.
Gemeente Kampen bestemmingsplan
Hagedoornweg 2 IJsselmuiden
1 Inleiding De gemeente Kampen is bezig met het verder ontwikkelen van tuinbouwgebied "De Koekoek". Uit recent onderzoek is gebleken dat de uitgangspositie van de glastuinbouw in de Koekoekspolder goed is. De concurrentiepositie van het tuinbouwgebied ten opzichte van andere tuinbouwgebieden in Nederland is voldoende, dus kan beschikbare ruimte gevuld worden door een mix van nieuwe vestigers en uitbreiding vanuit het bestaande telersbestand. Eén van de voorwaarden voor een verdere ontwikkeling van "De Koekoek" als glastuinbouwgebied is dat de energiefaciliteiten zo snel en volledig mogelijk op orde gebracht worden. Er is in dit kader behoefte aan een nieuw schakel- en verdeel station, dat noodzakelijk is om het terugleveren van elektriciteit die opgewekt wordt door tuinders mogelijk te maken. TenneT TSO B.V. en Enexis B.V. zijn gezamenlijk belast met de taak om te zorgen dat het elektriciteitsnetwerk aansluit bij de toekomstige ontwikkeling van glastuinbouwgebied "De Koekoek". Op grond van de elektriciteitswet 1998 zorgt TenneT als Transmission Operator en Beheerder van het landelijke transportnet voor de "snelwegen" van het Nederlandse elektriciteitsnet. Naast aanleg en beheer van dit net bewaakt TenneT TSO B.V. de betrouwbaarheid en continuïteit van de Nederlandse elektriciteitsvoorziening. Enexis B.V. is de schakel tussen energieleveranciers en de particuliere en zakelijke afnemers van energie. Enexis B.V. beheert het lokale energienetwerk in Noord-, Oost- en Zuid-Nederland. De locatie Hagedoornweg 2 is gelegen ten zuidwesten van het te realiseren schakelstation. De eigenaar van deze locatie is de heer Prins. De heer Prins gaat een schuur en een afdak op zijn erf realiseren. Doordat de beide locaties naast elkaar gelegen zijn en nauw aan elkaar gerelateerd zijn, is besloten om het projectbesluit van TenneT en de aanpassingen op de locatie van de heer Prins in één bestemmingsplan te verwerken. Dit rapport geeft de noodzaak en de afwegingen weer voor het oprichten van een nieuw schakel- en verdeelstation aan de Hagedoornweg te IJsselmuiden en voor ontwikkelingen ter plaatse van de Hagedoornweg 2 te IJsselmuiden. In de onderliggende toelichting worden de beide ontwikkelingen seperaat behandeld. Voor het schakelstation te IJsselmuiden is reeds op 2 februari 2010 een projectbesluit vastgesteld. Het bestemmingsplan "Hagedoornweg 2 IJsselmuiden" bestaat uit de volgende stukken: plankaart, schaal 1:1.000 (tek. no. NL.IMRO.0166.00991057-VB01) regels
1.1 Ligging projectgebied Het projectgebied bevindt zich in het tuinbouwgebied de Koekoekspolder aan de noordzijde van de Hagedoornweg, zoals afgebeeld op onderstaande luchtfoto. De percelen liggen in het gebied dat gemeente Kampen beschikbaar wil stellen voor de ontwikkeling van tuinbouw. Het betreft de volgende kadastrale percelen voor het Enexis B.V. deel van het station: sectie I percelen 380 en 781. TenneT TSO B.V. zal op perceel 782 gaan bouwen. Het kadastrale perceel van de heer Prins betreft sectie I, perceel 390.
Luchtfoto projectgebied TenneT TSO B.V. en Enexis B.V. zijn in de gelegenheid deze stukken grond te kopen van de gemeente en van een particuliere grondeigenaar. De locatie is door de gemeente Kampen aangewezen. Deze locaties staan de ontwikkeling van het tuinbouwgebied het minste in de weg. De heer Prins is eigenaar van de Hagedoornweg 2.
1.2 Geldend bestemmingsplan Het projectgebied valt binnen het vigerende bestemmingsplan "De Koekoek, partiele herziening 1987" van de toenmalige gemeente IJsselmuiden. De artikelen 5 'agrarisch gebied' en 11 'beplantingsstrook zijn voor het schakelstation van TenneT TSO B.V./Enexis B.V. van toepassing. Binnen deze voorschriften bestaat geen ruimte voor het verwezenlijken van een schakel- en verdeelstation. Voor de Hagedoornweg 2 is artikel 6 ‘eensgezinshuizen’ van toepassing. Binnen dit voorschrift bestaat geen ruimte voor de realisatie van nieuwe schuren met de oppervlakten zoals in de plannen van de Hagedoornweg 2.
2 Onderzoek 2.1 Algemeen Artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht in combinatie met artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening verplicht het college van burgemeester en wethouders onderzoek te doen naar de relevante feiten en de af te wegen belangen die bij de aangevraagde bestemmingsplanherziening komen kijken. In dit hoofdstuk zal dan ook op de voor het onderhavige plangebied relevante aspecten worden ingegaan. Het betreft hier niet alleen de ruimtelijke problematiek maar ook de aspecten die samenhangen met het milieu, de archeologie, ecologie, luchtkwaliteit en externe veiligheid.
2.2 Huidige situatie Schakelstation TenneT TSO B.V./Enexis B.V. Het project bestaat uit twee onderdelen. Het 110 kV schakelstation van TenneT TSO B.V. en het 110 kV / 10kV verdeelstation van Enexis B.V.. Het station van TenneT TSO B.V. wordt middels een ondergrondse kabelverbinding verbonden met het bestaande 110 kV elektriciteitsnetwerk. Het station Van TenneT TSO B.V. is verbonden met het station van Enexis B.V., middels bovengrondse lijn. Het verdeelstation van Enexis B.V. herbergt onder andere twee transformatoren (waarvan één reserve) die de omzetting van 110 kV naar 10 kV (en andersom) verzorgen. Vanaf dit station worden meerdere ondergrondse kabels gelegd om transport tussen het station en de tuinbouwbedrijven te faciliteren. Door het verwezenlijken van dit project worden de (toekomstige) aangeslotenen verbonden met het bestaande elektriciteitsnet. Onderstaand beeld (afbeelding 2) geeft de plaats en opzet van het project weer.
Schets bebouwing schakelstation
Hagedoornweg 2 Ter plaatse van de Hagedoornweg 2 te IJsselmuiden zullen de oude bestaande (oude) schuren worden gesloopt. Hiervoor in de plaats zal een nieuwe schuur gebouwd worden met een oppervlakte van circa 200 m2. Tevens wordt een afdak van circa 50 m2 gebouwd. Onderstaand beeld geeft de nieuwe situatie weer.
Nieuwe situatie Hagedoornweg 2
2.2.1 Stedenbouwkundige en ruimtelijke inpassing Schakelstation TenneT TSO B.V./Enexis B.V. Er is gekozen voor een open schakelveld. Er is voldoende ruimte aanwezig om een open schakelstation te verwezenlijken en er is voldoende afstand tot omliggende bebouwing. Het open schakelveld is geen belemmering voor de waterberging in de Koekoekspolder. Water kan infiltreren door de kiezelbedekking tussen de installatie. In de ontwerpfase is rekening gehouden met het voorgenomen verkavelingspatroon voor de tuinbouwbedrijven. Het schakel- en verdeelstation vormt op deze manier geen belemmering. voor de vestiging van tuinbouwbedrijven op aangrenzende percelen.
Plattegrond ontwerp schakelstation
Aanzicht ontwerp schakelstation
Het huidige gebruik van de beoogde gronden is akker en bosschages. Gezien de huidige ontwikkelingen van glastuinbouwgebied "De Koekoek" is het nu al bij recht mogelijk om kassen met een bouwhoogte van 6 meter te realiseren.
foto huidige situatie schakelstation
Hagedoornweg 2 Het huidige gebruik van de beoogde gronden is wonen, erf en tuin. Gezien de huidige functie en de vermindering van het aantal bijgebouwen/schuren is het een vooruitgang voor het lanschappelijk beeld en de ruimtelijke inpassing. Tevens wordt de verrommeling van het landschappelijk beeld door de oude schuren opgelost door middel van het plaatsen één nieuwe schuur van goede ruimtelijke kwaliteit.
Bestaande situatie
Ontwerp nieuwe schuur
Ontwerp overkapping
2.3 Beleidskader
2.3.1 Nationaal beleid Nota ruimte De Nota Ruimte bevat de visie van het rijk op de ruimtelijke ontwikkeling van Nederland tot 2020, met een doorkijk naar 2030. Hoofddoel van het nationaal ruimtelijk beleid is ruimte te scheppen voor de verschillende ruimtevragende functies op het beperkte oppervlak in Nederland. Meer specifiek richt de nota zich op vier algemene doelen:
versterking van de internationale concurrentiepositie van Nederland; bevordering van krachtige steden en een vitaal platteland; borging en ontwikkeling van belangrijke (inter)nationale ruimtelijke waarden; borging van de veiligheid (tegen water en risicovolle activiteiten).
Het doel van de rijksoverheid bij het ruimtelijke beleid voor de nationale elektriciteitsvoorziening
is het zorgen voor voldoende plaats en ruimte voor grootschalige elektriciteitsproductie, windparken en hoogspanningsverbindingen. De ruimtebehoefte van de elektriciteitsvoorziening is volgens de Nota Ruimte opnieuw vastgesteld in het Derde Structuurschema Elektriciteitsvoorziening (SEV III). In SEV III is aangegeven dat noodzakelijke schakel- en/of transformatorstations onderdeel uitmaken van de hoogspanningsverbindingen en deze kunnen zonder wijziging van het SEV worden aangelegd. In dit kader kan station IJsselmuiden dus worden gerealiseerd.
