Gemeente Gemert-Bakel Onderzoek ‘categorie 3’ dossiers
Datum
3 mei 2011
Aan
De heer J. van Zomeren, burgemeester
Van
P. Werkman, directeur BING
Inhoudsopgave 1.
BING
3
2.
Aanleiding en doel van de opdracht
3
3.
Door BING verrichte werkzaamheden
4
4.
Inleiding op de bevindingen en een leeswijzer
6
5.
Toetsingskader
6
6. 6.1 6.2 6.3 6.4 6.4.1 6.4.2 6.4.3 6.4.4
Bevindingen (algemeen) Transparantie en controleerbaarheid Het handhavingbeleid Bestemmingsplannen en het verlenen van vrijstellingen De ambtelijke en bestuurlijke cultuur De rol van de toenmalig burgemeester, de toenmalig portefeuillehouder RO en colleges De verhouding tussen het bestuur en de ambtelijke organisatie De verhouding tussen het college en de raad en de rol van de raad Integriteit als onderwerp
10 10 13 22 27 27 35 46 48
7.
Beoordeling
50
8.
Ten slotte
54
Bijlagen: A: Casus familie V B: Casus de heer Y C: Casus Dakworm D; Casus bedrijf N E: Casus busonderneming X
Vertrouwelijk Gemeente Gemert-Bakel T.a.v. de heer J. van Zomeren, burgemeester Postbus 10000 5420 DA Gemert
Amersfoort, 3 mei 2011
Betreft: Rapportage inzake onderzoek ‘categorie 3’ dossiers Geachte heer Van Zomeren, In opdracht van uw voorganger, interim burgemeester de heer J.E.A. Haas als voorzitter van de raad, hebben wij onderzoeken verricht. De opdracht is vastgelegd in een opdrachtbevestiging van 10 december 2010. Hierbij rapporteren wij onze bevindingen.
1.
BING
BING - afgeleid van Bureau Integriteit Nederlandse Gemeenten - biedt Nederlandse gemeenten gespecialiseerde adviesexpertise, onderzoeksexpertise en een vraagbaakfunctie aan op het gebied van integriteit. Het bureau richt zich daarbij exclusief op gemeenten, wat borg staat voor specifieke branchekennis, verdieping van ervaringen en de mogelijkheid om duurzame relaties met de doelgroep te onderhouden. BING is een initiatief van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG).
2.
Aanleiding en doel van de opdracht
De gemeente Gemert-Bakel is geconfronteerd met signalen die betrekking hebben op de integriteit van bestuurders. Mogelijk zijn hierbij ook ambtenaren op enige wijze betrokken. Over deze signalen is discussie in de raad gevoerd en de media hebben ruim aandacht besteed aan deze gebeurtenissen. Het imago van de gemeente loopt hierdoor het risico om te worden aangetast. Om niet in een later stadium met nieuwe incidenten te worden geconfronteerd heeft u de medewerkers gelegenheid gegeven om eventuele incidenten, waar zij al dan niet zelf bij zijn betrokken, op een veilige manier te melden. Hiertoe is de helpdesk van BING opengesteld. Naast meldingen van medewerkers zijn ook meldingen van burgers ontvangen. De binnengekomen meldingen zijn door BING geregistreerd en gerubriceerd in vier categorieën. Wij
Gemeente Gemert-Bakel | 3 mei 2011 | 3
hebben uw voorganger hierover voor aanvang van onderhavig onderzoek gerapporteerd. De eerste twee categorieën betreffen meldingen waarbij geen sprake lijkt van schending van de gedragscode of van strafbare feiten, doch eerder van problemen in de organisatiecultuur (de categorieën 1a en 1b). De categorie 2 meldingen betreffen meldingen waarbij mogelijk sprake is van minder ernstige inbreuken op de gedragscode en geen sprake is van (vermoedens van) strafbare feiten. De derde categorie betreft meldingen waarbij sprake kan zijn van ernstige inbreuken op de gedragscode en/of van strafbare feiten. De dossiers die in categorie 3 vallen, zijn in opdracht van de voorzitter van de raad, na instemming van de fractievoorzitters, door BING onderzocht. Het betreft 5 dossiers. De dossiers behorend bij de meldingen uit categorie 2 zijn door een interne commissie van de gemeente geanalyseerd. Uit het oogpunt van zorgvuldigheid heeft BING de desbetreffende dossiers aan een review onderworpen en met betrekking tot sommige dossiers aanvullend onderzoek verricht. BING rapporteert separaat over de meldingen in brede zin en de bevindingen met betrekking tot de categorie 2 dossiers. Doelstelling onderzoeken In de bijlagen A tot en met E bij deze rapportage is bij de verschillende dossiers vermeld waar het onderzoek primair op gericht is. Doelstelling van de onderzoeken is: helderheid te verkrijgen met betrekking tot de relevante feiten en nagaan of en in hoeverre aantijgingen met betrekking tot niet integer handelen van bestuurders of ambtenaren terecht zijn. Wij zullen daarbij de vraag beantwoorden in hoeverre de handelwijze van (voormalig) bestuurders en ambtenaren in de onderzochte dossiers in overeenstemming is met wet- en regelgeving op het gebied van integriteit, waaronder de Awb, de Gemeentewet, de Algemene Beginselen van Behoorlijk Bestuur en de gedragscodes.
3.
Door BING verrichte werkzaamheden
Wij hebben onder meer de volgende werkzaamheden verricht in het kader van de categorie 3 onderzoeken: • • • • • • • • • • • • • • • • •
Het kennis nemen en analyseren van documentatie (gemeentelijke dossiers, door derden aangeleverde documentatie); Het kennis nemen en analyseren van relevante werkprocedures, beleidsstukken, college- en raadsverslagen, rapportages van VROM-inspectie en Bureau Berenschot; Het kennis nemen van de gedragscodes voor bestuurders en ambtenaren; Het verrichten van open bronnen onderzoek; Het interviewen van de toenmalig burgemeester (1989-2010) (2 interviews); Het interviewen van de toenmalig portefeuillehouder RO (1986-1999 en 2002-2010) (3 interviews); Het interviewen van de toenmalig gemeentesecretaris (1997-2005); Het interviewen van de huidig gemeentesecretaris; Het interviewen van de huidig portefeuillehouder RO; Het interviewen van de huidig portefeuillehouder Sociale Zaken en Werkgelegenheid; Het interviewen van een toenmalig portefeuillehouder Welzijn, Sport, Onderwijs, Economie en Toerisme (2008-2010); Het interviewen van een toenmalig portefeuillehouder Openbare Werken (2002-2010); Het interviewen van voormalig raadslid F van Fier en Actief; Het interviewen van raadslid V1 van de Lokale Realisten; Het interviewen van raadslid V2 van de Lokale Realisten; Het interviewen van een raadslid van het CDA; Het interviewen van de heer X (busonderneming X);
Gemeente Gemert-Bakel | 3 mei 2011 | 4
• • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • •
Het interviewen van 3 ondernemers van bedrijf N (champignonkwekerij); Het interviewen van de familie K met zaakwaarnemer (Dakworm); Het interviewen van de familie D. met advocaat (Dakworm); Het interviewen van de familie V. (Oudestraat); Het interviewen van de heer Y met advocaat; Het interviewen van de toenmalig coördinator Milieu c.q. Vergunningverlening (2000-2005); Het interviewen van een toenmalig gedetacheerd medewerker RO (2003-2007); Het interviewen van het toenmalig afdelingshoofd RO (2006-2010); Het interviewen van een projectleider RO (2005-heden); Het interviewen van een projectleider RO (2009-heden), tevens voormalig coördinator Technische Afhandeling (TA) (2005-2009); Het interviewen van een jurist van de afdeling Bestuurs- en Managementondersteuning; Het interviewen van een juridisch beleidsmedewerker RO en Milieu; Het interviewen van een toenmalig juridisch medewerker RO (2002-2008); Het interviewen van een toenmalig (beleids)medewerker RO (1990-1998 en 2003-2008); Het interviewen van een coördinator Bestemmingsplannen, Controlling en Toezicht (BCT); Het interviewen van een toenmalig bedrijfscoördinator RO (1997-2003) (2 interviews); Het interviewen van een toezichthouder en handhaver Bouw; Het interviewen van een toenmalig afdelingshoofd Bouw en Milieu; Het interviewen van een trainee; Het interviewen van een bouwplantoetser; Het interviewen van een toenmalig medewerker Grondzaken; Het opstellen van een toetsingskader; Het analyseren van de bevindingen; Het voorleggen van relevante bevindingen aan betrokkenen (wederhoor); Het rapporteren van onze bevindingen, beoordeling en aanbevelingen.
In totaal zijn 38 interviews in het kader van het onderzoek van de 5 categorie 3 dossiers gehouden, inclusief wederhoorgesprekken met de toenmalig burgemeester (1989-2010) en de toenmalig portefeuillehouder RO (1986-1999 en 2002-2010). Wij hebben tevens de toenmalig portefeuillehouder RO (1999-2002) verzocht om een interview. Deze heeft om hem moverende reden geen medewerking aan het onderzoek willen verlenen. Van de interviews is een zakelijk, puntsgewijs verslag opgesteld. Deze verslagen zijn teruggekoppeld aan de geïnterviewden. De in de rapportage opgenomen verklaringen uit interviews betreffen verklaringen uit door betrokkenen geaccordeerde interviewverslagen. Interviewverslagen maken in het algemeen geen deel uit van onze rapportages. Wij hebben in voorkomende gevallen wederhoor gepleegd bij ambtenaren en bij betrokken burgers c.q. private partijen. Wij hebben het complex van bevindingen op 11 april 2011 voor wederhoor voorgelegd aan de toenmalig burgemeester (1989-2010) en de toenmalig portefeuillehouder RO (1986-1999 en 20022010). In overleg met de opdrachtgever is hiervoor een termijn van twee weken gehanteerd. Wij hebben op 21 april 2011 de schriftelijke reacties uit wederhoor van de toenmalig portefeuillehouder RO en de toenmalig burgemeester ontvangen. De toenmalig portefeuillehouder RO heeft op 25 april 2011 nog een aanvullende schriftelijke reactie gegeven inzake het dossier Dakworm. De reacties zijn, voor zover relevant, opgenomen in de bevindingen.
Gemeente Gemert-Bakel | 3 mei 2011 | 5
4.
Inleiding op de bevindingen en een leeswijzer
Zoals bij de verrichte werkzaamheden is vermeld, hebben wij behoudens de 5 dossiers onder andere beleidsdocumentatie bestudeerd. Hierbij valt te denken aan bestemmingsplannen, handhavingsbeleid, e.d. Tevens hebben wij rapportages van de VROM-inspectie en Bureau Berenschot bestudeerd. Een en ander hebben wij gedaan teneinde te kunnen bepalen in welke context de onderzochte dossiers zich hebben afgespeeld: o Wat was het beleid c.q. de praktijk ten aanzien van bestemmingsplannen en het verlenen van vrijstellingen?; o Wat was het beleid c.q. de praktijk ten aanzien van handhaving?; o Wat was de ambtelijke en bestuurlijke cultuur?. Ook in de interviews hebben wij aandacht aan deze aspecten besteed. Onze bevindingen en beoordeling per onderzocht ‘categorie 3’ dossier zijn als min of meer zelfstandige rapportages opgenomen in de bijlagen A tot en met E. In de hierna volgende paragrafen van deze rapportage beschrijven wij algemene bevindingen van het onderzoek. Het betreft vaststellingen die wij in meerdere van de onderzochte dossiers hebben gedaan en die bezien kunnen worden als een ‘rode draad’ in de wijze waarop er bestuurlijk en ambtelijk is gehandeld in de onderzochte dossiers. De bevindingen zijn geplaatst in de context waarbinnen de onderzochte dossiers zich hebben afgespeeld. De rapportage wordt afgesloten met een beoordeling. In de bijlagen A tot en met E van de rapportage zijn, zoals vermeld, per dossier de bevindingen en de beoordeling beschreven.
5.
Toetsingskader
Het toetsingskader (integriteit) bestaat uit diverse bepalingen van de Awb, de Gemeentewet, de Algemene Beginselen van Behoorlijk bestuur, het Wetboek van Strafrecht alsmede de gedragscodes voor bestuurders en ambtenaren. Bij het toepassen van de Algemene Beginselen van Behoorlijk Bestuur is sprake van een zogeheten ‘marginale toetsing’: Heeft een overheid in alle redelijkheid tot een besluit kunnen komen? Bepaalde beginselen zijn gecodificeerd in de Awb. Het gaat hier onder meer om de artikelen 2:4 (verbod van vooringenomenheid), 3:2 (zorgvuldige voorbereiding besluit), 3:3 (verbod van misbruik van bevoegdheden) en 3:4 uit de Awb (zorgvuldige afweging van belangen, evenredigheid). Algemene Beginselen van Behoorlijk Bestuur / Awb Legaliteitsbeginsel Er is geen bevoegdheid zonder grondslag in wet of Grondwet. Zorgvuldigheidsbeginsel De overheid moet een besluit zorgvuldig voorbereiden en nemen: correcte behandeling van de burger, zorgvuldig onderzoek naar de feiten en belangen, procedure goed volgen en deugdelijke besluitvorming (art. 3:2 en 3:4 Awb).
Gemeente Gemert-Bakel | 3 mei 2011 | 6
Motiveringsbeginsel De overheid moet zijn besluiten goed motiveren: de feiten moeten kloppen en de motivering moet logisch en begrijpelijk zijn (art. 3:46 Awb). Rechtszekerheidsbeginsel De overheid moet zijn besluiten zó formuleren dat de burger precies weet waar hij aan toe is of wat de overheid van hem verlangt. Bovendien moet de overheid de geldende rechtsregels juist en consequent toepassen. Gelijkheidsbeginsel. De overheid moet gelijke gevallen op gelijke wijze behandelen (art. 1 Grondwet). Verbod van détournement de pouvoir. Een bestuursorgaan mag de hem geattribueerde of gedelegeerde bevoegdheid alleen gebruiken voor het doel waarvoor die bevoegdheid is gegeven (art. 3:3 Awb). Verbod op détournement de procédure Er mag geen lichtere procedure worden gevolgd om tot een besluit te komen, wanneer daarvoor een met meer waarborgen omklede procedure openstaat. Vertrouwensbeginsel Wie op goede gronden -bijvoorbeeld na een duidelijke toezegging- erop mag vertrouwen dat de overheid een bepaald besluit neemt, heeft daar ook recht op. Fair-play-beginsel. De overheid moet zich onpartijdig opstellen bij het nemen van een besluit en moet de noodzakelijke openheid en eerlijkheid in acht nemen (art. 2:4 Awb). Het gelijkheidsbeginsel sec is in de praktijk tamelijk moeizaam te hanteren aangezien geen twee situaties 100% gelijk zijn, hetgeen een vereiste is vanuit de rechtspraak. Het verbod op willekeur en het verbod op vooringenomenheid zijn twee Algemene Beginselen van Behoorlijk Bestuur die elkaar (nagenoeg) overlappen. Het verbod op willekeur is niet in de Awb gecodificeerd en bestaat als ongeschreven beginsel. Willekeur kan als volgt worden omschreven: Het bestuursorgaan heeft, in aanmerking genomen alle relevante belangen, in redelijkheid niet tot het voorliggende besluit kunnen komen. Hieruit komt naar voren, dat de Algemene Beginselen van Behoorlijk bestuur o.a. van een bestuursorgaan verlangen/vereisen dat het begint met een zorgvuldige vergaring van alle bij het te nemen besluit te nemen belangen (zorgvuldigheidsbeginsel artikel 3:2 Awb), waarna het bestuursorgaan al deze belangen kenbaar en in alle redelijkheid tegen elkaar afweegt (beginsel dat alle belangen die moeten worden afgewogen ook daadwerkelijk worden afgewogen, artikel 3:4 lid 1 Awb). Hierbij mag het vervolgens niet zo zijn dat de gevolgen van het besluit voor één of meer belanghebbenden onevenredig zijn in verhouding tot de met het besluit te dienen doelen/belangen (verbod op het toebrengen van onevenredig nadeel, artikel 3:4 lid 2 Awb). Indien het bestuursorgaan bij de toepassing van artikel 3:4 Awb (ongeacht of dit nu lid 1 of 2 dan wel beiden leden betreft) in redelijkheid niet tot de gekozen uitkomst heeft kunnen komen, is sprake van willekeur. De bestuursrechter toetst marginaal aan dit beginsel, dit in verband met de aan het
Gemeente Gemert-Bakel | 3 mei 2011 | 7
bestuursorgaan toekomende beoordelings- dan wel beleidsvrijheid. Echter, alles heeft zijn grenzen: wanneer op kennelijk willekeurige wijze is omgegaan met de toepassing van artikel 3:4 Awb, spreken wij van willekeur, iets waarop in het ongeschreven bestuursrecht een verbod rust. Het verbod op vooringenomenheid is gecodificeerd in artikel 2:4 Awb, en geldt voor bestuursorganen, leden hiervan en zij die werkzaam zijn onder de verantwoordelijkheid van een bestuursorgaan. Gedragscode voor bestuurders De gedragscode voor bestuurders is op 27 juni 2002 door de raad vastgesteld. In de gedragscode is bepaald dat leden van het college de kwaliteit en integriteit van het openbaar bestuur centraal stellen bij hun handelen. In deze gedragscode zijn onder andere de zes kernbegrippen van bestuurlijke integriteit opgenomen: Dienstbaarheid Het handelen van een bestuurder is altijd en volledig gericht op het belang van de gemeente en op de organisaties en burgers die daar onderdeel van uit maken. Functionaliteit Het handelen van een bestuurder heeft een herkenbaar verband met de functie die hij vervult in het bestuur. Onafhankelijkheid Het handelen van een bestuurder wordt gekenmerkt door onpartijdigheid, dat wil zeggen dat geen vermenging optreedt met oneigenlijke belangen en dat ook iedere schijn van een dergelijke vermenging wordt vermeden. Openheid Het handelen van een bestuurder is transparant, opdat optimale verantwoording mogelijk is en de controlerende organen volledig inzicht hebben in het handelen van de bestuurder en zijn beweegredenen daarbij. Betrouwbaarheid Op een bestuurder moet men kunnen rekenen. Die houdt zich aan zijn afspraken. Kennis en informatie waarover hij uit hoofde van zijn functie beschikt, wendt hij aan voor het doel waarvoor die zijn gegeven. Zorgvuldigheid Het handelen van een bestuurder is zodanig dat alle organisaties en burgers op gelijke wijze en met respect worden bejegend en dat belangen van partijen op correcte wijze worden afgewogen. Gedragscode voor ambtenaren De raad heeft op 23 april 1997 ‘richtlijnen en huisregels’ vastgesteld voor bestuurders en ambtenaren. In de bijbehorende notitie is onder andere gesteld: “Belangrijk in dit verband is dat er vaak aandacht wordt geschonken aan het probleem en dat er een algemeen besef ontstaat van waarden en normen waardoor de weerbaarheid toeneemt. Volstrekte openheid is het middel bij uitstek om machtsbederf of een aantasting van de integriteit tegen te gaan (…)”
Gemeente Gemert-Bakel | 3 mei 2011 | 8
Bij bestuurlijke integriteit wordt niet uitsluitend gedacht aan de vraag of iemand wel of niet schuldig is in strafrechtelijke zin. Ook als de ambtenaar of bestuurder de schijn heeft gewekt van laakbaar handelen past een negatief oordeel. Niet alles wat wettelijk is toegestaan, is ook bestuurlijk integer (…) Men dient zich ervan bewust te zijn dat er een wisselwerking is in het denken over integriteit tussen bestuur en ambtelijke organisatie. Er is immers wederzijdse beïnvloeding van het waarden- en normbesef (…)” De richtlijnen en huisregels bevatten bepalingen over hoe te handelen bij een melding (corruptie, fraude of andere onregelmatigheden) en hoe om te gaan met gemeentelijke hulpmiddelen, etentjes, reizen en relatiegeschenken. In de notitie zijn vergunningverlening en handhaving omschreven als kwetsbare functies. Tevens is in de notitie gesteld dat ambtenaren altijd met minimaal 2 personen gesprekken of onderhandelingen moeten aangaan waarbij de belangen groot zijn. Deze bepaling is overigens niet opgenomen in de gedragscode voor bestuurders. Het college heeft op 31 oktober 2006 de nota ‘Integriteitsbeleid medewerkers: Eerlijk naar jezelf, eerlijk naar anderen’ vastgesteld. In de nota is onder andere gesteld: “(…) De medewerker is transparant en eerlijk, hij of zij handhaaft professionele, sociale en ethische normen en waarden, ook bij druk van buitenaf om hiervan af te wijken (…) Toch is niet alles in regels te vangen. Er blijven situaties denkbaar, waarbij een beroep wordt gedaan op de eigen verantwoordelijkheid van de medewerker. Van groot belang daarbij is dat er in de organisatie een open klimaat heerst, waardoor we zaken met elkaar kunnen bespreken (…)” In de nota is integriteit omschreven als een kerncompetentie, waarbij leidinggevenden een belangrijke rol hebben als hoeders van een integere organisatie. Zij dienen een open en veilig klimaat te creëren voor medewerkers en het onderwerp aan de orde te stellen in sollicitatie-, functionerings- en beoordelingsgesprekken. De organisatie dient zowel intern als extern openheid te geven over het eigen doen en laten en dient te zeggen wat zij doet en te doen wat zij zegt. In de onderliggende gedragscode ambtelijke integriteit, die per 1 januari 2007 in werking is getreden, is integriteit als volgt gedefinieerd: “De mate waarin medewerkers zich in contacten oprecht, onkreukbaar en rechtschapen gedragen. Tevens mag het ambt nooit in diskrediet worden gebracht en mag de betreffende medewerker geen verplichtingen aangaan ten opzichte van burgers, organisaties of instellingen anders dan in puur functionele zin.” In de gedragscode is niet-integer handelen omschreven als handelen in strijd met voornoemde definitie, de gedragscode en/of het wettelijk kader. In artikel 2 lid 2 van de Algemene Bepalingen van de gedragscode is bepaald: “De medewerker moet zijn functie onafhankelijk kunnen uitoefenen zonder zich te laten beïnvloeden of onder druk gezet te voelen. De medewerker handelt zodanig dat er geen andere dan functionele verplichtingen worden ervaren ten aanzien van andere personen of instanties. Ook de schijn in dezen van niet-integer handelen wordt voorkomen.” Voorts is in de gedragscode bepaald dat ambtenaren onderhandelingen of gesprekken met externen waarbij mogelijke financiële of juridische gevolgen aan de orde zijn, altijd in het bijzijn van een andere medewerker of bestuurder moeten voeren. Van het gesprek dient bovendien altijd een verslag te worden gemaakt.
Gemeente Gemert-Bakel | 3 mei 2011 | 9
Blijkens de gedragcode hebben alle ambtenaren die na 1 januari 2007 in dienst zijn getreden, verplicht de ambtseed of -belofte moeten afleggen. Daar waar er nog geen sprake was van vastgestelde gedragscodes, hebben wij de bevindingen uitsluitend beoordeeld aan de hand van de Algemene Beginselen van Behoorlijk Bestuur en relevante bepalingen uit wet- en regelgeving.
6.
