Compositie 5 stedenbouw bv Boschstraat 35 - 37 4811 GB Breda telefoon
076 – 5225262
fax
076 – 5213812
email
[email protected]
internet
www.c5s.nl
kvk Breda
20083802
Gemeente Drimmelen Ontwerp bestemmingsplan “Haagstraat 29” te Made
Datum: Projectnr.
januari 2014 132438
Gemeente Drimmelen Ontwerp bestemmingsplan “Haagstraat 29” te Made
Inhoud 1. Toelichting 2. Bestemmingsplanregels 3. Verbeelding id.nr. : NL.IMRO.1719.1bp12haagstraat29-on01 d.d. : 17-01-2014 gew. :
Auteur: Collegiale toets: Status:
dhr. ing. B. Nieuwenhuizen dhr. ing. T.A.B.M. de Kousemaeker ontwerp bestemmingsplan
Toelichting
132438bp10
1
INHOUD 1 1.1 1.2 1.3 1.4
INLEIDING 3 Aanleiding ............................................................................................................................. 3 Doel ...................................................................................................................................... 3 Begrenzing plangebied .......................................................................................................... 3 Leeswijzer .............................................................................................................................. 4
2 2.1 2.2 2.3
BESCHRIJVING BESTAANDE SITUATIE 5 Inleiding ................................................................................................................................ 5 Haagstraat ............................................................................................................................. 5 Huidig gebruik plangebied..................................................................................................... 5
3 3.1 3.2 3.3 3.4
VIGEREND RUIMTELIJK BELEIDSKADER 7 Inleiding ................................................................................................................................ 7 Nationaal beleid .................................................................................................................... 7 Provinciaal beleid ................................................................................................................... 8 Gemeentelijk beleid ............................................................................................................. 12
4 4.1 4.2
PLANBESCHRIJVING 17 Verkavelingsopzet en bebouwing ......................................................................................... 17 Verkeer en parkeren ............................................................................................................. 17
5 5.1 5.2 5.3 5.4 5.5 5.6 5.7 5.8 5.9 5.10 5.11
MILIEUHYGIËNISCHE EN PLANOLOGISCHE ASPECTEN 19 Inleiding .............................................................................................................................. 19 Bodem ................................................................................................................................. 20 Waterhuishouding ............................................................................................................... 21 Cultuurhistorie en archeologie ............................................................................................. 25 Flora en fauna ...................................................................................................................... 29 Akoestiek ............................................................................................................................. 31 Bedrijven en milieuzonering ................................................................................................. 32 Externe veiligheid ................................................................................................................ 32 Kabels en leidingen .............................................................................................................. 35 Luchtkwaliteit ...................................................................................................................... 35 Ladder duurzame verstedelijking .......................................................................................... 36
6 6.1 6.2 6.3
WIJZE VAN BESTEMMEN 39 Algemene opzet................................................................................................................... 39 Opbouw van het bestemmingsplan ..................................................................................... 39 Bestemmingsplanregels ....................................................................................................... 39
7 7.1 7.2 7.3
ECONOMISCHE UITVOERBAARHEID 43 Inleiding .............................................................................................................................. 43 Toepassing Grondexploitatiewet .......................................................................................... 43 Economische uitvoerbaarheid .............................................................................................. 43
8 8.1 8.2
MAATSCHAPPELIJKE UITVOERBAARHEID 45 Inleiding .............................................................................................................................. 45 Procedure ............................................................................................................................ 45
Bijlage 1: Bijlage 2:
Verkennend bodemonderzoek Haagstraat 29 te Drimmelen, Econsultancy bv, 5 maart 2012, rapportnr. 11123900 Vooroverlegreacties
Ontwerp bestemmingsplan “Haagstraat 29” te Made
2
Made weergegeven op een topografische kaart.
De ligging van het plangebied is aangeduid met een rode contour.
Gemeente Drimmelen
132438bp10
1
INLEIDING
1.1
Aanleiding
3
Initiatiefnemer is voornemens een nieuwe woning te realiseren ter plaatse van het perceel aan de Haagstraat 29 te Made. Het nieuwe woonperceel zal middels een splitsing van het bestaande perceel gecreëerd worden. Tevens zal het bestaande bijgebouw gesaneerd worden en wordt ter plaatse van dit bijgebouw een nieuwe garage gerealiseerd. De realisatie van de woning past niet binnen het vigerende bestemmingsplan aangezien ter plaatse maar één woning per bouwperceel is toegestaan en de nieuwe woning buiten het vigerende bouwvlak gelegen is. Om de juridische basis ter verkrijgen om de woning te kunnen realiseren is een partiële herziening van het bestemmingsplan nodig. 1.2
Doel Voorliggend bestemmingsplan vormt het planologisch kader voor de ontwikkeling van één woning op de locatie Haagstraat 29 te Made. Daar dit bestemmingsplan op een stedenbouwkundig plan is gebaseerd, is er sprake van een zogenoemd ontwikkelingsplan.
1.3
Begrenzing plangebied Het plangebied is gelegen in het zuidoosten van de gemeente Drimmelen en is ten noordwesten van de kern Made gesitueerd. Het plangebied is gelegen binnen het bestaande stedelijke gebied. In het noorden grenst het plangebied aan de Haagstraat en in het oosten en zuiden grenst het plangebied aan belendende percelen met woonbebouwing aan de Haagstraat 27 respectievelijk Dahliastraat 54. Tenslotte grenst het plangebied in het westen aan de Dahliastraat.
Satellietfoto met weergave ligging plangebied ten opzichte van de omgeving
Ontwerp bestemmingsplan “Haagstraat 29” te Made
4
1.4
Leeswijzer In hoofdstuk 2 wordt in het kort de bestaande situatie in het plangebied beschreven. In hoofdstuk 3 wordt een omschrijving van de vigerende ruimtelijke beleidskaders gegeven. Hoofdstuk 4 gaat in op de planbeschrijving, waarna in hoofdstuk 5 de milieuhygiënische aspecten aan bod komen. In hoofdstuk 6 worden de bestemmingsplanregels en de verbeelding toegelicht. Tenslotte beschrijft hoofdstuk 7 de economische uitvoerbaarheid en hoofdstuk 8 de resultaten uit de inspraak en het overleg.
Gemeente Drimmelen
132438bp10
2
BESCHRIJVING BESTAANDE SITUATIE
2.1
Inleiding
5
Het plangebied is gelegen aan de Haagstraat te Made, welke zich bevindt zich in het noordelijk deel van het dorp, direct grenzend aan het buitengebied. Het perceel (3267) is inmiddels kadastraal gesplitst, het nieuwe perceel staat kadastraal bekend als gemeente Made en Drimmelen, sectie H, nummer 7425. 2.2
Haagstraat Het oorspronkelijke bebouwingspatroon van Made kenmerkt zich als een verdichting van bebouwing langs veldwegen in een hoofdzakelijk agrarisch landschap. Kenmerkend is het stratenpatroon van de kern vanwege de vierkante verkaveling doorsneden door diagonalen. Langs deze wegen heeft verdichting plaatsgevonden met bebouwing aan beide zijden van de straten. Ook in het buitengebied ten westen van de kern Made laat deze vierkante verkaveling zich duidelijk zien: centraal over de hogere gronden loopt in oost-west richting de historische route Zuideindsestraat, Nieuwstraat, Adelstraat. In noordelijke richting gaan de hogere gronden over in poldergebied. De Prinsenpolderstraat, Dahliastraat, Geraniumstraat, Oude Kerkstraat en Watertorenstraat liggen min of meer noord-zuid georiënteerd, haaks op de hoofdroute. De Haagstraat is evenwijdig aan de hoofdroute oost-west georiënteerd. Ten westen van het plangebied is in het verleden bedrijventerrein Stuivezand ontwikkeld. Tussen de huidige bebouwde kom en dit bedrijventerrein is een afwisseling van lintbebouwing en open terreinen te zien. De Haagstraat is gelegen in dit tussengebied. De bebouwing langs de Haagstraat laat een afwisselend patroon zien. Ten oosten van de Dahliastraat is de noordzijde onbebouwd en de zuidzijde volledig bebouwd met vrijstaande en halfvrijstaande woningen. Ten westen van deze kruising is het bebouwingspatroon andersom: de zuidzijde is onbebouwd, de noordzijde bebouwd. Onderhavig perceel is gelegen in de zuidoostelijke oksel van de kruising Dahliastraat en Haagstraat. Zuidelijk grenzend aan het plangebied, gelegen aan de Dahliastraat, wordt de woningbouwlocatie Prinsenpolder gerealiseerd. In dit plan zijn de Haagstraat en de Dahliastraat onderdeel van een blokvormige, door groen begeleide ontsluitingsstructuur. Binnen de blokken laat de locatie Prinsenpolder een intensievere bebouwing zien. In noordelijke richting wordt de bebouwing steeds opener. Aan de Haagstraat en aan de Dahliastraat is vrijstaande bebouwing voorzien. Het onderhavige plan voorziet in de bouw van één vrijstaande woning die is georiënteerd op de Dahliastraat. Deze woning past in de karakteristiek van de aangrenzende te realiseren woningbouwlocatie Prinsenpolder.
2.3
Huidig gebruik plangebied Het perceel aan de Haagstraat 29 is thans bebouwd met één vrijstaande woning met bijgebouw en achtertuin. De tuin kent thans één bijgebouw en een houten chalet en is grenzend aan de Dahliastraat. Het overige deel van het perceel is in gebruik als oprit en tuin. De oprit is verhard met klinkers. De tuin is grotendeels onverhard en wordt visueel van de Dahliastraat gescheiden middels een haag.
Ontwerp bestemmingsplan “Haagstraat 29” te Made
6
Satellietfoto van het plangebied
Achtertuin Haagstraat 29, vanuit Dahliastraat
Haagstraat in oostelijke richting
Haagstraat in westelijke richting
Dahliastraat in zuidelijke richting
Gemeente Drimmelen
Dahliastraat in noordelijke richting
132438bp10
3
VIGEREND RUIMTELIJK BELEIDSKADER
3.1
Inleiding
7
De beleidscontext voor het plangebied wordt gevormd door landelijke, provinciale, en gemeentelijke beleidsrapportages. In dit hoofdstuk is het relevante beleid samengevat. 3.2
Nationaal beleid Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR), 2012 Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) in werking getreden. De aanleiding voor het opstellen van deze structuurvisie is gelegen in het feit dat er nieuwe politieke accenten zijn gelegd en doordat er veranderende omstandigheden zijn zoals de economische crisis, klimaatverandering en toenemende regionale verschillen. Dit laatste onder andere omdat groei, stagnatie en krimp gelijktijdig plaatsvinden. Deze structuurvisie geeft een integraal kader voor het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid op rijksniveau. In de visie worden ruimtelijke ontwikkelingen en infrastructuur sterker dan voorheen met elkaar verbonden. De structuurvisie vervangt alle voorgaande rijksnota’s ten aanzien van ruimte en mobiliteit (waaronder de Nota Ruimte), behalve de Structuurvisie Nationaal Waterplan. De hoofdlijn van de SVIR is dat het Rijk op het gebied van de ruimtelijke ordening terugtreedt en dat gemeenten en provincies op dit taakveld een meer prominente rol krijgen. In het SVIR staat centraal dat alleen nog een taak voor het Rijk is weggelegd wanneer sprake is van: 1. een onderwerp dat nationale baten en / of lasten heeft en de doorzettingsmacht van gemeenten overstijgt (bv. mainports); 2. een onderwerp waarvoor internationale verplichtingen zijn aangegaan (bv. werelderfgoederen); 3. een onderwerp dat (provincie-) of landsgrens overschrijdend is, of een hoog afwentelingsrisico kent of reeds in beheer bij het rijk is (bv. infrastructuur). Het Rijk heeft 13 onderwerpen benoemd waar het, aan de hand van de bovenstaande criteria, een taak voor zichzelf ziet weggelegd. Door het nemen van verantwoordelijkheid ten aanzien van deze onderwerpen stelt het Rijk zich voor de middellange termijn (2028) en lange termijn (2040) tot doel Nederland concurrerend, veilig en leefbaar te houden. De onderwerpen die een nationaal belang betreffen zijn het creëren van een internationaal bereikbaar vestigingsklimaat, ruimte bieden voor het hoofdnetwerk van (duurzame) energievoorziening en het vervoer van stoffen via buisleidingen en een efficiënt gebruik van de ondergrond. Daarnaast zijn ook het creëren van een robuust hoofdnetwerk van weg, spoor- en vaarwegen, het beter benutten en in stand houden van het bestaande mobiliteitssysteem met bijbehorende hoofdinfrastructuur, het verbeteren van de milieukwaliteit, ruimte voor waterveiligheid en klimaatbestendige ontwikkeling, ruimte voor behoud en versterking van (inter)nationaal unieke cultuurhistorische en natuurlijke kwaliteiten, ruimte voor een nationaal netwerk van natuur voor het overleven en ontwikkelen van flora- en faunasoorten en ruimte voor militaire terreinen en activiteiten van nationaal belang. Tenslotte vindt het Rijk zorgvuldige afwegingen en transparante besluitvorming bij ruimtelijke plannen belangrijk. De onderhavige ontwikkeling raakt geen van deze onderwerpen. Het beleid van het Rijk wordt geëffectueerd door het Barro en het Rarro.
Ontwerp bestemmingsplan “Haagstraat 29” te Made
8
Besluit en ministeriële regeling algemene regels ruimtelijke ordening (Barro, Rarro), 2011 Voor het juridisch borgen van de nationale belangen uit de SVIR heeft het Rijk, op basis van de Wet ruimtelijke ordening (Wro), twee besluiten waarmee dat mogelijk is. Deze twee besluiten zijn verschillend van aard (procesmatig versus beleidsmatig): • Het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Het Bro stelt vanuit de rijksverantwoordelijkheid voor een goed systeem van ruimtelijke ordening juridische kaders aan de processen van ruimtelijke belangenafweging en besluitvorming bij de verschillende overheden (o.a. nationaal belang 13 uit de SVIR). De ‘ladder van duurzame verstedelijking’ is in 2012 opgenomen in het Bro. Op de procesmatige vereisten waaraan dit bestemmingsplan moet voldoen wordt teruggekomen in hoofdstuk 4, in dit hoofdstuk komen de planologische en milieuhygiënische uitvoerbaarheid aan bod. • Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). Dit geeft de juridische kaders die nodig zijn om het vigerend ruimtelijk rijksbeleid te borgen. Het Barro is vastgesteld op 22 augustus 2011 en in werking getreden op 30 december 2011. Op 1 oktober 2012 is een wijziging van het Barro vastgesteld. Het kabinet heeft in de genoemde SVIR vastgesteld dat voor een beperkt aantal onderwerpen, bv. voor defensie en waterveiligheid, de bevoegdheid om algemene regels te stellen moet worden ingezet. Het gaat daarbij om het beschermen van de nationale belangen. Deze algemene regels, vastgelegd in het Barro, werken zoveel mogelijk direct door op het niveau van de lokale besluitvorming. Slechts daar waar een directe doorwerking niet mogelijk is, is gekozen voor indirecte doorwerking via provinciaal medebewind. Naar aanleiding van een advies van de Raad van State voorziet het Barro ook in een bij dit besluit behorende ministeriële regeling (Rarro). In deze regeling is de begrenzing opgenomen van de gebieden uit een aantal titels uit het Barro waarvoor een reservering of een vrijwaring geldt. De aanduiding van deze gebieden is opgenomen in het Barro. Ten aanzien van het onderhavige plangebied zijn er geen regels uit het Barro van toepassing, aangezien er bij de onderhavige ontwikkeling geen nationale belangen, anders dan de ‘ladder duurzame verstedelijking’, zijn gemoeid. 3.3
Provinciaal beleid Structuurvisie Ruimtelijke Ordening (SVRO), 2010, partiële herziening 2014 Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant hebben op 2 juli 2013 het ontwerp van de Structuurvisie RO 2010 – partiële herziening 2014 vastgesteld. Dit ontwerp heeft de inspraaken overlegprocedure conform de Wet ruimtelijke ordening en de Provinciewet doorlopen in de periode van 13 september 2013 tot en met 10 oktober 2013. Er is bewust niet gekozen om een geheel nieuwe visie op te stellen. Dit omdat de bestaande structuurvisie recentelijk is vastgesteld en de visie en sturingsfilosofie voor het overgrote deel nog actueel zijn. Op onderdelen vindt er bijsturing plaats. Deze bijsturing heeft geen gevolgen voor de ontwikkelingsmogelijkheden van woningen in dorpskernen. Derhalve blijft het uitgangspunt zorgvuldig ruimtegebruik. Bij ruimtelijke afwegingen betekent dat eerst gekeken wordt naar mogelijkheden voor intensivering of hergebruik op of binnen bestaand bebouwd gebied. De provincie wil nieuw ruimtebeslag zoveel mogelijk voorkomen.
Gemeente Drimmelen
132438bp10
9
Toetsingskader De provinciale sturingsfilosofie is gebaseerd op vijf rollen: ontwikkelen, ordenen, beschermen, regionaal samenwerken en stimuleren. Twee rollen zijn met name van belang voor onderhavig plan: de ordenende en de beschermende rol. De ordenende rol gaat uit van het behartigen van ruimtelijke belangen en keuzes. Deze zijn geordend in vier ruimtelijke structuren. De structuren geven een hoofdkoers aan: een ruimtelijk ontwikkelingsperspectief voor een combinatie van functies. Maar ook waar functies worden uitgesloten of welke randvoorwaarden de provincie aan functies stelt. Binnen de structuren is ruimte voor regionaal maatwerk. De vier onderscheidende structuren zijn: de groenblauwe structuur, de agrarische structuur, de stedelijke structuur en de infrastructuur. Het uitgangspunt van de beschermende rol is zorgvuldig ruimtegebruik. Bij ruimtelijke afwegingen betekent dat eerst gekeken wordt naar mogelijkheden voor intensivering of hergebruik op of binnen bestaand bebouwd gebied. De provincie wil nieuw ruimtebeslag zoveel mogelijk voorkomen. Bij ontwikkelingen buiten bestaand bebouwd gebied wil de provincie dat de initiatiefnemer zorgt voor een investering in het landschap om daarmee het verlies aan omgevingskwaliteit te beperken.
Uitsnede Structurenkaart; Structuurvisie Ruimtelijke Ordening, 2010, partiële herziening 2014
Beoordeling Voor het plangebied binnen de kern Made geldt met name het accent dat de provincie in het ruimtelijk beleid legt op zorgvuldig ruimtegebruik; de provincie wil de groei en de spreiding van het stedelijk ruimtebeslag afremmen. Voor de ‘kernen in het landelijke gebied’ waar de kern Made onder valt betekent dat het voorkomen van verdere aantasting van het buitengebied centraal staat. Dit houdt in dat het accent op inbreiden en herstructureren ligt. Er dient
Ontwerp bestemmingsplan “Haagstraat 29” te Made
10
gebouwd te worden voor migratiesaldo-nul. Het aansnijden van nieuwe ruimte voor verstedelijking is pas aan de orde, als gebleken is dat de bouwopgave voor wonen en werken niet binnen bestaand bebouwd gebied kan worden gerealiseerd, ook niet in andere kernen of op andere bedrijventerreinen binnen de betreffende gemeente, wat betreft wonen, en binnen de betreffende landelijke regio, wat betreft werken. Als toch nieuw ruimtebeslag nodig is, kan dit alleen daar waar, gelet op de ruimtelijke kwaliteiten binnen dat gebied, verantwoorde uitbreidingsmogelijkheden liggen. Ruimtelijke karakteristieken en kwaliteiten worden dus meer bepalend voor de wijze waarop de (economische) dynamiek in de landelijke regio’s haar plek krijgt. Dit heeft tot gevolg dat de bouwmogelijkheden per kern verschillen en dat niet iedere gemeente een nieuw bedrijventerrein of iedere kern een nieuwe woonwijk kan ontwikkelen. Conclusie Het onderhavige plan zorgt niet voor nieuw ruimtebeslag omdat het in de kern van Made ligt en voldoet daarmee aan het beleid uit de Structuurvisie Ruimtelijke Ordening. Tevens is, door perceelsplitsing, sprake van zorgvuldig ruimtegebruik. Ontwerp Verordening ruimte 2014 Toetsingskader Op 2 juli 2013 hebben Gedeputeerde Staten de ontwerp Verordening ruimte 2014 vastgesteld. De commissie Transitie stad en platteland heeft dit ontwerp op 30 augustus vrijgegeven voor inspraak. Ten opzichte van de Verordening ruimte 2012 omvat de ontwerpverordening diverse wijzigingen. De beleidsaanpassingen zijn gebaseerd op de Ontwerp Structuurvisie RO 2010 partiële herziening 2014. Op de bijgevoegde afbeelding is te zien dat het plangebied gelegen is binnen bestaand stedelijk gebied en meer specifiek in 'kernen in landelijk gebied’. Onderstaand wordt getoetst aan de relevante regels uit de ontwerp Verordening ruimte 2014.
Uitsnede tehmakaart ‘Stedelijke Verordening ruimte 2014
Gemeente Drimmelen
ontwikkeling’
(ontwerp)
132438bp10
11
Artikel 3.1 Zorgplicht voor ruimtelijke kwaliteit In de ontwerp Verordening ruimte 2014 wordt in artikel 3.1 sub 1 aangegeven dat de toelichting bij een bestemmingsplan dat voorziet in een ruimtelijke ontwikkeling een verantwoording bevat dat: a. het plan bijdraagt aan de zorg voor het behoud en de bevordering van de ruimtelijke kwaliteit van het daarbij betrokken gebied en de naaste omgeving; b. toepassing is gegeven aan het principe van zorgvuldig ruimtegebruik. In sub 2 wordt aangegeven dat het principe van zorgvuldig ruimtegebruik voor ruimtelijke ontwikkelingen in ieder geval inhoudt dat ingeval van stedelijke ontwikkeling toepassing is gegeven aan artikel 3.1.6, tweede lid, van het Besluit ruimtelijke ordening (ladder voor duurzame verstedelijking). Nieuwbouw van woningen Uit artikel 4.3 van de ontwerp Verordening ruimte 2014 blijkt dat voor nieuwbouw van woningen in bestaand stedelijk gebied de volgende regels aangehouden worden: 1. De toelichting bij een bestemmingsplan dat voorziet in nieuwbouw van woningen bevat een verantwoording over de wijze waarop: a. de afspraken die daarover zijn gemaakt in het regionaal ruimtelijk overleg bedoeld in artikel 35.4 onder b, worden nagekomen; b. de beoogde nieuwbouw zich verhoudt tot de afspraken bedoeld onder a, en tot de beschikbare harde plancapaciteit voor woningbouw. 2. Onder harde plancapaciteit voor woningbouw als bedoeld in het eerste lid, onder b, wordt verstaan de capaciteit voor nieuw te bouwen woningen waarover een gemeente beschikt: a. die wordt uitgedrukt in aantallen woningen, en b. is opgenomen in een vastgesteld bestemmingsplan waarvan de bestemming nog niet is verwezenlijkt. Beoordeling Artikel 3.1 Zorgplicht voor ruimtelijke kwaliteit Sub 1: Onderhavig plan betreft een aanvulling op een reeds bestaand woongebied en bestaande bebouwingstructuur. De nieuw te bouwen woning wordt met voorgevel gesitueerd tussen het verlengde van de voorgevel van de Dahliastraat 54 en het verlengde van zijgevel van de woning aan de Haagstraat 29. Hiermee wordt de bestaande bebouwingsstructuur voortgezet en verdicht. Qua bouwmassa en architectuur wordt aangesloten op de woningen in de omgeving. Uit hoofdstuk 5 blijkt dat er zowel op de locatie zelf als in de naaste omgeving geen belemmeringen zijn ten aanzien de planologisch relevante omgevingsaspecten. Sub 2: De nieuw te bouwen woning wordt gerealiseerd in een plangebied dat reeds is aangewezen en bestemd voor de functie ‘Wonen’. Het is dus niet noodzakelijk om in het kader van onderhavig plan zogenaamde ‘nieuwe’ nog niet stedelijke gronden aan te wenden. Derhalve is (juridisch gezien) geen sprake van een nieuw ruimtebeslag, hetgeen conform het uitgangspunt zorgvuldig ruimtegebruik is. Derhalve is sprake van een inbreidingslocatie en wordt er binnen
Ontwerp bestemmingsplan “Haagstraat 29” te Made
12
de grenzen van het stedelijk gebied gebouwd. Dit alles onderstreept het feit er in het kader van onderhavig plan sprake is van zorgvuldig ruimtegebruik. Een toetsing aan de ladder voor duurzame verstedelijking vindt plaats in paragraaf 5.11 van onderhavige toelichting. Artikel 4.3 Nieuwbouw van woningen Zoals reeds gesteld betreft onderhavig plan een verdere verdichting van een reeds tot wonen bestemd perceel. Het gaat om de toevoeging van één woning welke passend is binnen het bouwprogramma van de woonvisie van de gemeente Drimmelen. Conclusie Onderhavig plan is passend binnen de provinciale regels uit de ontwerp Verordening ruimte 2014. 3.4
Gemeentelijk beleid (ontwerp) Structuurvisie: Dromen en doen: op naar 2033 De ontwerp structuurvisie heeft ter inzage gelegen van 1 november 2013 tot en met 12 december 2013. In het kader van onderhavig plan wordt de toetsing aan de Structuurvisie beperkt tot de beleidsvisie van de gemeente aangaande woningbouw. De gemeente Drimmelen richt zich op het versterken van het aantrekkelijke landelijke woonklimaat in de dorpskernen. Verbetering van de kwaliteit van de openbare ruimte en woningvoorraad zijn onze grootste opgaven voor de toekomst. Aangegeven wordt dat er voor de eigen woningbehoefte voldoende plaats is in de kernen. Hierbij waakt de gemeente voor te grote verdichting en daarmee aantasting van het dorpse karakter. Om het aantrekkelijke landelijke woonklimaat in de kernen te behouden, verschuift de gemeente haar aandacht van nieuwbouw in grote uitbreidingslocaties steeds meer naar kleinschaliger inbreidingslocaties. Onderhavig plangebied is gelegen in de bestaand stedelijk gebied. De ontwikkeling van de nieuwe woning vindt plaats op een bestaand woonperceel waarvan de bouwgrond momenteel in gebruik is als tuin. Hierdoor is van een nieuw ruimtebeslag geen sprake en kan het plangebied aangemerkt worden als een inbreidingslocatie. Op basis hiervan kan worden gesteld dat onderhavig plan passend is binnen de beleidsvisie Uitsnede kaart Madeontwerp structuurvisie 2033 met het plangebied aangemerkt (blauwe ster)
Gemeente Drimmelen
132438bp10
13
van de gemeente Drimmelen zoals deze is opgenomen in de Structuurvisie 2033. Woonvisie 2011-2016, 2011 In 2004 is de Woonvisie 2004+ vastgesteld door de Raad. Deze bestrijkt een periode van vier jaar. In 2009 is door de Raad besloten om een nieuwe woonvisie op te stellen en daarbij de leermomenten uit de evaluatie van de woonvisie (2008) aandacht te geven. Op 3 november 2011 is de nieuwe woonvisie voor de gemeente Drimmelen door de gemeenteraad vastgesteld. De woonvisie geeft inzicht in ontwikkelingen op de woningmarkt, verwoord de ambities op het terrein van wonen en vormt de basis voor samenwerking met derden. Geconstateerd wordt dat de totale bevolking afneemt, terwijl het aantal huishoudens groeit. Dit zijn overwegend éénpersoonshuishoudens. Vooral de beroepsbevolking (20-64 jaar) en hun kinderen (0-19 jaar) nemen af. Het aantal en daarmee ook het aandeel ouderen neemt toe. Ook de mobiliteit van de bevolking neemt toe. Op basis van natuurlijke aanwasfactoren en uitgaande van een migratiesaldo van 0 neemt het aantal personen in de periode 2010-2025 verder af. In deze prognose is geen rekening gehouden met voorgenomen nieuwbouwproducties in die periode. De realisatie van nieuwbouw kan leiden tot het aantrekken van huishoudens van elders en daarmee het vestigingssaldo positief beïnvloeden. Hoewel dat op basis van de huidige gegevens niet waarschijnlijk lijkt, zou dat de bevolkingsafname enigszins kunnen afvlakken. Door de toename van het aantal huishoudens zal de behoefte aan woningen niet afnemen tot 2025. De behoefte zal wel veranderen: is er nu veel vraag naar gezinswoningen, in 2025 zal er vooral vraag zijn naar woningen voor alleenstaanden en tweepersoonshuishoudens, die bovendien goed toegerust moeten zijn op het ouder worden: meer levensloopbestendige woningen en combinaties van wonen en zorg. Aangenomen wordt, dat het aandeel van de categorie één- en tweehuishoudens boven de 55 jaar toeneemt richting 55% en het aandeel van de één- en tweepersoonshuishoudens in de overige leeftijdscategorieën richting 35%. Het aandeel van de gezinnen zal daarentegen gaan afnemen richting 10%. De nadruk komt daarom meer te liggen op de bouw van levensloopbestendige woningen, opdat ze door huishoudens in verschillende levensfasen kunnen worden gebruikt. Daarnaast ligt de vraag bij het wonen in combinatie met het verlenen van zorg- en welzijnsdiensten en het opzetten van zorgsteunpunten. Onderhavig plan betreft de ontwikkeling van één woning en levert een bijdrage aan het op gang brengen van de doorstroming op de woningmarkt. Daarnaast kent de gemeente Drimmelen beleid om in- of bijwonen in het kader van mantelzorg te gedogen in afwijking op het bestemmingplan. Dit om zorg te kunnen leveren aan ouders of andere hulpbehoevende familieleden. Dit beleid is echter niet gericht op te verwachten zorg, mensen moeten al hulpbehoevend zijn, voordat een gedoogbeschikking wordt afgegeven. Dit om het toevoegen van extra woningen (voornamelijk in het buitengebied) te ontmoedigen. Dit beleid is opgenomen in de bestemmingsplanregels. Beleidsplan Verkeer en Vervoer, 2006 In 2006 is het gemeentelijk Beleidsplan Verkeer en Vervoer vastgesteld. Het plan vormt een visie op de verkeersafwikkeling op lokale schaal en ten aanzien van de verschillende verkeersmodaliteiten. Aan de hand van de visie kunnen belangenafwegingen gemaakt en verkeersmaatregelen bepaald worden. Voor alle wegen in Made geldt een 30 km/u regime, met
Ontwerp bestemmingsplan “Haagstraat 29” te Made
14
uitzondering van de doorgaande wegen richting omliggende kernen en de Godfried Schalckenstraat, Zuideindsestraat, Van Gilslaan en Crullaan. Ter plaatse van het plangebied geldt een 30 km/u regime. Welstandsnota, 2009 Elke gemeente dient sinds 1 juli 2004 te beschikken over een welstandsnota. In de gemeente Drimmelen is in maart 2009 de tweede welstandnota van kracht geworden. Het uitgangspunt is dat alleen daar waar nodig welstandsbeleid van toepassing is. Hiermee worden monumenten, de beschermde dorpsgezichten en Nationaal Park de Biesbosch bedoeld. Op basis van de inventarisatie en analyse van de bebouwingsstructuren in de gemeente is een gebiedsindeling vervaardigd. Het dorp Made valt onder de "overige gebieden". Onder deze noemer vallen alle gebieden die niet behoren tot de beschermde dorpsgezichten of de natuurgebieden. Voor deze gebieden zal namelijk geen welstandstoetsing worden toegepast. Het is in deze gebieden de eigen verantwoordelijkheid van de bouwer om zorg te dragen voor de visuele kwaliteit. Gesteld kan worden dat er, op basis van het bovenstaande, vanuit welstand geen belemmeringen zijn ten aanzien van de onderhavige ontwikkeling.
