gemeente Eindhoven
Raadsnummer
11R4616
Inboeknummer Beslisdatum B&W 22 november 2011 Dossiernummer 11bst01976
RaadsvoorstelWijzigingen WWB 2012
Inleiding Vooruitlopend op de Wet werken naar vermogen (WWNV) die per 1 januari 2013 in werking treedt, wil de regering een aantal wijzigingen doorvoeren in de Wet werk en bijstand (WWB) per 1 januari 2012. Tevens wil zij deze wet samenvoegen met de Wet investeren in jongeren (WIJ), en wil zij de Wet Werk en inkomen kunstenaars (WWIK) afschaffen. Op 17 juni 2011 is het wetsvoorstel tot wijziging van de WWB en samenvoeging van die wet met de WIJ bij de Tweede Kamer ingediend. Op 11 oktober 2011 is het voorstel aangenomen door de Tweede Kamer, momenteel ligt het wetsvoorstel ter beoordeling bij de Eerste Kamer. Dit wetsvoorstel werd tot voor kort weggezet als een technische wijziging. Nader beschouwd hebben de voorgestelde omzettingen echter grote impact voor de inwoners die een beroep doen op de bijstandsvoorziening (verder te noemen ‘belanghebbenden’) en de gemeente. De overheid wil namelijk de uitkeringsafhankelijkheid terugdringen door het bevorderen van arbeidsparticipatie én door het op een aantal punten aanscherpen van de wet per 1 januari 2012 (denk aan gezinsbijstand, verkorten vakantieduur, een zoektermijn voor jongeren). In bijlage 1 is een overzicht opgenomen van de wijzigingen in de WWB, met een korte toelichting. Aanpassen verordeningen Op grond van artikel 8 WWB stelt uw gemeenteraad verordeningen vast. De volgende verordeningen dienen aangepast te worden aan de aanscherpingen in de WWB per 1 januari 2012: b Re-integratieverordening (artikel 8 lid 1 onder a WWB); b Afstemmingsverordening (artikel 8 lid 1 onder b WWB); b Toeslagenverordening (artikel 8 lid 1 onder c WWB). In verband met het afschaffen van de WWIK vervalt daarnaast de reintegratieverordening voor deze doelgroep per 1 januari 2012. Advies cliëntenraad Volledigheidshalve wordt hierbij opgemerkt dat de cliëntenraad instemt met de
Raadsnummer
11R4616
gewijzigde verordeningen. Dit laat overigens onverlet dat zij zich zorgen maken over de aangekondigde wetswijzigingen per 1 januari 2012 (zie bijlagen 2, 3 en 4 voor de adviezen van de cliëntenraad). Bestuurlijk kader Wettelijke taak Op grond van artikel 8 WWB dient uw gemeenteraad de re-integratie, afstemmings- en toeslagenverordening vast te stellen. a Kerntaak gekoppeld aan het werkprogramma van het college
a Onvermijdelijk
b
Doelstelling Met de aanscherpingen in de WWB heeft de regering als doelstelling het bevorderen van de arbeidsparticipatie. Hiertoe wil zij het aantal mensen dat aan de kant staat en langdurig afhankelijk is van een uitkering sterk terugdringen. Daarbij dient het vangnetkarakter van de WWB versterkt te worden. De nieuwe verordeningen in de gemeente Eindhoven dragen bij aan het behalen van bovengenoemde doelstellingen. Voorstel 1. Intrekken oude re-integratieverordening (‘Verordening re-integratie WWB en werkleeraanbod WIJ gemeente Eindhoven’) per 1 januari 2012. 2. Vaststellen nieuwe re-integratieverordening (‘Re-integratieverordening 2012’) per 1 januari 2012. 3. Intrekken oude afstemmingsverordening (‘Afstemmingsverordening WWB, IOAW, IOAZ, WWIK en WIJ 2010’) per 1 januari 2012. 4. Vaststellen nieuwe maatregelenverordening (‘Maatregelenverordening WWB, BBZ 2004, IOAW, IOAZ 2012’) per 1 januari 2012. 5. Intrekken oude toeslagenverordeningen (‘Verordening toeslagen en verlagingen 2004’ en ‘Verordening toeslagen en verlagingen Wet investeren in jongeren’) per 1 januari 2012. 6. Vaststellen nieuwe toeslagenverordening (‘Toeslagenverordening WWB 2012’) per 1 januari 2012. 7. Intrekken ‘Reintegratieverordening WWIK’ per 1 januari 2012. 8. Intrekken en vaststellen van bovenstaande verordeningen vindt plaats: a: onder voorbehoud van aanname van het wetsvoorstel door de Eerste Kamer. b: indien de aanname van het wetsvoorstel door de Eerste Kamer vertraging oploopt, wordt de inwerkingtreding van de verordeningen afgestemd op de inwerkingtreding van de gewijzigde WWB.
2
Raadsnummer
11R4616
Re-integratieverordening Argumenten 1. Actualisering re-integratieverordening De re-integratieverordening wordt geactualiseerd. Het gaat hierbij om twee dingen: het in overeenstemming brengen met de nieuwe WWB (bijvoorbeeld het benoemen van de bevoegdheid tot tegenprestatie naar vermogen), en om het verwerken van de laatste stand van zaken m.b.t. de beschikbare re-integratie-instrumenten in Eindhoven. Gelet op het grote verschil in het re-integratieaanbod per gemeente, is op dit moment niet gekozen voor een regionale re-integratieverordening. Deze ambitie is er wel in het kader van de voorbereiding op de invoering van de WWNV per 1 januari 2013. Kanttekeningen N.v.t. Maatregelenverordening (tot 1 januari 2012 afstemmingsverordening genaamd) Argumenten 1. Actualisering maatregelenverordening De maatregelenverordening wordt in overeenstemming gebracht met de nieuwe WWB. Hiervoor wordt een aantal nieuwe bepalingen in de verordening opgenomen waarvoor een maatregel opgelegd kan worden. Denk bijvoorbeeld aan het door jongeren niet verrichten van aantoonbare inspanningen richting werk of studie tijdens de 4-weken zoektermijn. 2. Eenvoudig en transparant In de huidige afstemmingsverordening van de gemeente Eindhoven is gekozen voor een indeling van lichte tot zware gedragingen (eerste categorie tot en met de vijfde categorie). Per categorie zijn de mogelijke gedragingen opgesomd, waardoor de verordening erg uitgebreid is. In samenspraak met de regiogemeenten is gekozen voor een nieuwe maatregelenverordening die eenvoudiger is van opzet. Er worden minder categorieën en percentages gebruikt, waardoor de maatregelenverordening overzichtelijker wordt. Natuurlijk blijft de verordening een richtlijn: de beoordeling van een gedraging is altijd maatwerk. Er wordt gekeken naar de individuele omstandigheden van de cliënt. Net zoals voorheen is ook in de nieuwe verordening opgenomen dat er bij het ontbreken van verwijtbaarheid geen maatregel van toepassing is. In bepaalde gevallen kan nog steeds een waarschuwing worden opgelegd in plaats van een maatregel. Ook is er een hardheidsclausule opgenomen in de verordening. Kanttekeningen Ad 2 Het kan voorkomen dat bij toepassing van de maatregelenverordening onwenselijke situaties ontstaan (zoals dat nu ook het geval kan zijn). In de verordening is daarom wederom een hardheidsclausule opgenomen: ‘het college kan in bijzondere gevallen
3
Raadsnummer
11R4616