Bevindingen (algemeen)
In deze paragraaf beschrijven wij de algemene bevindingen naar aanleiding van het onderzoek van de 5 categorie 3 dossiers. 6.1
Transparantie en controleerbaarheid
Wij hebben in de onderzochte dossiers vastgesteld dat in voorkomende gevallen voor de bevindingen en beoordeling relevante documenten ontbraken in de dossiers. De onderzochte dossiers betreffen een periode die loopt van 1992 tot heden. Als reden voor het feit dat documenten niet (meer) aanwezig zijn in gemeentelijke dossiers is door de gemeente aangegeven dat documentatie is vernietigd na het verstrijken van de bewaartermijn als bedoeld in de Archiefwet. In de gehouden interviews is echter ook naar voren gekomen dat de dossiervorming in algemene zin in het verleden onvoldoende is geweest, waarbij is verwezen naar de bevindingen in 2000 van de VROM-inspectie alsmede het hiermee verband houdende rapport van Berenschot. Een onvolledige dossiervorming is van negatieve invloed op de transparantie en de controleerbaarheid van besluitvormingsprocessen. Een andere reden voor het ontbreken van voldoende transparantie en controleerbaarheid is het feit dat blijkens interviews door collegeleden, waaronder de toenmalig portefeuillehouder RO (1986-1999 en 2002-2010), in het verleden met enige regelmaat gesprekken met externen zijn gevoerd zonder dat hierbij ambtenaren aanwezig waren en zonder dat hiervan een verslag is gemaakt. De huidig gemeentesecretaris heeft hierover verklaard: “Door bestuurders werden geregeld gesprekken gevoerd met externen, waarbij geen gespreksverslag werd gemaakt. Ik ben de mening toegedaan dat standaard een verslag moet worden opgemaakt. De reactie van het college was dat dit maar lastig was. Er is toen ook besproken de opmerking “vertrouw je ons niet”. Ik heb toen aangegeven dat dit geen kwestie van vertrouwen is maar van dossiervorming. Uiteindelijk is het wel doorgevoerd, waarbij ik wil opmerken dat de toenmalig portefeuillehouder RO (1986-1999 en 20022010) zich eigenlijk het best hield aan de afspraak om gesprekken schriftelijk vast te leggen (…) Ook in de huidige collegeperiode komt het nog voor dat bestuurders gesprekken voeren met externen, zonder dat daarvan een gespreksverslag wordt gemaakt.” Het toenmalig afdelingshoofd RO (2006-2010) heeft verklaard: “De gemeente Gemert-Bakel valt te typeren als dorps, waarbij alles erg naar binnen is gekeerd. Er wordt veel in een klein circuit besloten en in ‘de kroeg’ geregeld, waarbij de omgeving buiten de gemeentegrenzen wordt buitengesloten. Met name het CDA was verantwoordelijk voor de - naar binnen gerichte - cultuur. De besloten cultuur is vooral een CDA-cultuur. Nu er een politieke koerswijziging heeft plaatsgevonden, worden door het nieuwe bestuur de luiken open gegooid en volgt de organisatie (…)”
Gemeente Gemert-Bakel | 3 mei 2011 | 10
Over het door de toenmalig portefeuillehouder RO (1986-1999 en 2002-2010) houden van gesprekken zonder aanwezigheid van ambtenaren, heeft het toenmalig afdelingshoofd RO (2006-2010) verklaard: “Wij hebben, samen met het bestuurssecretariaat, ook gepoogd controle te houden op zijn agenda. Dat vond hij echter niets, waardoor hij er alles voor deed om dit te frustreren. De toenmalig portefeuillehouder RO (1986-1999 en 2002-2010) wilde de regie behouden over de gesprekken die hij voerde, en hij voerde er velen zonder dat er een ambtenaar bij was (was dan niet nodig of was ‘agendatechnisch’ niet mogelijk).” Een toenmalig bedrijfscoördinator RO (1997-2003) heeft in een eerste gesprek verklaard: “U vraagt of het klopt dat de toenmalig portefeuillehouder RO (1986-1999 en 2002-2010) veel gesprekken voerde zonder ambtenaren. Dat vind ik lastig te bepalen. En als het al zo zou zijn, kan je het wellicht beter andersom zien. Ambtelijk was het lastig om hem bij te benen, waardoor het wellicht is voorgekomen dat hij gesprekken alleen voerde. De toenmalig portefeuillehouder RO (1986-1999 en 2002-2010) voerde gesprekken van 8.00 uur tot 19.00 uur. Hij was zeer sterk geworteld in de Gemertse samenleving. Wellicht is de werkwijze van het college destijds voor een bepaalde groep negatief geweest, althans dat mensen teleurgesteld waren als bleek dat een verzoek geen doorgang kon vinden. Met recht kan worden gesteld dat de toenmalig portefeuillehouder RO (1986-1999 en 2002-2010) 24-uur beroepswethouder was.” Een toezichthouder en handhaver Bouw heeft verklaard: “Agrariërs waren/zijn dol op de toenmalig portefeuillehouder RO (1986-1999 en 2002-2010). Ze hebben allemaal zijn telefoonnummer. Als er wat geregeld moest worden, belden zij hem op.” Een toenmalig medewerker Grondzaken heeft verklaard: “De toenmalig portefeuillehouder RO (1986-1999 en 2002-2010) had als wethouder veel afspraken. Het kwam regelmatig voor dat de toenmalig portefeuillehouder RO (1986-1999 en 2002-2010) als wethouder alleen, zonder ambtelijke ondersteuning, een afspraak had met een burger of bedrijf. Dit heb ik destijds ook gemeld bij het MT. Het MT was hier dus van op de hoogte. Tijdens het portefeuillehouderoverleg waren ook regelmatig MT leden aanwezig (…) De toenmalig portefeuillehouder RO (1986-1999 en 2002-2010) had als wethouder belangstelling voor Grondaankopen. Hij was vaak aanwezig bij gesprekken met projectleiders. Hij had veel gesprekken met burgers en bedrijven, ook ’s avonds. Hij ging in de loop der jaren steeds meer gesprekken zelfstandig voeren, dus zonder ambtelijke ondersteuning. Na de publicatie van de VROM rapportage in 2000 zijn hier afspraken over gemaakt. In het begin ging dit goed. De toenmalig portefeuillehouder RO (1986-1999 en 2002-2010) had echter zoveel gesprekken dat hij in de loop van de tijd weer meer gesprekken zonder ambtenaren ging voeren. Ik heb hier melding van gemaakt bij het MT. Het MT was hiervan op de hoogte, maar is hier niet alert op geweest. Ik vind dat ze hier meer aandacht aan had moeten besteden (…) Medewerkers van de afdeling Financiën hebben regelmatig aangegeven dat de gemeente door de afspraken van de toenmalig portefeuillehouder RO (1986-1999 en 2002-2010) over grondaankopen financieel in de problemen zou komen. Ik weet niet of dit daadwerkelijk ook is gebeurd.”
Gemeente Gemert-Bakel | 3 mei 2011 | 11
Een toenmalig juridisch beleidsmedewerker RO (2000-2008) heeft verklaard: “U vraagt of het voorkwam dat de overleggen die door bestuurders werden gevoerd en de afspraken die daarbij werden gemaakt, ertoe hebben geleid dat ambtenaren bij dossiers voor voldongen feiten kwamen te staan. Ik kan mij nu geen concrete dossiers voor de geest halen, maar ik sluit niet uit dat dit gebeurd is.” Een toenmalig coördinator Milieu c.q. Vergunningverlening (2000-2005) heeft verklaard: “Een ander punt waar ik aan heb gewerkt, was het overleg tussen ambtenaren en bestuurders. Ik heb bewerkstelligd dat bij gesprekken tussen een ambtenaar en een bestuurder, ook een coördinator aanwezig moet zijn. Daarnaast werd ook afgesproken dat van dergelijke gesprekken standaard een verslag moest worden opgemaakt.” Een toenmalig afdelingshoofd Bouw en Milieu heeft verklaard: “In Gemert-Bakel was de cultuur dat zaken ook buiten het gemeentehuis alsnog besproken werden om oplossingen te vinden.” Een ander element dat een rol heeft gespeeld bij transparantie en controleerbaarheid, is het in het verleden ontbreken van formele beleidskaders waaraan besluiten getoetst kunnen worden. Zo had de gemeente in 1998 geen formeel uitgiftebeleid met uitgiftecriteria ten aanzien van bedrijventerrein Wolfsveld. Een toenmalig bedrijfscoördinator RO (1997-2003) heeft hierover in een tweede gesprek, in relatie tot het dossier van busonderneming X verklaard: “Ten aanzien van de uitgifte van percelen in relatie tot dit onderzoek, heb ik na afloop van het vorige gesprek nog eens nagedacht. Zoals ik ook in het eerdere gesprek aangaf, had de gemeente Gemert-Bakel ten tijde van deze grondverkoop (eind jaren ’90) geen formeel uitgiftebeleid. Het ontbreken van schriftelijk kader waarin dit uitgiftebeleid was vastgelegd was weinig gelukkig. Achteraf gezien had dat anders gekund en wellicht ook anders gemoeten. Immers, de Awb vereist ook in privaatrechtelijke kwesties dat een publiekrechtelijk orgaan transparant en gemotiveerd handelt. Echter, in mijn optiek staat dat los van de vraag of de gemeente Gemert-Bakel in de kwestie X integer heeft gehandeld. Door de heer X is op enig moment mondeling de vraag gesteld of hij zich kon vestigen aan het Wolfsveld. De gemeente heeft daar op geantwoord, waarbij een duidelijke motivering is meegegeven. De heer X was teleurgesteld over het feit dat hij geen perceel kon krijgen aan het Wolfsveld. Dit betekent echter niet dat daaropvolgend de conclusie kan worden getrokken dat er niet integer gehandeld is (…) Ik was en ben overtuigd van het correct handelen van de gemeente Gemert-Bakel, in zowel het dossier X, als het dossier Y. Misschien dat de overwegingen van de gemeente ten aanzien van X onvoldoende zijn vastgelegd op schrift of op voorhand bekend waren en het proces daardoor niet voldoende transparant is geweest. Dat valt de gemeente dan misschien aan te rekenen (…) U legt mij voor dat door het proces (weinig transparant door ontbreken van uitgiftebeleid, het ontbreken van een vooraf beschreven toetsingskader en – na toetsing – de conclusie dat de gemeente niet overging tot het verkopen van grond aan X), gekoppeld aan eerdere contacten die de heer X had met de gemeente (dossier van zijn moeder), bij de heer X het beeld is ontstaan dat de gemeente op oneigenlijke gronden heeft afgezien van grondverkoop. Ik denk inderdaad dat de heer X deze gedachte heeft. Echter, deze gedachte is onjuist. De gemeente heeft de aanvraag van de heer X zuiver behandeld.” De toenmalig portefeuillehouder RO (1986-1999 en 2002-2010) heeft in zijn schriftelijke wederhoorreactie aangegeven dat het college positiever was over het maken van gespreksverslagen dan de verklaring van de huidig gemeentesecretaris doet voorkomen. De verklaring van het toenmalig afdelingshoofd RO (2006-
Gemeente Gemert-Bakel | 3 mei 2011 | 12
2010) over de (CDA-)cultuur is naar zijn mening een verklaring van een rancuneuze ambtenaar. Hij was bovendien blij dat hij ondersteund werd met zijn agenda door secretaressen, met name de laatste jaren toen er sprake was van een electronische agenda die hij zelf niet kon vullen. Over het bekend zijn van zijn telefoonnummers bij agrariërs heeft hij verklaard dat dit voor alle burgers van toepassing was, omdat zijn telefoonnummers openbaar zijn. Ten aanzien van de verklaring van de toenmalig medewerker Grondzaken heeft hij gesteld: “Vanaf 2002 zijn er afspraken gemaakt waar ik mij zo goed mogelijk aan heb gehouden. De afspraken werden door de secretaressen gemaakt en die hadden dan ook als taak te zorgen voor ambtelijke ondersteuning en de verslaglegging, maar dit lukte niet altijd. Ik heb daar het toenmalig afdelingshoofd RO (2006-2010) meermaals op aangesproken met weinig resultaat (…) Er zijn geen grondaankopen geweest die niet door het volledige college zijn besloten en in de periode 2002-2004 was collega B portefeuillehouder.” De toenmalig burgemeester (1989-2010) heeft in zijn schriftelijke wederhoorreactie aangegeven dat hij zich niet herkent in de verklaring van de huidig gemeentesecretaris: “Bij de meeste gesprekken was bij mij altijd een ambtenaar aanwezig. Alleen als een burger dat persé niet wilde vroeg ik een andere medewerker of zag ervan af. Ik maakte wel altijd een gespreksverslag. Zelf heb ik een telefoon/gespreksnotitie laten ontwerpen en toegepast en heb altijd vertrouwen in de uitwerking van de ambtelijke medewerker gehad.” Ten aanzien van de verklaring(en) van het toenmalig afdelingshoofd RO (2006-2010) heeft hij in zijn wederhoorreactie gesteld: “In de opmerkingen van het toenmalig afdelingshoofd RO (2006-2010) herken ik mij in het geheel niet. Er was juist veel contact met ministers, kamerleden, GS leden, collega’s. Vaak trokken wij ook de kar in de regio.”
6.2
Het handhavingbeleid
Het in het verleden ontbreken van formele beleidskaders heeft ook een rol gespeeld bij de handhaving. De VROM-inspectie heeft in 2000 op basis van een onderzoek naar de uitvoering en handhaving van het gemeentelijk VROM-beleid vastgesteld: o Dat de gemeente over erg veel bestemmingsplannen beschikte die in belangrijke mate verouderd c.q. sterk verouderd waren; o Dat de ambtelijke advisering aan het college niet op orde was. Veel adviezen waren in relatie tot de wettelijke voorschriften incorrect of incompleet en zijn niet onafhankelijk van het bestuur tot stand gekomen. Ook zou herhaaldelijk ongemotiveerd van ambtelijke adviezen zijn afgeweken omdat er reeds afspraken met burgers en bedrijven waren gemaakt die niet eerst ambtelijk voorgesproken waren; o Dat de gemeente herhaaldelijk in strijd handelde met het bestemmingsplan, en daarmee met provinciaal en rijksbeleid. De gemeente hanteerde een verkorte procedure voor aanvragen waarvoor een vrijstellingsprocedure doorlopen diende te worden. Soms werden aanvragen bewust foutief
Gemeente Gemert-Bakel | 3 mei 2011 | 13
geïnterpreteerd en beoordeeld (‘past binnen bestemmingsplan’) teneinde geen vrijstellingsprocedure te hoeven volgen; o Dat de gemeente met het bestemmingsplan strijdige situaties en ontwikkelingen heeft gedoogd; o Dat de handhaving bij de gemeente onderontwikkeld is. Er was geen sprake van handhavingsbeleid, van een systematische en structurele controle van het grondgebied en geen draaiboek voor handhavingactiviteiten. Er was geen sprake van controle op illegale bouwactiviteiten, illegaal gebruik en het voorkomen van werken en werkzaamheden zonder aanlegvergunning; o Dat er inzake voorkomende bouwdossiers in strijd is gehandeld met de Woningwet. De constateringen van de VROM-inspectie hebben geleid tot een plan van aanpak. De VROM-inspectie heeft in 2003 geconstateerd dat er ten opzichte van het eerdere onderzoek sprake is van verbeteringen, maar dat nog niet alle onderzochte zaken op een adequaat niveau zijn. Hierbij zijn onder andere de handhaving en het vrijstellingenbeleid genoemd. Op de bestemmingsplannen c.q. het vrijstellingenbeleid zullen wij nog nader ingaan in de volgende paragraaf. De gemeenteraad heeft in 2005 het handhavingbeleidsplan 2006-2010 vastgesteld. In een ambtelijk advies ‘handhaving evaluatie 2006 en programma 2007’ van een juridisch beleidsmedewerker RO en Milieu aan het college is onder andere gesteld: “(…) De provincie heeft in het kader van de professionalisering van de handhaving een regietaak. Zij hebben de handhavingbeleidcyclus van de gemeente Gemert-Bakel beoordeeld op basis van aangeleverde stukken (…) De bevindingen van de provincie zijn als volgt: In het jaarsverslag ontbreekt een overzicht van de klachten alsmede hoe deze worden be- en afgehandeld. In het jaarverslag ontbreekt de evaluatie van handhavingresultaten resulterend in verbeteraspecten van de handhavingbeleidcyclus. De provincie is daarom van mening dat er (…) nog geen sprake is van een cyclisch handhavingproces (…) Inmiddels is deze situatie veranderd en zijn wij van mening dat in 2006 wel is voldaan aan de eisen die aan een cyclisch handhavingproces worden gesteld. Er is nu namelijk wel degelijk een evaluatie met verbeterpunten, wat ook is vertaald in het nieuwe programma (…)” In het door de raad vastgestelde Integraal handhavinguitvoeringsplan 2006 zijn prioriteiten opgenomen ten aanzien van de handhaving. Bij Prioriteit 1 (heel hoog) is onder andere gesteld: o Milieutoezicht; o Illegale bouw en sloop; o Wonen (uitvoering geven aan de beoordelingladder tijdelijke en illegale bewoning buitengebied). Bij Prioriteit 3 (gemiddeld) is onder andere gesteld: o Bouwen met vergunning (bij lichte afwijkingen van bouwvergunning geen verdere actie); o Slopen met vergunning. In dit plan is voorts onder andere gesteld: “Intensivering van de handhaving betekent niet alleen meer controles maar ook ‘doorbijten’ bij geconstateerde overtredingen. Dat betekent aanschrijvingen ook een vervolg geven, door het toepassen van bestuursdwang of het opleggen van een dwangsom. Nu komt het nog vaak voor dat de gemeente zich door de ‘overtreder’ aan het lijntje laat houden en keer op keer een nieuwe termijn gunt om de overtreding
Gemeente Gemert-Bakel | 3 mei 2011 | 14
ongedaan te maken. Uiteindelijk vertraagt dat het voldoen aan wetten en regels. Op grond van de nalevingstrategie en de handhavingstrategie uit het Integraal handhavingbeleid kan dit niet meer (…)”. De juridisch beleidsmedewerker RO en Milieu die het betreffende ambtelijke advies heeft opgesteld, heeft over het handhavingsbeleid verklaard: “Ik was zelf vanwege mijn functie verantwoordelijk voor de integratie van de handhaving. Het algemene beeld dat van het bestuur bestond ten aanzien van handhaven was ‘als er een reden was om niet te handhaven doen ze het niet.’ Het kwam er op neer dat er meestal wel een reden was om niet te handhaven (…) Ik heb met de toenmalig portefeuillehouder RO (2002-2010) regelmatig over handhaving gesproken. Ik heb hem er op gewezen dat er burenruzies ontstaan wanneer de gemeente geen consequent toezicht houdt en het risico van cliëntelisme ontstaat. Er is ook discussie geweest met het college over handhaving. Daarbij heeft het werkterrein aangegeven welke gevolgen de besluiten van het college soms konden hebben. Ik heb destijds regelmatig met de toenmalig burgemeester (1989-2010) en de toenmalig portefeuillehouder RO (2002-2010) gesproken over handhaving. De toenmalig burgemeester zei dat het college voldoende zicht had op de belangen die er spelen binnen de gemeente en daarom goed kon beslissen om wel of niet te handhaven (…) Ik heb met verschillende colleges te maken gehad. Allemaal hadden ze dezelfde strategie met betrekking tot handhaving. In de eerste periode dat ik hier werkzaam was de heer P. wethouder. De heer P. had minder kennis van dossiers dan de toenmalig portefeuillehouder RO (2002-2010). Er zaten altijd twee CDA wethouders in het college waardoor het CDA een sterke positie had (…) Als de toenmalig portefeuillehouder RO (2002-2010) iets riep in de raad dachten alle raadsleden dat het waar was. Als de toenmalig portefeuillehouder RO (2002-2010) zei dat hij een ontheffing ging verlenen terwijl het eigenlijk niet kon ging geen een raadslid daar tegen in. Ik heb de toenmalig portefeuillehouder RO (2002-2010) in de raad dingen horen verklaren die (wettelijk) onjuist waren. Ik vind dat je als raad dan mede verantwoordelijk bent. De toenmalig portefeuillehouder RO (2002-2010) is lang wethouder geweest van de gemeente Gemert-Bakel. Hij had heel veel kennis van dossiers. Als hij iets zei werd veel voor waar aangenomen (…) Als er een bouwstop werd opgelegd door een controleur werd de bouwstop door telefonisch contact tussen de wethouder en de overtreder er regelmatig gelijk weer afgehaald. Ik heb bij het college destijds aangegeven dat dit niet kon. Dat heeft namelijk consequenties voor de geloofwaardigheid van de toezichthouders buiten.” De toenmalig gemeentesecretaris (1997-2005) heeft over het handhavingbeleid verklaard: “Het handhavingsbeleid was dat er integraal en planmatig gehandhaafd moest worden. Er is door de raad ook een handhavingsnota vastgesteld. Ook is er mede naar aanleiding van het VROM rapport een scheiding aangebracht tussen vergunningverlening en handhaving.” De huidig gemeentesecretaris heeft verklaard: “Ik kreeg van handhavingambtenaren op enig moment het signaal dat zij niet meer met de toenmalig portefeuillehouder RO (2002-2010) durfden te praten. Hierop is een traject in werking gezet, waarvan ik weet dat de toenmalig portefeuillehouder RO (2002-2010) zich kwetsbaar heeft opgesteld t.o.v. de medewerkers. Medewerkers waren ook bijzonder tevreden over dit traject, althans dat is mij teruggekoppeld door de coördinator. Vervolgens heb ik de poho verslagen bekeken, waaruit bleek dat men handhavingonderwerpen niet had benoemd. Het bevreemdde mij dat er zo weinig handhavingzaken op het poho van de toenmalig portefeuillehouder RO (2002-2010) besproken werden.”
Gemeente Gemert-Bakel | 3 mei 2011 | 15
De huidig gemeentesecretaris c.q. het MT heeft desgevraagd schriftelijk in wederhoor verklaard dat een en ander zich in 2008 heeft afgespeeld en de handhavingambtenaren van het cluster Milieu betrof. Deze medewerkers hebben eind 2008 als groep wekelijks discussies gehad met de toenmalig portefeuillehouder RO (2002-2010) over diverse thema’s, die nadien ook zijn verwerkt in het Handboek Bouwen. Over handhaving en functiescheiding tussen vergunningverlening en handhaving heeft hij voorts verklaard: “Sommige gemeentelijke taken zullen worden overgeheveld naar de Regionale Uitvoeringsdiensten (RUD). Ikzelf ben daar een voorstander van. Zo is er het dubbele petten probleem, bij handhaving en vergunningverlening. Die twee taken moeten worden gescheiden en dat heb ik het college ook meerdere malen geadviseerd. In Gemert-Bakel behoorden deze taken tot dezelfde portefeuillehouder (RO). Ik ben van mening dat de burgemeester bestuurlijk verantwoordelijk moet zijn voor handhaving, maar de toenmalig burgemeester (1989-2010) was een andere mening toegedaan. Door één van deze taken bij de RUD neer te leggen, los je een probleem op dat je lokaal niet kan oplossen. Er ontstaat een duidelijke functiescheiding.” De toenmalig burgemeester (1989-2010) heeft verklaard: “U legt mij voor dat u diverse ambtenaren heeft gesproken, die hebben laten weten dat het bestuur in Gemert-Bakel geen voorstander was van handhaving en dat in interviews is verklaard dat het handhavingsteam op een bepaald moment niet meer in gesprek durfde met de toenmalig portefeuillehouder RO (2002-2010). Ik heb zelf gesproken met de betrokken medewerkers over handhaving in de gemeente en laten merken dat ik achter hen stond. Dat kunnen de juridisch beleidsmedewerker RO en Milieu en de gemeentesecretaris u bevestigen. Ik kreeg het signaal dat handhavingsambtenaren niet ‘on speaking terms’ waren met de toenmalig portefeuillehouder RO (2002-2010). Ik wilde dat onderzocht hebben en heb aan de secretaris/algemeen directeur gevraagd dit nader te onderzoeken. Hij heeft ter zake ook gesprekken gevoerd en zal u kunnen informeren (…) In zijn algemeenheid hebben er flinke discussies plaatsgevonden met ambtenaren over beleidsvorming, beleid en uitvoering van handhaving. Daarbij werd ook gesproken over prioritering en uitvoering van provinciale en regionale bestuursafspraken In de totstandkoming daarvan heb ik soms een kartrekkersrol vervuld. U kunt dat navragen bij de inspectie, het OM, politie en de SRE milieudienst. Ook de juridisch beleidsmedewerker RO en Milieu heeft mij daarbij geassisteerd. Plaatselijk heb ik initiatieven genomen met betrekking tot handhaving van Nuijeneind (regionaal voorloper) de Fuik etc. (…) U vraagt mij wie de portefeuillehouder Handhaving was in de gemeente Gemert-Bakel. Alle portefeuillehouders waren verantwoordelijk voor handhaving binnen hun eigen portefeuille. Daarbij had ik de rol van coördinator. Over de vormgeving van de portefeuille handhaving, is ook op regionaal niveau veelvuldig gediscussieerd. In mijn optiek was onze opzet een adequate. Wat daarbij wel van belang is, is dat de burgemeester daarbij de juiste tools krijgt aangereikt om zijn coördinerende rol goed uit te voeren. Dat was mijns inziens bij de gemeente beperkt. Bij de collegeonderhandelingen is de coördinatie aan mij opgedragen. Vervolgens is in het MT onder leiding van de secretaris aan de orde geweest hoe ambtelijke facilitering kan plaats vinden zodat ik daartoe gerapporteerd werd en eventuele maatregelen zou kunnen treffen (Daarbij is ook de vraag aan de orde geweest of ambtelijke ondersteuning gecentraliseerd moest worden voor alle beleidsterreinen). Ik heb hierover in mijn laatste ambtsperiode een brief opgesteld naar de verschillende werkterreinen, waarin ik het verzoek doe om handhavingrapportages aangeleverd te krijgen. Deze opdracht is meegegeven zowel ambtelijk en bestuurlijk. Ik moet zeggen dat niet bij iedereen de terugkoppeling voldoende was.”
