brengen. Hadron lag mee aan de basis van zorgboerderij “De Bekwame Boon”37, terwijl wij op vandaag in de Stuurgroep stappen van “’t Keerhof”, een Centrum voor informatie en uitwerking van therapeutisch werken via dieren38. 31
Nand Cuvelier, Pat Patfoort, Anouk Depuydt, Johan Deklerck, Gie Deboute, Jos Depla, Jan Van der Veken e.a. in: Depuydt, Deklerck en Deboutte, Verbondenheid als antwoord op de-linkwentie, Preventie op een nieuw spoor, Leuven/Leusden, Acco, 2001 ; Levinas, E., Essays over het denken aan de ander, Baarn Ambo, 1994 ; Boszormenyi-Nagy, I., Tussen geven en nemen, Haarlem, De Toorts, 1994 ; Bowlby, J., Verbondenheid, Deventer, van Loghum Slaterus, 1983. 32 W. Van Damme, Centra voor actieve netwerk- en omgevingsbegeleiding. 33 W. Van Damme, Samen aan het werk in het hol van de leeuw, het CANOO-project als mogelijk antwoord op jeugddelinquentie. Dit ideeëngoed tot in de nuances weergeven leidt te ver in het bestek van deze visietekst. 34 Studiedagen “Jongeren van vandaag op zoek naar zingeving” (1995), “Explosie van hulpverleningsvragen, mythe of miskende realiteit” (1996), “Hoe werken met het gezin van herkomst” (1997), “Onze gewelddadige nieuwe wereld” (2000), “Geplaatst in de leefomgeving” (2001). 35 Zie projectfiche "Pan-project" 36 Zie projectfiche "Boer Paepen" 37 Zie artikel van Paul Dhont, Jeugdboerderij "De Bekwame Boon": de eerste trede, terug naar de samenleving. In Agora, jaargang 2002, nr 5, pp. 28-29. 38 Zie “Infodag therapeutisch werken via dieren” en het ideeëngoed van de Animal Assisted Therapy.
pagina 122 van 233
In 2000 schreven we overigens al dat we onze totaalwerking willen laten “inspireren door het gedachtegoed van het duurzaam denken en handelen. We zien mens, milieu en maatschappij op eenzelfde lijn, vol zorg voor elkaar en voor een vloeiend samengaan. En we willen dat doortrekken tot in de zorg voor ecologie, voor verantwoorde voeding, voor compostering en mogelijk herbruik van afvalwater.39” Op vandaag is dit nog meer een droom dan realiteit, maar we blijven dit ideeëngoed koesteren. Het jaarverslag 2002 doopten wij “Een trap van steen en wolken”, naar de magischrealistische roman van Johan Daisne, die in Vlaanderen baanbrekend schrijfwerk verrichtte in het verbinden van de empirisch vaststelbare werkelijkheid met een “andere”, “hogere”, “geestelijke” of “psychische” orde.
Deel II: Het Charter van Chevetogne. Net voor de milleniumwende togen we met 8 mensen van Hadron een weekend naar Chevetogne, om er op zoek te gaan naar de fundamenten van ons werk. Daar werd de aanzet gegeven voor onze opdrachtverklaring, die bij de 2de kwaliteitsdag, na veel voorafgaand overleg met àlle medewerkers, kon gepresenteerd worden. De kernzin hieruit : “Met ons allen creatieve en geëngageerde krachtbron zijn voor jongeren en hun context bij hun zoeken naar perspectief en betekenis in een wervelende samenleving”, kreeg meteen ook een eerste invulling. Deze is telkens terug te vinden op de rechterbladzijden van “Het Charter van Chevetogne”. Meteen een tweede bladzijde. In deze visietekst verwoorden wij wat wij “de derde bladzijde” zijn gaan noemen. 1. 2. 3. 4. 5.
Met ons allen Creatieve en geëngageerde krachtbron zijn Voor jongeren en hun context Bij hun zoeken naar perspectief en betekenis In een wervelende samenleving
1. Met ons allen. In een continue dialoog met alle betrokkenen en met onze omgeving, willen we samen ons hulpverleningsaanbod waarmaken. Een professioneel, deskundig en
39
JVS 2000
pagina 123 van 233
creatief team vormt daarbij de hoeksteen van onze overzichtelijk-toegankelijke organisatie, die vertrekt van een bewust engagement “uit het hart”. Een coachend en zorgend werkklimaat voor en door elke medewerker moet alle nodige ondersteuning waarborgen. Participatie, openheid en betrokkenheid bij de totale werking, creëren nieuwe ontwikkelingskansen. We kiezen bewust om onze kennis en kunde te delen met onderwijsinstellingen, collega-voorzieningen en andere welzijnsinitiatieven. Een en ander vergt een actieve houding van samen-denken, samen-zoeken, samen-werken, vanuit een fundamenteel open ingesteldheid. We zijn ervan overtuigd dat we veel kunnen leren van elkaar. Ook het veelvuldig vergaderen, op tal van echelons, is geen overbodige luxe. Het samenleggen van de kijk van velen betekent een meerwaarde. De algemene conclusie van het Prick-onderzoek luidde: “Creativiteit en inventiviteit zijn in deze organisatie opvallend aanwezig en worden gebruikt om het professioneel optreden te verdiepen en op maat te snijden van de jongeren en hun omgeving. Er is openheid om het werk te laten bekijken op de meest gevoelige plek én er is een bereidheid om permanent bij te sturen en te optimaliseren. Al deze eigenschappen gecombineerd met veel oog en zorg voor traditie en cultuur binnen de teams maken van casebesprekingen boeiende verhalen waarin het goed is om zowel hoofdrol- bijrolspeler als toeschouwer te zijn.40” Aspecten van organisatie. We kiezen binnen Hadron ostentatief voor een open communicatief klimaat en een democratische leiderschapsstijl. We maken continu werk van een constructief onderhandelings- en consensusmodel. Medewerkers krijgen ruimte en vertrouwen. We streven naar duidelijkheid rond taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden. Daarnaast bestaan er hoge verwachtingen naar elkeen qua engagement, loyaliteit en integriteit. De betrokkenheid van alle medewerkers op het geheel is een uitgesproken verwachting . Bij dit alles bewaken we zorgvuldig de communicatieve kanalen: informatie41, overleg42,… Ook kan het belang van vertrouwen, persoonlijke ruimte om initiatief te nemen, humor, flexibiliteit,…, niet voldoende onderstreept worden. 40
Hilde Vlaeminck, PriCK-en in casuïstiek van vzw Hadron, 1999-2000 Zie bv. onze Kwaliteitsnieuwsbrief "Zicht Op" 42 Zie in het Kwaliteitshandboek, onder conditionele elementen: formele interne overlegmomenten. 41
pagina 124 van 233
Intussen maken we blijvend werk van een zorgend (bv. functioneringsgesprekken) en een coachend (bv. ingroeitraject) werkklimaat. Inspraak medewerkers In het verlengde van de voorgaande aspecten hechten we ook een groot belang aan brede inspraakmogelijkheden. Een uitvoerige uitwerking van dit thema is terug te vinden onder de titel Conditionele Elementen van het Kwaliteitshandboek. Kleinschaligheid. Reeds in ons jaarverslag van 199943 schreven we: “We hebben steeds gestaan voor kleinschaligheid. De werkbetrokkenheid van de medewerkers, de flexibiliteit binnen de werking, het dichterbij staan bij onze cliënten, kinderen, jongeren en gezinnen, zijn allen waarden die wij niet graag willen verloochenen. Het betekent niet dat wij als kleinschalige voorziening een eilandje willen zijn en onze horizon afsluiten voor de voordelen die grotere organisaties kunnen bieden. Wij zijn er echter van overtuigd dat samenwerkingsverbanden van kleine voorzieningen in éénzelfde regio, een waardevol alternatief kunnen zijn voor fusies waarbij het beeld steeds verder komt af te staan van de directe werking met de cliënten.”44 Dan mochten wij een jaar later wel gaan voor een capaciteitsuitbreiding, toch bleef onze grootste bekommernis: “de uitbreiding moet ons op vele vlakken sterker maken”. “Bovendien wilden we onder geen beding verzieken in het ‘groot’ worden: de capaciteit uitbreiden en de betere omkadering maximaal gebruiken: ja; de waarde van onze kleinschaligheid en bereikbaarheid voor elkaar verliezen: neen.45”
Netwerkvorming & brede samenwerkingsverbanden46 “We hebben ons als organisatie bewust ingebed in een netwerk van overlegstructuren en samenwerkingsverbanden. We doen dat niet als toegift aan de ‘sociale mode’, maar omdat we op die manier zowel onze eigen werking kunnen ondersteunen en eventueel beter onderbouwen als aan anderen op diverse vlakken een bijdrage kunnen leveren. We zien veel heil in een dialoog die ons vooraf steeds weer tot zelfbevraging en zelfkritiek noopt en ons blijft aantonen hoe verrijkend en inspirerend de mening en de houvasten kunnen zijn van heel veel mensen om ons heen.47” “We leerden (…) geloven in het delen: met betrouwbare partners betekent het bijna steeds een win-win operatie, waar iedereen beter van wordt, die voor elke mee-deler heel wat voordeel in tijd, kennis en zelfs financiële inbreng kan opleveren en die in elk geval dat onbetaalbaar samenhorigheidsgevoel stimuleert tussen mensen die met gelijkaardig
43
JVS 1999, pag. 17 Zie bv. de samenwerkingsovereenkomst van het GROB. 45 JVS 2000, pag. 3 46 Voor een brok theorievorming dienomtrent verwijzen we naar W. Van Damme, "Vernieuwende en helende projecten in perspectief van recente maatschappelijke ontwikkelingen en van een veranderend mens- en wereldbeeld" (oktober 1996) en "Samenwerken in verbondenheid" (september 1997), v.z.w. Jongerenbegeleiding 47 JVS 2000, pag. 3 44
pagina 125 van 233
ideeëngoed in gelijkaardige werkomstandigheden aan vergelijkbare hulpverlening trachten te doen48 49.” Samenwerkingen met onderwijsinstanties. We houden eveneens de vinger aan de pols via contacten met verschillende onderwijsinstellingen. Studiebezoeken, eindwerkbeoordelingen, uiteenzettingen rond onze werking en tal van stagiairs in huis zijn slechts enkele voorbeelden. Evengoed hechten we - via een gedegen VTO-beleid - groot belang aan een permanente vorming voor alle medewerkers. We blijven onszelf en onze hulpverlening kritisch bevragen, vanuit het besef dat evidenties en gewoontevorming kunnen verblinden. Een extern kwaliteitsonderzoek als het PrickProject50 hield ons een leerrijke spiegel voor.
2. Creatieve en geëngageerde krachtbron zijn We verbinden er ons toe om solide en solidaire partners te zijn in een stuwende hulpverlening. We bieden groeikansen en stimuleren mensen om zelf in beweging te komen.
Hadron wil volhardend mee zoeken naar soms onvermoede kansen om de leefkwaliteit te verhogen in een sfeer van warme bewogenheid, respect en betrouwbaarheid. Naast het hanteren van recente inzichten uit de (ortho)pedagogiek en de hulpverlening, blijven we actief op zoek naar frisse ideeën. Laten we een hoekje vrijmaken voor wie nadert, Voor wie rilt van de kou en geen onderdak vindt. Voor wie afkwam op het geluid van een lamp, Op de verlichte drempel van dit ene huis. En is hij doodop van angst en uitputting, Herhaal dan voor hem de helende woorden. Wat verlangt dit hart dat slechts uit zwijgen bestond, Tenzij woorden die zowel teken als gebed zijn, En als een sprankel onverwacht vuur in de nacht, En de glimp van een tafel in een schamel huis? Yves Bonnefoy (Frankrijk, 1923)
48
JVS 2000, pag. 4 Cf. onze rol in ROPPOV. 50 Hilde Vlaeminck, PRICK-en in casuïstiek van V.Z.W. Hadron, oktober 1999-maart 2000, en Hilde Vlaeminck, Prick Quick Scan, Casuïstiekkwaliteit V.Z.W. Hadron, april 2003. 49
pagina 126 van 233
De eenvoudige en voor de hand liggende keuze van eertijds tussen een reïntegratie in het gezin van herkomst dan wel een voorbereiding op zelfstandig wonen, is intussen complexer geworden. Begrippen als maatwerk en vraaggericht werken zorgden ervoor dat we naar een grotere differentiatie qua werkvormen evolueerden. Ons brede gamma aan werkvormen (leefgroepwerking, kamertraining, begeleid zelfstandig wonen, projectwerking en gestructureerde kortdurende residentiële begeleiding) laat ons toe om flexibel en adequaat individuele trajecten uit te tekenen. Het uitschrijven van dergelijke op het individu (en/in zijn context) gerichte trajecten, dialogisch ontwikkeld, vergt een fikse portie creativiteit en een goed gevulde methodische werkkoffer, naast een assortiment attitudes als empathie, geduld, respect, etc. Het achterhalen van de betekenis van boodschappen vergt alertheid, fijngevoeligheid, inzicht, ervaring en tijd. Naarmate we de kans krijgen samen op weg te gaan nemen voorheen evident geachte pistes wel eens een andere wending. We zien dat mensen doorgaans al zeer veel geprobeerd hebben vooraleer er bij ons wordt aangeklopt. Ook bij de zogenaamde "vrijwillige" plaatsingen is het aspect vrijwilligheid met een heuse korrel zout te nemen. We hebben geen geijkte "oplossingen" voorhanden, maar willen wél samen met de cliënt op weg. Daartoe willen we uitvoerig stilstaan bij diens gevoelens van benadeling, zijn beleving en betekenisverlening, zijn verwachting en de reeds geleverde inspanningen. Als we kunnen overbrengen dat we hem/hen au serieus nemen, dan zijn we al een eind gevorderd. Maar “het belangrijkste is ons geloof in hen. Altijd opnieuw, zelfs al mislukt het keer op keer51”. Dit verwijst naar pedagogisch optimisme, naar competenties, geduld, ook al is er geen onmiddellijk resultaat. “We
bieden
een
duidelijke
begeleiding
aan,
emancipatorisch,
aanklampend,
voorwaardenscheppend, grensverleggend naar de jongere toe, doch vertrekkend vanuit een opvoedend klimaat, vanuit een bezorgdheid en een verantwoordelijkheid. We blijven controlerend en bijsturend optreden waar het moet, vanuit een ethisch, medisch of maatschappelijk perspectief. We geven dit ook aan naar de jongeren toe, en geven onze grenzen aan. We zijn consequent in onze afspraken en verantwoorden steeds onze beslissingen.52”
We durven ook “platgetreden paden verlaten en met nieuwe ogen kijken. Niet omdat vernieuwing zowiezo verbetering is, maar vaak vanuit een gevoel van onvrede met
51 52
Het Nieuwsblad van 4.11.2001” KT-dag, 24.02.2003
pagina 127 van 233
heersende toestanden. Op zoek naar efficiëntere, meer geëigende antwoorden op de (hulp)vragen waarmee we geconfronteerd worden.53” “Altijd weer individualiseren, nooit tevreden zijn met de voor de hand liggende maar soms veel te eenvoudige ‘oplossing’, soms ontschuldigen, af en toe problematiseren, vaak spiegelen, positief herformuleren, altijd meerzijdig en meerduidig denken.
Nooit stilstaan bij de geijkte vormen en gewoontes, jezelf testen op de degelijkheid van wat je doet en daarbij nooit over een nacht ijs gaan, met een apothekersweegschaaltje je tussenkomsten aan- en afpassen, je inleven in compleet andere (culturele) normenstelsels en geplogenheden, met inzet van al je kunnen trachten te begrijpen en ook de schrijnendste woorden en beelden trachten te aanvaarden, je inleven in situaties die je even voordien niet voor mogelijk hield (…). Gelukkig zijn met de schragende schouder van je collega stevig in je rug, informatie geven, leren selecteren, zeven en gebruiken.54”
In datzelfde jaarverslag klinkt het als volgt. “Creativiteit werd je in dank afgenomen, maar de roep om steeds weer originele benaderingswijzen hield nooit op. Je zorgde voor meer draagkracht en je merkte dat. Je verlaagde de draaglast van je collega en dat merkte je ook. Rond de opnameplicht en begeleidingsplicht verlegde je voortdurend je grenzen, ging je op zoek naar je ultieme mogelijkheden en wankelde je even als er toch iemand doorgestuurd werd, al ging je tot het uiterste. Echt uitgeput was je nooit. Je gebruikte volop projecten en time-outs om te blijven zoeken naar kansen. Je wist en voelde wel dat je solide was, maar dachten ook je cliënten daar zo over ? Je leek wel nooit uitgeleerd, voortdurend uitgedaagd door ofwel jongerenrechten ofwel om dat kleine hoekje te vinden
53 54
Zicht Op nr. 3 JVS 2000, pag. 8
pagina 128 van 233
waar nog nooit iemand keek en waar je die enige kansen dacht te vinden die de leefkwaliteit konden verhogen. Je gaf eigen beweging en energie door, plantte die zoetjes over met veel respect voor lange tenen en eksterogen. En bij dat alles hield je je ogen wagenwijd open voor wat frisjesweg uit de alternatieve hoek naar je toewaaide.”55
Uit het Prick-onderzoek bleek dan weer het volgende. “Creativiteit kwam reeds in de documentenstudie duidelijk tot uiting. Ook tijdens de participerende observaties maakten we mee hoe medewerkers op een creatieve wijze case besprekingen organiseerden. Creativiteit wordt aangeboord als krachtbron bij crisissituaties. Men zoekt naar minder traditionele wijzen van aanpak om uit impasses te geraken met jongeren en met hun omgeving. Er is een opmerkelijke tendens om krachten te zien, ook als die van onder een dikke laag ontoegankelijke stoerheid en “foert-houding” bij jongeren moeten worden vandaan gehaald.56”
3. Voor jongeren en hun context.
Tegen de brede achtergrond die mensen verbindt, wil Hadron elke problematische opvoedingssituatie benaderen, met uitgesproken gerichtheid op het gezin en diep respect voor het unieke van elkeen.
55 56
JVS 2000, pag. 8 Prick, Ibid, pag 71
pagina 129 van 233
We zien de jongere en zijn omgeving als actieve partners in het hulpverleningsproces. Cliëntparticipatie, responsabiliserend en emancipatorisch werken zijn de belangrijkste bouwstenen van dit gebeuren. We maken een uitgesproken keuze voor mensen die het moeilijk hebben, voor vaak de meest kwetsbaren uit de samenleving. Ook al confronteren ze hun omgeving met een soms zeer ernstig probleemgedrag. We zien de jongere én zijn omgeving als actieve partners in het hulpverleningsproces, waarbij we geloven in veranderingsmogelijkheden.
3.1. VOOR JONGEREN Doorheen de jaren kwamen we tal van beschrijvingen tegen van het doelpubliek waarmee we werken, en deden we zelf uitbundig mee pogingen onze jongeren te vatten in min of meer duidelijke categorieën. Als we even terugkijken op voorgaande folders en interne documenten herontdekken we boeiende dingen. In de statuten van V.Z.W. Hadron klinkt het zo: “De vereniging heeft tot doel opvang en begeleiding te bieden aan jongeren en hun gezinnen in psycho-sociale moeilijkheden.” In de opdrachtsverklaring hebben we het over “elke problematische opvoedingssituatie”, “met uitgesproken gerichtheid op het gezin en diep respect voor het unieke van elkeen”. Terwijl het dus ook om het achterliggend gezinssysteem gaat, weerhouden we hieronder als expliciete doelgroep jongens tussen de 14 en 18/20 jaar. Jongens dus in de puberteit of adolescentie (met de ontwikkelingsopdrachten vandien). De plaatsing gebeurt door bemiddeling van hetzij de Jeugdrechtbank (gerechtelijke tussenkomst, maatregel of onderhandelde hulpverlening in het kader van een als MOF/als misdrijf omschreven feit of een POS/problematische opvoedingssituatie), hetzij het Comité voor Bijzondere Jeugdzorg (vrijwillige hulpverlening), hetzij via de structuren van het pilootproject Integrale Jeugdhulp. Als 1 bis voorziening kozen wij voor opnameplicht. De populatie van Hadron bestaat zowel uit schoolgaanden, jongeren die een leerovereenkomst hebben of deeltijds onderwijs volgen, maar ook uit jongeren die werken of werkzoekend zijn. Het gaat vaak om oudere (16 en 17-jarigen) en wat heet "ongemotiveerde" cliënten, na een zoveelste mislukking. Jongeren met vaak een lang instellingsverleden. Niet zelden gaat het ook om “uitvallers”, om een “restpubliek”, dat geweigerd wordt in andere diensten.
pagina 130 van 233
Het gaat doorgaans om jongeren met een gering invloedsbesef, een gering zicht op het eigen aandeel. Het moge duidelijk zijn dat het om een weinig eenvormige doelgroep57 gaat. “Het gaat om jongeren die – omwille van familiale of sociale moeilijkheden – in het slop dreigen te geraken.
Het gaat om situaties waarin jongeren door negatief getinte
ervaringen vastgelopen zijn – of – waarin de draagkracht van het leefmilieu overschreden wordt door “probleemgedrag” van de jongere.
De redenen tot een plaatsing zijn nooit enkelvoudig te benoemen. Het gaat in essentie om een circulaire causaliteit waarbij diverse zaken samenhangen. Het niet-zelden-acute karakter van de probleemsituatie is veelal het product van een geleidelijkaan gegroeid spanningsveld. Vaak merken we dat jongeren hun omgeving met een dusdanig gedrag confronteren dat deze niet langer bij machte is een adequate opvang te bieden, ook niet met ondersteuning van een vorm van ambulante begeleiding. Een dergelijk gedrag kan evengoed te maken hebben met een manklopende pedagogische ondersteuning of met een dysharmonisch gezinsfunctioneren, sociale verwaarlozing, mishandeling of een blokkage in de communicatie. 57
Het gaat daarbij om een amalgaam van problematieken : een gebrek aan houvast, zingevingsproblematieken, hechtingsproblemen, perspectiefloosheid, identiteitsverwarring, het gaat om “slachtoffers” van verwenning of verwaarlozing (al hebben we leren zien dat het schuldbegrip bijzonder irrelevant is), het gaat om gezinsproblemen. Achter zoveel achter-de-rug-gedoe, regel-overschrijdend gedrag, opstandigheid, brutaliteiten, agressie, weglopen, spijbelen, diefstallen, druggebruik of ander delinquent gedrag is zoveel meer te zien. Angst, verwarring, verveling, miskenning, misverstanden, twijfels, eenzaamheid, laag zelfbeeld, geringe zelfwaardegevoelens, beperkte weerbaarheid, isolatie, depressiviteit,… Criminaliteit. Normoverschrijdend gedrag. Jongeren zijn thuis- of rootsloos. Kunnen zich soms moeilijk aanpassen aan de (maatschappelijke) normen. “Gerechtskinderen”. Relatieproblemen met autoriteits-figuren. Brutaliserend gedrag. Uitermate aandachtsvragend gedrag. Wantrouwen tegenover volwassenen. Gevoelens van verworpenheid, van benadeling. Geen adequate spanningsregulatie, geringe impulscontrole, driftbuien, concentratieproblemen, ernstige schoolachterstand. Post Traumatic Stress Disorder (PTSD) Sociaal-economische factoren: financiële problemen, werkloosheid van de vaderfiguur, woonproblemen,… Het missen van het sociale vangnet dat een (stabiel) gezin vormt… Er is de invloed van het gezinsmilieu van de jongere : gezinsgrootte, ziekte van ouders, alcoholgebruik, onderlinge relaties in het gezin… Een groeiende welzijnskloof tussen (werkende) ouders en (werkloze) jongeren. Soms wordt gesproken over de 4 Z’s: veelal een laag Zelfbeeld, Zelfhandhavingsstijlen, weinig gevoel van Zelfbeschikking, geringe Zelfcontrole.
ineffectieve
pagina 131 van 233
Een belangrijke grond voor uithuisplaatsing ligt bijgevolg in een frictie, in een verstoorde relatie tussen de jeugdige en de naaste omgeving (gezin, school, buurt,…). Interpersoonlijke conflicten, meer dan intrapersoonlijke conflicten, kenmerken ons publiek.”58 Eerder dan intrapsychisch te gaan zoeken naar verklaringen voor gedrag, kijken we naar wat tussen mensen gebeurt, en welke invloed uitgaat van het omringend netwerk. De mens als betekenisverlener gebed in een beïnvloedingswisselwerking. Weg van een lineair causaal verklaringsmodel dus… De “aangemelde problematiek” gaat niettemin in eerste instantie vaak over “ernstig probleemgedrag” van de jongere of over delinquentie. Dan spreken wij over zaken zoals : vandalisme – gebruik van soft- én harddrugs – ernstig alcoholgebruik - diefstallen – agressie – schoolverzuim – uithuizigheid – desastreuse schoolse carrière – geen afspraken respecteren – suicidaal en randpsychiatrisch gedrag – identiteitscrisis – pestgedrag - … Evenals gedragsmoeilijkheden in de lijn van hechtingsstoornissen - automutulatie – ADHD – bodemloosheid… Maar achterliggend treffen we steevast familiale of sociale moeilijkheden: verwaarlozing (affectief, pedagogisch, materieel) – extreme verwenning – mishandeling – een dysharmonisch gezinsfunctioneren – zware conflicten – blokkages in de communicatie – perspectiefloosheid – kansarmoede – migrantenproblematieken – moeilijk lopende relaties - slechte vrienden - interpersoonlijke, meer dan intrapersoonlijke conflicten – éénouder- of nieuw samengestelde gezinnen – pedagogische insufficiëntie – oudermishandeling – multi-problem gezinnen … En bijna altijd een combinatie van een aantal van deze factoren, hetgeen de problemen soms bijzonder complex maakt59.
58
59
Folder Betsberg anno 1988
Uit een interne nota: "We werken met jongeren die gekwetst zijn, die onrecht aangedaan is. Maar het zijn ook die gasten die handtassen van lieve oude dametjes pikken. Het zijn kansarme jongeren die bovendien angst hebben voor de toekomst die onzeker is. Terzelfder tijd vertonen ze evenwel ook een bravouregedrag, zij het om een innerlijke leegte te maskeren. Zij zijn het die een welwillende leerkracht voor “slet” verwijten. Die nooit de boodschap krijgen thuis welkom te zijn, maar die tevens, als een groepsgenoot z’n deur vergeet af te sluiten, diens CD’s jatten en verkopen. Het zijn zij die stoer tegen het net gepoetste raam rochelen en weigeren de afwas te doen. Die zich “gerechtigd destructief” weten, brommers ontmantelen en de stukken verkopen. Zij behoeven soms een serieuze structuur, of veel begrip en aandacht. Ze willen erbij horen, iemand zijn. Voelen zich verlaten, eenzaam en alleen. Spelen met zelfmoordgedachten of zijn hypernerveus en agressief. Sommigen voelen zich “gepakt” door de flikken, of bedrogen door hun lief. Voelen zich nooit au serieux genomen, nooit beluisterd. Maar ook weer molesteren ze de neonverlichting van de buren of spuwen ze in de soep. Ze blowen of smoren of “pakken bollen”. Verafschuwen elk gezag en spijbelen tegen de sterren op. Ze sjoemelen met vervoersgeld, hebben de ergste nachtmerries."
pagina 132 van 233
Als we dan enkele weken een notablok bij de hand houden, en bijhouden wat we links en rechts tegenkomen, dan wordt het nog mooier. Zo troffen we ergens de volgende omschrijving aan: “Het cliënteel in de Bijzondere Jeugdzorg stelt een brede waaier aan zorgvragen. Deze loopt van tijdelijke opvang van verlaten kinderen, tussenkomst bij opvoedingsonbekwaamheid, hanteren van karaktermoeilijkheden, aanpakken van systematisch spijbelen tot disciplineren van jongeren die een als misdrijf omschreven feit hebben gepleegd.” In de hedendaagse pers gaat het vaak om “jonge criminelen”, “daders”, “probleemjongeren” en “delinquenten”. Waar een vluchtige confrontatie met onze “extreem-moeilijke-te-begeleiden-jongeren” (zoals ze soms worden genoemd) vaak of voor een gratuit medelijden, of voor een “krapuul”-etiket zorgt, blijkt de realiteit zoveel complexer. Waar er eertijds, in vroegere folders, nog sprake was van een reeks uitsluitingscriteria, wordt dit heden ten dage niet meer gehanteerd, en wordt elke aanmelding apart bekeken, waarbij we ons telkens weer concentreren op de werkingsperspectieven die zich aandienen. Meer en meer stemmen we ons op een dynamische manier af op de cliënten en de steeds veranderende hulpvragen in de samenleving.
Wat bij dit alles natuurlijk opvalt, zijn de zeer verschillende kijkwijzen. Er is een juridische benadering waarbij het bv. gaat om “minderjarigen” of “rechtzoekenden”. Of er is een pedagogische benadering waar een opvoeder tegenover een “opvoedeling” staat. We kunnen de zaak systeemtheoretisch bekijken, of de maatschappelijke invalshoek nemen, of psychodynamisch. Telkens zijn er wel andere dingen te zien, waarvan niet één de “juiste” of “ultieme” benadering is. Als we bovendien stilstaan bij het idee dat taal een realiteit creëert, dan wordt het bijzonder boeiend… “Moeilijke jongeren” worden, met een andere bril bekeken, “jongeren die het moeilijk hebben”. Het ware schitterend als we konden zien en beseffen hoe wij ons allen (ook onze cliënten) in een dergelijk landschap van verschillende, mekaar soms tegensprekende, soms versterkende, soms uiteenlopende ordeningen bevinden. Als we al deze verschillende benaderingen naast elkaar zouden kunnen zetten, en zien dat die wellicht allemaal “waar” zijn. Die jongere is… maar ook… en tevens… Tussen al dergelijke kijkwijzen bewegen zich ook de ons toevertrouwde gasten… Als we daarenboven in staat zijn te wisselen van perspectief, ons kunnen invoegen in kijkwijzen, maar met het doel te verbreden, te differentiëren en aldus ook hoopgevender verhalen zichtbaar te maken, dan zijn we meteen ook al aan het hulpverlenen.
pagina 133 van 233
3.2. EN HUN CONTEXT Werken met de context is gaandeweg een evidentie geworden binnen Hadron60. Dit heeft alles te maken met het feit dat we de mens meer en meer zien in zijn netwerk van relaties en als knooppunt van relaties. “Wij zien in het verbinden de grootste kansen op herstel van wat de relationele ethiek ‘balans van rechtvaardigheid’ noemt. Van onze focus op de jongere-en-zijn-gezin schoven wij zelfs iets op richting sociaal netwerk als geheel, meegeïnspireerd door de CANOB-gedachte61(zie verder). Context wordt in de systeemtheorie immers beschreven als ‘alles wat betekenis geeft’.”62 “Ook wanneer jongeren en hun gezin dergelijke bezwaarde ontwikkelingen doormaakten dat zij er diep gekwetst en beproefd uitkwamen, blijven we proberen de familiale, homeostatisch-affectieve krachten te mobiliseren." "We trachten heel goed te luisteren naar het verhaal, naar de aanwezige behoeftes. We trachten de concrete dagelijkse opvoedingsvragen en -ervaringen van ouders en betrokken derden tot aangrijpingspunt om te werken voor onze pogingen om relationeel, sociaal en pedagogisch van positieve betekenis te zijn. En we trachten telkens ook heel duidelijk te tonen dat we echt luisteren, zelfs al is het maar naar ogenschijnlijke pietluttigheden en te laten merken dat we het verhaal van de mensen echt in ons opnemen. Als we ons ongeduld kunnen bedwingen – en daar doen we ons best voor, al begaan we waarschijnlijk ‘pekelzonden’ bij de vleet – trachten we zoveel mogelijk de kant-en-klareoplossingen in de zaaikorf te houden. We denken dat we op die manier meer aansporing en aanleiding bieden om mensen zover te krijgen dat ze zelf oplossingen bedenken en zelf ook – en vooral – het gevoel krijgen dat ze dat ook echt kunnen. Op weg naar een gelijkheid hulpvrager-hulpverlener." "Evoluerend in ons denken naar één cliëntsysteem, met – als het er ooit echt op aan komt – een keuze voor de jongere (hij is immers geplaatst of in begeleiding), gaan we ook steeds meer wederzijds informatie geven, samenzitten, samen praten en samen dingen doen. We gaven aanzetten om al onze verslagen een open karakter te geven en bezonnen ons tegelijkertijd over de vertrouwelijkheid van gegevens. We stappen steeds meer in 60
We voelen ons gesterkt door de bevindingen van het Prick-onderzoek in Hadron. Dat toont aan dat de bekommernis en zorg voor de cliënt en zijn ondersteunend netwerk geen dode letter blijft. “Het onderzoek maakte duidelijk dat de directe gezinscontext systematisch mee betrokken wordt én ernstig wordt genomen. De input vanuit het gezin krijgt aan de casuïstiektafel een krachtige stem. Deze input wordt door de teammedewerkers ten zeerste gewaardeerd." p.71 "Opvallend is de tendens om zoveel mogelijk gebruik te maken van de omgeving: de gezinscontext, broers en zussen die in andere instellingen verblijven, vrijwilligers, projectmedewerkers, andere gespecialiseerde diensten, vrijetijdsbesteding (sport…).” p.72. Hilde Vlaeminck, PriCK-en in casuïstiek van vzw Hadron, pp.71-72, 1999-2000. 61 Stond voor Centra voor Actieve Netwerk- en Omgevingsbegeleiding. Dit werd intussen “CANO”: Centra voor actieve netwerkontwikkeling en -ondersteuning. 62 Dit citaat plukten we uit het Jaarverslag 2001, pp.11-12. Ook de volgende citaten zijn daar terug te vinden (zij het dat we hier de tegenwoordige i.p.v. de verleden tijd hanteren). Dit alles was toen een momentopname, het overschouwen van een jaar werking, maar het blijft ook vandaag relevant en een duidelijk exponent van ons denken.
pagina 134 van 233
(evaluatie- of bijsturings-)besprekingen waarop de aanwezigheid van ouders een ‘gewone’ zaak is en waarop de formulering van gezamenlijke doelen een steeds belangrijker agendapunt is.” “En naar een lichtend vooruitzicht streven we altijd maar weer: via expliciteren van meningen en standpunten, altijd maar weer erkennen dat betekenissen voor elkeen anders zijn, betekenisverlening voor elkeen anders is. Bij deze pogingen botsen we ook wel eens met ons begeleider of opvoeder-zijn, met ons orthopedagogisch referentiekader. Het is soms wel een worsteling tussen het snel beterschap willen (zien) of het wegwerken van probleemgedrag en het – trager, langduriger, op lange termijn zelfs – begeleiden en mee-maken van de totale context. En het netwerk van mensen en relaties is ons soms ook wel eens een streepje te complex of te ondoordringbaar.” “Het ergens echt bij horen en die hechting ook zo voelen, blijft het richtinggevend lichtpunt. We zijn blij als onze vertaler-tolk-functie weer eens mensen kan laten zien wat ze voor elkaar betekenen of dat ze iets betekenen, tout court. Soms lukt dit niet, soms ontmoeten de wereld van de hulpverlener en zijn context en de wereld van de hulpvrager elkaar wél.” “De aandacht voor het gezin die op het einde van de vorige eeuw zo in focus stond, is verbreed, uitgebreid, verruimd, opengetrokken tot de context. En dat zonder dat de spot die op het gezin gericht stond aan kracht ingeboet heeft: de lichtbundel is niet gewoon opengedraaid zodat het bredere veld nu in diffuus licht baadt. De lamp is tegelijk ook sterker geworden, vraagt ook meer energie, maar kan als tegenprestatie dan ook het hele veld haarfijn uitlichten. Maar ze kost dus meer energie en die moeten we ergens halen of betalen.63" Maar we kunnen niet alleen niet anders, we willen ook het contextgebonden werken niet voorbij. En dat dit niet ondoordacht gebeurt, illustreert volgend citaat. "Contextbegeleiding klinkt in termen van emancipatie en participatie ook wat verraderlijk: het vertrekt immers van de principes van het deskundigheidsmodel, zo van ‘ik begeleid jullie naar een betere situatie, ik kan dat’. In zoverre de contextbegeleiding zich alleen de expert toont in het vinden of aanduiden van die ‘betere’ situatie, maar het expert zijn (of willen zijn) beperkt tot de weg waarlangs, het proces, is alles nog OK ; indien de contextbegeleider zou pretenderen ‘het’ te weten, de perspectieven te kennen, de oplossingsmethoden in de rugzak te hebben, dan is het anders… Contextgebonden werken dus? Met de focus op de verbinding en op het ‘onlosmakelijke’, zij het deze keer van de wederzijdse band tussen alle leden, deelhebbers aan de ruime omgeving. Met inbegrip van alles wat methode en methodiek is. Maar dat methodisch hulpverlenen is toch beslist veel minder evident dan zomaar en voor-de-vuist-weg aangenomen wordt. ‘Methoden’ ontstaan immers al doende en vinden hun creatie steeds weer op een unieke manier in samenspraak met de ‘mensen-in-nood’. (…) 63
Ook op de interne studiedag van 24.02.2003 dachten we na over contextgebonden werken. Dit citaat haalden we uit het statement "contextgebonden werken".
pagina 135 van 233
En laat het misschien ook duidelijk zijn: een beetje contextgebonden werken, dat kan eigenlijk niet. Je als hulpverlener aan de context verbinden met een dun katoendraadje, dat wordt door de context gezien, ervaren, gevoeld als een zwakke binding. Met een katoendraadje een proces op gang trekken, dat gebeurt echt niet vaak.” We zien de inbedding van de jongere in zijn netwerk van relaties dus als essentieel en existentieel. Ook bij ons GKRB/contextproject64 proberen we zeer expliciet de contextsamenhang te herstellen, proberen we verbindend te werken. Maar daar komen we verder in deze tekst uitvoerig op terug.
4.
