Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2009-10
Gent 13 oktober 2004 Uitvoerend beslag: “verzet tegen de prijs”
Masterproef van de opleiding ‘Master in het notariaat’ Ingediend door:
Kelly Bussche (studentennr.: 20036454)
Promotor: prof. dr. Christian Engels Commissaris: dr. Stan Devos
INHOUDSOPGAVE
Inleiding..................................................................................................................................... 1 Hfdst. I
Bespreking arrest .................................................................................................. 3
Afd. I
Feitenrelaas .............................................................................................................. 3
Afd. II
Rechtsvragen ........................................................................................................... 5
Afd. III
Beoordeling rechter ................................................................................................. 5
Hfdst. II
Rangregeling na verkoop bij uitvoerend beslag op onroerend goed ................ 8
Afd. I
Tegeldemaking onroerend goed en overwijzing op de prijs ................................... 8 § 1. Begrip .................................................................................................................... 8 § 2. Gevolgen ............................................................................................................... 9
Afd. II
Rangregeling ......................................................................................................... 12 § 1. Begrip .................................................................................................................. 12 § 2. Welke schuldeisers moeten bij de rangregeling worden betrokken? .................. 13
Hfdst. III Verzet tegen de prijs............................................................................................ 15 Afd. I
Begrip en duiding .................................................................................................. 15
Afd. II
Voorwaarden ......................................................................................................... 16 § 1. Vorm van het verzet ............................................................................................ 16 § 2. Termijn waarbinnen verzet kan worden gedaan ................................................. 22 § 3. Kwaliteit van de titel ........................................................................................... 26
Afd. III
Verplichte raadpleging beslagberichten ................................................................ 30
§ 1. Huidig recht......................................................................................................... 30 § 2. Overgangsrecht ................................................................................................... 34 § 3. Komend recht ...................................................................................................... 34 Afd. IV
Fiscale notificaties: verzet tegen de prijs? ............................................................. 34
§ 1. Fiscale notificaties: begrip en procedure ............................................................ 34 § 2. Kwalificatie ......................................................................................................... 42 A. Fiscale notificaties ............................................................................................ 42 1.
“Vereenvoudigd bewarend beslag onder derden”........................................ 42
2.
Programmawet van 2007 ............................................................................. 46
B. Sociale notificaties ............................................................................................ 48
Afd. V
1.
Wet houdende diverse bepalingen van 2005 ............................................... 48
2.
Wet houdende diverse bepalingen van 2008 ............................................... 49
Aansprakelijkheid notaris ...................................................................................... 50 § 1. Verzet tegen de prijs: voorwaarden .................................................................... 50 § 2. Fiscale (en sociale) notificaties ........................................................................... 51
Besluit ...................................................................................................................................... 56 Bibliografie .............................................................................................................................. 58
1
INLEIDING Een chirografaire schuldeiser die in het kader van een procedure uitvoerend beslag wenst te worden betrokken bij de rangregeling, en aldus probeert te voorkomen dat de gelden die de notaris onder zich houdt worden uitbetaald zonder daar zelf een aandeel in te hebben, kan zich beroepen op de procedurehandeling ‘verzet tegen de prijs’. Door het verzet tegen de prijs is de notaris, belast met de werkzaamheden van rangregeling, verplicht om de schuldvordering van de betrokken schuldeiser op te nemen in het proces-verbaal van rangregeling. In dit werkstuk wordt in hoofdzaak nagegaan welke de vorm- en grondvereisten zijn voor het verzet tegen de prijs en welke gevolgen deze procedurehandeling met zich meebrengt voor de notariële praktijk. We hebben ons werk gestructureerd als volgt. Het eerste hoofdstuk wordt integraal gewijd aan de bespreking van een arrest gewezen door het hof van beroep te Gent op 13 oktober 2004 - uitgangspunt voor dit werk - waarin de rechter verzocht werd zich uit te spreken over de geldigheid van een laattijdig verzet tegen de prijs, en het daarbij horende optreden van de notaris belast met de werkzaamheden van rangregeling. Achtereenvolgens lichten we het feitenrelaas, de rechtsvragen en het oordeel van de rechter toe. Het tweede hoofdstuk bestaat uit twee luiken. In het eerste luik wordt kort stilgestaan bij de tegeldemaking van het onroerend goed (met bijzondere aandacht voor de openbare verkoop) en daarmee samengaand de overwijzing op de prijs en haar gevolgen. Het tweede luik heeft betrekking op de rangregeling. Hierin wordt het begrip rangregeling uitgebreid omschreven en nagegaan met welke schuldeisers de notaris rekening moet houden bij het opmaken van het proces-verbaal van rangregeling. Het derde en omvangrijkste hoofdstuk behandelt het verzet tegen de prijs. Dit hoofdstuk vangt aan met een begripsomschrijving en duiding van het verzet. Daarna worden de voorwaarden voor het verzet tegen de prijs van naderbij bekeken. Het gaat meerbepaald om de vorm en termijn van het verzet, en de kwaliteit van de titel op grond waarvan verzet tegen de prijs wordt gedaan. Aansluitend bespreken we de verplichte raadpleging van de beslagberichten. De wet van 29 mei 2000 houdende oprichting van een centraal bestand van berichten van beslag, delegatie, overdracht en collectieve schuldenregeling, alsook tot wijziging van
2
sommige bepalingen van het Gerechtelijk Wetboek1 staat hier centraal. Er wordt een overzicht gegeven van het huidig recht, het overgangsrecht en het komend recht. Vervolgens komen de fiscale en sociale notificaties aan bod. Na het begrip ‘fiscale notificatie’ te hebben omschreven gaan we over tot een uiteenzetting van de fiscale notificatieprocedure. Tevens wordt onderzocht of fiscale en sociale notificaties met een verzet tegen de prijs kunnen worden gelijkgesteld, en op welke wijze de notaris dient te reageren bij ontvangst van een dergelijke notificatie. Tot slot werpen we een blik op de notariële aansprakelijkheid. Er wordt een onderscheid gemaakt tussen enerzijds de professionele aansprakelijkheid van de notaris in geval van confrontatie met een verzet tegen de prijs (in het algemeen), en anderzijds de specifieke fiscale aansprakelijkheid die de notaris kan treffen wanneer hij een fiscale of sociale notificatie ontvangt. Telkens onderzoeken we in welke gevallen de notaris aansprakelijkheid kan oplopen.
1
Wet 29 mei 2000 houdende oprichting van een centraal bestand van berichten van beslag, delegatie, overdracht en collectieve schuldenregeling, alsook tot wijziging van sommige bepalingen van het Gerechtelijk Wetboek, BS 9 augustus 2000 (hierna wet van 29 mei 2000).
3
HOOFDSTUK I BESPREKING ARREST AFDELING I FEITENRELAAS Op 23 juni 1998 belast de beslagrechter te Dendermonde, overeenkomstig art. 1580 Ger.W., notaris V. met de openbare verkoop van een onroerend goed alsook met de bijhorende rangregeling in het kader van uitvoerend onroerend beslag ten laste van de beslagenen W.V. en K.V.B. Geïntimeerde [schuldeiser V.P.] beschikt op 15 juli 1998 over een handgeschreven schuldbekentenis van één van de beslagenen, met name V.B., ondertekend door zowel V.P als V.B., waarin V.B. erkent een bedrag van 210 000 BEF verschuldigd te zijn aan geïntimeerde. Verder vermeldt de schuldbekentenis dat het bedrag in kwestie “zal worden terugbetaald langs notaris V.”. In zijn schrijven van 03 november 1998 stelt appellant [notaris V.] geïntimeerde in kennis van het feit dat… “om te kunnen opgenomen worden in de rangregeling dient u te beschikken over een uitvoerbare titel…” en ook dat “er minstens volgens de voorschriften van het Gerechtelijk Wetboek verzet op de koopprijs zal dienen gedaan te worden in mijn handen”. Tevens laat notaris V. weten dat de eerste zitdag van de veiling doorgaat op 17 november 1998. Op 04 december 1998 contacteert advocaat J. uit Sint-Niklaas, raadsman van geïntimeerde, notaris V. per brief waarin hij appellant mededeelt dat de dagvaarding ten gronde werd betekend ten aanzien van de beslagenen. Daarnaast vraagt de raadsman voor het eerst uitdrukkelijk… “te willen laten weten welke de uiterste datum is tegen dewelke de uitvoerbare titel in uw bezit moet zijn om in aanmerking te komen voor de rangregeling?”. Enkele dagen later stuurt advocaat J. een herinnerend faxbericht. De tweede zitdag evenals de definitieve toewijzing van het onroerend goed aan de koper vindt plaats op 29 december 1998, gevolgd door de betekening bij gerechtsdeurwaardersexploot, dd. 11 januari 1999, van het proces-verbaal van toewijzing aan de beslagenen. Op 02 februari 1999 vraagt de raadsman van geïntimeerde voor een tweede maal aan notaris V. … “welke de uiterste datum is tegen dewelke de uitvoerbare titel in uw bezit moet zijn?”.
4
De volgende dag antwoordt notaris V. dat het proces-verbaal van toewijzing is overgemaakt aan de hypotheekbewaarder met het oog op overschrijving ervan in de daartoe bestemde registers. Tevens laat de notaris weten dat de voorbereidingen voor het opmaken van de rangregeling een aanvang hebben genomen. Naar aanleiding daarvan vraagt hij de advocaat van geïntimeerde: “mag ik u daarom vragen mij zo snel mogelijk uw verzet te betekenen”. Op 18 februari 1999 veroordeelt de Rechtbank van Eerste Aanleg te Dendermonde de beslagenen tot het betalen van een som van 210 000 BEF, vermeerderd met de gerechtelijke rente en de gerechtskosten. Met een begeleidend schrijven dd. 23 februari 1999 bezorgt de raadsman van geïntimeerde notaris V. een kopie van voormelde beschikking, hij vermeldt daarbij het nodige te zullen doen met het oog op het aantekenen van verzet tegen de prijs en vraagt nogmaals aan appellant … “mij zo vlug mogelijk per kerende de uiterste datum te laten kennen tegen dewelke het verzet moet betekend worden?”. Sterker nog, hij stipuleert boven zijn handtekening uitdrukkelijk: “graag dringend antwoord a.u.b. en liefst nog vandaag per fax”. Op vrijdag 26 februari 1999 verstrijkt de wettelijke termijn waarbinnen schuldeisers op een geldige wijze verzet tegen de prijs kunnen doen. De maandag daaropvolgend, dit is 01 maart 1999, laat geïntimeerde bij gerechtsdeurwaardersexploot verzet tegen de prijs betekenen in handen van de beslagenen. Hij laat dit verzet eveneens aanzeggen in handen van notaris V. Notaris V. verlijdt het proces-verbaal van rangregeling op 16 april 1999. In zijn brief van 22 juni 1999 herinnert de raadsman van geïntimeerde notaris V. aan een eerder schrijven, dd. 09 maart 1999, van zijnentwege met de afrekening, en informeert wanneer hij de verschuldigde gelden zal mogen ontvangen. Gezien de brieven van 09 maart en 22 juni 1999 onbeantwoord bleven, stuurt de raadsman notaris V. op 31 augustus 1999 andermaal een schrijven waarin hij de aandacht vestigt op de onbeantwoorde brieven en laat weten dat hij alsnog een reactie verhoopt. Op 14 oktober 1999 heeft de advocaat van geïntimeerde nog steeds geen bericht ontvangen van notaris V., waarop hij de notaris opnieuw aanschrijft en zijn ongenoegen uit omtrent de gang van zaken. Ook dreigt hij ermee gerechtelijke stappen te ondernemen, indien de notaris binnen een termijn van 10 dagen niets van zich laat horen. Enkele dagen later, op 23 oktober 1999, meldt notaris V. aan de raadsman van geïntimeerde dat het proces-verbaal van rangregeling reeds op 16 april 1999 werd opgemaakt, waardoor het
5
verzet tegen de prijs van V.P. laattijdig is gebeurd en er bijgevolg met diens schuldvordering geen rekening werd gehouden in de rangregeling. Daaropvolgend ontvangt notaris V. opnieuw een brief, dd. 28 oktober 1999, waarin de raadsman van geïntimeerde zich niet akkoord verklaart met de visie van appellant. Op 29 november 1999 dagvaardt geïntimeerde notaris V., bij gerechtsdeurwaardersexploot, en verwijt appellant een ‘professionele fout’ doordat zijn schuldvordering niet werd in aanmerking genomen in de rangregeling. Tevens stelt geïntimeerde de notaris aansprakelijk wegens ‘inbreuk op de algemene informatieplicht van de notaris’, naar aanleiding waarvan hij een schadevergoeding vordert, ex aequo et bono begroot op 150 000 BEF (of 3 718, 39 euro).
AFDELING II RECHTSVRAGEN Is een laattijdig verzet tegen de prijs na verkoop in het kader van uitvoerend beslag op onroerend goed nietig? Heeft notaris V. een professionele fout begaan door de schuldvordering van V.P. niet op te nemen in het proces-verbaal van rangregeling, en een inbreuk gepleegd op de algemene informatieplicht van de notaris?
AFDELING III BEOORDELING RECHTER Het hof van beroep te Gent sprak zich op 13 oktober 20042 uit over twee aspecten, zoals aangehaald in de dagvaarding van geïntimeerde. Eerste aspect: ‘professionele fout’ in hoofde van notaris V.: Na samenlezing van de artikelen 1642, 1643, 1622 en 1598 Ger.W. stelt de rechter vast dat vrijdag 26 februari 1999, in casu, de laatste dag was waarop geïntimeerde op een geldige wijze verzet tegen de prijs kon laten betekenen.
2
Gent 13 oktober 2004, TGR 2005, 197.
6
Op te merken valt dat notaris V. in zijn verzoekschrift tot hoger beroep naar een andere datum verwijst, meer bepaald donderdag 25 februari 1999. Appellant telt de termijnen vervat in de artikelen 1622 (15 dagen) en 1643 (1 maand) Ger.W. op, en verkrijgt 45 dagen. Een foutieve conclusie, daar een termijn van een maand niet gelijk is aan een termijn van 30 dagen. Desalniettemin was het verzet tegen de prijs van geïntimeerde laattijdig, gezien hij pas op 01 maart 1999 een gerechtsdeurwaardersexploot liet betekenen in handen van de beslagenen. Dit brengt de onontvankelijkheid van de gedane tegenspraak met zich mee. Een betekening gedaan buiten de wettelijke termijn is geenszins nietig, daar geen enkele wettelijke bepaling de nietigheid ervan voorschrijft. De betekening kan evenwel zonder voorwerp worden beschouwd. Notarissen zijn bijgevolg niet verplicht met een laattijdig verzet rekening te houden. Anderzijds kan hen geen beroepsfout worden verweten indien zij de betrokken schuldvordering wel in de rangregeling opnemen. Anders gezegd beschikt de notaris over een soevereine appreciatie bij het bepalen of hij een laattijdig verzet al dan niet in aanmerking neemt bij de rangregeling. Het hof is dan ook van oordeel dat appellant geen professionele fout beging doordat hij geen rekening heeft gehouden met het verzet tegen de prijs van geïntimeerde, gedaan buiten de wettelijke termijn. In casu dient opgemerkt dat de notaris voldoende tijd had om de schuldvordering van geïntimeerde alsnog op te nemen in de rangregeling, gezien het verzet ruim vóór de opmaak van het proces-verbaal van rangregeling werd betekend. Tweede aspect: ‘inbreuk op de algemene informatieplicht van de notaris’: Terzake bepaalt art. 9, § 1, derde lid van de Organieke Wet op het Notariaat: “De notaris licht elke partij altijd volledig in over de rechten, verplichtingen en lasten die voortvloeien uit de rechtshandelingen waarbij zij betrokken is en geeft aan alle partijen op onpartijdige wijze raad”. Appellant stelt dat hij de raadsman van geïntimeerde voldoende heeft voorgelicht, en meer specifiek, aan de hand van verscheidene brieven heeft gewezen op het dringend karakter van de zaak alsook op het feit dat het verzet zo snel mogelijk diende betekend te worden. In het bijzonder verwijst appellant naar zijn brief van 03 november 1998, waarin hij uitdrukkelijk de datum van de eerste zitdag van de veiling aankondigde, namelijk op 17 november 1998. Deze informatie moest geïntimeerde in staat stellen zelf de termijn te berekenen waarbinnen hij rechtsgeldig verzet tegen de prijs kon doen. Tevens merkt appellant op dat geïntimeerde werd
7
bijgestaan door een advocaat, die evenzeer vertrouwd behoort te zijn met de materie in kwestie, en er bijgevolg kon voor zorgen dat het verzet tijdig werd betekend. Geïntimeerde beweert nooit in de mogelijkheid te zijn geweest de wettelijke termijn voor het verzet te bepalen, bij gebrek aan mededeling door de notaris van de dag die de termijnen doet lopen. Daarnaast wijst geïntimeerde op het feit dat zijn raadsman in verschillende brieven uitdrukkelijk naar de vervaldag van de verzetstermijn heeft gevraagd, doch daar nooit een concreet antwoord heeft op gekregen. Hier moet worden aangestipt dat de raadsman nooit de essentiële vraag heeft gesteld, namelijk op welke datum het proces-verbaal van toewijzing aan de beslagenen werd betekend. Hieruit kan echter geen onnauwkeurigheid van zijnentwege worden afgeleid, hoogstens een gebrek aan efficiëntie. Aangezien schuldeisers niet betrokken worden bij de betekening van het proces-verbaal van definitieve toewijzing, en er dus geen sprake is van enige vorm van kennisgeving, kan de schuldeiser de datum van deze betekening niet kennen. Ook de verplichte overschrijving van het proces-verbaal van toewijzing op het hypotheekkantoor biedt geen oplossing aan de schuldeisers, aangezien het exploot waarmee dit proces-verbaal aan de beslagene werd betekend wettelijk gezien niet ter overschrijving moet worden aangeboden en dit in de praktijk ook niet gebeurd. De schuldeiser moet zich bijgevolg tot de notaris wenden om deze informatie te achterhalen. Het hof van beroep oordeelt dan ook dat appellant weldegelijk is tekortgeschoten aan zijn algemene informatieplicht. Feitelijk stelt het hof vast dat de notaris duidelijk nalatig is geweest door een reeks brieven van de raadsman van geïntimeerde niet te beantwoorden, en belangrijker - door nooit de datum van de betekening van het proces-verbaal van toewijzing te hebben medegedeeld. De gevorderde schadevergoeding, ex aequo et bono begroot op 150 000 BEF (of 3 718,39 euro) en door de eerste rechter toegekend aan geïntimeerde, wordt op verzoek van appellant herleid tot een bedrag van 1 010,96 euro. Dit bedrag stemt overeen met wat de schuldeiser zou hebben ontvangen indien zijn schuldvordering werd opgenomen in de rangregeling.
8
HOOFDSTUK II RANGREGELING NA VERKOOP BIJ UITVOEREND BESLAG OP ONROEREND GOED AFDELING I TEGELDEMAKING ONROEREND GOED EN OVERWIJZING OP DE PRIJS § 1. Begrip 1.
Op grond van art. 1580 Ger.W. behoort de schuldeiser, binnen een maand na de
overschrijving van het uitvoerend beslag, bij de beslagrechter een verzoekschrift in te dienen tot benoeming van een notaris. Daaropvolgend stelt de rechter een notaris aan met de opdracht de veiling of verkoop uit de hand van de in beslag genomen onroerende goederen evenals de verrichtingen tot rangregeling te realiseren. Het Gerechtelijk Wetboek biedt beslagleggende schuldeisers aldus een dubbele mogelijkheid: openbare of onderhandse verkoop. Openbare verkoop is de regel, onderhandse verkoop de uitzondering3. In beide gevallen gaat het om een ‘gedwongen’ verkoop, enkel de vorm waaronder zij plaatsvindt is verschillend. Beide procedures brengen evenwel dezelfde gevolgen met zich mee, met name: het feit dat de koop-verkoop zuiverend werkt, dat de rechten van de schuldeisers van de beslagene van het goed overgaan op de prijs en dat de notaris een rangregeling opmaakt4. Dit werkstuk is geschreven vanuit de hypothese dat een openbare verkoop of veiling werd georganiseerd. 2.
De toewijzing van het onroerend goed zorgt ervoor dat de rechten van de ingeschreven
schuldeisers overgaan op de prijs, d.i. de opbrengst van het tegeldegemaakte onroerend goed5. 3
4
5
C. ENGELS, “De verkoop uit de hand van de in uitvoerend beslag genomen onroerende goederen”, RW 199899, 1449. E. DIRIX en K. BROECKX, Beslag in APR, Mechelen, Kluwer, 2010, 561 (hierna verkort E. DIRIX en K. BROECKX, Beslag). Art. 1639 Ger.W.; Rb. Brussel 10 april 1959, Pas. 1960, III, 63; E. DIRIX en K. BROECKX, Beslag, supra noot 4, 605; G. DE LEVAL, “Ordre” in Répertoire Notarial, Brussel, Larcier, 2009, 44 (hierna verkort G. DE LEVAL, “Ordre”); C. ENGELS, “Een rangregeling in de rangregeling”, Not.Fisc.M. 2007, 99 (hierna verkort C. ENGELS, “Een rangregeling in de rangregeling”); M. DE CLERCQ, “De schuldeisers zonder uitvoerbare titel en de rangregeling” (noot onder Cass. 28 mei 2004), RW 2005-06, 944 (hierna verkort M. DE CLERCQ, “De schuldeisers zonder uitvoerbare titel en de rangregeling”); D. MICHIELS, “Vastgoed in samenloop. Capita selecta inzake verkoop van onroerend goed bij faillissement & vereffening, in het bijzonder de rangregeling”, Not.Fisc.M. 2004, 58 (hierna verkort D. MICHIELS, “Vastgoed in samenloop. Capita selecta inzake verkoop van onroerend goed bij faillissement & vereffening, in het bijzonder de rangregeling”); D. MICHIELS, “Actuele problemen inzake onroerend beslag” in E. DIRIX en P. TAELMAN (eds.), Beslag- en executierecht –
9
Concreet wordt een soort pandwissel doorgevoerd. De betrokken schuldeisers krijgen een roerend pand, namelijk een prijs, in plaats van het onroerend pand, namelijk het onroerend goed, waarover zij tot dan toe beschikten6. Deze omzetting heeft tot doel de schulden van de beslagene te delgen. Op te merken valt dat de rechten van voornoemde schuldeisers niet enkel overgaan op de prijs van het vervreemde goed, maar evenzeer op de verschuldigde intresten en dit tot aan de verdeling7.
§ 2. Gevolgen 3.
De overwijzing op de prijs ingevolge openbare verkoop heeft vier belangrijke gevolgen.
Eerst en vooral wordt het verkochte onroerend goed van rechtswege ‘gezuiverd’ van alle bevoorrechte en hypothecaire aanspraken van schuldeisers van de beslagene, met uitzondering van penale beslagen8. Dit houdt in dat de rechten verbonden aan de bestaande schuldvorderingen niet langer op het goed zelf kunnen worden uitgeoefend. De koper hoeft bijgevolg de zuiveringsprocedure van art. 109 Hyp.W. niet toe te passen, hij verwerft het onroerend goed vrij van eventuele lasten.
6
7 8
Naar een collectief beslagrecht, Antwerpen-Groningen, Intersentia, 2001, 122 (hierna verkort D. MICHIELS, “Actuele problemen inzake onroerend beslag”); N. PEETERS, “Noodzaak van een uitvoerbare titel om verzet op de prijs te kunnen doen in het kader van de rangregeling” (noot onder Beslagr. Antwerpen 9 maart 1999), Not.Fisc.M. 2000, 198 (hierna verkort N. PEETERS, “Noodzaak van een uitvoerbare titel om verzet op de prijs te kunnen doen in het kader van de rangregeling”); K. VERELST, “De schuldeisers toegelaten tot de rangregeling na verkoop bij uitvoerend beslag op een onroerend goed”, Jura Falc. 1992-93, 371 (hierna verkort K. VERELST, “De schuldeisers toegelaten tot de rangregeling na verkoop bij uitvoerend beslag op een onroerend goed”); J.-L. RENS, “De schuldeisers toegelaten tot de rangregeling na verkoop bij uitvoerend beslag op onroerend goed” in Liber Amicorum E. Krings, Brussel, Story-Scientia, 1991, 732 (hierna verkort J.-L. RENS, “De schuldeisers toegelaten tot de rangregeling na verkoop bij uitvoerend beslag op onroerend goed”); C. ENGELS, Het uitvoerend beslag op onroerend goed en de daarbijhorende rangregeling, Antwerpen, Kluwer, 1981, 364 (hierna verkort C. ENGELS, Het uitvoerend beslag op onroerend goed en de daarbijhorende rangregeling); E. VAN HOVE, “La saisie immobilière dans le nouveau code judiciaire”, Ann.Not. 1968, 293 (hierna verkort E. VAN HOVE, “La saisie immobilière dans le nouveau code judiciaire”). Brussel 30 december 1925, Rev.Prat.N. 1926, 166; Rb. Brugge 20 januari 1943, Rev.Prat.N. 1947, 58; D. MICHIELS, “Vastgoed in samenloop. Capita selecta inzake verkoop van onroerend goed bij faillissement & vereffening, in het bijzonder de rangregeling”, supra noot 5, 58; D. MICHIELS, “Actuele problemen inzake onroerend beslag”, supra noot 5, 122; C. ENGELS, Het uitvoerend beslag op onroerend goed en de daarbijhorende rangregeling, supra noot 5, 365. C. ENGELS, Procesrecht in verband met het notariaat - Syllabus, Brugge, Die Keure, 2010, 439. G. DE LEVAL, “Ordre”, supra noot 5, 43; C. ENGELS, “Een rangregeling in de rangregeling”, supra noot 5, 99; D. MICHIELS, “Vastgoed in samenloop. Capita selecta inzake verkoop van onroerend goed bij faillissement & vereffening, in het bijzonder de rangregeling”, supra noot 5, 58; D. MICHIELS, “Actuele problemen inzake onroerend beslag”, supra noot 5, 122; K. VERELST, “De schuldeisers toegelaten tot de rangregeling na verkoop bij uitvoerend beslag op een onroerend goed”, supra noot 5, 371; J.-L. RENS, “De schuldeisers toegelaten tot de rangregeling na verkoop bij uitvoerend beslag op onroerend goed”, supra noot 5, 732.
10
De zuiverende werking van de overwijzing brengt een tweede gevolg met zich mee, met name dat de schuldeisers hun volgrecht verliezen op het verkochte goed9. Dit kan uiteraard enkel wanneer de overdracht de betrokken schuldeisers tegenstelbaar is. Hiervoor moeten de ingeschreven schuldeisers en diegene die een voorafgaand bevel tot betaling hebben laten overschrijven betrokken worden in de verkoopprocedure, door hen ten minste een maand vóór de verkoop aan te manen inzage te nemen van de verkoopsvoorwaarden en aanwezig te zijn bij de toewijzing10. Daarna wordt de tegenstelbaarheid bekomen door overschrijving van het proces-verbaal van definitieve toewijzing op het hypotheekkantoor. Een derde gevolg bestaat erin dat de koper van het onroerend goed niet op rechtsgeldige wijze kan overgaan tot bevrijdende betaling van de koopprijs in handen van de beslagene11. Overeenkomstig art. 1641, tweede lid Ger.W. kan de koper, niettegenstaande elk hiermee strijdig beding of verzet, de prijs alsook de intresten en bijkomende kosten overmaken aan de notaris belast met de rangregeling ofwel storten in de Deposito- en Consignatiekas. De zinsnede ‘niettegenstaande elk hiermee strijdig beding of verzet’ verwijst naar het feit dat de notaris in de verkoopsvoorwaarden dient aan te duiden op welke wijze de koper voornoemde kosten moet betalen12. Indien de notaris nalaat een betalingswijze aan te duiden kan de koper zich beroepen op het keuzerecht voorzien in art. 1641, tweede lid Ger.W. Het is de koper niet toegestaan de storting nog uit te voeren nadat hem het proces-verbaal van verdeling of rangregeling, of desgevallend de onherroepelijke beslissing omtrent de geschillen betreffende
9
10 11
12
G. DE LEVAL, “Ordre”, supra noot 5, 43; J.-L. RENS, “De schuldeisers toegelaten tot de rangregeling na verkoop bij uitvoerend beslag op onroerend goed”, supra noot 5, 732. Art. 1582, derde lid Ger.W.: ook de schuldenaar moet worden aangemaand. C. DE WULF, Het opstellen van notariële akten. Boekdeel III, Mechelen, Kluwer, 2005, 586 (hierna verkort C. DE WULF, Het opstellen van notariële akten. Boekdeel III); C. ENGELS, “Rangregeling” in X (ed.), Rechtskroniek voor het notariaat. Deel 4: beslagrecht, Brugge, Die Keure, 2004, 124 (hierna verkort C. ENGELS, “Rangregeling”); C. ENGELS, “De notariële toepassing van de artikelen 14 tot 23 W. 29 mei 2000 houdende oprichting van een centraal bestand van berichten van beslag, delegatie, overdracht en collectieve schuldenregeling, alsook tot wijziging van sommige bepalingen van het Gerechtelijk Wetboek” in L. WEYTS en E. GOOVAERTS (eds.), Topics Notarieel Recht, Leuvense Notariële geschriften, Leuven, Universitaire Pers, 2002, 152 (hierna verkort C. ENGELS, “De notariële toepassing van de artikelen 14 tot 23 W. 29 mei 2000 houdende oprichting van een centraal bestand van berichten van beslag, delegatie, overdracht en collectieve schuldenregeling, alsook tot wijziging van sommige bepalingen van het Gerechtelijk Wetboek”); J.-L. RENS, “De schuldeisers toegelaten tot de rangregeling na verkoop bij uitvoerend beslag op onroerend goed”, supra noot 5, 733. G. DE LEVAL, “Ordre”, supra noot 5, 63-65; C. ENGELS, “Rangregeling”, supra noot 11, 123; C. ENGELS, “De notariële toepassing van de artikelen 14 tot 23 W. 29 mei 2000 houdende oprichting van een centraal bestand van berichten van beslag, delegatie, overdracht en collectieve schuldenregeling, alsook tot wijziging van sommige bepalingen van het Gerechtelijk Wetboek”, supra noot 11, 152 (voetnoot nr. 5) en 153; J.-L. RENS, “De schuldeisers toegelaten tot de rangregeling na verkoop bij uitvoerend beslag op onroerend goed”, supra noot 5, 733.