Gemeente Gemert-Bakel | 3 mei 2011 | 16
Een coördinator Bestemmingsplannen, Controlling en Toezicht (BCT) heeft verklaard: “Wanneer er geen formeel handhavingverzoek ligt, heeft de gemeente bestuurlijk meer bewegingsruimte om te handelen naar eigen inzicht (…) Wanneer door de gemeente een bouw- of milieuvergunning werd afgegeven, kwam het regelmatig voor dat de vergunninghouder vervolgens handelde in strijd met de vergunning (b.v. bouwen in afwijking van de vergunde bouwtekening). Wanneer dit door de gemeente werd geconstateerd en we wilden handhaven, kwam het voor dat we bestuurlijk niet gedekt werden. Het in afwijking van de vergunning bouwen werd vaak gedoogd, waarbij de vergunninghouder wel werd gevraagd om nieuwe stukken aan te leveren die recht deden aan de werkelijkheid (…) Ik heb met het college van B&W geregeld discussies gehad over handhaving in algemene zin. U vraagt of men collegebreed wist van de handhavingpraktijk. Zeker, ik vind het naïef om te denken dat de rest er niet vanaf wist.” Een toezichthouder en handhaver Bouw heeft verklaard: “Als bij een controle blijkt dat er niet wordt gebouwd conform de bouwvergunning, kan er een bouwstop worden opgelegd. Het is in het verleden geregeld voorgekomen dat, nadat een bouwstop door mij was opgelegd bij een agrariër, er later toch weer gebouwd werd. De overtreder had dan contact gelegd met de toenmalig portefeuillehouder RO (2002-2010), die dan liet weten dat er gewoon verder kon worden gebouwd. Eén keer is het zelfs gebeurd dat bij terugkomst in het gemeentehuis (nadat ik een bouwstop had opgelegd) bleek dat er alweer werd gebouwd. Als handhaver was dat pijnlijk; je werd eigenlijk ter plekke uitgelachen door diegene die je controleerde, omdat hij wist dat een mogelijke bouwstop toch wel weer zou worden ingetrokken. Je verloor volledig je autoriteit. Ik voelde me voor schut gezet (…) Nadat mij dit een paar keer is overkomen heb ik besloten om geen bouwstop op te leggen. Het heeft toch geen zin (…) U vraagt aan mij of ik dit (opleggen bouwstop; tóch verder bouwen na contact met de toenmalig portefeuillehouder RO (2002-2010)) heb besproken met mijn leidinggevende. Ik heb het diverse keren aangekaart bij de coördinator BCT (…), die het op haar beurt weer besprak met het toenmalig afdelingshoofd RO (2006-2010). Vermoedelijk is dit vervolgens met de toenmalig portefeuillehouder RO (2002-2010) besproken. U vraagt of ik daarop een terugkoppeling heb gekregen. Dat weet ik niet meer precies. Nadat ik had gecontroleerd en vervolgens een controlerapport had opgesteld, ging mijn rapportage altijd de organisatie in. Ik verloor dan eigenlijk het zicht wat ermee gebeurde (…) Ik heb mijn onvrede niet besproken met de (voormalig) gemeentesecretaris. Ik vind dat de afdeling voor mij moet opkomen en heb het daardoor bij de coördinator BCT en het toenmalig afdelingshoofd RO (2006-2010) neergelegd (…) Met name door agrariërs werd gebouwd in strijd met bouwvergunningen. Daarnaast zijn de bebouwingen bij agrariërs vaak omvangrijker, waardoor de strijdigheid meer gevolgen heeft (…) U stelt de vraag of andere handhavers dezelfde ervaringen hebben. Ja, mijn collega (…) (milieuhandhaving) heeft hier ook ervaring mee. Wat in alle gevallen overeenkomt is dat, nadat de toenmalig portefeuillehouder RO (2002-2010) had besloten om niet te handhaven, achteraf alles werd rechtgezet. Alles werd achteraf gelegaliseerd. Zo werd bij een bouwvergunningovertreding bijvoorbeeld gedoogd dat in afwijking van de vergunning werd gebouwd. Echter, voorwaarde was dan wel dat later een bouwtekening/bouwvergunningaanvraag werd ingediend waaruit kon worden opgemaakt hoe er daadwerkelijk werd gebouwd. Met terugwerkende kracht was er dan toch volgens vergunning gehandeld (…) Het MT heeft naar mijn weten nooit actie ondernomen naar aanleiding van niet-juist handelen door bestuurders. Ze zijn nooit voor ons opgekomen. Dat hebben diverse oud-collega’s van mij ook gemeld. U vraagt mij waarom zij dat hebben nagelaten. Ik denk gemakzucht. Als je niets doet, heb je er ook geen problemen mee (…) Sinds het nieuwe college er is, ben ik weer bouwstoppen gaan opleggen. Ik heb de afgelopen periode meer bouwstoppen opgelegd, dan in alle jaren ervoor.”
Gemeente Gemert-Bakel | 3 mei 2011 | 17
Voorts heeft hij nog verklaard: “Nadat ik een controlerapportage heb opgesteld, is het niet meer aan mij wat er vervolgens mee gebeurt. Als na een geconstateerde overtreding blijkt dat de bebouwing achteraf gelegaliseerd wordt, neem ik dat voor kennisgeving aan (…) U vraagt wat de waarde is van een bouwvergunning. In de periode dat de toenmalig portefeuillehouder RO (2002-2010) wethouder was, was een bouwvergunning slechts een formaliteit. De enige voorwaarde die hij stelde aan bebouwingen, was dat de bebouwing wel veilig moest zijn. Daarom was het ook wel waardevol dat de controles werden uitgevoerd, zodat in ieder geval gewaarborgd werd dat er veilig werd gebouwd. Maar verdere afwijkingen van een bouwvergunning waren volgens mij nooit een probleem.” Het toenmalig afdelingshoofd RO (2006-2010) heeft verklaard: “Bij de afdeling RO waren er mijns inziens twee groepen ambtenaren. Een groot gedeelte van de ambtenaren werkte professioneel, een ander gedeelte liet het meer gebeuren en deed gewoon wat hen opgedragen werd. In 2000 heeft VROM een rapportage opgesteld over de afdeling RO, waarbij flinke conclusies en aanbevelingen zijn gedaan. Deze aanbevelingen hebben geleid tot wijzigingen in processen/structuren. Ik ben van mening dat het gedeelte van de ambtenaren waarover ik kritisch ben, dit rapport als houvast ziet voor goed handelen. Als er wordt gewerkt conform de nieuwe processen, dan is de besluitvorming juist verlopen. En is in ieder geval de eigen integriteit niet in het geding (…) In 2007 is een nieuwe VROM-rapportage uitgebracht. Toen bleek dat de gemeente de zaken formeel aardig op orde had. Het besluitvormingsproces was zo ingericht dat het procesmatig op een correcte manier plaatsvond. Daar hebben we ook de complimenten voor gekregen als ambtelijke organisatie (…) Het gebied De Fuik is een rommeltje. Er zitten diverse bedrijven die consequent de regels aan hun laars lappen. Elke keer als er handhavend zou moeten worden opgetreden, werd het handhavingbesluit tegen gehouden door de toenmalig portefeuillehouder RO (2002-2010). Hierdoor werd de milieutoezichthouder (…) stelselmatig teruggefloten. Met name bij drie personen/bedrijven was de gemeente lankmoedig; dat waren de heer D, een raadslid en Van L. Mevrouw (…) is een (…)raadslid, die illegaal op de Fuik woont. Van L. is een handelaar in (…) en andere zaken en maakt de grootste rotzooi op De Fuik (…) Om aan het college van B&W duidelijk te maken wat er gaande was op De Fuik, hebben wij in het kader van het project ‘Glazen Stolp’ het college uitgenodigd voor een bezoek aan de locatie. Toen werd voor de collegeleden het belang van handhaving op deze locatie duidelijk. Er is toen een B&W-besluit genomen over gedogen zolang het voor de ontwikkeling van het bestemmingsplan wenselijk was. Dit om bezwaren die de ontwikkelingen konden frustreren, te voorkomen (…) Wanneer er een formeel handhavingverzoek werd ingediend, dan moest dat wel door het college van B&W worden behandeld. Echter, ook bij behandeling in het college presteerde de toenmalig portefeuillehouder RO (2002-2010) het geregeld om met behulp van zijn argumentatie (er liggen toch afspraken, of ik ga daar wel eens praten) een handhavingverzoek tegen te houden.” Een toenmalig gedetacheerd medewerker RO (2003-2007) heeft verklaard: “U vraagt mij naar het handhavingbeleid in de gemeente Gemert-Bakel. Net als in andere gemeenten is handhaving (met name politiek) niet populair. Ik had zelf weinig zicht op de handhavingspraktijk in GemertBakel, aangezien ikzelf aan de voorkant van het vergunningstraject zat. Ik weet dat een toezichthouder en handhaver Bouw bouwtoezichthouder was en dat het aanschrijven van overtreders werd gedaan door een juridisch beleidsmedewerker RO en Milieu en een toenmalig juridisch medewerker RO (2000-2008). Wie er ambtelijk gevolg gaf aan handhavingrapportages weet ik niet. Ik weet wel dat de toezichthouder en handhaver Bouw zich geregeld ergerde aan het feit dat er weinig gevolg werd gegeven aan zijn
Gemeente Gemert-Bakel | 3 mei 2011 | 18
handhavinghandelingen (…) Volgens u komt uit uw dossieranalyse en gesprekken die u tot dusver heeft gevoerd, een beeld dat bij vergunningverlening door de gemeente een cyclisch patroon zichtbaar is. Wanneer door een vergunninghouder wordt gebouwd in strijd met de verleende vergunning en dit wordt geconstateerd, wordt in de regel de vergunninghouder om nieuwe stukken (bouwvergunningaanvraag; revisietekeningen) gevraagd. Dit beeld klopt denk ik wel. Bij handhaving heeft de gemeente de taak om te kijken of er legalisatiemogelijkheden zijn. Bij eventuele afwijkingen van het bestemmingsplan moest een nieuwe bestemmingsplanprocedure worden gevolgd.” Een bouwplantoetser heeft verklaard: “(…) Als ik kijk naar mijn eigen werkterrein, heb ik wel twijfels bij de wijze waarop vergunningverlening en handhaving plaatsvinden/plaatsvonden in de gemeente (…) In de gemeente Gemert-Bakel waren geen problemen met betrekking tot de vergunningverlening. Handhaving vond in Gemert-Bakel nauwelijks plaats. Het gebeurde geregeld dat door de bouwtoezichthouder werd geconstateerd dat er in afwijking van een verleende bouwvergunning werd gebouwd. Wanneer dit vervolgens werd teruggekoppeld naar de gemeente, leidde dat echter vrijwel nooit tot een bouwstop, maar werd ambtelijk aan de portefeuillehouder gevraagd hoe het opgelost moest worden. In plaats van te handhaven werd er altijd naar een oplossing gezocht. Vervolgens werd er een brief naar de betreffende bouwer gestuurd met het verzoek om revisietekeningen in te dienen, die in lijn waren met hetgeen er feitelijk gebouwd was. Ook kwam het vrijwel niet voor dat een bouwplan geen doorgang kon vinden, omdat het mogelijk in strijd was met een bestemmingsplan. Het beleid achter bestemmingsplannen was zodanig vaag geformuleerd, dat er veel ruimte was om plannen toch in te passen door gebruik te maken van de ontheffingsmogelijkheden (…) Ik kan mij niet herinneren dat het is voorgekomen dat een bouwsel daadwerkelijk moest worden afgebroken, wanneer door de controleurs (…) was geconstateerd dat er in strijd met een vergunning werd gebouwd (…) U stelt de vraag of ambtenaren in het verweer zijn gekomen tegen deze werkwijze bij de afdeling RO. Het was gewoon de dagelijkse praktijk, die mede was ontstaan vanwege het feit dat de toenmalig portefeuillehouder RO (2002-2010) al jarenlang op deze wijze wenste te werken. De werkwijze is er gewoon langzaamaan ingeslopen. Als uitvoerende ambtenaren konden wij daar weinig aan veranderen. Ik vind het ook de taak van een coördinator/afdelingshoofd om dit aan te kaarten. Ik kan mij ook wel voorstellen dat zij het hebben aangekaart, maar dat dit geen effect had.” Een toenmalig (beleids)medewerker RO (1990-1998 en 2003-2008) heeft verklaard: “Ik vind het gedogen van sommige zaken niet goed. Gedogen is eigenlijk het belonen van slecht gedrag. Ik weet niet of dit ook het geval is geweest inzake de kwestie familie V. Ik kan geen concrete voorbeelden noemen. Voor 1998 kende ik een aantal individuele gevallen waarbij werd gedoogd.” Een toenmalig juridisch medewerker RO (2000-2008) heeft verklaard: “U stelt de vraag of uw beschouwing juist is dat handhaven in de gemeente Gemert-Bakel niet populair was. Dat klopt en is een understatement. Ik zat bij het team dat belast was met handhavingskwesties en zag vanuit die rol dat er vrijwel niet werd gehandhaafd. Dat had ook wel te maken met de maatschappelijke cultuur. Met handhaving kon je de goede relatie met de gemeenschap onder druk zetten en daar waren bestuurders niet op uit. Ik kan mij een voorbeeld herinneren van een handhavingskwestie bij een grote ondernemer, waar dit goed zichtbaar was. De ondernemer had een illegaal hekwerk geplaatst op zijn terrein, waarvan wij zeiden dat deze verwijderd diende te worden. Toen wij dat kenbaar maakten dreigde hij zijn subsidies voor o.a. sportverenigingen te staken. Kort daarop werd ons door het college verzocht om niet tegen het illegale hekwerk op te treden. Ook kwam het voor dat er te fors in afwijking van de
Gemeente Gemert-Bakel | 3 mei 2011 | 19
vergunning was gebouwd, maar dat de revisietekening die nadien werd aangeleverd toch akkoord bevonden werd (…) Het is correct als u stelt dat er voorbeelden te noemen zijn van hoe machtiger je bent binnen de gemeente, hoe meer onaantastbaar je bent. Als voorbeelden hierbij kan ik noemen ondernemer (…) en ondernemer (…) (…) De controlerapportages van de bouwtoezichthouder (…) werden behandeld door het team juristen waar ik onder viel. Naast mijzelf waren dat de heren (…) en (…). Ten aanzien van handhaving, is op enig moment door de gemeente een lik-op-stuk beleid ingevoerd. Wanneer in strijd met - of zonder - een vergunning werd gebouwd, moest een vergunninghouder een nieuwe vergunning aanvragen met daarbij een boetepercentage. Ik twijfel overigens of dergelijk boetebeleid juridisch wel houdbaar was. In de lagere rechtspraak is het toelaatbaar geacht. Mij zijn echter ter zake geen uitspraken bekend van de hoogste bestuursrechter. Toch hebben we het jarenlang gedaan (…) De bouwpraktijk in Gemert-Bakel en in veel andere gemeenten, is dat burgers geregeld zelf gaan bouwen zonder een vergunning, waarbij ze kijken of het binnen het bestemmingsplan valt. Als later dan toch wordt gecontroleerd en de illegale bouwactiviteiten worden geconstateerd, worden indien nodig nog revisietekeningen of een aanvraag om een bouwvergunning ingediend.” De toenmalig coördinator Milieu c.q. Vergunningverlening (2000-2005) heeft verklaard: “Wanneer er werd gebouwd in afwijking van een bouwvergunning, gebeurde het vaak dat de vergunninghouder nieuwe tekeningen kon indienen voor zijn daadwerkelijk gebouwde bebouwing. Daarbij werd de vergunninghouder dan ook gevraagd om een nieuwe bouwaanvraag in te dienen, waarvoor hij ook weer legeskosten moest betalen. Deze legeskosten vormden een sanctiemaatregel, waarmee de vergunninghouder moest betalen voor het feit dat er nieuwe werkzaamheden moesten worden verricht (o.a. toetsing tekeningen). Wel werd vervolgens de nieuwe bouwaanvraag getoetst aan de wet- en regelgeving. Kon een aanvraag niet gelegaliseerd worden dan werd handhavend opgetreden.” Een toenmalig afdelingshoofd Bouw en Milieu heeft verklaard: “Handhaven was niet populair bij het bestuur. Ik kan u een voorbeeld geven. Door een horecaondernemer in Gemert is destijds een terras aangelegd. Juristen op de afdeling Bouw en Milieu hebben destijds een rapport geschreven waarin stond dat het terras afgebroken moest worden omdat het niet voldeed aan de eisen. Het wordt lastig voor de gemeente om te handhaven als de gemeenteraad na een vergadering wat gaat drinken op dat terras. De procedure heeft uiteindelijk 10 jaar geduurd en het terras is weggehaald. Ik omschrijf dit als dorps. In de gemeente Gemert blijft men altijd praten om tot een oplossing te komen. Wordt dan uiteindelijk opgetreden, dan werd ook nog tijdens het proces gepraat om een niet-dwangmatige oplossing te vinden. Persoonlijk heb ik daar geen moeite mee mits het doel niet uit het oog wordt verloren (…) U geeft aan dat er in de gemeente Gemert-Bakel soms in afwijking van de verleende bouwvergunning werd gebouwd. Dat klopt. Dat is zeker voorgekomen maar ik kan geen voorbeelden noemen van verbouwingen met grote afwijkingen (…) U geeft aan dat de toezichthouder en handhaver Bouw heeft aangegeven dat wanneer hij een bouwstop oplegde die vaak door het bestuur er weer direct werd afgehaald. Dat klopt. Ik ken daar inderdaad ook voorbeelden van. In de gemeente Gemert-Bakel zijn een aantal mensen met veel belangen die machtig zijn. Over het algemeen werd er door het bestuur naar een oplossing gezocht voordat de gemeente ging handhaven. Meestal liep dit met een sisser af.” Een toenmalig portefeuillehouder Openbare Werken (2002-2010) heeft verklaard: “Een substantieel deel van de onderzoeksonderwerpen, heeft betrekking op handhaving. Ten aanzien van handhaving zijn mij ook geen bijzonderheden bekend, in ieder geval niet in mijn portefeuille (Openbare Werken). Wel voerde het college met de afdeling handhaving flinke discussies over het beleid. Gelet op het
Gemeente Gemert-Bakel | 3 mei 2011 | 20
feit dat er prioritering moet worden aangebracht in werk (niet alles kan), werd er veel gediscussieerd over de vraag waar de focus zou worden gelegd. Ik weet nog dat gevoeligheden binnen de afdeling handhaving ertoe hebben geleid dat de toenmalig burgemeester (1989-2010) de huidig gemeentesecretaris (…) de opdracht heeft gegeven om met een voorstel te komen.” De toenmalig portefeuillehouder RO (1986-1999 en 2002-2010) heeft in zijn schriftelijke wederhoorreactie verklaard: “Het door de raad vastgestelde integraal handhavingsbeleid plan 2006 was het uitgangspunt van het college. Enkele ambtenaren hadden hier moeite mee en vooral met de prioritering. Zij vonden dat alles gehandhaafd moest worden (…) Er is nooit een bouwstop door mij persoonlijk eraf gehaald. De afspraak was dat alle bouwstops worden besproken met mij door coördinator Bouw en Milieu en het toenmalig afdelingshoofd RO (2006-2010), wat meestal leidde tot afspraken waarna de bouwstop door coördinator of hoofd opgeheven werd (…) De agenda’s van poho’s werden samengesteld door de coördinatoren. Ik heb er zelf wel zaken aan toegevoegd. Ook viel het onder verantwoordelijkheid van hoofd RO. En er waren afspraken dat hij bij de poho’s aanwezig was, maar hij liet vaak verstek gaan of ging eerder weg (…) In het handhavingsbeleid zit het uitgangspunt dat onderzocht moet worden of legalisering mogelijk was, gedoogd werd er alleen als legalisering mogelijk was. Dan moest men boeteleges betalen en zorgen voor nieuwe tekeningen. Dit was door de raad vastgesteld beleid (…) De verklaring van de toezichthouder en handhaver Bouw bevreemdt mij niet. Ik heb regelmatig gemerkt dat hij het vastgestelde beleid en de uitvoeringsregel ‘stallen’ eigenlijk niet begreep of wilde accepteren. Deze uitvoeringsregel is ontwikkeld om nieuwe technieken en verbeteringen sneller door te voeren. In de praktijk duurde een procedure voor een milieu en bouwvergunning vaak 2 à 3 jaar tussen 1e aanvraag en start bouw. Ondertussen waren technieken verbeterd en nieuwe vindingen gedaan op gebied van milieu en dierwelzijn. Ook de regels werden regelmatig aangescherpt (…) Ons uitgangspunt was de ondernemers te stimuleren het beste te kiezen. Daarom werd voor elke aanvraag een accounthouder aangewezen, met als opdracht een overleg aan te gaan met opdrachtgever en adviseurs. Alle vernieuwingen die verbeteringen waren op gebied van milieu, dierwelzijn of veiligheid toe te staan met als voorwaarde goed onderbouwen om te kunnen toetsen of de vernieuwingen ook werkelijk verbeteringen waren. En zorgen voor nieuwe tekeningen en aanpassing van milieu en bouwvergunning (…)” Voorts heeft hij over het gebied De Fuik c.q. het project Glazen Stolp verklaard: “Deze verklaring van het toenmalig afdelingshoofd RO (2006-2010) vind ik ongepast. Hij was initiator van het project de Glazen Stolp, een zeer innovatief project (…) Hij kwam met dit idee omdat hij eerder als provinciaal projectlid bij een dergelijk project in het Westland betrokken was. We probeerden met dit unieke project De Fuik te vernieuwen. Alle zaken werden in de werkgroep van de Glazen Stolp, waarvan hij kartrekker was, besproken. Ook de handhavingszaken op de rest van De Fuik omdat duidelijk was, wilden wij De Fuik vernieuwen, we het integraal aan moesten pakken. Over de aanpak hadden wij bij dit project altijd overeenstemming (…) Mevr. (…) die in de periode 2006-20010 VVD raadslid was, is in de periode 1999-2002 met haar bedrijf uit het buitengebied verplaatst naar De Fuik met de toezegging van het toenmalige collega dat het bestemmingsplan aangepast zou worden. De indruk die het toenmalig afdelingshoofd RO (2006-2010) wekt is onjuist (…)” Over de verklaring van de bouwplantoetser heeft hij aangegeven dat hij er van overtuigd is dat het toenmalig afdelingshoofd RO (2006-2010) zijn ambtenaren slecht heeft geïnformeerd en begeleid over het vastgestelde beleid.
Gemeente Gemert-Bakel | 3 mei 2011 | 21
De toenmalig portefeuillehouder RO (1986-1999 en 2002-2010) heeft ten aanzien van de verklaring van een ambtenaar dat niet is doorgepakt in de handhaving tegen een ondernemer vanwege diens dreiging om dan de subsidies voor sportverenigingen te staken, verklaard: “Ik herken de kwestie. De indruk van mij, en volgens mij het hele college, was dat men ambtelijk een voorbeeld wilde stellen. Wij waren van mening dat net als bij iedereen gekeken moest worden of het gerealiseerd kon worden.” Hij heeft voorts inzake de boeteleges en het indienen van revisietekeningen verklaard dat het lik-op-stuk beleid door de raad is vastgesteld en goed werkte. Volgens hem zijn er ook geen voorbeelden van verbouwingen met grote afwijkingen. Ook voor de zogeheten machtige personen binnen de gemeente gold net als voor iedereen dat ze moesten meewerken aan een oplossing die voor iedereen acceptabel was De toenmalig burgemeester (1989-2010) heeft in zijn schriftelijke wederhoorreactie verklaard: “Het gebied de Fuik heb ik op een bepaald moment naar mij toegetrokken qua handhaving. Het betrof o.a. de heer F m.b.t. het illegaal houden van een markt, de heer van E m.b.t. o. a. grote hoeveelheden van snoep op en langs de openbare weg, de heer van L m.b.t. de opslag van grote hoeveelheden platen. Dit heb ik besproken met (…), mijn coördinator handhaving. Ik heb daar overgangstijden besproken om hen in de gelegenheid te stellen zelf aan hun illegaliteit een einde te maken. Hier moeten brieven en verslagen van gemaakt zijn. Dit is niet tegengehouden door de toenmalig portefeuillehouder RO de heer V, integendeel. Hij was het er mee eens. Het toenmalig afdelingshoofd RO (2006-2010) had eerder het project de Glazen Stolp getrokken waarbij gebruik kon worden gemaakt van zijn kennis als provinciaal ambtenaar. Bij handhaving was/is regel/vaste jurisprudentie dat wanneer legalisering mogelijk is, de overtreder in de gelegenheid moet zijn te herstellen. Gelukkig is toen wel ingevoerd dat dit tegen een verhoogd tarief was om de afkeuring als overheid toch te laten blijken. Maar lik-op-stuk beleid zou qua beeldvorming beter zijn.” Een onderwerp dat (nauw) verwant is aan handhaving betreft de wijze van omgang met bestemmingsplannen en het verlenen van vrijstellingen. Wij besteden hier in de volgende paragraaf aandacht aan.
