IO MAGAZINE VAN HET IOO JANUARI 2011
interview JANKE COHENSCHOTANUS
‘Beoordeling competenties moet geen papieren exercitie zijn’
achtergrond WO EN HBO SCHURKEN TEGEN ELKAAR AAN meelopen met een :
‘CO’
GENIETEN VAN E -LEARNING 1,(8:B,2GHIBLQGG
02 2
I.O. Magazine van het IOO JANUARI 2011
DOOR WILMA MIK FOTO: MERLIJN DOOMERNIK
DE SUPERSTUDENT JEROEN ALTELAAR (21) DERDEJAARS OPLEIDING TOT OPERATIEASSISTENT AMSTEL ACADEMIE
‘D
1,(8:B,2GHIBLQGG
‘Alle spulletjes onder handbereik’ FOTO MERLIJN DOOMERNIK
e meeste voldoening voel ik, als tijdens een moeilijke operatie blijkt dat ik alles goed heb voorbereid. Wat er ook gebeurt aan complicaties of calamiteiten: ik heb alle spulletjes onder handbereik. De chirurg heeft er geen omkijken naar en kan echt op je rekenen. Het mooiste is als hij nog staat na te denken en jij al het juiste instrument in zijn handen duwt. Dan heb je echt goed geanticipeerd. Na werktijd ben ik nog veel tijd kwijt aan studeren, opdrachten doen, toetsen maken. Het is heel veel, maar aan de andere kant: ik krijg gewoon een salaris. En als je ziet hoe ik ben gegroeid! Soms zou de afstemming tussen school en afdeling wat beter kunnen. We leren soms dingen aan die in VUmc al zijn achterhaald. Maar ja, in perifere ziekenhuizen wordt zo’n techniek vaak nog wel toegepast. Aan het eind van de middelbare school was ik de schoolbankjes behoorlijk zat. De studie operatieassistent sprak me toen meteen aan. Je gaat vrij snel de praktijk in en bovendien was ik altijd al geïnteresseerd in medische dingen. De studie is heel slim opgebouwd, je krijgt stapje voor stapje steeds meer verantwoordelijkheden. Na de eerste vier maanden school heb je een schema van een half jaar werken en dan vier weken naar school. Na een theorieblok over bijvoorbeeld orthotrauma ga je werken op de plek waar je zo’n trauma tegenkomt. Ik denk dat ik over vijf jaar nog steeds bij VUmc werk. Het werkklimaat is er prima en je hebt genoeg mogelijkheden om door te groeien.’
I.O. Magazine van het IOO JANUARI 2011
INHOUD
08
Nr. 1
JANUARI 2010
Volgens de hoogleraar onderzoek van onderwijs in de medische wetenschap kent Nederland geen slechte opleidingen Geneeskunde.
4
ILLUSTRATIE LEONIE BOS
12 INTERVIEW
janke cohenschotanus
Zomaar een opleidingsmoment op de werkvloer
EN?
20
Opleiden in de praktijk: wat betekent dat voor studenten?
ILLUSTRATIE MARENTHE OTTEN
Was het een goed congres?
Michiel Peereboom
Het wetenschappelijk onderwijs en het hoger beroepsonderwijs schurken steeds dichter tegen elkaar aan. Dat kan nog intensiever.
18
6
Welkom lezers!
7 BUITENPOST + COLUMN:
03
Je kan niet slim zijn tegen je zin, betoogt Joseph Kessels hoogleraar Human Resource Development aan de Universiteit Twente.
23 1 MINUUT
Signalementen van boeiende artikelen
IOO NIEUWS:
22
28
E-xpert ECG: een goed werkend voorbeeld van e-learning.
29 Het jaar 2011 voor PAOG
32 DE MEESTER
De beste opleider van Nederland in 2010 herinnert zich zíjn leermeesters
ILLUSTRATIE LEONIE BOS
+AGENDA
E-learning heeft de toekomst, zegt iedereen. Maar wat gebeurt er nu al concreet?
COLOFON I.O. staat voor ‘in opleiding’ en is een uitgave van het Instituut voor onderwijs en opleiden van VU medisch centrum. Het verschijnt 3x per jaar. Eindredacteur: Jan Spee –
[email protected] Redactie-adviezen: Jacqueline den Bandt-Bloemzaad, Maartje van Boekel, Roel Breuls, Marian van Duist, Lisette van Elswijk, Marianne A.R. Kooiman, Barth Koster, Scheltus van Luijk Saskia Peerdeman, Lies Pelger Maybritt Stal, Jita Reddingius, Cora Visser Bladconcept, vormgeving en eindredactie: Maters & Hermsen Journalistiek (Stan van Herpen, Jelle Hoogendam en Arjan Berben) Artikelen: Saskia Engbers, Willy Francissen, Joseph Kessels, Josefine Krikke, Liesbeth Kuipers, Wilma Mik, Petra ter Veer Fotografie: Marcel van den Bergh, Reyer Boxem, DigiDaan, Merlijn Doomernik, Steef Meyknecht, Allard de Witte Illustraties: André Thijssen, Leonie Bos, Marenthe Otte, Jelle Hoogendam Coverbeeld: André Thijssen Drukwerk: Roto Smeets Redactieadres: VU medisch centrum, dienst communicatie, 4 X 183, Postbus 7057 1007 MB Amsterdam, tel. 020 - 444 3455,
[email protected] Oplage: 6000 ex. VU medisch centrum en GGZ inGeest zijn partners. VU medisch centrum maakt deel uit van de Nederlandse Federatie van Universitair Medische Centra (NFU): www.nfu.nl
1,(8:B,2GHIBLQGG
04
I.O. Magazine van het IOO JANUARI 2011
2 DECEMBER 14.41
DONALD VAN DER PEET CHIRURG ‘Ik heb deze operatie zo’n 150 keer gedaan, maar er blijft iedere keer iets van spanning. Het werken met medici in opleiding houd je scherp. Het dwingt je precies te vertellen wat je doet en waarom. Tijdens deze operatie leg ik ook weer veel uit.’
LINDA BOURS OPERATIEASSISTENT IN OPLEIDING ‘Het is de eerste keer dat ik aan deze operatie meewerk. Interessant is dat de chirurg steeds vertelt wat je op het scherm ziet. Als ik een operatie vaker heb gedaan, herken ik dingen. Al ziet ieder mens er van binnen anders uit, dus helemaal routine wordt het niet. Ik werk hier als omloop: de spil tussen steriel en niet-steriel. Ik geef spullen aan, zoals hechtingen. School is nuttig, maar in de praktijk doe ik de meeste kennis op. Dit past het beste bij mij.’
HESTER SLOT OPERATIEASSISTENT ‘Ik heb Linda vaker begeleid als operatieassistent. Ze werkt zelfstandig, nieuwe dingen leg ik uit. Studenten moet je soms aanspreken op hun tempo. Het moet dan sneller.’
1,(8:B,2GHIBLQGG
I.O. Magazine van het IOO JANUARI 2011
05
NISSEN FUNDOPLICATIE W Hier wordt in VU medisch centrum een Nissen Fundoplicatie uitgevoerd: de maag wordt als een band om de slokdarm gewikkeld, om zuurbranden tegen te gaan. Geen heel bijzondere ingreep, maar ook geen dagelijks werk. Volgens betrokkenen verliep de twee uur durende operatie volgens plan. Geen complicaties dus. Het is druk rond de patiënt. Er werken dan ook een aantal medici in opleiding mee. Van links naar rechts: operatieassistent Hester Slot, student operatieassistent Linda Bours, 6e jaars heelkunde Zhang Yuan, chirurg Donald van der Peet, operatieassistent Dhannya Raj, chirurg in opleiding Diana Navas Carrillo en anesthesist Caroline Eickhoff. De patiënt, die na de operatie meldde zeer geholpen te zijn met de ingreep, blijft anoniem.
1,(8:B,2GHIBLQGG
06
I.O. Magazine van het IOO JANUARI 2011
WELKOM Dit is het eerste nummer van I.O., waarbij I.O. staat voor ‘in opleiding’. Drie maal per jaar wil het instituut voor onderwijs en opleiden van VU medisch centrum u een inspirerend magazine aanbieden. Maar wie bent ‘u’? U bent werkzaam in de medische sector en bent betrokken bij opleidingen voor artsen, paramedici en verpleegkundigen. Naast uw eigen beroepsuitoefening leidt u nieuwe mensen op voor de zorg van morgen, of u adviseert jonge mensen over mogelijke opleidingen in de medische sector. Tegen al deze professionals, begeleiders, managers, decanen en adviseurs willen wij zeggen: lees I.O.! Met discussie en informatie wil I.O. een bijdrage leveren aan het delen van kennis en het verbeteren en vernieuwen van het medisch onderwijs in Nederland. Verder verbeteren, want zoals uit het interview met Janke CohenSchotanus in dit eerste nummer blijkt: we doen het met z’n allen niet zo slecht. Tegelijk willen we met I.O. natuurlijk ook wat over onszelf aan u kwijt. Wat het instituut voor onderwijs en opleiden te bieden heeft en op welke manier wij onze missie ‘beter worden om beter te maken’ willen waarmaken. Ook ontvangt de redactie van het blad graag uw tips, opmerkingen of kritiek. In het colofon staat hoe u ons kunt bereiken. Rest mij nog u veel leesplezier te wensen. MARGREETH VAN DER MEIJDE MBA, Directeur instituut voor onderwijs en opleiden VUmc, Pro-decaan VUmc
1,(8:B,2GHIBLQGG
BUITENPOST
Sophie Veldhuijzen van Zanten (25) hoopt ooit kinderarts te worden. Maar eerst studeert ze – waarschijnlijk in april – af als basisarts. Haar co-assistenschappen deed ze in Kenia en op Curaçao. DOOR SASKIA ENGBERS FOTOMERLIJN DOOMERNIK
‘W
at me vooral is bijgebleven, zijn de enorme verschillen met Nederland. In Kenia stonden de medicijnen voor chemotherapie bijvoorbeeld in kleine, glazen potjes op een ice pack in de zon. Op Curaçao konden operaties een week lang niet doorgaan omdat de lift naar de o.k. kapot was. Patiënten konden daardoor niet met hun bed naar boven. Ik moest er erg aan wennen om niet volgens absolute protocollen te werken. Maar het heeft als voordeel dat je als co-assistent overal voor wordt ingezet. Zo stond ik op de avond van mijn eerste dienst op Curaçao al te reanimeren. Achteraf schrok ik daar zelf van: dat had ik in mijn studie alleen nog maar
op een pop gedaan! Door te werken in primitievere omstandigheden heb ik zelfstandigheid ontwikkeld. Dingen die in eerste instantie buiten mijn kunnen lijken te liggen, pak ik nu gewoon aan. Verder heb ik ervaren hoe het is om met eenvoudige middelen te werken. Als er weinig computergestuurde apparatuur is, moet je terug naar de basis van de geneeskunde. En dat is goed. Als arts moet je tenslotte ook iemand kunnen helpen als je geen ingewikkelde technische apparaten voorhanden hebt. Ik vind het goed als elke student geneeskunde een tijd naar het buitenland gaat. Al is het maar om te beseffen, dat er meer is dan alleen je eigen straatje.’