2.3.2 Provinciaal beleid Omgevingsvisie Overijssel De Omgevingsvisie van de provincie Overijssel vormt een belangrijk beleidskader voor de gewenste ontwikkeling. Op 1 juli 2009 is het Omgevingsplan vastgesteld door Provinciale Staten van de provincie Overijssel en heeft nu de status van structuurvisie (onder de nieuwe Wet ruimtelijke ordening). Tevens geldt het omgevingsplan als Regionaal Waterplan, Milieubeleidsplan, Provinciaal Verkeer- en Vervoersplan en Bodemvisie in het kader van ILG-afspraken met het Rijk. Leidende thema's in de Omgevingsvisie zijn duurzaamheid en ruimtelijke kwaliteit. Duurzaamheid wordt volgens de Omgevingsvisie gerealiseerd door een transparante en evenwichtige afweging van ecologische, economische en sociaal-culturele beleidsambities. Ruimtelijke kwaliteit wordt volgens de Omgevingsvisie gerealiseerd door naast bescherming vooral in te zetten op het verbinden van bestaande kwaliteiten en nieuwe ontwikkelingen. Bij het sturen op ruimtelijke kwaliteit in de Omgevingsvisie is een sleutelrol weggelegd voor de gebiedskenmerken. Dit zijn de ruimtelijke kenmerken van een gebied of een gebiedstype, die bepalend zijn voor de karakteristiek en kwaliteit ervan. In de gekozen benadering zijn de natuurlijke laag, de laag van het agrarisch cultuurlandschap, de stedelijke laag en de lust- en leisure laag bepalend voor de kenmerken van een gebied. Deze lagen staan niet los van elkaar. Vaak liggen de lagen over elkaar heen en hebben plekken te maken met kenmerken van verschillende gebieden. Als in een bepaald gebied een verandering aan de orde is, dan geven de gebiedskenmerken richting aan de manier hoe dit moet plaatsvinden. Bij de gebiedskenmerken is in de kolom 'sturing' onder de kop ‘norm’ aangegeven welke kenmerken altijd, met elke ontwikkeling, gerespecteerd en versterkt dient te worden, omdat ze gerekend worden tot het provinciale belang. Onder de kop ‘richting’ is een manier van omgang met kenmerken weergegeven, die de provincie zeer wenselijk vindt. Hier mag van worden afgeweken. Onder de kop ‘inspiratie’ staan ontwikkelingen vermeld die denkbaar zijn in het betreffende gebiedstype met respect voor de gebiedskenmerken. De gebiedskenmerken worden in de volgende paragraaf in het kader van de toets aan de Omgevingsverordening nader uitgewerkt. In de Omgevingsvisie is een ontwikkelingsperspectief opgenomen waarbij in het buitengebied het accent op productie komt te liggen (schoonheid van de moderne landbouw). Een uitbreiding van de glastuinbouw is gezien dit beleid op zijn plaats. Gezien de grote samenhang tussen het glastuinbouwgebied en het benodigde schakelstation kan worden gesteld dat er uit beleidsoogpunt geen bezwaar is tegen de bouw van het schakelstation. Fragment Omgevingsvisie provincie Overijssel: De ontwikkeling van de glastuinbouw in Overijssel concentreren we in de Koekoekspolder, een gebied van ca. 500 ha in de gemeente Kampen, waar ruimte is voor ca. 250 ha kassen. Hiervan wordt momenteel ruim 100 ha benut. De verwachting is dat de resterende ruimte de komende vijf jaar benut wordt. We staan verdere uitbreiding van de glastuinbouw richting het
Nationaal Landschap IJsseldelta (Mastenbroekerpolder) niet toe. Samen met de gemeente en andere partners zorgen we voor een goede inrichting en beeldkwaliteit van de overgangszone Koekoekspolder – Nationaal Landschap. In deze overgangszone dus geen glastuinbouw, maar tuinbouwgerelateerde bedrijvigheid is wel goed mogelijk. Het projectgebied ligt geheel binnen de zone die is voorbehouden aan de ontwikkeling van de tuinbouw (afbeelding 9). Het schakelstation is een noodzakelijk onderdeel voor het uitbreiden van de tuinbouw, dus is er geen conflict met de Omgevingsvisie Overijssel.
Situering glastuinbouwgebied Omgevingsvisie Het plangebied is in de omgevingsvisie tevens bestempeld als een veenweidegebied. Dit zijn gebieden met een veenpakket in de ondergrond en/of laaggelegen gebieden langs waterlopen. De ontwatering is niet dieper dan nodig voor het gebruik als grasland. In veenweidegebieden en beekdalen wordt een beperkte ontwatering toegestaan gericht op het gebruik als grasland, om mogelijke bodemdaling te voorkomen en CO2-uitstoot tegen te gaan (veenweidegebieden) of natuurlijke condities te behouden (beekdalen). Op dit punt is ook geen bezwaar gebleken ten opzichte van het project. De Overijsselse rivieren kunnen bij hoog water een bedreiging zijn voor veel mensen. Er zijn in Overijssel vier dijkringgebieden die risico lopen op overstroming. Deze zijn bij wet vastgelegd (de huidige Wet op de Waterkering en in 2009 de nieuwe Waterwet). Als gevolg van klimaatverandering nemen de overstromingsrisico’s toe. Waterveiligheid is medebepalend voor de locatiekeuze van woon- en werkgebieden. Dat betekent niet dat risicovolle, laaggelegen gebieden in Overijssel onbewoonbaar zijn verklaard. Het betekent wel dat zeer zorgvuldig omgegaan moet worden met nieuwe grootschalige stedelijke ontwikkelingen in laaggelegen
gebieden. Het schakelstation wordt op een verhoging geplaatst van 0,6 meter en ligt tevens aan de rand van de polder, de al wat hogere gronden binnen de polder. De toegang naar het schakelstation is goed gewaarborgd. De toegang wordt verschaft door de Hagedoornweg, die is gelegen op een regionale waterkering. Voor het gebied geldt een normering van 1/100 jaar.
Situering in dijkringgebied Omgevingsvisie Nationaal landschap IJsseldelta Het Nationaal Landschap IJsseldelta bestaat uit met elkaar samenhangende deelgebieden: Polder Mastenbroek, Kampereiland; de Mandjeswaard, Polder de Pieper en de Zuiderzeepolder. Het zeer open zeekleiontginningslandschap wordt enerzijds gekenmerkt door het onregelmatige verkavelingpatroon van het Kampereiland 0met restanten van rivierlopen en huisterpen en anderzijds door de rationeel en geometrische verkaveling polder Mastenbroek. Er zijn geen extra wettelijke voorwaarden voor de Nationale Landschappen. Wel geldt binnen de grenzen van een Nationaal Landschap een extra kwaliteitsbeleid. Binnen aangewezen snelwegpanorama's, die allen binnen de Nationale Landschappen liggen, is extra aandacht voor de kwaliteit openheid. Ruimtelijke ontwikkelingen zijn mogelijk, zolang de kernkwaliteiten worden behouden of verstrekt (ja-mits principe). Het projectgebied bevindt zich in het glastuinbouwgebied de Koekoekspolder. De realisering van het project is mogelijk omdat deze verenigbaar zijn met de kernkwaliteiten van het gebied en als zodanig geen nadelige gevolgen hebben ten opzichte van de huidige situatie.
Omgevingsverordening Overijssel 2009 Het uitvoeringsinstrument dat aan de omgevingsvisie is gekoppeld is de Omgevingsverordening Overijssel 2009 van de provincie. In deze verordening is juridisch vastgelegd dat bij bestemmingsplannen ingegaan moet worden op de verschillende lagen zoals deze zijn vastgelegd in de catalogus gebiedskenmerken, waarbij wordt onderbouwd dat de ontwikkeling bijdraagt aan versterking van de ruimtelijke kwaliteit. Leidende thema's in de Omgevingsvisie zijn duurzaamheid en ruimtelijke kwaliteit. Duurzaamheid wordt volgens de Omgevingsvisie gerealiseerd door een transparante en evenwichtige afweging van ecologische, economische en sociaal-culturele beleidsambities. Ruimtelijke kwaliteit wordt volgens de Omgevingsvisie gerealiseerd door naast bescherming vooral in te zetten op het verbinden van bestaande kwaliteiten en nieuwe ontwikkelingen. Bij het sturen op ruimtelijke kwaliteit in de Omgevingsvisie is een sleutelrol weggelegd voor de gebiedskenmerken. Dit zijn de ruimtelijke kenmerken van een gebied of een gebiedstype, die bepalend zijn voor de karakteristiek en kwaliteit ervan. In de gekozen benadering zijn de natuurlijke laag, de laag van het agrarisch cultuurlandschap, de stedelijke laag en de lust- en leisure laag bepalend voor de kenmerken van een gebied. Deze lagen staan niet los van elkaar. Vaak liggen de lagen over elkaar heen en hebben plekken te maken met kenmerken van verschillende gebieden. Als in een bepaald gebied een verandering aan de orde is, dan geven de gebiedskenmerken richting aan de manier hoe dit moet plaatsvinden. Bij de gebiedskenmerken is in de kolom 'sturing' onder de kop ‘norm’ aangegeven welke kenmerken altijd, met elke ontwikkeling, gerespecteerd en versterkt dient te worden, omdat ze gerekend worden tot het provinciale belang. Onder de kop ‘richting’ is een manier van omgang met kenmerken weergegeven, die de provincie zeer wenselijk vindt. Hier mag van worden afgeweken. Onder de kop ‘inspiratie’ staan ontwikkelingen vermeld die denkbaar zijn in het betreffende gebiedstype met respect voor de gebiedskenmerken. Gebiedskenmerken besluitgebied: - Natuurlijke laag: Laagveen gebieden - Laag van het agrarisch cultuurlandschap: laagveenontginningen. - Stedelijke laag, lust en leisure laag: geen aanduiding Natuurlijke laag: laagveengebied Ontwikkelingen: Echt natuurlijk landschap is geheel verdwenen. De natuurlijke laag is grotendeels ontgonnen en als landbouwgrond in cultuur gebracht. De steeds diepere drooglegging en snelle afwatering en de bemesting hebben de natuurlijke kwaliteiten onder druk gezet. Bovendien heeft de verstedelijking het areaal natuurlijk landschap verder teruggedrongen. Al met al is de omvang, diversiteit en kwaliteit van natuurlijke milieus sterk achteruit gegaan. De natuurlijke laag heeft een andere plek en betekenis gekregen in het occupatieproces. Anno 2009 is een relatief natuurlijk landschap nog aanwezig op ruim één tiende van het oppervlak van Overijssel in de gedaante van natuurgebieden. Met de realisatie van de EHS en wateropgaven wordt dit proces van krimp van het areaal nu gekeerd.