afwijken van de bepalingen in de verordening, indien toepassing ervan tot kennelijke onbillijkheid leidt’. Overige kanttekeningen die samenvallen met de wetswijzigingen 1. Woonadres en GBA Wij verwachten dat de afschaffing van de bijstand voor inwonenden en de komst van de gezinsnorm, het aantrekkelijk maakt voor gezinsleden om zich in te schrijven op een ander dan het feitelijke woonadres. Bovendien wordt het recht op bijstand afhankelijk van meerdere gezinsleden. Dit bemoeilijkt niet alleen de handhaving, maar maakt ook dat handhaving meer tijd en capaciteit in beslag zal nemen. 2. Toename van agressie De nieuwe verordening is gewijzigd van opzet, maar is niet strenger geworden dan voorheen. De wetswijzigingen zelf zorgen wel voor een strengere WWB. Wij verwachten dat belanghebbenden voor wie de wetswijzigingen in hun nadeel uitpakken, mogelijk agressief gedrag richting de medewerkers van de sector Werk kunnen gaan vertonen. Toeslagenverordening Argumenten 1. Actualisering toeslagenverordening De bijstandsuitkering kan bestaan uit 3 componenten: de norm (wettelijk bepaald), toeslag en verlaging. De maximale toeslag bedraagt 20% van het wettelijk sociaal minimum. De WWB kent de mogelijkheid om de toeslag lager vast te stellen of de gezinsnorm te verlagen wegens het delen van noodzakelijke kosten van bestaan, de woonsituatie, het recentelijk beëindigen van een studie of voor 21- en 22-jarigen. In de huidige toeslagenverordening is getracht de hoogte van de toeslag af te stemmen op de mate waarin de kosten gedeeld kunnen worden én aan de hand van verschillende omstandigheden. Zo is de hoogte van de toeslag afhankelijk van het aantal inwonende (meerderjarige) kinderen of ouders, het inkomen van de kinderen en het al dan niet aanwezig zijn van een zakelijke overeenkomst. Vaak dienen deze verschillende factoren in samenhang te worden bezien om de toeslag te bepalen. De huidige toeslagenverordening van de gemeente Eindhoven is geactualiseerd naar aanleiding van de wetswijzigingen per 1 januari 2012. Denk bijvoorbeeld aan de nieuwe definitie van ‘gezin’ die in de WWB wordt opgenomen: het inkomen van inwonende meerderjarige kinderen is niet meer van invloed op de hoogte van de toeslag of verlaging van de ouder(s), maar telt rechtstreeks mee voor het vaststellen van het recht op en de hoogte van de gezamenlijke gezinsbijstand. Verder komt in de verordening de lagere toeslag of norm in verband met het recentelijk beëindigen van de studie niet meer terug. De wetgever plaatst personen die aanspraak maken op studiefinanciering of tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten in een gunstigere positie. Indien de studie wordt beëindigd en een
4
Raadsnummer
11R4616
beroep op de WWB wordt gedaan, komt er een einde aan die gunstigere positie. De belanghebbende zou vervolgens nog extra worden benadeeld als er een verlaging zou plaatsvinden. Bovendien zou een verlaging alleen van toepassing zijn op een beperkte groep van uitwonende ex-studenten (thuiswonenden vallen per 1 januari 2012 immers onder gezinsbijstand). Op de genoemde punten na is de systematiek van de huidige toeslagenverordening zoveel mogelijk gehandhaafd. Kanttekeningen Ad 1 De toepassing van de verordening kan er toe leiden dat er in individuele gevallen niet-gewenste situaties ontstaan (dit kan met de huidige verordening overigens ook het geval zijn). In de wet en de verordening is geregeld dat in niet-geregelde of uitzonderlijke gevallen het college de bevoegdheid heeft om de bijstandsuitkering bij wijze van individualisering afwijkend vast te stellen. Deze mogelijkheid wordt geboden onder toepassing van artikel 18 eerste lid van de wet (afstemming). Overige kanttekeningen die samenvallen met de gezinsnorm Het invoeren van de gezinsnorm is geen bevoegdheid van het college, maar is wettelijk vastgelegd. Bij een gezin gaat het om familieleden (bloed- en/of aanverwanten) in de eerste graad. 1. Inkomensdaling gezinnen De invoering van de huishoudtoets kan voor gezinnen een inkomensdaling tot gevolg hebben. Dit heeft ook consequenties voor het armoedebeleid en schuldhulpverlening. Er moeten meer mensen rondkomen van één gezinsnorm, waar alle vaste lasten van betaald moeten worden. Ook worden de gezinsleden verantwoordelijk voor elkaars schulden. Naar aanleiding van een aangenomen motie in de Tweede Kamer is de regering voornemens een regeling in het leven te roepen voor gezinnen die te maken hebben met zodanig hoge ‘onvermijdbare kosten’ dat ze niet kunnen rondkomen van de gezinsnorm. Het is nog niet bekend hoe die regeling er inhoudelijk uit gaat zien. Hierdoor kan er nu nog geen advies gegeven worden hoe de gemeente met haar armoedebeleid kan inspelen op de inkomensdaling. 2. Woonadres en GBA Wij verwachten dat de afschaffing van de bijstand voor inwonenden en de komst van de gezinsnorm, het aantrekkelijk maakt voor gezinsleden om zich in te schrijven op een ander adres dan het feitelijke woonadres. Bovendien wordt het recht op bijstand afhankelijk van meerdere gezinsleden. Dit bemoeilijkt niet alleen de handhaving, maar maakt ook dat handhaving meer tijd en capaciteit in beslag zal nemen. 3. Toename van agressie De wetswijzigingen zorgen voor een strengere WWB. Wij verwachten dat belanghebbenden voor wie de wetswijzigingen nadelig uitpakken, mogelijk
5
Raadsnummer
11R4616
agressief gedrag richting de medewerkers van de sector Werk kunnen gaan vertonen. Wet Werk en inkomen kunstenaars Argumenten 1. Intrekken re-integratieverordening WWIK De Tweede Kamer heeft ermee ingestemd om de Wet Werk en inkomen kunstenaars (WWIK) per 1 januari 2012 te beëindigen. De WWIK biedt kunstenaars de mogelijkheid om binnen een periode van 10 jaar maximaal 4 jaar een aanvulling op het inkomen aan te vragen als zij niet in hun eigen levensonderhoud kunnen voorzien. Met de afschaffing van de WWIK komt een einde aan de uitzonderingspositie voor kunstenaars in de sociale zekerheid. Deze maatregel was al in het regeerakkoord aangekondigd. Naar het oordeel van het kabinet past het niet dat er voor kunstenaars met deze aparte voorziening andere regels gelden dan voor de overige ondernemers of werknemers. De afschaffing van de WWIK sluit bovendien aan bij het kabinetsstandpunt dat de sociale zekerheid alleen is bestemd voor degenen die echt niet kunnen werken. Wanneer de WWIK daadwerkelijk wordt afgeschaft, betekent dit dat de huidige verordening ‘Reintegratieverordening WWIK’ geen juridische status meer heeft. Kanttekeningen N.v.t. Kosten Voor de bijstandsuitkering is budgetfinanciering vanuit de Rijksoverheid van toepassing. Dit wijzigt niet. De uitgaven zijn afhankelijk van het aantal rechthebbenden. Communicatie De verordeningen worden na vaststelling gepubliceerd. De bekendmaking gebeurt door plaatsing in het Gemeenteblad en op de gemeentelijke website. Uiteraard is het van groot belang dat de belanghebbenden op een goede wijze worden voorgelicht over de wijzigingen. De bestaande klanten zullen in december 2011 een algemene informatiebrief krijgen met de wijzigingen. Op basis van het bestandsonderzoek zullen de klanten voor wie een wijziging te verwachten valt individueel geïnformeerd worden. Bovendien krijgen zij een nieuwe beschikking. Planning en uitvoering De wijzigingen in de WWB brengen veel eenmalig extra werk met zich mee voor de uitvoering. De belangrijkste taken zijn: b Het huidige cliëntenbestand moet opnieuw worden beoordeeld volgens de nieuwe WWB, waarbij de Gemeentelijke Basis Administratie (GBA) het uitgangspunt is.
