GEMEENTE LOCHEM
bestemmingsplan VERWOLDSEWEG 26A LAREN
Opdrachtnummer
: 08.232
ID nr.
: NL.IMRO.0262.buVerwoldsew26aLa–BP41
Datum
: augustus 2014
Versie
:3
Auteurs
: mRO b.v.
Vastgesteld d.d.
: …..PM…… / Besluitnr. 2013-007037
Gemeente Lochem Bestemmingsplan Verwoldseweg 26A Laren mRO b.v. / TOE / 08.229 –v3 / augustus 2014
2
NL.IMRO.0262.buVerwoldsew26aLa–BP41 Vastgesteld d.d.
INHOUDSOPGAVE 1.
INLEIDING.................................................................................. 5
1.1. 1.2. 1.3. 1.4.
ALGEMEEN ...................................................................................... LIGGING EN BEGRENZING PLANGEBIED ...................................................... VIGEREND BESTEMMINGSPLAN ............................................................... OPZET VAN DE TOELICHTING .................................................................
2.
BESCHRIJVING BESTAANDE SITUATIE........................................ 9
3.
BELEIDSKADER ......................................................................... 13
3.1. 3.2. 3.3. 3.4.
RIJKSBELEID ................................................................................... 13 PROVINCIAAL BELEID ......................................................................... 14 REGIONAAL BELEID ........................................................................... 16 GEMEENTELIJK BELEID ........................................................................ 18
4.
PLANBESCHRIJVING ................................................................. 21
4.1. 4.2. 4.3. 4.4. 4.5.
HET INITIATIEF ................................................................................ 21 BEBOUWING ................................................................................... 21 VERKEER EN PARKEREN ....................................................................... 23 ERFBEPLANTING LANDSCHAPPELIJKE INPASSING .......................................... 24 VERTALING IN HET BESTEMMINGSPLAN ..................................................... 24
5.
RANDVOORWAARDEN – MILIEUASPECTEN ............................... 26
5.1. 5.2. 5.3. 5.4. 5.5. 5.6. 5.7. 5.8. 5.9.
GELUID ......................................................................................... 26 LUCHTKWALITEIT .............................................................................. 26 EXTERNE VEILIGHEID ......................................................................... 27 BEDRIJVIGHEID EN MILIEUZONERING (OMGEVINGSANALYSE) ........................... 30 BODEM ......................................................................................... 32 WATER ......................................................................................... 33 ECOLOGIE ...................................................................................... 38 ARCHEOLOGIE ................................................................................. 40 CULTUURHISTORIE ............................................................................ 42
6.
JURIDISCHE ASPECTEN ............................................................ 44
5 5 5 8
6.1. ALGEMEEN ..................................................................................... 44 6.2. OPBOUW REGELS EN VERBEELDING ......................................................... 45 6.3. ARTIKELGEWIJZE TOELICHTING .............................................................. 46 7.
ECONOMISCHE UITVOERBAARHEID .......................................... 50
8.
MAATSCHAPPELIJKE UITVOERBAARHEID ................................. 52
8.1. VOOROVERLEG EX ART. 3.1.1 BRO......................................................... 52 8.2. ZIENSWIJZEN ONTWERPBESTEMMINGSPLAN ............................................... 52
Gemeente Lochem Bestemmingsplan Verwoldseweg 26A Laren mRO b.v. / TOE / 08.229 –v3 / augustus 2014
3
NL.IMRO.0262.buVerwoldsew26aLa–BP41 Vastgesteld d.d.
Bijlagen bij toelichting: 1. Verkennend bodemonderzoek Verwoldseweg 26A, Laren Gld, Van der Poel Milieu BV (november 2012); 2. Quick scan flora en fauna (briefrapport), SAB, 8 januari 2013. 3. Akoestisch onderzoek, uitbreiding accommodatie Verwoldseweg 26A, Alcedo bv, d.d. 27 augustus 2014.
Gemeente Lochem Bestemmingsplan Verwoldseweg 26A Laren mRO b.v. / TOE / 08.229 –v3 / augustus 2014
4
NL.IMRO.0262.buVerwoldsew26aLa–BP41 Vastgesteld d.d.
1.
INLEIDING
1.1. Algemeen Aan de Verwoldseweg 26a is de manege van de St. Steffenrijders (paardrijvereniging en ponyclub) gesitueerd. De manege heeft momenteel een kleine binnenbak (rijhal), een kantine, een grote buitenbak en bijbehorende parkeerplaatsen in gebruik. De wens bestaat om ter plaatse van de buitenbak een tweede (grotere) rijhal op te richten, direct ten zuiden van de bestaande rijhal. Omdat de bouwregels van het geldende bestemmingsplan ‘Buitengebied Lochem 2010’ een dergelijke vergroting van het bebouwd oppervlak niet toestaat is een herziening van het bestemmingsplan noodzakelijk. Hiervoor is door de Stichting Ruitersport Belangen Laren een verzoek ingediend. Het college van Burgemeester en wethouders van de gemeente Lochem heeft in dit kader besloten in principe medewerking te verlenen aan de realisatie van een rijhal bij de manege aan de Verwoldeseweg 26a te Laren middels een partiële herziening van het bestemmingsplan "Buitengebied Lochem 2010”. Voorliggend bestemmingsplan ‘Verwoldseweg 26a Laren’ dient ertoe het gemeentebestuur van Lochem, op basis van de Wet ruimtelijke ordening, een passend beleidsinstrument te geven voor de realisatie van een (tweede) rijhal bij de manege van de St. Steffenrijders. 1.2. Ligging en begrenzing plangebied De planlocatie heeft betrekking op de gronden aan de Verwoldeseweg 26a en ligt ten oosten van de kern Laren. Het plangebied heeft een totale oppervlakte van ca. 13.630 m2 en is kadastraal bekend als Gemeente Lochem, sectie Z, nummer 176 en 178. Het plangebied wordt begrensd door de Verwoldseweg in het noorden, een bos-en natuurgebied in het oosten, agrarische gronden in het zuiden en een woning (Verwoldseweg 26) in het westen. De gronden op het woonperceel Verwoldseweg 26 worden overigens ook (mede)gebruikt door een ballonvaartbedrijf (BAS Ballonvaarten BV). De ligging en begrenzing van het plangebied is in bijgaande figuur (volgende bladzijde) weergegeven. 1.3. Vigerend bestemmingsplan Het plangebied maakt deel uit van het bestemmingsplan ‘Buitengebied Lochem 2010’ dat op 7 december 2010 door de gemeenteraad is vastgesteld. De gronden hebben daarin de bestemming ‘Sport’ met de functieaanduiding ‘manege’ als bedoeld in artikel 19 van de bijbehorende planregels.
Gemeente Lochem Bestemmingsplan Verwoldseweg 26A Laren mRO b.v. / TOE / 08.229 –v3 / augustus 2014
5
NL.IMRO.0262.buVerwoldsew26aLa–BP41 Vastgesteld d.d.
Ligging plangebied op de luchtfoto (rood omcirkeld) (bron: Google Maps)
Ligging en begrenzing plangebied op de Grootschalige Basiskaart Nederlan (GBKN)
Gemeente Lochem Bestemmingsplan Verwoldseweg 26A Laren mRO b.v. / TOE / 08.229 –v3 / augustus 2014
6
NL.IMRO.0262.buVerwoldsew26aLa–BP41 Vastgesteld d.d.
In de bouwregels is bepaald dat de bestaande bebouwing met maximaal 10% mag worden uitgebreid. Specifiek voor maneges is de goot- en bouwhoogte voor gebouwen op respectievelijk 4 en 9 meter gesteld. De beoogde planontwikkeling, het vergroten van de manege met een rijhal van ca. 2.500 m2, past derhalve niet binnen de bouwregels van het bestemmingsplan, omdat daarmee het bebouwd oppervlak met meer dan 10% wordt vergroot. Bovendien hebben de gronden de dubbelbestemming ‘Waarde – Archeologie2’ omdat ze zijn gesitueerd in een archeologisch verwachtingsgebied. Volgens deze dubbelbestemming is het zonder omgevingsvergunning verboden om bouw- of grondwerkzaamheden te verrichten. Uitgezonderd zijn werkzaamheden zoals de verbouwing en/of nieuwbouw waarbij gebruik gemaakt wordt van de bestaande funderingen en zonder uitbreiding van het bebouwd oppervlak. In hoofdstuk 5.9 wordt nader op de dubbelbestemming ‘Waarde-Archeologie’ ingegaan. Tevens is een drietal gebiedsaanduidingen van toepassing, te weten ‘landschapstype–essenlandschap’, ‘reconstructiewetzone–verwevingsgebied’ en 'essen en enken'. Deze gebiedsaanduidingen hebben vooral betrekking op de agrarische bestemmingen in het bestemmingsplan ‘Buitengebied Lochem 2010’ en zijn voor de betreffende planlocatie niet van belang. In bijgaande figuur is een uitsnede van het geldende bestemmingsplan weergegeven.
Uitsnede verbeelding bestemmingsplan ‘Buitengebied Lochem 2010’, met rood omcirkeld de planlocatie
Gemeente Lochem Bestemmingsplan Verwoldseweg 26A Laren mRO b.v. / TOE / 08.229 –v3 / augustus 2014
7
NL.IMRO.0262.buVerwoldsew26aLa–BP41 Vastgesteld d.d.
1.4. Opzet van de toelichting De toelichting is als volgt opgebouwd. Hoofdstuk 2 beschrijft de huidige situatie van het plangebied. Het van toepassing zijnde beleid op zowel rijks-, provinciaal-, en gemeentelijk niveau wordt in hoofdstuk 3 verwoord. Vervolgens wordt in hoofdstuk 4 de toekomstige situatie beschreven. Hoofdstuk 5 gaat in op een aantal relevante milieuaspecten en onderzoeken, ook wel de randvoorwaarden van het plan genoemd, waarna in hoofdstuk 6 ‘Juridische aspecten’, een toelichting op de verbeelding (plankaart en de planregels) volgt. Hoofdstuk 7 omvat de economische uitvoerbaarheid van het plan. Ten slotte zet hoofdstuk 8 de resultaten van de maatschappelijke uitvoerbaarheid en het vooroverleg van het plan uiteen.
Gemeente Lochem Bestemmingsplan Verwoldseweg 26A Laren mRO b.v. / TOE / 08.229 –v3 / augustus 2014
8
NL.IMRO.0262.buVerwoldsew26aLa–BP41 Vastgesteld d.d.
2.
BESCHRIJVING BESTAANDE SITUATIE
Het plangebied heeft betrekking op het perceel Verwoldeseweg 26a, als onderdeel van het buitengebied van de gemeente Lochem. Op deze locatie is de manege van de St.Steffenrijders gesitueerd, St.Steffenrijders Laren bestaat uit twee verenigingen: de Paardensportvereniging en Ponyclub. De locatie ligt ten oosten van de kern Laren, aan de oostzijde van de provinciale weg (N332) en maakt deel uit van het zogenaamde ‘essenlandschap’; glooiende akkers met een open karakter, gecombineerd met kleinschalige landschapselementen (zoals hagen, houtwallen, lanen, bossages) aan de randen. Het omliggende gebied bestaat dan ook in hoofdzaak uit agrarisch gebied en is momenteel voornamelijk als akker/weiland in gebruik. Hoewel in de omgeving nog een enkel agrarisch bedrijf aanwezig is (o.a. aan de Marsmansteeg) zijn er ook diverse woonbestemmingen aanwezig. In dit kader grenst het plangebied in het westen aan een woning (Verwoldseweg 26), waar de gronden overigens ook (mede)gebruikt worden door een ballonvaartbedrijf (BAS Ballonvaarten BV).
Bestaande situatie plangebied op de luchtfoto
Bebouwing Op het perceel is momenteel een overdekte rijbak (binnenbak van ca. 20 x 40 meter) aanwezig, alsook een kantine en stallen (zes stands). De totale oppervlakte aan gebouwen op het perceel bedraagt daarmee ca.1500m². De
Gemeente Lochem Bestemmingsplan Verwoldseweg 26A Laren mRO b.v. / TOE / 08.229 –v3 / augustus 2014
9
NL.IMRO.0262.buVerwoldsew26aLa–BP41 Vastgesteld d.d.
huidige binnenbak heeft een goot- en bouwhoogte van respectievelijk ca. 2,3 en 7,4 meter. De overige bebouwing is beduidend lager. Ten zuiden van de overdekte rijbak is een buitenbak van ongeveer 60 x 60 meter gesitueerd. Ontsluiting De manege wordt ontsloten via de centrale in- en uitrit op de Verwoldseweg aan de noordzijde van het perceel. Ten oosten van de binnenbak zijn op het perceel (onverharde) parkeervoorzieningen aanwezig. In totaal is er ruimte voor ca. 20 auto’s.
Plangebied ter hoogte van in- en uitrit op de Verwoldseweg
Landschap Zoals genoemd maakt het plangebied deel uit van het zogenaamde ‘essenlandschap’. Een dergelijk landschap In dit voornamelijk agrarische landschap bestond van oudsher vanuit het landbouwkundige gebruik een duidelijke relatie tussen heidegebieden (schaapsweide en plaggen), essencomplexen en kampen (akkers) en de hooilanden. De heide leverde weidegebied voor schaapskudden en plaggen voor in de schaapskooien en veestallen. Het mengsel van plaggen en mest werd vervolgens op de esgronden gebracht wat een vruchtbare, steeds hogere, akker opleverde. De boerderijen waren, in verband met de bewerking van de gronden en de directe relatie met de veestallen, doorgaans aan de randen of midden op de essencomplexen gelegen. De essencomplexen zijn veelal nog herkenbaar aan hun open structuur en het aanwezige reliëf. De gebieden rondom de essen worden getypeerd door een kleinschalig landschap voorzien van hagen, houtwallen, lanen en bossages. In het vigerende bestemmingsplan ‘Buitengebied Lochem 2010’ is dit ook als zodanig aangegeven en beschermd met de gebiedsaanduiding ‘landschapstype – essenlandschap’. Tevens is het gebied aangewezen als ‘essen en enken’. Praktijk leert dat deze essen en enk typering bedoeld is voor het beschermen van de aanwezige
Gemeente Lochem Bestemmingsplan Verwoldseweg 26A Laren mRO b.v. / TOE / 08.229 –v3 / augustus 2014
10
NL.IMRO.0262.buVerwoldsew26aLa–BP41 Vastgesteld d.d.
enken of essen, die in deze casus vooral noordelijk en zuidelijk van het plangebied is gesitueerd. Voor elk landschapstype zijn gebiedseigen kernkwaliteiten vastgelegd. Nieuwe ontwikkelingen in het buitengebied mogen niet ten koste gaan van deze kwaliteiten en dienen deze te versterken. In hoofdstuk 3.4 wordt hier verder op ingegaan.
