13 voorleesverhalen
Snoepsneeuw Hallo lieve kinderen, we leven hier in het Sprookjesbos meestal lang en gelukkig, maar er was eens een dag dat dat anders was...
Pats! “Ha, die was raak Roodkapje! Jij ontsnapt niet aan mijn sneeuwballen”, roept Klein
Duimpje terwijl hij zich snel achter een boom verstopt. “Wacht maar, jou krijg ik ook nog wel Klein Duimpje!”, lacht Roodkapje terwijl ze de sneeuw van haar rode jurkje afklopt. Roodkapje, Klein Duimpje en de kabouters houden een sneeuwballengevecht. De kabouters helpen Klein Duimpje want anders is de strijd niet eerlijk vinden de kleine mannen.
Terwijl het sneeuwballengevecht volop aan de gang is, wandelt Heks om haar snoephuisje
heen. “Nee! Nee! Nee! Ik wil geen sneeuw op mijn dak! Ik haat sneeuw!”, briest ze. “Zo komen er toch geen kinderen naar mijn huis. Ik moet iets bedenken waardoor die lekkere hapjes van mijn huisje komen snoepen. Ja! Ik heb het. Ik verander de sneeuw in snoepsneeuw!”, lacht Heks gemeen. “Zoete snoepsneeuw. Dat kunnen kinderen niet weerstaan”.
W
olf wandelt door het Sprookjesbos. Hij bespeurt iets in de lucht. “Hmm, volgens mij is Heks bezig met een gemeen plannetje. Ik ruik het. Laat ik eens een kijkje nemen.” Terwijl Wolf naar het snoephuisje wandelt, brouwt Heks bij haar huisje een toverdrank. “Twee eetlepels sneeuw, gekruimelde krakelingen, drie zoete paddenstoelen en nog even roeren!”
D
“ ag Heks, je staat lekker te toveren in de kou?”, vraagt Wolf. “Jahaa, ik ben snoepsneeuw aan het maken, zodat de kinderen nog meer van mijn huisje komen snoepen, hihi. Als je meehelpt kunnen we voor jou misschien nog wat geitjes lokken”, zegt Heks uitdagend. Dit aanbod kan Wolf natuurlijk weer niet afslaan. “Maar Heks. Ik kan toch helemaal niet toveren?”, zegt Wolf. “Jij moet dadelijk de snoepsneeuw op het dak van mijn snoephuisje leggen. Een oude dame als ik klimt niet meer op ladders.” Voor een paar malse geitjes helpt Wolf graag.
Wolf klimt de ladder op en smeert de snoepsneeuw op het dak. “Hè, maar verdorie. Ik zit
vastgeplakt. Heks, help! Ik zit vast!” Heks schrikt . Ze is een ingrediënt vergeten. Ondertussen huppelen Benjamin en zijn zusjes voorbij. Ze zien dat Wolf vastzit op het dak en moeten hardop lachen. “Geitjes, help mij. Ik ben een weerloze wolf in nood. Als jullie me van het dak halen beloof ik dat ik jullie niet meer lastigval”, roept Wolf. Daar trappen de geitjes mooi niet in.
J
a, lieve kinderen zo zat Wolf nog een hele middag vastgeplakt in de snoepsneeuw op het dak van het snoeperige huisje van Heks. Uiteindelijk lukte het Heks om de sneeuw met een toverspreuk te laten smelten. Onthoud wie een kuil graaft voor een ander, valt er zelf in. Dat doet me denken aan een verhaal over Draak en Reus.
Maar dát lieve kinderen, dat is weer een ander verhaal... © 2012 Efteling | www.sprookjesboom.com
1/13
Grote schoonmaak
Hallo lieve kinderen, we leven hier in het Sprookjesbos meestal lang en gelukkig, maar er was eens een dag dat dat anders was...
Schrob! Splats! Splets! Kabouter Ke is druk aan het poetsen. Zo druk dat het water aan alle
kanten uit de emmer klotst. “Zeg Ke, het is een beetje dweilen met de kraan open zo, hè”, zegt Ka terwijl hij naar de overvolle emmer water wijst. “Ja, het was hard nodig Ka! Pas op dat je niet met je vieze schoenen over de natte vloer loopt. Dat zou zonde zijn van al mijn harde schoonmaakwerk.” Kabouter Ka lacht: “Het is weer zover hoor! De grote zomerschoonmaak in het Sprookjesbos is begonnen.”
Kabouter Ke is niet de enige die flink aan het poetsen is geslagen. In het kasteel van
Assepoester ruikt het inmiddels heerlijk naar frisse bloemetjes. “O, kon de prins maar ruiken hoe lekker het kasteel naar zomerse bloemetjes ruikt”, zucht Assepoester. “Het is wel veel werk zo in je eentje, maar ik mag niet klagen. Ook al ben ik een prinses, ik vind poetsen niet vervelend om te doen”, giechelt Assepoester terwijl ze naar een schilderij van haar knappe prins kijkt.
Assepoester wil dat het kasteel er netjes uitziet want haar beste vriendin Roodkapje komt op
bezoek voor een speciale middag. De twee vriendinnen hebben een vriendinnenmiddag met lekkere thee en heerlijke chocoladekoekjes, die Assepoester heeft gebakken. Roodkapje is al onderweg naar Assepoester. Terwijl ze door het bos huppelt, komt ze Benjamin tegen. “Waar ga jij naar toe Roodkapje?”, vraagt Benjamin. Roodkapje vertelt aan Benjamin dat ze onderweg is naar Assepoester voor een speciale middag.
O
“ nee! Is het al zo laat? Ik heb nog lang niet alle spulletjes in het kasteel op de juiste plek teruggezet. Ik heb niet eens tijd gehad om alles klaar te zetten en de tafel te dekken. Wat moet Roodkapje er wel niet van denken. Dadelijk denkt ze nog dat ik onze vriendinnenmiddag ben vergeten”, zegt Assepoester met paniek in haar stem. Assepoester raakt meer en meer in paniek. Ze kan haar mooiste servies niet vinden. “Waar heb ik mijn roze theepot gelaten? Ik had hem toch bij mijn theekopjes gezet?”