Uitsnede verbeelding vigerend bestemmingsplan ‘Kern Made’
Gemeente Drimmelen
132438bp10
15
Bestemmingsplan Kern Made Voor onderhavig plangebied is het bestemmingsplan ‘Kern Made’ vigerend. Dit bestemmingsplan is door de gemeenteraad van de gemeente Drimmelen vastgesteld op 21 maart 2013. Ter plaatse van het plangebied geldt de bestemming ‘Wonen’, op basis van de bouwregels is het toevoegen van een nieuwe woning op een bouwperceel niet zondermeer toegestaan. De realisatie van de nieuwe woning aan de Dahliastraat is derhalve niet toegestaan binnen het vigerende bestemmingsplan.
Ontwerp bestemmingsplan “Haagstraat 29” te Made
16
Nieuwe situatie
Gemeente Drimmelen
132438bp10
4
PLANBESCHRIJVING
4.1
Verkavelingsopzet en bebouwing
17
Onderhavig plan betreft de realisatie van in totaal één in de omgeving passende nieuwe woning en bijgebouw. Het perceel aan de Haagstraat 29 wordt hiertoe opgedeeld in twee nieuwe percelen. Het perceel dat is georiënteerd op de Haagstraat behoudt de oorspronkelijke bebouwing, met uitzondering van het zich in de tuin bevindende chalet, welke wordt geamoveerd. Op het nieuwe af te splitsen perceel, zich bevindende in de achtertuin van het pand aan de Haagstraat, maar zich oriënterende op de Dahliastraat, wordt één vrijstaande woning gebouwd. Het nieuwe bijgebouw wordt gerealiseerd op de achterste perceelsgrens van de woning op het perceel aan de Haagstraat en grenst aan de naastliggende woonbebouwing. De nieuwe vrijstaande woning aan de Dahliastraat wordt aan één zijde op ten minste drie meter van de zijdelingse perceelgrenzen gerealiseerd aan de andere zijde betreft deze afstand ten minste 2,40 meter. De uitstraling van de woning zal gevarieerd en dorps zijn, passend bij de landelijke sfeer die in de lintstructuur van de Haagstraat wordt nagestreefd. 4.2
Verkeer en parkeren De bestaande woning op het perceel aan de Haagstraat blijft bereikbaar vanuit die straat. Het nieuwe perceel is bereikbaar vanaf de Haagstraat en de Dahliastraat. Hierbij zijn de opstelplaatsen en de garage bereikbaar vanaf de Haagstraat. Het parkeren geschiedt op eigen terrein, hiervoor is voldoende ruimte gereserveerd in de vorm van een garage en opstelplaatsen naast de bestaande woning. Op basis van de situatieschets kan uitgegaan worden van minimaal 2 parkeerplaatsen per kavel (exclusief garage), waarmee voldaan kan worden aan de gemeentelijke parkeernorm van 2 parkeerplaatsen per woning.
Ontwerp bestemmingsplan “Haagstraat 29” te Made
18
Gemeente Drimmelen
132438bp10
19
5
MILIEUHYGIËNISCHE EN PLANOLOGISCHE ASPECTEN
5.1
Inleiding Toetsing juncto art. 3.1.6 Bro Met betrekking tot een (ontwerp-)bestemmingsplan staat in artikel 3.2 van de Algemene wet bestuursrecht vermeld: ‘bij de voorbereiding van een besluit vergaart het bestuursorgaan de nodige kennis omtrent de relevante feiten en de af te wegen belangen’. Artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening bepaalt dat rekening moet worden gehouden met de uitkomsten van het met toepassing van artikel 3.2 van de Algemene wet bestuursrecht verrichte onderzoek. Daarnaast is bepaald dat, op basis van regelgeving uit het Barro, als procesvereiste dient te worden getoetst aan de ‘ladder van duurzame verstedelijking’. Tenslotte moet ook worden getoetst aan het Besluit m.e.r. Ten behoeve van de voorgenomen realisatie van het beoogde bouwplan heeft onderzoek plaatsgevonden naar een aantal uitvoeringsaspecten. Hieronder wordt verslag gedaan van de uitkomsten van het gepleegde onderzoek. De onderzoeksrapporten zijn als (separate) bijlagen gevoegd bij dit bestemmingsplan. Achtereenvolgens worden behandeld: - bodem; - waterhuishouding; - cultuurhistorie; - archeologie; - flora en fauna; - akoestiek; - bedrijven en milieuzonering; - geur; - externe veiligheid; - explosieven; - kabels en leidingen; - luchtkwaliteit. Vervolgens wordt ingegaan op de toetsing aan de ‘ladder duurzame verstedelijking’. Toetsing Besluit m.e.r. Toetsingskader Per 1 april 2011 is het Besluit m.e.r gewijzigd. De belangrijkste aanleidingen hiervoor zijn de modernisering van de m.e.r wetgeving in 2010 en de uitspraak van het Europese Hof van 15 oktober 2009 (HvJ EG 15 oktober 2009, zaak C-255/08 – Commissie vs. Nederland). Uit deze uitspraak volgt dat de omvang van een project niet het enige criterium mag zijn om wel of geen me.r.- (beoordeling) uit te voeren. Ook als een project onder de drempelwaarde uit lijst C en D zit, kan een project belangrijke nadelige gevolgen hebben, als het bijvoorbeeld in of nabij een kwetsbaar natuurgebied ligt. Gemeenten en provincies moeten daarom per 1 april van 2011 ook bij kleine bouwprojecten beoordelen of een m.e.r.-beoordeling nodig is. Achterliggende gedachte hierbij is dat ook kleine projecten het milieu relatief zwaar kunnen belasten en ook bij kleine projecten van geval tot geval moet worden beoordeeld of een MER nodig is. Een m.e.r.-beoordeling is een toets van het bevoegd gezag om te beoordelen of bij
Ontwerp bestemmingsplan “Haagstraat 29” te Made
20
een project belangrijke nadelige milieugevolgen kunnen optreden. Wanneer uit de toets blijkt dat er belangrijke nadelige milieugevolgen kunnen optreden moet er een m.e.r.-procedure worden doorlopen. Met andere woorden dan is het opstellen van een MER nodig. Beoordeling noodzakelijkheid m.e.r.-beoordeling Om te bepalen of een m.e.r.-beoordeling noodzakelijk is, dient bepaald te worden of de ontwikkeling de drempelwaarden uit lijst D van het Besluit m.e.r. overschrijdt, of de ontwikkeling in een kwetsbaar gebied ligt en of er belangrijke milieugevolgen zijn. In het plangebied wordt één vrijstaande woning mogelijk gemaakt met enkele bijbehorende bouwwerken. De ontwikkeling dient getoetst te worden aan activiteit D 11.2 uit de Bijlage bij het Besluit m.e.r. Deze activiteit betreft een stedelijk ontwikkelingsproject. In het geval van een stedelijk ontwikkelingsproject is direct een m.e.r.-beoordeling noodzakelijk als de activiteit gaat om de bouw van 2.000 woningen of meer in een aaneengesloten gebied of als de activiteit een omvang heeft van 100 hectare. Geconcludeerd kan worden dat de ontwikkeling ver beneden de drempelwaarde ligt zoals opgenomen in het Besluit m.e.r.. In onderdeel A van de bijlage bij het Besluit m.e.r is bepaald wat verstaan wordt onder een gevoelig gebied. Als gevoelig gebied zijn gebieden aangewezen die beschermd worden op basis van de natuurwaarden, landschappelijke waarden, cultuurhistorische waarden en waterwingebieden. Uit het onderhavige hoofdstuk, waaraan de resultaten van de toetsing juncto art. 3.1.6 Bro worden weergegeven, blijkt dat het plangebied niet ligt in of nabij een gebied dat beschermd wordt ten gevolge van de natuurwaarden. Het plan ligt daarnaast zodanig ver verwijderd van de Ecologische Hoofdstructuur, een Vogel- of Habitatrichtlijngebied of overig beschermd natuurgebied dat van externe werking geen sprake kan zijn. Het plangebied behoort niet tot een waterwinlocatie, waterwingebied of grondwaterbeschermingsgebied. Ook behoort het plangebied niet tot een gebied waarbinnen een Rijksmonument ligt of een Bèlvéderegebied. Tevens is er geen sprake van een landschappelijk waardevol gebied. In dit hoofdstuk zijn de verschillende milieueffecten beschouwd, zoals geluid en luchtkwaliteit. Hieruit blijkt dat er door de ontwikkeling inderdaad geen sprake zal zijn van nadelige milieugevolgen. Conclusie Zoals beschreven in de voorafgaande alinea’s zijn er geen 'belangrijke nadelige milieugevolgen’ te verwachten en daarom is het niet noodzakelijk een m.e.r.-beoordeling uit te voeren. 5.2
Bodem Toetsingskader Het landelijk beleid gaat uit van het principe dat de bodem geschikt dient te zijn voor de beoogde functie. Met andere woorden, de bodemkwaliteit mag geen onaanvaardbaar risico opleveren voor de gebruikers van de bodem. De gewenste functie bepaalt als het ware de gewenste bodemkwaliteit. Voor alle bestemmingen waar een functiewijziging of herinrichting wordt voorzien, dient de bodemkwaliteit door middel van een bodemonderzoek in beeld te worden gebracht. Indien op grond van historische informatie blijkt dat in het verleden bodembedreigende activiteiten hebben plaatsgevonden, dan dient een volledig verkennend
Gemeente Drimmelen
132438bp10
21
bodemonderzoek te worden uitgevoerd. Op basis van de onderzoeksresultaten kan vervolgens worden nagegaan of er vervolgmaatregelen getroffen moeten worden, zoals een nader onderzoek of eventueel een (functiegerichte) sanering. Beoordeling Ten behoeve van de onderhavige ontwikkeling is door Econsultancy bv in maart 2012 een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd. De rapportage is bijgesloten in de bijlagen. In dit onderzoek zijn er tijdens de terreininspectie en bij de uitvoering van de veldwerkzaamheden geen aanwijzingen gevonden, die aanleiding geven op de locatie een asbestverontreiniging in de bodem te verwachten. Op de locatie is wel een schuur aanwezig, waarvan het dak uit asbestverdachte plaatmaterialen bestaat. De bodem bestaat voornamelijk uit zwak siltig, zeer fijn tot matig fijn zand. De bodem is bovendien tot maximaal 1,0 m -mv zwak humeus. In het opgeboorde materiaal zijn zintuiglijk geen verontreinigingen waargenomen. De bovengrond is licht verontreinigd met lood, zink en PAK. De aangetoonde gehalten bevinden zich boven de achtergrondwaarden, zoals die door de gemeente Drimmelen zijn vastgesteld. In de ondergrond zijn geen verontreinigingen geconstateerd. Het grondwater is licht verontreinigd met koper, nikkel en zink. Deze metaalverontreinigingen zijn hoogstwaarschijnlijk, in combinatie met de verlaagde pH, te relateren aan regionaal verhoogde achtergrondconcentraties van metalen in het grondwater. Gelet op de aard en mate van verontreiniging, bestaat er géén reden voor een nader onderzoek en bestaan er met betrekking tot de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem géén belemmeringen voor de nieuwbouw op de locatie. Conclusie Concluderend kan worden gesteld dat het aspect bodem geen belemmering vormt voor de onderhavige ontwikkeling. 5.3
Waterhuishouding Wettelijk toetsingskader De laatste jaren dient in ruimtelijke plannen steeds meer aandacht besteed te worden aan waterhuishoudkundige aspecten. Daarbij staan naast een duurzaam waterbeheer de integrale afweging en het creëren van maatwerk voorop. Water moet altijd bekeken worden in het licht van het watersysteem of stroomgebied waarin een stad of een dorp ligt. Een goede afstemming van waterbeleid en ruimtelijke ordening, ook in het direct aangrenzende gebied, is daarom noodzakelijk. De integratie van water in ruimtelijke plannen wordt landelijk ondersteund. In de Startovereenkomst Waterbeleid 21e eeuw tussen rijk, provincies, waterschappen en gemeenten (d.d. 14 februari 2001) is overeengekomen dat vanaf de ondertekening van deze overeenkomst op alle voor de waterhuishouding relevante nieuwe ruimtelijke plannen een zogenaamde watertoets uitgevoerd dient te worden. Concreet betekent de invoering van de watertoets, dat een plan een zogenaamde waterparagraaf dient te bevatten, die keuzes ten aanzien van de waterhuishoudkundige aspecten gemotiveerd beschrijft. Daarin dient een wateradvies van de waterbeheerder te worden meegenomen. De watertoets is wettelijk verankerd in artikel 3.6 lid 1, sub b Bro. Beleid provincie Noord-Brabant en Waterschap Brabantse Delta
Ontwerp bestemmingsplan “Haagstraat 29” te Made
22
Op regionaal niveau is de provincie verantwoordelijk voor het beleidsveld water. Vigerend is het Provinciale Waterplan 2010-2015. Het PWP is de structuurvisie voor het aspect water op grond van de Wet ruimtelijke ordening. Het plan bevat de verplichte onderdelen vanuit de Europese Kaderrichtlijn Water. Behalve dat het PWP de uitgangspunten aangeeft voor het waterbeleid van waterschappen en gemeenten, toetst de provincie aan de hand van dit plan ook of de plannen van de waterschappen passen in het provinciale beleid. Als algemene uitgangspunten zijn onder andere te noemen de scheiding van relatief schone en vuile waterstromen en het benutten van mogelijkheden voor infiltratie en/of conservering van hemelwater. Voor het beheer van het oppervlaktewater is het Waterschap Brabantse Delta verantwoordelijk. Het beleid van deze waterbeheerder is verwoord in het Integraal Waterbeheersplan WestBrabant. Bij beïnvloeding van waterhuishoudkundige aspecten door ingrepen in of nabij oppervlaktewateren is bovendien de Keur van het waterschap altijd van toepassing. Dit betekent dat, ongeacht bestemming en/of ruimtelijke procedure, hier onvoorwaardelijk rekening mee gehouden dient te worden. In de Keur met bijbehorend ontheffingenbeleid van het waterschap is aangegeven welke ge- en verboden ten aanzien van het oppervlaktewater gelden. Onderhavig plangebied ligt niet nabij een oppervlaktewater zodat de Keur niet van toepassing is en hier niet nader op ingegaan hoeft te worden. Voor nieuwbouw geldt dat het “schone” regenwater van het “vuile” huishoudelijke afvalwater gescheiden opgevangen en verwerkt dient te worden. Het huishoudelijke afvalwater kan direct aangesloten worden op een bestaand rioolstelsel in de omgeving, verder voert het Waterschap Brabantse Delta het volgende beleid: 1. Afgekoppeld verhard oppervlak nieuwe bouwplan groter dan 2000 m² “Waterneutraal” bouwen; 2. Afgekoppeld verhard oppervlak nieuwe bouwplan kleiner dan 2000 m² geoorloofd direct af te voeren op het oppervlaktewater of op het in de omgeving aanwezige bestaande rioolstelsel. Beleid gemeente Drimmelen In september 2011 heeft de gemeenteraad van de gemeente Drimmelen het Waterbeleidsplan 2012-2016 vastgesteld, hierin is opgenomen het Verbreed GRP. In deze nota is een gezond en duurzaam watersysteem in de gemeente Drimmelen onderbouwd. Deze nota is een vervolg op het Waterbeleidsplan 2007-2010. Daar waar het Waterbeleidsplan 2007-2010 vooral de randvoorwaarden en uitgangspunten (en daarmee het ambitieniveau) van het waterbeleid geeft, gaat het Waterbeleidsplan 2012-2016 vooral (maar niet uitsluitend) in op de concrete uitwerking van dit ambitieniveau in concrete maatregelen. Het Waterbeleidsplan 2012-2016 beschrijft het beleid van de gemeente Drimmelen en de te nemen maatregelen ten aanzien van het stedelijke afvalwater, het afvloeiende hemelwater en het grondwater in het bebouwde gebied. De visie, ambities, doelstellingen, streefbeelden en speerpunten als beschreven in het Waterbeleidsplan 2007-2010 blijven onverminderd van kracht en vormen het kader waarbinnen het beleid is uitgewerkt. Ten aanzien van afvalwater- en hemelwaterzorgplicht kiest de gemeente Drimmelen bij alle ruimtelijke ontwikkelingen in principe voor een duurzaam water- en rioleringsysteem. De voorkeursvolgorde “omgaan met hemelwater en afvalwater”, zoals vastgelegd in het landelijke beleid, dient zoveel mogelijk als richtsnoer. Ten aanzien van het grondwatersysteem heeft de
Gemeente Drimmelen
132438bp10
23
gemeente voldoende aandacht voor hydrologisch neutraal ontwikkelen. Ter plaatse van inbreidingen voert de gemeente al een brongericht beleid door schone en vuile waterstromen zoveel als mogelijk te ontvlechten. Voor het afkoppelen van hemelwater gaat de voorkeur uit naar infiltreren, vervolgens afvoeren naar open water en als laatste tijdelijke aansluiting op bestaande riolering. Ten aanzien van de grondwaterzorgplicht gaat de gemeente Drimmelen bij ruimtelijke planvorming uit van de zogenoemde ‘lagenbenadering’, bestaande uit de lagen ondergrond, netwerken en occupatiepatroon. Het grondwatersysteem maakt onlosmakelijk deel uit van deze ‘ordenende’ ondergrond. Het voorkómen van grondwateroverlast, schades en gezondheidsproblemen als gevolg van te natte (of te droge) omstandigheden, begint voor de gemeente bij ruimtelijke ordening. Bij nieuwe ruimtelijke plannen heeft de gemeente de ambitie om ‘hydrologisch neutraal’ te ontwikkelen. Dit betekent dat de (gemiddeld hoogste) grondwaterstand niet wordt verlaagd ten behoeve van een functiewijziging. Ook betekent hydrologisch neutraal dat de waterafvoer uit het plangebied minimaal gelijk moet blijven aan de uitgangspositie. De lokale bodemopbouw en het lokale grondwaterregiem zijn dan bepalend voor de mogelijkheden overtollig water te bergen in de bodem. Beoordeling Het plangebied aan de Haagstraat 29 is gelegen op de rand met het buitengebied en aan de noordzijde omgeven door akkers. Ter plaatse is sprake van een cluster van bebouwing. De locatie waar de nieuwe woning wordt opgericht is thans onverhard.
Uitsnede Wateratlas NoordBrabant. Het plangebied is weergegeven met een blauwe cirkel.
Beschrijving geohydrologische situatie projectlocatie Ten aanzien van de geohydrologische indeling van de projectlocatie vermeldt de grondwaterkaart van Nederland, Dienst Grondwaterverkenning TNO het volgende: − de ondergrond in westelijk Noord-Brabant is laagsgewijs opgebouwd uit afzettingen die worden ingedeeld in relatief goed en relatief slecht doorlatende lagen; − in de ondergrond komen twee watervoerende pakketten voor die min of meer worden gescheiden door een slecht doorlatende laag, de Afzetting van Kallo; − het eerste watervoerende pakket (formatie van Twente en Sterksel) is over het algemeen zeer wisselend en varieert sterk in dikte;
Ontwerp bestemmingsplan “Haagstraat 29” te Made
24
− − −
het grondwater in de watervoerende lagen wordt gevoed door de neerslag en stroomt af in westelijke richting; de projectlocatie is niet gelegen binnen een grondwaterbeschermingsgebied; de projectlocatie grenst niet aan sloten en greppels.
In het onderhavig plangebied is sprake van leemarm en zwak lemig fijn zandgronden. De gemiddelde stand van het freatisch grondwater bedraagt ± 1 m -NAP, waardoor het grondwater zich op ± 3 m-v zou bevinden. Het water van het eerste watervoerend pakket stroomt volgens gegevens van digitale wateratlas de provincie Brabant, in noordwestelijke richting. Uit de wateratlas blijkt tevens dat indien gewenst er infiltratie kan plaats vinden. Toetsing afvoer afvalwater In zijn algemeenheid is voor de waterhuishouding in nieuwbouwprojecten de realisatie van een duurzaam gescheiden systeem uitgangspunt. Dit betekent dat schoon hemelwater, wat valt op daken en (niet vervuilde) terreinverhardingen, zoveel als mogelijk, apart dient te worden ingezameld en dat alleen het vervuilde afvalwater via het riool wordt afgevoerd naar de rioolwaterzuiveringsinstallatie. De hoeveelheid afvalwater die getransporteerd wordt naar de rioolwaterzuiveringsinstallatie zal hiermee beperkt toenemen (alleen DWA van de woningen). Onderhavig project betreft niet louter een nieuwbouwproject maar sloop, verplaatsing en herbouw van een bijgebouw enerzijds en anderzijds de realisatie van één woning waardoor aansluiting moet worden gezocht op een bestaand afvoersysteem. Uitgangspunt is derhalve dat op de locatie zelf een gescheiden of een verbeterd gescheiden rioolstelsel zal worden gerealiseerd. Het vuilwaterriool van de binnen de projectlocatie gesitueerde woningen zal aangesloten worden op het bestaande gescheiden rioolstelsel aan de Dahliastraat. Tenslotte is het van belang dat er geen uitlogende materialen worden toegepast. Toetsing afvoer hemelwater De waterbeheerder Waterschap Brabantse Delta heeft diverse uitgangspunten opgesteld voor het omgaan met de afvoer van hemelwater bij ruimtelijke ontwikkelingen. De algemene voorkeur van de waterbeheerder om met water om te gaan, is de voorkeursvolgorde ‘vasthouden’, ‘bergen’ en ‘afvoeren’. Vasthouden wil zeggen, zoveel mogelijk water binnen het gebied houden door zoveel mogelijk onverhard oppervlak te hebben of door bijvoorbeeld platte daken te gebruiken. Bergen wil zeggen, water tijdelijk op het terrein houden, bijvoorbeeld door infiltratie in de bodem of oppervlakte water. Afvoeren is de laatste optie. Afvoeren kan naar oppervlaktewater of (hemelwater)riolering. Voor de waterhuishoudkundige maatregelen is rekening gehouden met de ontwerpuitgangspunten van het waterschap. Hieronder zijn de relevante ontwerpuitgangspunten samengevat: 1. Bij een regenbui met herhalingtijd van 10 jaar (44 mm in 24 uur) plus 10% ter compensatie van klimaatsveranderingen mag het waterpeil maximaal 0,5 m stijgen; 2. Bij een regenbui met herhalingtijd van 100 jaar (77 mm in 12 uur) mag het waterpeil stijgen tot 0,05 m-maaiveld; 3. De beoogde waterdiepte is bij voorkeur minimaal 1,0 m-mv (afhankelijk van lokale omstandigheden).