Plangebied bezien vanaf Verwoldseweg (in zuidoostelijke richting)
Plangebied bezien vanaf N332 , in noordelijke richting (bron foto’s: Google streetview)
Gemeente Lochem Bestemmingsplan Verwoldseweg 26A Laren mRO b.v. / TOE / 08.229 –v3 / augustus 2014
11
NL.IMRO.0262.buVerwoldsew26aLa–BP41 Vastgesteld d.d.
Gemeente Lochem Bestemmingsplan Verwoldseweg 26A Laren mRO b.v. / TOE / 08.229 –v3 / augustus 2014
12
NL.IMRO.0262.buVerwoldsew26aLa–BP41 Vastgesteld d.d.
3.
BELEIDSKADER
Op rijks-, provinciaal, regionaal en gemeentelijk niveau is veel beleid geformuleerd waarmee bij het opstellen van een bestemmingsplan rekening moet worden gehouden. De meest relevante beleidsaspecten die betrekking hebben op het plangebied worden in dit hoofdstuk uiteengezet. Onderscheid is aangebracht in Rijksbeleid (paragraaf 3.1), provinciaal beleid (paragraaf 3.2), regionaal beleid (paragraaf 3.3) en gemeentelijk beleid (paragraaf3.4). 3.1. Rijksbeleid Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR), vastgesteld op 13 maart 2012, is het ruimtelijke en mobiliteitsbeleid van het Rijk opgenomen. De SVIR schetst hoe Nederland er in 2040 uit moet zien: concurrerend, leefbaar en veilig. De SVIR vervangt onder meer de Nota Ruimte, de Nota Mobiliteit en de Agenda Vitaal Platteland. Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig. Daar streeft het Rijk naar met een krachtige aanpak die gaat voor een excellent internationaal vestigingsklimaat, ruimte geeft aan regionaal maatwerk, de gebruiker voorop zet, investeringen scherp prioriteert en ruimtelijke ontwikkelingen en infrastructuur met elkaar verbindt. Dit doet het Rijk samen met andere overheden en met een Europese en mondiale blik. Bij deze aanpak hanteert het Rijk een filosofie die uitgaat van vertrouwen, heldere verantwoordelijkheden, eenvoudige regels en een selectieve rijksbetrokkenheid. Zo ontstaat er ruimte voor maatwerk en keuzes van burgers en bedrijven. Het roer om Het Rijk brengt de ruimtelijke ordening zo dicht mogelijk bij diegene die het aangaat (burgers en bedrijven), laat het meer over aan gemeenten en provincies (‘decentraal, tenzij…’) en de gebruiker komt centraal te staan. Het Rijk kiest voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts 13 nationale belangen. Voor die belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken (‘je gaat er over of niet’). Buiten deze 13 belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid. Hierdoor neemt de bestuurlijke drukte af en ontstaat er ruimte voor regionaal maatwerk. De verantwoordelijkheid voor de afstemming tussen verstedelijking en groene ruimte op regionale schaal laat het Rijk over aan de provincies. Daartoe schaft het Rijk het landschapsbeleid af en beperkt het rijksregimes in het natuurdomein. Het Rijk versterkt de samenhang tussen de verschillende modaliteiten en tussen ruimtelijke ontwikkeling en mobiliteit. De (boven)lokale afstemming en uitvoering van verstedelijking wordt overgelaten aan (samenwerkende) gemeenten binnen provinciale kaders. De sturing op verstedelijking laat het Rijk los. Alleen in de stedelijke regio’s rond de mainports (Noordvleugel en Zuidvleugel) zal het Rijk afspraken maken met decentrale overheden over de programmering van verstedelijking.
Gemeente Lochem Bestemmingsplan Verwoldseweg 26A Laren mRO b.v. / TOE / 08.229 –v3 / augustus 2014
13
NL.IMRO.0262.buVerwoldsew26aLa–BP41 Vastgesteld d.d.
Rijksdoelen en nationale belangen Het Rijk heeft in de SVIR drie doelen geformuleerd om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig te houden voor de middellange termijn (2028): · Het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland; · Het verbeteren en ruimtelijk zekerstellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat; · Het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn. Relatie met het plangebied Met de bouw van een nieuwe rijhal bij een bestaande manege in het plangebied zijn niet direct nationale belangen in het geding. Hierdoor is geen sprake van een rijksverantwoordelijkheid en hebben gemeente en provincie de eerste verantwoordelijkheid om de ruimtelijke aspecten in goede banen te leiden. Voorliggend bestemmingsplan dient hiertoe. Waterbeleid Een ander belangrijk onderwerp in het rijksbeleid is duurzaam waterbeheer. De Europese Kaderrichtlijn Water, die sinds 2000 van kracht is, speelt hierbij een belangrijke rol. De richtlijn moet er immers voor zorgen dat de kwaliteit van het oppervlakte- en grondwater in Europa in 2015 op orde is. Dit betekent dat de rijksoverheid streeft naar een watersysteem dat zoveel mogelijk de natuurlijke situatie (zonder ingrepen van de mens) benadert. Het streven is onder andere gericht op het behouden en vergroten van de ruimte voor water, waar mogelijk vasthouden van water en verbetering van de waterkwaliteit. De waterbeheerders spelen hierbij een belangrijke rol. In de ruimtelijke plannen, waaronder het bestemmingsplan, wordt een waterparagraaf opgenomen. In paragraaf 5.7 wordt hier nader op ingegaan. Milieuwetgeving Bij het opstellen van ruimtelijke plannen is diverse (milieu)wetgeving van toepassing, waaronder de Wet luchtkwaliteit, Wet op de archeologische monumentenzorg, de Flora- en faunawet, besluit externe veiligheid, Wet geluidhinder, etc. Op deze aspecten zal eveneens in hoofdstuk 5 nader worden ingegaan. 3.2. Provinciaal beleid Het provinciale ruimtelijk beleid is vastgelegd in de provinciale structuurvisie Streekplan Gelderland 2005 en verschillende uitwerkingen en herzieningen daarvan. Voorts gelden er verschillende thematische structuurvisies. Een gedeelte van het provinciale beleid is op grond van de Wro-Agenda vastgelegd in de Ruimtelijke Verordening Gelderland. De verordening stelt eisen ten aanzien van de inhoud van gemeentelijke bestemmingsplannen. Structuurvisie/Streekplan Gelderland 2005 In het Streekplan Gelderland ‘Kansen voor de regio’s’ uit 2005 zijn de hoofdlijnen voor de ruimtelijke ontwikkeling in de komende tien jaar
Gemeente Lochem Bestemmingsplan Verwoldseweg 26A Laren mRO b.v. / TOE / 08.229 –v3 / augustus 2014
14
NL.IMRO.0262.buVerwoldsew26aLa–BP41 Vastgesteld d.d.
vastgelegd. Sinds 1 juli 2008 wordt het Streekplan aangemerkt als Structuurvisie. De hoofddoelstelling van het Gelders ruimtelijk beleid voor de periode 2005-2015 is om de ruimtebehoefte zorgvuldig in regionaal verband te accommoderen en te bevorderen dat publieke en private partijen de benodigde ruimte vinden, op een wijze die meervoudig ruimtegebruik stimuleert, duurzaam is en de regionale verscheidenheid versterkt, gebruik makend van de aanwezige identiteiten en ruimtelijke kenmerken. Als uitwerking van deze hoofddoelstelling hanteert de provincie de volgende doelen: · sterke stedelijke netwerken en regionale centra bevorderen; · versterken van de economische kracht en de concurrentiepositie van Gelderland; · bevorderen van een duurzame toeristisch-recreatieve sector in Gelderland met een bovengemiddelde groei; · de vitaliteit van het landelijk gebied en de leefbaarheid van daarin aanwezige kernen versterken; · de waardevolle landschappen verbeteren en de Ecologische Hoofdstructuur realiseren; · de watersystemen veilig en duurzaam afstemmen op de veranderende wateraan- en afvoer en de benodigde waterkwaliteit · een gezond en veilig milieu(basis)kwaliteit bewerkstelligen · met ruimtelijk beleid bijdragen aan de verbetering van de bereikbaarheid van en in de provincie; · bijdragen aan een evenwichtige regionaal gedifferentieerde ruimtelijke ontwikkeling, door de cultuurhistorische identiteiten en ruimtelijke kenmerken als inspiratiebron te hanteren in ruimtelijke planning. Provinciale ruimtelijke hoofdstructuur De provincie kiest voor een selectieve beleidsinzet op zaken die van provinciaal belang zijn. Dit vertaald zich in een tweeledige provinciale ruimtelijke hoofdstructuur: · de hoogdynamische functies samenhangend met de hoofdinfrastructuur en intensieve vormen van ruimtegebruik (bv. stedelijke ontwikkeling, infrastructuur, intensieve recreatie, intensieve agrarische teelten) – het rode raamwerk; · de functies en kwaliteiten die afhankelijk zijn van een lage dynamiek en kwetsbaar zijn voor en intensief ruimtegebruik (bijv. de ecologische hoofdstructuur, ruimte voor water) – het groen-blauwe raamwerk. Daarnaast zijn er nog de steden, dorpen, buurtschappen buiten de ruimtelijke hoofdstructuur, de waardevolle landschappen en het multifunctioneel platteland: het multifunctionele gebied. In het provinciaal beleid wordt op deze gebieden geen expliciete provinciale sturing gericht. Het plangebied wordt inde provinciale structuurvisie aangeduid als multifunctioneel platteland en behoort daarmee tot het multifunctionele gebied. In de structuurvisie worden de volgende doelen voor het multifunctioneel gebied genoemd. · ontwikkeling door uitvoering van reconstructieplannen; · accommoderen van nieuwe economische dragers; · accommoderen behoefte aan centrum-dorps landelijk wonen/werken; · inspelen op regionale structuurkenmerken;
Gemeente Lochem Bestemmingsplan Verwoldseweg 26A Laren mRO b.v. / TOE / 08.229 –v3 / augustus 2014
15
NL.IMRO.0262.buVerwoldsew26aLa–BP41 Vastgesteld d.d.
·
gebiedsspecifieke strategie in waardevolle landschappen.
De beoogde ontwikkeling, het oprichten van een nieuwe rijhal behorend bij een bestaande manege, past binnen de visie voor het multifunctionele gebied om diverse ontwikkelingsmogelijkheden toe te staan als economische drager voor het buitengebied. Een manege wordt in dit kader beschouwd als nietagrarische bedrijvigheid die verwant is aan recreatie in het buitengebied. Voor een dergelijke functie geldt dat deze functioneel gebonden is aan het buitengebied, zodat nieuwe bebouwing ook buiten het rode raamwerk is toegestaan. De beoogde ontwikkeling, uitbreiding van een bestaande manege, past daarmee binnen het ruimtelijke provinciale beleid. Ruimtelijke Verordening Gelderland Met een ruimtelijke verordening stelt de provincie regels aan bestemmingsplannen van gemeenten. Doel van de verordening is om provinciale belangen op het gebied van de ruimtelijke ordening te laten doorwerken naar het gemeentelijk niveau. De provincie richt zich hierbij op onderwerpen die van provinciaal belang zijn, zoals verstedelijking, natuur, nationale landschappen, water en glastuinbouw. Gemeenten krijgen op sommige terreinen meer beleidsvrijheid, terwijl ze op andere gebieden te maken krijgen met strikte provinciale richtlijnen. Provinciale Staten hebben de Ruimtelijke Verordening Gelderland vastgesteld op 10 december 2010 en de deze geldt sinds maart 2011. Op 27 juni 2012 heeft Provinciale Staten van Gelderland de eerste herziening van voornoemde verordening vastgesteld. Op achtereenvolgens 19 december 2012 en 29 mei 2013 is een tweede en derde herziening vastgesteld. Deze herzieningen zijn verwerkt in de geconsolideerde versie. De voorschriften in de ruimtelijke verordening zijn gebaseerd op de provinciale structuurvisie (voorheen Streekplan Gelderland 2005), streekplanuitwerkingen en –herzieningen. De verordening is slechts een juridische vertaling van dit beleid, er is geen nieuw beleid aan toegevoegd. Relatie met het plangebied Ingevolge de provinciale verordening valt het plan onder hoofdstuk 2 Verstedelijking, artikel 2, paragraaf 2.3, onder a. Hierin is aangegeven dat nieuwe bebouwing ten behoeve van wonen en werken mogelijk wordt gemaakt indien de nieuwe bebouwing functioneel gebonden is aan het buitengebied. In onderhavig geval wordt een bestaande manege uitgebreid met een rijhal. Zoals reeds aangegeven in voorgaande paragraaf kan deze nieuwe bebouwing worden beschouwd als functioneel gebonden aan het buitengebied. Daarmee past de uitbreiding binnen de regels van de provinciale verordening. 3.3. Regionaal beleid Waterbeheerplan Waterschap Rijn en IJssel Het Waterschap Rijn en IJssel heeft in het Waterbeheerplan 2010-2015 haar beleid geformuleerd. Dit plan is per 1 januari 2010 in werking getreden. De opdracht is te zorgen voor voldoende water, schoon water en voor veilig wonen en werken op de taakvelden watersysteem, waterketen en veiligheid.
Gemeente Lochem Bestemmingsplan Verwoldseweg 26A Laren mRO b.v. / TOE / 08.229 –v3 / augustus 2014
16
NL.IMRO.0262.buVerwoldsew26aLa–BP41 Vastgesteld d.d.