I
“ k ga met Assepoester koekjes eten. Bij haar thuis, bij haar thuis”, zingt Roodkapje terwijl ze de trap naar het kasteel op loopt. “Hallo Assepoester! Ik ben er!”, roept Roodkapje. “Je hebt de tafel nog niet gedekt? Ben je onze vriendinnenmiddag vergeten?”, vraagt Roodkapje. “Nee, natuurlijk niet. Ik heb zo goed gepoetst dat ik niet meer weet waar mijn servies is”, legt Assepoester uit. Roodkapje begint te lachen: “Dan gaan we toch samen zoeken. Vriendinnen helpen elkaar altijd.” Dat vindt Assepoester natuurlijk heel erg lief van Roodkapje.
Ja lieve kinderen, nadat Roodkapje en Assepoester het servies hadden gevonden, hebben ze
een hele gezellige middag gehad. Wil je weten waar Assepoester haar spulletjes had gelaten? Speel het Sprookjesboom Spel op de website van Sprookjesboom en zoek de spulletjes van Assepoester. Dat doet me denken aan een verhaal over Fakir.
Maar dát lieve kinderen, dat is weer een ander verhaal... © 2012 Efteling | www.sprookjesboom.com
2/13
De moestuin van Ka Hallo lieve kinderen, we leven hier in het Sprookjesbos meestal lang en gelukkig, maar er was eens een dag dat dat anders was...
De laatste restjes sneeuw in het Sprookjesbos zijn verdwenen. Kabouter Ka is druk
bezig. Hij stopt zaadjes in de grond bij zijn kabouterhuis. Muziekkabouter Keu leunt tegen de kruiwagen van Ka aan en speelt op zijn pianootje terwijl zijn kaboutervriend de zaadjes water geeft. Tuinkabouter Ka is in zijn nopjes. De lente komt er aan. “Keu, het duurt niet lang meer voordat de eerste narcissen hun gele trompetten laten zien”, zegt Ka verheugd.
Ook Fakir is druk in de weer en roept lachend. “Deze maand begint een nieuw seizoen, de
bomen en struiken kleuren weer groen!” De geitjes genieten ook. Met de lente in het vooruitzicht kunnen ze weer lekker veel buiten spelen. De geitjes spelen het liefst tikkertje of verstoppertje. Benjamin houdt van verstoppertje spelen, want dat kan hij heel goed. Zijn favoriete verstopplek is de klok. Maar daar verstopte hij zich dit keer niet.
1
“ , 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9, 10… wie niet weg is, is gezien! Ik kom!”, roept het oudste geitje. Ze draait zich om en ziet helemaal niemand zitten. Het is stil in het Sprookjesbos. Ze loopt heel voorzichtig naar het draaimolentje dat bij hun huisje staat. “Ha! Ik zie daar een geitje zitten!”, mekkert ze. Ze rent naar de buutplaats en buut haar broer. Na een poos heeft ze iedereen behalve Benjamin gevonden. “Benjamin, waar ben je?”, roepen de geitjes. Ze worden ongerust. Waar zou Benjamin toch zijn?
N
ietsvermoedend huppelt Benjamin door het Sprookjesbos. Hij zoekt de perfecte verstopplek. Het geitje heeft niet in de gaten dat hij ver van het Geitenhuisje is en dat zijn broertjes en zusjes erg ongerust zijn. Opeens ziet hij een grote groene struik staan. “Ja! Daar ga ik achter zitten. Daar vinden ze me nooit!”, fluistert kleine Benjamin trots. “Hola! Wat moet dat in mijn moestuin!” Benjamin schrikt. “Je vernielt mijn mooie tuin. Ga daar onmiddellijk weg!”, roept kabouter Ka. “Oh nee, mijn tuintje!”, jammert de kabouter.
Van schrik springt Benjamin op en doet een stapje opzij. “Sorry Ka, het was niet mijn
bedoeling om jouw tuin te vernielen. Ik speel verstoppertje en ik…” Kabouter Ka legt zijn hand op Benjamins schouder. “Het is al goed. Ik weet het goed gemaakt. Als jij me helpt met het opknappen van mijn tuin, dan is alles vergeten”, zegt Ka. “Dan krijg je daarna van mij een lekker glas melk met een koekje.” Daar kan Benjamin geen nee tegen zeggen.
J
a, lieve kinderen al snel hadden de andere geitjes in de gaten wat er was gebeurd. Alle geitjes hebben Benjamin en kabouter Ka geholpen met het opknappen van de moestuin. Zo lukte het de geitjes om op tijd thuis te zijn voordat moeder geit thuiskwam van het boodschappen doen. Moeder geit had niet in de gaten wat er die middag was gebeurd. Dat doet me denken aan een verhaal over Heks en Klein Duimpje.
Maar dát lieve kinderen, dat is weer een ander verhaal... © 2012 Efteling | www.sprookjesboom.com
3/13
De betoverde schatkist Hallo lieve kinderen, we leven hier in het Sprookjesbos meestal lang en gelukkig, maar er was eens een dag dat dat anders was...
Klein Duimpje is op de vlucht voor Reus. Hij rent zo snel dat hij niet eens merkt dat het
regent. “Mij krijg je nooit te pakken gemene Reus!” Klein Duimpje ontwijkt een geel herfstblad en springt hoog in de lucht. Reus stampt achter hem aan: “Kom hier, jij kleine duvel!” Klein Duimpje rent als een speer voorbij de grot van Draak: “Hoi, geen tijd om te praten. Die vervelende Reus zit weer eens achter me aan. Doei!” Zoefff! Klein Duimpje is weer weg.
I
n de verte komt Heks aangestrompeld. Ze is onderweg naar Draak en het lijkt erop dat ze weer iets van plan is. “Draak, laat mij jouw schat eens zien”, krast Heks. Draak vouwt zijn vleugel om de kist. Heks zet een stap opzij en bekijkt de kist van iets dichterbij. “Waarom wil je mijn schat zo graag zien, Heks?”, sist Draak. “Nou, hij ziet er niet écht betoverd uit”, pest Heks. “Dat is hij wel! Deze kist is beschermd met een toverspreuk en alleen ik kan hem openen. Grraaawwww!”