Gemeente Drimmelen
132438bp10
25
Onderhavig plangebied heeft een totaal oppervlak van circa 775 m², hiervan betreft een deel de reeds bestaande woning met bijbehorend erf waar geen veranderingen aan zullen plaats vinden. Tevens wordt een bestaand bijgebouw (oppervlak 25 m²) gesloopt en vindt er ter plaatse vervangende nieuwbouw plaats in de vorm van een nieuwe garage (oppervlak circa 50 m²). Het grondoppervlak van de nieuw te bouwen woning betreft circa 65 m². Het nieuwe oppervlak aan verharding is nog niet bekend maar gezien de totale omvang van het plangebied kan logischerwijs worden gesteld dat het nieuwe af te koppelen verhard oppervlak door toedoen van onderhavig plan lager is dan de door het waterschap gestelde grens van 2.000 m². Derhalve is een extra berging niet noodzakelijk. Overeenkomstig het gemeentelijk beleid hemelwater dient te worden geïnfiltreerd, waarbij in dit geval van het geprojecteerde gescheiden stelsel het hemelwaterriool uitgevoerd dient te worden als een IT-riool. Conclusie Op basis van het bovenstaande kan worden geconcludeerd dat het aspect water geen belemmering vormt voor de onderhavige ontwikkeling. 5.4
Cultuurhistorie en archeologie Cultuurhistorie Wettelijk toetsingskader Per 1 januari 2012 is de Modernisering Monumentenzorg (MoMo) in werking getreden. Als gevolg van de MoMo wijzigt de Bro (artikel 3.1.6, lid 2). Wat eerst voor alleen archeologie gold, geldt nu ook voor al het cultureel erfgoed. In de toelichting van het bestemmingsplan dient een beschrijving te worden opgenomen hoe met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten rekening is gehouden. De opsteller en vaststeller van het bestemmingsplan is daarmee dus verplicht om breder te kijken dan alleen naar het facet archeologie. Ook de facetten historische (steden)bouwkunde en historische geografie dienen te worden meegenomen in de belangenafweging. Hierbij gaat het om zowel beschermde als niet formeel beschermde objecten en structuren. Beleid provincie Noord-Brabant In de provincie Noord-Brabant dienen in het kader van het behoud van waardevolle cultuurhistorische elementen en archeologische vindplaatsen, bestemmingsplannen te worden getoetst aan de provinciale Cultuurhistorische Waardenkaart. Hierop staan de bepalende cultuurhistorische elementen aangeven. Beleid gemeente Drimmelen Om het aspect cultuurhistorie goed mee te wegen in de gemeentelijke ruimtelijke besluitvorming heeft de gemeente Drimmelen in september 2011 een Erfgoedkaart opgesteld. Onderdeel van de Erfgoedkaart vormt een eerste cultuurhistorische inventarisatie. De uitgevoerde cultuurhistorische inventarisatie geeft inzicht in hetgeen op dit moment bekend is van archeologische, historisch geografische en historisch bouwkundige waarden binnen de gemeente Drimmelen.
Ontwerp bestemmingsplan “Haagstraat 29” te Made
26
Beoordeling Uit toetsing van het plangebied aan de Cultuurhistorische Waardenkaart blijkt dat in het plangebied zelf geen waardevolle objecten en structuren aanwezig zijn. De noordelijke plangrens wordt gevormd door de Haagstraat en de westelijke plangrens door de Dahliastraat, deze straten zijn aangemerkt als een lijnstructuur met een redelijk hoge historisch-geografische waarde. De onderhavige ontwikkeling zorgt niet voor aantasting van deze structuur. De aanwezige stedenbouwkundige waarden in het plangebied, niet geduid als cultuurhistorisch waardevol, wordt in dit bestemmingsplan beschreven bij de beschrijving van de bestaande situatie.
Uitsnede Cultuurhistorische Waardenkaart. Het plangebied is weergegeven met een rode cirkel. Bron: provincie Noord-Brabant, 2010.
Uit toetsing aan de cultuurhistorische kaarten van de gemeente Drimmelen blijkt tevens dat het plangebied gelegen is aan twee straten met een hoge waarde. Uit de Waardekaart Historische Geografie blijkt dat voor de categorie Infrastructuur de waarde van de Haagstraat en de Dahliastraat redelijk hoog is. De onderhavige ontwikkeling tast deze waarden niet aan. Door de bouw van één woning wordt het lintbebouwde karakter van de Dahliastraat juist verder
Gemeente Drimmelen
132438bp10
27
versterkt. Wat betreft bouwmassa en vormgeving wordt aangesloten bij de bestaande bebouwing aan de Dahliastraat.
Uitsnede kaart Historische geografie behorend bij de Erfgoedkaart Drimmelen. Het plangebied is met een blauwe cirkel weergegeven.
Conclusie Geconcludeerd kan worden dat het aspect cultuurhistorie geen belemmering vormt voor de onderhavige ontwikkeling. Archeologie Wettelijk toetsingskader In Europees verband is het zogenaamde ‘Verdrag van Malta’ tot stand gekomen. Uitgangspunt van dit verdrag is het archeologisch erfgoed zo veel mogelijk te behouden. Waar dit niet mogelijk is, dient het bodemarchief met zorg ontsloten te worden. Bij het ontwikkelen van ruimtelijk beleid moet het archeologisch belang vanaf het begin meewegen in de besluitvorming. Sinds 2007 kent Nederland de Wet op de archeologische monumentenzorg (Wamz, gewijzigde Monumentenwet 1988). Op basis van deze wet zijn gemeenten verplicht een archeologisch beleid te voeren. Daarbij hoort ook dat de archeologische waarden en verwachtingen binnen de gemeente inzichtelijk gemaakt moeten worden. De gemeente Drimmelen heeft hiertoe een erfgoedkaart opgesteld. Verder stelt de Wamz 2007 dat gemeenten archeologieparagrafen moeten opnemen in bestemmingsplannen. Het doel hiervan is om het ‘bodemarchief’ zoveel mogelijk te beschermen. De archeologische resten in de bodem vormen een belangrijke bron van informatie over het verleden. In het bijzonder voor die perioden of aspecten van het verleden waarvan geen of weinig schriftelijke bronnen bewaard zijn gebleven of waarover niet of nauwelijks is geschreven.
Ontwerp bestemmingsplan “Haagstraat 29” te Made
28
Beleid gemeente Drimmelen Om het aspect archeologie goed mee te wegen in de gemeentelijke ruimtelijke besluitvorming heeft de gemeente Drimmelen in september 2011 een Erfgoedkaart opgesteld. Onderdeel van de Erfgoedkaart maakt uit een gespecificeerd archeologisch verwachtingsmodel, op basis waarvan het archeologische beleid is geformuleerd. Het archeologische verwachtingsmodel is tot stand gekomen op basis van twee parameters. Ten eerste worden in de Erfgoednota verschillende tijdsperiodes onderscheiden, die al dan niet aanleiding geven tot het verwachten van archeologische resten. De tweede parameter gaat, als aanvulling op de archeologische verwachting per periode, in op de scope van de zoekoptie voor het opstellen van de archeologische verwachting. Bij de archeologische beoordeling van een locatie wordt ingegaan op datering, complextype, omvang, diepteligging, locatie, uiterlijke kenmerken en mogelijke verstoringen. De gemeente Drimmelen heeft er voor gekozen om bij de toepassing van de parameters het geomorfologische landschap als basis te nemen voor het archeologische verwachtingsmodel, gecombineerd met de historische geografie. Dit leidt tot een archeologische beleidskaart waar ruimtelijke ontwikkelingen aan worden getoetst. Op deze gemeentelijke archeologische beleidskaart is het onderhavige plangebied aangemerkt als gelegen in een hoge archeologische verwachtingszone. Het archeologisch verwachtingmodel is onderverdeeld in drie verwachtingseenheden namelijk, een hoge archeologische verwachting, een middelhoge archeologische verwachting en een lage archeologische verwachting. De verschillende verwachtingszones geven de mate van verwachting op de aanwezigheid van archeologische resten aan. Ze geven dus niet aan òf er archeologische waarden aanwezig zijn. Aan deze verwachtingszones zijn vrijstellingsgrenzen – omvang en diepte – gekoppeld. Dit betekend dat er alleen en onderzoeksplicht is als een ontwikkelingslocatie groter is dan 100 m² en de gronden dieper dan een halve meter roert.
Uitsnede van de archeologische beleidskaart gemeente Drimmelen. Met een blauwe cirkel is het plangebied globaal aangegeven.
Gemeente Drimmelen
132438bp10
29
Made algemeen Made is ontstaan als agrarische nederzetting op de gezamenlijke hooilanden (mede/made) die bij de stad Geertruidenberg behoorden. In eerste instantie ontstond een nederzetting langs de Voorstraat. Deze straat ligt nog altijd als een losse straat in het landschap, zij het dat de bebouwing sterk van karakter is veranderd en is vernieuwd. Het stervormige centrum van Made is later ontstaan en in de loop der tijd langzamerhand ingevuld met bebouwing. Van open tussenruimten is in de huidige tijd weinig bewaard gebleven. Wel is het stervormige patroon nog altijd zichtbaar, (Koopmanschap, Visser-Poldervaart en Arkema 2011: 44). Beoordeling Onderhavig plangebied is, in aansluiting op het vigerende bestemmingsplan, voorzien van de dubbelbestemming ‘Waarde-Archeologie 1’. De ter plaatse van het plangebied geldende beleidscategorie kent een vrijstellingsgrens m.b.t. de verplichting tot het rekening houden met de aanwezigheid van mogelijk aanwezige archeologische resten in de bodem van het plangebied. Rekening houden met archeologie dient plaats te vinden wanneer er bodemingrepen plaats vinden die groter zijn dan: 100 m² en 50 cm -Mv . Onderhavig plan voldoet aan de gestelde vrijstellingsgrenzen van het gemeentelijk beleid aangezien de bouwlocatie kleiner is dan 100 m². Een archeologisch onderzoek wordt voor onderhavig plan derhalve niet noodzakelijk geacht. Conclusie Het aspect archeologie vormt geen belemmering voor de onderhavige ontwikkeling. 5.5
Flora en fauna Toetsingskader De Nederlandse natuurwetgeving valt uiteen in gebiedsbescherming en soortbescherming. De gebiedsbescherming is geïmplementeerd in de Natuurbeschermingswet 1998 en omvat de beschermde natuurmonumenten alsmede de gebieden met de status Vogel- en/of de Habitatrichtlijngebied. Globaal kan gesteld worden dat de gebiedsbescherming gericht is op de bescherming van de waarden waarvoor een gebied is aangewezen. Deze bescherming is gebiedsspecifiek, maar kent wel de zogenaamde externe werking. Dat wil zeggen dat ook handelingen buiten het beschermde gebied niet mogen leiden tot verlies aan kwaliteit in het beschermde gebied. Op 1 april 2002 is daarnaast de Flora- en faunawet in werking getreden. De soortbescherming is opgenomen in de Flora- en faunawet. Deze bescherming geldt overal in Nederland, ook in de beschermde gebieden. De soortbescherming kent geen externe werking. Projecten worden getoetst aan de directe invloed op beschermde waarden binnen de grenzen van het projectgebied. De wet regelt de bescherming van wilde dier- en plantsoorten. Ook omvat de wet de bescherming van Habitatrichtlijnsoorten buiten de aangewezen Natura 2000 gebieden welke zijn beschermd in bijlage IV. In de wet zijn de voormalige Jacht- en Vogelwet opgenomen. Volgens de Flora- en faunawet mogen beschermde dier- en plantsoorten niet worden verwond, gevangen, opzettelijk worden verontrust of gedood. Voortplanting of vast rust- of
Ontwerp bestemmingsplan “Haagstraat 29” te Made
30
verblijfplaatsen mogen niet worden beschadigd, vernield of verstoord. Beschermde planten mogen op geen enkele wijze van hun groeiplaats worden verwijderd of vernield. Ook legt de wet de zorgplicht van de burger voor de flora en fauna vast. Er zijn vrijstellingsbepalingen, onder andere in verband met de jacht en de schadebestrijding. Afwijkingen van de verbodsbepalingen zijn mogelijk indien geen afbreuk wordt gedaan aan de gunstige staat van instandhouding van de soort. Sinds 23 februari 2005 is het Vrijstellingsbesluit van kracht. Met dit besluit is geregeld dat voor algemeen voorkomende soorten een vrijstelling geldt bij ruimtelijke ingrepen en geen ontheffing mee aangevraagd hoeft te worden. Wel blijft de algemene zorgplicht van kracht. Conform de Flora- en faunawet is de initiatiefnemer bij ruimtelijke ingrepen verplicht op de hoogte te zijn van mogelijke voorkomende beschermde natuurwaarden binnen het projectgebied. Vanuit de kennis dienen plannen en projecten getoetst te worden aan eventuele strijdigheid van de verbodsbepalingen uit de Flora- en faunawet. Beoordeling Gebiedsbescherming Bij gebiedsbescherming wordt onderscheid gemaakt tussen de Natuurbeschermingswet 1998 en de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). De Natuurbeschermingswet 1998 beschermt Natura 2000-gebieden en Beschermde natuurmonumenten. De EHS is niet opgenomen in een natuurwetgeving, maar dient meegenomen te worden bij de planologische afweging. Het plangebied ligt niet in of nabij een gebied beschermd wordt in het kader van de Natuurbeschermingswet 1998 (Nb-wet) of een Ecologische hoofdstructuur. Soortenbescherming Zoals eerder gesteld is het plangebied volledig onbebouwd. Ter plaatse is enkel nog een combinatie van zand, gras en struiken aanwezig. Hiermee is het plangebied een potentiële habitat voor een aantal (algemene) beschermde soorten en enkele soorten zoogdieren die zijn vermeld in categorie 1. Deze soorten zijn niet beschermd in het kader van de Flora- en Faunawet of er geldt een algemene vrijstelling van art. 8 t/m 12 bij ruimtelijke ingrepen. Een omgevingsvergunning op basis van de Flora- en Faunawet is derhalve niet noodzakelijk. Diersoorten zoals de das, reptielen en amfibieën worden niet verwacht in het plangebied zelf, gezien het ontbreken van structuurrijke elementen, watergangen en bomen. Het is daardoor onwaarschijnlijk dat de plannen leiden tot aantasting van leefgebieden van strikt beschermde vaatplanten, grondgebonden zoogdieren, reptielen, amfibieën, vissen, insecten en ongewervelden. Vleermuizen vallen in het zwaarste beschermingsregime. Vaste rust- en verblijfplaatsen van vleermuizen kunnen worden aangetroffen in gebouwen en in bomen. Beoordeling De omvang van onderhavig plangebied is beperkt van schaal en bestaat enkel uit een tuin. De begroeiing wordt gekenmerkt door algemene kruidensoorten van droge tot vochtige vegetaties, zoals grassen, kruipende boterbloem, paardenbloem en witte klaver. De bomen en
Gemeente Drimmelen
132438bp10
31
struiken in de tuin zijn een potentieel geschikt leefgebied voor diverse algemene soorten. Voor deze algemene soorten geldt geen ontheffingsverplichting. Daarom is de conclusie dat zich in het plangebied geen strikt beschermde dieren plantensoorten bevinden die nieuwbouw wezenlijk kunnen beïnvloeden. Dit betekent dat er vanuit flora en fauna geen belemmeringen zijn voor de bestemmingsplanwijziging. Voor de groep van algemene soorten geldt een afwijkingsmogelijkheid van de ontheffingsplicht. De eventueel aanwezige soorten in het plangebied die effecten ondervinden van de voorgenomen ingreep vallen onder deze groep van algemene soorten. Er hoeft dan ook geen ontheffing in het kader van de Flora- en faunawet te worden aangevraagd voor uitvoering van de werkzaamheden. Conclusie Het aspect flora en fauna vormt geen belemmering voor de onderhavige ontwikkeling. 5.6
Akoestiek Wegverkeerslawaai Toetsingskader Ingevolge artikel 74 Wgh (Wet geluidhinder) zijn in principe alle wegen gezoneerd. Uitzondering op deze regel zijn wegen waarvoor een maximum snelheid van 30 km per uur geldt en woonerven. Voor gezoneerde wegen geldt een grenswaarde van 48 dB. Om te bepalen of er een ontheffing met betrekking tot wegverkeerslawaai nodig is moet er gekeken worden naar een tweetal mogelijke bronnen van verkeerslawaai; 1. de wegen rondom het plangebied; 2. de aan te leggen wegen binnen het plangebied. Op grond van artikel 74 eerste lid van de Wet geluidhinder bevindt zich aan weerszijden van wegen een zone, waarbinnen een akoestisch onderzoek noodzakelijk is naar de geluidsbelasting op gevels van woningen vanwege de weg. Beoordeling Zoals in hoofdstuk 3 is aangegeven is in 2006 is het gemeentelijk Beleidsplan Verkeer en Vervoer vastgesteld. Voor alle wegen in Made is op basis hiervan een 30 km/u regime vastgesteld, met uitzondering van de doorgaande wegen richting omliggende kernen en de Godfried Schalckenstraat, Zuideindsestraat, Van Gilslaan en Crullaan. Ter plaatse van het plangebied geldt een 30 km/u regime. Conclusie Geconcludeerd kan worden dat het aspect wegverkeerslawaai geen belemmering vormt voor de onderhavige ontwikkeling. In het kader van de aanvraag om een omgevingsvergunning ten aanzien van het bouwen zal de binnenwaarde van de woningen bepaald worden.
Ontwerp bestemmingsplan “Haagstraat 29” te Made
32
5.7
Bedrijven en milieuzonering Toetsingskader Door het aanbrengen van een zone tussen bedrijvigheid en milieugevoelige bestemmingen (zoals woningbouw) kan de overlast ten gevolge van bedrijfsactiviteiten zo laag mogelijk gehouden worden. Zonering is met name van toepassing bij nieuwbouw van woningen en andere gevoelige functies in de directe omgeving van een bedrijf en bij vestiging van een nieuw bedrijf in de directe omgeving van gevoelige bestemmingen. Op basis van de VNG-brochure 'Bedrijven en Milieuzonering 2009' (hierna: VNG-brochure) wordt onder milieugevoelige functies verstaan: woningen, woongebieden, ziekenhuizen, scholen en verblijfsrecreatie. Sommige functies kunnen zowel milieubelastend als milieugevoelig zijn (bijvoorbeeld ziekenhuizen en scholen). Beoordeling Uit de vigerende bestemmingsplannen voor de kern Made en voor het buitengebied blijkt dat in het plangebied en in de omgeving van het plangebied geen bedrijven gelegen zijn die milieuhinder veroorzaken, die van invloed kan zijn op de voorgenomen ontwikkeling. Daarnaast vormt de onderhavige ontwikkeling ook geen belemmering voor de omgeving van het plangebied. Conclusie Geconcludeerd kan worden dat het aspect bedrijven en milieuzonering geen belemmering vormt voor de onderhavige ontwikkeling.
5.8
Externe veiligheid Wettelijk toetsingskader Externe veiligheid heeft betrekking op de veiligheid van degenen die niet bij de risicovolle activiteit zelf zijn betrokken, maar als gevolg van die activiteit wel risico's kunnen lopen, zoals bijvoorbeeld omwonenden. Bij ruimtelijke plannen dient aandacht te worden besteed aan de vraag of er risicovolle activiteiten in en/of nabij het plangebied aanwezig zijn c.q. komen en zo ja, of er sprake is van een toelaatbaar risico. Het veiligheidsbeleid in Nederland is gebaseerd op een tweetal begrippen, het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het plaatsgebonden risico is de kans per jaar dat, één persoon die onafgebroken en onbeschermd op een plaats langs een transportroute of nabij een inrichting verblijft, komt te overlijden als gevolg van een incident met het vervoer, de opslag en/of de handeling van gevaarlijke stoffen. Daarbij is de omvang van het risico een functie van de afstand waarbij geldt: hoe groter de afstand, des te kleiner het risico. De risico’s worden weergegeven in PR risicocontouren. Het groepsrisico is de kans per jaar dat een groep van 10 of meer personen in de omgeving van een transportroute of een inrichting voor handelingen met gevaarlijke stoffen in één keer het (dodelijk) slachtoffer wordt van een ongeval. In tegenstelling tot het plaatsgebonden risico geldt voor het groepsrisico geen grenswaarde maar een oriëntatiewaarde. Deze oriëntatiewaarde kan gezien worden als een streefwaarde en heeft geen juridische status. Het overschrijden van de oriëntatiewaarde is mogelijk mits dit in de besluitvorming door het bevoegd gezag gemotiveerd wordt middels een verantwoordingsverplichting.
Gemeente Drimmelen
132438bp10
33
Het beleid inzake externe veiligheid is gericht op de beheersing van risico’s voor de omgeving met betrekking tot: 1. het gebruik, de opslag en de productie van gevaarlijke stoffen (inrichtingen); 2. het transport van gevaarlijke stoffen (buisleidingen, waterwegen, wegen en spoorwegen); 3. het gebruik van luchthavens. Ad. 1 Inrichtingen In het Besluit externe veiligheid inrichtingen (BEVI) zijn milieukwaliteitseisen op het gebied van externe veiligheid geformuleerd. Dit besluit heeft tot doel de risico’s waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld door activiteiten met gevaarlijke stoffen in inrichtingen tot een aanvaardbaar minimum te beperken. Ad. 2 Transport Het vervoer van gevaarlijke stoffen leidt tot risico's voor de omgeving. Er is daarom beleid opgesteld om te komen tot een afweging van veiligheidsbelangen die een rol spelen bij het vervoer van gevaarlijke stoffen in relatie tot de omgeving. Dit beleidskader wordt momenteel gevormd door de Circulaire Risiconormering Vervoer Gevaarlijke Stoffen (cRvgs van 22 december 2009) en de Nota Risiconormering Vervoer Gevaarlijke Stoffen (nota Rnvgs). De circulaire is een operationalisering en verduidelijking van het beleid uit de nota. In 2006 is de Nota Vervoer Gevaarlijke Stoffen (NVGS) uitgebracht waarin een beleidsvernieuwing op het thema vervoer van gevaarlijke stoffen is gepresenteerd als uitwerking van de Nota Mobiliteit. Het nieuwe beleid is onder andere gericht op het verminderen van de spanning tussen belangen op het gebied van veiligheid, ruimtelijke ontwikkeling en vervoer. Die vermindering moet plaatsvinden door het wettelijk vastleggen van een Basisnet vervoer gevaarlijke stoffen. Op het Basisnet wordt een gebruiksruimte voor het vervoer vastgesteld en langs het Basisnet worden veiligheidszones vastgelegd (ruimtelijke ordening). In het Basisnet worden de rijkswegen opgenomen. Ad. 3 Luchthavens Vastgesteld dient te worden of bebouwing in het plangebied gelegen is binnen verstoringszones van vliegvelden. Beleid gemeente Drimmelen De gemeente Drimmelen heeft een beleidsvisie opgesteld ten aanzien van het aspect externe veiligheid. De “Beleidsvisie Externe Veiligheid” is door de gemeenteraad van Drimmelen vastgesteld op 15 april 2010. In de visie van de gemeente is het gemeentelijke externe veiligheidsbeleid gericht op het beperken van de risico’s die burgers in Drimmelen lopen als gevolg van activiteiten met gevaarlijke stoffen, met als doel een veiliger woon-, werk-, en leefomgeving, passend bij de plattelandsgemeente Drimmelen. De gemeente Drimmelen kan, uiteraard binnen de kaders van de wet, zelf keuzes maken over het niveau van veiligheid. Daartoe hanteert de gemeente Drimmelen een aantal strategische uitgangspunten, deze zijn onderverdeeld in de volgende vier categorieën: risicovolle bedrijven, risicovolle infrastructuur, ruimtegebruik nabij risicobronnen en beheersbaarheid. Ruimtelijk relevant zijn de volgende strategische uitgangspunten: - het opheffen van bestaande niet-acceptabele risicosituaties;
Ontwerp bestemmingsplan “Haagstraat 29” te Made
34
-
het toepassen van een uitsterfbeleid voor bestaande risicovolle bedrijven in risicoluw gebied; nieuwe risicovolle bedrijven zijn alleen toegestaan in gemengd gebied; het transport over de weg door de kernen zoveel mogelijk beperken; het toepassen van ruimtelijk maatwerk langs risicovolle infrastructuur; het reguleren van externe veiligheid met behulp van bestemmingsplannen.
Met betrekking tot het laatstgenoemde uitgangspunt wil de gemeente Drimmelen in nieuwe ruimtelijke besluiten een heldere scheiding aanbrengen tussen gebieden voor kwetsbare objecten en gebieden met risicobronnen. Op basis hiervan wordt gebiedsgericht beleid gevoerd in plaats van brongericht beleid. Het gemeentelijk grondgebied is verdeeld in twee typen: ‘risicoluw gebied’ en ‘risico gemengd gebied’. Het onderhavige gebied is gelegen in risicoluw gebied. Dit type gebied biedt alle ruimte voor wonen, zorg en werken zonder risico’s voor externe veiligheid. Beoordeling Om eventuele belemmeringen op het gebied van externe veiligheid in beeld te brengen is de Brabantse risicokaart geraadpleegd. De kaart wordt door de provincie Noord-Brabant en al haar gemeenten gebruikt om informatie te verschaffen over risico's in Noord-Brabant. Ten aanzien van het deelaspect inrichtingen kan geconcludeerd worden dat in de omgeving van het plangebied geen Bevi-inrichtingen aanwezig zijn. Ten aanzien van het deelaspect transport kan worden geconcludeerd dat er geen transportroutes in de omgeving zijn die een belemmering vormen. Ook is het plangebied niet gelegen nabij buisleidingen. Tenslotte kan ten aanzien van het deelaspect luchthavens geconcludeerd worden dat het plangebied niet gelegen is in een radarverstoringsgebied.
Gemeente Drimmelen
132438bp10
35
Uitsnede uit de Risicoatlas Noord-Brabant. Het plangebied is in rood aangegeven.
Conclusie Geconcludeerd kan worden dat het aspect externe veiligheid geen belemmering vormt voor de onderhavige ontwikkeling. 5.9
Kabels en leidingen Ter plaatse van het plangebied zijn geen planologisch relevante kabels en leidingen aanwezig. Indien nodig zal in een later stadium van onderhavig project een KLIC-melding worden uitgevoerd.
5.10 Luchtkwaliteit Toetsingskader In het kader van een planologische procedure dient te worden aangetoond dat voldaan wordt aan de wettelijke normen voor wat betreft luchtkwaliteit. Hierbij dient het effect op de luchtkwaliteit in de omgeving als gevolg van een nieuwe ontwikkeling, als ook de toetsing aan de Wet luchtkwaliteit in beeld te worden gebracht.