11
dat proces-verbaal, werd betekend. De kosten, rechten en erelonen daarentegen moeten rechtstreeks aan de benoemde notaris worden betaald13. Het vierde gevolg van de overwijzing is dat de hypotheekbewaarder overgaat tot ambtshalve inschrijving van de schuldvorderingen die voortvloeien uit de akte houdende eigendomsoverdracht, en dit tot zekerheid van het betalen van de prijs door de koper14. Deze inschrijving wordt, eveneens ambtshalve, doorgehaald op overlegging van een notarieel getuigschrift door de koper aan de hypotheekbewaarder. Het notarieel getuigschrift betreft een authentieke akte waarin de notaris bevestigt dat de koper bevrijdend heeft betaald (art. 1641 Ger.W.) ten behoeve van de gerechtigde schuldeisers15. De notaris zal het getuigschrift pas verlijden nadat hij heeft nagegaan of de koper alle bedragen, die hij op grond van de verkoopsvoorwaarden gehouden is te voldoen, conform art. 1641 Ger.W. heeft betaald16. De wetsartikelen 1641 en 1653 Ger.W. moeten duidelijk van elkaar worden onderscheiden. Art. 1653 Ger.W. verwijst naar de “betaling” in handen van de schuldeisers. De betaling bedoeld in art. 1641 Ger.W. betreft de “bevrijdende betaling” in handen van de notaris. Indien de notaris die het onroerend goed openbaar verkocht eveneens belast is met het opmaken van de rangregeling, kan de koper aan deze notaris bevrijdend betalen17. Wanneer er echter twee notarissen worden aangesteld, en de koper betaalt aan de notaris die het goed verkocht, zal deze laatste in het notarieel getuigschrift moeten verklaren dat de koper in zijn handen
13
14
15
16
17
Art. 1641, eerste lid Ger.W.; G. DE LEVAL, “Ordre”, supra noot 5, 65; C. DE WULF, Het opstellen van notariële akten. Boekdeel III, supra noot 11, 587; E. VAN HOVE, “La saisie immobilière dans le nouveau code judiciaire”, supra noot 5, 293. Art. 35, 1° Hyp.W.; G. DE LEVAL, “Ordre”, supra noot 5, 45; C. DE WULF, Het opstellen van notariële akten. Boekdeel III, supra noot 11, 583-584; D. MICHIELS, “Actuele problemen inzake onroerend beslag”, supra noot 5, 123-124; J.-L. RENS, “De schuldeisers toegelaten tot de rangregeling na verkoop bij uitvoerend beslag op onroerend goed”, supra noot 5, 733. Art. 1653, eerste en tweede lid Ger.W.; G. DE LEVAL, “Ordre”, supra noot 5, 131 en 134; C. DE WULF, Het opstellen van notariële akten. Boekdeel III, supra noot 11, 587; D. MICHIELS, “Vastgoed in samenloop. Capita selecta inzake verkoop van onroerend goed bij faillissement & vereffening, in het bijzonder de rangregeling”, supra noot 5, 59; D. MICHIELS, “Actuele problemen inzake onroerend beslag”, supra noot 5, 123; E. VAN HOVE, “La saisie immobilière dans le nouveau code judiciaire”, supra noot 5, 301. G. DE LEVAL, “Ordre”, supra noot 5, 132; C. DE WULF, Het opstellen van notariële akten. Boekdeel III, supra noot 11, 587; C. ENGELS, “De notariële toepassing van de artikelen 14 tot 23 W. 29 mei 2000 houdende oprichting van een centraal bestand van berichten van beslag, delegatie, overdracht en collectieve schuldenregeling, alsook tot wijziging van sommige bepalingen van het Gerechtelijk Wetboek”, supra noot 11, 153. C. ENGELS, “Rangregeling”, supra noot 11, 134; C. ENGELS, “De notariële toepassing van de artikelen 14 tot 23 W. 29 mei 2000 houdende oprichting van een centraal bestand van berichten van beslag, delegatie, overdracht en collectieve schuldenregeling, alsook tot wijziging van sommige bepalingen van het Gerechtelijk Wetboek”, supra noot 11, 163-164.
12
bevrijdend betaalde. De koper heeft ‘recht’ op het getuigschrift van zodra hij bevrijdend heeft betaald18.
AFDELING II RANGREGELING § 1. Begrip 4.
Het begrip “rangregeling” heeft een dubbele betekenis. Enerzijds kan men verwijzen naar
de ‘vereffening-verdeling’ van het geheel of een gedeelte van een ontoereikend actief onroerend vermogen tussen de schuldeisers wiens schuldvorderingen op dat vermogen betrekking hebben, al dan niet op grond van een wettige reden van voorrang19. Met ‘wettige redenen van voorrang’ worden voorrechten en hypotheken bedoeld20. Bij gebrek aan een wettige reden van voorrang wordt de opbrengst van het tegeldegemaakte vermogen onder de betrokken schuldeisers ponds-pondsgewijze oftewel naar evenredigheid van hun schuldvordering verdeeld21. Ook wanneer de beslagene slechts één schuldeiser heeft, doch op voorwaarde dat er geld genoeg is, wordt de rangregeling toegepast22. Indien er geen samenloop plaatsvindt tussen schuldeisers kan er weliswaar geen sprake zijn van een wettige reden van voorrang. In voorkomend geval wordt het ‘overschot’, na betaling van de enige schuldeiser, toegekend aan de beslagene. Anderzijds kan men het begrip rangregeling gebruiken om de ‘gerechtelijke procedure’ aan te duiden die moet worden gevolgd met het oog op de vereffening-verdeling van de prijs, d.i. de opbrengst, naar aanleiding van de verkoop van het onroerend goed23. 18
19
20
21 22
23
C. ENGELS, “Rangregeling”, supra noot 11, 135; C. ENGELS, “De notariële toepassing van de artikelen 14 tot 23 W. 29 mei 2000 houdende oprichting van een centraal bestand van berichten van beslag, delegatie, overdracht en collectieve schuldenregeling, alsook tot wijziging van sommige bepalingen van het Gerechtelijk Wetboek”, supra noot 11, 164. C. ENGELS, “Een rangregeling in de rangregeling”, supra noot 5, 98; J.-L. RENS, “De schuldeisers toegelaten tot de rangregeling na verkoop bij uitvoerend beslag op onroerend goed”, supra noot 5, 731; C. ENGELS, Het uitvoerend beslag op onroerend goed en de daarbijhorende rangregeling, supra noot 5, 362. Art. 9 Hyp.W., doch algemeen wordt aangenomen dat er naast de voorrechten en hypotheken uit de Wet van 16 december 1851 nog andere wettige redenen van voorrang bestaan. Art. 8 Hyp.W. E. DIRIX en K. BROECKX, Beslag, supra noot 4, 606; J.-L. RENS, “De schuldeisers toegelaten tot de rangregeling na verkoop bij uitvoerend beslag op onroerend goed”, supra noot 5, 731. Art. 1639 e.v. Ger.W.; C. ENGELS, “Een rangregeling in de rangregeling”, supra noot 5, 99; D. MICHIELS, “Vastgoed in samenloop. Capita selecta inzake verkoop van onroerend goed bij faillissement & vereffening, in het bijzonder de rangregeling”, supra noot 5, 58; J.-L. RENS, “De schuldeisers toegelaten tot de rangregeling na verkoop bij uitvoerend beslag op onroerend goed”, supra noot 5, 731; C. ENGELS, Het uitvoerend beslag op onroerend goed en de daarbijhorende rangregeling, supra noot 5, 362.
13
§ 2. Welke schuldeisers moeten bij de rangregeling worden betrokken? 5.
De notaris dient vier categorieën van schuldeisers te betrekken bij de verrichtingen van
rangregeling. Een eerste categorie wordt gevormd door de schuldeisers aan wie het beslag ‘gemeen’ is geworden ten gevolge van de melding, overeenkomstig art. 1584, eerste lid Ger.W., op de kant van het overgeschreven beslag op het hypotheekkantoor24. De bedoelde schuldeisers zijn de ingeschreven schuldeisers en de schuldeisers die een bewarend of uitvoerend beslag ofwel een voorafgaand bevel tot betaling hebben laten overschrijven, die werden aangemaand inzage te nemen van de verkoopsvoorwaarden en aanwezig te zijn bij de toewijzing van het onroerend goed. Vanaf de dag van de kantmelding kan het beslag enkel nog doorgehaald worden met toestemming van de betrokken schuldeisers25. De tweede categorie betreft de schuldeisers die, krachtens een uitvoerbare titel, na de kantmelding maar vooraleer het proces-verbaal van definitieve toewijzing werd overgeschreven in de registers van de hypotheekbewaarder, een hypotheek hebben laten inschrijven, een bevel of bewarend beslag op onroerend goed hebben laten overschrijven26. 24
25
26
Art. 1444, 1577-1579, 1582, 1584, eerste lid en 1639 Ger.W.; E. DIRIX en K. BROECKX, Beslag, supra noot 4, 607-608; G. DE LEVAL, “Ordre”, supra noot 5, 67 en 78; E. DIRIX, “Overzicht van rechtspraak. Beslag en collectieve schuldenregeling (2002-2007)”, TPR 2007, 2137 (hierna verkort E. DIRIX, “Overzicht van rechtspraak. Beslag en collectieve schuldenregeling (2002-2007)”); C. DE WULF, Het opstellen van notariële akten. Boekdeel III, supra noot 11, 581; C. ENGELS, “Rangregeling”, supra noot 11, 128; C. ENGELS, “De notariële toepassing van de artikelen 14 tot 23 W. 29 mei 2000 houdende oprichting van een centraal bestand van berichten van beslag, delegatie, overdracht en collectieve schuldenregeling, alsook tot wijziging van sommige bepalingen van het Gerechtelijk Wetboek”, supra noot 11, 158; N. PEETERS, “Noodzaak van een uitvoerbare titel om verzet op de prijs te kunnen doen in het kader van de rangregeling”, supra noot 5, 198; J. BAEL, “De notaris op de schopstoel. Bedenkingen bij enkele controversiële aspecten van de opdracht van de notaris in het raam van het uitvoerend beslag op onroerend goed en de rangregeling”, RW 1997-1998, 1501 (hierna verkort J. BAEL, “De notaris op de schopstoel. Bedenkingen bij enkele controversiële aspecten van de opdracht van de notaris in het raam van het uitvoerend beslag op onroerend goed en de rangregeling”); D. MICHIELS, “De verplichte raadpleging van de beslagberichten door de notaris”, T.Not. 1993, 263 (hierna verkort D. MICHIELS, “De verplichte raadpleging van de beslagberichten door de notaris”); K. VERELST, “De schuldeisers toegelaten tot de rangregeling na verkoop bij uitvoerend beslag op een onroerend goed”, supra noot 5, 372-374; J.-L. RENS, “De schuldeisers toegelaten tot de rangregeling na verkoop bij uitvoerend beslag op onroerend goed”, supra noot 5, 734-735; F. WERDEFROY, “Toelaatbaarheid tot de rangregeling van de chirografaire schuldeisers niet in het bezit van een uitvoerbare titel”, T.Not. 1986, 266 (hierna verkort F. WERDEFROY, “Toelaatbaarheid tot de rangregeling van de chirografaire schuldeisers niet in het bezit van een uitvoerbare titel”); E. VAN HOVE, “Beslag op onroerend goed en rangregeling”, TPR 1980, 347 (hierna verkort E. VAN HOVE, “Beslag op onroerend goed en rangregeling”). Art. 1584, tweede lid Ger.W.; C. DE WULF, Het opstellen van notariële akten. Boekdeel III, supra noot 11, 581. Art. 1577-1579, 1582, 1584 en 1639 Ger.W.; Beslagr. Veurne 21 oktober 1987, Rec.gén.enr.not. 1988, 236; E. DIRIX en K. BROECKX, Beslag, supra noot 4, 608; G. DE LEVAL, “Ordre”, supra noot 5, 67-68 en 78; C. ENGELS, “Een rangregeling in de rangregeling”, supra noot 5, 102; C. DE WULF, Het opstellen van notariële akten. Boekdeel III, supra noot 11, 581; C. ENGELS, “Rangregeling”, supra noot 11, 128; C. ENGELS, “De notariële toepassing van de artikelen 14 tot 23 W. 29 mei 2000 houdende oprichting van een centraal bestand van berichten van beslag, delegatie, overdracht en collectieve schuldenregeling, alsook tot wijziging van
14
Tot de derde categorie behoren de schuldeisers die verzet tegen de prijs hebben gedaan op grond van art. 1642 Ger.W.27 De vierde categorie betreft de schuldeisers wiens bestaan blijkt uit het raadplegen van de beslagberichten door de notaris28. Bij deze categorie moeten tevens worden gerekend: de schuldeisers die beschikken over een voorrecht zonder publiciteit, namelijk: het voorrecht van de gerechtskosten, het voorrecht van de verzekeraar en het voorrecht van de registratierechten29.
27
28
29
sommige bepalingen van het Gerechtelijk Wetboek”, supra noot 11, 158; D. MICHIELS, “Actuele problemen inzake onroerend beslag”, supra noot 5, 120; N. PEETERS, “Noodzaak van een uitvoerbare titel om verzet op de prijs te kunnen doen in het kader van de rangregeling”, supra noot 5, 198-199; J. BAEL, “De notaris op de schopstoel. Bedenkingen bij enkele controversiële aspecten van de opdracht van de notaris in het raam van het uitvoerend beslag op onroerend goed en de rangregeling”, supra noot 24, 1501; D. MICHIELS, “De verplichte raadpleging van de beslagberichten door de notaris”, supra noot 24, 263; K. VERELST, “De schuldeisers toegelaten tot de rangregeling na verkoop bij uitvoerend beslag op een onroerend goed”, supra noot 5, 375; J.-L. RENS, “De schuldeisers toegelaten tot de rangregeling na verkoop bij uitvoerend beslag op onroerend goed”, supra noot 5, 735; E. VAN HOVE, “Beslag op onroerend goed en rangregeling”, supra noot 24, 347. E. DIRIX en K. BROECKX, Beslag, supra noot 4, 607-608; G. DE LEVAL, “Ordre”, supra noot 5, 69 en 78; C. ENGELS, “Een rangregeling in de rangregeling”, supra noot 5, 102; E. DIRIX, “Overzicht van rechtspraak. Beslag en collectieve schuldenregeling (2002-2007)”, supra noot 24, 2137; C. DE WULF, Het opstellen van notariële akten. Boekdeel III, supra noot 11, 581; C. ENGELS, “Rangregeling”, supra noot 11, 129; C. ENGELS, “De notariële toepassing van de artikelen 14 tot 23 W. 29 mei 2000 houdende oprichting van een centraal bestand van berichten van beslag, delegatie, overdracht en collectieve schuldenregeling, alsook tot wijziging van sommige bepalingen van het Gerechtelijk Wetboek”, supra noot 11, 158; D. MICHIELS, “Actuele problemen inzake onroerend beslag”, supra noot 5, 120; N. PEETERS, “Noodzaak van een uitvoerbare titel om verzet op de prijs te kunnen doen in het kader van de rangregeling”, supra noot 5, 199; J. BAEL, “De notaris op de schopstoel. Bedenkingen bij enkele controversiële aspecten van de opdracht van de notaris in het raam van het uitvoerend beslag op onroerend goed en de rangregeling”, supra noot 24, 1501; D. MICHIELS, “De verplichte raadpleging van de beslagberichten door de notaris”, supra noot 24, 263; K. VERELST, “De schuldeisers toegelaten tot de rangregeling na verkoop bij uitvoerend beslag op een onroerend goed”, supra noot 5, 376-377; J.-L. RENS, “De schuldeisers toegelaten tot de rangregeling na verkoop bij uitvoerend beslag op onroerend goed”, supra noot 5, 736; F. WERDEFROY, “Toelaatbaarheid tot de rangregeling van de chirografaire schuldeisers niet in het bezit van een uitvoerbare titel”, supra noot 24, 266; E. VAN HOVE, “Beslag op onroerend goed en rangregeling”, supra noot 24, 347. Art. 1644, tweede lid Ger.W.; E. DIRIX en K. BROECKX, Beslag, supra noot 4, 607 en 609-610; G. DE LEVAL, “Ordre”, supra noot 5, 74 en 78; C. ENGELS, “Een rangregeling in de rangregeling”, supra noot 5, 102; E. DIRIX, “Overzicht van rechtspraak. Beslag en collectieve schuldenregeling (2002-2007)”, supra noot 24, 2137; C. DE WULF, Het opstellen van notariële akten. Boekdeel III, supra noot 11, 583; C. ENGELS, “Rangregeling”, supra noot 11, 129; C. ENGELS, “De notariële toepassing van de artikelen 14 tot 23 W. 29 mei 2000 houdende oprichting van een centraal bestand van berichten van beslag, delegatie, overdracht en collectieve schuldenregeling, alsook tot wijziging van sommige bepalingen van het Gerechtelijk Wetboek”, supra noot 11, 159; D. MICHIELS, “Actuele problemen inzake onroerend beslag”, supra noot 5, 121. Art. 17 en 19, 1° Hyp.W., art. 60 wet landverzekeringsovereenkomst, art. 150 en 184bis W.Reg.; Gent 10 februari 2005, RW 2006-07, 230; E. DIRIX en K. BROECKX, Beslag, supra noot 4, 608; G. DE LEVAL, “Ordre”, supra noot 5, 77-78; C. ENGELS, “Een rangregeling in de rangregeling”, supra noot 5, 102; C. DE WULF, Het opstellen van notariële akten. Boekdeel III, supra noot 11, 583; C. ENGELS, “Rangregeling”, supra noot 11, 128-129; C. ENGELS, “De notariële toepassing van de artikelen 14 tot 23 W. 29 mei 2000 houdende oprichting van een centraal bestand van berichten van beslag, delegatie, overdracht en collectieve schuldenregeling, alsook tot wijziging van sommige bepalingen van het Gerechtelijk Wetboek”, supra noot 11, 158; D. MICHIELS, “Actuele problemen inzake onroerend beslag”, supra noot 5, 120; N. PEETERS, “Noodzaak van een uitvoerbare titel om verzet op de prijs te kunnen doen in het kader van de rangregeling”,
15
HOOFDSTUK III VERZET TEGEN DE PRIJS AFDELING I BEGRIP EN DUIDING 6.
Verzet tegen de prijs is een procedurehandeling waarbij een schuldeiser aan de beslagen
schuldenaar30 laat weten dat er met zijn schuldvordering rekening moet worden gehouden bij de vereffening en verdeling van de gelden31. Enkel schuldeisers die een uitvoerbare titel bezitten kunnen verzet doen tegen de prijs. Door het verzet verplicht de schuldeiser de aangestelde notaris om zijn vordering op te nemen in het proces-verbaal van rangregeling32. Deze handelswijze heeft uiteraard geen zin als het gaat om schuldeisers die een voorrecht of hypotheek lieten inschrijven, evenals schuldeisers die een voorafgaand bevel tot betaling, bewarend of uitvoerend beslag lieten overschrijven op het hypotheekkantoor33. Schuldeisers die over een zekerheid beschikken dienen bij voorrang te worden uitbetaald - d.i. voor de chirografaire schuldeisers - waardoor de notaris hen in ieder geval moet betrekken bij de rangregeling. Zoals eerder aangehaald worden hun respectievelijke rechten overgewezen op de prijs ingevolge de toewijzing van het onroerend goed (zie supra randnr. 2). De notaris zal de verzetdoende schuldeiser moeten aanmanen om binnen de termijn van één maand inzage te nemen van het proces-verbaal van rangregeling, waardoor de schuldeiser het recht krijgt ‘tegenspraak’ te doen tegen de rangregeling34. Op te merken valt dat een 30 31
32
33
34
supra noot 5, 199; K. VERELST, “De schuldeisers toegelaten tot de rangregeling na verkoop bij uitvoerend beslag op een onroerend goed”, supra noot 5, 375-376. In de praktijk: de notaris belast met het opmaken van het proces-verbaal van rangregeling. Art. 1642 Ger.W.; G. DE LEVAL, “Ordre”, supra noot 5, 69; M. DE CLERCQ, “De schuldeisers zonder uitvoerbare titel en de rangregeling”, supra noot 5, 944; J.-L. LEDOUX, “La distribution par contribution et l’ordre”, in RPDB, VIII, Brussel, Bruylant, 1995, 785 (hierna verkort J.-L. LEDOUX, “La distribution par contribution et l’ordre”); K. VERELST, “De schuldeisers toegelaten tot de rangregeling na verkoop bij uitvoerend beslag op een onroerend goed”, supra noot 5, 377; C. ENGELS, Het uitvoerend beslag op onroerend goed en de daarbijhorende rangregeling, supra noot 5, 377. G. DE LEVAL, “Ordre”, supra noot 5, 69; K. VERELST, “De schuldeisers toegelaten tot de rangregeling na verkoop bij uitvoerend beslag op een onroerend goed”, supra noot 5, 377; J.-L. RENS, “De schuldeisers toegelaten tot de rangregeling na verkoop bij uitvoerend beslag op onroerend goed”, supra noot 5, 737; C. ENGELS, Het uitvoerend beslag op onroerend goed en de daarbijhorende rangregeling, supra noot 5, 378. K. VERELST, “De schuldeisers toegelaten tot de rangregeling na verkoop bij uitvoerend beslag op een onroerend goed”, supra noot 5, 377; J.-L. RENS, “De schuldeisers toegelaten tot de rangregeling na verkoop bij uitvoerend beslag op onroerend goed”, supra noot 5, 737; C. ENGELS, Het uitvoerend beslag op onroerend goed en de daarbijhorende rangregeling, supra noot 5, 378. Art. 1644, eerste lid Ger.W.; C. DE WULF, Het opstellen van notariële akten. Boekdeel III, supra noot 11, 599; K. VERELST, “De schuldeisers toegelaten tot de rangregeling na verkoop bij uitvoerend beslag op een
16
schuldeiser door het verzet tegen de prijs geen voorrangspositie verwerft ten opzichte van de andere schuldeisers35.
AFDELING II VOORWAARDEN § 1. Vorm van het verzet 7.
Het verzet tegen de prijs moet worden gedaan, ofwel bij gerechtsdeurwaardersexploot,
betekend aan de benoemde notaris, ofwel door middel van een verklaring36 afgelegd voor diezelfde notaris37. 8.
Naast de verplichte vermeldingen voor ieder exploot van betekening, bevat de akte van
verzet de oorzaak en het bedrag (in hoofdsom, intresten en bijhorigheden) van de schuldvordering, evenals de woonplaatskeuze van de schuldeiser in het arrondissement waar de benoemde notaris zijn standplaats38 heeft39. Indien daartoe grond bestaat maakt de betrokken schuldeiser daarenboven melding van de zekerheid waarover hij beschikt40.
35
36 37
38
39
onroerend goed”, supra noot 5, 377; J.-L. RENS, “De schuldeisers toegelaten tot de rangregeling na verkoop bij uitvoerend beslag op onroerend goed”, supra noot 5, 737; E. VAN HOVE, “La saisie immobilière dans le nouveau code judiciaire”, supra noot 5, 296. G. DE LEVAL, “Ordre”, supra noot 5, 69; K. VERELST, “De schuldeisers toegelaten tot de rangregeling na verkoop bij uitvoerend beslag op een onroerend goed”, supra noot 5, 377; J.-L. RENS, “De schuldeisers toegelaten tot de rangregeling na verkoop bij uitvoerend beslag op onroerend goed”, supra noot 5, 737; C. ENGELS, Het uitvoerend beslag op onroerend goed en de daarbijhorende rangregeling, supra noot 5, 378. Dit houdt een persoonlijke verschijning in. Art. 1642, tweede lid Ger.W.; E. DIRIX en K. BROECKX, Beslag, supra noot 4, 608; G. DE LEVAL, “Ordre”, supra noot 5, 71; E. DIRIX, “Overzicht van rechtspraak. Beslag en collectieve schuldenregeling (20022007)”, supra noot 24, 2136; H. REGHIF, “De tenuitvoerlegging van zakelijke zekerheidsrechten” in X (ed.), Voorrechten en hypotheken. Artikelsgewijze commentaar met overzicht van rechtspraak en rechtsleer, Antwerpen, Kluwer, 1997 (2006), 50 (hierna verkort H. REGHIF, “De tenuitvoerlegging van zakelijke zekerheidsrechten”); C. DE WULF, Het opstellen van notariële akten. Boekdeel III, supra noot 11, 582; C. ENGELS, “Rangregeling”, supra noot 11, 125; D. MICHIELS, “Vastgoed in samenloop. Capita selecta inzake verkoop van onroerend goed bij faillissement & vereffening, in het bijzonder de rangregeling”, supra noot 5, 72; C. ENGELS, “De notariële toepassing van de artikelen 14 tot 23 W. 29 mei 2000 houdende oprichting van een centraal bestand van berichten van beslag, delegatie, overdracht en collectieve schuldenregeling, alsook tot wijziging van sommige bepalingen van het Gerechtelijk Wetboek”, supra noot 11, 155; E. DIRIX, “Overzicht van rechtspraak. Beslag en collectieve schuldenregeling 1997-2001”, TPR 2002, 1289 (hierna verkort E. DIRIX, “Overzicht van rechtspraak. Beslag en collectieve schuldenregeling 1997-2001”); F. BOUCKAERT, noot onder Beslagr. Tongeren 4 januari 2001, T.Not. 2001, 169; D. MICHIELS, “Actuele problemen inzake onroerend beslag”, supra noot 5, 121 en 144; N. PEETERS, “Noodzaak van een uitvoerbare titel om verzet op de prijs te kunnen doen in het kader van de rangregeling”, supra noot 5, 199. In het Gerechtelijk Wetboek staat “woonplaats”, maar de correcte wettelijke term is “standplaats” (zie art. 4 en 45 organieke wet notariaat en art. 107 BW). Art. 43 en 1642, derde lid Ger.W.; E. DIRIX en K. BROECKX, Beslag, supra noot 4, 608; G. DE LEVAL, “Ordre”, supra noot 5, 72-73; H. REGHIF, “De tenuitvoerlegging van zakelijke zekerheidsrechten”, supra noot 37, 50; C. DE WULF, Het opstellen van notariële akten. Boekdeel III, supra noot 11, 582; C. ENGELS,
17
In het geval de schuldeiser gebruik maakt van een gerechtsdeurwaardersexploot volstaat het naar dit exploot te verwijzen in het proces-verbaal van rangregeling41. Het verdient nochtans de voorkeur het deurwaardersexploot aan voornoemd proces-verbaal te hechten. Wordt het verzet tegen de prijs gedaan door middel van een verklaring, dan dient de notaris hiervan een authentieke akte op te maken42. In voorkomend geval verwijst de notaris in zijn procesverbaal van rangregeling naar de notariële akte van verzet. Wie tekent de akte van verzet43? Wanneer het verzet tegen de prijs gedaan wordt bij gerechtsdeurwaardersexploot tekenen zowel de gerechtsdeurwaarder als de verzetdoende schuldeiser. De notariële akte die wordt opgemaakt indien een schuldeiser verzet doet bij wege van verklaring, draagt de handtekening van de notaris. In principe kan de notaris de akte van verzet eenzijdig opmaken. Een andere mogelijkheid is dat de notaris diegene die verzet doet tegen de prijs laat tussen komen in de akte. Desgevallend wordt de akte van verzet ook door de betrokken schuldeiser getekend. 9.