Bedreigende ontwikkelingen: • Verdroging • Bodemdaling • Vermesting/, verrijking met nutriënten • Nivellering van karakteristieke verschillen/ verlies van aardkundige waarden • Versnippering en opdeling in kleine eenheden • Extinctie en verdwijnen van plant- en diersoorten Ambitie: Bij locatiekeuzen en inrichtingsopgaven voortbouwen op de natuurlijke laag is een duurzame strategie: het betekent de veerkracht van het watersysteem in takt laten of versterken en daarmee anticiperen op klimaatverandering, het betekent het behoud van de aardkundige waarden, behouden en versterken van de rijkdom aan plant- en diersoorten (biodiversiteit). Afstemmen van functies en inrichting: functies en inrichting afstemmen op de condities van de natuurlijke laag en het watersysteem doorbijvoorbeeld te bouwen op de hoog- gelegen en droge gebieden of in de natte delen van het landschap aangepast te bouwen beplantingen en inrichting afstemmen op de natuurlijke vegetaties weer tevoorschijn halen van de natuurlijke laag en het watersysteem; waar mogelijk (herstructurering, transformatie, ook in stedelijk gebied) zijn biotische gegevenheden (bodem, water) en de natuurlijke flora en fauna inspiratiebron voor inrichtingsplannen zoeken naar landbouwvormen die gedijen bij hoge grondwaterstanden en waarbij de bijdrage van de landbouw aan de cultuurhistorische waarden van het veenweidegebied behouden blijft. Enexis B.V. en TenneT TSO B.V. hebben een bouwplan opgesteld dat zoveel mogelijk aansluit bij de natuurlijke kwaliteiten van dit gebied. Het bouwplan vindt plaats in een ingepolderd gebied, waar glastuinbouw de overhand heeft. Als compensatie voor de aanwezige natte natuur wordt door Waterschap Groot Salland voldoende watercompensatie in de koekoekspolder terug gebracht. Laag van agrarisch cultuurlandschap: laagveenontginningen Volgens de catalogus gebiedskenmerken, die bij de Omgevingsvisie Overijssel hoort, behoort bij het (laagveenontginningen) de volgende ambitie: De ambitie is de cultuurhistorische kwaliteit van het laagveenlandschap zoveel als mogelijk in stand te houden en beleefbaar te maken. De grote open ruimtes, het patroon van sloten met beplantingen, de vochtige bloemrijke weides met weidevogels geven dit landschap grote belevingswaarde. De grondgebonden landbouw is de drager van deze kwaliteit, echter een nieuw perspectief op een gebiedgerichte bedrijfsvoering- eventueel in combinatie met ander functies- is voor de toekomst van deze gebieden zeer wenselijk. Het karakteristieke bebouwingspatroon vormt vertrekpunt bij herstructurering, verdichting en uitbreiding van de agrarische bebouwing en de woon-/werkmilieus. De laagveenontginningen krijgen een beschermde bestemmingsregeling, gericht op instandhouding van de ter plaatse karakteristieke maat en schaal van de ruimte, met onderscheid tussen gebieden met grote open ruimten en gebieden met een langgerekte kavelstructuur met beplanting. Als ontwikkelingen plaats vinden in de laagveenontginningen, dan dragen deze bij aan behoud en versterking van het lint als karakteristieke bebouwingsstructuur. De slotenpatronen, waar
aanwezig, houtsingels als accentuering van de ruimtelijke structuur respecteren en versterken bij de verdere ontwikkeling van de agrarische functie. Enexis B.V. en TenneT TSO B.V. hebben een bouwplan opgesteld dat zoveel mogelijk aansluit bij de kwaliteiten van dit gebied. Het bouwplan houdt rekening met de openheid van het landschap en de huidige en toekomstige verkaveling van het glastuinbouwgebied. Dit geldt tevens voor de bouwplannen van de heer Prins.
2.3.3 Gemeentelijk beleid Het gemeentelijk beleid wordt gebaseerd op de hoofdlijnen die door het rijk en provincie worden aangegeven en is meest recent verwoord in de structuurvisie 2030 welke in april 2009 is vastgesteld. Daarnaast spelen voor Kampen de ontwikkelingen rondom de IJsseldelta een grote rol, inclusief de verdere ontwikkeling van de glastuinbouw in de Koekoekspolder overeenkomstig de structuurvisie 2030 met behoud van de kernkwaliteiten van de Mastenbroekerpolder. Structuurvisie Kampen 2030 Op 28 mei 2009 is de Structuurvisie 2030 Kampen vastgesteld door de raad. Dit strategische document bevat de uitgangspunten van het ruimtelijk beleid. Hierin wordt aangegeven hoe de gemeente verwacht het ruimtelijk beleid te gaan uitvoeren in de komende jaren. De Structuurvisie is een richtinggevend document. Een van opgaven uit deze Structuurvisie is de ontwikkeling van glastuinbouwgebied "De Koekoek". Het onderhavige perceel is onderdeel van het glastuinbouwgebied "De Koekoek". Er is een onderzoek opgestart naar eventuele uitbreidingsmogelijkheden en mogelijkheden voor intensiever ruimtegebruik en de consequenties daarvan. De inrichting van het perceel als verdeel- en schakelstation vormt, ook gezien de grootschalige ontwikkeling van de glastuinbouw, geen aantasting van de eventueel aanwezige waarden van het gebied.
Structuurvisie Kampen 2030
Landschapsplan Koekoek 2007 In het kader van de ontwikkeling van het glastuinbouwgebied "De Koekoek" moet gezorgd worden voor een goede landschappelijke inpassing. Hiervoor is in 2007 een landschapsplan opgesteld. Daarnaast moet er in de Koekoekspolder gezorgd worden voor voldoende waterberging. Komend najaar zal een belangrijke stap gezet worden in de uitvoering van het landschapsplan en de waterberging. De uitvoering van het landschapsplan voorziet in het herstel (wegwerken achterstallig onderhoud), vervanging en/of omvorming van bestaande groenelementen en de aanleg van nieuwe groenelementen. De uitvoering van een deel van de waterberging wordt gerealiseerd door bestaande landbouwgronden te verlagen en enkele bestaande groenzones te kappen en de bodem te verlagen. De afgegraven percelen zullen deels bestaan uit water en moeraszones en deels uit bosschages passend bij die natte omstandigheden.
Impressie omliggend landschap
In opdracht van TenneT TSO B.V. en Enexis B.V. is een nieuw schakel- en verdeelstation ontworpen dat zo goed mogelijk past in het glastuinbouwgebied. Er is gekozen voor een open constructie, waardoor de ruimtelijk beleving vanuit de omgeving zo min mogelijk wordt verstoord. De lage ligging van het terrein kan mogelijk wateroverlast veroorzaken. Het terrein wordt opgehoogd om de installatie te beschermen.Belangrijk uitgangspunt is dat het station "te gast is in het glastuinbouwgebied" en hierin zo min mogelijk moet opvallen en zich hierin zo goed mogelijk moet voegen. De bebouwing van het station met hoogtes ca 4 en 6 m wordt vormgegeven in de kleuren rood en bruin. In het onderhavige geval is goed nagedacht over de vormgeving en omgeving waardoor de architectuur van het station een heel eigen industriële uitstraling heel. In het glastuinbouwgebied "De koekoek" hebben de kassen gezorgd voor een specifieke structuur en vormgeving welke middels de uitvoering van station nog eens extra worden benadrukt. Het profiel van de Hagedoornweg wordt op dit moment gereconstrueerd. Bij de herinrichting van deze weg zal rekening worden gehouden met: • kassen ontrekken aan het zicht vanuit de Mastenbroek polder; • zichtbaar houden hoogteverschillen tussen beide polders; • beperken lichthinder en bladhinder voor kassencomplex.
Door de reconstructie van de weg zal een gedeelte van de huidige singel worden gerooid. Daarvoor in de plaats zal aan de binnenzijde nieuwe beplanting bestaat voor een deel uit dichte onderbeplanting met daarachter een bomen van elzensingel. De singel aan de Hagendoornweg wordt een natuurlijk landschap waardoor de kassen en de situering van het schakel- en verdeelstation aan het zicht worden ontrokken. Op deze wijze wordt een overgang van hoog (onderbeplanting met bomen), naar laag (uiteindelijke kassengebied) gecreëerd.