D
“ at geloof ik niet. Wie heeft jou verteld dat jij de enige bent die deze kist kan openen? Laat het mij op zijn minst één keer proberen. Dan weten we daarna of jij de waarheid spreekt. Als dat zo is mag jij de schat houden. Als je liegt krijg ik de schat!”, giert Heks. Kleine rookwolkjes komen uit Draak z’n neus. Hij vertrouwt Heks niet. Draak tilt de schatkist op en trekt zich terug in zijn grot. “Hier heb ik geen zin in!”, roept Draak. “Maar…”, sputtert Heks. “Geen tijd voor deze ongein!”, klinkt het uit de grot. “Bah! Jij vervelende draak!”, moppert Heks.
Boos zit Draak alleen in zijn grot. Er is inderdaad nooit iemand geweest die hem heeft
verteld dat alleen hij de schatkist kan openen. Draak past al zó lang op de schat dat hij alleen weet dat hij erop moet passen maar niet weet waarom hij erop moet passen. Heks had hem bijna door en dat is natuurlijk niet de bedoeling. Draak snuift en kleine rookpluimpjes van boosheid komen uit zijn neus.
D
“ raak? Draak? Ben je binnen? Ik heb fantastisch nieuws!”, roept Assepoester opgewonden. Ze hoort Draak sniffen. Ben je verdrietig?” Draak schuift voorzichtig naar de opening van de grot en vertelt aan Assepoester dat Heks zijn schat weer eens wilde pikken. Dat vindt Assepoester natuurlijk niet leuk. Snel vertelt ze het goede nieuws. “Mijn lieve prins komt terug. Ik nodig je uit voor het bal in mijn kasteel dat ik voor mijn liefste organiseer. Kom je ook?”
J
a lieve kinderen, daar kon Draak natuurlijk geen nee op antwoorden. Hij was zo blij voor Assepoester dat hij helemaal vergat wat er die dag was gebeurd. Hij werd nog blijer toen Assepoester vertelde dat zij Heks deze keer maar niet heeft uitgenodigd voor het bal. Dat doet me denken aan een verhaal over Roodkapje.
Maar dát lieve kinderen, dat is weer een ander verhaal... © 2012 Efteling | www.sprookjesboom.com
4/13
Ezel ziet ze vliegen Hallo lieve kinderen, we leven hier in het Sprookjesbos meestal lang en gelukkig, maar er was eens een dag dat dat anders was...
Er is iets vreemds aan de hand in het Sprookjesbos. Ezel staat onrustig op zijn voetstuk.
Opeens ziet hij een brood voorbij vliegen. Hij knippert nog een keer met zijn ogen. “Dat kan toch niet?” Niet veel later vliegt er een groot stuk ham voorbij. “Nou ja, dit is toch niet te geloven? Wie haalt er hier een grap met me uit!” Het blijft stil. “Kon ik maar van dit voetstuk af, dan kon ik achter dat lekkere eten aan gaan. Ik heb best trek.”
H
“ allo, Ezel! Lekker fris weertje is het vandaag. Vind je niet?” Ezel kijkt verschrikt op en ziet Assepoester staan. “Prinses, er is iets mis met mij. Ik droom met open ogen. Ik zag brood en ham voorbij vliegen. Assepoester lacht. “Je ziet ze vliegen, Ezel. Eten kan toch niet vliegen.” Opeens ziet Assepoester een kuipje boter in de lucht zweven. “Maar dat… dat kan toch niet?”, zegt ze verbaasd tegen Ezel.
Z
“ iet u wel, prinses. Ik zie ze vliegen. I-aaaaah.” Per ongeluk poept ezel een gouden munt uit. Hij moet hard lachen om zijn eigen opmerking. “Luister, Ezel. Hier zit een luchtje aan. Ik ga eens kijken waar dat eten naar toe vliegt. Hier moet iemand met toverkracht achter zitten. Laat me raden… Heks!” Assepoester zet het op een lopen om het kuipje boter bij te houden.
D
an ziet de prinses achter wat struiken Wolf en Heks staan. ”Fantastisch, Heks! Het eten is van ons!” Heks antwoordt: “Nog niet!” Wolf vraagt waarom niet. “Omdat jij het nog moet vangen, harige domoor!”. “Oh natuurlijk, dat was ik net van plan.” Heks spoort Wolf aan om snel het eten te pakken. “Hup! Schiet op! De kabouters mogen er niet achterkomen dat wij hun eten stelen.”
Wolf heeft de ham bijna te pakken. Hij schrikt. Er tikt iemand op zijn schouder. “Wat ben
jij van plan, Wolf ?” “Oh, hallo, prinses. Ik euh… ben… euh… aan het dansen met Heks. Toevallig zagen we dit eten voorbij vliegen en we hebben zo’n honger, weet u.” Assepoester gelooft helemaal niets van zijn verhaal. “Wolf! Jij en Heks weten donders goed dat dit eten niet van jullie is. Ik heb alles gehoord. Ik eis dat jullie dit eten terugbrengen naar de kabouters.”
Ja, lieve kinderen, Assepoester zorgde ervoor dat die twee slechteriken het eten weer
teruggaven aan de kabouters. Want stelen, dat doe je niet. De kabouters konden die dag gelukkig lekker brood met boter en ham eten. Dat doet me denken aan een verhaal over Fakir en Langnek.
Maar dát lieve kinderen, dat is weer een ander verhaal... © 2012 Efteling | www.sprookjesboom.com
5/13
Zomer in de bol Hallo lieve kinderen, we leven hier in het Sprookjesbos meestal lang en gelukkig, maar er was eens een dag dat dat anders was...
De zomerzon staat hoog aan de hemel. Het is heel erg warm in het Sprookjesbos. Zo warm
dat alle Sprookjesbosbewoners op zoek zijn naar een plek waar het lekker koel is. Ezel baalt stevig dat hij vastzit aan zijn sokkel met dit warme weer. “Het is niet leuk meer. De zon staat recht op mijn bol en ik kan geen kant op. Ik heb er genoeg van. Ik wil van mijn sokkel af. Het is allemaal de schuld van Heks. Waarom ik? Oh, wie kan me helpen?”, balkt hij verdrietig en boos terwijl hij naar de zon kijkt.