6
Raadsnummer
b
b
11R4616
Op de dossiers waarbij wordt geconstateerd dat er iets wijzigt op grond van de nieuwe WWB, zal aanvullend dossieronderzoek moeten plaatsvinden. Bij wijzigingen wordt de cliënt individueel gesproken. De ICT-applicaties moeten worden aangepast, evenals alle brieven, beschikkingen, formulieren, handboeken, websites etc.
Voor de implementatie van de wettelijke wijzigingen is een gedetailleerd plan van aanpak opgesteld, waarmee de sector Werk in samenwerking met andere sectoren aan de slag is gegaan. Hierin worden ook de gewijzigde verordeningen meegenomen. Het streven is om 1 januari 2012 klaar te zijn met de implementatie, zodat meteen kan worden gestart met de uitvoering van de nieuwe wet en verordeningen. Mocht de invoering van de gewijzigde WWB vertraging oplopen, wordt de inwerkingtreding van de verordeningen afgestemd op de inwerkingtreding van de nieuwe wet. Evaluatie In de aanloop naar de WWNV is 2012 een tussenjaar. Vanwege aangekondigde wetswijzigingen op het gebied van handhaving per 1 juli 2012 dient de maatregelenverordening per deze datum weer te worden aangepast. De reintegratieverordening moet per 1 januari 2013 (invoering WWNV) opnieuw worden aangepast. Bijlage(n) Als bijlage(n) bij dit voorstel behoren: 1. Overzicht wijzigingen WWB 2. Advies ‘Cliëntenraad Sociale Zaken Eindhoven’ m.b.t. de reintegratieverordening 3. Advies ‘Cliëntenraad Sociale Zaken Eindhoven’ m.b.t. de maatregelenverordening 4. Advies ‘Cliëntenraad Sociale Zaken Eindhoven’ m.b.t. de toeslagenverordening 5. Toelichting op de re-integratieverordening (‘Re-integratieverordening 2012’). 6. Toelichting op de maatregelenverordening (‘Maatregelenverordening WWB, BBZ 2004, IOAW, IOAZ 2012’). 7. Toelichting op de toeslagenverordening (‘Verordening toeslagen en verlagingen WWB 2012’).
b
De bijlagen worden meegestuurd a De bijlagen liggen ter inzage in de leeskamer Een ontwerpraadsbesluit bieden wij u hierbij ter vaststelling aan. Burgemeester en wethouders van Eindhoven,
7
Raadsnummer
, secretaris.
8
11R4616
Raadsnummer
11R4616
Herzien Ontwerp Raadsbesluit De raad van de gemeente Eindhoven; gezien het voorstel van burgemeester en wethouders van 15 november 2011; besluit: 1. 2. 3. 4. 5.
6. 7. 8.
Intrekken oude re-integratieverordening (‘Verordening re-integratie WWB en werkleeraanbod WIJ gemeente Eindhoven’) per 1 januari 2012. Vaststellen nieuwe re-integratieverordening (‘Re-integratieverordening 2012’) per 1 januari 2012. Intrekken oude afstemmingsverordening (‘Afstemmingsverordening WWB, IOAW, IOAZ, WWIK en WIJ 2010’) per 1 januari 2012. Vaststellen nieuwe maatregelenverordening (‘Maatregelenverordening WWB, BBZ 2004, IOAW, IOAZ 2012’) per 1 januari 2012. Intrekken oude toeslagenverordeningen (‘Verordening toeslagen en verlagingen 2004’ en ‘Verordening toeslagen en verlagingen Wet investeren in jongeren’) per 1 januari 2012. Vaststellen nieuwe toeslagenverordening (‘Toeslagenverordening WWB 2012’) per 1 januari 2012. Intrekken ‘Reintegratieverordening WWIK’ per 1 januari 2012. Intrekken en vaststellen van bovenstaande verordeningen vindt plaats: a: onder voorbehoud van aanname van het wetsvoorstel door de Eerste Kamer. b: indien de aanname van het wetsvoorstel door de Eerste Kamer vertraging oploopt, gaan de verordeningen in per latere datum. Re-integratieverordening 2012
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
Artikel 1
Begripsomschrijvingen
1. De begripsbepalingen van de Wet werk en bijstand zijn op deze verordening van toepassing, tenzij daarvan nadrukkelijk wordt afgeweken. 2. Deze verordening verstaat onder: a. uitkeringsgerechtigden: personen die een uitkering ontvangen ingevolge de Wet werk en bijstand, de Ioaw of de Ioaz; b. Anw-gerechtigden: personen met een uitkering volgens de Algemene nabestaandenwet die geregistreerd zijn bij het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen; c. niet-uitkeringsgerechtigden: personen als bedoeld in artikel 6 onder a van de Wet werk en bijstand;
9
Raadsnummer
d. e.
f. g. h. i. j. k. l. m. n.
belanghebbenden: de persoon als bedoeld in artikel 10 van de Wet werk en bijstand en artikel 36 Ioaw/Ioaz; voorziening(en): het geheel van re-integratie-instrumenten die het college kan aanbieden ter bevordering van arbeidsinschakeling zoals bedoeld in artikel 7 lid 1 sub a van de Wet werk en bijstand of artikel 34 lid 1 sub a Ioaw/Ioaz; de wet: de Wet werk en bijstand, de Ioaw of de Ioaz; Ioaw: Wet inkomensvoorziening ouderen en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werklozen werknemers; Ioaz: Wet Inkomensvoorziening ouderen en gedeeltelijke arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen; het college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Eindhoven; re-integratietraject: een door het college aangeboden voorziening gericht op arbeidsinschakeling van belanghebbende; plan van aanpak: plan als bedoeld in artikel 44a van de Wet werk en bijstand; de raad: de gemeenteraad van de gemeente Eindhoven; GRWRE: Gemeenschappelijke Regeling Werkvoorzieningschap Regio Eindhoven ‘Ergon’; loonwaarde: vastgesteld percentage van het rechtens geldende loon voor de door een persoon, die tot de doelgroep loondispensatie behoort, verrichte arbeid in een functie naar evenredigheid van de arbeidsprestatie in die functie van een gemiddelde werknemer met een soortgelijke opleiding en ervaring, die niet tot de doelgroep loondispensatie behoort;
Artikel 2 1.
2.
3.
4.