Beleid afwijken bestemmingsplannen Voor het afwijken van een bestemmingsplan heeft de gemeente Kampen beleid opgesteld. In dit beleid worden eisen gesteld aan aanvragen voor ontheffing van het bestemmingsplan dan wel het herzien van bestemmingsplan welke jonger zijn dan vijf jaar. Er wordt geen medewerking verleend aan een ontheffing van een bestemmingsplan dat jonger is dan 5 jaar middels projectbesluit op grond van artikel 3.10 Wro, tenzij het betreft een: • project met een spoedeisend (algemeen) belang; • kennelijke fout in het bestemmingsplan; Onder de voorwaarden dat: • er sprake is van een concreet voornemen blijkend uit een ontvankelijke bouwaanvraag; • toepassing alleen plaatsvindt voor die categorieën van gevallen voorkomend op Lijst A van de provincie waarvoor vooroverleg niet noodzakelijk is; • de initiatiefnemer (kan ook de gemeente zijn) zelf zorg draagt voor een goede ruimtelijke onderbouwing van het project. Het schakel- en verdeelstation is van spoedeisend (algemeen) belang. Het station is verbonden aan de ontwikkeling van het glastuinbouwgebied. Dit projectbesluit is gekoppeld aan een ontvankelijke bouwaanvraag en de initiatiefnemers dragen zelf zorg voor een ruimtelijke onderbouwing. Het project is niet conform Lijst A van de provincie Overijssel, hierin wordt voor openbare nutsvoorzieningen de grens gesteld op 75 m2. Dit betekent dat voor de realisatie van dit project toch vooroverleg dient plaats te vinden met de provincie Overijssel. De gemeente kampen heeft de wenselijkheid van dit project inmiddels met de provincie Overijssel besproken. Bovendien gelden bovenstaande punten voor een projectbesluit op basis van een bestemmingsplan dat jonger is dan 5 jaar. Het vigerende bestemmingsplan dateert uit 1998. Dit is ouder dan 5 jaar, waardoor de bovenstaande voorwaarden strikt genomen niet van toepassing zijn. Welstandsnota Het ingediende kaartmateriaal betreffende het nieuw te bouwen schakelstation is op 5 oktober 2009 in de welstandscommissie aan de orde gesteld. Het plan is in principe door de welstandscommissie van de gemeente Kampen akkoord bevonden. Definitief akkoord is op 19 oktober 2009 afgegeven.
Het plan van de hagedoornweg 2 is nog niet akkoord bevonden door welstand. Op 9 november 2009 heeft de welstandscommissie een advies uitgedaan dat het bouwplan nog niet akkoord is. De heer Prins moet nog een aangepaste aanvraag indienen.
Beleid Tennet TenneT heeft als landelijk netbeheerder een belangrijke maatschappelijke taak. Uitgangspunt daarbij is een robuust en toekomstvast hoogspanningsnet die aan wettelijke eisen en Europese afspraken voldoet. TenneT streeft er daarnaast naar dat een nieuwe verbinding zo min mogelijk negatieve invloed heeft op de omgeving en zo goed mogelijk wordt ingepast. Enerzijds door technisch betrouwbare oplossingen te kiezen en anderzijds door het ruimtebeslag en de kosten tot een minimum te beperken. Hierbij mag de leveringszekerheid en de veiligheid van medewerkers en de omgeving nooit in het geding komen. Ook voor dit project geldt dat TenneT TSO B.V. zich op basis van voorgenoemde kernwaarden zal inzetten, in dit geval gezamenlijk met Enexis B.V..
2.4 Milieutechnische toelaatbaarheid Het uitgangspunt is dat met de realisering van het plan een goede omgevingssituatie ontstaat. Daarom zijn in het kader van deze ruimtelijke onderbouwing de (wettelijk) noodzakelijke toetsen verricht. 2.4.1 Geluid Bij het doorlopen van een procedure op grond van artikel 3.1 van de Wet ruimtelijke ordening geldt een onderzoeksplicht voor geluid. Dit onderzoek richt zich op woningen en andere geluidsgevoelige bestemmingen die binnen een geluidszone van een weg, een spoorweg of een industrieterrein zijn gelegen. wegverkeerslawaai Schakelstation TenneT TSO B.V./Enexis B.V. Het betreft hier geen geluidgevoelig object zoals bedoeld in de Wet geluidhinder. Hagedoornweg 2 De schuur behoort bij een geluidgevoelig object, zijnde de woning van de heer Prins. Echter, de schuur dient niet voor bewoning, waardoor toetsing aan de Wet geluidhinder niet relevant is. Daarnaast worden geen extra verkeersbewegingen verwacht ten gevolge van de planrealisatie, zodat er geen toename zal zijn in verkeerslawaai. railverkeerlawaai Schakelstation TenneT TSO B.V./Enexis B.V. Het plangebied is niet gelegen in de nabijheid van spoorwegen.
Hagedoornweg 2 Het plangebied is niet gelegen in de nabijheid van spoorwegen.
industrielawaai Schakelstation TenneT TSO B.V./Enexis B.V. TenneT en Enexis vinden het belangrijk om eventuele geluidhinder van het station voor de omgeving tot een minimum te beperken. De transformatoren, die in principe veel geluid kunnen maken, worden op het station in een geluiddempend gebouw ondergebracht. Hierdoor is eventuele overlast voor de omgeving zoveel mogelijk beperkt. Bovendien zijn de
transformatoren op het terrein zo ver mogelijk van de geluidgevoelige bestemmingen af geplaatst. Er is gekozen voor een afstand tot de dichtstbijzijnde bebouwing van ongeveer 100 meter, het dubbele van de wettelijk voorgeschreven 50 meter (gemeten vanaf de transformator) zoals beschreven in de VNG brochure Bedrijven en milieuzonering. Hagedoornweg 2 Het plangebied is niet gelegen in de nabijheid van industrie. Ook worden geen bedrijfsactiviteiten in de schuur en overkapping uitgevoerd.
2.4.2 Luchtkwaliteit Op 15 november 2007 is de Wet luchtkwaliteit in werking getreden. Deze wet vervangt het Besluit luchtkwaliteit 2005. De wet is enerzijds bedoeld om de negatieve effecten op de volksgezondheid aan te pakken, als gevolg van te hoge niveaus van luchtverontreiniging. Anderzijds heeft de wet tot doel mogelijkheden te creëren voor ruimtelijke ontwikkeling, ondanks overschrijdingen van de Europese grenswaarden voor luchtkwaliteit. Op grond van de Wet mogen nieuwe ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding van de normen (grenswaarden) die aan een aantal verontreinigende stoffen zijn gesteld. Schakelstation TenneT TSO B.V./Enexis B.V. Op grond van de Wet mogen nieuwe ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding van de normen (grenswaarden) die aan een aantal verontreinigende stoffen zijn gesteld. Gelet op de geografische ligging van Kampen (relatief lage achtergrondconcentraties), de fysieke omgeving en de relatief lage intensiteit van het verkeer (waaronder nauwelijks vrachtverkeer) kan zonder verdere berekening gesteld worden dat de gestelde grenswaarden nergens in de omgeving worden overschreden en dat het plan daar geen negatieve invloed op heeft. Vanuit een goede ruimtelijke ordening zijn er wat dit aspect betreft dan ook geen belemmeringen tegen het plan. Hagedoornweg 2 Op grond van de Wet mogen nieuwe ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding van de normen (grenswaarden) die aan een aantal verontreinigende stoffen zijn gesteld. Gelet op de geografische ligging van Kampen (relatief lage achtergrondconcentraties), de fysieke omgeving en de relatief lage intensiteit van het verkeer (geen toevoeging verkeersbewegingen) kan zonder verdere berekening gesteld worden dat de gestelde grenswaarden nergens in de omgeving worden overschreden en dat het plan daar geen negatieve invloed op heeft. Vanuit een goede ruimtelijke ordening zijn er wat dit aspect betreft dan ook geen belemmeringen tegen het plan. Daarnaast is met invoering van de Wet luchtkwaliteit het begrip ‘niet in betekenende mate’ (NIBM) ingevoerd. Woningbouwprojecten met ontwikkelingen tot 3.000 woningen worden als NIBM beschouwd. Toetsing aan de grenswaarde is voor dergelijke projecten niet meer noodzakelijk. Alhoewel de schuur feitelijk geen woning is, behoort deze wel tot een woning en wordt geconcludeerd dat tevens om deze reden toetsing niet noodzakelijk is.
2.4.3 Externe veiligheid Volgens het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) dient bij het plannen van risicogevoelige objecten in de omgeving van een risicovolle inrichting en/of transportroute op bindende wijze rekening gehouden worden met de mogelijke invloed van die inrichting en/of transportroute. Er dient bij het plaatsvinden van een incident te worden voorkomen dat binnen een zekere afstand mensen aanwezig zijn in woongebieden of verblijfsgebieden. Schakelstation TenneT TSO B.V./Enexis B.V. In of nabij het plangebied komen geen transportroutes voor gevaarlijke stoffen voor. De risicovolle inrichtingen zijn op de risicokaart van de provincie Overijssel weergegeven. Uit de risicokaart van de provincie Overijssel blijkt dat zich in de nabij van het plangebied geen risicovolle inrichtingen bevinden die vallen binnen de reikwijdte van het BEVI. Het aspect externe veiligheid levert voor dit project geen belemmeringen op en aanvullend onderzoek kan derhalve achterwege blijven. Hagedoornweg 2 In of nabij het plangebied komen geen transportroutes voor gevaarlijke stoffen voor. De risicovolle inrichtingen zijn op de risicokaart van de provincie Overijssel weergegeven. Uit de risicokaart van de provincie Overijssel blijkt dat zich in de nabij van het plangebied geen risicovolle inrichtingen bevinden die vallen binnen de reikwijdte van het BEVI. Het aspect externe veiligheid levert voor dit project geen belemmeringen op en aanvullend onderzoek kan derhalve achterwege blijven.