Langnek weet ook niet meer wat hij met de hitte aan moet. Hij heeft zijn nek al een paar
keer hoog boven de bomen uitgestoken. “Ik hoop dat het hoog in de lucht kouder is. Helaas. De wind waait niet vandaag”, zegt hij tegen zichzelf. Terwijl hij met zijn hoofd boven de wolken is, hoort hij Ezel beneden in het Sprookjesbos klagen. Hij besluit een bezoek te brengen aan zijn Sprookjesvriend.
L
“ angnek! Het doet me goed jou hier te zien. Wil je mij helpen? Ik heb het zo heet. Zou jij met je hoofd voor de zon willen gaan staan? Dan kan ik ook even genieten van de schaduw”, vraagt Ezel. “Natuurlijk!”, antwoordt Langnek. Maar na een paar minuten begint Langnek het behoorlijk warm te krijgen. “Ezel? Hoe lang wil je dat ik blijf staan? Ik houd dit niet lang meer vol. De zon brandt behoorlijk op mijn hoofd. Ik denk dat we een andere oplossing moeten zoeken. Laten we Fakir om hulp vragen.”
Stamp…Stamp…Stamp…Poefff! Een vermoeide Fakir verschijnt voor hun neus. Met
moeite zegt Fakir: “Voor mijn hulp bij alle rampen, hoef je slechts drie keer te stampen”. “Pfff, het is zo heet, dat ook ik het even niet meer weet.” Langnek legt uit dat Ezel en hij het heel erg warm hebben. Ze willen graag wat verkoeling en vragen Fakir of hij een oplossing heeft. Fakir denkt even na.
F
akir tovert een megagrote parasol waar alle Sprookjesbosbewoners onder passen. “Om het gezellig te maken, tover ik iets dat lekker zal smaken.” Poefff! Er verschijnen glazen met koude sprookjeslimonade. Sprookjeslimonade met veel ijsklontjes. Van schrik moet Ezel zo hard lachen dat hij per ongeluk een paar munten uitpoept. De Sprookjesbosbewoners hebben snel in de gaten dat er een koele plek in het bos is. Ze komen allemaal naar Ezel voor een verfrissend drankje.
J
a, lieve kinderen nadat Fakir de grote parasol had getoverd, konden alle Sprookjesbosbewoners genieten van een koele plek in het Sprookjesbos. Ze hebben gezellig gepraat en koude limonade gedronken totdat het eindelijk begon af te koelen. Dat doet me denken aan een verhaal over Ezel en Heks.
Maar dát lieve kinderen, dat is weer een ander verhaal... © 2012 Efteling | www.sprookjesboom.com
6/13
Het is feest! Hallo lieve kinderen, we leven hier in het Sprookjesbos meestal
lang en gelukkig, maar er was eens een dag dat dat anders was...
Er klinkt verjaardagsmuziek in het Sprookjesbos. Het lijkt uit de buurt van het Kabouter-
dorp te komen. “Er is er een jarig, hoera, hoera! Dat kun je wel zien, dat is Ka!” Roodkapje, Langnek, Draak, Assepoester, Benjamin, Fakir, Draak, Klein Duimpje en de kabouters gooien hun armen in de lucht en roepen hoera! Tuinkabouter Ka geniet van alle aandacht. Hij wordt er zelfs een beetje verlegen van.
De vrolijke muziek is ook Heks opgevallen. Ze steekt haar hoofd buiten de deur van haar
snoephuisje. “Volgens mij vieren die kleine opdonders feest. Daar moet ik meer van weten!” Heks besluit polshoogte te nemen. “Aha, dus hier is het feestje! Waarom hebben jullie mij niet uitgenodigd?” “Omdat jij nooit een aardig cadeau geeft!”, roept kabouter Ko. “Ik zal jullie leren, vervelende puntmutsen!”, snuift Heks en loopt weg.
N
“ ooit eens een aardig cadeau. Hoe komen ze er bij. Bah. Ik zal ze eens een verrassen met een leuk cadeau!”, moppert Heks in zichzelf. Ze is zo in gedachten verzonken dat ze niet merkt dat ze bijna tegen Wolf aan botst. “Dag, uwe laagheid! Aan de wandel?”, vraagt Wolf. Heks legt uit wat er gebeurd is. Samen met Wolf bekokstooft ze een plannetje om toch naar het feest van Ka te kunnen gaan.
Heks en Wolf plukken bloemen voor Ka. Na een tijdje hebben ze een flinke bos bloemen
bij elkaar. Wolf ruikt aan het verjaardagsboeket. “Heks, volgens mij ben ik allergisch voor deze bloemen. Mijn neus kriebelt en… ik… hatsjoe!” Wolf niest zo hard dat alle blaadjes van de bloemen vallen. Wat ik dus wilde vertellen is… dat… hatsjie! “Dit wordt niets”, roept een zware stem. Het is Reus. Ook hij is niet uitgenodigd voor het feest van Ka.
I
“ k heb een idee!”, krijst Heks. “Ik bak koekjes. Dat is toch aardig?”, vraagt ze aan Reus. “Ik denk het wel?”, antwoordt Reus vragend. Terwijl Heks koekjes bakt, danst Wolf van enthousiasme om Reus heen. “Dit idee is geweldig! Zo kom ik dichtbij Roodhapje en dat lekkere malse geitje. Mmmm!” Na een tijdje wandelt Heks boos naar buiten. “Nee, nee nee! Mijn koekjes zijn mislukt!” Wolf stampt verslagen met een poot op de grond. Een feestje zit er voor de slechteriken niet meer in.
Reus was van al het gedoe al snel in een diepe slaap gevallen bij het snoephuisje van Heks.
Wolf en Heks hebben de hele avond niets meer tegen elkaar gezegd. Het verjaardagsfeest van kabouter Ka duurde tot in de late uurtjes. De Sprookjesbosbewoners hadden het erg gezellig en niets in de gaten van de mislukte plannetjes van Heks, Reus en Wolf. Dat doet me denken aan verhaal over Roodkapje en Benjamin.
Maar dát lieve kinderen, dat is weer een ander verhaal... © 2012 Efteling | www.sprookjesboom.com
7/13
Het verloren mandje Hallo lieve kinderen, we leven hier in het Sprookjesbos meestal lang en gelukkig, maar er was eens een dag dat dat anders was...