Marianne Mak - van de afdeling huisartsgeneeskunde, tutor, mentor en coördinator professioneel gedrag in VUmc-compas - nam 10 en 11 november een kijkje op het NVMO-congres met het thema Professionaliteit. En? DOOR LIESBETH KUIPERS FOTO STEEF MEYKNECHT
DE QUOTE VAN DE DAG WAS....
‘Papadakis’ definitie van een professional: “Someone you can trust that he does the right thing when no one is looking”.’
EN?
HEB JE IETS NIEUWS GEHOORD?
‘Het pleidooi van prof. Haramati uit Washington om studenten bij te brengen serieus in te gaan op het gebruik van alternatieve geneeswijzen door patiënten. Ook al is de werking niet bewezen, het beïnvloedt
I.O. Magazine van het IOO JANUARI 2011
07
COLUMN
wel het handelen van de reguliere arts.’
verandert. Daar is nog steeds geen recept voor.’
EN... WAT WIST JE AL LANG?
GA JE IETS IN JE WERK ANDERS DOEN?
WAAR WIL JE ZEKER MEER VAN WETEN?
WAARVAN RAAKTE JE BEGEESTERD?
‘Papadakis’ tip om peer assessment en evaluation in te voeren. VUmc-studenten geven elkaar al feedback, leggen dat vast in een portfolio en bespreken dit in de groep, zodat de hele groep daarvan leert. We gaan dat uitbreiden met een jaarlijkse 360 graden-feedback voor studenten.’
‘Wat de meest effectieve manier is om studenten die zich keer op keer onprofessioneel gedragen, zó te begeleiden dat hun gedrag toch blijvend
1,(8:B,2GHIBLQGG
‘Ja, ik wil me inzetten voor forward feeding, een goede overdracht naar de volgende docent zodat een onprofessionele student blijvend gevolgd en begeleid wordt. En voor de scholing van docenten, zodat zij zich bewust zijn van hun voorbeeldgedrag want ook dat is onderwijs zegt Papadakis.’
‘Dat zoveel mensen bezig zijn met onderwijs; het congres was een heel inspirerende omgeving van gelijkgestemden.’
ILLUSTRATIE JELLE HOOGENDAM
‘De eerste avond stond ik al te reanimeren’
Iedereen weet hoe aantrekkelijk je wordt als je exclusiviteit uitstraalt. En geneeskunde is de playing hard to get-studie onder de studies. Zoals de studie rechten de sloerie van de universiteit is. In onbeschonken toestand zou je er nooit voor hebben gekozen en als je de volgende morgen wakker wordt, kun je jezelf wel voor je kop slaan. Deze verhouding zou de komende jaren wel eens drastisch kunnen veranderen want het kabinet wil de numerus fixus in vijf jaar tijd afschaffen. Voor- en tegenstanders denken dat er dan méér eerstejaars studenten komen. Maar klopt dat wel? Stel, dat het juist deze universitaire roulette is die de studie zo populair maakt. Dat naast alle echte jonge dokters die zich ieder jaar weer inschrijven voor de hoofdprijs, veel studenten nu ook meedoen vanwege de postcodeloterij-psychologie: je wilt toch niet dat je buurman er met die droombaan vandoor gaat? Met de afschaffing van het lotingssyteem bestaat de kans dat medicijnen zichzelf degradeert tot de studie next door. Dat de collegezalen half gevuld raken met studenten die bij het motiveren van hun studiekeuze niet verder komen dan: Het was dít, of rechten. Co-assistenten die tijdens hun eerste obductie besluiten om toch brandweerman te worden. Artsen die liever psycholoog waren geworden ware het niet dat de medische faculteit wel erg handig op de route lag van huis naar de sociëteit. En eerstejaars zijn nog geen huisartsen, of anders gezegd: ze zijn zich nog bewust van hun imago. En als het exclusieve karakter en invitation only policy van de club is verdwenen, als de studie net zo spannend is geworden als een casino waar gespeeld wordt om doppinda’s en luciferhoutjes, dan lijkt een traject van zes jaar en meer misschien opeens wel erg lang. Het is natuurlijk maar een veronderstelling, de kans bestaat gewoon dat de studie helemaal wordt platgelopen. Wat dat betreft is het misschien wel goed als de overheid niet te hoog inzet, haar winstkansen spreidt, en de numerus fixus eerst eens voorzichtig afschaft, in Maastricht.
Michiel Peereboom specialiseerde zich na zijn artsenopleiding tot cabaretier, tekstschrijver en filmmaker.
8 08
I.O. Magazine van het IOO JANUARI 2011
‘Werkplekleren, prachtig zinvol onderwijs’
SAMEN LEREN, SAMEN WERKEN Het wetenschappelijk onderwijs en het hoger beroepsonderwijs schurken almaar dichter tegen elkaar aan. Instellingen werken organisatorisch samen en nemen ook lesmethoden over. Maar het kan nog veel intensiever, vinden vertegenwoordigers van onderwijsinstituten. DOOR LIESBETH KUIPERS ILLUSTRATIE LEONIE BOS, FOTO’S DIGIDAAN
1,(8:B,2GHIBLQGG
I.O. Magazine van het IOO JANUARI 2011
‘S
tel, een student verpleegkunde en een medische student moeten gezamenlijk een casus uitwerken, ieder vanuit zijn eigen optiek. Dat samenwerken vergroot onder studenten het begrip voor elkaars speerpunten en accenten. En dat is nodig, want het is een toenemende vanzelfsprekendheid dat beide beroepsgroepen in multidisciplinaire teams samenwerken.’ Aan het woord is Caroline van Mierlo, directeur van het Instituut Verpleegkundige Studies van de Hogeschool Arnhem en Nijmegen. Het kweken van dat wederzijds begrip tussen wo- en hbo-opgeleide beroepsgroepen in de zorg, kan volgens haar niet vroeg genoeg beginnen. Want dat begrip is er volgens haar nu nog te weinig. ‘Afgestudeerde verpleegkundigen betreden de werkvloer met bagage, die niet ten volle wordt benut. Behalve voor patiëntenzorg leiden wij verpleegkundigen op voor het coördineren van de zorg. Ook brengen we ze bij om evidence based te werken waar dat mogelijk is. Verder zijn hbo-verpleegkundigen tegenwoordig toegerust voor het verrichten van toegepast onderzoek, zodat zij kunnen bijdragen aan kwaliteitsverbetering in de patiëntenzorg. Zorgverlening is uiteraard de kerntaak van verpleegkundigen. Maar of er ook van hun andere competenties gebruik wordt gemaakt, is nu nog afhankelijk van de zorginstelling.’ Robot Volgens Van Mierlo zou het dan ook verstandig zijn als wo- en hbo-opleidingen in de zorg gaan samenwerken en de leervragen multidisciplinair aanbieden. ‘De beroepsgroepen kunnen bijvoorbeeld samen een multidisciplinair overleg oefenen. Daarin kunnen studenten verpleegkunde leren het gesprek met artsen aan te gaan,
1,(8:B,2GHIBLQGG
9 09
onder meer over de vertaling van de laatste wetenschappelijk inzichten naar zorgprotocollen. Als alle disciplines gezamenlijk leren, wordt dat soort gesprekken ook de normale praktijk. Verpleegkundigen voelen zich nu nog niet altijd uitgenodigd om op deze manier hun bijdrage te leveren.’ In onder meer het academisch ziekenhuis Maastricht (azM) vinden dit soort trainingen nu al wel plaats, vertelt Koos Desserjer, programmamanager en onderwijskundige bij het stafdirectoraat Zorg en Leren. ‘OK-teams en gespecialiseerde afdelingen trainen in een simulatiecentrum om beter voorbereid te zijn op bepaalde rampscenario’s in de praktijk. Ze maken er gebruik van een
‘Het zou fantastisch zijn als in het hbo docenten uit het wo willen lesgeven’ robot – de life-patient-simulator – die bijvoorbeeld fysieke reacties vertoont als je de verkeerde medicijnen toedient. Het team moet dan oplossingen bedenken. Dat is een perfecte manier om de taken te verdelen en de juiste manier van leidinggeven en communiceren te bepalen. Zet je als zorginstelling in op meer multidisciplinaire behandelingen, dan zal teamleren de samenwerking op de werkvloer zeker verhogen.’ Niet zo hip Behalve de multidisciplinaire praktijk is voor Rita van der Hem de vergrijzing reden om de samenwerking tussen wo- en hbo-opleidingen nog meer te stimuleren. Zij is momenteel clustermanager nursing aan de Hogeschool Inholland en werkte eerder als onderwijscoördinator in VUmc onder meer mee aan
10
I.O. Magazine van het IOO JANUARI 2011
het nieuwe curriculum VUmc-compas. ‘Alle type opleidingen – wo, hbo en mbo – moeten sowieso gezamenlijk een strategie bedenken voor het binnenhalen én binnenhouden van de 460.000 zorgprofessionals die er straks nodig zijn. Dat is een sense of urgency, die de zorg als geheel zou moeten voelen; zowel de onderwijs- als de zorginstellingen.’ Om al die toekomstige zorgverleners een prettige leeromgeving te bieden, zouden ook alle artsen een verplichting moeten voelen om op een goede en aantrekkelijke manier hun opgedane kennis door te geven aan anderen, vindt zij. ‘Kennis overbrengen is jammer genoeg niet zo hip onder academici. De focus van artsen ligt op patiëntenzorg en/of onderzoek, niet op onderwijs. Maar een expert in maagdarmleverziekten is niet automatisch iemand die zijn expertise goed en gedoseerd kan overdragen. In het hoger beroeps-
onderwijs is zelf onderwijs geven onderdeel van het studieprogramma: vierdejaars geven les aan tweedejaars collega’s, en beiden krijgen er studiepunten voor. Daardoor zit kennisoverdracht al meer in de hbo-genen.’ Aantrekkelijk kennis overdragen is één ding, rekening houden met het soort studenten is nog weer iets anders om aandacht aan te schenken. Artsen kunnen volgens Caroline van Mierlo ook bijdragen aan een prikkelende leeromgeving voor hbo’ers. ‘Die studenten hebben andere leervragen dan co-assistenten. Een arts kan bij een vraag van een verpleegkundestudent de student voorstellen het antwoord zelf te zoeken en het er dan morgen opnieuw over te hebben. Dat is een heel uitnodigende houding, die de student prikkelt verder te leren. En vanwege de grote behoefte aan verpleegkundigen, is zo’n houding in ons gezamenlijk belang. Zo’n aantrekkelijke leeromgeving houdt mensen binnenboord.’ Schools Op het gebied van werkplekleren heeft het hoger beroepsonderwijs inmiddels een voorsprong opgebouwd, denkt Rita van der Hem. Daar kan wetenschappelijk onderwijs mogelijk nog iets van leren. ‘Elke hbo-student die op stage gaat, heeft een docent werkplekleren, die de student begeleidt en het contact met zowel de werkplek als de student onderhoudt. In het universitair onderwijs is werkplekleren minder gestructureerd, uit angst dat het te schools wordt. Maar je kunt best werkplekleren inzetten dat niet schools is, maar wel een goed richtsnoer geeft voor de wostudent. Bijvoorbeeld met opdrachten op maat, waarin een co-assistent een anamnese oefent in een trainingscentrum, dat vervolgens in de kliniek in de praktijk brengt en daar van zijn begeleider feedback op krijgt. Heel arbeidsintensief, maar wel prachtig, zinvol onderwijs.’ Fantastisch Werkplekleren is naar het idee van Van der Hem ook bij uitstek een terrein waarop het wo en het hbo beter kunnen samenwerken. ‘Tijdens hun stage moeten de verpleegkundigen-in-opleiding de kennis en kunde leveren waar de werkplek op zit te wachten. Daarover is intensief overleg nodig met artsen. Hetzelfde geldt voor curriculumontwikkeling. Nieuwe ontwikkelingen op de werkvloer – zoals kwaliteitszorg en telemonitoring – voor hartpatiënten, moeten hun weg
1,(8:B,2GHIBLQGG
I.O. Magazine van het IOO JANUARI 2011
11
FOTO DIGI DAAN
vinden naar onze opleidingen. Momenteel hebben we hierover twee keer per jaar overleg. Maar het zou fantastisch zijn als in het hbo docenten uit het wetenschappelijk onderwijs willen lesgeven die ook nog in de praktijk werkzaam zijn.’ En dan zijn de mogelijkheden nog niet uitgeput. Van der Hem: ‘Onze nurse practitioners kunnen bijvoorbeeld eerstejaars en tweedejaars geneeskundestudenten het uitvoeren van een lichamelijk onderzoek bijbrengen. Onze physician assistants zouden startende arts-assistenten kunnen uitleggen hoe zij bijvoorbeeld een beenmergpunctie moeten doen. En dan kunnen we bijvoorbeeld ook studenten naar elkaar doorverwijzen, zonder veel obstakels. Zodat bijvoorbeeld masterstudenten geneeskunde, die besluiten geen vervolgopleiding te doen, kunnen instromen in de hbo-masteropleidingen voor nurse practioner of physician assistant. Of dat een briljante hbo-student kan doorstromen naar de geneeskundestudie. Dan behouden wij hen toch voor de zorg.’