Het waterschap houdt daarbij rekening met agrarische, economische, ecologische en recreatieve belangen. Aandachtspunten zijn het verbeteren van ecologische en chemische waterkwaliteit (terugdringen van oppervlaktewatervervuiling) en het voorkomen van wateroverlast, waarbij rekening wordt gehouden met het veranderende klimaat. In zowel landelijk als stedelijk gebied kunnen ruimtelijke ontwikkelingen een positief maar ook een negatief effect hebben op het watersysteem. In het algemeen zoekt het waterschap naar duurzame oplossingen. Uitgangspunt is dat het water zoveel mogelijk binnen een plangebied wordt vastgehouden en dat relatief schoonwater ook relatief schoon blijft. Daarbij geldt dat het regenwater, dat op verharde oppervlaktes valt en schoon genoeg is (zoals van gevels en daken), zoveel mogelijk wordt vastgehouden of wordt geborgen. In paragraaf 5.6 van dit bestemmingsplan wordt nader ingegaan op de wateraspecten in het plangebied. Regionale structuurvisie De Voorlanden van de Stedendriehoek 2030 Op 9 november 2009 heeft de gemeenteraad van Lochem de intergemeentelijke structuurvisie ‘De Voorlanden van de Stedendriehoek’ vastgesteld. Deze visie maakt samen met de al eerder vastgestelde visie voor het bundelingsgebied (grofweg het gebied binnen de lijn Apeldoorn, Deventer en Zutphen) het ruimtelijk beleid voor de regio Stedendriehoek ‘compleet’. De visie over De Voorlanden richt zich op het versterken en uitbouwen van de kwaliteiten van natuur en landschap, de gevarieerde en hoogwaardige woonen werkomgeving, de sterke landbouw en het toeristisch profiel van de regio Stedendriehoek. De in de visie voorgestelde programma’s en projecten worden meest lokaal ingevuld. Dit past bij de werkwijze van de regio: lokaal moet worden aangepakt wat lokaal kan. De regio Stedendriehoek streeft in dit kader onder andere naar het opstellen van (uitvoeringsprogramma’s voor) landschapsontwikkelingsplannen voor de gehele regio, met als doel het behoud en de verbetering van de kwaliteit van het landschap. Met de (uitvoeringsprogramma’s voor) landschapsontwikkelingsplannen wordt sturing gegeven aan de landschappelijke kwaliteit, de landschappelijke inpassing van ontwikkelingen in het buitengebied en aan het behoud van bestaande landschapselementen. Ontwikkelingen kunnen zowel groot- als kleinschalig zijn. Daarbij is dan ook oog voor het behoud van bestaande en de ontwikkeling van nieuwe kleine landschapselementen, zoals bosjes, houtwallen en poelen. Bij nieuwe (ruimtelijke) ontwikkelingen in het buitengebied van Lochem dient derhalve ook aangegeven te worden hoe de nieuwe ontwikkeling landschappelijk wordt ingepast. Specifiek voor de beoogde ontwikkeling aan de Verwoldseweg 26A te Laren is een landschappelijk inpassingsplan opgesteld. In paragraaf 4.3 wordt hier nader op ingegaan.
Gemeente Lochem Bestemmingsplan Verwoldseweg 26A Laren mRO b.v. / TOE / 08.229 –v3 / augustus 2014
17
NL.IMRO.0262.buVerwoldsew26aLa–BP41 Vastgesteld d.d.
3.4. Gemeentelijk beleid Bestemmingsplan buitengebied Lochem Het bestemmingsplan ‘Buitengebied Lochem 2010’ vormt een belangrijk toetsingskader voor de ruimtelijke ontwikkelingen in het buitengebied van Lochem. Het bestemmingsplan is onder meer gebaseerd op de visie Buitengebied Lochem en het Landschap Ontwikkelingsplan (LOP). Landschap Een belangrijk uitgangspunt van het bestemmingsplan is de kwaliteit van het landschap. De landschappelijke kwaliteit in het buitengebied Lochem verschilt plaatselijk sterk als gevolg van ontwikkelingsgeschiedenis, verschillend grondgebruik en een verschillende ondergrond wat betreft geologie, bodem en waterhuishouding. Op basis van deze verschillen zijn in het bestemmingsplan zeven landschapstypen onderscheiden, te weten: rivierenlandschap, beekdallandschap, bos- en landgoederenlandschap, essenlandschap, stuwwal Lochem, open broekgebieden en kleinschalig kampenlandschap. In het plan zijn kernkwaliteiten per landschapstype benoemd. Deze zijn het uitgangspunt voor de ontwikkelingsrichting die de gemeente per landschapstype voor ogen heeft. Het plangebied ligt in een gebied dat is te typeren als een ‘essenlandschap’.
Ligging landschapstype ‘Essenlandschap’ (bron: Bestemmingsplan ‘Buitengebied Lochem 2010’)
Gemeente Lochem Bestemmingsplan Verwoldseweg 26A Laren mRO b.v. / TOE / 08.229 –v3 / augustus 2014
18
NL.IMRO.0262.buVerwoldsew26aLa–BP41 Vastgesteld d.d.
In navolgend schema zijn de kenmerken van dit type landschap weergegeven. Essenlandschap
Kenmerken
Uitgangspunten voor ontwikkelingen
Landschap
Microreliëf: grote essen en steilranden Perceelrandbeplanting Houtwallen en hakhoutbosjes
Perceelrandbeplanting versterken Wegbeplanting versterken Open houden essen; randen beplanten
Grillige wegenstructuur met beplanting Onregelmatige verkaveling Oude boerderijen Bebouwing
Cultuurhistorisch waardevol Hallehuisboerderijen Achterzijde vaak naar de weg gericht
Materialen: afgestemd op omgeving Bij voorkeur traditionele kapvorm Bij voorkeur 1 bouwlaag, altijd aan de rand van de essen
Kleine boerderijtjes Erfbeplanting
Zware erfbeplanting Boomgaard voor of naast voorhuis
Zware erfbeplanting Erfbeplanting herstellen en versterken in de 4 lagen: grote bomen, kleine bomen (fruit), heesters en hagen
Geriefhoutbosjes: Gelderse roos, lijsterbes, meidoorn, sleedoorn, eik, etc. Hagen: beuk om ‘hof’ (voortuin), meidoorn, sleedoorn Kenmerken ‘Esssenlandschap’ (bron: Bestemmingsplan ‘Buitengebied Lochem 2010’)
Binnen de landschappelijke kwaliteiten kunnen verschillende functies zich verder ontwikkelen. Gestreefd wordt naar een versterking van de kernkwaliteiten, terwijl tegelijkertijd ontwikkelingen daarin mogelijk zijn. Sterker nog, ontwikkelingen kunnen plaatsvinden en zorg dragen voor versterking van de aanwezige kwaliteit. Dit geldt voor zowel ontwikkelingen op gebied van landbouw, als wonen en werken en toerisme en recreatie. Het ruimtelijk beeld van het plangebied aan de Verwoldseweg voldoet, ook na de beoogde ontwikkeling, aan de kenmerken van een essenlandschap. Bovendien wordt in het kader van de beoogde ontwikkeling een ‘landschappelijk inpassingspan’ opgesteld waarin de specifieke kenmerken van het landschap worden benadrukt, c.q. versterkt (zie ook navolgend hoofdstuk).
Gemeente Lochem Bestemmingsplan Verwoldseweg 26A Laren mRO b.v. / TOE / 08.229 –v3 / augustus 2014
19
NL.IMRO.0262.buVerwoldsew26aLa–BP41 Vastgesteld d.d.
Gemeente Lochem Bestemmingsplan Verwoldseweg 26A Laren mRO b.v. / TOE / 08.229 –v3 / augustus 2014
20
NL.IMRO.0262.buVerwoldsew26aLa–BP41 Vastgesteld d.d.
4.
PLANBESCHRIJVING
4.1. Het initiatief De voorgenomen ontwikkelingen op het perceel aan de Verwoldseweg 26a te Laren hebben betrekking op het vergroten van de bouwmogelijkheden behorende bij de bestaande manege van de St. Steffenrijders (paardrijvereniging en ponyclub). De initiatiefnemer (de Stichting Ruitersport Belangen Laren) is voornemens om ter plaatse van de huidige buitenbak een tweede (grotere) rijhal op te richten, direct ten zuiden van de bestaande rijhal. Voor de nieuwe ontwikkeling op het terrein is een bouwplan opgesteld, evenals een landschappelijk inpassingsplan. 4.2. Bebouwing Zoals reeds in hoofdstuk 2 is aangegeven bestaat de manege momenteel uit een overdekte rijbak (binnenbak van ca. 20 x 40) met kantine en stallen, een buitenbak en parkeervoorzieningen. Ter plaatse van de huidige buitenbak, direct ten zuiden van de bestaande rijhal, wordt een tweede rijhal met een oppervlakte van ca. 2.500 m2 opgericht. De bouwhoogten worden daarbij afgestemd op de bestaande rijhal. Concreet betekent dit dat de nieuwe rijhal een goot- en bouwhoogte heeft van respectievelijk ca. 2,3 en 7,4 meter. De nieuwe rijhal sluit qua materiaal- en kleurgebruik eveneens aan op de bestaande hal. De wanden worden in dit kader uitgevoerd in baksteen (rood) en damwanden (donkergroen). De hal wordt voorzien van een golfplaten dak (antraciet). De overige gebouwen wijzigen niet en blijven gehandhaafd.
Boven: Nieuwe rijhal op het terrein van de manege aan de Verwoldseweg 26a, geprojecteerd op de luchtfoto
Links: Plattegrond van het bouwplan (bron: Stichting Ruitersport Belangen Laren) Gemeente Lochem Bestemmingsplan Verwoldseweg 26A Laren mRO b.v. / TOE / 08.229 –v3 / augustus 2014
21
NL.IMRO.0262.buVerwoldsew26aLa–BP41 Vastgesteld d.d.
Doorsneden en gevel aanzichten nieuwe rijhal (bron: Stichting Ruitersport Belangen Laren)
Gemeente Lochem Bestemmingsplan Verwoldseweg 26A Laren mRO b.v. / TOE / 08.229 –v3 / augustus 2014
22
NL.IMRO.0262.buVerwoldsew26aLa–BP41 Vastgesteld d.d.
4.3. Verkeer en parkeren Ook de in- en uitrit op de Verwoldseweg in het noorden van het plangebied, alsook de parkeerplaats wijzigt niet. Hoewel een manege in de regel een sterke verkeersaantrekkende werking heeft, is dit echter wel afhankelijk van het gebruik van de manege. In dit kader wordt het volgende opgemerkt. De manege met bijbehorende binnen- en buitenbak wordt gebruikt door zowel leden van de ponyclub, alsook de paardrijvereniging. Maandagavond tot en met vrijdagavond worden er lessen gegeven. Leden kunnen buiten de lesuren gebruik maken van de binnen- en buitenbak. In het voor- en najaar worden er onderlinge indoor-clubwedstrijden gehouden. Eén keer per jaar is er een outdoor-clubwedstrijd en jaarlijks wordt een ‘Tripalon’ georganiseerd op en rond het terrein van de Manege. Verder wordt de hal gebruikt voor de jaarlijkse pluimveetentoonstelling en de jaarlijkse fokveekeuring. De nieuw op te richten rijhal heeft vooral tot doel om ook bij slechte weersomstandigheden te kunnen paardrijden( springen en dressuuroefeningen), waarbij door de grotere afmeting van de hal ook proeven op een hoger niveau beoefend kunnen worden. Door de grotere hal wordt ook de mogelijkheid geboden om materiaal op te slaan. Er worden geen extra paardenboxen geplaatst zodat het huidige aantal van zes boxen / stallen stands maatgevend is. Met andere woorden, er worden niet meer paarden op de manege gestald. Het is de bedoeling in de nieuwe hal ook een beperkt aantal indoorwedstrijden te houden voor de Kring Achterhoek Oost en de Regio Gelderland en om elke 2 of 3 maanden een springparcours in de hal aan te bieden. Door plaatsing van de rijhal is de verwachting dat de verkeersaantrekkende niet noemenswaardig zal toenemen. Op grond van de CROW-kencijfers (publicatie 317, ‘Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie) is de verkeersaantrekkende werking bij een manege namelijk afhankelijk van het aantal paardenboxen. Zoals reeds aangegeven neemt het aantal boxen als gevolg van de planontwikkeling niet toe. Voor de manege zijn voldoende parkeerplaatsen op eigen terrein aanwezig voor het normale gebruik van de manege. Ten behoeve van de wedstrijden en de beoogde uitbreiding zijn extra parkeervoorzieningen op het terrein gerealiseerd. Bij de Tripalon wedstrijden (concours) wordt gebruik gemaakt van particuliere gronden nabij het manegeterrein en van het nabijgelegen evenemententerrein, voor zover passend binnen de evenementenregeling voor dit terrein (maximaal 6x per jaar).
Gemeente Lochem Bestemmingsplan Verwoldseweg 26A Laren mRO b.v. / TOE / 08.229 –v3 / augustus 2014
23
Landschappelijke inpassing Verwoldseweg 26a (bron: NL.IMRO.0262.buVerwoldsew26aLa–BP41 Stichting Ruitersport Belangen Laren) Vastgesteld d.d.