Ontwerp bestemmingsplan “Haagstraat 29” te Made
36
De Wet luchtkwaliteit maakt onderdeel uit van de Wet milieubeheer en bevat grenswaarden voor luchtkwaliteit. Conform de richtlijn van de EU gelden de grenswaarden voor de buitenlucht voor het gehele grondgebied van de lidstaten, met uitzondering van de werkplek. De uitvoeringsregels behorend bij de wet zijn vastgelegd in Algemene Maatregelen van Bestuur (AMvB) en ministeriële regelingen (mr) die gelijktijdig met de Wet luchtkwaliteit in werking treden. De luchtkwaliteitseisen vormen onder de nieuwe Wet luchtkwaliteit geen belemmering voor een ruimtelijke ontwikkeling als: - er geen sprake is van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde; - een project, al dan niet per saldo, niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit leidt; - een project 'niet in betekenende mate' bijdraagt aan de luchtverontreiniging; - een project is opgenomen in een regionaal programma van maatregelen of in het NSL (Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit). In de Algemene Maatregel van Bestuur ‘Niet in betekenende mate’ (Besluit NIBM) en de ministeriële regeling NIBM (Regeling NIBM) zijn de uitvoeringsregels vastgelegd, die betrekking hebben op het begrip NIBM. De EU heeft medio 2009 derogatie verleend waarmee het NSL inwerking is getreden. De NIBM norm is daarbij opgeschoven naar 3% van de grenswaarde voor NO2 en PM10. De norm voor fijnstof (PM10) moet in 2011 gehaald zijn en de norm voor NO2 uiterlijk 1 januari 2015. In de Regeling NIBM is een lijst met categorieën van gevallen (inrichtingen, infrastructuur, kantoor- en woningbouwlocaties en activiteiten of handelingen) opgenomen die niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging. Deze gevallen kunnen zonder toetsing aan de grenswaarden voor het aspect luchtkwaliteit uitgevoerd worden. Ook indien aannemelijk gemaakt kan worden dat een gepland project NIBM bijdraagt, kan toetsing aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit achterwege blijven. De wettelijke ondergrens voor onderzoek bedraagt de bouw van 1500 woningen. Beoordeling Onderhavige ontwikkeling betreft de bouw van één woning. Gesteld kan worden dat dit plan in verhouding tot de wettelijke ondergrens voor onderzoek, gelegen op de bouw van 1500 woningen, niet in betekenende mate (NIBM) bijdraagt aan het verslechteren van de luchtkwaliteit. Conclusie Geconcludeerd kan worden dat het aspect luchtkwaliteit geen belemmering vormt voor de onderhavige ontwikkeling. 5.11 Ladder duurzame verstedelijking Toetsingskader Nationaal belang 13, zoals geformuleerd in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte, vraagt om een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten. Dit moet met behulp van de Ladder duurzame verstedelijking worden
Gemeente Drimmelen
132438bp10
37
onderbouwd. Deze verplichte toetsing is vastgelegd in het Barro. Het Barro verwijst naar het Bro; geformuleerd is dat deze toetsing een procesvereiste is bij alle nieuwe ruimtelijke besluiten en plannen ten aanzien van bijvoorbeeld kantoorlocaties en woningbouwlocaties. Gemotiveerd dient te worden hoe een zorgvuldige afweging is gemaakt ten aanzien van het ruimtegebruik. De toetsing aan de Ladder duurzame verstedelijking werkt volgens drie stappen: 1. beoordeling door betrokken overheden of beoogde ontwikkeling voorziet in een regionale en gemeentelijke behoefte voor bedrijventerreinen, kantoren, woningbouwlocaties, detailhandel en andere stedelijke voorzieningen; 2. indien er een vraag is aangetoond, beoordeling door betrokken overheden of deze binnen bestaand stedelijk gebied kan worden gerealiseerd door locaties voor herstructurering of transformatie te benutten; 3. indien herstructurering of transformatie binnen bestaand stedelijk gebied onvoldoende mogelijkheden biedt, beoordelen betrokken overheden of de ontwikkeling zo kan worden gerealiseerd dat deze passend multimodaal ontsloten is of als zodanig wordt ontwikkeld. Beoordeling Onderhavig plan voorziet in een nieuwe invulling van een reeds tot ‘Wonen’ bestemd gebied, waarbij het gaat om de toevoeging van één vrijstaande woning. Van een nieuw ruimtebeslag is daarnaast geen sprake. Tevens is de locatie gelegen binnen het door de provincie aangewezen ‘Bestaand stedelijk gebied’. Tevens is de woning passend binnen het programma uit de woonvisie van de gemeente Drimmelen. Conclusie Het onderhavige initiatief voldoet aan de ladder duurzame verstedelijking.
Ontwerp bestemmingsplan “Haagstraat 29” te Made
38
Gemeente Drimmelen
132438bp10
6
WIJZE VAN BESTEMMEN
6.1
Algemene opzet
39
Dit hoofdstuk bespreekt de wijze waarop het ruimtelijk en functioneel beleid voor het plangebied in het bestemmingsplan is vertaald. Bij het opstellen van de juridische regeling heeft het uitgangspunt centraal gestaan dat er een regeling geboden wordt die de ontwikkeling van het plangebied mogelijk maakt. 6.2
Opbouw van het bestemmingsplan Het bestemmingsplan bestaat uit (bestemmings)planregels en een verbeelding, vergezeld van een toelichting. De planregels en de verbeelding vormen het juridisch bindende deel van het bestemmingsplan. De planregels zijn zodanig opgesteld dat wordt aangesloten bij het in vigerende bestemmingsplan “Kern Made”. De verbeelding heeft de rol van visualisering van de bestemmingen. De verbeelding omvat de gronden die voor de ontwikkeling van het plan van belang zijn. De keuze van de bestemmingen en de situering van de bestemmingsvlakken is gebaseerd op de huidige ruimtelijke situatie en de gewenste functies. Voorts sluit de opzet van de verbeelding aan op de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP 2012). De bestemmingsplanregels regelen hoe de betreffende gronden mogen worden gebruikt en bebouwd. De bestemmingen zijn zo opgenomen dat voldoende rechtszekerheid bestaat voor omwonenden en andere gebruikers van het gebied en de omliggende gebieden. De bestemmingsplanregels bestaan uit vier hoofdstukken, te weten: • inleidende regels; • bestemmingsregels; • algemene regels; • overgangs- en slotregels. In de toelichting wordt gemotiveerd waarom sprake is van een goede ruimtelijke ordening. Ondanks het feit dat de toelichting geen onderdeel uitmaakt van het juridisch plangedeelte, fungeert de toelichting wel als interpretatiekader voor de uitleg van de regels, indien hierover interpretatieverschillen blijken te bestaan.
6.3
Bestemmingsplanregels Hoofdstuk 1 Inleidende regels Begrippen In dit artikel worden begrippen gedefinieerd, die in de regels worden gehanteerd. Bij de toetsing aan het bestemmingsplan moet worden uitgegaan van de in dit artikel aan de betreffende begrippen toegekende betekenis.
Ontwerp bestemmingsplan “Haagstraat 29” te Made
40
Wijze van meten In dit artikel wordt aangegeven hoe de hoogte en andere maten, die bij het bouwen in acht genomen dienen te worden, gemeten moeten worden. Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels Dit hoofdstuk omvat de op de afzonderlijke bestemming gerichte regels. Het stramien voor de bestemmingsplanregels is vastgelegd in de SVBP 2012. De regels van een bestemming worden als volgt opgebouwd en benoemd: • bestemmingsomschrijving; • bouwregels; • nadere eisen; • afwijken van de bouwregels; • specifieke gebruiksregels; • afwijken van de gebruiksregels; • omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden; • omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk; • wijzigingsbevoegdheid; Duidelijk zal zijn dat een bestemmingsregel niet alle elementen hoeft te bevatten. Dit kan per bestemming verschillen. Wonen Op de gronden met de bestemming ‘Wonen’ zijn twee vrijstaande grondgebonden woningen toegestaan. Aan-huis-verbonden beroepen zijn rechtstreeks toegestaan, mits wordt voldaan aan de in het artikel opgenomen specifieke gebruiksregels. Hierin staan voorwaarden met betrekking tot het oppervlak en de verkeersafwikkeling. Met betrekking tot het bouwen is aangesloten bij de maximale mogelijkheden die het vergunningvrij bouwen biedt. Op de gronden is een gevellijn gelegd, conform het vigerende bestemmingsplan. Het gehele perceel achter de gevel is bestemd als bouwvlak. Hierin mogen hoofdgebouwen worden gebouwd met een maximale goothoogte van 7 meter en een maximale bouwhoogte van 11 meter. Daarnaast mag het bouwperceel voor maximaal 70% worden bebouwd met bijbehorende bouwwerken (uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd op de grond staand gebouw, of ander bouwwerk, met een dak) tot maximaal 6 meter bouwhoogte. De bijbehorende goothoogte bedraagt 3,3 meter. Dat betekent dat in beginsel voor veel bijbehorende bouwwerken die in het achtererfgebied (erf aan de achterkant en de niet naar openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijkant, op meer dan 1 m van de voorkant, van het hoofdgebouw) worden gebouwd, geldt dat deze vergunningvrij mogen worden gebouwd. Vanzelfsprekend moeten deze gebouwen wel voldoen aan het Bouwbesluit. Voor de bijbehorende bouwwerken die buiten het achtererfgebied worden gebouwd, maar binnen bouwperceel vallen, geldt nog wel een omgevingsvergunningplicht.
Gemeente Drimmelen
132438bp10
41
Voor erfafscheidingen en bouwwerken, geen gebouw zijnde (bijvoorbeeld speeltoestellen) gelden afwijkende regels en hoogtematen. Dubbelbestemming Waarde – Archeologie 1 Ter bescherming van de ter plaatse aanwezige archeologische waarden is een dubbelbestemming ‘Waarde – Archeologie 1’ opgenomen. In deze dubbelbestemming is een beleidscategorie (Waarde-Archeologie) te onderscheiden. Deze beleidscategorie kent een vrijstellingsgrens m.b.t. de verplichting tot het rekening houden met de aanwezigheid van mogelijk aanwezige archeologische resten in de bodem van het plangebied. Rekening houden met archeologie dient plaats te vinden wanneer er bodemingrepen plaats vinden die groter zijn dan: 100 m² en 50 cm -Mv . Hoofdstuk 3 Algemene regels Dit hoofdstuk omvat vier artikelen: Anti-dubbeltelregel Om misbruik van de bouwregels te voorkomen, is in dit artikel bepaald dat gronden, die al eens als berekeningsgrondslag voor een omgevingsvergunning hebben gediend, niet nogmaals als zodanig kunnen dienen. Algemene bouwregels In de algemene bouwregels is bepaald dat bestaande maten en hoeveelheden, die afwijken van het bepaalde in dit bestemmingsplan en legaal aanwezig zijn, mogen worden aangehouden. Tevens is een regeling opgenomen met betrekking tot herbouw van gebouwen en met betrekking tot overschrijding van bouw- en bestemmingsgrenzen van ondergeschikte bouwdelen. Algemene gebruiksregels In dit artikel zijn de algemeen geldende regels opgenomen ten aanzien van strijdig gebruik. Algemene afwijkingsregels In dit artikel is een aantal algemene afwijkingsregels opgenomen. Deze afwijkingen betreffen het bouwen van gebouwtjes van openbaar nut, het overschrijden van bebouwingsgrenzen, beperkte verschuivingen van de bestemmingsgrenzen en het oprichten van masten en antennes tot een bepaalde bouwhoogte. Algemene wijzigingsregels In dit artikel zijn algemene wijzigingsbevoegdheden opgenomen voor het bevoegd gezag om het bouwen van gebouwtjes van openbaar nut, het overschrijden van bebouwingsgrenzen, beperkte verschuivingen van de bestemmingsgrenzen mogelijk te maken. Algemene procedureregels In dit artikel zijn de algemeen geldende procedureregels opgenomen.
Ontwerp bestemmingsplan “Haagstraat 29” te Made
42
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels Dit hoofdstuk omvat twee artikelen: Overgangsrecht Dit artikel betreft het overgangsrecht met betrekking tot gebruik van onbebouwde gronden en bouwwerken dat afwijkt van het bestemmingsplan op het moment dat dit rechtskracht verkrijgt. Dit gebruik mag worden voortgezet. Wijziging van het afwijkend gebruik is slechts toegestaan indien de afwijking hierdoor wordt verkleind. Daarnaast zijn overgangsregels opgenomen ten aanzien van het bouwen. Een bouwwerk dat afwijkt van de bouwregels van het bestemmingsplan op het moment dat dit rechtskracht verkrijgt, mag gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd, of na een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd. De afwijking mag daarbij naar aard en omvang niet worden vergroot. Daarvan mag eenmalig bij een omgevingsvergunning worden afgeweken tot maximaal 10% van de inhoud van het bouwwerk. Het overgangsrecht is niet van toepassing op bouwwerken die reeds in strijd waren met het voorgaande geldende bestemmingsplan. Slotregel De regels kunnen worden aangehaald onder de naam: Regels van het bestemmingsplan ‘Haagstraat 29’.
Gemeente Drimmelen
132438bp10
7
ECONOMISCHE UITVOERBAARHEID
7.1
Inleiding
43
In dit hoofdstuk wordt de economische uitvoerbaarheid beschreven. Indien het bestemmingsplan voorziet in de uitvoering van werken door de gemeente moet de financieeleconomische uitvoerbaarheid hiervan worden aangetoond. Er wordt nader ingegaan op de grondexploitatie en de koppeling met het exploitatieplan. 7.2
Toepassing Grondexploitatiewet De Wet ruimtelijke ordening maakt het vaststellen van een exploitatieplan verplicht voor een aantal bouwactiviteiten wanneer de bouw planologisch mogelijk wordt gemaakt in een bestemmingsplan, een wijziging van een bestemmingsplan, een projectbesluit of een projectafwijkingsbesluit. De bouwplannen waarbij een exploitatieplan verplicht is staan in artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening. Dit betreft onder meer plannen voor de bouw van een of meer woningen en de bouw van een of meer andere hoofdgebouwen. Bovendien is een exploitatieplan nodig als locatie-eisen (aan openbare ruimte of woningcategorieën) gesteld moeten worden en/of het bepalen van een tijdvak of fasering noodzakelijk is. Geen exploitatieplan is nodig indien het verhaal van de kosten van grondexploitatie anderszins verzekerd is en er geen fasering of tijdvak behoeft te worden vastgelegd én geen locatie-eisen (aan openbare ruimte of woningbouwcategorieën) hoeven te worden vastgesteld. Recent is de Wet ruimtelijke ordening gewijzigd, waardoor voor onbenutte bouwruimte die al opgenomen was in een bestemmingsplan dat nog op basis van de oude Wet op de Ruimtelijke Ordening was opgesteld en vastgesteld en bij de herziening van dat bestemmingsplan na 1 juli 2008 geen andere bestemmingsregeling is vastgesteld, geen exploitatieplan hoeft te worden vastgesteld. Door als gemeente alle gronden en opstallen in eigendom te hebben, zelf de grondexploitatie te voeren en de bouwgrond uiteindelijk bouwrijp tegen een marktconforme prijs te leveren wordt ook voldaan aan de eis van verplichte kostenverhaal. De kosten van grondexploitatie worden in dat geval verhaald via de gronduitgifteprijs.
7.3
Economische uitvoerbaarheid Voor de realisatie van het plan hoeft door de gemeente geen investering gedaan te worden. De ontwikkelingskosten worden geheel door de initiatiefnemer gedragen. De gemeente Drimmelen sluit met de initiatiefnemer een anterieure overeenkomst af, waarin de verantwoordelijkheid voor gemaakte kosten wordt vastgelegd. Hierbij dient vermeld te worden, dat de gemeente alleen medewerking verleend aan het initiatief, als de exploitatiekosten van het initiatief voor de gemeente niet negatief zijn. De exploitatie is op deze manier anderszins verzekerd.
Ontwerp bestemmingsplan “Haagstraat 29” te Made
44
Gemeente Drimmelen
132438bp10
45
8
MAATSCHAPPELIJKE UITVOERBAARHEID
8.1
Inleiding In het bestemmingsplanproces bestaan diverse mogelijkheden tot communicatie. De voor dit voorliggende bestemmingsplan relevante communicatie wordt in dit hoofdstuk belicht.
8.2
Procedure Vooroverleg Vóór het opstarten van de procedure wordt dit bestemmingsplan ter vooroverleg opgestuurd naar het Waterschap. De uitkomst van dit overleg wordt verwerkt in paragraaf 5.3. Provincie Noord-Brabant heeft ambtelijk bevestigd dat dergelijke postzegelbestemmingsplannen in stedelijk gebied geen vooroverleg vereisen. De Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) heeft laten weten dat wanneer geen nationaal belang gemoeid is, er geen vooroverleg gevoerd hoeft te worden. In dit geval is er inderdaad, zoals bij het beleidskader beschreven, geen nationaal belang gemoeid. Ter toetsing van het aspect archeologie is de archeologische paragraaf van onderhavig bestemmingsplan ter beoordeling toegezonden aan de Regio West Brabant. De gemaakte opmerkingen zijn integraal verwerkt in onderhavig bestemmingsplan. Zienswijzen --PM--
Ontwerp bestemmingsplan “Haagstraat 29” te Made
46
Gemeente Drimmelen
Bijlage 1 Verkennend bodemonderzoek
VERKENNEND BODEMONDERZOEK HAAGSTRAAT 29 TE MADE GEMEENTE DRIMMELEN
Verkennend bodemonderzoek Haagstraat 29 te Made in de gemeente Drimmelen
Opdrachtgever
De Heijde Beheer en Vastgoed / BTUW bv Kloosterstraat 17 4921 BC Made
Project Rapportnummer
DRI.C5S.NEN 11123900
Status
Eindrapportage
Datum
5 maart 2012
Vestiging
Boxmeer
Opsteller
Ir. F.F.J.M. Top
Paraaf
Kwaliteitscontrole
Dhr. E. Zwerver
Paraaf
Kwaliteitszorg Econsultancy is lid van de Vereniging Kwaliteitsborging Bodembeheer (VKB). De VKB is een vereniging van bodemadviesen -onderzoeksbureaus en heeft als doel kwaliteitsborging en continue verbetering van de dienstverlening van haar leden op het gebied van bodembeheer. Het VKB keurmerk geeft opdrachtgevers de zekerheid dat het uitvoerend bureau werkt conform de eisen die de VKB aan haar leden stelt op het gebied van competenties en integriteit van medewerkers en het toepassen van vigerende normen en onderzoeksprotocollen. Econsultancy werkt volgens een dynamisch kwaliteitssysteem, zoals beschreven in het kwaliteitshandboek. Ons kwaliteitssysteem is gecertificeerd volgens de kwaliteitsborgingsnormen van de NEN-EN-ISO 9001:2008. Betrouwbaarheid Dit bodemonderzoek is op zorgvuldige wijze uitgevoerd conform de toepasselijke en van kracht zijnde regelgeving. Een bodemonderzoek wordt in zijn algemeenheid echter uitgevoerd door het steekproefsgewijs bemonsteren van de bodem, waardoor het, op basis van de resultaten van een bodemonderzoek, onmogelijk is garanties af te geven ten aanzien van de milieuhygiënische bodemkwaliteit. Daarnaast betreft het bodemonderzoek een momentopname. Econsultancy accepteert derhalve op voorhand geen aansprakelijkheid ten aanzien van mogelijke beslissingen die de opdrachtgever naar aanleiding van het door Econsultancy uitgevoerde bodemonderzoek neemt. In dit kader dient ook opgemerkt te worden dat geraadpleegde bronnen niet altijd zonder fouten en volledig zijn. Daar Econsultancy voor het verkrijgen van historische informatie afhankelijk is van deze bronnen, kan Econsultancy niet instaan voor de juistheid en volledigheid van deze informatie.
INHOUDSOPGAVE 1.
INLEIDING .................................................................................................................................. 1
2.
VOORONDERZOEK................................................................................................................... 1 2.1 2.2 2.3 2.4 2.5 2.6 2.7 2.8 2.9 2.10 2.11
Geraadpleegde bronnen ................................................................................................... 1 Afbakening onderzoekslocatie vooronderzoek ................................................................. 2 Historisch en huidig gebruik onderzoekslocatie ............................................................... 2 Calamiteiten ...................................................................................................................... 2 Uitgevoerd(e) bodemonderzoek(en) op de onderzoekslocatie ........................................ 2 Belendende percelen/terreindelen.................................................................................... 2 Terreininspectie ................................................................................................................ 3 Toekomstige situatie ......................................................................................................... 3 Informatie lokale of regionale achtergrondgehalten ......................................................... 3 Bodemopbouw .................................................................................................................. 3 Geohydrologie .................................................................................................................. 3
3.
CONCLUSIES VOORONDERZOEK (ONDERZOEKSOPZET) ................................................. 4
4.
VELDWERK ................................................................................................................................ 4 4.1 4.2
4.3
5.
LABORATORIUMONDERZOEK ................................................................................................ 5 5.1 5.2 5.3
6.
Algemeen.......................................................................................................................... 4 Grondonderzoek ............................................................................................................... 4 4.2.1 Uitvoering veldwerk ............................................................................................ 4 4.2.2 Zintuiglijke waarnemingen .................................................................................. 4 Grondwateronderzoek ...................................................................................................... 5 4.3.1 Uitvoering veldwerk ............................................................................................ 5 4.3.2 Bemonstering ..................................................................................................... 5
Uitvoering analyses .......................................................................................................... 5 Toetsingskader ................................................................................................................. 6 Resultaten grond- en grondwatermonsters ...................................................................... 7
SAMENVATTING, CONCLUSIES EN ADVIES .......................................................................... 8
BIJLAGEN: 1. 2a. 2b. 2c. 3. 4a. 4b. 5. 6.
- Topografische ligging van de locatie - Locatieschets - Foto's onderzoekslocatie - Kadastrale gegevens - Boorprofielen - Analyserapporten - Getoetste analyseresultaten - Toetsingskader analyseresultaten - Geraadpleegde bronnen 11123900 DRI.C5S.NEN
1.
INLEIDING
Econsultancy heeft van De Heijde Beheer en Vastgoed / BTUW bv opdracht gekregen voor het uitvoeren van een verkennend bodemonderzoek aan de Haagstraat 29 te Made in de gemeente Drimmelen. Het bodemonderzoek is uitgevoerd in het kader van de Bouwverordening, alsmede een bestemmingsplanwijziging. Het verkennend bodemonderzoek heeft tot doel met een relatief geringe onderzoeksinspanning vast te stellen of op de onderzoekslocatie een grond- en/of grondwaterverontreiniging aanwezig is, teneinde te bepalen of er milieuhygiënische belemmeringen zijn voor de nieuwbouw op de onderzoekslocatie, alsmede de bestemmingsplanwijziging. Het vooronderzoek is verricht conform de NEN 5725:2009 "Bodem - Landbodem - Strategie voor het uitvoeren van vooronderzoek bij verkennend en nader onderzoek". Het bodemonderzoek is uitgevoerd conform de NEN 5740:2009 "Bodem - Landbodem - Strategie voor het uitvoeren van verkennend bodemonderzoek - Onderzoek naar de milieuhygiënische kwaliteit van bodem en grond". Het veldwerk en de bemonstering zijn verricht onder certificaat op grond van de BRL SIKB 2000 "Veldwerk bij milieuhygiënisch bodemonderzoek", protocollen 2001 en 2002. De analyseresultaten zijn getoetst aan het toetsingskader van VROM (Circulaire bodemsanering 2009) en aan de achtergrondwaarden voor grond uit de Regeling bodemkwaliteit (bijlage B, tabel 1), VROM, 2007. Tevens zijn de analyseresultaten getoetst aan de achtergrondwaarden, zoals die door de gemeente Drimmelen zijn vastgesteld. Econsultancy is onder andere gecertificeerd voor de protocollen 2001 en 2002 van de BRL SIKB 2000. In dat kader verklaart Econsultancy geen eigenaar van de onderzoekslocatie te zijn of te worden.
2.
VOORONDERZOEK
2.1
Geraadpleegde bronnen
De informatie over de onderzoekslocatie is gebaseerd op de bij de gemeente Drimmelen aanwezige informatie (contactpersoon de heer K. van Twist), informatie verkregen van de huidige opdrachtgever (de heer F. de Heijde), informatie verkregen van de contactpersoon van de opdrachtgever (de heer B. Nieuwenhuizen) en informatie verkregen uit de op 30 januari 2012 uitgevoerde terreininspectie. Van de locatie en de directe omgeving zijn uit verschillende informatiebronnen gegevens verzameld over:
het historische, huidige en toekomstige gebruik; eventuele calamiteiten; eventueel eerder uitgevoerde bodemonderzoeken; de bodemopbouw en geohydrologie; verhardingen, kabels en leidingen.
Bijlage 6 geeft een overzicht van de geraadpleegde bronnen.
11123900 DRI.C5S.NEN
Pagina 1 van 8
2.2
Afbakening onderzoekslocatie vooronderzoek
Het vooronderzoek omvat de onderzoekslocatie en de direct hieraan grenzende percelen. De onderzoekslocatie (± 500 m²) ligt aan de Haagstraat 29, circa 1,2 km ten westen van de kern van Made in de gemeente Drimmelen (zie bijlage 1). Het perceel, waar de onderzoekslocatie deel van uitmaakt, is kadastraal bekend gemeente Made en Drimmelen, sectie H, nummer 3267 (zie bijlage 2c). Volgens het Actueel Hoogtebestand Nederland (www.ahn.nl) bevindt het maaiveld zich op een hoogte van circa 2 m +NAP en zijn de coördinaten van de onderzoekslocatie X = 113.255, Y = 410.225. 2.3
Historisch en huidig gebruik onderzoekslocatie
De onderzoekslocatie, alsmede de omgeving ervan, was omstreeks 1850 in agrarisch gebruik. Vanaf e de tweede helft van de 19 eeuw is de onderzoekslocatie in gebruik als bos. Tot het begin van de ste eerste helft van de 20 eeuw is dit gebruik van de onderzoekslocatie niet wezenlijk veranderd. Vanaf ste het einde van de eerste helft van de 20 eeuw is onderzoekslocatie bebouwd met een woonhuis. Sindsdien is het gebruik van de onderzoekslocatie niet wezenlijk veranderd (bron: www.watwaswaar.nl). De huidige onderzoekslocatie bevindt zich direct ten zuiden van het woonhuis (Haagstraat 29). De onderzoekslocatie is in gebruik als tuin behorende bij het woonhuis. De onderzoekslocatie is grotendeels onverhard en deels (noordoostzijde) verhard met klinkers. Verder is de oostzijde bebouwd met een houten chalet en deels bebouwd met een schuur. In de schuur is een betonverharding aanwezig. Het dak van de schuur bestaat uit asbestverdacht plaatmateriaal. Verder blijkt uit de geraadpleegde bronnen geen aanwezigheid van ophogingen, dempingen of stortingen. In bijlage 2a is de huidige situatie op een locatieschets weergegeven. Bijlage 2b bevat enkele foto's van de onderzoekslocatie. Voor zover bij de opdrachtgever en de gemeente Drimmelen bekend, heeft er op de onderzoekslocatie nimmer opslag van oliehoudende producten in ondergrondse of bovengrondse tanks plaatsgevonden. 2.4
Calamiteiten
Voor zover bij de opdrachtgever bekend hebben zich op de onderzoekslocatie in het verleden geen calamiteiten met een bodembedreigend karakter voorgedaan. Ook uit informatie van de gemeente Drimmelen blijkt niet dat er zich in het verleden bodembedreigende calamiteiten hebben voorgedaan. 2.5
Uitgevoerd(e) bodemonderzoek(en) op de onderzoekslocatie
Op de onderzoekslocatie zijn, voor zover bekend, geen bodemonderzoeken uitgevoerd. 2.6
Belendende percelen/terreindelen
De onderzoekslocatie is gelegen aan de rand van de bebouwde kom van Made. In bijlage 6 zijn de geraadpleegde informatiebronnen voor de belendende percelen opgenomen. Het bodemgebruik van de omliggende percelen is als volgt:
aan de noordzijde bevindt zich een woonhuis (Haagstraat 29) met aansluitend een weg (Haagstraat); aan de oostzijde bevindt zich een woonhuis (Haagstraat 27) met bijbehorende siertuin; aan de zuidzijde bevindt zich een woonhuis (Dahliastraat 54) met bijbehorende siertuin; aan de westzijde bevindt zich een weg (Dahliastraat) met aansluitend nieuwbouw.