Artsen en verpleegkundigen in VU medisch centrum; (onder) op de foto tijdens een multidisciplinair overleg.
1,(8:B,2GHIBLQGG
Synergie Het azM kiest voor verregaande samenwerking tussen wo, hbo en mbo. Het verpleegkundig en medisch ondersteunend onderwijs zullen naar verwachting binnen vijf jaar samengaan met de FHML Maastricht (Faculty of Health, Medicine and Life Sciences), vertelt Koos Desserjer. ‘Wij hebben al een jarenlange traditie van het leren van elkaars didactiek en methodiek. Het vaardigheidsonderwijs van de Universiteit Maastricht, dat gekoppeld is aan uitgever Bohn Stafleu van Loghum, ligt bijvoorbeeld aan de basis van het verpleegkundig vaardigheidsonderwijs. Ook worden de competentiedomeinen, die geïntroduceerd zijn in het nieuwe wo-curriculum, nu ook ingevoerd binnen de hbo- en mbo-opleidingen.’ ‘In de nieuw op te richten organisatie zullen de drie vormen van onderwijs nog verder naar elkaar toe groeien. Bijvoorbeeld het evidence based werken zit nog bijna niet in het mboonderwijsprogramma; wij willen deze groep een wat sterkere positie op de markt geven door ze kennis te laten nemen van de wetenschappelijke onderzoeken en de effecten daarvan. Verder zal nader onderzoek naar werkplekleren van artsen, verpleegkundigen en andere zorgprofessionals in het azM een bijdrage leveren aan teamleren. Synergie op alle onderwijskundige vlakken is bij ons de weg van de toekomst.’
12
I.O. Magazine van het IOO JANUARI 2011
JANKE COHEN-SCHOTANUS
‘Koester de aandacht voor het competentiegericht leren’ ‘Er bestaat geen slechte opleiding Geneeskunde in dit land’, zegt Janke Cohen-Schotanus. Volgens de hoogleraar ‘Onderzoek van onderwijs in de medische wetenschap’ aan de Rijksuniversiteit Groningen zijn de studenten tevreden, net als de opleiders én bestaat er internationaal veel waardering voor Nederland. Toch is er nog altijd ruimte voor vernieuwing. DOOR WILLY FRANCISSEN, FOTO’S REYER BOXEM
1,(8:B,2GHIBLQGG
I.O. Magazine van het IOO JANUARI 2011
E
nige tijd geleden hoorde Janke CohenSchotanus haar studerende zoon tegen zijn zus – ook student – roepen: ‘Heb jij nog een zelfreflectie voor mij?’ De zoon moest reflecteren op wat hij had geleerd en daarover een verslag schrijven, geheel volgens de regels van het competentiegerichte leren. ‘Deze vorm van leren is ook in de medische opleidingen de trend, maar zo moet het dus níet’, zegt zijn moeder lachend. ‘Het moet geen papieren kunstje worden.’ Cohen kan het weten, want ze doet al sinds de jaren ’70 onderzoek naar het onderwijs in de medische wetenschappen. Van oorsprong is ze psychologe, maar ze rolde al tijdens haar studie het vak in. ‘Ik houd wel van cijfertjes’, zegt ze. ‘Bovendien is het onderwijs altijd in beweging, er gebeuren altijd nieuwe dingen.’ Cohen hielp bij de ontwikkeling van de meest recente curricula voor Geneeskunde. Sinds de oprichting in 2005 is ze hoofd van het Centrum voor Innovatie en Onderzoek van Medisch Onderwijs in het UMCG. Het centrum zet de Groningse onderwijsinnovaties internationaal op de kaart. Samen met haar medewerkers en vijftien aio’s bestudeert ze vooral de effecten van onderwijsinnovaties op de klinische werkplek. Ze doet dus veel onderzoek naar veranderingen in de masterfase van de opleidingen geneeskunde, tandheelkunde en bewegingswetenschappen, en ook in de vervolgopleidingen. Daarnaast helpen Cohen en haar medewerkers bij de ontwikkeling van curricula. ‘In het verleden was de aanleiding voor een curriculumverandering meestal dat het rendement van de opleiding omhoog moest. Tegenwoordig hebben we te maken met inhoudelijke redenen. Op dit moment is dat de wens om meer competentiegericht te werken. Alle acht medische faculteiten voeren deze werkwijze in. Wij waren in Groningen de eerste.’ Alle onderwijstypen doen aan competentiegericht leren. Is het niet een modeverschijnsel? ‘Nee, zeker niet. In de geneeskunde kunnen we niet meer zonder. De patiëntenpopulatie stelt andere eisen aan artsen dan vroeger. Mensen willen nog steeds een dokter met veel medische kennis, maar hij of zij moet ook kunnen communiceren, problemen oplossen, samenwerken, reflecteren, onderzoeken en handelen. Dat is belangrijker geworden nu de patiënt mondiger is en zelf toegang heeft tot een schat aan informatie via internet. De artsen hebben in hun vak
1,(8:B,2GHIBLQGG
13
ook te maken met meer en steeds complexere informatie. Er is geen dokter meer die alleen werkt. Als je niet kunt samenwerken, ben je niet geschikt voor het beroep. Aan dit soort competenties moet je dus in het curriculum en in de toetsing aandacht besteden. Alleen kennis toetsen is niet meer voldoende. De noncognitieve vaardigheden zijn lastiger op schrift te testen, dus dat gebeurt via observaties, presentaties en portfolio’s. De aandacht die hier nu voor bestaat, is heel belangrijk, die moeten we vasthouden en koesteren.’ ‘Waar we wel voor moet oppassen, is dat het niet te veel een papieren exercitie wordt. Er is veel papier gemoeid met de beoordelingen, het schrijven van verslagen en het opbouwen van de portfolio’s. Dan krijg je zoiets als bij mijn zoon, die zijn reflectieverslag vulde met onderdelen uit het verslag van zijn zus. We moeten voorkomen dat het te veel van hetzelfde wordt en dat het doorschiet in details. Dan doen studenten en docenten een hoop werk zonder dat het iets voorstelt in de praktijk. Daar heb ik wel zorgen over, want dan gaan dit soort vernieuwingen weerstand oproepen.’ ‘Hoe het anders moet? Door te onderzoeken wat werkt, door uit te proberen hoeveel beoordelingen nodig zijn om studenten tot het gewenste gedrag aan te zetten. Dan blijkt waarschijnlijk dat je niet elke checklist tot in detail samen hoeft door te lopen, maar dat één globaal oordeel net zo goed is.’ Groningen gaat ver in de invoering van competentiegericht leren. Studenten volgen bijvoorbeeld niet meer alle co-schappen. Waarom is dat? ‘Als je je richt op competenties, dan is een co-schap van een week te kort. Dan weet je net de kapstok en het koffiezetapparaat te vinden. Voor het ontwikkelen van de vaardigheden heb je langer de tijd nodig, en dat kan op meerdere plekken. Een slechtnieuwsgesprek kun je overal leren. Studenten zijn daarom sinds 2006 langer op één plek, gaan niet meer overal heen, en we hebben ook de volgorde van de co-schappen losgelaten. Dat gaf de nodige opwinding bij de geaffilieerde ziekenhuizen. Sommige artsen zeiden: dan krijg ik geen studenten meer naar mijn vak. Daar staat tegenover dat de meeste specialisten het heel plezierig vinden dat de studenten langer bij ze blijven. Van de echt enthousiaste opleiders in de ziekenhuizen kunnen we meer en beter gebruik maken.’ ‘Om de competenties te ondersteunen gaan de studenten elke woensdagmiddag naar een
14
I.O. Magazine van het IOO JANUARI 2011
coachingsgroep. Met tien tot twaalf studenten krijgen ze intervisie en praten ze over algemene onderwerpen waarvoor wij expliciete aandacht willen in de opleiding. Dan gaat het bijvoorbeeld om euthanasie, seksuele intimidatie, overgewicht, therapietrouw.’ Wat is het effect op de studenten? ‘Op kennistoetsen scoren onze studenten niet anders dan andere studenten Geneeskunde. Of ze beter scoren op het behalen van competenties, is lastig vast te stellen. Wat we wel zien, is dat in de coachingsgroepen de studenten opvallen die minder goed presteren. Voorheen gingen die op in de massa. Nu zijn hun prestaties, of het gebrek eraan, zichtbaarder. Deze studenten proberen we te bewegen om iets anders te gaan doen.’ U hebt in uw oratie vorig najaar zelfs gepleit voor het mee laten wegen van non-cognitieve vaardigheden – competenties – bij de selectie van studenten geneeskunde.