Belangrijk is te weten dat de artikelen 1642 en 1644 Ger.W. niet op straffe van nietigheid
zijn voorgeschreven44. Betekent dit dat de notaris rekening mag houden met een verzet tegen de prijs dat naar de vorm op een alternatieve wijze wordt gedaan? Men denke bijvoorbeeld
40
41
42
43
44
“Rangregeling”, supra noot 11, 125; C. ENGELS, “De notariële toepassing van de artikelen 14 tot 23 W. 29 mei 2000 houdende oprichting van een centraal bestand van berichten van beslag, delegatie, overdracht en collectieve schuldenregeling, alsook tot wijziging van sommige bepalingen van het Gerechtelijk Wetboek”, supra noot 11, 155; N. PEETERS, “Noodzaak van een uitvoerbare titel om verzet op de prijs te kunnen doen in het kader van de rangregeling”, supra noot 5, 199; J.-L. LEDOUX, “La distribution par contribution et l’ordre”, supra noot 31, 785; K. VERELST, “De schuldeisers toegelaten tot de rangregeling na verkoop bij uitvoerend beslag op een onroerend goed”, supra noot 5, 377; J.-L. RENS, “De schuldeisers toegelaten tot de rangregeling na verkoop bij uitvoerend beslag op onroerend goed”, supra noot 5, 737; C. ENGELS, Het uitvoerend beslag op onroerend goed en de daarbijhorende rangregeling, supra noot 5, 381; E. VAN HOVE, “La saisie immobilière dans le nouveau code judiciaire”, supra noot 5, 294. Art. 1627, eerste lid Ger.W.; G. DE LEVAL, “Ordre”, supra noot 5, 73; C. ENGELS, “Rangregeling”, supra noot 11, 125. C. ENGELS, “Rangregeling”, supra noot 11, 125; C. ENGELS, “De notariële toepassing van de artikelen 14 tot 23 W. 29 mei 2000 houdende oprichting van een centraal bestand van berichten van beslag, delegatie, overdracht en collectieve schuldenregeling, alsook tot wijziging van sommige bepalingen van het Gerechtelijk Wetboek”, supra noot 11, 155. C. ENGELS, “Rangregeling”, supra noot 11, 125; C. ENGELS, “De notariële toepassing van de artikelen 14 tot 23 W. 29 mei 2000 houdende oprichting van een centraal bestand van berichten van beslag, delegatie, overdracht en collectieve schuldenregeling, alsook tot wijziging van sommige bepalingen van het Gerechtelijk Wetboek”, supra noot 11, 155. Gesprek met notaris M. VAN DAMME en medewerkster (notariskantoor VAN DAMME & VAN DAMME) te Brugge (Sint-Andries) op 29 april 2010. C. ENGELS, “Rangregeling”, supra noot 11, 126; C. ENGELS, “De notariële toepassing van de artikelen 14 tot 23 W. 29 mei 2000 houdende oprichting van een centraal bestand van berichten van beslag, delegatie, overdracht en collectieve schuldenregeling, alsook tot wijziging van sommige bepalingen van het Gerechtelijk Wetboek”, supra noot 11, 156; J.-L. LEDOUX, “Chronique de jurisprudence - Les saisies (19831988)”, JT 1989, 664.
18
aan: een aangetekende brief (al dan niet met ontvangstbewijs), gewone brief, telex-, fax-, of emailbericht, … In de rechtspraak vindt men tegenovergestelde standpunten terug. Als vertrekpunt moet worden verwezen naar het princiepsarrest van het Hof van Cassatie dd. 19 april 199045, waarin het Hof oordeelde dat het verzet tegen een betaling dat niet conform de bij wet bepaalde vorm- en grondvoorwaarden is geschied, geen enkele juridische waarde heeft en tevens schade toebrengt aan de beslagene en de overige schuldeisers. De vraag of de notaris met een zogenaamd ‘buitengerechtelijk verzet’ rekening moet houden in het proces-verbaal van rangregeling bleef in dit arrest onbeantwoord. Pas enkele jaren later spraken de hoven van beroep te Gent en Antwerpen zich uit over dit punt. Het hof van beroep te Gent besliste op 24 november 199446 dat de notaris die een buitengerechtelijk verzet miskent, en bijgevolg de gelden die hij onder zich houdt uitbetaalt volgens de instructies van zijn cliënten, in principe niet foutief handelt. Hieruit mag evenwel niet worden afgeleid dat de notaris in voorkomend geval niet kan worden aansprakelijk gesteld. In casu had een schuldeiser, via zijn raadsman, twee opeenvolgende minnelijke beslagen laten leggen in handen van de notaris. Het hof benadrukte dat de notaris in dit geval de plicht heeft de betrokken schuldeiser onmiddellijk te verwittigen dat hij het gedane verzet buiten beschouwing zal laten. De schuldeiser mag - zonder formeel tegenbericht - immers verwachten dat de notaris met zijn verzet rekening zal houden bij het opmaken van het proces-verbaal van rangregeling, ofwel zal melden dat het verzet naar vorm of inhoud onregelmatig is zodat kan worden overgegaan tot regularisatie. In voorliggend arrest had de notaris het verzet zonder meer naast zich neergelegd, nagelaten een herinneringsbrief te beantwoorden en de schuldeiser een willekeurige fractie van zijn schuldvordering uitbetaald. De notaris had de verzetdoende schuldeiser aldus op geen enkel ogenblik duidelijk gemaakt dat hij het gedane verzet niet zou in aanmerking nemen. Het hof van beroep oordeelde dat de notaris het rechtmatig vertrouwen en de belangen van de betrokken schuldeiser had geschonden door bij hem de schijn te wekken dat er met diens verzet rekening zou worden gehouden47. De notaris handelde - in dit concreet geval - onzorgvuldig. Bijgevolg werd de notaris aansprakelijk gesteld voor de geleden schade in hoofde van de schuldeiser doordat zijn vordering niet werd in aanmerking genomen bij de verdeling van de gelden. 45 46 47
Cass. 19 april 1990, RW 1990-91, 561. Gent 24 november 1994, RW 1995-96, 368. Zie ook: Gent 8 mei 2008, T.Not. 2009, (86) 92.
19
Het hof van beroep te Antwerpen oordeelde in haar arrest van 13 maart 200048 in dezelfde zin, en stelde dat de notaris geen fout begaat door een buitengerechtelijk verzet buiten beschouwing te laten. In voorliggend geval had de notaris - net zoals in de zaak waar het hof van beroep te Gent zich over uitsprak - nagelaten het schrijven van de betrokken schuldeiser met daarin de uitdrukkelijke vraag tot bevestiging van aanvaarding van het gelegde beslag zijn handen te beantwoorden. Ook hier stelde het hof dat de notaris onzorgvuldig had gehandeld door de schuldeiser niet te verwittigen dat hij geen rekening zou houden met het buitengerechtelijk verzet. Het hof kwam echter tot de conclusie dat er geen oorzakelijk verband bestond tussen de fout van de notaris en de schade die daaruit was voortgevloeid in hoofde van de schuldeiser. De notaris werd dan ook niet veroordeeld tot schadeloosstelling. In de rechtsleer luidt de meerderheidsopvatting dat de notaris enkel rekening mag houden met het verzet tegen de prijs gedaan, hetzij bij gerechtsdeurwaardersexploot, hetzij door middel van een verklaring voor hem afgelegd49. Andere auteurs, waaronder DE LEVAL, ENGELS en PEETERS, merken op dat de wetgever art. 1644, derde lid Ger.W. niet op straffe van nietigheid heeft voorgeschreven50. Derhalve zou een verzet tegen de prijs, waar geen persoonlijke verschijning voor de notaris mee gepaard gaat, bijvoorbeeld door middel van een 48 49
50
Antwerpen 13 maart 2000, TBBR 2001, 632. Art. 1644 Ger.W.; Cass. 17 november 2006, RW 2006-07, 1758; Antwerpen 13 februari 2001, RW 2001-02, 995; Beslagr. Tongeren 4 januari 2001, T.Not. 2001, 161; Beslagr. Antwerpen 19 februari 1990, RW 1990-91, 786; Beslagr. Hasselt 25 oktober 1983, Limb.Rechtsl. 1983, 172; E. DIRIX en K. BROECKX, Beslag, supra noot 4, 608 en 613; J. VERSTAPPEN, De fiscale rol van de notaris. Agent van de fiscus versus raadsman van zijn cliënten, Gent, Larcier, 2007, 245 (hierna verkort J. VERSTAPPEN, De fiscale rol van de notaris. Agent van de fiscus versus raadsman van zijn cliënten); C. ENGELS, “Rangregeling”, supra noot 11, 126; D. MICHIELS, “Vastgoed in samenloop. Capita selecta inzake verkoop van onroerend goed bij faillissement & vereffening, in het bijzonder de rangregeling”, supra noot 5, 72; C. ENGELS, “De notariële toepassing van de artikelen 14 tot 23 W. 29 mei 2000 houdende oprichting van een centraal bestand van berichten van beslag, delegatie, overdracht en collectieve schuldenregeling, alsook tot wijziging van sommige bepalingen van het Gerechtelijk Wetboek”, supra noot 11, 156; J. BYTTEBIER en F. BOUCKAERT, Beslag en rangregeling / Saisie et ordre, Leuvense Notariële Geschriften, Leuven, Universitaire Pers, 2001, 272 en 287 (hierna verkort J. BYTTEBIER en F. BOUCKAERT, Beslag en rangregeling / Saisie et ordre); T. DENOTTE, “Les notifications fiscales notariales en matière d’impôts directs”, Rec.gén.enr.not. 2001, 569 (hierna verkort T. DENOTTE, “Les notifications fiscales notariales en matière d’impôts directs”); D. MICHIELS, “Actuele problemen inzake onroerend beslag”, supra noot 5, 144; L. WEYTS, “Notarieel Fiscaal Recht, Deel 1, De registratie van notariële akten en hun gevolgen op fiscaal vlak” in Notarieel Recht, Antwerpen, Kluwer, 1995, 71 (hierna verkort L. WEYTS, “Notarieel Fiscaal Recht, Deel 1, De registratie van notariële akten en hun gevolgen op fiscaal vlak”); E. DIRIX, “Buitengerechtelijk verzet tegen betaling” (noot onder Cass. 19 april 1990), RW 1990-91, 564 (hierna verkort E. DIRIX, “Buitengerechtelijk verzet tegen betaling”). Liège 18 oktober 2001, Rev.not.b. 2003, 176; Beslagr. Brussel 16 november 1987, T.Not. 1988, 375; G. DE LEVAL, “Ordre”, supra noot 5, 71 en 72 (voetnoot nr. 5); C. ENGELS, “Rangregeling”, supra noot 11, 126; C. ENGELS, “De notariële toepassing van de artikelen 14 tot 23 W. 29 mei 2000 houdende oprichting van een centraal bestand van berichten van beslag, delegatie, overdracht en collectieve schuldenregeling, alsook tot wijziging van sommige bepalingen van het Gerechtelijk Wetboek”, supra noot 11, 156; N. PEETERS, “Noodzaak van een uitvoerbare titel om verzet op de prijs te kunnen doen in het kader van de rangregeling”, supra noot 5, 199; J.-L. LEDOUX, “Chronique de jurisprudence - Les saisies (1983-1988)”, JT 1989, 664; G. DE LEVAL, “L’ordre”, Rev.not.b., 1982, 87.
20
aangetekende of gewone brief, strikt gezien geldig gedaan zijn51. Het moet wel duidelijk zijn dat het om een verzet tegen de prijs gaat. DE LEVAL gaat zelfs verder en stelt dat een afwijkende redenering strijdig is met art. 860, eerste lid Ger.W. en het leerstuk van de nietigheden. Krachtens art. 860, eerste lid Ger.W. kan een procedurehandeling enkel nietig worden verklaard indien de wet de nietigheid ervan uitdrukkelijk voorschrijft. Daarenboven kan de rechter een procedurehandeling slechts nietig verklaren wanneer het aangeklaagde verzuim of de aangeklaagde onregelmatigheid de belangen schendt van de opwerpende partij52. Wat betreft de artikelen 1642 en 1644 Ger.W. bestaat geen enkele wetsbepaling die de miskenning van deze artikelen met nietigheid sanctioneert53. Ook DE WULF is van mening dat de notaris een verzet dat op alternatieve wijze werd gedaan moet in aanmerking nemen bij het opmaken van het proces-verbaal van rangregeling54 (zie ook infra randnr. 12). De stelling van onder andere DE LEVAL en ENGELS biedt de verzetdoende schuldeiser een aantal voordelen. In de hypothese dat het verzet tegen de prijs wordt gedaan door middel van bijvoorbeeld een (aangetekende) brief of e-mailbericht hoeft de schuldeiser geen uitvoerbare titel55 te hebben. Het verzet kan tot kort vóór het verstrijken van de wettelijke termijn56 worden gedaan en men vermijdt de kosten van het betekenen van een gerechtsdeurwaardersexploot of, in geval van verklaring afgelegd voor de notaris, van het opmaken van een notariële akte. Toch dient m.i. de meerderheidsopvatting te worden gevolgd. Art. 1642, tweede lid Ger.W. voorziet namelijk dat het verzet moet worden gedaan “hetzij bij een deurwaardersexploot betekend aan de benoemde notaris, hetzij bij wege van een verklaring voor deze laatste”. De notaris die een alternatieve vorm van verzet tegen de prijs aanvaardt handelt aldus in strijd met het Gerechtelijk Wetboek. Tevens zorgt het toelaten van alternatieve vormen van verzet er voor dat art. 1642, tweede lid Ger.W. betekenisloos wordt. Het feit dat de artikelen 1642 en 51
52 53
54 55
56
G. DE LEVAL, “Ordre”, supra noot 5, 72; C. ENGELS, “Rangregeling”, supra noot 11, 126; C. ENGELS, “De notariële toepassing van de artikelen 14 tot 23 W. 29 mei 2000 houdende oprichting van een centraal bestand van berichten van beslag, delegatie, overdracht en collectieve schuldenregeling, alsook tot wijziging van sommige bepalingen van het Gerechtelijk Wetboek”, supra noot 11, 156-157. Art. 861 Ger.W. C. ENGELS, “Rangregeling”, supra noot 11, 127; C. ENGELS, “De notariële toepassing van de artikelen 14 tot 23 W. 29 mei 2000 houdende oprichting van een centraal bestand van berichten van beslag, delegatie, overdracht en collectieve schuldenregeling, alsook tot wijziging van sommige bepalingen van het Gerechtelijk Wetboek”, supra noot 11, 157. C. DE WULF, Het opstellen van notariële akten. Boekdeel III, supra noot 11, 582. Op grond van art. 1642, eerste lid Ger.W. moet de verzetdoende schuldeiser een uitvoerbare titel bezitten (zie infra randnr. 13 e.v.). Dit is tot aan het verstrijken van de termijn voor het opmaken van het proces-verbaal van rangregeling (zie infra randnr. 10 e.v.).
21
1644 Ger.W. niet op straffe van nietigheid zijn voorgeschreven kan geen argument opleveren om de wet niet toe te passen. In tegenovergestelde zin oordelen zou betekenen dat men deze redenering moet doortrekken in alle gevallen waar een wetsbepaling niet op straffe van nietigheid is voorgeschreven. Dit lijkt mij onaanvaardbaar. Daarenboven besliste het Hof van Cassatie in een arrest van 17 november 2006 dat de notaris, bij het opmaken van zijn proces-verbaal van rangregeling, onder meer rekening moet houden met de schuldeisers die “overeenkomstig art. 1642 Ger. W.” verzet hebben gedaan tegen de prijs57. Bijgevolg mag de notaris enkel het verzet in aanmerking nemen dat op een wettelijk voorgeschreven wijze werd gedaan. In de notariële praktijk wordt de heersende Cassatierechtspraak strikt toegepast. De voorzichtige notaris die geconfronteerd wordt met een buitengerechtelijk58 verzet verwittigt de betrokken schuldeiser onmiddellijk per kerende brief dat hij het verzet buiten beschouwing zal laten, en spoort de schuldeiser aan verzet te doen tegen de prijs overeenkomstig de bepalingen van het Gerechtelijk Wetboek59. Ter illustratie volgen enkele passages uit een modelbrief die mogelijkerwijs kan worden gebruikt: “Met uw vraag de gelden te blokkeren kan ik echter geen rekening houden, aangezien ik als notaris geen gevolg mag geven aan een officieus verzet. De regels van tenuitvoerlegging, en in het bijzonder van het bewarend en uitvoerend beslag, hetzij op een onroerend goed, hetzij op de opbrengst van een onroerend goed, zijn van openbare orde. De schending van deze regels wordt dan ook met nietigheid gesanctioneerd. … Er is sprake van schending van de openbare orde zodat men kan aannemen dat de schuldeiser moeilijk kan verlangen dat een notaris rekening zou houden met een dergelijk verzet. De notaris zou zich hierdoor buiten iedere rechtsorde stellen. Zelfs wanneer alle betrokken partijen verzaken aan een bescherming die te hunnen behoeve is ingesteld, dan nog zou de notaris een fout kunnen verweten worden bij aanvaarding van een officieus verzet, gelet dat het de notaris verboden is mee te werken aan een schending van de wet, en a fortiori van de openbare orde.
57 58 59
Cass. 17 november 2006, TBO 2007, (205) 212. Meestal gaat het om een eenvoudige brief of e-mailbericht afkomstig van de raadsman van een schuldeiser. Gesprek met notaris M. VAN DAMME en medewerkster (notariskantoor VAN DAMME & VAN DAMME) te Brugge (Sint-Andries) op 6 en 29 april 2010; zie ook: S. ROELAND, “De houding van de notaris geconfronteerd met een buitengerechtelijk verzet” (noot onder Gent 8 mei 2008), Notamus 2008, afl. 2, 30.
22
De aanvaarding van een dergelijk verzet zou ook aanleiding geven tot een tuchtvergrijp. In een recente beraadslaging oordeelde het Comité voor Studie en Wetgeving bij de Koninklijke Federatie van Belgische Notarissen, Vlaamse Kamer, dat bij schending van de wet de notaris zijn ambt moet weigeren. …”
§ 2. Termijn waarbinnen verzet kan worden gedaan 10. Schuldeisers kunnen verzet doen tegen de prijs ‘tot aan het verstrijken van de termijn voor het opmaken van het proces-verbaal van verdeling of van rangregeling’60. 11. In het nieuwe art. 1642 Ger.W., gewijzigd door de wet van 29 mei 200061, werd de zinsnede “na de overschrijving van het proces-verbaal van toewijzing” weggelaten. Bijgevolg neemt de meerderheid van de rechtsleer aan dat een schuldeiser reeds verzet kan doen vooraleer de akte van definitieve toewijzing wordt overgeschreven op het hypotheekkantoor, en zelfs vóór de eigenlijke toewijzing van het in uitvoerend beslag genomen onroerend goed62. Daar zijn een aantal argumenten voor63. Ten eerste kan een schuldeiser niet worden verplicht een voorafgaand bevel tot betaling te laten overschrijven, omwille van het feit dat de akte van toewijzing nog niet is overgeschreven. Ten tweede is het zich verzetten 60
61
62
63
Art. 1642, eerste lid Ger.W.; E. DIRIX en K. BROECKX, Beslag, supra noot 4, 609; G. DE LEVAL, “Ordre”, supra noot 5, 69-70; H. REGHIF, “De tenuitvoerlegging van zakelijke zekerheidsrechten”, supra noot 37, 51; C. DE WULF, Het opstellen van notariële akten. Boekdeel III, supra noot 11, 581-582; C. ENGELS, “Rangregeling”, supra noot 11, 124; D. MICHIELS, “Vastgoed in samenloop. Capita selecta inzake verkoop van onroerend goed bij faillissement & vereffening, in het bijzonder de rangregeling”, supra noot 5, 72; C. ENGELS, “De notariële toepassing van de artikelen 14 tot 23 W. 29 mei 2000 houdende oprichting van een centraal bestand van berichten van beslag, delegatie, overdracht en collectieve schuldenregeling, alsook tot wijziging van sommige bepalingen van het Gerechtelijk Wetboek”, supra noot 11, 154; D. MICHIELS, “Actuele problemen inzake onroerend beslag”, supra noot 5, 144; N. PEETERS, “Noodzaak van een uitvoerbare titel om verzet op de prijs te kunnen doen in het kader van de rangregeling”, supra noot 5, 199200; J.-L. RENS, “De schuldeisers toegelaten tot de rangregeling na verkoop bij uitvoerend beslag op onroerend goed”, supra noot 5, 738-739; E. VAN HOVE, “La saisie immobilière dans le nouveau code judiciaire”, supra noot 5, 294-295. Wet 29 mei 2000 houdende oprichting van een centraal bestand van berichten van beslag, delegatie, overdracht en collectieve schuldenregeling, alsook tot wijziging van sommige bepalingen van het Gerechtelijk Wetboek, BS 9 augustus 2000. G. DE LEVAL, “Ordre”, supra noot 5, 70; C. DE WULF, Het opstellen van notariële akten. Boekdeel III, supra noot 11, 582; C. ENGELS, “Rangregeling”, supra noot 11, 124; D. MICHIELS, “Vastgoed in samenloop. Capita selecta inzake verkoop van onroerend goed bij faillissement & vereffening, in het bijzonder de rangregeling”, supra noot 5, 58; C. ENGELS, “De notariële toepassing van de artikelen 14 tot 23 W. 29 mei 2000 houdende oprichting van een centraal bestand van berichten van beslag, delegatie, overdracht en collectieve schuldenregeling, alsook tot wijziging van sommige bepalingen van het Gerechtelijk Wetboek”, supra noot 11, 154; D. MICHIELS, “Actuele problemen inzake onroerend beslag”, supra noot 5, 121. K. VERELST, “De schuldeisers toegelaten tot de rangregeling na verkoop bij uitvoerend beslag op een onroerend goed”, supra noot 5, 379; J.-L. RENS, “De schuldeisers toegelaten tot de rangregeling na verkoop bij uitvoerend beslag op onroerend goed”, supra noot 5, 739.
23
tegen de prijs voor de schuldeiser financieel voordeliger dan het laten overschrijven van een bevel. Ten derde zou het absurd zijn om een schuldeiser die verzet deed vóór de overschrijving van de toewijzing te verplichten nogmaals verzet te doen na de overschrijving. Ten vierde, tenslotte, hindert een vroegtijdig verzet geenszins de afwikkeling van de procedure van rangregeling. RENS daarentegen meent dat het verzet tegen de prijs gedaan vóór de overschrijving van het proces-verbaal van definitieve toewijzing alsook vóór de toewijzing zelf geldig is, doch dat er minstens één zitdag van voorlopige toewijzing moeten hebben plaatsgevonden64. Bij ontstentenis zou er geen sprake zijn van een ‘prijs’ waartegen verzet kan worden gedaan, waardoor het verzet zonder voorwerp zou zijn. 12. Hoger vermelde wetswijziging zorgt er dus voor dat er niet langer sprake is van een aanvangs- en vervaltermijn voor het verzet tegen de prijs, maar enkel nog van een vervaltermijn65. Met een verzet gedaan na het verstrijken van de termijn voor het opmaken van het proces-verbaal van rangregeling hoeft de benoemde notaris dus in principe geen rekening te houden66. Dit geldt zonder meer nadat de notaris de schuldeisers heeft aangemaand inzage te nemen van het proces-verbaal van rangregeling en, indien daartoe grond bestaat, tegenspraak te doen67. Bij gebrek aan aanmaning door de notaris is er ruimte voor discussie. Gezien de termijnen van de artikelen 1642 en 1644 Ger.W. niet op straffe van nietigheid zijn voorgeschreven, dringt zich de volgende vraag op: kan of moet de notaris rekening houden met een verzet gedaan buiten de wettelijke termijn van art. 1643 Ger.W.? Wederom treft men in de rechtspraak en de rechtsleer uiteenlopende stellingen aan (zie ook supra randnr. 9). Zo stelt RENS dat de notaris rekening moet houden met elk verzet gedaan vóór de dagtekening van de rangregeling, zelfs al is het verzet buiten de wettelijke termijn gedaan68. De auteur 64
65
66 67
68
J.-L. RENS, “De schuldeisers toegelaten tot de rangregeling na verkoop bij uitvoerend beslag op onroerend goed”, supra noot 5, 739. G. DE LEVAL, “Ordre”, supra noot 5, 70; C. DE WULF, Het opstellen van notariële akten. Boekdeel III, supra noot 11, 582; C. ENGELS, “Rangregeling”, supra noot 11, 124; C. ENGELS, “De notariële toepassing van de artikelen 14 tot 23 W. 29 mei 2000 houdende oprichting van een centraal bestand van berichten van beslag, delegatie, overdracht en collectieve schuldenregeling, alsook tot wijziging van sommige bepalingen van het Gerechtelijk Wetboek”, supra noot 11, 154; N. PEETERS, “Noodzaak van een uitvoerbare titel om verzet op de prijs te kunnen doen in het kader van de rangregeling”, supra noot 5, 200. Anders: Beslagr. Luik 11 januari 1988, JLMB 1988, 301. Beslagr. Arlon 3 februari 1983, RRD 1983, 157; C. ENGELS, Procesrecht in verband met het notariaat Syllabus, Brugge, Die Keure, 2010, 445. Art. 1643 Ger.W.; C. DE WULF, Het opstellen van notariële akten. Boekdeel III, supra noot 11, 582; K. VERELST, “De schuldeisers toegelaten tot de rangregeling na verkoop bij uitvoerend beslag op een onroerend goed”, supra noot 5, 380; J.-L. RENS, “De schuldeisers toegelaten tot de rangregeling na verkoop bij
24
vertrekt vanuit de hypothese dat geen enkele schuldeiser de opmaak van het proces-verbaal van rangregeling vraagt en de notaris het bedoelde proces-verbaal niet binnen de wettelijke termijn opmaakt. Hierbij dient opgemerkt dat de benoemde notaris, conform art. 1643, eerste lid Ger.W., een termijn van één maand moet laten verstrijken vooraleer het proces-verbaal van rangregeling op te maken. Wordt de rangregeling toch voortijdig verleden - en doet een schuldeiser daarna nog op rechtsgeldige wijze verzet tegen de prijs - dan zal de notaris een nieuw, geactualiseerd proces-verbaal moeten opmaken. Volgens onder andere BYTTEBIER, BOUCKAERT, DIRIX en ENGELS moet de notaris een laattijdig verzet tegen de prijs buiten beschouwing laten69. Deze auteurs verkiezen een strikte toepassing van de wet. Het verzet is weliswaar niet nietig, maar zonder voorwerp. Hierdoor kan de notaris, enerzijds, niet verplicht worden een dergelijk verzet in zijn proces-verbaal van rangregeling op te nemen, anderzijds kan hem ook geen beroepsfout worden verweten indien hij het tegenovergestelde beslist. Met het oog op rechtszekerheid zou het wenselijk zijn de termijn van één maand ‘op straffe van nietigheid’ voor te schrijven70. Bovendien voorkomt men op die manier dat de notaris gaat talmen bij het opmaken en verlijden van de akte houdende rangregeling. Bij zeer uitgebreide of gecompliceerde rangregelingen moet het voor de notaris evenwel mogelijk zijn het proces-verbaal binnen de vooropgestelde termijn te redigeren. DE LEVAL verdedigt een genuanceerder standpunt71. Zijn inziens moet de benoemde notaris zelf beslissen of hij een verzet buiten de wettelijke termijn nog in aanmerking neemt of niet. De notaris zou over een zekere appreciatiebevoegdheid beschikken. Hierbij kan worden verwezen naar het arrest van 13 oktober 2004 van het hof van beroep te Gent72, waar de rechter oordeelde dat de notaris geen beroepsfout had begaan door de schuldvordering van een schuldeiser, die laattijdig verzet had gedaan, niet op te nemen in zijn proces-verbaal van 69
70 71
72
uitvoerend beslag op onroerend goed”, supra noot 5, 739-740; zie ook: E. VAN HOVE, “La saisie immobilière dans le nouveau code judiciaire”, supra noot 5, 295. Antwerpen 5 november 1996, RW 1997-98, 22; Gent 2 januari 1996, RW 1996-97, 441; Gent 29 november 1994, RW 1994-95, 1443; Beslagr. Luik 11 januari 1988, Rec.gén.enr.not. 1988, 240; Beslagr. Gent 26 februari 1982, T.Not. 1982, 141; E. DIRIX en K. BROECKX, Beslag, supra noot 4, 609; J. BYTTEBIER en F. BOUCKAERT, Beslag en rangregeling / Saisie et ordre, supra noot 49, 286; K. VERELST, “De schuldeisers toegelaten tot de rangregeling na verkoop bij uitvoerend beslag op een onroerend goed”, supra noot 5, 380; J.-L. RENS, “De schuldeisers toegelaten tot de rangregeling na verkoop bij uitvoerend beslag op onroerend goed”, supra noot 5, 740; J. LAENENS, “Kroniek van het gerechtelijk recht”, RW 1982-83, 1450; C. ENGELS, Het uitvoerend beslag op onroerend goed en de daarbijhorende rangregeling, supra noot 5, 381. C. ENGELS, Het uitvoerend beslag op onroerend goed en de daarbijhorende rangregeling, supra noot 5, 380. G. DE LEVAL, “Ordre”, supra noot 5, 71; K. VERELST, “De schuldeisers toegelaten tot de rangregeling na verkoop bij uitvoerend beslag op een onroerend goed”, supra noot 5, 381; J.-L. RENS, “De schuldeisers toegelaten tot de rangregeling na verkoop bij uitvoerend beslag op onroerend goed”, supra noot 5, 740. Gent 13 oktober 2004, TGR 2005, 197.