11123900 DRI.C5S.NEN
Pagina 2 van 8
De huidige eigenaar van de onderzoekslocatie is niets bekend omtrent potentieel bodembedreigende activiteiten op aangrenzende percelen. Er vinden geen industriële activiteiten in de directe omgeving van de onderzoekslocatie plaats. Uit de verzamelde informatie blijkt dat er op de aangrenzende percelen geen bodemverontreinigingen zijn te verwachten. 2.7
Terreininspectie
Voorafgaand aan het bodemonderzoek is er een terreininspectie uitgevoerd. Deze is gericht op de identificatie van bronnen, die mogelijk hebben geleid of kunnen leiden tot een grond- en/of grondwaterverontreiniging. De tijdens de terreininspectie aangetroffen situatie komt overeen met de locatiegegevens, zoals deze zijn opgenomen in paragraaf 2.3. Op de onderzoekslocatie zijn geen mogelijke bronnen voor een grond- en/of grondwaterverontreiniging aangetroffen. Tijdens de terreininspectie zijn op het maaiveld geen asbestverdachte materialen waargenomen. Hierbij wordt opgemerkt dat gelet op de doelstelling van het onderzoek de maaiveldinspectie niet conform de NEN 5707 ("Bodem - Inspectie, monsterneming en analyse van asbest in bodem en partijen grond") is uitgevoerd. 2.8
Toekomstige situatie
De initiatiefnemer is voornemens een tweede woonhuis op het perceel te realiseren. 2.9
Informatie lokale of regionale achtergrondgehalten
De onderzoekslocatie is gelegen in een gebied waarvoor de gemeente Drimmelen een bodemkwaliteitskaart heeft opgesteld. Binnen deze regio komen geen verhoogde gehalten in boven- en ondergrond voor. 2.10
Bodemopbouw
De onderzoekslocatie ligt in een niet-gekarteerd gebied. De dichtstbijzijnde kaarteenheid betreft een laarpodzolgrond, welke voornamelijk is opgebouwd uit leemarm en zwak lemig fijn zand (www.bodemdata.nl). De afzettingen, waarin deze bodem is ontstaan, behoren geologisch gezien tot de Formatie van Boxtel. 2.11
Geohydrologie
Het eerste watervoerend pakket heeft een dikte van ± 20 m en wordt gevormd door de grove en grindrijke zanden van de Formaties van Kreftenheye. Op deze fluviatiele en glaciofluviatiele formaties liggen de fijnzandige, matig goed doorlatende dekzandafzettingen, behorende tot de Formatie van Boxtel, met een dikte van ± 2 m. Het eerste watervoerend pakket wordt aan de onderzijde begrensd door kleiafzettingen van de Formatie van Sterksel. De gemiddelde stand van het freatisch grondwater bedraagt ± 1 m -NAP, waardoor het grondwater zich op ± 3 m -mv zou bevinden. Het water van het eerste watervoerend pakket stroomt volgens gegevens van digitale wateratlas de provincie Brabant, in noordwestelijke richting. Er liggen geen pompstations in de buurt van de onderzoekslocatie die van invloed zouden kunnen zijn op de grondwaterstroming ter plaatse van de onderzoekslocatie. De onderzoekslocatie ligt niet in een grondwaterbeschermings- en/of grondwaterwingebied.
11123900 DRI.C5S.NEN
Pagina 3 van 8
3.
CONCLUSIES VOORONDERZOEK (ONDERZOEKSOPZET)
Uit het vooronderzoek blijkt dat er geen sprake is van bodembelasting, anders dan een regionale of landelijke diffuse achtergrondbelasting in de grond en het grondwater. Op de locatie worden geen verontreinigende stoffen verwacht in gehalten boven de landelijk of regionaal geldende achtergrondwaarde voor grond en/of de streefwaarde voor grondwater. Dit geldt zowel voor natuurlijke achtergrondgehalten als voor "antropogene" achtergrondgehalten, waarvan de oorzaak niet eenduidig is aan te wijzen. Op basis van het vooronderzoek is geconcludeerd dat de onderzoekslocatie onderzocht dient te worden volgens de strategie "onverdacht" (ONV). Bij onverdachte locaties luidt de onderzoekshypothese dat de bodem niet verontreinigd is.
4.
VELDWERK
4.1
Algemeen
Tijdens het opstellen van het boorplan is rekening gehouden met de doelstellingen en de richtlijnen, welke geformuleerd zijn in de inleiding. Daarnaast is rekening gehouden met de gegevens voortvloeiend uit het vooronderzoek en de ligging van kabels en leidingen. Bijlage 2a bevat de locatieschets met daarop aangegeven de situering van de boorpunten en de peilbuis. In bijlage 3 zijn de boorprofielen opgenomen. 4.2
Grondonderzoek
4.2.1
Uitvoering veldwerk
Het veldwerk is op 3 februari 2012 uitgevoerd onder kwaliteitsverantwoordelijkheid van de heer R.J.H. Denessen. Deze medewerker van Econsultancy in Boxmeer is geregistreerd als ervaren veldwerker voor het protocol 2001 van de SIKB BRL 2000 "Veldwerk bij milieuhygiënisch bodemonderzoek". In het totaal zijn er met behulp van een edelmanboor 4 boringen geplaatst; 2 boringen tot 0,5 m -mv, 1 boring tot 2,0 m -mv en 1 boring tot 2,6 m -mv. Deze diepe boring is afgewerkt als peilbuis, teneinde de milieuhygiënische kwaliteit van het grondwater te kunnen bepalen. Van het opgeboorde materiaal is een boorbeschrijving conform de NEN 5104 gemaakt en zijn er grondmonsters genomen over trajecten van ten hoogste 0,5 m, waarbij bodemlagen met verontreinigingskenmerken of een afwijkende textuur separaat bemonsterd zijn. 4.2.2
Zintuiglijke waarnemingen
De bodem bestaat voornamelijk uit zwak siltig, zeer fijn tot matig fijn zand. De bodem is bovendien tot maximaal 1,0 m -mv zwak humeus. In het opgeboorde materiaal zijn zintuiglijk geen verontreinigingen waargenomen. Tijdens de veldwerkzaamheden zijn op het maaiveld van de onderzoekslocatie, alsmede in de bodem, geen asbestverdachte materialen aangetroffen. Hierbij wordt opgemerkt dat gelet op de doelstelling van het onderzoek de veldwerkzaamheden niet conform de NEN 5707 zijn uitgevoerd.
11123900 DRI.C5S.NEN
Pagina 4 van 8
4.3
Grondwateronderzoek
4.3.1
Uitvoering veldwerk
In het midden van de onderzoekslocatie is een peilbuis (filterstelling 1,6-2,6 m -mv) geplaatst. De filterstelling is bepaald op basis van de grondwaterstand, zoals deze tijdens de veldwerkzaamheden op 3 februari 2012 is ingeschat. Het onderste gedeelte van de peilbuis (het peilfilter) is geperforeerd en de ruimte tussen de wand van het boorgat en het peilfilter is opgevuld met filtergrind. Boven het filtergrind is een laag zwelklei aangebracht, zodat er géén verontreinigingen van bovenaf in de peilbuis kunnen migreren. De peilbuis is direct na plaatsing afgepompt en na een wachttijd van minimaal een week is het grondwater bemonsterd. 4.3.2
Bemonstering
De grondwaterbemonstering is op 10 februari 2012 uitgevoerd door de heer J.H.L. Vermorken. Deze medewerker van Econsultancy in Boxmeer is geregistreerd als ervaren veldwerker voor het protocol 2002 van de SIKB BRL 2000 "Veldwerk bij milieuhygiënisch bodemonderzoek". Tijdens de grondwaterbemonstering zijn er zintuiglijk geen verontreinigingen aangetroffen. Tabel I geeft een overzicht van de grondwaterstand en de in het veld bepaalde waarden van de pH en het geleidingsvermogen van het grondwater. De verlaagde pH en het geleidingsvermogen vertonen geen afwijkingen ten opzichte van regionaal bekende waarden. Tabel I.
Overzicht grondwaterstand, pH en geleidingsvermogen van het grondwater
Peilbuisnummer
PB02
Situering peilbuis
in het midden van de onderzoekslocatie
Filterstelling (m -mv)
Grondwaterstand 10 februari 2012 (m -mv)
pH (-)
EGV (µS/cm)
1,6-2,6
1,42
5,4
345
5.
LABORATORIUMONDERZOEK
5.1
Uitvoering analyses
Alle grond- en grondwatermonsters zijn aangeboden aan een laboratorium dat is erkend door de Raad voor Accreditatie en AS3000-geaccrediteerd is voor milieuhygiënisch bodemonderzoek. In het laboratorium zijn in totaal 2 grondmengmonsters samengesteld (1 grondmengmonster van de bovengrond en 1 grondmengmonster van de ondergrond). De 2 grondmengmonsters en het grondwatermonster zijn geanalyseerd op de volgende pakketten: - standaardpakket grond: droge stof, metalen (barium, cadmium, kobalt, koper, kwik, lood, molybdeen, nikkel en zink), polychloorbifenylen (PCB), polycyclische aromatische koolwaterstoffen (PAK) en minerale olie; - standaardpakket grondwater: metalen (barium, cadmium, kobalt, koper, kwik, lood, molybdeen, nikkel en zink), vluchtige aromaten (BTEX), styreen, naftaleen, gehalogeneerde koolwaterstoffen (VOX) en minerale olie. Tevens is van beide grondmengmonsters het organische stof- en lutumgehalte bepaald.
11123900 DRI.C5S.NEN
Pagina 5 van 8
Tabel II geeft een overzicht van de samenstelling van de grondmengmonsters en de analysepakketten. Tabel II.
Overzicht van de samenstelling van de grondmengmonsters en de analysepakketten
Grondmengmonster
Traject (cm -mv)
MM1
01 (0-50) 02 (0-50) 03 (0-50) 04 (0-50)
standaardpakket + lutum en organische stof
bovengrond (zintuiglijk schoon)
MM2
01 (50-100) 01 (100-150) 01 (150-200) 02 (50-100) 02 (100-150) 02 (150-200)
standaardpakket + lutum en organische stof
ondergrond (zintuiglijk schoon)
5.2
Analysepakket
Bijzonderheden
Toetsingskader
De analyseresultaten zijn getoetst aan het toetsingskader van VROM (Circulaire bodemsanering 2009) en aan de achtergrondwaarden voor grond uit de Regeling bodemkwaliteit (bijlage B, tabel 1), VROM, 2007. Het toetsingskader voor de beoordeling van de gehalten en/of concentraties van verontreinigingen is gegeven in de toetsingstabel en bevat voor grond en grondwater vier te onderscheiden waarden met de verschillende niveaus: - achtergrondwaarde: deze waarde ("AW") geeft de gehalten aan zoals die op dit moment voorkomen in de bodem van natuur- en landbouwgronden, waarvoor geldt dat er geen sprake is van belasting door lokale verontreinigingsbronnen; - streefwaarde: deze waarde ("S") geeft het milieukwaliteitsniveau aan voor grondwater, waarbij als nadelig te waarderen effecten verwaarloosbaar worden geacht; - tussenwaarde: deze waarde ("T") is de helft van de som van de achtergrondwaarde (of in het geval van grondwater de streefwaarde) en de interventiewaarde. De tussenwaarde is de concentratiegrens waarboven in beginsel nader onderzoek moet worden uitgevoerd, omdat het vermoeden van ernstige bodemverontreiniging bestaat; - interventiewaarde: deze waarde ("I") geeft het niveau voor verontreinigingen in grond en grondwater aan waarboven ernstige vermindering of dreigende vermindering optreedt van de functionele eigenschappen, die de bodem heeft voor mens, plant of dier. Bij gehalten en/of concentraties boven de interventiewaarde is er sprake van een sterke verontreiniging. Bij overschrijding van de interventiewaarde wordt vaak een nader onderzoek uitgevoerd om de ernst van de verontreiniging en de spoedeisendheid van de sanering te bepalen. Wanneer het boven de tussenwaarde of interventiewaarde gelegen gehalte een natuurlijke oorsprong heeft, is uitvoering van vervolgonderzoek meestal niet noodzakelijk. In bijlage 5 is de toetsingstabel opgenomen uit de eerder genoemde circulaires. Deze bijlage bevat de achtergrondwaarden en de interventiewaarden, alsmede de berekeningswijze die moet worden gevolgd om deze waarden naar grondsoort te differentiëren. De achtergrondwaarden en de interventiewaarden voor de grond zijn berekend met behulp van de door het laboratorium bepaalde waarden voor het organische stof- en lutumgehalte. De gebruikte analysetechnieken zijn weergegeven op de certificaten in bijlage 4a. Om de mate van verontreiniging aan te geven wordt de volgende terminologie gebruikt:
11123900 DRI.C5S.NEN
Pagina 6 van 8
Grond: - niet verontreinigd: - licht verontreinigd: - matig verontreinigd: - sterk verontreinigd:
gehalte < achtergrondwaarde en/of detectielimiet; gehalte > achtergrondwaarde en < tussenwaarde; gehalte > tussenwaarde < interventiewaarde; gehalte > interventiewaarde.
Grondwater: - niet verontreinigd: - licht verontreinigd: - matig verontreinigd: - sterk verontreinigd:
concentratie < streefwaarde en/of detectielimiet; concentratie > streefwaarde en < tussenwaarde; concentratie > tussenwaarde < interventiewaarde; concentratie > interventiewaarde.
De analyseresultaten zijn tevens getoetst aan de achtergrondwaarden, zoals die door de gemeente Drimmelen zijn vastgesteld. 5.3
Resultaten grond- en grondwatermonsters
Tabel III geeft een overzicht van de parameters in de grond die de geldende toetsingskaders overschrijden. Tabel III.
Overschrijdingen toetsingskaders grond
Grondmengmonster
Traject (cm -mv)
Gehalte > AW
Gehalte > T
Gehalte > I
(licht verontreinigd)
(matig verontreinigd)
(sterk verontreinigd)
Gehalte > achtergrondwaarden
MM1
01 (0-50) 02 (0-50) 03 (0-50) 04 (0-50)
lood zink PAK
-
-
lood zink PAK
MM2
01 (50-100) 01 (100-150) 01 (150200) 02 (50-100) 02 (100-150) 02 (150-200)
-
-
-
-
Tabel IV geeft een overzicht van de parameters in het grondwater die het geldende toetsingskader overschrijden. Tabel IV.
Overschrijdingen toetsingskader grondwater
Grondwatermonster
Situering peilbuis
PB02
in het midden van de onderzoekslocatie
Concentratie > S
Concentratie > T
Concentratie > I
(licht verontreinigd)
(matig verontreinigd)
(sterk verontreinigd)
koper nikkel zink
-
-
Bijlage 4a bevat de door het laboratorium aangeleverde analyserapport(en). Bijlage 4b bevat de getoetste analyseresultaten.
11123900 DRI.C5S.NEN
Pagina 7 van 8
6.
SAMENVATTING, CONCLUSIES EN ADVIES
Econsultancy heeft in opdracht van De Heijde Beheer en Vastgoed / BTUW bv een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd aan de Haagstraat 29 te Made in de gemeente Drimmelen. Het bodemonderzoek is uitgevoerd in het kader van de Bouwverordening, alsmede een bestemmingsplanwijziging. Op basis van het vooronderzoek is geconcludeerd dat de onderzoekslocatie onderzocht dient te worden volgens de strategie "onverdacht" (ONV). Bij onverdachte locaties luidt de onderzoekshypothese dat de bodem niet verontreinigd is. Er zijn tijdens de terreininspectie en bij de uitvoering van de veldwerkzaamheden geen aanwijzingen gevonden, die aanleiding geven op de locatie een asbestverontreiniging in de bodem te verwachten. Hierbij wordt opgemerkt dat gelet op de doelstelling van het onderzoek de deze werkzaamheden niet conform de NEN 5707 zijn uitgevoerd. Op de locatie is wel een schuur aanwezig, waarvan het dak uit asbestverdachte plaatmaterialen bestaat. De bodem bestaat voornamelijk uit zwak siltig, zeer fijn tot matig fijn zand. De bodem is bovendien tot maximaal 1,0 m -mv zwak humeus. In het opgeboorde materiaal zijn zintuiglijk geen verontreinigingen waargenomen. De bovengrond is licht verontreinigd met lood, zink en PAK. De aangetoonde gehalten bevinden zich boven de achtergrondwaarden, zoals die door de gemeente Drimmelen zijn vastgesteld. In de ondergrond zijn geen verontreinigingen geconstateerd. Het grondwater is licht verontreinigd met koper, nikkel en zink. Deze metaalverontreinigingen zijn hoogstwaarschijnlijk, in combinatie met de verlaagde pH, te relateren aan regionaal verhoogde achtergrondconcentraties van metalen in het grondwater. De vooraf gestelde hypothese, dat de onderzoekslocatie als "onverdacht" kan worden beschouwd wordt, op basis van de lichte verontreinigingen, verworpen. Echter, gelet op de aard en mate van verontreiniging, bestaat er géén reden voor een nader onderzoek en bestaan er met betrekking tot de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem géén belemmeringen voor de nieuwbouw op de onderzoekslocatie, alsmede de voorgenomen bestemmingsplanwijziging. Indien er werkzaamheden plaatsvinden, waarbij grond vrijkomt, kan de grond niet zonder meer worden afgevoerd of elders worden toegepast. De regels van het Besluit bodemkwaliteit zijn hierop mogelijk van toepassing.
Econsultancy Boxmeer, 5 maart 2012
11123900 DRI.C5S.NEN
Pagina 8 van 8
Titel:
topografische ligging locatie PROJECT: DRI.C5S.NEN
NUMMER: 11123900
SCHAAL: 1:25.000
DATUM: 7 februari 2012
KAARTBLAD: 44D
BIJLAGE: 1
weiland
grondwaterstromingsrichting
gs Hoo
t traa
tuin
(nr.27) tuin
(nr.29)
foto 1
tuin
tuin
01
foto 3
locatiegrens
houten chalet
tuin
02
tuin
03
schuur met asbestverdacht dak
k
raat liast Dah
oo nstr groe
04
tuin foto 2
LEGENDA: boring tot 0,5 m -mv
boring tot 2,0 m -mv
(nr.54)
peilbuis tegels
tuin klinkers 0m
asfalt TITEL:
12,5 m
locatieschets
A4
overkapping bebouwing
standplaats + richting fotoname
PROJECT: DRI.C5S.NEN
NUMMER: 11123900
SCHAAL: 1:250
DATUM: 07-02-2012
GETEKEND: NSn
BIJLAGE: 2a
Bijlage 2b Foto's onderzoekslocatie
Foto 1.
Foto 2. 11123900 DRI.C5S.NEN
Bijlage 2b Foto's onderzoekslocatie
Foto 3.
11123900 DRI.C5S.NEN
Bijlage 2c Kadastrale gegevens
Uittreksel Kadastrale Kaart
273
25
6947
27 4
29
6946
3267
Dah 54
raat liast
7249
6860 52
7250
7113 7382 50
7251
0m
12345 25
Deze kaart is noordgericht Perceelnummer Huisnummer Kadastrale grens Voorlopige grens Bebouwing Overige topografie
Voor een eensluidend uittreksel, Apeldoorn, 25 januari 2012 De bewaarder van het kadaster en de openbare registers
5m
25 m
Schaal 1:500 Kadastrale gemeente Sectie Perceel
MADE EN DRIMMELEN H 3267
Aan dit uittreksel kunnen geen betrouwbare maten worden ontleend. De Dienst voor het kadaster en de openbare registers behoudt zich de intellectuele eigendomsrechten voor, waaronder het auteursrecht en het databankenrecht.
Bijlage 3
Boorprofielen
Pagina 1 van 1
Boorprofielen
Boring:
01
Boring: 0
0
tuin Zand, zeer fijn, zwak siltig, zwak humeus, donkerbruin, Edelmanboor
02 0
0
1
1
50
50
gras Zand, zeer fijn, zwak siltig, zwak humeus, donkerbruin, Edelmanboor
Zand, matig fijn, zwak siltig, geelbeige, Edelmanboor
50
2
2
100
100
100
Zand, matig fijn, zwak siltig, geelbeige, Edelmanboor, Gestuit op een harde laag
3
3
150
150
4
4
200
200
200
250 260
Boring:
03
Boring: 0
0
groenstrook Zand, zeer fijn, zwak siltig, zwak humeus, donkerbruin, Edelmanboor
0
0
1
50
04 gras Zand, zeer fijn, zwak siltig, zwak humeus, donkerbruin, Edelmanboor
1
50
50
50
Projectcode: 11123900
Opdrachtgever: De Heijde Beheer en Vastgoed/BTUW Boormeester:
Projectnaam: DRI.C5S.NEN
Locatie: Haagstraat 29 te Made
Dhr. R.J.H. Denessen
Getekend volgens NEN 5104
Bijlage 4a Analyserapporten
Econsultancy T.a.v. Ing. B. Grootswagers Rapenstraat 2 5831 GJ BOXMEER
Analysecertificaat Datum: 09-02-2012
Hierbij ontvangt u de resultaten van het navolgende laboratoriumonderzoek. Certificaatnummer Uw projectnummer Uw projectnaam Uw ordernummer Monster(s) ontvangen
2012019356 11123900 DRI.C5S.NEN 03-02-2012
Dit certificaat mag uitsluitend in zijn geheel worden gereproduceerd. Aanvullende informatie behorend bij dit analysecertificaat kunt U vinden in het overzicht "Specificaties Analysemethoden". Extra exemplaren zijn verkrijgbaar bij de afdeling Verkoop en Advies. De grondmonsters worden tot 6 weken na datum ontvangst bewaard en watermonsters tot 2 weken na datum ontvangst. Zonder tegenbericht worden de monsters nadien afgevoerd. Indien de monsters langer bewaard dienen te blijven verzoeken wij U dit exemplaar uiterlijk 1 week voor afloop van de standaardbewaarperiode ondertekend aan ons te retourneren. Voor de kosten van het langer bewaren van monsters verwijzen wij naar de prijslijst.
Bewaren tot: Datum:
Naam:
Handtekening:
Wij vertrouwen erop uw opdracht hiermee naar verwachting te hebben uitgevoerd, mocht U naar aanleiding van dit analysecertificaat nog vragen hebben verzoeken wij U contact op te nemen met de afdeling Verkoop en Advies.
Met vriendelijke groet, Eurofins Analytico B.V.
Ing. A. Veldhuizen Technical Manager
Eurofins Analytico B.V. Gildeweg 44-46 3771 NB Barneveld P.O. Box 459 3770 AL Barneveld NL
Tel. +31 (0)34 242 63 00 ABN AMRO 54 85 74 456 Fax +31 (0)34 242 63 99 VAT/BTW No. E-mail
[email protected] NL 8043.14.883.B01 Site www.eurofins.nl KvK No. 09088623
Eurofins Analytico B.V. is erkend door het Vlaamse Gewest (OVAM en Dep. LNE), het Brusselse Gewest (BIM), het Waalse Gewest (DGRNE-OWD) en door de overheden van Frankrijk en Luxemburg (MEV).
Analysecertificaat Uw projectnummer Uw projectnaam Uw ordernummer Datum monstername Monsternemer Monstermatrix
11123900 DRI.C5S.NEN
Certificaatnummer Startdatum Rapportagedatum Bijlage Pagina
03-02-2012
2012019356 06-02-2012 09-02-2012/11:50 A,B,C 1/2
Grond; Grond (AS3000) Eenheid
Analyse
1
2
Uitgevoerd
Uitgevoerd 86.5
S
Voorbehandeling Cryogeen malen AS3000
S
Bodemkundige analyses Droge stof
% (m/m)
89.2
S
Organische stof
% (m/m) ds
<0.5
3.1
Q
Gloeirest
% (m/m) ds
99.3
96.8
S
Korrelgrootte < 2 µm (Lutum)
% (m/m) ds
7.9
<1.0
S
Metalen Barium (Ba)
mg/kg ds
<15
34
S
Cadmium (Cd)
mg/kg ds
<0.17
0.19
S
Kobalt (Co)
mg/kg ds
<4.3
<4.3
S
Koper (Cu)
mg/kg ds
<5.0
12
S
Kwik (Hg)
mg/kg ds
<0.050
0.059
S
Molybdeen (Mo)
mg/kg ds
<1.5
<1.5
S
Nikkel (Ni)
mg/kg ds
3.3
5.5
S
Lood (Pb)
mg/kg ds
<13
37
S
Zink (Zn)
mg/kg ds
<17
71
Minerale olie Minerale olie (C10-C12)
mg/kg ds
<3.0
7.1
Minerale olie (C12-C16)
mg/kg ds
8.0
7.1
Minerale olie (C16-C21)
mg/kg ds
6.7
<6.0
Minerale olie (C21-C30)
mg/kg ds
<12
<12
Minerale olie (C30-C35)
mg/kg ds
<6.0
<6.0
Minerale olie (C35-C40)
mg/kg ds
<6.0
<6.0
S
Minerale olie totaal (C10-C40)
mg/kg ds
<38
<38
S
Polychloorbifenylen, PCB PCB 28
mg/kg ds
<0.0010
<0.0010
S
PCB 52
mg/kg ds
<0.0010
<0.0010
S
PCB 101
mg/kg ds
<0.0010
<0.0010
S
PCB 118
mg/kg ds
<0.0010
<0.0010
S
PCB 138
mg/kg ds
<0.0010
0.0011
S
PCB 153
mg/kg ds
<0.0010
0.0010
S
PCB 180
mg/kg ds
<0.0010
<0.0010
S
PCB (som 7) (factor 0,7)
mg/kg ds
0.0049 1)
0.0056
Nr. Monsteromschrijving 1 01 (50-100) 01 (100-150) 01 (150-200) 02 (50-100) 02 (100-150) 02 (150-200) 2 01 (0-50) 02 (0-50) 03 (0-50) 04 (0-50)
Analytico-nr. 6654402 6654403
Q: door RvA geaccrediteerde verrichting A: AP04 erkende verrichting S: AS 3000 erkende verrichting Dit certificaat mag uitsluitend in zijn geheel worden gereproduceerd.
Eurofins Analytico B.V.
Gildeweg 44-46 3771 NB Barneveld P.O. Box 459 3770 AL Barneveld NL
Tel. +31 (0)34 242 63 00 Fax +31 (0)34 242 63 99 E-mail
[email protected] Site www.eurofins.nl
ABN AMRO 54 85 74 456 VAT/BTW No. NL 8043.14.883.B01 KvK No. 09088623
Eurofins Analytico B.V. is erkend door het Vlaamse Gewest (OVAM en Dep. LNE), het Brusselse Gewest (BIM), het Waalse Gewest (DGRNE-OWD) en door de overheden van Frankrijk en Luxemburg (MEV).
TESTEN RvA L010
Analysecertificaat Uw projectnummer Uw projectnaam Uw ordernummer Datum monstername Monsternemer Monstermatrix
11123900 DRI.C5S.NEN
Certificaatnummer Startdatum Rapportagedatum Bijlage Pagina
03-02-2012
2012019356 06-02-2012 09-02-2012/11:50 A,B,C 2/2
Grond; Grond (AS3000) Eenheid
1
2
S
Polycyclische Aromatische Koolwaterstoffen, PAK Naftaleen mg/kg ds
<0.050
<0.050
S
Fenanthreen
mg/kg ds
<0.050
0.80
S
Anthraceen
mg/kg ds
<0.050
0.17
S
Fluorantheen
mg/kg ds
<0.050
0.90
S
Benzo(a)anthraceen
mg/kg ds
<0.050
0.40
S
Chryseen
mg/kg ds
<0.050
0.51
S
Benzo(k)fluorantheen
mg/kg ds
<0.050
0.19
S
Benzo(a)pyreen
mg/kg ds
<0.050
0.26
S
Benzo(ghi)peryleen
mg/kg ds
<0.050
0.21
S
Indeno(123-cd)pyreen
mg/kg ds
<0.050
0.24
S
PAK VROM (10) (factor 0,7)
mg/kg ds
Analyse
0.35 1)
3.7
Nr. Monsteromschrijving 1 01 (50-100) 01 (100-150) 01 (150-200) 02 (50-100) 02 (100-150) 02 (150-200) 2 01 (0-50) 02 (0-50) 03 (0-50) 04 (0-50)
Analytico-nr. 6654402 6654403
Q: door RvA geaccrediteerde verrichting A: AP04 erkende verrichting S: AS 3000 erkende verrichting
VA
Dit certificaat mag uitsluitend in zijn geheel worden gereproduceerd.