6.3
Bestemmingsplannen en het verlenen van vrijstellingen
In de vorige paragraaf hebben wij reeds de bevindingen uit 2000 van de VROM-inspectie beschreven. Er was sprake van veel (sterk) verouderde bestemmingsplannen, het verlenen van (te) veel vrijstellingen, vrijstellingsprocedures werden in voorkomende gevallen procedureel onjuist gevoerd en de ambtelijke advisering kwam in voorkomende gevallen niet onafhankelijk tot stand en was (juridisch) incorrect, waarbij de gemeente het soms ten onrechte bewust deed voorkomen dat een bepaald plan binnen de bestemming paste. Naar aanleiding van het VROM-rapport heeft een actualisatie van bestemmingsplannen plaatsgevonden. De reikwijdte van het BING-onderzoek is ‘beperkt’ tot de 5 onderzochte categorie 3 dossiers en review van categorie 2 dossiers. Daarnaast zijn geen andere dossiers bezien teneinde vast te stellen hoe er met bestemmingsplannen en vrijstellingen is omgegaan. Wel hebben wij in het kader van het onderzoek van de 5 dossiers de collegeverslagen over de periode 2005-2010 bestudeerd om vast te stellen of de 5 onderzochte dossiers op enig moment aan de orde zijn geweest in het college. Hierbij is ons opgevallen dat er in de betreffende periode in algemene zin veel vrijstellingen zijn verleend. Wij hebben in
Gemeente Gemert-Bakel | 3 mei 2011 | 22
interviews, naast de 5 onderzochte dossiers, getoetst hoe de gemeente omgaat met bestemmingsplannen en vrijstellingen. De huidig portefeuillehouder RO heeft verklaard: “U vraagt of het in de gemeente veel voorkomt dat vrijstellingen wordt verleend, bijvoorbeeld bij bestemmingsplannen. In zijn algemeenheid weet ik dat het bestemmingsplan Buitengebied erg stringent is. Dit leidt ertoe dat vrijwel niets past in het bestemmingsplan. Het komt dan ook vaak voor dat bij bouwaanvragen vrijstelling moet worden verleend op dit bestemmingsplan. Doordat het bestemmingsplan weinig mogelijkheden bood, moest de gemeente (in casu de toenmalig portefeuillehouder RO (1986-1999 en 2002-2010)) geregeld met een bouwaanvrager in overleg om te kijken of plannen toch in te passen waren (b.v. vrijstelling). Dit was uiteraard arbitrair, waardoor het niet te voorkomen was dat uiteindelijk gelijke plannen ongelijk behandeld zouden worden.” Het toenmalig afdelingshoofd RO (2006-2010) heeft verklaard: “Wanneer het gemeentebestuur een besluit nam en er geen bezwaren werden ingediend, was er in hun optiek sprake van een rechtvaardig besluit. De WRO maakt het mogelijk dat iemand voor eigen risico begint met uitvoering van zijn/haar plannen zolang niemand daar bezwaar tegen maakt, ambtelijk wezen wij daar betrokkenen ook altijd op als de wethouder of B&W iemand al vast liet beginnen. Ik heb daarbij echter wel mijn bedenkingen of het uitblijven van bezwaren wel altijd zuiver was. Ik vermoed dat dit geregeld kwam doordat er afgekocht werd, beloften gedaan waren dan wel ‘ordinair’ druk op betrokkenen werd uitgeoefend (…) U vraagt wat de waarde is van een bestemmingsplan of een bouwvergunning, wanneer er niet naar wordt gehandhaafd. Het bestemmingsplan was hét machtsmiddel van de toenmalig portefeuillehouder RO (2002-2010). Met behulp van het bestemmingsplan kon hij precies bepalen hoe er gehandeld moest worden. Als het nodig was, werd namelijk voor individuele gevallen het bestemmingsplan herzien. Sterker, het bestemmingsplan buitengebied steekt zo in elkaar dat elke boer die wat wil, wel bij de toenmalig portefeuillehouder RO (2002-2010) langs moest (…) In relatie tot het vorige is de parapluregeling bij het bestemmingsplan ook interessant. Die regeling werd gebruikt om extra ruimte in het bestemmingsplan te kunnen creëren, zodat er meer vrijstellingsruimte kon worden gegeven aan aan- en bijbouwen in het bebouwde gebied (…) In het kort komt het hier op neer: Als je in de gemeente Gemert-Bakel wat wilde realiseren, moest je vooraf overleg hebben gevoerd met de toenmalig portefeuillehouder RO (2002-2010).” Een toenmalig gedetacheerd medewerker RO (2003-2007) heeft verklaard: “Het was bij mijn weten bij de gemeente Gemert-Bakel geen regel dat bestemmingsplannen werden aangepast op basis van individuele gevallen (…) Het toekennen van postzegelbestemmingen gebeurt veel in Gemert-Bakel. Daarin verschilt de gemeente overigens niet van andere gemeenten. Ook bij mijn huidige gemeente, (…), maak ik hier geregeld gebruik van. U vraagt of dergelijke bestemmingen in lijn zijn met de gedachte die achter een bestemmingsplan ligt en wat de waarde van een bestemmingsplan is als er voortdurend vrijstellingen worden verleend. Ik snap wat u bedoelt; die discussie voer ik ook geregeld met collega’s, aangezien bestemmingsplannen in de regel leidend zijn voor een langere periode. Dit neemt echter niet weg dat er toch vaak gebruik van wordt gemaakt.” Een toenmalig (beleids)medewerker RO (1990-1998 en 2003-2008) heeft verklaard: “(…) Na de samenvoeging van Gemert en Bakel (1997) ben ik binnen de afdeling RO bezig gebleven met het opstellen van het bestemmingsplan buitengebied. De gemeente Gemert en de gemeente Gemert-Bakel
Gemeente Gemert-Bakel | 3 mei 2011 | 23
had al in de jaren ’90 een ambitieus en ondernemend bestuur (…) Over het algemeen was het maatschappelijk draagvlak voor bestemmingsplannen in de gemeente Gemert-Bakel erg groot. Er is veel geïnvesteerd in het betrekken van burgers en organisaties bij de planvorming over en uitvoering van buitengebiedaangelegenheden. In de jaren ’90 gingen medewerkers van de gemeente Gemert op bezoek bij mensen (buurten) om te bespreken wat zij voor wensen hadden als het ging over de omgeving waarin zij woonden en welke rol zij daarbij voor zichzelf zagen. De gemeente Gemert (later Gemert-Bakel) formuleerde samen met alle partijen en burgers doelstellingen en bekeek vanuit deze doelstellingen op welke wijze deze het best ontwikkeld/gerealiseerd konden worden. Dit plaatste het bestemmingsplan in een ander perspectief, immers een bestemmingsplan heeft vooral een beheersmatig karakter. Daarom maakte de gemeente gebruik van vrijstellingsbepalingen om gezamenlijk geformuleerde ontwikkelingen mogelijk te maken. De gemeente maakte gebruik van de methodiek ‘participatie van burgers en bedrijven’. In de Ruimtelijke Ordening was het destijds nog uiterst ongebruikelijk om ontwikkelingsgerichte/doelgerichte plannen te maken (in tegenstelling tot beheersmatige/resultaatgerichte plannen). De gemeente moest hierdoor vaak afwijken van wetten en regels om ontwikkelingen mogelijk te maken (…) In het bestemmingsplan hadden wij bijvoorbeeld opgenomen dat bedrijven moesten zorgen voor beplanting om het bedrijf. Soms werden er zelfs eisen gesteld aan het soort beplanting. Een eis waar de gemeenschap duidelijk achter stond, maar waarvan de provincie zei dat een dergelijke eis ruimtelijk juridisch gezien niet mag worden opgenomen in een bestemmingsplan. Omdat het maatschappelijk draagvlak echter zo groot was in de gemeente Gemert-Bakel, werden er tegen deze beplantingseis geen bezwaren ingediend bij nieuwe bestemmingsplannen waardoor deze eisen toch rechtskracht kregen. Bij het laatste bestemmingsplan heeft geen enkele organisatie uit het wettelijk vooroverleg, bezwaar gemaakt. Dit is bij een bestemmingsplan buitengebied waarin zo veel en zulke enorme (tegenstrijdige) belangen spelen erg uniek in Nederland. De gemeente Gemert(-Bakel) liep in de jaren ’90 vooruit op andere gemeenten. Buurgemeenten kenden dezelfde problematiek maar kregen de mobilisatie van buurtbewoners niet op gang. In de gemeente Gemert-Bakel hadden wij de juiste groep mensen om de participatie te bewerkstelligen. De rol van de toenmalig portefeuillehouder RO (1986-1999 en 2002-2010 en de toenmalig burgemeester (1989-2010) daarbij waren evident. Veel buurgemeenten hadden in die periode belangstelling voor de werkwijze van de gemeente Gemert(-Bakel). De gemeente Gemert(-Bakel) had op dit gebied een voortrekkersrol. De reactie van medewerkers bij de provincie waren wisselend. Juristen (van sectorale milieuwetgeving, RO-wetgeving, natuurwetgeving e.a.) bij de provincie waren tegen de integrale werkwijze van de gemeente Gemert-Bakel omdat een ontwikkeling om een doel te bereiken niet altijd aan alle sectorale wet- of regelgeving kon voldoen. Projectmanagers - gericht op ontwikkelingen in het platteland - vonden de werkwijze van de gemeente Gemert-Bakel geweldig. Zij zagen resultaat (…) U vraagt mij of er in de gemeente Gemert-Bakel vaak werd afgeweken van het bestemmingsplan. Dat klopt. In de gemeente Gemert-Bakel werd over het algemeen veel afgeweken van bestemmingsplannen. Dit heeft te maken met de ambities van de gemeente Gemert-Bakel. Het kwam voor dat verbouwingen die niet voldeden aan het bestemmingsplan maar wel binnen de afgesproken doelstellingen achteraf bij de algehele herziening van het bestemmingsplan werden gelegaliseerd door de gemeente. Bouwvergunningen werden op die manier juridisch oneigenlijk verleend (…) U vertelt mij dat er mensen zijn die verklaard hebben dat het wel of niet afwijken van bestemmingsplannen ook wel het machtsmiddel was van de toenmalig portefeuillehouder RO (1986-1999 en 2002-2010). Ik kan dat niet uitsluiten. Misschien ben ik daarin in het verleden te naïef geweest. Ik herken het beeld dat er bij het bestuur, waaronder de toenmalig portefeuillehouder RO (1986-1999 en 2002-2010), soms sprake was van dubbele agenda’s. Ik heb niet het idee dat de toenmalig portefeuillehouder RO (1986-1999 en 2002-2010) er zelf beter van is geworden.”
Gemeente Gemert-Bakel | 3 mei 2011 | 24
Een toenmalig juridisch medewerker RO (2000-2008) heeft verklaard: “Uw stelling is juist dat in de gemeente Gemert-Bakel veel werd gewerkt met vrijstellingen. Dit is opmerkelijk aangezien diverse bestemmingsplannen waarmee werd gewerkt van vrij recente datum waren. In de gemeente is geruime tijd geen beleid geweest voor vrijstellingen. In feite zou dat moeten betekenen dat ambtelijk nog beter beargumenteerd zou moeten worden waarom vrijstelling zou moeten worden verleend. In mijn optiek is in het verleden door de gemeente wellicht vaker ten faveure van een aanvrager gehandeld, dan van een mogelijke klagende partij. Er zijn wel bouwvergunningen verleend op basis van een vrijstelling, zonder dat een vrijstellingsprocedure is gevolgd (…) U vertelt mij dat de zaakbehartiger van de familie K [BING: dossier Dakworm] in haar rapport, benoemt dat het dossier afwijkend is ten opzichte van andere dossiers (niet meewerken aan woningsplitsing, niet meewerken aan legalisatieverzoek), omdat in vele andere gevallen wel is gelegaliseerd en woningsplitsing is toegestaan. Ik denk dat de zaakbehartiger daar gelijk in heeft.” De toenmalig coördinator Milieu c.q. Vergunningverlening (2000-2005) heeft verklaard: “U vraagt of in de gemeente Gemert-Bakel vaak gebruik werd gemaakt van uitzonderingsmogelijkheden in wet- en regelgeving, om zaken te faciliteren. Ik zelf heb alleen zicht op bouwvergunningverlening. Per jaar werden er door de gemeente tussen de 50 en 100 vergunningen verleend en ik kan mij niet herinneren dat daarbij een vergunning was die niet kon worden verleend. Binnen de gemeente was er de ‘club van vrijstellingsprocedures’, die lastige aanvragen in behandeling nam. U vraagt wie deze ‘club’ vormden. Dat waren de heren (…), (…) en (…). Dat in de regel vrijstellingen werden verleend, is overigens niet opmerkelijk. Daarin handelt de gemeente Gemert-Bakel niet anders dan andere gemeenten (…) U vraagt naar het gemeentelijk beleid ten aanzien van woningsplitsingen. Volgens mij was splitsing mogelijk wanneer er sprake was van een cultuurhistorisch object. Als je op een (monumenten)lijst of de lijst met cultuurhistorische panden stond én je kon aannemelijk maken dat je met de splitsing ervoor wilde zorgen dat het pand behouden blijft, werd volgens mij altijd goedkeuring verleend aan splitsingen. U vraagt naar de rol van de welstandscommissie daarbij. Zij waren van mening dat (de grote lijnen van) het uiterlijk van een woning in stand moest blijven.” Een projectleider RO (2005-heden) heeft verklaard: “Ten aanzien van integriteit wil ik nog een opmerking maken. Toen het meldpunt werd geopend, heb ik op een bijeenkomst voor alle medewerkers de vraag gesteld of ‘niet-rechtmatige besluiten’ ook behoorden tot mogelijke integriteitschendingen die gemeld moesten worden. Toen de burgemeester daar instemmend op reageerde, ging er duidelijk een rumoer door de zaal, ten teken dat deze gevallen herkend werden. Ik ben zelf van mening dat dit iets anders is dan integriteit. Wanneer de keuze wordt gemaakt om een plan (b.v. bouwvergunning, bestemmingsplanwijziging) ter inzage te leggen, dat strijdig is met bepaalde voorschriften, en bestuurlijk in te stemmen met het plan als er geen zienswijzen ingediend worden. Indien dat gebeurt ligt er een besluit, bekend bij alle geledingen van het gemeentehuis, dat mogelijk op aspecten als ‘nietrechtmatig’ is te duiden. Echter, de vraag moet worden gesteld of het daarmee ook ‘niet-integer’ is.” Een toenmalig afdelingshoofd Bouw en Milieu heeft verklaard: “U geeft aan dat er veel vrijstellingen van het bestemmingsplan werden verleend in de gemeente GemertBakel. Dat klopt. De visie van het bestuur was ‘vertel me niet waarom iets niet kan, maar vertel me waarom het wel kan.’ Uiteindelijk was dit altijd een beslissing van het college en niet van één wethouder. In de periode dat ik bij de gemeente Gemert kwam werken waren er 110 bestemmingsplannen. In de loop van de
Gemeente Gemert-Bakel | 3 mei 2011 | 25
jaren zijn veel bestemmingsplannen herzien en heeft er een vereenvoudiging van de bestemmingsplannen plaatsgevonden. Op de afdeling Ruimtelijke Ordening zijn er medewerkers die u meer kunnen vertellen over de verschillende bestemmingsplannen. Vrijstellingen die volgens het bestemmingsplan mogelijk waren konden wij verlenen.” Een projectleider RO (2009-heden) heeft verklaard: “Bij de afdeling RO en Projecten heb je te maken met talrijke wetten en regels die van invloed zijn op het beleid en de projecten. Het is aan ons als ambtenaren om te bekijken hoe je creatief met een casus kunt omgaan, om zo mogelijk toch tot bevredigende resultaten te komen voor de klant. De wet biedt marges hiertoe. Dit betekent niet dat er acties ondernomen worden, welke strijdig zijn met de wet. Ik moet zeggen dat ik bovengenoemde werkwijze erg prettig vind en dat ook hetgeen is wat het voor mij prettig maakt om voor deze gemeente te werken (…) U stelt de vraag hoe ver de gemeente gaat in het faciliteren van burgers/bedrijven. Als u doelt op de brief van bedrijf N kan ik zeggen dat dit slechts een keer is voorgekomen. Als ambtenaar maak je gebruik van de kaders/wetten die jou worden geboden.” Een juridisch beleidsmedewerker RO en Milieu heeft verklaard: “Als iets juridisch niet mogelijk is kan het toch zo zijn dat het college een ander besluit neemt. Het kan zo zijn dat het college een besluit neemt dat volgens de wetgeving niet kan. Het kan zo zijn dat het bestuur vindt dat bepaalde regelgeving niet werkt of misschien niet realistisch is. Een besluit dat in strijd is met de regelgeving kan ook dienen als een terugkoppeling aan de wetgevende instantie dat een bepaalde wet in de praktijk niet goed werkt. De gemeente handelt hierdoor onrechtmatig. Dit is een risico voor de gemeente. Het algemeen belang hoeft niet altijd overeen te komen met de wetgeving.” De toenmalig portefeuillehouder RO (1986-1999 en 2002-2010) heeft in zijn schriftelijke wederhoorreactie verklaard dat het toenmalig afdelingshoofd RO (2006-2010) in zijn verklaring een volkomen onjuist beeld neerzet. Hij verklaart het eens te zijn met de verklaring van de projectleider RO (2005-heden) dat nietrechtmatige besluiten nemen iets anders is dan integriteit. Hij onderschrijft tevens de verklaringen van het toenmalig afdelingshoofd Bouw en Milieu, de projectleider RO (2009-heden) en de juridisch medewerker RO en Milieu. Voorts heeft hij verklaard: “Er is bewust gekozen voor een stringent maar wel ontwikkelingsgericht bestemmingsplan. Waardoor er bijna altijd van te voren overleg nodig was. Met als doel aanvragers te begeleiden en stimuleren om de plannen zo goed mogelijk te maken en te zorgen voor een goede inpassing in het landschap, met o.a. mooie beplanting. In de praktijk zijn alle plannen verschillend maar iedereen werd met dezelfde doelstelling behandeld. (zie ook verhaal beleidsmedewerker RO). Er was geen sprake van ongelijke behandeling door deze aanpak en voor het resultaat daarvan hebben we zeer veel lof geoogst. Er zijn minimaal 100 excursies geweest van milieubeweging, agrarische wereld, gemeenten, provincies en Rijksoverheid. Met name de Rijksbouwmeester was vol lof over onze aanpak om bedrijven in te passen. Dat heeft ertoe geleid dat wij gevraagd worden om een inleiding te houden op symposia over dit onderwerp. Ook voor de provincies Overijssel, Brabant en Zeeland hebben we inleidingen gehouden (…) Wat de uitspraak over ‘soms dubbele agenda’s’ betreft: het was zo dat in mijn achterhoofd altijd ook bedrijfsbelangen naast natuur- en milieudoelstellingen mee speelden. Daar hadden we dan fiks discussies over want ambtelijk keek men soms eenzijdig. Mijn doel was acceptabele oplossingen zoeken.”
Gemeente Gemert-Bakel | 3 mei 2011 | 26
De toenmalig burgemeester (1989-2010) heeft in zijn schriftelijke wederhoorreactie verklaard: “Of niet-rechtmatige besluiten tot integriteitschendingen zouden behoren.....Het antwoord van de burgemeester was naar mijn idee een verruiming van de raadsopdracht, hoe interessant de vraag ook kan zijn. Het begrip integer heeft toch alles te maken met vrij zijn in je taakuitvoering en niet belast met eigen belang, eigen voordeel.” Voorts heeft hij in zijn wederhoorreactie verklaard: “Er is groot verschil in benadering of er bestuurlijk/ambtelijk een beheersmatige beleids- en taakopvatting is of een die gericht is op nieuwe ontwikkelingen en oplossen van maatschappelijke problemen en benutten van kansen/mogelijkheden. Voor de context van (be)oordeelsvorming is dat relevant (…)”
6.4
De ambtelijke en bestuurlijke cultuur
Wij besteden in deze paragraaf aandacht aan de ambtelijke en bestuurlijke cultuur. Wat waren de verhoudingen tussen het bestuur en de ambtelijke organisatie, wat is de rol van de raad geweest, in welke mate was integriteit een onderwerp op de agenda? In de gehouden interviews hebben wij aandacht besteed aan de ambtelijke en bestuurlijke cultuur bij de gemeente, teneinde de context waarbinnen de 5 onderzochte dossiers zich hebben afgespeeld in beeld te krijgen en die te kunnen betrekken bij de beoordeling van het ambtelijk en bestuurlijk handelen in die dossiers. Wij hebben gevraagd naar de rol van colleges, de toenmalig burgemeester (1989-2010) en de toenmalig portefeuillehouder (1986-1999 en 2002-2010), de mate waarin ambtelijke adviezen onafhankelijk tot stand kunnen komen, de verhouding tussen college en raad en de mate waarin raadsleden zich met individuele dossiers bemoeien alsmede in welke mate integriteit een actueel onderwerp ‘op de agenda’ was. In deze paragraaf geven wij de bevindingen weer ten aanzien van deze onderwerpen.
6.4.1 De rol van de toenmalig burgemeester, de toenmalig portefeuillehouder RO en colleges Wij hebben in de gehouden interviews aandacht besteed aan de rol van colleges, de toenmalig burgemeester (1989-2010) en de toenmalig portefeuillehouder RO (1986-1999 en 2002-2010) in relatie tot de ambtelijke en bestuurlijke cultuur. De huidig portefeuillehouder RO heeft verklaard: “U vraagt mij of er sprake was van collegiaal bestuur. Dat denk ik niet. Het is gebleken dat diverse belangrijke stukken niet zijn behandeld in het college (bijvoorbeeld de brief over de bouwvergunning van bedrijf N) en dat er zaken werden behandeld in het college die eigenlijk al als voldongen feiten zijn gepresenteerd door de toenmalig portefeuillehouder RO (1986-1999 en 2002-2010) (…) De toenmalig burgemeester (1989-2010) en de toenmalig portefeuillehouder RO (1986-1999 en 2002-2010) waren twee handen op één buik (…) De toenmalig portefeuillehouder RO (1986-1999 en 2002-2010) heeft als stijl ‘ben je niet vóór mij, dan ben je tégen mij’ (…) Ik merk bij veel ambtenaren dat de komst van het nieuwe college bevrijdend voor hen heeft gewerkt.”
Gemeente Gemert-Bakel | 3 mei 2011 | 27
De toenmalig gemeentesecretaris (1997-2005) heeft verklaard: “De toenmalig portefeuillehouder RO (1986-1999 en 2002-2010) heeft heel veel kennis over wat er speelt in Gemert-Bakel. Hij is een ervaren bestuurder die ook heel goed weet wat de geschiedenis is van bepaalde dossiers. Hij weet soms meer dan ambtenaren en heeft een groot netwerk. Dat is nog extra aan de orde op het moment dat ambtenaren vertrekken en er weer nieuwe komen die van de voorgeschiedenis meestal weinig weet hebben. Hierdoor bestaat het gevaar van dominantie op inhoud. Bovendien is de toenmalig portefeuillehouder RO (1986-1999 en 2002-2010) sterk overtuigd van zijn visie en het eigen gelijk. Hij laat zich wel overtuigen met goede argumenten, maar dan moet je inhoudelijk wel van goeden huize komen. En het is uiteindelijk de bestuurder die beslist, niet de ambtenaar. De toenmalig portefeuillehouder RO (1986-1999 en 2002-2010) heeft een oplossingsgerichte houding: als iets niet kan, hoe zorgen we dan dat het wel kan? Hierdoor heeft hij veel voor elkaar gekregen. Een sterk voorbeeld is de reconstructie van het platteland, waarin Gemert-Bakel een pilot is geworden. Daardoor zijn er vele zaken tot stand gekomen in Gemert-Bakel die bij andere gemeenten niet of pas vele jaren later (en dan zonder subsidie) zijn gerealiseerd.” De huidig gemeentesecretaris heeft verklaard: “De toenmalig portefeuillehouder (2002-2010) had in het college een belangrijke rol. Naast zijn grote ervaring kwam dit ook door de bezetting van het college. De toenmalig burgemeester (1989-2010) en hij waren twee handen op één buik, die het eigenlijk altijd met elkaar eens waren. Naast de toenmalig portefeuillehouder (2002-2010) was er dan altijd nog een CDA wethouder (o.a. …) en een PvdA wethouder (…), die zich beiden achter de toenmalig portefeuillehouder (2002-2010) schaarden. Dan bleef in het college alleen de heer (…) over, die in zijn eentje machteloos was ten opzichte van het blok van vier.” Het toenmalig afdelingshoofd RO (2006-2010) heeft verklaard: “De toenmalig burgemeester (1989-2010) was de burgemeester, maar feitelijk was de toenmalig portefeuillehouder RO (2002-2010) de baas. Als iets de toenmalig portefeuillehouder RO (2002-2010) niet beviel, dan werd het door hem net zo lang behandeld in het college tot hij zijn zin kreeg (…) Nadat het vorig college was gevallen, heeft de toenmalig burgemeester (1989-2010) getracht om diverse zaken die fout waren verlopen onder het bewind van de toenmalig portefeuillehouder RO (2002-2010), alsnog ‘recht te trekken’ (…) U vraagt wat de houding was van collegegenoten van de toenmalig portefeuillehouder RO (2002-2010). Blijkbaar vond men het prettig dat de zaken zo verliepen, want hem is nooit zichtbaar een strobreed in de weg gelegd en in de raad wist de toenmalig portefeuillehouder RO (2002-2010) dat hij de meerderheid had (…) De toenmalig portefeuillehouder RO (2002-2010) had door zijn jarenlange ervaring veel kennis over allerhande zaken. Hij waande zich de ongekroonde koning van Gemert-Bakel. Naarmate de tijd verstreek zag hij echter steeds minder scherp wat hij aan het doen was. De grens tussen wat wel en geen cliëntelisme was, werd steeds diffuser. Hoe daar door de omgeving, met name de niet-agrariërs in de dorpen, op werd gereageerd werd niet gezien. De laatste maanden, zeker na de verkiezingen, was er sprake van onbegrensd cliëntelisme (…) U vraagt mij naar de ratio van het handelen door de toenmalig burgemeester (1989-2010) en de toenmalig portefeuillehouder RO (2002-2010). In mijn optiek heeft de toenmalig portefeuillehouder RO (2002-2010) altijd de oprechte intentie gehad om goed te doen voor de gemeenschap. Er is bij hem absoluut geen sprake van kwade wil. Echter, macht corrumpeert en op enig moment had hij niet meer scherp wat hij wel en niet kon doen. Het handelen van de toenmalig burgemeester (1989-2010) schrijf ik toe aan een wens om zijn machtspositie te behouden.”
