Gemeente Uden Bestemmingsplan: Regels “Hoevenseweg 1, Uden” Id = NL.IMRO.0856.BPHoevenseweg1-VA01
1
INHOUDSOPGAVE PLANREGELS HOOFDSTUK 1 - INLEIDENDE REGELS .......................................................... 3 Artikel 1 Artikel 2
Begrippen ....................................................................................................................... 3 Wijze van meten ............................................................................................................. 6
HOOFDSTUK 2 - BESTEMMINGSREGELS ...................................................... 8 Artikel 3
Wonen ............................................................................................................................ 8
HOOFDSTUK 3 - ALGEMENE REGELS .......................................................... 10 Artikel 4 Artikel 5 Artikel 6 Artikel 7 Artikel 8 Artikel 9
Anti-dubbeltelbepaling .................................................................................................. 10 Algemene bouwregels .................................................................................................. 10 Algemene gebruiksregels ............................................................................................. 10 Algemene afwijkingssregels ......................................................................................... 10 Algemene wijzigingsregels ........................................................................................... 13 Overige regels .............................................................................................................. 14
HOOFDSTUK 4 - OVERGANGS- EN SLOTREGELS ...................................... 15 Artikel 10 Artikel 11
Overgangsrecht ............................................................................................................ 15 Slotregel ........................................................................................................................ 15
2
HOOFDSTUK 1 - INLEIDENDE REGELS Artikel 1
Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder: 1.1 plan: het bestemmingsplan “Hoevenseweg 1, Uden” van de gemeente Uden; 1.2 aanduiding: een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden; 1.3 achtergevel: een van de weg afgekeerde gevel van een hoofdgebouw die parallel of nagenoeg parallel loopt aan de voorgevel; 1.4 antennedrager: antennemast of andere constructie bedoeld voor de bevestiging van een antenne; 1.5 antenne-installatie: installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie; 1.6 bedrijfsmatige activiteiten in een woning: het bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid, geheel of overwegend door middel van handwerk, dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende bijgebouwen, met behoud van de woonfunctie, kan worden uitgeoefend; hieronder dient niet te worden begrepen de uitoefening van detailhandel; 1.7 beroepsmatige activiteiten in een woning: een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebieden dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende bijgebouwen met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend; hieronder dient niet te worden begrepen de uitoefening van detailhandel; 1.8 berging: een zelfstandig gebouw of complex van gebouwen, geschikt en bestemd voor opslagdoeleinden van huishoudelijke aard; 1.9 bestemmingsgrens: de grens van een bouwvlak; 1.10 bestemmingsplan: De geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0856.BPHoevenseweg1-VA01 met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen); 1.11 bestemmingsvlak: een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
3
1.12 bijbehorende bouwwerken, gebouwen zijnde aanbouwen, aangebouwde bijgebouwen, uitbouwen en vrijstaande bijgebouwen, te weten: - aanbouw: een met het hoofdgebouw verbonden grondgebonden bouwwerk van één bouwlaag, een geheel vormend met het hoofdgebouw, dat door zijn verschijningsvorm in bouwkundig, (constructie), architectonisch en/of ruimtelijk visueel opzicht (ligging, maatvoering, kapvorm, dakhelling) ondergeschikt is aan en in een directe verbinding staat met het hoofdgebouw en een toevoeging van een afzonderlijke ruimte inhoudt; - aangebouwd bijgebouw: een met het hoofdgebouw verbonden grondgebonden bouwwerk van één bouwlaag een geheel vormend met het hoofdgebouw, dat door zijn verschijningsvorm in bouwkundig, (constructie), architectonisch en/of ruimtelijk visueel opzicht (ligging, maatvoering, kapvorm, dakhelling) ondergeschikt is aan en niet in een directe verbinding staat met het hoofdgebouw en een toevoeging van een afzonderlijke ruimte