2.4.4 Bodem Het beleid ten aanzien van de bodemkwaliteit is op nationaal niveau vastgelegd in de Wet bodembescherming (Wbb) en het (bijbehorende) Besluit bodemkwaliteit. Gestreefd wordt naar een duurzaam bodembeheer. Bij een ruimtelijk plan moet de bodemkwaliteit van het betreffende gebied inzichtelijk worden gemaakt. Hierbij is van belang te weten of er bodemverontreiniging is die de functiedoelen kan frustreren, of er gezondheidsrisico’s of ecologische risico’s daardoor zijn en wat de mogelijkheden zijn om er tijdig iets aan te doen. Om deze vragen te beantwoorden is wettelijk verplichte informatie over de bodemkwaliteit nodig. Het uitgangspunt wat betreft de bodem in het plangebied is, dat de kwaliteit ervan zodanig dient te zijn dat er geen risico’s zijn voor de volksgezondheid bij het gebruik van het plangebied voor de beoogde functie(s). In het (concept) onderzoek van Tauw B.V. d.d. 7 oktober 2009 is vastgesteld hoe het gesteld is met de bodemkwaliteit. Schakelstation TenneT TSO B.V./Enexis B.V. In de nabijheid van de bouwlocatie is een puiverharding aangetroffen met verontreiniging, echter, deze locatie is buiten het plangebied gesitueerd. In het plangebied zelf zijn geen verontreinigingen en/of bijzonderheden aangetroffen. Nader bodemonderzoek kan derhalve achterwege blijven.
Hagedoornweg 2 Voor de bouw van een schuur is een verkennend bodemonderzoek en een verkennend asbestonderzoek (Grontmij, 99051611, 17 december 2009, zie bijlage 1) uitgevoerd. Met dit onderzoek is de kwaliteit van de grond en het grondwater vastgesteld om zo te bepalen of de grond geschikt is om op te bouwen. Tijdens de boorwerkzaamheden zijn bij twee boringen zintuiglijk sporen van puin, en afval waargenomen. Bij de overige boringen zijn zintuiglijk geen verontreinigingkenmerken waargenomen. Uit de analyseresultaten blijkt dat in de bovengrond (tot 0,5 m –mv) licht verhoogde gehalten aan lood, zink en PAK zijn vastgesteld. In het grondwater zijn geen verhoogde gehalten aangetroffen. In het mengmonster welke is geanalyseerd op asbest, is geen asbest aangetoond. Gezien de aangetroffen lage concentraties van zware metalen en PAK in de bovengrond wordt vanuit milieuhygiënisch oogpunt gezien geen beperkingen gesteld aan het toekomstig gebruik van de locatie (nieuwbouw schuur).
2.4.5 Kabels en leidingen Schakelstation TenneT TSO B.V./Enexis B.V. Het projectgebied ligt tegen de kabel- en leidingenstrook. Deze kabel- en leidingenstrook is eigendom van de Gemeente Kampen. De aanwezige kabels en leidingen vormen geen belemmering voor de geplande bouwactiviteiten. Voorafgaand aan de werkzaamheden zal overleg plaatsvinden met de beheerders van de aanwezige kabels en leidingen. Omdat de geplande in- en uitrit valt samen met de reeds aanwezige leidingstrook. Hiervoor zal vergunning verleend moeten worden of een recht van overpad moeten worden gevestigd. Het te bouwen schakel- en verdeelstation zal voorzien worden van de gebruikelijke nutaansluitingen. Hagedoornweg 2 Voorafgaand aan de werkzaamheden zal gekeken worden naar de aanwezige kabels en leidingen. Hier zal rekening mee gehouden worden tijdens de werkzaamheden. Er zullen geen wijzigingen plaatsvinden aan de reeds bestaande kabels en leidingen en er zullen geen nieuwe kabels en leidingen geplaatst worden.
2.4.6 Milieuzonering Als uitgangspunt geldt dat het project niet leidt tot milieuoverlast bij milieugevoelige functies in de omgeving. Ten behoeve van de milieuzonering rond bedrijven is door de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) het systeem ‘Bedrijven en milieuzonering’ (2009) ontwikkeld in de vorm van een bedrijvenlijst. Daarin worden op basis van de SBI-code indicatieve afstanden bepaald voor allerlei vormen van bedrijfsactiviteiten. De afstandcriteria hebben betrekking op de milieuaspecten geluid, stank, stof en gevaar. Schakelstation TenneT TSO B.V./Enexis B.V. Indien zich binnen de inrichting transformatorstations met niet in een gesloten gebouw ondergebrachte transformatoren, met een maximaal gelijktijdig in te schakelen elektrisch vermogen van 200 MVA of meer bevinden, is er een milieuvergunning nodig. Transformatorstations zijn meestal zodanig uitgevoerd dat voor de in bedrijf zijnde
transformatoren steeds een of meer transformatoren reserve staan. De in reserve staande transformatoren worden bij de capaciteitsberekening niet meegenomen. Transformatorstations met een maximaal gelijktijdig in te schakelen elektrisch vermogen van minder dan 200 MVA zijn meestal geen inrichting in de zin van de Wet milieubeheer. Wanneer alle transformatoren zijn ondergebracht in een gesloten gebouw is deze activiteit niet van toepassing. Het gebied is een kassengebied (glastuinbouw), met enkele (bedrijfs)woningen. Het kan niet gezien worden als een rustige woonwijk, mogelijk is het een gemengd gebied of een (agrarisch) industriegebied. De woningen hoeven niet beschermd te worden als zijnde een rustige woonwijk. Het transformatorstation is niet milieuvergunningplichtig (minder dan 200 MVA gelijktijdig in te schakelen elektrisch vermogen), dit blijkt ook uit het IVB, categorie 20.1 onder b. b. transformatorstations, met niet in een gesloten gebouw ondergebrachte transformatoren, met een maximaal gelijktijdig in te schakelen elektrisch vermogen van 200 MVA of meer. In dit geval is er sprake van twee transformatoren van 60 MVA per stuk. Eén hiervan is een reserve transformator. Hetgeen betekent dat ruim onder de norm van 200 MVA gebleven wordt. Zonering is mogelijk op basis van bovengenoemde uitgave en wordt aanbevolen om bescherming te bieden aan (bedrijfs)woningen in de buurt van het station en om toekomstige woningen uit de buurt van het station te houden (aanbrengen van ruimtelijke scheiding). Geluid is maatgevend in dit geval. Volgens Bedrijven en Milieuzonering, editie 2009, pagina 168 is de grootste afstand 50 meter bij een maximaal gelijktijdig in te schakelen elektrisch vermogen van 100 MVA (MW). Gezien de huidige 60 MVA en de bedrijvigheid in de buurt kan er zelfs gekozen worden voor een kleinere zone van 30 meter. De afstand tussen de transformatoren en de dichtstbijzijnde woning is meer dan voldoende gebleken. Hagedoornweg 2 Het plangebied betreft geen milieugevoelig object.
2.5 Ecologie Bij elk ruimtelijk plan dient, met het oog op de natuurbescherming, rekening te worden gehouden met de Natuurbeschermingswet en de Flora- en faunawet. Hierbij wordt onderscheid gemaakt in gebiedsbescherming en soortenbescherming. 2.5.1 Gebiedsbescherming Ten aanzien van gebiedsbescherming zijn in het kader van de Europese richtlijnen in Nederland speciale beschermingszones aangewezen die een hoge wettelijke bescherming kennen. Hiervoor zijn Natura 2000 en gebieden onderdeel uitmakend van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) aangewezen. Hiernaast zijn binnen de gemeente Kampen een aantal gebieden aangewezen als Weidevogelgebied en/of Ganzenfoerageergebied. Schakelstation TenneT TSO B.V./Enexis B.V. Het plangebied is omsloten door weidevogelbeheer- en ganzengebieden. In deze gebieden mag volgens de provinciale omgevingsvisie geen waterpeilverlaging of aantasting van de openheid en rust
plaatsvinden. Het plangebied is echter niet aangemerkt als weidevogelbeheer- en ganzengebied. Het schakel- en verdeelstation wordt gerealiseerd tussen de kassen, hetgeen reeds zorgt voor het wegblijven van de ganzen in de Koekoekspolder. De aansluiting van het station wordt gerealiseerd met een ondergrondse kabelverbinding. Er wordt geen bovengrondse hoogspanningsverbinding gebruikt, die kan leiden tot een verstoring van de vogels in de omgeving. Hagedoornweg 2 Voor dit perceel is een ecologisch onderzoek uitgevoerd door Tauw bv d.d.11 maart 2010 (zie bijlage 2) Gebiedsbescherming wordt gewaarborgd door de Natuurbeschermingswet 1998. Deze wet beschermt Natura 2000-gebieden en Beschermde natuurmonumenten. Voor activiteiten met een mogelijk effect op deze gebieden is toetsing aan de Natuurbeschermingswet 1998 noodzakelijk. Op een afstand van circa 2,7 kilometer ten westen van de Hagedoornweg 2 ligt het Natura 2000-gebied “Uiterwaarden IJssel”. De werkzaamheden van het verwijderen en herbouwen van de schuren kunnen zorgen voor een verhoging van het aanwezige geluid. Echter vanwege het kleinschalige karakter van de ingreep en de aanwezigheid van de bebouwde kom van IJsselmuiden tussen de uiterwaarden en het plangebied wordt een effect op het Natura 2000-gebied met zekerheid niet verwacht. Toetsing aan de Natuurbeschermingswet 1998 is niet noodzakelijk.