Bij hun zoeken naar perspectief en betekenis
We zien dat mensen iets willen betekenen in de ogen van anderen. Ze willen een doel, willen begrepen worden, willen iets bereiken en verwachten daar waardering voor. In de realisatie van dit streven ligt vaak de bron van het zich wel bevinden. Als uitgangspunt nemen we dat het voor iemand met uitzichtloos lijkende moeilijkheden cruciaal is terug een besef van toekomst te krijgen, een besef dat problemen overkomelijk zijn. Opnieuw iets zien van eigen invloed en betekenis gaat hand in hand met zelfontplooiing. Het is onze ervaring dat mensen hun identiteit en betekenis voor een groot deel uit hun gezin halen. Wij willen een tolk zijn voor wat mensen voor elkaar betekenen. "Zolang je jong bent en de compositie van je leven pas bij de eerste maten is, kun je die verder samen schrijven en de 64
Op 13.06.2003 nodigde de GKRB-Cel van Hadron alle pedagogische medewerkers uit op een Eerste ContextCauserie,
[email protected], om er samen te denken rond die complexe dynamiek die context is.
pagina 136 van 233 motieven uitwisselen, maar ontmoet je elkaar op oudere leeftijd, dan is je compositie min of meer gesloten en elk woord, elk voorwerp betekent in de compositie van de een iets anders dan in de compositie van de ander." Milan Kundera65
We hebben meer en meer ervaren en leren beseffen dat dé waarheid niet bestaat. Leren beseffen ook hoe belangrijk het is bewust om te gaan met het eigen referentiekader en te beseffen dat dit vaak afwijkt van dit van onze cliënten. Steeds opnieuw moeten wij ons realiseren dat dingen die evident zijn (of vooral lijken) ons verblinden voor andere (en even ware) waarheden. Het is goed steeds voor ogen te houden dat wij ons bevinden in een veld boordevol ordeningen en waarheden die mekaar voortdurend beïnvloeden. Meer en meer zijn wij ons gaan realiseren dat het de cliënt is die zichzelf verandert, hoewel therapeuten en hulpverleners maar al te graag de effecten wijten aan hun specifieke interventies. We kunnen het veranderingsproces bij de cliënt beïnvloeden door de reflectie op zichzelf en op anderen op gang te brengen. Maturana66 heeft gesteld dat het belangrijk is condities te creëren waardoor het systeem zichzelf of de eigen organisatie kan veranderen.67 Een stevige basis voor ons mee-zoeken naar perspectief vonden wij alleszins bij de positieve benadering. We trachten al een hele poos bewust en (waar nodig) gestuurd in ons werk te vertrekken vanuit de krachten van mensen en niet vanuit hun beperktheden en tekortkomingen. In het jaarverslag van 200168 verheugen wij ons op de aandacht die “betekenis” in al ons handelen krijgt. Al kunnen we in de residenties vaak niet voorbij aan (soms moeilijk, soms te moeilijk) gedrag. Maar we lukken er steeds beter in om – ook in hele moeilijke omstandigheden – het gedrag op zich naar de tweede orde te verdringen en met ons allen stil te staan bij (mogelijke) betekenissen. We gaan ook concreter gestalte geven aan ons besef dat betekenis ontstaat in een sociaal proces, in een interactie en dat wij in die context van contact, omgang, taal, conversatie en dialoog uiteraard zelf een rol spelen. Maar dat er nog veel werk op de plank staat, mag duidelijk zijn. Er rest nog veel werk aan verwerven, integreren en consequent toepassen van die inzichten69. 65
Milan Kundera, De ondraaglijke lichtheid van het bestaan, 1985 Door middel van het onderzoek van Humberto Maturana (de grote Chileense neuro-bioloog) en Francisco Varela zijn wij iets gaan begrijpen van de structurele koppelingen die mensen in staat zijn aan te gaan met hun omgeving. Zij hebben ons de bouwstenen aangereikt voor een integratief bio-socio-psychologisch model. Zij hebben aangetoond dat wij de wereld creëren door onze waarneming. Cf. Constructivisme. 67 Een zeer belangrijke voorwaarde om dit proces op gang te brengen is dat de cliënt erkenning ervaart. Vanuit de hulpverlener gezien is erkennen een permanent proces van actief luisteren en vragen naar, of duiden van datgene wat nog niet gezegd is. 68 JVS 2001 69 In Prick luidt het: “Ondanks het moeilijke en complexe van de probleemsituaties waarvoor de organisatie zich geplaatst weet, slaagt men er in om aan de teamtafel de constructieve sfeer 66
pagina 137 van 233
Doorredenerend ligt hier misschien dé methodische uitdaging voor de nabije toekomst: hoe kunnen we onze veranderingswens voor gedrag van jongeren en hun context verschuiven naar – vooral – een streven naar verandering in de betekenis die wij er samen aan kunnen geven? Ook de constructivisten stellen dat objectieve kennis niet bestaat, evenmin als de enige echte absolute waarheid. Aldus stellen ze betekenis centraal, veeleer dan gedrag. Zij pleiten voor een participerende houding die systemische zelf-controle stimuleert. Het is de bedoeling dat de hulpverlener en de cliënt samen nieuwe betekenissen creëren rond het probleem en het bredere functioneren van het systeem70. Dit vergt een houding van respect, verwondering en appreciatie voor het cliëntsysteem. Een nederigheid t.a.v. de ondoorgrondelijke complexiteit van het leven. Het Narratieve Paradigma stelt dat betekenissen in de eerste plaats een sociale constructie zijn. Het is doorheen taal en dialoog dat betekenissen geconstrueerd worden. “Ideeën, concepten en herinneringen ontstaan uit sociale interactie die door de taal gemediëerd wordt.”71 White heeft gesteld dat wat we in ons leven meemaken of ervaren, in verhaalvorm wordt gegoten. Dit verhaal vormt de context van nieuwe ervaringen en geeft er betekenis aan. Dit verhaal staat niet los van de sociale context. Aldus komt de nadruk te liggen op het taalgebeuren72. Betekenissen hangen steeds aan woorden vast. Betekenissen worden gecreëerd in taal, en worden nooit eenzijdig bepaald. Taal dus als weergave en als creatie van een werkelijkheid, taal als een scheppend agens. Mensen zijn voortdurend bezig samen te onderhandelen over betekenissen in een proces waarbij ze proberen betekenissen allerhande op elkaar af te stemmen.73 Daarbij willen wij een tolk zijn die kan overbrengen wat mensen voor elkaar betekenen, dat ze veel voor elkaar (kunnen) betekenen. Daarbij gaan we uit van het niet evidente van betekenissen. De hulpverlener is niet langer de expert die beter weet dan de cliënt wat de betekenis is van hetgeen de cliënt vertelt of ervaart74. te behouden. Alle teamleden worden aangespoord om creatief te denken, om steeds weer opnieuw te zoeken naar aangrijpingspunten (“draadjes leggen”), naar terreinen waarin jongeren ‘goed’ zijn, waarin ze betekenis kunnen krijgen”. 70 Zicht Op 11 : “Nochtans is het vertellen van ons eigen verhaal precies hetgeen ons tot mens maakt. Dé werkelijkheid kunnen we niet kennen, we kunnen slechts verhalen over deze werkelijkheid vertellen (…). Het is geen toeval dat “discours”, “verhaal” en “metafoor” de nieuwe toverwoorden worden binnen de gezins-therapie. Ook onze cliënten brengen ons een verhaal. Het verhaal van hun leven, vaak verward, droevig, wanhopig of kwaad. Over gebeurtenissen die hen overkwamen. Vaak een verhaal van mislukking, dat we mét hen proberen te herschrijven tot een nieuw en hoopvol verhaal.” 71 Zie Migerode, e.a., Conversaties en verhalen. 72 Zie Migerode, e.a., Conversaties en verhalen. 73 Zie bv. de CMM-theorie van Cronen (Coördinated Management of Meaning). In Systeemtheoretisch Bulletin mei 1987, pp. 167-194 : "Het individu vanuit systeemtheoretisch perspektief".
pagina 138 van 233
5. In een wervelende samenleving Binnen een snel veranderende maatschappij, gekenmerkt door tanende zekerheden, beeld- en spektakelcultuur en groeiende individualisering, zoeken onze cliënten naar houvast. We houden een vinger aan de pols en opteren voor een eigentijdse benadering, met oog voor brede samenhangen en beïnvloedingen. We beklemtonen vooral het belang van verbondenheid, van het ergens bij horen. Reporter : “Mr. Gandhi, what do you think of Western Civilisation ?” Mr. Gandhi : “I think it would be a good idea.”
Tijdens de vierde kwaliteitsdag van Hadron75 werden aspecten belicht van “de wervelende samenleving”. Een maatschappij die dermate complex en snel is geworden dat het voor velen moeilijk wordt om enige houvast te behouden of te vinden.
Een panoramische kijk In wat volgt76 doen wij een poging om onze cliënten, evenzeer de (“moeilijke” of “het moeilijk hebbende”) jongeren als hun ouders en het “cliëntomringend” netwerk, de context, te zien in en tegen deze wervelende samenleving. Het ware al te pretentieus en te naïef de complexiteit van onze samenleving in een notendop te proberen vatten. Toch zijn we het erover eens dat deze maatschappelijke context een enorme invloed heeft op elk van ons, én op het dagelijkse gebeuren binnen de muren van onze voorziening. Een invloed op ons ouderschap, begeleiderschap, zoon- of dochter-zijn. Een invloed op ons werk, op onze vrije tijd, op ons kijken naar, op het ons
74
“Het doel van sociale wetenschappen ligt niet in het onthullen van de waarheid, maar in het ontwikkelen van metaforen, beelden en ideeën die mensen helpen te leven met enige mate van inzicht en waardigheid”. Migerode, e.a., Conversaties en verhalen, p. 36. 75 Deze ging door op 24.05.2002 in het Guislain Vormingscentrum. 76 In Zicht Op nr. 21 kwamen we uitvoerig terug op genoemde Kwaliteitsdag. In wat volgt volgen we vooral de gedachtegang die daar gepresenteerd werd.
pagina 139 van 233
bekeken voelen. De sociale perspectieven zijn niet uit de lucht. “De maatschappij” speelt een vaak dominante rol in ons gedrag. Enkele krachtlijnen We wentelen ons in welvaart en materialisme. De zucht naar geld en luxe is ongehoord. We hollen onszelf voorbij. Men heeft het over een prestatiegerichte maatschappij. Concurrentie uit zich aan alle kanten. Verder liggen de adjectieven te grabbel : een postmoderne, een consumptie-maatschappij. Gekenmerkt door globalisering, door een spectakel- en beeldcultuur, etc. Het is een maatschappij waar alles mogelijk lijkt en waarin veel, zoniet alles kan. Waar alles te koop lijkt. Waar veel beloofd wordt door de steeds maar opdringeriger wordende reclame. Het gejaagde bestaan zet intussen mensen ertoe aan te pakken wat er te krijgen is. Evengoed springt de dictatuur van het individualisme in het oog, het heilige zelfbeschikkingsrecht. Daarbij de illusie dat elk individu op zijn eentje zin kan geven aan zijn bestaan, en dat de consumptiecultuur eventuele leemten zou kunnen invullen. De (fel gepromootte behoefte aan) zelfontplooiing gaat vaak voor op de solidariteit binnen het gezin of de zorg voor de andere. Ouders worden op hun verantwoordelijkheid gewezen hun kinderen alle ontplooiingskansen te geven. De vrijetijdscultuur speelt hier gretig op in. Parallel aan het voorgaande doemt de vereenzaming op als beschavingsziekte. Er is de teloorgang van houvasten en zekerheden, evenals de teloorgang van het gezag. Het zoeken naar nieuwe morele waarden veroorzaakt onzekerheid. Iedereen moet maar zelf zijn weg zoeken, daar niemand nog de waarheid kent. We leren zelfs dat er evenveel waarheden als mensen bestaan. Er bestaat geen consensus meer over de ethische vraagstukken. Een alles-kan-ideologie is gegroeid vanuit een verkeerd begrepen vrijheidsbegrip. Karakteristieker dan ooit is tevens de term “kloof”. Tussen arm en rijk, tussen burgers en politici, tussen zij die “slagen” in het leven en kansarmen. Vaak zijn onze cliënten radeloos, perspectiefloos en voelen zij zich immens veel onrecht aangedaan. Niet zelden hebben zij, jongeren én ouders, de achterkanten van het leven al aan den lijve ondervonden. Jong zijn in deze wervelende samenleving Ganse bibliotheken zijn volgeschreven over het fenomeen jeugd. Jeugd als levensfase, als sociale categorie, als generatie, als juridische status, als sociale gedragsvorm, etc. “Jeugd” wordt tot doel op zich verheven, “jong zijn” wordt verafgood, wordt tot levensideaal verheven. Een ideaal nota bene waar we ons met ons allen dag na dag verder van verwijderen (… over een drama gesproken). De jeugd krijgt tevens een geïdealiseerde plaats in media en publiciteit. Jongeren zijn immers belangrijke consumenten geworden in het economisch gebeuren.
pagina 140 van 233
Jongeren krijgen zoveel zaken opgedrongen, moeten aan meer en meer voorwaarden voldoen om “erbij te horen”, om zich iemand te voelen. De reclame dirigeert : “Je bent jong en je wilt wat !” Kinderen en jongeren worden tevens opgezadeld met steeds maar hogere verwachtingen van hun ouders. Ze krijgen steeds minder fysieke en psychische ruimte. Ze worden ter compensatie vaak met gevulde handen, maar voorts zonder inhoud de wereld ingestuurd.77 We voelen dag in dag uit dat de verwenningsproblematiek een van de grote opvoedingsproblemen wordt78. Terzelfder tijd is het onthutsend te moeten constateren dat ook vandaag materiële, pedagogische en affectieve verwaarlozing nog schering en inslag zijn. Op steeds jeugdiger leeftijd worden jongeren met de complexiteit van de samenleving geconfronteerd. De voorwaarden om in het sociaal-economisch leven volwaardig te kunnen participeren worden beduidend zwaarder79. Het zijn vaak kansarme en probleemjongeren die uit de boot vallen. Terwijl de kloof tussen hoog en laag opgeleiden bepalend is voor de participatie aan maatschappelijke voorzieningen. De school is meer en meer een sorteermachine geworden. Wij werken vaak met de uitvallers. Voor probleemjongeren heeft de idealisering van het onderhandelingsmodel en van de individuele vrijheid bijzondere consequenties. Ouder zijn in deze wervelende samenleving Niet enkel het leven van jongeren, maar ook dat van hun ouders is sterk geëvolueerd. Ze worden met heel andere waarden en normen geconfronteerd dan waarmee zijzelf als jongeren in hun socialisatieproces te maken hadden. We verwijzen naar het belang van een “geslaagd” ouderschap voor de identiteit van de ouders. Dit zorgt voor een bijkomende druk. Vaak krijgen ouders de schuld als het fout loopt met de kinderen. Nochtans menen de meeste mensen het goed en hebben veel voor hun kinderen over. Als ouder "hoor" je je kinderen alle kansen te geven. Je hoort hen te beschermen en te behoeden voor onheil, maar hen terzelfder tijd ook zélf dingen te laten ondervinden80. Nadat het jarenlang al emancipatorisch werken was wat de klok sloeg, na een jaren ’60 golf van vrijheid-blijheid, màg op de dag van vandaag disciplineren blijkbaar weer wel. Dit zou immers ook begrip, bekommernis en erkenning van het kind inhouden. Je zou er het noorden van kwijtraken. Ouders krijgen veel ideaalbeelden en opvoedingsideeën opgedrongen. Dit zorgt voor een groeiende opvoedingsonzekerheid. Populaire tijdschriften, zoals bv. De Bond en andere Libelles, staan regelmatig stil bij opvoedingskwesties. Ze overladen ouders graag met stapels adviezen. Er bestaan handboeken boordevol wenken hoe je opvoeding moet aanpakken. Net zoals in
77 78 79 80
Eddy Van Tilt, “Ieder leven is een schreeuw naar erkenning”, De Bond, 18.08.1995 Men gewaagt zelfs van een “verwennende verwaarlozing”. We verwijzen hiermee naar het thema van de maatschappelijke kwetsbaarheid van ons publiek. Van tegenstrijdige sociale perspectieven gesproken.
pagina 141 van 233
kookboeken worden gretig recepturen uitgeschreven. Mits voldoende inspanningen van de ouders is het succes gegarandeerd, of zo goed als… Maar evengoed spreken theorieën elkaar tegen. Wetenschappers goochelen erudiet met een aantal referentiepunten, maar als het erop aankomt moeten ouders het toch telkens zelf uitzoeken en aanvoelen. “Het zelfbeeld van de ouders en het gezin is in crisis”, zegt Nelis. “De asymmetrische rolverdeling in het gezin verschuift en is meer veranderlijk geworden. De samenlevingsvorm is flexibel : éénoudergezin, samengesteld gezin, gezinnen met twee inkomens, of zonder beroepsinkomen. Ideaalbeelden van vader- en moeder-zijn hebben een invloed op opvoedend gedrag. Deze ideaalbeelden moeten echter vaak hervertaald worden naar een meer flexibele situatie. De gezinsgrenzen werden meer open : de visuele media stromen ongeremd de huiskamer binnen. We “moeien” ons steeds meer met de binnenkant van gezinnen : zo werd incest, kindermishandeling en –verwaarlozing ook meer bereikbaar.” Terzelfdertijd opteren mensen ervoor om de zorg voor kinderen te combineren met arbeid (en de steeds toenemende druk te moeten presteren). In het jaarverslag van 2002 benoemden we het aldus: “Psychosociale problemen komen gewoon vaker voor in gezinnen die uit de boot vallen. Geweld en vandalisme zijn wellicht niet los te zien van de vervreemding in een overgereguleerde en hypertechnologische samenleving. Baatzucht en gebrek aan verantwoordelijkheid voor anderen en voor ons milieu zijn vaak zelfs een gewone afspiegeling van politieke processen waarin geld en macht de hoofdtoon voeren. Dat maakt het zelfs voor ouders/opvoeders bijna onmogelijk de echte menselijke normen en waarden over te dragen: de samenleving zorgt voor geen draagvlak meer. Daarom hoort bij onze acties op microschaal zeker ook actie op mesoschaal en een engagement om ons via onze koepelorganisatie op macroschaal te laten horen.81” Hulpverlener zijn in deze wervelende samenleving Ook “het zelfbeeld van de jeugdbegeleider is in crisis”, stelde Nelis jaren geleden al. “Zorgen voor” heeft aan waardering ingeboet. Individuele ontplooiing is meer en meer het ordewoord geworden. Daarenboven is het vertrouwen in de beïnvloedingskracht van opvoeding geslonken. Hetzelfde geldt voor de voorspelbaarheid van het effect van pedagogisch optreden. De chaostheorie dringt ook door in het pedagogisch en therapeutisch handelen : geen duidelijke en altijd geldende recepten meer, wel creatieve tussenkomsten in een veld van ongelimiteerde wederzijdse beïnvloedingen. “Opvoeden” werd vervangen door “begeleiden”, waarbij dit laatste verwijst naar “komen tot consensus”. De opvoeder van enkele jaren terug is een “begeleider” geworden. Er is een duidelijke evolutie van dwang naar onderhandelen. Daarnaast worden we meer en meer geconfronteerd met een evolutie van een deskundigheidsmodel naar een samenwerkingsmodel. Bij dit laatste zal de deskundige kansen scheppen opdat de cliënten meer en meer zouden participeren. Emancipatorisch werken en cliëntparticipatie zijn de ordewoorden van de dag, waar wij niet kunnen naast kijken ! 81
JVS 2002, pag. 4
pagina 142 van 233
Niettemin verwacht de omgeving en de ruimere maatschappij veelal dat jongeren “rustig gehouden worden”. In een tijd waar het nieuwe jeugdsanctierecht vorm krijgt, mede ingegeven door het onveiligheidsgevoel binnen onze maatschappij, is dit een niet mis te verstane boodschap. Dan mag een stelling als “deze jongeren moeten geholpen worden” nog te houden zijn, maar de maatschappij mag er vooral niet teveel last van hebben82. We kunnen er immers niet omheen : de delinquentie breidt zich uit, wordt complexer en gewelddadiger. Maar vooral : daders worden hoe langer hoe jonger. Dit alles krijgen we althans via de frontpagina’s van onze krant opgelepeld. Nochtans wordt de stelling dat delinquentie zich uitbreidt en gewelddadiger wordt ook tegengesproken83. En nochtans hebben wij doorheen de jaren geleerd dat om jongeren iets te leren, we (enige) onrust moeten toelaten en tolereren…
Op zoek naar antwoorden Het was verleidelijk om hier meteen te gaan goochelen met algemeenheden. De mens komt slechts tot zelfontplooiing in relatie met anderen. Er is slechts sprake van emancipatie dankzij de aandacht voor/van de andere. Zowel zijn veiligheid, identiteit als de zin van het bestaan moet de mens vinden via de andere. Mensen hebben de fundamentele behoefte hun belevingen en hun betekenisverlening te delen. Dan gaat het over het belang van sociale steun, over het herstel van het sociale en familiale weefsel. Diverse grote denkers houden een pleidooi voor de ontmoeting en voor verbondenheid. Ook in Hadron zijn we meer en meer overtuigd geraakt van het belang ervan84. “Begrippen als jeugdzorg, jeugdbijstand en jeugdhulp verwijzen naar hiaten in het vangnet van de samenleving. De mate waarin de mogelijkheid tot zelfzorg in gezin, familie en maatschappij tekortschiet en moet vervangen worden door interventies van specialisten, schetst misschien wel treffend de menselijke ‘kwaliteiten’ van de samenleving. Ook daarom kozen wij (…) in Hadron steeds sterker voor een verbindend karakter in al onze tussenkomsten: een bescheiden poging tot gedeeltelijk herstel van wat maatschappelijke structuren al eerder uit elkaar gehaald of versnipperd hebben. Ook het solidariserend aspect zochten wij het voorbije jaar op de eerste rang te plaatsen: het bewust streven naar menswaardig bestaan voor elke jongere en zijn gezin stond in focus, in welke toestand die jongere of zijn gezin zich ook bevonden. (…)
82
Bovendien zoekt de maatschappij niet naar antwoorden hierop in de eigen schoot, maar wil ze – gemakkelijkheidshalve (?) – de zorg voor die hulp aan – toch weer – “specialisten” uitbesteden. 83 Rapport in opdracht van de Koning Boudewijnstichting van Prof. Em. Lode van Outrive, "Duiding als misdaad in toekomstperspectief", sept. 1998. 84
PRICK : “Een casuïstiekteam fungeert als een klankbord van deze wervelende samenleving. Zeker in een residentiële setting waar begeleiders zo dicht bij de jongeren staan is een ‘helikopter-view-stem’ goud waard. Een stem die de grote druk van de samenleving in het algemeen, de druk van de jongerencultuur in het bijzonder regelmatig verwoordt. Dit faciliteert het inschatten van de complexiteit van de jongere.” pp. 72-73
pagina 143 van 233
De begeleiding trok op steeds meer terreinen en velden in actie. Dat maakte het werk wel eens minder overzichtelijk of moeilijker in concrete schema’s te vatten; we zijn ervan overtuigd dat het er ook kwaliteitsvoller op werd.85” We willen niet mee jammeren met de cultuurpessimisten, maar willen genuanceerder te werk gaan. We gaan steevast op zoek naar uitdagingen en kansen die in deze “wervelende” en complexe samenleving evengoed te vinden zijn. Overigens, het is evengoed een constatering dat mensen op veel terreinen toleranter en ruimdenkender geworden zijn. Jongeren zijn mondiger geworden, veel meer zaken zijn bespreekbaar geworden, er zijn minder taboes. Problemen worden sneller gedetecteerd en aldus wordt veel leed voorkomen. Hulpverleners zijn dag in dag uit op zoek naar meer kwaliteit en een betere afstemming op elkaar.
Deel III: Visie en werkvormen In onze voorziening kunnen we de aangemelde jongere een tijdelijke opvang bieden. Door een begeleiding van het cliëntsysteem op de verschillende probleemterreinen wordt gewerkt aan een mogelijke terugkeer naar het thuismilieu of naar zelfstandig wonen. Naast de traditionele werkvorm van de leefgroepwerking, en het planmatig en doelgericht werken naar zelfstandigheid via kamertraining en begeleid zelfstandig wonen, zagen de afgelopen jaren nieuwe werkvormen het daglicht86. Het gaat om projectwerking, om Gestructureerde Kortdurende Residentiële Begeleiding en om het CANO-model dat al het vorige overvleugelt. Dergelijke differentiatie qua werkvormen maakt het, samen met een sterk individuele benadering, mogelijk om gericht in te gaan op de gestelde hulpvraag. We beklemtoonden reeds eerder ons streven naar individuele trajectvorming en maatwerk, die baat hebben bij dergelijke methodische verbreding. In dit derde deel linken we de geschetste visie aan deze werkvormen. 1. 2. 3. 4. 5. 6.
Leefgroep Kamertraining Begeleid Zelfstandig Wonen Gestructureerd Kortdurende Residentiële Begeleiding Projectwerking Als dit alles niet lukken wil…
1. De leefgroep 85 86
Jaarverslag 2001. We hadden het eerder reeds over de groter wordende differentiatie qua werkvormen.
pagina 144 van 233
Zowel in de Betsberg als in de Kerhoek kunnen een 8-tal jongens terecht in de leefgroep. Daar wordt voorzien in een basisleefklimaat, waarin zorg en begeleiding pijlers zijn, naast een structuuraanbod87 dat voor houvast en duidelijkheid zorgt. Het in een groep, in een samenlevingsverband terechtkomen schept meteen een heleboel mogelijkheden. Het mogen/moeten samenleven met anderen is niet enkel een werkwoord, maar het is een kans om te sleutelen aan sociale vaardigheden. Het gevoel "iemand te zijn en iets te betekenen" hangt nauw samen met het besef dat anderen jou de moeite waard vinden. Wij proberen hier steevast aandacht voor te hebben. Het is overigens zo dat pas als je het idee hebt iemand te zijn, dat je je actief op de toekomst kunt richten. We besteden heel wat aandacht aan het leefklimaat en de dynamiek van de leefgroep, maar evengoed aan een aangename leefruimte. Heel wat aandacht gaat uit naar de alledaagse aspecten van het groepsleven: een vast leefritme met duidelijke afspraken en regels. De bewoners helpen mee met de huishoudelijke taken. Hiervoor wordt er appèl gedaan op de medeverantwoordelijkheid van de jongere. Naarmate jongeren ouder worden krijgen ze andere en ruimere mogelijkheden. Dit alles kadert binnen een uitgesproken communicatief klimaat, met ruime inspraak- en participatiemogelijkheden. Ons huisreglement wil hierbij een hedendaags houvast bieden. Het gaat om een éénduidig geheel van regels die de consequenties schetsen van regelvolgend en regelovertredend gedrag. De bereidheid tot aanpassing van de jongere en het willen nemen van verantwoordelijkheid zijn bouwstenen voor een vruchtbare samenwerking. Voorts is er aandacht voor een actieve en hedendaagse vrijetijdsinvulling, voor school- of werkondersteuning, en voor sociale vaardigheidstraining, formeel en informeel. Tegemoetkomend aan de specifieke noden van de bewoner of aan de noodwendigheid van zijn situatie kan - in overleg met de betrokken partijen - de zelfstandigheidstraining een verder doorgedreven vorm aannemen. We beschouwen de geplaatste jongeren consequent als mensen met een eigen aard, een eigen achtergrond en een eigen problematiek. Vandaar worden - naast de aanpak in groepsverband - de bewoners ook sterk individueel benaderd als mensen met een eigen geaardheid en een eigen problematiek. Samen met de jongere proberen we de aangekaarte problemen en spanningen in kaart te brengen, te omschrijven en de betekenis ervan te achterhalen. Als begeleiders proberen we verder te kijken dan het zichtbare en op zoek te gaan naar de wezenlijke hulpvraag. Dit alles resulteert in een handelingsplan dat - zoveel als maar kan - gedeeld wordt met alle betrokkenen88. Daarbij werken we met een systeem van individuele begeleiding, waarin de professionele hulpverleningsrelatie tussen de jongere en de begeleid(st)er een centrale plaats inneemt89. Het wekelijks teamoverleg, de regelmatige intervisies, de dagelijkse toetsing van het 87
Zie onder "Bouwstenen" het luik "structuur" en "straffen en belonen". Zoals in de voorgaande delen uitvoerig belicht werd, komt het samenwerkingsmodel meer en meer voorop te staan. Dit geldt ten andere voor alle werkvormen. 89 Deze individuele begeleiding verloopt evengoed via veel informele momenten als via meer formele. De individueel begeleid(st)er dient oog te hebben voor de totaliteit van lichamelijke, cognitieve, emotionele, relationele en intentionele processen die zich bij de jongere afspelen. 88
pagina 145 van 233
begeleidingsproces met hoofdbegeleider en bijzondere functie, regelmatige evaluatiemomenten met de verwijzer en het doelbewust hanteren van het handelingsplan dat ook in samenspraak met de jongere zelf bijgestuurd wordt, zijn de voornaamste feedbackmogelijkheden voor deze individuele begeleiding. Bij een residentiële plaatsing formuleren wij niettemin ook zelf een serie bedenkingen. In sommige situaties zien we de meer traditionele werkvormen eenvoudigweg falen. De plaatsing gaat vaak gepaard met een brok onzekerheid, schrik, ontgoocheling of verdriet. Als de jongere weggehaald wordt uit zijn gezin verliest hij er mogelijks een eigen plaats. Het is meteen ook de zoveelste breuk in zijn leven. We merken dat steeds meer jongeren het overzicht op hun eigen – vaak reeds “gebroken” - context kwijtraken en zich (mede) daardoor ontworteld voelen. Een residentiële plaatsing voegt hier nog een extra stigmatiserende breuk aan toe. Hij wordt losgerukt van zijn vrienden, van zijn buurt, van zijn familie. Een plaatsing krijgt meteen ook betekenis in de ogen van “(ver)oordelende” derden. Vaak is het moeilijk een plausibele uitleg te vinden. Hoe dit te “verkopen” aan je vrienden, aan de familie… Tegelijk en precies daardoor wordt de residentiële opdracht binnen een 1bisvoorziening nog moeilijker. De wederzijdse beïnvloedingen zijn in een leefgroep niet altijd constructief. Jongeren wijzen een opgedrongen plaatsing af, weigeren zich aan te passen en reageren frustraties af op de voorziening en op de mensen die er werken of verblijven. De problemen lijken soms nog complexer en uitzichtlozer te worden en we krijgen steeds minder greep op deze complexiteit. Ook het gevoel dat maatschappelijke uitsluitingstendenzen harder worden, speelt ons parten. De samenleving heeft steeds meer last met het evenwicht tussen verdraagzaamheid, solidariteit en medemenselijkheid enerzijds en zelfbescherming, egotripperij, normering vanuit het recht van de sterkste en regelneverij anderzijds. Het opgeklopte onveiligheidsgevoel (of is het mythe?) zoekt hardnekkig in lineair-causale denkmodellen naar schuld, oorzaak, vergelding. De zwaksten worden zeer vaak met de vinger gewezen. En onze jongeren, ouders, gezinnen en contexten horen heel vaak tot die zwakkere groep.
2. Kamertraining Zowel in de Betsberg als in de Kerhoek kunnen jongeren zich via kamertraining voorbereiden op Begeleid Zelfstandig Wonen. Er zijn meerdere plaatsen beschikbaar: individueel of in duo-variant. Het opzet is het bevorderen van praktische, sociale en maatschappelijke redzaamheid van de jongere, in het perspectief van het zelfstandig wonen. Het ruime, abstracte en vage begrip "zelfstandigheid" wordt hierbij geconcretiseerd en gedifferentieerd. Al te vaak hebben jongeren de mond vol van zelfstandig zijn zonder terdege te beseffen over wat dit zoal gaat. Kamertraining is een mooie werkvorm om hierop zicht te krijgen. In een kamertrainingsprogramma leert een jongere (in principe vanaf 16 jaar, feitelijk vanaf 17 jaar) groeiend omgaan met de gewone eisen van een zelfstandig leven, zij het nog binnen de veilig-beschermende en structurerende muren van de voorziening. Daarbij
pagina 146 van 233
wordt er voorzien in een vangnet door permanente aanwezigheid van begeleiding op de campus, waarop de jongere kan terugvallen indien nodig. Daarbij staat enerzijds de training van woonvaardigheden centraal: budgetteren, boodschappen doen, koken, wassen en strijken, zelfstandig opstaan. Anderzijds is er een voortgezette individuele begeleiding op relationeel en psycho-sociaal vlak. In overleg met de betrokkenen worden de modaliteiten van de begeleiding uitgetekend en wordt met de jongere een begeleidingscontract opgesteld. De deeltijds vrijgestelde vaste studiobegeleider oriënteert zijn tussenkomsten in hoofdzaak doegericht, zonder daarom voorbij te gaan aan intrapersoonlijke noden. We merken dat (samen) doen belangrijk is. Door dingen met de jongere te ondernemen, is hij vaak gemakkelijker over de streep te trekken om tot activiteiten te komen. Er ontstaat dan vaak sneller een sfeer waarin “praten over” een minder beladen iets wordt, of waar hij dingen doet waartoe hij zich voordien niet in staat achtte. De gerichtheid op zelf keuzes (leren) maken stijgt. Het is een opgave in de begeleiding de jongere te helpen om te ontdekken wat hij zoal belangrijk vindt. Wederzijds vertrouwen is een niet te onderschatten gegeven in de begeleidingsrelatie. De kern van de begeleiding bestaat erin dat de begeleider zichzelf “present stelt”. Wij willen jongeren de kans bieden om te experimenteren, om te leren uit hun (ook negatieve) ervaringen. We willen hen leren omgaan met een groeiende ruimte en vrijheid. Maar dit gaat hand in hand met voortdurende gesprekken, problem solving-technieken, confronteren, incidentbesprekingen, geven van feedback en noem maar op. Daarnaast worden de praktische en woonvaardigheden verfijnd. De zoektocht naar eigen sociale steunpunten wordt intensiever. De deelname aan het "gewone" sociale en maatschappelijke leven wordt naar voor geschoven. Contacten met familie en betekenisvolle derden worden hier zo mogelijk nog belangrijker. We zien kamertraining in sé nog steeds als een onderdeel van de totale hulpverlening aan het desbetreffende gezin. We opteren voor de volgende begeleidingsprincipes: zelfbepaling, zelfwerkzaamheid, doelduidelijkheid, realiteitsprincipe, nadruk op het (samen) doen, opnemen van verantwoordelijkheid, ervaringsgericht leren, eigen keuzes maken, experimenteerruimte bieden, overlegmodel. We proberen met de bewoner te sleutelen aan diens besef dat hij iets aan zijn eigen situatie kan veranderen. Op het ogenblik dat de jongere zijn eigen aandeel in situaties onder ogen ziet en ervaart dat hij invloed kan uitoefenen op die situatie, krijgt hij weer perspectief. Voor iemand kamertraining kan starten, dient hij zich in de leefgroep voor te bereiden bij middel van een apart "Werkboek". Bij de start van de kamertraining steken we hem een figuurlijke pluim op de hoed tijdens een ritueel moment, (zo mogelijk) in aanwezigheid van ouders en consulent. We bespreken een eigen vrijetijdsinvulling en budget. We introduceren een "huurcontract" en halen de sociale steunpunten een flink stuk naar voor.
pagina 147 van 233
3. Begeleid Zelfstandig Wonen Hadron heeft een erkenning om 7 jongens te begeleiden in de BZW-formule. Dit als sluitstuk van een werking met adolescenten die (al dan niet noodgedwongen) voor een zelfstandig leven kiezen. In BZW huurt de jongere zelf een eigen huisje, appartement of studio en wordt hij in zijn alleen wonen gevolgd door een begeleidersduo. Jongeren kunnen vanaf 17 jaar starten en krijgen vanuit de eigen woonsituatie de mogelijkheid om zich, vooral via ervaringsgericht leren, alle aspecten van het alleen wonen eigen te maken. De werkwijze ligt vast in een samen met de jongere opgemaakt begeleidingscontract met zeer geïndividualiseerde doelstellingen en werkpunten, de duur, vormgeving en inhoud van de begeleiding. Dit begeleidingscontract geldt als leidraad en toetssteen voor de begeleiding. Om een BZW te kunnen opstarten is een beginkapitaaltje nodig (huurwaarborg, huur,…). Minderjarigen krijgen in BZW via de begeleiding het bedrag van het bestaansminimum voor alleenstaanden in schijven uitbetaald. Meerderjarigen moeten zich tot het OCMW wenden. In hetgeen wij onze "Ambulante Cel" noemen, zijn enkele begeleiders vol- of deeltijds vrijgesteld om deze jongeren te begeleiden. Deze aparte werkvorm profileert zich steeds meer autonoom met eigen visie, eigen werking en methodiek. Daardoor wordt begeleid wonen méér dan enkel het verlengstuk van een residentieel verblijf. Bijna steeds bezoekt de begeleider de jongere in zijn woonst. We kiezen bij dit alles om de frequentie en de intensiteit van de begeleiding geleidelijk aan af te bouwen, onszelf geleidelijk overbodig te maken en afhankelijkheid tegen te gaan. De zelfwerkzaamheid en zelfbepaling90 van de jongere, diens eigen inzichten, keuzes en tempo zijn bepalend voor het aanbod dat wij kunnen doen. Veel aandacht gaat naar sociale integratie, psychosociale aspecten, budgettering en perspectiefvorming. We zien op deze vlakken de meeste problemen ontstaan. Sociale vaardigheden, woonvaardigheden, zelfwerkzaamheid en zelfbepaling krijgen voorrang op andere begeleidingsaspecten. Veel aandacht gaat uit naar de omgang met - en integratie in de hele sociale context: familie, vrienden, buurt, werk,… Het vinden van sociale steunpunten is vaak bepalend voor het verloop en het slagen van het zelfstandig wonen. We proberen zo nauw mogelijk samen te werken met ouders, school, werkgever,… en we doen beroep op hen om problemen zo snel mogelijk te signaleren. We blijven voor ogen houden dat een keuze voor zelfstandigheid geen keuze is tégen gezin en familie. Het contextgericht werken blijft ook in dit stadium van onze begeleiding even waardevol. Een BZW-begeleiding kan volgens tal van verschillende scenario's verlopen: van een uitgesponnen begeleiding (9 maand en langer) als nazorg van een residentieel verblijf tot een kort programma (1 tot 3 maanden) om een jongere met begeleidingsmoeheid nog het minimale mee te geven. Omdat jongeren na de eerste ervaring met "teruggewonnen vrijheid" vaak een terugval kennen, heeft onze begeleiding een duidelijk aanklampende toets en trachten wij alle know-how via een lang volgehouden aanbod ter beschikking te stellen.
90
Dit wordt steevast gelinkt met het emancipatorische.
pagina 148 van 233
4. Gestructureerde Kortdurende Residentiële Begleiding In het leven geroepen om de stokkende uitstroom uit de Gemeenschapsinstellingen te activeren, kreeg GKRB ook vanuit de Vlaamse Gemeenschap de lading mee dat de uitbouw de grondlijnen van de CANOgedachte91 diende te volgen. Onze instap in het project ging gepaard met een vast voornemen de hele werking van de voorziening geleidelijk te laten inspireren en doordringen, “als een olievlek”, door de actieve netwerkbegeleiding … Een en ander sluit naadloos aan bij het belang dat wij hechten aan verbondenheid (hetgeen wij zien als een constant wederzijds proces) en in het heil dat wij zien in verbindend werk. We lenen voor de uitbouw van onze GKRB-methodiek de (bijna allesbepalende) stelling dat, gezien steeds meer jongeren in ge- of verbroken contexten92 leven en zich daardoor ontworteld voelen en de band met de samenleving kwijt zijn, zij zo ook het overzicht op hun eigen context kwijt geraken en een residentiële plaatsing daar alleen een extra stigmatiserende breuk aan toevoegt. De CANOO zet daarvoor in de plaats: een intensieve begeleiding IN de leefomgeving een dagstructuur en geïndividualiseerd dagprogramma. ondersteuning door de residentie via een tijdelijk, contextondersteunend, -beveiligend, -structurerend of vervangend verblijf vaardigheidstraining in nauw verband met de eigen leefomgeving We gaan op exploratie in de ruime leefomgeving van de jongeren om kansen te ontwikkelen, evoluties van nabij en actief mee te maken, daarop geënte geïndividualiseerde programma’s te maken, die op te volgen en te begeleiden93. Een terugkeer naar het eigen midden en het “gewone” leven staan steeds als eerste keuze voorop; pas als beide duidelijk (nog) niet lukken kunnen alternatieven ingeschakeld worden.
91
92
W. Van Damme, Centra voor actieve netwerk- en omgevingsbegeleiding ; Samen aan het werk in het hol van de leeuw, het CANOO-project als mogelijk antwoord op jeugddelinquentie.
Context betekent oorspronkelijk: de samenhang van woorden en het verband van zinnen, in gesproken of geschreven vorm. Woorden, zinnen én handelingen en gebeurtenissen hangen dus niet in het luchtledige, maar hebben hun verband, zoals ook mensen essentieel verbonden zijn met elkaar en met hun omgeving via hun verbindende verhalen of thema’s. 93 Parallel met de narratieve stroming wordt bij de intake nadruk gelegd op het zoeken naar de “dominante verhalen” in het systeem. Die verhalen bekleden mettertijd dan steeds beter en vollediger de achtergrond, de structuur van bvb een genogram met betekenissen. Voor de begeleiding kan het erg belangrijk zijn te blijven zoeken naar de reden of het moment van verankering van een bepaald verhaal in de betekenisverlening van een systeem, wanneer dit het allesoverheersend verhaal wordt, welke tegenstrijdige verhalen er leven, wie een verhaal mag bevragen op zijn legitimiteit, wie zijn verhaal kan doordrukken, wie het verhaal als remmend en wie het als stimulerend ervaart en vooral: welke de gemeenschappelijke (verbindende) of basis-verhalen of thema’s zijn.
pagina 149 van 233
Kortetermijndoelen moeten flexibel aangepast kunnen worden, contextelementen moeten een zo volwaardig mogelijke betekenis krijgen. Wij kunnen in enorme flexibiliteit en op eigen initiatief (mits melding aan de verwijzer) omschakelen van gewoon residentieel verblijf naar verblijf in eigen gezin, bij familie, op project, in gastgezin, in therapie of behandeling…. Liefst vooraf, uiterlijk bij de opname zelf moeten de beduidende personen uit de context (dit is duidelijk breder te zien dan de ouders alleen) zoveel mogelijk verzameld worden om letterlijk als een soort cliëntomringend netwerk hun rol binnen de GKRB te kunnen beginnen spelen. Het engagement dat het netwerk reeds heeft, dat er op den duur kan van verwacht worden (expliciet de draagkracht/draaglast-balans) en de mate van “vastheid” van dit engagement zijn zaken voor de intakers. Uitgangspunt bij de intake is absoluut het vraaggestuurde: niet de aanbodzijde van de voorziening is richtinggevend, maar de gedeelde inhouden94 van wat context, jongere zelf, verwijzer, de GBJ en wijzelf brengen. Het begrip aanbod kan dan wel in onze gedachten blijven leven, in werkelijkheid zal het steeds moeten gaan over het samenbreien van een samenhangend hulpverleningspakket dat put uit een breed veld van mogelijkheden, flexibel georganiseerd en soepel aan te passen en gericht op coöperatie met het oog op een voor alle partijen gemeenschappelijk maximaal voordeel.