Eurofins Analytico B.V.
Gildeweg 44-46 3771 NB Barneveld P.O. Box 459 3770 AL Barneveld NL
Akkoord Pr.coörd.
Tel. +31 (0)34 242 63 00 Fax +31 (0)34 242 63 99 E-mail
[email protected] Site www.eurofins.nl
ABN AMRO 54 85 74 456 VAT/BTW No. NL 8043.14.883.B01 KvK No. 09088623
Eurofins Analytico B.V. is erkend door het Vlaamse Gewest (OVAM en Dep. LNE), het Brusselse Gewest (BIM), het Waalse Gewest (DGRNE-OWD) en door de overheden van Frankrijk en Luxemburg (MEV).
TESTEN RvA L010
Bijlage (A) met deelmonsterinformatie behorende bij analysecertificaat 2012019356 Pagina 1/1 Analytico-n Boornr
Barcode
Monsteromschrijving
6654402 6654402 6654402 6654402 6654402 6654402
01 02 01 02 01 02
2 2 3 3 4 4
50 50 100 100 150 150
100 100 150 150 200 200
A9039703 A9039775 A9039788 A9039779 A9039787 A9039778
01 (50-100) 01 (100-150) 01 (1
6654403 6654403 6654403 6654403
01 02 03 04
1 1 1 1
0 0 0 0
50 50 50 50
A9039749 A9039777 A9039800 A9039796
01 (0-50) 02 (0-50) 03 (0-50) 0
Omschrijving
Van
Tot
Eurofins Analytico B.V. Gildeweg 44-46 3771 NB Barneveld P.O. Box 459 3770 AL Barneveld NL
Tel. +31 (0)34 242 63 00 Fax +31 (0)34 242 63 99 E-mail
[email protected] Site www.eurofins.nl
ABN AMRO 54 85 74 456 VAT/BTW No. NL 8043.14.883.B01 KvK No. 09088623
Eurofins Analytico B.V. is erkend door het Vlaamse Gewest (OVAM en Dep. LNE), het Brusselse Gewest (BIM), het Waalse Gewest (DGRNE-OWD) en door de overheden van Frankrijk en Luxemburg (MEV).
Bijlage (B) met opmerkingen behorende bij analysecertificaat 2012019356 Pagina 1/1 Opmerking 1) De toetswaarde van de som is gelijk aan de sommatie van 0,7*RG
Eurofins Analytico B.V. Gildeweg 44-46 3771 NB Barneveld P.O. Box 459 3770 AL Barneveld NL
Tel. +31 (0)34 242 63 00 Fax +31 (0)34 242 63 99 E-mail
[email protected] Site www.eurofins.nl
ABN AMRO 54 85 74 456 VAT/BTW No. NL 8043.14.883.B01 KvK No. 09088623
Eurofins Analytico B.V. is erkend door het Vlaamse Gewest (OVAM en Dep. LNE), het Brusselse Gewest (BIM), het Waalse Gewest (DGRNE-OWD) en door de overheden van Frankrijk en Luxemburg (MEV).
Bijlage (C) met methodeverwijzingen behorende bij analysecertificaat 2012019356
. Pagina 1/1
Analyse Cryogeen malen AS3000 Droge Stof Organische stof/Gloeirest Korrelgrootte < 2 µm (Lutum) Barium (Ba) Cadmium (Cd) Kobalt (Co) Koper (Cu) Kwik (Hg) Molybdeen (Mo) Nikkel( Ni) Lood (Pb) Zink (Zn) Minerale Olie (GC) Polychloorbifenylen (PCB) PAK som AS3000/AP04 PAK (VROM)
Methode W0106 W0104 W0109 W0173 W0423 W0423 W0423 W0423 W0423 W0423 W0423 W0423 W0423 W0202 W0271 W0271 W0271
Techniek Voorbehandeling Gravimetrie Gravimetrie Sedimentatie ICP-MS ICP-MS ICP-MS ICP-MS ICP-MS ICP-MS ICP-MS ICP-MS ICP-MS GC-FID GC-MS GC-MS GC-MS
Referentiemethode Cf. AS3000 Cf. pb 3010-2 en Gw. NEN-ISO 11465 Cf. pb 3010-3 en cf. NEN 5754 Cf. pb 3010-4 en cf. NEN 5753 Cf. pb 3010-5 en cf. NEN-EN-ISO 17294-2 Cf. pb 3010-5 en cf. NEN-EN-ISO 17294-2 Cf. pb 3010-5 en cf. NEN-EN-ISO 17294-2 Cf. pb 3010-5 en cf. NEN-EN-ISO 17294-2 Cf. pb 3010-5 en cf. NEN-EN-ISO 17294-2 Cf. pb 3010-5 en cf. NEN-EN-ISO 17294-2 Cf. pb 3010-5 en cf. NEN-EN-ISO 17294-2 Cf. pb 3010-5 en cf. NEN-EN-ISO 17294-2 Cf. pb 3010-5 en cf. NEN-EN-ISO 17294-2 Cf. pb 3010-7 en cf. NEN 6978 Cf. pb 3010-8 en gw. NEN 6980 Cf. pb. 3010-6 en gw. NEN-ISO 18287 Cf. pb. 3010-6 en gw. NEN-ISO 18287
Nadere informatie over de toegepaste onderzoeksmethoden alsmede een classificatie van de meetonzekerheid staan vermeld in ons overzicht "Specificaties analysemethoden", versie juli 2009.
Eurofins Analytico B.V.
Gildeweg 44-46 3771 NB Barneveld P.O. Box 459 3770 AL Barneveld NL
Tel. +31 (0)34 242 63 00 Fax +31 (0)34 242 63 99 E-mail
[email protected] Site www.eurofins.nl
ABN AMRO 54 85 74 456 VAT/BTW No. NL 8043.14.883.B01 KvK No. 09088623
Eurofins Analytico B.V. is erkend door het Vlaamse Gewest (OVAM en Dep. LNE), het Brusselse Gewest (BIM), het Waalse Gewest (DGRNE-OWD) en door de overheden van Frankrijk en Luxemburg (MEV).
Econsultancy T.a.v. F.F.J.M. Top Rapenstraat 2 5831 GJ BOXMEER
Analysecertificaat Datum: 16-02-2012
Hierbij ontvangt u de resultaten van het navolgende laboratoriumonderzoek. Certificaatnummer Uw projectnummer Uw projectnaam Uw ordernummer Monster(s) ontvangen
2012023919 11123900 DRI.C5S.NEN 13-02-2012
Dit certificaat mag uitsluitend in zijn geheel worden gereproduceerd. Aanvullende informatie behorend bij dit analysecertificaat kunt U vinden in het overzicht "Specificaties Analysemethoden". Extra exemplaren zijn verkrijgbaar bij de afdeling Verkoop en Advies. De grondmonsters worden tot 6 weken na datum ontvangst bewaard en watermonsters tot 2 weken na datum ontvangst. Zonder tegenbericht worden de monsters nadien afgevoerd. Indien de monsters langer bewaard dienen te blijven verzoeken wij U dit exemplaar uiterlijk 1 week voor afloop van de standaardbewaarperiode ondertekend aan ons te retourneren. Voor de kosten van het langer bewaren van monsters verwijzen wij naar de prijslijst.
Bewaren tot: Datum:
Naam:
Handtekening:
Wij vertrouwen erop uw opdracht hiermee naar verwachting te hebben uitgevoerd, mocht U naar aanleiding van dit analysecertificaat nog vragen hebben verzoeken wij U contact op te nemen met de afdeling Verkoop en Advies.
Met vriendelijke groet, Eurofins Analytico B.V.
Ing. A. Veldhuizen Technical Manager
Eurofins Analytico B.V. Gildeweg 44-46 3771 NB Barneveld P.O. Box 459 3770 AL Barneveld NL
Tel. +31 (0)34 242 63 00 ABN AMRO 54 85 74 456 Fax +31 (0)34 242 63 99 VAT/BTW No. E-mail
[email protected] NL 8043.14.883.B01 Site www.eurofins.nl KvK No. 09088623
Eurofins Analytico B.V. is erkend door het Vlaamse Gewest (OVAM en Dep. LNE), het Brusselse Gewest (BIM), het Waalse Gewest (DGRNE-OWD) en door de overheden van Frankrijk en Luxemburg (MEV).
Analysecertificaat Uw projectnummer Uw projectnaam Uw ordernummer Datum monstername Monsternemer Monstermatrix
11123900 DRI.C5S.NEN
Certificaatnummer Startdatum Rapportagedatum Bijlage Pagina
10-02-2012 Water; Water (AS3000) Eenheid
Analyse
1
S
Metalen Barium (Ba)
µg/L
<45
S
Cadmium (Cd)
µg/L
<0.80
S
Kobalt (Co)
µg/L
<5.0
S
Koper (Cu)
µg/L
29
S
Kwik (Hg)
µg/L
<0.050
S
Molybdeen (Mo)
µg/L
<3.6
S
Nikkel (Ni)
µg/L
17
S
Lood (Pb)
µg/L
<15
S
Zink (Zn)
µg/L
120
S
Vluchtige Aromatische Koolwaterstoffen Benzeen
µg/L
<0.20
S
Tolueen
µg/L
<0.30
S
Ethylbenzeen
µg/L
<0.30
S
o-Xyleen
µg/L
<0.10
S
m,p-Xyleen
µg/L
<0.20
S
Xylenen (som) factor 0,7
µg/L
0.21 1)
BTEX (som)
µg/L
<1.1
S
Naftaleen
µg/L
<0.050
S
Styreen
µg/L
<0.30
S
Vluchtige organische chloorkoolwaterstoffen Dichloormethaan µg/L
<0.20
S
Trichloormethaan
µg/L
<0.60
S
Tetrachloormethaan
µg/L
<0.10
S
Trichlooretheen
µg/L
<0.60
S
Tetrachlooretheen
µg/L
<0.10
S
1,1-Dichloorethaan
µg/L
<0.60
S
1,2-Dichloorethaan
µg/L
<0.60
S
1,1,1-Trichloorethaan
µg/L
<0.10
S
1,1,2-Trichloorethaan
µg/L
<0.10
S
cis 1,2-Dichlooretheen
µg/L
<0.10
S
trans 1,2-Dichlooretheen
µg/L
<0.10
CKW (som)
µg/L
<3.2
1,1-Dichlooretheen
µg/L
<0.10
S
2012023919 13-02-2012 16-02-2012/08:30 A,B,C 1/2
Nr. Monsteromschrijving 1 02
Analytico-nr. 6668810
Q: door RvA geaccrediteerde verrichting A: AP04 erkende verrichting S: AS 3000 erkende verrichting Dit certificaat mag uitsluitend in zijn geheel worden gereproduceerd.
Eurofins Analytico B.V.
Gildeweg 44-46 3771 NB Barneveld P.O. Box 459 3770 AL Barneveld NL
Tel. +31 (0)34 242 63 00 Fax +31 (0)34 242 63 99 E-mail
[email protected] Site www.eurofins.nl
ABN AMRO 54 85 74 456 VAT/BTW No. NL 8043.14.883.B01 KvK No. 09088623
Eurofins Analytico B.V. is erkend door het Vlaamse Gewest (OVAM en Dep. LNE), het Brusselse Gewest (BIM), het Waalse Gewest (DGRNE-OWD) en door de overheden van Frankrijk en Luxemburg (MEV).
TESTEN RvA L010
Analysecertificaat Uw projectnummer Uw projectnaam Uw ordernummer Datum monstername Monsternemer Monstermatrix
11123900 DRI.C5S.NEN
Certificaatnummer Startdatum Rapportagedatum Bijlage Pagina
10-02-2012 Water; Water (AS3000) Eenheid
Analyse
1
S
1,2-Dichloorethenen (Som) factor 0,7
µg/L
S
Vinylchloride
µg/L
<0.10
S
1,1-Dichloorpropaan
µg/L
<0.25
S
1,2-Dichloorpropaan
µg/L
<0.25
S
1,3-Dichloorpropaan
µg/L
<0.25
S
Dichloorpropanen som factor 0.7
µg/L
0.52
S
Tribroommethaan
µg/L
<2.0
Minerale olie Minerale olie (C10-C12)
µg/L
<8.0
Minerale olie (C12-C16)
µg/L
<15
Minerale olie (C16-C21)
µg/L
<16
Minerale olie (C21-C30)
µg/L
<31
Minerale olie (C30-C35)
µg/L
<15
Minerale olie (C35-C40)
µg/L
<15
Minerale olie totaal (C10-C40)
µg/L
<100
S
2012023919 13-02-2012 16-02-2012/08:30 A,B,C 2/2
0.14 1)
Nr. Monsteromschrijving 1 02
Analytico-nr. 6668810
Q: door RvA geaccrediteerde verrichting A: AP04 erkende verrichting S: AS 3000 erkende verrichting
VA
Dit certificaat mag uitsluitend in zijn geheel worden gereproduceerd.
Eurofins Analytico B.V.
Gildeweg 44-46 3771 NB Barneveld P.O. Box 459 3770 AL Barneveld NL
Akkoord Pr.coörd.
Tel. +31 (0)34 242 63 00 Fax +31 (0)34 242 63 99 E-mail
[email protected] Site www.eurofins.nl
ABN AMRO 54 85 74 456 VAT/BTW No. NL 8043.14.883.B01 KvK No. 09088623
Eurofins Analytico B.V. is erkend door het Vlaamse Gewest (OVAM en Dep. LNE), het Brusselse Gewest (BIM), het Waalse Gewest (DGRNE-OWD) en door de overheden van Frankrijk en Luxemburg (MEV).
TESTEN RvA L010
Bijlage (A) met deelmonsterinformatie behorende bij analysecertificaat 2012023919 Pagina 1/1 Analytico-n Boornr 6668810 6668810
02 02
Omschrijving 2 1
Van
Tot
Barcode
Monsteromschrijving
0691226483 0700592713
02
Eurofins Analytico B.V. Gildeweg 44-46 3771 NB Barneveld P.O. Box 459 3770 AL Barneveld NL
Tel. +31 (0)34 242 63 00 Fax +31 (0)34 242 63 99 E-mail
[email protected] Site www.eurofins.nl
ABN AMRO 54 85 74 456 VAT/BTW No. NL 8043.14.883.B01 KvK No. 09088623
Eurofins Analytico B.V. is erkend door het Vlaamse Gewest (OVAM en Dep. LNE), het Brusselse Gewest (BIM), het Waalse Gewest (DGRNE-OWD) en door de overheden van Frankrijk en Luxemburg (MEV).
Bijlage (B) met opmerkingen behorende bij analysecertificaat 2012023919 Pagina 1/1 Opmerking 1) De toetswaarde van de som is gelijk aan de sommatie van 0,7*RG
Eurofins Analytico B.V. Gildeweg 44-46 3771 NB Barneveld P.O. Box 459 3770 AL Barneveld NL
Tel. +31 (0)34 242 63 00 Fax +31 (0)34 242 63 99 E-mail
[email protected] Site www.eurofins.nl
ABN AMRO 54 85 74 456 VAT/BTW No. NL 8043.14.883.B01 KvK No. 09088623
Eurofins Analytico B.V. is erkend door het Vlaamse Gewest (OVAM en Dep. LNE), het Brusselse Gewest (BIM), het Waalse Gewest (DGRNE-OWD) en door de overheden van Frankrijk en Luxemburg (MEV).
Bijlage (C) met methodeverwijzingen behorende bij analysecertificaat 2012023919
. Pagina 1/1
Analyse ICP-MS Barium ICP-MS Cadmium ICP-MS Kobalt (Co) ICP-MS Koper ICP-MS Kwik ICP-MS Molybdeen (Mo) ICP-MS Nikkel ICP-MS Lood ICP-MS Zink Aromaten (BTEXN) Xylenen som AS3000 Styreen VOCL (11) CKW : 1,1-Dichlooretheen DiClEtheen som AS3000 CKW : Vinylchloride 1,1-dichloorpropaan 1,2-Dichloorpropaan 1,3-dichloorpropaan DiChlprop. som AS300 tribroommethaan Minerale Olie (GC)
H
Methode W0421 W0421 W0421 W0421 W0421 W0421 W0421 W0421 W0421 W0254 W0254 W0254 W0254 W0254 W0254 W0254 W0254 W0254 W0254 W0254 W0254 W0215
Techniek ICP-MS ICP-MS ICP-MS ICP-MS ICP-MS ICP-MS ICP-MS ICP-MS ICP-MS HS-GC-MS HS-GC-MS HS-GC-MS HS-GC-MS HS-GC-MS HS-GC-MS HS-GC-MS HS-GC-MS HS-GC-MS HS-GC-MS HS-GC-MS HS-GC-MS LVI-GC-FID
Referentiemethode Cf. pb 3110-3 en cf. Cf. pb 3110-3 en cf. Cf. pb 3110-3 en cf. Cf. pb 3110-3 en cf. Cf. pb 3110-3 en cf. Cf. pb 3110-3 en cf. Cf. pb 3110-3 en cf. Cf. pb 3110-3 en cf. Cf. pb 3110-3 en cf. Cf. pb 3130-1 Cf. pb 3130-1 Cf. pb 3130-1 Cf. pb 3130-1 Cf. pb 3130-1 Cf. pb 3130-1 Cf. pb 3130-1 Cf. pb 3130-1 Cf. pb 3130-1 Cf. pb 3130-1 Cf. pb 3130-2 en gw. Cf. pb 3130-1 Cf. pb 3110-5
NEN-EN-ISO NEN-EN-ISO NEN-EN-ISO NEN-EN-ISO NEN-EN-ISO NEN-EN-ISO NEN-EN-ISO NEN-EN-ISO NEN-EN-ISO
17294-2 17294-2 17294-2 17294-2 17294-2 17294-2 17294-2 17294-2 17294-2
NEN EN ISO 15680
Nadere informatie over de toegepaste onderzoeksmethoden alsmede een classificatie van de meetonzekerheid staan vermeld in ons overzicht "Specificaties analysemethoden", versie juli 2009.
Eurofins Analytico B.V.
Gildeweg 44-46 3771 NB Barneveld P.O. Box 459 3770 AL Barneveld NL
Tel. +31 (0)34 242 63 00 Fax +31 (0)34 242 63 99 E-mail
[email protected] Site www.eurofins.nl
ABN AMRO 54 85 74 456 VAT/BTW No. NL 8043.14.883.B01 KvK No. 09088623
Eurofins Analytico B.V. is erkend door het Vlaamse Gewest (OVAM en Dep. LNE), het Brusselse Gewest (BIM), het Waalse Gewest (DGRNE-OWD) en door de overheden van Frankrijk en Luxemburg (MEV).
Bijlage 4b Getoetste analyseresultaten
Toetsing: S en I 2009 Certificaatnummer Monsteromschrijving
2012019356 MM2: 01 (50-100) 01 (100-150) 01 (150-200) 02 (50-100)02 (100-150) 02 (150-200) Grond, AS3000 11123900 DRI.C5S.NEN 03-02-2012 Eenheid MM2 +/RG AW T I
Monstersoort Uw projectnummer Uw projectnaam Datum monstername Parameter Voorbehandeling Cryogeen malen AS3000 Bodemkundige analyses Droge stof % (m/m) Organische stof % (m/m) ds Gloeirest % (m/m) ds Korrelgrootte < 2 µm (Lutum) % (m/m) ds Metalen Barium (Ba) mg/kg ds Cadmium (Cd) mg/kg ds Kobalt (Co) mg/kg ds Koper (Cu) mg/kg ds Kwik (Hg) mg/kg ds Molybdeen (Mo) mg/kg ds Nikkel (Ni) mg/kg ds Lood (Pb) mg/kg ds Zink (Zn) mg/kg ds Minerale olie Minerale olie (C10-C12) mg/kg ds Minerale olie (C12-C16) mg/kg ds Minerale olie (C16-C21) mg/kg ds Minerale olie (C21-C30) mg/kg ds Minerale olie (C30-C35) mg/kg ds Minerale olie (C35-C40) mg/kg ds Minerale olie totaal (C10-C40) mg/kg ds Polychloorbifenylen, PCB PCB 28 mg/kg ds PCB 52 mg/kg ds PCB 101 mg/kg ds PCB 118 mg/kg ds PCB 138 mg/kg ds PCB 153 mg/kg ds PCB 180 mg/kg ds PCB (som 7) (factor 0,7) mg/kg ds Polycyclische Aromatische Koolwaterstoffen, PAK Naftaleen mg/kg ds Fenanthreen mg/kg ds Anthraceen mg/kg ds Fluorantheen mg/kg ds Benzo(a)anthraceen mg/kg ds Chryseen mg/kg ds Benzo(k)fluorantheen mg/kg ds Benzo(a)pyreen mg/kg ds Benzo(ghi)peryleen mg/kg ds Indeno(123-cd)pyreen mg/kg ds PAK VROM (10) (factor 0,7) mg/kg ds Legenda + ++ +++ RG
Uitgevoerd 89,2 <0,5 99,3 7,9 <15 <0,17 <4,3 <5,0 <0,050 <1,5 3,3 <13 <17
-
0,35 4,3 19 0,10 1,5 12 32 59
0,38 7,0 23 0,11 1,5 18 35 77
4,3 48 67 14 96 35 200 240
8,2 89 110 27 190 51 370 390
<3,0 8,0 6,7 <12 <6,0 <6,0 <38
-
38
38
520
1000
<0,0010 <0,0010 <0,0010 <0,0010 <0,0010 <0,0010 <0,0010 0,0049
-
0,0098
0,0040
0,10
0,20
<0,050 <0,050 <0,050 <0,050 <0,050 <0,050 <0,050 <0,050 <0,050 <0,050 0,35
-
1,1
1,5
21
40
< streefwaarde/aw2000 of RG > AchtergrondWaarde (AW) > Tussenwaarde (T) > Interventiewaarde (I) Niet getoetst Rapportagegrens
Normwaarden zijn gecorrigeerd met de volgende gegevens: Lutum: 7.90% van droge stof en organische stof:0.5% van droge stof.
Toetsing: S en I 2009 Certificaatnummer 2012019356 Monsteromschrijving MM1: 01 (0-50) 02 (0-50) 03 (0-50) 04 (0-50) Monstersoort Grond, AS3000 Uw projectnummer 11123900 Uw projectnaam DRI.C5S.NEN Datum monstername 03-02-2012 Parameter Eenheid MM1 +/RG AW Voorbehandeling Cryogeen malen AS3000 Uitgevoerd Bodemkundige analyses Droge stof % (m/m) 86,5 Organische stof % (m/m) ds 3,1 Gloeirest % (m/m) ds 96,8 Korrelgrootte < 2 µm (Lutum) % (m/m) ds <1,0 Metalen Barium (Ba) mg/kg ds 34 Cadmium (Cd) mg/kg ds 0,19 0,35 0,37 Kobalt (Co) mg/kg ds <4,3 4,3 4,3 Koper (Cu) mg/kg ds 12 19 20 Kwik (Hg) mg/kg ds 0,059 0,10 0,11 Molybdeen (Mo) mg/kg ds <1,5 1,5 1,5 Nikkel (Ni) mg/kg ds 5,5 12 12 Lood (Pb) mg/kg ds 37 + 32 32 Zink (Zn) mg/kg ds 71 + 59 61 Minerale olie Minerale olie (C10-C12) mg/kg ds 7,1 Minerale olie (C12-C16) mg/kg ds 7,1 Minerale olie (C16-C21) mg/kg ds <6,0 Minerale olie (C21-C30) mg/kg ds <12 Minerale olie (C30-C35) mg/kg ds <6,0 Minerale olie (C35-C40) mg/kg ds <6,0 Minerale olie totaal (C10-C40) mg/kg ds <38 38 59 Polychloorbifenylen, PCB PCB 28 mg/kg ds <0,0010 PCB 52 mg/kg ds <0,0010 PCB 101 mg/kg ds <0,0010 PCB 118 mg/kg ds <0,0010 PCB 138 mg/kg ds 0,0011 PCB 153 mg/kg ds 0,0010 PCB 180 mg/kg ds <0,0010 PCB (som 7) (factor 0,7) mg/kg ds 0,0056 0,0098 0,0062 Polycyclische Aromatische Koolwaterstoffen, PAK Naftaleen mg/kg ds <0,050 Fenanthreen mg/kg ds 0,80 Anthraceen mg/kg ds 0,17 Fluorantheen mg/kg ds 0,90 Benzo(a)anthraceen mg/kg ds 0,40 Chryseen mg/kg ds 0,51 Benzo(k)fluorantheen mg/kg ds 0,19 Benzo(a)pyreen mg/kg ds 0,26 Benzo(ghi)peryleen mg/kg ds 0,21 Indeno(123-cd)pyreen mg/kg ds 0,24 PAK VROM (10) (factor 0,7) mg/kg ds 3,7 + 1,1 1,5 Legenda + ++ +++ RG
< streefwaarde/aw2000 of RG > AchtergrondWaarde (AW) > Tussenwaarde (T) > Interventiewaarde (I) Niet getoetst Rapportagegrens
Normwaarden zijn gecorrigeerd met de volgende gegevens: Lutum: 1% van droge stof en organische stof:3.10% van droge stof.