25
rangregeling. In casu werd de notaris wel een tekortkoming verweten aan zijn algemene informatieplicht, doordat hij had nagelaten de (raadsman van de) schuldeiser op de hoogte te brengen van de uiterste datum waarop rechtsgeldig verzet tegen de prijs kon worden gedaan. De meest voorzichtige stelling is afkomstig van DE WULF. Volgens de auteur houdt de notaris het best rekening met alle schuldeisers die verzet tegen de prijs hebben gedaan, ook al gebeurde het verzet naar de vorm op een alternatieve wijze (zie supra randnr. 9) of buiten de wettelijke termijn73. De overige schuldeisers beschikken over de mogelijkheid tegenspraak te doen op de rangregeling. Desgevallend spreekt de beslagrechter zich uit over het geschil. Tenslotte blijken bepaalde rechters een al dan niet laattijdig verzet ontvankelijk te verklaren, zolang de notaris niet is overgegaan tot effectieve toekenning van de gelden74. Mijn inziens mag de notaris in beginsel geen rekening houden met een verzet tegen de prijs dat wordt gedaan na het verstrijken van de termijn bepaald in art. 1642, eerste lid Ger.W. In de hypothese dat het proces-verbaal van rangregeling door gewichtige75 omstandigheden niet binnen de wettelijke termijn van art. 1643 Ger.W. kan worden opgemaakt, verdient de opvatting van DE LEVAL de voorkeur. De notaris zou in voorkomend geval zelf moeten kunnen beslissen of hij een laattijdig verzet in aanmerking neemt of niet. Gezien het gebrek aan eensgezindheid in de rechtspraak en rechtsleer maakt de notaris het proces-verbaal van rangregeling veiligheidshalve het best binnen de wettelijke termijn van art. 1643 Ger.W. op76. Een andere mogelijkheid is dat hij - voor het verstrijken van de termijn aan de rechter een verlenging van de wettelijke termijn vraagt77. Indien de notaris geen verlenging vraagt van de termijn, en het opmaken van het proces-verbaal van rangregeling loopt vertraging op, kan hij daarvoor aansprakelijk worden gesteld78. Door het laattijdig opmaken van het proces-verbaal wordt het verder verloop van de procedure houdende
73 74
75 76
77
78
C. DE WULF, Het opstellen van notariële akten. Boekdeel III, supra noot 11, 582. Beslagr. Charleroi 6 oktober 1997, JT 1998, 499; Luik 1 maart 1994, JLMB 1994, 692; Rb. Dinant 14 februari 1990, Rev.not.b. 1990, 266. Bijvoorbeeld: een grote hoeveelheid schuldeisers, hoge moeilijkheidsgraad, … K. VERELST, “De schuldeisers toegelaten tot de rangregeling na verkoop bij uitvoerend beslag op een onroerend goed”, supra noot 5, 381; J.-L. RENS, “De schuldeisers toegelaten tot de rangregeling na verkoop bij uitvoerend beslag op onroerend goed”, supra noot 5, 740. Art. 51 Ger.W.; K. VERELST, “De schuldeisers toegelaten tot de rangregeling na verkoop bij uitvoerend beslag op een onroerend goed”, supra noot 5, 381. Beslagr. Luik 11 januari 1988, Rec.gén.enr.not. 1988, 240; K. VERELST, “De schuldeisers toegelaten tot de rangregeling na verkoop bij uitvoerend beslag op een onroerend goed”, supra noot 5, 381; J.-L. RENS, “De schuldeisers toegelaten tot de rangregeling na verkoop bij uitvoerend beslag op onroerend goed”, supra noot 5, 740.
26
rangregeling vertraagd79. Zo kan de rangregeling niet eerder worden afgesloten dan één maand nadat de betrokken schuldeisers werden aangemaand inzage te nemen van het procesverbaal van rangregeling. Ondertussen blijven de intresten van de batig gerangschikte schuldeisers doorlopen, en dit tot aan de definitieve afsluiting van de rangregeling. Door deze accumulatie van intrest worden de rechten van de schuldeisers die niet of slechts gedeeltelijk batig gerangschikt zijn geschonden. In de hypothese dat verzet tegen de prijs kan worden gedaan tot aan de dagtekening van de rangregeling, is het waarschijnlijk dat er meer verzetdoende schuldeisers zullen zijn80. Ook in voorkomend geval worden de overige schuldeisers benadeeld. Wanneer men stelt dat de notaris zijn proces-verbaal van rangregeling het best binnen de wettelijke termijn opmaakt dient aangenomen dat het verzet in principe tijdig, dus conform art. 1642, eerste lid Ger.W., moet gebeuren (zie ook supra randnr. 9).
§ 3. Kwaliteit van de titel 13. Belangrijk in dit kader is de wet van 29 mei 2000, die een langverwacht einde maakte aan de onverenigbaarheid tussen de oude artikelen 1642 en 1643, derde lid Ger.W. 14. Conform het oude art. 1642 Ger.W. konden enkel schuldeisers die in het bezit waren van een uitvoerbare titel verzet doen tegen de prijs81. Het oude art. 1643, derde lid Ger.W. daarentegen verwees naar art. 1628 Ger.W., met als gevolg dat de notaris bij het opmaken van 79
80 81
K. VERELST, “De schuldeisers toegelaten tot de rangregeling na verkoop bij uitvoerend beslag op een onroerend goed”, supra noot 5, 381. Ibid., p. 381. E. DIRIX en K. BROECKX, Beslag, supra noot 4, 609; G. DE LEVAL, “Ordre”, supra noot 5, 68; M. DE CLERCQ, “De schuldeisers zonder uitvoerbare titel en de rangregeling”, supra noot 5, 944; E. DIRIX, “Overzicht van rechtspraak. Beslag en collectieve schuldenregeling 1997-2001”, supra noot 37, 1289; N. PEETERS, “Noodzaak van een uitvoerbare titel om verzet op de prijs te kunnen doen in het kader van de rangregeling”, supra noot 5, 199; J. BAEL, “De notaris op de schopstoel. Bedenkingen bij enkele controversiële aspecten van de opdracht van de notaris in het raam van het uitvoerend beslag op onroerend goed en de rangregeling”, supra noot 24, 1502; P. TAELMAN, “De notaris op de schopstoel. Bedenkingen bij enkele controversiële aspecten van de opdracht van de notaris in het raam van het uitvoerend beslag op onroerend goed en de rangregeling”, RW 1997-98, 1198 (hierna verkort P. TAELMAN, “De notaris op de schopstoel. Bedenkingen bij enkele controversiële aspecten van de opdracht van de notaris in het raam van het uitvoerend beslag op onroerend goed en de rangregeling”); J.-L. LEDOUX, “La distribution par contribution et l’ordre”, supra noot 31, 785; K. VERELST, “De schuldeisers toegelaten tot de rangregeling na verkoop bij uitvoerend beslag op een onroerend goed”, supra noot 5, 382; J.-L. RENS, “De schuldeisers toegelaten tot de rangregeling na verkoop bij uitvoerend beslag op onroerend goed”, supra noot 5, 743; F. WERDEFROY, “Toelaatbaarheid tot de rangregeling van de chirografaire schuldeisers niet in het bezit van een uitvoerbare titel”, supra noot 24, 269; C. ENGELS, Het uitvoerend beslag op onroerend goed en de daarbijhorende rangregeling, supra noot 5, 382; E. VAN HOVE, “Beslag op onroerend goed en rangregeling”, supra noot 24, 347; E. VAN HOVE, “La saisie immobilière dans le nouveau code judiciaire”, supra noot 5, 294 en 296.
27
zijn proces-verbaal van rangregeling in feite ook rekening moest houden met schuldvorderingen vastgesteld bij onderhandse akte82. Het naast elkaar bestaan van beide wetsbepalingen zorgde dan ook voor de nodige verwarring. Met welke schuldeisers moest de notaris nu eigenlijk rekening houden? Voornamelijk Franstalige rechtsgeleerden, ondermeer DE LEVAL en LEDOUX, waren van mening dat de notaris alle schuldvorderingen moest opnemen in zijn proces-verbaal van rangregeling83. Dus ook deze van schuldeisers zonder uitvoerbare titel. Zij gaven hiervoor een drietal argumenten84. Eerst en vooral werd verwezen naar de wil van de wetgever om te komen tot een grotere uniformiteit tussen de procedures van rangregeling na uitvoerend beslag op onroerend goed, en van evenredige verdeling na uitvoerend beslag op roerend goed. Tevens vestigde deze strekking de aandacht op het nut van de toepassing van de regels inzake evenredige verdeling, op de verdeling van het overblijvende saldo onder de chirografaire schuldeisers. Tot slot zou er geen grond bestaan voor een verschillende behandeling tussen schuldeisers zonder uitvoerbare titel, die al dan niet bewarend beslag op onroerend goed hadden laten overschrijven. Nochtans zorgt een overgeschreven bewarend beslag ervoor dat de betrokken schuldeiser moet worden opgenomen in de akte rangregeling. 82
83
84
E. DIRIX en K. BROECKX, Beslag, supra noot 4, 609; G. DE LEVAL, “Ordre”, supra noot 5, 68; M. DE CLERCQ, “De schuldeisers zonder uitvoerbare titel en de rangregeling”, supra noot 5, 944; E. DIRIX, “Overzicht van rechtspraak. Beslag en collectieve schuldenregeling 1997-2001”, supra noot 37, 1289; F. BOUCKAERT, noot onder Beslagr. Tongeren 4 januari 2001, T.Not. 2001, 169; N. PEETERS, “Noodzaak van een uitvoerbare titel om verzet op de prijs te kunnen doen in het kader van de rangregeling”, supra noot 5, 199; J. BAEL, “De notaris op de schopstoel. Bedenkingen bij enkele controversiële aspecten van de opdracht van de notaris in het raam van het uitvoerend beslag op onroerend goed en de rangregeling”, supra noot 24, 1502; P. TAELMAN, “De notaris op de schopstoel. Bedenkingen bij enkele controversiële aspecten van de opdracht van de notaris in het raam van het uitvoerend beslag op onroerend goed en de rangregeling”, supra noot 81, 1198; J.-L. LEDOUX, “La distribution par contribution et l’ordre”, supra noot 31, 785; K. VERELST, “De schuldeisers toegelaten tot de rangregeling na verkoop bij uitvoerend beslag op een onroerend goed”, supra noot 5, 382; J.-L. RENS, “De schuldeisers toegelaten tot de rangregeling na verkoop bij uitvoerend beslag op onroerend goed”, supra noot 5, 743; C. ENGELS, Het uitvoerend beslag op onroerend goed en de daarbijhorende rangregeling, supra noot 5, 381-382; E. VAN HOVE, “Beslag op onroerend goed en rangregeling”, supra noot 24, 347; E. VAN HOVE, “La saisie immobilière dans le nouveau code judiciaire”, supra noot 5, 295-296. Beslagr. Charleroi 6 oktober 1997, JT 1998, 499; Beslagr. Luik 27 juni 1988, JLMB 1988, 1374; Beslagr. Luik 11 januari 1988, JLMB 1988, 301; Beslagr. Doornik 18 april 1984, JT 1985, 144; M. DE CLERCQ, “De schuldeisers zonder uitvoerbare titel en de rangregeling”, supra noot 5, 944-945; J. BYTTEBIER en F. BOUCKAERT, Beslag en rangregeling / Saisie et ordre, supra noot 49, 286; N. PEETERS, “Noodzaak van een uitvoerbare titel om verzet op de prijs te kunnen doen in het kader van de rangregeling”, supra noot 5, 200; P. TAELMAN, “De notaris op de schopstoel. Bedenkingen bij enkele controversiële aspecten van de opdracht van de notaris in het raam van het uitvoerend beslag op onroerend goed en de rangregeling”, supra noot 81, 1198; J.-L. LEDOUX, “La distribution par contribution et l’ordre”, supra noot 31, 785; G. DE LEVAL, “Les saisies”, Chronique de droit à l’usage du notariat, XX, 1994, 220. M. DE CLERCQ, “De schuldeisers zonder uitvoerbare titel en de rangregeling”, supra noot 5, 945; N. PEETERS, “Noodzaak van een uitvoerbare titel om verzet op de prijs te kunnen doen in het kader van de rangregeling”, supra noot 5, 201.
28
Volgens RENS mocht de notaris schuldeisers met een onderhandse schuldvordering opnemen in de akte houdende rangregeling, mits toestemming van zowel de beslagene als de overige schuldeisers85. In het geval de betrokken schuldeisers de termijn voor het voeren van tegenspraak lieten verstrijken, was er sprake van stilzwijgende toestemming. Andere auteurs, waaronder DIRIX, ENGELS en VERELST, hanteerden een striktere interpretatie. Volgens hen mocht de notaris enkel rekening houden met schuldeisers, in het bezit van een uitvoerbare titel, die rechtsgeldig verzet tegen de prijs hadden gedaan86. Daar hoorde volgende redenering bij. De vroegere wijziging van art. 1642 Ger.W. zou net bedoeld geweest zijn om te vermijden dat de procedure houdende rangregeling zou worden vertraagd door het optreden van schuldeisers zonder uitvoerbare titel87. Art. 1643 Ger.W. werd toen per vergissing niet mede aangepast88. Daarnaast werd nadrukkelijk gewezen op het belang van het onderscheid tussen de procedures van rangregeling en van evenredige verdeling89. Tenslotte verdedigden deze auteurs het verschil in behandeling tussen schuldeisers die een bewarend beslag lieten overschrijven en de schuldeisers die dit niet deden, door te wijzen op twee
85
86
87
88 89
N. PEETERS, “Noodzaak van een uitvoerbare titel om verzet op de prijs te kunnen doen in het kader van de rangregeling”, supra noot 5, 202; K. VERELST, “De schuldeisers toegelaten tot de rangregeling na verkoop bij uitvoerend beslag op een onroerend goed”, supra noot 5, 385; J.-L. RENS, “De schuldeisers toegelaten tot de rangregeling na verkoop bij uitvoerend beslag op onroerend goed”, supra noot 5, 744. Beslagr. Tongeren 4 januari 2001, T.Not. 2001, 161; Beslagr. Brugge 25 februari 1997, T.Not. 1997, 221; Beslagr. Veurne 21 oktober 1987, T.Not. 1988, 43; Beslagr. Gent 26 februari 1982, T.Not. 1982, 141; E. DIRIX en K. BROECKX, Beslag, supra noot 4, 609; M. DE CLERCQ, “De schuldeisers zonder uitvoerbare titel en de rangregeling”, supra noot 5, 944; E. DIRIX, “Overzicht van rechtspraak. Beslag en collectieve schuldenregeling 1997-2001”, supra noot 37, 945; F. BOUCKAERT, noot onder Beslagr. Tongeren 4 januari 2001, T.Not. 2001, 169; J. BYTTEBIER en F. BOUCKAERT, Beslag en rangregeling / Saisie et ordre, supra noot 49, 286; N. PEETERS, “Noodzaak van een uitvoerbare titel om verzet op de prijs te kunnen doen in het kader van de rangregeling”, supra noot 5, 200; P. TAELMAN, “De notaris op de schopstoel. Bedenkingen bij enkele controversiële aspecten van de opdracht van de notaris in het raam van het uitvoerend beslag op onroerend goed en de rangregeling”, supra noot 81, 1198; K. VERELST, “De schuldeisers toegelaten tot de rangregeling na verkoop bij uitvoerend beslag op een onroerend goed”, supra noot 5, 382; C. ENGELS, Het uitvoerend beslag op onroerend goed en de daarbijhorende rangregeling, supra noot 5, 382 en 384. M. DE CLERCQ, “De schuldeisers zonder uitvoerbare titel en de rangregeling”, supra noot 5, 945; N. PEETERS, “Noodzaak van een uitvoerbare titel om verzet op de prijs te kunnen doen in het kader van de rangregeling”, supra noot 5, 201; P. TAELMAN, “De notaris op de schopstoel. Bedenkingen bij enkele controversiële aspecten van de opdracht van de notaris in het raam van het uitvoerend beslag op onroerend goed en de rangregeling”, supra noot 81, 1198; J.-L. RENS, “De schuldeisers toegelaten tot de rangregeling na verkoop bij uitvoerend beslag op onroerend goed”, supra noot 5, 743; E. VAN HOVE, “La saisie immobilière dans le nouveau code judiciaire”, supra noot 5, 294-296. Beslagr. Veurne 21 oktober 1987, T.Not. 1988, 43; Beslagr. Gent 26 februari 1982, T.Not. 1982, 141. M. DE CLERCQ, “De schuldeisers zonder uitvoerbare titel en de rangregeling”, supra noot 5, 945; N. PEETERS, “Noodzaak van een uitvoerbare titel om verzet op de prijs te kunnen doen in het kader van de rangregeling”, supra noot 5, 201.
29
zaken90. Namelijk de verplichte tussenkomst van de rechter teneinde het beslag te kunnen laten leggen, en de onbeschikbaarheid als gevolg van het gelegde bewarend onroerend beslag. ENGELS nuanceerde echter zijn mening door te stellen dat een schuldeiser zonder uitvoerbare titel in één welbepaald geval toch verzet tegen de prijs kon doen. Met name wanneer de schuldenaar-beslagene zijn schuld erkende91. Te dien einde moest de notaris de beslagene in kennis stellen van de schuldvordering en hem vragen of hij deze erkende. Indien de beslagene zijn schuld - al dan niet opzettelijk - weigerde te erkennen werd de betrokken schuldeiser niet opgenomen in het proces-verbaal van rangregeling. Vermeldenswaardig is het vonnis van de beslagrechter te Tongeren dd. 4 januari 200192, waarin de rechter schuldeisers zonder uitvoerbare titel afwijst op grond van volgende redenering: “…de afwezigheid van een titel ertoe zou leiden dat de instrumenterende notaris moet oordelen over de waarachtigheid, de oprechtheid en de omvang van de schuldvordering, een bevoegdheid die nochtans uitsluitend aan de rechter ten gronde toebehoort.” Daarenboven oordeelde de rechter dat het opnemen van door de beslagene erkende of niet betwiste schuldvorderingen in het proces-verbaal van rangregeling, kan leiden tot willekeur. Het toelaten van een schuldeiser tot de rangregeling wordt op die manier namelijk volledig afhankelijk gemaakt van de wil van de schuldenaar-beslagene. 15. Op grond van het nieuwe art. 1642 Ger.W. kunnen alleen schuldeisers die beschikken over een uitvoerbare titel verzet doen tegen de prijs93. De verwijzing naar art. 1628 Ger.W. in 90
91
92 93
M. DE CLERCQ, “De schuldeisers zonder uitvoerbare titel en de rangregeling”, supra noot 5, 945; N. PEETERS, “Noodzaak van een uitvoerbare titel om verzet op de prijs te kunnen doen in het kader van de rangregeling”, supra noot 5, 201. Beslagr. Antwerpen 9 maart 1999, Not.Fisc.M. 2000, 194; N. PEETERS, “Noodzaak van een uitvoerbare titel om verzet op de prijs te kunnen doen in het kader van de rangregeling”, supra noot 5, 200 en 202; K. VERELST, “De schuldeisers toegelaten tot de rangregeling na verkoop bij uitvoerend beslag op een onroerend goed”, supra noot 5, 385; C. ENGELS, Het uitvoerend beslag op onroerend goed en de daarbijhorende rangregeling, supra noot 5, 384. Beslagr. Tongeren 4 januari 2001, T.Not. 2001, 161. Beslagr. Tongeren 4 januari 2001, T.Not. 2001, 161; Beslagr. Antwerpen 9 maart 1999, Not.Fisc.M. 2000, 194; E. DIRIX en K. BROECKX, Beslag, supra noot 4, 609; G. DE LEVAL, “Ordre”, supra noot 5, 68; C. ENGELS, “WIB, WBTW, RSZ en rangregeling”, in X (ed.), Van alle markten. Liber amicorum Eddy Wymeersch, Antwerpen, Intersentia, 2008, 436 (hierna verkort C. ENGELS, “WIB, WBTW, RSZ en rangregeling”); E. DIRIX, “Overzicht van rechtspraak. Beslag en collectieve schuldenregeling (2002-2007)”, supra noot 24, 2136; M. DE CLERCQ, “De schuldeisers zonder uitvoerbare titel en de rangregeling”, supra noot 5, 945; C. DE WULF, Het opstellen van notariële akten. Boekdeel III, supra noot 11, 582; C. ENGELS, “Rangregeling”, supra noot 11, 124; D. MICHIELS, “Vastgoed in samenloop. Capita selecta inzake verkoop van onroerend goed bij faillissement & vereffening, in het bijzonder de rangregeling”, supra noot 5, 72; C. ENGELS, “De notariële toepassing van de artikelen 14 tot 23 W. 29 mei 2000 houdende oprichting van een centraal bestand van berichten van beslag, delegatie, overdracht en collectieve schuldenregeling, alsook tot wijziging van sommige bepalingen van het Gerechtelijk Wetboek”, supra noot 11, 154; E. DIRIX, “Overzicht van rechtspraak. Beslag en collectieve schuldenregeling 1997-2001”, supra noot 37, 1288-1289; F.
30
het oude art. 1643, derde lid Ger.W. werd geschrapt waardoor de notaris in het proces-verbaal van rangregeling in principe geen rekening meer mag houden met schuldeisers zonder uitvoerbare titel. Niettemin voorziet het nieuwe art. 1644, tweede lid Ger.W. dat de notaris alle schuldeisers van wie het bestaan blijkt uit de raadpleging van de beslagberichten moet betrekken bij de procedure. Deze schuldeisers kunnen zowel over een authentieke als onderhandse akte beschikken. Bijgevolg moeten de schuldvorderingen van verzetdoende schuldeisers in het bezit van een onderhandse akte toch worden opgenomen in het procesverbaal van rangregeling (zie infra randnr. 16 e.v.).
AFDELING III VERPLICHTE RAADPLEGING BESLAGBERICHTEN § 1. Huidig recht 16. In overeenstemming met het nieuwe art. 1644, tweede lid Ger.W. moeten de “schuldeisers van wie het bestaan blijkt uit de enkele raadpleging van de berichten opgemaakt met toepassing van de artikelen 1390 tot 1390quater, worden betrokken bij de procedure indien zij in aanmerking komen voor de toekenning van een dividend, …”. 17. Voor de benoemde notaris betekent dit dat hij bij het opmaken van zijn proces-verbaal van rangregeling tevens rekening moet houden met schuldeisers waarvan hij het bestaan ontdekt door de voorafgaandelijke raadpleging van de beslagberichten94. Bedoelde schuldeisers moeten dus bij de procedure worden betrokken ongeacht of zij houder zijn van een authentieke dan wel een onderhandse titel. Het is namelijk zo dat ook schuldeisers met een onderhandse schuldvordering een bewarend beslag kunnen laten overschrijven95. Belangrijk is 94
95
BOUCKAERT, noot onder Beslagr. Tongeren 4 januari 2001, T.Not. 2001, 169; D. MICHIELS, “Actuele problemen inzake onroerend beslag”, supra noot 5, 144. E. DIRIX en K. BROECKX, Beslag, supra noot 4, 609; G. DE LEVAL, “Ordre”, supra noot 5, 74; E. DIRIX, “Overzicht van rechtspraak. Beslag en collectieve schuldenregeling (2002-2007)”, supra noot 24, 2136; M. DE CLERCQ, “De schuldeisers zonder uitvoerbare titel en de rangregeling”, supra noot 5, 945; C. ENGELS, “Rangregeling”, supra noot 11, 129; D. MICHIELS, “Vastgoed in samenloop. Capita selecta inzake verkoop van onroerend goed bij faillissement & vereffening, in het bijzonder de rangregeling”, supra noot 5, 58; C. ENGELS, “De notariële toepassing van de artikelen 14 tot 23 W. 29 mei 2000 houdende oprichting van een centraal bestand van berichten van beslag, delegatie, overdracht en collectieve schuldenregeling, alsook tot wijziging van sommige bepalingen van het Gerechtelijk Wetboek”, supra noot 11, 159; E. DIRIX, “Overzicht van rechtspraak. Beslag en collectieve schuldenregeling 1997-2001”, supra noot 37, 1289; D. MICHIELS, “Actuele problemen inzake onroerend beslag”, supra noot 5, 121; N. PEETERS, “Noodzaak van een uitvoerbare titel om verzet op de prijs te kunnen doen in het kader van de rangregeling”, supra noot 5, 202. M. DE CLERCQ, “De schuldeisers zonder uitvoerbare titel en de rangregeling”, supra noot 5, 945; C. ENGELS, “Rangregeling”, supra noot 11, 129.
31
dat de notaris niet enkel het resultaat van de raadpleging van de beslagberichten - oftewel de betrokken schuldeisers - maar ook het feit van de raadpleging zelf in het proces-verbaal van rangregeling moet vermelden96. Wat betreft de eigenlijke raadpleging van de beslagberichten wordt aangenomen dat de notaris een gerechtsdeurwaarder kan mandateren om in zijn naam de berichten te gaan raadplegen97. De raadpleging hoeft dus niet noodzakelijk door de notaris persoonlijk te worden verricht. Men kan hierbij de vraag stellen of notarissen in de praktijk ook effectief een gerechtsdeurwaarder inschakelen voor het consulteren van de beslagberichten. Uit onderzoek blijkt dat de ligging van het notariskantoor bepaalt wie de berichten van beslag raadpleegt98. Wanneer het kantoor zich in de onmiddellijke omgeving van de te bezoeken griffies (zie hierna) bevindt raadpleegt de notaris gewoonlijk zelf de beslagberichten. Notarissen met standplaatsen die verder gelegen zijn doen eerder een beroep op een gerechtsdeurwaarder. Wat houdt het raadplegen van de beslagberichten in? De notaris (of gerechtsdeurwaarder) gaat voorafgaandelijk aan het opmaken van het proces-verbaal van rangregeling na of er ter griffie van de beslagrechter en de arbeidsrechtbank, van het rechtsgebied waar de eigenaar zijn woonplaats heeft alsook waar het onroerend goed gelegen is, schuldeisers geregistreerd zijn99. Het Gerechtelijk Wetboek bepaalt evenwel niet wanneer de ‘voorafgaandelijke’ raadpleging precies moet gebeuren, en of deze raadpleging aan een geldigheidstermijn is gekoppeld. Bijgevolg consulteert de benoemde notaris de beslagberichten veiligheidshalve een eerste maal tijdens de openbare verkoop en nogmaals net vóór de afsluiting van het proces-verbaal van rangregeling100. Op te merken valt dat het zogenaamde ‘centraal bestand van berichten van beslag, delegatie, overdracht en collectieve schuldenregeling’ op heden nog niet functioneert101. Art. 2 van de 96
97
98
99
100
101
C. ENGELS, “Rangregeling”, supra noot 11, 129; C. ENGELS, “De notariële toepassing van de artikelen 14 tot 23 W. 29 mei 2000 houdende oprichting van een centraal bestand van berichten van beslag, delegatie, overdracht en collectieve schuldenregeling, alsook tot wijziging van sommige bepalingen van het Gerechtelijk Wetboek”, supra noot 11, 159. I. VERHAEGHE, “Topics m.b.t. de rangregeling”, Studiekring notariaat, 4 maart 2010, Roeselare (Schiervelde), onuitg., 3. Gesprek met notaris M. VAN DAMME en medewerkster (notariskantoor VAN DAMME & VAN DAMME) te Brugge (Sint-Andries) op 29 april 2010. I. VERHAEGHE, “Topics m.b.t. de rangregeling”, Studiekring notariaat, 4 maart 2010, Roeselare (Schiervelde), onuitg., 3; G. DE LEVAL, “Ordre”, supra noot 5, 75. Gesprek met notaris M. VAN DAMME en medewerkster (notariskantoor VAN DAMME & VAN DAMME) te Brugge (Sint-Andries) op 29 april 2010. G. DE LEVAL, “Ordre”, supra noot 5, 75; C. ENGELS, “Rangregeling”, supra noot 11, 129; C. ENGELS, “De notariële toepassing van de artikelen 14 tot 23 W. 29 mei 2000 houdende oprichting van een centraal bestand van berichten van beslag, delegatie, overdracht en collectieve schuldenregeling, alsook tot wijziging van sommige bepalingen van het Gerechtelijk Wetboek”, supra noot 11, 159.
