gemeente Houten
Gekoesterd erfgoed Integrale beleidsnota op het gebied van de bovengrondse en ondergrondse monumentenzorg
Vastgesteld door de raad op 28 september 2004
2
Gekoesterd Erfgoed
Colofon Uitgave Gemeente Houten Afdeling Ruimtelijk Beleid Redactie C.M.W. Loomans Afbeeldingen Gemeente Houten, tenzij anders vermeld Vormgeving C.M.W. Loomans Druk R. Hendriks
© Gemeente Houten 2004
Nota Monumenten en Archeologie - Gemeente Houten
3
Voorwoord Het begrip ‘erfgoed’ wordt vaak geassocieerd met hetgeen in erfenis is ontvangen. Daarmee is het dus in ons bezit gekomen en kunnen we ermee doen wat we willen. Dat is echter maar één kant van het verhaal. Het erfgoed is ook hetgeen dat wij overdragen aan de volgende generaties. Dat betekent dat wij zorgplicht hebben, goed rentmeester moeten zijn, voor al het kostbare wat ons in handen is gegeven. En er is in Houten veel dat wij van vele generaties vóór ons hebben ontvangen. Het is nu aan ons om die culturele rijkdom te koesteren, ondergronds en bovengronds! Wij komen steeds meer te weten over de mens in zijn/haar doen en laten, van duizenden jaren terug tot nu aan toe … ook in Houten! De uitdaging is om die kennis en wat we verder vermoeden, bij elkaar te brengen, te bestuderen, uit te dragen en beleefbaar te maken. Zeker in een Vinex-gemeente als Houten, waar wij de opvolgers zijn van Bataven, Romeinen en de ontginnende monniken, die in uiteenlopende perioden het gebied tussen wat nu de Kromme Rijn is en de Lek hebben bewerkt en benut. De Vinex-opgave is qua omvang en snelheid absoluut een recordingreep en vergelijkbaar met de indrukwekkende e ontginning van het eiland van Schalkwijk in de 12 eeuw. Het is dus niet voor niets dat Houten al medio jaren negentig met de Rijksdienst voor Oudheidkundig Bodemonderzoek goede afspraken heeft gemaakt over hoe om te gaan met de archeologie. De gemeente liep daarin toentertijd voorop. Daar was binnen de gemeente ook maatschappelijk draagvlak voor en dat is vooral te danken aan de Archeologische Werkgroep Leen de Keizer, die al vele jaren graaft, onderzoekt, bewerkt en ten toon stelt. Het Toeristisch-Recreatief Archeologisch Project is bedoeld om de vindplaatsen van archeologie fysiek en digitaal ‘open te stellen’. Houten heeft nog meer. Er zijn prachtige solitaire monumenten die herinneren aan het leven en werken op het platteland en binnen de kleine buurtschappen van weleer. Maar door Houten loopt bijvoorbeeld ook de Nieuwe Hollandse Waterlinie (NHW) als nationale cultuurhistorische hoofdstructuur met indrukwekkende forten en een fenomenaal ensemble met groen en water. En ook hier geldt dat de enorme betrokkenheid en belangenloze inzet van vrijwilligers onmisbaar is om onderzoek te doen, te publiceren en waar nodig de overheid en anderen positief-kritisch te volgen. Er zijn vele redenen om het gemeentelijk beleid voor het cultureel erfgoed te herijken: nieuwe wetgeving op het terrein van de archeologie, voortschrijdend inzicht bij de gemeente, het zichtbaar en beleefbaar maken van de NHW, de oprichting van het Monumenten Cultuurfonds Utrecht, samenwerking met andere Krommerijn-gemeenten en andere ontwikkelingen en ambities. De gemeenteraad heeft op 28 september 2004 de voorliggende nota Gekoesterd Erfgoed vastgesteld en uitgesproken dat in de komende jaren het zgn. Plusscenario zal worden nagestreefd. Hiermee is een belangrijke impuls gegeven om ons cultureel erfgoed te kunnen koesteren. We kunnen aan het werk, overheid en samenleving. Ton Strien wethouder Archeologie en Monumenten
4
Gekoesterd Erfgoed
Inhoudsopgave Voorwoord.........................................................................................................3 Inhoudsopgave …………………………………………………………………… 4 Samenvatting ..................................................................................................6 1.
Inleiding ....................................................................................................7 1.1 Waarom deze nota? ...........................................................................7 1.2 Voorgeschiedenis van het monumenten- en archeologiebeleid in Houten ............................................................................................9 1.3 Over deze nota: status en indeling...................................................12
2.
Het erfgoed van Houten ........................................................................14 2.1 Inleiding ............................................................................................14 2.2 Ontstaan en groei.............................................................................14 2.3 Archeologische vindplaatsen in Houten ...........................................16 2.4 Cultuurhistorische structuren............................................................20 2.5 Gebouwde monumenten ..................................................................24
3.
Het wettelijk en beleidskader ...............................................................31 3.1 Het wettelijk kader ............................................................................31 3.2 Organisatorisch kader ......................................................................35 3.3 Het beleidskader ..............................................................................37
4.
Beleid ......................................................................................................43 4.1 Beleidsuitgangspunten .....................................................................43 4.2 Beleidsvoornemens …………………………………………………….59 4.3 Instrumenten en financiën ……………………………………………..62
Bijlagen ..........................................................................................................67 Bijlage I. Het belang van monumentenzorg en archeologie …………….68 Bijlage II. Het archeologisch proces ........................................................70 Bijlage III. Procedures ..............................................................................76 Bijlage IV. Afkortingen, begrippen en erfgoedorganisaties.......................79 Bijlage V. Literatuur..................................................................................82 Bijlage VI. Raadsbesluit ………………………………………………………81
Nota Monumenten en Archeologie - Gemeente Houten
5
Samenvatting De aandacht voor het cultureel erfgoed is sterk toegenomen. Verschillende ontwikkelingen brengen de behoefte aan een actueel monumenten- en archeologiebeleid met zich mee. Door de nieuwe wetgeving op de archeologische monumentenzorg krijgen gemeenten een grote verantwoordelijkheid voor het beheer en het behoud van het archeologisch erfgoed. De accentverschuiving van objectzorg naar structuurzorg vereist een nieuwe visie op de rol van de monumentenzorg. Deze nota bevat het beleidskader voor het (gebouwd) cultureel erfgoed in Houten voor de komende vijf jaar. Zowel de bovengrondse als de ondergrondse monumentenzorg worden integraal benaderd. Het gaat er in deze nota om de kansen te benutten die het cultureel erfgoed biedt. Het Houtense erfgoed moeten we met zijn allen koesteren en als inspiratiebron en drager gebruiken bij het vormgeven van nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen. De centrale doelstelling van het monumentenbeleid is instandhouding van historisch waardevolle objecten (in hun omgeving), complexen, openbare ruimte, stedenbouwkundige en landschappelijke structuren en van het archeologisch bodemarchief. Onder meer de volgende beleidsuitgangspunten komen in de nota aan de orde: · Het aansluiten op het Verdrag van Valletta en de nieuwe wetgeving op de archeologische monumentenzorg (2005) · Het streven naar behoud van archeologische waarden in situ (boven opgraven) · Het streven naar regionale samenwerking op het gebied van de archeologie · Het vroegtijdig inbrengen van cultuurhistorie in het planproces · Het stimuleren van de archeologie en cultuurhistorie als inspiratiebron voor de ruimtelijke inrichting · Het actief bijdragen aan de uitwerking van plannen voor de Nieuwe Hollandse Waterlinie en het in werking zetten van een beschermd gezicht Honswijk · Het actualiseren van de gemeentelijke monumentenlijst · Het nakomen van wettelijke plichten wat betreft het bijhouden van een monumentenregister · Het stimuleren van onderhoud aan gemeentelijke monumenten (middels een tijdelijk abonnement op de Monumentenwacht) · Deelname aan het Monumenten Cultuurfonds Utrecht · Het stimuleren van publicaties en tentoonstellingen op cultuurhistorisch gebied · Het stimuleren van publieksparticipatie en een goede (digitale) informatievoorziening · Het beter herkenbaar maken van alle gemeentelijke- en rijksmonumenten in Houten door het aanbrengen van monumentenschildjes De beleidsuitgangspunten zijn verder uitgewerkt in drie scenario’s. Het ‘Plusscenario’ is als ambitieniveau gekozen voor uitvoering en verdere uitwerking.
6
Gekoesterd Erfgoed
1 1.1
Inleiding Waarom deze nota?
We mogen ons deze dagen verheugen op een sterk toegenomen aandacht voor het cultureel erfgoed. Niet alleen de gebouwde elementen op zichzelf, maar juist de cultuurhistorische samenhang in en tussen gebieden, structuren en elementen is in de belangstelling komen te staan. De inbreng wordt verbreed van beschermer van individuele gebouwen naar gesprekspartner bij planologische ontwikkelingen en stedenbouwkundige processen. De accentverschuiving van objectzorg naar structuurzorg vereist een nieuwe visie op de rol van de monumentenzorg. Binnen de archeologische monumentenzorg in ons land is eveneens veel aan het veranderen. Door het Verdrag van Malta verandert er nogal wat in de Nederlandse archeologie. Gemeenten krijgen een grote verantwoordelijkheid voor het beheer en het behoud van het archeologisch erfgoed. We moeten archeologische waarden straks nog explicieter meewegen in het ruimtelijk besluitvormingsproces, en bepalen in belangrijke mate wat er wel en wat er niet met archeologische waarden in ruimtelijke plannen gebeurt. Deze ontwikkeling brengt de behoefte aan een nieuw actueel archeologiebeleid met zich mee. Eerder uitgebrachte nota’s van de gemeente Houten spelen onvoldoende in op deze nieuwe ontwikkelingen. De Nota Archeologiebeleid uit 1993 is inmiddels achterhaald door veranderde bevoegdheden en wetgeving. De gemeentelijke monumentennota uit 1996 is nog sterk object gericht (zie ook paragraaf 3.3). De bescherming van de historische waarden is een taak van de overheid. Een goed beleid moet zorgen voor een zorgvuldige omgang met het cultureel erfgoed, zowel boven als onder de grond. Deze nota bevat het beleidskader voor het (gebouwde) cultureel erfgoed in Houten voor de komende vijf jaar. Zowel de bovengrondse als de ondergrondse monumentenzorg worden, voor het eerst in Houten, in hun onderlinge samenhang benaderd. Het gaat er in deze nota om de kansen te benutten die het cultureel erfgoed biedt, bijvoorbeeld voor het verhogen van de kwaliteit van de leefomgeving. Houten is rijk aan cultureel erfgoed en deze rijkdom moeten we met zijn allen koesteren en als inspiratiebron en drager gebruiken bij het vormgeven van nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen. Het fundament voor een zorgvuldige omgang met het erfgoed wordt bovendien gevormd doordat mensen erom geven, doordat bewoners van een gebied het waardevol vinden, er plezier aan beleven en er ook iets van willen leren. Met dit beleid wil de gemeente Houten stimuleren dat mensen oog krijgen voor de geschiedenis van hun eigen omgeving. In een tijdspanne van 30 jaar is het bewonersaantal van Houten maar liefst vertienvoudigd. Het is hier dus extra van belang het historisch verhaal een plek te geven in de belevingswereld van de bewoners en gebruikers van het gebied.
Nota Monumenten en Archeologie - Gemeente Houten
7
De beleidsdoelstellingen sluiten aan op de uitgangspunten van het raadsprogramma, het collegeprogramma, en de strategische visie. Veel aandacht wordt hierin gewijd aan de koestering van de kwaliteiten van het landschap van het buitengebied (voor zowel bewoners als gebruikers). Zo is in de Strategische Visie “Van Groei naar bloei” het behoud van het waardevolle landschap van het open rivierengebied één van de aandachtspunten voor de toekomst en wil men de kwaliteit van het buitengebied met de kleine kernen voor bewoners van Houten verder uitbouwen. Deze nota is bedoeld voor alle personen en (lokale) organisaties die te maken hebben met de zorg voor het cultureel erfgoed en/ of zich bezig houden met ruimtelijke ordening en inrichting. Ook verschaft deze nota informatie aan bewoners en andere belanghebbenden. In het verlengde van deze Monumenten- en Archeologienota wordt de Cultuurnota ontwikkeld door de afdeling Welzijn. De Cultuurnota biedt een samenhangend en op uitvoering gericht kader voor alle organisaties op cultuurgebied in Houten. Andere aspecten van het cultureel erfgoedbeleid, zoals archieven, musea, en kunstbeoefening door amateurs, zullen hierin aan de orde komen. Alhoewel beide beleidsterreinen zeker samenhang vertonen, is uit praktische overwegingen besloten beide (deel)nota’s apart te laten verschijnen.
8
Gekoesterd Erfgoed
Fragment uit het Houtens Nieuwsblad naar aanleiding van de onthulling van het eerste beeld langs de cultuurhistorische fietsroute (mei 2004).
Nota Monumenten en Archeologie - Gemeente Houten
9
1.2 Voorgeschiedenis van het monumenten- en archeologiebeleid in Houten In deze paragraaf komt de voorgeschiedenis van het monumenten- en archeologiebeleid in Houten aan de orde. In paragraaf 3.3.4 wordt aandacht geschonken aan het vigerend monumenten- en archeologiebeleid. Zorg voor gebouwde monumenten Houten heeft een jonge traditie als het gaat om de zorg voor gebouwde monumenten. In feite startte dit pas met de eerste groeitaak in de jaren ‘70. In 1978 werd een stadshistoricus aangenomen voor één dag per week. Het was zijn taak om onder meer de grootschalige veranderingen fotografisch vast te leggen. Dit mondde later uit in de inventarisatie van het bouwkundig erfgoed van Houten in 1986. Deze inventarisatie vormde (en vormt nog steeds) de hoeksteen van het eerste gemeentelijk monumentenbeleid, zoals dat in 1988 in de Monumentenverordening en Subsidieverordening verwoord werd. In 1989 werd de gemeentelijke monumentencommissie opgericht. Met de invoering van de Monumentenwet 1988 zijn veel taken van het Rijk naar de gemeenten overgegaan. Hierdoor werd de gemeente “het loket” voor de monumentenzorg. In 1990 werd er in Houten een voorlopige gemeentelijke monumentenlijst vastgesteld en is gestart met het toekennen van restauratiesubsidies en het verlenen van monumentenvergunningen ten behoeve van gemeentelijke monumenten. In 1996 vonden bezuinigingen plaats en werd in het kader van de herijking van het monumentenbeleid de monumentenlijst met ruim 100 objecten teruggebracht. Op de gemeentelijke monumentenlijst staan nu 182 adressen (waarbij soms meerdere panden op één adres geregistreerd staan). Dit zijn monumenten die van lokaal of regionaal belang zijn. Daarnaast kent Houten 85 rijksmonumenten. Deze monumenten zijn van nationaal belang.