We werken met een “contract” als een geofficialiseerde mogelijkheid om vraaggestuurd te werken. Het is eveneens een belangrijk ritueel moment waarbij we met alle (zoveel mogelijk) betrokkenen rond tafel gaan zitten, op een niet vrijblijvende manier. Het idee van dit ritueel moment (ook het vraaggestuurd werken met het hele netwerk) vindt een deel van zijn inhoud bij de “Family Group Conference” (Nieuw Zeeland) of de Hergo (Herstelgericht groepsoverleg, Nederland)95, zij het dat het eventuele slachtoffer van een als basis voor de maatregel dienende MOF (voorlopig?) niet rechtstreeks bij ons werken betrokken is. De residentiële opname blijft in bedoeling en in absoluut streven zeer beperkt. Enerzijds vermijden wij daarmee het stigmatiserende (“geplaatst zijn”), anderzijds hoeden we ons 94
Het dialogische zien we idealiter zowel in relatie met de cliënt/het cliëntsysteem, de maatschappelijke context, de verschillende helpers, de verwijzer en –niet in het minst- de verschillende denkkaders. 95 Hergo, Herstelgericht Groepsoverleg…. Het is een benadering waarbij de eigen achterban van jonge delinquenten meer en actiever bij de problemen betrokken wordt. Men probeert de familiestructuur te herstellen om de jongere terug op het rechte pad te brengen. De invloed van steunfiguren die de jongere omringen en de sociale controle van deze eigen kring zijn factoren die bepalend kunnen zijn. Zie Zicht Op 12.
pagina 150 van 233
consequent voor teveel bevoogding en blijven we subsidiair (de verblijfsfunctie op zich kan, veel vaker dan op het eerste gezicht aangenomen wordt, door de context verzekerd worden) en vermijden we het “besmettend” (wederzijdse beïnvloedingen in een leefgroep zijn soms nefast) effect van het langer verblijf in een voorziening. Als meegenomen nevenverschijnsel betekent een snel doorgeven van de verblijfsfunctie aan de context ook een verlichting voor de door de jaren heen moeilijker wordende residentiële opdracht. Belangrijk wordt alleszins de “structuurlijn”: een duidelijke lijn van “mogens” en moetens”, met duidelijke gevolgen voor het niet of onvoldoende naleven ervan, die mee onderschreven en geschraagd wordt door de jeugdrechter, die de normerende figuur bij uitstek blijft. De hulpvraag en het antwoord daarop vanuit een zo goed als permanent overleg tussen contextbegeleider, jongere zelf en het cliëntomringend netwerk zal bepalend zijn voor wat gedurende de begeleidingsperiode gebeurt. Wij zien de actiefase als een in elkaar gevlochten en zich voortdurend anders vervlechtend geheel van verschillende trajecten, waarvan 4 basale en een pakket specifieke:
•
een context- en/of gezinstraject: behoud en/of herstel van positieve oude relaties en ontwikkelen van positieve nieuwe relaties. Erkennen van het belang van het ergens existentieel gehecht te zijn, ergens fundamenteel bij te horen of deel van uit te maken als belangrijk stuk van identiteitsvorming en -besef. Kennismaking/inwerking/verwerving van elkaars waarden, normen, handhavingswijzen. Positioneren van de waarden van jongere en context in het hulpverleningsproces. Slechts indien duidelijk is voor alle partijen dat een herstel met het gezin en/of de leefomgeving niet mogelijk is, beginnen we uit te kijken naar zelfstandiger woon- en leefprojecten.
•
een maatschappelijk- of samenlevingstraject. Vanuit de schetsen van de geschiedenis en de huidige situatie en de beleving ervan door alle betrokkenen, met bewuste incalculering van het principe van de circulaire causaliteit, mikken op een (op termijn) probleemoplossende zelfactie en in tweede orde een onderhandelde, besproken begeleiding richting gewenste situatie. Met inbegrip van het onbekende, bedreigende, eventueel perspectiefloze van de wereld, dat verlammend kan inwerken op iedereen.
•
een vormings- of scholingstraject: inpassing in een opleiding, heroriënteren, introduceren van een werkervarings- of trainingsprogramma…of inpassing in concrete, (op den duur ook) betaalde arbeid.
•
een vrijetijdstraject: gericht op een voor jongere en context deugddoende vrijetijdsbesteding.
•
diverse specifieke trajecten die aangestuurd worden naargelang de situatie en de evolutie van de multiproblematiek dat vereisen; het vaak therapeutisch werken aan agressie-, verwerpings-, hechtings- en nog veel andere problematieken.
Belangrijk bij de uitvoering van de trajecten is alweer de voorafgaande kijk naar de mogelijkheden van het netwerk om een en ander op te vangen/te verwezenlijken en slechts in
pagina 151 van 233
subsidiaire orde de overweging om de mogelijkheden van de voorziening (zelfs de begeleiding) aan te boren. Wij verbinden ons evenzeer om alle inspanningen te leveren om de begeleiding van de GKRB-ers te blijven garanderen, ook al treden er (zware) knelpunten of spanningsvelden op tijdens het traject. Daarvoor gebruiken we onze gekende samenwerkingsverbanden als steun en trachten we er nog een heel pakket aan toe te voegen We kiezen als voorstelling voor een ingewikkeld vlechtwerk van onregelmatige spiralen. Dat is niet rechtlijnig en geeft de dynamiek en de werveling goed weer, ook het op- en neergaan, de opeenvolging van lukken en mislukken, geïnspireerd op het EDDA-model.96 Het vlechtwerk zou een goede weergave moeten zijn van het geheel van persoons- en taakgerichte activiteiten, die gedurende de periode van 6 maanden t.b.v. het cliëntsysteem samen met de cliënt en zijn omgeving opgezet worden, gesneden op de maat van de hulpvraag. Het is tegelijk ook een weergave van het probleemkluwen waar we vaak mee gaan te maken krijgen. De afsluiting is het formele “helemaal teruggeven” van jongere en context aan zichzelf. Daarom moet er ook een omschreven moment zijn (ook in het kabinet van de rechter. Daarom is het ook goed dat we in een methodisch zuiver emancipatorisch concept streven naar niet-voorzien van vervolghulpverlening; is die er toch nodig, dan zien we nog wel.
5. De projectwerking Het gebeurt dat we te maken krijgen met jongeren die emotioneel geblokkeerd zijn, die stuurloos zijn, die elk invloedsbesef, alle vertrouwen en alle perspectief verloren zijn. Jongeren die alleen nog leven in het hier en nu, en nog alleen nog uit zijn op sensaties en kortstondig plezier. Dan proberen wij – ook in de moeilijkste situaties alsnog een deblokkering te verwezenlijken via een zeer persoonlijk gerichte en in bedoeling altijd verbindende alternatieve begeleidingsfase: een project. Het betreft vaak een meerdaagse activiteit of verblijf buiten de voorziening: confronterend of rustgevend, zoekend naar nieuwe impulsen, herbronnend of blikverruimend (afhankelijk van aanleiding of situatie): soms met klokvaste terugkoppeling met de vaste begeleiding, soms helemaal los daarvan en tussen onbekende mensen, soms met constante aanwezigheid van een projectbegeleider, soms met alleen nabijheid op cruciale momenten. Belangrijk bij projectwerking is de scheiding met de gewone gang van zaken in de voorziening. Er is enerzijds het ruimtelijk aspect: een project situeert zich “ergens” buiten (en 96
Vlaeminck, H., Malfliet, W. en Saelens, S., Social Casework in de 21ste eeuw, Een praktisch handboek voor kwaliteitsvol hulpverlenen, Kluwer, 2002.
pagina 152 van 233
soms ver van) de residentie. Er is ook de niet aan de residentie gebonden figuur van de projectleider. Die mag dan wel een essentiële schakel zijn in het totaalaanbod van de voorziening, hij maakt in wezen geen deel uit van het begeleidingsteam, is zelden in de voorziening tenzij bij de opstart of afronding van een project, heeft nauwelijks weet van interne reglementen of gewoontes. Bedoeling is vaak een ontmoeting te realiseren met een niet (ver)oordelende “buitenstaander”, een steunfiguur die als blik-opener kan fungeren, die dingen kan proberen herformuleren of dedramatiseren. De jongere kan even afstand nemen van de dagelijkse situatie, en kan daardoor de dingen anders bekijken. In sommige gevallen kan dit vanuit een situatie waar hij niet meteen moet voldoen aan een serie verwachtingen die vanuit de buitenwereld op hem afkomen. In andere gevallen is precies het anders leren omgaan met dergelijke verwachtingen de bedoeling (werkproject). Hoe dan ook wordt de jongere telkens aangesproken op een brok (gedeelde) verantwoordelijkheid, en krijgt hij de kans om succeservaringen op te doen. Bovendien kan hij ervaren dat hijzelf invloed kan uitoefenen op zijn eigen situatie. Dat zowel jongere als vaste begeleiding tijdens een project een adempauze krijgen, dat de problematiek vanuit een heel andere (soms wars van de gewone professionele methodieken) benadering en in een heel ander (soms totaal vreemd aan de leefwereld tot dan toe) kader kan benaderd worden, dat pijnpunten zonder gedeelde pijnlijke voorgeschiedenis kunnen aangeraakt worden, kunnen eerste aanzetten zijn tot verandering Vanuit de ontmoeting met de projectbegeleider of een gastgezin ergens ten velde (niet gefocust op de “klassieke” hulpverlening) kan de jongere leren (positief) reflecteren en herformuleren. Losgemaakt van de sectoreigen structuren kan een jongere tegelijk voelen en ervaren dat een aantal van zijn figuurlijke gevechten slechts windmolens als tegenstanders hebben. De nauwkeurige aanpassing van de verblijfs97- en werkvorm98 en de mate van koppeling aan de “gewone” maatschappelijke vereisten99 kunnen dan weer de blikopeners zijn die de figuurlijke deuren naar het ervaringsleren openen. Het zelf en op eigen tempo ervaren, geconfronteerd worden met - en plaatsen/kaderen van niet evidente zaken, soms louter vraaggestuurd of quasiachteloos of integendeel zeer taakgericht begeleid door de projectbegeleider, is vaak een verrassend goed tegengif voor het kloppende ritme van een gewone begeleiding of leersituatie.
97
Op de projectplaats, bij de projectbegeleider, zelfstandig in een tentje of jeugdherberg…, maar bijna steeds met een duidelijk appel op de mogelijkheid om rust te vinden en vaak met een verbinding richting zelfredzaamheid. 98 In de natuur, met dieren of eerder technisch gericht, in groep of helemaal alleen… 99 Eerder los en alternatief of integendeel nauw gebonden aan tempo, uur en precisie; volgens vaste beginselen of vanuit een uitgesproken visie…
pagina 153 van 233
Projectwerking is een methodiek die nog in volle ontwikkeling is. Experimenten met jongeren en mensen uit de context samen wijzen op nog veel onverkende positieve mogelijkheden. De ervaring leert voorlopig dat de zinvolheid voor de individuele betekenisverlening voor de jongere start bij de voorbereiding van een project. Zonder of met onvoldoende duiding ligt de link naar het aanvoelen als sanctie of breuk immers heel dichtbij. Verder bepaalt de breedte van het aanbod van projectplaatsen voor een flink deel de mogelijkheid tot werk-op-maat en bijgevolg tot slaagkans van de poging om de communicatie weer op gang te krijgen. De zingeving krijgt een sluitstuk bij de mogelijkheid om de opgedane ervaringen te binden aan het “gewone” leven na het project. Ook dit houdt een substantiële investering van tijd en energie in, zowel van de projectbegeleider als van de “gewone” begeleiding. De jongere een spiegel voorhouden waarin iets constructiefs van zichzelf te zien is, heeft overigens ook vaak een identiteitsversterkend effect. Vaak gaat het om bevorderen van (zelf)reflectie bij de jongere. Of de jongere wordt geconfronteerd met verschillen (een herderskamertje is minder comfortabel dan het bed thuis), en leert contextgericht denken. Een boer op leeftijd bv. kijkt anders tegen het leven aan… werkt door zijn manier van zijn reeds bevragend. Ook de projectwerking kan niet garant staan voor het “lukken” van een begeleiding. Ze kan jongeren én hun context wel leren dat er ook in onvermoede hoeken en situaties kansen liggen om zichzelf in het net van verbindingen terug te vinden. Ze kan professionele werkers ook leren dat het veld van creatieve beïnvloeding en begeleiding breder is dan zomaar te zien is. Ze kan de voorziening een methodiek dichterbij brengen bij haar ultieme doelstelling: krachtbron zijn voor jongeren en hun context.
6. Als dit alles niet wil lukken Ondanks alle aandacht voor individuele betekenisverlening, de expliciete keuze voor fundamenteel respect, essentiële gelijkwaardigheid en existentiële aanvaarding, dwingt de realiteit van elke dag ons tot de inperkende vaststelling dat werken met deze categorie van “moeilijke” jongeren vaak zeer moeilijk is. Onderhandelen blijft wel de boodschap, maar het blijkt dikwijls een moeizaam gebeuren, met voortdurend vallen en weer opstaan.
pagina 154 van 233
Vaak is een plaatsing – ook binnen de “vrijwilligheid” – geen keuze; veel vaker is het een noodwendigheid, zonder valabel alternatief. En al te gauw wordt die plaatsing door de jongere zelf ervaren als een sanctie. In elk geval is het een zeer ingrijpend gebeuren, dat vaak kadert in een aanslepende context van mislukking. Er is voordien vaak al zoveel geprobeerd zonder succes.100 Terwijl ook wij geen garanties op succes kunnen geven. Indien we er niet in slagen om vooruitgang te boeken, we er niet in slagen om een afdoend antwoord te vinden op de hulpvraag van de cliënt, als alle hier besproken opties niet aanslaan, of als de grenzen van de wettelijkheid of veiligheid van de cliënt of het personeel overschreden worden, dan opteren wij voor een doorverwijzing. Als het éven kan ook alweer in samenspraak met de betrokken partijen en mét het engagement om mee uit te kijken naar een zinvol alternatief. Al bestaat de behoudsplicht of begeleidingsplicht niet, wij vinden dat we met jongeren in dergelijke impasses niet eerder onze begeleidingsopdracht mogen teruggeven dan op het ogenblik dat wij professioneel en menselijk tot op de bodem van ons (aan)kunnen zijn gegaan, als de draaglast ondubbelzinnig blijft overwegen op de draagkracht.
Slot Op het ogenblik dat deze tekst de printer verlaat, moet er mogelijks al bijgestuurd worden. Dit is een momentopname, niet meer en niet minder. De uitdaging blijft intussen om die inhoudelijke uitdieping permanent te laten voortduren, en te blijven openstaan voor en actief zoeken naar creatieve vernieuwingen101 die efficiëntere antwoorden bieden op de hulpvragen die zich stellen. Zeer intrigerend waren de vele gesprekken en de boeiende discussies die wij – mee n.a.v. het concipiëren van deze tekst102 – voortdurend mochten meemaken. Deze getuigen mee van het dynamisme binnen Hadron. De vaste wil waarmee we met ons allen creatieve en geëngageerde krachtbron willen zijn voor jongeren en hun context bij hun zoeken naar perspectief en betekenis in een wervelende samenleving.
100
101
102
JVS 2000, pag. 11
Zo zijn we op dit eigenste moment verkennend bezig met herstelgerichte projecten. Hiermee ook alweer inspelend op hetgeen zich rondom ons aan het ontwikkelen is. Gaandeweg groeide het idee om samen met de betrokken partijen te zoeken naar herstelgerichte oplossingen voor de gevolgen van een delict. Dit herstel wordt gezien als middel om de delictpleger zijn verantwoordelijkheden te laten opnemen voor zijn eigen daden en om op een zinvolle manier zijn daden te herstellen, waarbij eveneens een preventieve functie speelt. Een dergelijke aanpak wordt wellicht een nieuwe pijler in onze werking. Consequent met onze visie (“met ons allen”) is ook deze tekst op een interactieve manier tot stand gekomen. Niet enkel door het gebruiken van bestaande interne documenten, maar ook door het voortdurend verspreiden van tekstdelen en het verwerken van de feedback. Besprekingen op diverse echelons, individuele terugkoppelingen zowel als teambesprekingen.
pagina 155 van 233
BIJLAGE 11: Pedagogisch profiel Jongerenhuis Pedagogisch profiel in het kader van het globaal plan 2006, aanvraag tot wijziging erkenning. Aanvraag tot uitbreiding. Contactpersoon: Saskia Verelst,directie 1. ORGANISATORISCHE ASPECTEN Inrichtende macht Vzw Jongerenhuis werd in 1982 opgericht met de bedoeling om een centrum voor eerste onthaal op te richten. In 1987 opende VZW Jongerenhuis zijn deuren als ‘Centrum voor eerste onthaal’. Doorheen de jaren en binnen de wijzigende reglementering werd er tot op heden een erkenning verleend als onthaal, oriëntatie en observatiecentrum (categorie 3). De zetel van de VZW is gevestigd in de Onderstraat 59 te 9000 Gent. De Raad van Bestuur is momenteel als volgt samengesteld: Voorzitter: Frank Meersschaut Leden: Daem Paul Leyman Ronny Myngheer Geert Marijcke Speeckaert Inge Martens 2.2 Regionale inplanting/infrastructuur VZW Jongerenhuis is ingeplant in het bestuurlijk arrondissement Gent- Eeklo. OOOC Jongerenhuis is gelegen in de Onderstraat 59 te 9000 Gent. Dit is in het centrum van de stad, waar de VZW een huis betrekt. Het Jongerenhuis is 24 uur op 24 uur bereikbaar voor dringende aangelegenheden via telefoon (09/233 96 16), Fax (09 233 96 17), email :
[email protected] Meer info kan evenwel verkregen worden via de website www.jongerenhuis.be (die evenwel in opbouw is) Door zijn centrale ligging is OOOC Jongerenhuis gemakkelijk te bereiken met het openbaar vervoer en zijn scholen en andere socio-culturele organisaties vaak gelegen op wandelafstand. 2.3 Personeelsformatie en kwalificaties103 NAAM Saskia Verelst Lieven Raes Wouter Decoodt Sigried Poppe Liselotte Van Lancker Liselotte Vlaemynck Griet Noels Karel Van de Steene 103
FUNCTIE Directeur Adm. Verantw. Hoofdbegeleider Casemanager Casemanager Ind begeleider Ind begeleider Ind begeleider
KWALIFICATIE Lic. Pedagog Wet Maatschap werker Gegrad orthoped Lic Psychologie Lic Psychologie Gegrad orthoped Gegrad orthoped Gegrad orthoped
JOBTIME 100% 100% 100% 100% 100% 100% 100% 100%
Dit is het huidige vaste personeel. Interimfuncties werden (met uitzondering van één) niet vermeld.
pagina 156 van 233
Griet Vermeiren Nathalie Tienpondt Sjon Martens Dora Pevenage Joost Engels Joost Engels Elisabeth Solomé Lutgard De Clercq Claudia Roman (a.i)
Ind begeleider Ind begeleider Ind begeleider Adm kracht Atelierbegeleider Techn kracht Kook en onderhoud Kook en onderhoud Onderhoud
Lic psychologie Opvoeder A2 Opvoeder A2 A3- adm klasse 3 B3- bgl klasse 3 L3 –Log klasse 3 L4- Log klasse 4 L2- Log klasse 2 L4- Log klasse 4
100% 100% 100% 100% 50% 50% 50% 21.3/38 50%
2. MISSIE/VISIE VZW Jongerenhuis OOOC heeft als opdracht om onthaal/oriëntatiebegeleiding aan te bieden aan jongens en meisjes tussen 12 en 18 j aar en hun gezinnen die zich in een problematische opvoedingssituatie of psycho-sociale noodsituatie bevinden en hiervoor zijn aangemeld door het Parket, het comité voor Bijzondere Jeugdbijstand of de Jeugdrechtbank. De korte begeleidingsperiode wordt gezien als een scharnierpunt in het veranderingsproces en heeft tot doel dmv het begeleidingsproces de noodzaak en de mogelijkheden voor de door de betrokkenen gewenste verandering te inventariseren en te initialiseren. Wij willen zo de betrokkenen helpen hun problematische situatie op te heffen of te verminderen en de kwaliteit van hun samenleven te maximaliseren. Hierbij worden de grondrechten van alle gebruikers respecteren zonder onderscheid van ras, geslacht, filosofische of religieuze overtuiging. Concreet vertaalt zich dit in - het uitwerken van een gemeenschappelijke probleemidentificatie in een problematische situatie op basis van een integratie van cliëntgerichte en hypothesetoetsende diagnosestelling - problematische ervaringen middels intensieve begeleiding trachten om te vormen tot een oplossingsgerichte context om de betrokkenen te helpen bij het herwinnen van de controle over hun leefsituatie. De hieruit voortvloeiende indicatiestelling voor verdere hulpverlening maakt deel uit van het verwerven van controle en oplossingen - via herdefiniëring aanzetten tot een proces van verandering op drie niveaus: een oplossingsgerichte herkadering, het verwerven van een betere controle op de problematische situatie, het verwerven, bijsturen en amplifiëren van vaardigheden. 3. DOELGROEP OOOC Jongerenhuis richt zich binnen de huidige erkenningscategorie tot jongens en meisjes tussen 12 en 18 jaar, en hun gezinnen, die zich in een problematische opvoedingssituatie en/of een psychosociale noodsituatie bevinden en hiervoor zijn aangemeld door het Parket, het Comité voor Bijzondere Jeugdzorg of de Jeugdrechtbank. OOOC Jongerenhuis kan maximaal 12 jongeren residentieel, semi-residentieel of ambulant begeleiden. 4. AANBOD 4.1. Hulpverleningsvormen 3.1.1 Onthaal, Oriëntatie en Observatie Afhankelijk van de situatie zal de verwijzer een onthaal-, oriëntatie of observatieopdracht voorstellen.
pagina 157 van 233
Een onthaalbegeleiding wordt veelal georganiseerd om een crisissituatie tijdelijk op te vangen, om begeleiding te voorzien in afwachting van de opstart van een andere vorm van hulpverlening of een terugkeer naar huis. Het is dus niet de doelstelling om bij deze vorm van begeleiding een uitgebreide indicatiestelling uit te werken. Deze vorm is eerder gericht op het organiseren van opvang en het stabiliseren van de overgang naar vervolghulpverlening of een terugkeer naar huis. Dit betekent geenszins dat deze vorm van begeleiding minder intensief zou zijn dan een oriëntatiebegeleiding bijvoorbeeld; wel is het een feit dat andere aspecten meer op de voorgrond treden en dat er in die zin meer nadruk ligt op begeleiding en minder op analyse en diagnose zoals dat bij een oriëntatiebegeleiding het geval is. Een oriëntatiebegeleiding wordt georganiseerd in functie van het uitwerken van een uitgediepte diagnose en indicatiestelling of kortweg een oriëntatieadvies. Samen met jongeren en hun context wordt nagegaan of verdere hulpverlening gewenst/noodzakelijk is en indien dit het geval is welke hulpverleningsvorm maximaal wenselijk en/of minimaal noodzakelijk is. Om tot dit advies te komen worden met behulp van verschillende strategieën alle beïnvloedende factoren in kaart gebracht en geanalyseerd, met bijzondere aandacht voor protectieve factoren en de eigen oplossingsvaardigheden van de betrokkenen. Naast analyse wordt veel aandacht besteed aan begeleidingsinterventies om tijdens de begeleiding –indien aangewezen en mogelijk- reeds veranderingprocessen op gang te brengen. Op deze manier wordt getracht om crisissen te reduceren, moeilijke situaties te stabiliseren of om de betrokkenen te ondersteunen om opnieuw greep te krijgen op hun situatie. Dit gebeurt steeds met respect voor de draagkracht en het tempo van de jongeren en hun omgeving. Een observatiebegeleiding is vaak van langere duur en maakt in die zin een nog grondigere uitdieping van de problemen mogelijk. In het algemeen wordt er naar gestreefd om de hulpverleningsinterventie zo kort en zo min ingrijpend mogelijk te maken. Een begeleiding binnen de oriëntatie of onthaalfunctie duurt per definitie één maand en kan eenmalig met eenzelfde duur verlengd worden. Wanneer het gaat over een observatie is de tijdsspanne twee maand met mogelijkheid tot tevens twee maanden verlenging van de opdracht. Tijdens de begeleiding wordt een zo groot mogelijk behoud of een reïntegratie van de jongere in zijn natuurlijk milieu beoogd. Tijdens het verblijf vertaalt dit zich ondermeer in school- of werkbehoud, behoud van hobbyclubs en proefmomenten en weekends binnen het gezin. 3.1.2 Residentiële, semi-residentiële en ambulante begeleiding Bij het organiseren van een oriëntatie of observatiebegeleiding kan er afhankelijk van de situatie gekozen worden voor een residentiële, semi-residentiële of ambulante werkvorm of een combinatie. Ook tijdens een begeleiding zelf kan er, indien aangewezen, overgegaan worden naar een andere werkvorm. De doelstelling van deze verschillende werkvormen is over het algemeen gelijklopend, de wijze waarop deze gerealiseerd wordt verschilt zowel qua methodiek als wat de accenten betreft die naar voor schuiven. De ambulante werkvorm laat toe om de problematiek binnen de reële opvoedingssituatie te onderzoeken. Met behulp van gezinsgesprekken, individuele gesprekken, diagnostiek in ruime zin (testing, analyse van schoolgegevens, observatie, methodieken …) wordt getracht een zo duidelijk mogelijk oriëntatieadvies te formuleren, met inbegrip van duidelijk omschreven werkpunten. Het dient vermeld dat begeleidingsinterventies geen doelstelling op zich zijn, maar steeds gebeuren in functie van een indicatiestelling en/of om situaties daar waar nodig te stabiliseren. De residentiële en ook wel semiresidentiële werkvorm biedt de mogelijkheid om jongeren in groepsverband te observeren en te begeleiden. Veelal zijn deze laatste werkvormen noodzakelijk in functie van rust, veiligheid of andere noodwendigheden in de thuissituatie of bij ernstig risicogedrag van de jongere. Het al dan niet overschakelen van de ene werkvorm naar de andere, gebeurt steeds in overleg met de verwijzers en is als vanzelfsprekend afhankelijk van de noden van de cliënten. 3.2 Begeleidingsstramien
pagina 158 van 233
De afgelopen jaren werd het verloop van voornamelijk oriëntatiebegeleidingen (mede als gevolg van de eisen zoals geformuleerd in het kwaliteitsdecreet) in toenemende mate gesystematiseerd. Op die manier wordt dit verloop, met inbegrip van de verschillende fases en methodieken, transparanter voor zowel cliënten, verwijzers als hulpverleners zelf. Even vooruitblikkend kan vermeld worden dat deze systematiek en transparantie in de toekomst nog verder zal ‘opgedreven’ worden, zonder dat deze evenwel een doel op zich zullen worden, het tempo en de draagkracht of meer de zorg op maat uit het oog te verliezen. Het verloop van een oriëntatiebegeleiding kent in het algemeen een viertal fases die hier onder kort zullen worden toegelicht: - De intakefase: aanmelding en intake - De strategiefase: strategie en handelingsplan - De onderzoeks- en indiceringsfase - De afrondings- en evaluatiefase Deze fases zijn niet altijd consequent van elkaar te onderscheiden, maar blijken in de praktijk in elkaar over te vloeien. Toch worden ze gehanteerd om net in die praktijk op een gesystematiseerde wijze te werk te kunnen gaan. 3.2.1 Intakefase: intake en aanmelding Aanmelding Vanaf het eerste contact met de verwijzer wordt getracht om die informatie te verzamelen die nodig is om de begeleiding op een vlotte manier te kunnen opstarten. In overleg met de verwijzer wordt tevens nagegaan onder welke vorm (residentieel, semi-residentieel, ambulant) de begeleiding zal starten en op welke termijn. Indien mogelijk worden tevens de doelstellingen vastgelegd. Wanneer de aangemelde problematiek bijkomende vraagverheldering veronderstelt kan er, indien aangewezen, een bijkomend kennismakingsgesprek georganiseerd worden. Over het algemeen wordt er in OOOC Jongerenhuis een flexibel opnamebeleid nagestreefd. Concreet houdt dit in dat we naast de opnameplicht die bewust en nauwgezet wordt nagekomen, tevens –ondanks de toenemende druk- de reservaties trachten te beperken. Doelstelling van dit laatste is om zo goed als mogelijk een direct of korte termijn perspectief te kunnen bieden voor acute noden of situaties die op korte termijn moeten worden begeleid. Het hoeft geen betoog dat deze werkwijze heel wat energie en tijd vraagt om permanent het overzicht te bewaren. Toch is er de stellige overtuiging dat we via deze werkwijze zo accuraat mogelijk de decretale en dus basisopdracht trachten te realiseren. Intake Tijdens het intakegesprek wordt er getracht om zoveel mogelijk relevante informatie te verzamelen. Voortbouwend op de – indien beschikbare – informatie die door verwijzers reeds werd aangebracht en /of geformuleerd in het hulpverleningsplan wordt de gezinssituatie, het sociale netwerk, eventuele vroegere hulpverlening,.. in kaart gebracht. Hierbij wordt tevens veel aandacht besteed aan de klachten, beleving, attributies en eigen oplossingsvaardigheden van de betrokkenen. Naast het verzamelen van informatie wordt er tevens stilgestaan bij de doelstellingen en het verder verloop van de begeleiding, de werkwijze en regels in het Jongerenhuis en worden de eerste praktische afspraken gemaakt. Bij het toelichten van regels en afspraken wordt ook de klachtenprocedure verduidelijkt en worden cliënten geïnformeerd over hun rechten. In deze gehele intakeprocedure wordt rekening gehouden met de draagkracht en het tempo van de betrokkenen.
pagina 159 van 233
Op teamvergadering wordt de informatie die tijdens het intakegesprek verzameld werd gecentraliseerd en bediscussieerd. Indien nodig wordt de intakefase bijgestuurd op basis van vragen die nog verdere verduidelijking behoeven. 3.2.2 Strategiefase: werkhypotheses en handelingsplan Op basis van de informatie die verzameld werd in de intakefase wordt een handelingsplan opgemaakt. Doelstelling van dit handelingsplan is het maken van afspraken over hoe (op welke wijze) de verdere begeleiding kan opgevat worden, welke onderzoeksvragen relevant zijn en verder dienen onderzocht te worden. De doelstellingen, werkwijze en strategie worden schriftelijk weergegeven in het handelingsplan. Dit handelingsplan wordt overgemaakt aan de verwijzende instantie. Wanneer bijkomende informatie dient te worden verzameld (bijvoorbeeld over vroegere hulpverlening) gebeurt dit in overleg met cliënten. Het spreekt vanzelf dat tijdens deze fase parallel een aantal begeleidende interventies gebeuren gericht op het exploreren van de visie van cliënten op hulpverlening, overleg, kennismaking en vertrouwen, het stabiliseren van de situatie of het ondersteunen van cliënten. 3.2.3 Onderzoeks- en indicatiefase In deze fase worden de werkhypothesen en indien nodig aangepast of bijgestuurd. Verschillende onderzoeks- of diagnostische methoden worden aangewend: observatiemethodieken (individuele en groepsobservaties), individuele en gezinsgesprekken, testing,… Op verschillende terreinen (dagbesteding, school werk, vrije tijd, individueel functioneren, functioneren in groepsverband, gezinsfunctioneren,…) wordt nagegaan welke de problemen zijn en wat de protectieve factoren zijn. Parallel wordt geëxploreerd welke aangrijpingspunten en mogelijkheden er zijn tot verandering en eventueel worden deze reeds geïnitieerd. Ook kan er in dit verband ‘geëxperimenteerd’ worden met veranderingsgerichte aspecten (bijvoorbeeld individuele vrijheid, proefmomenten thuis,..), vaak om een beter zicht te krijgen op de situatie maar evenzeer in functie van het stimuleren van verandering. De draagkracht en het tempo van de cliënt is hierbij naast de eerste inschatting van de (ernst) van de situatie een belangrijke factor. Via al deze strategieën wordt getracht een beeld te krijgen op de situatie en uiteindelijk een indicatiestelling te formuleren: is verdere hulp aangewezen/nodig en zo ja wat is de meest aangewezen hulp en minimaal noodzakelijke hulp. 3.2.4 Advies en afrondingsfase In functie van de overdracht van het advies en de indicatiestelling wordt een eindoverleg gepland met de casusbegeleider, cliënten en de verwijzende instantie. Dit is het formeel eindpunt van de oriëntatiebegeleiding waarbij stilgestaan wordt bij de initiële doelstellingen (zie ook hulpverleningsplan van de verwijzer) , de werkhypotheses, het begeleidingsverloop en het uiteindelijke advies. Veelal komt dit gesprek neer op een synthese van de afgelopen periode, vermits de informatie met inbegrip van het advies- vaak niet nieuw is, gezien het intensieve overleg met verwijzers en cliënten tijdens de begeleiding. Vaak zijn er in de praktijk reeds een aantal praktische stappen (aanmelding, intake,..) ondernomen om – indien aangewezen - vervolghulpverlening te organiseren. Er wordt een globaal psycho-sociaal eindverslag opgemaakt. 3.3 Vorming, dagbesteding Aan vorming, dagbesteding en vrije tijd wordt heel wat aandacht besteed. In de eerste plaats wordt het behoud of indien mogelijk de reïntegratie in het reguliere schoolse circuit beoogd. Wanneer dit niet mogelijk is, wordt een alternatieve vorm van dagbesteding voorzien. Deze dagbesteding kan plaatsvinden in het Jongerenhuis zelf of in samenwerking met andere diensten (bv. de bekwame boon, zie verder) en omhelst een op maat gesneden, brede waaier van vormingsmogelijkheden. Binnen deze vorming wordt er aandacht besteed aan technische aspecten, algemene vorming, arbeidsattitudes en zelfstandigheid.
pagina 160 van 233
5. ORGANISATIEVORM EN STRUCTUUR Vzw Jongerenhuis is een kleinschalige organisatie gelegen in het centrum van Gent. Er zijn ongeveer zestien personen tewerkgesteld in de organisatie. Specifiek is dat er zoveel als mogelijk gestreefd wordt naar een integratieve aanpak van de situaties, door een heldere taakverdeling en een doorgedreven, complementaire samenwerking tussen individueel begeleiders en casemanagers. Verantwoordelijke functies Directie De directie is eindverantwoordelijke over alle werkingsterreinen van OOOC Jongerenhuis. Administratief verantwoordelijke/ kwaliteitscoördinator De adm.ver/kwal co is verantwoordelijk voor administratieve en boekhoudkundige aangelegenheden van de VZW. Daarnaast is hij/zij verantwoordelijk ism de directie voor de implementatie en de opvolging van het kwaliteitsdecreet. Teamverantwoordelijke Zie verder Pedagogische functies Casemanager De casemanager staat in voor de coördinatie en opvolging van de onthaalprocessen. In functie hiervan fungeert hij/zij als aanspraakpunt voor externe diensten, si verantwoordelijk voor het inhoudelijk en tijdsgebonden verloop van de oriëntatie/onthaalbegeleiding en het dossierbeheer. De casusbegeleider is verantwoordelijk voor de coördinatie van de diagnostische activiteiten noodzakelijk ifv het oriëntatieadvies, voert een aantal van deze aspecten zelf uit en stuurt in functie hiervan het proces. Individueel begeleider De individueel begeleider staat in voor de groepspermanentie en bepaalde deelaspecten van de oriëntatie/onthaalbegeleiding. In het kader van de groepsbegeleiding verzorgt de individueel begeleider de leefgroepsdiensten, de pedagogische opvang en begeleiding, de groepsdynamische aspecten, dagbesteding en schoolse activiteiten. In het kader van de oriëntatie/onthaalbegeleiding verzorgt de individueel begeleider de individuele bijstand van de jongere, het individueel overleg/begeleiding, taxatie/observatie en interpretatie van het individueel luik van de problemen. De casemanager en individueel begeleider werken nauw samen in functie va het oriëntatietraject. Teamverantwoordelijke De teamverantwoordelijke staat in voor de coördinatie en opvolging van de dagelijkse opdracht voor wat het residentiële luik betreft. Hij/zij zorgt er mee voor dat het team zij werkopdracht zo optimaal mogelijk kan uitvoeren binnen de missie van de organisatie. Administratieve en logistieke functies De administratieve kracht heeft net als de logistieke functies een belangrijke ondersteunende functie in functie van de algemene opdracht van de VZW. De administratieve kracht staat in voor een aantal administratieve taken. De logistieke krachten verzorgen de maaltijden en staan in voor het algemene onderhoud van de organisatie. 6. SAMENWERKING Zowel op micro, meso- als op macroniveau wordt er vanuit OOOC Jongerenhuis gezocht naar complementaire vormen van samenwerking om zowel de hulpverlening als de organisatorische taken en ontwikkelingen te optimaliseren.
pagina 161 van 233
-
Op niveau van de voorziening is er sprake van structurele samenwerking met een huisartsenpraktijk, en kinderpsychiater en diverse lokale organisaties in het kader van dagbesteding, vrije tijd en time-out Op regionaal niveau zijn er diverse vormen van overleg/samenwerking: GROB of Gents regionaal overleg Bijzondere Jeugdbijstand. Het GROB is een samenwerkingsverband tussen verschillende kleinschalige organisaties in de Bijzondere Jeugdzorg, gelegen in de Gentse regio. OVOP, ROPPOV, Provinciale stuurgroep IJH Overleg met andere organisaties gericht op regionale noden
7. INFORMATIEBRONNEN Verdere informatie ontrent de inhoudelijke werking van OOOC Jongerenhuis is terug te vinden in: - Het kwaliteitshandboek - Pedagogische draaiboek mbt leefgroepswerking - Beschrijving vrije tijdsproject en werking dagbesteding - Draaiboek oriëntatiebegeleidingen (in opstart) - Agressiebeleidsplan
pagina 162 van 233
BIJLAGE 12: Pedagogisch profiel De Totem
vzw DE TOTEM dagcentrum voor schoolgaande jeugd Berouw 138 9000 Gent 09 224.31.75 09 225.08.78 email:
[email protected] fortis: 001-1399914-86
Pedagogisch profiel vzw De Totem 1. 2. 2.1 2.2 2.3 2.4 2.5 3. 3.1 3.2 3.3 3.4 3.5 4. 5. 5.1 5.2 5.3 5.4 5.5 5.6 6. 6.1 6.2 7. 7.1 7.2 7.3 8.