T
I
4,2 29 58 13 96 23 190 190
7,9 54 95 25 190 34 340 310
800
1600
0,16
0,31
21
40
Toetsing: S en I 2009 Certificaatnummer 2012023919 Monsteromschrijving 02 Monstersoort Water, AS3000 Uw projectnummer 11123900 Uw projectnaam DRI.C5S.NEN Datum monstername 10-02-2012 Parameter Eenheid 02 Metalen Barium (Ba) µg/L <45 Cadmium (Cd) µg/L <0,80 Kobalt (Co) µg/L <5,0 Koper (Cu) µg/L 29 Kwik (Hg) µg/L <0,050 Molybdeen (Mo) µg/L <3,6 Nikkel (Ni) µg/L 17 Lood (Pb) µg/L <15 Zink (Zn) µg/L 120 Vluchtige Aromatische Koolwaterstoffen Benzeen µg/L <0,20 Tolueen µg/L <0,30 Ethylbenzeen µg/L <0,30 o-Xyleen µg/L <0,10 m,p-Xyleen µg/L <0,20 Xylenen (som) factor 0,7 µg/L 0,21 BTEX (som) µg/L <1,1 Naftaleen µg/L <0,050 Styreen µg/L <0,30 Vluchtige organische chloorkoolwaterstoffen Dichloormethaan µg/L <0,20 Trichloormethaan µg/L <0,60 Tetrachloormethaan µg/L <0,10 Trichlooretheen µg/L <0,60 Tetrachlooretheen µg/L <0,10 1,1-Dichloorethaan µg/L <0,60 1,2-Dichloorethaan µg/L <0,60 1,1,1-Trichloorethaan µg/L <0,10 1,1,2-Trichloorethaan µg/L <0,10 cis 1,2-Dichlooretheen µg/L <0,10 trans 1,2-Dichlooretheen µg/L <0,10 CKW (som) µg/L <3,2 1,1-Dichlooretheen µg/L <0,10 1,2-Dichloorethenen (Som) factor 0,7 µg/L 0,14 Vinylchloride µg/L <0,10 1,1-Dichloorpropaan µg/L <0,25 1,2-Dichloorpropaan µg/L <0,25 1,3-Dichloorpropaan µg/L <0,25 Dichloorpropanen som factor 0.7 µg/L 0,52 Tribroommethaan µg/L <2,0 Minerale olie Minerale olie (C10-C12) µg/L <8,0 Minerale olie (C12-C16) µg/L <15 Minerale olie (C16-C21) µg/L <16 Minerale olie (C21-C30) µg/L <31 Minerale olie (C30-C35) µg/L <15 Minerale olie (C35-C40) µg/L <15 Minerale olie totaal (C10-C40) µg/L <100 Legenda + ++ +++ RG
< streefwaarde/aw2000 of RG > Streefwaarde (S) > Tussenwaarde (T) > Interventiewaarde (I) Niet getoetst Rapportagegrens
+/-
RG
S
T
I
+ + +
50 0,80 20 15 0,050 5 15 15 65
50 0,40 20 15 0,050 5 15 15 65
340 3,2 60 45 0,17 150 45 45 430
630 6 100 75 0,30 300 75 75 800
-
0,20 7 4
0,20 7 4
15 500 77
30 1000 150
-
0,30
0,20
35
70
-
0,050 6
0,010 6
35 150
70 300
-
0,20 6 0,10 24 0,10 7 7 0,10 0,10
0,010 6 0,010 24 0,010 7 7 0,010 0,010
500 200 5,0 260 20 450 200 150 65
1000 400 10 500 40 900 400 300 130
-
0,10 0,10 0,20
0,010 0,010 0,010
5,0 10 2,5
10 20 5
-
0,75
0,80
40
80 630
-
100
50
330
600
Bijlage 5
Toetsingskader analyseresultaten AW = achtergrondwaarde 2000 S = streefwaarde I = interventiewaarde t.b.v. sanering(-sonderzoek)
voorkomen in:
Grondwater (µg/l opgelost, tenzij anders vermeld)
Grond/sediment (mg/kg droge stof)
Stof/niveau AW2000
I
S
I
I.
Metalen antimoon (Sb) arseen (As) barium (Ba) cadmium (Cd) chroom (Cr) chroom III chroom VI cobalt (Co) koper (Cu kwik (Hg) kwik (anorganisch) kwik (organisch) lood (Pb) molybdeen (Mo) nikkel (Ni) tin (Sn) vanadium (V) zink (Zn)
4,0 20 0,60 55 15 40 0,15 50 1,5 35 6,5 80 140
22 76 920* 13 180 78 190 190 36 4 530 190 100 720
10 50 0,4 1 20 15 0,05 15 5 15 65
II.
Anorganische verbindingen chloride cyaniden-vrij cyaniden-complex thiocyanaat
3 5,5 6,0
20 50 20
100 (Cl/l) 5 10 -
1500 1500 1500
III.
Aromatische verbindingen benzeen ethylbenzeen tolueen xylenen styreen (vinylbenzeen) fenol cresolen (som) dodecylbenzeen aromatische oplosmiddelen (som)
0,20 0,20 0,20 0,45 0,25 0,25 0,30 0,35 2,5
1,1 110 32 17 86 14 13 -
0,2 4 7 0,2 6 0,2 0,2 -
30 150 1000 70 300 2000 200 -
IV.
Polycyclische aromatische waterstoffen (PAK's) naftaleen antraceen fenantreen fluoranteen benzo(a)antraceen chryseen benzo(a)pyreen benzo(ghi)peryleen benzo(k)fluoranteen indeno(1,2,3cd)pyreen PAK (som 10)
1,5
40
0,01 0,0007 0,003 0,003 0,0001 0,003 0,0005 0,0003 0,0004 0,0004 -
70 5 5 1 0,5 0,2 0,05 0,05 0,05 0,05
Gechloreerde koolwaterstoffen vinylchloride dichloormethaan 1,1-dichloorethaan 1,2-dichloorethaan 1,1-dichlooretheen 1,2-dichlooretheen (cis- en trans-) dichloorpropanen trichloormethaan (chloroform) 1,1,1-trichloorethaan 1,1,2-trichloorethaan trichlooretheen (Tri) tetrachloormethaan (Tetra) tetrachlooretheen (Per)
0,10 0,10 0,20 0,20 0,30 0,30 0,80 0,25 0,25 0,3 0,25 0,30 0,15
0,1 3,9 15 6,4 0,3 1 2 5,6 15 10 2,5 0,7 8,8
0,01 0,01 7 7 0,01 0,01 0,8 6 0,01 0,01 24 0,01 0,01
5 1000 900 400 10 20 80 400 300 130 500 10 40
monochloorbenzeen dichloorbenzenen trichloorbenzenen tetrachloorbenzenen pentachloorbenzeen hexachloorbenzeen
0,20 2,0 0,015 0,0090 0,0025 0,0085
15 19 11 2,2 6,7 2,0
7 3 0,01 0,01 0,003 0,0009
180 50 10 2,5 1 0,5
monochloorfenolen(som) dichloorfenolen (som) trichloorfenolen (som) tetrachloorfenolen (som) pentachloorfenol
0,045 0,20 0,0030 0,015 0,0030
54 22 22 21 12
0,3 0,2 0,03 0,01 0,04
100 30 10 10 3
PCB's (som 7) chloornaftaleen (som) monochlooranilinen (som) dioxine (som I-TEQ)
0,020 0,070 0,20
1 23 50 0,00018
0,01 -
0,01 6 30 -
V.
pentachlooraniline
20 60 625 6 30 100 75 0,3 75 300 75 800
kool-
0,000055 0,15
-
-
-
-
* De norm voor barium geldt alleen voor die situaties waarbij duidelijk sprake is van antropogene bodemverontreiniging. Voor overige situaties is de norm voor barium tijdelijk buiten werking gesteld.
Bijlage 5
Toetsingskader analyseresultaten
voorkomen in:
Grondwater (µg/l opgelost, tenzij anders vermeld)
Grond/sediment (mg/kg droge stof)
Stof/niveau AW2000 VI.
VII.
Bestrijdingsmiddelen chloordaan DDT (som) DDE (som) DDD (som) DDT/DDE/DDD (som) aldrin dieldrin endrin drins (som) α-endosulfan α-HCH β-HCH χ-HCH (lindaan) HCH-verbindingen (som) heptachloor heptachloorepoxide (som) hexachloorbutadieen organochloorhoudende bestrijdingsmiddelen(som landbodem) azinfos-methyl organotin verbindingen (som) tributyltin (TBT) MCPA atracine carburyl carbofuran 4-chloormethylfenolen (som) niet-chloorhoudende bestr.mid. (som)
Overige verontreinigingen asbest cyclohexanon dimethyl ftalaat diethyl ftalaat di-isobutylftalaat dibutyl ftalaat butyl benzylftalaat dihexyl ftalaat di(2-ethylhexyl)ftalaat ftalaten (som) minerale olie pyridine tetrahydrofuran tetrahydrothiofeen tribroommethaan ethyleenglycol diethyleenglycol acrylonitril formaldehyde isopropanol (2-propanol) methanol butanol (1-butanol) butylacetaat ethylacetaat methyl-tert-butyl ether (MTBE) methylethylketon
I
S
I
0,0200 0,20 0,10 0,020 0,015 0,00090 0,0010 0,0020 0,0030 0,00070 0,0020 0,003 0,40
4 1,7 2,3 34 0,32 4 4 17 1,6 1,2 4 4 -
0,02 ng/l 0,004 ng/l 0,009 ng/l 0,1 ng/l 0,04 ng/l 0,2 ng/l 33 ng/l 8 ng/l 9 ng/l 0,05 0,005 ng/l 0,005 ng/l -
0,2
0,0075 0,15 0,065 0,55 0,035 0,15 0,017 0,60 0,090
2,5 4 0,71 0,45 0,017 -
0,05-16 ng/l 0,02 29 ng/l 2 ng/l 9 ng/l -
0,7 50 150 50 100 -
2,0 0,045 0,045 0,045 0,070 0,070 0,070 0,045 190 0,15 0,45 1,5 0,20 5,0 8,0 2,0 2,5 0,75 3,0 2,0 2,0 2,0 0,20 2,0
100 150 82 53 17 36 48 220 60 5000 11 7 8,8 75 -
0,5 0,5 50 0,5 0,5 0,5 -
15000 5 600 30 300 5000 630 -
0,01 0,1 5 1 0,3 3 -
Bodemtypecorrectie Anorganische verbindingen
Lb = Lst *
a + b * % lut. + c * % org.st. a + b * 25 + c * 10
Lb is interventiewaarden geldend voor de te beoordelen bodem (mg/kg); Lst is interventiewaarde voor de standaardbodem (mg/kg);% lut. is gemeten percentage lutum in de te beoordelen bodem; % org. st. is gemeten percentage organisch stof in de te beoordelen bodem; A, B en C zijn constantenafhankelijk van de stof; Voor toepassing van de bodemtypecorrectie bij streefwaarden wordt in de bovenstaande formule de interventiewaarde vervangen door streefwaarde.
Bijlage 5
Toetsingskader analyseresultaten
STOF arseen barium beryllium cadmium chroom cobalt koper kwik lood nikkel tin vanadium zink
a 15 30 8 0,4 50 2 15 0,2 50 10 4 12 50
b 0,4 5 0,9 0,007 2 0,28 0,6 0,0034 1 1 0,6 1,2 3
c 0,4 0 0 0,021 0 0 0,6 0,0017 1 0 0 0 1,5
Organische verbindingen
Lb = Lst *
% org.st. 10
Lb is interventiewaarden geldend voor de te beoordelen bodem (mg/kg); Lst is interventiewaarde voor de standaardbodem (mg/kg); % org. st. is gemeten percentage organisch stof in de te beoordelen bodem; Voor bodems met gemeten organisch stofgehalten van meer dan 30% respectievelijk minder dan 2%, worden gehalten van respectievelijk 30% en 2% aangehouden. Voor toepassing van de bodemtypecorrectie bij streefwaarden wordt in de bovenstaande formule de interventiewaarde vervangen door streefwaarde.
Nader onderzoek
De tussenwaarde (T) is het toetsingscriterium ten behoeve van een nader onderzoek. Wordt de tussenwaarde overschreden, dan is een nader onderzoek, op korte termijn, noodzakelijk
T is de tussenwaarde; S is de streefwaarde en I is de interventiewaarde.
T = 0,5 * (S + I)
Bijlage 6 Geraadpleegde bronnen
Informatiebron
Geraadpleegd (ja/nee)
Toelichting Datum kaartmateriaal
Informatie uit kaartmateriaal etc. Historische topografische kaart
ja
Luchtfoto
ja
Opmerkingen
divers
www.watwaswaar.nl Google Earth
Datum bron/ kaartmateriaal
Informatie uit themakaarten
Opmerkingen
Bodemkaart Nederland
ja
www.bodemdata.nl
Grondwaterkaart Nederland
ja
www.brabant.nl
Bodemloket.nl
ja
Informatie van eigenaar / terreingebruiker / opdrachtgever Historisch gebruik locatie Huidig gebruik locatie
Datum uitgevoerd ja
30-01-2012
ja
Huidig gebruik belendende percelen (vanuit onderzoekslocatie)
ja
Toekomstig gebruik locatie
ja
Calamiteiten/resultaten voorgaande bodemonderzoeken
ja
Verhardingen/kabels en leidingen locatie
ja
Archief Bouw- en woningtoezicht
ja
Archief Wet milieubeheer en Hinderwet
ja
Archief ondergrondse tanks
ja
Archief bodemonderzoeken
ja
Gemeenteambtenaar milieuzaken
ja
26-01-2012
Datum uitgevoerd
Informatie uit terreininspectie Historisch gebruik locatie
ja
Huidig gebruik locatie
ja
Huidig gebruik belendende percelen (vanuit onderzoekslocatie)
ja
Verhardingen
ja
Opmerkingen
Dhr. F. de Heijde Dhr. B. Nieuwenhuizen
Datum uitgevoerd
Informatie van gemeente
Contactpersoon
30-01-2012
Contactpersoon
Opmerkingen
Dhr. K. van Twist
Telefonisch
Opmerkingen
Over Econsultancy.. Econsultancy is een onafhankelijk adviesbureau. Wij bieden realistisch advies en concrete oplossingen voor milieuvraagstukken en willen daarmee een bijdrage leveren aan een duurzaam en verantwoord gebruik van onze leefomgeving. werkwijze Inzet en professionele betrokkenheid kenmerken onze diensten. De verantwoordelijke projectleider is het eenduidige aanspreekpunt voor de klant en is verantwoordelijk voor alle aspecten van het project: kwaliteit, tijd, geld, communicatie en organisatie. De kernwaarden deskundig, vertrouwd, betrokken, flexibel, zorgvuldig en vernieuwend zijn een belangrijke leidraad in ons handelen. Kenmerkend voor onze werkwijze is dat we altijd in dialoog met de opdrachtgever tot concrete en direct toepasbare oplossingen komen. In onze manier van werken willen wij graag vier kernkwaliteiten centraal stellen: kennis, creativiteit, pro-actief handelen en partnerschap. kennis Het deskundig begeleiden van onze opdrachtgevers vraagt om betrokkenheid bij en kennis van de bedoelingen van de opdrachtgever. Het vereist ook gedegen en actuele vakinhoudelijke kennis. Kenmerkend voor Econsultancy vinden wij dat wij alle beschikbare kennis snel en effectief inzetten. Onze medewerkers vormen ons belangrijkste kapitaal. Ook persoonlijke en inhoudelijke ontwikkeling staat centraal want ons werk vraagt steeds om nieuwe kennis en nieuwe verantwoordelijkheden. creativiteit Medewerkers van Econsultancy zijn in staat om buiten de geijkte kaders een oplossing te zoeken met in achtneming van de geldende wet- en regelgeving. Oplossingen die bedoeld zijn om snel en efficiënt het doel van de opdrachtgever te bereiken. Dit vraagt om flexibiliteit en betrokkenheid. kwaliteit Continue wordt door ons gestreefd naar het verhogen van de professionaliteit van de dienstverlening. Het leveren van diensten wordt intern op een dusdanige wijze georganiseerd dat het gevraagde resultaat daadwerkelijk op een zo effectief en efficiënt mogelijke wijze wordt voortgebracht. Hierbij staat de klanttevredenheid centraal. Het kwaliteitssysteem van Econsultancy voldoet aan de NEN-EN-ISO 9001: 2000. Tevens is Econsultancy gecertificeerd voor diverse protocollen en beoordelingsrichtlijnen. opdrachtgevers Econsultancy heeft sinds haar oprichting in 1996 al meer dan tienduizend projecten uitgevoerd. Dat kan in bijvoorbeeld het werkveld bodem gaan van een klein (verkennend bodemonderzoek voor een woonhuis) tot groot (het in kaart brengen van de bodemvervuiling van een geheel vliegveld) project. Projecten in opdracht van de rijksoverheid tot de particulier, van het bedrijfsleven tot non-profit organisaties. De projecten kennen een grote diversiteit en hebben in sommige gevallen uitsluitend een onderzoekend karakter en zijn in andere gevallen meer adviserend. Steeds vaker wordt ook onderzoek binnen meerdere disciplines door onze opdrachtgevers verlangt. Onze medewerkers zijn in staat dit voor de opdrachtgever te coördineren en zelf (deel)onderzoeken uit te voeren. Ter illustratie van de veelvoud en veelzijdigheid van de projecten kan, indien gewenst, een uitgebreide referentielijst worden verschaft.
Vestiging Limburg Rijksweg Noord 39 6071 KS Swalmen Tel. 0475 - 504961
[email protected]
Vestiging Gelderland Fabrieksstraat 19c 7005 AP Doetinchem Tel. 0314 - 365150
[email protected]
Vestiging Brabant Rapenstraat 2 5831 GJ Boxmeer Tel. 0485 - 581818
[email protected]
Bijlage 2 Vooroverlegreacties Provincie Noord-Brabant Waterschap Brabantse Delta Regio West-Brabant
Provincie Noord-Brabant
Brabantlaan 1
..-Sc'.i! Ree., nr.
Postbus 9 0 1 5 1 5 2 0 0 M C 's-Hertogenbosch Telefoon (073) 681 2 8 12
m 2012 ,RW
Het college van burgemeester en wethouders van Drimmelen Postbus 19 4920 A A M A D E
Fax (073) 6 1 4 11 15
[email protected]
j
BMO
| Qg
I Paraaf
12ink04790
www.brabant.nl Bank I N G 6 7 . 4 5 . 6 0 . 0 4 3 Postbank 1 0 7 0 1 7 6
N3GN0Za3A
LA
Onderwerp
Voorontwerp-bestemmingsplan 'Haagstraat 29' Datum 12 juni 2 0 1 2
Geacht college,
Ons kenmerk C2077509/3035687
In het kader van het wettelijk vooroverleg heeft u ons om een reactie gevraagd op het voorontwerp-bestemmingsplan 'Haagstraat 29'. Wij hebben ons beperkt tot de vraag hoe het bestemmingsplan zich verhoudt tot de provinciale belangen die op basis van het provinciale ruimtelijke beleid relevant zijn. Het plan is niet strijdig met de provinciale belangen.
Uw kenmerk
Contactpersoon B.C. Coolen Directie Ruimtelijke Ontwikkeling
In de plantoelichting gaat u nog uit van de Verordening Ruimte 2011. Inmiddels is de Verordening Ruimte 2012 in werking getreden. Wij verzoeken u de toelichting hier op aan te passen.
en Handhaving Telefoon (073) 681 2 3 2 8 Fax (073) 6 8 0 7 6 4 5
De directie Ruimtelijke Ontwikkeling en Handhaving, namens deze,
Bijlage(n)
E-mail
[email protected]
. M . A . van Beek, bureauhoofd Toezicht Ruimtelijke Ontwikkeling J
Het provinciehuis is vanaf het centraal station bereikb a a r met stadsbus, lijn 61 en 6 4 , halte Provinciehuis of met de treintaxi.
9
Waterschap
'Brabantse Oelta
Water
het leven
Gemeente Drimmei&i | Reg. nr.
!0P
2 6 JUNI 2012
MA
OW
T
^5
BRW BWO
Diverse
Gg
Paraaf
Gpmppntp Drimmelpn De heer of mevrouw C. Segeren Postbus 19 4920 AA MADE
lllllllllllllIMlHI 12ink04997
Uw brief van Uw kenmerk Ons kenmerk Barcode Behandeld door Doorkiesnummer Datum Verzenddatum
5 juni 2012 *12UT0fif?S4n*
de heer F. van Oosterwijck 076 564 15 82 25 juni 2012
2 5 JUNI 2012
Onderwerp: wateradvies ontwerp bestemmingsplan "Haagstraat 2 9 " te Made Geachte heer of mevrouw Segeren, Op 5 juni 2012 heeft u ontwerp bestemmingsplan "Haagstraat 2 9 " te Made toegestuurd met het verzoek om conform de watertoets een advies uit te brengen zoals bedoeld in artikel 3.1.1 lid 1 van het Besluit ruimtelijke ordening. Naar aanleiding van het ontwerp bestemmingsplan hebben wij de volgende op- en aanmerkingen.
Toelichting Aangezien de belangrijkste uitgangspunten voor het waterschap naar wens zijn opgenomen in het ontwerp bestemmingsplan geven wij een positief wateradvies.
Planregels Geen opmerkingen.
Verbeelding Geen opmerkingen
Overige opmerkingen Wij wijzen u erop dat voor werkzaamheden op en of in de nabijheid van oppervlaktewaterlichamen en waterkeringen en voor het onttrekken en of retourneren van grondwater op basis van de Keur een melding of vergunning benodigd kan zijn. Hierover kunt u contact op nemen met onze afdeling plantoetsing & vergunningen via het telefoonnummer 076 564 13 45. Wij vertrouwen erop u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd. Voor nadere informatie kunt u contact opnemen met de heer F. van Oosterwijck op het nummer 076 564 15 82.
Hoogachtend Hoofd aftjenng pfantoetsing & vergunningen
en
Waterschap Brabantse Delta Postbus 5520, 4801 DZ Breda T 076 564 10 00 F 076 564 10 11 E
[email protected] I www.brabantsedelta.nl Bankrekening 63.67.59.202
Advies voorontwerpbestemmingsplan DR Haagstraat 29 te Made Op verzoek van de gemeente Drimmelen heeft de Regio West-Brabant het voorontwerpbestemmingsplan ‘Haagstraat 29 te Made” beoordeeld en hiervoor een advies opgesteld. We constateren dat het aspect archeologie onvoldoende is opgenomen in paragraaf 5.4. Wij hebben daarom nog een aantal aanvullingen: Algemeen - Toevoegen: Made is ontstaan als agrarische nederzetting op de gezamenlijke hooilanden (mede/made) die bij de stad Geertruidenberg behoorden. In eerste instantie ontstond een nederzetting langs de Voorstraat. Deze straat ligt nog altijd als een losse straat in het landschap, zij het dat de bebouwing sterk van karakter is veranderd en is vernieuwd. Het stervormige centrum van Made is later ontstaan en in de loop der tijd langzamerhand ingevuld met bebouwing. Van open tussenruimten is in de huidige tijd weinig bewaard gebleven. Wel is het stervormige patroon nog altijd zichtbaar, (Koopmanschap, Visser-Poldervaart en Arkema 2011: 44). - De dubbelbestemmingen ‘Waarde-Archeologie’ dienen opgenomen te worden in de Verbeelding. Beleid gemeente Drimmelen - Toevoegen: Het archeologisch verwachtingmodel is onderverdeeld in drie verwachtingseenheden namelijk, een hoge archeologische verwachting, een middelhoge archeologische verwachting en een lage archeologische verwachting. De verschillende verwachtingszones geven de mate van verwachting op de aanwezigheid van archeologische resten aan. Ze geven dus niet aan òf er archeologische waarden aanwezig zijn. Aan deze verwachtingszones zijn vrijstellingsgrenzen – omvang en diepte - gekoppeld. Beoordeling - Aanvullen: Het is raadzaam om op de uitsneden van de archeologische (concept) beleidskaart de exacte plangrenzen weer te geven. Op deze wijze weet men direct waar het bestemmingsplan voor is bedoeld en zijn de grenzen van de dubbelbestemmingen ‘Waarde-Archeologie’ ook te begrijpen. - Gehele paragraaf vervangen door: “Vooruitlopend op de vaststelling van het archeologisch beleid is in het voorontwerp bestemmingsplan de dubbelbestemmingen ‘Waarde-Archeologie’ opgenomen. Er is een beleidscategorie (Waarde-Archeologie) te onderscheiden namelijk een hoge archeologische verwachting. Deze beleidscategorie kent een vrijstellingsgrens m.b.t. de verplichting tot het rekening houden met de aanwezigheid van mogelijk aanwezige archeologische resten in de bodem van het plangebied. Rekening houden met archeologie dient plaats te vinden wanneer er bodemingrepen plaats vinden die groter zijn dan: 2 100 m en 50 cm –Mv . Conclusie - Het aspect archeologie dient mee gewogen te worden, middels een archeologisch onderzoek, voorafgaand aan de onderhavige ontwikkeling. - Wij raden aan om de onderstaande voorbeeldregels op te nemen. Tevens adviseren wij altijd om deze planregels door een jurist te laten nakijken en/of aanvullen. Het advies aan de gemeente Drimmelen is om, met inbegrip van de verwerking van bovenstaande opmerkingen, verder te gaan met de genoemde procedure. Mocht u vragen hebben naar aanleiding van voorliggend advies, dan kunt u contact opnemen mevr. F. Timmermans (
[email protected], 076-5027215), bereikbaar van maandag tot en met donderdag of met ondergetekende. Etten-Leur, 25 juni 2012 Leonie Weterings-Korthorst Senior Regioarcheoloog
Postadres: postbus 503, 4870 AM Etten-Leur. Contactpersoon: L. Weterings-Korthorst, 076-5027229,
[email protected]
Advies voorontwerpbestemmingsplan DR Haagstraat 29 te Made Planregels Artikel ## Waarde – Archeologie ##.1 Bestemmingsomschrijving De voor 'Waarde – Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming van hoge verwachting. ##.2 Bouwregels Op deze gronden mogen uitsluitend worden gebouwd: A bouwwerken ter vervanging van bestaande bouwwerken, waarbij de bestaande oppervlakte van het bouwwerk niet wordt vergroot of ruimtelijk gewijzigd en voor zover bij de bouw geen grondwerkzaamheden worden uitgevoerd dieper dan 0,5 m over een oppervlakte groter dan 100 m² ; b bouwwerken met een oppervlakte van minder dan 100 m² voor zover bij de bouw geen grondwerkzaamheden worden uitgevoerd dieper dan 0,5 m. ##.3 Afwijken van de bouwregels ##.3.1 Afwijken voor bouwen ten dienste van andere bestemming dieper dan 0,5 m. Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid ##.2 onder a, voor de bouw van bouwwerken ten dienste van de andere geldende bestemming(en), mits: a op basis van archeologisch onderzoek, weergegeven in een door de bevoegde overheid goedgekeurd rapport, in voldoende mate is vastgesteld dat er geen archeologische waarden aanwezig zijn; of b op basis van archeologisch onderzoek, weergegeven in een door de bevoegde overheid goedgekeurd rapport, in voldoende mate is vastgesteld dat de archeologische waarden door bouwactiviteiten niet onevenredig worden geschaad; of c de volgende voorwaarden in acht genomen worden indien, op basis van archeologisch onderzoek, weergegeven in een door de bevoegde overheid goedgekeurd rapport, in voldoende mate is vastgesteld dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten kunnen worden verstoord: 1 een verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden; of 2 een verplichting tot het doen van opgravingen; of 3 een verplichting de uitvoering van bouwactiviteiten te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg namelijk een archeologische instantie met een opgravingsbevoegdheid. ##.3.2 Archeologisch rapport Indien het bevoegd gezag niet beschikt over een voor de beoordeling van de aanvraag toereikend archeologisch onderzoek voor de gronden waarop een aanvraag om bouwvergunning wordt gedaan, dient de aanvrager ten behoeve van de beoordeling van archeologische waarden van de gronden een archeologisch rapport te overleggen dat voldoet aan de vigerende Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA). ##.3.3 Advies Bij de beoordeling van het archeologisch onderzoek en het afwijkingsverzoek als bedoeld in lid ##.3.1, laat het bevoegd gezag zich adviseren door een deskundige op het gebied van de archeologische monumentenzorg conform de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie-KNA, vastgesteld door Burgemeester en wethouders van de gemeente Drimmelen. ##.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden ##.4.1 Omgevingsvergunning Het is verboden op of in deze gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren: a het ophogen, afgraven (ook ten behoeve van het verwijderen van bestaande funderingen), woelen, mengen, diepploegen, aanbrengen van heipalen, egaliseren en ontginnen van gronden met dien verstande dat Postadres: postbus 503, 4870 AM Etten-Leur. Contactpersoon: L. Weterings-Korthorst, 076-5027229,
[email protected]
Advies voorontwerpbestemmingsplan DR Haagstraat 29 te Made het werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden betreft met een oppervlakte groter dan 100 m² en dieper dan 0,5 m; b het wijzigen van de waterhuishouding, zoals draineren en het uitdiepen, graven en/of verleggen van waterlopen; c het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur dieper dan 0,5 m; d het verlagen van het waterpeil. ##.4.2 Uitzonderingen Het verbod, zoals bedoeld in lid ##.4.1 is niet van toepassing, indien: a het gaat om onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplantingen en werkzaamheden binnen bestaande tracés van kabels, leidingen en rioleringen waarbij niet dieper gegraven wordt dan de reeds uitgegraven diepte; b op basis van inventariserend en/of definitief archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn; c de werken en werkzaamheden: 1 reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan; 2 mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning of een ontgrondingsvergunning; e de werken en werkzaamheden op inventariserend of definitief archeologisch onderzoek zijn gericht. ##.4.3 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk a. Het is verboden voor de ‘Waarde-Archeologie’ aangewezen gronden, zonder of in afwijking van een vergunning voor het slopen van een bouwwerk, de aanwezige bouwwerken te slopen in de op oppervlakte en 2 diepte meer bedraagt dan 100 m en niet dieper gaat dan 0,5 cm onder maaiveld. b. Aan de sloopvergunning kan in ieder geval de voorwaarde worden gesteld dat de sloop wordt begeleidt door een gekwalificeerde deskundige (zijnde een archeologisch bedrijf met een opgravingsvergunning). Hiervoor is een door de door (de deskundige op het gebied van de archeologische monumentenzorg, zijn de Regioarcheoloog, van) het bevoegd gezag schriftelijk goedgekeurd Programma van Eisen vereist dat is opgesteld conform de vigerende Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA). c. Indien tijdens de begeleiding van de sloopwerken vondsten van zeer hoge waarden worden aangetroffen, wordt hiervan terstond melding gemaakt bij het bevoegd gezag die in het belang van de archeologische monumentenzorg aanvullende voorschriften kunnen verbinden aan de sloopvergunning. d. de vergunning kan niet worden verleend indien blijkt dat de sloop een onevenredige aantasting van de archeologische waarden van de gronden tot gevolg heeft. ##.4.4 Toelaatbaarheid Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid ##.4.1 wordt slechts verleend indien: a op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat er geen archeologische waarden aanwezig zijn; of b op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden door bouwactiviteiten niet onevenredig worden geschaad; of c de volgende voorwaarden in acht genomen worden indien, op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden door de werken en werkzaamheden kunnen worden verstoord: 1 een verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden; of 2 een verplichting tot het doen van opgravingen; of 3 een verplichting de uitvoering van werken en werkzaamheden te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg conform de vigerende KNA. ##.4.5 Advies Indien het bevoegd gezag voornemens is om aan de omgevingsvergunning voorwaarden te verbinden als bedoeld in lid ##.4.1 onder c, wordt de deskundige van de bevoegde overheid (Regioarcheoloog) om advies gevraagd. Bij een negatief advies wordt de omgevingsvergunning niet verleend. Postadres: postbus 503, 4870 AM Etten-Leur. Contactpersoon: L. Weterings-Korthorst, 076-5027229,
[email protected]
Advies voorontwerpbestemmingsplan DR Haagstraat 29 te Made
##.5 Wijzigingsbevoegdheid ##.5.1 Wijziging op basis van archeologisch onderzoek Burgemeester en wethouders kunnen, overeenkomstig artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, het plan wijzigen in die zin dat aan de bestemming 'Waarde -Archeologie' wordt ontnomen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat ter plaatse geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn. ##.5.2 Advies Alvorens de in lid ##.5.1 bedoelde wijziging wordt toegepast, wordt deskundig advies gevraagd aan een door Burgemeester en wethouders vastgestelde deskundige op het gebied van de archeologische Monumentenzorg conform de vigerende KNA.