Kasteel Heemstede
10 Gekoesterd Erfgoed
De laatste jaren hebben diverse restauraties plaatsgevonden. Noemenswaardig in dit kader zijn de restauratie van kasteel Heemstede (met tuinen), de restauratie van de NH kerk op het Plein en de restauratie van de toren van Schonauwen. De aandacht voor cultuurhistorie is de laatste jaren flink toegenomen. Dit vindt bijvoorbeeld zijn neerslag in de cultuurhistorische plankaart bij bestemmingsplannen. Zorg voor archeologische monumenten De zorg voor het archeologisch erfgoed in Houten kent een veel langere traditie. In 1951 werden bij een verbreding van de Waijensewetering voor het eerst scherven en gebruiksvoorwerpen gevonden die na bestudering uit de Romeinse tijd bleken te dateren. Burgemeester Haefkens, toenmalig burgemeester van Houten, had veel interesse in archeologie. Hij stelde in eigen beheer uit giften van de bevolking een oudheidkamer samen. Toen in 1954 Leen de Keijzer in dienst trad van de gemeente, was het onder meer zijn taak om deze prenten en vondsten te bewaren en tentoon te stellen. Hij werkte in 1957 ook mee aan de opgraving bij de N.H. Kerk in het oude dorp Houten, waarbij de fundamenten van een Romeinse villa werden gevonden.
Tijdens de aanleg van de riolering in 1957 in de dorpskom van Houten werden de funderingen gevonden van een Romeinse villa
In de jaren zestig en zeventig was de Houtense archeologie het domein van enkele amateur-archeologen. In 1966 werd de Archeologische Werkgroep opgericht, onder leiding van Leen de Keijzer. Nadat Houten was aangewezen als groeikern (begin jaren zeventig) werd het belangrijk om vooruitlopend op de woningbouw een aantal terreinen op te graven. De Rijksdienst voor Oudheidkundig Bodemonderzoek (ROB) verrichte in de jaren tachtig en negentig een aantal grote opgravingen (o.a. in Wulven, Thiellandt, Doornkade en Molenzoom), waarbij sporen uit de IJzertijd, Romeinse tijd en Vroege en Late Middeleeuwen werden gevonden.
Nota Monumenten en Archeologie - Gemeente Houten
11
In 1993 werd er voor het eerst een eigen gemeentelijk archeologiebeleid geformuleerd. Als gevolg van de tweede groeitaak van Houten, in de tweede helft van de jaren negentig, moest wederom een aantal terreinen onderzocht worden vooruitlopend op de nieuwbouw in Houten Vinex en het Rondeel. Met de ROB werden afspraken gemaakt welke terreinen te behouden, en welke op te graven. Deze afspraken werden vastgelegd in het synergierapport ”Archeologie Houten. Inpassing archeologische vindplaatsen in een Vinexlocatie, 1995”. Vanaf het allereerste begin van de planvorming werd gekozen voor een integrale benadering: archeologische waarden waren onderdeel van het afwegingsproces waarin allerlei andere belangen ook een rol speelden. Houten liep hiermee binnen Nederland voorop en heeft met deze aanpak een belangrijke voorbeeldfunctie voor andere gemeenten gehad. Sinds het begin van de jaren negentig heeft het rijksbeleid een aantal belangrijke wijzigingen ondergaan, waardoor de gemeente enerzijds meer bevoegdheden, maar anderzijds ook meer werkzaamheden heeft gekregen. De ROB is zich, net als de Rijksdienst voor de Monumentenzorg (RDMZ), tot een kennisinstituut aan het ontwikkelen en doet zelf geen opgravingen meer. Wel hebben verschillende marktpartijen via het interim beleid de bevoegdheid tot opgraven gekregen. Houten kent thans 18 archeologische rijksmonumenten en meer dan 140 terreinen van (zeer hoge) archeologische waarde die op de Archeologische Monumentenkaart (AMK) staan aangegeven. In Houten-Vinex komen bij de verschillende opgravingen nog steeds bewoningssporen te voorschijn die tot dusver onbekend waren. Om de Houtense bevolking beter bekend te maken met de rijke historie van Houten vinden vele activiteiten plaats. Zo is er in het kader van het Toeristisch Recreatief Archeologisch Project (TRAP) in 2002 een cultuurhistorische fietsroute opengesteld en is de gemeente Houten bezig met het visualiseren van de archeologie langs deze route. Ook kent Houten sinds 2001 een eigen archeologische website (www.archeologienet.nl/houten).
1.3
Over deze nota: status en indeling
Het voorliggende rapport bevat de uitgangspunten voor de gemeentelijke bovengrondse en ondergrondse monumentenzorg voor de komende jaren. Van de nota is eerst een concept verschenen, dat middels een ambtelijke informatieavond met betrokkenen besproken is (9 december 2003). Na B&W behandeling in januari 2004 is de nota ter inzage gelegd. Dit heeft geleid tot twee inspraakreacties en een aantal (kleine) wijzigingen in het stuk. Op 28 september 2004 is ‘Gekoesterd Erfgoed’ door de
12 Gekoesterd Erfgoed
gemeenteraad definitief vastgesteld. Hier voor u ligt de definitieve versie van de nota. Ook zal een en ander op de gemeentelijke website worden gebracht. Het beleidsplan wordt een dynamisch document, gelet op de wijzigingen die vanuit het rijk in de nabije toekomst op ons afkomen (de nieuwe wetgeving archeologie, die op dit moment nog niet geheel uitgekristalliseerd is). De beleidsonderdelen die naar aanleiding hiervan nog ontwikkeld moeten worden, zullen te zijner tijd toegevoegd worden aan dit beleidsstuk. De opzet van de nota is als volgt: de nota bestaat uit 4 hoofdstukken. Na een inleidend hoofdstuk, wordt in hoofdstuk 2 een overzicht gegeven van het bestaande erfgoed in Houten, zowel op het gebied van de archeologie, de gebouwde monumenten als de historisch geografische structuren. De basis van een goed beleid wordt namelijk gevormd door een goed begrip van de historische achtergronden. Door de bestaande kwaliteiten te benoemen, kunnen ze als basis en inspiratiebron voor toekomstige ontwikkelingen dienen. In het derde hoofdstuk wordt aandacht geschonken aan het wettelijk kader, het organisatorisch kader en het bestaande beleid op gemeentelijk-, provinciaal- en rijksniveau. In het vierde hoofdstuk tenslotte worden de beleidsuitgangspunten en concrete beleidsvoornemens voor de komende jaren geformuleerd.
Het poortgebouw waaraan boerderij De Stenen Poort haar naam dankt (rijksmonument)
Nota Monumenten en Archeologie - Gemeente Houten
13
2 2.1
Het erfgoed van Houten Inleiding
Houten heeft de reputatie van een nieuwbouwgemeente. De huidige gemeente Houten is ontstaan per 1 januari 1962 door samenvoeging van de vier kerkdorpen Houten, ’t Goy, Schalkwijk en Tull en ‘t Waal. Toch heeft deze ‘nieuwbouwgemeente’ wortels in het verre verleden. Er is zelfs een enorme hoeveelheid aan historisch erfgoed, waar veel mensen zich niet van bewust zijn. Hierom wordt in dit hoofdstuk een overzicht gegeven van de ontstaansgeschiedenis van Houten en van de aanwezige archeologische, cultuurhistorische (historisch geografische structuren) en gebouwde kwaliteiten op het Houtense grondgebied.
2.2
Ontstaan en groei
Vroegste geschiedenis (2300 v. Chr. – 12 v. Chr.) Het oudste geschrift waarin Houten voorkomt, als ‘Haltna’, stamt uit 863. Maar ook daarvoor, zo tonen opgravingen aan, hebben er mensen gewoond. De gemeente Houten ligt in het (westen van het) Kromme Rijngebied. Dit gebied ontleent zijn naam aan de rivier de Kromme Rijn, nu een onbeduidend stroompje, maar zo’n 2000 jaar geleden nog de belangrijkste Rijntak. Rond 8000 voor Christus bestond het Kromme Rijngebied overwegend uit een dekzandlandschap. Toen de ijskappen van Scandinavië en Noord Amerika wegsmolten, steeg de zee- en grondwaterspiegel. Dit bevorderde veenvorming. Tegelijkertijd verlegden de grote rivieren, die tot dan toe hoofdzakelijk ten zuiden van de Lek stroomden, hun stroomgeulen meer en meer in noordelijke richting. Vanaf ca. 4300 voor Chr. vond de Rijn zijn weg door dit gebied en begon de vorming van opeenvolgende stroomgordels. In het moerassige Kromme Rijngebied, met zijn steeds verplaatsende riviertakken, was alleen de stevige en hogere grond van de stroomruggen en oeverwallen geschikt voor bewoning. Vondsten in Houten en Schalkwijk wijzen erop dat deze stroomruggen en oeverwallen al in de periode van het Laat-Neolithicum en tijdens de Bronstijd (ca. 2300-650 v. Chr.) bewoond moeten zijn geweest. De vroegste bewoners leidden een nomadisch bestaan. Jacht en visserij vormden hun belangrijkste middelen van bestaan; daarnaast kenden ze ook een primitieve vorm van landbouw en veeteelt. Ook in de periode van de IJzertijd (ca. 650 v. Chr. tot aan het begin van onze jaartelling) waren de hoger gelegen gronden bewoond door Germaanse stammen. Akkerbouw en veeteelt namen langzamerhand een belangrijkere plaats in. De Romeinse tijd (ca 12 v. Chr. – 400 na Chr.) In 12 v. Chr. veroverden de Romeinse legioenen een groot deel van Nederland. Na herhaalde en vergeefse pogingen verder door te dringen in noordelijke richting, besloten de Romeinen omstreeks 47 na Chr. een grensverdediging aan te leggen langs de loop van de Rijn. Op de zuidoever van de rivier werden op regelmatige afstanden forten (castella)
14 Gekoesterd Erfgoed
gebouwd, waar troepen werden gelegerd. Met de inheemse bevolking ontstond een levendige handel. Ook leerden de bevolking van de Romeinen betere technieken op het 1 gebied van landbouw en veeteelt en vestigden zij zich op boerderijen naar Romeins model .
Plattegrond van een 2
de
eeuwse boerderij uit Houten-Thiellandt
De Middeleeuwen: de grote ontginningen Na het wegtrekken van de Romeinen nam de bevolkingsdichtheid op de stroomruggen af. Pas in de zevende/ achtste eeuw nam de bevolking weer enigszins toe. Er werden enkele nieuwe nederzettingen gesticht, zoals Houten, Loerik, Westrum en Oostrum (’t Goy). Door de de de bevolkingstoename in de 11 en 12 eeuw groeide de behoefte aan landbouwgrond. De oudere, hoger gelegen stroomruggronden waren al geheel ontgonnen en in gebruik als akkers. Na de afdamming van de Kromme Rijn bij Wijk bij Duurstede in 1122 en de de bedijking van de rivier de Lek in de loop van de 12 eeuw werd het mogelijk de lager gelegen gronden te ontginnen. Met de ontginning van de Schalkwijkse polder werd vervolgens vrij snel begonnen, waartoe omstreeks 1130 eerst de Schalkwijkse Wetering gegraven werd. Onder strakke regie zijn vanaf de weteringen de moerassige wildernissen de ontwaterd en bloksgewijs verkaveld in rechte percelen. Tegen het eind van de 12 eeuw was het dorp Schalkwijk ontstaan als een langgerekt lint van boerderijen. In de loop van de middeleeuwen klonk de veenondergrond steeds verder in als gevolg van de ontwatering. Om het gebied goed te kunnen blijven gebruiken als akkergrond bouwde de de men in de 15 en 16 eeuw molens waarmee het gebied werd bemalen. Die bemaling had 1
Inheemse nederzettingen uit de Romeinse tijd kenmerken zich door een meer geordende opzet dan in voorgaande perioden. Vaak bestonden zij uit enkele boerderijen met hun bijgebouwen op een gemeenschappelijk erf, omgeven door een rechthoekig slotenpatroon. Op het erf lagen waterputten, afvalkuilen, voorraadschuurtjes en afrasteringen voor het vee.
Nota Monumenten en Archeologie - Gemeente Houten
15
weer tot gevolg dat de bodem nog verder inklonk en uiteindelijk werd het meeste land omgezet in weideland ten behoeve van veeteelt. De akkerbouw en later fruitteelt concentreerden zich op de hogere gronden. Tussen 1250 en 1350 werden in Houten verschillende kastelen gebouwd (zie paragraaf 2.5). Van ambachtsheerlijkheid tot gemeente (1500-1962) Het grondgebied van de huidige gemeente was opgedeeld in vijftien ambachtsheerlijkheden of gerechten. Dit zijn gebieden waar een heer de regeermacht, rechtspraak en andere zogenaamde heerlijke rechten bezat. Vanaf 1800 is er een samenvoeging van deze 15 gerechten gaande. In de kernen werden de bestuurlijke en rechterlijke bevoegdheden steeds meer gescheiden. Bestuurlijke bevoegdheden kwamen te liggen bij door Provinciale Staten benoemde gemeenteraden. In 1962 is de samenvoeging voltooid, wanneer het brinkdorp Houten en het kasteeldorp ’t Goy worden samengevoegd met de lintdorpen Schalkwijk en Tull en ’t Waal. Groeikern en tweede groeitaak In het begin van de jaren zeventig wordt Houten officieel aangewezen tot groeikern om de snel groeiende bevolking van Utrecht onderdak te kunnen bieden. De groeitaak bestaat uit het bouwen van 8000 woningen. De bevolking groeit van bijna 8500 inwoners in 1979 tot zo’n 30.000 in 1993. Inmiddels heeft Houten een tweede groeitaak. Tot 2006 worden ruim 7400 woningen gebouwd in Houten-Vinex en zal de bevolking groeien tot circa 50.000 inwoners.