11R4616
Opdracht college
Het college biedt aan belanghebbenden genoemd in artikel 10 van de Wet werk en bijstand en artikel 36 Ioaw/Ioaz, van 18 jaar of ouder maar jonger dan 65 jaar, ondersteuning bij arbeidsinschakeling en, voor zover het college dat noodzakelijk acht, een voorziening gericht op die arbeidsinschakeling. Bij de keuze van de mogelijkheden van ondersteuning en het aanbieden van voorzieningen wordt door het college een afweging gemaakt, waarbij bezien wordt of de ondersteuning of de voorziening, gelet op de mogelijkheden en capaciteiten van de belanghebbende, het meest doelmatig en doeltreffend is met het oog op arbeidsinschakeling. Behalve het aanbieden van een onderzoek naar de mogelijkheden tot arbeidsinschakeling wordt een voorziening niet eerder aangeboden dan nadat is vastgesteld dat de belanghebbende in redelijkheid niet in staat wordt geacht om zelfstandig algemeen geaccepteerde arbeid te verkrijgen. Het college kan bij het bepalen van het aanbod aan voorzieningen prioriteiten stellen in verband met de financiële mogelijkheden en met maatschappelijke, economische en conjuncturele ontwikkelingen.
10
Raadsnummer
5. 6.
7.
11R4616
Het college beoordeelt in het individuele geval of een voorziening noodzakelijk is met het oog op arbeidsinschakeling. Indien een voorziening noodzakelijk wordt geacht, wordt a. primair bezien of er voorliggende re-integratievoorzieningen voorhanden zijn; b. vervolgens beoordeeld of er beschikbare financiële middelen zijn. Bij onvoldoende financiële middelen wordt beoordeeld of er een alternatief aanbod gedaan kan worden.
Artikel 3
Budget- en subsidieplafonds
1. Het college kan jaarlijks een of meer budgetplafonds vaststellen voor de verschillende voorzieningen. 2. Op grond van het bepaalde in de Algemene subsidieverordening gemeente Eindhoven kan het college een of meer subsidieplafonds instellen voor de verschillende voorzieningen. Hoofdstuk 2 Rechten en verplichtingen Artikel 4 Aanspraak op ondersteuning 1. De belanghebbende kan aanspraak maken op ondersteuning bij arbeidsinschakeling en op de naar het oordeel van het college noodzakelijk geachte voorziening gericht op arbeidsinschakeling. 2. Ondersteuning kan geboden worden door het aanbieden van een traject waarbij zo nodig voorzieningen worden ingezet of door het bieden van praktische hulp, advies of doorverwijzing naar andere instanties. 3. Geen aanspraak op ondersteuning bestaat indien sprake is van een voorliggende voorziening welke naar mening van het college in voldoende mate bijdraagt aan de re-integratie van belanghebbende. Artikel 5 Onderzoek naar de mogelijkheden tot arbeidinschakeling 1. Het college kan, voordat besloten wordt tot een traject en/of de inzet van voorzieningen, een onderzoek (laten) doen naar de mogelijkheden van de persoon tot zijn arbeidsinschakeling, dan wel naar de geschiktheid om gebruik te maken van een voorziening. 2. Onder een onderzoek als bedoeld in het eerste lid wordt mede verstaan het deelnemen aan een werkleertraject als bedoeld in artikel 8. 3. De belanghebbende is vanaf de melding als bedoeld in artikel 44, tweede lid van de Wet werk en bijstand, verplicht mee te werken aan een onderzoek naar zijn mogelijkheden tot arbeidsinschakeling. Artikel 6
Verplichtingen
1. De belanghebbende aan wie het college een voorziening aanbiedt is verplicht hiervan gebruik te maken.
11
Raadsnummer
11R4616
2. De belanghebbende is, indien van toepassing, verplicht mee te werken aan het opstellen, uitvoeren en evalueren van een plan van aanpak als bedoeld in artikel 44a van de Wet werk en bijstand; 3. De belanghebbende is verplicht mee te werken aan een onderzoek naar zijn mogelijkheden tot arbeidsinschakeling waaronder het onderzoek als bedoeld in artikel 5. 4. De belanghebbende is verplicht naar vermogen door het college opgedragen onbeloonde maatschappelijke nuttige activiteiten te verrichten die worden verricht naast of in aanvulling op reguliere arbeid en die niet leiden tot verdringing op de arbeidsmarkt. 5. Onverminderd de verplichtingen die gelden op grond van de wet, of van andere wetten, gelden voor de belanghebbende de volgende verplichtingen: a. het op verzoek van het college dan wel het uit eigen beweging verstrekken van inlichtingen die nodig zijn voor het uitvoeren van deze verordening; b. het naar vermogen deelnemen aan de aangeboden voorziening; c. na te laten hetgeen deelname aan de aangeboden voorziening belemmert. 6. Het gebruik maken van een voorziening ontslaat de belanghebbende niet van de verplichting om naar vermogen algemeen geaccepteerde arbeid te verkrijgen en te aanvaarden, tenzij hiervoor ontheffing is verleend. 7. Indien de belanghebbende die gebruik maakt van een voorziening niet voldoet aan het gestelde in dit artikel als gevolg waarvan het traject wordt beëindigd, kan het college de kosten van de voorziening dan wel de subsidie geheel of gedeeltelijk terugvorderen. 8. De verplichtingen worden aan de belanghebbende bij besluit medegedeeld.
Hoofdstuk 3 Voorzieningen
Artikel 7
Algemene bepalingen over voorzieningen
1. Bij de inzet van voorzieningen kiest het college voor voorzieningen die beschikbaar, adequaat en toereikend zijn voor het doel dat wordt beoogd. 2. Het doel van de inzet van voorzieningen is het bevorderen van arbeidsinschakeling door het opdoen van werkervaring en arbeidsritme, het aanleren van vaardigheden en kennis, dan wel op een andere wijze vergroten van persoonlijke en maatschappelijke zelfredzaamheid. 3. Het college legt de aangeboden voorzieningen in een re-integratietraject of, indien van toepassing voor belanghebbenden jonger dan 27 jaar, in een plan van aanpak als bedoeld in artikel 44a van de Wet werk en bijstand, vast. 4. Het college kan, in aanvulling op de verplichtingen die voortvloeien uit de wet, aan een voorziening nadere verplichtingen verbinden.