De Totem: een dagcentrum voor schoolgaande jeugd Visie Totemvisie in beelden Totemvisie uitgeschreven Uitgangspunten Cliëntenrechten Vorming – Training – Opleiding Missie Oplossingsgericht werken Signaalfunctie Beeldvorming Participatie Tevredenheid Doelgroep Het begeleidingsaanbod Gezinsbegeleiding Groepsbegeleiding Individuele begeleiding Schoolbegeleiding Afbouw en nazorg Ouderwerking Het activiteitenaanbod Vormend aanbod Ontspannend aanbod Pedagogische invloeden en theorieën Systeemtheorie Leertheorie De mediatieleer Besluit
p. 2 p. 3 p. 3 p. 3 p. 4 p. 5 p. 9 p. 10 p. 10 p. 11 p. 11 p. 11 p. 12 p. 13 p. 15 p. 15 p. 16 p. 17 p. 17 p. 18 p. 18 p. 21 p. 21 p. 23 p. 24 p. 24 p. 27 p. 31 p. 32
pagina 163 van 233
1. De Totem: een dagcentrum voor Schoolgaande Jeugd Sinds 1 december 1987 is De Totem erkend door het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, Afdeling Bijzondere Jeugdbijstand. Bij het nieuwe decreet van 13 juli 1994 werd de erkenning van De Totem als ‘dagcentrum voor schoolgaande jeugd’ verlengd. Een dagcentrum neemt een bijzondere plaats in tussen de voorzieningen uit de Bijzondere Jeugdbijstand. Een dagcentrum vormt eigenlijk de missing link tussen de residentiële en de ambulante hulpverleningsvoorzieningen, daar men de begeleiding van de kinderen kan typeren als semi-residentieel, en de gezinswerking de kenmerken heeft van een intensieve ambulante begeleiding. 2. Visie De visie geeft zin aan de werking, is het doel en tegelijk ook de reden van bestaan van het dagcentrum. 2.1 De Totemvisie in beelden Beeld 1: Als ik in de miserie zit zend ik mijn kinderen daarheen Beeld 2: Vergeet als vrijwilliger, stagiair, kokkin, poetsvrouw, begeleider, directeur, lid van de algemene vergadering, … nooit dat je zelf een kind of puber of adolescent geweest bent. Je mag nooit vergeten dat je het je ouders ook wel eens lastig gemaakt hebt. Enne … vergeet nooit dat je als volwassene ook wel eens lastig kunt zijn voor de kinderen. 2.2 De Totemvisie uitgeschreven • De Totem is een onafhankelijk dagcentrum binnen de Bijzondere Jeugdbijstand. Het is aan geen enkele filosofische strekking gebonden. • Het cliënteel van het dagcentrum bestaat uit zowel de kinderen, de ouders als de verwijzers. Het belang van de cliënt is van de hoogste orde. “ Daar worden we gehoord” is een basisgevoel waarnaar wordt gestreefd bij het cliënteel. • De Totem is een groep om te leren en te leven, om te leren leven; dit geldt zowel voor de kinderen als voor de ouders, als voor het personeel. De ouders en de kinderen worden zoveel mogelijk betrokken in de begeleiding. Hierbij moet rekening gehouden worden met de leefwereld van het gezin. • Er is een fundamenteel basisrespect voor alles en iedereen, zowel extern als intern. • De basisbegeleidingspeilers zijn de gezinsbegeleiding, de jongerenbegeleiding, studie- en schoolbegeleiding, individuele kinderwerking en ouderwerking. Er wordt gewerkt vanuit het individueel handelingsplan op basis van de hulpverleningsdoelstellingen van de verwijzer. Dit ent de Totem op een contextueel onderbouwde, dynamische, orthopedagogische hulpverleningsvisie gebaseerd op een systeemtheoretisch referentiekader. • Vzw de Totem is een organisatie die werkt volgens een verticale beslissingsstructuur. Dit wil zeggen: er is wederzijdse ondersteuning en er is ondersteuning van boven uit. Open staan en mogelijkheden creërend van boven uit. De beslissingen worden genomen van boven uit en er is een duidelijke grensafbakening. Er is een grote bespreekbaarheid op alle niveaus maar er is wel een grensbewaking van boven uit. • De collega’s – werknemers werken creatief samen in een systeem van duidelijke functiesplitsing. 2.3
Uitgangspunten
• Integrale benadering De Totem prefereert een integrale aanpak boven een geïsoleerde. Het kind of de ouders bestaan niet op zichzelf, net zo min als situaties zich op één enkel afgebakend terrein voordoen. School, werk, thuis, voorziening, … verbinden zich tot een dynamisch systeem waarbinnen problemen integraal aangepakt dienen te worden. Dit is een voorwaarde om te komen tot oplossingen waarbinnen alle betrokken partijen zich herkennen.
pagina 164 van 233
• Handelingsbekwaamheid Aan de basis van onze hulpverlening ligt het respect en geloof in de handelingsbekwaamheid van de gezinnen. Zij blijven daardoor ook de verantwoordelijkheid dragen voor hun keuzes en gedrag. Het is daarom de taak van de begeleider om samen met de leden van het gezin zicht te krijgen op de gevolgen van hun handelen en samen te zoeken naar mogelijkheden om de voorkomende problemen onder controle te krijgen. De handelingsbekwaamheid van jongeren wordt onderstreept. Jongeren hebben zelf de mogelijkheid om keuzes te maken en kunnen de verantwoordelijkheid dragen voor hun eigen gedrag. De jongere is een volwaardige partner in het gezinssysteem en de hulpverlening. • Autonome instelling De Totem heeft gekozen voor een eigen politieke en pedagogische opstelling: het is een onafhankelijk dagcentrum binnen de Bijzondere Jeugdbijstand, en is aan geen enkele filosofische strekking gebonden. Er is geen enkele binding met één van de klassieke zuilen binnen de hulpverlening. Dit waarborgt onze onafhankelijkheid. Het waarborgt het pluralisme dat we binnen de Totem hanteren. Er is een absoluut respect voor de achtergrond en de waarden van de cliënt. • Laagdrempeligheid Het doel van de laagdrempeligheid is de stigmatiseringsgevolgen bij de hulpvrager te verminderen, de betrokkenheid van alle partijen te vergroten, het overzicht over het geheel van de situatie te verbeteren en de volledige hulpverleningssituatie meer controleerbaar te maken. Dit uit zich op drie niveaus: - niveau van activiteiten: de activiteiten staan dicht bij de jongere en zijn leefwereld. Bij de activiteiten wordt ook rekening gehouden met de financiële situatie van de ouders. Activiteiten die ouders zich financieel moeilijk kunnen veroorloven of die te duur kunnen overkomen voor een gezin worden slechts sporadisch aangeboden, om geen concurrentiepositie in te nemen ten opzichte van het gezin. - Op het niveau van de hulpverleningsdiensten wordt er gestreefd naar een zo nauwkeurig mogelijke coördinatie zodat overtollige interventies en overlappingen worden vermeden. - De Totem wil letterlijk niet te ver af staan van de thuissituatie van het kind: zowel de ouders als het kind kunnen zich zelfstandig heen en terug bewegen. Het dagcentrum is makkelijk en zonder vrees te contacteren. De Totem is gehuisvest in een rijhuis dat qua uitzicht en inrichting niet bevreemdend aandoet: noch voor de bezoeker, noch voor de toevallige voorbijganger. 2.4
Cliëntenrechten
In het functioneren gaan we uit van een fundamenteel basisrespect voor alles en iedereen waarbij er een belangrijke plaats is voor inspraak door de cliënten. Voor iedereen of hij nu cliënt is in de Totem of er werkt, wordt er op geen enkele manier onderscheid gemaakt naar afkomst, huidskleur, religie, landstaal of om het even mogelijke andere verschil. De zwakkere in de maatschappij is een belangrijke doelgroep. We beseffen dat deze groep mensen vlugger zal worden achtergesteld in onderwijs, gezondheidszorg en welzijn. We zijn ons bewust dat we voor hen extra aandacht dienen te hebben. De Totem is gelokaliseerd in een volkse wijk met veel migranten en veel kansarmoede. Het is een wijk die veelal gecatalogeerd zou worden als een probleemwijk. Dit is ons werkterrein. Deze zaken zijn duidelijk weergegeven in de visie rond cliëntenrechten volgens welke de Totem werkt. In de lijn van het Minoriusproject werd in de Totem een vertaling gemaakt van de codes rond de rechten van de verschillende betrokkenen. De rechten van het kind binnen de Totem In het denken rond kinderen en recht is er een evolutie te merken: waar tot voor enkele jaren de nadruk werd gelegd op het louter beschermen van kinderen in hun belang, gaat men nu hun rechten beschermen en hun mening waarderen. Het kind is dus geëvolueerd van een beschermingsobject naar een rechtssubject.
pagina 165 van 233
De internationale tendens, met het Internationaal Verdrag van de Rechten van het Kind als boegbeeld, heeft er voor gezorgd dat ook in België de wetgeving inzake minderjarigen aan belang toeneemt. Vanuit het Internationaal Verdrag van de Rechten van het Kind werd er een leidtekst opgesteld voor de cliënten van de Totem. Recht op informatie recht op begrijpbare informatie (voor elke leeftijd) recht op een intake recht om te weten welke doelstellingen de hulpverlening voorop stelt en waarom toegangsrecht tot datgene wat er in dossiers en rapportage over het kind geschreven wordt. Recht op inspraak en participatie de jongere kan over alle zaken zijn/haar mening geven (mondeling, schriftelijk) de jongeren dienen betrokken te worden in de hulpverlening elke jongere heeft recht op overleg met andere jongeren Hoorrecht Recht op beklag intern beklag: bij de individuele begeleider of bij de directeur extern beklag: CBJ, JRB, Jo-lijn, inspectie, bemiddelingscommissie,..... recht op de behandeling van de klacht recht om ten allen tijde de klacht in te trekken Recht op privacy en bescherming van de persoonsgegevens recht op persoonlijke ruimte recht om zichzelf te zijn recht op eigen gedachte, geweten en godsdienstovertuiging recht op integriteit recht op zelfbeschikking over z'n lichaam (geen lichamelijke straffen, geen onthouding van maaltijden) Specifieke cliëntenrechten de jongere heeft recht op zekerheid van het beroepsgeheim van de hulpverlener recht op regelmatige evaluaties recht op minstens zesmaandelijks bezoek van de consulent recht op tenminste 2 bezoeken aan de Jeugdrechter recht op een pedagogisch verantwoord vertrek uit de instelling of dienst Code voor de ouders Het belangrijkste binnen de code voor ouders is het erkennen van de ouders in hun ouderrol, het respecteren en aanwenden van de verantwoordelijkheden van de ouders. Ouders moeten de mogelijkheid krijgen om hun verantwoordelijkheid ten opzichte van hun kinderen te kunnen opnemen. Recht op begrijpbare informatie Recht op een intake Recht op duidelijke informatie, met betrekking tot en in alle stappen die in het hulpverleningsproces genomen worden. Toegangsrecht tot datgene wat in het dossier over ouders/gezinssituatie beschreven wordt. Recht geïnformeerd te worden over alle getroffen beslissingen met betrekking tot hun kind Recht op inspraak en participatie Ouders worden doorheen de verschillende fasen van het hulpverleningsproces en op de verschillende aspecten van de hulpverlening actief betrokken en de mogelijkheid gegeven hun mening te formuleren. Ouders hebben recht op overleg met anderen Ouders hebben recht op de verdere uitoefening van hun ouderlijk gezag Recht op beklag Ouders hebben recht op een klachtenregeling Ouders hebben recht op een behandeling van hun klacht Ouders hebben de mogelijkheid om op ieder moment hun klacht in te trekken Code van de begeleider
pagina 166 van 233
In het verlengde van de rechten van het kind en de code voor de ouders staat de code voor de begeleiders. Deze zijn een vertaling van de rechten van het kind naar een houding waarnaar de begeleiders dienen te streven. Door het akkoord gaan met deze verklaring tonen de begeleiders hun doorgedreven engagement en inzet in de werking. Verantwoordelijkheid ten opzichte van de cliënt De begeleider erkent de rechten van het kind Elke begeleider verbindt er zich toe om iedereen te helpen, ongeacht de huidskleur, nationaliteit, sexe of sociale status Elke begeleider dient het geloof en de levensovertuiging van de jongere en zijn gezin te respecteren De begeleider dient steeds te luisteren naar, en rekening te houden met de mening van de jongere en zijn gezin De begeleider dient de hulpverleningsstappen die hij zet steeds uit te leggen aan de jongere en zijn gezin De begeleider dient steeds aandacht te hebben voor de positieve kanten en mogelijkheden van de jongere en zijn gezin. De begeleider dient steeds te zoeken naar mogelijkheden om de jongere thuis of bij zijn familie te laten blijven (tenzij het thuismilieu niet veilig of gezond is voor de jongere) De begeleider is aan de jongere en zijn gezin geheimhouding verplicht De begeleider dient de jongere, wanneer deze hierom vraagt, op de hoogte te stellen van de inhoud van zijn dossier. Hierbij kan enkel informatie doorgegeven worden die de privacy van anderen niet schaadt. De begeleider moet de jongere begrijpbare informatie geven over alle zaken die hem aanbelangen (omtrent de huisregels, bijeenkomsten met het comité, jeugdrechtbank, school, …) De begeleider mag enkel deze informatie opzoeken, die belangrijk is om de jongere en zijn gezin verder te helpen, en dit enkel wanneer deze hun toestemming hiervoor gegeven hebben. De verantwoordelijkheid ten opzichte van zichzelf - De hulpverlener vervult zijn functie deskundig - De hulpverlener kent zijn rechten en plichten - De hulpverlener kent de rechten en plichten van de jongere en zijn gezin. - De hulpverlener is zich bewust van zijn eigen mens- maatschappijbeeld - De hulpverlener stelt regelmatig zijn professioneel handelen in vraag en past dit zonodig aan Verantwoordelijkheid ten opzichte van collega’s De hulpverlener houdt zich aan de gemaakte afspraken en voert afgesproken taken uit De hulpverlener is tot samenwerking met andere hulpverleners bereid als het belang van de jongere en zijn gezin dit vereist en het beroepsgeheim dit toelaat. De hulpverlener informeert zich over hulpverlening die reeds in het verleden gebeurd is en bouwt de hulpverlening zoveel mogelijk voort op de positieve aspecten die in de vroegere hulpverlening aanwezig waren. De verantwoordelijkheid ten opzichte van de voorziening De hulpverlener werkt kritisch mee aan de ontwikkeling van de doelstellingen en het beleid van de voorziening. De hulpverlener werkt in zijn functie mee aan de verwezenlijking van de doelstellingen van de voorziening 2.5 Vorming – Training – Opleiding Zoals vermeld in de visie, is de Totem een groep om te leren en te leven. Dit geldt ook voor het personeel. De Totem is een vragende en stimulerende partij naar bijscholing toe. Elke werknemer wordt daarom gevraagd om zich permanent te blijven vormen. Een belangrijk onderdeel in deze vorming is de systeemtheorie. Andere vormingsdagen of cursussen die passen binnen de werking van de Totem worden evenwel sterk aangeraden.
pagina 167 van 233
3 3.1
Missie Oplossingsgericht werken
Zoals reeds eerder vermeld prefereert de Totem een integrale aanpak boven een geïsoleerde. Er wordt in de Totem zowel individueel als groepsgericht gewerkt, en dit op verschillende domeinen. De begeleiding is duidelijk gestructureerd vanuit een individueel handelingsplan op basis van de doelstellingen die worden opgesteld aan het begin van een begeleiding in samenspraak met de verwijzer. Voor het opstellen van het handelingsplan wordt er gedurende een maand samen gezeten met de ouders en het kind om te kijken wat de individuele noden en behoeften zijn. In ons hulpverleningsmodel gaan we ervan uit dat een kind, indien mogelijk, zo lang als mogelijk en verantwoord is, beter in het gezin kan blijven dan geplaatst worden in een residentiële instelling. De natuurlijke omgeving van het kind is thuis binnen het gezin. Er wordt dus naar huis toe gewerkt. Hierbij worden enkele valkuilen sterk in het achterhoofd gehouden, want wanneer heeft een begeleiding haar doel bereikt? • Leefbaarheid Het is belangrijk om niet uitsluitend vanuit het eigen of maatschappelijke waarden- en normensysteem te evalueren. Evenwel wordt terdege rekening gehouden met het feit dat het soms nodig zal zijn de gangbare maatschappelijke normen aan te halen om het gezin te beschermen tegen bijkomende inmenging van instanties. • Ontplooiingskansen Wanneer zijn er opnieuw voldoende ontplooiingskansen voor een kind in zijn gezin? Vanuit de Totem wordt er gekeken naar de mogelijke kansen binnen de grenzen die het gezin stelt. Het is juist de taak van de begeleiding om die grenzen zo rekbaar mogelijk te maken. • Zelfredzaamheid De begeleiding van de Totem is gericht op het leren kennen en gebruiken van de kanalen die het meest geschikt zijn om met moeilijke situaties om te gaan. Op deze manier wordt de draagkracht van het gezin vergroot, zowel intern als extern. Er wordt over gewaakt dat tijdens de begeleidingsperiode een ondersteunend netwerk van sociale contacten wordt opgebouwd. 3.2
Signaalfunctie
Er wordt getracht om de manier van werken duidelijk te maken aan alle diensten waarmee de Totem in contact komt: scholen, CLB’s, thuisbegeleidingsdiensten, … Gedurende deze contacten wordt er gezocht naar communicatiekanalen om ervaringen uit te wisselen. Zo kan onze visie op hulpverlening verduidelijkt en verspreid worden. Op studiedagen is er een verdere vorm van informatie-uitwisseling. De Totem geeft zelf uiteenzettingen over de manier van werken en de doelgroep. 3.3
Beeldvorming
Een belangrijke doelstelling van de Totem is het benadrukken van de bekwaamheid van de cliënten. Vaak hangt er, onterecht, een negatief beeld rond de doelgroep van de Totem. Door positieve interacties tussen de cliënt en maatschappelijke voorzieningen te stimuleren wordt enerzijds getracht om de cliënten te laten ervaren dat officiële instanties ook naar hen toe een nuttig aanbod bieden. Anderzijds is het ook de bedoeling om de beeldvorming van andere mensen te verbreden door het positieve contact met onze doelgroep. 3.4
Participatie
pagina 168 van 233
Er is zelden zoveel geschreven over participatie als nu, maar tegelijkertijd blijft het vaak bij het beschrijven. In de Totem wordt getracht om de cliënten zoveel mogelijk inspraak te laten hebben. Daarom ook de sterke klemtoon op het geloof in de eigen mogelijkheden en mondigheid van de cliënten. Participatie en emancipatie worden sleutelbegrippen. Ze zijn dan ook opgenomen in de code voor de kinderen en de ouders, zoals hierboven uitgeschreven. De concrete uitvoering van de participatie gebeurt in het kader van de ouderwerking, tevredenheidsmetingen en klachtenbehandeling. Informeel gebeurt dit vanzelfsprekend in de gezinsgesprekken. Op het niveau van de kinderwerking is er niet enkel de werkpuntjesvergadering (meer uitleg hierover is terug te vinden onder hoofdstuk 7), maar werd er recent ook een project uitgewerkt om de kinderen meer zeggenschap te geven over hun verblijf en de werking in de Totem. Het is de bedoeling dat activiteiten door de kindergroep georganiseerd kunnen worden. Belangrijk hierbij is dat het eventuele falen van het organiseren van deze activiteiten mag: fouten kunnen, door het experimenteren wordt geleerd. 3.5
Tevredenheid
Het meten van de tevredenheid van gebruikers is een belangrijke manier om de hulp- en dienstverlening te evalueren. Wat de ouders of kinderen in en dergelijke bevraging vertellen kan wijzen op zwakke plekken in de hulpverlening, of de aandacht vestigen op sluimerende ontevredenheid. Een tevredenheidsmeting biedt bovendien een kanaal voor cliënten om meer betrokken te worden bij de Totem. Door de aandacht gevestigd te krijgen op wat er goed en minder goed loopt in de werking, kan deze opnieuw afgestemd worden op de noden. De begeleidingsmethodes kunnen vernieuwd en aangepast worden. Na een eenmalige tevredenheidsmeting in het kader van een scriptie konden er verschillende conclusies getrokken worden voor de werking van de Totem. Er werd voor geopteerd om een systematische tevredenheidsmeting uit te werken. Aan de hand van een diepte – interview en een vragenlijst worden alle kinderen en ouders gevraagd om hun mening te geven over de werking van de Totem. De resultaten van de metingen worden gebundeld, vergeleken en verwerkt. De feedback naar de cliënten toe gebeurt tijdens een activiteit van de ouderwerking in het bijzonder, en verder door de individuele en de gezinsbegeleider. 4
Doelgroep
De gezinnen tot wie dagcentra opgekleefd gekregen: kansarmen, hangen vaak nauw samen. Een beschrijven als een combinatie armoedeproblematiek.
voor schoolgaande jeugd zich richten hebben reeds allerlei labels vierde-wereld gezinnen, POS’ers en MOF’ers, … Deze begrippen eenduidige omschrijving geven is moeilijk, maar de doelgroep is te van een problematische opvoedingssituatie en een bijkomende
De cliënten van de Totem zijn het kind én zijn ouders. Aan de hand van een handelingsplan wordt een hulpverleningsprogramma op poten gesteld, gericht naar de noden van het gezin. Elk dagcentrum binnen de Bijzondere Jeugdzorg werkt enkel op doorverwijzing van de plaatsende instanties: Comité voor Bijzondere Jeugdzorg, de Sociale Dienst van de Jeugdrechtbank of de Bemiddelingscommissie. Toch vinden wij het belangrijk dat andere diensten en ook gezinnen in moeilijkheden onze werking kennen. De mogelijkheid tot een kennismakingsgesprek wordt dus steeds geboden, hoewel daarna steeds
pagina 169 van 233
de stap naar de plaatsende instanties moet worden gezet en het dus niet vanzelfsprekend is dat de begeleiding bij ons kan starten. Het dagcentrum vormt een buffer tussen het gezin en de residentiële opvang. Door de kinderen semiambulant en de ouders ambulant te begeleiden kan het dagcentrum een begeleidingsvorm aanbieden waardoor ouders én kinderen zelf een grotere zelfstandigheid en verantwoordelijkheid kunnen opnemen dan in een residentiële opvang mogelijk is. Anderzijds kan via het dagcentrum een terugkeer van een kind naar de thuissituatie bespoedigd worden. De Totem is gelegen in een multiculturele, kansarme wijk van de stad Gent. Gemiddeld 30% van ons cliënteel bestaat uit personen met een allochtone origine. Op dit vlak wordt nauw samengewerkt met de Stedelijke Integratiedienst. De Totem hanteert geen enkel uitsluitingscriterium. Bij de aanvragen tot begeleiding wordt evenwel de voorrang gegeven aan kansarme gezinnen met kinderen tussen 6 en 18 jaar. In principe kan uit elk gezin dat begeleid wordt één kind naar het dagcentrum komen. Mits grondige motivatie en goedkeuring door de plaatsende instantie bestaat ook de mogelijkheid dat meerdere kinderen uit hetzelfde gezin het dagcentrum bezoeken. 5
Het begeleidingsaanbod
De belangrijkste opdrachten van de Totem kan men vatten onder het werken met gezinnen en hun context, en de naschoolse opvang van een jongere uit dit gezin. Naast de drie belangrijke pijlers van de Totem (het werken met de jongere, het werken met de gezinnen en de schoolbegeleiding) zijn er nog enkele specifieke aandachtspunten in het begeleidingsaanbod van de Totem. 5.1 Gezinsbegeleiding De gezinsbegeleiding is één van de drie belangrijke pijlers waar de Totem op bouwt. De gezinsbegeleider is in de Totem nooit de individuele begeleider van een kind. Hier is expliciet voor gekozen om eventuele ouder-kind conflicten niet te voeden langs de begeleider. Zowel de ouders als het kind hebben recht op een vertrouwenspersoon. Dit systeem van functiesplitsing biedt vele mogelijkheden, zeker wanneer er daarenboven nog een overleg is tussen de ouders, het kind, de gezinsbegeleider en de individuele begeleider. Hier worden wederzijdse verwachtingen en afspraken gemaakt. De inhoud van de gezinsgesprekken is zeer divers, gaande van gedragsproblemen van het kind tot financiële problemen van de ouders. De gesprekken zijn niet vastgepind op één persoon. Mogelijk worden ook partners, kinderen, vertrouwensfiguren betrokken bij gezinsgesprekken, afhankelijk van de situatie. • vertrouwen Het vertrouwen tussen de gezinsbegeleider en de ouder(s) is een belangrijk punt in de begeleiding. Het is voor de begeleider van belang om niet het eigen waarden- en normenpatroon naar voor te schuiven, maar te werken binnen de grenzen van de gezinssituatie. • intensiteit Er is geen vaste termijn waarop gezinsgesprekken plaats vinden. Het is echter de bedoeling dat er minimum elke twee weken een gezinsgesprek is. Gedurende crisismomenten kan dit oplopen. Met intensiteit wordt niet enkel de fysieke aanwezigheid bedoeld. Aanwezigheid is meer dan enkel present zijn, het is ook betrokkenheid. Het is echter belangrijk dat er een evenwicht gevonden wordt tussen afstand en nabijheid. • Draagkracht en invloed vergroten Algemene en sluitende oplossingen vinden voor alle problemen is niet te verwezenlijken door een gezinsbegeleider. Vertrekkend vanuit het standpunt om ouders zelf verantwoordelijkheid te geven over
pagina 170 van 233
hun handelingen, wordt er gezocht naar manieren om de draagkracht van ouders over hun handelen te vergroten. De gezinsbegeleider zorgt er evenmin voor dat hij zomaar taken overneemt om de draaglast te verminderen. Hierdoor zou de afhankelijkheid van de begeleider te groot kunnen worden. Het is juist de taak van de begeleider om ouders zoveel mogelijk zelf te laten zoeken naar problemen én oplossingen. Ouders krijgen erkenning voor hun ouderschap, en worden hier zoveel mogelijk in ondersteund. Er wordt gezocht naar de zaken die goed lopen in het gezin. De begeleider ziet dat wat de ouders doen niet evident is en maakt hen dit ook duidelijk. •
Begeleiding aan huis
De gezinsgesprekken gebeuren voornamelijk bij de ouders thuis. Dit om de drempel zo laag mogelijk te houden, de thuissituatie beter te leren inschatten, ouders in hun vertrouwde en veilige omgeving te leren kennen. 5.2
Groepsbegeleiding
Na school komt het kind rechtstreeks naar de Totem. Daar aangekomen wordt er tijd vrijgemaakt voor een drankje en een koekje. Er wordt de kans gegeven om te ventileren over de voorbije dag. Gedurende hun aanwezigheid in de Totem vormen de kinderen en jongeren een heterogene en steeds wisselende groep. De groep is een werkinstrument en een oefenterrein. Door de interacties die jongeren onderling aangaan wordt er informatie verzameld die bruikbaar is voor de volledige begeleiding. Door het dagelijks aanwezig zijn in de Totem ontstaat er een nieuw systeem tussen de kinderen onderling en de begeleiders. In de spontane omgang met andere kinderen en begeleiders wordt het voor een kind duidelijker welk effect hun gedrag heeft op anderen. Van daaruit kunnen ze hun eigen aandeel in conflictsituaties leren herkennen en alternatieven proberen te zoeken. De aanwezigheid in het dagcentrum biedt de kinderen en jongeren de kans op positieve ervaringen. Er worden bewust situaties met slaagkansen gecreëerd. Zo wordt er een correctie nagestreefd op ervaringen thuis of op school, waar het kind vaak op zijn gedragingen nagewezen wordt. Wanneer de kinderen aanwezig zijn in het dagcentrum wordt er appèl gedaan op hun inzet. Ze worden aangesproken, kunnen en moeten hun eigen keuzes maken en daar de gevolgen van dragen. Dit wordt verder uitgewerkt onder het hoofdstuk ‘activiteitenaanbod’. 5.3
Individuele begeleiding
Ieder kind in de Totem heeft een individuele begeleider. Deze individuele begeleider wordt gekozen uit de groepsbegeleiders. Naast de frequente informele contacten in de groep heeft het kind ongeveer één keer per week een moment waarop er individueel gewerkt wordt. De manier waarop en de inhoud zijn wisselend naargelang het kind en de problematiek. De IB is de uitwerking van het individuele begeleidingsprogramma. 5.4
De schoolbegeleiding
De derde pijler in de werking van de Totem is de schoolbegeleiding. Hierin heeft het dagcentrum twee belangrijke taken: • Huiswerkbegeleiding In de Totem kunnen de kinderen na hun vieruurtje in alle stilte en rust werken in de huiswerkkamer. Het is de bedoeling van de huiswerkbegeleider om de jongeren een positieve studie-attitude mee te geven, toezicht te houden op het maken van de taken en het studeren van de lessen, het controleren van orde en netheid en richtlijnen geven in verband met het systematisch werken en verwerken van de leerstof.
pagina 171 van 233
Gedurende de huiswerkbegeleiding komt de huiswerkbegeleider veel te concentratievermogen van het kind, het werken in stilte en het omgaan met druk.
weten
over
het
• Communicatie tussen school, ouders en dagcentrum Een andere belangrijke functie in de schoolbegeleiding is de communicatiefunctie. De meeste kinderen die begeleid worden, komen uit een Problematische Opvoedingssituatie. Er wordt vaak gezien dat dit invloed heeft op de schoolbeleving van het kind. Dit kan aan de oppervlakte komen in de schoolresultaten of in gedrag op school. Het dagcentrum kan helpen door het gedrag van het kind in een ander context te plaatsen. De huiswerkbegeleider neemt in de loop van de eerste maanden contact op met de leerkracht. Hij informeert naar de manier van werken van de school, er worden afspraken gemaakt in verband met het huiswerk en de eerste vorderingsresultaten kunnen al besproken worden. 5.5
Afbouw en nazorg
Normaal gezien begeleidt de Totem een gezin voor maximum één jaar. Maar in samenspraak met de verwijzende instanties kan deze periode aangepast worden. Soms is het einde vroeger dan voorzien, vaker wordt de periode verlengd. • Afbouw Er zijn twee mogelijke manieren van afbouw, echter met een gezamenlijk doel: een veilige en stabiele gezinssituatie waarnaar het kind kan terugkeren. Maar vooraleer dit gebeurt moeten zowel de ouders als het kind terug de kans krijgen om te wennen aan die nieuwe situatie en te werken aan nieuwe vaste structuren. Een eerste manier is een thuisblijfdag. Deze moet verdiend worden door het kind. Het komt er op neer dat wanneer de begeleiders voelen dat de thuissituatie terug een beetje stabiel is en het kind op de Totem toont dat hij ook zijn eigen aandeel inziet en hier mee om kan gaan, de mogelijkheid aan het kind en de ouders voorgesteld wordt om het kind één dag in de week niet meer naar de Totem te laten komen. Een tweede manier zijn de afbouwdagen. Deze zijn systematischer dan de thuisblijfdagen en beginnen te lopen naar het einde van de begeleiding toe. Er wordt begonnen met één wekelijkse afbouwdag. Dit kan oplopen tot wanneer er volledig naar huis terug gekeerd wordt. • Nazorg Nazorg wordt in de Totem gezien als een essentieel onderdeel van de begeleiding. Het gezin wordt nog enkele keren gecontacteerd door de gezinsbegeleider en er worden afspraken gemaakt. In eventuele crisissituaties kan het gezin beroep blijven doen op het dagcentrum. 5.6
Ouderwerking
Vanuit een recente tevredenheidsmeting en door de steeds grotere aandacht voor participatie en kwalitatief werken is de ouderwerking centraler komen te staan. Wij zijn er van overtuigd dat de gezinsbegeleiding kan verruimd worden met een goed onderbouwde ouderwerking die op regelmatige tijdstippen plaatsvindt. Waarom een ouderwerking? Als wij de hulpverleningsdoelstellingen bekijken, zien wij dat een groot aantal van deze doelstellingen steeds terugkomen en dit voor de meeste van onze gezinnen. Enkele voorbeelden hiervan zijn: Pedagogische ondersteuning van het gezin Gedragsproblemen bespreekbaar stellen en betekenis geven Financiële en materiële ondersteuning uitbouwen en uitwerken
pagina 172 van 233
Deze doelstellingen komen steeds aan bod binnen de gezinsbegeleiding, maar kunnen uitgebreider aangeboden worden binnen de ouderwerking. Door deze ouderwerking kunnen er ook twee belangrijke inzichten bij de ouders gemakkelijker tot stand komen: de ouders ervaren dat zij niet de enigen zijn met zogenaamde "probleemkinderen". ouders kunnen via het vertellen van eigen ervaringen de inleving in de leefwereld van hun kind vergemakkelijken Een ander gegeven dat zo naar voor komt is dat de betrokken hulpverlener een beter zicht krijgt op hoe de ouders zich aan de buitenwereld wensen te tonen, iets wat dan weer verwerkt kan worden binnen de gezinsbegeleiding. Wat wordt er besproken op de ouderwerking ? De thema's dienen te voldoen aan de behoeften van de ouders. Het is dan ook de oudergroep zelf die in grote mate bepaald welke de onderwerpen zullen zijn, dit alles in samenspraak met de betrokken hulpverleners die deze ouderwerking organiseren en leiden. Door de ouders zelf de thema's te laten kiezen, groeit de kans dat hun motivatie groter is om deze bijeenkomsten bij te wonen en kunnen zij ook het gevoel hebben mede verantwoordelijk te zijn voor het goede verloop van de ouderwerking. Er kunnen thema’s aan bod komen die rechtstreeks te maken hebben met het gezinsfunctioneren: hanteren van ouderlijke vaardigheden kind en T.V. gezin en vrije tijd zakgeld straffen en belonen … Ook kunnen er thema’s aan bod komen die onrechtstreeks een invloed hebben op het gezinsfunctioneren en daardoor een meer informatief karakter hebben. Deze thema's kunnen handelen over: budgetteren O.C.M.W. en andere Hulpverleningsinstanties … Deze onderwerpen kunnen op een formele manier behandeld maar ook op een informele manier, zoals op een wandeling, een spelnamiddag, ... Dit zijn dan ook momenten waar het gezin iets gezamenlijk doet. 6
Het activiteitenaanbod
Op woensdagnamiddag en in de vakantie worden er groepsactiviteiten georganiseerd in de Totem. Deze activiteiten kunnen onderverdeeld worden in sociale vaardigheden, vormingsactiviteiten en ontspanning. Er wordt steeds een evenwicht bewaard in dit aanbod. Bij het begin van de maand krijgen alle kinderen en de ouders een brief waarin de activiteiten van die maand toegelicht worden. Soms wordt de groep onderverdeeld in + en – 12 jarigen, zodat er op maat van het kind gewerkt kan worden (dit geldt vooral voor de vormingsactiviteiten en de sociale vaardigheden). De activiteiten staan dicht bij de jongere en zijn leefwereld. Bij de activiteiten wordt ook rekening gehouden met de financiële situatie van de ouders. Activiteiten die ouders zich financieel moeilijk kunnen veroorloven of die te duur kunnen overkomen voor een gezin worden slechts sporadisch aangeboden, om geen concurrentiepositie in te nemen ten opzichte van het gezin. 6.1
Vormend aanbod
pagina 173 van 233
6.1.1
Sociale vaardigheden
Activiteiten rond sociale vaardigheden bieden een mogelijkheid tot expressie waarbij niet enkel de belevingswereld van de jongeren aan bod komt. Het is een middel bij uitstek om te leren verwoorden wat men voelt, te leren luisteren naar wat anderen te zeggen hebben, alternatieve gedragspatronen zien, verschillende standpunten leren kennen en appreciëren, … In de Totem worden er twee sociale vaardigheidsmodellen gehanteerd: a. Pluk en Play Sinds enkele jaren groeide in de Totem de idee om een sociale vaardigheidstraining uit te werken voor de kinderen die begeleid worden. Het gaat voornamelijk om diegenen die qua emotionele en sociale intelligentie het zwaarst gedepriveerd zijn. Het project werd Pluk & Play genoemd. We maakten gebruik van deelaspecten van reeds bestaande methodieken en middelen die hun doeltreffendheid in de hulpverlening reeds bewezen hadden. We plukten als het ware elementen die ‘werken’ in onze doelgroep. We voegden er eigen methodieken aan toe, en maakten er een nieuw pedagogisch concept van. Het eindresultaat is bedoeld voor kinderen en jongeren uit de Bijzondere Jeugdzorg of voor diensten en organisaties die met een gelijkaardige doelgroep werken. Achterliggend idee is dat het voor de kinderen belangrijk is om hun stem te kunnen laten gelden, om ‘zonder potten te breken’ kwaad te kunnen en te mogen zijn. Om zonder verlies van eigenwaarde kritiek te kunnen geven en accepteren. Onze motivatie om, speciaal voor deze kinderen, een sociaal vaardigheidsproject te maken, is rechtstreeks verbonden met onze ervaring met bestaande sociaal vaardigheidsprojecten, waarbij onze doelgroep meermaals struikelde over te hoge drempels. Wij leerden daaruit dat wij een nieuw en aangepast programma nodig hadden waarbij: - De tijdsduur beknopt gehouden wordt. Dit zowel in aantal sessies als wat betreft de duur van één enkele sessie. - De toonaard van het geheel niet schools, saai of belerend is. Wij hebben gemerkt dat onze doelgroep bij een dergelijke aanpak afhaakt. - De gesimuleerde situaties op de videoband, nauw aansluitend bij hun eigen leefwereld, zonder kunstmatige en ‘te nette’ situaties waar de kinderen zichzelf niet in herkennen. - Voor de kleinere kinderen worden de situaties met grote handpoppen gespeeld, waarbij heel herkenbare situaties gehanteerd worden. Naast deze aanpassing hebben wij nog een bijkomende aanvulling gemaakt. Immers, om met een sociale vaardigheidstraining te beginnen, lijkt het ons noodzakelijk dat de kinderen enige notie hebben van communicatiefactoren die een beslissende rol kunnen spelen bij het al dan niet slagen van de leerpunten, verbonden met een welbepaalde sociale vaardigheid. We denken hierbij aan lichaamshouding, stem, communicatiestijl, enz. … De bewustmaking van deze communicatiefactoren gebeurt in een voorbereidende sessie en wordt wekelijks herhaald alvorens gestart wordt met de eigenlijke training. Naast video wordt gebruik gemaakt van rollenspelen waarbij nieuwe vaardigheden ingeoefend kunnen worden. b. Rollenspel In de Totem wordt regelmatig gebruik gemaakt van ‘Pietjes’. Dit zijn poppen waarmee een rollenspel ingeleid wordt. Eerst wordt er een ‘slechte’ situatie voorgespeeld door de begeleiders. Daarna komen de jongeren aan de beurt. Zij tonen hoe zij zouden reageren in een dergelijke situatie, en hoe ze zouden kunnen reageren.
pagina 174 van 233
6.1.2
Vormingsactiviteiten
Bij de vormingsactiviteiten is het de bedoeling dat de jongeren op de één of andere manier iets meekrijgen. Er wordt informatie verschaft over bepaalde onderwerpen. Deze kunnen zeer uiteenlopend zijn: racisme, hygiëne, jeugdrechtbank en CBJ, … De bedoeling is dat de jongeren dit aangeboden krijgen op een niet schoolse manier, met een grote inbreng van de jongeren zelf. Er wordt veel gebruik gemaakt van video’s, speltechnieken en internet. Rond bepaalde thema’s worden er soms mensen uitgenodigd om de activiteit te leiden of wordt er bij andere organisaties op bezoek gegaan. In de Totem wordt er een eigen databank aangelegd van vormingsmateriaal. Deze omvat cursussen, video’s, spelborden en alles wat er mogelijk op de markt komt. Iemand van het team is verantwoordelijk voor het opvolgen van deze databank. 6.2
Ontspannend aanbod
6.2.1
Ontspanningsactiviteiten
De ontspanningsactiviteiten vormen een belangrijk onderdeel van het activiteitenaanbod. We zien dat het vaak in deze momenten van ontspanning is dat jongeren zichzelf zijn, en open praten over de dingen waar ze mee bezig zijn. De ontspanningsactiviteiten zijn zeer wisselend: soms ligt de nadruk op sportieve activiteiten (zwemmen, sport op het speelpleintje, …), op andere momenten is er een bezoek aan de bioscoop of wordt er een gezelschapnamiddag georganiseerd. Wanneer nodig wordt de groep gesplitst in de + en – 12 jarigen. 6.2.2
Het kinderkamp
Jaarlijks wordt er in de grote vakantie een kinderkamp georganiseerd. Het is de bedoeling om kinderen een weekje vakantie aan te bieden in de ware zin van het woord: geen werkpuntjesvergaderingen, geen gele of rode kaarten, … Veel van de kinderen zijn nog nooit op vakantie geweest omdat dit bijvoorbeeld te duur is. Naast het aanbieden van ontspanning en rust, krijgt de jongere de kans om op een aangename manier kennis te maken met de natuur. Er worden kleine trektochtjes gemaakt en natuurobservaties georganiseerd. Verder is de aanwezigheid van bossen en riviertjes op zich al een verandering van omgeving waar de kinderen leren mee omgaan. 7.