2.3
Archeologische vindplaatsen in Houten
De archeologie bestudeert de geschiedenis aan de hand van sporen die mensen in de grond hebben achtergelaten. Hiermee vult zij de geschreven bronnen aan met feitelijk materiaal en functioneert zij als belangrijke informatiebron van de geschiedenis van Houten. De bodem als bron van archeologische gegevens wordt aangeduid als “bodemarchief”. Archeologische monumentenzorg is het beheer van het bodemarchief. Kenmerken van het bodemarchief zijn de kwetsbaarheid (het gaat snel kapot), de onvervangbaarheid (wat kapot wordt gemaakt is voorgoed weg) en (meestal) de onzichtbaarheid. Slechts 5% van de archeologische monumenten is zichtbaar in het landschap. De meeste sporen bevinden zich voor het oog verborgen in de bodem. Ze bestaan uit onder andere sporen van huizen in hout of steen, funderingen van kerken, kastelen en begraafplaatsen, greppels en omheiningen. Ook bevinden zich voorwerpen die zijn weggegooid als afval, verloren zijn of als offer gedeponeerd, in de bodem. Onzichtbare vindplaatsen zijn in het verleden allereerst door de mens zelf afgedekt door eeuwenlange ophoging van de bodem met mest, puin en afval. Ook door natuurlijke processen als overstroming of verstuiving zijn soms dikke pakketten klei en zand afgezet over de sporen. Over het algemeen geldt hoe dikker de deklaag des te beter de vindplaats tegen aantasting beveiligd is. De afdeklagen zorgen voor een goede bescherming, maar hebben ook hun negatieve kanten, namelijk dat het
16 Gekoesterd Erfgoed
bodemarchief niet of nauwelijks bekend is. Daardoor zijn in de loop der tijd veel vindplaatsen door onwetendheid verdwenen bij nieuwbouw, wegaanleg, ontgrondingen, etc. Karakteristiek van het bodemarchief van Houten Houten is “gezegend” met een rijk bodemarchief. De bewoning van Houten kent een zeer lange geschiedenis. Sporen in de bodem getuigen daarvan. Op grond van deze sporen is bekend dat hier al zo’n 4 millennia terug mensen leefden en dat de menselijke bewoning een meer permanent karakter kreeg in de IJzertijd (ca 650 v. Chr. – 15 v. Chr.). Uit deze periode, en de perioden daarna, zijn in Houten belangrijke en minder belangrijke vindplaatsen bekend van menselijke activiteiten. Van groot belang zijn vooral de sporen van menselijke nederzettingen uit de IJzertijd, de Romeinse Tijd en de Middeleeuwen. Deze sporen zijn alle in de hogere gronden gevonden. De stroomgordels vormden geliefde vestigingsplaatsen: men hield er de voeten droog en de grond was vruchtbaar. De komgronden zijn in archeologisch opzicht “lege” gebieden.
De landschapstypen in en om Houten. De komgronden en stroomruggen (Houtense en Jutphase stroomrug en Werkhovense stroomrug) op het grondgebied van Houten zijn goed zichtbaar. (Uit: Romeinen, Friezen en Franken).
De vondsten uit de Romeinse Tijd hebben te maken met de aanwezigheid van de noordgrens van het Romeinse Rijk, de Limes. Alhoewel de Limes zelf waarschijnlijk net ten noorden van het Houtens grondgebied heeft gelopen, is de directe invloed van de Limes op het bewoningsproces vooral in het Kromme Rijngebied aantoonbaar tot zeker 10 km ten
Nota Monumenten en Archeologie - Gemeente Houten
17
zuiden van de rivier. De Limes is de grootste lineaire archeologische structuur in Europa. De Limes bestond uit de grensrivier, de grensweg, castella en wachttorens, en andere infrastructurele werken zoals losplaatsen, kades en bruggen. Bovengronds zijn van de Limes weinig fysieke overblijfselen terug te vinden. Wel is er dankzij het afdekkende kleipakket en de hoge grondwaterstand een zeer rijk archief aan archeologische sporen behouden gebleven. Ten zuiden van de grenszone liggen overblijfselen van begraafplaatsen en agrarische nederzettingen, die voor het militaire apparaat produceerden.
De Archeologische Monumentenkaart (2000) en de Indicatieve Kaart van Archeologische waarden (IKAW). De ‘roze vlekken’ geven de gebieden weer waar een hoge trefkans is. De paarse gebieden zijn archeologische rijksmonumenten,; de rode gebieden zijn terreinen van zeer hoge archeologische
18 Gekoesterd Erfgoed
waarde; de oranje gebieden zijn terreinen van hoge archeologische waarde en groen en geel geven de terreinen van archeologische waarde en betekenis weer.
Houten is in archeologisch opzicht nog niet systematisch onderzocht. Wel zijn de nu bekende van archeologisch belang zijnde terreinen door de Rijksdienst voor Oudheidkundig Bodemonderzoek (ROB) en provincie in kaart gebracht op de zogenaamde Archeologische Monumentenkaart (AMK). Middels een kleurcodering worden de terreinen ingedeeld naar archeologische waarde. Naar aanleiding van vondsten of onderzoek uit het verleden zijn deze terreinen als zodanig geselecteerd. In Houten zijn 18 archeologische rijksmonumenten aanwezig en meer dan 140 (!) terreinen met archeologische waarde (variërend van zeer hoge archeologische waarde, hoge 2 archeologische waarde, archeologische waarde, tot archeologische betekenis ). Houten is de gemeente met het grootste aantal AMK-terreinen van de provincie Utrecht. Daarnaast heeft de ROB ook een zogenaamde Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden (IKAW) opgesteld voor Nederland. Deze kaart geeft de trefkans voor 3 archeologische waarden weer. Een zeer groot deel van het grondgebied van Houten (met name de hoog gelegen gronden) kent volgens deze IKAW kaart een hoge trefkans op archeologische vondsten. De kaart is op een schaal van 1.45.000 opgesteld. Beide kaarten worden regelmatige geactualiseerd. Onderzoek in Houten Vinex Met de ontwikkeling van Houten-Vinex heeft de laatste jaren op veel plaatsen archeologisch onderzoek plaatsgevonden. De Houtense Vinex-locatie bevindt zich namelijk grotendeels op een stroomruggenlandschap; van oudsher plaatsen waar vanaf de IJzertijd tot op heden continu bewoning is geweest. Prehistorie: De eerste bewoners waren boeren die mogelijkheden zagen op de vruchtbare stroomruggen een bestaan op te bouwen. De boerderijen werden gebouwd van materiaal dat in de directe omgeving voorhanden was. In de Vroege en Midden-IJzertijd stonden de boerderijen veelal alleen, maar hierna zien we vaak meerdere gebouwen bij elkaar. Van de huizen uit deze tijd is vaak niet meer overgebleven dan een aantal verkleuringen in de grond, omdat het toegepaste bouwmateriaal – hout, riet en stro – in de bodem vergaat. Achtergebleven greppelstructuren en afvalkeuken geven veel informatie. Bij opgravingen langs het spoor zijn bewoningsresten uit de bronstijd aangetroffen; IJzertijd bewoning is aangetroffen in onder andere Thiellandt, Loerik III en langs de Houtense Wetering. Romeinse tijd: De grondsporen uit de Romeinse tijd bestaan uit greppels, waterputten, kuilen en palenstructuren. Bij opgravingen van inheemse nederzettingen uit de Romeinse tijd zijn de handelsbetrekkingen uit de vondsten af te lezen: bewoningssporen uit de Vroeg-Romeinse 2
De categorie ‘ terreinen met archeologische betekenis’ wordt binnenkort door de provincie onderzocht en zal van de AMK kaart verdwijnen. 3 Deze waarden zijn verkregen door bodemkundige gegevens (aangevuld met geologische gegevens) te combineren met de spreiding van waarnemingen en onderzoeksresultaten uit reeds verricht archeologisch bodemonderzoek.
Nota Monumenten en Archeologie - Gemeente Houten
19
tijd bevatten nog weinig Romeins aardewerk, terwijl bij sporen uit latere perioden het aardewerk voor het overgrote deel Romeins is. Ook glaswerk, bronzen mantelspelden, munten en wijntonnen die (her)gebruikt werden als waterputten, behoren tot de vondsten.
Crematiegraf met Romeins aardewerk
Middeleeuwen: Tot voor kort werd er aangenomen dat dit gebied na het wegtrekken van de Romeinse legers enkele eeuwen onbewoond is geweest. Thans zijn er enkele locaties bekend waar in de periode van de vierde eeuw tot de zevende eeuw bewoning heeft plaatsgevonden. Na de zevende eeuw neemt de bevolking weer toe en worden er nieuwe dorpen gesticht zoals Loerik, Houten en 't Goy. De meest tot de verbeelding sprekende archeologische terreinen uit de Late-Middeleeuwen zijn de plaatsen waar kastelen gestaan hebben. In totaal hebben er binnen de gemeente minstens twaalf kastelen gestaan waarvan thans nog maar van 4 concrete delen over zijn (zie ook 2.5). De meeste kasteelterreinen bestaan uit niet meer dan een, soms nog omgracht, weiland. Van enkele kastelen die in de archiefbronnen worden vermeld is niet eens de precieze locatie bekend. Behalve kastelen hebben er in de Late Middeleeuwen een groot aantal boerderijen gestaan veelal op plaatsen waar ook nu nog boerderijen staan. Onder deze huidige bebouwing bevinden zich allerlei sporen van voorgangers waarvan de geschiedenis soms teruggaat tot in de dertiende eeuw. Ook zijn resten van molens en steenovens aangetroffen.
2.4
Cultuurhistorische structuren
Het begrip cultuurhistorie is de laatste decennia sterk verbreed en omvat niet alleen de gebouwde elementen en de archeologische terreinen, maar ook het historische landschap met haar verkavelingspatronen, water- en wegenstructuren, dijken en elementen als eendenkooien en molenplaatsen. In deze nota is ervoor gekozen de gebouwde monumenten en de archeologie apart te behandelen en de overige cultuurhistorische waarden onder de noemer ‘cultuurhistorie’ te scharen. In deze paragraaf wordt een aantal structuren benoemd in Houten die van cultuurhistorisch belang zijn. Cultuurhistorie is essentieel voor een herkenbare identiteit en leefbaarheid van
20 Gekoesterd Erfgoed
de plek. Tegenwoordig worden deze (en de archeologische) waarden ook in de bestemmingsplannen erkend, door aan het bestemmingsplan een cultuurhistorische waardenkaart toe te voegen. Deze waardekaart maakt deel uit van de voorschriften en heeft de status van plankaart. Met het bestemmingsplan Buitengebied (2002) is hiermee een start gemaakt. Nieuwe Hollandse Waterlinie De in het kader van de Nieuwe Hollandse Waterlinie aangelegde bouwwerken en het inundatiekanaal op het grondgebied van Houten zijn van grote cultuurhistorische betekenis. De Nieuwe Hollandse Waterlinie werd in de loop van de negentiende en twintigste eeuw aangelegd om het economische hart van Nederland te beschermen tegen aanvallen uit het oosten. De verdediging was gebaseerd op het onder water zetten van grote gebieden (inundatie) om de vijand tegen te houden. Dit concept komt nagenoeg alleen in Nederland voor.
Nota Monumenten en Archeologie - Gemeente Houten
21
Nieuwe Hollandse Waterlinie. (Bron: Provincie Utrecht)
De waterlinie bestaat uit een hoofdverdedigingslijn en uit open inundatiegebieden. In de hoofdverdedigingslijn liggen de forten op strategische plaatsen en in relatie met de niet onder water te zetten delen, zoals wegen en stroomruggen. Vrij zicht en schootsvelden garandeerden onder meer de ‘Verboden Kringen’ rond de forten. Gedekte (=beschermde) wegen en voorposten vulden de verdediging aan. Voor de inundatie zorgden de vele sluizen, stuwen, duikers en kanalen. Door natuurlijke camouflage ligt de linie verborgen in het landschap. Doordat veel van de militaire werken bewaard zijn gebleven, is er sprake van een nog steeds goed herkenbare samenhang tussen de verschillende elementen van de Nieuwe Hollandse Waterlinie. Als zodanig is het geheel van bijzondere cultuurhistorische waarde. Met name rond fort Honswijk vinden we één van de best geconserveerde inundatielandschappen van de Nieuwe Hollandse Waterlinie. De Nieuwe Hollandse Waterlinie is voorgedragen voor de UNESCO Werelderfgoed lijst. Op verschillende schaalniveaus worden plannen ontwikkeld hoe met de Waterlinie om te gaan in de toekomst. De karakteristieke bebouwing van de kernen Schalkwijk, Tull en ’t Waal en ‘t Goy De Schalkwijkse Wetering is in historisch opzicht van belang als ontginningsbasis van Schalkwijk. De lintbebouwing van Schalkwijk ligt aan beide kanten van de Schalkwijkse de Wetering. Halverwege de 19 eeuw werd de dorpskern van het lint doorsneden door de spoorlijn Utrecht- ’s Hertogenbosch. Toch zorgen de bruggetjes over de Schalkwijkse Wetering, de straat- en erfbeplanting en de veel voorkomende gebouwde monumenten voor een karakteristiek beeld. De lintbebouwing van Tull en ’t Waal is niet zo dicht als in Schalkwijk. De kern ’t Waal bestaat uit een boerderijstrook aan weerskanten van de Waalseweg en de Waalsewetering. ’t Goy bestaat uit twee kernen die ongeveer een kilometer van elkaar verwijderd liggen; het oude Goy, ontstaan als nederzetting bij het kasteel Ten Goye en het nieuwe Goy, ontstaan rond de in 1870 gebouwde Katholieke kerk aan de Beusichemseweg. Het Oude Dorp Houten Het Plein (de oorspronkelijke kerkbrink) en zijn directe omgeving vormen de oudste kern van het dorp Houten. De in aanleg middeleeuwse structuur is in grote mate bewaard gebleven. De bebouwing heeft een overwegend dorps karakter. Het Plein met de daarop uit komende wegen, de historische bebouwing, die gedomineerd wordt door de beide kerktorens, en het aanwezige groen maken de dorpskern tot een visueel waardevol gebied. Het oude wegen- en dijkenpatroon en de oude waterlopen De oude wegen, dijken en waterlopen hebben eveneens een cultuurhistorische betekenis. Een voorbeeld van een oude waterloop is de Schalkwijkse Wetering. Vanaf dit kanaal zijn de polders Biester en Blokhoven ontgonnen. Vele oude wegen en waterlopen kennen een middeleeuwse oorsprong. Ook zijn er nog verschillende oprijlanen naar (voormalige) kastelen in het landschap aanwezig.
22 Gekoesterd Erfgoed
Het verkavelingspatroon op de oeverwallen en in de komgronden Het huidige landschapsbeeld laat nog steeds het basispatroon zien van de oeverwallen en komgronden. De oeverwallen liggen iets hoger dan de omgeving. De verkaveling is blokvormig. Op de oeverwallen bevindt zich verspreide bebouwing. De gronden zijn vooral in gebruik als boomgaard, weiland en bouwland. De kommen hebben een open karakter en zijn hoofdzakelijk in gebruik als weide of hooiland. Deze gronden zijn laaggelegen en bebouwing is schaars aanwezig. Het verkavelingspatroon is opstrekkend en regelmatig.
De dorpskern van Houten in 1640. Tekening van Jan van Diepenem.