4.4. Erfbeplanting landschappelijke inpassing De huidige erfbeplanting in het noordoosten bestaat uit een beukenhaag die in zuidelijke richting overgaat in een struweel van inheemse loofbomen en struiken (o.a. populier, esdoorn, meidoorn, sleedoorn). Aan de westzijde, tussen de bestaande rijhal en de woning / ballonvaartbedrijf aan de Verwoldseweg 26, is een coniferenhaag aanwezig met een hoogte van 2 meter. Op de overgang naar de zuidelijk gelegen enk worden nieuwe inheemse boom- en struiksoorten aangeplant. Het gaat daarbij om in totaal ca. 160 stuks heesters en struiken, verdeeld over de volgende soorten: krent, meidoorn, Gelderse roos, Cornus Roodhout, hulst, veldesdoorn, sleedoorn en hazelaar. De aanplant zal in 2 rijen worden uitgevoerd met een onderlinge afstand van 1 meter. Deze nieuwe erfbeplanting zorgt voor een goede inpassing van de nieuwe bebouwing in relatie tot het aangrenzende perceel. Daarmee wordt aangesloten om de reeds bestaande erfbeplanting in het oostelijk deel van het perceel en bovendien invulling gegeven aan het zogenaamde essenlandschap; rondom de essen zijn hagen, houtwallen, lanen en bossages aanwezig die tezamen zorgen voor een kleinschalig landschap. 4.5. Vertaling in het bestemmingsplan De manege van de St. Steffenrijders aan de Verwoldseweg 26a te Laren heeft de bestemming ‘Sport’ en is voorzien van de functieaanduiding ‘manege’, conform de planologische regeling van het aangrenzende bestemmingsplan ‘Buitengebied Lochem 2010’. Alle bestaande gebouwen behorend bij de manege maken deel uit van deze bestemming en mogen niet verder worden uitgebreid. Specifiek voor de nieuwe rijhal is op het perceel een aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - nieuw' opgenomen, waarin is bepaald dat de bouw van een nieuwe rijhal met een maximale oppervlakte van 2.800 m² is toegestaan. De toegestane maximale goot- en bouwhoogte zijn afgestemd op de bouwregels voor gebouwen bij maneges, zoals die ook al in het bestemmingsplan ‘Buitengebied Lochem 2010’ zijn opgenomen. Deze bedragen respectievelijk maximaal 4 en 9 meter. Onlangs heeft de gemeente Lochem echter nieuw archeologiebeleid vastgesteld. De archeologische dubbelbestemming uit het moederplan is hierop aangepast. Een verdere toelichting over het thema archeologie is te vinden in paragraaf 5.9. In navolgende figuur is een uitsnede van de verbeelding opgenomen.
Gemeente Lochem Bestemmingsplan Verwoldseweg 26A Laren mRO b.v. / TOE / 08.229 –v3 / augustus 2014
24
NL.IMRO.0262.buVerwoldsew26aLa–BP41 Vastgesteld d.d.
Uitsnede verbeelding (ontwerp)bestemmingsplan Verwoldseweg 26a Laren
Gemeente Lochem Bestemmingsplan Verwoldseweg 26A Laren mRO b.v. / TOE / 08.229 –v3 / augustus 2014
25
NL.IMRO.0262.buVerwoldsew26aLa–BP41 Vastgesteld d.d.
5.
RANDVOORWAARDEN – MILIEUASPECTEN
In dit hoofdstuk wordt een aantal milieuonderwerpen toegelicht die bij een ruimtelijk plan in beschouwing moeten worden genomen. 5.1. Geluid Algemeen Voor het aspect geluid is het Activiteitenbesluit relevant en de richtlijnen voor een landelijke omgeving. Het inrichtingsgebonden verkeer wordt getoetst overeenkomstig de circulaire ‘Geluidhinder veroorzaakt door het wegverkeer van en naar de inrichting (Wet milieubeheer). Geluid in relatie tot het plangebied Ten behoeve van de beoogde ontwikkeling is onderzoek gedaan door akoestisch adviesbureau Alcedo te Holten. Het integrale onderzoek is als bijlage achter deze toelichting opgenomen. In het onderzoek is in beeld gebracht welke geluidsniveaus door de manege worden veroorzaakt op de omliggende woningen. Daarbij is heel nauwkeurig gekeken naar de reguliere bedrijfssituatie (lessen) en naar de incidentele bedrijfssituaties (o.m. wedstrijden). Er is rekening gehouden met het geluid van auto’s en trailers, het laden en lossen, het harken van de buitenbak met een trekker, stemgeluid en het gebruik van een omroepinstallatie op wedstrijd dagen enz.. Volgens de conclusies van het onderzoek voldoet de manege aan de geluidsnormen van het Activiteitenbesluit en levert ook de toetsing aan de geluidnormen voor een landelijke omgeving en vanwege inrichtingsgebonden verkeer geen problemen op. Conclusie De conclusie is dat er vanuit het aspect geluid geen belemmeringen zijn voor het onderhavige bestemmingsplan. 5.2. Luchtkwaliteit Algemeen Op 15 november 2007 is een nieuw wettelijk stelsel voor luchtkwaliteitseisen van kracht geworden. De hoofdlijnen van de nieuwe regelgeving zijn te vinden in hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer, ook wel de Wet luchtkwaliteit genoemd. De regelgeving is uitgewerkt in onderliggende Algemene Maatregelen van Bestuur (AMvB’s) en Ministeriële Regelingen. In de Wet Luchtkwaliteit zijn luchtkwaliteitseisen opgenomen in de vorm van grenswaarden en richtwaarden voor een aantal luchtverontreinigende stoffen. Besluit Niet In Betekenende Mate (NIBM) In dit besluit is bepaald in welke gevallen een ruimtelijke ontwikkeling vanwege de gevolgen voor de luchtkwaliteit niet hoeft te worden getoetst aan de grenswaarden. Een project draagt ‘niet in betekende mate’ bij aan de luchtverontreiniging als de zogenaamde 3% grens niet wordt overschreden. De 3% grens is gedefinieerd als 3% van de grenswaarde voor de
Gemeente Lochem Bestemmingsplan Verwoldseweg 26A Laren mRO b.v. / TOE / 08.229 –v3 / augustus 2014
26
NL.IMRO.0262.buVerwoldsew26aLa–BP41 Vastgesteld d.d.
jaargemiddelde concentratie van fijn stof (PM10) of stikstofdioxide (NO2). Deze grenswaarde is conform het oude Besluit Luchtkwaliteit 2005 gesteld op 40 µg/m3. Dit komt overeen met 1,2 microgram/m3 voor zowel PM10 als NO2. Er zijn twee mogelijkheden om aannemelijk te maken dat een project binnen de NIBM-grens blijft: · Aantonen dat een project binnen getalsmatige grenzen van een categorie (woningbouwprojecten, kantoorprojecten en enkele inrichtingen) uit de ‘Regeling NIBM’ valt. Er is dan geen verdere toetsing nodig, het project is in ieder geval NIBM; · Op een andere manier aannemelijk maken dat een project voldoet aan het 3% criterium. Hiervoor kunnen berekeningen nodig zijn. Als de 3% grens voor PM10 of NO2 niet wordt overschreden is het project NIBM, en hoeft geen verdere toetsing aan grenswaarden plaats te vinden. In de Regeling NIBM is de bovengenoemde 3%-grens uitgewerkt in concrete getallen. Zo ligt voor woningbouwplannen de grens van 3% bij 1.500 woningen bij één ontsluitingsweg. Als verkeerskundig kengetal kan voor een wijk van 1500 woningen een aantal verkeersbewegingen van circa 7500 motorvoertuigen per etmaal worden gehanteerd (5 motorvoertuigen per etmaal, per woning). Luchtkwaliteit in relatie tot het plangebied Het bestemmingsplan voorziet in het omrichten van een tweede rijhal behorend bij een bestaande manege. Zoals reeds in paragraaf 4.3 is aangeven zal de verkeersaantrekkende werking als gevolg van de beoogde ontwikkeling niet noemenswaardig toenemen. Duidelijk is dat de (extra) verkeersbewegingen in ieder geval ruimschoots onder de 7500 motorvoertuigen per etmaal liggen, zodat het project is aan te merken als ‘niet in betekende mate’. Conclusie Concluderend kan gesteld worden dat er geen belemmeringen zijn vanuit het aspect luchtkwaliteit voor het onderhavige bestemmingsplan. 5.3. Externe veiligheid Algemeen Externe veiligheid heeft betrekking op de gevaren die mensen lopen als gevolg van aanwezigheid in de directe omgeving van een ongeval waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken. Er kan onderscheid worden gemaakt tussen inrichtingen waar gevaarlijke stoffen worden bewaard en/of bewerkt, transportroutes waarlangs gevaarlijke stoffen worden vervoerd en ondergrondse buisleidingen. De aan deze activiteiten verbonden risico’s moeten tot een aanvaardbaar niveau beperkt blijven. Landelijk beleid Het wettelijk kader voor risicobedrijven is vastgelegd in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (BEVI) en de bijbehorende Regeling externe veiligheid inrichtingen (REVI). Voor het vervoer van gevaarlijke stoffen is het wettelijke kader vastgelegd in de Wet vervoer gevaarlijke stoffen en de onderliggende
Gemeente Lochem Bestemmingsplan Verwoldseweg 26A Laren mRO b.v. / TOE / 08.229 –v3 / augustus 2014
27
NL.IMRO.0262.buVerwoldsew26aLa–BP41 Vastgesteld d.d.
regelgeving. De wet- en regelgeving voor het vervoer van gevaarlijke stoffen wordt, in samenhang met het vaststellen van het zogenaamde Basisnet voor het vervoer van gevaarlijke stoffen, momenteel herzien. Volgens de laatste inzichten zal deze wijziging pas in 2013 geëffectueerd zijn. Het beleid voor ondergrondse buisleidingen is vastgelegd in het Besluit Externe veiligheid buisleidingen (Bevb). Bij de beoordeling van de externe veiligheidssituatie zijn twee begrippen van belang: · Het plaatsgebonden risico (PR) richt zich als maat voor het risico vanwege activiteiten met gevaarlijke stoffen vooral op de basisveiligheid voor personen in de omgeving van die activiteiten. Aan het PR is een wettelijke grenswaarde verbonden die niet mag worden overschreden. Het PR wordt “vertaald” als een risicocontour rondom een risicovolle activiteit, waarbinnen geen kwetsbare objecten (bijv. woningen) mogen liggen. · Het groepsrisico (GR) is een maat voor de maatschappelijke ontwrichting als gevolg van een calamiteit met gevaarlijke stoffen. Rondom een risicobron wordt een invloedsgebied gedefinieerd, waarbinnen grenzen worden gesteld aan het maximaal aanvaardbare aantal doden, de z.g. oriënterende waarde (OW). Dit is een richtwaarde, waarvan het bevoegd gezag, mits afdoende gemotiveerd, kan afwijken. Deze verantwoordingsplicht geldt voor elke toename van het GR, ook als de OW niet wordt overschreden. Gemeentelijk beleid Overeenkomstig het gestelde in de Externe Veiligheidsvisie (EV-visie) van Lochem conformeert de gemeente Lochem zich aan het wettelijke kader voor het omgaan met de externe veiligheidsproblematiek en behandelt de circulaires alsof deze wet zijn. Verder geeft de EV-visie richtinggevende uitspraken over: · de invulling van de beleidsvrije ruimte bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen (kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten) rondom de meest risicovolle bedrijven (BEVI-bedrijven), en langs relevante transportassen en buisleidingen voor het vervoer van gevaarlijke stoffen; · de gebieden waar nieuwe risicorelevante bedrijven wel of niet kunnen worden toegestaan. Externe veiligheid in relatie tot het plangebied Op basis van de risicokaart van de provincie Gelderland is een inventarisatie van de risicobronnen in en om het plangebied gemaakt. Risicovolle inrichtingen Uit de risicokaart blijkt dat in het plangebied of in de directe omgeving daarvan geen risicovolle inrichtingen zijn gelegen. Ook worden door het plan geen risicovolle inrichtingen mogelijk gemaakt. De manege zelf wordt namelijk niet als een BEVI-inrichting beschouwd. Wel is volgens de gemeentelijke informatie een propaangastank aanwezig bij de woning Verwoldseweg 26A. Voor deze tank is geregeld dat het vullen van de tank niet mag plaatsvinden op wedstrijddagen van de manege.
Gemeente Lochem Bestemmingsplan Verwoldseweg 26A Laren mRO b.v. / TOE / 08.229 –v3 / augustus 2014
28
NL.IMRO.0262.buVerwoldsew26aLa–BP41 Vastgesteld d.d.
Transportroutes gevaarlijke stoffen In het plangebied zijn geen transportroutes voor gevaarlijke stoffen over de weg, het spoor of water aanwezig. De provinciale weg (N332) is wel aangemerkt als een transportroute voor dergelijke stoffen over de weg.
Uitsnede Risicokaart met aanduiding plangebied (rood) (bron:risicokaart.nl)
In dit kader wordt het volgende opgemerkt. De externe veiligheid van de provinciale wegen is door de provincie Gelderland geïnventariseerd. De provincie heeft de gemeente hierover geïnformeerd bij brief van 8 maart 2011 ‘Definitief rapport externe veiligheid provinciale wegen’. Hier is de rapportage van Arcadis ‘Externe veiligheidsrisico’s op provinciale wegen in Gelderland’ (januari 2011) bijgevoegd. De resultaten van dit onderzoek geven inzicht in de externe veiligheidssituatie van de N332 in de huidige situatie en de autonome ontwikkeling daarvan tot 2020. In dit onderzoek wordt geconcludeerd dat de N332 geen transportroute betreft waarvoor externe veiligheid een belangrijk item is. Op grond van deze conclusie en het feit dat de afstand tot aan het plangebied meer dan 130 meter bedraagt, is een nadere verantwoording van het groepsrisico niet noodzakelijk. Buisleidingen Uit de risicokaart komt naar voren dat in of nabij het plangebied geen buisleidingen zijn gelegen waardoor transport van gevaarlijke stoffen plaatsvindt.
Gemeente Lochem Bestemmingsplan Verwoldseweg 26A Laren mRO b.v. / TOE / 08.229 –v3 / augustus 2014
29
NL.IMRO.0262.buVerwoldsew26aLa–BP41 Vastgesteld d.d.