Gemeente Gemert-Bakel | 3 mei 2011 | 28
Een coördinator BCT heeft verklaard: “De visie van de toenmalig portefeuillehouder RO (1986-1999 en 2002-2010), wat werd verwoord als ‘standpunt wethouder’ bij een onderwerp, werd bijna altijd door het college overgenomen. Ik durf te beweren dat dit in 99% van de gevallen zo was. Wel moet ik zeggen dat er de laatste tijd een kentering zichtbaar was. Ik denk dat met name wethouder (…) gaandeweg de jaren een steeds sterkere positie in het college van B&W kreeg.” Een toenmalig gedetacheerd medewerker RO (2003-2007) heeft verklaard: “Als medewerker had ik de indruk dat de toenmalig portefeuillehouder (2002-2010) in de praktijk de burgemeester van Gemert-Bakel was. Hij had, mede door zijn ervaring en kennis, een zeer grote stem in het college van B&W. Ik kan mij niet herinneren dat er een collegebesluit is genomen over een onderwerp waar hij portefeuillehouder van was, waarbij niet het standpunt van de toenmalig portefeuillehouder (20022010) werd gevolgd. Hier kan ook de mindere RO kennis bij de overige collegeleden debet aan zijn. Het kwam zelden voor dat een RO-dossier anders liep dan de toenmalig portefeuillehouder (en 2002-2010) wilde.” Een toenmalig bedrijfscoördinator RO (1997-2003) heeft verklaard: “U vraagt mij wat ik ervan vind dat er een onderzoek plaatsvindt naar het bestuurlijk en ambtelijk handelen in de gemeente Gemert-Bakel. Gelet op het feit dat twee bestuurders, in casu de toenmalig burgemeester (1989-2010) en de toenmalig portefeuillehouder RO (1986-1999 en 2002-2010), gedurende een zeer lange periode het "gezicht" hebben bepaald van het college kan het niet anders zijn dan dat er mensen in het handelen van voornoemde bestuurders teleurgesteld zijn of dat er achteraf over bepaalde zaken vragen gesteld kunnen worden. In dat licht bezien verwondert het mij niets dat er een onderzoek plaatsvindt. Echter, de eerlijkheid gebiedt te zeggen dat ik er wel enige vorm van rancune in bespeur. De toenmalig portefeuillehouder RO (1986-1999 en 2002-2010)en de toenmalig burgemeester (1989-2010) vormden samen een tandem, die door hun gedrevenheid, ijver en betrokkenheid veel hebben bewerkstelligd in de gemeente. Ik kan mij goed voorstellen dat het voor nieuwe bestuurders, raadsleden/politiek tegenstanders en teleurgestelde burgers lastig is én was tegen hun dossierkennis en inzicht in en gebruik van politieke verhoudingen op te boksen (…) Het door u voorgelegde beeld ‘De toenmalig portefeuillehouder RO (19861999 en 2002-2010) regelt het wel’, herken ik niet. Wat ik wel onderken is dat de toenmalig portefeuillehouder RO (1986-1999 en 2002-2010) goed de mogelijkheden kende om plannen inpasbaar te maken en zich hier vaak tot het uiterste voor inspande. Daarnaast had hij zeer goede contacten met de Provincie (m.n. … en …). U moet weten dat in die periode de Provincie beslissingsbevoegdheid had bij o.a. het verlenen van vrijstelling op bestemmingsplannen. Met die contacten kon de toenmalig portefeuillehouder RO (1986-1999 en 2002-2010) veel gerealiseerd krijgen (…) Over de toenmalig portefeuillehouder RO (1986-1999 en 2002-2010) wil ik tot slot opmerken dat ik ervan overtuigd ben dat zijn handelen werd gedreven door de oprechte wens om de gemeente Gemert-Bakel beter en sterker te maken. Hij heeft zichzelf (voor zover ik kan beoordelen) nimmer verrijkt. Het algemeen belang stond steeds voorop. Wat wel zo is, is dat de toenmalig portefeuillehouder RO (1986-1999 en 2002-2010) altijd tot het uiterste ging om ontwikkelingen mogelijk te maken. Hij wilde niet 9 redenen horen, waarom iets níet kon gebeuren; het was voor hem belangrijker om 1 reden te horen waarom iets wél kon.” Een toezichthouder en handhaver Bouw heeft verklaard: “Voor mijn gevoel waren de toenmalig burgemeester (1989-2010) en de toenmalig portefeuillehouder RO (2002-2010) twee handen op één buik (…) U vraagt mij wat ik vind van het feit dat er een onderzoek
Gemeente Gemert-Bakel | 3 mei 2011 | 29
plaatsvindt. Voor mijn gevoel is het een politiek spelletje, dat wordt uitgevochten over de rug van de medewerkers. Iedereen kijkt nu kritisch naar het handelen van de toenmalig portefeuillehouder RO (20022010), maar in mijn optiek is dat niet volledig juist. Een bestuurder doet hetgeen dat hem mogelijk wordt gemaakt door de organisatie en gaat in op wat de klanten willen. Daarvoor is hij ook gekozen. De organisatie heeft nooit ingegrepen. Ik vind dat zij zelf ook debet is aan het handelen van de toenmalig portefeuillehouder RO (2002-2010) (…) Bij de gemeente vertrekken veel beleidsmedewerkers formeel vanwege ‘persoonlijke redenen’, zoals bijvoorbeeld grotere carrièremogelijkheden bij een andere gemeente. Ik ben er echter van overtuigd dat veel van deze medewerkers feitelijk vertrekken vanwege onvrede met de organisatie.” Een toenmalig medewerker Grondzaken heeft verklaard: “(…) In het kader van aankooptransacties had ik destijds regelmatig overleg met de toenmalig portefeuillehouder (1986-1999 en 2002-2010). De toenmalig portefeuillehouder (1986-1999 en 2002-2010) had in zijn periode als wethouder duidelijk invloed op de bestuurscultuur in de gemeente Gemert-Bakel. Ik heb overigens ongeveer dertig jaar prettig met hem samengewerkt (…) Ik heb nooit het gevoel gehad dat ik door de toenmalig portefeuillehouder (1986-1999 en 2002-2010) in de steek werd gelaten. Tijdens het wekelijkse portefeuillehouderoverleg werden alle grondtransacties besproken. Ik was hier altijd bij aanwezig. De toenmalig portefeuillehouder (1986-1999 en 2002-2010) en ik waren het soms niet met elkaar eens over bepaalde zaken. Hierbij ging het bijvoorbeeld om het bepalen van de strategie. Soms bestond de indruk dat wanneer de toenmalig portefeuillehouder (1986-1999 en 2002-2010) aan het woord was, het wel door hem geregeld zou worden (…) Het kwam wel eens voor dat ik het niet eens was met de toenmalig portefeuillehouder (1986-1999 en 2002-2010) over een grondaankoop. Als ik het ergens niet mee eens was, passeerde hij mij en regelde hij het met de betrokken projectleider. Dat vond ik erg jammer. Hiervan heb ik destijds ook melding gemaakt bij het MT (…) U vraagt mij wat ik ervan vind dat er een onderzoek plaatsvindt. Ik vind het goed dat er op dit moment een onderzoek plaatsvindt. Dit is van belang voor de lering van de organisatie in de toekomst. Ik denk dat de cultuur in de gemeente Gemert-Bakel moet veranderen. In het verleden was het zo dat wanneer de toenmalig portefeuillehouder (1986-1999 en 20022010) ergens mee akkoord ging, het geregeld was (…) Ik kan me niet indenken dat ik niet integer heb gehandeld. De toenmalig portefeuillehouder (1986-1999 en 2002-2010) ging heel ver en soms zelfs over het randje. Dit ging soms misschien ten koste van de integriteit. Echter, hij deed wel alles in het belang van het Gemertse. Ik denk eerlijk gezegd dat de toenmalig portefeuillehouder (1986-1999 en 2002-2010) zichzelf eerder te kort heeft gedaan, omdat hij alles heeft gedaan in het belang van de gemeente GemertBakel.” Een toenmalig (beleids)medewerker RO (1990-1998 en 2003-2008) heeft verklaard: “(…) De toenmalig portefeuillehouder (1986-1999 en 2002-2010) is een charismatische man. Hij kon ook wel eens boos worden, als ik het bijvoorbeeld ergens niet mee eens was. Als ik het ergens niet mee eens was, zei ik het tegen de toenmalig portefeuillehouder (1986-1999 en 2002-2010). Ik denk dat ik destijds een van de weinige medewerkers was die dat bij hem deed. Hij kon dit wel waarderen en kwam dan later naar mij toe met de mededeling dat hij nog nooit op mijn manier over bepaalde zaken had nagedacht (…) Ik heb mij regelmatig verbaasd over de handelingsruimte die de toenmalig portefeuillehouder (1986-1999 en 20022010) kreeg. Ik heb altijd gedacht dat dit wel te maken zou hebben met de politiek. De toenmalig portefeuillehouder (1986-1999 en 2002-2010) en de toenmalig burgemeester (1989-2010) hadden destijds een sterke band, zij dachten hetzelfde over veel zaken (…) U vraagt mij wat ik ervan vind dat er een onderzoek plaatsvindt. Ik ben onderdeel van de organisatie geweest. Ik denk dat het goed is dat er een objectief onderzoek plaatsvindt (…) Het college kon destijds zo functioneren omdat de rest van de
Gemeente Gemert-Bakel | 3 mei 2011 | 30
organisatie/gemeenteraad haar verantwoordelijkheid niet professioneel heeft gepakt. Het MT was volgzaam aan het bestuur.” Een toenmalig juridisch medewerker RO (2000-2008) heeft verklaard: “Het verloop onder medewerkers was groter dan te doen gebruikelijk voor een organisatie als de gemeente Gemert-Bakel. Voor nieuwe medewerkers, met veelal geringe relevante werkervaring, was het lastig om op te boksen tegen de ervaren bestuurder. Ik denk dat een deel van de personen die is vertrokken, dit deed vanwege de bestuurscultuur. Ikzelf had overigens een goede band met de toenmalig portefeuillehouder RO (2002-2010) en de andere bestuurders (…) U vraagt mij naar de rol van toenmalig gemeentesecretaris (1997-2005). Ik heb de toenmalig gemeentesecretaris ervaren als een strateeg die buiten beeld bleef.” De toenmalig coördinator Milieu c.q. Vergunningverlening (2000-2005) heeft verklaard: “U vraagt naar mijn verhouding met de toenmalig portefeuillehouder RO (2002-2010). Ik had alleen zijdelings met hem te maken, bij vrijstellingsprocedures. In principe had vanuit ons team vooral (…) contact met de toenmalig portefeuillehouder RO (2002-2010). Alleen bij de bestuurlijk gevoelige dossiers, werd ik ook betrokken. Ik wist dat de toenmalig portefeuillehouder RO (2002-2010) een opmerkelijke man was, met een duidelijke eigen visie. Ik heb in het eerste gesprek met hem aangegeven hoe ik vond dat ambtelijke adviezen tot stand moesten komen. Hij ging daarmee akkoord en daarna heb ik eigenlijk nooit hinder van hem ondervonden.” Een projectleider RO (2005-heden) heeft verklaard: “Ik weet niet of u kennis heeft genomen van het Berenschot rapport, maar de conclusies die zij daar trekken zijn eigenlijk nog steeds toepasbaar. Ik kan mij niet voorstellen dat de conclusie van het rapport van BING wezenlijk anders is dan die van Berenschot. De lijnen tussen ambtelijk apparaat en bestuurders zijn kort, waarbij men te maken heeft met een wethouder met een dominerende persoonlijkheid, waarbij de gemeentelijke houding is om ontwikkelingen in de gemeenschap mogelijk te maken en daarbij de grenzen op te zoeken.” Een juridisch beleidsmedewerker RO en Milieu heeft verklaard: “De toenmalig portefeuillehouder RO (2002-2010) en toenmalig burgemeester (1989-2010) waren een twee-eenheid/tandem. Ik kan dan ook niet de stelling van andere geïnterviewden bevestigen dat eigenlijk de toenmalig portefeuillehouder RO (2002-2010) moet worden gezien als burgemeester (lees baas).” Een raadslid van het CDA heeft verklaard: “Ik ben erg benieuwd naar de uitkomsten van het onderzoek. Ik ken de toenmalig portefeuillehouder RO (2002-2010) als iemand die open staat voor discussie. Ik kan altijd alles met hem bespreken en mijn mening over zaken geven. De toenmalig portefeuillehouder RO (2002-2010) wil graag horen wat mensen van zaken vinden mits je goede argumenten hebt. Er zijn mensen die deze mening niet met me delen. Dit zegt ook iets over deze mensen zelf.”
Gemeente Gemert-Bakel | 3 mei 2011 | 31
Raadslid V1 van de Lokale Realisten heeft verklaard: “Ik heb bij (…) in Venlo gewerkt en ben momenteel nog bestuurder van het pensioenfonds (…) Ik heb vanuit die hoedanigheid voldoende ervaringen opgedaan met bestuurders en derhalve voldoende referentiekader. Het oude college in Gemert-Bakel zou ik op basis hiervan willen omschrijven als een megalomaan bestuur. Het college was dominant en autoritair. Dit betreft vooral de toenmalig burgemeester (1989-2010) en de toenmalig portefeuillehouder RO (2002-2010) en gaat zowel om de wijze van besturen als de inhoud. Dat soort bestuurders zijn vaak intelligent. Maar wanneer mensen zo lang aan de macht zijn creëren zij hun eigen waarheid en gaan daar vervolgens nog in geloven ook (…) Ik zit sinds 2002 in de raad van Gemert-Bakel. Mijn optiek om destijds de politiek in te gaan was dat zaken rechtmatig en rechtvaardig moeten verlopen, zodat een gelijke behandeling gewaarborgd wordt (…)” Raadslid V2 van de Lokale Realisten heeft verklaard: “De houding van het college was: je moet de oppositiepartijen dom houden, want anders zouden ze wel eens lastig kunnen worden. De rol van de toenmalig burgemeester (1989-2010) en de toenmalig portefeuillehouder RO (2002-2010) hierin was sturend, met name de rol van de toenmalig burgemeester (1989-2010) als voorzitter van de raad. Zijn rol is als voorzitter van de raad weer anders dan de rol van de toenmalig portefeuillehouder RO (2002-2010) als wethouder (…) Na de gemeenteraadsverkiezingen van maart 2010 bleek dat het oude college dat op dat moment nog in functie was, zaken agendeerde die het nieuwe college helemaal niet wilde. Ik heb de toenmalig burgemeester (1989-2010) hier meerdere keren op moeten aanspreken (…)” (Toenmalig) raadslid F van Fier en Actief heeft verklaard: “U vraagt mij om de toenmalig portefeuillehouder RO (1986-1999 en 2002-2010) te typeren. Hij is een harde werker. Hij probeert het beste voor de inwoners van Gemert-Bakel te bereiken. Hij is iemand die hart voor de mensen heeft. Hij is iemand die echter ook wel bot kan zijn (…) U vraagt mij om de toenmalig burgemeester (1989-2010) als burgemeester te typeren. De toenmalig burgemeester (1989-2010) was een bruggenbouwer. U vraagt mij welke bruggen er gebouwd moesten worden en tussen wie. Die bruggen moesten gebouwd worden tussen de verschillende partijen. De cultuur en de sfeer midden jaren ‘80 was “je bent voor of je bent tegen.” Dit is in de loop der jaren wel veranderd (…) U stelt dat in interviews 2 stellingen naar voren zijn gekomen: de ene stelling is dat de toenmalig portefeuillehouder RO (1986-1999 en 20022010) feitelijk de burgemeester was, de andere stelling is dat de toenmalig burgemeester (1989-2010) en de toenmalig portefeuillehouder RO (1986-1999 en 2002-2010) 2 handen op 1 buik waren. Ik denk dat die laatste stelling het best van toepassing is (…) In de ambtelijke wandelgangen ging destijds het verhaal dat in de collegeperiode 1999-2002, de toenmalig burgemeester (1989-2010) de collegestukken vooraf met de toenmalig portefeuillehouder RO (1986-1999 en 2002-2010) besprak, terwijl deze op dat moment geen deel uitmaakte van het college.” Een toenmalig portefeuillehouder Welzijn, Sport, Onderwijs, Economie en Toerisme (2008-2010) heeft verklaard: “(…) Eind 2008 heeft de heer Van D. zich wegens privéomstandigheden teruggetrokken als wethouder, waarna ik hem heb opgevolgd. Ik ben wethouder geweest tot de laatste raadsverkiezingen, in maart 2010. Ik nam de portefeuille van de heer Van D over; Welzijn, Sport, Onderwijs, Economie en Toerisme (…) U vraagt mij naar de bestuurscultuur in het college. Persoonlijk heb ik erg moeten wennen aan de wijze van besluitvorming. Als college ben je gezamenlijk verantwoordelijk voor keuzes. Voordat een
Gemeente Gemert-Bakel | 3 mei 2011 | 32
portefeuillehouder een keuze kon maken, werd van de collegegenoten verwacht dat het onderwerp eerst in het college werd besproken om afstemming te zoeken. Dit was een andere manier van werken dan ik in het bedrijfsleven gewend was. Daar kon ik achteraf verantwoording afleggen over de keuzes die ik had gemaakt. Ik ben hierop door het college in de beginfase wel eens aangesproken (…) U stelt de vraag of andere portefeuillehouders wél vooraf afstemming zochten in het college over hun dossiers. Naar mijn weten was dat wel het geval (…) Van de leden van het college, waren er in feite drie CDA-bestuurders. Ondanks dat de burgemeester onafhankelijk is, was wel herkenbaar wat zijn achtergrond was. Om het evenwicht in het college te behouden, was er ook veel bilateraal overleg tussen de portefeuillehouders onderling. Zo had ik veel contact met de portefeuillehouder RO (2002-2010) over ons beider portefeuilles (…) Ruimtelijke Ordening was in de gemeente Gemert-Bakel altijd ‘leading’. Dat zag je ook terug op bestuurlijk niveau. Zo voerde het ZLTO haar gesprekken met de gemeente altijd met de portefeuillehouder RO en niet met de portefeuillehouder Economie. Ik heb geprobeerd daar een kentering in aan te brengen. Ik ben van mening dat Economie ‘leading’ moet zijn, waarbij RO een ondersteunende rol heeft.” Een toenmalig portefeuillehouder Openbare Werken (2002-2010) heeft verklaard: “Als wethouder (2002-2010) en als raadslid (twee periodes daarvoor), heb ik altijd zeer prettig gewerkt. Met het college werkten we heel open en collegiaal en door de inzet van eenieder was de gemeente erg vooruitstrevend. De huidige gang van zaken (o.a. media-aandacht over onderzoek) maakt het allemaal wel wrang en leidt tot een bittere nasmaak (…) Ik ken de toenmalig portefeuillehouder RO (2002-2010) als een eerlijk bestuurder met een duidelijke visie waarvoor hij opkomt. Het beeld dat nu in de media van hem wordt geschetst, past mijns inziens absoluut niet bij de werkelijkheid (…) U stelt de vraag in hoeverre er sprake was van collegiaal bestuur. Daarbij legt u als voorbeeld voor dat bij vergunningverlening geregeld vrijstellingen werden gegeven op het bestemmingsplan. U vraagt of deze besluiten ook in het college werden behandeld. Uiteraard werden dergelijke besluiten in het college behandeld. Daar werd in alle openheid over gesproken (…)” De toenmalig portefeuillehouder RO (1986-1999 en 2002-2010) heeft in zijn schriftelijke wederhoorreactie verklaard dat de verklaring van de huidig portefeuillehouder RO bezijden de waarheid en ongepast is. Hij herkent zich tevens niet in de verklaring van de huidig gemeentesecretaris. Er was sprake van een team van 5 bestuurders en na de wisseling in de PvdA bleef dat zo. Ook de heer (…) hoorde daar helemaal bij. Er waren veel en zinnige discussies, maar alle besluiten zijn unaniem genomen. Hij proeft in de verklaring van de huidig gemeentesecretaris het meegaan met de gedachten van het nieuwe college. Hij betreurt de verklaring van het toenmalig afdelingshoofd RO (2006-2010). Het betreft een mening die hij tijdens de samenwerking met het betreffende afdelingshoofd nooit ervaren heeft. De opmerking over onbegrensd cliëntelisme na de verkiezingen kan hij niet plaatsen. Hij herkent zich volledig in de verklaring van de toenmalig bedrijfscoördinator RO (1997-2003). Voorts heeft hij verklaard dat hij denkt dat het niet waar is dat veel medewerkers vertrokken zijn vanwege onvrede met de organisatie, maar eerder het omgekeerde. Wel waren er uitzonderingen. Dat de toenmalig medewerker Grondzaken bij een meningsverschil gepasseerd werd was de juiste procedure. De projectleider was verantwoordelijk en die bracht e.e.a. dan in het college. Ten aanzien van de verklaringen van de raadsleden V1 (megalomaan, autoritair bestuur) en V2 (agenderen van zaken door oude college die het nieuwe college niet wilde) heeft hij verklaard: “Het is jaren bekend dat raadslid V1 een negatief oordeel over mij heeft. Dit is nog versterkt doordat hij mensen ging ondersteunen waarvan zaken afgewezen waren door de gemeente, en daardoor ontevreden waren. Voorbeelden zijn busonderneming X, de heer Y, de familie K (Dakworm) en vermoedelijk de familie
Gemeente Gemert-Bakel | 3 mei 2011 | 33
V (…) Wij waren heel open. Iedereen mocht alles weten (…) Zaken werden wel geagendeerd maar als iemand vond dat ze niet behandeld moesten worden werden ze niet behandeld en dat is met verschillende agendapunten zo gegaan.” Over de verklaring van het (toenmalig) raadslid van Fier en Actief heeft hij gesteld dat deze verklaring pertinent onjuist is. Hij was als oppositieleider scherp en wilde bewust niets met het college te maken hebben. De toenmalig burgemeester (1989-2010) heeft in zijn schriftelijke wederhoorreactie verklaard: “Uiteraard mag/moet men op basis van politieke inzichten andere beleidsopvattingen/keuzes maken, maar daarvoor hoeft men niet negatief te zijn over opvattingen/keuzes van eerdere colleges/gemeenteraden (…) Er is gesproken over ”twee handen op een buik” met de toenmalig portefeuillehouder RO. Naar buiten heb ik met elk lid van het college en met elk college als zodanig sterk benadrukt om als eenheid op te treden. Dat is juist. Binnen de colleges heb ik veel discussies bevorderd en actief gevoerd om ieder lid van het college in de discussie te betrekken zodat wij en de overtuiging en het gevoel hadden samen achter het besluit te staan. Ook praten over elkaars portefeuille heb ik stellig bevorderd. Wij namen daar bijna altijd de hele dinsdag voor om de besluiten te nemen maar ook om transparant en naar elkaar toe in alle openheid te discussiëren en elkaar te overtuigen. Dat was bepaald geen “twee handen op een buik” zoals deelnemers kunnen bevestigen. Ook de raadsinformatie en het betrekken van raad(sleden) stond hoog in het vaandel blijkens afschaffen van de commissievergaderingstructuur en het invoeren van het houden van B&W informatiebijeenkomsten en opiniërende raadsbijeenkomsten en een uitgebreid systeem van raadsinformatiebrieven, als een van de eerste gemeenten in de verre regio. Menig gemeenteraad kwam bij ons op bezoek om lering te trekken (…) Voor sommige raadsleden kon de raadsvergadering veel korter duren, maar ik hechtte er zeer aan dat raadsleden voor zichzelf de overtuiging hadden een goed en eigen standpunt en besluit te kunnen innemen. Een tekort aan raadsinformatie werp ik dan ook verre van mij. U kunt daar ook informatie over betrekken bij bijvoorbeeld journalisten van het Eindhovens Dagblad, en bij de burgerjaarverslagen zoals ik die als burgemeester heb uitgebracht.” Voorts heeft hij in zijn reactie verklaard: “Het is toch bijzonder dat de huidig portefeuillehouder RO zo’n stellige beweringen doet terwijl hij geen deel uitmaakte van een college wat hij beoordeelt (…) De positie van de huidig portefeuillehouder Sociale Zaken en Werkgelegenheid is geheel onderbelicht. Hij nam volwaardig aan alle discussies deel en nam overtuigend deel aan de besluiten, ook al was hij niet met alles eens. Maar dat gold ook voor andere collegeleden. Het begrip collegialiteit brengt ook met zich mee dat men over en weer naar elkaar kunt en wilt schikken en dat gebeurde ook. Uiteindelijk is er dan de mogelijkheid van minderheidsstandpunten. Hier is geen gebruik van gemaakt en niet omdat men daar de politieke moed niet voor zou hebben (…) Ik heb mede bevorderd - en niet omdat ik daarover werd aangesproken - dat een aantal onderwerpen controversieel werden verklaard. Ook met de huidig portefeuillehouder Sociale Zaken en Werkgelegenheid is daarover gesproken en hij heeft nooit in die periode aparte standpunten ingenomen, omdat ook hij vond dat in die periode zorgvuldig ook met hem rekening werd gehouden Het was best lastig, ook voor de huidig portefeuillehouder Sociale Zaken en Werkgelegenheid, maar ook voor de anderen toen men wist dat men als wethouder niet zou terugkomen en uiteraard hij wel. De collegeleden gingen met elkaar zeer professioneel om, juist in die overgangstijd en daar heb ik naar alle collegeleden grote bewondering voor (…) Megalomaan. Dat betekent iemand die aan grootheidswaanzin lijdt. Er is vrijheid van woord en overtuiging maar het is wel volgens de beste parlementaire mores dat men dat onderbouwt en ook dat men daar naar vraagt wanneer dat niet gebeurt. Ik herken mij daar in het geheel niet in en raadslid V1 maakte
Gemeente Gemert-Bakel | 3 mei 2011 | 34
van alle gelegenheid gebruik om als raadslid zijn opvatting naar voren te brengen, zowel over de voorzitter als over het college en collegeleden, en deed dat met verve. Ik kon daar zeker ook soms van genieten omdat hij dat af en toe bijna studentikoos kon brengen, maar het woord megalomaan of soortgelijke overtuigingen heb ik nog nooit van hem gehoord. Het was een stevige politieke tegenstander van het vorige college (…)” Over de verklaring van het (toenmalig) raadslid van Fier en Actief heeft hij verklaard: Het was juist andersom: de heer V en ondergetekende hadden een informele afspraak dat wij juist ieders eigen en nieuwe positie respecteerden en hadden zakelijk/politiek juist geen contact om ieder zoveel mogelijk vrijheid te geven. De heer V wilde zeker niet geïdentificeerd worden met het toen nieuwe college. Hij wilde juist oppositie voeren. Het verhaal klopt dus in het geheel niet en wekt dus een volstrekt verkeerde indruk Het is een bijzondere ervaring dat een toenmalig medecollegelid dat nu naar voren brengt.”