inhoudt; - uitbouw: een met het hoofdgebouw verbonden grondgebonden bouwwerk van één bouwlaag, een geheel vormend met het hoofdgebouw, dat door zijn verschijningsvorm in bouwkundig (constructie), architectonisch en/of ruimtelijk visueel opzicht (ligging, maatvoering, kapvorm, dakhelling) ondergeschikt is aan en in een directe verbinding staat met het hoofdgebouw en een vergroting van een bestaande ruimte inhoudt; - vrijstaand bijgebouw: een vrijstaand gebouw dat zowel in bouwkundig (constructie) architectonisch en/of ruimtelijk visueel opzicht (ligging, maatvoering, kapvorm, dakhelling) als in functioneel opzicht ondergeschikt is aan het op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw; 1.13 bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde erf- en perceelsafscheidingen, carports, etc.; 1.14 bouwen: het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats; 1.15 bouwgrens: de grens van een bouwvlak; 1.16 bouwlaag: een gedeelte van een gebouw, dat door op gelijke of nagenoeg gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met uitsluiting van onderbouw (souterrain of kelder) en zolder. 1.17 bouwperceel: een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten; 1.18 bouwvlak: een geometrisch bepaald vlak, waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten; 1.19 bruto-vloeroppervlak: de totale vloeroppervlakte van horecagelegenheden, kantoren, winkels of bedrijven met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten; 1.20 dienstverlening: het bedrijfsmatig verlenen van diensten;
4
1.21 gebouw: elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt; 1.22 hoofdgebouw: een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn ligging, constructie en/of afmeting als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken; 1.23 lijst van bedrijfsactiviteiten: de lijst van bedrijven bevattende basisinformatie voor milieuzonering zoals die lijst is opgenomen in de bijlage behorende bij deze regels; 1.24 ondergrondse werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden: werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die onder peil plaatsvinden; 1.25 ondergronds bouwwerk: 1 een (gedeelte van een) bouwwerk, waarvan de vloer is gelegen op minimaal 1,75 m onder peil; 1.26 overkapping: een bouwwerk zonder eigen wanden, omsloten door maximaal twee wanden en voorzien van een gesloten dak, waaronder begrepen een carport; 1.27 parkeervoorziening: elke al dan niet overdekte stallingsgelegenheid ten behoeve van voertuigen; 1.28 perceelsgrens: grens van een bouwperceel; 1.29 publiekgerichte dienstverlening: een bedrijfsmatige activiteit uitsluitend of overwegend gericht op het verlenen van diensten aan consumenten met een rechtstreeks contact met het publiek, niet zijnde niet-publiekgerichte dienstverlening, detailhandel, horeca en/of seksuele dienstverlening; 1.30 seksuele dienstverlening: een bedrijfsmatige activiteit gericht op het verrichten van seksuele handelingen en/of het verrichten van erotisch/pornografische vertoningen; 1.31 scheidingslijn: een op de verbeelding aangegeven lijn, die de scheiding vormt tussen de gedeelten van een bestemmingsvlak waarop verschillende woningtypen, functies, hoogten en/of bebouwingspercentages zijn toegelaten; 1.32 tussenperceel: een bouwperceel dat aan geen van de zijdelingse zijden grenst aan de weg of het openbaar groen; 1.33 voorgevel: de op de weg georiënteerde gevel van een hoofdgebouw dat maximaal één voorgevel heeft; 1.34 voorgevellijn: denkbeeldige lijn die strak loopt langs de voorgevel van een gebouw tot aan de perceelsgrenzen;
5
1.35 voorziening van algemeen nut: voorziening ten behoeve van het op het openbare net aangesloten nutsvoorziening, het telecommunicatieverkeer, het openbaar vervoer of het wegverkeer; 1.36 vrijetijdsvoorzieningen: voorzieningen ten behoeve van de besteding van de vrije tijd, niet zijnde horeca; 1.37 vrijstaande woning: een woning die niet of hoogstens door middel van de bijgebouwen met een andere woning verbonden is en waarvan geen van beide zijgevels van het hoofdgebouw in de zijdelingse perceelgrens staan; 1.38 weg: een voor het openbaar verkeer openstaande weg of pad, met inbegrip van de daarin liggen bruggen en duikers en de tot die wegen behorende paden en bermen of zijkanten; 1.39 woning: een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de zelfstandige huisvesting van niet meer dan één huishouden; 1.40 zijgevel: een van de weg afgekeerde gevel van een hoofdgebouw, niet zijnde de achtergevel of voorgevel; 1.41 zijgevellijn: denkbeeldige lijn die strak loopt langs de zijgevel van een gebouw tot aan de perceelsgrenzen.