Conclusie Concluderend kan gesteld worden dat er vanuit het aspect externe veiligheid geen belemmeringen zijn voor het bestemmingsplan. 5.4. Bedrijvigheid en milieuzonering (omgevingsanalyse) Algemeen Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stellen zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Dit gebeurt onder andere door milieuzonering. Onder milieuzonering wordt in de regel het aanbrengen van een voldoende ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds en milieugevoelige functies als wonen anderzijds verstaan. De ruimtelijke scheiding bestaat doorgaans uit het aanhouden van een bepaalde afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige functies. Die onderlinge afstand moet groter zijn naarmate de milieubelastende functie het milieu sterker belast. Daarbij kan onderscheid worden gemaakt in niet- agrarische bedrijvigheid en agrarische bedrijvigheid. Niet-agrarische bedrijven Voor de afstemming tussen milieuhindergevoelige functies (zoals woningen) en niet-agrarische bedrijvigheid kan gebruik worden gemaakt van de richtafstandenlijst uit de VNG-publicatie Bedrijven en Milieuzonering (editie 2009). Deze richtafstanden die gelden ten aanzien van de hinderaspecten geluid-, stof- en geurhinder en gevaar, kunnen worden gezien als de afstand waarbij onaanvaardbare hinder van een milieubelastende activiteit voor gevoelige functies kan worden uitgesloten. De richtafstanden worden toegekend op basis van een milieucategorie, waarbij de afstanden uiteenlopen van 10 m voor bedrijven uit milieucategorie 1 tot 1500 voor bedrijven uit milieucategorie 6. Deze afstanden kunnen als basis worden gehanteerd, maar zijn indicatief. Bovendien zijn deze afstanden alleen van toepassing op nieuwe situaties en niet op bestaande situaties. Agrarische bedrijven Bij ruimtelijke ontwikkelingen in de omgeving van landbouwbedrijven, en dan met name veehouderijbedrijven, dient rekening te worden gehouden met het aspect geur. Hiervoor is de Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) van belang, alsook het vanaf 1 januari 2013 geldende Activiteitenbesluit. Het Activiteitenbesluit vervangt onder meer het Besluit landbouw milieubeheer (Blm). In het Activiteitenbesluit zijn voor alle agrarische activiteiten, waaronder akkerbouwbedrijven en veehouderijen, eisen opgenomen. Dit betekent dat de meeste agrarische bedrijven niet meer omgevingsvergunningplichtig zijn. Het Activiteitenbesluit Voor de veehouderijen die niet verguningplichtig zijn, is in het Activiteitenbesluit aangesloten bij de systematiek uit de Wgv. Dat wil zeggen dat in bepaalde gevallen maximaal toegestane geurbelastingen (diercategorieën waarvoor een geuremissiefactor is vastgesteld, bijvoorbeeld varkens en pluimvee) gelden en in andere gevallen vaste afstandseisen (diercategorieën waarvoor geen geuremissiefactor is vastgesteld, waaronder
Gemeente Lochem Bestemmingsplan Verwoldseweg 26A Laren mRO b.v. / TOE / 08.229 –v3 / augustus 2014
30
NL.IMRO.0262.buVerwoldsew26aLa–BP41 Vastgesteld d.d.
melkrundvee en paarden) gelden. Een veehouderij, waarvoor geen geuremissiefactor is vastgesteld moet daardoor in principe voldoen aan een afstand van 100 meter als het geurgevoelig object is gelegen binnen de bebouwde kom en 50 meter als het geurgevoelig object is gelegen buiten de bebouwde kom. De genoemde afstanden worden gemeten vanaf het emissiepunt (daar waar de lucht de stal verlaat) tot aan de dichtstbijzijnde buitenmuur van een woning van derden (geurgevoelig object). Dit geldt ook voor een vaste mestopslag. De minimale afstand tussen de buitenzijde van een dierenverblijf tot de buitenzijde van een geurgevoelig object (buiten de bebouwde kom) moet tenminste 25 meter bedragen. In bijgaande tabel zijn de afstanden nog een keer aangegeven. Concentratiegebied
Binnen bebouwde kom
Diercategorieën Max. 3 ouE/m3 Rgv Andere Min. 100 m t.o.v. diercategorieën geurgevoelig object Buiten Diercategorieën Max. 14 ouE/m3 bebouwde Rgv kom Andere Min. 50 m t.o.v. diercategorieën geurgevoelig object Tabel: Geldende waarden/afstanden (intensieve) veehouderij,
Nietconcentratiegebied
Afstand buitenzijde dierenverblijf tot buitenzijde geurgevoelig object
Max. 2 ouE/m3 Min. 100 m t.o.v. geurgevoelig object Max. 8 ouE/m3
Min. 50 m
Min. 25 m Min. 50 m t.o.v. geurgevoelig object gebaseerd op de Wet geurhinder en veehouderij
Wet geurhinder en veehouderij Voor (intensieve) veehouderijen die wel vergunningplichtig zijn op basis van de Wet milieubeheer (Wm) is de Wvg het beoordelingskader. Deze wet geeft normen voor de geurbelasting die een veehouderij mag veroorzaken op een geurgevoelig object (bijvoorbeeld een woning). Dit geldt alleen voor de dieren waarvoor geur emissiefactoren zijn opgenomen in de ‘Regeling geurhinder en veehouderij’ (Rgv). Voor de dieren zonder geur emissiefactor gelden minimaal aan te houden afstanden die worden berekend met het programma ‘V-stacks vergunningen’. Milieuzonering in relatie tot het plangebied Het bestemmingsplan voorziet in het planologisch mogelijk maken van een nieuwe rijhal bij een bestaande manege. Omdat in de manege geen paarden of pony’s worden gehuisvest en dierverblijven in het bestemmingsplan zijn uitgesloten, gelden er vanwege geur geen afstandsnormen. Invloed plangebied op omgeving Op grond van de richtafstandenlijst uit de VNG-brochure ‘Bedrijven en Milieuzonering’ behoort een manege tot categorie 3.1 (SBI-code 931). Hierbij hoort een richtafstand van 50 meter ten opzichte van milieugevoelige functies, zoals burgerwoningen en bedrijfswoningen van derden. Maar deze richtafstanden in de VNG-brochure ‘bedrijven en milieuzonering’, zijn onvoldoende toegespitst voor de onderhavige situatie. Zo gaat het in de VNG-brochure altijd om bedrijfstypen en afstanden tot een rustige woonwijk. Dat is hier niet aan de hand. Allereerst wijkt de onderhavige manege sterk af van het gemiddelde ‘bedrijfstype manege’ omdat dierverblijven niet zijn toegestaan. Bovendien is
Gemeente Lochem Bestemmingsplan Verwoldseweg 26A Laren mRO b.v. / TOE / 08.229 –v3 / augustus 2014
31
NL.IMRO.0262.buVerwoldsew26aLa–BP41 Vastgesteld d.d.
de omgeving hier niet een rustige woonwijk in stedelijk gebied, maar een locatie in het buitengebied, net buiten de rand van het dorp Laren. In de directe omgeving zijn agrarische bedrijven gesitueerd en het aangrenzende woonperceel wordt mede gebruikt voor bedrijfsactiviteiten. Een dergelijke omgeving is minder gevoelig voor paardensport dan een stedelijke woonomgeving. Wat betreft het aspect geur is van belang dat er geen dieren worden gehouden. De paarden en pony’s staan niet op de manege, maar bij de leden/gebruikers thuis. Omdat ook in het bestemmingsplan te waarborgen zijn dierverblijven expliciet uitgesloten. De richtafstanden in de VNG-brochure en het Activiteitenbesluit houden verband met de aanwezigheid van dierverblijven. De richtlijnen en/of normen in deze regelgeving zijn opgesteld voor dierverblijven en gelden derhalve niet voor de onderhavige manege. Dat neemt niet weg dat volgens het Activiteitenbesluit wel een zorgplicht geldt om geurhinder zoveel mogelijk te voorkomen. In dat licht is de beoogde uitbreiding alleen maar een verbetering. Een groot deel van de buitenactiviteiten zal straks binnen in de rijhal plaatsvinden. Dat zal voor geur, maar ook voor stof, geluid en licht een grote verbetering zijn. De rijhalen en rijbak worden dagelijks geharkt en de mest wordt dagelijks verzameld in een gesloten bak. Daarbij gaat het om zeer beperkte hoeveelheden (circa 150 liter per week) die elke maand worden afgevoerd. Daardoor wordt aangenomen dat een goed woon- en leefmilieu gegarandeerd blijft. Invloed omgeving op plangebied Omdat er geen nieuwe woningen mogelijk worden gemaakt in het plangebied levert de bestemmingssystematiek geen belemmering op voor de bedrijfsvoering van bestaande (agrarische) bedrijvigheid in de omgeving. Conclusie Het aspect bedrijvigheid en milieuzonering levert geen belemmering op voor voorliggend bestemmingsplan. 5.5. Bodem Algemeen Het is wettelijk (via de bouwverordening) geregeld dat nieuwbouw pas kan plaatsvinden als de bodem geschikt is (of geschikt is gemaakt) voor het beoogde doel. Om deze reden dient bij iedere nieuwbouwactiviteit de bodemkwaliteit door middel van onderzoek (conform NEN 5740) in beeld te worden gebracht. Als blijkt dat de bodem niet geschikt is dan zal voor aanvang van de werkzaamheden een sanering moeten worden uitgevoerd. Bodem in relatie tot het plangebied In verband met de voorgenomen nieuwbouw (rijhal) op het perceel aan de Verwoldeseweg 26a is door adviesbureau Van der Poel Milieu BV een bodemonderzoek uitgevoerd. De belangrijkste resultaten en conclusies zijn hieronder weergegeven. Het volledige rapport ‘Verkennend bodemonderzoek
Gemeente Lochem Bestemmingsplan Verwoldseweg 26A Laren mRO b.v. / TOE / 08.229 –v3 / augustus 2014
32
NL.IMRO.0262.buVerwoldsew26aLa–BP41 Vastgesteld d.d.
Verwoldseweg 26A, Laren Gld’ (november 2012) genaamd, is als bijlage bij de plantoelichting van dit bestemmingsplan toegevoegd. Bij het onderzoek, gebaseerd op richtlijnen uit de NEN-5740, is voor het gehele perceel een strategie voor een onverdachte locatie gehanteerd. Uit het onderzoek is gebleken dat het opgeboorde materiaal gebroken puin en asfalt bevat. Verder zijn er geen bijzonderheden waargenomen die duiden op het voorkomen van een mogelijke bodemverontreiniging. Er is zintuiglijk ook geen asbest verdacht materiaal aangetroffen. Uit de analyseresultaten is verder gebleken dat in een aantal mengmonsters een PAKgehalte aanwezig is die de desbetreffende achtergrondwaarde overschrijdt. Ook is in het grondwater barium, xylenen en naftaleen in concentraties boven de desbetreffende streefwaarden gemeten. De gemeten overschrijdingen zijn echter dusdanig dat aanvullende analyses en maatregelen niet nodig worden geacht. Vanuit milieuhygienisch oogpunt zijn er geen belemmeringen voor de beoogde nieuwbouw van de rijhal. Conclusie Het aspect bodemkwaliteit levert geen belemmering op voor voorliggend bestemmingsplan. 5.6. Water Voor de uitvoering van ruimtelijke plannen dient rekening gehouden te worden met het aspect water. Om dit te kunnen waarborgen is een watertoets verplicht voor diverse ruimtelijke plannen, waaronder het bestemmingsplan. In een waterparagraaf worden de waterhuishoudkundige situatie en de effecten van de ruimtelijke veranderingen op de waterhuishouding beschreven. Rijksbeleid In december 2009 is het Nationaal Waterplan vastgesteld. Dit plan geeft op hoofdlijnen aan welk beleid het Rijk in de periode 2009 - 2015 voert om te komen tot een duurzaam waterbeheer. Het Nationaal Waterplan richt zich op bescherming tegen overstromingen, voldoende en schoon water en diverse vormen van gebruik van water. Ook worden de maatregelen genoemd die hiervoor worden genomen. Het Nationaal Waterplan is de opvolger van de Vierde Nota Waterhuishouding uit 1998 en vervangt alle voorgaande nota's waterhuishouding. Het Nationaal Waterplan is opgesteld op basis van de Waterwet die met ingang van 22 december 2009 van kracht is. Op basis van de Wet ruimtelijke ordening heeft het Nationaal Waterplan voor de ruimtelijke aspecten de status van structuurvisie. Provinciaal beleid Op provinciaal niveau zijn verschillende plannen opgesteld die betrekking hebben op het beleid ten aanzien wat de waterhuishouding. Vooral van belang in dit verband is het Waterplan Gelderland 2010-2015 dat op 1 januari 2010 in werking is getreden.
Gemeente Lochem Bestemmingsplan Verwoldseweg 26A Laren mRO b.v. / TOE / 08.229 –v3 / augustus 2014
33
NL.IMRO.0262.buVerwoldsew26aLa–BP41 Vastgesteld d.d.
In het plan staan de doelen voor het waterbeheer, de maatregelen die daarvoor nodig zijn en wie ze gaat uitvoeren. Voor oppervlaktewaterkwaliteit, hoogwaterbescherming, regionale wateroverlast, watertekort en waterbodems gelden provinciebrede doelen. Voor een aantal functies, zoals landbouw, natte natuur, waterbergingsgebieden en grondwaterbeschermingsgebieden, zijn specifieke doelen geformuleerd. Beleid waterschap Zoals genoemd in paragraaf 3.3 van deze plantoelichting heeft het Waterschap Rijn en IJssel in het Waterbeheerplan 2010-2015 haar beleid geformuleerd, waarbij in het algemeen gezocht wordt naar duurzame oplossingen. Uitgangspunt is dat het water zoveel mogelijk binnen een plangebied wordt vastgehouden en dat relatief schoonwater ook relatief schoon blijft. Daarbij geldt dat het regenwater, dat op verharde oppervlaktes valt en schoon genoeg is (zoals van gevels en daken), zoveel mogelijk wordt vastgehouden of wordt geborgen. Het waterschap Rijn en IJssel is primair verantwoordelijk voor de waterhuishouding in het plangebied. Onder de verantwoordelijkheden vallen onder andere beveiliging tegen hoog water, peilbeheer en aan- en afvoer van water. Daarnaast wordt geadviseerd hoe om te gaan met hemelwater. De gemeente heeft een zorgplicht voor de inzameling, transport en verwerking van stedelijk afvalwater en regenwater en voor de aanpak van eventuele grondwaterproblemen. Beleid gemeente Op lokaal (gemeentelijk) niveau zijn de wateraspecten doorvertaald in het Verbreed Gemeentelijk Rioleringsplan (vGRP 2012-2016) en in de bestemmingsplannen. Toetsing en uitgangspunten bestemmingsplan Huidig watersysteem Bebouwing en verharding Op het perceel is momenteel een overdekte rijbak (binnenbak van ca. 20 x 40 meter) aanwezig, alsook een kantine en stallen. De totale oppervlakte aan gebouwen op het perceel bedraagt daarmee ca.1500m². Rondom de gebouwen is erfverharding aanwezig. Het zuidelijk deel van het plangebied, daar waar de nieuwe rijhal wordt beoogd, is in gebruik als buitenbak en daarmee onverhard. Bodem De bodem in het plangebied bestaat blijkens het uitgevoerde bodemonderzoek overwegend uit zand. Tot 3,0 m-mv is de ondergrond opgebouwd uit matig fijn, zwak siltig zand. De grondsoort in het plangebied op grond van de gegevens van de provincie Gelderland (Altlas Gelderland, bodemkaart) levert eenzelfde beeld op. De gronden zijn daarin aangewezen als ‘(laar)podzolgrond’. Grondwater Op de grondwaterstandenkaart van de Atlas Gelderland blijkt dat de Gemiddelde Hoogste Grondwaterstand (GHG) in het plangebied overwegend
Gemeente Lochem Bestemmingsplan Verwoldseweg 26A Laren mRO b.v. / TOE / 08.229 –v3 / augustus 2014
34
NL.IMRO.0262.buVerwoldsew26aLa–BP41 Vastgesteld d.d.
tussen 0,8 en 1,2 m-mv wordt verwacht. De Gemiddelde Laagste Grondwaterstand (GLG) wordt overwegend tussen de 1,60 en 2,0 m-mv verwacht. Dit komt overeen met de resultaten van het uitgevoerde bodemonderzoek. Tijdens de veldwerkzaamheden bevond het grondwater op een diepte van ca. 1,5 m-mv. Het plangebied is niet gelegen een waterwingebied of grondwaterbeschermingsgebied. Oppervlaktewater In het plangebied is geen oppervlaktewater aanwezig. Er zijn geen waterkeringen of kunstwerken ten behoeve van de waterhuishouding (zoals gemalen, stuwen of sluizen) in het plangebied aanwezig.