6.4.2 De verhouding tussen het bestuur en de ambtelijke organisatie Wij hebben in de interviews in algemene zin aandacht besteed aan de verhouding tussen bestuur en de ambtelijke organisatie (RO). In het kader van ons onderzoek naar de categorie 3 dossiers hebben wij aandacht besteed aan de vraag in hoeverre bestuurders zich al dan niet met individuele dossiers bemoeiden en de mate waarin ambtelijke adviezen onafhankelijk en zelfstandig tot stand konden komen. De huidig portefeuillehouder RO heeft verklaard: “Ik merk in mijn werk als portefeuillehouder, dat er meerdere ambtenaren zijn die zijn gestuurd door de toenmalig portefeuillehouder RO (1986-1999 en 2002-2010) en naar hun eigen zeggen prettig met hem samenwerkten. Echter, wat opvalt is dat ambtenaren niet altijd zicht hadden op de gehele casuïstiek. Kort geleden heb ik zelf een gesprek gevoerd met een groep van deze ambtenaren, over een bepaald dossier. In dat gesprek werd duidelijk dat iedereen vanuit zijn rol maar een deel van het dossier zag. De toenmalig portefeuillehouder RO (1986-1999 en 2002-2010) ging selectief om met het delen van informatie (…) Om een streep te zetten onder alle dossiers en vooruit te gaan met de gemeente, zal een cultuuromslag nodig zijn (…) Het zou goed zijn als er frisse nieuwe mensen zouden binnenkomen, met voldoende ervaring en zonder voorkennis, die het cultuurtraject kunnen oppakken.” De toenmalig gemeentesecretaris (1997-2005) heeft verklaard: “Ik heb destijds vanaf 1 januari 1997 geprobeerd een nieuwe organisatie neer te zetten in Gemert-Bakel en niet aan te haken bij de Gemertse of Bakelse cultuur. Hoewel ik dit een hele goede keuze vond, was die keuze niet door mij gemaakt maar lag al vast voordat ik kwam. Er is gekozen voor een totaal ander organisatiemodel; de nieuwe organisatie stond al in de steigers toen ik aantrad als gemeentesecretaris. Men heeft destijds voor mij gekozen - denk ik - omdat men dacht dat ik vooral verbindende capaciteiten had om de samenvoeging tussen de voormalige organisaties en de betrokken mensen tot stand te brengen en te bevorderen. Feitelijk was ik de enige nieuwe persoon van buiten, binnen zowel het college van B&W, als het nieuwe management (…) Mijn ervaring bij Gemert-Bakel was dat als zaken niet goed liepen, bestuurders de natuurlijke neiging hadden om op de stoel van de ambtenaar te gaan zitten. Daarbij maakt het overigens niet uit welke politieke samenstelling bestuurlijk aan het roer stond. Ik heb altijd geprobeerd om te voorkomen dat dit gebeurde en gewezen op de verschillende rollen en verantwoordelijkheden die daarbij horen (…) De lijn van het MT richting ambtenaren is steeds geweest: het is jouw advies, je moet
Gemeente Gemert-Bakel | 3 mei 2011 | 35
opschrijven wat jij vindt en je eigen visie geven. Ik vind het wel normaal dat ambtenaren in hun adviezen aangeven welk standpunt een portefeuillehouder heeft maar daarbij ook aangeeft waarom men zich niet kan vinden in het standpunt van de portefeuillehouder als dat anders zou zijn. Op basis van een dergelijk advies kan het college van B&W een weloverwogen standpunt innemen en alle visies daarin betrekken (…) Alle ambtelijke adviezen passeerden mijn bureau, maar niet alle adviezen toetste ik tot in de diepte inhoudelijk. Ik toetste primair procedureel, of alle ambtelijke adviezen aanwezig waren en vooral of er integraal was geadviseerd. De belangrijkste adviezen – zeker die organisatorische gevolgen hebben – waren altijd vooraf in het MT besproken. Bij ‘gewone’ adviezen gold het uitgangspunt dat de verantwoordelijkheid zo laag mogelijk in de organisatie moet worden neergelegd en dat vooral de medewerker zelf verantwoordelijk is voor zijn of haar advies. Via afdelingshoofd en sectordirecteur kwamen de B&W-adviezen dan in het college terwijl de belangrijkste vooraf waren doorgesproken in het portefeuillehoudersoverleg.” De huidig gemeentesecretaris heeft in algemene zin verklaard over hetgeen hij constateerde bij zijn aantreden : “Toen ik aantrad als gemeentesecretaris, was de teneur binnen de gemeentehuis dat alles bedrijfsmatiger moest. Dit was ook nodig. Een bedrijfsmatige wijze van opereren was ook een onderdeel van het functieprofiel voor de nieuwe gemeentesecretaris. In feite heeft de functie meer het karakter van een algemeen directeur, dan van een secretaris (…) Na mijn start in Gemert-Bakel bleek al snel dat er veel achterstallig onderhoud was bij het gemeentelijk apparaat. Ik heb in de eerste 100 dagen gewerkt om voor mijzelf en het college inzichtelijk te maken hoe de gemeente ervoor stond. Een dergelijke start is essentieel wanneer je als manager veranderingen wil doorvoeren. Het beeld dat naar voren kwam uit mijn eerste maanden was dat de gemeente sterk tekort schoot op het gebied van Planning & Control. Bijvoorbeeld ten aanzien van management rapportages en budgetoverzichten. Van te voren was ik door enkele mensen van buiten de organisatie al hiervoor gewaarschuwd, en dat bleek inderdaad te kloppen (…) Ik heb het eerste jaar ingezet op het verbeteren van alle Planning & Control-zaken, waardoor het financieel en rechtmatig weer op orde zou komen (…) Ten aanzien van de budgetoverschrijdingen, was mijn analyse dat het jarenlang een ‘ondergeschoven kindje’ is geweest. Het bestuur was altijd van mening dat men bezig was met ondernemen. Echter, daar heb je wel geld voor nodig en dat werd vaak vergeten. De houding was dat geld volgend was. Politiek was er de naïeve wens dat alles maar moet kunnen. Dat zie je overigens nog steeds (…) Sinds mijn komst kent de gemeente 117 nieuwe medewerkers. Daarnaast zijn er ook veel medewerkers vertrokken. Met name van de tijdelijke krachten hebben wij afscheid genomen. Wanneer je veranderingen wil doorvoeren, moet je dat ook doen met een vernieuwd team. De organisatie had behoefte aan verjonging en verfrissing (…) Halverwege 2009 was het derde aandachtspunt (na P&C en MO), de afdeling RO. Ook daar was een nieuwe koers gewenst. Het afscheid van het afdelingshoofd (…) heeft daar mee te maken. Het afdelingshoofd had goede visies, maar het lukte hem niet om daarbij de koppeling te maken met de werkvloer. Als afdelingshoofd in een gemeente met de omvang als GemertBakel moet je redelijk met je ‘poten in de modder’ kunnen en willen staan. Visies moeten leiden tot operationele doelstellingen en dat lukte onvoldoende (…) U vraagt naar de doelstellingen binnen de afdeling RO. De gemeente is onder meer bezig met het centrumplan, waar de doorontwikkeling van het kasteel ook onder valt. De focus in de gemeente was altijd agrarisch, maar die focus verschuift de laatste jaren. Voor ambtenaren betekent dit ook een verandering en dit wordt soms als lastig ervaren, aangezien de agrariër centraal stond (o.a. Reconstructie) en dat wijzigt.”
Gemeente Gemert-Bakel | 3 mei 2011 | 36
Over de verhouding tussen het bestuur en ambtenaren heeft hij verklaard: “U vraagt naar de verhouding tussen bestuurders en ambtenaren in Gemert-Bakel. Die is goed. In GemertBakel zijn de bestuurders erg betrokken en staan ze - meer dan bij andere gemeenten waar ik gewerkt heb - dicht bij hun ambtenaren. Het hoeft niet verkeerd te zijn, maar je moet als ambtenaar wel weerwoord durven te geven. In gesprekken met ambtenaren werd wel eens gesteld dat ‘de wethouder wil dat ik dit/dat voor hem/haar doe’. Als ik dat dan wilde objectiveren, werd er echter vooral teruggegrepen naar oude verhalen, waaruit ik zelf niets kon afleiden. Ik heb het een paar jaar bijgehouden, maar tot serieuze signalen waar ik wat mee moest leidde het niet direct. Alleen de medewerkers van handhaving hebben een traject doorlopen met de toenmalig portefeuillehouder RO (2002-2010) om ervoor te zorgen dat de werkwijze verbeterde (…) In ambtelijke adviezen was een regel opgenomen ‘standpunt portefeuillehouder’. Ik vond dat een erg vreemde gang van zaken. Een ambtelijk advies is een ambtelijk advies en wat de portefeuillehouder vindt, doet voor het advies niet ter zake. Hij kan dat zelf melden bij de behandeling van het ambtelijk advies in het college. Het heeft mij twee jaar gekost om dit uit ambtelijke adviezen te schrappen. Het lukte uiteindelijk in 2009 toen we alles gingen digitaliseren. U vraagt waar de constructie (ambtelijk advies - portefeuillehouder advies) uit voortkwam. Mijns inziens was het een verkrampte reactie op het VROM-rapport (…) U vraagt hoe vaak het voorkwam dat het college conform het advies van de portefeuillehouder besloot. Ik heb het bijgehouden en daaruit is gekomen dat in mijn periode waarbij op deze manier werd gewerkt, er jaarlijks gemiddeld 1.000 collegebesluiten zijn genomen. Daarvan is slechts zo’n 20 keer per jaar besloten conform het portefeuillehouderadvies. Dit waren overigens wel allemaal RO dossiers (…) Ambtenaren moeten een ambtelijk advies kunnen opstellen, vanuit hun eigen professionaliteit, zonder dat ze daarbij direct worden gestuurd door een bestuurder. Ik verwacht van de ambtenaren ook dat zij in staat zijn om weerwoord te bieden wanneer een bestuurder kritisch is, daar kijken wij ook naar bij ons personeelsbeleid. U vraagt of ambtenaren zich veilig voelen om eigenstandig adviezen te geven en een weerwoord te bieden. Dat denk ik wel. Daarbij ligt het overigens ook aan de bestuursstijl. Signalen dat er iets fout zou gaan kreeg je niet vanuit BMO, MO, OB en Projecten. Het speelde eigenlijk alleen bij RO.” Het toenmalig afdelingshoofd RO (2006-2010) heeft verklaard: “U vraagt naar de verhouding tussen het bestuur en het ambtelijk apparaat. Toen ik werd aangenomen, werd een geheel nieuw MT aangesteld. Daarbij was het streven dat dit MT tussen het bestuur en de ambtelijke organisatie zou komen te staan. Ik voelde aan dat dit logischerwijs tot spanning zou leiden. Ik heb destijds ook tegen wethouder (…) gezegd ‘dit wordt ruzie, want jullie willen feitelijk helemaal geen MT.’ In eerste instantie bleef die spanning uit, maar al gauw ontstonden er conflicten. Het MT bestond uit (…), (…), (…), mijn persoon, (…) (allen vanaf 2007) en de gemeentesecretaris een jaar later. Bij de komst van de huidige gemeentesecretaris vertrok de heer (…). (…) is inmiddels wethouder in Cuijk en het laatste jaar is (…) bij het MT als Hoofd Projecten. Met name (…) (afdelingshoofd MO) en ik kwamen in aanvaring met het bestuur. Als afdelingshoofd RO stond ik structureel tussen de toenmalig portefeuillehouder RO (20022010) en mijn afdeling in. De praktijk was dat het college wilde dat het MT gewoon deed wat het college wilde en dat de medewerkers RO deden wat de toenmalig portefeuillehouder RO (2002-2010) wilde (…) Het kwam wel eens voor dat een ambtelijk advies het college van B&W niet (of pas na meerdere keren behandelen in het portefeuille overleg) bereikte wanneer het advies de toenmalig portefeuillehouder RO (2002-2010) onwelgevallig was. In dat geval hield hij het advies tegen en vroeg de ambtenaar het te heroverwegen (…) De toenmalig portefeuillehouder RO (2002-2010) heeft in het verleden met regelmaat getracht druk uit te oefenen op ambtenaren [BING:RO]. Dit gebeurde feitelijk permanent. De afspraak gold dat de toenmalig portefeuillehouder RO (2002-2010) niet op de afdeling RO kwam. Echter, ondanks die afspraak beïnvloedde hij nog ambtenaren, doordat ze bijvoorbeeld op zijn kamer werden ontboden of gebeld werden door hem. Wij hebben naar ambtenaren duidelijk gecommuniceerd dat zij niet zonder
Gemeente Gemert-Bakel | 3 mei 2011 | 37
aanwezigheid van coördinator of afdelingshoofd, dan wel na overleg met de toenmalig portefeuillehouder RO (2002-2010) overleg moesten voeren. Daarnaast is het gelukt dat sinds (naar ik meen) eind 2009 van elke bespreking met derden een verslag moest worden opgemaakt (is een B&W-besluit van). Dat gebeurde daarvoor niet (hier is een B&W-besluit van) (…) Ter bescherming van de integriteit van ambtenaren is, naar aanleiding van de VROM-inspectie in 2000, ingevoerd dat in een ambtelijk advies het ambtelijk standpunt staat verwoord, naast het bestuurlijke standpunt. Op die manier is ook duidelijk wanneer het bestuur afwijkt van het ambtelijk advies. Met invoering van het digitale B&W proces is dit niet meer het geval (…) U vraagt of er ambtenaren waren bij de gemeente waar de toenmalig portefeuillehouder RO (2002-2010) wel naar luisterde. Die waren er niet. In principe luisterde hij naar niemand; hij bepaalt. Het kon wel zijn dat hij een goed idee van een ambtenaar overnam en het vervolgens presenteerde als zijn eigen idee (…) Ik heb diverse malen met de toenmalig portefeuillehouder RO (2002-2010) gesproken over de cultuur binnen de gemeente. Zo is het voorgekomen dat er berichten verschenen over cultuur/integriteitproblemen in Limburg, waarbij ik zei dat het in Gemert-Bakel niet wezenlijk anders was. De toenmalig portefeuillehouder RO (2002-2010) was het daar dan niet mee eens (…) De huidig gemeentesecretaris, (…), zou ik typeren als een bedrijfsman. Hij houdt zich veel bezig met het ‘bedrijfsmatig’ goed laten functioneren van de organisatie. Zaken als automatisering krijgen zijn aandacht. Ten aanzien van de inhoud volgt hij sterk het bestuur. Ten aanzien van de cultuur heb ik het gevoel dat de huidig gemeentesecretaris de problematiek bagatelliseert. Zo liet hij in de recente kersttoespraak weten dat in zijn optiek de ‘familiecultuur’ in GemertBakel, zo slecht nog niet is.” Wij hebben de verklaring van het toenmalig afdelingshoofd RO (2006-2010) voor wederhoor voorgelegd bij de huidig gemeentesecretaris. De huidig gemeentesecretaris heeft aangegeven dat hij in gezamenlijkheid met het MT zou reageren, aangezien de verklaring ook betrekking heeft op het MT. De huidig gemeentesecretaris en het MT hebben schriftelijk in wederhoor verklaard: “Toen het toenmalig afdelingshoofd RO (2006-2010) werd aangesteld (7 februari 2006) waren er slechts 2 vacatures (hoofd RO en MO). Twee andere afdelingshoofden waren MT lid sinds 1 januari 1997 (BMO) resp. 1 februari 2003. De toenmalig gemeentesecretaris (1997-2005) had zojuist zijn vertrek aangekondigd i.v.m. zijn benoeming tot burgemeester. In deze vacature is pas per 20 september 2006 voorzien (…) Het afdelingshoofd MO verklaart nadrukkelijk nooit een aanvaring te hebben gehad met het bestuur. Natuurlijk waren er wel eens discussies maar die dragen bij aan een goede besluitvorming (…) Enkele passages uit het organisatierapport oktober 2002, de basis voor de huidige organisatie: - het ambtelijk management is ondergeschikt en dienstbaar aan de bestuursorganen; - de afdelingshoofden zijn hiërarchisch ondergeschikt aan de algemeen directeur; - het volgende schema maakt de verdeling van verantwoordelijkheden over de gemeentesecretaris, het afdelingshoofd en de coördinator duidelijk:
Resultaat
Budget
Formatie
Pers. Zaken
Organisatie
Processen
Kwaliteit
Prijs/ prestatie
Gemeentesecretaris
Ja
Ja
Ja
Ja
Ja
Ja
Ja
Ja
Afdelingshoofd
Ja
Ja
Ja
Ja
Ja
Ja
Ja
Ja
Coördinator
Ja
Beperkt
Nee
Beperkt
Nee
Ja
Ja
Ja
Het verschil tussen afdelingshoofden en coördinatoren met betrekking tot de budgetverantwoordelijkheden zit met name in het feit dat de afdelingshoofden als integraal managers kunnen schuiven met budgetten binnen de kaders van het afdelingsplan (anders dan de coördinator die binnen het vastgestelde werkplan de middelenverdeling niet zelfstandig kan aanpassen).
Gemeente Gemert-Bakel | 3 mei 2011 | 38
De verdeling van werkzaamheden tussen de gemeentesecretaris, het afdelingshoofd en de coördinator is ook weer te geven in termen van oriëntatie op het type vraagstukken waarmee men zich bezig houdt. Het bezig zijn met bestuurlijke en strategische vraagstukken betreft vaak het ontwikkelen van een visie op de (middel)lange termijn waarin – al of niet samen met anderen – richting wordt gegeven aan de ontwikkelingen in de samenleving en aan de positie van de gemeente Gemert-Bakel. Bij tactische vraagstukken gaat het om het invulling geven aan het geheel van noodzakelijke organiserende en structurerende werkzaamheden. Operationele vraagstukken hebben betrekking op de doelgerichtheid, doelmatigheid en gebruiks- en publieksgerichtheid van de op de uitvoering gerichte taken en werkzaamheden voor de korte termijn.
Het volgende schema geeft de verschillende oriëntaties duidelijk weer: Bestuurlijk
Strategisch
Tactisch
Operationeel
Gemeentesecretaris
Ja
Ja
Ja
Nee
Afdelingshoofd
Ja
Ja
Ja
Zeer beperkt
Zeer beperkt
Zeer beperkt
Ja
Ja
Coördinator
Vooral uit bovenstaande tabel blijkt overduidelijk de positie van het afdelingshoofd t.o.v. het college. Dat kon voor het toenmalig afdelingshoofd RO (2006-2010) bij zijn aanstelling dan ook geen verrassing zijn. De overige MT leden vinden deze taakverdeling ook logisch en in de praktijk is deze ook zeer werkbaar gebleken. De spanning en de conflicten waarover het toenmalig afdelingshoofd RO (2006-2010) verklaart worden niet onderschreven of herkend (…) De geschetste verhouding tussen bestuur en MT wordt niet herkend: toen niet en nu niet (…)” Er is nog steeds sprake van een ‘format’ waarbij zowel het ambtelijk als het bestuurlijke standpunt in een ambtelijk advies worden verwoord. Het bestuurlijke standpunt wordt nu in de rubriek ‘kanttekeningen’ weergegeven. Het beeld dat de toenmalig portefeuillehouder RO (2002-2010) naar niemand luisterde, wordt ook niet herkend. Hij had zeker een eigen mening maar stelde het op prijs als er gefundeerd weerwoord werd geleverd. Ten aanzien van de verklaring dat de gemeentesecretaris inhoudelijk sterk het bestuur volgt, hebben zij gesteld dat de afdelingshoofden als integraal manager verantwoordelijk voor de inhoud zijn en niemand anders. De MT-leden hebben op dit punt geen interventies van de gemeentesecretaris ervaren. Voorts is ons een ‘integraal uittreksel’ verstrekt van de betreffende kersttoespraak van de huidig gemeentesecretaris: “Ik weet niet hoe het jullie vergaat, maar de afgelopen periode beschouw ik toch als minder leuk in mijn ambtelijke carrière. De grote politieke tegenstellingen, de wijze van politiek bedrijven is niet de stijl die ik aanhang. Wat ik waarneem in de Gemert-Bakelse politiek is een sfeer van intolerantie. Het lukt op dit moment niet om tegenstellingen te overbruggen. De polarisatie tekent zich sterk af en wordt sprekend in Elsendorp met sterke voor en tegenstanders over elk thema wat er speelt. Denk hierbij aan de zeer recente publicatie over de nieuwe mestverwerkingsfabriek. Ik ga niet verder in op oorzaken, want een goede verstaander heeft maar een half woord nodig. Wat ik wel van ganser harte hoop, is dat we zo snel mogelijk vooruit gaan kijken. Daartoe doe ik een krachtig beroep op onze wethouders, onze raadsleden en ook op ons als ambtenaren om vooral vooruit te kijken en programma’s te realiseren die we ons hebben voorgenomen. We moeten een streep zetten onder datgene
Gemeente Gemert-Bakel | 3 mei 2011 | 39
wat ons teveel bezighoudt. In het college heb ik de volgende uitspraak gedaan. Op de wind van gisteren kunnen we vandaag niet zeilen. Dat wil niet zeggen dat we de uitkomsten van het BING onderzoek weg moeten smashen of bagatelliseren. Nee, integendeel. De uitkomsten moeten we serieus nemen, goed analyseren en in ons voordeel gebruiken. Zeker niet om af te rekenen, maar de leerpunten gebruiken om er als organisatie beter van te worden. In overleg met de ondernemingsraad en afdelingshoofden en coördinatoren zullen we een plan van aanpak opstellen. Wat dit gaat betekenen voor ons allemaal, weet ik nog niet. Ongetwijfeld speelt het sleutelwoord verandering ook hier een rol. Ik weet dat de werkdruk organisatiebreed hoog is, maar ook dat ondanks dat de werksfeer goed is. Je zou het bijna niet geloven na al het voorgaande in mijn toespraak. Ik ben daar trots op. Er kan en mag veel gezegd worden over een familiecultuur. Dat is ieder zijn goed recht. Het goede daarvan moeten we behouden en de negatieve effecten ombuigen door middel van leren en uitdagingen aangaan. Ik sluit af door ieder van jullie en jullie dierbaren een fijne kerst toe te wensen”. Het toenmalig afdelingshoofd RO (2006-2010) heeft ons in kennis gesteld van het feit dat hij naar aanleiding van het door ons aan de huidig gemeentesecretaris voor wederhoor voorleggen van zijn verklaring, telefonisch is benaderd door de loco-secretaris. De loco-secretaris zou hem in dit gesprek hebben gevraagd of hij vergeten was dat hij bij zijn vertrek bij de gemeente heeft afgesproken dat hij zich zou onthouden van negatieve uitlatingen over de gemeente c.q. de gemeentelijke organisatie. Het toenmalig afdelingshoofd RO (2006-2010) heeft ons naar aanleiding van dit telefoongesprek nog een naschrift aangeleverd, waarin hij heeft verklaard dat het MT zaken niet lijdzaam heeft laten gebeuren: “Door onder andere te wijzen op het scherp blijven op de procedures, het aanpassen van het B&W-tje en zorgen dat er gespreksverslagen waren (…) Waarin het mede dankzij de steun van de algemeen directeur is geweest dat het bestuur zich kon vinden in de nieuwe organisatie bij RO en waardoor de verhouding afdeling, afdelingsleiding en bestuurder RO aanzienlijk verbeterde (…)” Een coördinator BCT heeft verklaard: “U vraagt mij of ambtenaren onder druk zijn gezet om adviezen te formuleren naar de wens van een bestuurder. Daar is volgens mij geen sprake van. Ik heb in ieder geval geen signalen daarvan ontvangen (…) Wat in het verleden wel geregeld gebeurde was dat de toenmalig portefeuillehouder RO (1986-1999 en 2002-2010) verbaal érg fel kon zijn naar zijn ambtenaren. Bij het portefeuillehouderoverleg heb ik meermaals meegemaakt dat hij een ambtenaar flink terecht wees. Daarbij werden opmerkingen gemaakt in de richting van ambtenaren dat zij ‘geen kennis hadden; niets van wetgeving afwisten; terugmoesten naar de schoolbanken’. Dit gedrag kon begrijpelijkerwijs door ambtenaren als intimiderend worden ervaren. Met name het afdelingshoofd heeft over deze bejegening van de toenmalig portefeuillehouder RO (1986-1999 en 2002-2010), geregeld met hem gesproken (…) De intimiderende wijze van communiceren door een bestuurder, zoals ik die hiervoor beschreef, kwam overigens in vroeger tijden veel meer voor. Toen ik startte bij de gemeente Gemert (1995) was deze vorm van druk op ambtenaren veel meer aanwezig.” Een toenmalig gedetacheerd medewerker RO (2003-2007) heeft verklaard: “U vraagt naar de politiek-ambtelijke houdingen in Gemert-Bakel. De toenmalig portefeuillehouder RO (2002-2010) was een bijzonder persoon. Hij had als varkensboer affiniteit met agrariërs. De toenmalig
Gemeente Gemert-Bakel | 3 mei 2011 | 40
portefeuillehouder RO (2002-2010) vond sommige regelgeving niet adequaat en belemmerend. Als bestuurder zocht hij naar wegen om ontwikkelingen mogelijk te maken, waarbij hij soms de grens opzocht. Hij wilde van ambtenaren niet horen waarom iets níet kon, maar wilde horen waarom iets wél kon (…) Wanneer een plan van de toenmalig portefeuillehouder RO (2002-2010) daadwerkelijk niet kon, dan kon dat wel met hem worden besproken. Ik heb mij nooit onder druk gezet gevoeld door de toenmalig portefeuillehouder RO (2002-2010). Mijn verantwoordelijkheid was en is om altijd juridisch juist te adviseren. Van die lijn ben ik, ook in Gemert-Bakel, nooit afgeweken. U vraagt of ik signalen van collega’s heb ontvangen, dat zij zich wel onder druk gezet voelden. Nee, eigenlijk ook niet. Wel was het zo dat de toenmalig portefeuillehouder RO (2002-2010) altijd zocht naar mogelijkheden om iets inpasbaar te maken. U merkt terecht op dat die scheidslijn (zoeken mogelijkheden - druk) dun is. Dat klopt; als ambtenaren waren wij er dan ook scherp op dat duidelijk die scheiding werd gemaakt (…) U stelt de vraag of uw indruk juist is dat de gemeente, in relatie met haar gemeenschap, met name een faciliterende rol heeft. Ik denk dat dit beeld juist is. De gemeente heeft de visie dat zij ontwikkelingen van burgers/bedrijven mogelijk wil maken. Als de gemeente in dat licht besluiten neemt, waarbij juridisch de juiste procedure is doorlopen, dan vind ik daar niets mis mee.” Een toenmalig bedrijfscoördinator RO (1997-2003) heeft verklaard: “Als ik voor mijzelf spreek, ben ik oprecht van mening dat er in de gemeente integer gehandeld is. Ik heb mij nooit onder druk gezet gevoeld en heb altijd eigenstandig adviezen kunnen opstellen.” Een toezichthouder en handhaver Bouw heeft verklaard: “Ik heb geen idee of ambtenaren hun adviezen aan het college inhoudelijk onder druk hebben moeten aanpassen.” Een bouwplantoetser heeft verklaard: “U stelt de vraag hoe de verhouding tussen ambtenaren en bestuurders was en is. Ik kan alleen voor mijzelf spreken, maar ik vond de verhouding altijd prima. Ik heb altijd zelfstandig mijn adviezen kunnen opstellen en heb mij nooit onder druk gezet gevoeld.” Een toenmalig (beleids)medewerker RO (1990-1998 en 2003-2008) heeft verklaard: “De houding van de medewerkers bij de gemeente Gemert-Bakel was heel anders dan in de gemeente (…). In de gemeente Gemert-Bakel was het bestuur en de medewerkers ondernemend en gedreven. Bij de gemeente (…) was dit heel anders: veel meer gericht op beheer (…) U vraagt mij naar de verhoudingen tussen het bestuur en de ambtenaren in de gemeente Gemert-Bakel. Ik heb niets aan te merken op de verhoudingen tussen de ambtenaren en het bestuur in de gemeente Gemert-Bakel. Ik vond het geweldig om destijds met het bestuur te werken. Het was erg inspirerend en een uitdaging. Ik kan mij echter wel voorstellen dat andere medewerkers hier anders over denken. Hierbij gaat het voornamelijk om mensen die houden van beheersmatig werken. Een beheersmatige werkwijze gaat niet goed samen met de cultuur in de gemeente Gemert-Bakel. Er was destijds weinig algemeen beleid in de gemeente Gemert-Bakel. Alle ontwikkelingen waren bespreekbaar - ook die in aanvang strijdig waren met een vastgesteld bestemmingsplan. Op basis van de doelen werden er ad hoc beslissingen genomen en zo werden de regels ad hoc toegepast. Dat maakte de organisatie kwetsbaar. Het bestuur verzamelde mensen om zich heen die op dezelfde lijn zaten als het bestuur. Het nadeel hiervan is dat er wellicht onvoldoende aandacht was om de medewerkers en bestuurders scherp te houden. Er was daardoor niet altijd een kritische houding naar elkaar toe. Dit vond ik wel eens moeilijk. Het doel van de gemeente was ontwikkelen.”