Uiterwaarden langs de Lek De invloed van het water en het ingrijpen van de mens kenmerken het buitendijks gebied van de Lek. De dynamiek van de waterbeheersing bepaalde en bepaalt nog steeds het uiterlijk van de rivier, de uiterwaarden en de dijken. Belangrijke kenmerken van de uiterwaarden zijn de grote mate van openheid, hoogteverschillen en de afwisseling in droge en natte plekken. Bijzondere plekken zijn de inlaatpunten van de Nieuwe Hollandse Waterlinie bij fort Honswijk en de twee binnendijks gelegen wielen in ’t Waal, die een vroegere dijkdoorbraak laten zien. De Lekdijk vormt de scheiding tussen de uiterwaarden en de binnendijkse stroomruggronden. Groengebieden met cultuurhistorische betekenis
Nota Monumenten en Archeologie - Gemeente Houten
23
In het Houtense landschap zijn verschillende groene gebieden aanwezig met een duidelijke relatie met de cultuurhistorie. Naast de overblijfselen van de Nieuwe Hollandse Waterlinie (al apart beschreven) betreft het hier delen van landgoederen, kastelen met omgeving of oude begraafplaatsen. Voorbeelden zijn het landgoed Heemstede, voormalig kasteel Marckenburg, landgoed Wickenburgh en voormalig kasteel ’t Goy.
De duiventoren bij landgoed Wickenburgh
2.5
Gebouwde monumenten
Houten kent 85 rijksmonumenten en op de gemeentelijke monumentenlijst staan 182 adressen. Vaak bevat één adres meerdere elementen. Op de lijst staan zowel historische gebouwen en bijgebouwen als objecten zoals bruggen, hekwerken en graven. Ook zijn in enkele gevallen structuren beschermd (zoals bijvoorbeeld de structuur van een kerkhof of een omgrachting) en bomen. Sinds 1990 kent Houten een eigen gemeentelijk monumentenbeleid. Gezien de grote hoeveelheid monumenten is het in deze context niet mogelijk een uitgebreide beschrijving te geven per object; wel zal inzicht worden gegeven in enkele in 4 Houten veel voorkomende typen gebouwen . Kastelen en buitenplaatsen In Houten hebben vele kastelen en buitenplaatsen gestaan. Lokale families die veelal de rechtsmacht in een bepaald gebied van de Utrechtse bisschop in leen hadden, bouwden de tussen 1250 en 1350 kastelen. In de loop van de 14 eeuw verloren de meeste kastelen
4
De informatie in deze paragraaf is grotendeels gebaseerd op “Houten, historische bebouwing”, Smits, Wttewaall 1991.
24 Gekoesterd Erfgoed
hun militaire functie als gevolg van de uitvinding van het buskruit. In de eeuwen daarna waren ze meer bedoeld om de status van haar bewoners te tonen.
Situering van de ridderhofsteden binnen de gemeente
Het Rondeel. De cirkelvormige grachten zijn nog goed te herkennen. De oorspronkelijke motte in het midden is verdwenen.
Binnen de grens van de huidige gemeente hebben minstens twaalf kastelen gestaan. Hiervan hebben alleen kasteel ‘Vuylcop’, een hoektoren van kasteel ‘Schonauwen’, en de buitenplaatsen ‘Wickenburgh’ en ‘Heemstede’ de tand des tijds doorstaan. Van een aantal andere zijn slechts enkele restanten of fragmenten over in de vorm van bijgebouwen, omgrachtingen of wallen en artefacten. Zo is van het in 1296 gebouwde kasteel ‘Wulven’ nog het omgrachte eiland waarop het kasteel heeft gestaan te herkennen, evenals de
Nota Monumenten en Archeologie - Gemeente Houten
25
bijbehorende hofstede en pijlers van het inrijhek. Verder zijn er nog restanten van buitenplaats ‘Oud-Wulven’, van het versterkte huis ‘Blokhoven’ en van de plaatsen waar zich de kastelen ’t Rondeel’, ‘Schalkwijk” en ’t Goy’ hebben bevonden. Kerken en begraafplaatsen Van de vijf, in oorsprong middeleeuwse dorpskerken die de gemeente ooit telde, zijn er op de dag van vandaag nog drie overgebleven en wel de Nederlands Hervormde kerken van 5 Houten, Schalkwijk en Tull en ’t Waal . In de tweede helft van de negentiende eeuw werden er 3 katholieke kerken bijgebouwd (in ’t Goy, Schalkwijk en Houten). Bij de kerkgebouwen liggen tevens begraafplaatsen. Deze zijn alle nog in gebruik en in 1830 werd de Algemene Begraafplaats aan de Vlierweg aangelegd, toen nog ruim buiten de bebouwde kom gelegen.
De grafkapel in Schalkwijk
Verdedigingswerken de In de gemeente Houten ligt een groot aantal verdedigingswerken, aangelegd in de 19 en ste 20 eeuw in het kader van de Nieuwe Hollandse Waterlinie. Het principe van de waterlinie berustte op het onder water zetten van gebieden met het doel de opmars van vijandelijke troepen te verhinderen. Waar inundaties onmogelijk waren, werden op strategische plekken forten en andere verdedigingswerken aangelegd. Het oudste en belangrijkste fort in de gemeente is ‘Fort Willem II” , ook wel ‘Fort Honswijk’ genaamd, dat tussen 1841 en 1848 is aangelegd. In de omgeving van Honswijk werden het Lunet aan de Snel, een inundatiekanaal, het Werk aan de Lange Uitweg en het Werk aan de Waalse Wetering aangelegd. Ten noorden van Houten werd in 1881 fort ’t Hemeltje voltooid. In de directe omgeving van de fortificaties staat nog een aantal gedeeltelijk of geheel in hout opgetrokken huizen. Voorbeelden zijn Achterdijk 1 en 10. Onder invloed van de Kringenwet
5
De vermoedelijk dertiende eeuwse Romaanse kerk van ’t Goy was al voor 1832 verdwenen, terwijl de restanten van de mogelijk nog uit de twaalfde eeuw daterende kerk van Tull (Honswijk) in 1844 onder de slopershamer vielen.
26 Gekoesterd Erfgoed
uit 1853 mocht namelijk binnen een zekere afstand tot de wallen en grachten niet of slechts in hout worden gebouwd. (Zie ook ‘Cultuurhistorische structuren’)
Luchtfoto van fort Honswijk, met het daarachter gelegen Inundatiekanaal (uit: Sterk Water)
Boerderijen Verreweg het grootste deel van de monumentale panden in Houten bestaat uit boerderijen. Dat is niet zo verwonderlijk, aangezien Houten tot ver in de twintigste eeuw een overwegend agrarische gemeente is gebleven. De belangrijkste concentraties worden gevormd door de verschillende boerderijstroken langs de hoofdweteringen van de twaalfde-eeuwse ontginningen, bijvoorbeeld langs de Schalkwijkse- en Waalsewetering en langs de Houtense Wetering. Typerend voor deze strookbebouwingen is dat de boerderijen zijn gebouwd op de kop van de kavels (langs de weteringen), waarbij het woongedeelte op de weg is georiënteerd, terwijl het bedrijfsgedeelte op de achterliggende landerijen is gericht. De meeste nog bestaande boerderijen dateren uit de achttiende en negentiende eeuw. De 6 boerderijen in Houten behoren tot de zogenaamde hallehuisgroep. Vrijwel alle boerderijen in Houten zijn opgetrokken in baksteen en een groot aantal kent een rieten dakbedekking. Op het erf bevonden zich bijgebouwen, zoals (wagen- of varkens-)schuren, stallen, 7 hooibergen en bakhuisjes . Sinds de achttiende eeuw werd naast veel grotere boerderijen
6
Kenmerkend is een rechthoekige plattegrond en een driebeukige opzet, waarbij de middenbeuk onder de nok ligt; en afdekking met een zadeldak. De hallehuisgroep kent weer een drietal subtypen. 7 In een bakhuisje bakte de boerin vroeger brood. Vanwege het brandgevaar bracht men deze activiteit liever onder in een apart gebouwtje buiten de boerderij. In oorsprong betreft het een zeventiende-eeuws vrijstaand bakstenen gebouwtje naast de boerderij met een oven voor het bakken van brood; soms ook met stookplaats voor de wasketel e.d., later meestal in combinatie met een zomerhuis.
Nota Monumenten en Archeologie - Gemeente Houten
27
8
een zomerhuis gebouwd. Ook was er meestal een mestkuil op het erf aanwezig en lag er een boerentuin aan de voorzijde van het woonhuis. Van oudsher was deze tuin omgeven door geschoren hagen, maar sinds het midden van de negentiende eeuw in toenemende mate door ijzeren sierhekken. Het meest karakteristieke onderdeel van de erfbeplanting vormen de leilinden, die de functie van natuurlijke zonwering hadden. Achter of naast de boerderij lag in de regel een boomgaard. Veel van de bijgebouwen en traditionele erfbeplanting is door de moderne ontwikkelingen binnen het boerenbedrijf verdwenen.
Boerderij ‘Schoneveld’ aan de Leedijk
Woonhuizen De woonhuizen vormen de een na grootste groep monumenten in Houten. De meeste woonhuizen dateren van na 1850. Een viertal hoofdtypen valt te onderscheiden: 9 a. Het diepe huis , bijvoorbeeld Houtensewetering 15. 10 b. Het dwarse huis , bijvoorbeeld Brink 13-21 en Vlierweg 4. 11 c. Het vierkante huis , bijvoorbeeld Waalseweg 73. 8
In de regel naast een boerderij gelegen bijgebouw, waarin het gezin in de zomermaanden woonde; vaak in combinatie met een bakoven, stal of (wagen)schuur. 9 Het diepe huis; dit wordt gekenmerkt door een rechthoekige plattegrond die een grotere diepte dan breedte heeft. De nok staat loodrecht op de voorgevel. In Houten komt dit type vrijstaand voor en heeft het één bouwlaag en een zolderverdieping die wordt gedekt door een gebroken zadeldak of mansarde dak. 10 Het dwarse huis kent een rechthoekige plattegrond met grotere breedte dan diepte. De nok loopt evenwijdig aan de straat. Dit type is het meest voorkomende type woonhuis in de gemeente. Het dwarse woonhuis komt vaak voor in de vorm van twee-onder-één-kap. 11 Vierkante huizen zijn grote, vrijstaande, blokvormige panden op een nagenoeg vierkante plattegrond. Zij bestaan in de regel uit een souterrain, twee verdiepingen en een zolder en hebben een aan vier kanten omgaande kap. De voorgevel is vrijwel altijd symmetrisch van opzet. Dit type heeft een monumentaal karakter en kent dikwijls een representatieve functie.
28 Gekoesterd Erfgoed
12
d. De villa , bijvoorbeeld Herenweg 33-35.
Herenweg 33-35, ‘Bel Respiro’; een mooi voorbeeld van een villa met Jugendstil detaillering
Bedrijfsgebouwen en nutsgebouwen Houten is van oudsher een agrarische gemeente en kende dan ook tot voor kort nauwelijks industrie. In vroeger eeuwen waren er vier windkorenmolens en een paar steenovens nabij de Lek. Van deze preïndustriële bedrijvigheid is geen spoor overgebleven. Voor zover er sprake was van nijverheid, stond deze ten dienste van het boerenbedrijf. Aan het Overeind is nu nog een kaaspakhuis uit 1882 aanwezig (tegenwoordig bewoond). Van de categorie nutsgebouwen zijn nog een brandspuithuisje en een transformatorstation bewaard gebleven. Bruggen Vermeldingswaardig is nog een aantal bruggen. Deze lagen over de verschillende weteringen en dienden over het algemeen ter ontsluiting van het erf van de boerderij. De oudste bruggen dateren in hun huidige vorm uit de negentiende eeuw en behoren tot het type van de rondboogbrug. Openbare gebouwen en scholen In Houten zijn nog maar een paar historische, van oorsprong openbare gebouwen aanwezig. Voorbeelden zijn het oude stationsgebouw aan het Stationserf en het Dijkhuis en dijkmagazijn aan de Provincialeweg. 12
Rond de eeuwwisseling en daarna werden in Houten grote vrijstaande huizen gebouwd, die gekenmerkt worden door een zekere verticaliteit en een sterk asymmetrische indeling van zowel de plattegrond als de gevels. Vooral de onregelmatige vormgegeven dakpartij springt in het oog.
Nota Monumenten en Archeologie - Gemeente Houten
29
Alle nog bestaande monumentale schoolgebouwen in Houten dateren uit de negentiende en twintigste eeuw. Drie (voormalige) schoolgebouwen hebben de status van gemeentelijk monument.
Het oude stationsgebouw
30 Gekoesterd Erfgoed
3 4.1
Het wettelijk en beleidskader Het wettelijk kader
De Monumentenwet 1988 De Monumentenwet geeft het rijk de mogelijkheid om objecten met een leeftijd van hoger dan 50 jaar als rijksmonument aan te wijzen en te beschermen. Als een (gebouwd) monument tot rijksmonument is aangewezen, wordt het object door de Rijksdienst voor de Monumentenzorg (RDMZ) ingeschreven in het monumentenregister en het kadaster. 13 Rijksmonumenten worden wettelijk beschermd via een vergunningenstelsel en bij 14 restauratie zijn financiële middelen beschikbaar . De Monumentenwet geeft daarnaast de mogelijkheid tot aanwijzing van beschermde stads- en dorpsgezichten. De Monumentenwet vormt ook het wettelijk kader voor archeologie. Op grond van deze wet kunnen onder meer archeologische (rijks)monumenten worden aangewezen. De Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek (ROB) beheert het register van de archeologische wettelijk beschermde monumenten. Voor eventuele werkzaamheden op archeologische rijksmonumenten is een vergunning nodig van de Minister (art. 11). Indien bij graafwerkzaamheden zaken worden aangetroffen, waarvan de vinder weet of redelijker wijs moet vermoeden dat het gaat om archeologische vondsten of sporen, dan is hij volgens de Monumentenwet verplicht dit direct te melden (artikel 47). De melding dient te 15 gebeuren bij het meldpunt archeologie van de provincie Utrecht . De bij een opgraving gedane vondsten moeten in een erkend depot worden gedeponeerd. De ROB heeft hiervoor een digitaal informatiesysteem ontwikkeld (ARCHIS). Verdrag van Valletta (Malta) In 1992 heeft Nederland het verdrag van Valletta (Malta) getekend. Het betreft het ‘Europees verdrag inzake de bescherming van het archeologisch erfgoed’. Kernpunt in het verdrag is dat de archeologische waarden zo veel mogelijk worden beschermd. Ingrepen in de bodem moeten vooraf worden gegaan door zorgvuldig onderzoek naar de archeologische waarden. Archeologie moet in de planvorming betrokken worden. De Nederlandse opvatting van Malta gaat nadrukkelijk uit van het principe om een prikkel te
13
De vergunningen tot wijzigingen van rijksmonumenten worden door de gemeente afgehandeld (na advies RDMZ). 14 Sinds 2002 is een nieuwe regeling van kracht, waarbij een groot deel van de restauratiekosten kan worden gefinancierd met een laagrentende lening bij het Nationaal Restauratiefonds (NRF), in combinatie met fiscale aftrek. De regeling moet een alternatief bieden voor de financiële ondersteuning via het Brrm 97 (Besluit rijkssubsidiëring restauratie monumenten). Het streven van de staatssecretaris van OC&W is vanaf 2004 de laagrentende lening nog de enige financiële faciliteit te laten zijn die voor fiscaal relevante eigenaren openstaat. 15 Dit is zo in het Cultuurconvenant afgesproken (volgens de Monumentenwet moet de melding bij de burgemeester gedaan worden). Meldpunt archeologie van de provincie Utrecht: tel. 030-2582134 of 06-18300526.