Gemeente Lochem Bestemmingsplan Verwoldseweg 26A Laren mRO b.v. / TOE / 08.229 –v3 / augustus 2014
35
NL.IMRO.0262.buVerwoldsew26aLa–BP41 Vastgesteld d.d.
Toekomstig watersysteem Keuze watersysteem en watercompensatie De voorgenomen ontwikkelingen mogen geen wateroverlast op andere tijden of plaatsen veroorzaken. Uitgangspunt is daarom dat het plan "waterneutraal" wordt ontwikkeld. Als gevolg van de beoogde nieuwbouw van de rijhal neemt de verharding in het gebied met ca. 2500 m2 toe. Gezien de ligging en functie van de extra verharding kan het hemelwater volgens de voorkeursvolgorde “vasthouden – bergen – afvoeren” worden behandeld. Het hemelwater dat op het dak van de nieuwe rijhal neerkomt kan apart ingezameld worden en daarmee gescheiden blijven van het afvalwater. Het hemelwater kan via bijvoorbeeld grindkoffers of infiltratiekratten in de bodem worden geïnfiltreerd. Op grond van het beleid van het waterschap is het daarbij van belang dat een zomerse regenbui die 1 keer in 10 jaar voorkomt (T=10+10%) vertraagd afgevoerd moet worden. Bij een bui die eens in de 100 jaar voorkomt (T=100+10%) mag bovendien geen wateroverlast optreden. Om de bui T=10+10% te kunnen bergen dienen de bergings- en infiltratievoorziening samen een inhoud van 40 mm te hebben. Daarbij dient bij een toename van het verharde oppervlak met meer dan 500 m2 een infiltratievoorziening van minimaal 10mm te worden aangelegd. Op grond van de bovengenoemde uitgangspunten wordt in het plan hiermee als volgt rekening gehouden. De helft van een bui T=10+10% (regenbui van 40mm) wordt opgevangen in infiltratiekratten en de andere helft in de sloot. Omdat het verhard oppervlak met ca. 2500 m2 toeneemt, dient de infiltratievoorziening 50m3 (2500 x 0,5 x 0,040) te bevatten. Uitgaande van een infiltratiekrat met een capaciteit van 500 liter (1 m lang, 1 m breed en 0,5 m diep) moeten er 100 kratten in de ondergrond aangelegd worden. Gezien de omvang en beoogde inrichting van het terrein is er voldoende ruimte om dit ook als zodanig te realiseren. Gezien de GHG in en nabij het plangebied wordt de voorgenomen infiltratie in het plangebied ook goed mogelijk geacht. Dit wordt versterkt door de ter plaatse aanwezige bodemsamenstelling, die overwegend uit zand bestaat. Riolering Omdat er uitsluitend een nieuwe rijhal wordt beoogd neemt het afvalwater (DWA) niet toe. Wateroverlast en verdroging Wateroverlast in en nabij het plangebied is niet aan de orde. Middels de infiltratie wordt ook verdroging tegengegaan. Waterkwaliteit Omdat het hemelwater van de nieuwbouw zich middels infiltratie bij het grondwater voegt, is het belangrijk de waterkwaliteit te bewaken. Daartoe dient het gebruik van uitloogbare materialen bij het bouwen zoveel mogelijk te worden vermeden. In bijgaande watertoetstabel zijn de relevante en niet-relevante waterhuishoudkundige thema’s nog eens inzichtelijk gemaakt. Thema
Toetsvraag
Gemeente Lochem Bestemmingsplan Verwoldseweg 26A Laren mRO b.v. / TOE / 08.229 –v3 / augustus 2014
REL
36
IT
NL.IMRO.0262.buVerwoldsew26aLa–BP41 Vastgesteld d.d.
Veiligheid
Riolering en Afvalwaterketen
Wateroverlast (oppervlaktewater)
Oppervlaktewaterkwaliteit Grondwateroverlast
Grondwaterkwaliteit Inrichting en beheer Volksgezondheid
Natte natuur
Verdroging Recreatie
Cultuurhistorie
1. Ligt in of binnen 20 meter vanaf het plangebied een waterkering? (primaire waterkering, regionale waterkering of kade) 2. Ligt het plangebied in een waterbergingsgebied of winterbed van een rivier? 1. Is de toename van het afvalwater (DWA) groter dan 1m3/uur? 2. Ligt in het plangebied een persleiding van WRIJ? 3. Ligt in of nabij het plangebied een RWZI of rioolgemaal van het waterschap? 1. Is er sprake van toename van het verhard oppervlak met meer dan 2500m2? 2. Is er sprake van toename van het verhard oppervlak met meer dan 500m2? 3. Zijn er kansen voor het afkoppelen van bestaand verhard oppervlak? 4. In of nabij het plangebied bevinden zich natte en laag gelegen gebieden, beekdalen, overstromingsvlaktes? 1. Wordt vanuit het plangebied (hemel)water op oppervlaktewater geloosd?
Nee
2
Nee
2
Nee
2
Nee Nee
1 1
Nee
2
Ja
1
Ja
1
Nee
1
Nee
1
1. Is in het plangebied sprake van slecht doorlatende lagen in de ondergrond? 2. Is in het plangebied sprake van kwel? 3. Beoogt het plan dempen van perceelsloten of andere wateren? 4. Beoogt het plan aanleg van drainage? 1. Ligt het plangebied in de beschermingszone van een drinkwateronttrekking? 1. Bevinden zich in of nabij het plangebied wateren die in eigendom of beheer zijn bij het waterschap? 2. Heeft het plan herinrichting van watergangen tot doel? 1. In of nabij het plangebied bevinden zich overstorten uit het gemengde stelsel? 2. Bevinden zich, of komen er functies, in of nabij het plangebied die milieuhygiënische of verdrinkingsrisico’s met zich meebrengen (zwemmen, spelen, tuinen aan water)? 1. Bevindt het plangebied zich in of nabij een natte EVZ? 2. Ligt in of nabij het plangebied een HEN of SED water? 3. Bevindt het plangebied zich in beschermingszones voor natte natuur? 4. Bevindt het plangebied zich in een Natura 2000-gebied? 1. Bevindt het plangebied zich in een TOP-gebied? 1. Bevinden zich in het plangebied watergangen en/of gronden in beheer van het waterschap waar actief recreatief medegebruik mogelijk wordt? 1. Zijn er cultuurhistorische waterobjecten in het plangebied aanwezig?
Nee
1
Nee Nee
1 1
Nee Nee
1 1
Nee
1
Nee Nee
2 1
Nee
1
Nee Nee Nee
2 2 1 1
Nee Nee
1
Nee
2
Nee
1
# IT de intensiteit van het watertoetsproces is afhankelijk van de antwoorden op bovenstaande vragen. Als er op een categorie 2 vraag een ‘ja’ is geantwoord is een uitgebreide watertoets noodzakelijk. Is er op geen van de categorie 2 vragen een ‘ja’ geantwoord dan kan een verkorte watertoets doorlopen worden. Als er alleen met ‘nee’ is geantwoord dan is het RO-plan waterhuishoudkundig niet van belang en hoeft er geen wateradvies bij het waterschap gevraagd te worden. Watertoetstabel
Watertoets: Het Waterschap Rijn en IJssel heeft deze waterparagraaf beoordeeld en akkoord bevonden onder de voorwaarden dat een infiltratievoorziening wordt
Gemeente Lochem Bestemmingsplan Verwoldseweg 26A Laren mRO b.v. / TOE / 08.229 –v3 / augustus 2014
37
NL.IMRO.0262.buVerwoldsew26aLa–BP41 Vastgesteld d.d.
aangelegd met een capaciteit van ten minste 10 mm en dat bij de toepassing van infiltratiekratten wordt voorzien in kratten met een inhoud van 100m³. Conclusie De functiewijziging heeft geen negatieve gevolgen voor de waterhuishouding in het plangebied en omgeving. 5.7. Ecologie Algemeen Bij het opstellen van ruimtelijke plannen is het noodzakelijk te onderzoeken of en zo ja, in hoeverre de plannen ten koste gaan van de (aanwezige) flora en fauna. Hierbij wordt onderscheid gemaakt in de ‘toets in het kader van gebiedsbescherming’ (natuurtoets) en de ‘toets in het kader van soortenbescherming’ (flora en faunatoets). Gebiedsbescherming De toets in het kader van gebiedsbescherming vindt zijn oorsprong in de Natuurbeschermingswet 1998 en draagt zorg voor de bescherming van natuurwaarden. De wet beschermt drie typen gebieden: Natura 2000gebieden (Vogel- en Habitatrichtlijngebieden), Beschermde natuurmonumenten en Wetlands. Plannen dan wel projecten in deze gebieden, maar ook daar buiten in verband met de zogenaamde externe werking, kunnen vergunningplichtig zijn. Naast de bescherming van de Natuurbeschermingswet kunnen waardevolle gebieden ook beleidsmatig beschermd zijn doordat zij behoren tot de ecologische hoofdstructuur (EHS). Uitgangspunt van het beleid is dat plannen, handelingen en projecten in de EHS niet toegestaan zijn indien zij de wezenlijke kenmerken en waarden van de EHS significant aantasten. Soortenbescherming Sinds 1 april 2002 regelt de Flora- en faunawet de bescherming van in het wild voorkomende inheemse planten en dieren: de soortenbescherming. De wet richt zich vooral op het in stand houden van populaties van soorten die bescherming behoeven. Bekeken moet worden in hoeverre ruimtelijke plannen negatieve gevolgen hebben op beschermde dier- en plantensoorten en of er compenserende of mitigerende maatregelen genomen moeten worden. Soortenbescherming geldt voor elk plangebied. In elk gebied kunnen bijzondere soorten voorkomen en / of elk plangebied kan geschikt zijn voor deze soorten. Voor iedereen in Nederland geldt dat de zorgplicht nageleefd moet worden bij het verrichten van werkzaamheden. In het kader van de soortenbescherming dient beoordeeld te worden wat via het ruimtelijke project wordt toegelaten. Zo is sloop van bebouwing of het verrichten van werken (maaien, kappen etc.) vaak ook al mogelijk zonder een ruimtelijk besluit in het kader van de Wet ruimtelijke ordening (Wro).
Gemeente Lochem Bestemmingsplan Verwoldseweg 26A Laren mRO b.v. / TOE / 08.229 –v3 / augustus 2014
38
NL.IMRO.0262.buVerwoldsew26aLa–BP41 Vastgesteld d.d.
Relatie met het plangebied In het kader van de beoogde nieuwe overdekte rijhal (gebouwd op de gronden van de buitenrijbak en tegen de bestaande rijhal aan, waarvoor enkele bomen gekapt moeten worden) is door adviesbureau SAB een quickscan flora en fauna opgesteld. De briefrapportage van dit onderzoek is als bijlage 2 bij deze plantoelichting gevoegd. De belangrijkste resultaten worden hieronder weergegeven. Gebiedsbescherming Het plangebied ligt niet in of nabij een gebeid dat is aangewezen in het kader van de Natuurbeschermingswet 1998. De dichtstbijzijnde beschermde gebieden betreft de Borkeld en Stelkampsveld, welke op ruim 10 km afstand van het plangebied liggen. Gezien de grote afstand tussen het beschermde gebied, de tussenliggende verstorende elementen (woningbouw en wegen) zijn er geen negatieve effecten te verwachten op de Natura 2000-gebieden. Met de plannen is geen sprake van aantasting van instandhoudingsdoelstellingen van aangewezen habitattypen en soorten. Het plangebied ligt bovendien niet in de EHS. Het dichtstbijzijnde gebied dat is aangewezen als EHS ligt op ongeveer 50 meter afstand van het plangebied. Het gaat hier om de noordelijke houtwal langs de Pastorielaan. Deze houtwal is aangewezen als verwevingsgebied. Met de plannen wordt deze houtwal niet aangetast en er wordt ook niet direct naast de houtwal gebouwd. Van directe aantasting en indirecte aantasting door bijvoorbeeld licht is met de plannen geen sprake. Met de plannen zijn geen negatieve effecten op de EHS te verwachten. Soortbescherming Uit de quickscan is naar voren gekomen dat in de bestaande bebouwing waar tegen aan wordt gebouwd sporen van de Huismus of Spreeuw zijn aangetroffen. Mogelijk broedt de Huismus in deze bebouwing. Omdat alle actief in gebruik zijnde nesten van vogels strikt beschermd zijn, dient hiermee rekening gehouden te worden. Concreet betekent dit dat deze niet aangetast of verstoord mogen worden. Voor de meeste vogels kan daarbij worden volstaan met het ontzien van nesten in het broedseizoen (globaal van half maart tot half juli). De Huismus is echter een zogenaamde jaarrond beschermde vogelsoort. Dit betekent dat nestlocaties van de Huismus ook buiten het broedseizoen (jaarrond) beschermd zijn. Aantasting van nestlocaties van de Huismus betreft derhalve een overtreding van de flora- en faunawet. Indien sprake is van een broedgeval van de Huismus is het noodzakelijk om alternatieve verblijfplaatsen aan te brengen in de directe omgeving van(minimaal twee huismussenflats plaatsen), de bebouwing ongeschikt maken voor de Huismus om in te broeden (dit moet voor maart – het broedseizoen- plaatsvinden) en de nieuwbouw weer geschikt maken. Het nemen van deze maatregelen zorgt ervoor dat de functionaliteit van het plangebied voor de Huismus niet wordt aangetast. Strikt beschermde soorten uit de overige soortgroepen (vaatplanten, grondgebonden zoogdieren, reptielen, amfibieën, vissen, insecten en
Gemeente Lochem Bestemmingsplan Verwoldseweg 26A Laren mRO b.v. / TOE / 08.229 –v3 / augustus 2014
39
NL.IMRO.0262.buVerwoldsew26aLa–BP41 Vastgesteld d.d.