2.5.2 Soortenbescherming De werkingssfeer van de Flora- en Faunawet is niet beperkt tot of gerelateerd aan speciaal aangewezen gebieden, maar geeft soorten overal in Nederland bescherming. Op grond van de Floraen Faunawet gelden algemene verboden tot het verwijderen van groeiplaatsen van beschermde plantensoorten en het beschadigen of verstoren van voortplantings- of vaste rust- of verblijfplaatsen van beschermde diersoorten. In artikel 75 van de Flora en faunawet worden de ontheffingsmogelijkheden weergegeven. In principe zijn alle zoogdieren, vogels, amfibieën, reptielen en vissen die in Nederland voorkomen, beschermd. De aanvraag van een ontheffing en de toetsing aan de Flora- en Faunawet gebeurt niet in het kader van het bestemmingsplan, maar in de vergunningenfase van een initiatief. Om te beoordelen of dit bestemmingsplan ook uitvoerbaar is, wordt hierop vooruitlopend, een verwachting uitgesproken over de eventuele gevolgen voor de beschermde planten- en diersoorten in het plangebied. In de wet is een differentiatie aangebracht in niveau van bescherming. Op 23 februari 2005 is de zgn. “AMvB art. 75” van de Flora- en faunawet in werking getreden, waarin dit verschil is verwoord: alle soorten, opgenomen in Habitat richtlijn bijlage IV, de Vogelrichtlijn en beschermde soorten van de Rode Lijst zijn beschermd onder het zwaarste regime (soorten van tabel 3); soorten met vrijstelling bij een vastgestelde gedragscode (soorten van tabel 2); soorten waarvoor een algemene vrijstelling geldt. Schakelstation TenneT TSO B.V./Enexis B.V. Voor dit project kan worden opgemerkt dat het hier gaat om een bestaand gebied waar in het algemeen de bedrijfsfunctie overheerst. Geconcludeerd kan worden dat het plangebied dusdanig bebouwd is dat er in principe geen ruimte is voor ecologische waarden.
De activiteiten van de aanwezige bedrijven en overige functies in het plangebied leveren een dusdanige verstoring op van het gebied dat er ook geen ecologische waarden mogen worden verwacht. Geldt op de beperkte bouwmassa hoeft, met het oog op het voorgaande, op dit punt geen aanvullende regeling te worden opgenomen. De beperkte, perceelsgebonden ontwikkelingsmogelijkheden die worden geboden, zijn in beginsel in zijn algemeenheid uitvoerbaar, al kan te zijner tijd blijken (in concrete gevallen) dat een ontheffing niet of slechts onder voorwaarden verleend kan worden. Dit doet echter aan de algemene uitvoerbaarheid niet af. De Flora- en faunawet blijft onverkort van kracht.
Hagedoornweg 2 Bij ruimtelijke ingrepen en plannen dient onderbouwd te worden of het voornemen ‘redelijkerwijs uitvoerbaar’ is. Een inschatting van eventuele belemmeringen op het gebied van natuurbescherming is hier onderdeel van. Reeds tijdens de planvorming dient daarom inzichtelijk te worden gemaakt of er mogelijk sprake is van effecten waarvoor een mitigatie- en / of ontheffingsplicht geldt en of voldoende ecologisch mitigerende en / of compenserende maatregelen getroffen kunnen worden. Uit de toetsing aan de flora- en faunawet blijkt dat voor broedvogels (beschermde tabel 2 en 3-soorten) niet uitgesloten kan worden dat zij geschaad worden door de ingreep, behalve als de uitvoering of start van de werkzaamheden buiten het broedseizoen plaatsvindt en nestmogelijkheid voor Boerenzwaluw aangeboden wordt.
2.6 Cultuurhistorie
2.6.1 Archeologie In het Europese Verdrag van Malta, ondertekend door een groot aantal EU-landen, waaronder ook Nederland, is de veiligstelling van het (Europese) archeologische erfgoed als doelstelling opgenomen. In 1998 is dit verdrag goedgekeurd door het Nederlandse parlement. Ter implementatie van het Verdrag van Malta in de Nederlandse wetgeving is in 2007 de Wet op de archeologische monumentenzorg in werking getreden. Dit is een aanpassingswet waarmee de Monumentenwet 1988 gewijzigd is op het onderdeel archeologie. Door middel van de gewijzigde Monumentenwet moet het archeologisch erfgoed in de bodem bescherming krijgen in het ruimtelijke ordeningsbeleid. Als gevolg van Europese en nationale weteving stellen rijk en provincies zich op het standpunt dat in het ruimtelijk beleid zorgvuldig met het archeologisch erfgoed moet worden omgegaan. De meeste ingrepen in de ruimtelijke ordening vinden plaats op gemeentelijk niveau. De Monumentenwet verplicht gemeenten bij het opstellen van ruimtelijke plannen rekening te houden met de in hun bodem aanwezige waarden. Op plankaarten geeft de gemeente voor het eigen grondgebied aan waar zich bekende archeologische vindplaatsen bevinden. Voor het overige gebied gelden verwachtingswaarden. De kern van de huidige archeologiewetgeving behelst bescherming van waardevolle oudheidkundige resten in de bodem. Bij ruimtelijke ingrepen op locaties met vindplaatsen moeten de aanwezige resten intact blijven. Wanneer verstoring onvermijdelijk is, dient oudheidkundig bodemonderzoek plaats te vinden.
De informatie van de bij bodemonderzoek onderzochte resten wordt behouden door middel van documentatie. Voor gebieden waar reële verwachtingen bestaan ten aanzien van archeologische waarden, die bedreigd worden door ruimtelijke ingrepen, moet inventariserend onderzoek plaatsvinden om uit te maken of daadwerkelijk waardevolle archeologische resten aanwezig zijn. De uitkomsten van het archeologisch onderzoek dienen vervolgens volwaardig in de belangenafweging te worden betrokken. Op basis van dit onderzoek kan besloten worden tot behoud van de vindplaats, verder onderzoek of vrijgave van de locatie. De beslissingsbevoegdheid over archeologische monumentenzorg met betrekking tot het grondgebied van de gemeente Kampen berust bij de overheid als bevoegd gezag. In de meeste gevallen is dit de gemeente. Schakelstation TenneT TSO B.V./Enexis B.V. Volgens de advieskaart Steentijd - Bronstijd is geen onderzoek noodzakelijk. Dit betekent dat er op basis van eerder onderzoek is gebleken dat er zich geen archeologische resten in de bodem bevinden, of dat de archeologische verwachting op gefundeerde gronden zeer laag is, en waar eventuele resten uit de Steentijd - Bronstijd zich vermoedelijk zodanig diep onder het maaiveld bevinden dat de kans op aantasting bij de meeste ingrepen zeer klein is. Op basis van de advieskaart IJzertijd - Middeleeuwen van de provincie Overijssel is voor het plangebied geen onderzoek noodzakelijk. De polder Koekoek, van oorsprong het IJsselmuidener deel van de polder Mastenbroek, is eigenlijk altijd een relatief laaggegelegen gebied geweest, zelfs ten opzichte van het overige gebied van Mastenbroek. Bodemkundig vormt de veenlaag de bepalende factor voor het grondgebruik. Over de aanwezigheid van eventuele prehistorische resten kan geen uitspraak worden gedaan. Gedurende de periode van vervening zal bewoning nagenoeg onmogelijk zijn geweest. Vanaf de late middeleeuwen is de polder door boeren in gebruik genomen, maar succesvol waren de boerenbedrijve hier niet. De lage ligging veroorzaakte voortdurend wateroverlast. In de tweede helft van de 18de eeuw werd van hogerhand toestemming verleend tot vervening van het gebied waardoor uitgestrekte veenplassen in de Koekoek ontstonden. Door droogmakerijen in de late 19de en 20ste eeuw kwam het gebied van de Koekoek weer beschikbaar voor agrarische bedrijven. De zandondergrond van het onderzoeksgebied lijkt op basis van de AHN tamelijk vlak, waardoor de trefkans op het aantreffen van prehistorische resten verkleind wordt. Uit de periode van de veengroei worden slechts verloren voorwerpen of ritueel gedeponeerde objecten verwacht. Eventuele laat-middeleeuwse sporen of objecten zullen zijn weggeërodeerd door het veen- en overstromingswater. Voor de locatie aan de Hagedoornweg worden geen middeleeuwse bewoningssporen verwacht. Er is een kleine kans op het aantreffen van prehistorische resten, maar voor de overige perioden geldt een lage verwachting. Een verder uitgebreid bureauonderzoek om een gespecificeerd verwachtingsmodel op te stellen is niet zinvol, aangezien het niet helpt archeologische kennis van de locatie te vergroten. Alleen een uitgebreid pollenanalytisch onderzoek gekoppeld aan een gedegen bodemkundige analyse kan helderheid verschaffen omtrent de vroegere milieus, op basis waarvan menselijk gebruik/ aanwezigheid achterhaald kan worden.
Een dergelijk onderzoek is relatief kostbaar.Gezien het verwachtingspatroon en de omvang van de ingreep wordt geen verder archeologisch onderzoek geadviseerd.
2.7 Verkeerskundige aspecten Schakelstation TenneT TSO B.V./Enexis B.V. Het gehele schakel- en transformatorstation functioneert onbemand en wordt op afstand bewaakt en bestuurd. Slechts incidenteel wordt het station bezocht voor regulier inspectie en controle. Daarnaast wordt het station verscheidene malen per jaar bezocht om uiteenlopende redenen zoals onderhoud en inspectie van het bevoegde gezag en dergelijke. Om het terrein te bereiken wordt een nieuwe toegangsweg aangelegd die aansluit op de Hagedoornweg. Parkeerdruk wordt afgewikkeld op eigen terrein. Gezien de ligging en omvang van de projectlocatie kan er worden voorzien in parkeren op eigen terrein. Vanuit verkeerstechnisch oogpunt gezien bestaat er geen belemmering voor de verder uitvoering van het project. Hagedoornweg 2 Ter plaatse van het plangebied bevindt zich geen verkeersaantrekkend object.