‘Ik heb gezegd dat als het nieuwe kabinet de plannen doorzet om de loting af te schaffen, een selectieprocedure met daarin cognitieve én non-cognitieve kwaliteiten een goede vervanger is. Als er problemen zijn met artsen, gaat het vaak over hun non-cognitieve kwaliteiten. Je moet dus niet alleen op cognitieve aspecten selecteren. Laat dan ook maar de regel los dat iedereen die gemiddeld een 8+ scoort zonder meer wordt toegelaten. Maar het is een probleem hoor, dat selectieverhaal. Mensen denken dat als we selecteren het rendement vanzelf omhoog gaat. Uit onderzoek blijkt dat het niet zo eenvoudig ligt.’ Wat moeten we nog meer koesteren in de opleidingen, behalve de aandacht voor non-cognitieve vaardigheden? ‘Wat beslist heel goed gaat, is het onderlinge overleg en de samenwerking tussen de acht medische faculteiten. We hoeven niet steeds het wiel opnieuw uit te vinden. We kunnen in elkaars keuken kijken, en dat doen we ook. De drempel daarvoor is heel laag, er is
‘Van de echt enthousiaste opleiders in de ziekenhuizen kunnen we meer en beter gebruik maken’
1,(8:B,2GHIBLQGG
I.O. Magazine van het IOO JANUARI 2011
weinig competitie. Dat vind ik heel goed. Verder zijn er veel goede dingen gebeurd met de docenten. Er zijn veel trainingen Teach the teacher opgezet, ook voor specialisten. Daar komen ze in groten getale op af. Onder meer VUmc doet daar veel aan.’ ‘Goed buiten het wetenschappelijk onderwijs vind ik de nieuwe hbo-opleidingen Nurse Practitioner en Physician Assistant. Ik heb ze gevisiteerd en me er daarom in verdiept. Die opleidingen geven fysiotherapeuten, verpleegkundigen en verloskundigen mooie carrièrekansen. Als ze veel ervaring in hun vak hebben en ze doen zo’n hbo-master erbij, dan kunnen ze handelingen van artsen overnemen. Dat maakt de zorg ook goedkoper, dus het mes snijdt aan twee kanten. Een goede ontwikkeling.’ Wat zou u willen aanpakken of veranderen in de medische opleidingen? ‘Er wordt altijd van onze initiële opleiding gezegd dat het een beroepsopleiding is. Als dat werkelijk zo zou zijn zou je die hele opleiding moeten overhevelen naar
15
‘ We kunnen in elkaars keuken kijken, en dat doen we ook’ het hbo, dat scheelt meteen een hoop geld. Maar het is niet zo, het is een wetenschappelijke opleiding. Dat mag best duidelijker naar voren komen. Wetenschappelijke aspecten zitten nu te impliciet in de curricula. In Groningen laten we studenten in opgeknipte stukken kennismaken met wetenschappelijk onderzoek: ze doen een leeronderzoek, formuleren onderzoeksvragen, maken een onderzoeksdesign. We letten erop dat dit goed geregeld is.’ ‘Patiëntveiligheid is ook zo’n onderwerp dat meer aandacht verdient. Dan gaat het niet alleen om apparaten en procedures, maar ook om samenwerking tussen verschillende disciplines. Daar hoort interprofessioneel leren bij: studenten uit verschillende opleidingen volgen gezamenlijk onderwijs. Wat ook bij patiëntveiligheid hoort, is leiderschap. Daar besteden we nu in de opleiding geen aandacht aan, terwijl de curatieve zorg behoefte heeft aan bijvoorbeeld medische professionals die in samenwerking met anderen leiding kunnen geven aan beter functionerende zorgteams. Samen met VUmc zijn we een project gestart, dat zich richt op leiderschap als onderdeel van de vervolgopleiding.’ Wat is de komende tijd in uw eigen werk de grootste uitdaging? ‘Wat altijd speelt bij vernieuwingen is het risico dat ze een te pietluttig niveau bereiken en daardoor weerstand oproepen. Denk maar aan die papierwinkel bij het beoordelen van competenties. Voorkomen dat dit gebeurt, is een continue uitdaging. Daarnaast zou ik graag longitudinaal de groei meten die studenten doormaken. Wat leren ze nou, hoe gaan ze vooruit, welke fouten maken ze? Dat is lastig om vast te leggen binnen de huidige wetgeving. Als een student het niet goed doet tijdens een co-schap interne geneeskunde en hij gaat naar kindergeneeskunde, dan mogen wij volgens de privacyregels de nieuwe begeleiders niet waarschuwen. We gaan bekijken hoe we zoiets via het portfolio kunnen oplossen.’
1,(8:B,2GHIBLQGG
16
I.O. Magazine van het IOO JANUARI 2011
Binnen VU medisch centrum en de Amstel Academie heeft een groepje pioniers zich met tomeloos enthousiasme op e-learning gestort. Welk type toepassing heeft zich intussen in de opleidingspraktijk al bewezen en waarom? DOOR WILMA MIK BEELD: ANDRÉ THIJSSEN
Genieten van e-learning E
en ongemakkelijk gevoel bekroop Wolter Mooi, hoogleraar pathologie en veelgeprezen docent van VUmc. De talrijke digitale mogelijkheden bleven naar zijn smaak te veel ongebruikt in het onderwijs dat hij verzorgt. ‘Als er manieren zijn om studenten optimaler te prepareren op hun toekomst, hebben we de verplichting om deze ook toe te passen. De arts van de toekomst is altijd en overal online - via een hoogwaardig apparaat waarmee hij alles op kan zoeken, wanneer en waar hij dat maar
1,(8:B,2GHIBLQGG
wil. Hij trekt geen boek meer uit de kast. Zulke naslagwerken zijn in de snel veranderende geneeskundige wereld een verouderd medium. Dat betekent dat de studenten van nu moeten leren omgaan met digitale toepassingen. Dat is een nieuwe competentie die studenten moeten verwerven en daar zul je ze in moeten trainen.’ Webcolleges Dus begint Mooi een aantal jaren terug zijn colleges op te nemen en zet ze op het veelgebruikte digitale studieplatform
Blackboard. Een groot succes, studenten reageren laaiend enthousiast. Bovendien blijken er enkele onvermoede voordelen te zitten aan deze manier van informatieoverdracht. Mooi: ‘Studenten kunnen het college op hun computer veel geconcentreerder volgen dan in een collegezaal. Het geluid is beter, ze kunnen surfen door de presentatie, stukjes overslaan die ze al weten, herhalen wat ze nog niet snappen, stil zetten en even een leerboek opslaan.’ Studenten vragen aan andere docenten dit initiatief na te volgen en inmiddels wordt in de
I.O. Magazine van het IOO JANUARI 2011
17
hun totaliteit met een hoge resolutie ingescand. Op je computer kan je dan navigeren en inzoomen op het gedigitaliseerde beeld. De kwaliteit is veel beter dan dat van een studentenmicroscoop. In de toepassing van Mooi ‘wandelt’ hij met je mee terwijl je scrollt over het beeld van de coupe en geeft de hoogleraar her en der een toelichting. In het programma zijn ook vragen opgenomen, waaronder oude examenvragen. ‘Studenten geven terug dat ze van deze manier van studeren heel veel opsteken.’ Binden Ook social media zet Mooi in. Met name Facebook gebruikt hij graag om studenten op interessante artikelen en nieuwsberichtjes te attenderen en uitwisseling te stimuleren. Dat werkt kennelijk, want in een paar maanden tijd heeft hij 565 vrienden verzameld. ‘Het is voor mij een methode om studenten aan me te binden en zicht te krijgen op wat hen bezighoudt. Dat kan ik weer gebruiken in mijn colleges.’ Hyves beschouwt hij als 50-plusser als een no go area en Twitter is wat te beperkt met zijn 140 karakters.
bachelor geneeskunde vrijwel elk college opgenomen en op Blackboard gezet. De Blackboard-omgeving heeft ook een paar nadelen. Het is bijvoorbeeld een gesloten systeem. Om die reden kiest Mooi óók voor andere, breder toegankelijke media. Hij splitst zijn colleges op in blokjes van een kwartier en zet ze op YouTube – goed behapbaar, zeker als je in trein of bus zit en de informatie via je oortjes en het schermpje van mp3speler of smartphone tot je wilt nemen. Deze aanpak biedt hem ook de mogelijkheid om extra colleges beschikbaar te
1,(8:B,2GHIBLQGG
stellen. ‘Daarin kan ik stof behandelen waar ik niet aan toe kom in de reguliere colleges. Een prachtige manier om verdieping aan te brengen en een hoger niveau te bereiken. En als je kijkt wat je nodig hebt om je college op YouTube te zetten, is dat minder dan het maken van een goeie powerpoint-presentatie. Elke docent moet dit kunnen en dus ook doen.’ Hoogleraar Mooi maakt ook gebruik van virtuele microscopie, een digitaal alternatief voor conventionele microscopie. Cel- en weefselpreparaten worden in
Virtuele campus Een andere pionier binnen VUmc, KNOarts Jochen Bretschneider, kan slecht uit de voeten met Blackboard. ‘Veel te rigide’, meent hij. Het Noorse systeem Fronter biedt veel meer mogelijkheden voor een inspirerende digitale leeromgeving. Hij is sinds drie jaar projectleider van een pilotproject binnen VUmc om de mogelijkheden van Fronter verder te onderzoeken. Sinds 2008 wordt Fronter volop en helemaal volwaardig gebruikt. Wie een account heeft, krijgt een sleutel waarmee hij verschillende (digitale) ruimtes kan betreden – het oogt als een virtuele campus. Je vindt er per vakgebied en studiejaar roosters, een gespecialiseerde bibliotheek met daarin de belangrijkste studieboeken en wetenschappelijke tijdschriften die online zijn te raadplegen. Een overzicht van de verplichte leerstof,
18
I.O. Magazine van het IOO JANUARI 2011
ziektebeelden, toetsen. Bretschneider laat de ruimte van zijn specialisme zien. Gedurende twee weken KNO moeten co-assistenten dertien KNO-klachten leren met behulp van leerpaden. In elk van de leerpaden wordt in een duidelijke structuur de lesstof over de bijbehorende anatomie, fysiologie, het KNOonderzoek en de differentiaaldiagnoses en therapieën getoond. Aansprekende informatie is opgenomen: tekst, beeld, animaties, filmpjes van operaties. Tom Waits begeleidt het leerpad keelklachten, Beethoven doofheid. Bretschneider maakt gebruik van de rijkdom aan materiaal dat nu al gewoon voorhanden is op het internet: 69 videoclips die samen de hele anatomie van KNO in kaart brengen. ‘Een verbluffende score.’ Hij vindt het wel belangrijk het materiaal aan te passen aan de eigen leeromgeving, zowel wat didactiek
betreft als de vormgeving. ‘Dat kost tijd, maar die win je later weer terug doordat het onderwijs efficiënter en effectiever verloopt en het materiaal meer wordt gebruikt.’ Overigens neemt de productie van eigen materiaal steeds meer toe. Niet alle docenten staan te trappelen om mee te doen, maar dan nemen studenten het initiatief – zowel bij VUmc als bij de Amstel Academie. Een werkgroep studenten richt onder inhoudelijke toezicht van een docent een studentenruimte in voor gynaecologie, de operatieassistenten voor hun opleiding. ‘Wij kunnen nu bijvoorbeeld foto’s en overzichten van de operatienetten weer gebruiken als lesmateriaal voor studenten van andere disciplines en zelfs voor aio’s.’ Een ander ambitieus project is de toelating van VUmc tot iTunesU. Al 500 tot 600 universiteiten draaien mee in
dit wereldwijde, virtuele netwerk van wetenschappers. Het is een enorme podcast-database, gevuld met 300.000 colleges, presentaties en voordrachten. Vanuit Nederland is de bijdrage tot nu toe beperkt tot de Open Universiteit en TU Delft. Bretschneider – ook hier de drijvende kracht – verwacht dat VUmc begin 2011 wordt toegelaten. Een werkgroep werkt hard aan de inhoud: de productie van podcasts en ander onderwijsmateriaal dat studenten gratis kunnen downloaden en vanaf hun computer, mp3-speler of smartphone kunnen bekijken. ‘Maar ook webcolleges, wetenschappelijke artikelen en hele proefschriften vormen uitstekende content, die via iTunesU veel verder verspreid kan worden dan op de traditionele manier met vakbladen of congrespresentaties.’ Nu al is materiaal van vijf vakgroepen van VUmc (KNO,
VUISTREGELS ROBERT-JAN SIMONS, hoogleraar didactiek in digitale context aan de Universiteit Utrecht, geeft enkele vuistregels voor het toepassen van e-learning: ONTWIKKEL EEN GEMEENSCHAPPELIJKE VISIE over de inzet van digitale toepassingen in het onderwijs en over de wijze van aanpak. Geef binnen die lijnen ruimte aan pioniers, doe experimenten en kijk op basis daarvan wat je geleidelijk aan kunt invoeren. INTEGREER DE DIGITALE LEEROMGEVING met onderdelen zoals YouTube en iTunes– media die door veel studenten worden gebruikt. GA UIT VAN HETEROGENITEIT IN VAARDIGHEDEN EN BEHOEFTES VAN STUDENTEN bij de uiteenlopende ICT-toepassingen. De internetgeneratie vertoont een grote diversiteit. Het aantal nerds is kleiner dan menigeen denkt, en lang niet iedereen is handig in het zoeken op internet of het opbouwen van sociale netwerken.