32
wet van 29 mei 2000 is namelijk nog niet in werking getreden. In afwachting moet de notaris art. 1391 Ger.W. toepassen102. Een niet ongevaarlijke bepaling voor de notariële praktijk. 18. Art. 1391, tweede lid Ger.W. stelt: “De notarissen kunnen op dezelfde wijze inzage nemen van de berichten van beslag, delegatie, overdracht en collectieve schuldenregeling, die zijn opgemaakt op naam van de personen voor wier goederen een handeling moet worden verricht welke tot hun ambt behoort.”. Uit deze wetsbepaling kunnen twee zaken worden afgeleid. Eerst en vooral het feit dat de notaris over een ‘mogelijkheid’ beschikt om inzage te nemen van de beslagberichten, en dat deze bepaling een ‘algemene draagwijdte’ heeft103. Wat betreft de zogezegde mogelijkheid tot raadpleging van de berichten van beslag, delegatie, overdracht en collectieve schuldenregeling moet duidelijk worden gesteld dat de notaris conform art. 1644, tweede lid Ger.W. verplicht is deze berichten te raadplegen104. De verplichte raadpleging van de beslagberichten is niet voorgeschreven op straffe van nietigheid van de procedure van rangregeling105. Weliswaar kunnen de schuldeisers die ten onrechte niet bij de procedure werden betrokken de notaris aansprakelijk stellen. Daarnaast zegt art. 1391, tweede lid Ger.W. niets over de rangregeling in het bijzonder, waaruit moet worden afgeleid dat deze bepaling een algemene draagwijdte heeft. Bovendien blijkt uit de parlementaire voorbereiding bij de beslagwet van 14 januari 1993106 duidelijk dat de verplichte raadpleging van de beslagberichten niet enkel geldt in geval van ‘uitvoerend beslag’ of bij een ‘procedure van verdeling’, doch ook bij de procedure van rangregeling. Art. 1391 Ger.W. heeft met andere woorden een ruim toepassingsgebied wat er voor zorgt dat het
102
103
104
105 106
C. ENGELS, “Rangregeling”, supra noot 11, 129; C. ENGELS, “De notariële toepassing van de artikelen 14 tot 23 W. 29 mei 2000 houdende oprichting van een centraal bestand van berichten van beslag, delegatie, overdracht en collectieve schuldenregeling, alsook tot wijziging van sommige bepalingen van het Gerechtelijk Wetboek”, supra noot 11, 159. C. ENGELS, “Rangregeling”, supra noot 11, 130; C. ENGELS, “De notariële toepassing van de artikelen 14 tot 23 W. 29 mei 2000 houdende oprichting van een centraal bestand van berichten van beslag, delegatie, overdracht en collectieve schuldenregeling, alsook tot wijziging van sommige bepalingen van het Gerechtelijk Wetboek”, supra noot 11, 159-160. G. DE LEVAL, “Ordre”, supra noot 5, 74; D. MICHIELS, “Vastgoed in samenloop. Capita selecta inzake verkoop van onroerend goed bij faillissement & vereffening, in het bijzonder de rangregeling”, supra noot 5, 58. D. MICHIELS, “De verplichte raadpleging van de beslagberichten door de notaris”, supra noot 24, 262. Wet 14 januari 1993 tot wijziging van titel I, voorafgaande regels en titel III, gedwongen tenuitvoerlegging, van deel V van het Gerechtelijk Wetboek inzake bewarend beslag en de middelen tot tenuitvoerlegging en tot wijziging van artikel 476 van de wet van 18 april 1851 betreffende het faillissement, de bankbreuk en het uitstel van betaling, BS 20 februari 1993; zie ook: wetsontwerp tot wijziging van de artikelen 1408, 1409, 1410 en 1412 van het Gerechtelijk Wetboek en tot invoeging van een artikel 1409bis in datzelfde wetboek, Gedr.St., Kamer, 1990-91, nr. 1114/4, 5 (verantwoording bij amendement nr. 16 van de regering); D. MICHIELS, “De verplichte raadpleging van de beslagberichten door de notaris”, supra noot 24, 261.
33
aansprakelijkheidsrisico voor de notaris verhoogt107. Tevens dient opgemerkt dat er in art. 1391, derde en vierde lid Ger.W. gebruik gemaakt wordt van de term ‘ministerieel ambtenaar’, waarmee de gerechtsdeurwaarder wordt bedoeld108. De notaris daarentegen is een openbaar ambtenaar109. 19. Wat is nu het belang van de verplichte raadpleging van de beslagberichten voor de notariële praktijk? Door de verplichte raadpleging van de beslagberichten ontdekt de notaris schuldeisers wiens bestaan enkel blijkt uit de raadpleging van deze berichten, waaronder schuldeisers die slechts beschikken over een onderhandse akte (zie supra randnr. 17). De notaris is verplicht om de schuldeisers die hij langs deze weg ontdekt in kennis te stellen van de verkoop110. Bijgevolg kunnen de bedoelde schuldeisers eisen dat de notaris hen bij de procedure van rangregeling betrekt111. Dit betekent dat de notaris reeds bij het raadplegen van de beslagberichten zal moeten oordelen in hoeverre bepaalde schuldvorderingen in aanmerking komen voor de toekenning van een dividend112. De schuldeisers van wie het bestaan blijkt uit de raadpleging van de beslagberichten moeten immers pas daadwerkelijk bij de procedure van rangregeling worden betrokken indien zij begunstigde zijn van een dividend113.
107
108
109 110
111
112
113
C. ENGELS, “Rangregeling”, supra noot 11, 130 (voetnoot nr. 48); C. ENGELS, “De notariële toepassing van de artikelen 14 tot 23 W. 29 mei 2000 houdende oprichting van een centraal bestand van berichten van beslag, delegatie, overdracht en collectieve schuldenregeling, alsook tot wijziging van sommige bepalingen van het Gerechtelijk Wetboek”, supra noot 11, 160 (voetnoot nr. 1). C. ENGELS, “Rangregeling”, supra noot 11, 130; C. ENGELS, “De notariële toepassing van de artikelen 14 tot 23 W. 29 mei 2000 houdende oprichting van een centraal bestand van berichten van beslag, delegatie, overdracht en collectieve schuldenregeling, alsook tot wijziging van sommige bepalingen van het Gerechtelijk Wetboek”, supra noot 11, 160. Art. 1, eerste lid organieke wet notariaat. E. DIRIX en K. BROECKX, Beslag, supra noot 4, 610; E. DIRIX, “Overzicht van rechtspraak. Beslag en collectieve schuldenregeling (2002-2007)”, supra noot 24, 2136; M. DE CLERCQ, “De schuldeisers zonder uitvoerbare titel en de rangregeling”, supra noot 5, 946; E. DIRIX, “Overzicht van rechtspraak. Beslag en collectieve schuldenregeling 1997-2001”, supra noot 37, 1289. E. DIRIX en K. BROECKX, Beslag, supra noot 4, 610; E. DIRIX, “Overzicht van rechtspraak. Beslag en collectieve schuldenregeling (2002-2007)”, supra noot 24, 2136; M. DE CLERCQ, “De schuldeisers zonder uitvoerbare titel en de rangregeling”, supra noot 5, 946; D. MICHIELS, “Vastgoed in samenloop. Capita selecta inzake verkoop van onroerend goed bij faillissement & vereffening, in het bijzonder de rangregeling”, supra noot 5, 58; E. DIRIX, “Overzicht van rechtspraak. Beslag en collectieve schuldenregeling 1997-2001”, supra noot 37, 1289; D. MICHIELS, “Actuele problemen inzake onroerend beslag”, supra noot 5, 121. M. DE CLERCQ, “De schuldeisers zonder uitvoerbare titel en de rangregeling”, supra noot 5, 946; D. MICHIELS, “Vastgoed in samenloop. Capita selecta inzake verkoop van onroerend goed bij faillissement & vereffening, in het bijzonder de rangregeling”, supra noot 5, 58; D. MICHIELS, “Actuele problemen inzake onroerend beslag”, supra noot 5, 121. E. DIRIX en K. BROECKX, Beslag, supra noot 4, 610; E. DIRIX, “Overzicht van rechtspraak. Beslag en collectieve schuldenregeling (2002-2007)”, supra noot 24, 2136; M. DE CLERCQ, “De schuldeisers zonder uitvoerbare titel en de rangregeling”, supra noot 5, 946; D. MICHIELS, “Vastgoed in samenloop. Capita selecta inzake verkoop van onroerend goed bij faillissement & vereffening, in het bijzonder de rangregeling”, supra noot 5, 58; E. DIRIX, “Overzicht van rechtspraak. Beslag en collectieve schuldenregeling 1997-2001”, supra noot 37, 1289; D. MICHIELS, “Actuele problemen inzake onroerend beslag”, supra noot 5, 121.
34
§ 2. Overgangsrecht 20. Vanaf de datum van inwerkingtreding van art. 2 van de wet van 29 mei 2000 zal de benoemde notaris, gedurende een periode van drie jaar, de berichten van beslag, delegatie, overdracht en collectieve schuldenregeling (opgesteld vóór de inwerkingtreding) kunnen raadplegen op grond van art. 1391 Ger.W.114 Dit betekent dat er voor de notariële praktijk niets verandert. De notaris blijft - ongeacht de toepasselijke wet - gehouden de beslagberichten te raadplegen en daarvan melding te maken in het proces-verbaal van rangregeling.
§ 3. Komend recht 21. Art. 1644, tweede lid Ger.W. blijft dé wetsbepaling waaruit de verplichtingen in hoofde van de notaris betreffende het raadplegen van de beslagberichten voortvloeien115. Wat betreft de ‘machtiging’ oftewel mogelijkheid tot inzage van de beslagberichten en de draagwijdte van het toekomstige art. 1391 Ger.W. blijven de huidige principes gelden.
AFDELING IV FISCALE NOTIFICATIES: VERZET TEGEN DE PRIJS? § 1. Fiscale notificaties: begrip en procedure 22. Telkens wanneer hij belast wordt met het verlijden van een akte houdende vervreemding116 of hypotheekvestiging117 van een onroerend goed, inclusief schepen en vaartuigen, dient de notaris de bevoegde ontvangers van belastingen hiervan op de hoogte te
114
115
116
117
C. ENGELS, “Rangregeling”, supra noot 11, 130; C. ENGELS, “De notariële toepassing van de artikelen 14 tot 23 W. 29 mei 2000 houdende oprichting van een centraal bestand van berichten van beslag, delegatie, overdracht en collectieve schuldenregeling, alsook tot wijziging van sommige bepalingen van het Gerechtelijk Wetboek”, supra noot 11, 160. C. ENGELS, “Rangregeling”, supra noot 11, 130; C. ENGELS, “De notariële toepassing van de artikelen 14 tot 23 W. 29 mei 2000 houdende oprichting van een centraal bestand van berichten van beslag, delegatie, overdracht en collectieve schuldenregeling, alsook tot wijziging van sommige bepalingen van het Gerechtelijk Wetboek”, supra noot 11, 160. In deze context wordt onder de term ‘vervreemding’ begrepen: verkoop, schenking, inbreng in een vennootschap, ruil, inbetalinggeving en vestiging respectievelijk overdracht van een erfpacht of opstalrecht. Het gaat om akten die een verarming inhouden en verplicht moeten worden overgeschreven op het hypotheekkantoor. Met ‘hypotheekvestiging of hypothecaire aanwending’ wordt bedoeld: de akten hypothecaire lening of kredietopening en hypotheekstelling.
35
brengen118. In de rechtspraak119 en de rechtsleer wordt aangenomen dat de notaris dezelfde ontvangers ook moet verwittigen indien hij gevraagd wordt een akte van afstand(-verdeling) met een translatief of overdragend karakter te verlijden120. De akte van afstand ten bezwarende titel van onverdeelde delen tussen mede-eigenaars wordt gelijkgesteld met een akte van verdeling waardoor zij een declaratieve of (eigendoms)aanwijzende werking heeft121. De notaris mag dus in principe geen fiscale verwittigingen verrichten. Belangrijk is echter dat de onverdeelde mede-eigenaars kunnen verzaken aan de declaratieve werking van de akte van afstand122. Een bepaald deel van de rechtsleer, o.a. VERSTAPPEN en DEFOOR, aanziet de afstand als een translatieve rechtshandeling - en stelt deze gelijk met een vervreemding conform art. 433 WIB - wanneer de partijen in de akte stipuleren dat de eigendomsoverdracht geschiedt nadat de toestand van onverdeeldheid is ontstaan123. DE WULF daarentegen meent dat een afwijkende clausule op zich onvoldoende is om een verzaking aan de declaratieve werking teweeg te brengen124. Volgens de auteur kan enkel een duidelijke expliciete 118
119 120
121
122
123
124
Art. 433, § 1 WIB; E. DIRIX en K. BROECKX, Beslag, supra noot 4, 607; J. VERSTAPPEN, De fiscale rol van de notaris. Agent van de fiscus versus raadsman van zijn cliënten, supra noot 49, 227; E. DIRIX, “Overzicht van rechtspraak. Beslag en collectieve schuldenregeling (2002-2007)”, supra noot 24, 2131; E. DIRIX, “Het vereenvoudigd fiscaal derdenbeslag” in E. DIRIX en P. TAELMAN (eds.), Fiscaal executierecht, Antwerpen, Intersentia, 2003, 193 (hierna verkort E. DIRIX, “Het vereenvoudigd fiscaal derdenbeslag”); C. DE WULF, Het opstellen van notariële akten. Boekdeel IV, Mechelen, Kluwer, 2002, 839 (hierna verkort C. DE WULF, Het opstellen van notariële akten. Boekdeel IV); T. DENOTTE, “Les notifications fiscales notariales en matière d’impôts directs”, supra noot 49, 550-562; L. WEYTS, “Notarieel Fiscaal Recht, Deel 1, De registratie van notariële akten en hun gevolgen op fiscaal vlak”, supra noot 49, 56-57 en 63-64; F. DESTERBECK, “De notaris en de invordering van directe belastingen en BTW”, RW 1986-87, 564-566 (hierna verkort F. DESTERBECK, “De notaris en de invordering van directe belastingen en BTW”); R. DEBLAUWE, “De fiscale notificaties bij verkoop op onroerend beslag”, T.Not. 1984, 65 (hierna verkort R. DEBLAUWE, “De fiscale notificaties bij verkoop op onroerend beslag”). Zie bijvoorbeeld: Rb. Mechelen 10 februari 2009, T.Not. 2009, 627. W. DEFOOR, “Notaris kan ook verplicht worden tot fiscale notificatie bij verlijden van akte van afstand”, Nieuwsbrief Notariaat 2009, 4 (hierna verkort W. DEFOOR, “Notaris kan ook verplicht worden tot fiscale notificatie bij verlijden van akte van afstand”); J. VERSTAPPEN, “Fiscale verwittigingen door de notaris en actio pauliana in geval van afstand van onverdeelde gerechtigheden” (noot onder Antwerpen 19 juni 2007), TFR 2008, 827 (hierna verkort J. VERSTAPPEN, “Fiscale verwittigingen door de notaris en actio pauliana in geval van afstand van onverdeelde gerechtigheden”). Art. 883 BW; Cass. 6 juni 1850, Pas. 1851, I, 144; Rb. Antwerpen 27 oktober 2003, FJF 2004, 668; C. DE WULF, “Notariële verplichtingen en de grens tussen overdragende en declaratieve akten”, T.Not. 2009, 2-3 (hierna verkort C. DE WULF, “Notariële verplichtingen en de grens tussen overdragende en declaratieve akten”); W. DEFOOR, “Notaris kan ook verplicht worden tot fiscale notificatie bij verlijden van akte van afstand”, supra noot 120, 3; J. VERSTAPPEN, “Fiscale verwittigingen door de notaris en actio pauliana in geval van afstand van onverdeelde gerechtigheden”, supra noot 120, 827. C. DE WULF, “Notariële verplichtingen en de grens tussen overdragende en declaratieve akten”, supra noot 121, 10. W. DEFOOR, “Notaris kan ook verplicht worden tot fiscale notificatie bij verlijden van akte van afstand”, supra noot 120, 4; J. VERSTAPPEN, “Fiscale verwittigingen door de notaris en actio pauliana in geval van afstand van onverdeelde gerechtigdheden”, supra noot 120, 826-827; contra: C. DE WULF, “Notariële verplichtingen en de grens tussen overdragende en declaratieve akten”, supra noot 121, 10. C. DE WULF, “Notariële verplichtingen en de grens tussen overdragende en declaratieve akten”, supra noot 121, 10.
36
formulering tot algehele verzaking leiden. In de praktijk houdt de voorzichtige notaris enkel rekening met een uitdrukkelijke verzaking aan het retroactief karakter van de verdeling. In het geval de akte van afstand slechts een clausule bevat die stelt dat de eigendom overgaat op het ogenblik van het verlijden van de akte, dient de akte ‘in concreto’ te worden beoordeeld125. Een toebedeling tussen personen die van bij het ontstaan van de onverdeeldheid medeeigenaars zijn betreft een verdeling, en heeft dus een declaratief karakter. In casu doet de notaris geen fiscale verwittigingen. Gaat het daarentegen om een (latere) inkoop door iemand die niet van bij het ontstaan van de onverdeeldheid mede-eigenaar was van het goed - en dus maar vanaf het ogenblik van de aankoop mede-eigenaar wordt - dan is er sprake van een vervreemding. In dit geval moet de notaris wel fiscale verwittigingen versturen. De bevoegde ontvangers van belastingen zijn diegene van het ambtsgebied waarin de eigenaar of vruchtgebruiker van het goed zijn woonplaats of hoofdinrichting heeft, en indien het om een onroerend goed gaat, diegene van het ambtsgebied waarin het goed gelegen is. Notarissen die nalaten het nodige te doen zijn persoonlijk gehouden het bedrag van de openstaande belastingen te voldoen126. Tot voor kort kon de notaris de kennisgeving verrichten door middel van een ter post aangetekende brief of elektronische toezending127. De notaris beschikte over een keuzemogelijkheid. Krachtens de wet van 24 juli 2008 houdende diverse bepalingen128 is de notaris thans verplicht de fiscale verwittigingen elektronisch, via het zogenaamd ‘fiscaal loket’129, te verrichten130. Enkel in geval van overmacht of aanhoudende
125
126
127
128 129 130
Gesprek met notaris M. VAN DAMME en medewerkster (notariskantoor VAN DAMME & VAN DAMME) te Brugge (Sint-Andries) op 29 april 2010. Luik 22 maart 2002, Rec.gén.enr.not. 2002, 619; Brussel 13 maart 2000, T.Not. 2000, 532; J. VERSTAPPEN, De fiscale rol van de notaris. Agent van de fiscus versus raadsman van zijn cliënten, supra noot 49, 245. E. DIRIX, “Het vereenvoudigd fiscaal derdenbeslag”, supra noot 118, 193 en 197; C. DE WULF, Het opstellen van notariële akten. Boekdeel IV, supra noot 118, 841; L. WEYTS, “Notarieel Fiscaal Recht, Deel 1, De registratie van notariële akten en hun gevolgen op fiscaal vlak”, supra noot 49, 76; F. DESTERBECK, “De notaris en de invordering van directe belastingen en BTW”, supra noot 118, 574. KB 31 maart 2003 houdende invoering van een elektronisch systeem van notificaties tussen de Federale Overheidsdienst Financiën en sommige ministeriële officieren, openbare ambtenaren en andere personen, BS 23 april 2003; J. VERSTAPPEN, De fiscale rol van de notaris. Agent van de fiscus versus raadsman van zijn cliënten, supra noot 49, 227-228; E. DIRIX, “Overzicht van rechtspraak. Beslag en collectieve schuldenregeling (2002-2007)”, supra noot 24, 2131; E. DIRIX, “Het vereenvoudigd fiscaal derdenbeslag”, supra noot 118, 193; T. DENOTTE, “Les notifications fiscales notariales en matière d’impôts directs”, supra noot 49, 563; L. WEYTS, “Notarieel Fiscaal Recht, Deel 1, De registratie van notariële akten en hun gevolgen op fiscaal vlak”, supra noot 49, 69. Wet 24 juli 2008 houdende diverse bepalingen, BS 7 augustus 2008 (hierna wet van 24 juli 2008). Dit is een applicatie op het e-notariaat (de interne website van het Belgische Notariaat). I. VERMANDER, “De elektronische fiscale berichten”, Nieuw Notarieel Kwartaalschrift 2009, 48-49 (hierna verkort I. VERMANDER, “De elektronische fiscale berichten”).
37
technische storing131 is het de notaris nog toegelaten de belastingontvangers via een ter post aangetekende brief te verwittigen. De elektronische berichtgeving is aldus de regel, het aangetekend schrijven de uitzondering. Quid indien de notaris de elektronische procedure volgt en in dit kader geconfronteerd wordt met een foutmelding of tijdelijke technische storing waardoor hij beslist de kennisgeving via aangetekende brief te verrichten? Indien de fiscale verwittiging twee maal gebeurde kan uiteraard maar één kennisgeving in aanmerking worden genomen. In voorkomend geval primeert de kennisgeving die het eerst werd verricht132. Hierbij is het van belang te weten dat onder de ‘datum van elektronische verzending’ niet de effectieve verzenddatum wordt begrepen, maar de datum van ontvangstmelding van de administratie133. Voor de notariële praktijk brengt de wet van 24 juli 2008 een aantal voordelen. De elektronische berichtgeving draagt bij tot een vereenvoudigde, vlotte manier van werken134, en zorgt er voor dat de aansprakelijkheid van de notaris deels wordt teruggedrongen. Bij een fiscale verwittiging langs elektronische weg worden alle verplicht te verwittigen belastingontvangers namelijk automatisch op de hoogte gebracht van de voorgenomen akte135. Hierdoor kan de notaris geen ontvangers ‘vergeten’ te verwittigen, en op dit punt ook geen aansprakelijkheid oplopen136. Tegenover deze voordelen staat echter ook een belangrijk nadeel. De notificatie van een belastingschuld wordt geacht te zijn verricht van zodra de administratie via het systeem een technische ontvangstmelding bekomt als bevestiging dat de ‘verzending’ gebeurde137. Het feit dat de verzending succesvol is verlopen betekent evenwel niet dat de notaris de fiscale notificatie ook daadwerkelijk heeft ontvangen. Desalniettemin is de notaris aansprakelijk wanneer hij nalaat een ontvanger - die rechtsgeldig een fiscale schuld notificeerde - bij de rangregeling te betrekken, ook al heeft de notificatie hem niet bereikt138. De elektronische fiscale berichtgeving zorgt aldus voor een verruiming
131
132 133 134 135
136 137
138
Het moet gaan om een technisch probleem ten gevolge waarvan de notaris na 3,5 uur nog steeds geen ontvangstmelding van de administratie heeft mogen ontvangen. I. VERMANDER, “De elektronische fiscale berichten”, supra noot 130, 49. Ibid., p. 48. Ibid., p. 50. P. VAN MELKEBEKE, “Fiscale notificaties: aquiliaanse aansprakelijkheid notaris”, Nieuwsbrief Notariaat 2004, 8 (hierna verkort P. VAN MELKEBEKE, “Fiscale notificaties: aquiliaanse aansprakelijkheid notaris”). P. VAN MELKEBEKE, “Fiscale notificaties: aquiliaanse aansprakelijkheid notaris”, supra noot 135, 8. I. VERMANDER, “De notificatieplicht van de notaris voor de sociale zekerheid van zelfstandigen bij de overdracht van onroerend goed en bij hypotheekvestiging”, Nieuw Notarieel Kwartaalschrift 2008, 45 (hierna verkort I. VERMANDER, “De notificatieplicht van de notaris voor de sociale zekerheid van zelfstandigen bij de overdracht van onroerend goed en bij hypotheekvestiging”). I. VERMANDER, “De notificatieplicht van de notaris voor de sociale zekerheid van zelfstandigen bij de overdracht van onroerend goed en bij hypotheekvestiging”, supra noot 137, 45.
38
van de professionele aansprakelijkheid van de notaris139. In het notariaat wordt de elektronische berichtgeving vrij positief onthaald140. De ‘verruimde’ professionele aansprakelijkheid lijkt niet op te wegen tegen de voordelen die het systeem van elektronisch notificeren met zich mee brengt. In het geval een succesvol verzonden fiscale notificatie de notaris niet heeft bereikt waardoor er met de betrokken belastingontvanger geen rekening werd gehouden in de rangregeling, moet de rechter zich daarover uitspreken. De rechter onderzoekt of de notaris kon weten dat de beslagen schuldenaar bij de ontvanger in kwestie een openstaande belastingschuld had. Indien de rechter oordeelt dat de notaris geen fout kan worden verweten komt de verzekering van de notaris tussen. In het andere geval dient de notaris het bedrag van de fiscale schuld met eigen gelden te betalen. Men mag aannemen dat deze situatie zich slechts uitzonderlijk zal voordoen. De kennisgeving door de notaris blijft drie maanden geldig141. Dit betekent dat de notaris voornoemde ontvangers opnieuw zal moeten verwittigen indien de akte niet binnen de drie maanden wordt verleden. In voorkomend geval wordt het oorspronkelijk bericht immers als niet bestaande beschouwd142. 23. Eenmaal de nodige fiscale verwittigingen zijn gedaan dient de notaris het antwoord van de belastingontvanger af te wachten. De volgende twee situaties kunnen zich voordoen. Wanneer de ontvanger niet (tijdig)143 of op onregelmatige wijze van zich laat horen mag de notaris overgaan tot het verlijden van de akte144. Dit is zeker het geval bij gebrek aan reactie vanwege de ontvanger. Maar wat indien de bevoegde ontvanger niet tijdig antwoordt of niet via elektronische toezending of een ter post aangetekende brief (zie supra randnr. 22)? Mag de notaris een dergelijke notificatie naast zich neerleggen? Hiervoor wordt verwezen naar de uiteenzetting betreffende het ‘buitengerechtelijk verzet’ tegen de prijs (zie supra randnr. 9). 139
140
141
142
143 144
I. VERMANDER, “De notificatieplicht van de notaris voor de sociale zekerheid van zelfstandigen bij de overdracht van onroerend goed en bij hypotheekvestiging”, supra noot 137, 47. Gesprek met notaris M. VAN DAMME en medewerkster (notariskantoor VAN DAMME & VAN DAMME) te Brugge (Sint-Andries) op 29 april 2010. E. DIRIX en K. BROECKX, Beslag, supra noot 4, 607; J. VERSTAPPEN, De fiscale rol van de notaris. Agent van de fiscus versus raadsman van zijn cliënten, supra noot 49, 228; E. DIRIX, “Het vereenvoudigd fiscaal derdenbeslag”, supra noot 118, 193; T. DENOTTE, “Les notifications fiscales notariales en matière d’impôts directs”, supra noot 49, 563; L. WEYTS, “Notarieel Fiscaal Recht, Deel 1, De registratie van notariële akten en hun gevolgen op fiscaal vlak”, supra noot 49, 70; F. DESTERBECK, “De notaris en de invordering van directe belastingen en BTW”, supra noot 118, 566. Art. 433, § 2 WIB; E. DIRIX, “Het vereenvoudigd fiscaal derdenbeslag”, supra noot 118, 193; C. DE WULF, Het opstellen van notariële akten. Boekdeel IV, supra noot 118, 839. Binnen een termijn van twaalf werkdagen (zie infra randnr. 24). J. VERSTAPPEN, De fiscale rol van de notaris. Agent van de fiscus versus raadsman van zijn cliënten, supra noot 49, 232 en 243; L. WEYTS, “Notarieel Fiscaal Recht, Deel 1, De registratie van notariële akten en hun gevolgen op fiscaal vlak”, supra noot 49, 71.