Pedagogische invloeden en theorieën : Theorie en praktijk
In de visie van de Totem wordt de werking omschreven als een contextueel onderbouwde, dynamische, orthopedagogische hulpverlening, gebaseerd op een systeemtheoretisch referentiekader. Systeemtheorie Het centrale denkkader in de Totem is de systeemtheorie. We beschouwen het gezin als een systeem. De gezinsleden zijn daarvan de elementen, die in een bepaalde samenhangende relatie tot elkaar staan. Het gezin is, zoals reeds vermeld, dan ook de eigenlijke cliënt. Binnen het gezin wordt er niet gezocht naar schuldigen, maar er wordt gekeken naar de manier waarop moeilijkheden zich uiten. Zo wordt een kind met gedragsmoeilijkheden gezien als een symptoomdrager. Via zijn gedrag worden er signalen gegeven over moeilijk lopende interacties binnen het gezin. Wanneer een gezin cliënt wordt van de Totem, wordt de Totem een deel van een nieuw gevormd gezinssysteem. Binnen de systeemtheorie zijn er verschillende stromingen, die in de Totem gevolgd worden.
pagina 175 van 233
7.1.1
Structurele stroming
De structurele stroming vertrekt van het standpunt dat het gezin verschillende maatschappelijke taken dient in te vullen. Hieronder vallen bijvoorbeeld socialisatie, verzorging, onderdak verschaffen, … Deze taken worden uitgevoerd in voortdurende interactie en transactie tussen de verschillende gezinsleden. Kenmerkend voor de structurele stroming is dat zij in deze transacties gewoonten en basisregels ontdekt. Een methode binnen de structurele stroming is het opstellen van gezinskaarten, uitgewerkt door Minuchin. Drie zaken zijn hierbinnen van belang: Welke subsystemen (partners – ouders – kinderen) zijn er, en worden de niveaus gerespecteerd? Worden er allianties of coalities gesloten tussen gezinsleden? Worden er grenzen gesteld? Zijn ze duidelijk en flexibel? De grenzen zijn de regels die bepalen wie participeert in welke functies. Er wordt een onderscheid gemaakt tussen een (half) open systeem, een gesloten systeem (enmeshment) en een grenzeloos systeem (disengagement). Dit stellen van grenzen is een uitgangspunt dat Bakker sterk hanteert in zijn basiswerken. Communicatiestructuur? Hoe verloopt de communicatie? Is er eenzijdige of wederzijdse communicatie? De axioma’s van Watzlawick kunnen hier in de kantlijn bijgeplaatst worden. Ze komen verder nog aan bod bij de strategische stroming. Problemen ontstaan vaak wanneer er grensoverschrijdingen of onduidelijkheden zijn. Het doel van de structurele stroming is samen met het gezin veranderingen aanbrengen binnen de gezinsfuncties waardoor de symptomen verdwijnen. Belangrijk bij het hanteren van gezinskaarten is dat er rekening gehouden wordt met de nieuwe gezinsvormen. Het oude normatieve beeld over het ideale gezin kan niet steeds als leidraad genomen worden. Toepassing van de structurele stroming in de Totem De toepassing van de structurele stroming gebeurt hoofdzakelijk binnen de gezinsbegeleiding. De ouders krijgen inzicht in de verschillende subsystemen, of deze worden opnieuw geïnstalleerd. De ouders leren grenzen duidelijker te formuleren en af te bakenen. Alle leden binnen het gezin moeten leren omgaan met hun eigen functie. Binnen de individuele begeleidingen wordt er met de kinderen en jongeren gekeken op welke manier ze hun rol in het gezin kunnen beleven. Daarvoor kan gevraagd worden welke functies het kind voor zichzelf ziet binnen het gezin, hoe hij reageert op de ongelijke situatie tussen zijn ouders en zichzelf, … Een zicht op de gezinsstructuur en de evoluties daarin worden gebruikt in handelingsplannen en evaluaties. 7.1.2
Cybernetische stroming
De cybernetische stroming maakt een onderscheid tussen gedragingen en de denkschemata omtrent die gedragingen. Waar de gedragingen zelf veranderen, zijn de denkschemata eerder statisch. Wanneer de discrepantie tussen de twee te groot wordt, ontstaan problemen. Mogelijkheden om hier verandering in te brengen zijn er op gericht om de denkpatronen te veranderen. Dit kan door zaken positief te herformuleren, te zoeken naar alternatieve denkwijzen, inbrengen van nieuwe of herordenen van bestaande informatie. Door situaties die als moeilijk ervaren worden anders te gaan bekijken en een alternatieve aanpak hiervoor uit te proberen, komt het gezin zelf tot creatieve oplossingen. Toepassing van de cybernetische stroming in de Totem
pagina 176 van 233
Het positief herkaderen, het zoeken naar alternatieven in antwoorden en gedragingen, is een houding die elke begeleider probeert toe te passen. Er is zowel in gezinsbegeleidingen als in de groepswerking aandacht voor het doorbreken van het statische beeld. 7.1.3
De strategische stroming
Het uitgangspunt van de strategische stroming is dat problematisch gedrag in stand gehouden wordt door interactiepatronen of gedragsreeksen. Of met andere woorden: doordat gezinsleden een andere betekenis verlenen aan bepaalde interacties, raken situaties geblokkeerd. Een symptoom zoals gedragsmoeilijkheden kan dus verwijzen naar ineffectieve oplossingen van een probleem, maar het kan ook een beschermende functie hebben. Toepassing van de strategische stroming binnen de Totem De Totem probeert in alle facetten van zijn begeleiding aan te sluiten bij het referentiekader van het gezin. Door zich te richten tot de gespreksvoerder binnen het gezin wordt getracht om weerstanden vanuit het gezin te voorkomen. Pas wanneer er een basisveiligheid ontstaan is wordt de ingang verruimd met andere gezinsleden. Er wordt veel zorg besteed aan communicatiepatronen, waarbij de axioma’s van Watzlawick de grondregels vormen. 7.1.4
De contextuele stroming
De contextuele of intergenerationele stroming legt een belangrijke nadruk op (intergenerationele) relaties. Volgens Nagy zijn generaties onderling verbonden door loyaliteit. Belangrijk in deze loyaliteit is dat er een evenwaardige balans van geven en nemen is. Dit zowel tussen gelijke partners onderling (horizontale loyaliteit), als intergenerationeel gezien (verticale loyaliteit). Het is vaak in het laatste geval, wanneer ouders of grootouders hun kinderen iets opleggen dat grote druk met zich meebrengt. Wanneer de verwachtingen buiten proporties zijn ontstaan loyaliteitsconflicten. De perspectieven van Laing en Mattheeuws werken contextverruimend. Door personen te laten stilstaan hoe ze zichzelf zien, hoe ze anderen zien en hoe ze denken dat anderen hen zien, kan er inzicht geboden worden over de draagwijdte van de problematiek. Het biedt opnieuw de mogelijkheid om zaken positief te herformuleren of anders te bekijken. Toepassing van de contextuele stroming binnen de Totem Context en loyaliteit worden steeds in het achterhoofd gehouden bij de gezinsgesprekken. Door er expliciet naar te vragen wordt getracht om inzicht te geven in vanzelfsprekendheden en verwachtingen. De perspectieven van zowel de ouders als de kinderen worden nagegaan in gezinsgesprekken of gedurende individuele begeleidingen. 7.2
Leertheorie
De leertheorie gaat er van uit dat moeilijk gedrag door dezelfde leerprocessen tot stand komt, in stand blijft en veranderd wordt als aanvaard gedrag. Elk gedrag is dus aangeleerd. De nadruk ligt dus op het feit dat bepaalde stimuli een andere respons uitlokken, welke op hun beurt aanleiding zijn tot nieuwe reacties. Door middel van straffen en belonen, of een token economy system, worden bepaalde stimuli en reacties met elkaar verbonden of ontbonden.
pagina 177 van 233
De leertheorie is steeds een methode, en nooit een doel op zich. 7.2.1 Token economy systems Token economy systems beogen een stapsgewijze ontwikkeling naar gewenst gedrag. De kern van het programma bestaat uit het systematisch toepassen van bekrachtigers op bepaald gedrag. Het doel is een verhoogde zelfcontrole, een ruimer gedragsrepertorium en een grotere zelfstandigheid. Kaartensysteem Op de Totem wordt met een kaartensysteem gewerkt, te vergelijken met de kaarten tijdens een voetbalwedstrijd. Er zijn drie verschillende kaarten. De begeleider heeft deze kaarten niet letterlijk op zak, maar ze worden ’s avonds opgeschreven in het logboek. groene kaarten Een groene kaart wordt verdiend als de jongere zich die dag goed gedragen heeft in de groep. Ook als hij niet gevraagde inspanningen levert kan hij beloond worden met een groene kaart. Afhankelijk van het aantal kaarten en zijn leeftijd kan een jongere deze groene kaarten inruilen voor andere zaken. Zo kan hij bijvoorbeeld een cadeautje kiezen, op de Playstation spelen, een video huren, gaan zwemmen, … Wanneer iemand een gele of rode kaart gekregen heeft, kan hij die dag geen groene kaart verdienen. In de eetkamer hangt een lijst waarop de kinderen de stand van hun groene kaarten steeds kunnen nagaan, en ook wat ze kunnen krijgen voor deze groene kaarten. gele kaarten Gele kaarten kunnen getrokken worden wanneer een situatie draagt uit de hand te lopen, als er grove en ongegronde beledigingen worden geuit. Een gele kaart geldt als een ultieme waarschuwing, en is een preventieve actie waar geen straf aan vast hangt. Rode kaarten Wanneer na een gele kaart het gedrag van de jongere niet verbetert, kan hem een rode kaart gegeven worden. De begeleider die een rode kaart heeft uitgedeeld, praat met het kind over een sanctie. Deze sanctie kan variëren van een klusje tot een opdracht om het eigen gedrag te herbekijken. Eventueel aangerichte schade dient opnieuw goed gemaakt te worden. Dit kan door klusjes te doen, of een methode aangepast aan de schade. Knikkerpuntjes Na ongeveer één week in de Totem krijgt de nieuwe jongere een knikkerpuntje. Dit is een gedragspunt waar de jongere moet aan werken gedurende een langere periode. In het begin worden iets makkelijkere items genomen, zoals ‘aan iedereen goedendag zeggen bij het binnenkomen’. Na enige tijd worden de makkelijke items vervangen door iets moeilijkere en meer op de persoon gerichte items. Een kind kan één of twee knikkerpuntjes hebben. De inhoud ervan wordt op het team besproken. Net voor de kinderen ’s avonds naar huis gaan worden de puntjes geëvalueerd. Samen met de begeleider overlopen ze of ze die dag problemen hadden met deze items. De kinderen krijgen per knikkerpuntje dat goed was een ‘knikker’, dat genoteerd wordt op een daarvoor voorzien formulier. Alle knikkerpuntjes worden visueel uitgebeeld en opgehangen in de kleine eetkamer. Hier hangt bij hoeveel groene kaarten een kind krijgt als hij zijn knikkers wil inruilen. Tafelmanieren De tafelsituatie is een plaats waar heel veel geuit wordt: kan een kind stilzitten, kan hij netjes eten, hoe verloopt het wachten en hoe is zijn taalgebruik. Na elke maaltijd worden er punten gegeven op een schaal van 5. Wanneer op het einde van de week voldoende punten gehaald worden, worden deze omgezet in groene kaarten.
pagina 178 van 233
7.2.2
Leren door eigen inbreng
Participatie is een belangrijk uitgangspunt in de Totem. Voor de kinderen is dit in de Totem het duidelijkst merkbaar door de werkpuntjesvergadering. Elke woensdag is er een werkpuntjesvergadering. Het is een groepsvergadering waarbij elk kind uitgebreid zijn mening mag weergeven over hetgeen er volgens hem moet veranderen. Elk kind krijgt een werkpunt op deze vergadering. Dit werkpunt wordt door de kinderen zelf gegeven en geëvalueerd. De bedoeling is dat het kind gedurende de volledige week aandacht schenkt aan zijn werkpunt. Tijdens de evaluatie kan hij dan zijn eigen mening geven, die getoetst wordt aan het gevoel van anderen. 7.2.3
Positieve betrokkenheid
Positieve betrokkenheid is een basishouding die van alle werknemers van de Totem verwacht wordt. Het kadert in een algemeen respect voor de persoon. Het is een manier om een stroom van negatieve opmerkingen naar een kind toe te verbreken. Belangrijk bij positieve betrokkenheid is dat de begeleider meent wat hij zegt, en dat de positieve betrokkenheid op maat van het kind is. Positieve betrokkenheid is een houding die ook aan de ouders wordt aangeleerd: het betekent tijd vrijmaken voor en doorbrengen met het kind. Er is niet enkel een effect naar het kind toe, het geeft een rechtstreeks effect op het gevoel van eigenwaarde 7.2.4
Positieve en negatieve bekrachtiging
Onder ‘Token economy systems’ worden enkele praktische voorbeelden gegeven van positieve bekrachtiging. Dit is het juist opmerken, aanmoedigen en belonen van gewenst gedrag. Het belonen kan gebeuren via sociale bekrachtigers (zie positieve betrokkenheid) of materiële bekrachtigers (zoals de groene kaarten of de knikkers). Positieve bekrachtiging kan enkel als dit op een gepaste manier gebeurt. Er moeten daarom afspraken gemaakt worden, welke ook dienen nagekomen te worden. Het belonen is niet constant: in het begin is dit veelvoudig, later eerder interval. Er moet ook voldoende afwisseling zitten in het bekrachtigen. Conflictmomenten worden in de Totem steeds bekeken als leermomenten. Het sanctioneren is steeds gericht op het gedrag, en nooit op de persoon. Voorbeelden van sanctioneren zijn de gele of rode kaarten en de time out. Bij een conflict wordt steeds getracht om een neutrale persoon bij de zaak te betrekken. 7.2.5
Tava : Totale Afzondering Van Aanmoediging
Een veel gebruikte methode om ongewenst gedrag af te leren is de negatie. Het is echter moeilijk om ongewenst gedrag helemaal niet aan te moedigen, aangezien alleen al een blik of de aanwezigheid van een ander persoon als een aanmoediging gezien kan worden. Daarom wordt de Tava methode soms toegepast op de Totem: het komt er op neer dat het kind in een ruimte afgezonderd wordt, waarin hij geen enkele aanmoediging krijgt of kan vinden. Wanneer een kind zwaar negatief gedrag stelt, kan het voor enige tijd uit de groep gehaald worden en in een ruimte (het ‘bokskot’) die vrij is van bekrachtigers gezet worden. Belangrijkste reden hiervoor is de veiligheid van andere personen en zichzelf. Wanneer het kind opnieuw rustig is, wordt zijn gedrag besproken en kan hij opnieuw in de groep.
pagina 179 van 233
Het gebruik van deze methode wordt ondersteund en onderbouwd in de werken van Patterson en Compernolle. 7.2.6
Modeling
Modeling is het leren door het imiteren van een model. Veel gedrag wordt geleerd door het imiteren van anderen. Door hun positieve betrokkenheid ten opzichte van het kind willen de begeleiders een modelfiguur voor het kind zijn. De modeling vormt een belangrijk onderdeel in de identiteitsontwikkeling. 7.3
De mediatieleer
Feuerstein gelooft sterk in de modifiabiliteit van een persoon. Dit wil zeggen dat er uitgegaan wordt van het feit dat elke persoon de mogelijkheid bezit tot ontwikkeling en verandering. Een kind wordt gezien in functie van wat het wel kan, in functie van zijn potentialiteit. Vele zaken die in de visie zijn uitgewerkt als uitgangspunten, kunnen gezien worden binnen de mediatieleer van Feuerstein. De bekwaamheid van de cliënten centraal stellen, het zien van crisissen als een motor tot verandering, het zoeken naar de goede kanten van het gezinssysteem zijn daar een paar voorbeelden van. Het is dus een optimistische theorie met een duurzame verandering tot doel. Dit kan door het aanreiken van middelen die hen in staat stellen zelf actief sturend hun ontwikkeling in handen te nemen. 8. Besluit Dit pedagogisch profiel is net zoals de Totem zelf een dynamisch gegeven. De invloed van tijd, context en nieuwe inzichten geven ons de leuke en permanente opdracht om onszelf en onze manier van werken te blijven evalueren en eventueel bij te sturen.
pagina 180 van 233
BIJLAGE 13: Pedagogisch profiel Centrum voor Ambulante Begeleiding – Thuisbegeleiding I.
ORGANISATORISCHE ASPECTEN
REGIONALE INPLANTING Het gebouw, een oud herenhuis dat ook vroeger als winkel heeft dienst gedaan. is gevestigd in een drukke straat in de negentiende eeuwse gordel van de stad, op twee kilometer van het stadscentrum. De bereikbaarheid, al of niet met het openbaar vervoer, vormt voor cliënten geen probleem. De vestigingsplaats ligt in het midden van het arrondissement Gent-Eeklo, dat ons operationeel terrein vormt. De thuisbegeleiders verplaatsen zich voor hun hulpverlening naar de leefwereld van het gezin. Bijna alle begeleidingscontacten vinden plaats bij het gezin thuis. Bij het plannen van begeleidingscontacten wordt rekening gehouden met de activiteiten en aanwezigheden van de verschillende gezinsleden waardoor nogal wat contacten buiten de kantooruren plaatsvinden. Vanuit de idee van zorg op maat willen we ons zo flexibel mogelijk opstellen (binnen de grenzen van het ambulant werken). Anderzijds willen we ons niet profileren als onbeperkt bereikbaar: we werken vooral tijdens de week, en richten ons hoofdzakelijk op regelmatige contacten (minimaal 1 contact in de week) over langere periodes en minder op crisisinterventie, vanuit ons geloof in de mensen als actieve probleemoplossers. Omgekeerd vinden wij het ook belangrijk om zelf bereikbaar te zijn voor de gezinnen, zodat ook zij initiatief kunnen nemen indien nodig. Het gezin kan zelf contact opnemen met het CAB. Er wordt onthaal en telefonische permanentie voorzien op weekdagen. Gezinnen maken vooral gebruik van dit laatste. Buiten de permanentie-uren worden telefonische boodschappen opgenomen via het antwoordapparaat, en is het CAB ook via een fax- en een internetverbinding bereikbaar. Om de bereikbaarheid maximaal uit te bouwen werden recent afspraken gemaakt met de verwijzers om, in de mate van mogelijk, te verwijzen naar de dichtstbijzijnde thuisbegeleidingsdienst. Overnames bij verlof en ziekte van de begeleider worden voorzien. I.f.v. gebruikersgerichtheid hecht het C.A.B. veel belang aan een goed onthaal van cliënten en andere betrokkenen. Tijdens de openingsuren (permanentie-uren) geldt een open-deur-systeem : cliënten kunnen binnenkomen zonder aanbellen en zij worden ontvangen in de permanentieruimte die speciaal voor de onthaalfunctie is ingericht. Volgende openingstijden zijn voorzien : van maandag tot donderdag telkens van 10.00 - 12.00 en van 13.30 - 17.30 uur. Op vrijdag tot 15.30 uur (in totaal 28 uren per week). Wij hebben ervoor geopteerd een vaste onthaalmedewerker of vaste onthaalverantwoordelijke aan te stellen. Deze is steeds aanwezig in de permanentieruimte tijdens de openingsuren en vormt het vaste aanspreekpunt voor wie het C.A.B. van buitenaf wil bereiken. De functiebeschrijving van de onthaalmedewerker is in het kwaliteitshandboek opgenomen. Daarnaast bestaat een beurtrol voor schaduwpermanentie. In geval de vaste onthaalmedewerker afwezig is, moet deze kunnen vervangen worden door een andere medewerker. Elke begeleider en secretariaatsmedewerker heeft wekelijks een moment van twee uur die hij/zij vast op het Centrum aanwezig is en desgevallend voor onthaal kan inspringen. Voor begeleiders kleeft aan deze werkwijze tevens het voordeel vast, dat zij hun vast schaduwmoment kunnen meedelen aan cliënten en andere betrokkenen. Dit vergroot en garandeert hun bereikbaarheid / beschikbaarheid. SITUERING VAN DE VOORZIENING IN DE ORGANISATIE WAARVAN DE VOORZIENING DEEL UITMAAKT Thuisbegeleiding maakt deel uit van vzw Centrum voor Ambulante Begeleiding. Het Centrum organiseert naast Thuisbegeleiding ook de werkvorm Begeleid Zelfstandig Wonen en het Leeproject voor minderjarige plegers van een als misdrijf omschreven feit.
pagina 181 van 233
Organigram :
Algemene Vergadering Raad van Bestuur Eindverantwoordelijke
Werkvorm
Werkvorm
BEGELEID ZELFSTANDIG WONEN
THUISBEGELEIDING
LEERPROJECT voor minderjarige plegers van een als misdrijf omschreven feit
ONDERSTEUNEND PERSONEEL - secretariaat - onthaal - onderhoud
Het CAB is intern formeel gestructureerd zoals dat voor een vzw wettelijk voorzien is. Het hoogste orgaan is de Algemene Vergadering, die de leden van de Raad van Bestuur (RvB) verkiest en de werking van de RvB op geregelde tijdstippen evalueert. De RvB is in laatste instantie verantwoordelijk voor het algemeen beleid, zowel op vlak van pedagogische opties als van financiën, personeel en logistiek. De eindverantwoordelijke houdt zicht op de verschillende afdelingen, staat in voor de goede werking van de organisatie in haar geheel en heeft een brugfunctie t. a. v. de RVB. Elke afdeling beschikt over een teamverantwoordelijke die zorgt voor het correct verloop van de hulpverlening en voor het goed functioneren van de teamwerking. Daarnaast geven secretariaats- en onderhoudsmedewerkers logistieke ondersteuning. De eindverantwoordelijke is ook hun teamverantwoordelijke. Het C. A. B. plaatst beide werkvormen (BZW en TB) in het organigram op gelijk niveau. De uitgangsprincipes voor werking en hulpverlening (de basisvisie) zijn voor beiden dezelfden. Er zijn een aantal verschillen voor wat betreft de concrete werking, die recht doen aan de eigenheid van beide werkvormen. Er is een hiërarchische structuur i.f.v. de duidelijkheid van ieders verantwoordelijkheden en bevoegdheden (zie functiebeschrijvingen). Daarbinnen wordt, voor zover de bevoegdheden reiken, maximaal beroep gedaan op ieders verantwoordelijkheid. Daarnaast streven we een participatief beleid na. Medewerkers worden geacht mee te denken over en mee te werken aan, ook op halflange en langere termijn, de strategische doelstellingen van de organisatie en de middelen die daartoe worden ingezet. Een hiërarchische structuur brengt met zich mee dat de lijnen van verantwoording duidelijk zijn en aansluiten bij de verantwoordelijkheden die elkeen heeft. Directe communicatie en overleg tussen de aangrenzende niveaus zijn de aangewezen kanalen hiertoe. Vanuit een hoger niveau kunnen medewerkers steeds aangesproken worden op (de wijze van uitvoering van) hun opdrachten. Omgekeerd kan elke medewerker steeds naar verantwoording vragen van genomen beslissingen. ACCOMODATIE Huisvesting en infrastructuur zijn, in vergelijking met een residentiële of semi-residentiële voorziening, ongetwijfeld van minder belang voor een kwaliteitsvolle hulp- en dienstverlening in een ambulante setting. Niettemin verdienen beide aspecten de nodige aandacht omdat zij een zichtbaar en tastbaar element zijn van hoe wij ons aan gebruikers en buitenwereld presenteren. Het nog steeds bestaande uitstalraam aan de voorgevel stelt ons in staat het uitzicht naar buiten regelmatig bij te kleuren. In functie van de brandveiligheid is er een alarminstallatie met rook- en gasdetectie. Er zijn twee vergaderzalen, een grotere en een kleinere, waar teamvergaderingen en andere bijeenkomsten kunnen plaatsvinden. Ook cliënten kunnen er ontvangen worden. Voor het pedagogisch-administratief
pagina 182 van 233
werk beschikken de begeleiders over een aantal bureaus, waar zij met twee, soms met drie, samen zitten. Dit kan ondersteunend zijn naar elkaar toe, terwijl de “buitendienst” ervoor zorgt dat het er ook niet te druk wordt. Het C.A.B. probeert gebruik te maken van de moderne communicatietechnologie. Naast een telefoonbeantwoorder en faxtoestel, kan iedereen zich bedienen van de internet en e-mail aansluiting. Er zijn zeven computers op het netwerk aangesloten, waarbij één gedeelde schijf de onderlinge toegankelijkheid vergemakkelijkt. Belangrijker dan bij een residentie of een dagcentrum is de mobiliteit van de begeleider. Hoewel elke begeleider geacht wordt over een eigen wagen te kunnen beschikken, heeft de dienst ook twee wagens. Eén is vooral geschikt voor lichte vracht, de andere voor personenvervoer. Tenslotte vinden wij dat de infrastructuur ook moet bijdragen tot personeelszorg. Er is een kleine keuken ingericht waar thee, koffie en verse soep bereid worden voor de pauzes en het middagmaal. Er is ook een frisdrankenautomaat. In de zomermaanden kan een goed onderhouden tuin voor enige verpozing zorgen tijdens de pauzes. PERSONEELSFORMATIE EN KWALIFICATIES Functie Kwalificatie Naam Dirk Meulyzer Directeur Lic. Psych. Weten. Hilde Celis Ped. verantw. Lic orthoped. Michel Dujardin 1ste begeleider Gegrad. orthoped. Inge Ryckaert Begeleider Gegrad. orthoped Inge Ryckaert Begeleider Gegrad. orthoped Veerle De Zutter Begeleider Gegrad. orthoped. Chris Vanhoucke Begeleider Lic. Orthoped. Tom Veys Begeleider Maatsch assist. Nancy Cooman Adm. bediende Niveau A2 Alain De Roo Onderhoud Niveau A3 Marleen De Ruyte Adm. bediende Niveau A2 Chantal Deyne Adm. bediende Niveau A2 Selma Kücük Adm. bediende Niveau A1 Galens Carine Onderhoud Niveau A4 Scheir Veerle Adm. bediende Niveau A2
Jobtime 50 % 100 % 100 % 75 % 25 % 75 % 100 % 100 % 50 % 50 % 40 % 40 % 50 % 25 % 25 %
Subsidiëring Fonds JW Fonds JW Fonds JW Fonds JW Sociale Maribel Fonds JW Fonds JW Fonds JW Fonds JW Fonds JW Fonds JW Fonds JW Fonds JW Fonds JW Fonds JW
II. INHOUDELIJKE EN METHODOLOGISCHE ASPECTEN MISSIE Thuisbegeleiding, georganiseerd binnen het CAB, wil geëngageerde, professionele ambulante hulpverlening bieden en helpen garanderen aan de meest kwetsbare kinderen, jongeren en hun gezinnen, opdat ze zich verder kunnen ontplooien. Voor Thuisbegeleiding houdt dit in dat wij werkzaam zijn binnen de BJB, en betekent dit dat we, vanuit de opvoedingssituatie thuis, het welzijn van alle gezinsleden willen bevorderen. DOELGROEP We richten ons naar de meest kwetsbare gezinnen in een problematische opvoedingssituatie, die naar de BJB zijn toe gestapt of er via anderen terecht zijn gekomen. De aanwezigheid van minstens één kind onder de 18 maakt het mogelijk TB aan te bieden. Werken binnen de BJB, betekent dat risico- of gevaarsituaties regelmatig aanwezig zijn en dat de meeste gezinnen vaak een lange en complexe probleem- en hulpverleningsgeschiedenis kennen. Velen van hen behoren tot de zogenaamde multi-problemgezinnen. Het gaat dikwijls om gezinnen die niet positief verankerd zijn of geïsoleerd staan in onze samenleving; familiale uitsluiting, problemen op school en in de buurt, financiële moeilijkheden… zijn uitingen hiervan. Ook binnen hun gezin zijn ze vaak op negatieve wijze met elkaar verbonden; destructie, remmingen, onverschilligheid… kenmerken hun relaties.
pagina 183 van 233
Deze mensen komen gewoonlijk met onduidelijke of gemaskeerde vragen op de diverse levensterreinen, die bovendien niet altijd op een sociaal aanvaardbare manier gebracht worden. Een aantal gezinnen zien zelf geen problemen en worden met vraagtekens geconfronteerd vanuit de omgeving. Deze gezinnen moeten sterk geactiveerd worden tot het stellen van vragen of tot een zodanige formulering van hun vragen dat het werkbaar wordt. Dit overstijgt het reguliere hulpverleningsaanbod. Anderzijds kan onze doelgroep, door de wijze waarop onze samenleving georganiseerd wordt, niet makkelijk aan zijn trekken komen en worden deze mensen snel in een spiraal van uitsluiting gezogen. Vanuit deze verschillende factoren lopen de kinderen in deze gezinnen nog altijd meer risico op een achterstand in hun ontwikkeling of een ontwikkeling naar delinquentie, om geplaatst te worden en in de marginaliteit te blijven. Deze mensen hebben behoefte aan tegemoetkomende hulpverlening, aan intensieve en integrale opvoedingsondersteuning. Van hieruit vinden wij het onze opdracht om dicht bij deze gezinnen te staan, hen goed te beluisteren en mee te zoeken hoe het anders kan. We bekijken de gezinnen ruimer dan enkel de aanwezige ouderfiguren en kinderen; enerzijds confronteert de realiteit ons met een brede waaier aan gezinsvormen, waarin niet altijd sprake is van het klassieke kerngezin. Anderzijds vinden we het erg belangrijk om invloedrijke derden te betrekken in de begeleiding. DOELSTELLINGEN Gezinnen komen bij ons, via de verwijzer, vanuit een problematische opvoedingssituatie. Als er gekozen wordt voor thuisbegeleiding wil dit zeggen dat, op zijn minst, de verwijzer de mogelijkheid ziet om in het gezin aan het werk te gaan. Elk gezin staat voor een aantal opdrachten eigen aan de leeftijd van de kinderen, de gezinsgrootte, de beroepssituatie van de volwassenen enz… en dit op verschillende terreinen. Wij willen het gezin hierin helpen bewegen en groeien. Via ambulante, integrale en intensieve begeleiding, gaat Thuisbegeleiding werken vanuit en met de aanwezige krachten van het gezin om het probleemoplossend vermogen van de verschillende gezinsleden te vergroten. Dit vertaalt zich o.a. in: - Het uitwerken en inoefenen van een andere wijze van omgangspatronen binnen het gezin, zodat de problematische opvoedingssituatie zich kan opheffen. - Het verkrijgen van een leef- en woonsituatie die waarborgen biedt voor de opvoeding van de kinderen. - Het creëren van groeikansen voor elk kind in het gezin opdat het zich maximaal kan ontwikkelen - Het creëren van groeikansen voor alle ouderfiguren van het gezin opdat ze zich maximaal kunnen ontwikkelen - Het werken aan omgangsvormen tussen het gezin en de buitenwereld opdat maatschappelijke integratie mogelijk wordt. PEDAGOGISCH CONCEPT Het hulpverleningsopzet: Binnen het hulpverleningsopzet komt het gezin in een kader terecht waarin wekelijks aandacht wordt gevraagd voor het gezinsfunctioneren en moeilijkheden en spanningen hierbij. Het gezin wordt aangemeld vanuit een problematische opvoedingssituatie, die vaak toegeschreven wordt aan één kind. Een eerste beweging die we maken is, dat wij dit gaan vertalen in termen van relaties en in die zin gaan verkennen en verruimen naar het hele gezin en (indien nodig) naar het ruimere netwerk. We vertrekken van het gezin als partner in het hulpverleningsproces, waarin het gezin heel wat informatie heeft en de keuze moet maken om al dan niet een proces door te maken en waar wij onze professionele inbreng kunnen aan toevoegen en mee willen stappen en zoeken in dit proces. Het tempo van de mensen respecteren en onszelf flexibel opstellen zijn hiertoe belangrijke voorwaarden. We zien het gezin als spil, als vertrekbasis, waarin we hun kijk op het leven willen respecteren en in gesprek brengen vanuit de manier waarop ze verantwoordelijkheid voor hun kinderen willen of kunnen opnemen. En dit kan op verschillende manieren: ook ouders die beslissen tot plaatsing of andere vormen van hulpverlening nemen hun verantwoordelijkheid op. Binnen onze context en opdracht trachten we nauw aan te sluiten bij de vragen van de verschillende gezinsleden. Dit is iets anders dan op alle vragen ingaan. Het is eerder de bedoeling om te bevragen vanuit verschillende invalshoeken (met inbegrip van onze mening en aanvoelen) die mensen zelf doet nadenken en activeert.
pagina 184 van 233
Thuisbegeleiding vertrekt vanuit een positieve keuze voor de mogelijkheden van het gezin. Voorkomen van plaatsing, geruststellen van de buitenwereld, een tekort aan plaats binnen andere werkvormen kan een belangrijke motivatie zijn voor onze werkvorm. De thuisbegeleider kan gezien worden als plaatsvervanger, als pottenkijker, als praatpaal, als toegang tot andere diensten, als buffer om een vingerwijzende buitenwereld af te houden. Kiezen voor thuisbegeleiding is echter in de eerste plaats een keuze voor ondersteuning en verruiming van de mogelijkheden van de gezinsleden om het eigen gezin optimaal te laten functioneren. De begeleidingsrelatie: De begeleidingsrelatie is hierin een belangrijk maar broos gegeven in gezinnen waar plaatsing of breuk een bijna voortdurende dreiging is, in gezinnen waar hulpverlening gestelde verwachtingen vaak niet kan inlossen, in gezinnen waar weerstand tegenover de buitenwereld een belangrijk overlevingsmechanisme is. Door de toch indringende aanwezigheid van de hulpverlener (in tijd, plaats, ruimte en inhoud) dient het gezin zich te herschikken. Onze aanwezigheid kan heel ondersteunend maar ook heel confronterend zijn. Zij is uiteindelijk gericht op beweging en verandering binnen het gezinsgebeuren. Een aantal kenmerken kleuren deze relatie: zo geeft de regelmaat van één contact in de week van een vaste begeleider herkenning. Als we er bovendien werk van maken om open en betrouwbaar met de mensen om te gaan, leidt dit tot duidelijkheid en voorspelbaarheid bij de gezinnen. We verwachten niet dat deze mensen (die vaak ontgoocheld zijn in relaties) ons zomaar hun vertrouwen geven. Van daaruit hechten we er veel belang aan telkens onze werkcontext goed te schetsen, zoals bijvoorbeeld het feit dat wij geen kader van geheimhouding kunnen bieden naar de verwijzer, vanuit onze maatschappelijke opdracht. Vanuit onze kant willen we wel ons geloof en vertrouwen geven dat mensen zelf dingen in handen nemen naar hun gezin en op maatschappelijk vlak. Verder denken we dat de begeleidingsrelatie gebouwd wordt op respect voor waardigheid en keuzes van de gezinsleden, positieve waardering, een grote betrokkenheid en een professionele ingesteldheid. Het werkkader: Wij bieden begeleiding, hoofdzakelijk vanuit een systemisch kader, aangevuld met belangrijke denkpistes uit andere theoretische kaders, zoals leertheorie, communicatie, contextuele, ontwikkelingspsychologie… Wij passen dit toe vanuit de vragen van de cliënten in functie van ons mandaat en de doelstellingen van de organisatie. In tegenstelling tot een therapeutisch werkkader kunnen wij geen garanties bieden naar het volledig doorwerken van een persoonlijke problematiek. Wij kunnen wel een aanbod doen om met de mensen te kijken waar ze hiermee geholpen kunnen worden en hoe ze met bv. een moeilijk verleden verder kunnen leren leven. Ook deze vorm van begeleiden leidt vaak tot therapeutische effecten. Het handelingsplan en de evolutieverslagen, waarin doelen en werking duidelijk beschreven worden, worden zoveel mogelijk samen met het gezin gemaakt en gedragen doorheen het begeleidingsproces. Verslaggeving maakt, samen met administratieve gegevens deel uit van het dossier, dat kan geconsulteerd worden door betrokken gezinsleden. Operationele doelstellingen, middelen en methodieken: Gezinnen worden aangemeld met allerlei moeilijkheden, in een soms heel complexe samenstelling en met vaak een lange voorgeschiedenis. Om een weg te vinden in en uit de veelheid aan moeilijkheden, hanteren we als werkkader vijf belangrijke gezinstaken, vijf werkdomeinen, waarrond elk gezin zich organiseert. I. Op vlak van communicatie en omgangsvormen zijn onze concrete doelstellingen : • verhogen en verbeteren van de interacties ; • het installeren en verduidelijken van de gezinsstructuur ; • het installeren van de ouderlijke gezagslijn. Deze doelstellingen willen we realiseren door interventies, zowel naar het gezin, het individu als naar de verschillende subsystemen. Binnen de communicatie oefenen we rond: het nemen en ontvangen van initiatieven, samen praten, leren overleggen, omgaan met conflict, leiding geven. We werken o.a. met beelden (videohometraining), gesprekstechnische tussenkomsten en de begeleider als model.