2.8 Water Bij de totstandkoming van ruimtelijke plannen moet de watertoets worden toegepast. Dit houdt in dat alle ruimtelijke plannen een waterparagraaf moeten bevatten. De watertoets is het hele proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten. Het kader van de watertoets is vanaf 1 november 2003 wettelijk verankerd in het Besluit op de ruimtelijke ordening (Bro). Het beleid van het Waterschap Groot Salland staat beschreven in het Waterbeheersplan 2010-2015, de beleidsnota Leven met Water in Stedelijk Gebied, Strategische Nota Rioleringsbeleid 2007, Visie Beheer en Onderhoud 2050 en het Beleidskader Recreatief Medegebruik. Daarnaast is de Keur van het Waterschap Groot Salland een belangrijk regelstellend instrument waarmee in ruimtelijke plannen rekening moet worden gehouden. Op gemeentelijke niveau is het in overleg met het waterschap opgestelde gemeentelijk Waterplan en het (verbreed) gemeentelijk Rioleringsplan (GRP) van belang. 2.8.1 Schakelstation Tennet TSO BV & Enexis B.V.
Invloed op de waterhuishouding
Voor de aanleghoogte wordt een ontwateringsdiepte geadviseerd van minimaal 80 centimeter. Dit is de afstand tussen de gemiddelde hoogste grondwaterstand (GHG) en het maaiveld. Bij het bouwen zonder kruipruimte kan worden volstaan met een geringere ontwateringsdiepte. Grondwateroverlast als gevolg van afwijkende aanleghoogten is voor verantwoordelijkheid van de initiatiefnemers. Om een goed inzicht te krijgen in het grondwatersysteem wordt geadviseerd om in overleg met het waterschap zo spoedig mogelijk te starten met een grondwateronderzoek. Dit kan op basis van bestaande peilbuizen binnen of in de omgeving van het plangebied of door het plaatsen van nieuwe peilbuizen. De hoogte van het maaiveld op de projectlocatie is -1,80 m en de gemiddelde hoogste grondwater in de Koekoekspolder ligt hier voldoende onder, gezien de adviesdiepte van 80 cm.
Grondwaterstanden Koekoekspolder (bron: website provincie Overijssel)
Om wateroverlast en schade in woningen en bedrijven te voorkomen wordt geadviseerd om een drempelhoogte van 30 centimeter boven het straatpeil te hanteren. Ook voor lager, beneden het maaiveld, gelegen ruimtes (kelders, parkeergarages) moet aandacht worden besteed aan het voorkomen van wateroverlast. Bij de aanleg van kelderconstructies dient aandacht te worden geschonken aan de toepassing van waterdichte materialen en constructies. Het schakel- en verdeelstation komt naast een regionale waterkering. Op deze waterkering en de bijbehorende kern- en beschermingszone is de Keur van het waterschap van toepassing. Als maatregelen hierbinnen worden uitgevoerd is een ontheffing op de Keur noodzakelijk. Dit is in ieder geval van toepassing op de te realiseren ontsluiting naar de Hagedoornweg. Op verzoek van Waterschap Groot Salland wordt deze beschermingszone als dubbelbestemming "WaterstaatWaterkering" opgenomen op de verbeelding van het bestemmingsplan. Binnen het plangebied ligt een beschermingszone van een hoofdwatergang of watergang van het Waterschap Groot Salland. De functie van deze watergang(en) moet te allen tijde worden gegarandeerd. Hierbij wordt rekening gehouden met de beschermingszone van deze watergangen zoals in de Keur van het Waterschap Groot Salland beschreven. Met betrekking tot deze watergangen gelden de binnen de Keur van het Waterschap Groot Salland opgenomen gebods- en verbodsbepalingen. Werkzaamheden binnen de beschermingszone zijn ontheffingplichtig. Ten
behoeve van het beheer en onderhoud geldt langs de watergang (vanaf de insteek) een obstakelvrije zone van 5 meter. Een aantal watergangen zullen worden gedempt. Op de watergangen die blijven gehandhaafd is de Keur van toepassing. Gezien de verschillende belangen, die verschillende partijen hebben bij het grondwater, is het beheer van het grondwater wettelijk geregeld in de Grondwaterwet. In het kort komt het er op neer dat grote grondwateronttrekkingen vergunningplichtig zijn. Voor kleinere onttrekkingen geldt een meldingsplicht. Indien er sprake zal zijn van grondwateronttrekking zal dit conform deze regelgeving een melding plaatsvinden. Voorkeursbeleid hemel- en afvalwater Bij de afvoer van overtollig hemelwater is infiltratie in de bodem het uitgangspunt. Oppervlakkige afvoer naar de infiltratievoorziening en infiltratie via wadi's geniet daarbij de voorkeur. Als oppervlakkige infiltratie niet mogelijk is, is ondergrondse infiltratie door middel van bijvoorbeeld een infiltratieriool (IT-riool) of infiltratiekratten een optie. Als infiltratie niet mogelijk is, kan hemelwater via een bodempassage worden geloosd op oppervlaktewater. Schoon hemelwater (bijvoorbeeld vanaf dakoppervlakken) kan direct worden afgevoerd naar oppervlaktewater. Speciale aandacht wordt besteed aan duurzaam bouwen en een duurzaam gebruik van de openbare ruimte om een goede kwaliteit van het afgekoppelde hemelwater te garanderen. Het rioleringssysteem grenzend aan het plangebied bestaat uit een drukrioleringssysteem met een beperkte capaciteit waarop alleen huishoudelijk afvalwater mag worden aangesloten. Op het drukrioleringssysteem mag geen drainage of regenwater worden aangesloten, omdat het rioleringssysteem daar niet op is berekend. Compensatie Voor de realisatie van het plan zal watercompensatie moeten plaatsvinden. Watercompensatie moet plaatsvinden voor de toename van verharding boven 1500 m2 en voor het dempen van sloten op de projectlocatie. Het totale project kent een verhard oppervlak van 1926 m2 (totaal Enexis B.V. + TenneT TSO B.V.). Waterschap Groot Salland is bezig met een waterbergingsproject voor de gehele koekoekspolder. Het project valt ook binnen deze ontwikkelingen en zal de compensatie plaatsvinden binnen het initiatief van het waterschap. TenneT TSO B.V. en Waterschap Groot Salland hebben hierover akkoord bereikt. 2.8.2 Hagedoornweg 2
Invloed op de waterhuishouding Binnen het bestemmingsplan worden niet meer dan 10 wooneenheden gerealiseerd. Op de locatie Hagedoornweg 2 (sloop en nieuwbouw schuren) neemt het verhard oppervlak af. Het plangebied bevindt zich niet binnen een beekdal, primair watergebied of een stedelijke watercorridor. Binnen het plangebied is geen sprake van (grond)wateroverlast. Voorkomen van wateroverlast Voor de aanleghoogte wordt een ontwateringsdiepte geadviseerd van minimaal 80 centimeter.Dit is de afstand tussen de gemiddelde hoogste grondwaterstand (GHG) en het maaiveld. Bij het bouwen zonder kruipruimte kan worden volstaan met een geringere ontwateringsdiepte. Grondwateroverlast als gevolg van afwijkende aanleghoogten is voor verantwoordelijkheid van de initiatiefnemers. De hoogte van het maaiveld op de projectlocatie ligt tussen NAP -2,40 m en NAP -0,55 m. De gemiddelde hoogste grondwaterstand (GHG) van NAP -3,30 m in de Koekoekspolder ligt hier voldoende onder, gezien de adviesdiepte van 80 cm. Om wateroverlast en schade in woningen en bedrijven te voorkomen wordt geadviseerd om een drempelhoogte van 30 centimeter boven het straatpeil te hanteren. Ook voor lager, beneden het
maaiveld, gelegen ruimtes (kelders, parkeergarages) moet aandacht worden besteed aan het voorkomen van wateroverlast. Bij de aanleg van kelderconstructies dient aandacht te worden geschonken aan de toepassing van waterdichte materialen en constructies. Waterkering Het perceel met nieuwe schuren ligt binnen een beschermingszone van een regionale waterkering, zoals opgenomen in de Legger van Waterschap Groot Salland. De functie/stabiliteit van deze waterkering moet te allen tijde worden gegarandeerd. Oppervlaktewater Binnen het plangebied liggen beschermingszones van hoofdwatergangen en/of watergangen van het Waterschap Groot Salland. De functie van deze watergang(en) moet te allen tijde worden gegarandeerd. Hierbij wordt rekening gehouden met de beschermingszone van deze watergangen zoals in de Keur van het Waterschap Groot Salland beschreven. Met betrekking tot deze watergangen gelden de binnen de Keur van het Waterschap Groot Salland opgenomen gebods- en verbodsbepalingen. Werkzaamheden binnen de beschermingszone zijn ontheffingplichtig. Ten behoeve van het beheer en onderhoud geldt langs de watergang (vanaf de insteek) een obstakelvrije zone van 5 meter. Grondwater Gezien de verschillende belangen, die verschillende partijen hebben bij het grondwater, is het beheer van het grondwater wettelijk geregeld in de Grondwaterwet. In het kort komt het er op neer dat grote grondwateronttrekkingen vergunningplichtig zijn. Voor kleinere onttrekkingen geldt een meldingsplicht. Indien er sprake zal zijn van grondwateronttrekking zal conform deze regelgeving een melding plaatsvinden. Voorkeursbeleid hemel- en afvalwater Bij de afvoer van overtollig hemelwater is infiltratie in de bodem het uitgangspunt. Oppervlakkige afvoer naar de infiltratievoorziening en infiltratie via wadi's geniet daarbij de voorkeur. Als oppervlakkige infiltratie niet mogelijk is, is ondergrondse infiltratie door middel van bijvoorbeeld een infiltratieriool (IT-riool) of infiltratiekratten een optie. Als infiltratie niet mogelijk is, kan hemelwater via een bodempassage worden geloosd op oppervlaktewater. Schoon hemelwater (bijvoorbeeld vanaf dakoppervlakken) kan direct worden afgevoerd naar oppervlaktewater. Speciale aandacht wordt besteed aan duurzaam bouwen en een duurzaam gebruik van de openbare ruimte om een goede kwaliteit van het afgekoppelde hemelwater te garanderen. Het rioleringssysteem grenzend aan het plangebied bestaat uit een drukrioleringssysteem met een beperkte capaciteit waarop alleen huishoudelijk afvalwater mag worden aangesloten. Op het drukrioleringssysteem mag geen drainage of regenwater worden aangesloten, omdat het rioleringssysteem daar niet op is berekend.