Nota Monumenten en Archeologie - Gemeente Houten
31
16
geven om zoveel mogelijk erfgoed te behouden . De verstoorder is zowel in financiële als operationele zin verantwoordelijk voor het archeologisch erfgoed. Het rijk is bezig dit verdrag te verankeren in nationale wet- en regelgeving (zowel op monumenten- als ruimtelijke ordening gebied). De wet op de archeologische monumentenzorg zal, naast wijzigingen in de Monumentenwet, leiden tot wijzigingen in de Woningwet, de Ontgrondingwet en de Wet Milieubeheer. Het wetsvoorstel ligt momenteel bij de Tweede Kamer. Naar verwachting wordt de nieuwe wetgeving in 2005 geïmplementeerd. De toekomstige wet- en regelgeving brengt een aantal ingrijpende veranderingen met zich mee op bestuurlijk en beleidsmatig gebied. De belangrijkste lijken te zijn: 1. Het geformaliseerde beleidsuitgangspunt voor alle overheden wordt: behoud en bescherming van archeologische waarden. 2. Toenemende verantwoordelijkheid voor de archeologie op gemeentelijk niveau, door beleidsmatig daar de verantwoordelijkheid te leggen. Operationeel zal de plicht tot het maken van ‘archeologievriendelijke’ bestemmingsplannen worden ingevoerd. 3. Relatie archeologie en ruimtelijke ordening wordt versterkt door (onder meer) de aanwijzing van attentiegebieden op het grondgebied van alle gemeenten. 4. Invoering van het veroorzakerprincipe de kosten voor de archeologisch onderzoek worden gedragen door de initiatiefnemer (vergunningvrager voor) tot de bodemverstoring. 5. De introductie van marktwerking voor de archeologische uitvoering en een controle op de kwaliteit van de uitvoering middels een kwaliteitssysteem. Een van de onderdelen van het kwaliteitssysteem wordt de plicht om alle onderzoek (binnen twee jaar) te publiceren. 6. Transparante informatievoorziening. Het moet eenvoudig worden om toegang te krijgen tot archeologische informatie. Er komt een uitgebreidere meldingsplicht (aan de Minister). 7. Het publiek moet intensief betrokken worden bij het erfgoed. Ad 1: Behoud en bescherming van archeologische waarden: De bedoeling van het Verdrag van Malta is om de archeologie zoveel mogelijk in de bodem te bewaren; bodemverstoring wordt ontmoedigd. Ad 2: Verantwoordelijkheid: een van de verschillen tussen het oude en het nieuwe stelsel is dat gemeenten verantwoordelijkheid moeten nemen voor het behoud van het archeologisch erfgoed. Het zijn straks de gemeenten die in vrijwel alle gevallen het behoud van archeologische waarden dienen af te wegen tegen andere maatschappelijke belangen (met uitzondering van de aangewezen rijksmonumenten). De uitgangspunten voor gemeentelijke beslissingen zullen moeten worden vastgelegd in het gemeentelijk archeologiebeleid. Ad 3: Versterking relatie archeologie en ruimtelijke ordening: het bestaande instrumentarium van rijk en provincie ten aanzien van de integratie van archeologische waarden bij planontwikkeling zal worden aangescherpt. Aan provincies zal gevraagd worden archeologische attentiegebieden aan te wijzen. Gemeenten nemen deze gebieden over in hun bestemmingsplannen (op het moment dat deze nieuw opgesteld of gewijzigd worden). 16
Dit in tegenstelling tot bijvoorbeeld Frankrijk. Hier wordt een vast bedrag geheven per vierkante meter bodemverstoring en dit gaat in een archeologiepot. Vervolgens bekostigt de staat de zorg voor het erfgoed.
32 Gekoesterd Erfgoed
Aan aanlegvergunningen en bouwvergunningen kunnen voorschriften ten aanzien van archeologie opgenomen worden. Van initiatiefnemers zal verlangd worden in een vroegtijdig stadium aan te geven hoe met eventuele archeologische waarden bij toekomstige bodemverstorende ingrepen zal worden omgegaan. Ad 4: Een belangrijk nieuw element van de stelselherziening is de introductie van het veroorzakerprincipe. Initiatiefnemers tot bodemverstorende maatregelen hebben de verplichting zorg te dragen voor het archeologisch erfgoed (in financiële en operationele zin). De overweging hierbij is dat er bij grotere bodemingrepen sprake moet zijn van een uitdaging om het erfgoed zo verantwoord mogelijk mee te wegen en waar mogelijk te integreren in de voorgenomen ontwikkeling. De gemeente dient hier op toe te zien. In dat kader is het noodzakelijk dat iedere gemeente met betrekking tot de financieringsproblematiek op korte termijn nader beleid formuleert. Voor de gemeenten bestaat namelijk het risico dat private initiatiefnemers kosten voor archeologisch onderzoek zullen willen afwentelen op de gemeente. Ad 5: Marktwerking: in veel situaties heeft het grote voordelen om over eigen deskundigheid te beschikken. Voor Houten zal het in ieder geval essentieel zijn dat voldoende deskundigheid wordt behouden en opgebouwd op het gebied van beleid, directievoering, lokale archeologische kennis en informatievoorziening. Ad 6: Informatievoorziening: In aanvulling op bestaande wet- en regelgeving zal een informatieplicht voor overheden en uitvoerende instanties worden geïntroduceerd waarbij een verbeterde koppeling met een landelijk archeologisch informatiesysteem wordt voorgestaan. Ook hierbij geldt dat Houten aangesproken kan worden door rijk en provincie op het aanleveren van betrouwbare informatie. Ad 7: Publieksvoorlichting. Op het gebied van contact tussen erfgoed en maatschappij scoort Houten al goed, met haar Open Monumentendagen, TRAP route, en is zij al redelijk “Malta-conform”. Binnen de Nederlandse archeologie is inmiddels een cultuuromslag gaande. Bij wijze van overgangsmaatregel naar het nieuwe archeologische bestel is een zogenaamd interimregime ingesteld. Kernpunt van dit Interimbeleid is de mogelijkheid voor gemeenten om via een zogenaamde projectvergunning archeologische opgravingen onder eigen verantwoordelijkheid uit te (laten) voeren. De mogelijkheid bestaat naast de regeling van de integrale gemeentelijke opgravingsvergunning. Gemeenten die over een dergelijke projectvergunning willen beschikken moeten wel voldoen aan een aantal randvoorwaarden en dienen zich ook te conformeren aan het nieuwe kwaliteitssysteem voor de Nederlandse archeologie. De voorwaarden zijn echter minder zwaar dan bij een conventionele opgravingsvergunning. Per individueel opgravingsproject zal een projectvergunning aangevraagd moeten worden. In de praktijk wordt de projectvergunning alleen aangevraagd door gemeentelijke archeologische diensten die buiten de eigen grenzen opgraven. Het interimbeleid heeft ervoor gezorgd dat feitelijk de markt voor opgravingsbedrijven is opengegaan. De ROB staat toe dat gekwalificeerde bedrijven onder haar bevoegdheid de markt betreden. Sinds 1994 hebben verschillende opeenvolgende bewindspersonen zich bezig gehouden met de implementatie van het verdrag. Onder staatssecretaris Van der Ploeg is vooruitlopend op de wetswijziging het begrip marktwerking geïntroduceerd. Om liberalisering van de opgravingsmarkt en kwaliteitsborging in evenwicht te houden zijn voor
Nota Monumenten en Archeologie - Gemeente Houten
33
het nieuwe bestel een aantal pijlers bedacht. Dit zijn de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA) met richtlijnen voor uitvoerende bedrijven, een College voor Archeologische Kwaliteit dat tijdens het interimbeleid bedrijven certificeert, een Rijksinspectie voor de Archeologie en een beroepsregister. Doordat de nieuwe wet uitblijft, de pijlers van het nieuwe bestel zich in ongelijke stadia van ontwikkeling bevinden, en commercialisering doorzet, is in de praktijk veel onduidelijkheid ontstaan. Door (hogere) overheden wordt op verschillende fronten al wel voorgesorteerd op de nieuwe wet. Verder behoort de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO) tot de juridische instrumenten. Het bestemmingsplan is het belangrijkste instrument van de WRO. Bebouwingsvoorschriften, aanlegvergunningen en gebruiksvoorschriften vloeien hier uit voort. Het bestemmingsplan is bij uitstek geschikt om historische cultuurhistorische structuren (waaronder archeologie) te beschermen (bijvoorbeeld door middel van een aanlegvergunning). Wel is het een vrij statisch instrument, omdat het bestemmingsplan slechts een maal in de tien jaar herzien dient te worden. Ook het Streekplan is een instrument van de WRO. Tenslotte heeft de Woningwet ook nog betekenis voor de uitvoering van het monumentenbeleid, aangezien de bouwvergunningverlening en de bouwverordening hierin geregeld zijn. De bouwvergunning mag niet eerder afgegeven worden dan nadat de monumentenvergunning verleend is (artikel 54). Ditzelfde geldt voor sloopvergunningen. Een monumentenvergunning is nodig bij (ver)bouwplannen van en bij iedere wijziging van een gemeentelijk- of rijksmonument en bij ingrepen op archeologische rijksmonumenten. De gemeente kan verder gebieden aanwijzen, waarin zij welstandstoezicht uitoefent. Zij kan hierbij rekening houden met de cultuurhistorische waarde van objecten en hun omgeving. De gemeentelijke Monumentenverordening vormt de juridische basis voor een groot deel van het gemeentelijk monumentenbeleid. Deze verordening regelt de aanwijzing tot beschermde gemeentelijke monumenten. Ze bepaalt hoe monumenten gewijzigd kunnen worden en kent bepalingen over de gemeentelijke monumentencommissie. Ook kan de verordening bepalingen ten aanzien van archeologie bevatten (dit laatste is in Houten nog niet het geval). Wet en verordening hebben veel gemeen, maar kennen ook enkele verschillen. Het belangrijkste onderscheid is dat de Monumentenverordening ruimere mogelijkheden dan de wet biedt. Zo is het mogelijk om zowel roerende zaken, niet-bouwkundige objecten (o.a. monumentale bomen) als zaken jonger dan vijftig jaar aan te wijzen als beschermd gemeentelijk monument. In Houten hebben verschillende objecten (zoals bruggen, hekwerken, bomen en structuren als omgrachtingen) de status van beschermd gemeentelijk monument. De gemeentelijke Subsidieverordening vormt de basis voor de subsidieverstrekking bij restauraties van gemeentelijke monumenten.
34 Gekoesterd Erfgoed
3.2
Het organisatorisch kader
3.2.1
Rijk
De rijksoverheid heeft op het terrein van de monumentenzorg een uitgebreid takenpakket. Zo zorgt het rijk voor inventarisatie, selectie en registratie van beschermde monumenten en stads- en dorpsgezichten. Ook bevordert het rijk onderhoud en restauraties van monumenten, o.a. door het verstrekken van restauratiesubsidies. Verder is er een belangrijke adviserende rol inzake de vergunningverlening door gemeenten. De Rijksdienst voor de Monumentenzorg (RDMZ) neemt een centrale rol in ten aanzien van beleid en uitvoering op het terrein van de monumentenzorg. De dienst fungeert als een belangrijk expertisecentrum. Op basis van de Monumentenwet 1988 en de daarmee verbonden regelingen is de verantwoordelijkheid voor directe instandhouding van individuele objecten verschoven van de rijksoverheid naar met name gemeenten. De belangrijkste uitvoerder van het rijksbeleid op het gebied van de archeologie is de Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek (ROB). Deze wil zich in de toekomst meer richten op de functie van kenniscentrum op het gebied van de archeologische monumentenzorg en op de kerntaak van het beheer van rijksmonumenten. De ROB heeft in 1998 taken afgestoten die geen relatie hebben met het toekomstig takenpakket. Met de provincies is een complementaire taakverdeling ten aanzien van beleid tot stand gekomen (zo houdt de ROB zich nu primair bezig met de rijksmonumenten en de provincie met de overige archeologisch waardevolle gebieden). Voor de uitvoerende taken is in 1998 een commercieel bedrijf opgericht, het Archeologisch Dienstencentrum (ADC). Naast de ROB krijgen gemeenten ook te maken met de onlangs opgerichte Rijksinspectie voor de Archeologie (RIA). Deze ziet toe op de kwaliteit van de uitvoering van archeologische werkzaamheden.
3.2.2
Provincie
De provincie heeft medebewindstaken op grond van de monumentenwet 1988. Het gaat hierbij om een adviserende taak op het gebied van enerzijds de aanwijzing van beschermde monumenten en anderzijds de verlening van vergunning voor wijziging of sloop van beschermde rijksmonumenten buiten de bebouwde kom. Ook speelt de provincie een rol in het verstrekken van een aanvullende subsidie voor bepaalde categorieën monumenten. De formele rol van de provincie met betrekking tot de archeologische zorg is vooral een toezichthoudende in het kader van de toetsing van bestemmingsplannen (de provincie toetst ontwerp-bestemmingsplannen van de gemeente op planologische bescherming van archeologische waarden) en vrijstellingsprocedures en het verlenen van ontgrondingsvergunningen. Verder heeft de provincie op basis van de Monumentenwet een wettelijke depottaak: alle in de provincie opgegraven vondsten worden beheerd in het provinciaal depot, met uitzonderingen van vondsten uit de gemeenten Amersfoort en Utrecht die een eigen depot hebben. In het Cultuurconvenant tussen Rijk en provincie is afgesproken dat de provincies de vondstmeldingen registeren, provincie Utrecht heeft
Nota Monumenten en Archeologie - Gemeente Houten
35
daartoe meldpunt archeologie ingericht. Dit meldpunt heeft ook een belangrijke adviserende en ondersteunende rol voor amateur-archeologen. De provincie is samen met ROB verantwoordelijk voor actualiseren van de Archeologische Monumenten Kaart (AMK). Op basis van de WRO heeft de provincie naast een toetsende rol ook een sterke adviserende rol richting gemeenten. Ook heeft de provincie een rol in het Interimbeleid; in de meeste gevallen is het de provincie die de Programma’s van Eisen voor veldonderzoek moet goedkeuren. Tenslotte heeft de provincie een stimulerende rol ook op gebied van archeologie. In de voorstellen voor de nieuwe wet krijgen ook de provincies er een aantal taken bij. Met name zullen ze een actieve stimulerende rol gaan vervullen bij de integratie van de archeologie in ruimtelijke ordeningsprocessen, zo zullen ze waarschijnlijk archeologische attentiegebieden gaan aanwijzen.