pagina 185 van 233
Om de gezinsstructuur helder te krijgen, werken we rond positionering, erkenning, rolneming, perspectiefneming... We gebruiken hiervoor het genogram, de gezinskaart, beeldopnames...We trachten mensen duidelijk aan te spreken in hun positie en zelf attent te zijn op het afgrenzen van thema's en het inbrengen van normen. Om ouders in hun ouderlijke positie te plaatsen, helpen we hen met het geven van erkenning aan kinderen, goed te observeren, het stellen van grenzen, maken van afspraken, het uitspreken van verwachtingen, problem-solving...We maken gebruik van beeldopnames, het genogram, modelleren, gedragsregistratie, beloningssystemen... II. Op het terrein van het dagelijks leven hanteren we volgende concrete doelstellingen : 1. het opbouwen, handhaven of verbeteren van materiële voorwaarden ; 2. het opbouwen, handhaven of verbeteren van de organisatie en structuur van het dagelijks leven. Hiertoe interveniëren wij enerzijds op het vlak van huisvesting, verwerven van inkomsten, uitgaven, voeding, kleding..., anderzijds werken we met het gezin aan huisregels, dagstructuur en het managen van een huishouden. III. Om de groeikansen van elk individueel kind zo maximaal mogelijk te krijgen, concretiseren we dit in volgende twee doelstellingen: 1. opbouwen, handhaven of verbeteren van de opvoedingsomgeving ; 2. ruimte voor "het zijn", de ontplooiing en de ontwikkeling van de kinderen (nu en in de toekomst). Met opvoedingsomgeving bedoelen we niet louter het gezin, maar ook scholen, vrije tijd, kampen, opvang... Verder trachten we per kind zicht te houden op volgende ontwikkelingsdomeinen: gezondheid, cognitieve ontwikkeling, identiteit, band met eigen gezin en ruimere omgeving, sociaal voorkomen, emotionele en gedragsontwikkeling, en zelfredzaamheid. IV. Ook voor de ouders is het belangrijk maximale groeikansen te krijgen. Hiertoe stellen we ons volgende concrete doelstellingen : 1. hen versterken in hun ouderlijke taken ; 2. ruimte voor "het zijn", de ontplooiing en ontwikkeling van de volwassenen... We werken met de ouderfiguren rond het opnemen van verantwoordelijkheid, samen dingen doen, het installeren van de gezagslijn e.d.m... Verder hebben we oog voor hun psychische en fysische gezondheid, en tewerkstelling. V. Integratie in de buurt, goede contacten met school en gebruik maken van maatschappelijke dienstverlening, zijn opdrachten waar elk gezin mee te maken heeft. De concrete doelstellingen op dit terrein zijn: • opbouwen, handhaven of verbeteren van interacties ; • installeren en verduidelijken van de omgevings- en maatschappelijke structuur. Samen met de gezinsleden oefenen we de omgang met de verschillende maatschappelijke systemen. Anderzijds bekijken we ook de positionering van het gezin tot de maatschappelijke instellingen en trachten we te werken naar wederzijdse erkenning en rolneming. Teamwerking: Om het begeleidingswerk in de geest van het profiel uit te voeren moet het voor de begeleider mogelijk zijn om autonoom te beslissen en te handelen op de werkvloer. Het individueel werken, het afwegen van eigen ideeën t.a.v. die van het gezin, van verschillende belangen van ouders tegenover kinderen, van keuzes in het begeleidingsproces enz. vragen dan ook een ruimere toetsing in het team. Van de begeleider wordt verwacht dat hij reflecteert op zijn begeleidingen en tracht gepland en strategisch te werken. Bespreking van de begeleiding op de teamvergadering, laat toe dat er verdiepend en verruimend kan gewerkt worden en dat de individuele begeleider de nodige ondersteuning krijgt. De begeleider brengt met vaste regelmaat zijn gezinnen in, vanuit de vragen die hem bezig houden. Regelmatige cliëntbesprekingen met het team, individuele werkbesprekingen en het nalezen van verslagen hebben ook tot doel de teamverantwoordelijke op de hoogte te houden van de evoluties, over kanalen te beschikken voor de werkopvolging van de teamleden en hem toe te laten verantwoording voor
pagina 186 van 233
de lopende begeleidingen af te leggen tegenover de organisatie, die de begeleidingen formeel krijgt toevertrouwd. Naast de zorg om de cliënten, zitten de begeleiders en de teamverantwoordelijke regelmatig samen om de inhoudelijke werking en het teamfunctioneren te evalueren, bij te sturen en waar nodig nieuwe initiatieven te ontwikkelen. En tenslotte komt het team 1x per maand samen om uit te wisselen rond beleid, vorming, informatie, structurele problemen en andere niet-cliëntgebonden activiteiten. Blijvende bijscholing en vorming vormen de garanties om aandachtig en zorgvuldig te blijven werken. Indien nodig kan er beroep gedaan worden op de onderhoudsman voor logistieke ondersteuning naar de gezinnen. Het secretariaat ondersteunt de teammedewerkers vanuit hun opdrachten. GEZINSGERICHT EN EMANCIPATORISCH WERKEN Thuisbegeleiding gaat uit van ieders fundamenteel recht om zijn leven en welzijn te bepalen in de mate dat daardoor hetzelfde recht van anderen niet geschonden wordt. We gaan ook uit van ieders recht op hulpverlening als hij/ zij in de problemen komt en zijn leven niet meer volgens wens kan uitbouwen. Dit belet niet dat we beseffen dat net de mensen uit onze doelgroep degene zijn die dit recht om een eigen leven uit te bouwen en de hulp die ze hierbij nodig hebben, moeilijk kunnen waarmaken. Het zijn namelijk deze mensen die onvoldoende gedragen worden door de maatschappij zoals die op dit ogenblik georganiseerd is. De problemen waarmee onze doelgroep te kampen heeft, hangen namelijk nauw samen met de maatschappelijke context waarin zij leven: kansarmoede, gebrekkige opleiding, chronische werkloosheid en andere uitsluitingsmechanismen zijn hun deel. Wij vinden het onze opdracht om de overheid hier blijvend attent op te maken en tekorten te signaleren. Anderzijds zien we het ook als een maatschappelijke opdracht dat voor deze doelgroep hulpverlening georganiseerd wordt en dat hiertoe middelen ter beschikking gesteld worden. Ook voor deze mensen gaan we uit van een fundamenteel recht op hulpverlening, vanuit onze visie dat deze gezinnen, mits ondersteuning, hun opvoedingsverantwoordelijkheid terug willen opnemen. Om die ondersteuning maximaal te kunnen aanbieden, organiseren wij ons binnen de bijzondere jeugdbijstand en situeert de hulpverlening zich op de tweede lijn. Dit is de garantie die we bedoelen in onze missie. Dit houdt in dat, als de verwijzer oordeelt dat het gezin binnen het bestaande algemene hulpverleningscircuit onvoldoende antwoorden op hun vragen kan vinden, hij naar ons kan doorverwijzen. Begeleidingsplicht biedt mee een garantie om geen uitsluiting binnen hulpverlening te krijgen. We werken zowel binnen de vrijwillige als binnen de gedwongen hulpverlening. De context van de begeleiding is minstens het drieluik gezin – verwijzer – begeleider, wat telkens betekent dat deze drie partijen regelmatig in wederzijds overleg gaan. De verwijzer heeft hier de rol van maatschappelijke opdrachtgever. Hij wordt via handelingsplan en zesmaandelijkse verslaggeving op de hoogte gehouden. Hij neemt uiteindelijk, steeds na overleg, de beslissing rond start en stopzetting van de begeleiding. Als Thuisbegeleiders hebben wij tevens de opdracht aan te sluiten op de hulpvraag van het gezin, die verwijst naar een reële nood op vlak van het persoonlijk gezins- en / of maatschappelijk functioneren. In onze gezinsbesprekingen trachten we deze concrete vragen steeds te plaatsen in een breder maatschappelijk perspectief om op die manier ook hun maatschappelijke weerbaarheid te verhogen. We bekijken de gezinsleden als partners in het hulpverleningsproces, die zelf mee richting geven aan de uitbouw van hun gezinsleven en aan de deelname op maatschappelijk vlak. Om het gezinsperspectief goed te kunnen aanvoelen, trachten we om dicht bij de mensen te staan en proberen we, vanuit hun belevingen en ervaringen, veranderingen op te zetten. Dit wordt mogelijk door het feit dat we aan huis komen en intensief aanwezig zijn. Deze krachtige aanwezigheid vormt vaak de bron en de aanzet om veranderingen op te zetten. Dit vraagt tegelijkertijd een zorgvuldige ethische opstelling van de begeleider (zie verder teamwerking). Ook de grote maatschappelijke kwetsbaarheid van onze gezinnen noopt ons tot een ethische opstelling waarbij we in onze overwegingen steeds dienen uit te gaan van de groeikansen en de belangen van onze gezinnen. Dit is niet zo eenvoudig omdat we soms tegenstrijdige belangen moeten afwegen t.a.v. ouders, kinderen, maatschappelijke normen en waarden en onze eigen belangen als hulpverlener.
pagina 187 van 233
Om deze ethische grondhouding vorm te geven, werkten we op het CAB een code uit voor jongeren, gezinnen en hulpverleners, gebaseerd op het Minoriusproject (vertaling van kinder- en jongerenrechten binnen de BJB), waarin we trachten de kinder-, mensen- en cliëntenrechten te respecteren. We zoeken verder, in het kader van participatie, naar kanalen waarlangs de gezinnen kunnen bijdragen tot en een plaats krijgen in de uitbouw van onze werking. Elementen hierin zijn het duidelijk en correct informeren van cliënten, hen betrekken in de uitbouw van het eigen hulpverleningsproces, inzage verlenen in het dossier, garanties uitbouwen voor het respecteren van de privacy van de cliënten en het beroepsgeheim, het creëren van instrumenten voor cliëntenbevraging en zoeken naar wegen van directe participatie aan de uitbouw van het centrum. OVERLEG, SAMENWERKING, BIJSTURING Het intern overleg heeft de bedoeling alle medewerkers zoveel mogelijk te betrekken. Dit krijgt op het niveau van de organisatie gestalte via drie kanalen. Vooreerst is er de ad valvas uitgehangen “weekkalender”. Ieder kan er zijn extra activiteiten laten op noteren. Verder staat er alles op te lezen wat aan evenementen of opdrachten die week aan de orde is. Ten tweede is er maandelijks per werkvorm één team gewijd aan niet-cliëntgebonden activiteiten waarin er een forum is om over diverse onderwerpen van gedachte te wisselen, beslissingen voor te bereiden of te nemen. Tenslotte kan voor gemeenschappelijke onderwerpen, die van belang zijn voor de ganse groep, ad hoc de “grote vergadering” samengeroepen worden. De RvB nodigt de eindverantwoordelijke, de teamverantwoordelijken en een waarnemend personeelslid uit naar de maandelijkse vergadering. Een aantal werkgroepen, zowel binnen TB als overstijgend, komen regelmatig samen om elementen van de globale werking van het CAB op te volgen of bij te sturen. En tenslotte komen de verantwoordelijken van de beide geledingen wekelijks samen met de eindverantwoordelijke om tot een goede informatieoverdracht en - uitwisseling te komen. Bij extern overleg denken we in de eerste plaats aan de overeenkomst tussen verwijzer, gezin en begeleider om de hulpverleningsopdracht mogelijk te maken. Deze overeenkomst legt het werkdoel zo concreet mogelijk vast en garandeert een voortdurende bevraging en bijsturing. We treden ook in overleg met andere betrokken hulpverleners of belangrijke derden. Anderzijds vinden wij het belangrijk om zicht te blijven houden op evoluties in de bredere hulpverleningswereld en waar mogelijk en wenselijk in functie van de eigen werking en de doelgroep, deel te nemen aan vorming en kanalen van beleidsvorming en beleidsbeïnvloeding. Thuisbegeleiding participeert dan ook in diverse overleg- en bestuursvergaderingen. Wij trachten samen te werken en uit te wisselen met andere organisaties en zo betere hulpverleningsmogelijkheden voor onze cliënten uit te bouwen. In die zin kunnen samenwerkingsverbanden afgesloten worden met andere voorzieningen, zowel binnen als buiten de Bijzondere Jeugdbijstand, zoals bv: het samenwerkingsakkoord met een instelling van Kind en Gezin, met een school i.v.m. stages, .... De eindverantwoordelijke coördineert overkoepelend overleg en beleid. Thuisbegeleiding is gericht op een voortdurende evaluatie, bijsturing en verbetering van de werking, in het kader van wijzigende noden van de doelgroepen. Naast de reeds genoemde overleg- en toetsingsmomenten in de concrete begeleidingen, wordt hiertoe jaarlijks een denkdag en, om het anderhalf jaar, een evaluatieweek- end voorzien. Daarnaast zijn registratie en rapportering in het jaarverslag waardevolle en noodzakelijke instrumenten in de evaluatie en bijsturing van onze werking. Wij hechten in dit kader ook groot belang aan voortdurende bijscholing en regelmatige evaluatie van alle medewerkers.
pagina 188 van 233
BIJLAGE 14:
III.
Pedagogisch profiel Centrum voor Ambulante Begeleiding – Begeleid Zelfstandig Wonen
ORGANISATORISCHE ASPECTEN
REGIONALE INPLANTING Het gebouw, een oud herenhuis dat ook vroeger als winkel heeft dienst gedaan. is gevestigd in een drukke straat in de negentiende eeuwse gordel van de stad, op twee kilometer van het stadscentrum. De bereikbaarheid, al of niet met het openbaar vervoer, vormt voor cliënten geen probleem. De vestigingsplaats ligt in het midden van het arrondissement Gent-Eeklo, dat ons operationeel terrein vormt. De begeleidingscontacten ten huize van de cliënten vinden in de regel plaats op afspraak. Ook wanneer gesprekken elders, of op de dienst gepland worden, zal dit meestal na onderlinge afspraak gebeuren. De begeleiders streven een maximale flexibiliteit na bij het maken van hun afspraken. Bij het plannen van begeleidingscontacten wordt rekening gehouden met de activiteiten en aanwezigheden van de cliënten waardoor nogal wat contacten plaatsvinden buiten de kantooruren. Anderzijds is de beschikbaarheid van de begeleider niet onvoorwaardelijk : we werken vooral tijdens de week en richten ons op regelmatige contacten (waarbij van cliënten verwacht wordt dat zij zich aan de afspraken houden). Jongeren kunnen ook zelf initiatief nemen om de begeleider te bereiken op het CAB. Er wordt onthaal en telefonische permanentie voorzien op werkdagen. Als een cliënt contact opneemt met het CAB terwijl de begeleider afwezig is, dan zal de onthaalverantwoordelijke de begeleider op de hoogte brengen. Er wordt op de eerste plaats van de begeleider verwacht dat hij zijn afspraken stipt nakomt of er minstens zorg voor draagt deze zo min mogelijk te verplaatsen of af te zeggen. Bij afwezigheid van de vaste begeleider (ziekte of verlof), geldt een overnameregeling in de mate van het mogelijke door teamleden die de cliëntsituatie vanuit de teambesprekingen en het dossier voldoende kennen. In het dossier zijn de nota’s zo gestructureerd dat de overnemer er voldoende aanwijzingen kan in vinden. I.f.v. gebruikersgerichtheid hecht het C.A.B. veel belang aan een goed onthaal van cliënten en andere betrokkenen. Tijdens de openingsuren (permanentie-uren) geldt een open-deur-systeem : cliënten kunnen binnenkomen zonder aanbellen en zij worden ontvangen in de permanentieruimte die speciaal voor de onthaalfunctie is ingericht. Volgende openingstijden zijn voorzien : van maandag tot donderdag telkens van 10.00 - 12.00 en van 13.30 - 17.30 uur. Op vrijdag tot 15.30 uur (in totaal 28 uren per week). Wij hebben ervoor geopteerd een vaste onthaalmedewerker of vaste onthaalverantwoordelijke aan te stellen. Deze is steeds aanwezig in de permanentieruimte tijdens de openingsuren en vormt het vaste aanspreekpunt voor wie het C.A.B. van buitenaf wil bereiken. De functiebeschrijving van de onthaalmedewerker bevindt zich eveneens in dit handboek. Daarnaast bestaat een beurtrol voor schaduwpermanentie. In geval de vaste onthaalmedewerker afwezig is, moet deze kunnen vervangen worden door een andere medewerker. Elke begeleider en secretariaatsmedewerker heeft wekelijks een moment van twee uur die hij/zij vast op het Centrum aanwezig is en desgevallend voor onthaal kan inspringen. Voor begeleiders kleeft aan deze werkwijze tevens het voordeel vast, dat zij hun vast schaduwmoment kunnen meedelen aan cliënten en andere betrokkenen. Dit vergroot en garandeert hun bereikbaarheid / beschikbaarheid. SITUERING VAN DE VOORZIENING IN DE ORGANISATIE WAARVAN DE VOORZIENING DEEL UITMAAKT Het Begeleid Zelfstandig Wonen maakt deel uit van vzw Centrum voor Ambulante Begeleiding. Het Centrum organiseert naast BZW ook de werkvorm Thuisbegeleiding en het Leeproject voor minderjarige plegers van een als misdrijf omschreven feit.
pagina 189 van 233
Organigram :
Algemene Vergadering Raad van Bestuur Eindverantwoordelijke
Werkvorm
Werkvorm
BEGELEID ZELFSTANDIG WONEN
THUISBEGELEIDING
LEERPROJECT voor minderjarige plegers van een als misdrijf omschreven feit
ONDERSTEUNEND PERSONEEL - secretariaat - onthaal - onderhoud
Het CAB is intern formeel gestructureerd zoals dat voor een vzw wettelijk voorzien is. Het hoogste orgaan is de Algemene Vergadering, die de leden van de Raad van Bestuur (RvB) verkiest en de werking van de RvB jaarlijks evalueert. Het CAB plaatst beide werkvormen (BZW en TB) in het organigram op gelijk niveau. De uitgangsprincipes voor de werking en hulpverlening (de basisvisie) is voor beiden dezelfde. Er zijn een aantal verschillen voor wat betreft de concrete uitwerking, om zo recht te doen aan de eigenheid van beide werkvormen. Er is een hiërarchische structuur i.f.v. de duidelijkheid van ieders verantwoordelijkheden en bevoegdheden zie functiebeschrijvingen). Daarbinnen wordt, voor zover de bevoegdheden reiken, maximaal beroep gedaan op ieders verantwoordelijkheid. Daarnaast streven we een participatief beleid na. Medewerkers worden geacht ook op halflange en lange termijn mee te denken over en mee te werken aan de strategische doelstellingen van de organisatie en de middelen die daartoe worden ingezet. Om dit te realiseren zijn communicatie en overleg tussen de aangrenzende niveaus de meest geschikte kanalen. Vanuit een hoger niveau kunnen medewerkers steeds op (de wijze van uitvoeren van) hun opdrachten aangesproken worden. Omgekeerd kan elke medewerker steeds naar de verantwoording vragen van genomen beslissingen. ACCOMMODATIE Huisvesting en infrastructuur zijn, in vergelijking met een residentiële of semi-residentiële voorziening, ongetwijfeld van minder belang voor een kwaliteitsvolle hulp- en dienstverlening in een ambulante setting. Niettemin verdienen beide aspecten de nodige aandacht omdat zij een zichtbaar en tastbaar element zijn van hoe wij ons aan gebruikers en buitenwereld presenteren. Het nog steeds bestaande uitstalraam aan de voorgevel stelt ons in staat het uitzicht naar buiten regelmatig bij te kleuren. In functie van de brandveiligheid is er een alarminstallatie met rook- en gasdetectie. Er zijn twee vergaderzalen, een grotere en een kleinere, waar teamvergaderingen en andere bijeenkomsten kunnen plaatsvinden. Ook cliënten kunnen er ontvangen worden. Voor het pedagogisch-administratief werk beschikken de begeleiders over een aantal bureaus, waar zij met twee, soms met drie, samen zitten. Dit kan ondersteunend zijn naar elkaar toe, terwijl de “buitendienst” ervoor zorgt dat het er ook niet te druk wordt. Het C.A.B. probeert gebruik te maken van de moderne communicatietechnologie. Naast een telefoonbeantwoorder en faxtoestel, kan iedereen zich bedienen van de internet en e-mail aansluiting. Er zijn zeven computers op het netwerk aangesloten, waarbij één gedeelde schijf de onderlinge toegankelijkheid vergemakkelijkt.
pagina 190 van 233
Belangrijker dan bij een residentie of een dagcentrum is de mobiliteit van de begeleider. Hoewel elke begeleider geacht wordt over een eigen wagen te kunnen beschikken, heeft de dienst ook twee wagens. Eén is vooral geschikt voor lichte vracht, de andere voor personenvervoer. Tenslotte vinden wij dat de infrastructuur ook moet bijdragen tot personeelszorg. Er is een kleine keuken ingericht waar thee, koffie en verse soep bereid worden voor de pauzes en het middagmaal. Er is ook een frisdrankenautomaat. In de zomermaanden kan een goed onderhouden tuin voor enige verpozing zorgen tijdens de pauzes. PERSONEELSFORMATIE EN KWALIFICATIES Naam Functie Kwalificatie Dirk Meulyzer Directeur Lic. psychologie Raf De Mulder Ped. verantw. Lic criminologie Sandrine Lippens Begeleider Maatsch Ass. Sandrine Lippens Begeleider Dir Sofie Boesman Begeleider Lic. criminologie Sofie Boesman Begeleider Lic. criminologie Katrien De Duytsche Begeleider Lic. criminologie Maarten Floré Begeleider Lic. orthoped. Nadia Lauwers Begeleider Gegrad. orthoped. Sofie Rochtus Begeleider Lic. psychologie Nancy Cooman Onderhoud Niveau A3 Alain De Roo Adm. bediende Niveau A2 Marleen De Ruyte Adm. bediende Niveau A2 Chantal Deyne Adm. bediende Niveau A1 Kücük Selma Adm. bediende Niveau A2 Carine Galens Onderhoud Niveau A3 Veerle Scheir Adm. bediende Niveau A2
IV.
Jobtime 50 % 100 % 50 % 50 % 42 % 50 % 50 % 50 % 100 % 100 % 25 % 50 % 50 % 37 % 25 % 25 % 25 %
Subsidiëring Fonds JW Fonds JW Fonds JW Fonds JW Sociale Maribel Fonds JW Fonds JW Fonds JW Fonds JW Fonds JW Fonds JW Fonds JW Fonds JW Fonds JW Fonds JW Fonds JW Fonds JW
INHOUDELIJKE EN METHODOLOGISCHE ASPECTEN
MISSIE Het Begeleid Wonen van het Centrum voor Ambulante Begeleiding (CAB), wil geëngageerde, professionele, ambulante, en op zelfstandigheid gerichte hulpverlening bieden en helpen garanderen aan de meest kwetsbare jongeren opdat zij zich verder kunnen ontplooien. DOELGROEP Begeleid Zelfstandig Wonen biedt een intensieve ambulante begeleiding aan jongeren vanaf 17 tot maximaal 21 jaar, die in het kader van de Bijzondere Jeugdbijstand naar ons worden verwezen door het Comité voor Bijzondere Jeugdzorg, de Jeugdrechtbank of de Toegangspoort binnen het pilootproject Integrale Jeugdhulp Gent-Meetjesland. We richten ons op jongeren die een begeleiding behoeven die zich toelegt op het verhogen van hun zelfstandigheid, zowel materieel- praktisch als psycho-sociaal. Het betreft meestal jongeren die alleen (gaan) wonen maar ook jongeren in andere leefsituaties kunnen door onze dienst intensief ambulant begeleid worden. We denken aan jongeren die nog thuis of elders wonen voor zover minstens bij één van de partijen een wens is dat de jongere binnen afzienbare tijd gaat zelfstandig wonen, jongeren die samenwonen met een partner of een vriend, jonge ouders met hun kindje. De begeleiding focust zich op de jongere, maar betrekt leden van het netwerk van de jongere in functie van de verder geschetste doelstellingen. Heel wat jongeren hebben nood aan ondersteuning als ze op jonge leeftijd ervoor kiezen, moeten kiezen of ertoe gedwongen worden om zelfstandig te gaan leven. Dit is des te meer het geval in een complexe samenleving als de onze en als steunfiguren beperkt zijn of ontbreken. De hoger genoemde verwijzers bepalen welke van deze jongeren in aanmerking komen voor begeleid zelfstandig wonen en verwijzen door. Wij nemen alle jongeren op die verwezen worden. Op die manier
pagina 191 van 233
garanderen we hulpverlening aan de meest kwetsbare jongeren. Voor jongeren die absoluut niet wensen zelfstandig te worden, jongeren met een acute psychiatrische problematiek en harddrugverslaafden moeten we vaak werken met beperkte doelstellingen. De begeleiding probeert dan vooral het probleembewustzijn bij de jongeren te verhogen en ze te motiveren tot en door te verwijzen naar andere gespecialiseerde hulpverlening. DOELSTELLINGEN Met het begeleid zelfstandig wonen willen we een hulpverlening realiseren die erop gericht is dat de jongere zich kan handhaven en een plaats kan verwerven in de samenleving die voor hem aanvaardbaar is. Belangrijk is dat ernaar gestreefd wordt dat de jongere voldoende autonoom leert functioneren. Dit betekent dat hij de verantwoordelijkheid voor zijn leven zelf in handen neemt, zich praktisch uit de slag weet te trekken en een emotioneel evenwicht verwerft. Tegelijkertijd met deze autonomie is het belangrijk dat we ernaar streven dat de jongere een plaats verwerft binnen een netwerk van mensen om zich heen. Het is duidelijk dat de mogelijkheden en grenzen van de jongere, de verwachtingen van en de steunpunten in zijn directe omgeving, alsook de kansen en de grenzen van uit de bredere samenleving hierbij een rol spelen. Omdat de problematische situaties waarin onze cliënten terechtkomen ook te maken hebben met maatschappelijke factoren, rekenen we het tot onze taak mee te werken aan het verbeteren van de maatschappelijke context waarbinnen de problemen gestalte krijgen, minstens door het signaleren van structurele belemmeringen aan de bevoegde diensten en overheden. We kunnen dus drie strategische doelstellingen onderscheiden, die we, verwijzend naar de bovenstaande toelichting, als volgt kunnen formuleren: 1. De jongere kan zo veel mogelijk autonoom functioneren. 2. De jongere verwerft een plaats binnen een netwerk van mensen om zich heen. 3. Aan de bevoegde diensten en overheden worden maatschappelijke problemen en belemmeringen waar de jongeren mee te maken hebben gesignaleerd. PEDAGOGISCH CONCEPT Begeleidingsrelatie, vorm en inhoud. De begeleiding van een jongere wordt toegewezen aan een individuele begeleider, die in overleg en samenspraak met het team de individuele begeleidingsrelatie met de jongere uitbouwt. De relatie tussen de begeleider en de jongere is één van de pijlers van onze werking. We gaan uit van de uniciteit van elke menselijke persoon. De begeleider toont een warme belangstelling voor de jongere, zijn leefwereld en zijn activiteiten. Met deze jongere gaat de begeleider op weg. De begeleider tracht voorspelbaar en betrouwbaar te zijn. De begeleider zoekt naar een evenwicht tussen enerzijds nabij zijn om zicht te krijgen op de verschillende aspecten van het functioneren van de jongere en anderzijds voldoende professionele afstand bewaren. Zo probeert de begeleider een relatie op te bouwen waarin zeer veel op een veilige manier kan ter sprake komen. Hij zal de begeleidingsrelatie steeds blijven kaderen in de hulpverleningsopdracht en de samenwerking met de verwijzer. De begeleider zal in wat hij hoort en antwoordt steeds uitgaan van de groeikansen van de jongere. Hij vertrekt daarbij van de mogelijkheden van de jongere. De jongere wordt aangezet om zelf taken op te nemen, en zijn weg te zoeken. Soms zal de begeleider met de jongere samen taken opnemen als dat nodig is. We gaan uit van het idee van “maximale verantwoordelijkheid”: wat de jongere zelf kan, doet hij zelf. De begeleider zal de jongere informeren over de te verwachten of mogelijke gevolgen van de beslissingen en acties die de jongere neemt. Begeleid Zelfstandig Wonen is altijd een begeleid leren en groeien vanuit ervaring. Naast de ervaringen die het dagelijks leven aanbiedt, kunnen vanuit de begeleiding momenten van ervaringsleren worden aangeboden die dit leerproces voeden en versterken. Binnen het CAB bestaat de ruimte en de mogelijkheid om waar nodig de 1-1-begeleidingsrelatie te overstijgen. Een tweede medewerker kan in een begeleiding deeltaken opnemen, er kunnen groepsactiviteiten aangeboden worden. De klusjesman kan ingeschakeld worden om met jongeren klussen in huis op te knappen, en daarbij de jongere een aantal vaardigheden te leren. Waar meerdere medewerkers betrokken worden in één begeleiding, blijft de relatie individuele begeleider – jongere toch de rode draad doorheen het gebeuren.
pagina 192 van 233
Begeleidingsrelatie : context De begeleider blijft oog houden voor de omgeving van de jongere, en brengt deze ter sprake binnen de begeleidingsrelatie. Waar wenselijk houdt de begeleider ook contact met die omgeving: ouders, familie, lief, werkgever, vrienden,… Ook in deze contacten is zijn zorg het vrijwaren en maximaliseren van de groeikansen van de jongere. We zijn ervan overtuigd dat het opbouwen en onderhouden van een stevig ondersteunend netwerk een hulpbron is in de groei van de jongere. Dit geloof brengen we ook in communicatie met de jongere. De begeleider blijft zich steeds bewust van het tijdelijk karakter van de begeleidingsrelatie, en brengt dit ook ter sprake binnen zijn contacten met de jongere. Begeleidingsrelatie : verloop De begeleiding start vanuit een aanmeldingsvraag en hulpverleningsprogramma dat de verwijzer in overleg met de jongere opstelde. In de eerste begeleidingscontacten zal breed bevraagd en geobserveerd worden wat de hulpvragen van de jongere zijn, maar ook wat zijn mogelijkheden en zijn aanwezige en potentiële hulpbronnen zijn. Alle aspecten van het functioneren van de jongere en zijn leefomgeving kunnen aan bod komen. Samen met de jongere kijken we hoe hij verder kan groeien. Dit alles vindt zijn neerslag in een hulpverleningsvoorstel dat zo veel als mogelijk samen met de jongere wordt opgesteld of minstens besproken, en in communicatie gebracht wordt met de verwijzer. De begeleiding verloopt gefaseerd: de inbreng en sturing van de begeleiding zal gaandeweg afnemen en ruimte maken voor eigen groei en initiatieven van de jongere. Na een observatiefase van één maand volgen een werkfase, een zelfwerkfase en een afbouwfase. Naargelang de begeleiding zal deze fasering meer of minder expliciet zijn. In de loop van de begeleiding evalueren begeleider en jongere, onder meer door middel van samen opgebouwde evolutieverslagen, welke stappen al gezet werden, en hoe verder kan gewerkt worden. Elke beslissing rond het verder zetten of stoppen van de begeleiding wordt genomen in overleg met de verwijzer. De begeleidingen worden regelmatig besproken op team, waarbij de begeleider feedback krijgt en desgevallend wordt bijgestuurd door zijn collega’s. Samenwerking en overleg op het niveau van de cliënt Soms hebben onze jongeren contacten met andere hulpverleners naast het CAB en de verwijzers. In de begeleiding zal daarmee bewust worden omgegaan. Dit kan gaan van een samen afspraken maken, elkaar op de hoogte houden van stappen in het hulpverleningsproces tot een bewust respecteren van elkaars autonomie. Als het nodig is om een jongere door te verwijzen naar een andere dienst voor bijkomende of verdere begeleiding, dan wordt dat in een open sfeer met de jongere besproken. We trachten afspraken te maken wie wat doorgeeft, en houden daarbij ethische principes (respect voor privacy, participatie van cliënten) bewust voor ogen. Het werkkader Bij het opzetten van begeleidingen wordt uitgegaan van systeemtheoretische, contextuele en leertheoretische referentiekaders en beginselen. OPERATIONELE DOELSTELLINGEN, MIDDELEN EN METHODIEKEN. De hoger geformuleerde strategische doelstellingen worden opgesplitst in de volgende operationele doelstellingen. Deze doelstellingen zijn streefdoelen, die niet door alle jongeren zullen kunnen bereikt worden. Op basis van intakegegevens, het verloop van de begeleiding en in overleg met de jongeren zullen deze streefdoelen vertaald worden in realistische en geïndividualiseerde begeleidingsdoelstellingen. Daarbij zal ook niet steeds aan de verschillende doelstellingen tegelijkertijd kunnen gewerkt worden. Eerste strategische doelstelling: “De jongere kan zo veel mogelijk autonoom functioneren”. Operationele doelstellingen: De jongere weet waar hij terecht kan voor informatie en hulp bij zijn problemen en zijn vragen. (3-4)
pagina 193 van 233
De jongere heeft een goede woonst en komt zijn verplichtingen als huurder na (1-2-4-5-6-8) De jongere heeft een gezonde levensstijl (voeding, hygiëne, levensritme, seksualiteit, omgaan met genotmiddelen,…) en reageert gepast op gezondheidsproblemen als die zich voordoen. (1-4-5-6) De jongere is gericht op het legaal verwerven van voldoende inkomsten. (2-5-8) De jongere slaagt erin zo technisch te budgetteren en prioriteiten te leggen dat hij rondkomt met zijn geld, op langere termijn kan plannen en daarin zelf verantwoorde keuzes kan maken.(5-8) De jongere houdt zijn administratie in orde, zet daartoe de nodige stappen en bewaart zijn dossiers.(12-4-5-7-9) De jongere organiseert zijn dagelijks leven, plant daarin zijn huishoudelijke taken (koken, wassen en strijken, inkopen, onderhoud van de woonst) en zorgt dat ze regelmatig zijn uitgevoerd.(1-2-4-5) De jongere zoekt, vindt en behoudt een voor hemzelf gepaste en zinvolle dagbesteding (werk, opleiding, vrijetijdsbesteding).(3-6-7) De jongere weet zich gepast te gedragen in sociale situaties.(1-2-5-10) De jongere heeft een emotioneel evenwicht bereikt dat hem in staat stelt op een rustige en realistische manier om te gaan met problemen uit het verleden en in het heden en bewust te bouwen aan zijn toekomst.(6-7-10) Tweede strategische doelstelling: “De jongere verwerft een plaats binnen een netwerk van mensen om zich heen”. Operationele doelstellingen: De jongere slaagt erin een netwerk van mensen om zich heen op te bouwen en te behouden.(1-5-610-11) De jongere heeft zicht op zijn familiale geschiedenis, en slaagt erin gepast om te gaan met zijn ouders en/of familieleden.(6-10-11) De jongere is in staat een intieme relatie op te bouwen.(5-6-10-11) Derde strategische doelstelling: “Aan de bevoegde diensten en overheden worden maatschappelijke problemen en belemmeringen waar de jongeren mee te maken hebben gesignaleerd”. Operationele doelstelling: Maatschappelijke en structurele problemen die jongeren en hun gezinnen beletten in hun groei- en ontwikkelingskansen worden gedetecteerd.(12) Deze problemen worden aan de bevoegde diensten en overheden gesignaleerd.(12) Operationele middelen en methodieken Ten aanzien van verschillende operationele doelstellingen van de eerste en tweede strategische doelstelling. 1. Huisbezoeken 2. Participeren aan en modellen in de leefwereld van de jongeren door o.m. samen taken op te nemen (thuis en elders). 3. Het actief opzoeken van informatie m.b.t. ontwikkelingskansen voor de jongere(n), al dan niet samen met de jongere (opleidingsmogelijkheden, vrije tijdsbesteding, werk) 4. Het organiseren van een vormingsaanbod voor jongeren, intern en met verwijzingen naar externe vorming. 5. Het aanleren van allerlei vaardigheden op de verschillende domeinen van het begeleid zelfstandig wonen (gebaseerd op het competentiemodel). 6. Contacten met omgeving van de jongere in functie van de ontwikkelingskansen van de jongere. 7. Samenwerking met en doorverwijzing naar andere hulpverlening (OCMW, eerste lijn, GGZ) met duidelijke afspraken rond privacy, respect voor rechten van cliënten.
pagina 194 van 233
Ten aanzien van één of een beperkt aantal operationele doestellingen : 8. Het budgetsysteem, met geblokkeerde rekening, fasering, budgetplan, mogelijkheid tot individualisering. 9. Het aanbieden van een administratiemap die kan geïndividualiseerd worden. 10. Psycho-sociale begeleiding met verkenning van problemen, adviezen, hulp bij verwerking van (traumatische) ervaringen, relationele problematieken. 11. Het in kaart brengen van het netwerk rond de jongere, o.m. door middel van specifieke instrumenten (genogram, sociogram). Ten aanzien van de derde operationele doelstelling. 12. Intern maatschappelijke problemen detecteren en communiceren Extern de geëigende kanalen openhouden voor het signaleren van maatschappelijke problemen. Gezinsgericht en emancipatorisch werken Het Begeleid Zelfstandig Wonen gaat uit van ieders fundamenteel recht om zijn leven en welzijn te bepalen in de mate dat daardoor hetzelfde recht van anderen niet geschonden wordt. Ieder mens in een problematische situatie heeft het recht om geholpen te worden. De maatschappij heeft tot taak deze hulpverlening te organiseren en middelen ter beschikking te stellen. Mensen zijn actieve probleemoplossers met een eigen unieke betekenisverlening: zij hebben eigen opvattingen over hoe problemen dienen aangepakt te worden en voeren zelf actie in deze zin. Bij de jongeren die wij begeleiden zien we vaak op dit vlak een zoekproces, een formuleren van opvattingen die weer in twijfel worden getrokken, lang aarzelen, dan weer keuzes maken en acties ondernemen, maar soms ook die keuzes snel opnieuw in vraag stellen. Het is belangrijk deze fase te erkennen als een zinvol zoeken. De hulpverlener moet aansluiten bij de initiatieven van de jongeren en hun omgeving, de aanpak versterken of in goede banen leiden. De verantwoordelijkheid van de jongeren wordt vooropgesteld. Dit betekent dat de begeleiding de verantwoordelijkheid van de jongeren, ook van mensen in hun omgeving, zo weinig mogelijk overneemt bij het nemen van hun beslissingen of bij de acties die daarop aansluiten. Dit alles vraagt van de begeleiding een weloverwogen en correcte ethische opstelling. Begeleiding is steeds beïnvloeding en daarvoor draagt ook de begeleider de volle verantwoordelijkheid. Alleen een juiste ethische houding kan er garant voor staan dat de jongere ook zijn volle verantwoordelijkheid kan nemen, niet alleen ten aanzien van zichzelf maar ook ten aanzien van eventuele kinderen. Dit zal pas mogelijk zijn wanneer de begeleiding de cliënt of het cliëntsysteem voldoende informeert, alternatieve denksporen aanwijst en daadwerkelijk confronteert met de gevolgen – in de breedste zin van het woord – van de te nemen of de genomen beslissingen en de acties die daarmee samengaan. Een professioneel en geëngageerd opgebouwd begeleidingsproces, opgevolgd, gesteund en getoetst binnen de teamwerking, is hiertoe een basale conditie. In situaties waarin de fysieke en psychische integriteit van jongeren of hun kinderen ernstig gevaar lopen, zal zorgvuldig dienen afgewogen te worden welke stappen de begeleiding kan of moet nemen ten einde deze integriteit te vrijwaren met zo groot mogelijk respect voor het zelfbeschikkingsrecht van de jongeren. De grote maatschappelijke kwetsbaarheid van onze jongeren noopt ons tot de hoger geschetste zorgvuldige ethische opstelling. In onze overwegingen dient steeds uitgegaan te worden van de groeikansen en de belangen van onze jongeren. We vinden het daarom ook belangrijk om te zoeken naar kanalen waarlangs jongeren kunnen bijdragen tot en een plaats krijgen in de uitbouw van onze werking. Elementen hierin zijn een duidelijk en correct informeren van de cliënten onder meer door het hulpverleningsvoorstel bij aanmelding, hen betrekken bij de uitbouw van het eigen hulpverleningsproces, inzage verlenen in het dossier, garanties inbouwen voor een respecteren van de privacy van de cliënten, het creëren van instrumenten voor cliëntbevraging, een klachtenprocedure uitwerken en zoeken naar wegen om hen meer te betrekken bij de uitbouw van de werkvorm en van het CAB. Teamwerking Van de individuele begeleider wordt verwacht dat hij voortdurend reflecteert over zijn begeleidingen, en tracht gepland en strategisch te werken. De algemene begeleidingslijnen worden uitgewerkt op een teamvergadering. De begeleider geeft op het team aan of hij met de voorgestelde lijn, strategie, methode verder kan, (zo niet, dan zoeken we verder), en er wordt van hem verwacht dat hij die in praktijk brengt. Blijft dat het heel wat creativiteit en soepelheid vraagt om met soms vrij algemene lijnen in te spelen op
pagina 195 van 233
zeer concrete, vaak wisselende en onverwachte situaties waarin de begeleider autonoom dient te beslissen en te handelen. De begeleider krijgt een bijkomende ondersteuning onder de vorm van regelmatige individuele werkbesprekingen met de pedagogisch verantwoordelijke. Deze besprekingen hebben ook tot doel de PV op de hoogte te houden van de evoluties, en hem toe te laten de verantwoording voor de lopende begeleidingen af te leggen tegenover de organisatie, die de begeleidingen formeel krijgt toevertrouwd. Regelmatig zitten de begeleiders en de PV samen om de bestaande werking te evalueren, bij te sturen en waar nodig nieuwe initiatieven te ontwikkelen. Werkgroepen binnen BZW kunnen domeinen van de werking opvolgen, of nieuwe uitdagingen opnemen en een antwoord trachten uit te werken dat dan weer teruggekoppeld wordt aan de gehele begeleidersgroep. Voortdurende bijscholing en vorming staan garant om aandachtig en zorgvuldig te blijven werken. Indien nodig kan er beroep gedaan worden op de onderhoudsman voor logistieke ondersteuning naar de gezinnen. Het secretariaat ondersteunt de teamleden vanuit hun opdrachten. OVERLEG, SAMENWERKING, BIJSTURING. Het CAB hecht een groot belang aan intern en extern overleg. Door het intern overleg willen we trachten te bekomen dat de gehele werking zo veel mogelijk gedragen wordt door elk van de medewerkers. Daartoe is een goede informatieoverdracht tussen de verschillende geledingen en een grote betrokkenheid bij het uitbouwen van de werking nodig. Naast de reeds geschetste interne vergaderingen (teamvergadering, werkgroepen binnen BZW, Raad van bestuur) is er ook 2 à 3 x/jaar een gemeenschappelijk overleg (GOM) waaraan alle medewerkers deelnemen, en een evaluatieweekend (om het anderhalf jaar) waar bepaalde aspecten van de werking grondig worden geëvalueerd en aanzetten tot bijsturing worden gegeven. Een aantal werkgroepen overstijgen de werking van BZW, en worden onder de verantwoordelijkheid van de eindverantwoordelijke opgezet om elementen van de globale werking van het CAB op te volgen of bij te sturen. We vinden het belangrijk om zicht te blijven houden op evoluties in de bredere hulpverleningswereld en waar mogelijk en wenselijk in functie van de eigen werking en de doelgroep, deel te nemen aan kanalen van beleidsvorming en beleidsbeïnvloeding. Het CAB participeert dan ook in diverse overleg- en bestuursvergaderingen. Wij willen trachten samen te werken met andere organisaties en zo betere hulpverleningsmogelijkheden voor onze cliënten uitbouwen, en elkaars werking bevragen en bevruchten. In die zin kunnen samenwerkingsverbanden afgesloten worden met andere voorzieningen, zoals al gebeurde met voorzieningen in de Bijzondere Jeugdbijstand en in het Algemeen Welzijnswerk. De eindverantwoordelijke coördineert het extern overleg. BZW is gericht op een voortdurende evaluatie, bijsturing en verbetering van de werking. Naast de reeds genoemde overlegmomenten en de toetsingsmomenten in de concrete begeleidingen, zijn registratie, effectevaluatie en rapportering in het jaarverslag waardevolle en noodzakelijke instrumenten in de evaluatie en bijsturing van onze werking. We hechten in dit kader ook groot belang aan een voortdurende bijscholing en regelmatige evaluatie van de medewerkers.