3 Uitvoerbaarheid Conform artikel 3.1.6 van het Bro dient bij het opstellen van een bestemmingsplan onderzoek te worden ingesteld naar de uitvoerbaarheid van het plan. Bij de uitvoering van een plan kan in zijn algemeenheid onderscheid worden gemaakt tussen de maatschappelijk uitvoerbaarheid en de economische uitvoerbaarheid. Bij het eerste gaat het er om hoe de verwezenlijking door de maatschappij (overheid en burgers samen) wordt gedragen. Bij het tweede gaat het om de kosten en andere economische aspecten die met de verwezenlijking van het plan samenhangen. Tevens is in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) geregeld dat in het kader van een bestemmingsplan voor bepaalde bouwplannen de grondexploitatieregeling van toepassing is.
3.1 Economische uitvoerbaarheid
3.1.1 Grondexploitatiewet Doel van de grondexploitatieregeling is het inzichtelijk maken van de financiële haalbaarheid en het bieden van meerdere mogelijkheden voor het kostenverhaal waardoor er meer sturingsmogelijkheden zijn. Er wordt onderscheid gemaakt tussen de publiekrechtelijke weg via een exploitatieplan en de privaatrechtelijke weg in de vorm van overeenkomsten. In het geval van een exploitatieplan kan de gemeente eisen en regels stellen voor de desbetreffende gronden. Schakelstation TenneT TSO B.V./Enexis B.V. Het plan is een plan in de zin van de Grondexploitatiewet. Er hoeft echter geen exploitatieplan gemaakt te worden omdat er geen kostenverdeling hoeft plaats te vinden. De aanvragers (TenneT TSO B.V. en Enexis B.V.) nemen alle kosten voor de realisatie en instandhouding van het gehele schakel- en transformator station IJsselmuiden voor hun rekening (inclusief grondverwerving, recht van opstalovereenkomsten, toegangsweg en eventuele planschade). Dit omvat onder andere de bouw en het beheer van het gehele schakelen transformatorstation en de inrit vanaf de openbare weg. De kosten voor het opstellen van het ruimtelijke plan worden via de legesverordening verhaald. De kosten zijn dan ook anderszins.verzekerd. Hagedoornweg 2 Het plan is geen plan in de zin van de Grondexploitatiewet.
3.1.2 Economische uitvoerbaarheid Schakelstation TenneT TSO B.V./Enexis B.V. TenneT en Enexis B.V. zijn in een vergevorderd stadium om de benodigde grond voor het station IJsselmuiden te verwerven van de huidige eigenaren (de gemeente Kampen en een particuliere eigenaar). Voor de aansluiting van station IJsselmuiden op het bestaande 110 kV hoogspanningsnet moet een verbinding worden aangelegd met het bestaande net. Hiervoor moeten privaatrechtelijke overeenkomsten met grondeigenaren worden afgesloten. De ervaring met de realisatie vanhoogspanningswerken elders in Nederland leert dat dit in bijna 100% van de gevallen op
minnelijke wijze kan geschieden. Voor zover dit onverhoopt niet mogelijk blijkt, kan toepassing worden geven aan de Belemmeringenwet Privaatrecht. Dit op grond van artikel 20 lid 1 van de Elektriciteitswet 1998 waarin elektriciteitswerken van TenneT (zoals het station IJsselmuiden en de verbinding) worden aangemerkt als zogenaamde openbare werken van algemeen nut. Hagedoornweg 2 De kosten voor planrealisatie worden gedragen door de heer Prins. Hij is tevens grondeigenaar, zodat gesteld wordt dat de realisatie geen financiële risico’s met zich meebrengt voor de gemeente Kampen. Tevens heeft de gemeente met de heer Prins een planschadeverhaalsovereenkomst gesloten.
3.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid Het bestemmingsplan zal overeenkomstig de Algemene wet bestuursrecht (afdeling 3.4) gedurende zes weken ter inzage liggen en worden toegestuurd aan overleginstanties. Tijdens deze periode wordt de mogelijkheid geboden voor het indienen van zienswijzen. Verder komt ten aanzien van de omgevingsaspecten, de uitvoerbaarheid van het plan niet in het geding.
4 Juridische regeling In dit hoofdstuk worden, voor zover dit nodig en wenselijk wordt geacht, de van het bestemmingsplan deel uitmakende planregels van een nadere toelichting voorzien. Qua vormgeving en planregels is voor zover mogelijk aangesloten bij de SVBP2008 en de binnen de gemeente Kampen gehanteerde bestemmingsplanregels en begripsbepalingen.
4.1 Algemeen De bij dit besluit behorende regels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken:
Hoofdstuk 1. Inleidende regels; Hoofdstuk 2. Bestemmingsregels; Hoofdstuk 3. Algemene regels; Hoofdstuk 4. slotregels.
In hoofdstuk 1 worden de in de regels gehanteerde begrippen nader verklaard, zodat interpretatieproblemen zoveel mogelijk worden voorkomen. Daarnaast wordt aangegeven op welke wijze bepaalde afmetingen dienen te worden gemeten. De omschrijving van de op de kaart aangegeven bestemmingen en het gebruik van gronden en gebouwen is vermeld in hoofdstuk 2. tevens worden per bestemming de bebouwingsmogelijkheden vermeld. Hoofdstuk 3 bevat de bepalingen die van toepassing zijn op meerdere bestemmingen, zodat uit praktische overwegingen de voorkeur verdient deze in een afzonderlijke paragraaf onder te brengen. Hoofdstuk 4 ten slotte bevat regels ten aanzien van de tenaamstelling van het plan.
4.2 Nadere toelichting planregels Hierna volgend worden - voor zover nodig - de planregels artikelsgewijs van een nadere toelichting voorzien. Bedrijf - Nutsvoorziening Deze bestemming is gelegen op het terrein aan de Hagedoornweg 4 alwaar een schakelstation met bijbehorend kantoor is gevestigd. Er zijn twee hier bouwblokken aanwezig waar gebouwen ten dienste van de bestemming mogen worden gerealiseerd. Ook is er ten behoeve van de naastgelegen burgerwoning een bebouwingsvrije zone op het zuidwestelijk deel van dit perceel neergelegd. Wonen Deze bestemming staat het gebruik voor Wonen toe. Voor het perceel Hagedoornweg 2 is binnen het bouwblok maximaal 1 woning toegestaan. Er is gebruik gemaakt van de standaardregels voor de bestemming 'Wonen - buiten de bebouwde kom', zoals deze binnen de gemeente voor nieuwe bestemmingsplannen gehanteerd wordt. Binnen de woonbestemming is het met afwijking mogelijk om (na sanering van de bestaande legale bijgebouwen) maximaal 250m2 aan nieuwe bijgebouwen te realiseren. Tevens kan met afwijking een beroep of bedrijf aan huis of een bed & breakfast worden gerealiseerd.
Waterstaat - Waterkering Deze dubbelbestemming is gelegd op een beschermingszone van een regionale waterkering, die ten zuiden van het plangebied is gelegen. Bepaalde werkzaamheden binnen deze beschermingszone zijn niet toegelaten; voor andere werkzaamheden is een omgevingsvergunning noodzakelijk.
5 Inspraak en overleg 5.1 Vooroverleg Op grond van artikel 3.1.1. van het Besluit ruimtelijke ordening wordt geeist dat bij de voorbereiding van een bestemmingsplan overleg wordt gevoerd met die diensten van het rijk en de provincie die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn. Op grond van het tweede lid van deze artikelen is de mogelijkheid gegeven dat onder bepaalde omstandigheden of in bepaalde gevallen geen overleg gevoerd hoeft te worden. De provincie Overijssel heeft dergelijke gevallen aangegeven in de zogenaamde ‘Lijst A Vooroverleg’. De Inspectie Vrom heeft dit gedaan in een brief van 26 mei 2009. Voor wat betreft de ‘Lijst A Vooroverleg’ is er sprake van een ontwerpbestemmingsplan voor een project in het landelijk gebied, waarbij sprake is van geheel of gedeeltelijke vernieuwing, vervanging of verandering van een bijgebouw bij een bestaande en bestemde woning (Lijst A. sub B onder 1), zodat vooroverleg met de provincie niet noodzakelijk is. Er is geen sprake van een Nationaal belang zoals genoemd in de bijlage bij de brief van de inspectie Vrom van 26 mei 2009. Daarnaast is de waterparagraaf zoals deze is opgenomen in het bestemmingsplan al ter toetsing voorgelegd aan het Waterschap Groot Salland. Onderhavig bestemmingsplan betreft dan ook een ontwikkeling die voldoet aan de gestelde voorwaarden om af te zien van vooroverleg.
5.2 Zienswijzen Het ontwerpbestemmingsplan is op 26 april 2011 gepubliceerd in het huis-aan-huisblad De Brug en de Staatscourant en heeft vanaf 27 april 2011gedurende zes weken ter inzage gelegen. Tijdens deze periode zijn geen zienswijzen ingediend.