3.2.3
Gemeente
De gemeenten spelen een belangrijke rol bij de monumentenzorg. In het decentrale bestel van de monumentenzorg is de gemeente hét loket voor de monumenteigenaar. De gemeente heeft als taak om eigenaren van monumenten voor te lichten, subsidie- en vergunningsaanvragen te behandelen en hen te ondersteunen bij restauratie en onderhoud van hun monument. Aangezien de gemeente Houten een monumentenverordening heeft en een eigen monumentencommissie, kan zij zelf de vergunningen tot wijziging van rijksmonumenten afhandelen. Ook behoort controle en handhaving bij de vergunningverlening. Ten aanzien van het archeologisch erfgoed is besloten om over te gaan tot een verregaande decentralisatie naar gemeentelijk niveau. Straks zullen gemeenten op grond van de Monumentenwet verantwoordelijkheid moeten nemen voor het behoud van het eigen archeologisch erfgoed en zullen zij bij bodemingrepen van enige omvang het behoud van archeologische waarden moeten afwegen tegen andere maatschappelijke belangen. Ambtelijke capaciteit De zorg voor monumenten gebeurt bij de gemeente Houten op twee verschillende afdelingen. Momenteel is voor de behandeling van subsidieaanvragen, de afgifte van monumentenvergunningen en het voeren van het secretariaat van de monumentencommissie 1,1 fte bij afdeling Bouwzaken beschikbaar, en voor technische advisering 0,1 fte. Ten behoeve van beleidsontwikkeling en –advisering voor archeologie en monumenten wordt 0,9 fte bij afdeling Ruimtelijk Beleid ingevuld. Gezien de verwachte toename van werklast op het gebied van de archeologie als gevolg van de nieuwe wetgeving is 0,5 extra fte hiervoor aangevraagd (dit zal afgewogen moeten worden binnen het formatie kader). Monumentencommissie Houten kent een gemeentelijke monumentencommissie. Deze commissie adviseert het college van burgemeester en wethouders gevraagd en ongevraagd over verbouw- en restauratieplannen van rijks- en gemeentelijke monumenten, over de toepassing van de
36 Gekoesterd Erfgoed
monumentenverordening en over de monumentenzorg in de ruimste zin. De commissie bestaat uit tenminste drie en ten hoogste zeven leden. Om de deskundigheid van de leden en hun inbreng te optimaliseren, is er budget voor presentiegelden. Lokale historische verenigingen Op het gebied van de monumentenzorg en archeologie zijn verschillende verenigingen actief. De lokale organisaties werken meestal als een wakend oog als het gaat om bescherming en onderhoud. Daarnaast bezitten zij een grote lokale kennis. Hierdoor is hun inbreng zeer waardevol. Een goed contact met deze organisaties is daarom van groot belang. In Houten zijn ‘De Historische Kring Tussen Rijn en Lek’ en de ‘Stichting Archeologie en Historie Schalkwijk en Tull en ’t Waal’ actief. De Historische Kring heeft als werkgebied de gemeenten Houten, Wijk bij Duurstede en Bunnik. De archeologische werkgroep “Leen de Keijzer” heeft belangrijke vindplaatsen in Houten in kaart gebracht en onder regie van de provincie opgravingen verricht. Andere activiteiten van de werkgroep zijn inventariseren, documenteren, registreren en het geven van voorlichting door middel van publicaties en exposities. De Archeologische Werkgroep opereert zelfstandig onder een eigen bestuur. In 2003 is door leden van de Historische Kring een monumentenwerkgroep opgericht, die zich ten doel stelt de monumentale rijkdom van de Kromme Rijnstreek op een zodanige verantwoordelijke wijze te laten beheren en ontwikkelen, dat deze ook voor de komende generaties behouden kan blijven. De archeologische verenigingen ontvangen van de gemeente een jaarlijkse bescheiden subsidie.
3.3
Het beleidskader
3.3.1
Rijksniveau
Nota Belvedere Het rijk heeft in 1999 de Nota Belvedere vastgesteld, een beleidsnota over de relatie cultuurhistorie en ruimtelijke ordening. Belvedere staat voor een nieuwe ontwikkelingsgerichte benadering van de cultuurhistorie. Uitgangspunt is de ruimtelijke dynamiek die Nederland eigen is. Van daaruit wordt bekeken hoe de cultuurhistorie als inspiratiebron de ruimtelijke inrichting kan versterken. En omgekeerd hoe bijvoorbeeld nieuwe ruimtelijke functies kunnen bijdragen aan het behoud van het erfgoed. Deze denken werkwijze wordt ook wel ‘behoud door ontwikkeling’ genoemd. De twee belangrijkste doelstellingen van de nota zijn: · Het erkennen en herkenbaar houden van cultuurhistorische identiteit in zowel het stedelijk als het landelijk gebied, als kwaliteit en uitgangspunt voor verdere ontwikkelingen; · Het versterken en benutten van de cultuurhistorische identiteit en de daarvoor bepalende kwaliteiten van de cultuurhistorisch meest waardevolle gebieden van Nederland, de zogenaamde Belvedere-gebieden. Op het grondgebied van Houten bevinden zich twee Belvedere gebieden: de Nieuwe Hollandse Waterlinie en het Kromme Rijn gebied.
Nota Monumenten en Archeologie - Gemeente Houten
37
De nota toont aan dat er nationaal veel belang wordt gehecht aan de cultuurhistorische identiteit van de inrichting van Nederland. Ter ondersteuning bestaat er een subsidieregeling Belvedere. Panorama Krayenhoff Het Panorama Krayenhoff is een visie die in opdracht van de Stuurgroep Nationaal Project Nieuwe Hollandse Waterlinie in 2002/ 2003 is ontwikkeld. Belangrijkste doelstelling van de visie is de Nieuwe Hollandse Waterlinie tot een herkenbare ruimtelijke eenheid te maken en deze duurzaam in stand te houden door toevoeging van eigentijdse functies. In zeven ‘projectenveloppen’ worden de maatregelen uit het ontwikkelingsprogramma Panorama Krayenhoff op een operationeel niveau gebracht. Enveloppen bevatten de projectvoornemens en reserveringen voor een samenhangend deelgebied binnen de Nieuwe Hollandse Waterlinie, die in ontwerp, uitvoering en exploitatie met elkaar te maken hebben. Op het grondgebied van Houten bevinden zich twee projectenveloppen: “Linieland” (omvat o.a. het eiland van Schalkwijk) en “Rijnauwen en Vechten” (met o.a. fort ’t Hemeltje). De uitwerking van de projectenveloppen biedt mooie kansen voor Houten een aantal lokale doelstellingen te realiseren. Eind 2003 heeft de Ministerraad het Linieperspectief aanvaard en besloten de essentie ervan op te nemen in de Nota Ruimte, als onderdeel van de nationale ruimtelijke hoofdstructuur. Nota Ruimte De nota Ruimte bevat de visie van het kabinet op de ruimtelijke ontwikkeling van Nederland. Eind april 2004 heeft het kabinet de Nota Ruimte vastgesteld. Met de Nota Ruimte zet het kabinet in op een sterke economie en een veilige en leefbare samenleving. De regering wil krachtige steden en een vitaal platteland. In de nota wordt het nationaal ruimtelijk beleid vastgelegd tot 2020.
3.3.2
Provinciaal niveau
Cultuurhistorische Hoofdstructuur In december 2002 is de nota “Niet van Gisteren. Hoofdnota Cultuurhistorische Hoofdstructuur en Beleidsvisie van de provincie Utrecht” verschenen. Met deze nota probeert de provincie “een inspirerend sturingsinstrumentarium aan te bieden voor de instandhouding en versterking van de cultuurhistorische samenhang in en tussen gebieden, structuren en elementen, op basis van hun erkend en gewaardeerd verleden en met oog voor de ruimtelijke kwaliteit en de dynamiek van nu en de (nabije) toekomst.” De nota bestaat enerzijds uit een hoofdstructuurkaart, waarop de essentie van de hoofdstructuur (met bovenlokaal karakter) staat weergegeven en anderzijds uit een visiekaart. In de visie worden 3 sturingsmechanismen gehanteerd: ‘veilig stellen’, ‘eisen stellen’ en ‘actief stimuleren’. Voor Houten betekent dit dat bij het gebied van en rondom de Nieuwe Hollandse Waterlinie de cultuurhistorie sturend dient te zijn voor eventuele ontwikkelingen en dat verandering van beeld en functie in principe niet gewenst is. De archeologie in de stroomruggebieden en het landschap van het Kromme Rijn gebied vallen in de tweede
38 Gekoesterd Erfgoed
categorie. Hier wil de provincie aan veranderingsprocessen vanuit de cultuurhistorie voorwaarden verbinden. De nota is richtinggevend voor het ruimtelijk cultuurhistorisch en archeologisch beleid van de provincie voor de komende jaren. Bovendien vormt de nota een bouwsteen voor het streekplan. Na consultatie met ‘het veld’ zal de (in april 2002 voorlopig vastgestelde) nota definitief worden vastgesteld. Streekplan Het streekplan is een provinciaal ruimtelijk beleidsplan. Centraal staat de ruimtelijke ontwikkeling en inrichting van het provinciale grondgebied. Het vormt een toetsingskader voor bestemmingsplannen en kan zo waardevolle ruimtelijke structuren veilig stellen en de kwaliteit van de leefomgeving bewerkstelligen. In de zomer van 2003 is het ‘Ontwerp-Streekplan Utrecht 2005-2015’ verschenen met het voorlopig standpunt van Gedeputeerde Staten. Enkele onderwerpen die hierin aan de orde komen zijn de kwaliteit van de leefomgeving, de verstedelijkingsopgave, de keuze voor de lagenbenadering (waarbij de cultuurhistorische structuren deel uitmaken van de eerste laag) en het belang van sociale samenhang. De Cultuurhistorische Hoofdstructuur is in het plan verwerkt. Het definitieve streekplan 2005-2015 wordt eind 2004 door Provinciale Staten vastgesteld. Cultuurnota De in 1999 verschenen Cultuurnota van de Provincie Utrecht bestaat uit drie delen: deel I: Kunsten; deel II: Media en deel III: Cultureel Erfgoed. Een omgeving waar sporen uit verschillende tijden aanwezig zijn is aantrekkelijk. De provincie Utrecht, als het historisch hart van Nederland, herbergt heel wat cultuurschatten. De provincie telt ongeveer 12.000 waardevolle gebouwen en complexen, waarvan er bijna 3500 worden beschermd door het rijk en zo’n 5500 door gemeenten. Het roerende erfgoed is te vinden in zo’n 45 musea. Voorts kent de provincie bijna 1000 archeologisch waardevolle terreinen en een veertigtal beschermde stads- en dorpsgezichten. In september 2004 is het Voorontwerp Cultuurprogramma 2005-2008 verschenen. Eind 2004 zal het Cultuurprogramma door Provinciale Staten worden vastgesteld.
3.3.3
Regionaal niveau
Regionaal Structuur Plan (RSP) Het Regionaal Structuur Plan is een plan voor de ruimtelijke ontwikkeling van de regio Utrecht, en wordt opgesteld door het Bestuur Regio Utrecht. Thema’s die erin aan de orde komen zijn o.a. verstedelijking, infrastructuur en het landelijk gebied. Cultuurhistorische waarden nemen ook een plaats in het plan in. De visie “Linielandschap langs de Lek’ zal als bouwsteen voor het RSP gebruikt worden.
Nota Monumenten en Archeologie - Gemeente Houten
39
3.3.3
Gemeentelijk niveau
Monumentennota’s in Houten Tot nu toe zijn er in Houten geen samenhangende nota’s verschenen op het gebied van monumentenzorg, cultuurhistorie en archeologie. Houten nam hierin geen andere positie in dan de rest van het land. Belangrijke nota’s van de afgelopen jaren waren: 1988 1988 1993 1995 1996 1997 1997 1998 1999
Gemeentelijke Monumentenverordening 1988 Gemeentelijke Subsidieverordening 1988 Nota Archeologiebeleid in de gemeente Houten Archeologie Houten. Inpassing archeologische vindplaatsen in een Vinex-locatie (i.s.m. ROB) Herijking gemeentelijk monumentenbeleid. Monumentenverordening 1997 Subsidieverordening 1997. Architectuurnota Houten Vinex bijlage archeologie en cultuurhistorie. Subsidieverordening 1999 (aan de Algemene Wet Bestuursrecht aangepaste versie van de Subsidieverordening uit 1997).