Gemeente Gemert-Bakel | 3 mei 2011 | 41
Een trainee heeft verklaard: “U vraagt mij of ik een typering kan geven van de cultuur in de gemeente. Ik zou de cultuur in de gemeente beschrijven als een echte familiecultuur. De sfeer is informeel en de contacten tussen ambtenaren en wethouders zijn laagdrempelig, dat heb ik vooral bij de afdeling Projecten ervaren. Er is naar mijn idee dan ook meer contact tussen wethouders en projectleiders dan tussen wethouders en beleidsmedewerkers. Met de komst van een nieuw college is wel een koerswijziging zichtbaar. De organisatie lijkt meer zakelijk te worden ingericht, hetgeen effect heeft op de cultuur van de organisatie (…) U stelt de vraag of het voor komt dat er door bestuurders druk wordt uitgeoefend op ambtelijke adviezen. Dat gebeurde, en naar ik van collega’s heb begrepen met name in het ‘tijdperk toenmalige portefeuillehouder RO (2002-2010)’. Hij vertelde wat er in een ambtelijk advies moest komen en dat werd schijnbaar opgevolgd.” Een toenmalig juridisch medewerker RO (2000-2008) heeft verklaard: “U vraagt mij naar de cultuur in de gemeente Gemert-Bakel. We zaten op dat moment gehuisvest in verschillende dependances, omdat het gemeentehuis verbouwd werd. Toen ik startte in de gemeente, was er een collegeperiode zonder het CDA, hetgeen in Gemert-Bakel vrij uitzonderlijk was. De bestuursstijl in de gemeente was directief. Veel werd van bovenaf opgelegd. Dit had tot gevolg dat de prioritering op afdelingsniveau dikwijls werd gewijzigd, na inmenging van bestuurders. Voor mijn gevoel was geen van de afdelingshoofden RO (desgevraagd geef ik aan dat dit van toepassing was op de heer (…), en later ook op de heer (…)) voldoende bestand tegen deze bestuurlijke druk. Deze stijl verschilde overigens niet over de jaren; dat was zo toen de heer Van E portefeuillehouder was, maar ook toen de toenmalig portefeuillehouder RO (2002-2010) portefeuillehouder was. Overigens, ook in (…), waar ik nu werkzaam ben, wordt soms deze druk ervaren. Het bestaan van bestuurlijke druk hangt veelal nauw samen met de ervarenheid van de desbetreffende bestuurder (…) U stelt de vraag of bestuurders zich bemoeiden met individuele dossiers. Ja, het kwam met enige regelmaat voor dat de portefeuillehouder RO dat deed. Hij had veel contact met burgers en geregeld kwam hij na een contactmoment met een burger praten met ambtenaren over de inhoud, voortgang en prioriteit van een bepaald dossier.” De toenmalig coördinator Milieu c.q. Vergunningverlening (2000-2005) heeft verklaard: “U vraagt mij wat ik kan zeggen over de cultuur in de gemeente Gemert-Bakel. Toen ik aantrad in 2000 kreeg ik de opdracht om te werken aan de cultuur binnen de afdeling RO. Dit was in verband met het VROM rapport. Die opdracht kreeg ik van het toenmalig sectorhoofd (…). Het probleem op dat moment was dat ambtenaren volgens het VROM rapport te weinig adviseerden op basis van hun eigen professionele kennis, maar ambtelijke adviezen formuleerden naar de wens van de bestuurders. Ik heb bij aanvang gelijk tegen de ambtenaren aangegeven dat ze ten allen tijde moeten opschrijven wat zij zélf vinden. Er is toen gekozen voor een werkwijze waarbij in het ambtelijk advies zowel het ambtelijk standpunt als het standpunt van het bestuur stond vermeld. Bij de betrokken bestuurders (in eerste instantie wethouder Van E, later wethouder P), leidde deze boodschap in eerste instantie wel tot enige weerstand. Echter, na een wat moeizame start, zag men later goed in dat dit een juiste manier van werken is (…) Het integraal werken was, in mijn tijd, in de gemeente Gemert-Bakel nog niet zo in trek. De losse werkvelden waren van elkaar gescheiden en men bleef in principe van elkaars werk af. Ambtelijk had men dus slecht zicht op hetgeen over een bepaald dossier bij andere afdelingen gebeurde.”
Gemeente Gemert-Bakel | 3 mei 2011 | 42
Een projectleider RO (2005-heden) heeft verklaard: “U vraagt mij om een beschrijving van de cultuur in Gemert-Bakel. Ik kan hier niet meer over zeggen dan dat ik altijd prettig gewerkt heb bij deze gemeente.” Een jurist van de afdeling Bestuurs- en Managementondersteuning heeft verklaard: “U vraagt mij om de cultuur binnen de gemeente Gemert-Bakel te omschrijven. De gemeente Gemert-Bakel is een informele organisatie. Als je wilt kan je als ambtenaar makkelijk bij de burgemeester en de wethouders binnenlopen. De verhoudingen tussen de ambtenaren en bestuurders zijn niet anders als in andere gemeenten waar ik heb gewerkt (…) U geeft aan dat tijdens interviews is aangegeven dat het bestuur van de gemeente Gemert-Bakel zich op detailniveau met bepaalde dossiers bezig houdt. U vraagt mij of ik dat ook heb ervaren. Dat heb ik persoonlijk nooit zo ervaren. De burgemeester maakte vaak goed duidelijk wat hij wilde. Daarbij beschikte hij meestal over gedetailleerde kennis van zaken. Ik overleg overigens het meest met de burgemeester aangezien mijn meeste werkzaamheden onder zijn portefeuille vallen. Het betrof meestal (juridische) bestuurszaken. In enkele voorkomende gevallen besprak ik ook zaken met een wethouder.” Een toenmalig afdelingshoofd Bouw en Milieu heeft verklaard: “U vraagt mij of ik iets meer kan vertellen over de cultuur binnen de gemeente Gemert-Bakel en de verhoudingen tussen de ambtenaren en het bestuur. Ik heb 24 jaar op een fijne manier bij de gemeente Gemert-Bakel gewerkt. Ik heb de cultuur altijd als prettig ervaren. Voor de samenvoeging was het een kleinschalige gemeente. Ik kan u een voorbeeld geven hoe de werkwijze was in de gemeente GemertBakel. Soms hadden wij problemen met bouwvergunningen. Als een aanvraag voor een bouwvergunning door de welstandcommissie drie of vier keer was afgekeurd wekte dat irritatie op bij de verschillende partijen, waaronder de wethouder. De wethouder ging dan praten met de welstandcommissie. De welstandcommissie en de wethouder kwamen dan meestal samen tot een oplossing. Zowel de toenmalig portefeuillehouder RO (1986-1999 en 2002-2010) als andere wethouders gebruikten deze werkwijze. Ik ben ook vijf jaar werkzaam geweest bij de gemeente Eindhoven. De afstand tussen de wethouders en de ambtenaren was in de gemeente Eindhoven veel groter dan in Gemert. In de gemeente Gemert liep de wethouder regelmatig rond op de afdeling. In de gemeente Eindhoven zag je de wethouders bijna nooit. In de gemeente Gemert voerden ambtenaren veel gesprekken met de wethouders om tot een oplossing te komen. Na de samenvoeging van de gemeente Gemert en de gemeente Bakel werd de organisatie groter. Ik heb vooral goede herinneren aan de periode voor de samenvoeging (…) Ik ben vaak betrokken geweest bij de begeleiding van de welstandscommissie. Als de welstandcommissie het plan niet goedkeurde werd het plan soms in een portefeuilleoverleg besproken. Dit betekende in de praktijk dat soms de welstandcommissie gelijk kreeg en de opdrachtgever de tekeningen moest aanpassen of dat de opdrachtgever gelijk kreeg. Als de opdrachtgever gelijk kreeg werd er soms in afwijking van het welstandadvies een bouwvergunning verleend. Dit gebeurde dan naar aanleiding van een ambtelijk advies. In enkele gevallen werd een 2e extern welstandsadvies bij een andere commissie ingewonnen. In geval van bouwen in afwijking van de vergunning moest er gehandhaafd worden.” Een projectleider RO (2009-heden) heeft verklaard: “U vraagt mij naar de politiek-ambtelijke verhoudingen in Gemert-Bakel. Als ik voor mijzelf spreek is het contact met zowel het huidige als voormalige bestuur prima. Bij de afdeling RO en Projecten heb je veel contact met de betrokken bestuurder(s), omdat de projecten vaak veelal politiek interessante dossiers zijn
Gemeente Gemert-Bakel | 3 mei 2011 | 43
en niet omdat de wethouder tot op detailniveau geïnteresseerd is zoals u suggereert. Mijn contact met de toenmalig portefeuillehouder RO (2002-2010) was goed. Wij konden goed met elkaar overleggen en eerlijk naar elkaar zijn. De toenmalig portefeuillehouder RO (2002-2010) vond het echt niet vervelend wanneer ik een ambtelijk advies voorstelde, dat niet zijn eerste keus zou zijn. In mijn contact heb ik altijd keuzes gemaakt waar ik achter sta. Als ik had gevonden dat iets niet goed was, had ik het niet gedaan.” Een juridisch beleidsmedewerker RO en Milieu heeft verklaard: “U vraagt mij wat ik ervan vind dat er een onderzoek plaatsvindt. Ik vind het niet vreemd dat er een onderzoek plaatsvindt. In de gemeente Gemert-Bakel zijn er veel contacten tussen bestuurders en ambtenaren. Het bestuur heeft veel invloed op detailniveau. Er zijn bestuurders die al lang als wethouder/raadslid in de gemeente Gemert-Bakel werkzaam zijn. Hierdoor hebben zij veel kennis van gedane zaken. Er kan een schijn van belangenverstrengeling ontstaan, omdat er in de besluitvorming rekening gehouden wordt met de voorgeschiedenis (…) U vraagt mij naar de verhoudingen tussen het bestuur en de ambtenaren in de gemeente Gemert-Bakel. Bestuurders in de gemeente GemertBakel willen graag bepalen wat ambtenaren gaan doen. Soms was er sprake van directe opdrachten van wethouders aan ambtenaren. Ik heb er altijd op kunnen wijzen dat een specifieke opdracht via mijn leidinggevende moet lopen. Ik verwacht echter wel dat dit niet door iedereen is gebeurd, Ik vind dat het MT meer moet sturen om het bestuur zijn eigen rol te laten te houden. Anders gaat het bestuur zich steeds meer op detailniveau met de uitvoering bemoeien (…) U vraagt mij of het bestuur ook invloed probeert uit te oefenen op het advies van ambtenaren. Ambtenaren kunnen hun advies zelf schrijven zonder druk van het bestuur. Het kan zijn dat de portefeuillehouder het niet eens is met het ambtelijk advies. Dan is er overleg tussen de portefeuillehouder en de ambtenaren over wat wel en niet mogelijk is. Het ambtelijk advies moet los staan van het advies van de portefeuillehouder. De ambtenaar moet vrij kunnen adviseren. Dat heb ik wel altijd zo ervaren.” Raadslid V1 van de Lokale Realisten heeft verklaard: “Mijn grootste zorg is hoe het in dit huis verder gaat. Een cultuuromslag op ambtelijk niveau is in mijn ogen een belangrijk doel van dit onderzoek. De vraag is of ambtenaren tot deze omslag in staat zijn, na bijna 3 decennia op deze wijze bestuurd te zijn. Als je zolang in deze context hebt gewerkt wijzigen je normen en waarden en weet je niet beter.” Een voormalig wethouder (2008-2010; Welzijn, Sport, Onderwijs, Economie en Toerisme) heeft, in relatie tot zijn voormalig wethouderschap, verklaard: “U vraagt naar mijn verhouding met ambtenaren. Ambtenaren zijn de materiedeskundigen. Ik heb hen altijd aangegeven dat zij hun eigen professionele advies moeten opstellen. Ik verwacht van ambtenaren daarin ook een kritische houding. Van enkele ambtenaren kreeg ik de terugkoppeling, dat deze houding voor hen redelijk verfrissend was. Klaarblijkelijk had niet elke wethouder dezelfde insteek.” Een toenmalig portefeuillehouder Openbare Werken (2002-2010) heeft verklaard: “(…) Na het Berenschot-rapport is er hard aan gewerkt dat ambtenaren volledig eigenstandig hun adviezen konden opschrijven. Dat heeft geresulteerd in een werkwijze waarbij zowel een ambtelijk standpunt, als een portefeuillehouderstandpunt werd opgenomen bij die ambtelijke adviezen waar verschillend over gedacht werd. Zo was volledig helder vanuit welke positie een bepaald standpunt werd ingenomen, waarover vervolgens open kon worden gesproken in het college. Ik heb in alle jaren als wethouder nooit meegemaakt
Gemeente Gemert-Bakel | 3 mei 2011 | 44
dat bij een collegebesluit een afwijkend standpunt van één van de collegeleden werd genoteerd. Alles werd altijd in collegialiteit besloten (…) Bij de afdeling RO werden open discussies gevoerd tussen ambtenaren en de portefeuillehouder, waarbij ook ik regelmatig aanwezig was. U vraagt mij vanuit welke hoedanigheid ik daarbij aanwezig was. Aardig wat onderwerpen hadden een directe relatie met Openbare Werken. Ik werd daar dan ook altijd voor uitgenodigd (…) Eerder beschreef ik de werkwijze van twee adviezen (ambtelijk standpunt - portefeuillehouder standpunt). U stelt de vraag of dit bij alle portefeuilles werd toegepast. Ja, dat was het geval. U legt mij voor dat, zo zou uit documenten blijken, later weer werd gewerkt met slechts één advies (ambtelijk advies). Volgens mij niet. Dat komt mij in ieder geval niet bekend voor (…) Mijns inziens was het merendeel van de ambtenaren positief over de werkwijze met twee adviezen (standpunt - portefeuillehouder standpunt).” De toenmalig portefeuillehouder RO (1986-1999 en 2002-2010) heeft in zijn schriftelijke wederhoorreactie verklaard: “Het is pertinent onjuist dat ik selectief omging met informatie. Het stond ambtenaren vrij, nee, het werd gestimuleerd om bij collega’s informatie in te winnen. Wij wilden dat ambtenaren integraal werkten (…) De secretaris beschrijft netjes dat het toenmalig afdelingshoofd RO (2006-2010) niet functioneerde ten opzichte van zijn medewerkers. Want hierdoor ontstonden misverstanden en problemen die niet opgelost werden. En daar had ik veel last van (…) Het vermelden van mening portefeuillehouder was een advies van Berenschot. Het aantal viel mee, dat ben ik met de secretaris eens, niet dat het alleen bij RO voorkwam, ook bij de anderen maar wel minder (…) Ik was ook portefeuillehouder Projecten. Dat deze vraag speelde had volgens mij vooral te maken met het functioneren van het hoofd RO in het bijzonder, met zijn communicatie met de medewerkers en zijn afwezigheid op poho’s.” Over de verklaring van het toenmalig afdelingshoofd RO (2006-2010) heeft hij gesteld: “Ongepaste en onbegrijpelijke reaktie van het hoofd RO. Bij het samenstellen van het nieuwe MT hebben wij als college bewust gezocht naar tegenpool om daardoor tot betere resultaten te komen, Wij dachten die gevonden te hebben in hem. Iemand met een andere politieke achtergrond en een kritische geest. Wel waren er opmerkingen in zijn assessment. In het beeld dat hij schetst herken ik mij niet. We hadden samen nooit ruzie, wel verschillen van mening. Ook zijn functioneren richting medewerkers leidde tot verschil van mening omdat ik vond dat hij het niet goed aanpakte en de afspraken die wij maakten niet vertaalde naar de medewerkers.” Ten aanzien van de verklaring van de coördinator BCT heeft hij gesteld: “Het kwam wel eens voor dat ik verbaal uitpakte tegen een ambtenaar als hij er een potje van had gemaakt, maar was dit snel vergeten en liet dat ook merken.” De toenmalig burgemeester (1989-2010) heeft in zijn schriftelijke wederhoorreactie verklaard: “Gelukkig hebben wij verschillende bestuurlijke en met name ambtelijke wisselingen gehad met telkens wisselende politieke en beleidsopvattingen. Wel werden hoge eisen gesteld aan kwaliteit,inzet en maatschappelijke betrokkenheid, waarbij vernieuwing belangrijk werd geacht. De aansturing van goede medewerkers was geen eenvoudige opgave voor leidinggevenden. De focus was in de gemeente altijd agrarisch! In de laatste college periode was 4 keer 500.000 euro uitgegeven aan centrum ontwikkeling van Gemert en Bakel, het zogeheten binnengebied, als een soort tegenhanger van de aandacht aan reconstructie/plattelandsvernieuwing, dat veel meer was dan agrarisch (…)”
Gemeente Gemert-Bakel | 3 mei 2011 | 45
Over het verwoorden van zowel het ambtelijk standpunt als het bestuurlijk standpunt in ambtelijke adviezen heeft hij verklaard: “Dit was het resultaat van het Berenschot rapport en heel bewust bestuurlijk besloten om het ambtelijk advies van taakvolwassen medewerkers te onderscheiden van bestuurlijke opvattingen en dit ook tot uitdrukking te brengen. Het is derhalve onjuist om zonder expliciet bestuurlijk besluit dit via een technische, organisatorische wijziging te schrappen.” Ten aanzien van de verklaring van raadslid V1 over de noodzaak van een cultuuromslag heeft hij verklaard: “Was dit het doel van dit onderzoek? Als je dit wilt bereiken als nieuwe coalitie dan mag dat, maar niet via een onderzoek naar of bestuurders en ambtenaren integer hebben gehandeld. Dat is een heel ander onderzoek en doelstelling!!”
6.4.3 De verhouding tussen het college en de raad en de rol van de raad Wij hebben in interviews ook aandacht besteed aan de verhouding tussen college en raad en de mate waarin raadsleden zich met individuele dossiers bemoeien. De huidig portefeuillehouder RO heeft verklaard: “U vraagt naar de verhouding tussen raad en college in de gemeente. Ik ben van mening dat er in het verleden sprake was van een verziekte bestuurscultuur. De gemeenteraad is jarenlang door het college voor de gek gehouden, doordat informatie werd achtergehouden. Als raadslid had ik bij sommige dossiers een unheimisch gevoel, maar kreeg ik de vinger er niet achter. Nu ik wethouder ben, krijg ik het idee dat mijn vermoedens in het verleden juist waren (…) U vraagt of het voor komt dat raadsleden zich met individuele dossiers bemoeien. Ook dat komt voor. De grens tussen het behartigen van een algemeen belang en het bepleiten van een individuele zaak, is naar mijn mening ook lastig te trekken. Ik heb het zelf in het verleden ook wel eens gedaan, maar heb daarbij altijd aangegeven bij burgers wat de mogelijkheden van een raadslid zijn (…) In het gesprek is enkele malen aan de orde gekomen dat raadsleden zich hebben bemoeid met individuele dossiers. U stelt de vraag of dit voortkomt uit een mogelijk gebrek aan vertrouwen in het college en de werking van reguliere gremia zoals de commissie Bezwaarschriften. Dat weet ik niet. Wat ik wel weet is dat burgers veel contact zochten met raadsleden die daar wel ontvankelijk voor waren. Wanneer je als burger iets wilde regelen, moest je dat via een CDA-lid spelen. Wanneer je als burger werd tegenwerkt door de gemeente, nam je contact op met de oppositie. Ik denk dat deze werkwijze ook voortkomt door de gesloten bestuurscultuur. Als je als oppositie geen informatie krijgt van het college, ga je andere wegen bewandelen die wellicht niet altijd de juiste zijn.” De toenmalig gemeentesecretaris (1997-2005) heeft verklaard: “Het is mogelijk voorgekomen dat raadsleden zich met individuele dossiers hebben bemoeid. Ik heb geen zicht op welke contacten raadsleden buiten de raadszaal hadden ten aanzien van personen die belang hebben in individuele dossiers. Dat zal ongetwijfeld zijn gebeurd, want daar zijn raadsleden ook volksvertegenwoordigers voor. Ik heb geen directe beïnvloeding kunnen constateren van raadsleden op dossiers waar het college uitspraken over moest doen (…) Raadsleden hebben zich in de loop der jaren (…) met dossier ‘busonderneming X’ bemoeid.”
Gemeente Gemert-Bakel | 3 mei 2011 | 46
De huidig gemeentesecretaris heeft verklaard: “U vraagt naar de verhouding tussen college en raad. Over de jaren was er altijd sprake van een degelijke coalitie, waarbij het college eigenlijk altijd wel de steun kreeg van de gemeenteraad. Dat is overigens bij dit college niet gewijzigd. In zijn algemeenheid kan worden gesteld dat er nog geen sprake is van werkelijk ‘duaal bestuur’.”