Artikel 2
Wijze van meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten: 2.1 oppervlak van een bouwwerk: tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk; 2.2 bruto-vloeroppervlak: de som van de binnenwerks gemeten vloeroppervlakten van alle ruimten; 2.3 lengte, breedte en diepte bouwwerk: tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de gemeenschappelijke scheidsmuren); 2.4 goothoogte van een bouwwerk: vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel; 2.5 bouwhoogte van een bouwwerk: vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
6
2.6 ondergrondse bouwdiepte van een bouwwerk: vanaf het peil tot het diepste punt van het bouwwerk, de fundering niet meegerekend; 2.7 peil: a. voor onbebouwde terreinen: de hoogte van de kruin van de aan het bouwperceel grenzende weg; b. voor bebouwde terreinen als het peil van een bestaand hoofdgebouw afwijkt van het onder a bedoelde peil: het peil van het bestaande hoofdgebouw; c. in andere gevallen: het door of namens het college van burgemeester en wethouders vast te stellen peil 2.8 afstand tot de (zijdelingse) perceelsgrens: de kortste afstand van enig punt van een gebouw tot de (zijdelingse) perceelsscheiding van het bouwperceel; 2.9 dakhelling: langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
7
HOOFDSTUK 2 - BESTEMMINGSREGELS Artikel 3
Wonen
3.1 Bestemmingsomschrijving De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. wonen; b. de uitoefening van beroepsmatige activiteiten op maximaal 40% van het oppervlak van het hoofdgebouw tot maximaal 50 m², c. de daarbij behorende voorzieningen, waaronder in ieder geval begrepen (ondergrondse) parkeervoorzieningen. 3.2 Bouwregels 3.2.1 Hoofdgebouw Voor het bouwen van het hoofdgebouw gelden de volgende bepalingen: a. het hoofdgebouw dient binnen het bouwvak te worden gebouwd; b. het hoofdgebouw mag alleen worden gebouwd in het bouwvlak en heeft een minimale oppervlakte 2 van 100 m *; c. ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte' mogen de goot- en bouwhoogte van het hoofdgebouw niet meer bedragen dan is aangegeven op de verbeelding; d. het hoofdgebouw bevat ten minste twee bouwlagen en heeft een minimale goothoogte van 3 m en minimale bouwhoogte van 7,5 m; e. ter plaatse van de aanduiding 'vrijstaand' is uitsluitend een vrijstaande woning toegestaan, met dien verstande, dat per bouwvlak maximaal 1 woning is toegestaan; f. splitsing van een bouwperceel is niet mogelijk; g. de dakhelling van de woning mag ten hoogste 60° bedragen. *ondergrondse bouwwerken tellen niet mee met dit bebouwingsoppervlak 3.2.2 Bijbehorende bouwwerken, gebouwen zijnde Voor het bouwen van een gebouw gelden de volgende bepalingen: a. in het bouwvlak en ter plaatse van de aanduiding ‘bijgebouwen’ zijn bijbehorende bouwwerken, gebouwen zijnde, toegestaan; b. het bebouwingsoppervlak van de bijbehorende bouwwerken, gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 2 132,9 m , waarbij het bebouwingsoppervlak van het bouwvlak en de aanduiding ‘bijgebouwen’ 2 gezamenlijk maximaal 232,9 m mag bedragen*; c. ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte' mogen de goot- en bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken, gebouwen zijnde, niet meer bedragen dan is aangegeven op de verbeelding. *ondergrondse bouwwerken tellen niet mee met dit bebouwingsoppervlak 3.2.3 Overkappingen Voor het bouwen van overkappingen gelden de volgende maatvoeringseisen: a. maximale bouwhoogte: 3,5 m¹; b. maximale oppervlakte: 25 m².
8
3.3 Specifieke gebruiksregels Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor: a. het gebruik voor seksuele dienstverlening; b. het plaatsen of geplaatst houden van onderkomens; c. het opslaan van gerede of ongerede goederen, zoals vaten, kisten, bouwmaterialen, werktuigen, machines of onderdelen hiervan; d. het opslaan van voer- of vaartuigen of onderdelen hiervan; e. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van puin, vuil of andere vaste of vloeibare afvalstoffen. 3.4 Nadere eisen Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen overeenkomstig het bepaalde in artikel 9 ten aanzien van de bouwregels voor het hofdgebouw en bijgebouwen voor zover het betreft situering, dakrichting, goothoogte en/of bouwhoogte.