12
Raadsnummer
11R4616
5. Het college kan een voorziening beëindigen: a. indien de belanghebbende die aan de voorziening deelneemt zijn verplichting als bedoeld in de artikelen 9 van de Wet werk en bijstand, artikel 37 Ioaw/Ioaz of artikel 6 van deze verordening niet nakomt; b. indien de belanghebbende die deelneemt aan de voorziening niet meer behoort tot de doelgroep van de wet of deze verordening; c. indien de belanghebbende algemeen geaccepteerde arbeid aanvaardt, waarbij geen gebruik wordt gemaakt van deze voorziening; d. indien de belanghebbende een aanbod om algemeen geaccepteerde arbeid te aanvaarden weigert; e. indien naar het oordeel van het college de voorziening onvoldoende bijdraagt aan een doeltreffende en doelmatige arbeidsinschakeling. 6. Het college kan nadere uitvoeringsregels stellen ten aanzien van de voorzieningen, bedoeld in artikel 8 tot en met 13 van deze verordening. 7. Er kunnen geen voorzieningen worden ingezet als de concurrentieverhoudingen onverantwoord worden beïnvloed of waarbij verdringing van reguliere werknemers bestaat. Artikel 8 Werkleerbedrijf 1. Het college kan aan uitkeringsgerechtigden of aan personen die een uitkering op grond van de wet aanvragen, een werkleertraject aanbieden. 2. In het werkleerbedrijf wordt op basis van een assessment een persoonlijk ontwikkelingsplan opgesteld. 3. Op basis van het persoonlijk ontwikkelingsplan wordt een werkleertraject opgesteld waarin een werk- en een leercomponent vastgelegd zijn. 4. Het werkleertraject heeft de duur van drie maanden en kan indien noodzakelijk worden verlengd met nogmaals de periode van drie maanden. 5. Het werkleertraject vindt plaats met behoud van uitkering. 6. Het college kan opdracht geven aan de GRWRE om voor een beperkte periode een loonkostensuppletie te verstrekken aan de werkgever die met een uitkeringsgerechtigde een arbeidsovereenkomst afsluit ter compensatie van een niet volledige loonwaarde . Artikel 9 Werkstages 1. Een werkstage is onderdeel van een re-integratietraject gericht op arbeidsinschakeling. 2. De werkstage heeft als doel de belanghebbende, indien van toepassing met behoud van uitkering, vaardigheden en kennis te laten opdoen dan wel te onderhouden met betrekking tot aspecten die samenhangen met het verrichten van betaalde arbeid in een bepaalde baan. 3. De werkstage duurt maximaal drie maanden. 4. Indien dit noodzakelijk is en hierdoor de kans op arbeidsinschakeling aanmerkelijk wordt verbeterd, kan de periode als bedoeld in lid 2 verlengd worden met maximaal drie maanden.
13
Raadsnummer
11R4616
5. Het college plaatst de belanghebbende alleen indien door zijn plaatsing de concurrentieverhoudingen niet onverantwoord worden beïnvloed en indien door zijn plaatsing geen verdringing van reguliere arbeidsplaatsen plaatsvindt. 6. De werkgever ondertekent een werkgeversverklaring waarin aangegeven wordt dat er een aansprakelijkheids- en ongevallenverzekering is afgesloten ten behoeve van belanghebbende. 7. In een re-integratietraject worden tenminste vastgelegd het doel van de werkstage, alsmede de wijze waarop de begeleiding plaatsvindt. Artikel 10 Persoonsgebonden re-integratiebudget 1. Het college kan een persoonsgebonden re-integratiebudget aanbieden gericht op arbeidsinschakeling. 2. Ten aanzien van de inzet van deze voorziening kan het college nadere regels opstellen.
Artikel 11
Sociale activering
1. Het college kan voorzieningen aanbieden aan belanghebbenden die zijn gericht op maatschappelijk functioneren/participeren ter voorbereiding op arbeidsinschakeling en daar waar nodig ondersteuning bieden bij het verkrijgen van intensieve hulpverlening om problemen die een belemmering vormen voor toetreding tot de arbeidsmarkt, op te heffen. 2. In een re-integratietraject worden tenminste vastgelegd het doel van het sociale activeringstraject, alsmede de wijze waarop de begeleiding plaatsvindt.
Artikel 12
Participatieplaats
1. Het college kan op basis van artikel 10a van de Wet werk en bijstand of artikel 38a Ioaw/Ioaz een participatieplaats en scholing aanbieden aan de persoon van 27 jaar of ouder die algemene bijstand of een uitkering ingevolge de Ioaw/Ioaz ontvangt met als doel de afstand tot de arbeidsmarkt te verkleinen. 2. Het college verstrekt aan degenen die algemene bijstand of een uitkering ingevolge de Ioaw/Ioaz ontvangt en onbeloonde additionele werkzaamheden verricht conform artikel 10a, zesde lid van de Wet werk en bijstand een premie van telkens maximaal € 350,- per 6 maanden. 3. De hoogte van de premie is afhankelijk van het gemiddeld aantal uren per week dat door de uitkeringsgerechtigde is gewerkt in de afgelopen 6 maanden. De maximale premie wordt verstrekt voor het werken van minimaal 24 uren per week. De premie wordt naar rato gekort bij een lager aantal gewerkte uren en verzuim. 4. De premie als bedoeld in het tweede lid wordt geweigerd indien de uitkeringsgerechtigde naar het oordeel van het college in de periode waarop de premie betrekking heeft onvoldoende heeft meegewerkt aan het vergroten van
14
Raadsnummer
11R4616
zijn kans op arbeidsinschakeling in het arbeidsproces of de aan de participatieplaats verbonden verplichtingen heeft geschonden. 5. Het college kan ter uitvoering van lid 2, 3 en 4 nadere regels opstellen.
Artikel 13
Overige voorzieningen
1. Het college kan een andere voorziening aanbieden die is toegespitst op de individuele situatie en waarbij mogelijkheden, capaciteiten en omstandigheden worden afgewogen conform hetgeen daarover in de artikelen 2 en 4 is vastgelegd. 2. Het college kan een vergoeding verstrekken voor noodzakelijke kosten die gemaakt worden in het kader van arbeidsinschakeling. 3. Geen aanspraak op de in het tweede lid genoemde vergoeding bestaat indien een beroep gedaan kan worden op een voorliggende voorziening die gezien de aard en doel wordt geacht voor belanghebbende toereikend en passend te zijn. 4. Indien de voorziening wordt aangeboden in de vorm van een subsidie, dan zijn de voorwaarden en verplichtingen van toepassing zoals opgenomen in Nadere regels op grond van de Algemene subsidieverordening Gemeente Eindhoven.
Hoofdstuk 4 Overige bepalingen omtrent voorzieningen
Artikel 14
Inkomstenvrijlating
1. Bij de uitkeringsgerechtigde die arbeid in deeltijd heeft, waarmee een inkomen wordt verworven dat minder bedraagt dan de voor de uitkeringsgerechtigde van toepassing zijnde bijstandsnorm, kan vrijlating van inkomsten uit arbeid plaatsvinden zoals bedoeld in artikel 31 tweede lid onder r van de Wet werk en bijstand en artikel 8 lid 5 van de Ioaw en artikel 8 lid 9 van de Ioaz. 2. De vrijlating van inkomsten als bedoeld in lid 1 vindt plaats indien dit naar het oordeel van het college bijdraagt aan arbeidsinschakeling en de betreffende activiteiten in een re-integratietraject zijn vastgesteld.
Artikel 15
Afstemming en terugvordering
1. Het college kan de uitkeringsgerechtigde die weigert deel te nemen of in onvoldoende mate deelneemt aan een aangeboden voorziening, een maatregel opleggen conform hetgeen hierover is bepaald in de Maatregelenverordening. 2. Het college kan de kosten die gemaakt zijn voor een voorziening terugvorderen van de belanghebbende die weigert deel te nemen of in onvoldoende mate deelneemt aan een aangeboden voorziening. 3. Indiende belanghebbende onjuiste of onvolledige informatie heeft verstrekt waardoor de kosten van de voorziening ten onrechte of tot een te hoog bedrag
15
Raadsnummer
11R4616
verstrekt zijn, kan het college de ten onrechte of teveel betaalde kosten terug vorderen van de belanghebbende. Hoofdstuk 5 Slotbepalingen
Artikel 16
Nadere beleidsregels
Onverminderd hetgeen elders in deze verordening is bepaald, kan het college ten behoeve van de uitvoering van deze verordening nadere beleidsregels vaststellen.