Nota Archeologiebeleid 1993 In 1993 wordt voor het eerst een eigen archeologiebeleid opgesteld. De hoofddoelstelling luidt als volgt: “het bodemarchief dat gelegen is binnen het grondgebied van Houten dient in beginsel tegen beschadiging en afbraak te worden beschermd. Mocht het zo zijn dat er activiteiten moeten worden uitgevoerd die een bedreiging vormen voor het bodemarchief dan dient de gelegenheid te worden gegeven om vooraf aan of zonodig tijdens de activiteit onderzoek te doen”. Andere doelstellingen van het beleid waren: · Aan de hand van relevante criteria dient een gemeentelijke lijst van archeologisch belangrijke plaatsen te worden opgesteld · Onderzoek en verkenningen van archeologisch belangrijke plaatsen, die op een gemeentelijke lijst staan, dienen te worden veilig gesteld · Ten aanzien van archeologische werkgroepen in de gemeente Houten dient de gemeente een voorwaarden scheppend beleid te voeren · Het draagvlak van het archeologiebeleid binnen de Houtense bevolking dient te worden vergroot · Er dient te worden gestreefd naar de integratie van het archeologiebeleid met andere beleidsvelden In de nota wordt uitgegaan van een primaire verantwoordelijkheid van de rijksoverheid ten aanzien van archeologische monumenten. “De gemeente zal slechts een aanvullende rol spelen.” Inmiddels is de rol van de rijksoverheid drastisch veranderd en is deze nota verouderd geraakt. Ook de positie van de archeologische werkgroepen is veranderd. Het inventariseren en aanwijzen van gemeentelijke archeologische terreinen is nog niet gerealiseerd. Wel worden de archeologische werkgroepen ondersteund middels een structurele subsidie. Ten aanzien van de vierde doelstelling kan geconstateerd worden dat vele activiteiten hebben plaatsgevonden om het draagvlak van archeologie onder de
40 Gekoesterd Erfgoed
Houtense bevolking te vergroten (zoals publicaties, Open Monumentendag, plaatsing van informatieborden, realisatie fietsroute en visualisatie archeologie in TRAP project, etc.). Het integreren van het archeologiebeleid met andere beleidsvelden is grotendeels gerealiseerd. In bestemmingsplannen is tegenwoordig aandacht voor archeologische aspecten. Er is tijdig aandacht voor het doen van onderzoek en het houden van overleg (maar het kan natuurlijk altijd nog beter). Ook zijn en worden er (straat)namen opgenomen op nieuwe bouwlocaties, die verwijzen naar het verre verleden. Herijking gemeentelijk monumentenbeleid 1996 In 1996 is de nota “Herijking gemeentelijk monumentenbeleid” vastgesteld. Bezuinigingen in het kader van toenmalige heroverwegingen lagen aan deze nota ten grondslag (fl. 95.000,- op het subsidiebudget voor gemeentelijke monumenten en fl. 70.000,- op de personeelslasten). Uitgangspunten bij het formuleren van de aanbevelingen waren: het voorkomen van versnippering van het subsidiebudget (zo min mogelijk schotten in het subsidiebudget), het vergroten van de efficiency, beheersbaarheid van het subsidie- en vergunningenbeleid en het zich richten op de meest waardevolle panden. In het kader van het laatste uitgangspunt is de gemeentelijke monumentenlijst teruggebracht van 303 naar 194 objecten. Dit kwam grotendeels tot stand door de gemeentelijke bescherming van de toen bestaande drie categorieën de laagste, minst waardevolle categorie, weg te nemen. Verder zijn er verschillende maatregelen t.a.v. het subsidiebeleid voorgesteld; t.a.v. de monumentencommissie (vergadervergoeding en frequentie), t.a.v. de ambtelijke capaciteit en tevens werd voorgesteld een brochure te maken voor eigenaren van gemeentelijke monumenten. Een aantal besluiten uit 1996 zijn inmiddels teruggedraaid, want ze bleken niet haalbaar. Een voorbeeld hiervan is het halveren van de vergaderingen van de monumentencommissie en de personeelsbezuinigingen. Ten aanzien van het subsidiestelsel is sinds de herijking een aantal knelpunten ontstaan. De schatting dat met afname van het aantal monumenten ook minder subsidie noodzakelijk zou zijn, is verkeerd gebleken. Al enkele jaren is het budget onvoldoende om ieder subsidieverzoek toe te kennen. De folder is nog niet gerealiseerd. Beleid Archeologie Houten-Vinex In 1995 is door de gemeente Houten, in samenwerking met de Rijksdienst voor Oudheidkundig Bodemonderzoek (ROB) het ‘synergie rapport’ “Archeologie Houten. Inpassing archeologische vindplaatsen in een Vinex-locatie” opgesteld. Het op een goede wijze inpassen van de archeologie bij het ontwikkelen van het nieuwe stadsdeel stond hierbij centraal. Dit was in die tijd een zeer vernieuwende aanpak. In het rapport, dat gebaseerd is op het (interne) rapport van de ROB “De waardering en selectie van archeologische vindplaatsen in Houten-zuid” 1994, worden conclusies getrokken ten aanzien van de mogelijkheden voor inpassing van de terreinen met archeologische waarden. Uitgangspunt bij het synergie-project was te komen tot een verantwoord compromis tussen het belang van conservering, inrichting en inpassing van archeologisch waardevolle terreinen en dat van de noodzakelijke evenwichtige stedenbouwkundige opbouw op de Vinex-locatie. Van een aantal terreinen is aangegeven dat ze behouden moeten worden en van andere terreinen dat ze opgegraven mogen worden. Verder worden in het rapport randvoorwaarden aangegeven voor het duurzaam handhaven van vindplaatsen.
Nota Monumenten en Archeologie - Gemeente Houten
41
De in 1995 gemaakte afspraken zijn nog steeds leidend voor de omgang met archeologie in Houten-Vinex. In 2003-2004 is de gevolgde aanpak in Houten Vinex geëvalueerd door ROB en gemeente.
Andere beleidsvelden Landschapsbeleidsplan Het landschapsbeleidsplan is in 2002 vastgesteld door de gemeenteraad van Houten. Dit landschapsbeleidsplan verwoordt de visie van de gemeente op het landschap in het buitengebied in de breedste zin. Daarnaast is het een instrument om nieuwe ontwikkelingen op het gebied van natuur en landschap in het buitengebied te sturen. Ook worden er diverse voorbeeldprojecten vermeld die op korte termijn kunnen worden opgepakt, waaronder bijvoorbeeld het behoud en herstel van cultuurhistorische en aardkundige waarden. Het wordt van belang geacht dat cultuurhistorische en aardkundige waarden van het landschap behouden blijven en waar mogelijk versterkt. Het behoud van cultuurhistorisch waardevolle elementen en hun ruimtelijke context neemt een belangrijke plaats in binnen het beleidsplan. Welstandsbeleid Per 1 januari 2003 is de nieuwe woningwet in werking getreden. Ten aanzien van het welstandsbeleid bevat deze nieuwe wet flinke wijzigingen. Deze wijzigingen hebben tot doel de welstandsbeoordeling transparanter en objectiever te maken. Om een welstandstoets te kunnen blijven uitvoeren moeten gemeenten voortaan in het bezit zijn van welstandsbeleid. Het welstandskader bevat (gebiedsgerichte en objectgerichte) criteria, waaraan bouwaanvragen op welstandsaspecten getoetst zullen worden. Afhankelijk van de waarde van het gebied kan het kader meer of minder streng zijn. In Houten is een welstandsnota opgesteld, die zich richt op de lokale karakteristieken en ruimtelijke identiteit van het gebied. In juni 2004 is de nieuwe welstandsnota in werking getreden. De welstandsnota wordt een belangrijk instrument voor het instandhouden van historische kwaliteiten. Ruimtelijke Visie De Ruimtelijke Visie wordt opgesteld door de afdeling Ruimtelijk Beleid. Doel van de visie is het kiezen van het ruimtelijk beeld in Houten voor de post-Vinex periode. In de visie worden kaders gesteld voor ruimtelijke ontwikkelingen, waaronder cultuurhistorie. De ruimtelijke visie staat de ambities, zoals in deze nota beschreven, niet in de weg. In januari 2004 heeft discussie met de raadscommissie plaatsgevonden. De definitieve versie wordt naar verwachting in december 2004 door de raad vastgesteld.
42 Gekoesterd Erfgoed
4 4.1
Beleid Beleidsuitgangspunten
Algemeen De centrale doelstelling van het monumentenbeleid is instandhouding van historisch waardevolle objecten (in hun omgeving), complexen, openbare ruimte, stedenbouwkundige en landschappelijke structuren en van het archeologisch bodemarchief. Vroegtijdige inbreng cultuurhistorie in planproces d.m.v. cultuurhistorische waardekaart Een gemeente is geen statisch gegeven. Het is niet de bedoeling van monumentenzorg om alle veranderingen tegen te houden; integendeel. Maar wel is het noodzakelijk dat bij veranderingsprocessen de cultuurhistorische waarden nadrukkelijk worden meegewogen bij ruimtelijke en stedenbouwkundige beslissingen. Een vroegtijdige betrekking van de cultuurhistorische waarden bij de planvorming is hierbij essentieel. Hiervoor dienen de cultuurhistorische waarden in kaart te worden gebracht. Hierbij gaat het zowel om monumentale waarden, archeologische waarden als historisch geografische waarden. Een Cultuurhistorische Waardekaart is hiervoor een goed instrument. Door de signalerende functie kan van de kaart tevens een beschermende werking uitgaan. De waarden moeten worden meegenomen bij het maken van bestemmingsplannen en het vaststellen van stedenbouwkundige randvoorwaarden en vormen een onderdeel van het toetsingskader in de bouwvergunningenprocedure. Indien grootschalig geplande ingrepen plaatsvinden, is het wenselijk een voor dat doel geëigend onderzoek te laten plaatsvinden. Dit kan een Cultuurhistorische Effectrapportage (CHER) zijn, of een Beeldkwaliteitplan.
Detail van de cultuurhistorische plankaart bij bestemmingsplan Buitengebied
Nota Monumenten en Archeologie - Gemeente Houten
43
In Houten is in 2002 begonnen met het vervaardigen van een cultuurhistorische plankaart bij het bestemmingsplan ‘Buitengebied’. Op de cultuurhistorische plankaart staan de waardevolle terreinen en objecten aangegeven in het plangebied (ook niet wettelijk beschermde waardevolle elementen zijn aangegeven). Deze lijn zal met nieuwe bestemmingsplannen voortgezet worden. Voor het gehele grondgebied van Houten zal een cultuurhistorische waardekaart opgesteld worden. Ook zal aandacht besteed worden aan historische paden, die in de loop der tijd verdwenen zijn. Monumentenregister en digitalisering Het college van burgemeester en wethouders is bevoegd om vergunning te verlenen inzake de wijzigingen aan (gebouwde) rijksmonumenten, omdat Houten beschikt over een monumentenverordening. Volgens de Monumentenwet (artikel 20 lid 1) is het verplicht voor gemeenten om een openbaar vergunningenregister bij te houden. In dit register moeten de verleende vergunningen aan rijksmonumenten bijgehouden worden. Ook wordt de datum van de vergunning, het nummer van de vergunning, de plaats van het monument waarop de vergunning betrekking heeft en de aard van de werkzaamheden hierin aangetekend. Dit geldt ook voor de archeologische rijksmonumenten. Met de wetgeving op de archeologische monumentenzorg wordt een goede archivering enorm belangrijk. Ook is het van belang in het kader van de ‘Wet Kenbaarheid Publiekrechtelijke Beperkingen Onroerende Zaken’ (Wet KBP), die op 1-1-2007 ingaat. Deze wet zegt dat potentiële kopers van onroerend goed binnen vier dagen antwoord moeten krijgen op mogelijk geldende beperkingen. Als de termijn overschreden wordt (er komt bijvoorbeeld een archeologische beperking naar voren), dan kan de projectontwikkelaar de gemeente aansprakelijk stellen van de geleden schade. Een up-to-date en gemakkelijk te raadplegen archeologisch informatiesysteem op de computer wordt dus steeds belangrijker. Tot op heden kent de gemeente Houten geen dergelijk (digitaal) register. Het wordt tijd deze wettelijke plicht na te komen en een (digitaal) register op te zetten. Idealiter worden ook de gemeentelijke monumenten in dit (digitale) register meegenomen. Ook bij de afhandeling van subsidieverzoeken is een digitaliseringslag noodzakelijk. Door het Rijk wordt momenteel gewerkt aan een geïntegreerd systeem voor alle rijksmonumenten (MONARCH); door archeologische adviesbureaus worden ook diverse systemen ontwikkeld.
Ondergrondse monumentenzorg De gemeente streeft naar een actief en geïntegreerd beleid ten aanzien van archeologische waarden en wil met haar archeologiebeleid aansluiten op het Verdrag van Valletta (Malta 1992). Behoud van archeologische waarden Archeologische vindplaatsen in Nederland staan onder druk. Steeds opnieuw wordt het landschap aangepast aan onze wensen. Bij het grote aantal bodemingrepen dat daarmee gemoeid is, gaat ondanks inspanningen van overheden en archeologen, nog steeds
44 Gekoesterd Erfgoed
archeologische informatie verloren. Wat verloren is gegaan, komt nooit meer terug: het bodemarchief is immers niet regenereerbaar. Uitgangspunt voor de archeologische monumentenzorg in de gemeente Houten is dan ook het streven naar beheer en behoud van de in de bodem aanwezige archeologische waarden, om te voorkomen dat unieke informatie over het verleden van Houten verloren gaat. Hierdoor blijven terreinen bewaard voor latere generaties, die hun eigen vraagstellingen en uitgangspunten hebben en die waarschijnlijk over betere technieken en meer kennis dan wij zullen beschikken. Het archeologisch belang zal als een vanzelfsprekende en gelijkwaardige factor meegenomen worden in de ruimtelijke besluitvormingsprocessen. Hierbij is het streven dat de archeologie zoveel mogelijk wordt ingepast in de ruimtelijke planvorming, bijvoorbeeld door terreinen met archeologische waarden uit te sparen of naar andere alternatieven te zoeken. In Houten-Vinex is deze aanpak van een vroegtijdige betrekking van de archeologie reeds in de praktijk gebracht. Behoud van archeologische waarden in situ kan verder gestimuleerd worden door het stimuleren van archeologievriendelijk bouwen (zowel binnen de gemeente als door projectontwikkelaars en bewoners), planaanpassingen ten gunste van behoud van het archeologisch erfgoed en beheersmaatregelen. Doorslaggevend voor de beheersituatie is het grondgebruik. Een gebruik als grasland of weide is bijvoorbeeld goed en heeft een positieve invloed op de toekomstige toestand van het archeologisch erfgoed. Gebruik als bebouwing is daarentegen weer slecht voor het erfgoed. Ook gewoon agrarisch grondgebruik, zoals ploegen en mestinjecties, kan een aantasting betekenen van de kwaliteit van het archeologisch erfgoed, evenals incidentele aantastingen zoals verlaging van de grondwaterstand en graafwerkzaamheden.