39
Meldt de ontvanger daarentegen tijdig en rechtsgeldig een belastingschuld, dan moet de notaris eerst aan de verkoper of hypotheekvestiger vragen of hij de schuld nog niet betaald heeft145. In bevestigend geval moet daar uiteraard een bewijs van worden geleverd. Indien blijkt dat de belastingen nog niet werden betaald en de betrokkene niet kan betalen, moet de notaris de verschuldigde som afhouden van de bedragen die hij naar aanleiding van het verlijden van de akte voor rekening van zijn cliënten onder zich heeft146. Het spreekt voor zich dat de notaris evenzeer kan overgaan tot het verlijden van de akte wanneer de ontvanger tijdig laat weten dat de betrokkene geen achterstallige belastingschulden heeft147 (zie echter infra randnr. 24). 24. Indien het belang van de Schatkist zulks vereist, gaan voornoemde ontvangers aan de notaris binnen een termijn van twaalf werkdagen volgend op de verzenddatum van het bericht, op elektronische wijze of bij een ter post aangetekende brief (zie supra randnr. 22), het bedrag van de bestaande belastingschuld in hoofde van de verkoper of hypotheekvestiger mededelen148. Hierbij dient opgemerkt dat de bevoegde administratie enkel de belastingen en bijbehoren mag notificeren die aanleiding kunnen geven tot inschrijving van de wettelijke hypotheek van de Schatkist149. Belastingverhogingen en boetes vallen daar niet onder. 145
L. WEYTS, “Notarieel Fiscaal Recht, Deel 1, De registratie van notariële akten en hun gevolgen op fiscaal vlak”, supra noot 49, 72. 146 J. VERSTAPPEN, De fiscale rol van de notaris. Agent van de fiscus versus raadsman van zijn cliënten, supra noot 49, 232; L. WEYTS, “Notarieel Fiscaal Recht, Deel 1, De registratie van notariële akten en hun gevolgen op fiscaal vlak”, supra noot 49, 72-73. 147 J. VERSTAPPEN, De fiscale rol van de notaris. Agent van de fiscus versus raadsman van zijn cliënten, supra noot 49, 232. 148 Art. 434 WIB; E. DIRIX en K. BROECKX, Beslag, supra noot 4, 607; J. VERSTAPPEN, De fiscale rol van de notaris. Agent van de fiscus versus raadsman van zijn cliënten, supra noot 49, 232 en 234; E. DIRIX, “Overzicht van rechtspraak. Beslag en collectieve schuldenregeling (2002-2007)”, supra noot 24, 2131; E. DIRIX, “Recente rechtspraak inzake beslag en executierecht” in X (ed.), Rechtskroniek voor het notariaat. Deel 4: beslagrecht, Brugge, die Keure, 2004, 25 (hierna verkort E. DIRIX, “Recente rechtspraak inzake beslag en executierecht”); E. DIRIX, “Het vereenvoudigd fiscaal derdenbeslag”, supra noot 118, 193-194; C. DE WULF, Het opstellen van notariële akten. Boekdeel IV, supra noot 118, 839; J. VERSTAPPEN, “Actualiteit inzake directe belastingen”, in L. WEYTS en E. GOOVAERTS (eds.), Topics Notarieel Recht, Leuvense Notariële Geschriften, Leuven, Universitaire Pers, 2002, 98; T. DENOTTE, “Les notifications fiscales notariales en matière d’impôts directs”, supra noot 49, 565 en 567; F. DESTERBECK, “De notaris en de invordering van directe belastingen en BTW”, supra noot 118, 567; R. DEBLAUWE, “De fiscale notificaties bij verkoop op onroerend beslag”, supra noot 118, 65. 149 E. DIRIX en K. BROECKX, Beslag, supra noot 4, 607; J. VERSTAPPEN, De fiscale rol van de notaris. Agent van de fiscus versus raadsman van zijn cliënten, supra noot 49, 234; E. DIRIX, “Overzicht van rechtspraak. Beslag en collectieve schuldenregeling (2002-2007)”, supra noot 24, 2131; E. DIRIX, “Recente rechtspraak inzake beslag en executierecht”, supra noot 148, 25; E. DIRIX, “Het vereenvoudigd fiscaal derdenbeslag”, supra noot 118, 193-194; C. DE WULF, Het opstellen van notariële akten. Boekdeel IV, supra noot 118, 839840; J. VERSTAPPEN, “Actualiteit inzake directe belastingen”, in L. WEYTS en E. GOOVAERTS (eds.), Topics Notarieel Recht, Leuvense Notariële Geschriften, Leuven, Universitaire Pers, 2002, 98; L. WEYTS, “Notarieel Fiscaal Recht, Deel 1, De registratie van notariële akten en hun gevolgen op fiscaal vlak”, supra noot 49, 71; F. DESTERBECK, “De notaris en de invordering van directe belastingen en BTW”, supra noot 118, 567-568.
40
Daarenboven mag een ontvanger slechts overgaan tot notificatie wanneer de voorgenomen akte er voor zorgt dat het invorderen van de belasting in het gedrang komt150. De belastingplichtige kan zich tegen de notificatie van de ontvanger verzetten bij de beslagrechter. Het toetsingscriterium is ‘hoogdringendheid’. De bewijslast wordt in principe verdeeld, maar grotendeels gedragen door de ontvanger van belastingen. Wat betreft de termijn van twaalf werkdagen waarbinnen de ontvanger kan reageren, ligt de nadruk op ‘werkdagen’151. Zondagen en wettelijke feestdagen worden niet meegerekend. Op de twaalfde, en laatste, werkdag kan nog rechtsgeldig worden genotificeerd. De voorzichtige notaris zal daarom een extra dag laten voorbijgaan alvorens de gelden uit handen te geven152. Wat indien de ontvanger ruim vóór het verstrijken van de termijn van twaalf werkdagen meldt dat er geen belastingsachterstallen zijn? Mag de notaris in voorkomend geval de akte vroeger verlijden? Deze vraag moet ontkennend worden beantwoord. De ontvanger kan namelijk alsnog binnen de wettelijke termijn een belastingschuld notificeren153. 25. Krijgt de notaris geen gelden in handen of stelt hij vast dat de gelden die hij onder zich heeft naar aanleiding van het verlijden van de akte onvoldoende zijn om de bestaande belastingschuld alsook de schuldvorderingen van de overige ingeschreven of verzetdoende schuldeisers te dekken, dient hij dit aan de bevoegde ontvangers mede te delen154. Deze mededeling wordt ook ‘tegennotificatie’ genoemd. De tegennotificatie gebeurt elektronisch of 150
151
152
153
154
Antwerpen 30 april 2003, RW 2004-05, 1030; Beslagr. Gent 25 september 2002, FJF 2003, 305; J. VERSTAPPEN, De fiscale rol van de notaris. Agent van de fiscus versus raadsman van zijn cliënten, supra noot 49, 236; E. DIRIX, “Overzicht van rechtspraak. Beslag en collectieve schuldenregeling (2002-2007)”, supra noot 24, 2132; E. DIRIX, “Recente rechtspraak inzake beslag en executierecht”, supra noot 148, 25; E. DIRIX, “Het vereenvoudigd fiscaal derdenbeslag”, supra noot 118, 194; T. DENOTTE, “Les notifications fiscales notariales en matière d’impôts directs”, supra noot 49, 565; L. WEYTS, “Notarieel Fiscaal Recht, Deel 1, De registratie van notariële akten en hun gevolgen op fiscaal vlak”, supra noot 49, 74-75. E. DIRIX, “Het vereenvoudigd fiscaal derdenbeslag”, supra noot 118, 195; T. DENOTTE, “Les notifications fiscales notariales en matière d’impôts directs”, supra noot 49, 568; F. DESTERBECK, “De notaris en de invordering van directe belastingen en BTW”, supra noot 118, 568. E. DIRIX, “Het vereenvoudigd fiscaal derdenbeslag”, supra noot 118, 195; C. DE WULF, Het opstellen van notariële akten. Boekdeel IV, supra noot 118, 840; T. DENOTTE, “Les notifications fiscales notariales en matière d’impôts directs”, supra noot 49, 569; L. WEYTS, “Notarieel Fiscaal Recht, Deel 1, De registratie van notariële akten en hun gevolgen op fiscaal vlak”, supra noot 49, 70. T. DENOTTE, “Les notifications fiscales notariales en matière d’impôts directs”, supra noot 49, 569; L. WEYTS, “Notarieel Fiscaal Recht, Deel 1, De registratie van notariële akten en hun gevolgen op fiscaal vlak”, supra noot 49, 70. Art. 435, § 1, derde lid WIB; J. VERSTAPPEN, De fiscale rol van de notaris. Agent van de fiscus versus raadsman van zijn cliënten, supra noot 49, 233; E. DIRIX, “Het vereenvoudigd fiscaal derdenbeslag”, supra noot 118, 196; C. DE WULF, Het opstellen van notariële akten. Boekdeel IV, supra noot 118, 840; T. DENOTTE, “Les notifications fiscales notariales en matière d’impôts directs”, supra noot 49, 573-574; L. WEYTS, “Notarieel Fiscaal Recht, Deel 1, De registratie van notariële akten en hun gevolgen op fiscaal vlak”, supra noot 49, 73-74; F. DESTERBECK, “De notaris en de invordering van directe belastingen en BTW”, supra noot 118, 570 en 572; R. DEBLAUWE, “De fiscale notificaties bij verkoop op onroerend beslag”, supra noot 118, 66.
41
door middel van een ter post aangetekende brief (zie supra randnr. 22) binnen de vierentwintig uur volgend op het verlijden van de akte. Ook de belastingplichtige moet door de notaris op de hoogte worden gebracht van het feit dat er geen of onvoldoende gelden voorhanden zijn155. Vervolgens beslissen de partijen of zij al dan niet wensen door te gaan met de akte houdende overdracht of hypotheekvestiging. De notaris verlijdt de akte veiligheidshalve beter niet. Indien de akte toch wordt verleden zijn er twee actiemogelijkheden156. Eerst en vooral kan de belastingplichtige ervoor kiezen zijn schuld voor het verlijden van de akte te vereffenen. De tweede mogelijkheid is dat de belastingplichtige verzet aantekent tegen de fiscale notificatie. In dit geval mag de notaris de gelden niet vrijgeven, behoudens een akkoord tussen belastingplichtige en ontvanger ofwel een rechterlijke beslissing in die zin. Op te merken valt dat de belastingplichtige tot vóór het Cassatiearrest van 4 mei 2000157 nog over een derde mogelijkheid beschikte. Het bedrag van de schuld kon door de notaris, met instemming van de belastingplichtige, worden afgehouden van de koopprijs of het bedrag van de lening en overgemaakt aan de administratie (zie echter infra randnr. 29). 26. De tegennotificatie moet de ontvanger in staat stellen te oordelen of het wenselijk is een wettelijke hypotheek te nemen op de goederen die het voorwerp van de akte uitmaken158. Indien de wettelijke hypotheek binnen een termijn van acht werkdagen, te rekenen vanaf de neerlegging ter post van de tegennotificatie, wordt ingeschreven in de registers van de hypotheekbewaarder is de verkoop of hypotheekvestiging niet tegenwerpelijk aan de Staat159. Sterker nog: alle niet-ingeschreven schuldvorderingen waarvoor wordt beslag gelegd of verzet
155 156
157 158
159
E. DIRIX, “Het vereenvoudigd fiscaal derdenbeslag”, supra noot 118, 198. E. DIRIX, “Het vereenvoudigd fiscaal derdenbeslag”, supra noot 118, 198; L. WEYTS, “Notarieel Fiscaal Recht, Deel 1, De registratie van notariële akten en hun gevolgen op fiscaal vlak”, supra noot 49, 72-74. Cass. 4 mei 2000, T.Not. 2001, 321. J. VERSTAPPEN, De fiscale rol van de notaris. Agent van de fiscus versus raadsman van zijn cliënten, supra noot 49, 233; E. DIRIX, “Het vereenvoudigd fiscaal derdenbeslag”, supra noot 118, 196; T. DENOTTE, “Les notifications fiscales notariales en matière d’impôts directs”, supra noot 49, 573 en 577-578; L. WEYTS, “Notarieel Fiscaal Recht, Deel 1, De registratie van notariële akten en hun gevolgen op fiscaal vlak”, supra noot 49, 74; F. DESTERBECK, “De notaris en de invordering van directe belastingen en BTW”, supra noot 118, 571-572. Art. 435, § 3, eerste lid WIB; J. VERSTAPPEN, De fiscale rol van de notaris. Agent van de fiscus versus raadsman van zijn cliënten, supra noot 49, 233; E. DIRIX, “Het vereenvoudigd fiscaal derdenbeslag”, supra noot 118, 196; C. DE WULF, Het opstellen van notariële akten. Boekdeel IV, supra noot 118, 840; T. DENOTTE, “Les notifications fiscales notariales en matière d’impôts directs”, supra noot 49, 573 en 578; F. DESTERBECK, “De notaris en de invordering van directe belastingen en BTW”, supra noot 118, 571; R. DEBLAUWE, “De fiscale notificaties bij verkoop op onroerend beslag”, supra noot 118, 66.
42
gedaan na het verlijden van de akte, blijven ten aanzien van de fiscale administratie zonder gevolg160. De inschrijving wordt genomen tegen de belastingplichtige161.
§ 2. Kwalificatie A. Fiscale notificaties 27. Moet de notaris rekening houden met fiscale notificaties bij het opmaken van zijn procesverbaal van rangregeling? Vóór de programmawet van 2007 (zie infra randnr. 30) was deze vraag het voorwerp van controverse162. In de rechtsliteratuur trof men uiteenlopende stellingen aan163. Het antwoord op de vraag was geheel afhankelijk van de ‘kwalificatie’ van het begrip fiscale notificatie in de wetgeving en de rechtspraak, en luidde negatief. Niettemin vreesden notarissen hun professionele aansprakelijkheid in het gedrang te brengen waardoor zich in de notariële praktijk de gewoonte ontwikkelde om de ontvangers van belastingen bij de rangregeling te betrekken164. De langverwachte programmawet van 2007 maakte een einde aan de heersende rechtsonzekerheid. Thans zijn notarissen wettelijk verplicht om genotificeerde belastingschulden in hun proces-verbaal van rangregeling op te nemen. In de hierna volgende randnummers wordt dieper ingegaan op de kwalificatie van het begrip fiscale notificatie en de bijbehorende programmawet van 2007.
1.
“Vereenvoudigd bewarend beslag onder derden”
28. In 1990 oordeelde het Hof van Cassatie in een princiepsarrest dat het verzet tegen een betaling die strijdig is met de door het Gerechtelijk Wetboek voorgeschreven vorm- en
160
161
162
163
164
Art. 435, § 3, tweede lid WIB; E. DIRIX, “Het vereenvoudigd fiscaal derdenbeslag”, supra noot 118, 196; R. DEBLAUWE, “De fiscale notificaties bij verkoop op onroerend beslag”, supra noot 118, 66. J. VERSTAPPEN, De fiscale rol van de notaris. Agent van de fiscus versus raadsman van zijn cliënten, supra noot 49, 234; T. DENOTTE, “Les notifications fiscales notariales en matière d’impôts directs”, supra noot 49, 579; F. DESTERBECK, “De notaris en de invordering van directe belastingen en BTW”, supra noot 118, 571. D. MICHIELS, “De fiscus en de rangregeling na Cassatie 17 november 2006 en de recente programmawet”, Nieuwsbrief Notariaat 2007, 6 (hierna verkort D. MICHIELS, “De fiscus en de rangregeling na Cassatie 17 november 2006 en de recente programmawet”). Voor enkele standpunten, zie: E. DIRIX en K. BROECKX, Beslag, supra noot 3, 540-543; J.-L. LEDOUX, “La distribution par contribution et l’ordre”, supra noot 31, 784-785; C. ENGELS, Het uitvoerend beslag op onroerend goed en de daarbijhorende rangregeling, supra noot 5, 381-384. D. MICHIELS, “De fiscus en de rangregeling na Cassatie 17 november 2006 en de recente programmawet”, supra noot 162, 6; D. MICHIELS, “Actuele problemen inzake onroerend beslag”, supra noot 5, 120; F. DESTERBECK, “De notaris en de invordering van directe belastingen en BTW”, supra noot 118, 572; R. DEBLAUWE, “De fiscale notificaties bij verkoop op onroerend beslag”, supra noot 118, 71.
43
grondvereisten, geen enkele juridische waarde heeft165. Bij het zogenaamd ‘buitengerechtelijk verzet’166 is er sprake van opzettelijke niet naleving van procedureregels. Het verzet wordt beschouwd als een loutere feitelijkheid167 die geen rechtsgevolgen kan teweegbrengen. Dit betekent echter niet dat schuldeisers die op buitengerechtelijke wijze verzet doen per definitie onrechtmatig handelen. Het buitengerechtelijk verzet veronderstelt eigenrichting, of anders gezegd de schuldeiser neemt het recht in eigen handen. Daden van eigenrichting zijn in principe verboden. Het Hof van Cassatie kwalificeerde het verbod op eigenrichting als een algemeen rechtsbeginsel168. Bijgevolg is een schuldeiser in geval van eigenmachtig optreden gehouden om de door hem veroorzaakte schade te vergoeden169. Niettemin kan eigenrichting geoorloofd zijn wanneer de schuldeiser kan aantonen dat zijn - rechtmatige - belangen onvoldoende kunnen worden beschermd via de bestaande wettelijke middelen. Bovendien moeten de volgende drie voorwaarden cumulatief zijn vervuld: de schuldeiser dient over een ‘recht’ te beschikken, de eigenrichting moet absoluut noodzakelijk zijn en ophouden van zodra een rechterlijke machtiging kan worden bekomen, en de wettelijke middelen kunnen niet tijdig worden aangewend teneinde het recht van de schuldeiser veilig te stellen170. In haar arrest van 4 mei 2000171 sprak het Hof van Cassatie zich voor het eerst uit over de kwalificatie van een genotificeerde belastingschuld172. Zo stelde het Hof: “Dat inzonderheid de kennisgeving bedoeld in artikel 434 van het Wetboek van de Inkomstenbelastingen (1992) geldt als beslag onder derden in handen van de notaris op de bedragen en waarden die hij krachtens de akte onder zich houdt voor rekening of ten bate van de belastingschuldige”173. De beslagrechter te Tongeren ging in zijn vonnis van 4 januari 2001174 nog een stap verder, en besliste dat beslag onder derden in handen van de notaris niet kan worden gelijkgesteld met verzet tegen de prijs overeenkomstig art. 1642 Ger.W. waardoor de betrokken schuldeiser niet 165
166 167
168 169 170 171 172 173
174
Cass. 19 april 1990, RW 1990-91, (561) 562; D. MICHIELS, “De fiscus en de rangregeling na Cassatie 17 november 2006 en de recente programmawet”, supra noot 162, 6; D. MICHIELS, “De fiscus en de rangregeling” (noot onder Cass. 17 november 2006), RW 2006-07, 1761 (hierna verkort D. MICHIELS, “De fiscus en de rangregeling”); E. DIRIX, “Buitengerechtelijk verzet tegen betaling”, supra noot 49, 564. E. DIRIX, “Buitengerechtelijk verzet tegen betaling”, supra noot 49, 564. E. DIRIX, “Eigenrichting in het privaatrecht” in Liber amicorum Jan Ronse, Brussel, Story-Scientia, 1986, 598 (hierna verkort E. DIRIX, “Eigenrichting in het privaatrecht”); G. DE LEVAL, “Saisie-arrêt et opposition”, JT 1979, 670. Cass. 24 mei 1976, Arr.Cass. 1976, 1053; E. DIRIX, “Eigenrichting in het privaatrecht”, supra noot 167, 597. E. DIRIX, “Eigenrichting in het privaatrecht”, supra noot 167, 607. Ibid., p. 607. Cass. 4 mei 2000, T.Not. 2001, (321) 325. Zie ook: Cass. 4 mei 2005, www.cass.be, C970344N; Cass. 10 november 2000, RW 2000-01, 910. K. VANBEYLEN en G. DEBOODT, “De samenloop met andere schuldeisers, bij ontvangst van een fiscale notificatie” (noot onder Cass. 4 mei 2000), T.Not. 2001, 327-328 (hierna verkort K. VANBEYLEN en G. DEBOODT, “De samenloop met andere schuldeisers, bij ontvangst van een fiscale notificatie”). Beslagr. Tongeren 4 januari 2001, T.Not. 2001, (161) 165-166.
44
in de rangregeling terechtkomt175. Ook in de rechtsleer ging de bal aan het rollen. Volgens DIRIX zou de zienswijze van de beslagrechter te Tongeren eveneens moeten gelden in geval van fiscale notificaties gedaan door de belastingadministratie176. Enkele jaren later, in 2005, boog het hof van beroep zich over de problematiek. Het hof stelde dat de fiscale notificatie conform art. 434 WIB een vereenvoudigd beslag onder derden uitmaakt in handen van de notaris, waardoor er geen sprake kan zijn van een gelijkschakeling met het verzet tegen de prijs177. Tot slot bevestigde het Hof van Cassatie in een princiepsarrest van 17 november 2006178 het arrest van het hof van beroep te Gent, en oordeelde als volgt: “De fiscale notificatie die een beslag onder derden uitmaakt in handen van de notaris, … Een dergelijke notificatie kan derhalve niet worden opgevat als een verzet op de prijs in de zin van artikel 1642 van het Gerechtelijk Wetboek”179. Ook de bijhorende conclusie van advocaat-generaal THIJS was duidelijk: “De fiscale notificatie bij aangetekend schrijven is bijgevolg niet gelijk aan een verzet op de prijs in de zin van artikel 1642 van het Gerechtelijk Wetboek doch heeft slechts de waarde van een bewarend beslag onder derden, en houdt aldus geen verplichting in voor de notaris om de betrokken ontvanger in het proces-verbaal van rangregeling op te nemen”180. Maar wat betekent dit nu eigenlijk voor de notariële praktijk? [Opmerking: de principes en bijhorende gevolgtrekking opgenomen in randnummer 29 zijn nog steeds van toepassing (zie infra randnr. 30)]. 29. Op grond van art. 435, § 1, eerste lid WIB geldt een fiscale notificatie als bewarend derdenbeslag in handen van de notaris, op de bedragen die hij krachtens de akte onder zich
175
176
177
178 179
180
E. DIRIX, “Overzicht van rechtspraak. Beslag en collectieve schuldenregeling 1997-2001”, supra noot 37, 1289; F. BOUCKAERT, noot onder Beslagr. Tongeren 4 januari 2001, T.Not. 2001, 169. F. BOUCKAERT, noot onder Beslagr. Tongeren 4 januari 2001, T.Not. 2001, 171 (met verwijzing naar E. DIRIX, “Beslag onder derden” in Beslag en executierecht, Studiedag Universiteit Gent 8 februari 2001, 11). Gent 10 februari 2005, Not.Fisc.M. 2007, (104) 105; C. ENGELS, “WIB, WBTW, RSZ en rangregeling”, supra noot 93, 429; C. ENGELS, “Een rangregeling in een rangregeling”, supra noot 5, 97. Cass. 17 november 2006, TBO 2007, (205) 212. G. DE LEVAL, “Ordre”, supra noot 5, 73; C. ENGELS, “Uitvoerend beslag op onroerend goed en rangregeling” in X. (ed.), Rechtskroniek voor het notariaat. Deel 13: beslagrecht recente ontwikkelingen, Brugge, Die Keure, 2008, 157; C. ENGELS, “WIB, WBTW, RSZ en rangregeling”, supra noot 93, 430; C. ENGELS, “Een rangregeling in een rangregeling”, supra noot 5, 97; D. MICHIELS, “De fiscus en de rangregeling na Cassatie 17 november 2006 en de recente programmawet”, supra noot 162, 5; I. VERHAEGHE, “Het toegangsticket van de fiscus tot de rangregeling, volgend op de openbare verkoop van een onroerend goed na beslag” (noot onder Cass. 17 november 2006), TBO 2007, 214 (hierna verkort I. VERHAEGHE, “Het toegangsticket van de fiscus tot de rangregeling, volgend op de openbare verkoop van een onroerend goed na beslag”); E. DIRIX, “Overzicht van rechtspraak. Beslag en collectieve schuldenregeling (2002-2007)”, supra noot 24, 2132; D. MICHIELS, “De fiscus en de rangregeling”, supra noot 165, 1761. Cass. 17 november 2006, TBO 2007, (205) 206.
45
houdt voor rekening van de belastingschuldige181. Het gaat in het bijzonder om een “vereenvoudigd bewarend beslag onder derden”, gelegd bij een ter post aangetekende brief dus niet bij gerechtsdeurwaardersexploot - en zonder voorafgaande rechterlijke machtiging182. Het fiscaal of vereenvoudigd derdenbeslag geeft geen aanleiding tot het opmaken van een beslagbericht183. Notarissen zijn dan ook niet verplicht om genotificeerde belastingschulden in het proces-verbaal van rangregeling op te nemen184. De fiscale notificatie kan er niet voor zorgen dat hetgeen eventueel nog toekomt aan de belastingschuldige, het vermogen van de notaris verlaat en definitief aan de Schatkist wordt toebedeeld. Deze bedragen blijven met andere woorden onderworpen aan de regels inzake samenloop185. Hierbij kan worden verwezen naar twee belangrijke cassatiearresten. Een eerste arrest van 11 april 1997 waarin het Hof van Cassatie bepaalde dat art. 1390, zesde lid Ger.W. een algemene draagwijdte heeft, waardoor de procedure van evenredige verdeling conform
181
182
183
184
185
Cass. 23 januari 1992, Arr.Cass. 1991-92, 465; E. DIRIX en K. BROECKX, Beslag, supra noot 4, 607; D. MICHIELS, “De fiscus en de rangregeling na Cassatie 17 november 2006 en de recente programmawet”, supra noot 162, 6; E. DIRIX, “Overzicht van rechtspraak. Beslag en collectieve schuldenregeling (2002-2007)”, supra noot 24, 2131-2132; D. MICHIELS, “De fiscus en de rangregeling”, supra noot 165, 1761-1762; E. DIRIX, “Recente rechtspraak inzake beslag en executierecht”, supra noot 148, 25; E. DIRIX, “Het vereenvoudigd fiscaal derdenbeslag”, supra noot 118, 193-195; J. BYTTEBIER en F. BOUCKAERT, Beslag en rangregeling / Saisie et ordre, supra noot 49, 276; C. DE WULF, Het opstellen van notariële akten. Boekdeel IV, supra noot 118, 840; F. DESTERBECK, “De notaris en de invordering van directe belastingen en BTW”, supra noot 118, 569-570. E. DIRIX, “Overzicht van rechtspraak. Beslag en collectieve schuldenregeling (2002-2007)”, supra noot 24, 2131; E. DIRIX, “Recente rechtspraak inzake beslag en executierecht”, supra noot 148, 25; E. DIRIX, “Het vereenvoudigd fiscaal derdenbeslag”, supra noot 118, 195 en 199; F. DESTERBECK, “De notaris en de invordering van directe belastingen en BTW”, supra noot 118, 570. D. MICHIELS, “De fiscus en de rangregeling na Cassatie 17 november 2006 en de recente programmawet”, supra noot 162, 6; J. VERSTAPPEN, De fiscale rol van de notaris. Agent van de fiscus versus raadsman van zijn cliënten, supra noot 49, 238; D. MICHIELS, “De fiscus en de rangregeling”, supra noot 165, 1761; F. DESTERBECK, “De notaris en de invordering van directe belastingen en BTW”, supra noot 118, 569. E. DIRIX en K. BROECKX, Beslag, supra noot 4, 610; D. MICHIELS, “De fiscus en de rangregeling na Cassatie 17 november 2006 en de recente programmawet”, supra noot 162, 6; D. MICHIELS, “De fiscus en de rangregeling”, supra noot 165, 1761-1762; D. MICHIELS, “De verplichte raadpleging van de beslagberichten door de notaris”, supra noot 24, 264; K. VERELST, “De schuldeisers toegelaten tot de rangregeling na verkoop bij uitvoerend beslag op een onroerend goed”, supra noot 5, 388; J.-L. RENS, “De schuldeisers toegelaten tot de rangregeling na verkoop bij uitvoerend beslag op onroerend goed”, supra noot 5, 742 en 744; F. WERDEFROY, “Toelaatbaarheid tot de rangregeling van de chirografaire schuldeisers niet in het bezit van een uitvoerbare titel”, supra noot 24, 269; C. ENGELS, Het uitvoerend beslag op onroerend goed en de daarbijhorende rangregeling, supra noot 5, 383. E. DIRIX en K. BROECKX, Beslag, supra noot 4, 607; J. VERSTAPPEN, De fiscale rol van de notaris. Agent van de fiscus versus raadsman van zijn cliënten, supra noot 49, 238; D. MICHIELS, “Vastgoed in samenloop. Capita selecta inzake verkoop van onroerend goed bij faillissement & vereffening, in het bijzonder de rangregeling”, supra noot 5, 63; E. DIRIX, “Het vereenvoudigd fiscaal derdenbeslag”, supra noot 118, 199; K. VANBEYLEN en G. DEBOODT, “De samenloop met andere schuldeisers, bij ontvangst van een fiscale notificatie”, supra noot 173, 328.