Artikel 17
Hardheidsclausule en onvoorziene omstandigheden
1. Het college kan in bijzondere gevallen afwijken van de bepalingen in deze verordening, indien toepassing ervan leidt tot onbillijkheden van overwegende aard. 2. In gevallen waarin deze verordening niet voorziet, beslist het college.
Artikel 18
Citeertitel
Deze verordening kan worden aangehaald als ‘Re-integratieverordening gemeente Eindhoven 2012’.
Artikel 19
Inwerkingtreding
Deze verordening treedt in werking op het tijdstip waarop de gewijzigde Wet Werk en Bijstand in werking treedt.
Maatregelenverordening WWB, BBZ 2004, IOAW, IOAZ 2012 Paragraaf 1. Algemene bepalingen Artikel 1 Begripsomschrijvingen De begrippen die in deze verordening worden gebruikt en niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Wet werk en bijstand, Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers, Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen en het Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004.
16
Raadsnummer
11R4616
Deze verordening verstaat onder a. WWB: Wet werk en bijstand; b. Bbz: het Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004; c. Ioaw: Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers; d. Ioaz: Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen; e. belanghebbende: persoon met een uitkering ingevolge de WWB, Bbz 2004, Ioaw of Ioaz; f. Ioaw/Ioaz: de Ioaw alsmede de Ioaz, beiden voor zover zij op belanghebbende van toepassing zijn; g. Zelfstandige: een zelfstandige als bedoeld in artikel 78 f WWB; h. Jongere: een meerderjarig persoon jonger dan 27 jaar. i. Bijstandsnorm: de norm zoals bedoeld in artikel 5 onder c en d WWB; j. Ioaw/Ioaz-norm: de op belanghebbende van toepassing zijnde netto grondslag bedoeld in artikel 5, vierde lid Ioaw/Ioaz; k. Norm: de normen als bedoeld onder sub i en j voor zover van toepassing; l. maatregel: verlaging van de bijstand op grond van artikel 18, tweede lid WWB, het verlagen van de Ioaw-/Ioaz-uitkering op grond van artikel 20, tweede lid Ioaw en artikel 20, eerste lid Ioaz, het blijvend of tijdelijk (gedeeltelijk) weigeren van een uitkering op grond van artikel 20, eerste lid Ioaw en artikel 20, tweede lid Ioaz; m. benadelingsbedrag: het bruto bedrag dat als gevolg van het niet of niet behoorlijk nakomen van de inlichtingenverplichting ten onrechte is verleend als bijstand of uitkering op grond van respectievelijk de WWB, Ioaw, Ioaz of Bbz 2004; n. het college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Eindhoven; o. de raad: de gemeenteraad van de gemeente Eindhoven; p. inlichtingenplicht: de verplichting, als bedoeld in artikel 17, eerste lid WWB, artikel 13, eerste lid Ioaw of artikel 13, eerste lid Ioaz; q. misbruik: het niet, niet volledig of onjuist verstrekken van informatie waardoor ten onrechte bijstand, uitkering of inkomensvoorziening wordt ontvangen; r. oneigenlijk gebruik: het ten onrechte ontvangen van bijstand, als gevolg van het door belanghebbende handelen in strijd met het doel en de strekking van de WWB, Bbz 2004, Ioaw en Ioaz. Artikel 2 Bestrijding misbruik en oneigenlijk gebruik 1. Het college draagt zorg voor de bestrijding van misbruik en oneigenlijk gebruik van de WWB, Bbz 2004, Ioaw en Ioaz. 2. Bij misbruik en oneigenlijk gebruik als bedoeld in het eerste lid legt het college een maatregel op overeenkomstig deze Verordening.
17
Raadsnummer
11R4616
Paragraaf 2. Vaststellen en toepassen maatregel Artikel 3 Hoogte van de maatregel De maatregel wordt afgestemd op de ernst van de gedraging, de mate waarin de belanghebbende de gedraging kan worden verweten en de omstandigheden waarin hij verkeert. Artikel 4 Berekeningsgrondslag De maatregel wordt toegepast op: a. de voor de belanghebbende van toepassing zijnde norm; b. de bijzondere bijstand, voor zover verstrekt voor levensonderhoud aan jongeren onder de 21 jaar; c. de bijzondere bijstand als bedoeld in artikel 5 onder d WWB; d. de bijzondere bijstand voor woonkosten en premie arbeidsongeschiktheidsverzekering aan zelfstandigen die bijstand voor levensonderhoud krachtens het Bbz 2004 ontvangen of hebben ontvangen Artikel 5 1.
Waarschuwing of afzien van het opleggen van een maatregel
Het college volstaat bij een eerste maatregelwaardige gedraging, als bedoeld in artikel 14 van deze verordening met het geven van een waarschuwing, tenzij binnen de voorafgaande 12 maanden een vergelijkbare gedraging heeft plaatsgevonden.
2.
Het college ziet af van het opleggen van een maatregel indien: a.
elke vorm van verwijtbaarheid ontbreekt;
b.
de gedraging meer dan één jaar voor constatering van die gedraging door het college heeft plaatsgevonden, tenzij de gedraging een schending van de inlichtingenplicht inhoudt en als gevolg van die gedraging ten onrechte bijstand is verleend; of
c.
belanghebbende inmiddels geen bijstand of uitkering meer ontvangt, tenzij de belanghebbende binnen een periode van zes maanden opnieuw bijstand of uitkering gaat ontvangen. In dat geval wordt een besluit genomen over het alsnog toepassen dan wel afzien van een verlaging op dat moment; of
d. 3.
het college dringende redenen aanwezig acht.
Indien het college volstaat met het geven van een waarschuwing of afziet van het opleggen van een maatregel op grond van dringende redenen, wordt de belanghebbende daarvan schriftelijk mededeling gedaan.
18
Raadsnummer
Artikel 6 1.
11R4616
Ingangsdatum en tijdvak
De maatregel wordt opgelegd met ingang van de eerst volgende kalendermaand volgend op de datum waarop het besluit tot het opleggen van de maatregel aan de belanghebbende is bekendgemaakt. Daarbij wordt uitgegaan van de voor die
2.
3. 4.
maand geldende norm. Een maatregel wordt over één maand uitgevoerd. Het college kan het noodzakelijk achten om uitvoering van de maatregel te spreiden over meerdere maanden. Voor zover de bijstand of uitkering nog niet is uitbetaald, wordt de maatregel toegepast op de nabetaling van de betreffende bijstand of uitkering In afwijking van het eerste lid wordt, voor zover het een zelfstandige betreft die een uitkering voor het levensonderhoud in de vorm van een geldlening op grond van het Bbz 2004 heeft ontvangen, de maatregel met terugwerkende kracht worden betrokken bij de definitieve vaststelling van die bijstand.
Artikel 7 1.
Samenloop van gedragingen en recidive
Indien sprake is van één gedraging die schending oplevert van meerdere in de wet genoemde verplichtingen, wordt één maatregel opgelegd. Indien voor schendingen van de verplichtingen maatregelen van verschillende hoogten
2.