ongewervelden) zijn niet aangetroffen in het plangebied. Deze worden ook niet verwacht. Tot slot wordt opgemerkt dat algemene Zorgplicht uit de Flora- en faunawet altijd van toepassing is. Conclusie Gelet op het bovenstaande wordt aangenomen dat een nadere ecologische toets met betrekking tot beschermde soorten niet nodig is. Wel dienen de bovenbeschreven maatregelen uitgevoerd te worden. Er is dan geen ontheffing van de Flora en faunawet nodig omdat het ecologisch functioneren van het gebied voor de huismus duurzaam in stand blijft. Met andere woorden, als wordt gewerkt volgens de bovenbeschreven maatregelen staat de Flora- en faunawet niet in de weg aan de uitvoering van het onderhavige bestemmingsplan. 5.8. Archeologie Algemeen In 1992 heeft Nederland als lid van de Raad van Europa het Verdrag van Malta ondertekend. Dit verdrag heeft als doel het Europese archeologische erfgoed veilig te stellen. Eén van de verdragsverplichtingen voor de Nederlandse overheid is dat zij moet streven naar afstemming en overeenstemming tussen de onderscheiden behoeften van de archeologie en de ruimtelijke ordening, door er op toe te zien dat archeologen worden betrokken bij het planningsbeleid ten einde te komen tot evenwichtige strategieën voor de bescherming, het behoud en het beter tot hun recht doen komen van plaatsen van archeologisch belang. De Nederlandse overheid dient waarborgen te creëren dat archeologen, stedenbouwkundigen en planologen stelselmatig met elkaar overleggen ten einde te komen tot wijziging van ontwikkelingsplannen die het archeologische erfgoed zouden kunnen aantasten. Daartoe zou bij de voorbereiding van bestemmingsplannen meer aandacht moeten worden besteed aan de (mogelijke) aanwezigheid van archeologische waarden en bij de aanwezigheid van archeologische waarden zouden beschermende regelingen in het plan moeten worden opgenomen. Daarbij dient volgens het Verdrag het uitgangspunt te zijn dat ‘de bodemverstoorder betaalt’. Ter implementatie van het Verdrag van Malta is per 1 september 2007 een nieuwe wet van kracht geworden, de ‘Wet op de archeologische en monumentenzorg (Wamz)’ genaamd. De Wamz maakt formeel gezien deel uit van de ‘Monumentenwet 1988’. Het belangrijkste doel van de Wamz is de bescherming van de aanwezige en de te verwachten archeologische waarden door het reguleren van bodemverstorende activiteiten. Hierbij gaat de Wamz uit van het zo vroeg mogelijk betrekken van de archeologische waarden in het ruimtelijk ordeningsproces. Specifiek voor het bestemmingsplan is hierop artikel 38a, lid 1 van de Wamz van toepassing: ‘De gemeenteraad houdt bij de vaststelling van een bestemmingsplan (...)en bij de bestemming van de in het plan begrepen
Gemeente Lochem Bestemmingsplan Verwoldseweg 26A Laren mRO b.v. / TOE / 08.229 –v3 / augustus 2014
40
NL.IMRO.0262.buVerwoldsew26aLa–BP41 Vastgesteld d.d.
grond, rekening met de in de grond aanwezige dan wel te verwachten monumenten’. In de plantoelichting van een bestemmingsplan is het noodzakelijk te onderzoeken in hoeverre de betreffende gronden van archeologische waarde kunnen zijn. Archeologiebeleid gemeente Lochem Recentelijk is het archeologiebeleid binnen de gemeente Lochem gewijzigd. Op de nieuwe archeologische beleidskaart wordt onderscheid gemaakt in verschillende archeologische categorieën. Daarnaast zijn er gebieden waar door bijvoorbeeld vergravingen geen archeologie meer wordt verwacht. De volgende categorieën worden onderscheiden: • categorie 1: rijksmonument • categorie 2: gemeentelijk monument • categorie 3: terrein van archeologische waarde • categorie 4: historische stads- of dorpskern • categorie 5: hoge archeologische verwachting • categorie 6: middelmatige archeologische verwachting • categorie 7: lage archeologische verwachting • categorie 8: zonder een archeologische verwachting Op grond van deze indeling is het grondgebied van de gemeente Lochem verdeeld in diverse gebieden waar een archeologische dubbelbestemming (beschermingsregime) van kracht is. Het plangebied ligt in een gebied met verschillende archeologische verwachtingswaardes, te weten categorie 5, 6 en 7. Categorie 5: Hoge archeologische verwachting. Gebieden die op grond van geomorfologie, grondwatertrap en bodem en op grond van veel bekende vindplaatsen in vergelijkbare omstandigheden, een grote kans hebben op archeologische resten in de bodem. Streven naar behoud in huidige staat. Bij bodemingrepen met een oppervlakte groter dan 250 m² én de diepte van de ingreep dieper reikt dan 30 cm –Mv is inventariserend archeologisch onderzoek verplicht (volgens Richtlijn Archeologisch Onderzoek). Categorie 6: Middelmatige archeologische verwachting. Gebieden die op grond van geomorfologie, grondwatertrap en bodem en op grond van minder veel bekende vindplaatsen in vergelijkbare omstandigheden, een middelmatige kans hebben op archeologische resten in de bodem. Streven naar behoud in huidige staat. Bij bodemingrepen met een oppervlakte groter dan 1000 m² én de diepte van de ingreep dieper reikt dan 30 cm –Mv is inventariserend archeologisch onderzoek verplicht (volgens Richtlijn Archeologisch Onderzoek). Categorie 7: Lage archeologische verwachting. Gebieden die op grond van geomorfologie, grondwatertrap en bodem en op grond van weinig bekende vindplaatsen in vergelijkbare omstandigheden, een lage kans hebben op archeologische resten in de bodem. Hieronder vallen ook de gebieden met een verhoogde kans op archeologische off-site resten (met
Gemeente Lochem Bestemmingsplan Verwoldseweg 26A Laren mRO b.v. / TOE / 08.229 –v3 / augustus 2014
41
NL.IMRO.0262.buVerwoldsew26aLa–BP41 Vastgesteld d.d.
bijzondere vondstcategorieën, zoals bruggen, dammen, fuiken en rituele deposities). Geen noodzaak tot streven naar behoud in huidige staat. Bij bodemingrepen met een oppervlakte groter dan 2.500 m² én de diepte van de ingreep dieper reikt dan 30 cm –Mv is inventariserend archeologisch onderzoek verplicht (volgens Richtlijn Archeologisch Onderzoek). Op grond van deze indeling is het grondgebied van de gemeente Lochem verdeeld in diverse gebieden waar een archeologische dubbelbestemming (beschermingsregime) van kracht is. Archeologie in relatie tot het plangebied De beoogde nieuwe rijhal ligt voornamelijk in een gebied ligt met een middelhoge archeologische verwachtingswaarde (categorie 6). In dit kader wordt het volgende opgemerkt. De beoogde nieuwe overdekte rijhal wordt gebouwd op de gronden van de huidige buitenrijbak en tegen de bestaande rijhal aan. De nieuwe rijhal bestaat uit een relatief eenvoudige wand- en dakconstructie en wordt over de huidige buitenrijbak heen geplaatst. Er zijn geen nieuwe vloeren of vloerconstructies voorzien. De bijbehorende grondwerkzaamheden vallen daarmee ruim beneden de vrijstelling voor archeologisch onderzoek (1.000 m2). Daarbij dient in ogenschouw te worden genomen dat de gronden ter plaatse van de nieuwbouw (huidige buitenbak) reeds geroerd/verstoord zijn. Op grond van het bovenstaande wordt geconcludeerd dat het uitvoeren van een indicatief archeologisch onderzoek niet nodig wordt geacht. Conform het gemeentelijk archeologiebeleid is wel de dubbelbestemming ‘Waarde-Archeologie 5’, ‘Waarde-Archeologie 6’ en ‘Waarde-Archeologie 7’ opgenomen. In dit kader heeft overleg met de regioarcheoloog plaatsgevonden. De regioarcheoloog heeft aangegeven te kunnen instemmen met deze onderbouwing en plansystematiek. Conclusie Het aspect archeologie staat de realisering van de beoogde nieuwe rijhal niet in de weg. 5.9. Cultuurhistorie Algemeen Goede ruimtelijke ordening betekent dat er, onder meer bij het opstellen van bestemmingsplannen, een integrale afweging plaatsvindt van alle belangen die effect hebben op de kwaliteit van de ruimte. Een van die belangen is de cultuurhistorie. Het bestemmingsplan is daarbij een belangrijk instrument om cultuurhistorische waarden in een gebied te beschermen. Door wijziging per 1 januari 2012 van het Besluit ruimtelijke ordening (art. 3.1.6) dienen cultuurhistorische waarden uitdrukkelijk te worden meegewogen bij het vaststellen van bestemmingsplannen.
Gemeente Lochem Bestemmingsplan Verwoldseweg 26A Laren mRO b.v. / TOE / 08.229 –v3 / augustus 2014
42
NL.IMRO.0262.buVerwoldsew26aLa–BP41 Vastgesteld d.d.
Cultuurhistorie in relatie tot het plangebied Het plangebied maakt geen deel uit van een (beschermd) cultuurhistorisch waardevol gebied. Bovendien liggen er nabij het plangebied geen gebieden en/of structuren met een belangrijke cultuurhistorische waarde. Ook zijn er in het plangebied geen rijksmonumenten en/of gemeentelijke monumenten als object (gebouw) aanwezig. Conclusie In het plan zijn geen regels opgenomen ter bescherming van de cultuurhistorische waarden.
Gemeente Lochem Bestemmingsplan Verwoldseweg 26A Laren mRO b.v. / TOE / 08.229 –v3 / augustus 2014
43
NL.IMRO.0262.buVerwoldsew26aLa–BP41 Vastgesteld d.d.
6.
JURIDISCHE ASPECTEN
6.1. Algemeen Dit hoofdstuk geeft inzicht hoe de nieuwe situatie is vertaald in juridisch bindende regels, met hieraan gekoppeld een verbeelding. De regels bevatten het juridische instrumentarium voor de gebruiksmogelijkheden en bouwmogelijkheden. De verbeelding heeft een ondersteunende rol voor de toepassing van deze regels evenals de functie van visualisering van de bestemmingen. De toelichting heeft geen juridisch bindende werking, maar heeft wel een belangrijke functie bij de onderbouwing van het plan en soms voor de uitleg van bepaalde bestemmingen en regels. Het belangrijkste onderdeel van een bestemmingsplan is de bestemming. Aan alle in het plan begrepen gronden worden ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening bestemmingen toegewezen. Zo nodig worden aan deze bestemmingen regels gekoppeld omtrent het gebruik van de in het plan begrepen gronden en van de zich daarop bevindende opstallen. Naast de bestemmingen kunnen ook dubbelbestemmingen voorkomen. Deze overlappen de 'gewone' bestemmingen en geven eigen regels, waarbij er sprake is van een rangorde tussen de bestemmingen en de dubbelbestemmingen. Bij bestemmingen kunnen aanduidingen voorkomen met als doel bepaalde zaken nader of specifieker te regelen. Aanduidingen zijn terug te vinden op de (analoge) verbeelding en hebben een juridische betekenis in het bestemmingsplan. Alle overige op de (analoge) verbeelding voorkomende zaken worden verklaringen genoemd. Verklaringen hebben geen juridische betekenis, maar zijn op de (analoge) verbeelding opgenomen om deze beter leesbaar te maken (bijvoorbeeld topografische ondergrond). Verklaringen worden in de digitale verbeelding niet uitgewisseld, waardoor die informatie de burger via de digitale weg niet zal bereiken. Digitaliseringsvereisten Met de inwerkingtreding van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) zijn ook digitaliseringsverplichtingen aan een bestemmingsplan gesteld. De regels en de verbeelding dienen daarom te zijn opgesteld volgens IMRO en SVBP, onderdeel van de zogenaamde RO Standaarden. IMRO staat voor Informatie Model Ruimtelijke Ordening en heeft betrekking op de inrichting van de ruimtelijke instrumenten van de Wro. Het is het informatiemodel voor het opstellen en het uitwisselen van visies, plannen, besluiten, verordeningen en algemene regels op alle bestuurlijke niveaus. Het model is geschikt voor uitwisseling van informatie tussen de organisaties op het gebied van de ruimtelijke ordening en aanverwante werkterreinen. SVBP staat voor Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen. Doel van deze standaard is het op vergelijkbare wijze inrichten, vormgeven en verbeelden van bestemmingsplannen en de daarbij behorende uitwerkings- en wijzigingsbesluiten. Vanaf 1 juli 2013 zijn de RO Standaarden 2012, als opvolger van de RO Standaarden 2008, verplicht. Concreet betekent dit dat nieuwe
Gemeente Lochem Bestemmingsplan Verwoldseweg 26A Laren mRO b.v. / TOE / 08.229 –v3 / augustus 2014
44
NL.IMRO.0262.buVerwoldsew26aLa–BP41 Vastgesteld d.d.
bestemmingsplannen vanaf die datum volgens deze nieuwe standaard opgesteld en gepubliceerd moeten worden. Het voorliggende bestemmingsplan is overeenkomstig deze nieuwe vereisten opgesteld en is hiermee gereed om digitaal beschikbaar te stellen voor een ieder. 6.2.