46
art. 1627 Ger.W. evenzeer in geval van beslag onder derden moet worden toegepast186. In een tweede arrest van 4 mei 2000 (zie supra randnr. 28) bevestigde het Hof dat ook de fiscus onderhevig is aan samenloop met de andere schuldeisers van de belastingschuldige187. Beide uitspraken wijzen op de ‘collectieve dimensie’ van het vereenvoudigd fiscaal derdenbeslag, met als gevolg dat de notaris het bedrag van de verschuldigde belasting niet meer mag aftrekken van de verkoopprijs en doorstorten aan de fiscus vooraleer de evenredige verdeling plaats vindt. DIRIX is echter van mening dat de rechtstreekse betaling aan de belastingontvanger mogelijk blijft indien er door geen enkele andere schuldeiser beslag werd gelegd188. Wanneer de notaris evenwel vaststelt dat de gelden die hij onder zich heeft onvoldoende zijn om een genotificeerde belastingschuld te voldoen, dient hij de bevoegde ontvanger hiervan te verwittigen binnen de vierentwintig uur volgend op het verlijden van de akte189. Deze verwittiging of tegennotificatie laat de fiscale administratie toe om alsnog een wettelijke hypotheek te laten inschrijven (zie supra randnrs. 25 en 26). Indien de inschrijving wordt genomen moet de belastingontvanger, overeenkomstig art. 1644, eerste lid Ger.W., uiteraard bij de rangregeling worden betrokken. Daarnaast kan de administratie ook uitvoerend derdenbeslag leggen in handen van de notaris190. Het uitvoerend beslag onder derden zorgt voor het opmaken van een beslagbericht waardoor de notaris verplicht is de fiscale notificatie in de rangregeling te verwerken191.
2.
Programmawet van 2007
30. De programmawet van 27 april 2007192 wijzigde het art. 435 WIB door aan de bestaande tekst van § 1, eerste lid, met name “… geldt de in artikel 434 bedoelde kennisgeving als beslag onder derden in handen van de notaris op de bedragen en waarden die hij krachtens de akte onder zich houdt voor rekening of ten bate van de belastingschuldige”, volgend zinsdeel toe te voegen: “en geldt als verzet tegen de prijs in de zin van artikel 1642 van het 186
187
188
189
190 191 192
Cass. 11 april 1997, RW 1997-98, (186) 187; E. DIRIX, “Het vereenvoudigd fiscaal derdenbeslag”, supra noot 118, 199; K. VANBEYLEN en G. DEBOODT, “De samenloop met andere schuldeisers, bij ontvangst van een fiscale notificatie”, supra noot 173, 328. E. DIRIX, “Het vereenvoudigd fiscaal derdenbeslag”, supra noot 118, 199; K. VANBEYLEN en G. DEBOODT, “De samenloop met andere schuldeisers, bij ontvangst van een fiscale notificatie”, supra noot 173, 328. E. DIRIX, “Overzicht van rechtspraak. Beslag en collectieve schuldenregeling (2002-2007)”, supra noot 24, 2132; E. DIRIX, “Het vereenvoudigd fiscaal derdenbeslag”, supra noot 118, 200. D. MICHIELS, “De fiscus en de rangregeling na Cassatie 17 november 2006 en de recente programmawet”, supra noot 162, 7; D. MICHIELS, “De fiscus en de rangregeling”, supra noot 165, 1762. Art. 164, § 1, eerste lid KB WIB; D. MICHIELS, “De fiscus en de rangregeling”, supra noot 165, 1762. Art. 164, § 2 KB WIB Programmawet 27 april 2007, BS 8 mei 2007.
47
Gerechtelijk Wetboek in de gevallen waarin de notaris gehouden is de bedragen en waarden overeenkomstig de artikelen 1639 tot 1654 van het Gerechtelijk Wetboek te verdelen.”193. De fiscale notificatie werd aldus uitdrukkelijk gelijkgesteld met een verzet tegen de prijs. Dit betekent dat notarissen thans wettelijk gehouden zijn de fiscale administratie bij de rangregeling te betrekken, op voorwaarde dat de notificatie rechtsgeldig gebeurde. In de praktijk brengt deze wetswijziging evenwel geen grootse veranderingen met zich mee, gezien het merendeel van de notarissen de fiscale notificaties standaard in hun proces-verbaal van rangregeling opnamen. De gelijkstelling is van groot belang in de hypothese dat de Schatkist geen wettelijke hypotheek heeft laten inschrijven vóór de overschrijving van het procesverbaal van definitieve toewijzing van het onroerend goed aan de koper194. Vóór de programmawet van 2007 werd de belastingadministratie in voorkomend geval niet betrokken bij de rangregeling. Sinds de gelijkstelling van de fiscale notificatie met een verzet tegen de prijs moet de notaris in ieder geval rekening houden met de administratie bij het opmaken van het proces-verbaal van rangregeling. Op te merken valt dat de programmawet van 2007 de kwalificatie van de fiscale notificatie, zijnde een vereenvoudigd bewarend beslag onder derden, ongemoeid laat195. Het toepassingsgebied van de programmawet beperkt zich echter tot de luiken inkomstenbelasting en BTW, wat - tot voor kort - betekende dat het Cassatiearrest van 17 november 2006 van kracht bleef voor de sociale notificaties196 (zie echter infra randnr. 32). De programmawet van 2007 stelde de inningsinstellingen van socialezekerheidsbijdragen niet gelijk met schuldeisers die verzet doen tegen de prijs.
193
194 195
196
E. DIRIX en K. BROECKX, Beslag, supra noot 4, 607; G. DE LEVAL, “Ordre”, supra noot 5, 74; C. ENGELS, “WIB, WBTW, RSZ en rangregeling”, supra noot 93, 435; D. MICHIELS, “De fiscus en de rangregeling na Cassatie 17 november 2006 en de recente programmawet”, supra noot 162, 7; I. VERHAEGHE, “Het toegangsticket van de fiscus tot de rangregeling, volgend op de openbare verkoop van een onroerend goed na beslag”, supra noot 179, 216; E. DIRIX, “Overzicht van rechtspraak. Beslag en collectieve schuldenregeling (2002-2007)”, supra noot 24, 2132 en 2136-2137; D. MICHIELS, “De fiscus en de rangregeling”, supra noot 165, 1763. C. ENGELS, “WIB, WBTW, RSZ en rangregeling”, supra noot 93, 436. I. VERHAEGHE, “Het toegangsticket van de fiscus tot de rangregeling, volgend op de openbare verkoop van een onroerend goed na beslag”, supra noot 179, 216. C. ENGELS, “WIB, WBTW, RSZ en rangregeling”, supra noot 93, 434-435; D. MICHIELS, “De fiscus en de rangregeling na Cassatie 17 november 2006 en de recente programmawet”, supra noot 162, 8; I. VERHAEGHE, “Het toegangsticket van de fiscus tot de rangregeling, volgend op de openbare verkoop van een onroerend goed na beslag”, supra noot 179, 216 (voetnoot nr. 19); E. DIRIX, “Overzicht van rechtspraak. Beslag en collectieve schuldenregeling (2002-2007)”, supra noot 24, 2137; D. MICHIELS, “De fiscus en de rangregeling”, supra noot 165, 1763.
48
B. Sociale notificaties 1.
Wet houdende diverse bepalingen van 2005
31. Krachtens de wet van 20 juli 2005 houdende diverse bepalingen197 zijn notarissen bij het verlijden van een akte houdende vervreemding of hypotheekvestiging van een onroerend goed, inclusief schepen en vaartuigen, verplicht om naast de bevoegde ontvangers van inkomstenbelastingen en BTW ook de inningsinstellingen van socialezekerheidsbijdragen van werknemers en zelfstandigen te verwittigen198. Deze bijkomende notificatieplicht geldt voor akten verleden vanaf 16 april 2007. De procedure voor het versturen van sociale berichten stemt grotendeels overeen met de bepalingen die gelden bij fiscale verwittigingen (zie supra randnr. 22 e.v.)199. Evenwel dient de aandacht te worden gevestigd op een aantal wezenlijke verschillen. Eerst en vooral moet de notaris in geval van achterstallige socialezekerheidsbijdragen andere instanties verwittigen van de voorgenomen akte: het Rijksinstituut voor de Sociale Verzekeringen der Zelfstandigen, de dertien sociale verzekeringsfondsen en de Rijksdienst Sociale Zekerheid200. Ten tweede wordt als datum van elektronische verzending van de kennisgeving door de notaris, de datum van de ontvangstmelding van de Kruispuntbank van Sociale Zekerheid genomen in plaats van de datum waarop het bericht de betrokken dienst heeft bereikt (zoals bij fiscale notificaties)201. Vanaf de verzenddatum begint de termijn van twaalf werkdagen te lopen waarbinnen de inningsinstelling een socialezekerheidsschuld kan notificeren. Een derde verschil heeft betrekking op het geval waarin de sociale instanties zowel elektronisch als per aangetekend schrijven werden verwittigd202. Indien de sociale berichten op dezelfde dag werden verstuurd heeft de elektronische verwittiging voorrang. Hebben de berichten een verschillende datum, dan primeert het aangetekend schrijven. Dezelfde redenering geldt bij de kennisgeving door de sociale
197 198
199 200
201 202
Wet 20 juli 2005 houdende diverse bepalingen, BS 29 juli 2005. C. DE WULF, “Notariële verplichtingen en de grens tussen overdragende en declaratieve akten”, supra noot 121, 13; C. ENGELS, “WIB, WBTW, RSZ en rangregeling”, supra noot 93, 432-433; I. VERMANDER, “De draagwijdte van de sociale notificatie”, Nieuw Notarieel Kwartaalschrift 2009, 51; I. VERMANDER, “De notificatieplicht van de notaris voor de sociale zekerheid van zelfstandigen bij de overdracht van onroerend goed en bij hypotheekvestiging”, supra noot 137, 43; D. MICHIELS, “De fiscus en de rangregeling na Cassatie 17 november 2006 en de recente programmawet”, supra noot 162, 8; D. MICHIELS, “De fiscus en de rangregeling”, supra noot 165, 1762. C. ENGELS, “WIB, WBTW, RSZ en rangregeling”, supra noot 93, 432. I. VERMANDER, “De notificatieplicht van de notaris voor de sociale zekerheid van zelfstandigen bij de overdracht van onroerend goed en bij hypotheekvestiging”, supra noot 137, 45. Ibid., p. 45. Ibid., p. 45-46.
49
instanties. Ten vierde dient de inningsinstelling een vonnis of arrest ofwel een dwangbevel tot invordering te bezitten vooraleer zij kan over gaan tot notificatie203. Vermeldenswaardig is het feit dat de wettelijke hypotheek waarover de inningsinstellingen van socialezekerheidsbijdragen beschikken, ingevolge de wet van 27 december 2006 houdende diverse bepalingen204, uitvoerbaar is geworden205. Bijgevolg kan de inningsinstelling thans een wettelijke hypotheek laten inschrijven op het onroerend goed die het voorwerp uitmaakt van de akte vervreemding of hypotheekvestiging, binnen een termijn van acht werkdagen te rekenen vanaf de tegennotificatie door de notaris (zie supra randnrs. 25 en 26). Dit heeft geleid tot een efficiëntere invordering van de socialezekerheidsbijdragen van werknemers en zelfstandigen206.
2.
Wet houdende diverse bepalingen van 2008
32. De notificatie van socialezekerheidsbijdragen van werknemers en zelfstandigen werd door de wet van 8 juni 2008 houdende diverse bepalingen207 gelijkgesteld met een verzet tegen de prijs208. Artikel 34 van de wet van 8 juni 2008 wijzigde art. 41quater van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders, door in § 3 te bepalen: “Wanneer de in § 1 bedoelde akte verleden is, geldt de in § 2 bedoelde kennisgeving als beslag onder derden in handen van de notaris op de bedragen en waarden die hij krachtens de akte onder zich houdt voor rekening of ten bate van de schuldenaar van de inningsinstelling van socialezekerheidsbijdragen en geldt als verzet tegen de prijs in de zin van artikel 1642 van het Gerechtelijk Wetboek in de gevallen waarin de notaris gehouden is deze bedragen en waarden overeenkomstig de artikelen 1639 tot 1654 van het Gerechtelijk Wetboek te verdelen”.
203
204 205 206 207 208
I. VERMANDER, “De notificatieplicht van de notaris voor de sociale zekerheid van zelfstandigen bij de overdracht van onroerend goed en bij hypotheekvestiging”, supra noot 137, 46. Wet 27 december 2006 houdende diverse bepalingen, BS 28 december 2006. C. ENGELS, “WIB, WBTW, RSZ en rangregeling”, supra noot 93, 431-432. Ibid., p. 432. Wet 8 juni 2008 houdende diverse bepalingen, BS 16 juni 2008 (hierna wet van 8 juni 2008). I. VERMANDER, “De draagwijdte van de sociale notificatie”, Nieuw Notarieel Kwartaalschrift 2009, 51; G. DE LEVAL, “Ordre”, supra noot 5, 74; C. ENGELS, “WIB, WBTW, RSZ en rangregeling”, supra noot 93, 435 (voetnoot 13); C. ENGELS, “Uitvoerend beslag op onroerend goed en rangregeling” in X. (ed.), Rechtskroniek voor het notariaat. Deel 13: beslagrecht recente ontwikkelingen, Brugge, Die Keure, 2008, 157.
50
Artikel 58 van de wet van 8 juni 2008 wijzigde art. 23ter van het koninklijk besluit nr. 38 van 27 juli 1967 houdende inrichting van het sociaal statuut der zelfstandigen, en bevat een analoge bepaling. Dientengevolge moet de notaris sinds 26 juni 2008, de datum van inwerkingtreding van de artikelen 34 en 58, de inningsinstellingen die rechtsgeldig (zie supra randnr. 22 e.v.) een socialezekerheidsschuld notificeerden bij de rangregeling betrekken als zijnde verzetdoende schuldeisers.
AFDELING V AANSPRAKELIJKHEID NOTARIS § 1. Verzet tegen de prijs: voorwaarden 33. Wanneer een schuldeiser tijdens de werkzaamheden van het opmaken van een procesverbaal van rangregeling verzet doet tegen de prijs kan de notaris aansprakelijkheid oplopen. De notariële aansprakelijkheid situeert zich op het vlak van de vorm en de termijn van het verzet, en de kwaliteit van de titel op grond waarvan verzet wordt gedaan. 34. Zoals eerder aangehaald heerst in de rechtspraak en de rechtsleer onenigheid omtrent de vraag of de notaris rekening mag of moet houden met een ‘buitengerechtelijk verzet’ tegen de prijs (zie supra randnrs. 9 en 12, met verwijzingen aldaar). In de rechtspraak wordt overwegend aangenomen dat de notaris die een buitengerechtelijk verzet miskent in principe geen fout begaat. Niettemin kan de notaris worden aansprakelijk gesteld indien hij nalaat de betrokken schuldeiser te verwittigen van het feit dat het verzet niet zal worden in aanmerking genomen. In voorkomend geval wordt de notaris geacht onzorgvuldig te hebben gehandeld. In de rechtsleer treft men uiteenlopende stellingen aan waarbij een onderscheid wordt gemaakt tussen de vorm en de termijn van het verzet tegen de prijs. Wat betreft de vorm van het verzet geniet een strikte toepassing van art. 1642, tweede lid Ger.W. de voorkeur. Bovendien stelde het Hof van Cassatie in haar arrest van 17 november 2006 dat de notaris in het proces-verbaal van rangregeling onder meer rekening moet houden met de schuldeisers die “overeenkomstig art. 1642 Ger.W.” verzet hebben gedaan tegen de prijs. Door de restrictieve visie van het Hof mag de notaris thans enkel het verzet weerhouden dat bij gerechtsdeurwaardersexploot, aan hem betekend, ofwel via een verklaring voor hem afgelegd
51
wordt gedaan. De notaris die enige andere vorm van verzet aanvaardt kan worden aansprakelijk gesteld. Ook betreffende de termijn waarbinnen het verzet tegen de prijs moet gebeuren zijn de meningen verdeeld. De notaris maakt zijn proces-verbaal van rangregeling veiligheidshalve op binnen de wettelijke termijn van art. 1643 Ger.W. Eventueel kan de notaris, voor het verstrijken van de termijn, de rechter verzoeken een verlenging van de wettelijke termijn toe te staan. Hoe dan ook kan de notaris aansprakelijk worden gesteld indien de opmaak van het proces-verbaal van rangregeling om een onverantwoorde reden vertraging oploopt. In de hypothese dat de rangregeling binnen de wettelijke termijn wordt opgemaakt mag de notaris m.i. - geen rekening meer houden met een verzet dat daarna nog wordt geformuleerd. 35. Overeenkomstig het huidige art. 1642 Ger.W. kunnen enkel de schuldeisers in het bezit van een uitvoerbare titel rechtsgeldig verzet doen tegen de prijs (zie supra randnr. 15 e.v., met verwijzingen aldaar). Dit betekent dat de notaris in het proces-verbaal van rangregeling in principe geen rekening mag houden met schuldeisers die slechts over een onderhandse akte beschikken. Het nieuwe art. 1644, tweede lid Ger.W. verplicht de notaris echter de berichten van beslag, delegatie, overdracht en collectieve schuldenregeling te raadplegen alvorens over te gaan tot opmaak van het proces-verbaal van rangregeling. Bijgevolg moet de notaris in zijn proces-verbaal van rangregeling ook rekening houden met de schuldeisers van wie hij het bestaan ontdekt door de loutere raadpleging van de beslagberichten. De bedoelde schuldeisers kunnen zowel houder zijn van een authentieke als onderhandse titel. Notarissen die nalaten de beslagberichten te raadplegen kunnen hun beroepsaansprakelijkheid in het gedrang brengen.
§ 2. Fiscale (en sociale) notificaties 36. Bij het verlijden van een akte houdende vervreemding of hypotheekvestiging van een onroerend goed is de notaris gehouden fiscale (en sociale) verwittigingen te doen. De notaris die verzuimt zijn fiscale plichten na te komen wordt getroffen door een specifieke fiscale aansprakelijkheid209. Daarenboven kan een door de gewestelijk directeur gemachtigde ambtenaar de notaris een administratieve geldboete van 50 tot 1 250 euro opleggen bij iedere overtreding van het Wetboek Inkomstenbelasting of haar uitvoeringsbesluiten210. 209 210
F. DESTERBECK, “De notaris en de invordering van directe belastingen en BTW”, supra noot 118, 573. Art. 445 WIB; T. DENOTTE, “Les notifications fiscales notariales en matière d’impôts directs”, supra noot 49, 587; F. DESTERBECK, “De notaris en de invordering van directe belastingen en BTW”, supra noot 118, 573.
52
Inzake fiscale notificaties kan de notaris in drie gevallen aansprakelijk worden gesteld. Het eerste geval is tweeledig: de notaris is aansprakelijk wanneer hij nalaat de bevoegde ontvangers van belastingen in kennis te stellen van de te verlijden akte houdende vervreemding of hypotheekvestiging, alsook wanneer hij dezelfde ontvangers niet (tijdig) op de hoogte brengt van het feit dat er geen of onvoldoende gelden voorhanden zijn teneinde alle schulden inclusief belastingsschulden - te voldoen (zie supra randnrs. 22 en 25)211. Een tweede geval veronderstelt dat de notaris een belastingschuld die tijdig, langs elektronische weg, werd genotificeerd buiten beschouwing laat (zie supra randnr. 22). Het derde geval houdt in dat de notaris, nadat de ontvanger een belastingschuld notificeerde, de sommen of waarden onderworpen aan het beslag onder derden aan de belastingschuldige uitbetaalt212. In de hierna volgende randnummers worden de drie gevallen van fiscale aansprakelijkheid van naderbij bekeken. [Opmerking: de bepalingen in de randnummers 37 t.e.m. 41 gelden naar analogie bij het verrichten van sociale notificaties.] 37. In geval van verzuim de bevoegde ontvangers in kennis te stellen van een voorgenomen akte evenals bij het nalaten de ontvangers (tijdig) te melden dat er geen of onvoldoende gelden zijn om de schulden te voldoen, is de aansprakelijkheid van de notaris burgerrechtelijk van aard213. Er is met andere woorden geen sprake van een private straf waardoor de notaris, naast de belastingplichtige, zelf als schuldenaar zou kunnen worden aangesproken214. Het is wel zo dat notarissen, in geval van niet naleving van hun wettelijke verplichtingen, ‘persoonlijk’ gehouden zijn tot betaling van de belastingen en bijbehoren die aanleiding kunnen geven tot hypothecaire inschrijving215. De notaris moet dus de door hem veroorzaakte
211
212
213 214 215
J. VERSTAPPEN, De fiscale rol van de notaris. Agent van de fiscus versus raadsman van zijn cliënten, supra noot 49, 245-249; E. DIRIX, “Het vereenvoudigd fiscaal derdenbeslag”, supra noot 118, 197; L. WEYTS, “Notarieel Fiscaal Recht, Deel 1, De registratie van notariële akten en hun gevolgen op fiscaal vlak”, supra noot 49, 76; F. DESTERBECK, “De notaris en de invordering van directe belastingen en BTW”, supra noot 118, 573-574. J. VERSTAPPEN, De fiscale rol van de notaris. Agent van de fiscus versus raadsman van zijn cliënten, supra noot 49, 249-250; E. DIRIX, “Het vereenvoudigd fiscaal derdenbeslag”, supra noot 118, 197; F. DESTERBECK, “De notaris en de invordering van directe belastingen en BTW”, supra noot 118, 573. F. DESTERBECK, “De notaris en de invordering van directe belastingen en BTW”, supra noot 118, 574. E. DIRIX, “Het vereenvoudigd fiscaal derdenbeslag”, supra noot 118, 197. Art. 433, § 1, en 435, § 1, derde lid WIB; Luik 22 maart 2002, FJF 2002, 623; J. VERSTAPPEN, De fiscale rol van de notaris. Agent van de fiscus versus raadsman van zijn cliënten, supra noot 49, 245; E. DIRIX, “Het vereenvoudigd fiscaal derdenbeslag”, supra noot 118, 197; C. DE WULF, Het opstellen van notariële akten. Boekdeel IV, supra noot 118, 841; T. DENOTTE, “Les notifications fiscales notariales en matière d’impôts directs”, supra noot 49, 582-584; L. WEYTS, “Notarieel Fiscaal Recht, Deel 1, De registratie van notariële akten en hun gevolgen op fiscaal vlak”, supra noot 49, 76; F. DESTERBECK, “De notaris en de invordering van directe belastingen en BTW”, supra noot 118, 574-575.
53
schade in hoofde van de Schatkist herstellen. Te dien einde zal de fiscale administratie het bewijs van fout, schade en causaal verband moeten leveren216. Verder is deze aansprakelijkheid beperkt en subsidiair. ‘Beperkt’ in die zin dat de notaris enkel kan worden aangesproken ten belope van de waarde van het vervreemde goed of het bedrag der hypothecaire inschrijving, en dit na aftrek van de sommen en waarden onderworpen aan het beslag onder derden in zijn handen gelegd217. Bovendien is de aansprakelijkheid beperkt tot het aandeel van de vervreemder of ontlener in het betrokken goed. Het ‘subsidiair’ karakter van de aansprakelijkheid zorgt ervoor dat de notaris het voorrecht van uitwinning kan opwerpen218. Hierdoor kan de notaris pas worden aangesproken nadat de belastingschuldige zelf werd uitgewonnen, en blijkt over onvoldoende middelen te beschikken om zijn schulden te betalen. Op dit vlak is de positie van de notaris vergelijkbaar met deze van een borg219. Belangrijk is dat de administratie geenszins een voorrecht kan laten gelden op de goederen van de notaris220. 38. Een elektronisch genotificeerde belastingschuld wordt geacht aan de notaris te zijn ‘verzonden’ van zodra de administratie een technische ontvangstmelding heeft bekomen via het fiscaal loket (zie supra randnr. 22, met verwijzingen aldaar). De technische ontvangstmelding biedt evenwel geen garantie dat de notaris de kennisgeving ook daadwerkelijk heeft 216
217
218
219 220
Rb. Brussel 14 november 1980, Rev.not.b. 1983, 547; Gent 8 januari 1976, Bull.Bel. 1978, 271; J. VERSTAPPEN, De fiscale rol van de notaris. Agent van de fiscus versus raadsman van zijn cliënten, supra noot 49, 246; E. DIRIX, “Het vereenvoudigd fiscaal derdenbeslag”, supra noot 118, 197; L. WEYTS, “Notarieel Fiscaal Recht, Deel 1, De registratie van notariële akten en hun gevolgen op fiscaal vlak”, supra noot 49, 77; F. DESTERBECK, “De notaris en de invordering van directe belastingen en BTW”, supra noot 118, 574. Art. 437 WIB; J. VERSTAPPEN, De fiscale rol van de notaris. Agent van de fiscus versus raadsman van zijn cliënten, supra noot 49, 246-247; E. DIRIX, “Het vereenvoudigd fiscaal derdenbeslag”, supra noot 118, 197; C. DE WULF, Het opstellen van notariële akten. Boekdeel IV, supra noot 118, 841; T. DENOTTE, “Les notifications fiscales notariales en matière d’impôts directs”, supra noot 49, 586; L. WEYTS, “Notarieel Fiscaal Recht, Deel 1, De registratie van notariële akten en hun gevolgen op fiscaal vlak”, supra noot 49, 77; F. DESTERBECK, “De notaris en de invordering van directe belastingen en BTW”, supra noot 118, 575. Cass. 13 maart 1969, T.Not. 1970, 132; Brussel 7 oktober 1981, Rec.gén.enr.not. 1983, 68; Brussel 24 februari 1968, Ann.not. 1968, 148; zie ook: Rb. Kortrijk 6 december 1962, T.Not. 1963, 131 en anders: Gent 8 januari 1976, T.Not. 1978, 306; J. VERSTAPPEN, De fiscale rol van de notaris. Agent van de fiscus versus raadsman van zijn cliënten, supra noot 49, 247; E. DIRIX, “Het vereenvoudigd fiscaal derdenbeslag”, supra noot 118, 197; C. DE WULF, Het opstellen van notariële akten. Boekdeel IV, supra noot 118, 841; T. DENOTTE, “Les notifications fiscales notariales en matière d’impôts directs”, supra noot 49, 584; L. WEYTS, “Notarieel Fiscaal Recht, Deel 1, De registratie van notariële akten en hun gevolgen op fiscaal vlak”, supra noot 49, 77; F. DESTERBECK, “De notaris en de invordering van directe belastingen en BTW”, supra noot 118, 574. Art. 2011 en 2021 BW Art. 422 WIB; J. VERSTAPPEN, De fiscale rol van de notaris. Agent van de fiscus versus raadsman van zijn cliënten, supra noot 49, 245; T. DENOTTE, “Les notifications fiscales notariales en matière d’impôts directs”, supra noot 49, 584; L. WEYTS, “Notarieel Fiscaal Recht, Deel 1, De registratie van notariële akten en hun gevolgen op fiscaal vlak”, supra noot 49, 77; F. DESTERBECK, “De notaris en de invordering van directe belastingen en BTW”, supra noot 118, 574.
54
ontvangen. Niettegenstaande is de notaris aansprakelijk indien hij in het proces-verbaal van rangregeling geen rekening houdt met een ontvanger die rechtsgeldig een belastingschuld notificeerde. De professionele aansprakelijkheid van de notaris komt aldus in het gedrang ongeacht of hij de fiscale notificatie heeft ontvangen. 39. Indien de notaris in strijd met het afgifteverbod de sommen en waarden, onderworpen aan het derdenbeslag in zijn handen, aan de belastingschuldige uitbetaalt, kan hij als gewoon schuldenaar worden aanzien voor de oorzaken van het beslag221. Tevens kan de beslagrechter een schadevergoeding opleggen222. Vanaf de notificatie van een belastingschuld, geldend als vereenvoudigd bewarend beslag onder derden (zie supra randnr. 28 e.v.), kan de notaris niet langer bevrijdend betalen aan de vervreemder of hypotheekvestiger223. Het beslag brengt immers de onbeschikbaarheid van de belastingschuld met zich mee. Ook hier wordt de aansprakelijkheid ‘beperkt’ tot de waarde van het vervreemde goed of het bedrag van de hypothecaire inschrijving (zie supra randnr. 37). Op te merken valt dat de notaris - naast het afgifteverbod ten aanzien van de belastingschuldige - de bedoelde sommen en waarden evenmin spontaan mag doorstorten aan de Schatkist224. Een fiscale notificatie heeft namelijk niet tot gevolg dat de bedragen, die het voorwerp van het derdenbeslag uitmaken, uit het vermogen van de notaris verdwijnen en definitief aan de Schatkist zijn toebedeeld (zie supra randnr. 29). 40. Quid indien de bevoegde ontvanger wordt verwittigd van een voorgenomen akte terwijl dit wettelijk niet verplicht is? De notaris brengt in dit geval zijn aansprakelijkheid ten aanzien van de administratie niet in het gedrang225. Niettemin kan hij door zijn cliënten worden aansprakelijk gesteld, indien de authentieke akte tengevolge van een door de ontvanger genotificeerde belastingschuld niet kan worden verleden226. In voorkomend geval kan de notaris aan de bevoegde ontvanger vragen het gelegde derdenbeslag te willen opheffen, daar de verwittiging van de voorgenomen akte wettelijk gezien niet hoefde te gebeuren. De kosten van een eventuele opheffing vallen ten laste van de belastingschuldige.