9
HOOFDSTUK 3 - ALGEMENE REGELS Artikel 4
Anti-dubbeltelbepaling
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij de verlening van een bouwvergunning, waaraan uitvoering is of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 5
Algemene bouwregels
5.1 Ondergrondse werken Voor het uitvoeren van ondergrondse werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden gelden, behoudens in deze regels opgenomen afwijkingen, geen beperkingen. 5.2 Ondergronds bouwen Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden, behoudens in deze regels opgenomen afwijkingen, de volgende bepalingen: a. Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken geldt dat bij het berekenen van de blijkens de verbeelding of deze regels geldende maximaal te bebouwen oppervlak de oppervlakte van ondergrondse gebouwen niet in aanmerking wordt genomen. b. De ondergrondse bouwdiepte van ondergrondse bouwwerken bedraagt maximaal 3 m¹ onder peil.
Artikel 6
Algemene gebruiksregels
Tot het verboden gebruik als bedoeld in artikel 2.1 lid 1 onder c van de Wabo wordt in ieder geval gerekend het gebruiken van gronden, gebouwen en bijbehorende bouwwerken, gebouwen zijnde, en bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, op een wijze of tot een doel strijdig met de in dit plan daaraan gegeven bestemming.
Artikel 7
Algemene afwijkingssregels
7.1 Algemene afwijkingsbevoegdheid Indien niet op grond van een andere bepaling van de regels kan worden afgeweken, kunnen burgemeester en wethouders afwijken van de desbetreffende bepalingen van het plan voor: a. et afwijken van de in het plan voorgeschreven maten, afmetingen en percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages; b.het oprichten van een antenne-installatie. De in lid 1, sub b genoemde afwijking mag slechts onder de navolgende voorwaarden worden verleend: 1 a. de hoogte van de antenne-installatie mag, gemeten vanaf het peil, niet meer bedragen dan 40 m ; b.aangetoond moet worden dat voor het oprichten van de betreffende antenne geen gebruik gemaakt kan worden van al bestaande antennedragers; c. de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit als gevolg van het oprichten van de antenneinstallatie mag niet worden aangetast. 7.2 Afwijken ondergronds bouwen Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in artikel 5 sub b voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken met een ondergrondse bouwdiepte van maximaal 10 m¹ onder peil onder de voorwaarden dat: a. de waterhuishouding niet wordt verstoord; b. geen afbreuk wordt gedaan aan archeologische waarden.
10
7.3 Afwijken voor de uitoefening van bedrijfsmatige activiteiten Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in artikel 3 lid 1, sub b voor de uitoefening van bedrijfsmatige activiteiten in het hoofdgebouw, met dien verstande dat: a. de woonfunctie in overwegende mate behouden blijft; b. bedoeld gebruik geen onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat mag opleveren en geen onevenredige afbreuk mag doen aan het woonkarakter van de wijk of buurt; dit betekent onder meer dat: 1. geen afwijking wordt verleend voor het uitoefenen van bedrijvigheid, dat onder de werking van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit Milieubeheer (Stb. 1993, 50) valt, tenzij het desbetreffende gebruik door middel van het stellen van voorwaarden verantwoord is; 2. het gebruik naar aard met het woonkarakter van de omgeving in overeenstemming moet zijn; 3. het gebruik de woonfunctie dient te ondersteunen, dat wil zeggen dat degene die de activiteiten in het hoofdgebouw uitvoert, tevens de gebruiker van het hoofdgebouw is; 4. het niet betreft zodanig verkeersaantrekkende activiteiten die kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimten; 5. geen detailhandel plaatsvindt, uitgezonderd een beperkte verkoop in het klein in verband met bedrijfsmatige activiteiten in of bij het hoofdgebouw; 6. maximaal 40% van het vloeroppervlak van het hoofdgebouw ten behoeve van bedrijfsmatige activiteiten in gebruik mag zijn, zulks met een maximum van 50 m²; bedoeld gebruik niet ondergronds mag plaatsvinden. 7.4 Afwijken voor uitoefening van beroepsmatige activiteiten in dat deel van het hoofd- of bijgebouw dat ondergronds is gelegen Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in artikel 3 lid 1, sub b voor de uitoefening van beroepsmatige activiteiten in dat deel van het hoofdgebouw dat ondergronds is gelegen, met dien verstande dat: a. de woonfunctie in overwegende mate behouden blijft; b. bedoeld gebruik geen onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat mag opleveren en geen onevenredige afbreuk mag doen aan het woonkarakter van de wijk of buurt; dit betekent onder meer dat: 1. geen afwijking wordt verleend voor het uitoefenen van bedrijvigheid, dat onder de werking van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit Milieubeheer (Stb. 1993, 50) valt, tenzij het desbetreffende gebruik door middel van het stellen van voorwaarden verantwoord is; 2. het gebruik naar aard met het woonkarakter van de omgeving in overeenstemming moet zijn; 3. het gebruik de woonfunctie dient te ondersteunen, dat wil zeggen dat degene die de activiteiten in het hoofdgebouw uitvoert, tevens de gebruiker van het hoofdgebouw is; 4. het niet betreft zodanig verkeersaantrekkende activiteiten die kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimten; 5. geen detailhandel plaatsvindt, uitgezonderd een beperkte verkoop in het klein in verband met bedrijfsmatige activiteiten in of bij het hoofdgebouw; 6. maximaal 40% van het vloeroppervlak van het hoofdgebouw ten behoeve van bedrijfsmatige activiteiten in gebruik mag zijn, zulks met een maximum van 50 m².