Op een vroege zonnige ochtend is Fakir al druk bezig met zijn rode en gele tulpen. Bij zijn
paleis vliegt hij haastig op en neer. “Om mijn tulpen te laten groeien, hoef ik gelukkig niet met mest te knoeien”, lacht Fakir. Hij zet zijn toverfluit aan zijn lippen en de tulpen beginnen langzaam te groeien. Fakir is trots: “Hoog in de lucht ben ik tevreden, net zoals mijn bloemen daar beneden.”
O
ndertussen wandelt Roodkapje door het Sprookjesbos. “Ik ga naar grootmoeder koekjes brengen. In het bos, in het bos”, zingt ze vrolijk. Voordat ze naar oma gaat, plukt ze nog een mooie bos bloemen. Roodkapje knielt neer naast het bospad, zet haar mandje achter zich neer en pakt een paar rode bloemen. “Ik denk dat oma ze mooi zal vinden. In een vaas, in een vaas”, zingt ze zachtjes. Roodkapje draait zich om. Ze wil de bloemen in haar mandje stoppen.
M
aar dan blijkt dat haar mandje weg is. “Oh nee, waar is mijn mandje? Hij stond hier net nog en nu niet meer”, snikt Roodkapje. “Nu kan ik niet naar oma en wat moet ik tegen mama zeggen?”, snift ze nog een keer. Klein Duimpje wandelt voorbij en ziet Roodkapje huilen. “Hoi Roodkapje, wat is er aan de hand?” Roodkapje legt uit wat er zojuist gebeurd is. Klein Duimpje probeert haar te troosten. Hij bedenkt zich ineens dat hij wel weet hoe hij zijn vriendinnetje kan helpen.
R
“ oodkapje, ik heb een oplossing. We vragen Fakir of hij ons kan helpen om jouw mandje terug te vinden. Misschien weet hij wel een toverspreuk waarmee we ‘m terug krijgen. Maar... als het lukt wil ik wel een kusje!”, zegt Klein Duimpje terwijl hij stoer met zijn handen in zijn zij staat. “Oké, maar dan wel een heel kleintje Klein Duimpje”, zegt Roodkapje en wrijft een traan van haar wang. “Gi-ga-gantisch!”, roept Klein Duimpje en maakt een sprongetje in de lucht. Roodkapje begint voorzichtig te lachen.
Stamp....Stamp...Stamp....Poefff! Opeens verschijnt daar Fakir: “Voor mijn hulp bij alle
rampen, hoef je slechts drie keer te stampen.” “Wat fijn dat je er bent”, zegt Klein Duimpje. Hij legt uit wat er gebeurd is. Fakir rommelt wat onder zijn tulband en haalt er een gloednieuw mandje vandaan. Roodkapje’s wangen kleuren rood van blijdschap. Haar ogen stralen. “Bedankt vrienden, wat moet ik toch zonder jullie”, zegt ze blij.
J
a lieve kinderen, zo kreeg Klein Duimpje uiteindelijk een kusje van Roodkapje en was hij eventjes in de zevende hemel. Roodkapje kon uiteindelijk toch op bezoek bij grootmoeder. Onthoud goed dat échte vrienden je altijd zullen helpen. Dat doet me denken aan een verhaal over Wolf.
Maar dát lieve kinderen, dat is weer een ander verhaal... © 2012 Efteling | www.sprookjesboom.com
8/13
Kabouter Keu is weg! Hallo lieve kinderen, we leven hier in het Sprookjesbos meestal lang en gelukkig, maar er was eens een dag dat dat anders was...
I
“ k weet het zeker. Vandaag gaat het me lukken!”, gniffelt Heks. “Ik word de mooiste van het Sprookjesbos!” Heks snuffelt door haar voorraadkasten. Ze is op zoek naar een klein rond flesje met gele toverdrank. “Ik had hem toch echt in een van deze kasten gezet. Grote griebels! Waar is dat flesje gebleven?”, krast ze. Heks wordt een beetje boos nu ze in de gaten krijgt dat ze het flesje niet kan vinden. “Bah, misschien moet ik eerst maar eens een toverdrankje brouwen waardoor ik weer beter kan zien.”
K
“ eu, waar ben je?”, roept kabouter Ko. “Keu? Keu? Zit je hier, Keu?”, vraagt kabouter Ka voorzichtig terwijl hij de takken van een struik opzij duwt. “Hier zit hij ook niet, Ko”, zegt Ka een beetje bang. Kabouter Ko snapt er niets van. Zojuist zat Keu nog voor het Kabouterhuis op zijn piano te spelen. “Ik wilde hem een glas drinken brengen en nu is hij opeens weg. Hij kan toch niet zomaar verdwenen zijn?”, zegt Ko tegen kabouter Ka.
O
ndertussen zoeken ook de andere kabouters naar Keu. Dan komt Ko Langnek tegen. Hij legt uit wat ze aan het doen zijn. “Het lijkt wel toverkracht”, zegt Ko. “Opeens was hij weg. Zonder iets te zeggen en dat is echt niets voor Keu!” “Dat is geen goed nieuws”, zegt Langnek terwijl hij met zijn hand over zijn kin wrijft. “Weet je wat. Ik help jullie zoeken. Blijven jullie op de grond speuren, dan kijk ik in de lucht”, stelt Langnek voor.
Langnek steekt zijn nek hoog in de lucht. Het begint wat te waaien. Plotseling hoort hij iets
verderop dromerige pianomuziek uit een boom komen. “Dat is vreemd. Ik weet dat er muziekpaddenstoelen bestaan, maar sinds wanneer staat er een muziekboom in het Sprookjesbos?”, vraagt Langnek zich af. Hij besluit op het geluid af te gaan. Terwijl hij naar de muziekboom loopt, duwt hij met zijn grote handen de blaadjes van de bomen opzij.
De muziek klinkt steeds luider. Langnek hoort vogeltjes fluiten. Voorzichtig loopt hij naar
de boom. Er verschijnt een grote glimlach op zijn gezicht. “Keu! Wat goed jou hier te zien. Weet je dat jouw kaboutervrienden je zoeken?” Keu schudt nee. “Waarom zit je hier?”, vraagt Langnek. “Ik maak muziek voor de vogels, want in het Kabouterdorp had niemand tijd om naar mijn muziek luisteren”, vertelt Keu sip. Eigenlijk is Keu behoorlijk blij dat Langnek hem gevonden heeft. Keu durfde namelijk niet meer naar beneden te klauteren.