Een raadslid van het CDA heeft, in relatie tot haar rol in dossier Dakworm, verklaard: “U vraagt mij wat de rol van een raadlid is als een burger belt over een kwestie. Ik denk dat een raadslid een controlerende rol heeft. Als ik als raadslid iets constateer wat niet juist is vind ik dat ik het aan moet kaarten. Een zogenaamde individuele kwestie kan tot een rode draad leiden als het gaat om hoe om te gaan met dossiers in zijn algemeenheid en hoeft niet op zich te staan (…) U vraagt mij of er meer raadsleden zijn die zich met individuele dossiers bemoeien. Er zijn meer raadsleden die zich hebben verdiept in individuele dossiers, dat weet ik wel zeker. Meestal zit je als raadslid niet zo diep in de materie. Ik heb alleen geconstateerd dat er mogelijk iets niet klopte en aangegeven ‘Kijk hier nog eens naar’. Mijn intentie is altijd geweest dat er geen sprake mag zijn van onrecht.” Raadslid V2 van de Lokale Realisten heeft verklaard: “Ik zou mijn rol als raadslid willen omschrijven als die van een luis in de pels. Vanuit mijn fiscale en financiële kennis was ik met name verontwaardigd hoe zaken financieel liepen bij de gemeente (…)” (Toenmalig) raadslid F van Fier en Actief heeft verklaard: “(…) In de periode 1982-1986 waren de verhoudingen tussen college en raad in mijn herinnering redelijk scherp. In 1986 was er sprake van een zogeheten ‘Regenboogfractie’, die ontstaan is omdat de toenmalig portefeuillehouder RO (1986-1999) als wethouder ‘los’ van het CDA was gekomen. In de periode 19901994 waren de verhoudingen prima. Het college had toen een houding dat af en toe de grenzen moesten worden opgezocht om oplossingen te vinden. De sfeer was goed en het was wrang dat wij in 1994 niet werden herkozen. U vraagt mij om een nadere toelichting over het opzoeken van de grenzen. Ik bedoel daarmee dat je denkt en handelt als bestuurder. Er zijn wetten en regels. Soms moet je zoeken naar een pragmatische oplossing. Je moet onderzoeken wat de mogelijkheden zijn, in overleg met andere bestuursorganen. In mijn herinnering hebben wij in de periode 1990-1994 en 1999-2002 gewerkt volgens de geldende wet- en regelgeving (…) U refereert aan het VROM rapport uit 2000 en geeft aan dat dit rapport zeer kritisch was op het gemeentelijk handelen. Dat is inderdaad juist. Wij realiseerden ons dat na het VROM rapport en het rapport van Berenschot zaken moesten veranderen en hebben dit ook in gang gezet. Ik heb mij nadien wel afgevraagd hoe het verder is gelopen met het handhavingsbeleid. Ik ben echter overgegaan op de orde van de dag omdat binnen de raad de macht van het getal regeerde. De stemverhouding lag op voorhand vast (…) U vraagt mij naar mijn mening over bemoeienis van raadsleden met individuele dossiers. Als raadsleden naar eer en geweten het beste voor de inwoners proberen te bereiken, zie ik er geen kwaad in dat raadsleden zich met individuele dossiers bemoeien als burgers daarom vragen. Het gaat om de belangen van de burgers. Misschien ben ik daarin enigszins afwijkend van het gemiddelde raadslid, maar dat komt omdat ik door mijn ervaring weet hoe de hazen lopen.” De toenmalig portefeuillehouder RO (1986-1999 en 2002-2010) heeft in een schriftelijke wederhoorreactie ten aanzien van de verklaring van de huidig portefeuillehouder RO aangegeven:
Gemeente Gemert-Bakel | 3 mei 2011 | 47
“Hier wordt bewust een beeld neergezet wat niet klopt en de termen en beweringen die hij gebruikt dienen er alleen voor om anderen te beschadigen.” De toenmalig burgemeester (1989-2010) heeft in een schriftelijke wederhoorreactie ten aanzien van verklaringen over een verziekte bestuurscultuur en het achterhouden van informatie verklaard dat dit boude beweringen zijn die niet onderbouwd worden. Voorts heeft hij verklaard: “Dit is niet volgens Nederlandse parlementaire regels en ook niet volgens elementaire burgerlijke fatsoensnormen. Het is toch heel bijzonder dit te moeten lezen van mensen die dit, zover mijn geheugen reikt, nooit aan mij hebben gezegd of hebben beweerd in of buiten de raad en bovendien aan mijn benoeming als ereburger van gemeente hebben medegewerkt (zonder een tegenstem)”
6.4.4 Integriteit als onderwerp Wij hebben in interviews gevraagd in welke mate integriteit een regelmatig terugkerend onderwerp was in college, raad en de ambtelijke organisatie. De huidig portefeuillehouder RO heeft verklaard: “U vraagt of het onderwerp integriteit leefde/leeft bij bestuurders in Gemert-Bakel. Dat is niet het geval. Ikzelf heb ik 2006 het onderwerp aangekaart, maar die poging werd toen eigenlijk weggehoond. Het ging toen om het feit dat enkele collegeleden op uitnodiging van een bedrijf een voetbalwedstrijd hadden bezocht. Dit bedrijf was op hetzelfde moment in een aanbestedingstraject betrokken bij de gemeente. Toen ik hier vragen over stelde in de gemeenteraad, werd door de bestuurders simpelweg gesteld dat er niets aan de hand was. Ik werd daarbij door één van de betrokken bestuurders (de toenmalig portefeuillehouder RO (2002-2010)) gevraagd mijn excuses aan te bieden (…) Bij mijn weten worden door bestuurders in Gemert-Bakel nevenfuncties keurig opgegeven. Dit neemt niet weg dat er meerdere raadsleden zijn die veel nevenfuncties hebben, waarbij de scheiding van petten niet altijd helder is (…)” De toenmalig gemeentesecretaris (1997-2005) heeft verklaard: “Vrij snel na mijn aantreden zijn de ambtelijke nota integriteit en bestuurlijke nota integriteit vastgesteld. Maar de praktijk is weerbarstig. Ondanks heldere regels zijn er grensgevallen en er zijn ook altijd mensen die de overtuiging hebben dat zij in het belang van de gemeente handelen, ook al kun je soms vragen stellen integriteit vanuit een politiek oogmerk. Ik heb ooit wel eens de stelling geponeerd dat je een discussie over integriteit ook integer moet voeren (…) Als het om het onderzoek van ambtelijke en bestuurlijke integriteit gaat: wat is dan integriteit? In mijn ogen is het zichzelf persoonlijk bevoordelen (in materiële zin) door bestuurders nooit aan de orde geweest. Ik heb dat althans zelf niet kunnen waarnemen. Voor zover ik kan beoordelen is er door ambtenaren en bestuurders steeds gehandeld vanuit de inhoud, niet vanuit persoonlijke voorkeuren. Misschien doorzie ik niet alles omdat ik nooit onderdeel ben geworden van de Gemert-Bakelse samenleving. Maar los daarvan word je als gemeentesecretaris ook niet in alles gekend. Vooral het politieke circuit gebeurt per definitie vooral buiten de muren van het gemeentehuis en ook buiten kantoortijden. Per definitie behoort dat circuit ook niet het speelveld te zijn van de gemeentesecretaris.”
Gemeente Gemert-Bakel | 3 mei 2011 | 48
De huidig gemeentesecretaris heeft verklaard: “U vraagt of het onderwerp integriteit leeft binnen de gemeenteraad en het college. Dat is niet het geval. Als ik het niet zou aankaarten, zou er niets mee gebeuren. Ik heb daar ook contact over met de griffier en de voorzitter van de raad. Onze conclusie is dat er echt een discussie moet worden opgestart over het onderwerp. Op dit moment is er - met name in de gemeenteraad - geen besef van bijvoorbeeld dubbele petten. Althans niet voor mij waarneembaar. Exemplarisch was een opiniërende raadsvergadering over mestverwerking van enkele weken terug. Bij die vergadering nam raadslid (…) het woord als woordvoerder (en zelf direct belanghebbende) van de agrariërs. Door de aanwezigen werd hier niets over gezegd. Men ziet het volgens mij niet eens meer. Het voorkomen van belangenverstrengeling wordt niet als normaal gezien.” Een toenmalig gedetacheerd medewerker RO (2003-2007) heeft verklaard: “U vraagt of het onderwerp integriteit in de gemeente Gemert-Bakel op de kaart stond. Door de bestuursstijl van de toenmalig portefeuillehouder RO (2002-2010), kwam het onderwerp binnen de afdeling RO geregeld ter sprake. Los daarvan was het echter niet iets waar veel aandacht aan werd besteed.” Raadslid V1 van de Lokale Realisten heeft verklaard: “Integriteit is in de raad geen actueel en structureel onderwerp. Het is jaren terug eenmaal door de huidig portefeuillehouder RO benoemd in een kwestie over het door wethouders bezoeken van een voetbalwedstrijd op uitnodiging van een aannemer, terwijl er in die periode ook een aanbesteding liep. Dat de huidig portefeuillehouder RO dit onderwerp aankaartte was tot walging van de toenmalig burgemeester (1989-2010) als voorzitter van de raad. Nadien is het onderwerp nooit meer aan de orde geweest in de raad.” De toenmalig portefeuillehouder RO (1986-1999 en 2002-2010) heeft in een schriftelijke wederhoorreactie verklaard: “Het klopt dat ik huidig portefeuillehouder RO [BING: toenmalig raadslid] gevraagd heb om zijn excuses te maken. Want wat hij vertelde klopt niet. Het werkelijke verhaal was dat de toren bij de Gerarduskerk, een toren van de Bossche school, betonrot had. Er waren allerlei adviezen maar die kostten zoveel geld, dat het niet haalbaar was. Toen is besloten om met de D.C.M. methode [BING: Design, Construct, Maintenance] te gaan werken. Er waren enkele aanbiedingen. Waaruit de plaatselijke combinatie (…) het beste was, zij hebben het uitgevoerd. En moeten het nog 20 jaar onderhouden. Tijdens de feestelijke opening/oplevering werden collega (…) en ik door de heer (…) gevraagd of wij samen met hem een wedstrijd van PSV wilden bijwonen. Om te bedanken voor de kans die zij als jonge ondernemers hadden gekregen om hun innovatieve werkwijze in praktijk te brengen. Hierover is in de raad en pers uitvoerig gesproken. Dit had tot gevolg dat er besloten werd om alle uitnodigingen op een lijst te vermelden, welke ter inzage werd gelegd voor de raad (…) Jammer dat de secretaris niet bij de griffier heeft geïnformeerd. Want de heer (…) was als voorzitter van de coöperatie uitgenodigd voor die vergadering en voerde namens de coöperatie het woord. Dat was bij alle fracties bekend. Verder is er een informatiebijeenkomst en een excursie geweest, waaraan alle fracties hebben deelgenomen. Zij werden hiervoor door voorzitter (…) uitgenodigd.”
Gemeente Gemert-Bakel | 3 mei 2011 | 49
De toenmalig burgemeester (1989-2010) heeft in zijn schriftelijke wederhoorreactie verklaard: “Bij uw onderzoek heeft u kunnen vaststellen dat ik veelvuldig het voortouw heb genomen voor nota’s over integriteit, zowel ambtelijk als bestuurlijk. Met de ambtenaren is besloten dat zij allen, ook die al in dienst waren, de eed/belofte afleggen en daarbij ook discussies voerden m.b.t. integriteitvragen in de praktijk. Ik denk dat wij aan het begin stonden in Nederland !! (…) Volgens mij was de aanbesteding m.b.t. de Gerardus kerktoren al achter de rug?! Opmerking huidige portefeuillehouder RO en raadslid V1 Zeker geen walging bij mij. Wij hebben bij die discussie ingevoerd dat alle uitnodigingen aan de raad ter inzage zouden worden gegeven zodat die controleerbaar waren voor eenieder.”
7.
Beoordeling
In de beoordeling geven wij ‘de rode draad’ weer ten aanzien van de 5 onderzochte dossiers. Het betreft vaststellingen die wij in meerdere c.q. alle van de 5 onderzochte dossiers hebben gedaan. Wij verwijzen u voor een beoordeling per dossier naar de betreffende bijlagen A tot en met E. Wij merken op dat hetgeen wij - in meer algemene zin - hebben vastgesteld, betrekking heeft op de afdeling RO. Gezien de aard van de onderzochte dossiers hebben wij geen zicht op de gang van zaken op andere afdelingen en de verhoudingen met de respectievelijke portefeuillehouders. In interviews is de gemeente door meerdere geïnterviewden omschreven als een ondernemende gemeente. Het beleid was er de afgelopen collegeperioden op gericht om (innovatieve) ontwikkelingen mogelijk te maken. De toenmalig portefeuillehouder RO (1986-1999 en 2002-2010) en de toenmalig burgemeester (1989-2010) zijn hierbij in positieve zin beschreven als drijvende krachten, die er vanuit hun ijver, gedrevenheid en betrokkenheid op gericht waren om ontwikkelingen binnen de gemeente mogelijk te maken. Het ondernemende karakter van de gemeente is in meerdere interviews afgezet tegenover een meer beheersmatige rol die een gemeente kan vervullen, waarbij in voorkomende gevallen de suggestie is gewekt dat het mogelijk maken van ontwikkelen niet of onvoldoende mogelijk zou zijn als men dit steeds binnen de geldende wet- en regelgeving zou proberen te doen. Het binnen de kaders van wet- en regelgeving handelen is in sommige interviews gelijkgesteld aan het uitoefenen van een meer beheersmatige rol van de gemeente. Deze manier van redeneren creëert echter een schijnbare tegenstelling. Een gemeente heeft immers niet alleen als taak om nieuwe ontwikkelingen te initiëren en te stimuleren, maar heeft ook een uitvoerende taak op het gebied van wet- en regelgeving. In deze wet- en regelgeving zijn waarborgen voor burgers ingebouwd die ervoor moeten zorgen dat besluiten zorgvuldig worden genomen, burgers op een gelijke manier worden behandeld, dat geen misbruik van bevoegdheden plaatsvindt en die burgers rechtszekerheid verschaffen. De stelling of gedachte dat het niet of onvoldoende mogelijk zou zijn nieuwe ontwikkelingen te initiëren zonder hierbij de grenzen van de wet op te zoeken of hierover heen te gaan is niet alleen misleidend, maar aantoonbaar onjuist. De dagelijkse praktijk bij vele andere gemeenten leert dat ontwikkelingen binnen de bestaande wet- en regelgeving geïnitieerd kunnen worden. Daar waar wet- en regelgeving gewenste ontwikkelingen te zeer belemmert, kunnen wijzigingen in de wet- en regelgeving geïnitieerd of bepleit worden. In de 5 onderzochte dossiers is meermaals in strijd of op gespannen voet met de Algemene Beginselen van Behoorlijk Bestuur, de Awb, de Gemeentewet en de gedragscodes gehandeld. Bovendien voldoet de brief van 19 november 2009 in dossier ‘bedrijf N’ aan het gestelde in artikel 225 lid 1 Wetboek van Strafrecht (valsheid in geschrifte). Voor de uitgebreide beoordelingen en de onderbouwing daarvan, verwijzen wij u
Gemeente Gemert-Bakel | 3 mei 2011 | 50
naar de bijlagen A tot en met E. Hierna noemen wij kort in strijd met welke bepalingen - in voorkomende gevallen - is gehandeld. Algemene Beginselen van Behoorlijk Bestuur en Awb Wij hebben in de 5 onderzochte dossiers vastgesteld dat er in voorkomende gevallen in strijd of op gespannen voet met de volgende beginselen alsmede artikelen van de Awb is gehandeld: o Het zorgvuldigheidsbeginsel c.q. artikelen 3:2 en 3:4 Awb (dossier X, dossier Dakworm, dossier familie V, dossier de heer Y); o Het motiveringsbeginsel c.q. artikel 3:46 Awb (dossier familie V, dossier X); o Het gelijkheidsbeginsel (dossier X); o Het rechtszekerheidsbeginsel (dossier X, dossier familie V); o Het verbod op détournement de pouvoir c.q. artikel 3:3 Awb (dossier X, dossier Dakworm); o Het verbod op willekeur (dossier X, dossier Dakworm, dossier de heer Y); o Het fair-play beginsel (dossier N, dossier X, dossier Dakworm); o Het verbod van vooringenomenheid c.q. artikel 2:4 Awb (dossier X, dossier Dakworm); o Artikel 7:10: Beslistermijn bezwaarschrift (dossier Dakworm). In interviews is in algemene zin ten aanzien van RO-dossiers verklaard dat er over het algemeen ambtelijk en bestuurlijk werd gehandeld en besloten conform de ideeën en het standpunt van de toenmalig portefeuillehouder RO (1986-1999 en 2002-2010), gezien zijn ervaring en kennis van hetgeen er in de gemeente speelde. Voornoemde strijdigheden met beginselen zijn de verantwoordelijkheid van het college als geheel, maar naar onze mening in het bijzonder de toenmalig portefeuillehouder aan te rekenen, gelet op zijn rol in deze dossiers. Gemeentewet Wij hebben vastgesteld dat in het dossier X in strijd is gehandeld met artikel 169 lid 2 en 3 Gemeentewet. Bij dossier X betreft het vooral de informatievoorziening van het college richting de raad over hetgeen de toenmalig portefeuillehouder RO (2002-2010) heeft verklaard bij het gerechtshof over het feit dat de heer H geen garagefaciliteiten wilde realiseren. Deze verklaring is richting de raad c.q. raadsleden bij herhaling door het college bevestigd en bekrachtigd maar, zoals reeds vermeld, misleidend en in strijd met de feiten. Een burgemeester heeft onder andere als taak en verantwoordelijkheid om - als burgemeester en als voorzitter van het college en de raad - toe te zien op een integere, zorgvuldige en rechtmatige besluitvorming. Hoewel dit niet met zoveel woorden in de Gemeentewet staat, is dit wel een algemeen heersende opvatting. In de Gemeentewet staat onder meer dat de burgemeester (overigens) een goede behartiging van de gemeentelijke aangelegenheden bevordert (artikel 170, lid 3 Gemeentewet). Voorwaarde om voornoemde verantwoordelijkheid te kunnen nemen, is wel dat een burgemeester voldoende inzicht en overzicht heeft over relevante feiten en omstandigheden, of had kunnen hebben. Er zijn verschillende situaties te benoemen waarbij de toenmalig burgemeester het inzicht en overzicht had over de feiten in dossiers c.q. had kunnen hebben, maar heeft nagelaten deze verantwoordelijkheid te nemen, zoals: o Dossier Dakworm: het enerzijds handhaven jegens de familie K en anderzijds de familie D een begunstigingstermijn van 52 weken verlenen om de woonsituatie gelegaliseerd te krijgen; o Dossier Dakworm: handhavend op blijven treden tegen de familie K terwijl het omliggende gebied
Gemeente Gemert-Bakel | 3 mei 2011 | 51
(Neerakker) op niet al te lange termijn een woonbestemming zou krijgen; o Dossier X: het aan de heer X doen van een geclausuleerde grondaanbieding, waarmee de heer X zou moeten afzien van een aansprakelijkheidsstelling terwijl er een formeel gronduitgiftebeleid met onderliggende uitgiftecriteria lag; o Dossier X: het tegenhouden van het doorleiden van een brief van raadsleden naar de raad. Gedragscode voor bestuurders Wij hebben in de 5 onderzochte dossiers vastgesteld dat er in voorkomende gevallen in strijd of op gespannen voet is gehandeld met de volgende kernbegrippen van bestuurlijke integriteit uit de gedragscode voor bestuurders, zoals door de raad vastgesteld op 27 juni 2002: o o o o o
Openheid (dossier X, dossier Dakworm); Onafhankelijkheid (dossier X, dossier Dakworm); Functionaliteit (dossier X); Zorgvuldigheid (dossier X, dossier Dakworm, dossier de heer Y, dossier familie V); Betrouwbaarheid (dossier X).
Gedragscode voor ambtenaren Wij hebben in de 5 onderzochte dossiers vastgesteld dat er in voorkomende gevallen in strijd is gehandeld met de volgende artikelen uit de ambtelijke gedragscode: o Artikel 1 (dossier N, dossier X); o Artikel 2 lid 2 (dossier N, dossier X). Algemeen Wij merken in algemene zin op dat onvoldoende adequate dossiervorming een negatieve invloed op de transparantie en controleerbaarheid van besluitvormingsprocessen heeft. Dit geldt ook voor de situatie waarin een gronduitgiftebeleid voor bedrijfskavels, inclusief uitgiftecriteria, ontbrak. Ook zijn er in interviews meerdere signalen afgegeven dat de toenmalig portefeuillehouder RO (2002-2010), maar ook andere portefeuillehouders, gesprekken met externen aanging(en) zonder aanwezigheid van een ambtenaar, en zonder dat hiervan een verslag werd gemaakt. Dit maakt niet alleen het besluitvormingsproces minder transparant - en daardoor kwetsbaar - maar maakt een bestuurder ook kwetsbaar voor integriteitrisico’s van diverse aard. Dat kan variëren van pogingen tot omkoping tot het achteraf onterecht beschuldigd worden van bepaald gedrag in een dergelijk ‘1 op 1’ gesprek. Ons is gebleken dat de gedragscode voor ambtenaren op onderdelen strenger is dan de gedragscode voor bestuurders. Dit heeft met name betrekking op de bepalingen dat een ambtenaar binnen het wettelijke kader moet handelen en geen ‘1 op 1’ gesprekken mag voeren met externen wanneer financiële of juridische consequenties voor de gemeente aan de orde zijn. Deze bepalingen zijn niet in de gedragscode voor bestuurders opgenomen. Dat heeft vermoedelijk te maken met het feit dat de gedragscode voor bestuurders de model gedragscode, zoals destijds opgesteld door het Ministerie van BiZa, het IPO en de VNG, betreft. Aan de vereiste dat collegeleden bij hun handelen de kwaliteit en integriteit van het openbaar bestuur centraal stellen, is in de onderzochte dossiers verre van voldaan. De onderzochte dossiers geven het beeld dat de gedragscodes voor bestuurders en ambtenaren een bestaan op papier leiden, maar dat het onderwerp in de dagelijkse praktijk onvoldoende ‘tussen de oren’ zit.
Gemeente Gemert-Bakel | 3 mei 2011 | 52
Wij hebben in interviews vastgesteld dat door velen, zowel ambtelijk als bestuurlijk, een ‘enge’ definitie van integriteit wordt gehanteerd. Integriteit wordt vooral gedefinieerd als ‘het jezelf niet verrijken’. In de gedragscode voor ambtenaren is integriteit onder andere gedefinieerd als handelen binnen het wettelijke kader. Uit de verklaringen wordt echter duidelijk dat niet-rechtmatig handelen niet in verband wordt gebracht met integriteit, en zelfs wordt gerechtvaardigd in het kader van het mogelijk maken van ontwikkelingen. Dit komt tot uiting in de wijze waarop er is gehandeld in de onderzochte dossiers. De visie op en beleving van integriteit binnen de organisatie houdt naar ons oordeel verband met de ambtelijke en bestuurlijke cultuur van de afgelopen decennia bij de gemeente Gemert-Bakel. In meerdere interviews is door ambtenaren verklaard dat zij prettig hebben samengewerkt met de toenmalig portefeuillehouder RO (1986-1999 en 2002-2010). Tevens is door meerdere ambtenaren verklaard dat zij zich nooit onder druk gezet hebben gevoeld om ambtelijke adviezen aan te passen. Er zijn echter ook voldoende signalen die duiden op een sterk sturende rol van de toenmalig portefeuillehouder RO in dossiers. In de onderzochte dossiers lijkt in voorkomende gevallen sprake geweest van het hanteren van een doelredenering door de toenmalig portefeuillehouder RO, waarbij argumenten en (juridische en financiële) risico’s om tot een heroverweging te komen, terzijde zijn geschoven en zijn genegeerd. Door meerdere geïnterviewden is verklaard dat de toenmalig portefeuillehouder geen redenen wilde horen waarom iets niet kon, maar vooral wilde horen waarom iets wél kon, of woorden van gelijke strekking. Een coördinator BCT heeft daarnaast verklaard over intimiderend gedrag van de toenmalig portefeuillehouder RO richting ambtenaren. Deze ambtenaren zouden in een portefeuillehoudersoverleg door de toenmalig portefeuillehouder RO zijn verteld dat zij onvoldoende kennis hebben, geen kennis van wetgeving bezaten en terug moesten naar de schoolbanken. De portefeuillehouder RO heeft de verklaring van de coördinator BCT bevestigd. De huidig gemeentesecretaris heeft verklaard over het feit dat handhavingambtenaren in 2008 niet meer in gesprek durfden met de toenmalig portefeuillehouder RO. De toenmalig burgemeester heeft de verklaring van de huidig gemeentesecretaris bevestigd, en hierbij aangegeven dat hij de handhavingambtenaren steunde en de gemeentesecretaris heeft verzocht onderzoek te doen. De bestuurlijke ‘tone at the top’ is uiteindelijk sterk bepalend voor de mate waarin integer handelen ook op ambtelijk niveau leeft en geborgd wordt. De bestuurlijke cultuur is van bepalende invloed geweest voor de beleving onder ambtenaren (specifiek RO) ten aanzien van wat wel kan, wat niet kan en wat normaal wordt gevonden. Diverse geïnterviewden hebben aangegeven dat de directieve wijze van besturen niet alleen betrekking heeft op de toenmalig portefeuillehouder RO (1986-1999 en 2002-2010), maar dat er de afgelopen collegeperioden in algemene zin sprake is geweest van een directieve bestuurscultuur. Hierbij lijkt de aandacht voor integriteit en integriteitbeleid zich te hebben beperkt tot het opstellen van gedragscodes voor bestuurders en ambtenaren. Uit de interviews komt het beeld naar voren dat integriteit geen regelmatig terugkerend onderwerp van bespreking is (geweest), niet in het college en niet in de raad. Naar ons oordeel heeft de beschreven bestuurscultuur ook bijgedragen aan een cultuur waarin burgers die zich benadeeld voelen door een genomen besluit of zich op onjuiste wijze behandeld voelen door het college, hun dossier aandragen bij een raadslid/raadsleden en raadsleden zich intensief bemoeien met individuele dossiers van burgers. Dit ondermijnt mogelijk niet alleen de werking van een regulier gremium als de commissie Bezwaarschriften, maar ook de verhoudingen tussen college, raad en ambtelijke organisatie. Blijkens ons onderzoek was binnen de bestuurscultuur en bestuurlijke handelwijze soms sprake van willekeur, vooringenomenheid en (de schijn van) cliëntelisme. Dit tast de integriteit, de geloofwaardigheid en betrouwbaarheid van het openbaar bestuur aan.
Gemeente Gemert-Bakel | 3 mei 2011 | 53
8.
Ten slotte
Wij vertrouwen er op hiermede aan de opdracht te hebben voldaan. Ons rapport mag uitsluitend aangewend worden ten dienste van de doelstelling van het onderzoek. Het is niet toegestaan dit rapport - of delen daaruit - aan te wenden voor andere doeleinden. Hoogachtend,
P. Werkman Directeur
Gemeente Gemert-Bakel | 3 mei 2011 | 54