1,(8:B,2GHIBLQGG
I.O. Magazine van het IOO JANUARI 2011
pathologie – met diverse webcolleges van Mooi, microbiologie, neurologie, kindergeneeskunde) als podcast via iTunes te raadplegen. Leuker Uiteraard past ook het hoger beroepsonderwijs e-learning toe, bijvoorbeeld door middel van een reeks aan e-modules, zoals e-Xpert waarmee je ECG’s kan leren lezen (zie pagina 28 – red.). Andere thema’s zijn: borstvoeding en hoe te handelen bij kindermishandeling. Met e-learning is vooral winst te boeken als het gaat om ‘kennisverwerving’, meent directeur Wim Polderman van de Amstel Academie. Vaardigheden en competenties vereisen toch nog steeds een optreden in real life: in het skills lab, in de werkgroep, op de werkvloer. De Amstel Academie heeft effecten onderzocht van e-learning. Verpleeg-
1,(8:B,2GHIBLQGG
kundigen scoorden bij een toets iets beter op de inhoud als ze een e-module hadden gevolgd, dan de collega’s die op de traditionele manier hadden geleerd. Het grote verschil zit hem in een veel effectiever leertraject. Polderman: ‘De studenten gaan sneller door de stof en ervaren die als veel leuker.’ Toen Mooi voor het eerst zijn virtuele microscopiecoupes met begeleidende uitlegfilmpjes ging aanbieden, schoten de toetsresultaten van de microscopietoets omhoog, terwijl hij aan de toetsinhoud niets had veranderd. De toetsresultaten vielen zo hoog uit, dat de examencommissie gealarmeerd raakte: of hij zijn eisen misschien danig naar beneden had gesteld. ‘Ik toetste op het oude niveau, maar de studenten presteerden door deze virtuele microscopieomgeving veel beter. De moeilijkheidsgraad van de toets kan dus omhoog.’
19
In elk geval weten de meeste studenten wel raad met e-learning. Bretschneider ziet intussen met voldoening ook het aantal inlogs op Fronter spectaculair stijgen.
MEERWAARDE Volgens hoogleraar didactiek in digitale context Simons heeft e-learning op een aantal punten belangrijke meerwaarde, mits de organisatie ervan past binnen de gehanteerde visie op opleiden en e-learning. Binnen een heel traditioneel onderwijssysteem interactieve software introduceren, zal op problemen stuiten. •Kennis is op elk moment en op elke plek beschikbaar. •Uniformiteit: iedereen krijgt op dezelfde manier toegang tot dezelfde kennis. •Door gebruik te maken van de kwaliteiten van meerdere media (geluid, bewegend beeld etc.) kan het leren efficiënter en effectiever verlopen. •Interactie: studenten helpen elkaar de leerstof te begrijpen. In de digitale leeromgeving doet iedereen mee, ook degene die elders vertoeft of in een mondelinge discussie niet tot zijn recht komt. •De uitwisseling blijft beschikbaar, je kunt het nog eens nalezen. •Peer feedback via een digitale leeromgeving verbetert de kwaliteit van het leren. Bijvoorbeeld: een student maakt een samenvatting, alle leden van zijn peer-groep geven feedback. Dit gaat snel en het onderwijsproces wordt voor studenten en docent inzichtelijk. Wie heeft de goede oplossingen, wie stelt de goede vragen, wie maakt de goede samenvattingen? Op al die onderdelen kan de docent beoordelen. •Elektronisch toetsen – mits goed toegepast – kan leiden tot een essentiële kwaliteitsverbetering van het onderwijs.
20
MEELOPEN MET... ARNOUD BRUINS
‘ALS IK VRAGEN STEL, MERKEN ZE HOE GRAAG IK WIL LEREN’
Lynn werd met 26 weken veel te vroeg geboren, maar na 8 weken couveuse doet ze het goed, zegt co-assistent Arnoud Bruins.
1,(8:B,2GHIBLQGG
I.O. Magazine van het IOO JANUARI 2011
21
Op de afdeling neonatologie en kindergeneeskunde van het Spaarne Ziekenhuis in Hoofddorp werken acht specialisten op acht couveuses, twaalf eenpersoonskamers, vier ruimtes voor ‘meer kinderen op een zaal' en twee behandelkamers. In die medische biotoop lopen nog eens vier geneeskundestudenten hun co-schappen. Arnoud Bruins is een van hen. DOOR GALIËNE GERRITSEN FOTO ALLARD DE WITTE
‘H
ai, ik ben de nieuwe co.’ Arnoud Bruins schudt handen. Nog meer handen. Van medewerkers op de patiëntenplanning, van kinderartsen, assistenten, verpleegkundigen. Van ouders, die langskomen voor een diagnosegesprek. Niet van de schoonmaker. En ook niet van de keukenmedewerker die drinken rondbrengt. Wel weer van de afdelingssecretaresse. ‘Arnoud, de nieuwe co.’ De eerste dag op de afdeling neonatologie en kindergeneeskunde in het Spaarne Ziekenhuis in Hoofddorp staat in het teken van wennen. En handen. Type Terwijl zijn nieuwe collega’s deze ochtend de visites doornemen – elk van de acht couveusekindjes wordt even doorgelicht – zit Arnouds hoofd vol twijfel. Hij is 24 en heeft er een zwaar weekend op zitten met peinzen. Tot voor kort leefde hij met één ijzeren zekerheid: cardioloog worden. Type doener, niet te lang nadenken, meteen actie ondernemen. Totdat hij de afgelopen vier weken stage liep op de afdeling gynaecologie en merkte hoe interessant dat was. ‘Op de gyn komt het beste van alle werelden samen’, vindt Arnoud nu. De poli, operaties, bevallingen leiden. Contact
1,(8:B,2GHIBLQGG
met jonge, aanstaande ouders én betrokkenheid bij de vrouw van 50 met medische klachten van de overgang. Die diversiteit, waar vind je dat? De schok Maar wat nu? Een wending in zijn keus betekent een wending voor zijn toekomstbeeld. Gynaecologie heeft nog nooit in zijn top-3 gestaan. Chirurgie wel, omdat het tegen cardiologie aanschurkt. Om de schok van zijn eigen ontdekking te verwerken praatte hij dit weekend met een vriend die ook gynaecoloog is. En met zijn ouders. ‘Maar zij zijn geen arts. Dat merk je.’ Om met een ‘kundige’ zijn toekomstplannen nog eens door te spreken heeft Arnoud een mail gestuurd aan de chirurg bij wie hij als vierdejaars een onderzoek deed. ‘Iemand uit het wereldje, dat praat makkelijker. Dat ik een van de snelsten ben van mijn jaar is niet de garantie voor een baan.’ Daar denkt hij aan, deze ochtend. Huidje Over de schouder van de assistentkinderarts kijkt Arnoud naar de rode huid van de pasgeboren Mees.Armen over elkaar, benen in een kleine spreidstand. In de behandelkamer heerst rust. Alleen Mees maakt geluidjes. Als een piepend musje sabbelt
22
hij op een speen met fructose, een snoepje tegen de stress. Mees is de helft van een tweeling, een neonaat, met 32 weken te vroeg geboren. Zijn broer en hij hebben hyperviscositeit, een teveel aan rode bloedcellen waardoor het bloed stroperig wordt en minder goed kan circuleren. Om het gehalte bloedcellen te onderzoeken neemt de arts-assistent 1 milliliter bloed af. Maar zo makkelijk gaat dat niet; het bloedvat is niet vindbaar, drie keer gaat de naald in het dunne huidje van de baby. Arnoud zet z’n handen in de zij. Ze jeuken. Deze zomer heeft hij een aantal weken op de tromboseafdeling van een ander ziekenhuis gewerkt, liet hij zich net ontvallen tegenover de assistent. Prikken kan hij wel, wil hij maar zeggen. Maar ze reageerde niet. Arnoud weet wel waarom. Op een kinderafdeling mag een co in eerste instantie vooral kijken, niet doen. Neonaten zijn immers extra kwetsbaar, daarbij neem je geen enkel risico. ‘Dus aan 1 milliliter bloedafname heb je voldoende?’, vraagt hij, terwijl uit Mees’ armpje een heel klein druppeltje bloed vloeit. Het is een vraag waarop hij het antwoord al weet. Hij vraagt het expres. ‘Als ik vragen stel, merken ze hoe graag ik wil leren’, zal hij later zeggen. Alle antwoorden drinkt hij in. Hiërachie Een uur later klit een klein groepje dokters samen in een zaaltje. ‘Lunchen met wetenschap’ van kinderarts A.G. Ketel over hypertone zoutoplossingen om acute brioncholitis te verhelpen. Interessant, vindt Arnoud. Wetenschapslunches zijn leerzaam. Vakinhoudelijk. Bovendien: wie in het groepje toehoorders zegt wat en wanneer? En hoe? Een lesje hiërarchie krijg je cadeau. Na de lunch schiet Arnoud de arts nog even aan; met hem heeft hij de
1,(8:B,2GHIBLQGG
volgende dag een afspraak om te weten te komen wat van hem wordt verwacht op neonatologie en kindergeneeskunde. Even een handje schudden, tussendoor.
perspectief bieden, dat ligt hem. Voor zijn gevoel komt deze eerste dag met ‘kat uit de boom kijken’ langzaam op gang. Nu hij de kinderarts gesproken heeft, zit er schot in de zaak. Kreunende ademhaling En dan is het gedaan met de rust. De verloskamer belt in verband met een ‘kind met een slechte start’. Arnoud hoort de overdracht aan: moeizame bevalling, uitlopend in een vacuümextractie na zeven pogingen. Naderhand vertelt hij het verloop in even staccato bewoording: ‘Apgarscore 2-3. Even aangeblazen. Een kreunende ademhaling. Maar ik was al blij dat ze met zo’n lage score snel verbetering toonde. Misschien heeft ze een sleutelbeenbreuk opgelopen, vanwege die uitdrijving. We houden haar op de couv’, voor observatie.’