pagina 196 van 233
BIJLAGE 15: Pedagogisch profiel Albezon (synthese) -
Organisatorische aspecten
Regionale inplanting Het secretariaat en de lokalen zijn gelegen in Gent. Verder hebben we een boerderij in Prévenchères (Cévennes, Frankrijk) en een huis en een studio in Schorisse (regio Vlaamse Ardennen). Actieradius • De onthemingsprojecten zijn toegankelijk voor alle comités bijzondere jeugdzorg en jeugdrechtbanken in het Vlaams Gewest. • De crisisprojecten kunnen georganiseerd worden voor gerechtelijke arrondissementen Gent, Oudenaarde, Dendermonde, Brugge en Kortrijk indien het om een residentiële begeleiding gaat en de arrondissementen Gent en Oudenaarde indien het om een ambulante of mobiele begeleiding gaat. • Binnen het crisisnetwerk jeugdhulp bereiken we de regio Gent-Eeklo-Deinze • De time-outs voor voorzieningen zijn bedoeld voor het gerechtelijk arrondissement Oudenaarde • De time-outs voor scholen richten zich naar de ganse provincie Oost-Vlaanderen, met uitzondering van de regio Waasland. Beschrijving van de deelnemende voorzieningen Individuele onthemingsprojecten Het project is er voor jongeren tussen 16 en 18 jaar uit de bijzondere jeugdbijstand. Het gaat om jongeren van wie men zegt dat ze binnen de huidige hulpverlening door de mazen van het net vallen. Ze zien voor zichzelf geen doel of perspectief, lopen steeds vast in hun school- en/of werksituatie, en zijn vanuit een reeks negatieve ervaringen in een neerwaartse spiraal terecht gekomen. De huidige begeleiding is vastgelopen en men kan geen weg meer op. De termijn bedraagt in principe 4 maand. Ofwel verblijft de jongere op de eigen boerderij in de Cévennes (Frankrijk), ofwel wordt samengewerkt met een gastenverblijf in het buitenland. Vanuit België wordt de context nauw betrokken bij het project. Crisisprojecten In het project trachten we voor jongeren, jongens en meisjes tussen 16 en 18 jaar, die dreigen vast te lopen in hun huidige 'leefsituatie', een eventuele (verdere) plaatsing te voorkomen. Deze doelstelling trachten we te realiseren door een gevarieerd en intensief hulpverleningsaanbod te doen. De termijn is in principe beperkt tot 3 weken tot 2 maanden, afhankelijk van een ambulante, residentiële of gemengde begeleiding. De jongere kan, indien mogelijk, tijdens de begeleiding thuis verblijven. Albezon vzw beschikt over een eigen crisiswoning en een aantal verblijfplaatsen met een specifieke omkadering en begeleiding. Daar gestreefd wordt naar het herstel van de thuissituatie, is het de bedoeling de jongere zo snel mogelijk opnieuw thuis te laten verblijven. Een ambulante begeleiding wordt dan ook vaak opgestart. Crisisbegeleiding binnen crisisnetwerk Gent-Meetjesland We richten ons tot jongeren tussen 12 en 18j en hun gezin die in de opvoedingscontext in een crisis zijn beland en die via een verwijzer (politie, school, huisarts…) bij het Crisisnetwerk Gent-Meetjesland terechtkomen. Onze taken hierin zijn vraagverheldering ter ondersteuning van de dispatching en hierna eventueel een mobiele crisisbegeleiding voor de jongere en de context. Time-out projecten voor jongeren uit het secundair onderwijs Leerlingen die onvoldoende functioneren binnen hun opleiding (met zeer diverse achterliggende problematieken) en waarbij schooluitval een mogelijk gevolg kan zijn. In deze situaties is ondersteuning door een externe partner aangewezen. Het project betreft het uitwerken van een kort intensief traject van maximum 5 schooldagen als antwoord op de problematiek die zich binnen de school stelt. Time-out projecten voor jongeren binnen een voorziening bijzondere jeugdzorg Voor jongeren van alle leeftijden en hun context bij wie de begeleiding in een impasse is geraakt en er onvoldoende perspectief is op verbetering binnen korte termijn. De doelstelling is het deblokkeren, zodat de lopende hulpverlening kan verder gezet worden. Het betreft een intensieve begeleiding gedurende een af te spreken, relevante, periode.
pagina 197 van 233
Accommodatie Voor onze werking beschikken we over volgende lokalen: 3. een secretariaat, gelegen te Kiekenstraat 4b, 9000 Gent 4. vormingslokalen, ateliers en gespreksruimtes in Gent 5. een boerderij (Mas d'Albezon) met afzonderlijke studio voor de jongeren in de Cévennes te Frankrijk 6. een huis met verblijfsmogelijkheden voor een gezin te Schorisse 7. een afzonderlijke studio voor een jongere te Schorisse 8. verder kunnen we structureel beroep doen op meerdere gastgezinnen en -locaties, zowel voor verblijf als dagbesteding, zowel in België als in Frankrijk. Personeelsformatie en kwalificaties Naam
Functie
Kwalificatie
Jobtime
Subsidiëring
Johan Vekeman
Algemeen coördinator
A1
80%
Agentschap jongerenwelzijn
Kurt Ingels
Verantwoordelijke time-out scholen/begeleider
A1
70%
Agentschap jongerenwelzijn Departement onderwijs
Greet Robijn
Verantwoordelijke werking Frankrijk/begeleidster
A1
50%
Agentschap jongerenwelzijn
Katrijn Van Den Driessche
Kwaliteitscoördinator begeleidster
A1
50%
Agentschap jongerenwelzijn
Vic Dierckx
Begeleider
A1
Langdurig ziek
Henny Coopman
Begeleidster
A1
80%
Agentschap jongerenwelzijn
Reinhart De Coster Begeleidster
A1
100%
Agentschap jongerenwelzijn
Tom Janssens
Begeleider/administratie
A1
100%
Agentschap jongerenwelzijn
Lien Coppejans
Begeleidster
A1
80%
Departement onderwijs Flankerend onderwijsbeleid
Lieven Vandevoorde
Begeleider
A1
50%
Departement onderwijs Flankerend onderwijsbeleid
Jeffrey Maene
Begeleider
A3
37%
Sociale Maribel
Veerle Scheir
Administratie
A2
10%
Sociale Maribel
3. Inhoudelijke en methodologische aspecten Missie en doelstellingen Albezon vzw heeft tot doel ontmoetingsmogelijkheden en persoonlijke groeikansen te bieden. Waarden als: wederzijds respect, respect voor leefomgeving en natuur, onthaal en luisterbereidheid, solidariteit, soberheid, creativiteit, innerlijke stilte en bewustwording staan daarbij centraal. De vereniging wil volgende projecten kwaliteitsvol uitbouwen: • vakantieverblijven met specifieke aandacht voor jongeren met leefmoeilijkheden; • individuele onthemingsprojecten; • crisisprojecten; • time-out projecten voor leerlingen in het secundair onderwijs; • ervaringsprojecten voor jongeren en (jong)volwassenen uit bijzondere jeugdbijstand, gezondheidszorg, onderwijs, jongerenorganisaties, ...; • verblijven op gastenkamer als rustpunt;
pagina 198 van 233
•
eventueel nieuwe projecten ifv wijzigende of nieuwe behoeften.
Doelgroep Albezon vzw richt zich tot alle jongeren, maar heel nadrukkelijk ook tot maatschappelijk kwetsbare jongeren en hun thuismilieu. Met groot respect voor het unieke van iedere jongere. Methodieken en verwijzing naar de wetenschappelijke ondersteuning voor de gehanteerde methodieken o Samenwerking en overleg op het niveau van de cliënt o Binnen alle projecten streven we naar een maximaal haalbare inspraak en participatie van de cliënt. Dit zowel naar de betrokken jongeren toe als naar de context en zowel voor, tijdens als na het project. Uiteraard is de praktische uitwerking hiervan verschillend voor de verschillende projectvormen. o Continue vraagverheldering en bijsturing: hoe? Door ons aanbod voortdurend te toetsen aan de vraag proberen we vraaggericht te werken. Dit resulteert in duidelijk merkbare evoluties binnen bepaalde projectvormen (van individuele ervaringsprojecten naar projecten voor gezinnen, van individuele time-out vragen binnen onderwijs naar projecten voor ganse klassen). Door voldoende te evalueren en de hierdoor verkregen informatie te gebruiken voor het ontwikkelen van nieuwe projecten trachten we een blijvend antwoord te bieden op een voortdurend veranderende vraag binnen de vooropgestelde marges. o Scharnier- en beslissingsmomenten We trachten oog te hebben voor belangrijke momenten in een begeleiding, maar door de korte duur van onze projecten is dit vaak minder relevant. In de langer durende onthemingsprojecten echter zijn er meerdere scharniermomenten die me met vaste rituelen en procedures vorm geven (afscheidsfeest vertrek, achterbanbezoek, bespreking handelingsplan halfweg begeleiding, terugkomstfeest...) Operationalisering van gezinsgericht en emancipatorisch werken In onze projecten wordt steeds de context van de jongeren betrokken. Dit op verschillende wijzen. We streven ernaar om als minimaal de ouders op de hoogte te brengen en te houden van stappen die gezet worden in de begeleiding. In alle projectvormen worden ouders, opvoedingsverantwoordelijken en/of relevante derden betrokken door telefonische contacten, huisbezoeken, gezamenlijke activiteiten tijdens een project, bezoeken aan de jongere op ontheming, ouders die toestemming moeten geven voor bepaalde projecten... We trachten hen ook te betrekken bij elke stap in de begeleiding: intake, tussentijdse evaluatie, bijsturing, afronding... In onze begeleidingen nemen we steeds een open houding aan tegenover de cliënt en zijn/haar context. Open kaart spelen maakt dat jongeren en ouders zich als volwaardige partners benaderd voelen. In de mate van het mogelijke betrekken we hen dan ook bij beslissingen die moeten genomen worden, verslagen die opgemaakt worden en overlegmomenten die gepland zijn.
pagina 199 van 233
BIJLAGE 16: Pedagogisch profiel De Bekwame Boon 1
SITUERING
1.1
Binnen Bijzondere Jeugdbijstand
Jongeren uit de Bijzondere Jeugdbijstand zijn veelal getekend door een moeilijke levens-geschiedenis. Hun thuisomgeving wordt gekenmerkt door een samenloop van ernstig en langdurig problematische situaties die de draagkracht van de thuiscontext erg verzwakt. De jongeren zijn vaak getekend door onregelmatige gezinsstructuren en / of traumata. De beleving overvraagd te zijn, hypothekeert het gezin in het geven van gepaste zorg aan elkaar. Deze voorgeschiedenis maakt dat elk gezinslid uiterst kwetsbaar is. Het is dan ook begrijpelijk dat jongeren met zo een voorgeschiedenis zich soms (tijdelijk) moeilijk kunnen handhaven in het reguliere school- of arbeidscircuit of in de hulpverlening van de voorziening die hen begeleidt. Met grensverleggend gedrag geeft de jongere soms aan dat er iets grondig mis loopt in zijn of haar leefomgeving. 1.2
De Bekwame Boon
De Bekwame Boon wil voor deze jongeren een uitwijkmogelijkheid zijn, een plaats waar zij even tot rust kunnen komen en waar zij voorbereid worden om opnieuw de draad op te nemen op school, op het werk of met de voorziening die hen begeleidt. De aanleiding voor een doorverwijzing naar De Bekwame Boon hoeft echter niet steeds een problematische situatie te zijn. De Bekwame Boon wil evengoed functioneren als overbruggingsplaats tussen twee scholen of werkgevers in. In de Bijzondere Jeugdbijstand is het soms aangewezen om voor welbepaalde cliënten op zoek te gaan naar begeleidingsmogelijkheden die afwijken van de klassieke methoden. Ook hier wil De Bekwame Boon haar steentje bijdragen. We willen op een constructieve en creatieve manier helpen zoeken naar alternatieven om met een begeleiding van een jongere aan de slag te gaan binnen onze setting. Samenvattend gebeurt een doorverwijzing naar De Bekwame Boon dus in drie situaties: • bij grensverleggend gedrag • als overbrugging • wanneer een creatieve begeleiding van een jongere aangewezen is 1.3
Opmerking
In de visietekst wordt zeer bewust gekozen voor de term ‘grensverleggend gedrag’ in plaats van de meer gangbare term ‘grensoverschrijdend gedrag’. In beide gevallen gaat het om een verhouding tegenover een norm. Echter wanneer we spreken over grensoverschrijdend gedrag, dan is de connotatie eerder die van crimineel of uiterst ongepast gedrag. Dat komt omdat er bij grensoverschrijdend verwezen wordt naar dé norm zoals de maatschappij die stelt. Wat daarvan afwijkt is abnormaal. De term grensverleggend gedrag is iets neutraler en laat plaats voor een ruimere interpretatie. Waar de grens of norm ligt, is maatschappelijk bepaald, maar hoe met die grens wordt omgegaan, verschilt van persoon tot persoon. Uiteraard is de maatschappelijke norm ook voor De Bekwame Boon het ijkpunt. Met de keuze voor de term ‘grensverleggend’ willen we enkel duidelijk maken dat er verschillende gradaties bestaan in de verhouding tegenover dé norm.
pagina 200 van 233
Of we bepaald gedrag als grensverleggend beschouwen, is dus afhankelijk van de maatschappelijke norm én van onze eigen verhouding tegenover die norm. Op De Bekwame Boon zal grensverleggend gedrag van een jongere in de eerste plaats geïnterpreteerd worden als een signaal. De vraag naar het waarom van bepaald gedrag, zal op De Bekwame Boon een belangrijk onderdeel van de begeleiding vormen. 2
DOELGROEP
De jongeren die begeleid worden door een van de voorzieningen Bijzondere Jeugdbijstand die door het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap werden opgenomen in de projectovereenkomst met De Bekwame Boon. De Bekwame Boon werkt in de eerste plaats met de jongere zelf. Dat wil echter niet zeggen dat wij geen oog hebben voor de gehele leefcontext van de jongere. De Bekwame Boon wil zich met haar aanbod expliciet inschrijven in het totale hulpverleningstraject van de jongere. De verantwoordelijkheid voor het uitstippelen en opvolgen van het hulpverleningstraject blijft echter volledig bij de voorziening die de jongere begeleid. 3
WAT WE DOEN
De Bekwame Boon heeft de mogelijkheid om per dag 3 tot 4 jongeren op te vangen op een boerderij. De jongeren worden ingeschakeld in de dagelijkse taken op de boerderij. De begeleiders van De Bekwame Boon zorgen voor een aangepast dagprogramma. Dat dagprogramma wordt zo veel mogelijk op maat van de jongere ingevuld op basis van de vooropgestelde doelstellingen. 4
UITGANGSPUNTEN
In de begeleidingen op het project hanteert De Bekwame Boon een aantal uitgangspunten die we hier nader toelichten. 4.1
Mensbeeld
De Bekwame Boon gaat er van uit dat er in elke mens iets goeds zit en dat iedereen – ongeacht zijn verleden en achtergrond – de kans verdient om dat goede in zichzelf te ontdekken en naar boven te halen. We geloven in de mogelijkheden die elke mens heeft en willen ons verzetten tegen een maatschappij die te veel focust op de gebreken van mensen, op wat mensen niet kunnen. Bovendien willen wij werken vanuit een integrale mensbenadering. Daarmee bedoelen we dat we mensen niet enkel gaan benaderen vanuit hun problematiek of hun achtergrond. We proberen ook aandacht te hebben voor wat een jongere graag doet, waar hij mee bezig is in het leven, waar hij zich vragen bij stelt, … Met andere woorden, er is op De Bekwame Boon plaats om over alles te praten. Daarbij is respect voor de privacy van een jongere uiteraard onontbeerlijk. Echter, het wordt van bij de intake aan de jongere duidelijk gemaakt dat wij steeds openlijk communiceren met hun begeleider uit de voorziening. Tot slot zetten wij zelf nooit een begeleiding eenzijdig stop. Elke jongere krijgt bij ons elke dag opnieuw de kans om met een propere lei te beginnen, wat er de dag ervoor ook gebeurd is. Uiteraard worden de gebeurtenissen van de dag ervoor nooit stilzwijgend vergeten, maar wordt er gepoogd om ze in een constructieve dialoog uit te praten. In tegenstelling tot bijvoorbeeld op school of bij een werkgever hebben wij immers wel de tijd en de ruimte om dieper in te gaan op de onderliggende boodschap van het grensverleggende gedrag van de jongere. Zeer uitzonderlijk zetten we de begeleiding wel eenzijdig stop, wanneer de jongere geweld heeft gebruikt tegenover een begeleider.
pagina 201 van 233
4.2
1-1 begeleiding
We kiezen op De Bekwame Boon resoluut voor maximale aandacht voor de jongere. Daarom proberen wij zoveel mogelijk te werken in een 1-1 begeleiding: één begeleider voor één jongere. Dat wil echter niet zeggen dat het altijd dezelfde begeleider is die met dezelfde jongere werkt. Door deze 1-1 begeleiding willen we de jongere maximale aandacht geven. Er zijn ook nog een aantal bijkomende voordelen. Ten eerste minimaliseert men bij een 1-1 begeleiding het effect van groepsprocessen die zich kunnen ontwikkelen wanneer er meerdere jongeren tegelijk op De Bekwame Boon in begeleiding zijn. Aan de andere kant proberen we af en toe wel om groepsprocessen uit te spelen wanneer we merken dat dit een positief effect heeft op de begeleiding van een bepaalde jongere. Soms hebben jongeren net heel veel aan elkaar en dat willen we uiteraard niet belemmeren. Ten tweede geeft een 1-1 begeleiding de mogelijkheid om voor de jongere een begeleiding op maat uit te werken. Niet elke jongere wordt immers om dezelfde reden op De Bekwame Boon aangemeld. Bij de intake worden bepaalde doelstellingen vooropgesteld die in de loop van de begeleiding kunnen worden bijgestuurd. Zowel bij de intake als de bijsturing van de doelstellingen, wordt de jongere steeds betrokken. Deze participatieve methode is voor De Bekwame Boon essentieel. We gaan er van uit dat een begeleiding op De Bekwame Boon maar zinvol is als ook de jongere om wie het draait de zinvolheid daarvan inziet. Jongeren krijgen volgens ons meer besef van de zinvolheid als zij ook effectief gehoord en betrokken worden. Ten derde kiezen we met een 1-1 begeleiding ook resoluut voor de gelijkwaardigheid tussen jongere en begeleider. Jongere en begeleider doen steeds samen het werk dat moet gebeuren. Hierdoor wordt er een band gesmeed tussen jongere en begeleiding die jongeren meestal niet kennen. Dat geeft het voordeel dat er meer wederzijds respect ontstaat, waardoor begeleidingsgesprekken ook openhartiger kunnen verlopen. Op die manier proberen we hen ook (opnieuw) vertrouwen te doen krijgen in hulpverleningsrelaties. 4.3
Ervaringsgericht leren
De Bekwame Boon is geen klassieke therapeutische omgeving. We trekken de kaart van het ervaringsgericht leren. De boerderij en alle activiteiten die daarbij horen, worden ingezet als middel voor de begeleiding van jongeren. De boerderij is een uitgelezen plaats om jongeren zelf hun capaciteiten te laten ontdekken en daar is het ons om te doen. We willen jongeren de kans geven om zelf op zoek te gaan naar wat ze graag doen, wat ze goed kunnen, wat ze moeilijk vinden, waar ze een hekel aan hebben, … Dit zowel op het concrete werkvlak als in de omgang met begeleiders en andere jongeren. Maar vooral willen we hen een succeservaring geven die hen (weer) een toekomstperspectief biedt. We proberen de jongeren te stimuleren om op zoek te gaan door hen positief te bevestigen en niet te betuttelen. Daarom laten we jongeren soms ook een aantal uur zelfstandig werken, maar nooit zonder dat er ook een begeleider in de buurt aan het werk is. Positieve bevestiging is voor ons essentieel. Daarom proberen we ook steeds tegenover de jongere te benoemen wat we nu juist appreciëren aan hun gedrag, hun aanwezigheid, … en we spreken die waardering ook effectief uit. Bovendien wordt er over gewaakt dat we de opgedane ervaringen proberen terug te koppelen naar hun dagelijkse leven buiten de boerderij. Op het einde van een begeleiding, proberen we samen met de jongere de balans te maken van wat hij of zij geleerd heeft op de boerderij en hoe hij of zij daar iets mee kan doen na het project. We proberen
pagina 202 van 233
bovendien ook steeds iets tastbaars mee te geven aan de jongere dat symbool staat voor zijn aanwezigheid op de boerderij en wat hij of zij daar geleerd heeft. 4.4
Partners in begeleiding
Elke jongere die aangemeld wordt op De Bekwame Boon moet begeleid worden door een erkende voorziening. Onbegeleide jongeren kunnen dus niet op het project terecht. We doen dit om de volgende redenen: Ten eerste vinden we dat jongeren recht hebben op een kwaliteitsvolle begeleiding in al hun hulpvragen. Die kwaliteit kan volgens ons het beste gegarandeerd worden als de begeleiding gebeurt door een erkende voorziening. Zij zijn het beste geplaatst om het overzicht te bewaren over welk hulpverleningstraject een jongere volgt en welke evolutie de jongere doormaakt. Ten tweede geeft deze keuze De Bekwame Boon de mogelijkheid om zich te concentreren op de inhoudelijke begeleiding van de jongere op het project. De randvoorwaarden worden door de voorzieningen geregeld. Ten slotte kiezen we er voor om enkel met voorzieningen samen te werken en bijvoorbeeld niet met de Jeugdrechtbank of het Comité Bijzondere Jeugdbijstand omdat we vinden dat zij niet de mogelijkheid hebben om voldoende tijd te besteden aan de opvolging van de jongere. De Bekwame Boon kiest er immers voor om heel nauw samen te werken met de voorzieningen. We zien hen als noodzakelijke partners in de begeleiding van de jongere. Zij zijn immers de spil in het hulpverleningstraject van de jongere: zij kennen zijn of haar voorgeschiedenis, hebben contact met de context, weten wat de lange termijn doelstellingen zijn, enz. Zij zijn het ook die – al dan niet in samenspraak met de jongere en zijn context – beslissen om De Bekwame Boon in te schakelen in het hulpverleningstraject van de jongere. De Bekwame Boon probeert steeds om zo kort mogelijk op de bal te spelen en de begeleiding van de jongere zo goed mogelijk af te stemmen op de vraag en de noden. Dit kan uiteraard alleen maar wanneer er vlot wordt samengewerkt. Een goede communicatie is hierbij essentieel. Bij vaste overlegmomenten zoals de intake, het opstellen van de doelstellingen, de bijsturing van de doelstellingen en de eindevaluatie zijn steeds de drie partijen aanwezig; namelijk een begeleider van De Bekwame Boon, een begeleider van de voorziening en de jongere. Eventueel kunnen daar ook nog relevante anderen uit de context bij betrokken worden als dat zinvol kan zijn voor de begeleiding. Zo proberen we er voor te zorgen dat alle partijen elkaar goed begrijpen en dat iedereen duidelijk weet waar het op staat. Bovendien geloven we dat een open communicatie de beste garanties biedt voor een goede begeleiding. Verder zorgt De Bekwame Boon ook voor een regelmatige communicatie met de voorzieningen buiten de vaste overlegmomenten door regelmatig zelf telefonisch contact op te nemen met de voorziening over de stand van zaken van de begeleiding van een jongere. Wanneer de jongere bijvoorbeeld zegt dat er een wijziging is in afspraken rond zijn werkschema, dan wordt dit steeds gecheckt bij de voorziening. Bij de intake met de jongere worden een paar zeer duidelijke afspraken gemaakt wat betreft het doorgeven van informatie aan de voorziening. Tijdens de intake wordt er enkel gevraagd naar de relevante informatie voor de begeleiding van de jongere op De Bekwame Boon. Wij hoeven niet de hele voorgeschiedenis van de jongere te kennen. De jongere bepaalt tijdens de verdere begeleiding zelf wat hij of zij wenst te vertellen aan de begeleiders van De Bekwame Boon. Echter, alle informatie die de jongere ons in de loop van de begeleiding toevertrouwt en die wij relevant achten voor zijn of haar voorziening, wordt aan de voorziening doorgegeven. Dit wordt bij de intake ook duidelijk meegedeeld aan de jongere.
pagina 203 van 233
Omdat de vertrouwensband tussen jongere en begeleider van De Bekwame Boon echter essentieel is voor een zinvolle begeleiding, wordt er zeer omzichtig omgesprongen met het doorgeven van informatie. Wij willen voldoen aan onze informatieplicht t.o.v. de voorziening zonder de privacy van de jongere te schenden. Daarom geven we in regel enkel de grote lijnen door van wat een jongere ons toevertrouwde. Aan de jongere zelf geven we de boodschap dat het zijn of haar verantwoordelijkheid is om zijn of haar voorziening correct in te lichten over wat hij of zij ons toevertrouwde. Uiteraard zal De Bekwame Boon het niet nalaten om kordaat op te treden wanneer er ons informatie wordt toevertrouwd die absoluut moet doorgegeven worden. Tot slot staan wij steeds open voor vragen en suggesties van voorzieningen wat betreft begeleidingsvormen op de boerderij. Daarmee willen we de deur open houden voor het creatief gebruik van de boerderij als middel om jongeren te begeleiden. 4.5
Biologische zorgboerderij
Zoals reeds gezegd is De Bekwame Boon geen klassieke therapeutische omgeving. De Bekwame Boon maakt gebruik van alle mogelijkheden die een boerderij biedt om het ervaringsgericht leren van jongeren zo goed mogelijk af te stemmen op de vraag. Hoewel jongeren op de boerderij vaak ook praktische arbeidsvaardigheden leren, is dat niet de hoofdbedoeling van het project. Het is echter wel een belangrijke meerwaarde. Wat De Bekwame Boon wel probeert te bieden is een veilig plaats waar jongeren op hun eigen tempo een aantal psychosociale vaardigheden kunnen leren. We geloven in de therapeutische kracht van samen zorgen voor de dagelijkse taken op een boerderij. We geloven dat een jongere door het opnemen van een aantal zorgtaken op de boerderij kan leren om op termijn beter voor zichzelf te zorgen. Daarom is de boerderij als middel opgebouwd volgens een aantal principes. Ten eerste kiest De Bekwame Boon ervoor om op biologische wijze te produceren. Op die manier proberen wij in de eerste plaats zelf het goede voorbeeld te geven door zorg te dragen voor onze leefomgeving. Die zorg voor onze leefomgeving wordt ook weerspiegeld in onze ecologische aanpak. Die houdt in dat wij zoveel mogelijk proberen te werken met recyclagemateriaal en dat we bewust kiezen voor eenvoud. We willen de jongeren laten zien dat er een alternatief bestaat voor de doordravende consumptiemaatschappij. Ten tweede probeert De Bekwame Boon zoveel mogelijk zelfvoorzienend te zijn wat betreft voedsel voor mens en dier. Op die manier proberen we de kringloop van de natuur in onze werking te integreren. Dankzij onze zorg voor de bodem kunnen wij onze dieren te eten geven en hebben we op onze beurt eten voor onszelf. En zo is de cirkel rond. Ten derde is de boerderij zodanig ingericht en georganiseerd dat ze in de eerste plaats geschikt is om er met jongeren te werken aan de hulpverleningsdoelstellingen. Daarvoor worden allerlei aparte methoden bedacht en uitgewerkt. Zo bijvoorbeeld worden de percelen in kleine overzichtelijke stukken onderverdeeld en aangeduid met naambordjes. Een ander voorbeeld: de koten van de dieren zijn zodanig ontwikkeld dat ze ook gemakkelijk toegankelijk zijn voor jongeren. Ten vierde probeert De Bekwame Boon er voor te zorgen dat er op het project een huiselijke sfeer heerst. We vinden het belangrijk dat jongeren zich op het project op hun gemak kunnen voelen, zodanig dat ze in alle veiligheid en openheid naar zichzelf op zoek kunnen gaan en dingen kunnen bijleren.
pagina 204 van 233
Tot slot probeert De Bekwame Boon ook te zorgen voor een lokale verankering als tegengewicht tegen een globaliserende economie. Voor onze producten proberen we vooral bij de mensen in de buurt van de boerderij een afzetmarkt te vinden. Op die manier hopen we dat ook het sociale luik van de boerderij op termijn een draagvlak krijgt in de buurt. 5
MISSIE
De Bekwame Boon wil opvang bieden als tussenstap voor de (re)integratie van jongeren uit de Bijzondere Jeugdzorg in het reguliere circuit van school en werk. Met deze opvang proberen we drie zaken te bekomen: 1. Het mogelijke grensverleggende gedrag van de jongere temperen, zodat een doorverwijzing naar zwaardere hulpverlening kan vermeden worden. 2. Een overbrugging vormen tussen twee scholen of werkgevers in, zodanig dat de jongere een zinvolle dagbesteding heeft. 3. Een creatieve begeleiding van een jongere binnen onze setting om een meerwaarde te realiseren voor het moeilijkste publiek uit de Bijzondere Jeugdbijstand. 6
DOELSTELLINGEN
Om onze missie te realiseren, wordt het werk dat op De Bekwame Boon verricht wordt opgedeeld in twee grote doelstellingen. De eerste doelstelling betreft het rechtstreekse werk met de jongere zelf. De tweede doelstelling betreft het werk naar de voorzieningen toe als spil in het hulpverleningstraject van de jongere. De twee grote doelstellingen worden op hun beurt weer onderverdeeld in specifieke doelstellingen. Deze zijn gerangschikt onder drie grote noemers: voorwaardelijke doelen, informatie- & diagnostische doelen en hulpverleningsdoelen. Onder voorwaardelijke doelen verstaan wij situaties, gedragingen of aspecten van de hulpverleningsrelatie die de basis moeten leggen voor de realisatie van de hulpverleningsdoelen. Dat wil echter niet zeggen dat we steeds streven naar een volledige realisatie van de voorwaardelijke doelen alvorens we beginnen te werken aan de hulpverleningsdoelen. Bij informatie- en diagnostische doelen gaat het er om dat een vraag naar informatie beantwoord is of dat er een nader inzicht is verworven in een bepaalde problematiek. Onder hulpverleningsdoelen verstaan we de eigenlijke doelen die de kerntaak van de hulpverlening inhouden. DOELSTELLING 1 De Bekwame Boon wil jongeren hulpmiddelen aanreiken om te kunnen groeien. VOORWAARDELIJKE DOELEN: • D1.1 De jongere werkt het programma op De Bekwame Boon af zoals gepland. • D1.2 De jongere komt tot rust. • D1.3 De jongere reflecteert over zijn / haar leefsituatie. • D1.4 De jongere herwint zijn / haar zelfvertrouwen. • D1.5 De jongere kan communiceren met zijn / haar context. • D1.6 De jongere voelt zich door zijn / haar context begrepen in wat de dingen voor hem / haar betekenen.
pagina 205 van 233
HULPVERLENINGSDOELEN • • • . • •
D1.7 D1.8 D1.9 bv.
De jongere neemt deel aan de dagprogrammatie. De jongere heeft een succeservaring. De jongere verwerft een aantal vaardigheden, attitudes en inzichten. de jongere kan taken en verantwoordelijkheden opnemen de jongere kan zorgen (voor de natuur → zichzelf → de andere) de jongere kan omgaan met de maatschappij (winkel, vrijwilligers, klanten) D1.10 De jongere vertoont niet langer grensverleggend gedrag. D1.11 De jongere pikt de draad op in het reguliere circuit.
DOELSTELLING 2 De Bekwame Boon wil voorzieningen hulpmiddelen aanreiken om vorderingen te maken in het hulpverleningsproces van de jongere. VOORWAARDELIJKE DOELEN: • D2.1 De voorziening wordt tijdelijk ontlast op momenten dat het hulpverlenings-proces vastloopt. • D2.2 De voorziening kan communiceren met de jongere. INFORMATIE- & DIAGNOSTISCHE DOELEN • D2.3 De voorziening verwerft informatie over de jongere en zijn / haar context. • D2.4 De voorziening verwerft meer inzicht in wat de dingen voor de jongere betekenen HULPVERLENINGSDOELEN • D2.5 De voorziening heeft een zinvolle dagbesteding voor de jongere. • D2.6 De voorziening kan gebruik maken van de time-out mogelijkheden In de praktijk van de begeleidingen op De Bekwame Boon zal steeds verwezen worden naar deze twee grote doelstellingen
pagina 206 van 233
BIJLAGE 17: Handtekening voorzitter Stappen
pagina 207 van 233
BIJLAGE 18: Handtekening voorzitter Hadron
pagina 208 van 233
BIJLAGE 19: Handtekening voorzitter Jongerenhuis
pagina 209 van 233
BIJLAGE 20: Handtekening voorzitter De Totem zie BIJLAGE 19
pagina 210 van 233
BIJLAGE 21:
zie BIJLAGE 19
Handtekening voorzitter Centrum voor Ambulante Begeleiding – Thuisbegeleiding
pagina 211 van 233
BIJLAGE 22: Handtekening voorzitter Centrum voor Ambulante Begeleiding – Begeleid Zelfstandig Wonen zie BIJLAGE 19
pagina 212 van 233
BIJLAGE 23: Handtekening voorzitter Albezon
pagina 213 van 233
BIJLAGE 24: Handtekening voorzitter De Bekwame Boon
Opgemaakt naar waarheid, te Gent op handtekening
naam: Tack Kenneth functie: Voorzitter
pagina 214 van 233
BIJLAGE 25: CANO-tekst
CANO
CENTRUM VOOR ACTIEVE NETWERKONTWIKKELING EN OMGEVINGSONDERSTEUNING
pagina 215 van 233
INHOUDSTAFEL 1. UITGANGSPUNTEN
p.3
2. DOELGROEP
p.3
3. BEGELEIDINGSDOMEINEN
p.4
3.1.CONTEXTBEGELEIDING
p.4
Gezinsbegeleiding
p.4
Netwerkbegeleiding
p.5
3.2. INDIVIDUELE BEGELEIDING
p.6
3.3. RESIDENTIËLE BEGELEIDING
p.6
3.4. DAGPROGRAMMATIE
p.7
4. METHODIEKEN
P.8
5. VOORWAARDEN
p.9
5.1. FLEXIBILITEIT VAN DE VERBLIJFSFUNCTIE
p.9
5.2. BEREIKBAARHEID/BESCHIKBAARHEID
p.10
5.3. BEGELEIDINGSENGAGEMENT
p.10
5.4. ORGANISATIE
p. 11
6. BESLUIT
P.12
CANO CENTRUM ACTIEVE NETWERKONTWIKKELING & OMGEVINGSONDERSTEUNING
pagina 216 van 233
1. UITGANGSPUNTEN Het CANO-concept pleit voor een herdefiniëring van de residentiële hulpverlening, met als specifiek uitgangspunt dat ook bij erg moeilijke gezinscontexten de hulpverlening vorm moet krijgen vanuit en in de dagelijkse leefomgeving van de jongere. Juist bij deze jongeren, met vaak heel moeilijke gezinsinteracties, dient net extra werk gemaakt te worden van het zoeken en versterken van een steunkring rondom de jongere zodat deze opnieuw een veilige plaats in zijn/haar eigen leefomgeving kan krijgen. Wanneer we het referentiepunt van de hulpverlening vanuit de leefomgeving van de jongere laten vertrekken, spreken we niet alleen van jongeren, maar ook van contexten en leefomgevingen. Vanuit deze benaderingswijze kunnen we komen tot het (her)benoemen van de moeilijkheden en de problemen waaraan gewerkt dient te worden en het herbekijken van de plaats waar en de manier waarop dit kan gebeuren. De jongere geeft met zijn/haar grensverleggend gedrag aan dat het grondig misloopt in zijn/haar leefomgeving, hij/zij is vaak de probleemdrager. Dit gedrag wordt gevat als ‘het probleem’, terwijl het vaak een camouflage is van de uit balans geraakte onderliggende interacties in een gezin. Dit gedrag kan voor de jongere leiden tot afwijzing door het eigen gezin en tot maatschappelijke uitsluiting, eerder dan tot herstel van breuken en het bereiken van evenwicht. Vooral bij deze jongeren moet het doel van de hulpverlening heel expliciet gericht zijn op ‘opnieuw verbinding maken met de leefcontext'. Cruciaal hierbij is het geloof in de positieve mogelijkheden en de oplossingscapaciteiten van de jongere, van zijn/haar ouders en van andere relevante steunfiguren in de leefomgeving, gekoppeld aan een expliciet gezamenlijk engagement om breuken te herstellen en te voorkomen. We focussen op een totaalprogramma dat voortdurend in het groter geheel van de leefomgeving van de jongere dient geplaatst te worden. In deze geïntegreerde aanpak kan het aandeel van de leefomgeving niet vrijblijvend zijn. Zij zijn medeverantwoordelijk voor het veranderingsproces dat gezamenlijk wordt gestart. Participatie van de context is onontbeerlijk bij deze uitgangsvisie. Onze opdracht is appèl doen op en sturen van de pedagogisch aansprakelijke omgeving en stimuleren van de betrokkenen in het opnieuw opnemen van hun verantwoordelijkheid. Vandaar dat netwerk- en omgevingsondersteuning niet alleen gerealiseerd kunnen worden door een uitsluitend residentieel concept, maar wel in een geïntegreerd model waarin de context, de individuele begeleiding, de residentiële begeleiding en de dagprogrammatie gevat worden. 2. DOELGROEP De CANO-voorzieningen richten zich tot jongeren en hun contexten die ondersteuning nodig hebben omwille van een ernstig verstoord samenleven. Onze doelgroep vat jongeren en hun leefomgeving die door een samenloop van ernstige en langdurig problematische situaties verzwakt zijn in hun eigen krachten. Hun voorgeschiedenis wordt vaak getekend door onregelmatige gezinsstructuren en/of ernstige traumata Deze voorgeschiedenis, maakt ieder gezinslid uiterst kwetsbaar. De focus komt vaak op het ‘overleven’ te liggen. De beleving overvraagd te zijn, hypothekeert hen in het geven van gepaste zorg aan elkaar. Jongeren communiceren innerlijke onrust vaak met problematisch gedrag. Meisjes ’kiezen’ vaak voor internaliserend gedrag. Wanneer ze getekend zijn door traumata zoals seksueel misbruik, vervallen ze vaak in apathie, zelfverminking, suïcidaal gedrag, ... Bovendien zijn deze meisjes sociaal uiterst kwetsbaar en beïnvloedbaar, waardoor ze dreigen in maatschappelijk risicovolle milieus terecht te komen.