Ja lieve kinderen, nadat Langnek kabouter Keu weer veilig uit de boom had gehaald, bracht
hij hem terug naar het Kabouterdorp. De andere kabouters waren erg opgelucht en blij dat hun kaboutervriend weer veilig thuis was. Ko vertelde me dat Keu heeft beloofd dat hij nooit meer zomaar wegloopt. Dat doet me denken aan een verhaal over Klein Duimpje.
Maar dát lieve kinderen, dat is weer een ander verhaal... © 2012 Efteling | www.sprookjesboom.com
9/13
Iedereen is gelijk
Hallo lieve kinderen, we leven hier in het Sprookjesbos meestal lang en gelukkig, maar er was eens een dag dat dat anders was...
Een eekhoorntje rent om Sprookjesboom heen. Wolf is bezig aan zijn dagelijkse wandeling.
Hij stopt bij Sprookjesboom. “Zeg, Sprookjesboom! Als ik graag zou willen dat u een verhaal over mij vertelt, wat moet ik daar dan voor doen?”, vraagt Wolf fijntjes. “Waarom wil je dat weten Wolf ?” “Nou ja, ziet u, ik ben gewoon benieuwd. Maar ik moet er weer vandoor. Een echte heer komt niet te laat op zijn afspraak. Prettige dag, Sprookjesboom!”
S
prookjesboom blijft verbaasd achter. Waarom zou Wolf willen dat Sprookjesboom een verhaal over hem vertelt? “Hier zit iets achter”, zegt Sprookjesboom tegen het eekhoorntje dat nog steeds druk aan het rennen is. Voordat Sprookjesboom goed en wel zijn zin heeft afgemaakt, staat de volgende Sprookjesbosbewoner al voor hem. Het is Roodkapje. “Hé hoi, Sprookjesboom! Ik heb heerlijke koekjes voor jou gebakken. Zal ik ze hier neerleggen? Ik kom vanmiddag terug om te vragen of je ze lekker vond.” Roodkapje huppelt weer vrolijk verder. Sprookjesboom kijkt bedenkelijk.
Sprookjesboom is niet lang alleen. De volgende Sprookjesbosbewoner staat alweer voor zijn
neus. Het is Draak. “Hallo, Sprookjesboom. Ik heb mijn schat alleen gelaten omdat ik een paar van mijn mooiste munten aan jou wil geven.” “Maar Draak dat is toch helemaal niets voor jou. Jij, de schatbewaker, die mij munten komt brengen?”, merkt Sprookjesboom op. “Ik wil me gewoon van mijn beste kant laten zien Sprookjesboom. Ik ga snel terug naar mijn grot want ik moet mijn schat beschermen voordat iemand merkt dat ik er niet ben”, sist Draak.
O
peens staat geitje Benjamin bij Sprookjesboom. “Hoi, Sprookjesboom. Ik kom een liedje voor je zingen. Dit liedje heb ik speciaal voor jou bedacht”, vertelt Benjamin trots. Sprookjesboom is erg benieuwd. “….Want jij bent speciaal!” Benjamin buigt nadat hij de laatste zin zingt. Sprookjesboom voelt zich vereerd. “Dat was een mooi liedje, Benjamin!”, zegt hij trots. “Dan heb ik goed nieuws! Vanmiddag kom ik nog een liedje zingen!”, zegt het geitje blij. Voordat Sprookjesboom iets kan zeggen rent Benjamin alweer weg.
A
an het einde van de middag verzamelen de Sprookjesbosbewoners zich bij Sprookjesboom. Het is een drukte van jewelste. “Hé, nee! Nu is het mijn beurt”, roept Roodkapje. “Nee, jongedame, ik ben groter dan jij. Dus ik ben aan de beurt!”, sist Draak. “Niet, ik ben aan de beurt!”, roept geitje Benjamin. “Nee nee, Sprookjesvrienden. Ik was als eerste bij Sprookjesboom”, zegt Wolf uitdagend. Sprookjesboom onderbreekt het rumoer: “Lieve vrienden, wat is er aan de hand? Vanwaar deze onrust?” De Sprookjesbosbewoners schrikken.
Ja lieve kinderen, zo vertelden de Sprookjesbosbewoners mij dat ze iets kwamen brengen
omdat ze wilden dat ik aan jullie een verhaal over ze zou vertellen. Daar doet Sprookjesboom niet aan mee. Iedereen in het Sprookjesbos is gelijk en om dat te bewijzen staat vanaf nu iedere maand een Sprookjesbosbewoner in het zonnetje op de website. Zo zien ze dat ik alle Sprookjesbosbewoners evenveel aandacht geef. Dat doet me denken aan een verhaal over Assepoester.
Maar dát lieve kinderen, dat is weer een ander verhaal... © 2012 Efteling | www.sprookjesboom.com
10/13
1 april, kikker in je bil! Hallo lieve kinderen, we leven hier in het Sprookjesbos meestal
lang en gelukkig, maar er was eens een dag dat dat anders was...
W
“ at is het toch fijn om te dansen. Het zou nog fijner zijn als mijn prins hier zou zijn om met mij te dansen”, zegt Assepoester verdrietig. “Gelukkig word ik van dansen altijd weer vrolijk.” Met haar roze prinsessenjurk tussen haar vingers zwiert en zwaait Assepoester sierlijk op haar glazen muiltjes door de balzaal in haar kasteel. “Poe, van dat dansen word je wel behoorlijk moe.” Assepoester besluit dat ze eventjes rust neemt.
Ondertussen in het Sprookjesbos ontwaakt Reus uit een middagdutje. “Ik word zo moe van
dat zoeken naar mijn laarzen. Dat kleine manneke is me iedere keer te slim af. Maar vandaag zal hem het lachen vergaan”, buldert Reus. Reus heeft namelijk een slim plan. Althans dat denkt hij. “Vandaag ga ik naar Heks. Zij moet een drankje brouwen waardoor ik hard kan rennen. Dan kan ik die vlegel van een Klein Duimpje bijhouden op mijn sokken!”