‘Op de gyn komt het beste van alle werelden samen’ Toegegeven, het druist in tegen de manier waarop Arnoud dit het liefst zou aanpakken. Hij leert door deelgenoot te worden van een team en aan de slag te gaan. Contact maken met mensen, hun verhaal horen, hen verder helpen. Ook in het klein, met kinderen. In zijn vrije tijd geeft Arnoud schaatsles aan een clubje acht- tot tienjarigen. Iemand
Pasgeborenen Hij mocht het meisje later zelf onderzoeken, vertelt hij erbij. Zo ondervond hij dat kinderartsen pasgeborenen uitgebreider bekijken dan gynaecologen dat deden in zijn vorige stage. Het ‘doen’ montert hem op. Maar dat is niet de enige reden van zijn vrolijkheid, geeft hij toe. Hij heeft zijn mail net bekeken. De chirurg die hij in zijn vertwijfeling had aangeschreven voor een afspraak, heeft enthousiast gereageerd. Hij zal nog deze week met hem om tafel zitten, om zijn toekomstplannen te bespreken. De naam van baby Mees is gefingeerd in verband met privacy
1 MINUUT
EEN SIGNALEMENT VAN BOEIENDE PUBLICATIES IN ONGEVEER 1 MINUUT LEESTIJD.
I.O. Magazine I.O. Magazine van hetvan IOO-VUmc het IOO JANUARI 2011
WIKIWIJS Eind 2008 lanceerde toenmalig minister Plasterk het idee voor Wikiwijs: een mogelijkheid voor alle docenten van Nederland om op internet hun lesmateriaal te publiceren. Kennisnet en de Open Universiteit kregen de opdracht dit plan verder uit te werken. Inmiddels zijn er een miljoen objecten terug te vinden via Wikiwijs, variërend van een foto tot een complete cursus. Het jaar 2010 stond voor Wikiwijs in het teken van tests en gebruiksonderzoeken. Dat leidde tot verdere verbeteringen in de manier van zoeken en het gebruiksgemak. Nieuw was ook het in gang zetten van ‘keurmerkgroepen’: deskundigen die het gepubliceerde onderwijsmateriaal kunnen controleren. Docenten in het hoger onderwijs kunnen op dit moment
nog niet zelf lesmateriaal plaatsen. Voor dat domein maakt Wikiwijs gebruik van LOREnet, zodat alsnog zo’n 150.000 objecten teruggevonden kunnen worden, waaronder e-learning modules die van www.medischonderwijs.nl afkomstig zijn. Dat docenten uit het hoger onderwijs nog niks op Wikiwijs kunnen publiceren, heeft te maken met ‘metadatering’, oftewel welke karakteristieken er gebruikt gaan worden om materiaal terug te vinden, aldus Robert Schuwer, contentmanager Wikiwijs bij de Open Universiteit. GEZIEN IN: OnderwijsInnovatie. September 2010, p.38-39. Open Universiteit Nederland. De Hullu: ‘Maatwerk mogelijk met Wikiwijs’.
PROFESSIONEEL Vorig najaar verscheen in Medical Teacher een artikel over hoe professioneel gedrag aan de Nederlandse geneeskundige opleidingen is doorgevoerd, nadat in 2002 het projectteam Consilium Abeundi daarvoor aanbevelingen publiceerde. In 2009 werd de voortgang onderzocht met hulp van vragenlijsten. Respondenten kregen vragen voorgelegd als: hoe wordt professioneel gedrag onderwezen? Hoe en in welk jaar worden resultaten van dat onderwijs getoetst? Door wie wordt er getoetst en met welke instrumenten? Wat gebeurt er als de toetsing negatief uitvalt? Hoe worden docenten getraind in het onderwijzen en toetsen van professioneel gedrag? Daarnaast konden deelnemers belemmerende en stimulerende factoren noemen bij het invoeren van de aanbevelingen. Belangrijke conclusies van dit onderzoek laten zien dat alle geneeskundige opleidingen sinds 2002 vooruitgang geboekt hebben bij het doorvoeren van het aanleren en toetsen
1,(8:B,2GHIBLQGG
23
van professioneel gedrag, bij sommige is dit echt een onderdeel van de cultuur geworden. Het artikel stelt dat er meer aandacht geschonken moet worden aan de competentie reflectie bij studenten. Er bestaan nog te weinig inzicht over de wijze waarop die verder ontwikkeld kan worden. Met betrekking tot de begeleiding geldt dat een goed model hoe om te gaan met studenten die onprofessioneel gedrag vertonen nog een belangrijk object van toekomstige studie moet zijn. Of de toegenomen aandacht voor professioneel gedrag daadwerkelijk leidt tot een verbetering van de zorg kan het gepresenteerde onderzoek niet beantwoorden, zo zeggen de auteurs. GEZIEN IN: Medical Teacher 2010; 32, nr. 9, p.733 – 739. Van Luijk, Gorter, Van Mook: ‘Promoting professional behaviour in undergraduate medical, dental and veterinary curricula in the Netherlands: Evaluation of a joint effort’.
1,(8:B,2GHIBLQGG
I.O. Magazine van het IOO JANUARI 2011
25
ESSAY
JE KUNT NIET SLIM ZIJN TEGEN JE ZIN KENNISONTWIKKELING EN SOCIAAL KAPITAAL IN EEN KENNISINTENSIEVE ORGANISATIE. DAT ZIJN DE UITDAGINGEN VOOR EEN OPLEIDINGSINSTITUUT, STELT PROF. DR. JOSEPH W.M. KESSELS. DOOR PROF. DR. JOSEPH W.M. KESSELS BEELD MARENTHE OTTEN
E
en van de lastige vragen voor een opleidingsinstituut van een kennisintensieve organisatie, zoals een universitair medisch centrum, is hoe je de deelnemers aan programma’s in staat kunt stellen om hun talenten tot ontwikkeling te brengen en hen deel te laten nemen aan verschillende vormen van kenniswerk. De klassieke opvatting is dat je dit proces goed moet managen, zeker als het voortbestaan van de organisatie sterk afhankelijk is van kennisontwikkeling. Maar is het wel mogelijk om het leren, de productie en toepassing van kennis en talent te ‘managen’? We weten al langer dat de effectiviteit van traditionele cursussen niet echt groot is. Dat wil niet zeggen dat de cursussen en trainingen van slechte kwaliteit zijn. In tegendeel: de docenten zijn bekwaam, de leerstof is actueel en de gebruikte hulpmiddelen voor kennisoverdracht zijn up to date. Het probleem zit in twee belangrijke aspecten: de transfer naar de dagelijkse werkpraktijk en de leerwensen van professionals. Transfer-of-training en het corporate curriculum Hoewel het zo logisch klinkt, is het toch lastig om de verbinding te leggen tussen de formele cursusresultaten en de praktijk van de dagelijkse werkomgeving. Zolang een opleiding gericht is op het behalen van een diploma of een andere formele kwalificatie, is er niet zoveel aan de hand. Op het moment dat we leertrajecten bewust willen inzetten om de kwaliteit van de kennishuishouding
1,(8:B,2GHIBLQGG
in de instelling of het bedrijf te versterken, is er meer nodig dan het organiseren van cursussen. Je wilt dan dat er op en rond het werk een verandering, verbetering of vernieuwing plaatsvindt. Als dat noodzakelijk is, dan moet de interventie ook daar plaatsvinden en niet uitsluitend in een opleidingsinstituut. Dit vraagt om een intensieve samenwerking tussen opleidingsinstituut en werkplek. Professionals moeten kunnen werken aan thema’s en vraagstukken die hen boeien en intrigeren, en die hen uitdagen om nieuwe kennis te ontwikkelen en deze toe te passen. Zo’n omgeving helpt de organisatie om kennisproductief te zijn. Die is dan in staat om werkprocessen, producten en diensten stapsgewijs te verbeteren en radicaal te vernieuwen, via het genereren, delen en toepassen van kennis. Voor een kennisintensieve organisatie is dit proces van kennisproductiviteit van vitaal belang. Tegelijkertijd is het onverstandig de leerprocessen die daarvoor nodig zijn over te laten aan het toeval. Intussen zijn we ook tot het inzicht gekomen dat we deze processen steeds minder kunnen organiseren en managen op de manier waarop we dat veelal gewend zijn. Kennisproductiviteit ontstaat niet op commando. Van der Waals (2001) heeft in zijn onderzoek aannemelijk gemaakt dat een medewerkersgestuurde aanpak van opleiden en leren meer positieve effecten heeft dan een klassieke managergestuurde werkwijze. Een alternatieve aanpak is het creëren van een ‘corporate curriculum’ (Kessels, 2001) dat van
Joseph Kessels is als hoogleraar Human Resource Development verbonden aan de Universiteit Twente. In 1993 promoveerde hij cum laude op een onderzoek naar het ontwerpen van succesvolle opleidingsprogramma’s. Samen met Cora Smit stichtte hij in 1977 Kessels & Smit, The Learning Company, een internationaal advies- en onderzoeksbureau op het gebied van opleiden, leren en ontwikkelen van mensen in hun werk. Tot en met 2010 was hij aan dit professionele netwerk verbonden. De Nederlandse Vereniging van HRDprofessionals (NVO2) verleende hem de eerste Opleidingsonderscheiding. Van de Twentse studenten kreeg hij in 2000 de Universitaire Onderwijsprijs.
26
I.O. Magazine van het IOO JANUARI 2011
de dagelijkse werkomgeving een krachtige leeromgeving maakt. Een corporate curriculum is geen leerplan in de traditionele zin van het woord, met vooraf bepaalde doelen en inhouden die in een vaste volgorde en via een vooraf bepaalde werkwijze overgedragen worden. Het is veel meer een rijk landschap, waarin individuen en teams hun weg zoeken en kennis construeren. Het vormgeven van een corporate curriculum kun je opvatten als het inrichten van een leeromgeving in directe verbinding met het werk. Dat doe je door leerprogramma’s te ontwerpen die aansluiten bij urgente vraagstukken op en rond het werk en waarvoor de deelnemers op zoek gaan naar nieuwe aanpakken, gebruikmakend van hun gezamenlijke talenten en de deskundigheid van anderen. In de context van een kenniseconomie is dit van groot belang. Alleen het uitgaan van zo’n aanpak heeft wel grote consequenties voor de organisatie van het dagelijkse werk: werken en leren zijn daarin haast niet meer te scheiden. De leerbehoeften van autonome professionals Naast een betekenisvolle integratie van de leer- en werkomgeving blijken ook persoonlijke factoren een belangrijke rol te spelen. In het bijzonder moeten we daarbij denken aan persoonlijke gedrevenheid, ambitie en de eerdere ervaringen van medewerkers. In de race om sneller en slimmer processen, producten en diensten te verbeteren en te vernieuwen, blijkt dat het onmogelijk is om de daarvoor benodigde kennis vanuit de traditionele top te bedenken, te sturen, te coördineren, te beheersen en te controleren. Ook al lukt het om grote hoeveelheden informatie, door middel van geavanceerde kennissystemen, op veel werkplaatsen tegelijkertijd beschikbaar te stellen, het betekent niet dat mensen daar automatisch enthousiast gebruik van zullen maken. Een nieuwe generatie medewerkers zal de werkomgeving vooral beoordelen op de geboden ontwikkelingsmogelijkheden en de mate waarin deze uitnodigt tot een inspirerende samenwerking met gelijkgestemden. Hier spelen niet alleen nieuwsgierigheid, persoonlijke interesse en passie een grote rol (Verdonschot, 2009), maar ook zaken als vertrouwen, transparantie, respect, gedeelde waarden en integriteit. Het zijn deze elementen die de kwaliteit van het sociale kapitaal in een organisatie bepalen (De Jong, 2010). Het leren in netwerken, uitgenodigd worden om aan een urgent vraagstuk te werken en in grote mate zelfsturend naar een oplossing kunnen zoeken, lijken belangrijke voorwaarden te zijn voor een nieuwe generatie professionals om aan hun kennisontwikkeling te werken.