11
7.5 Stedenbouwkundige en beeldkwaliteit Ten aanzien van de stedenbouwkundige en beeldkwaliteit kan rekening gehouden worden met de volgende aspecten: a. de verhouding tussen bouwmassa en open ruimte; b. de verhouding tussen de hoogte en de breedte van de gebouwen; c. de samenhang van de bouwvorm, bouwmassa, hoogte en breedte van gebouwen met de directe omgeving; d. de situering van de gebouwen op het bouwperceel. 7.6 Milieukwaliteit Ten aanzien van de milieukwaliteit kan rekening gehouden worden met de volgende aspecten: a. de mate van hinder voor de omliggende functies; b. de gevolgen voor de externe veiligheid; hieronder wordt verstaan het overlijdensrisico als gevolg van activiteiten met gevaarlijk stoffen; c. de gevolgen van de aanwezigheid van gevoelige functies voor de hinderlijke functies; d. de gevolgen voor flora en fauna in relatie met de omgeving; e. de gevolgen voor de bodem- en grondwaterkwaliteit. 7.7 Verkeersveiligheid Ten aanzien van de verkeersveiligheid kan rekening gehouden worden met de volgende aspecten: a. de mate van toename van de verkeersintensiteit als gevolg van het gebruik van de gronden; b. de aansluiting van in- en uitritten op de openbare weg; c. de gevolgen voor het zicht op de openbare weg c.q. fiets- en voetpaden; d. de aanwezigheid van voldoende laad- en losruimte; e. de aanwezigheid van voldoende parkeervoorzieningen op eigen terrein. 7.8 Sociale veiligheid Ten aanzien van de sociale veiligheid kan rekening gehouden worden met de volgende aspecten: a. de mogelijkheden voor de verbetering van toezicht op en de overzichtelijkheid en toegankelijkheid van een sociaal onveilige plek; b.de mate waarin de toezicht op en de overzichtelijkheid en toegankelijkheid van een openbare ruimte wordt ingeperkt. 7.9 Brandveiligheid en rampenbestrijding Ten aanzien van de brandveiligheid en rampenbestrijding kan rekening gehouden worden met de volgende aspecten: a. de aanwezigheid van vluchtwegen; b. de bereikbaarheid van de bouwwerken; c. de beschikbaarheid en bereikbaarheid van adequate blusmiddelen. 7.10 Woon- en leefklimaat Ten aanzien van het woon- en leefklimaat kan rekening gehouden worden met de volgende aspecten: a. de toename van het verkeer en de parkeerbehoefte; b. overlast door lawaai, stank en/of trillingen; c. de bezonning; d. het uitzicht; e. privacy.