pagina 217 van 233
Jongens, geconfronteerd met de machteloosheid binnen hun gezinssituatie uiten hun angst en onzekerheid vaak in externaliserend gedrag. Het gebrek aan zelfvertrouwen en de beïnvloeding van risicomilieus versterken de neerwaartse spiraal van delinquent gedrag. Mislukkingen en (vrees voor) afwijzing tasten hun de eigenwaarde en of geloof in een toekomstperspectief aan. Een diep wantrouwen in de omgeving ter bescherming van zichzelf, is soms het enige wat overblijft. De meeste van deze jongeren hebben een hulpverleningsverleden achter de rug, meestal ook een opname in een gemeenschapsinstelling en/of psychiatrie. Deze gezinnen hebben vaak de sterke wil om iets aan hun situatie te veranderen, maar zijn het geloof in hun mogelijkheden kwijt. Er is de wens om met voldoening samen te kunnen leven, maar de verscheidene teleurstellingen en breuken weerhouden hen om nog hoop te koesteren. Het gezin wordt overweldigd door de eigen problematiek zodat maatschappelijke participatie wordt bemoeilijkt. Soms worden gezinnen zelfs geweerd uit maatschappelijk structuren. De competenties van het gezin zijn zodanig ondergesneeuwd dat er geen gebruik meer van wordt gemaakt. De reguliere residentiële hulpverlening slaagt er maar moeizaam in om een aanbod te formuleren opdat deze gezinsleden terug aansluiting bij elkaar en de maatschappij kunnen maken. Een fragmentair aanbod (waarbij bijvoorbeeld enkel het probleemgedrag van de jongere als ingangspoort wordt gebruikt) bewerkstelligt vaak nog meer de vicieuze cirkel van afwijzing en exclusie, ook in onze sector. Een geïntegreerd hulpverleningsmodel kan een antwoord bieden op deze exclusie en opnieuw verbondenheid realiseren door een aanbod te formuleren op volgende begeleidingsdomeinen. 3. BEGELEIDINGSDOMEINEN Het thuismilieu en de ruimere leefomgeving zijn de dragende krachten in het persoonlijk netwerk van de jongere of moeten dit terug worden. Vanuit de vragen en mogelijkheden van de jongere en zijn context, wordt een begeleidingstraject op maat voorzien. Iedere CANO-voorziening dient dan ook de hierna opgesomde begeleidingsdomeinen grondig uit te bouwen. Deze verschillende domeinen moeten naadloos op elkaar kunnen aansluiten en vanuit dezelfde visie vertrekken. De residentiële voorziening biedt de dragende stuctuur die zorgt voor de wisselwerking tussen de verschillende noodzakelijke begeleidingsdomeinen. 3.1.CONTEXTBEGELEIDING Contextbegeleiding omvat gezinsbegeleiding en netwerkbegeleiding. Het betreft maximaal in en met het gezin werken en een netwerk activeren als dit op het eerste zicht niet aanwezig lijkt. Gezinsbegeleiding De primaire verantwoordelijkheid voor de opvoeding van de kinderen ligt bij de ouders. De zorg voor de jongere blijft het recht van de ouders. Zij zijn deskundige voor de zorg die hun kinderen nodig hebben. De Bijzondere Jeugdbijstand heeft als opdracht ondersteuning te bieden daar waar het vermogen van de ouders in de zorg naar hun kinderen is verzwakt. De autonomie van de ouders, hun vermogen om zich aan te passen aan nieuwe situaties en problemen zelf op te lossen moet hersteld worden. Tussen de gezinnen en de jongeren zijn echter vaak breuken aanwezig. De relevante pedagogische personen zijn dikwijls vervreemd van de jongeren voor wie ze toch verantwoordelijk blijven. Ze hebben vaak het gevoel geen vat meer te hebben op de situatie. Wisselende gezinssamenstellingen zorgen voor vervaging van ouderrollen en voor onzekerheid in deze gewijzigde omstandigheden. Toch merken we dat ondanks alle problemen en breuken in deze leefomgeving, vader en/of moeder, broers en zussen belangrijke personen in het leven van de jongeren blijven. Het is niet ons streven het gesprek van het gezin te voeren, wel de dialoog in het gezin te stimuleren en te bekrachtigen. De gezinsbegeleiding is intensief en aanklampend, maar op basis van een gelijkwaardige, wederkerige relatie. Bij het begin van het hulpverleningsproces wordt gevraagd aan alle gezinsleden om
pagina 218 van 233
een actieve rol spelen in de samenwerking, met respect voor de positie die ze kunnen innemen. Het is een proces van continu en soepel aftasten, bijsturen, afstemmen van aanbod op vragen. Cliënten worden ondersteund en gecoacht. Ze worden op hun eigen verantwoordelijkheid en competenties aangesproken en regisseren het traject mee. Netwerkbegeleiding Netwerkdenken doet een beroep op de eigen krachten van mensen, streeft naar competentieverhoging om op die manier cliënten te responsabiliseren. De belangrijkste doelstelling van de netwerkhulpverlening is de afbouw van de hulpverlening en de overheveling van de verantwoordelijkheid naar de cliënt en zijn/haar ruimere leefomgeving. Deze leefomgeving omvat zowel familiale, sociale en maatschappelijke structuren.De hulpverlening gaat het netwerk, formeel en informeel, rond de cliënt (weer) opbouwen of verstevigen. Netwerkbegeleiding biedt een kader om een veelal braakliggend terrein van de leefwereld van de jongere te ontginnen: met wie, waar en wanneer heeft de jongere contact (gehad). Verschillende deelterreinen worden zo bekeken: de ruimere familie, school, werk, vrije tijd, hobby’s, vrienden, … Er kunnen verscheidene obstakels zijn in het netwerk: moeilijkheden om bepaalde jongeren in een school te integreren, problemen met de medewerking van de leefomgeving of het gebrek aan een ondersteunende omgeving, de afwezigheid van structuur in de opvoedingscontext van de jongeren, … Net omdat de leefomgeving voor de jongere essentieel is, is het bijzonder belangrijk dat er met al onze mogelijkheden gezocht wordt om deze directe leefomgeving op een indringende wijze aan te spreken en ze te betrekken bij het ontwikkelen van een programma en bij de opvoeding van de jongere in het algemeen. Het wordt de ‘rode draad’ doorheen het individuele programma dat samen met de relevante pedagogisch betrokkenen opgesteld en uitgevoerd wordt. Het netwerk van de ouders is eveneens vaak erg verbrokkeld. De jarenlang aanslepende problemen leiden ook voor hen tot exclusie en isolement, zowel op formeel als informeel vlak. Willen we de eigen oplossingscapaciteiten ondersteunen, dan moet ook hier opnieuw verbinding komen met familiale, sociale en maatschappelijke structuren. We organiseren als CANO-voorziening netwerkcirkels tijdens de begeleiding. Dit zijn structuren opgebouwd rond dragende mensen uit de directe leefomgeving (gezin, familie, kennissen, leerkrachten, …) die zich willen engageren om samen de negatieve spiraal om te buigen door een gedeeld engagement en positieve ondersteuning. Ook samenwerkingsverbanden met professionele partners zijn hiertoe absoluut noodzakelijk. De onderlinge communicatie en hulp integreren in het totaaltraject van de cliënt is essentieel om overlappingen en fragmentarisch werken te voorkomen. Naast onze directe begeleidingsopdracht als CANO-voorziening werken we samen met lokale maatschappelijke structuren. We willen initiatieven nemen om positieve uitwisseling tussen jongere en de samenleving te bevorderen. Op die wijze trachten we in te grijpen in processen van uitsluiting die aan de breuken voorafgaan. De cliënt wordt ondersteund in het zoeken naar aanvullende en gepaste dienstverlening en waar nodig wordt bemiddeld zodat zorg op maat kan aangeboden worden.
3.2. INDIVIDUELE BEGELEIDING De CANO-voorziening gelooft in de positieve krachten van de jongere en zijn/haar gezin. Anders naar gedrag durven en kunnen kijken, kan opnieuw perspectief geven in een problematische situatie. Onze jongeren worstelen vaak met gevoelens van lage eigenwaarde en een diep wantrouwen naar de omgeving en hulpverlening. De hulpverlening moet dan ook de zelfwaarde van de jongere als centraal thema meenemen in het begeleidingsproces. Door verbinding te krijgen met zichzelf kan de jongere opnieuw greep krijgen op zijn/haar leven, zijn/haar negatief zelfbeeld kantelen en haalbare verklaringen vinden voor pijnlijke gebeurtenissen uit het verleden zodat positieve gebeurtenissen weer wat op de voorgrond kunnen komen.
pagina 219 van 233
Ook de verbinding met de eigen context is in het persoonlijke proces cruciaal. De jongere ontleent immers bestaansrecht aan zijn/haar ouders en enkel deze ouders kunnen dit recht opnieuw waarde geven. De existentiële loyaliteit kan niet ongedaan worden gemaakt. De hulpverlening heeft hier een brugfunctie om deze verbindingen te realiseren en is gericht op het overbodig maken van zichzelf. De inhoudelijke accenten in een CANO-begeleiding zijn sterk geïndividualiseerd, gericht op de heel eigen hulpvragen en dynamiek van de jongere en zijn/haar specifiek gezin. De begeleider stimuleert deze individuele leerroute en bewaakt de continuïteit in het hulpverleningsproces, daarbij in analyse en aanpak ondersteund door een multidisciplinair team. De individuele leerroute formuleert een aanbod van een op leeftijd en eigen context afgestemde zelfstandigheidsgroei. De zelfstandigheidtraining speelt in op verscheidene domeinen: het huishoudelijke, het financiële, het administratieve, … en er is ook aandacht voor de individuele sociale weerbaarheid. De begeleiding heeft de opdracht om grensoverschrijdend gedrag stop te zetten. Door het interactioneel duiden van dit gedrag kan een voedingsbodem gecreëerd worden om een noodzakelijke gedragsverandering op gang te trekken. Bij delinquente jongeren is een structureel kader van het allergrootste belang. Voor het herstellen van dit opvoedingskader is een nauwe samenwerking met en ondersteuning van het gerechtelijk systeem noodzakelijk. Dit kader kan het programma afdwingbaar maken, m.a.w. dwang dient hier gecombineerd te worden met hulpverlening. 3.3. RESIDENTIËLE BEGELEIDING De CANO-voorzieningen organiseren de residentiële werking zodanig dat er maximale ruimte ontstaat voor intensieve individuele begeleiding van de jongere en zijn context. Het verschil tussen jongeren moet voldoende plaats krijgen. Dit kan zich bij de verschillende CANO’s vertalen in uiteenlopende concrete werkingen, gaande van kleine residentiële units tot een intensief omkaderde grotere leefgroep die inspeelt op de differentiatie tussen jongeren. Het residentiële aanbod is gericht op het ‘verbindend werken’ op verschillende domeinen, zowel op het terrein van school en dagbezigheid als in het netwerk van vrienden en familie. De jongere wordt gestimuleerd om terug verbinding te leggen met zichzelf, met zijn context van oorsprong en met de context waarin hij zich dagelijks beweegt. Residentieel werken creëert extra ruimte om een netwerk te herstellen of zelfs uit te bouwen als de jongere geen context meer heeft. Voor de context van de jongere kan de residentiële ‘back-up’ een verhoging van de eigen kracht betekenen waardoor het mogelijk wordt op langere termijn te blijven werken aan de probleemsituatie waarmee men geconfronteerd wordt. Het residentiële permanentiesysteem vormt een steeds aanwezige terugvalbasis voor alle jongeren en hun context. Voor de jongere biedt de residentie de mogelijkheid tot ‘leren samenleven’, een essentiële vaardigheid om in een context te kunnen leven. Door talrijke breuken in verblijfssituatie zijn de vaardigheden van jongeren op dit vlak dikwijls onvoldoende ontwikkeld of hebben ze de motivatie verloren om hier nog in te investeren. Het verblijf kan een structurerende functie hebben. De residentiële begeleiding biedt immers een leeftijdsadequaat kader aan met een genormaliseerd leefritme vanuit een open en participatief doch ook sturend en gestructureerd pedagogische omkadering. Groepsprocessen kunnen als een leermiddel gezien worden. De jongeren leren meer verantwoordelijkheid op te nemen en werken aan het ontwikkelen van competenties: dagstructuur, praktische vaardigheden, zorg voor anderen, sociale vaardigheden en zelfzorg. Bij de ‘moeilijkste’ jongeren zijn dit vaak belangrijke elementen in hun problematiek. Een CANO-residentie staat zowel open voor langdurige begeleidingen, wanneer dit vanuit de problematiek van de jongere aangewezen is, als voor jongeren die op relatief korte termijn terug naar huis gaan wonen of willen doorgroeien naar Begeleid Zelfstandig Wonen. De ‘zap’-functie is er vanaf het begin ingebouwd: jongeren kunnen soepel ‘schakelen’ tussen residentieel, in de context verblijven of zelfstandig wonen. Anticiperend op en tijdens crisismomenten kunnen time-out- en projectwerking nieuwe radicale breuken vermijden en het langetermijnperspectief gaaf houden.
pagina 220 van 233
3.4. DAGPROGRAMMATIE De dagbesteding van jongeren in CANO-voorzieningen is problematisch. Vaak zijn er structurele moeilijkheden zoals veelvuldig school- en werkverzuim, onaangepast gedrag op school of werk, schoolmoe, ... We trachten deze spiraal van negatieve school- en/of werkervaringen te doorbreken. Tevens willen we ondersteuning bieden aan de school en de werksituatie om de draaglast te verminderen. Belangrijk is hierbij te zoeken waar de meeste kansen aanwezig zijn voor de jongere, zowel in functie van een opleiding of werk als in functie van persoonlijk groei en perspectief. Indien de breuken zo groot zijn dat een inschakeling in het reguliere onderwijs en arbeidscircuit niet haalbaar zijn, dan is een geïndividualiseerd vervangend programma aangewezen dat zowel individueel als in groep kan georganiseerd worden. De CANO-voorziening gaat in een samenwerkingsverband een aanbod formuleren of ontwikkelt desnoods eigen dagprogramma’s. Deze moeten een directe aansluiting geven op de leefomgeving van de jongeren waarbij de pedagogisch relevante personen betrokken worden. Attitude- en sociale vaardigheidstraining zijn hierbij essentiële onderdelen. Activeren kan als eerste doel worden gesteld. Het is immers belangrijk opnieuw beweging, een vast en veilig ritme te brengen in de leefsituatie van de jongeren. Zo kan perspectiefloos-zijn plaats ruimen voor verbondenheid met de realiteit, verbondenheid met de eigen omgeving, … en uiteindelijk resulteren in een toekomstgerichte houding. De tweede doelstelling is het vergroten of uitbreiden van de motivatie, de attitudes en de vaardigheden, zodat terug kan opgestart worden met een voltijdse dagbesteding (school en/of werk). Er worden aanknopingspunten gezocht voor het heropstarten van een reguliere dagbesteding, met een specifiek aanbod: school- en/of werkoriëntatie, sollicitatietraining, werkbegeleiding, vrijwilligerswerk,… De alternatieve dagbezigheid kenmerkt zich ook door een pretherapeutische invalshoek. Er worden voorwaarden gecreëerd om inzicht te verwerven, gevoelens te verwoorden of te uiten, te experimenteren met nieuwe vaardigheden, … aan de slag te gaan met kwetsingen. Samenwerking met andere partners uit het ruime maatschappelijke spectrum van de alternatieve schoolen werkbegeleiding is essentieel voor deze werkvorm. Een actief partnerschap biedt het voordeel om doelstellingen van het activeren bij voorrang af te blijven stemmen op de noden en competenties van de jongeren en zo het risico te vermijden dat overvraging leidt tot uitsluiting. 4. Methodieken Elk CANO-traject vormt telkens opnieuw een unieke puzzel, geënt op de unieke cliëntsituatie. De keuze voor onze specifieke doelgroep, vaak met heel wat weerstand en wantrouwen naar de hulpverlening, plaatst ons in een proces van voortdurend zoeken, ontwikkelen van innoverende methodieken. Gestandaardiseerde programma’s en methodieken schieten te kort voor dergelijke opdracht, waardoor er niet zoiets bestaat als ‘de CANO-methodiek’… Het methodiekenaanbod behoeft een enorme diversiteit en flexibiliteit om voortdurend die strategieën in te zetten die best aansluiten, om voortdurend ook deze strategieën op hun efficiëntie te evalueren en bij te sturen. Elk centrum ontwikkelde eigen specialisaties en legt eigen klemtonen in haar aanbod. Facetten die de voorziening niet in voorziet, vormen telkens opnieuw de aanzet voor een zoektocht naar samenwerking met andere diensten. We stippen hier enkele methodieken aan. In grote lijn zijn er methodieken waar de klemtoon ligt op het verbinden. Andere leggen hun klemtoon op het deblokkeren van situaties. Een derde groep is vooral gericht op herstel. Uiteraard is deze lijst niet exhaustief en zal iedere methodiek op maat van de jongere en zijn context worden aangepast.
pagina 221 van 233
VERBINDENDE METHODIEKEN - Eigen kracht conferenties: Een buitenstaander (geen professioneel hulpverlener) brengt rond een jongere diverse betrokkenen samen uit familie en vriendenkring, naar aanleiding van een bepaalde situatie (bijvoorbeeld na herhaaldelijk weglopen uit een voorziening of bij de start van begeleid zelfstandig wonen). Het doel van de conferentie is een plan te maken waaraan iedereen meewerkt en dat de jongere helpt om moeilijkheden te overwinnen. - Ronde tafel gesprekken: Het activeren van steunkringen (rondetafelgesprekken) is cruciaal. We gaan immers samen met de context zoeken hoe breuken kunnen hersteld worden. De voorziening gaat met de jongere en zijn gezin dragende mensen uit hun directe leefomgeving (familie, buurt, school, werksituatie, vrienden,…) samenbrengen. De aanwezige krachten worden op deze manier geactiveerd en uitdrukkelijk uitgenodigd zich te engageren en ondersteuning te bieden. De CANO-voorziening zorgt voor de ‘linking’, zij kan de verschillende bronnen mobiliseren en samenbrengen tot een gecoördineerd geheel, namelijk een ronde tafel gesprek. De ronde tafel gesprekken zijn dus een middel om mensen opnieuw met elkaar te verbinden of nog bestaande verbinding te versterken. Zo kan een voldoende stabiel netwerk, een stutkring, uitgebouwd worden en kan het netwerk een krachtige hefboom worden zodat de cliënt kan terug vallen op de competenties van zijn omgeving. Het samenbrengen van en overleg met professionele partners is ook absoluut noodzakelijk. De onderlinge communicatie en hulp integreren in het totaaltraject van de cliënt is essentieel om overlappingen en fragmentarisch werken te voorkomen. DEBLOKKERENDE METHODIEKEN - Ervaringsgerichte projecten: Jongeren voelen zich meer uitgedaagd om te reflecteren/te groeien in de actie zelf. Nieuwe, uitdagende ervaringen aanbieden, binnen een veilig klimaat, kan hen stimuleren om gekende gedragspatronen te onderzoeken en te experimenteren met nieuw gedrag. Avontuurlijke, niet-alledaagse projecten kunnen gebruikt worden als ingangspoort om te werken aan zelfontplooiing en relatievorming. Samen met hun gezin kunnen ze gestimuleerd worden om op hun eigen niveau nieuwe vaardigheden aan te leren die hen weerbaarder maken. Door de activiteiten wordt er gewerkt aan een opbouw van contact met de werkelijkheid. Meer in het bijzonder wordt er gestreefd naar verbetering van het vermogen tot communiceren en samenwerken, naar ervaren van succes, naar vergroten van het zelfvertrouwen en naar een positieve kijk op zichzelf en zijn omgeving. De activiteiten worden gericht op het zich openstellen voor verandering via de opbouw van ontspanning, veiligheid en vertrouwen en andere positieve ervaringen. Het is belangrijk projecten niet als losstaande gebeurtenissen te zien, maar te plaatsen in het volledige traject dat jongere en context doorlopen. Heel veel aandacht moet uitgaan naar de terugkoppeling naar de 'gewone' leefsituatie, het zoeken van ankerpunten is essentieel voor de transfer van de opgedane ervaringen. - Een time-out project wordt een positieve ondersteuning en onderdeel in het begeleidingstraject. Het draagt vooral bij tot draagkrachtverhogend werken en dit zowel naar de jongere, de ouders als naar het team toe. We hanteren projecten vooral als ondersteunende methodiek om een nieuw perspectief en een nieuwe dynamiek te krijgen, en als mogelijkheid om een vastgelopen situatie te doorbreken, te deblokkeren. Een time-out project biedt de mogelijkheid tot een stuk herbronning met een nieuwe start achteraf. Het lokt zelfreflectie uit doordat de jongere en de ouders geconfronteerd worden met hun eigen functioneren. Time-outs met een hoofdzakelijk sanctionerend karakter, zoals een gedwongen opname in een gemeenschapsinstelling, proberen we zo veel mogelijk te vermijden. De CANO-voorzieningen kunnen een time-out zelf organiseren maar maken ook gebruik van een time-outnetwerk. Onze bedoeling is dat jongeren van diverse mogelijkheden (opvanggezin binnen de eigen familie, gezin van vrienden, gastgezinnen, landbouwers, leefgemeenschap, voorzieningen,…) gebruik kunnen maken naargelang de individuele probleemstelling. De agenda blijft steeds een stap te zetten op de weg naar integratie in de eigen leefomgeving HERSTELGERICHTE METHODIEKEN - Restauratieve cirkels: Bij grensoverschrijding of feiten is het zinvol een restauratieve, reflexieve opdracht op te leggen, waarbij de jongere ter voorbereiding van een ‘restauratieve cirkel’ een aantal vragen
pagina 222 van 233
uitwerkt rond het gebeurde, zijn/ haar aandeel in het gebeurde en hoe herstel kan plaatsvinden. Ook de ‘benadeelde’ of het ‘slachtoffer’ krijgt een aantal parallelle vragen. Meestal is dit voor jongere die met zijn/ haar gevoel vastzit, geen sinecure. Vanuit de emotionele blokkade, is het vaak zeer confronterend met zijn/ haar gevoelens in contact te komen. De jongere krijgt bij de voorbereiding van de vragen de hulp van een begeleider, die hem/ haar aan het denken zet, het bewustwordingsproces bij hem/ haar op gang brengt en verder stimuleert. Na de voorbereiding vindt er een ‘restauratieve cirkel’ plaats, waar naast de jongere, ook de direct betrokkenen en een procesbegeleider, aan deelnemen. Vraag na vraag wordt besproken. Hierbij krijgen de jongere, het slachtoffer en de andere betrokkenen beurtelings het woord. Emoties worden beluisterd en herhaald. Bedoeling is om tot een concreet voorstel van herstel rond het gebeurde te komen. Eens dit voorstel is bereikt, wordt de cirkel afgerond. De opvolging van de uitvoering van het voorstel berust bij de jongere zelf en bij de begeleider van de jongere. ANDERE - Creatieve, niet-verbale methodieken: Jongeren vinden vaak beter aansluiting bij werkwijzen die geen al te groot beroep doen op hun verbale mogelijkheden. Praten wordt vaak als saai of bedreigend ervaren. Zo kan psychodrama, rollenspelen, werken met diverse materialen en audiovisuele middelen, etc een goede manier zijn om aansluiting te vinden bij hun leerstijl. - Sociale vaardigheidstraining: Dit betekent het ontwikkelen van sociale vaardigheden in een leergroep. De jongeren worden niet enkel verantwoordelijk gesteld voor het eigen gedrag, maar ook voor een klimaat waarin men elkaar helpt. Jongeren krijgen wisselende taken en rollen (bijv. leiding nemen). Bij bepaalde vormen van asociaal gedrag komen er consequenties voor de ganse groep. Groepsactiviteiten (zowel vormend, ontspannend als ervaringsgericht) en groepsgesprekken zijn uitdrukkelijk aanwezig. Elementaire beleefdheid en respect voor anderen én voor materiaal staat centraal. Correct modelgedrag van begeleiders is noodzakelijk. - Zelfstandigheidstraining: via kamertraining, studiotraining kunnen jongeren wegwijs gemaakt worden in hun proces naar zelfstandigheid. Uiteraard is dit een heel individueel proces dat niet van de ene dag op de andere start noch afgerond is. Het is van wezenlijk belang om ook in de dagdagelijkse situatie én in relatie tot het gezin aandacht schenken aan het proces van individuatie. 5. VOORWAARDEN 5.1. FLEXIBILITEIT VAN DE VERBLIJFSFUNCTIE CANO is maar mogelijk wanneer de zogenaamde ZAP-functie kan worden gerealiseerd. De jongere moet kunnen verblijven in de leefomgeving die de meeste groeikansen biedt. De mogelijkheid om soepel heen en weer te zappen tussen eigen leefomgevingen onderling en de residentie is daarbij onontbeerlijk. Het streven blijft een stabiel verblijf binnen de eigen context. De residentie kan hierbij de functie hebben van een ondersteunende, beveiligende, structurerende context en kan tevens de schakel tussen verscheidene verblijfsmogelijkheden zijn (projectplaatsen, gastgezin, psychiatrie, drughulpverlening…). 5.2. BEREIKBAARHEID/BESCHIKBAARHEID CANO biedt een permanente bereikbaarheid. De jongere, de ouders of andere betrokkenen kunnen 24 uur op 24 uur iemand bereiken. Hierdoor zijn crisiscoaching en ondersteuning, maar ook responsabilisering mogelijk. Beschikbaarheid om onmiddellijk in de context te interveniëren, wordt soms als een nog krachtiger middel ervaren. Dit kan enkel als de zelfverantwoordelijkheid van de context niet ondermijnd wordt. Het zelf zoeken van hulpbronnen en oplossingen voor problemen wordt onderdrukt wanneer de hulpverlening te vlug zelf de zaken in handen neemt. Het is zeker belangrijk om op tijd los te laten.
pagina 223 van 233
5.3. BEGELEIDINGSENGAGEMENT De CANO-voorziening engageert zich om van start te gaan met moeilijke, complexe problematieken en hulpvragen, en zeker om aanklampend en geduldig te zoeken naar mogelijkheden om een verschil te maken en verandering teweeg te brengen. Crisissituaties, vastgelopen begeleidingssituaties zijn in principe geen aanleiding om de hulpverlening te beëindigen maar creëren een uitdaging. Door anders naar het gedrag te kijken willen we een schijnbaar vastgelopen begeleiding terug perspectief geven. Een CANO-voorziening voorziet alternatieven (time-outprojecten, time-outnetwerk, dagprogrammaties, zapfunctie,…) waardoor ze gericht kan blijven anticiperen. Zo kunnen crisismomenten een scharnierfunctie krijgen en wordt met alle betrokkenen gezocht naar manieren om het begeleidingsproces op een constructieve manier verder te zetten. 5.4. ORGANISATIE Een CANO-voorziening ziet het als haar opdracht om steeds weer innoverend in te spelen op maatschappelijke noden ten aanzien van haar doelgroep. We willen in actieve participatie met onze cliënten en in permanent overleg met zowel de verwijzende instanties als andere betrokken diensten en organisaties gedifferentieerde hulpverlening op maat blijven ontwikkelen. De zorg voor de meest kwetsbare cliënten vraagt ook een permanente dialoog met de overheid rond maatschappelijke en financiële prioriteiten. Een CANO-voorziening participeert dan ook in het maatschappelijk debat door signaaloverdracht en actief overleg. De CANO-voorziening wordt gedragen door een dynamisch en geëngageerd management. Het beheer creëert ruimte voor innoverende processen. Hierbij is er voldoende aandacht voor de balans tussen pragmatiek en idealisme en voor een (financieel) evenwichtig beleid. De voorziening moet flexibel en multidisciplinair georganiseerd zijn om aldus te kunnen inspelen op de wijzigende vragen van de cliënten. Actief met de context bezig zijn houdt in dat er voldoende middelen aan toegewezen worden, in begeleidingsuren. Dit werk vraagt van de begeleider bijkomende en soms andere vaardigheden. Ervaring en opleiding moeten dit ondersteunen. Dikwijls zal hij/zij in de context werkzaam zijn, erin meedraaien. Het is dus een andere opdracht dan die van de residentiewerker. 6. BESLUIT CANO is een fundamentele visie op hulpverlening. Ze vertrekt van de vraag en het engagement van een jongere en zijn context. Ze wil een antwoord bieden op korte termijn, ingebed in doelstellingen op lange termijn. Deze visie werd ontwikkeld vanuit de jarenlange ervaring in het werken met de meest uiteenlopende moeilijke problematieken bij jongeren. Steeds werd er gezocht naar aangepaste nieuwe werkvormen: intensieve individuele begeleiding, intensieve contextwerking, projecten van uiteenlopende aard, time-out werking, intensieve samenwerking met scholen, eigen dagprogrammatie,… Al deze methodieken worden geïntegreerd in het CANO-model. Het is een visie die essentieel is in de hulpverlening aan alle jongeren, maar die zeker bij de ‘moeilijkste’ jon,geren een breed en flexibel methodiekenarsenaal biedt om op langere termijn te kunnen blijven werken. Door vanaf de start bvan de begeleiding duidelijke afspraken te formuleren, vertrekkend van de verwachtingen van jongere en context, wordt geanticipeerd op crisismomenten. De voorzieningen die zich profileren als CANO-voorziening kiezen ervoor om hun organisatie structureel op zodanige wijze uit te bouwen dat deze integrale intensieve werking op korte en lange termijn maximaal kan gerealiseerd worden. Om snel een geïndividualiseerde aanpak te realiseren is voldoende gespecialiseerde omkadering absoluut noodzakelijk. De bereidheid tot opname en het behoudsengagement t.a.v. jongeren die elders uitvallen of in gesloten instellingen ’blijven hangen’ is evident. Ook bij het gedwongen beëindigen van de begeleiding blijft er een engagement bestaan dat een bereidheid impliceert
pagina 224 van 233
tot samen blijven zoeken en bij voorkeur de begeleiding opnieuw op te starten. Een CANO-voorziening investeert sterk in een netwerk van samenwerkingsverbanden om ook op lange termijn haar methodiekenarsenaal te kunnen blijven aanbieden. Een voldoende flexibele reglementering en voldoende middelen, zowel personeel als financieel, zijn onontbeerlijk. Aangezien de volledige organisatiestructuur in functie van de CANO-werking wordt uitgebouwd, is ook het perspectief om dit op lange termijn te mogen blijven doen, met bijhorend engagement op alle niveaus, ook van de subsidiërende overheid, van essentieel belang. Een CANO-werking vereist investering op lange termijn. Een langetermijnvisie dient stap voor stap verwezenlijkt te worden. Hiertoe zijn ervaren medewerkers, die de mogelijkheden krijgen om zich voldoende te vormen, van essentieel belang. Extra middelen enkel d.m.v. tijdelijke projecten ter beschikking stellen, brengt een verhoogd verloop van medewerkers met zich mee en zet bijgevolg een rem op de kwalitatieve ontwikkeling. Tevens beperkt de voorwaardelijkheid van projectmiddelen de bereidheid (én mogelijkheid) tot investeren op langere termijn in aangepaste infrastructuur om diversiteit van aanbod naar behoren te kunnen realiseren.
Juni, 2005
pagina 225 van 233
BIJLAGE 26: pedagogisch profiel & werkingsprincipes Rung-project Het Rungproject biedt herstelgerichte hulp aan jongeren in de bijzondere jeugdbijstand die weglopen (overwegen) en hun omgeving. Het wil een antwoord bieden op twee realiteiten. Weglopen is een duidelijk signaal van de jongere, enerzijds. Weglopen is vaak een negatieve spiraal, met veel risico’s, anderzijds. Het aanbod vertaalt zich in een laagdrempelig contactpunt, tijdelijke elementaire hulp (bed, bad, brood), en een neutrale ondersteuning en bemiddeling voor de omgeving en de jongere. ‘Rung’ is de Engelstalige term voor de sport van een ladder. Het wil voor jongeren en omgeving een tijdelijke adempauze betekenen, om nadien de eerste laddertreden naar boven te nemen. Rung richt zich tot jongeren van 12 tot 18 jaar die zich in een problematische opvoedingssituatie bevinden (POS), en/of mogelijks een als misdaad omschreven feit hebben gepleegd (MOF). Het Comité Bijzondere Jeugdzorg of de Sociale Dienst van de Jeugdrechtbank is dus steeds betrokken. Het project beperkt zijn werking tot het gerechtelijke arrondissement Gent-Eeklo. Laagdrempelig contactpunt Het Rungproject is telefonisch bereikbaar op iedere weekdag en zondag tussen 15u en 19u. Mailen kan ook. Iedereen kan contact opnemen: de jongere, een vriend, een ouder of een hulpverlener. Wanneer iemand zich ‘aanmeldt’ is er steeds een Rungmedewerker beschikbaar om ter plaatse te komen. In dit eerste contact wordt de hulpvraag verhelderd, het Rungaanbod hier op afgestemd, de krachten van het cliëntsysteem ingeschat en een vertrouwensbasis gelegd. Directe hulp (op maat) Hulp om maat betekent dat de samenwerking vertrekt vanuit het ‘materiaal’ dat door de jongere en de context wordt aangereikt. Meer nog, het beveiligt in samenspraak met het cliëntsysteem wat goed loopt en gaat aan de slag met de aanwezige krachten en behoeften. Niet Rung maar zijzelf bepalen wat aanwezig is. Dit is bovendien een continu proces. Rung ondersteunt de cliënt in zijn/haar zoektocht naar betekenissen (betekenisverlening). Het doel is o.m. de positieve draagkracht van de cliënt te versterken. Wegloopsituaties vragen ‘kort op de bal’; de hulpformulering wordt onmiddellijk opgestart. Wat Rung formuleert, varieert dus sterk. Dit kan een tijdelijke ondersteuning van de jongere en de omgeving zijn. Dit aanbod is tevens expliciet beschikbaar voor de ouder(s). Ondersteuning kan inhouden tijd maken om te luisteren en zoeken naar oplossingvaardigheden in problemen. Dit herstelgerichte aanbod kan ook van praktische aard zijn. Rung kan de jongere mee helpen zoeken naar een nieuwe school of een jeugdwerkorganisatie in de buurt. Rung kan op expliciete vraag de rol van neutrale bemiddelaar opnemen. Het herstelgerichte kader is ook hier van tijdelijke aard. Rung luistert, vertaalt en hervertaalt. De bemiddeling gebeurt ook hier in functie van een mogelijke terugkeer (huis of voorziening) of het behoud van een tijdelijke situatie thuis (in afwachting van bv. een opname in een voorziening). Dit aanbod gaat mogelijks gepaard met een beperkt verblijf in het Runghuis (vier dagen). De termijn kan worden verlengd met eenzelfde aantal dagen met als expliciete voorwaarde dat het zichtbaar bijdraagt tot de slaagkans van het herstel. Het Runghuis heeft twee bedden ter beschikking. Verblijf kan uitsluitend met toestemming van de opvoedingsverantwoordelijken. Het tijdelijke verblijf heeft tot doel elementaire hulp te garanderen (eet-, was- en slaapmogelijkheid) en een veilig onderdak te betekenen. De jongere krijgt de mogelijkheid om in een rustige omgeving op adem te komen. In nauw overleg wordt de nodige ruimte geboden om de betekenis achter het wegloopgedrag te achterhalen. De herstelgerichte aanpak of de zoektocht naar structurele oplossingen wordt in dialoog met de omgeving voorbereid. Het Rungproject kiest bewust om de begeleiding van de jongere te laten aanvullen door vrijwilligers. Een rustige houding en een neutrale kijk geven de wegloper de nodige ruimte om werk te maken van een oplossing. De vrijwilligers benaderen jongeren niet vanuit hun problemen, maar vanuit wat er nog aan
pagina 226 van 233
positieve elementen aanwezig is. Ze geven hen verantwoordelijkheid (samen boodschappen doen, samen koken of kuisen) en laten hun talent aan bod komen in de vrijetijdsbesteding. Werkingsprincipes Rungproject – dec. 2006 Dit document omhelst op een bondige wijze een aantal uitgangspunten die aan de basis liggen van de dienstverlening aan de doelgroep. Andere aanbodsaspecten, als methodiekontwikkeling en signaalfunctie, worden hier buiten beschouwing gelaten. 1. VROEGTIJDIG INTERVENIËREN (ERGER VOORKOMEN) Vroegtijdig aan de alarmbel trekken kan erger voorkomen. Cliënten in moeilijke, onhoudbare situaties kunnen anticiperen op (nieuwe) opflakkeringen van aanslepende problemen. Vroegtijdig steun bieden kan extra kwetsingen en breuken helpen voorkomen. Dit geldt zowel voor situaties waar reeds hulp is opgestart, als voor situaties waar nog geen hulp loopt (kortsluitingen binnen als buiten een hulpverleningskader). De doelgroep wordt erg vaak geconfronteerd met procedures en wachtlijsten. In het geval van een noodof crisissituatie is nog een drempel misschien net de te missen hindernis. Dit uitgangspunt erkent de visie dat een wegloop- of crisissituatie naast een risico ook een kans inhoudt om de situatie op positieve wijze te veranderen. Vertaling naar omschrijving van doelgroep, aanbod en organisatie: - naar doelgroep: weglopen (overwegen) is een krachtig signaal (doelgroep: tehuisweglopers en gezinsweglopers); - naar organisatie: Rung is rechtstreeks toegankelijk voor cliëntsysteem en omgeving, en binnen de mogelijkheden “bereikbaar op hun maat” (late namiddag tot avond; ook op zondag). 2. KORT OP DE BAL Weglopen (overwegen) is een acuut beleefde noodsituatie (crisis). Het duidt op een onhoudbare situatie. Crisissituaties worden niet op een wachtlijst gezet; onmiddellijk een perspectief op hulp bieden is essentieel. Kort op de bal. Dit perspectief op hulp is onmiddellijk inzetbaar en beschikbaar. Vertaling naar omschrijving van doelgroep, aanbod en organisatie: - naar aanbod: a) het Rungaanbod is onmiddellijk inzetbaar; b) de Rungmedewerker komt (mits akkoord) ter plaatse om vraag en behoeften verder te verkennen en af te stemmen op aanbod (mobiele vraagverheldering); - naar organisatie: het Rungproject poogt steeds een minimaal noodzakelijk, flexibel aanbod beschikbaar te houden (minimale buffer). 3. CONTEXT- EN HERSTELGERICHT WERKEN Weglopen is een krachtig signaal. Het is een appèl van de jongere op onderliggende problemen en oorzaken. De hulpverlening schakelt in de aanpak maximaal de brede context (netwerk) van de jongere in. De hulpverlening poogt het cliëntsysteem opnieuw perspectief te bieden (herstel).
pagina 227 van 233
Vertaling naar omschrijving van doelgroep, aanbod en organisatie: - naar doelgroep: het Rungproject werkt met (de normen en waarden van) de ruime omgeving van de jongere; - naar aanbod: a) een aanbod aan weglopers is herstelgericht (risico’s wegnemen en concreet perspectief aanreiken; b) het aanbod van tijdelijk verblijf en ambulant/mobiele ondersteuning gebeurt met betrokkenheid van de opvoedingscontext; c) het Rungproject treedt, mits akkoord van jongere en opvoedingscontext, op als neutrale bemiddelaar; - naar organisatie: het Rungproject werkt binnen binnen het vrijwillige kader: met medewerking van de minderjarige en de opvoedingsverantwoordelijke(n). 4. EMANCIPATORISCH EN COMPETENTIEVERHOGEND WERKEN Hulpverlening streeft er naar om zo snel mogelijk het cliëntsysteem opnieuw (meer) zelfstandigheid aan te bieden. Het vertrekt vanuit de behoeften van de cliënt. De afstemming van vraag en aanbod is een continu proces. Hulpverlening is dus gepast, tijdelijk, toekomstgericht, zo weinig mogelijk ingrijpend, empowerend en participatief. Hulpverlening spreekt de aanwezige krachten en mogelijkheden van de cliënt en netwerk aan. De cliënt geeft ze zelf aan. Hulpverlening werkt tevens rond vaardigheden, in functie van toenemende zelfstandigheid. Vertaling naar omschrijving van doelgroep, aanbod en organisatie: - naar doelgroep: het Rungproject werkt in sterke dialoog met de omgeving van de jongere; - naar aanbod: a) het aanbod is op maat, tijdelijk en toekomstgericht; b) betekenisverlening staat centraal in samenwerking; - naar organisatie: vraag en aanbod worden continu afgestemd (naadloze hulp). 5. RUSTINSTALLERENDE OMKADERING EN CONSTRUCTIEVE BENADERING Weglopen vraagt een adempauze. Zowel voor de jongere, als voor de context en omgeving. Weglopers hebben vaak geen concrete verwachtingen naar de toekomst. Ze kijken soms met heel veel angst en onzekerheid naar wat komt. Het enige wat ze wél weten is wat ze niét willen. Weglopers kampen dikwijls met een erg laag zelfbeeld. Ze hebben vaak het gevoel samen te vallen met hun problemen. Soms in die mate dat niks hen nog weghoudt van weglopen; elke vorm van restrictie of regel is de druppel in de emmer. (“Ik heb toch niks te verliezen”) Vertaling naar omschrijving van doelgroep, aanbod en organisatie: - naar aanbod: a) het Rungproject biedt tijdelijk verblijf (rust); b) de jongere en de context wordt benaderd vanuit de positief aanwezige krachten; - naar organisatie: a) het Rungproject kiest bewust om de begeleiding van de jongere te laten aanvullen door vrijwilligers (rustgevende en neutrale houding); b) jongeren staan mee in voor het huishouden (mee verantwoordelijk).
pagina 228 van 233
BIJLAGE 27: begeleidende brief MFC-GROB aan de minister
pagina 229 van 233
BIJLAGE 28: brief Minister Vervotte i.v.m. Rung-project
pagina 230 van 233