3.
gelden, wordt de hoogste maatregel opgelegd. Indien sprake is van meerdere gedragingen die schending opleveren van één of meerdere in de wet genoemde verplichtingen, wordt voor iedere gedraging gelijktijdig een afzonderlijke maatregel opgelegd. De duur van de maatregel wordt verdubbeld indien belanghebbende zich binnen 12 maanden na de vorige verwijtbaar aangemerkte gedraging opnieuw schuldig maakt aan dezelfde verwijtbare gedraging.
Paragraaf 3.
Schending van de verplichtingen met betrekking tot arbeidsinschakeling en tegenprestatie
Artikel 8
Registratie UWV
Indien belanghebbende zich niet of niet tijdig laat registreren als werkzoekende bij het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, dan wel de registratie niet of niet tijdig laat verlengen, wordt een maatregel opgelegd van 10% van de norm. Artikel 9 Inspanningsverplichting jongere na melding Indien een jongere in de 4 weken na melding geen of onvoldoende inspanningen heeft gedaan om geaccepteerde arbeid en/of mogelijkheden in regulier bekostigd onderwijs te verkrijgen en recht heeft op bijstand, wordt een maatregel opgelegd van 40% van de norm.
19
Raadsnummer
Artikel 10
11R4616
Algemeen geaccepteerde arbeid trachten te verkrijgen
Indien belanghebbende niet naar vermogen tracht algemeen geaccepteerde arbeid te verkrijgen wordt een maatregel opgelegd van 40% van de norm. Artikel 11 1.
Aangeboden voorziening
Indien belanghebbende a.
niet of in onvoldoende mate gebruik maakt van een door het college aangeboden voorziening, waaronder begrepen sociale activering, gericht op arbeidsinschakeling alsmede het onvoldoende meewerken aan een onderzoek gericht op arbeidsinschakeling; of
b.
nalaat de opgedragen werkzaamheden of activiteiten naar beste vermogen te verrichten;of
c.
onredelijke eisen stelt en/of gedraging(en)en/of uiting(en) vertoont, die het verkrijgen van algemeen geaccepteerde arbeid belemmeren; of
d.
niet of onvoldoende meewerkt aan het behoud of bevorderen van de arbeidsbekwaamheid
wordt een maatregel opgelegd van 40% van de norm; Indien een jongere niet meewerkt aan het opstellen of uitvoeren of evalueren van een plan van aanpak en er bestaat recht op algemene bijstand, wordt een maatregel opgelegd van 40% van de norm. 3. Indien een zelfstandige niet meewerkt aan begeleiding door een door het college aangewezen derde, wordt een maatregel opgelegd van 40% van de norm.
2.
Artikel 12
Algemeen geaccepteerde arbeid niet aanvaarden/behouden
Indien een belanghebbende de algemeen geaccepteerde arbeid niet aanvaardt of door eigen toedoen algemeen geaccepteerde arbeid niet heeft behouden, wordt een maatregel opgelegd van 100% van de norm. Artikel 13
Tegenprestatie
Indien belanghebbende de door het college opgedragen onbeloonde maatschappelijk nuttige werkzaamheden te verrichten, die worden verricht naast of in aanvulling op reguliere arbeid en die niet leiden tot verdringing op de arbeidsmarkt, niet of niet voldoende uitvoert wordt een maatregel opgelegd van 40% van de norm.
20
Raadsnummer
11R4616
Paragraaf 4. Schending inlichtingenplicht Artikel 14
Gedraging zonder gevolgen voor de bijstand of uitkering
Indien het niet, niet tijdig of niet behoorlijk nakomen van de inlichtingenplicht niet heeft geleid tot ten onrechte of een te hoog verleende bijstand of uitkering, wordt een maatregel opgelegd van 10% van de norm. Artikel 15
Gedraging met gevolgen voor de bijstand of uitkering
Indien het niet of niet behoorlijk nakomen van de inlichtingenplicht heeft geleid tot ten onrechte of een te hoog verleende bijstand of uitkering, wordt een maatregel opgelegd van a. 50% van de norm in geval van oneigenlijk gebruik; b. 100% van de norm in geval van misbruik. Artikel 16 Administratie zelfstandige Indien een zelfstandige de administratie, als bedoeld in artikel 38 lid 2 Bbz 2004 a. niet naar behoren heeft gevoerd; of b. niet uit eigen beweging binnen zes maanden na afloop van het boekjaar heeft overgelegd; of c. op verzoek van het college niet binnen de daartoe door het college gestelde termijn heeft overgelegd wordt een maatregel opgelegd van 20% van de norm. Paragraaf 5. Overige gedragingen Artikel 17
Tekortschietend besef van verantwoordelijkheid
Indien belanghebbende een tekortschietend besef van verantwoordelijkheid voor de voorziening in het bestaan heeft betoond, wordt een maatregel van 40% van de norm opgelegd die wordt afgestemd op de periode dat belanghebbende als gevolg van zijn gedraging eerder of langer recht heeft op bijstand of uitkering De maatregel wordt op de volgende wijze vastgesteld: a. bij een periode van drie maanden of korter wordt de maatregel gedurende een maand opgelegd; b. bij een periode van drie tot zes maanden wordt de maatregel gedurende twee maanden opgelegd; c. bij een periode van zes maanden en langer wordt de maatregel gedurende drie maanden opgelegd.
21
Raadsnummer
11R4616
Artikel 18 Zeer ernstige misdragingen Gedragingen als bedoeld in de artikelen 8 tot en met 16 van deze verordening die gepaard gaan met zeer ernstige misdragingen hebben een extra maatregel tot gevolg. Voor de omvang van de extra maatregel geldt als richtlijn 100% van de norm. Artikel 19
Nadere verplichtingen
Indien aan belanghebbende één of meerdere verplichtingen zoals bedoeld in de artikelen 55 WWB en 38, eerste lid Bbz 2004 zijn opgelegd en deze niet in voldoende mate worden nagekomen, wordt een maatregel opgelegd van 20% van de norm. Paragraaf 6. Overige bepalingen Artikel 20 Verlaging van de bijstand of uitkering Het college verlaagt de bijstand of uitkering overeenkomstig het bepaalde in deze verordening, onverminderd de eventuele terugvordering van ten onrechte ontvangen bijstand of uitkering, indien belanghebbende onjuiste, onvolledige of in het geheel geen inlichtingen verstrekt die van belang zijn of kunnen zijn voor de hoogte, de duur van of het recht op (voortzetting van) bijstand of uitkering. Artikel 21 Aangifte Openbaar Ministerie Het college maakt proces-verbaal op en doet aangifte bij het Openbaar Ministerie indien het niet nakomen van de informatieverplichting leidt tot een financiële benadeling van de gemeente waarvan het benadelingsbedrag hoger is dan de aangiftegrens. Paragraaf 7. Slotbepalingen Artikel 22 Hardheidsclausule Het college kan in bijzondere gevallen afwijken van de bepalingen in deze verordening, indien toepassing ervan tot kennelijke onbillijkheid leidt. Artikel 23 Nadere regels Het college kan nadere regels stellen met betrekking tot de uitvoering van deze verordening. Artikel 24 De inwerkingtreding Deze verordening treedt in werking op het tijdstip waarop de gewijzigde Wet Werk en Bijstand in werking treedt. De Afstemmingsverordening WWB, Ioaw, Ioaz, Wwik en WIJ 2010 wordt per deze datum ingetrokken. Artikel 25
Citeertitel
Deze verordening kan worden aangehaald als: ‘Maatregelenverordening Eindhoven 2012’
22
Raadsnummer
11R4616
Verordening toeslagen en verlagingen WWB 2012
Paragraaf 1
ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 1 Begripsomschrijving 1. Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Wet werk en bijstand en de Algemene wet bestuursrecht 2. In deze verordening wordt verstaan onder: a. de wet: de Wet werk en bijstand; b. woning: een gebouwde onroerende zaak voor zover deze als zelfstandige woonruimte, onvrije etage dan wel andere onzelfstandige woonruimte wordt bewoond, alsmede de onroerende aanhorigheden, een woonwagen of een woonschip; c. woonkosten: 1. indien een huurwoning wordt bewoond: de op de aanvraagdatum van het lopende huurtoeslagtijdvak per maand geldende huurprijs als bedoeld in de Wet op de huurtoeslag; 2. indien een eigen woning wordt bewoond: de tot een bedrag per maand omgerekende som van de ten behoeve van de financiering van de woning verschuldigde hypotheekrente, de in verband met het in eigendom hebben van de woning te betalen zakelijke lasten en een naar de omstandigheden vast te stellen bedrag voor onderhoud; 3. onder zakelijke lasten wordt verstaan: de rioolrechten, het eigenaarsdeel van de onroerend-zaakbelasting, de opstalverzekering, het eigenaarsaandeel van de waterschapslasten; 4. indien een woonwagen in huur wordt bewoond, de tot een bedrag per maand herleide geldende woonkosten, als beschreven in de Wet op de huurtoeslag. d. het college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Eindhoven. 3. De in deze verordening genoemde percentages worden berekend over de gezinsnorm als bedoeld in artikel 21 lid 1 van de wet.