1,(8:B,2GHIBLQGG
Je bekwaamheid kunnen verbeteren in betekenisvol werk, waarbij je autonomie gerespecteerd wordt, terwijl je deel uitmaakt van een aantrekkelijk gezelschap, zijn de belangrijkste ingrediënten voor de motivatie om te leren (Ryan & Deci, 2000). De relatie tussen werken en leren verandert hiermee fundamenteel: daar waar we gewend zijn opleiden en leren te zien als voorbereiding op bestaand werk of als aanpassing aan nieuw werk, is leren steeds meer een direct gevolg en onderdeel van het werk. Toegang hebben tot zinvol werk betekent dan toegang hebben tot krachtige leeromgevingen. Participeren in betekenisvol werk biedt de mogelijkheid om zichzelf te ontwikkelen en om in economische zin aantrekkelijk te blijven. Het management-denken is echter zo sterk doorgedrongen in het vormgeven van werkverbanden dat kennisintensieve organisaties zelfs begrippen als ‘kennismanagement’ en het meer recente ‘talentmanagement’, kritiekloos adopteren. In het slechtste
I.O. Magazine van het IOO JANUARI 2011
geval treffen we traditionele managers aan die de ontwikkeling van de noodzakelijke kennisnetwerken in de weg staan, omdat ze het werk organiseren op basis van macht en positie, gehoorzaamheid en bureaucratische regels. Veel energie van kenniswerkers gaat dan zitten in het opzoeken van vrijplaatsen, waar zij zich kunnen onttrekken aan het formele management dat het leren eerder belemmert dan stimuleert. Nieuwe uitdagingen voor een modern opleidingsinstituut Als we bovenstaande verkenningen overzien dan staat een modern opleidingsinstituut voor tal van nieuwe uitdagingen: hoe organiseer je uitdagende leerervaringen voor jonge professionals in de context van een kennisintensieve organisatie? De leeromgeving moet immers betekenisvol zijn, tegemoet komen aan de leerwensen van de professional, geïntegreerd zijn in de dagelijkse werkomgeving, zelfsturing mogelijk maken, en dat liefst in een sociaal netwerk van gelijkgestemden. Recente onderzoeken van Verdonschot (2009) en De Jong (2010) hebben aanwijzingen opgeleverd die behulpzaam zijn bij het ontwerpen van leertrajecten die passen bij deze ontwerpeisen. Hieronder volgen kort de belangrijkste. Ontwerpprincipe 1: Het formuleren van een urgent en intrigerend vraagstuk Een urgent en intrigerend vraagstuk is een voorwaarde om tot kennisproductiviteit te komen, het zorgt voor de noodzakelijke creatieve onrust. Het gaat niet alleen om een rationele noodzaak, maar ook om een persoonlijk gevoelde urgentie. Het wordt intrigerend als de vraag appelleert aan de ambities, nieuwsgierigheid en persoonlijke drijfveren van de deelnemers. Ontwerpprincipe 2: Werken vanuit wederzijdse aantrekkelijkheid Voor het gezamenlijk komen tot vernieuwend leren is een omgeving nodig met een hoge mate van wederzijdse aantrekkelijkheid: krachtige en constructieve relaties tussen mensen waarin opbouwende maar ook confronterende interacties mogelijk zijn. Openheid en creatieve communicatie zijn hierin erg belangrijk. Het gaat om voortbouwen en aanvullen, in plaats van elkaars inbreng bekritiseren en bestrijden. De kwaliteit van de verbindingen, op basis van vertrouwen,
1,(8:B,2GHIBLQGG
27
respect, transparantie en gedeelde waarden – het sociale kapitaal –, maakt een snelle toegang tot en uitwisseling van kennis en ervaringen mogelijk. Ontwerpprincipe 3: Werken vanuit kracht Je kunt een leerproces versnellen door juist te werken met wat er al aan sterke punten en talent aanwezig is, in plaats van analytisch de zwakke punten bloot te leggen en uit te gaan van gebrek en tekorten. Het bevordert ook het vertrouwen en de energie die nodig zijn om door te gaan: het versterkt het geloof in eigen kunnen, wat een van de belangrijkste voorspellers is voor succesvol leren. Ontwerpprincipe 4: Creërend leren Het samen iets maken stimuleert de ontwikkeling van nieuwe kennis. Het noodzaakt tot het expliciteren en verbinden van ervaringen, competenties, het concretiseren daarvan in nieuwe voorstellen, en het uitwerken en beproeven van deze voorstellen. Samen iets maken, is een alternatief voor het maar blijven praten, wat de energie doet weglekken. Ontwerpprincipe 5: Werken aan een sociaal communicatief proces Kennisontwikkeling is een sociaal proces waarin communicatieve en sociale vaardigheden belangrijke voertuigen zijn. Het vraagt om het organiseren van ontmoetingen, uitwisseling en constructieve confrontaties. Het vraagt om luisteren, nieuwsgierig onderzoeken, oordeel uitstellen, spelen met taal en perspectieven, verbinden van je eigen inbreng met die van anderen, wat leidt tot een generatieve dialoog. Deze ontwerpprincipes zijn anders georganiseerd dan het selecteren, overdragen en tentamineren van leerstof. Zij doen een beroep op de krachtige motor van de intrinsieke motivatie, gebruikmakend van het sociale kapitaal in de werk- en leeromgeving. Het is uitdagend voor een modern opleidingsinstituut om zich in deze ontwerpprincipes te bekwamen; zeker als we erkennen dat je niet slim kunt zijn tegen je zin!
REFERENTIES JONG, T. DE (2010). Linking social capital to knowledge productivity. An explorative study on the relationship between social capital and learning in knowledge productive networks. Academisch Proefschrift. Enschede: Universiteit Twente. KESSELS, J.W.M. (2001). Verleiden tot kennisproductiviteit. Oratie. Enschede: Universiteit Twente. RYAN, R.M. & DECI, E.L. (2000). Self-determination theory and the facilitation of intrinsic motivation, social development, and well-being. AMERICAN PSYCHOLOGIST, 55 (1) 68-78. VERDONSCHOT, S. (2009). Learning to innovate. A series of studies to explore and enable Learning in innovation Practices Academisch Proefschrift. Enschede: Universiteit Twente. WAALS, J. VAN DER (2005). Van managersgestuurd naar medewerkersgestuurd opleiden. Academisch Proefschrift. Enschede: Universiteit Twente.
28
I.O. Magazine van het IOO JANUARI 2011
Leren hoe je een hartfilmpje of elektrocardiogram (ECG) beoordeelt, is lastig. Veel studenten hikken aan tegen de moeilijke lesstof. Een interactief e-learningprogramma geeft precies de juiste feedback. DOOR PETRA TER VEER FOTO DIGIDAAN
‘LEERSTOF BEKLIJFT SNELLER' MARLIES BAKKER:
T
ot eind 2008 gebruikten studenten van de Amstel Academie (onderdeel van IOO) werkboeken bij het interpreteren van ECG’s en ritmestroken. Dat was niet ideaal. De gebruikte kopieën waren slecht leesbaar, zodat de ECG’s niet optimaal te beoordelen waren. Ook verouderde de infor-
1,(8:B,2GHIBLQGG
matie snel en was de nabespreking in de klas tijdrovend. Maar ook het niveauverschil tussen de studenten van de leereenheid basiscardiologie vormde een probleem. De een had al talloze ECG’s beoordeeld tijdens een stage, terwijl de ander zich de terminologie nog helemaal eigen moest maken. Daardoor verveelden sommigen zich en moesten anderen juist te veel op hun tenen lopen.
Hoog tijd dus voor een modernere vorm van onderwijs. Marlies Bakker, opleider cardiac care en interventie cardiologie bij de Amstel Academie, is een ware pleitbezorger voor e-Xpert ECG. ‘Een geweldig e-learningprogramma, het eerste op dit gebied. Het is in heel Nederland beschikbaar, maar wijzelf gebruiken het nu twee jaar voor alle verpleegkundige vervolgopleidingen in het
I.O. Magazine van het IOO JANUARI 2011
acute cluster: IC, CC, HC, recovery en SEH. Alle eerdere knelpunten zijn hiermee ondervangen. De ECG’s zijn op het scherm veel beter leesbaar en de informatie is up to date. De online toetsing scheelt de docenten veel tijd. En het zelfsturend leren staat nu voorop: de student volgt de cursus in zijn eigen tempo en op zijn eigen niveau.’ Vollopende vaten De cursus e-Xpert ECG bestaat uit honderden oefeningen. De student moet bijvoorbeeld een hartfilmpje beoordelen, een meerkeuzevraag beantwoorden of een ritmespel doen, waarbij hij razendsnel een ritme moet herkennen. De computer analyseert de antwoorden direct. Het systeem kiest vervolgens automatisch de opdrachten die het meest bij het kennisniveau van de student passen en schenkt extra aandacht aan de zwakke plekken. Is een vraag fout beantwoord, dan volgt er uitleg. Zo leidt een virtuele leraar de student door de stof heen. Dat een groep buitenlandse opleiders laatst geestdriftig reageerde op een presentatie van e-Xpert ECG, verwondert Marlies niet. ‘Het visuele aspect is bijvoorbeeld heel bijzonder. De kleurrijke animaties zijn erg prikkelend: je klikt iets aan en het beweegt. Een hart draait om, de vaten vullen zich. Prachtig! Zo mooi, dat studenten vaak zeggen: “Ik was om één uur ’s nachts nog bezig, ik kon gewoon niet ophouden.” Verder blijkt de interactiviteit motiverend. We zien dat de lesstof sneller beklijft en dat het kennisniveau van de studenten is gestegen.’ Ze benadrukt dat het gaat om blended learning: het programma is in-
1,(8:B,2GHIBLQGG
gebed in een breder geheel. Tijdens ‘live’ colleges bespreken de studenten de digitaal opgedane ervaring met hun docent en is er aandacht voor specifieke praktijksituaties. Vraagbaak Hoewel studenten de online cursus zelfstandig volgen en de Amstel Academie via rapportages zicht houdt op hun voortgang, blijft goede begeleiding en heldere communicatie onmisbaar. Soms moet een student immers wennen aan het programma, is hij niet zo vaardig met internet of meent hij dat er iets inhoudelijk niet klopt. Bij e-learning is één vaste contactpersoon, die weet hoe het programma in elkaar steekt en die ook inhoudelijk op de hoogte is, daarom broodnodig. Marlies Bakker is die vraagbaak: ze biedt als opleider hulp bij vragen of problemen. Daarnaast bestaan er papieren handleidingen, bijvoorbeeld over de inlogprocedure. Studenten kunnen bepaalde zaken ook tijdens de colleges bespreken of voorleggen aan de ontwikkelaar van het programma, het bedrijf CardioCollege. De nauwe samenwerking tussen de Amstel Academie en CardioCollege is deel van het succes, vindt Marlies: ‘We trekken samen op. Ze denken actief mee, brengen kennis in en passen haperingen in het programma direct aan. Ze nemen de feedback van de studenten ook serieus. Zo kun je illustraties nu schermgroot maken, dat kon eerst niet.’ De toetsing in het programma was in het begin nog niet helemaal naar wens, omdat deze geen rekening hield met de niveauverschillen tussen de studenten. Na talrijke
29
brainstormsessies, zowel intern als met CardioCollege, zijn er nu vier toetsniveaus. Elke student is verplicht de toets te maken die bij zijn opleidingsniveau past. Wil hij verder, dan kan dat. Opmerkelijk genoeg gaat bijna iedereen door tot het hoogste niveau. Zelfstudie E-learning breidt zich langzaam uit binnen de Amstel Academie. Er zijn al programma’s op het gebied van borstvoeding en kindermishandeling. De afdeling bij- en nascholing heeft e-Xpert ECG inmiddels ook beschikbaar gesteld voor studenten van buiten het acute cluster, zoals een researchverpleegkundige of pacemaker-technicus. Daarvoor ontwikkelden de Amstel Academie en CardioCollege in 2009 samen een nieuwe applicatie. Marlies noemt nog een aantal positieve neveneffecten van de digitale zelfstudie rond ECG’s. ‘Het lesrooster is nu minder gericht op klassikaal onderwijs. Daardoor kunnen de studenten vaker ingezet worden in de praktijk. Je ziet ook regelmatig, dat ze op de werkvloer spontane discussies aangaan over de interpretatie van een ECG. Mooi om te zien, want het einddoel is natuurlijk een betere kwaliteit van de zorg. Als afwijkingen zo snel mogelijk zichtbaar worden, komt de patiënt sneller op de juiste plek terecht. Daar gaat het uiteindelijk allemaal om.’