A
angekomen bij het snoephuis van Heks roept Reus dat Heks naar buiten moet komen. “Wie vindt zichzelf zo belangrijk om mij naar buiten te roepen?”, schreeuwt Heks met haar kraakstem vanachter de deur. “Heks, ik! Reus! Je moet me helpen met een toverdrankje.” “Oh?”, vraagt Heks die inmiddels naar buiten is gekomen. “Wat voor drankje wil jij?” Reus legt uit wat hij van plan is. Heks besluit hem te helpen.
Heks geeft Reus het toverdrankje. Reus neemt een slok en merkt dat zijn benen beginnen te trillen. Hij neemt een aanloop en schiet als een speer weg. De bomen bij het huisje van Heks trillen door zijn snelle start. Reus blijft maar rennen en rennen. Onderweg komt hij Klein Duimpje in zijn laarzen tegen. ”Hallo! Heb je haast?”, roept Klein Duimpje terwijl Reus voorbij rent. Reus wil stoppen om de laarzen van Klein Duimpje te pakken, maar dat lukt niet.
H
“ elp! Ik kan niet meer stoppen”, roept Reus als hij voorbij Heks rent. Heks begint heel hard te lachen: “1 april, kikker in je bil! Je hebt ook niet gezegd dat je weer wilde stoppen met rennen. Je zei dat je een drankje nodig had om hard te rennen en niet om te rennen én te stoppen”, lacht Heks gemeen. “Waarom overkomt mij dit altijd?”, roept Reus als hij voor de vijfde keer voorbij rent.
Ja, lieve kinderen zo heeft Reus de hele middag door het Sprookjesbos gerend. Klein
Duimpje heeft hij niet meer te pakken gekregen. De Sprookjesbosbewoners vonden het niet zo prettig dat Reus maar bleef rennen, want het Sprookjesbos heeft de hele middag nog nagedreund. Dat doet me denken aan een verhaal over Fakir en Benjamin.
Maar dát lieve kinderen, dat is weer een ander verhaal... © 2012 Efteling | www.sprookjesboom.com
11/13
Droomhapje Hallo lieve kinderen, we leven hier in het Sprookjesbos meestal lang en gelukkig, maar er was eens een dag dat dat anders was...
De gure herfstwind suist langs de huisjes in het Kabouterdorp. Buiten is het koud en nat.
Herfstbladeren waaien over de bospaden van het Sprookjesbos. In het huisje van kabouter Ko is het reuzegezellig en heerlijk warm. De kabouters zitten met z’n allen rondom een tafeltje. Ze spelen ganzenbord en drinken warme melk. “Je hebt geluk, Ke! Je mag nog een keer gooien!”, roept kabouter Ku. “Wat is het toch gezellig zo, hè?”, vraagt Kei.
T
erwijl de kabouters knus en warm binnen zitten, wandelt er één Sprookjesbosbewoner zielsalleen door het Sprookjesbos. Het is Wolf. “Getsie! Het is ontzettend koud en ik heb zo’n honger! Geitjes, geitjes! Roodhapje waar zijn jullie? Jullie zijn om op te vreten!”Het blijft stil in het bos. Alle andere Sprookjesbosbewoners zitten lekker warm binnen. Wolf bedenkt dat er niets anders op zit dan Roodkapje en de geitjes uit hun huis te lokken. Alleen zo kan hij ze heerlijk oppeuzelen.
S
tilletjes sluipt Wolf naar het raam van grootmoeders huis. Hij ziet Roodkapje een lekker koekje eten. “Ik wil ook eten! Ik moet Roodkapje naar buiten lokken.” Hij schraapt zijn keel en doet alsof hij grootmoeder is. “Roodkapje, kom je me helpen buiten? Dan vegen we samen de herfstblaadjes bij elkaar.” “Dat is gek. Oma was net nog binnen”, denkt Roodkapje Ze kijkt naar buiten en ziet de schaduw van Wolf. “Daar trap ik niet in domme Wolf! Ik zie je staan.” “Bah, alweer mislukt!”, mompelt Wolf.
Beteuterd en nog steeds hongerig loopt Wolf verder. “Ik moet snel een mals hapje vinden.
Mijn buik doet pijn van de honger en dit gure herfstweer is niets voor mij. Ik ga het bij de geitjes proberen. Ik doe net alsof ik Klein Duimpje ben.” Wolf klopt op de deur van het huisje van de geitjes. “Hallo geitjes! Klein Duimpje hier. Komen jullie gezellig buiten spelen?” Geitje Benjamin roept dat hij niet naar buiten komt. Het is te koud. Wolf is radeloos. Hij gaat op het draaimolentje voor het huisje van de geitjes zitten.
Wolf is zo moe dat hij in slaap valt op de draaimolen. Hij droomt weg. Wolf knijpt met z’n
ogen en snuift met z’n neus. “Zie ik dat nou goed? Dit kan niet waar zijn. Ik ben in de wolken! Ik zie overal geitjes en Roodhapjes. Mjammie! Geitjes… kom maar hier bij Wolf. Jullie ruiken zo lekker!” Hij rent achter de geitjes aan en probeert een geitje te vangen. Opeens begint de droomwereld rondom Wolf te vervagen. “Nee! Geitjes! Niet weggaan! Kom terug!” Regen drupt op Wolf z’n neus. Hij wordt weer wakker en nog steeds heeft hij honger.
Ja lieve kinderen, nadat Wolf weer wakker werd, liep hij treurig naar huis. Zijn maag knorde
behoorlijk. Ook al vindt hij groente echt niet lekker, toch besloot hij om maar een winterpeen te eten om zo zijn honger te stillen. Dat doet me denken aan een verhaal over Draak.