Paragraaf 2 CRITERIA VOOR HET VERHOGEN VAN DE BIJSTANDSNORM
Artikel 2 Toeslagen alleenstaande en alleenstaande ouders 1. De norm wordt verhoogd met een toeslag als bedoeld in artikel 25 lid 1 van de wet, indien de alleenstaande of de alleenstaande ouder hogere algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan heeft dan waarin de norm voorziet, als gevolg van het niet kunnen delen van deze kosten met een ander. 2. De toeslag bedoeld in het eerste lid bedraagt 20% voor de alleenstaande of de alleenstaande ouder in wiens woning geen ander zijn hoofdverblijf heeft.
23
Raadsnummer
3.
4.
5.
6.
11R4616
De toeslag bedoeld in het eerste lid bedraagt voor de alleenstaande ouder in wiens woning uitsluitend een of meer ten laste komend(e) kind(eren) verblijven bedraagt 20%. De toeslag bedoeld in het eerste lid bedraagt 20% voor de alleenstaande of alleenstaande ouder in wiens woning uitsluitend een of meer kind(eren) verblijven, die niet ten laste van de alleenstaande of alleenstaande ouder komt/komen en niet tot het gezin behoort/behoren. De toeslag bedoeld in het eerste lid bedraagt 5%, indien de alleenstaande of de alleenstaande ouder: a. verblijft in een instelling voor maatschappelijke opvang; b. zonder adres als bedoeld in artikel 1 van de wet gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens is en aangifte doet van een door het college ter beschikking gesteld briefadres als bedoeld in artikel 1 van die wet. De toeslag als bedoeld in het eerste lid bedraagt voor de alleenstaande en de alleenstaande ouder op wie het tweede, derde, vierde en vijfde lid niet van toepassing is: a. 14 %, indien een zakelijke overeenkomst inzake het gebruik van de woning wordt aangetoond; b. 5 %, indien geen zakelijke overeenkomst inzake het gebruik van de woning wordt aangetoond.
Artikel 3 Toeslag zorgbehoevende De toeslag voor een persoon die zorg nodig heeft als bedoeld in artikel 4, vijfde lid van de wet bedraagt 5%.
PARAGRAAF 3
CRITERIA VOOR HET VERLAGEN VAN DE BIJSTANDSNORM OF DE TOESLAG
Artikel 4 Verlaging gezinsbijstand 1. De norm wordt overeenkomstig artikel 26 van de wet lager vastgesteld indien het gezin lagere algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan heeft dan waarin de bijstandsnorm voorziet, als gevolg van het kunnen delen van deze kosten met een ander. 2. De verlaging als bedoeld in het eerste lid bedraagt: a. 6%, indien een zakelijke overeenkomst inzake het gebruik van de woning wordt aangetoond; b. 15 %, indien geen zakelijke overeenkomst inzake het gebruik van de woning wordt aangetoond.
24
Raadsnummer
11R4616
Artikel 5 Verlaging 21 en 22-jarige alleenstaande 1. In afwijking van artikel 3 wordt: a. de norm voor een alleenstaande van 21 jaar niet verhoogd met een toeslag; b. de norm voor een alleenstaande van 22 jaar verhoogd met een toeslag van 10%, behalve indien sprake is van een situatie als bedoeld in artikel 2, lid 5 of lid 6 onder b van deze verordening. Het bepaalde in het eerste lid is niet van toepassing indien de 2. belanghebbende is ontheven van alle verplichtingen als bedoeld in artikel 9, eerste lid van de wet. Artikel 6 Verlaging wegens het ontbreken van woonkosten De bijstandsnorm wordt verlaagd wanneer aan de woning voor betrokkene geen woonkosten zijn verbonden. De verlaging bedraagt: a. 10% wanneer toepassing is gegeven aan artikel 5 lid 1 aanhef, sub b van deze verordening; b. 18% wanneer toepassing is gegeven aan artikel 2 lid 2 en 2 lid 6 sub a van deze verordening; c. 18% wanneer er geen verlaging van de gezinsbijstand plaatsvindt danwel een verlaging met toepassing van artikel 4 lid 2 aanhef, sub a van deze verordening; d. 9% wanneer toepassing is gegeven aan artikel 2 lid 6 aanhef, sub b en artikel 4 lid 2 aanhef sub b van deze verordening.
PARAGRAAF 4
SLOTBEPALINGEN
Artikel 7 Nadere regels Het College van Burgemeester en Wethouders kunnen met betrekking tot de uitvoering van deze verordening nadere regels stellen. Artikel 8 Citeertitel Deze verordening kan worden aangehaald als: ‘Toeslagenverordening WWB 2012’ Artikel 9 Inwerkingtreding 1. Deze verordening treedt in werking op het tijdstip waarop de gewijzigde Wet Werk en Bijstand in werking treedt. 2. De ‘Verordening toeslagen en verlagingen’ en de ‘Verordening toeslagen en verlagingen Wet investeren in jongeren’ worden gelijktijdig ingetrokken met dien verstande dat indien de inwerkingtreding van onderhavige verordening leidt tot een verlaging van de toeslag of bijstandsnorm, de hoogte van de bijstand tot uiterlijk 1 juli 2012 gehandhaafd blijft op het niveau zoals dat gold vóór de inwerkingtreding van deze verordening, tenzij zich een wijziging
25
Raadsnummer
11R4616
voordoet die leidt tot aanpassing van de bijstandsnorm inclusief eventuele toeslag of verlaging. Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van , voorzitter. , griffier. lbo/QG11036742
26