12
Artikel 8
Algemene wijzigingsregels
8.1 Algemeen Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ten aanzien van: a. het aanbrengen van wijzigingen in de plaats, richting en/of afmetingen van bestemmingsgrenzen ten behoeve van de praktische uitvoering van het plan, mits het wijzigingen betreft waarbij geen belangen van derden worden geschaad, dan wel ter correctie van afwijkingen of onnauwkeurigheden 1 op de verbeelding. De afwijking mag ten hoogste 5 m bedragen. b.de lijst van bedrijfsactiviteiten te wijzigen, indien technologische ontwikkelingen of vernieuwde inzichten hiertoe aanleiding geven; c.het aanpassen van opgenomen bepalingen in de voorafgaande artikelen, waarbij verwezen wordt naar bepalingen in wettelijke regelingen, indien deze wettelijke regelingen na het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerp van het plan, worden gewijzigd. 8.2 Stedenbouwkundige en beeldkwaliteit Ten aanzien van de stedenbouwkundige en beeldkwaliteit kan rekening gehouden worden met de volgende aspecten: a.de verhouding tussen bouwmassa en open ruimte; b. de verhouding tussen de hoogte en de breedte van de gebouwen; c. de samenhang van de bouwvorm, bouwmassa, hoogte en breedte van gebouwen met de directe omgeving; d. de situering van de gebouwen op het bouwperceel. 8.3 Milieukwaliteit Ten aanzien van de milieukwaliteit kan rekening gehouden worden met de volgende aspecten: de mate van hinder voor de omliggende functies; de gevolgen voor de externe veiligheid; hieronder wordt verstaan het overlijdensrisico als gevolg van activiteiten met gevaarlijk stoffen; de gevolgen van de aanwezigheid van gevoelige functies voor de hinderlijke functies; de gevolgen voor flora en fauna in relatie met de omgeving; de gevolgen voor de bodem- en grondwaterkwaliteit. 8.4 Verkeersveiligheid Ten aanzien van de verkeersveiligheid kan rekening gehouden worden met de volgende aspecten: a. de mate van toename van de verkeersintensiteit als gevolg van het gebruik van de gronden; b. de aansluiting van in- en uitritten op de openbare weg; c.de gevolgen voor het zicht op de openbare weg c.q. fiets- en voetpaden; d. de aanwezigheid van voldoende laad- en losruimte; e. de aanwezigheid van voldoende parkeervoorzieningen op eigen terrein. 8.5 Sociale veiligheid Ten aanzien van de sociale veiligheid kan rekening gehouden worden met de volgende aspecten: a. de mogelijkheden voor de verbetering van toezicht op en de overzichtelijkheid en toegankelijkheid van een sociaal onveilige plek; b. de mate waarin de toezicht op en de overzichtelijkheid en toegankelijkheid van een openbare ruimte wordt ingeperkt.
13
8.6 Brandveiligheid en rampenbestrijding Ten aanzien van de brandveiligheid en rampenbestrijding kan rekening gehouden worden met de volgende aspecten: a. de aanwezigheid van vluchtwegen; b. de bereikbaarheid van de bouwwerken; c. de beschikbaarheid en bereikbaarheid van adequate blusmiddelen. 8.7 Woon- en leefklimaat Ten aanzien van het woon- en leefklimaat kan rekening gehouden worden met de volgende aspecten: a.de toename van het verkeer en de parkeerbehoefte; b.overlast door lawaai, stank en/of trillingen; c.de bezonning; d. het uitzicht; e. privacy.
Artikel 9
Overige regels
9.1 Algemeen toetsingskader overige regels Ten aanzien van de overige regels kan rekening gehouden worden met de volgende aspecten: a. de verhouding tussen bouwmassa en open ruimte; b. de verhouding tussen de hoogte en de breedte van de gebouwen; c. de samenhang van de bouwvorm, bouwmassa, hoogte en breedte van gebouwen met de directe omgeving; d. de situering van de gebouwen op het bouwperceel.
14
HOOFDSTUK 4 - OVERGANGS- EN SLOTREGELS Artikel 10 Overgangsrecht 10.1 Bouwwerken a. Een bouwwerk, dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot: 1.gedeeltelijk of geheel worden vernieuwd of veranderd; 2.na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan. b. Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig afwijken van het bepaalde onder a voor het vergroten van de inhoud van het bouwwerk als bedoeld in het bepaalde onder a met maximaal 10%. c. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken, die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan. 10.2 Gebruik a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet. b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde in sub a te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind. c. Indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten. d. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik, dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan. 10.3 Hardheidsclausule Voor zover toepassing van het overgangsrecht gebruik leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard voor een of meer natuurlijke personen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan grond en opstallen gebruiken in strijd met het voordien geldende bestemmingsplan kunnen burgemeester en wethouders ten behoeve van die persoon of personen van dat overgangsrecht ontheffing verlenen.
Artikel 11 Slotregel Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan “Hoevenseweg 1, Uden”.
Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van ............................................….......... De griffier,
De voorzitter,
15