Postadres: postbus 503, 4870 AM Etten-Leur. Contactpersoon: L. Weterings-Korthorst, 076-5027229,
[email protected]
Bestemmingsplanregels
132438bp10
1
Inhoudsopgave Hoofdstuk 1 Artikel 1 Artikel 2
Inleidende regels ..........................................................................................................3 Begrippen........................................................................................................................3 Wijze van meten .............................................................................................................7
Hoofdstuk 2 Artikel 3 Artikel 4
Bestemmingsregels .....................................................................................................9 Wonen .............................................................................................................................9 Waarde – Archeologie 1 ...............................................................................................11
Hoofdstuk 3 Artikel 5 Artikel 6 Artikel 7 Artikel 8 Artikel 9 Artikel 10
Algemene regels .........................................................................................................15 Anti-dubbeltelregel ........................................................................................................15 Algemene bouwregels ..................................................................................................16 Algemene gebruiksregels .............................................................................................17 Algemene afwijkingsregels ...........................................................................................18 Algemene wijzigingsregels ...........................................................................................19 Algemene procedureregels...........................................................................................20
Hoofdstuk 4 Artikel 11 Artikel 12
Overgangs- en slotregels ..........................................................................................21 Overgangsrecht ............................................................................................................21 Slotregel ........................................................................................................................22
Ontwerp bestemmingsplan “Haagstraat 29” te Made
2
Gemeente Drimmelen
132438bp10
3
Hoofdstuk 1 Inleidende regels Artikel 1
Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder: 1.1 plan het bestemmingsplan ‘Haagstraat 29’ met identificatienummer NL.IMRO.1719.1bp12haagstraat29on01 van de gemeente Drimmelen; 1.2 bestemmingsplan de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen; 1.3 aanduiding een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden; 1.4 aanduidingsgrens de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft; 1.5 aan-huis-verbonden beroep een dienstverlenend beroep op zakelijk, maatschappelijk, juridisch, medisch, ontwerptechnisch of kunstzinnig gebied, dat in of bij een woning wordt uitgeoefend door de gebruik(st)er, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is, met dien verstande dat er geen detailhandel is toegestaan met uitzondering van detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit bij de uitoefening van een aan huis verbonden beroep; 1.6 afhankelijke woonruimte een bijgebouw dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de woning en waarin een gedeelte van de huishouding uit een oogpunt van mantelzorg gehuisvest is; 1.7 bebouwing eén of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde; 1.8 bebouwingspercentage een in dit plan aangegeven percentage, dat de grootte van het bouwvlak aangeeft, dat maximaal mag worden bebouwd; 1.9 bedrijf een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis verbonden beroepen daaronder niet begrepen; 1.10 bedrijfsgebouw een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf; 1.11 bestemmingsgrens de grens van een bestemmingsvlak; Ontwerp bestemmingsplan “Haagstraat 29” te Made
4
1.12 bestemmingsvlak een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming; 1.13 bijbehorend bouwwerk uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak; 1.14 bouwen het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk; 1.15 bouwgrens de grens van een bouwvlak; 1.16 bouwperceel een aaneengesloten stuk grond waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegestaan; 1.17 bouwperceelsgrens de grens van een bouwperceel; 1.18 bouwverordening bouwverordening als bedoeld in artikel 8 van de Woningwet; 1.19 bouwvlak een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten; 1.20 bouwwerk een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden; 1.21 detailhandel het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit; 1.22 erf al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw; 1.23 escortbedrijf de natuurlijke persoon, groep of rechtspersoon die bedrijfsmatig, of van omvang alsof zij bedrijfsmatig was, prostitutie aanbiedt die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte (van een seksinrichting) wordt uitgeoefend; 1.24 gebouw elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
Gemeente Drimmelen
132438bp10
5
1.25 gevellijn de geometrisch bepaalde lijn en het verlengde daarvan, die bij het bouwen niet mag worden overschreden; 1.26 grondgebonden woningen een gebouw, dat een vrijstaande woning of meerdere aaneengebouwde, uitsluitend naast elkaar en niet boven elkaar gelegen, woningen omvat, en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid kan worden beschouwd; 1.27 hoofdgebouw een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is; 1.28 huishouden een zelfstandig(e) dan wel samenwonend persoon of groep van personen die binnen een complex van ruimten gebruik maken van dezelfde voorzieningen, zoals een keuken, sanitaire voorzieningen en de entree; 1.29 maatvoeringsgrens de grens van een maatvoeringsvlak; 1.30 maatvoeringsvlak een geometrisch bepaald vlak waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels voor bepaalde bouwwerken eenzelfde maatvoering geldt; 1.31 mantelzorg het bieden van zorg aan eenieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband; 1.32 omgevingsvergunning vergunning als bedoeld in artikel 2.1 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo); 1.33 peil • voor een gebouw, gebouwencomplex of ander bouwwerk waarvan de voorgevel direct aan de weg grenst: het peil van het hoogst aangrenzende weggedeelte; • voor een gebouw, gebouwencomplex of ander bouwwerk waarvan de voorgevel niet direct aan de weg grenst: het peil van het hoogste aangrenzende terreingedeelte; • indien het gebouw, gebouwencomplex of bouwwerk is gelegen in geaccidenteerd terrein of tussen twee wegen, geldt het peil van het hoogst aangrenzende terrein- of weggedeelte nabij de voorgevel van het gebouw; 1.34 permanente bewoning het feitelijk bewonen van een gebouw gedurende het hele jaar of het grootste deel van het jaar; 1.35 prostitutie het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;
Ontwerp bestemmingsplan “Haagstraat 29” te Made
6
1.36 raamprostitutie een seksinrichting met één of meer ramen van waarachter de prostitué/prostituee tracht de aandacht van passanten op zich te vestigen met als doel het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding; 1.37 seksinrichting een gebouw of een gedeelte van een gebouw, waarin bedrijfsmatig handelingen en/of vertoningen plaatsvinden van seksuele, erotische en/of pornografische aard; 1.38 straatprostitutie het zich op de openbare weg respectievelijk op openbare ruimten of in een zich op de openbare weg respectievelijk openbare ruimte bevindend voertuig beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding; 1.39 voorgevel de meest gezichtsbepalende gevel van een gebouw aan de straatzijde of het openbaar gebied; 1.40 waterhuishoudkundige voorzieningen voorzieningen die nodig zijn voor een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, hemelwaterinfiltratie en waterkwaliteit, zoals duikers, stuwen, gemalen, inlaten, bergings- en infiltratievoorzieningen; 1.41 woning een complex van ruimten, geschikt en bestemd voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden, waaronder begrepen eventueel gemeenschappelijk gebruik van bepaalde ruimten; 1.42 zijdelingse perceelsgrens de grens tussen twee percelen, die voor- en achterzijde van een perceel verbindt.
Gemeente Drimmelen
132438bp10
Artikel 2
7
Wijze van meten
Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten: 2.1 de bouwhoogte van een bouwwerk vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen; 2.2 de dakhelling langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak; 2.3 de goothoogte van een bouwwerk vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel; 2.4 de inhoud van een bouwwerk tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen; 2.5 de oppervlakte van een bouwwerk tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
Ontwerp bestemmingsplan “Haagstraat 29” te Made
8
Gemeente Drimmelen
132438bp10
9
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels Artikel 3
Wonen
3.1 Bestemmingsomschrijving De voor ‘Wonen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. het wonen in 2 vrijstaande grondgebonden woningen; b. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals erven, tuinen, waterhuishoudkundige voorzieningen, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen en overige verhardingen. 3.2 Bouwregels Voor het bouwen van hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels: 3.2.1
Hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken
a. de hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken worden uitsluitend gebouwd in het bouwvlak, met dien verstande dat erkers aan de voorzijde van de woning ook buiten het bouwvlak mogen worden gebouwd met een hoogte van maximaal 1 bouwlaag en met een maximale diepte van 1,5 m; b. per bouwperceel mag het bebouwingspercentage niet meer dan 70% bedragen; c. de diepte van hoofdgebouwen mag niet meer bedragen dan 12 m, gemeten vanaf de gevellijn; d. de afstand van hoofdgebouwen - over de hele diepte zoals toegestaan in sub c - tot de zijdelingse perceelsgrens mag niet meer bedragen dan: - 3 m aan één zijde van de woning en 2,40 m aan de andere zijde van de woning; - indien de bestaande afstand van de hoofdgebouwen tot de zijdelingse perceelsgrens minder bedraagt dan 3 m, dan mag deze afstand - over de hele diepte van hoofdgebouwen zoals toegestaan in sub c – worden aangehouden; e. ter plaatse van de gevellijn dient de voorgevel van de hoofdgebouwen op de gevellijn te worden georiënteerd; f. de maximum goothoogte en maximum bouwhoogte van hoofdgebouwen mag niet meer dan 5,5 m respectievelijk 11 m bedragen; g. de maximum goothoogte en maximum bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken mag ten hoogste 3,3 m respectievelijk 6 m bedragen. 3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde a. de bouwhoogte van erfafscheidingen grenzend aan openbaar gebied mag niet meer dan 1 m bedragen; b. de bouwhoogte van erfafscheidingen elders bedraagt ten hoogste 2 m; c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag ten hoogste 3 m bedragen. 3.3 Specifieke gebruiksregels 3.3.1 Binnen de bestemming ‘Wonen’ is de uitoefening van aan-huis-verbonden beroepen toegestaan in de woning, inclusief aangebouwd bijgebouw, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn: a. de woonfunctie blijft als hoofdfunctie herkenbaar; b. de activiteit wordt door de bewoner uitgeoefend; c. de omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 40% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de (woon)bebouwing tot een maximum van 50m²; d. het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken; Ontwerp bestemmingsplan “Haagstraat 29” te Made
10
e. detailhandel, anders dan ondergeschikte detailhandel, is niet toegestaan. 3.3.2 Binnen de bestemming 'Wonen' is de uitoefening van bedrijfsmatige activiteiten toegestaan in de woning, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn: a. de woonfunctie blijft als hoofdfunctie herkenbaar; b. de activiteit wordt door de bewoner uitgeoefend; c. de omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 40% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de (woon)bebouwing tot een maximum van 50m²; d. in afwijking van het bepaalde onder c mag indien het oppervlak reeds groter is ten tijde van de tervisielegging van het ontwerpbestemmingsplan dat grotere oppervlak als maximum worden beschouwd; e. het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken; f. detailhandel, anders dan ondergeschikte detailhandel, is niet toegestaan.
3.3.3 Binnen de bestemming 'Wonen' is de uitoefening van een 'bed & breakfast' toegestaan in de woning en bijbehorende bouwwerken, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn: a. de woonfunctie van de woning blijft als hoofdfunctie herkenbaar; b. de activiteit wordt door de bewoner uitgeoefend; c. parkeren ten behoeve van de bed & breakfast dient op eigen terrein plaats te vinden; 3.3.4 Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken geldt dat het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken als zelfstandige woning of als afhankelijke woonruimte is niet toegestaan. 3.4 Afwijken van de gebruiksregels Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 3.3.4 voor het toestaan van het gebruik van een vrijstaand bijbehorende bouwwerken als afhankelijke woonruimte, met inachtneming van het volgende: a. een dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg; b. de afwijking vervalt zodra de onder a bedoelde noodzaak is komen te vervallen; c. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven; d. de afhankelijke woonruimte binnen de vigerende regeling inzake bijbehorende bouwwerken wordt ingepast met een maximale oppervlakte van 80 m².
Gemeente Drimmelen
132438bp10
Artikel 4
11
Waarde – Archeologie 1
4.1 Bestemmingsomschrijving De voor 'Waarde – Archeologie - 1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud, de bescherming en/of het herstel van de voorkomende hoge archeologische (verwachtings)waarden. 4.1.1 De belangen van de in lid 4.1 bedoelde dubbelbestemming zijn primair ten opzichte van de belangen van de andere daar voorkomende enkelvoudige bestemmingen. 4.2 Bouwregels Op of in deze gronden mogen geen bouwwerken worden gebouwd waarbij de bodem dieper dan 0,5 m wordt geroerd, met uitzondering van: a. bouwwerken ter vervanging van bestaande bouwwerken, waarbij de bestaande oppervlakte van het bouwwerk met ten hoogste 100 m² wordt uitgebreid; b. bouwwerken met een oppervlakte van minder dan 100 m² ten behoeve van andere daar voorkomende bestemming(en). 4.3
Afwijken van de bouwregels
4.3.1 Afwijken voor bouwen ten dienste van andere bestemming Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 4.2 onder a, voor de bouw van bouwwerken ten dienste van de andere geldende bestemming(en), mits: a. op basis van een archeologisch onderzoek, weergegeven in een door de bevoegde overheid goedgekeurd rapport, in voldoende mate is vastgesteld dat er geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn, of; b. op basis van archeologisch onderzoek, weergegeven in een door de bevoegde overheid goedgekeurd rapport, in voldoende mate is vastgesteld dat de archeologische waarden door bouwactiviteiten niet onevenredig worden geschaad, of; c. de volgende voorwaarden in acht genomen worden indien, op basis van archeologisch onderzoek, weergegeven in een door de bevoegde overheid goedgekeurd rapport, in voldoende mate is vastgesteld dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten kunnen worden verstoord: 1. een verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden, of; 2. een verplichting tot het doen van opgravingen, of; 3. een verplichting de uitvoering van bouwactiviteiten te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg namelijk een archeologische instantie met een opgravingsbevoegdheid. 4.3.2 Archeologisch rapport Indien het bevoegd gezag niet beschikt over een voor de beoordeling van de aanvraag toereikend archeologisch onderzoek voor de gronden waarop een aanvraag om omgevingsvergunning wordt gedaan, dient de aanvrager ten behoeve van de beoordeling van archeologische waarden van de gronden een archeologisch rapport te overleggen dat voldoet aan de vigerende Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie (KNA).
Ontwerp bestemmingsplan “Haagstraat 29” te Made
12
4.3.3 Advies Bij de beoordeling van het archeologisch onderzoek en het afwijkingsverzoek als bedoeld in artikel 4.3.1, laat het bevoegd gezag zich adviseren door een deskundige op het gebied van de archeologische monumentenzorg conform de KNA, vastgesteld door Burgemeester en wethouders van de gemeente Drimmelen. 4.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden 4.4.1 Omgevingsvergunning Het is verboden op of in deze gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren: a. het ophogen, afgraven (ook ten behoeve van het verwijderen van bestaande funderingen), woelen, mengen, diepploegen, aanbrengen van heipalen, egaliseren en ontginnen van gronden met dien verstande dat het werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden betreft dieper dan 0,5 m. over een oppervlakte van meer dan 100 m²; b. het wijzigen van de waterhuishouding, zoals draineren en het uitdiepen, graven en/of verleggen van waterlopen; c. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur dieper dan 0,5 m; d. het verlagen van het grondwaterpeil. 4.4.2 Uitzonderingen Het verbod, zoals bedoeld in artikel 4.4.1 is niet van toepassing, indien: a. het gaat om onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplantingen en werkzaamheden binnen bestaande tracés van kabels, leidingen en rioleringen waarbij niet dieper gegraven wordt dan de reeds uitgegraven diepte; b. op basis van inventariserend en/of definitief archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn; c. de werken en werkzaamheden: 1. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan; 2. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning of een ontgrondingsvergunning; d. de werken en werkzaamheden op inventariserend of definitief archeologisch onderzoek zijn gericht. 4.5
Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
4.5.1 Omgevingsvergunning a. Het is verboden op of in de voor 'Waarde - Archeologie - 1' aangewezen gronden, zonder of in afwijking van een vergunning voor het slopen van een bouwwerk, de aanwezige bouwwerken te slopen indien de oppervlakte groter is dan 100 m² en de diepte meer bedraagt dan 0,5 m onder maaiveld. b. Aan de omgevingvergunning kan in ieder geval de voorwaarde worden gesteld dat de sloop wordt begeleid door een gekwalificeerde deskundige (zijnde een archeologisch bedrijf met een opgravingsvergunning). Hiervoor is een door (de deskundige op het gebied van de archeologische monumentenzorg, zijn de Regioarcheoloog, van) het bevoegd gezag schriftelijk goedgekeurd Programma van Eisen vereist dat is opgesteld conform de vigerende Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie (KNA).
Gemeente Drimmelen
132438bp10
13
c.
Indien tijdens de begeleiding van de sloopwerken vondsten van zeer hoge waarden worden aangetroffen, wordt hiervan terstond melding gemaakt bij het bevoegd gezag die in het belang van de archeologische monumentenzorg aanvullende voorschriften kunnen verbinden aan de omgevingsvergunning. d. de vergunning kan niet worden verleend indien blijkt dat de sloop een onevenredige aantasting van de archeologische waarden van de gronden tot gevolg heeft.
4.5.2 Toelaatbaarheid Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 4.5.1 wordt slechts verleend indien: a. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat er geen archeologische waarden aanwezig zijn, of; b. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden door bouwactiviteiten niet onevenredig worden geschaad, of; c. de volgende voorwaarden in acht genomen worden indien, op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden door de werken en werkzaamheden kunnen worden verstoord: 1. een verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden, of; 2. een verplichting tot het doen van opgravingen, of; 3. een verplichting de uitvoering van werken en werkzaamheden te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg conform de vigerende KNA. 4.5.3 Advies Indien het bevoegd gezag voornemens is om aan de omgevingsvergunning voorwaarden te verbinden als bedoeld in lid 4.5.2 onder c, wordt de deskundige van de bevoegde overheid (Regioarcheoloog) om advies gevraagd. Bij een negatief advies wordt de omgevingsvergunning niet verleend. 4.6
Wijzigingsbevoegdheid
4.6.1 Wijziging op basis van archeologisch onderzoek Burgemeester en wethouders kunnen, overeenkomstig artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, het plan wijzigen in die zin dat aan de bestemming 'Waarde - Archeologie - 1' wordt ontnomen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat ter plaatse geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn. 4.6.2 Advies Alvorens de in artikel 4.6.1 bedoelde wijziging wordt toegepast, wordt deskundig advies gevraagd aan een door Burgemeester en wethouders van Drimmelen vastgestelde deskundige op het gebied van de archeologische Monumentenzorg conform de vigerende KNA.
Ontwerp bestemmingsplan “Haagstraat 29” te Made
14
Gemeente Drimmelen
132438bp10
15
Hoofdstuk 3 Algemene regels Artikel 5
Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Ontwerp bestemmingsplan “Haagstraat 29” te Made
16
Artikel 6
Algemene bouwregels
6.1 Bestaande bouwwerken In die gevallen dat hoogten, inhoud, aantallen en / of oppervlakten, van bestaande bouwwerken, die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet, op de dag van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan meer of minder bedragen dan ingevolge hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen de bestaande maten en hoeveelheden als maximaal respectievelijk minimaal toelaatbaar worden aangehouden. 6.2 Herbouw In het geval van (her)oprichting van gebouwen is het bepaalde in lid 6.1 uitsluitend van toepassing indien het geschiedt op dezelfde plaats. 6.3 Ondergeschikte bouwdelen Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen binnen de aanduiding 'bouwvlak' of de aanduiding 'bestemmingsvlak' worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, overstekende daken en reclame-uitingen, buiten beschouwing gelaten, mits de bouw- c.q. bestemmingsgrens met niet meer dan 0,50 m wordt overschreden.
Gemeente Drimmelen
132438bp10
Artikel 7
17
Algemene gebruiksregels
7.1 Strijdig gebruik Onder strijdig gebruik als bedoeld in artikel 2.1, 1e lid sub c. van de Wabo wordt in ieder geval verstaan: a. het gebruik van onbebouwde gronden of het gebruik van bouwwerken ten behoeve van doeleinden van opslag, stort of lozing; b. het gebruik van onbebouwde gronden of het gebruik van bouwwerken ten behoeve van doeleinden van handel of bedrijf; c. het gebruik van onbebouwde gronden of het gebruik van bouwwerken ten behoeve van verblijfsrecreatie; d. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor zelfstandige bewoning; e. het gebruiken, te doen of laten gebruiken van gronden, gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van de exploitatie van een seksinrichting, een escortbedrijf en raam- en straatprostitutie.
Ontwerp bestemmingsplan “Haagstraat 29” te Made
18
Artikel 8
Algemene afwijkingsregels
8.1 Afwijking Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van: a. de regels en toestaan dat het bouwvlak in geringe mate wordt overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft; b. de regels en toestaan dat openbare nutsgebouwtjes, wachthuisjes ten behoeve van het openbaar vervoer, telefooncellen, gebouwtjes ten behoeve van de bediening van kunstwerken, toiletgebouwtjes en naar aard daarmee gelijk te stellen gebouwtjes worden gebouwd, mits: 1. de inhoud per gebouw niet meer dan 50 m3 bedraagt; 2. de bouwhoogte niet meer dan 3,5 m bedraagt; c. de regels ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot: 1. ten behoeve van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, tot maximaal 10 m; 2. ten behoeve van waarschuwings- en/of communicatiemasten tot maximaal 50 m; 3. ten behoeve van andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tot maximaal 10 m; d. het bepaalde ten aanzien van de maximale bouwhoogte van gebouwen en toestaan dat de bouwhoogte van gebouwen wordt verhoogd ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers, lichtkappen en technische ruimten, mits: 1. de maximale oppervlakte van de vergroting niet meer dan 10% van het betreffende platte dakvlak of de horizontale projectie van het schuine dakvlak bedraagt; 2. de bouwhoogte niet meer dan 1,25 maal de maximale bouwhoogte van het betreffende gebouw bedraagt.
Gemeente Drimmelen
132438bp10
Artikel 9
19
Algemene wijzigingsregels
9.1 Algemene wijzigingsregels Het bevoegd gezag kan, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, het plan wijzigen ten behoeve van: a. het bouwen van niet voor bewoning bestemde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde van geringe afmetingen ten dienste van het openbaar nut met een oppervlakte van maximaal 15 m² en een bouwhoogte van maximaal 3,50 m; b. geringe afwijkingen, die in het belang zijn van een ruimtelijk of technisch beter verantwoorde plaatsing van bouwwerken of die noodzakelijk zijn in verband met de werkelijke toestand van het terrein. Hierbij zijn verschuivingen van de bestemmingsgrens, niet zijnde plangrenzen, met maximaal 5 m toelaatbaar; c. overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijdingen mogen echter ten hoogste 3 m bedragen en het bestemmingsvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot. d. bij de toepassing van de wijzigingsbevoegdheden kan het bevoegd gezag schriftelijk advies inwinnen bij een stedenbouwkundige. 9.2 Toepassingsregel Bij de toepassing van de wijzigingsbevoegdheden als bedoeld in lid 9.1 kan het bevoegd gezag schriftelijk advies inwinnen bij een stedenbouwkundige.
Ontwerp bestemmingsplan “Haagstraat 29” te Made
20
Artikel 10
Algemene procedureregels
10.1 Wijzigingsbevoegdheid Bij toepassing van een wijzigingsbevoegdheid, zoals deze onderdeel uitmaakt van dit plan, is de uniforme openbare voorbereidingsprocedure van afdeling 3.4 Awb van toepassing. 10.2 Afwijkingsbevoegdheid Bij toepassing van een afwijkingsbevoegdheid, zoals deze onderdeel uitmaakt van dit plan, is de in hoofdstuk 4 van de Awb en zijn de artikelen 3.1, 3.8 en 3.9 van de Wabo geregelde procedure van toepassing.
Gemeente Drimmelen
132438bp10
21
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels Artikel 11
Overgangsrecht
11.1 Overgangsrecht bouwwerken a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot: 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd; 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan; b. burgemeester en wethouders kunnen eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a. een omgevingsvergunning verlenen van het bepaalde onder a. voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a. met maximaal 10%; c. het bepaalde onder a. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan. 11.2 Overgangsrecht gebruik a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet; b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a. te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind; c. indien het gebruik, bedoeld onder a., na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten; d. het bepaalde onder a. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Ontwerp bestemmingsplan “Haagstraat 29” te Made
22
Artikel 12
Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan “Haagstraat 29”.
Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van ............................................….......... de griffier,
de voorzitter,
................................
................................
Gemeente Drimmelen
Verbeelding