Maar dát lieve kinderen, dat is weer een ander verhaal... © 2012 Efteling | www.sprookjesboom.com
12/13
Verstoppertje in de sneeuw allo lieve lieve kinderen, kinderen, we we leven leven hier hier in in het het Sprookjesbos Sprookjesbos meestal meestal lang lang en en Hallo
gelukkig, maar maar er er was was eens eens een een dag dag dat dat dat dat anders anders was... was... gelukkig,
ligt een een dik dik pak pak sneeuw sneeuw in in het het Sprookjesbos. Sprookjesbos. De De geitjes geitjes spelen spelen in in de de sneeuw. sneeuw. Ze Ze zijn zijn druk druk Err ligt
aan het het sleeën sleeën en en maken maken sneeuwengeltjes sneeuwengeltjes in in de de sneeuw sneeuw voor voor het het Geitenhuisje. Geitenhuisje. Het Het begint begint aan langzaamaan te te schemeren schemeren en en de de eerste eerste sneeuwvlokjes sneeuwvlokjes dwarrelen dwarrelen naar naar beneden. beneden. Dan Dan hoort hoort langzaamaan geitje Benjamin Benjamin zijn zijn moeder moeder roepen. roepen. Het Het isis etenstijd. etenstijd. Benjamin Benjamin en en zijn zijn broertjes broertjes en en zusjes zusjes geitje huppelen naar naar binnen binnen voor voor een een warme warme maaltijd. maaltijd. huppelen
E
Voorlezen
ven verderop verderop in in het het Sprookjesbos Sprookjesbos maakt maakt Roodkapje Roodkapje een een sneeuwpop. sneeuwpop. Klein Klein Duimpje Duimpje rolt rolt ven een sneeuwbal. sneeuwbal. Terwijl Terwijl Roodkapje Roodkapje een een wortel wortel in in de de sneeuwpop sneeuwpop steekt steekt zegt zegt ze: ze: “Kijk! “Kijk! Klein Klein een Duimpje, dit dit ben ben jij.” jij.” “Maar “Maar hij hij lijkt lijkt toch toch helemaal helemaal niet niet op op mij?” mij?” Roodkapje Roodkapje lacht: lacht: “Morgen “Morgen Duimpje, wel, want want dan dan isis hij hij een een stukje stukje gesmolten.” gesmolten.” Dat Dat vindt vindt Klein Klein Duimpje Duimpje natuurlijk natuurlijk niet niet grappig grappig wel, om te te horen. horen. Hij Hij pakt pakt de de sneeuwbal sneeuwbal en en roept: roept: “Sneeuwballengevecht!” “Sneeuwballengevecht!” om lein Duimpje Duimpje rent rent achter achter zijn zijn vriendinnetje vriendinnetje aan. aan. Maar Maar opeens opeens stopt stopt hij. hij. “Roodkapje! “Roodkapje! Kijk Kijk Klein
hier! In In de de sneeuw sneeuw staan staan hele hele grote grote voetstappen. voetstappen. We We moeten moeten oppassen, oppassen, Reus Reus isis in in de de buurt.” buurt.” hier! “Niet alleen alleen Reus Reus isis in in de de buurt, buurt, Klein Klein Duimpje. Duimpje. Zie Zie je je die die voetstappen voetstappen daar? daar? Dat Dat zijn zijn de de “Niet pootafdrukken van van Wolf. Wolf. Laten Laten we we naar naar huis huis gaan, gaan, want want ik ik vertrouw vertrouw het het niet”, niet”, zegt zegt RoodRoodpootafdrukken kapje een een beetje beetje bang. bang. kapje
H
-h-hey! J-j-ju-jullie J-j-ju-jullie d-d-daar!” d-d-daar!” Roodkapje Roodkapje en en Klein Klein Duimpje Duimpje schrikken. schrikken. Het Het isis Reus! Reus! ““ -h-hey! “B-b-blijf s-staan!”, s-staan!”, stottert stottert Reus Reus van van de de kou. kou. “Ojee, “Ojee, rennen rennen Roodkapje!”, Roodkapje!”, roept roept Klein Klein “B-b-blijf Duimpje. Roodkapje Roodkapje weet weet niet niet waar waar ze ze naar naar toe toe moet moet rennen. rennen. Links, Links, rechts rechts of of toch toch rechtrechtDuimpje. door? Ze Ze kiest kiest voor voor rechts. rechts. “Hallooo! “Hallooo! Waar Waar gaat gaat dit dit lekkere lekkere hapje hapje heen? heen? Laat Laat ik ik je je schrikken?”, schrikken?”, door? vraagt Wolf Wolf dreigend. dreigend. “Euh… “Euh… euh… euh… nee nee hoor! hoor! Ik Ik ben ben niet niet bang bang voor voor jou jou Wolf!”, Wolf!”, zegt zegt RoodRoodvraagt kapje. kapje. Reus proberen proberen Klein Klein Duimpje Duimpje en en Roodkapje Roodkapje in in te te sluiten. sluiten. Opeens Opeens roept roept Klein Klein Wolfolf enen Reus
Duimpje dat dat hij hij een een idee idee heeft. heeft. “Laten “Laten we we verstoppertje verstoppertje spelen. spelen. Dan Dan verstoppen verstoppen wij wij ons ons en en Duimpje dan moeten moeten jullie jullie ons ons zoeken. zoeken. Appeltje Appeltje eitje, eitje, want want in in de de sneeuw sneeuw kunnen kunnen jullie jullie onze onze dan voetsporen volgen. volgen. Zo Zo wordt wordt het het eigenlijk eigenlijk een een speurtocht. speurtocht. Maar Maar jullie jullie moeten moeten wel wel tot tot duizend duizend voetsporen tellen.” Reus Reus en en Wolf Wolf stemmen stemmen in in en en beginnen beginnen te te tellen. tellen. “1…2…3…4…5…”. “1…2…3…4…5…”. tellen.”
J
a, lieve lieve kinderen. kinderen. Dat Dat was was een een heel heel slim slim idee idee van van Klein Klein Duimpje, Duimpje, want want toen toen Wolf Wolf en en Reus Reus a, eindelijk tot tot duizend duizend hadden hadden geteld geteld was was het het al al donker donker in in het het Sprookjesbos. Sprookjesbos. Klein Klein Duimpje Duimpje en en eindelijk Roodkapje waren waren intussen intussen weer weer veilig veilig thuis, thuis, want want ze ze hadden hadden tijd tijd genoeg genoeg gehad gehad om om naar naar huis huis Roodkapje terug te te keren. keren. Die Die twee twee slechteriken slechteriken zijn zijn ook ook zo zo goed goed voor voor de de gek gek te te houden! houden! Dat Dat doet doet me me terug denken aan aan een een verhaal verhaal over over Heks. Heks. denken
aar dát dát lieve lieve kinderen, kinderen, dat dat is is weer weer een een ander ander verhaal... verhaal... Maar © ©2012 2012Efteling Efteling|||www.sprookjesboom.com www.sprookjesboom.com © 2011 Efteling www.sprookjesboom.com
113//513