Meer weten? www.amstelacademie.nl (onder verpleegkundige vervolgopleidingen)
30
I.O. Magazine van het IOO JANUARI 2011
LEVEN LANG LEREN
Marijke Dericks is hoofd van PAOG, de cursus- en congresorganisatie van VU medisch centrum die ondersteuning biedt bij de organisatie van postacademisch onderwijs. Belangrijke trends in het aanbod: toenemende aandacht voor de scholing van AIOS en voor disciplineoverstijgend onderwijs. DOOR JOSEPHINE KRIKKE FOTO STEEF MEYKNECHT
G
emiddeld 4000 deelnemers van binnen en buiten VU medisch centrum volgen per jaar een cursus, congres of symposium georganiseerd door PAOG. Binnen dat aanbod is het onderdeel met cursussen het grootst, vertelt Marijke Dericks, hoofd van de afdeling. PAOG richt zich op AIOS, medisch specialisten, verpleegkundigen en bestuurders en werkt zowel intern, regionaal, nationaal als internationaal. De opdrachtgevers zijn afkomstig van VU medisch centrum, GGZ inGeest en de Vrije Universiteit. ‘Wij merken dat er steeds meer vraag is naar bij- en nascholing voor AIOS’, vertelt Dericks. Dit jaar staat er voor hen onder andere op het programma: common trunk, advanced suturing course, de basiscursus regelgeving en organisatie voor klinische onderzoekers en discipline overstijgend onderwijs. Vooral op dit laatste gebied zijn er veel ontwikkelingen gaande, signaleert zij. ‘Dit komt onder meer door het nieuwe Kaderbesluit, dat met ingang van 2011 in werking is getreden.’ Dat besluit bevat een groot aantal wijzigingen van onderwijskundige aard en schenkt meer aandacht aan het competentiegericht opleiden. Het cursusprogramma rond disciplineoverstijgend onderwijs voor 2011 bestaat dan ook maar liefst vijf onderdelen: teach the teacher, gezondheidsrecht en ethiek, patiënt-
1,(8:B,2GHIBLQGG
veiligheid, complexe situatietraining voor arts-assistenten en medisch management. Een leven lang leren, is het uitgangspunt van VUmc; kennis overdragen op een goede én inspirerende wijze. PAOG organiseert voor docenten en opleiders, inclusief AIOS, de modulaire scholing op dit gebied, cursussen die horen bij het professionaliseringstraject waarvoor zij het certificaat basiskwalificatie onderwijs ontvangen. Oneven jaren Naast het cursusprogramma staat er dit jaar een flink aantal congressen en symposia op de agenda. ‘Vaak worden grote congressen in de oneven jaren georganiseerd’, zegt Dericks, die al jaren ervaring heeft op dit vakgebied. Zo staan in februari de Conference on Midwifery Science: Keeping women at the centre of care op het programma en in april het jaarlijks symposium LASA. Voor de maand augustus organiseert PAOG het 19th International Symposium on Radiopharmaceutical Sciences. ‘Het wordt niet alleen een inspirerend cursusjaar, maar ook een prachtig congresjaar’, concludeert Dericks. Kijk voor het cursus-, congres- en symposiumaanb od van PAOG op www.paog.nl.
MARIJKE DERICKS Sinds twee jaar werkt Marijke Dericks als hoofd van PAOG. Zij heeft jarenlange internationale ervaring in de commerciële dienstverlening en congresorganisatie, onder andere als projectmanager voor de Volvo Ocean Race. Haar ogen glimmen als ze het over haar vak heeft. ‘Ik
I.O. Magazine van het IOO JANUARI 2011
31
AGENDA 3 FEBRUARI
10 MAART
KLEINE HANS SYMPOSIUM 2010: REDDER IN NOOD?
CURSUS VOORUITZIEN
Symposium over trauma in de kinderpsychiatrie. Met topsprekers op het gebied van seksueel misbruik en oorlogstrauma. Aandacht voor de neuropsychologie van traumata.
MEER INFO: WWW.KHSYMPOSIUM.NL
9 FEBRUARI OPLEIDINGSMARKT, 14.00-16.00 UUR, FOYER, VUMC Doe je binnenkort eindexamen? En zou je in een ziekenhuis willen werken. Kom dan naar de opleidingsmarkt.
MEER INFO: WWW.VUMC.NL
12 FEBRUARI BACHELORVOORLICHTINGSDAG
werk met een fijn en gemotiveerd team. Het geeft me een kick ervoor te zorgen dat ons team zich steeds meer ontwikkelt tot een nóg beter functionerend geheel. Met een breder aanbod van diensten kunnen wij steeds beter afstemmen op de wensen van onze opdrachtgevers en op de nieuwste ontwikkelingen op het gebied van bij- en nascholing.
1,(8:B,2GHIBLQGG
Mensen de “regeldingen” uit handen nemen, daarvoor wil ik, samen met mijn team, zorgen. Als team willen wij iets organiseren dat van a tot z goed verloopt, zodat anderen zich volledig kunnen richten op de inhoud die zij willen overdragen. Dat geeft veel voldoening. Ik heb het gevoel dat wij een schakel zijn bij het doorgeven van belangrijke kennis.’
Durf ik mijn intuïtie te gebruiken bij het nemen van strategische beslissingen?
INSCHRIJVEN VIA WWW.AMSTELACADEMIE.NL
18 MAART TERUGKOMDAG E-LEARNING BASIS ECHO INFO EN AANMELDING: WWW.PAOG.NL/AGENDA
22 MAART CURSUS DE KUNST VAN HET LOSLATEN Wat houd ik eigenlijk vast?
INSCHRIJVEN VIA WWW.AMSTELACADEMIE.NL
10 APRIL SYMPOSIUM LASA
De bachelor-voorlichtingsdag is een goede manier om kennis te maken met de opleiding geneeskunde VU medisch centrum.
LASA doet grootschalig longitudinaal onderzoek onder ouderen in Nederland. De ouderen worden over langere periodes en met verschillende onderwerpen bevraagd.
MEER INFO: WWW.VUMC.NL/ OPLEIDINGEN
INFO EN AANMELDING: WWW.PAOG.NL/AGENDA
17 FEBRUARI
29 APRIL
MIDWIFERY SCIENCE: KEEPING WOMEN AT THE CENTRE OF CARE
CURSUS DE CRITICUS ONTMASKERD
Wordt de keuze van vrouwen geleid door angst voor de bevalling die de verschillende media creëren? Zijn verbeterde perinatale uitkomsten mogelijk met zorg waarbij de cliënt centraal staat of staan zij los van elkaar?
INFO EN AANMELDING: WWW.PAOG.NL/AGENDA
Als zelfkritiek en perfectionisme je boven het hoofd groeit.
INSCHRIJVEN VIA WWW.AMSTELACADEMIE.NL
6 + 13 APRIL CURSUS HOE SCHRIJF JE DAT OOK ALWEER? Goed leren spellen in korte tijd.
INSCHRIJVEN VIA WWW.AMSTELACADEMIE.NL
DE MEESTER Herinneringen aan inspirerende docenten. DR. PAETRICK NETTEN
INTERNIST IN HET JEROEN BOSCH ZIEKENHUIS IN 'S-HERTOGENBOSCH, WINNAAR VAN DE OPLEIDINGSPRIJS 2010
DOOR WILMA MIK FOTO: MARCEL VAN DEN BERGH
‘W
at krijgen we nou? Had ik eind jaren ’80 als jonge assistent prachtige differentiaal diagnoses gemaakt bij een nieuwe patiënt op de poli, met allerlei details die ik nog wilde uitzoeken, zegt mijn supervisor prof. Jos Lutterman: “En wat schiet de patiënt daarmee op? Wordt die daar gelukkiger van?” Ik was met stomheid geslagen, maar hij had natuurlijk hartstikke gelijk. Je kunt medischtechnisch nog zo goed zijn, maar je moet samen met de patiënt komen tot een bepaald beleid. Pas als je kennis combineert met empathie, ben je een goede dokter.’ ‘Ik moet er nog vaak aan terugdenken, die zinnetjes hoor ik nog letterlijk in mijn hoofd. Laatst betrapte ik me er zelf op: had ik een gesprek met een arts-assistente op de poli over een 86-jarige patiënte. Zij had van alles uitgezocht en wilde nog van alles achterhalen en toen zei ik: en als je dat weet, ga je dan opereren? Nee, dat niet. Waarom wil je het dan weten?’ ‘Van professor Ab van ’t Laar, van 1985 tot 1993 mijn opleider in Nijmegen, heb ik het terughoudend leiderschap – zoals ik dat maar noem – meegekregen. Hij stond niet boven de assistentengroep maar er naast, terwijl eenrichtingsverkeer veel gebruikelijker was. Als er een probleem was, maakte hij het bespreekbaar en gezamenlijk losten we dat dan op. Dat geeft ontzettend veel vertrouwen en openheid. Pas kortgeleden toen ik hem weer eens trof en deze aanpak nog eens werd aangehaald, dacht ik: verrek, zo doe ik het ook.’
1,(8:B,2GHIBLQGG
‘Pas als je kennis combineert met empathie, ben je een goede dokter’