221 222 223
224
225 226
Art. 1451 Ger.W. F. DESTERBECK, “De notaris en de invordering van directe belastingen en BTW”, supra noot 118, 573. J. VERSTAPPEN, De fiscale rol van de notaris. Agent van de fiscus versus raadsman van zijn cliënten, supra noot 49, 238 en 249-250; F. DESTERBECK, “De notaris en de invordering van directe belastingen en BTW”, supra noot 118, 573. J. VERSTAPPEN, De fiscale rol van de notaris. Agent van de fiscus versus raadsman van zijn cliënten, supra noot 49, 250. Ibid., p. 249. Ibid., p. 249.
55
41. Net zoals alle andere vorderingen227 is ook de aansprakelijkheidsvordering van de Schatkist tegen de notaris onderworpen aan bevrijdende verjaring228. Omtrent de omvang van deze verjaringstermijn heerst verdeeldheid binnen de rechtsleer. Volgens de meerderheidsopvatting, onder andere DESTERBECK, DENOTTE, BORGER en PEETERS, verjaart de vordering van de belastingadministratie na verloop van dertig jaar229. De genoemde auteurs verwijzen naar het burgerlijk of aquiliaans karakter van de fiscale aansprakelijkheid van de notaris, waardoor men bij de gemeenrechtelijke verjaringstermijn van dertig jaar terechtkomt geldend voor zakelijke aanspraken230. VAN HOUTTE daarentegen stelt dat de vordering reeds na vijf jaar verjaart en verwijst hiervoor naar de verjaringstermijn inzake belastingen231.
227 228
229
230
231
Met uitzondering van (de attributen van) het eigendomsrecht. C. LEBON, “Tenietgaan van verbintenissen. Verjaring” in X (ed.), Bijzondere overeenkomsten. Artikelsgewijze commentaar met overzicht van rechtspraak en rechtsleer, Antwerpen, Kluwer, 1985 (2004), 20. T. DENOTTE, “Les notifications fiscales notariales en matière d’impôts directs”, supra noot 49, 587; F. BORGER en H. PEETERS, “Verplichtingen en aansprakelijkheden van de notaris bij de invordering van BTW”, Not.Fisc.M. 1999, 119 (hierna verkort F. BORGER en H. PEETERS, “Verplichtingen en aansprakelijkheden van de notaris bij de invordering van BTW”); F. DESTERBECK, “De notaris en de invordering van directe belastingen en BTW”, supra noot 118, 576; X, “De burgerlijke aansprakelijkheid en de notariële praktijk”, Notarius Extra 1981, 9 en 13. C. LEBON, “Tenietgaan van verbintenissen. Verjaring” in X, Bijzondere overeenkomsten. Artikelsgewijze commentaar met overzicht van rechtspraak en rechtsleer, Antwerpen, Kluwer, 1985 (2004), 9, 14 en 19-20; P. VAN MELKEBEKE, “Fiscale notificaties: aquiliaanse aansprakelijkheid notaris”, supra noot 135, 7; T. DENOTTE, “Les notifications fiscales notariales en matière d’impôts directs”, supra noot 49, 587; F. BORGER en H. PEETERS, “Verplichtingen en aansprakelijkheden van de notaris bij de invordering van BTW”, supra noot 229, 119; X, “De burgerlijke aansprakelijkheid en de notariële praktijk”, Notarius Extra 1981, 9 en 13. Rb. Kortrijk 6 december 1962, T.Not. 1963, (131) 132; T. DENOTTE, “Les notifications fiscales notariales en matière d’impôts directs”, supra noot 49, 586; F. BORGER en H. PEETERS, “Verplichtingen en aansprakelijkheden van de notaris bij de invordering van BTW”, supra noot 229, 119 (voetnoot 66); F. DESTERBECK, “De notaris en de invordering van directe belastingen en BTW”, supra noot 118, 576 (voetnoot nr. 65); J. VAN HOUTTE, Beginselen van het Belgisch Belastingrecht - Deel 2, Gent, Story-Scientia, 1966, 609.
56
BESLUIT Het arrest gewezen door het hof van beroep te Gent dd. 13 oktober 2004 - uitgangspunt voor dit werk - kan bij de lezer de indruk wekken dat de materie van het verzet tegen de prijs uitsluitend betrekking heeft op de voorwaarden voor het verzet. Quod non. Dit onderwerp vraagt tevens aandacht voor o.a. de verplichte raadpleging van de beslagberichten, de fiscale en sociale notificaties en de aansprakelijkheid van de notaris. Na onze studie van de rechtsfiguur verzet tegen de prijs komen we tot de volgende conclusies. De voorwaarden voor het verzet tegen de prijs worden in de rechtsliteratuur uitvoerig becommentarieerd. Wat betreft de vorm van het verzet luidt de meerderheidsopvatting dat de notaris enkel het verzet tegen de prijs mag aanvaarden dat bij gerechtsdeurwaardersexploot of door middel van een verklaring voor hem afgelegd wordt gedaan. Deze restrictieve opvatting werd door het Hof van Cassatie bevestigd in haar arrest van 17 november 2006. De discussie omtrent het al dan niet toelaten van alternatieve vormen van verzet verliest bijgevolg haar relevantie. In de praktijk houdt de notaris uitsluitend rekening met het verzet tegen de prijs dat overeenkomstig art. 1642, eerste lid Ger.W. gedaan wordt. In verband met de termijn van het verzet heerst onzekerheid. Zowel in de rechtspraak als in de rechtsleer zijn de meningen sterk uiteenlopend. De notaris maakt zijn proces-verbaal van rangregeling aldus veiligheidshalve op binnen de wettelijke termijn van art. 1643 Ger.W. Het verzet tegen de prijs gedaan na het verstrijken van de termijn bepaald in art. 1642, eerste lid Ger.W. wordt in principe buiten beschouwing gelaten. Deze opvatting dient bijgesteld in het geval de rangregeling niet tijdig wordt opgemaakt. In voorkomend geval lijkt het mij aanvaardbaar de notaris zelf te laten bepalen of hij een laattijdig verzet in aanmerking neemt. Het recht om verzet te doen tegen de prijs komt enkel toe aan schuldeisers die over een uitvoerbare titel beschikken (art. 1642, eerste lid Ger.W.). Hieruit mag evenwel niet worden afgeleid dat de notaris bij het opmaken van zijn proces-verbaal van rangregeling geen rekening dient te houden met (verzetdoende) schuldeisers in het bezit van een onderhandse akte. Men mag zich immers niet blindstaren op het verzet. Het verzet tegen de prijs van een schuldeiser met onderhandse akte kan niet worden aanvaard op basis van de kwaliteit van de titel. Indien het bestaan van de schuldeiser echter blijkt uit de raadpleging van de beslagberichten zal de notaris hem op grond van art. 1644, tweede lid Ger.W. alsnog bij de rangregeling moeten betrekken.
57
Ook omtrent fiscale en sociale notificaties is er de afgelopen jaren heel wat inkt gevloeid. Aangaande de ‘kwalificatie’ van fiscale en sociale notificaties zijn er recentelijk twee belangrijke wetten uitgevaardigd. Het gaat meer bepaald om de programmawet van 27 april 2007 en de wet houdende diverse bepalingen van 8 juni 2008 waarbij fiscale resp. sociale notificaties uitdrukkelijk werden gelijkgesteld met het verzet tegen de prijs. Binnen het kader van de notificatie‘procedure’ gaat onze aandacht naar twee actuele topics. Een eerste topic betreft de bestaande onenigheid over de wijze waarop onverdeelde medeeigenaars kunnen verzaken aan het declaratief karakter van de akte van afstand of verdeling. In de rechtsleer is men het eens dat partijen bij een akte van afstand kunnen verzaken aan de declaratieve werking van de akte. Het is evenwel onduidelijk of de verzaking kan gebeuren via een clausule in de akte van afstand die bepaalt dat de eigendomsoverdracht plaats vindt op het ogenblik van het verlijden van de akte. De notaris houdt veiligheidshalve enkel rekening met een uitdrukkelijke verzaking. Door het verzaken aan de declaratieve werking krijgt de akte van afstand een overdragend karakter, en moet de notaris de nodige fiscale en sociale verwittigingen doen. De tweede topic handelt over de verplichte elektronische berichtgeving. Ingevolge de wet van 24 juli 2008 houdende diverse bepalingen is de notaris verplicht de fiscale en sociale verwittigingen langs elektronische weg uit te voeren. De verwittigingen mogen enkel nog aangetekend worden verstuurd in geval van overmacht of aanhoudende technische storing. Voor het notariaat is de elektronische berichtgeving een grote verbetering. Het elektronisch notificeren gaat niet alleen sneller, de betrokken fiscale en sociale ontvangkantoren worden ook automatisch verwittigd. Hierdoor kan de notaris niet langer ontvangers vergeten te verwittigen, en dus op dit vlak geen aansprakelijkheid meer oplopen. Over de aansprakelijkheid van de notaris in geval van verzet tegen de prijs vindt men in de rechtsliteratuur maar weinig terug. De gevallen waarin de notaris aansprakelijk kan worden gesteld zijn nochtans talrijk. Het aansprakelijkheidsrisico is het grootst wanneer de notaris gevraagd wordt een akte houdende vervreemding of hypotheekvestiging van een onroerend goed te verlijden. In desbetreffend geval moet de notaris fiscale en sociale verwittigingen doen waardoor hij niet alleen met zijn professionele aansprakelijkheid, doch ook met een specifieke fiscale aansprakelijkheid kan worden geconfronteerd. Daarenboven kan de notaris bij overtreding van het Wetboek Inkomstenbelasting of haar uitvoeringsbesluiten een administratieve geldboete van 50 tot 1 250 euro opgelegd krijgen.
58
BIBLIOGRAFIE I
WETGEVING
-
Wet 24 juli 2008 houdende diverse bepalingen, BS 7 augustus 2008.
-
Wet 8 juni 2008 houdende diverse bepalingen, BS 16 juni 2008.
-
Wet 27 december 2006 houdende diverse bepalingen, BS 28 december 2006.
-
Wet 20 juli 2005 houdende diverse bepalingen, BS 29 juli 2005.
-
Wet 29 mei 2000 houdende oprichting van een centraal bestand van berichten van beslag, delegatie, overdracht en collectieve schuldenregeling, alsook tot wijziging van sommige bepalingen van het Gerechtelijk Wetboek, BS 9 augustus 2000.
-
Wet 14 januari 1993 tot wijziging van titel I, voorafgaande regels en titel III, gedwongen tenuitvoerlegging, van deel V van het Gerechtelijk Wetboek inzake bewarend beslag en de middelen tot tenuitvoerlegging en tot wijziging van artikel 476 van de wet van 18 april 1851 betreffende het faillissement, de bankbreuk en het uitstel van betaling, BS 20 februari 1993.
-
Art. 60 Wet 25 juni 1992 op de landverzekeringsovereenkomst, BS 20 augustus 1992.
-
Art. 8; 9; 17; 19, 1° en 35, 1° Hypotheekwet 16 december 1851, BS 22 december 1851.
-
Art. 1, eerste lid; 4 en 45 Wet 16 maart 1803 tot regeling van het notarisambt, Bull., 258, nr. 2440.
-
Programmawet 27 april 2007, BS 8 mei 2007.
-
Art. 422; 433, § 1 en 2; 434; 435, § 1, derde lid en § 3, eerste en tweede lid; 437 en 445 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 van 10 april 1992, BS 30 juli 1992.
-
Art. 43; 51; 861; 1444; 1451; 1577-1579; 1582, derde lid; 1584, eerste en tweede lid; 1627, eerste lid; 1639; 1641, eerste lid; 1642, eerste, tweede en derde lid; 1643; 1644, eerste en tweede lid en 1653, eerste en tweede lid van het Gerechtelijk Wetboek van 10 oktober 1967, BS 31 oktober 1967.
-
Art. 150 en 184bis van het Wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten van 30 november 1939, BS 1 december 1939.
-
Art. 107, 883, 2011 en 2021 van het Burgerlijk Wetboek van 21 maart 1804, bekendgemaakt op 3 september 1807.
59
-
Koninklijk Besluit 31 maart 2003 houdende invoering van een elektronisch systeem van notificaties tussen de Federale Overheidsdienst Financiën en sommige ministeriële officieren, openbare ambtenaren en andere personen, BS 23 april 2003.
-
Art. 164, § 1, eerste lid en § 2 Koninklijk Besluit 27 augustus 1993 tot invoering van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, BS 13 september 1993.
-
Wetsontwerp tot wijziging van de artikelen 1408, 1409, 1410 en 1412 van het Gerechtelijk Wetboek en tot invoeging van een artikel 1409bis in datzelfde wetboek, Gedr.St. Kamer, 1990-91, nr. 1114/4.
II RECHTSPRAAK A. Hof van Cassatie -
Cass. 17 november 2006, RW 2006-07, 1758 en TBO 2007, 205.
-
Cass. 4 mei 2005, www.cass.be, C970344N.
-
Cass. 10 november 2000, RW 2000-01, 910.
-
Cass. 4 mei 2000, T.Not. 2001, 321.
-
Cass. 11 april 1997, RW 1997-98, 186.
-
Cass. 23 januari 1992, Arr.Cass. 1991-92, 465.
-
Cass. 19 april 1990, RW 1990-91, 561.
-
Cass. 24 mei 1976, Arr.Cass. 1976, 1053.
-
Cass. 13 maart 1969, T.Not. 1970, 132.
-
Cass. 6 juni 1850, Pas. 1851, I, 144. B. Hoven van beroep
-
Gent 8 mei 2008, T.Not. 2009, 86.
-
Gent 10 februari 2005, Not.Fisc.M. 2007, 104 en RW 2006-07, 230.
-
Gent 13 oktober 2004, TGR 2005, 197.
-
Antwerpen 30 april 2003, RW 2004-05, 1030.
-
Luik 22 maart 2002, Rec.gén.enr.not. 2002, 619 en FJF 2002, 623.
-
Liège 18 oktober 2001, Rev.not.b. 2003, 176.
-
Antwerpen 13 februari 2001, RW 2001-02, 995.
-
Antwerpen 13 maart 2000, TBBR 2001, 632.
-
Brussel 13 maart 2000, T.Not. 2000, 532.
60
-
Antwerpen 5 november 1996, RW 1997-98, 22.
-
Gent 2 januari 1996, RW 1996-97, 441.
-
Gent 29 november 1994, RW 1994-95, 1443.
-
Gent 24 november 1994, RW 1995-96, 368.
-
Luik 1 maart 1994, JLMB 1994, 692.
-
Brussel 7 oktober 1981, Rec.gén.enr.not. 1983, 68.
-
Gent 8 januari 1976, T.Not. 1978, 306 en Bull.Bel. 1978, 271.
-
Brussel 24 februari 1968, Ann.not. 1968, 148.
-
Brussel 30 december 1925, Rev.Prat.N. 1926, 166. C. Lagere rechtspraak
-
Rb. Mechelen 10 februari 2009, T.Not. 2009, 627.
-
Rb. Antwerpen 27 oktober 2003, FJF 2004, 668.
-
Beslagr. Gent 25 september 2002, FJF 2003, 305.
-
Beslagr. Tongeren 4 januari 2001, T.Not. 2001, 161.
-
Beslagr. Antwerpen 9 maart 1999, Not.Fisc.M. 2000, 194.
-
Beslagr. Charleroi 6 oktober 1997, JT 1998, 499.
-
Beslagr. Brugge 25 februari 1997, T.Not. 1997, 221.
-
Beslagr. Antwerpen 19 februari 1990, RW 1990-91, 786.
-
Rb. Dinant 14 februari 1990, Rev.not.b. 1990, 266.
-
Beslagr. Luik 27 juni 1988, JLMB 1988, 1374.
-
Beslagr. Luik 11 januari 1988, Rec.gén.enr.not. 1988, 240 en JLMB 1988, 301.
-
Beslagr. Veurne 21 oktober 1987, Rec.gén.enr.not. 1988, 236 en T.Not. 1988, 43.
-
Beslagr. Brussel 16 november 1987, T.Not. 1988, 375.
-
Beslagr. Doornik 18 april 1984, JT 1985, 144.
-
Beslagr. Hasselt 25 oktober 1983, Limb.Rechtsl. 1983, 172.
-
Beslagr. Arlon 3 februari 1983, RRD 1983, 157.
-
Beslagr. Gent 26 februari 1982, T.Not. 1982, 141.
-
Rb. Brussel 14 november 1980, Rev.not.b. 1983, 547.
-
Rb. Kortrijk 6 december 1962, T.Not. 1963, 131.
-
Rb. Brussel 10 april 1959, Pas. 1960, III, 63.
-
Rb. Brugge 20 januari 1943, Rev.Prat.N. 1947, 58.
61
III RECHTSLEER A. Boeken en verzamelwerken -
BYTTEBIER, J. en BOUCKAERT, F., Beslag en rangregeling / Saisie et ordre, Leuvense Notariële Geschriften, Leuven, Universitaire Pers, 2001, 314 p.
-
DE LEVAL, G., “Ordre” in Répertoire Notarial, Brussel, Larcier, 2009, losbl.
-
DE LEVAL, G., “Les saisies”, Chronique de droit à l’usage du notariat, XX, 1994, 213224.
-
DE WULF, C., Het opstellen van notariële akten. Boekdeel III, Mechelen, Kluwer, 2005, 724 p.
-
DE WULF, C., Het opstellen van notariële akten. Boekdeel IV, Mechelen, Kluwer, 2002, 886 p.
-
DIRIX, E. en BROECKX, K., Beslag in APR, Mechelen, Kluwer, 2010, 656 p.
-
DIRIX, E., “Recente rechtspraak inzake beslag en executierecht” in X (ed.), Rechtskroniek voor het notariaat. Deel 4: beslagrecht, Brugge, Die Keure, 2004, 1-27.
-
DIRIX, E., “Het vereenvoudigd fiscaal derdenbeslag” in E. DIRIX en P. TAELMAN (eds.), Fiscaal executierecht, Antwerpen, Intersentia, 2003, 181-203.
-
DIRIX, E., “Eigenrichting in het privaatrecht” in Liber amicorum Jan Ronse, Brussel, Story-Scientia, 1986, 597-607.
-
ENGELS, C., Procesrecht in verband met het notariaat - Syllabus, Brugge, Die Keure, 2010, 479 p.
-
ENGELS, C., “Uitvoerend beslag op oproerend goed en rangregeling” in X (ed.), Rechtskroniek voor het notariaat. Deel 13: beslagrecht recente ontwikkelingen, Brugge, Die Keure, 2008, 129-169.
-
ENGELS, C., “WIB, WBTW, RSZ en rangregeling” in X (ed.), Van alle markten. Liber amicorum Eddy Wymeersch, Antwerpen, Intersentia, 2008, 429-445.
-
ENGELS, C., “Rangregeling” in X (ed.), Rechtskroniek voor het notariaat. Deel 4: beslagrecht, Brugge, Die Keure 2004, 116-135.
-
ENGELS, C., “De notariële toepassing van de artikelen 14 tot 23 W. 29 mei 2000 houdende oprichting van een centraal bestand van berichten van beslag, delegatie, overdracht en collectieve schuldenregeling, alsook tot wijziging van sommige bepalingen van het Gerechtelijk Wetboek” in L. WEYTS en E. GOOVAERTS (eds.), Topics Notarieel Recht, Leuvense Notariële Geschriften, Leuven, Universitaire Pers, 2002, 147-165.
62
-
ENGELS, C., Het uitvoerend beslag op onroerend goed en de daarbijhorende rangregeling, Antwerpen, Kluwer, 1981, 444 p.
-
LEBON, C., “Tenietgaan van verbintenissen. Verjaring” in X (ed.), Bijzondere overeenkomsten. Artikelsgewijze commentaar met overzicht van rechtspraak en rechtsleer, Antwerpen, Kluwer, 1985 (2004), 1-94.
-
LEDOUX, J.-L., “La distribution par contribution et l’ordre” in RPDB, VIII, Brussel, Bruylant, 1995, 758-798.
-
MICHIELS, D., “Actuele problemen inzake onroerend beslag” in E. DIRIX en P. TAELMAN (eds.), Beslag- en executierecht – Naar een collectief beslagrecht, Antwerpen-Groningen, intersentia, 2001, 67-155.
-
REGHIF, H., “De tenuitvoerlegging van zakelijke zekerheidsrechten” in X (ed.), Voorrechten en hypotheken. Artikelsgewijze commentaar met overzicht van rechtspraak en rechtsleer, Antwerpen, Kluwer, 1997 (2006), 1-59.
-
RENS, J.-L., “De schuldeisers toegelaten tot de rangregeling na verkoop bij uitvoerend beslag op onroerend goed” in Liber amicorum E. Krings, Brussel, Story-Scientia, 1991, 731-749.
-
VAN HOUTTE, J., Beginselen van het Belgisch Belastingrecht - Deel 2, Gent, StoryScientia, 1966, 973 p.
-
VERSTAPPEN, J., De fiscale rol van de notaris. Agent van de fiscus versus raadsman van zijn cliënten, Gent, Larcier, 2007, 730 p.
-
VERSTAPPEN, J., “Actualiteit inzake directe belastingen”, in L. WEYTS en E. GOOVAERTS (eds.), Topics Notarieel Recht, Leuvense Notariële Geschriften, Leuven, Universitaire Pers, 2002, 95-118.
-
WEYTS, L., “Notarieel Fiscaal Recht, Deel 1, De registratie van notariële akten en hun gevolgen op fiscaal vlak” in Notarieel Recht, Antwerpen, Kluwer, 1995, 470 p. B. Tijdschriften
-
BAEL, J., “De notaris op de schopstoel. Bedenkingen bij enkele controversiële aspecten van de opdracht van de notaris in het raam van het uitvoerend beslag op onroerend goed en de rangregeling”, RW 1997-98, 1501-1502.
-
BORGER, F. en PEETERS, H., “Verplichtingen en aansprakelijkheden van de notaris bij de invordering van BTW”, Not.Fisc.M. 1999, 112-120.
-
BOUCKAERT, F., noot onder Beslagr. Tongeren 4 januari 2001, T.Not. 2001, 167-171.
63
-
DEBLAUWE, R., “De fiscale notificaties bij verkoop op onroerend beslag”, T.Not. 1984, 65-72.
-
DE CLERCQ, M., “De schuldeisers zonder uitvoerbare titel en de rangregeling” (noot onder Cass. 28 mei 2004), RW 2005-06, 944-946.
-
DEFOOR, W., “Notaris kan ook verplicht worden tot fiscale notificatie bij verlijden van akte van afstand”, Nieuwsbrief Notariaat 2009, 1-4.
-
DE LEVAL, G., “L’ordre”, Rev.not.b., 1982, 62-107.
-
DE LEVAL, G., “Saisie-arrêt et opposition”, JT 1979, 669-671.
-
DENOTTE, T., “Les notifications fiscales notariales en matière d’impôts directs”, Rec.gén.enr.not. 2001, 546-588.
-
DESTERBECK, F., “De notaris en de invordering van directe belastingen en BTW”, RW 1986-87, 562-576.
-
DE WULF, C., “Notariële verplichtingen en de grens tussen overdragende en declaratieve akten”, T.Not. 2009, 2-17.
-
DIRIX, E., “Overzicht van rechtspraak. Beslag en collectieve schuldenregeling (20022007)”, TPR 2007, 2039-2161.
-
DIRIX, E., “Overzicht van rechtspraak. Beslag en collectieve schuldenregeling 19972001”, TPR 2002, 1187-1324.
-
DIRIX, E., “Buitengerechtelijk verzet tegen betaling” (noot onder Cass. 19 april 1990), RW 1990-91, 563-564.
-
ENGELS, C., “Een rangregeling in een rangregeling”, Not.Fisc.M. 2007, 97-103.
-
ENGELS, C., “De verkoop uit de hand van de in uitvoerend beslag genomen onroerende goederen”, RW 1998-99, 1443-1452.
-
LAENENS, J., “Kroniek van het gerechtelijk recht”, RW 1982-83, 1426-1450.
-
LEDOUX, J.-L., “Chronique de jurisprudence - Les saisies (1983-1988)”, JT 1989, 663666.
-
MICHIELS, D., “De fiscus en de rangregeling na Cassatie 17 november 2006 en de recente programmawet”, Nieuwsbrief Notariaat 2007, 5-8.
-
MICHIELS, D., “De fiscus en de rangregeling” (noot onder Cass. 17 november 2006), RW 2006-07, 1759-1764.
-
MICHIELS, D., “Vastgoed in samenloop. Capita selecta inzake verkoop van onroerend goed bij faillissement & vereffening, in het bijzonder de rangregeling”, Not.Fisc.M. 2004, 53-78.
64
-
MICHIELS, D., “De verplichte raadpleging van de beslagberichten door de notaris”, T.Not. 1993, 259-266.
-
PEETERS, N., “Noodzaak van een uitvoerbare titel om verzet op de prijs te kunnen doen in het kader van de rangregeling” (noot onder Beslagr. Antwerpen 9 maart 1999), Not.Fisc.M. 2000, 197-202.
-
ROELAND, S., “De houding van de notaris geconfronteerd met een buitengerechtelijk verzet” (noot onder Gent 8 mei 2008), Notamus, afl. 2, 30.
-
TAELMAN, P., “De notaris op de schopstoel. Bedenkingen bij enkele controversiële aspecten van de opdracht van de notaris in het raam van het uitvoerend beslag op onroerend goed en de rangregeling”, RW 1997-98, 1188-1199.
-
VANBEYLEN, K. en DEBOODT, G., “De samenloop met andere schuldeisers, bij ontvangst van een fiscale notificatie” (noot onder Cass. 4 mei 2000), T.Not. 2001, 326-332.
-
VAN HOVE, E., “Beslag op onroerend goed en rangregeling”, TPR 1980, 340-349.
-
VAN HOVE, E., “La saisie immobillière dans le nouveau code judiciaire”, Ann.Not. 1968, 249-301.
-
VAN MELKEBEKE, P., “Fiscale notificaties: aquiliaanse aansprakelijkheid notaris”, Nieuwsbrief Notariaat 2004, 6-8.
-
VERELST, K., “De schuldeisers toegelaten tot de rangregeling na verkoop bij uitvoerend beslag op een onroerend goed”, Jura Falc. 1992-93, 369-393.
-
VERHAEGHE, I., “Het toegangsticket van de fiscus tot de rangregeling, volgend op de openbare verkoop van een onroerend goed na beslag” (noot onder Cass. 17 november 2006), TBO 2007, 212-217.
-
VERMANDER, I., “De elektronische fiscale berichten”, Nieuw Notarieel Kwartaalschrift 2009, 48-50.
-
VERMANDER, I., “De draagwijdte van de sociale notificatie”, Nieuw Notarieel Kwartaalschrift 2009, 51-52.
-
VERMANDER, I., “De notificatieplicht van de notaris voor de sociale zekerheid van zelfstandigen bij de overdracht van onroerend goed en bij hypotheekvestiging”, Nieuw Notarieel Kwartaalschrift 2008, 43-47.
-
VERSTAPPEN, J., “Fiscale verwittigingen door de notaris en actio pauliana in geval van afstand van onverdeelde gerechtigdheden” (noot onder Antwerpen 19 juni 2007), TFR 2008, 826-828.
65
-
WERDEFROY, F., “Toelaatbaarheid tot de rangregeling van de chirografaire schuldeisers niet in het bezit van een uitvoerbare titel”, T.Not. 1986, 266-273.
C. -
X, “De burgerlijke aansprakelijkheid en de notariële praktijk”, Notarius Extra 1981, 4-30. Andere Gesprek met notaris M. VAN DAMME en medewerkster (notariskantoor VAN DAMME & VAN DAMME) te Brugge (Sint-Andries) op 6 en 29 april 2010.
-
VERHAEGHE, I., “Topics m.b.t. de rangregeling”, Studiekring notariaat, 4 maart 2010, Roeselare (Schiervelde), onuitg., 1-11.