Opbouw regels en verbeelding
Regels De planregels zijn opgesteld volgens het SVBP2012 en voldoen tevens aan de eisen van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) die op 1 oktober 2010 in werking is getreden. Daarbij is een standaard hoofdstukindeling aangehouden die begint met Inleidende regels (begrippen en wijze van meten), vervolgens met de bestemmingsregels, de algemene regels (de regels die voor alle bestemmingen gelden) en de overgangs- en slotregels. Daarbij staan de verschillende bestemmingen op alfabetische volgorde. Ook de regels van een bestemming kennen een standaardopbouw en worden als volgt benoemd: - Bestemmingsomschrijving; - Bouwregels; - Nadere eisen; - Afwijken van de bouwregels; - Specifieke gebruiksregels; - Afwijken van de gebruiksregels; - Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden; - Wijzigingsbevoegdheid. Opgemerkt wordt dat een bestemmingsregel niet alle elementen bevat, dit verschilt per bestemming. Naast de SVBP2012 speelt ook de afstemming met het aangrenzende bestemmingsplan ‘Buitengebied Lochem 2010’ een belangrijke rol. Vooral de opbouw en formulering van de regels is hierbij van belang. Analoge verbeelding (plankaart) Uit de SVBP2012 volgen diverse verplichtingen voor wat betreft de verbeelding, zoals de kleur van de ondergrond (grijs) en minimaal weer te geven aspecten op de ondergrond. Ook de diverse kleuren van de bestemmingen, alsmede de verhouding van de op de verbeelding voorkomende lijndiktes zijn verplicht voorgeschreven. Voor wat betreft de ondergrond van de verbeelding is gebruik gemaakt van de Grootschalige Basiskaart van Nederland (GBKN), waar nodig aangevuld met de kadastrale kaart. In de legenda van de verbeelding is de versie van het bestemmingsplan vermeld (voorontwerp/ontwerp/vastgesteld). Verder staat de noordpijl in de legenda aangegeven.
Gemeente Lochem Bestemmingsplan Verwoldseweg 26A Laren mRO b.v. / TOE / 08.229 –v3 / augustus 2014
45
NL.IMRO.0262.buVerwoldsew26aLa–BP41 Vastgesteld d.d.
6.3. Artikelgewijze toelichting Artikel 1 en 2 Begrippen en wijze van meten Voor de begripsomschrijvingen en wijze van meten is aangesloten bij het bestemmingsplan ‘Buitengebied Lochem 2010’ en de SVBP2012. Artikel 3 Sport Deze bestemming is in het bestemmingsplan ‘Buitengebied 2010’ gebruikt voor de bestaande sportfaciliteiten, waarbij de bestaande maneges zijn voorzien van de aanduiding ‘manege’. Deze bestemming, inclusief aanduiding, is in het voorliggende plan overgenomen. Ter plaatse van de aanduiding ‘manege’ is een manege toegestaan, met uitzondering van dierverblijven. In de begrippen is een definitie van dierverblijf opgenomen. Volgens deze regeling mogen ter plaatse geen paarden of pony’s worden gehouden. De bestaande gebouwen mogen niet verder worden uitgebreid. Wel is een specifieke regeling opgenomen voor de nieuwbouw van de beoogde bedrijfshal. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding nieuw' is een nieuwe rijhal toegestaan met een maximum oppervlakte van 2.800m². De toegestane maximale goot- en bouwhoogte zijn afgestemd op de bouwregels voor gebouwen bij maneges, zoals die ook al in het bestemmingsplan ‘Buitengebied 2010’ zijn opgenomen. Deze bedragen respectievelijk maximaal 4 en 9 meter. Artikel 5 Waarde – Archeologie 5 De voor ‘Waarde-Archeologie – 5’ aangewezen gronden zijn behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming van terreinen met een hoge archeologische verwachtingswaarde. Binnen deze bestemmingen mogen uitsluitend bouwwerken worden gebouwd die voor archeologisch onderzoek noodzakelijk zijn. Bouwwerken ten behoeve van de andere daar voorkomende bestemming(en) en aanlegwerkzaamheden zijn alleen onder voorwaarden, zoals het uitvoeren van een archeologisch onderzoek, mogelijk. Binnen de bestemming ‘WaardeArcheologie 5’ gelden geen beperkingen voor bouwwerken of aanlegwerkzaamheden met een oppervlakte kleiner dan 250 m² of als er niet dieper dan 0,30 meter wordt gegraven. Artikel 6 Waarde – Archeologie 6 Binnen de bestemming ‘Waarde-Archeologie 6’ gelden dezelfde regels als in de bestemming ‘Waarde-Archeologie 5’, met dien verstande dat in de dubbelbestemming ‘Waarde-Archeologie 6’ een oppervlaktegrens geldt van 1.000 m². Artikel 7 Waarde – Archeologie 7 Binnen de bestemming ‘Waarde-Archeologie 7’ gelden dezelfde regels als in de bestemming ‘Waarde-Archeologie 5’, met dien verstande dat in de dubbelbestemming ‘Waarde-Archeologie 7’ een oppervlaktegrens geldt van 2.500 m². Artikel 8 Anti-dubbeltelregel In het Besluit ruimtelijke ordening is hiervoor een standaard bepaling opgenomen. Het besluit verplicht om deze bepaling in het bestemmingsplan op te nemen.
Gemeente Lochem Bestemmingsplan Verwoldseweg 26A Laren mRO b.v. / TOE / 08.229 –v3 / augustus 2014
46
NL.IMRO.0262.buVerwoldsew26aLa–BP41 Vastgesteld d.d.
Artikel 9 Algemene bouwregels In dit bestemmingsplan zijn deels gestandaardiseerde bouwregels opgenomen, voor zover deze betrekking hebben op de reeds aanwezige bouwwerken. Er kunnen echter overschrijdingen voorkomen, waarvoor in het (recente) verleden bouwvergunningen zijn verleend. Deze vergunde overschrijdingen zijn hier positief bestemd. Artikel 10 Algemene gebruiksregels In deze regel is aangegeven welk gebruik in ieder geval als strijdig met dit bestemmingsplan moet worden aangemerkt en daarmee valt onder het algemene gebruiksverbod in artikel 2.1, lid 1, sub c van de Wabo. Volgens deze bepaling in de Wabo is het verboden om gronden en opstallen te gebruiken in strijd met het bestemmingsplan. Artikel 11 Algemene aanduidingsregels In de algemene aanduidingsregels zijn de aanduidingen opgenomen die meer dan 1 bestemming bestrijken, zoals de reconstructiewetzones en de landschapstypen. Vanwege de digitaliseringsafspraken (RO-standaarden) moeten deze aanduidingen in een afzonderlijk artikel worden opgenomen en kunnen de regels vanwege de reconstructiewetzones bijvoorbeeld niet onder de agrarische bestemmingen worden opgenomen. In het analoge plan wordt daarom gewerkt met kruisverwijzingen over en weer. In de digitale versie is dat niet merkbaar omdat alle bestemmingen en aanduidingen op het scherm verschijnen en kunnen worden aangeklikt. De gronden zijn verder aangeduid voor ‘overige zone – essen en enken’ en voor overige zone – essenlandschap’. Dat is van belang bij een eventuele afwijkingen, omgevingsvergunningen voor werken en/of werkzaamheden en wijzigingen. Voor het extensiveringsgebied zijn echter alleen specifieke regels opgenomen in de agrarische bestemmingen in het buitengebied. Voor de onderhavige sportbestemming heeft deze aanduiding geen gevolgen. Artikel 12 Algemene afwijkingsregels In de algemene afwijkingsregels is onder meer een mogelijkheid opgenomen om met maximaal 10% af te wijken van de voorgeschreven maatvoering. Dit is met name bedoeld om tegemoet te kunnen komen aan tussentijdse wijzigingen van het Bouwbesluit, zodat hiervoor niet het bestemmingsplan hoeft te worden herzien. Artikel 14 Overgangsrecht Deze overgangsregels zijn overgenomen uit het Besluit ruimtelijke ordening (Bro), en toegespitst op de Wabo. De grootste verandering ten opzichte van de tot voorheen gebruikelijke overgangsregels is dat de peildatum voor bouwen en gebruik, gelijk is getrokken. Ook voor het bouwen is nu de datum van inwerkingtreding van het bestemmingsplan beslissend. Dat was voorheen de datum van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan. De wetgever heeft met die gelijkschakeling beoogd eenduidigheid te scheppen. Bij het tenietgaan van bouwwerken die onder het overgangsrecht vallen bestaat de mogelijkheid om terug te bouwen. Onder een calamiteit wordt hier verstaan: een verwoesting door een onvermijdelijk, eenmalig, buiten schuld van de indiener van de bouwaanvraag veroorzaakt onheil.
Gemeente Lochem Bestemmingsplan Verwoldseweg 26A Laren mRO b.v. / TOE / 08.229 –v3 / augustus 2014
47
NL.IMRO.0262.buVerwoldsew26aLa–BP41 Vastgesteld d.d.
Artikel 15 Slotregel Hier is bepaald hoe de regels van dit bestemmingsplan aangehaald kunnen worden.
Gemeente Lochem Bestemmingsplan Verwoldseweg 26A Laren mRO b.v. / TOE / 08.229 –v3 / augustus 2014
48
NL.IMRO.0262.buVerwoldsew26aLa–BP41 Vastgesteld d.d.
Gemeente Lochem Bestemmingsplan Verwoldseweg 26A Laren mRO b.v. / TOE / 08.229 –v3 / augustus 2014
49
NL.IMRO.0262.buVerwoldsew26aLa–BP41 Vastgesteld d.d.
7.
ECONOMISCHE UITVOERBAARHEID
Tegelijkertijd met de vaststelling van een bestemmingsplan moeten exploitatieplannen (ex. art. 6.12 Wro) worden vastgesteld. Op basis van het exploitatieplan kunnen (plan)kosten worden verhaald. Een exploitatieplan hoeft niet opgesteld te worden als het kostenverhaal ‘anderszins verzekerd’ is, door middel van bijvoorbeeld anterieure overeenkomsten of als de gemeente eigenaar is van de gronden. Eveneens hoeft geen exploitatieplan te worden opgesteld als: · Er geen sprake is van een bouwplan als bedoeld in artikel 6.12, lid 1 van de Wro; · Het totaal der exploitatiebijdragen dat met toepassing van artikel 6.19 van de Wro kan worden verhaald, minder bedraagt dan € 10.000,-; · Er geen verhaalbare kosten zijn als bedoeld in artikel 6.2.4, onderdelen b tot en met f, van het Bro; · De verhaalbare kosten, bedoeld in artikel 6.2.4, onderdelen b tot en met f, van het Bro, uitsluitend de aansluiting van een bouwperceel op de openbare ruimte of de aansluiting op nutsvoorzieningen betreffen. De voorgenomen ontwikkeling (realisatie van een rijhal) betreft een particulier initiatief. De financiering van de bestemmingsplanherziening, alsmede alle kosten die verbonden zijn aan de uitvoering van het bestemmingsplan, komen dan ook voor rekening van initiatiefnemer. Hierdoor zijn er geen kosten voor de gemeente aan de ontwikkeling verbonden. Er zijn ook geen verhaalbare kosten voor de gemeente ten gevolge van de ontwikkeling als bedoeld in artikel 6.2.4., onderdelen b tot en met f van het Bro. Concluderend kan gesteld worden dat geen kosten voor de gemeente verbonden zijn aan de uitvoering van het bestemmingsplan en het plan economisch uitvoerbaar is. Er kan worden afgezien van het vaststellen van een exploitatieplan ex artikel 6.12 Wro, omdat er geen verhaalbare kosten zijn.
Gemeente Lochem Bestemmingsplan Verwoldseweg 26A Laren mRO b.v. / TOE / 08.229 –v3 / augustus 2014
50
NL.IMRO.0262.buVerwoldsew26aLa–BP41 Vastgesteld d.d.
Gemeente Lochem Bestemmingsplan Verwoldseweg 26A Laren mRO b.v. / TOE / 08.229 –v3 / augustus 2014
51
NL.IMRO.0262.buVerwoldsew26aLa–BP41 Vastgesteld d.d.
8.
MAATSCHAPPELIJKE UITVOERBAARHEID
8.1. Vooroverleg ex art. 3.1.1 Bro In het kader van het wettelijke vooroverleg ex artikel 3.1.1. van het Besluit ruimtelijke ordening is een reactie ontvangen van het Waterschap Rijn en IJssel. Deze reactie is in de Nota van Zienswijzen samengevat en beantwoord. De Nota van Zienswijze is als bijlage achter deze toelichting opgenomen. 8.2. Zienswijzen ontwerpbestemmingsplan Het ontwerpbestemmingsplan ‘Verwoldseweg 26A Laren’ heeft op grond van artikel 3.8, eerste lid van de Wro met ingang van 6 februari 2016 voor de duur van zes weken (tot en met 19 m aart 2014) ter inzage gelegen. Gedurende deze termijn zijn de volgende zienswijzen ingekomen: 1. Rijs Advocatenkantoor, IJsselkade 15, 7201 HC Zutphen, namens: - de heer J.H. Slagman en mevrouw H.T.M. Slagman-Menzing, Zomerpad 2; - de heer B. Spierenburg en mevrouw B.H. Spierenburg – Aaltink, Verwoldseweg 26; - de heer P.H. Schoute en mevrouw I.A. van der Borch van Verwolde, Pastorielaan 1; - mevrouw H. te Hasseloo – Oldenmenger, Pastorielaan 4; - de heer H.J. van Heeckeren en mevrouw C.S. Tukker, Pastorielaan 2. 2. Stichting Belangen Ruitersport Larern. Deze zienswijzen zijn samengevat en beantwoord in de Nota van Zienswijzen. Deze Nota van Zienswijzen is als bijlage achter deze toelichting opgenomen.
Gemeente Lochem Bestemmingsplan Verwoldseweg 26A Laren mRO b.v. / TOE / 08.229 –v3 / augustus 2014
52
NL.IMRO.0262.buVerwoldsew26aLa–BP41 Vastgesteld d.d.