De soorten grondgebruik en de invloed daarvan op archeologische monumenten (uit: Archeologiebalans 2002)
Nota Monumenten en Archeologie - Gemeente Houten
45
Bescherming van archeologische waarden Met enthousiasme zijn positieve resultaten te bereiken voor wat betreft de omgang met archeologie. Toch is het ook nodig middels een goed instrumentarium de doelstellingen op het gebied van de archeologische monumentenzorg te realiseren. Er zijn verschillende mogelijkheden voor het beschermen van archeologische waarden: A. Wettelijke bescherming via de Monumentenwet B. Planologische bescherming middels het bestemmingsplan en de daaraan gekoppelde aanlegvergunningen C. Juridische bescherming via de (gemeentelijke) monumenten/ archeologieverordening D. Fysieke bescherming door inrichtingsmaatregelen en beheer Ad A. Monumentenwet. Houten kent op dit moment 18 archeologische rijksmonumenten. Voor bodemverstorende werkzaamheden op terreinen met rijksmonumentenstatus is een vergunning nodig in het kader van de Monumentenwet. Deze wordt afgegeven door de ROB (na advies van de gemeente; zie ook Bijlage III). Ad B. Planologische bescherming. De archeologie zal in de toekomst steviger dan ooit in de ruimtelijke ordening ingebed worden. Het bestemmingsplan (met aanlegvergunning) zal het belangrijkste instrument voor het behoud van archeologisch erfgoed worden. Aan de aanlegvergunning kunnen voorschriften verbonden worden ten aanzien van: het verplicht stellen van het treffen van technische maatregelen, waardoor monumenten in de bodem kunnen worden behouden; de verplichting tot het doen van opgravingen; of de verplichting om de activiteit die tot bodemverstoring leidt te laten begeleiden door een deskundige op het gebied van de archeologische monumentenzorg. Ook kan volgens de nieuwe wet op de archeologische monumentenzorg in het bestemmingsplan worden bepaald dat de aanvrager van een (aanleg)vergunning een rapport dient te overleggen waarin de archeologische waarde van het te verstoren terrein in voldoende mate is vastgesteld. Dit kan qua procedure vergeleken worden met die ten aanzien van bijvoorbeeld milieutechnisch bodemonderzoek. Ook ten aanzien van bouwvergunningen kunnen in het bestemmingsplan archeologische voorschriften worden opgenomen. De provincie krijgt twee jaar de tijd om attentiegebieden aan te wijzen. Deze attentiegebieden bestaan uit gebieden met aangetoonde archeologische waarden. Gemeenten moeten deze gebieden opnemen in hun bestemmingsplannen op het moment dat deze nieuw gemaakt of herzien worden (bestemmingsplannen moeten elke tien jaar worden herzien). Het kan ook zijn dat Provinciale Staten een termijn stelt waarbinnen de gebieden beschermd moeten zijn. Het is mogelijk om een zogenaamd ‘paraplubestemmingsplan’ te maken, waarmee de archeologische waarden in de hele gemeente in één keer bescherming krijgen. In de bestemmingsplannen van Houten wordt al rekening gehouden met archeologische waarden. Aan terreinen met een (zeer) hoge archeologische waarde wordt een 17 aanlegvergunning gekoppeld in het bestemmingsplan. Bij archeologische 17
De aanlegvergunning bij terreinen van zeer hoge en hoge archeologische waarde is in Houten met het bestemmingsplan Buitengebied geïntroduceerd. De provinciaal archeoloog adviseert bij aanlegvergunningen. Dit betekent dat voorwaarden gekoppeld kunnen worden aan schadelijke/ bedreigende werkzaamheden (zoals graafwerk dieper dan 50 cm onder het maaiveld). In een Zie volgende pagina.
46 Gekoesterd Erfgoed
rijksmonumenten is dit niet nodig, aangezien deze al een eigen procedure kennen in het kader van de Monumentenwet. Aan de terreinen van archeologische waarde en archeologische betekenis wordt in Houten op dit moment geen aanlegvergunningplicht opgelegd. Het wetsvoorstel vraagt (hoogstwaarschijnlijk) van gemeenten om in de voorbereidingsfase van een nieuw bestemmingsplan inventariserend archeologisch onderzoek te laten uitvoeren en aan te geven welke conclusies de gemeente daaraan verbindt. Onbekend is (nog) hoe globaal deze inventarisatie kan zijn. Met name in niet-ontwikkelingsgerichte gebieden ligt het voor de hand pas in te zoemen op de aanwezige waarden op het moment dat vanwege concrete projecten bouw- en aanlegvergunningen worden aangevraagd. Het is wel raadzaam gelden te reserveren voor (de voorfinanciering van) de uitvoering van dit 18 archeologisch vooronderzoek . In het geval van een vrijstellingsprocedure kunnen eveneens eisen ten aanzien van 19 archeologie gesteld worden . Door de provincie wordt getoetst op de omgang met archeologische waarden.
Opgraving van een hondenskelet op terrein 21, vermoedelijk uit de late IJzertijd
Ad C. Monumenten/ archeologieverordening. Alhoewel de gemeente Houten al jaren een Monumentenverordening kent, zijn hierin (nog) geen zaken ten aanzien van archeologie geregeld. Aan de monumentenverordening moet dan ook een archeologieparagraaf toegevoegd worden, waarin beleidsregels en uitvoeringsinstrumenten voor de uitvoering van het gemeentelijk archeologisch monumentenzorgbeleid zijn vastgelegd. De verordening wordt door de gemeenteraad vastgesteld en kan op regelmatige basis worden herzien. Zodra de exacte inhoud van de nieuwe wetgeving op de archeologische monumentenzorg dergelijke voorwaarde kan de verplichting tot het (laten) uitvoeren van noodzakelijk archeologisch (voor)onderzoek worden geregeld. Aandachtspunt is het feit dat de aanlegvergunning alleen voor nietbouwwerken kan worden aangevraagd. Nagestreefd wordt terreinen met archeologische waarden zoveel mogelijk een niet-strijdige bestemming te geven in het bestemmingsplan. 18 Het is mogelijk voor gemeenten om gronden ‘archeologievrij’ op te leveren. Het wetsvoorstel biedt de basis om de opgravingkosten dan te verhalen op belanghebbenden. 19 Op dit moment is de wijziging van de wet WRO in procedure. Zoals het ernaar uit ziet komt de artikel 19 lid 1 te vervallen. In plaats hiervan zal een klein bestemmingsplannetje gemaakt moeten worden (een postzegelplan). Ook hieraan kunnen archeologische voorwaarden gesteld worden.
Nota Monumenten en Archeologie - Gemeente Houten
47
bekend is, kunnen de beleidsregels ten aanzien hiervan nader uitgewerkt worden en vertaald in de verordening. De verordening voorziet in het aanwijzen en beschermen van gemeentelijke archeologische monumenten (met voorbescherming). Zo hoeven nieuw ontdekte waarden (die geen rijksmonument worden) niet jaren te wachten op een nieuw bestemmingsplan. De gemeente is namelijk straks niet alleen verantwoordelijk voor de archeologisch bekende gebieden (samen met de hogere overheden), maar ook voor de ongekende archeologische waarden. De omgang met ongekende waarden zal uitgewerkt worden in de verordening (in welke gevallen gelden archeologische verplichtingen?). De relatie tussen archeologie en bouwvergunningen komt eveneens in de verordening aan de orde. Bij de verordening hoort een gebiedenkaart, waarin de verschillende regimes zijn aangegeven. Deze kaart wordt bij voorkeur afgeleid van een archeologische verwachtingskaart voor het grondgebied van de gemeente. In deze kaart wordt op basis van 20 wetenschappelijke onderzoek de verwachting voor het grondgebied aangegeven . De Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden wordt vaak voor dit doel gebruikt, maar is door zijn schaal ongeschikt voor beleidsmatige toepassing op gemeentelijk niveau. Door een verfijning op de schaal van Houten toe te passen, zal naar verwachting het oppervlak van het gebied met hoge trefkans (op dit moment ruim de helft van het grondgebied van Houten) afnemen. Een verwachtingskaart dient ter ondersteuning van het gemeentelijk archeologiebeleid en is de basis voor het opleggen van een onderzoeksplicht aan initiatiefnemers tot bodemverstoring. De gemeente krijgt in het nieuwe archeologische bestel de verantwoordelijkheid voor het selecteren van archeologische waarden (met uitzondering van rijksmonumenten). In situaties waarbij monumenten of archeologische vindplaatsen bedreigd worden met vernietiging, is bij een verantwoorde selectie hiervan onderzoek en documentatie noodzakelijk. Aangezien Houten een grote dichtheid van behoudenswaardige archeologische vindplaatsen heeft, zal het niet altijd mogelijk zijn de doelstelling van behoud ter plaatse door inpassing te realiseren. Het voeren van een consequent en transparant gemeentelijk beleid zal, gezien de soms grote financiële consequenties voor betrokkenen, steeds belangrijker worden. Op basis van diverse criteria, zoals bijzonderheid van het gebied, kwetsbaarheid van het gebied (hoe diep liggen de archeologische lagen), en de aard van de ingreep (in hoeverre wordt het bodemarchief verstoord), wordt beoordeeld in hoeverre voorschriften worden verbonden aan de ingreep (bijvoorbeeld fysieke bescherming, archeologische begeleiding of opgraven). De veroorzaker verantwoordelijk De financiering van de kosten die de uitvoering van het archeologiebeleid met zich meebrengt, zal voor een groot deel plaatsvinden door het hanteren van het veroorzakerbetaalt principe conform het Verdrag van Valletta. 20
In de diverse archeologische perioden (b.v Prehistorie, Romeinse Tijd, Middeleeuwen) en bij verschillende culturen (b.v. jagerscultuur, boerencultuur, stadscultuur) verschilt het landgebruik en dus de verwachting om de archeologische restanten daarvan aan te treffen. Het verwachtingsmodel bestaat om die reden uit diverse modellen die toegespitst zijn op de culturen en perioden die in het onderzoeksgebied relevant zijn. Elk van deze modellen levert een verwachting op in de vorm van een
Zie volgende pagina.
48 Gekoesterd Erfgoed
In Houten-Vinex wordt al geanticipeerd op de wetgeving van Malta. De projectontwikkelaars betalen als verstoorders voor het archeologisch onderzoek, dat plaats moet vinden. Grote projecten (tracéwet projecten; MER-plichtige projecten en ontgrondingsprojecten) kennen reeds archeologische verplichtingen. Bij deze projecten kunnen de kosten voor archeologisch (voor)onderzoek meegenomen worden in de exploitatieopzet. Er ligt echter een probleem bij de kleinere projecten, waarbij sprake kan zijn van een onredelijke belasting van de particuliere ondernemer. Door de (kwaliteits)eisen die sinds de invoering van de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie gesteld worden aan de opgraver, opgraving en rapportages is er inmiddels sprake van aanzienlijke kosten. Voor activiteiten op het gebied van de archeologische monumentenzorg stelt het Rijk over 21 het algemeen geen financiële middelen aan gemeenten ter beschikking . Wel kunnen 22 gemeenten in incidentele gevallen aan het Rijk een bijdrage vragen bij toevalsvondsen . Waarschijnlijk kunnen particulieren straks volgens de nieuwe wet een verzoek tot schadevergoeding indienen bij B&W als zij schade lijden die niet redelijkerwijs aan hen ten laste zou moeten komen. Volgens de nieuwe wet komt de vergunningverlenende instantie (gemeente of provincie) dan in beeld om deze kosten te mitigeren. Als ook daarna sprake blijft van extreme kosten dient de gemeente in aanmerking te komen voor een rijksbijdrage. Hoe dit precies vorm gaat krijgen is nog onduidelijk. Het is om deze redenen verstandig om te onderzoeken wanneer het vanuit algemeen belang noodzakelijk kan zijn vanuit de gemeente een bijdrage aan de kosten van archeologisch onderzoek te leveren. Het gaat er in het Verdrag van Malta om een prikkel te geven om zoveel mogelijk archeologisch erfgoed te behouden. Met andere woorden: het is de bedoeling van de wetgever om bouwen op locaties met veel erfgoed te ontmoedigen. Hierom is het niet verstandig een regeling te introduceren waarbij van een (financieel) plafond wordt uitgegaan. Voorgesteld wordt om beleid uit te werken waarbij een ondergrens vastgesteld wordt (van bebouwd grondoppervlak en/ of bouwvolume), waarboven een archeologische plicht geldt. Dit betekent dat kleine ingrepen, die relatief weinig schade aan het erfgoed berokkenen, buiten schot blijven (N.B. bij rijksmonumenten gelden eigen procedures). Eén en ander zal verder uitgewerkt worden in de archeologieverordening. Hierin zal ook een zachtheidclausule moeten worden opgenomen voor het geval dat alle normen van redelijkheid en billijkheid te boven worden gegaan (dan is de staat verantwoordelijk). Bij gemeentelijke gebouwde monumenten hebben we een subsidieregeling, waarmee eigenaren een tegemoetkoming krijgen voor de extra kosten die gemoeid zijn met het in goede staat houden van het monument. Overwogen kan worden een dergelijke regeling voor archeologische terreinen in het leven te roepen, waarbij ook bijvoorbeeld beheersmaatregelen en kosten ten behoeve van planaanpassingen en archeologievriendelijke bedrijfsvoering gesubsidieerd kunnen worden. periodekaart. De periodekaarten worden geïntegreerd in een samenvattende verwachtingskaart. Bron: ArcheoLogic. 21 Wel is er een bedrag van de begroting van OC&W beschikbaar ter toevoeging aan het Gemeentefonds en het Provinciefonds. Over de precieze toedeling hiervan wordt nog gesproken. 22 Dit dient bij de staatssecretaris, Directoraat Cultureel Erfgoed, te gebeuren. Het geldt alleen bij opgravingen (niet voor kosten t.a.v. planaanpassingen). Deze bijdrage kan alleen door gemeenten aangevraagd worden en geldt alleen bij toevalsvondsten bij voorbeeldige planningstrajecten (het gaat om overmacht) en projecten van nationaal belang. Het gaat puur om kosten die niet te voorzien waren.
Nota Monumenten en Archeologie - Gemeente Houten
49
De kosten voor archeologie kunnen deels gevoed worden uit het instellen van een archeologieleges. Samenwerking in de regio Het Kromme Rijngebied vormt met een deel van de Heuvelrug een aaneengesloten “archeologisch waardevol gebied”. Dit gebied kenmerkt zich door een continue bewoningsgeschiedenis van IJzertijd, Romeinse Tijd en Middeleeuwen; en door de aanwezigheid van veel kasteelterreinen. Verder is het gebied ook aangemerkt als “Belvedere-gebied” en in beleidsmatige zin versterkt dat de eenheid van de gemeenten in het stroomgebied van de Kromme Rijn. Er is daarom veel voor te zeggen om het gebied ook als een eenheid te gaan beheren. Een goede mogelijkheid zou hiervoor de oprichting van een Regionaal Archeologisch Bureau (RAB) voor het Kromme Rijn gebied zijn. Een RAB is de thuisbasis van de (senior) archeoloog die voor de regio is aangesteld door de terzake samenwerkende gemeenten. De extra taken die op de gemeente afkomen door de nieuwe wetgeving kunnen op deze wijze gezamenlijk aangepakt worden. Overleg hierover dient gevoerd te worden met de buurgemeenten. Het voordeel is dat samenwerking geld kan besparen, doordat het ontwikkelen van beleidsplannen en verordeningen een gedeelde taak wordt. Ook een groot voordeel is dat de resultaten van verschillende opgravingen en onderzoeken samen tot een synthese verbonden kunnen worden. Dit wordt van steeds groter belang. Met de opkomst van commerciële archeologische bedrijven, dreigt de archeologische kennis namelijk steeds meer versnipperd te raken. Het RAB voert zelf geen archeologisch onderzoek uit. Voor alle uitvoerende taken moet de vergunningvrager zelf een geschikt bedrijf contracteren. Het is daarom ook een optie met een aantal gemeenten samen een regionaal archeoloog aan te stellen en samen een opgravingsbevoegdheid aan te vragen. Slechts 32 gemeenten van de ruim 500 Nederlandse gemeenten hebben een conventionele opgravingsvergunning. Het hebben van een depot waar bodemvondsten bewaard moeten worden is één van de voorwaarden voor het verkrijgen van een opgravingsbevoegdheid. Verder moet een gemeente (of samenwerkende gemeenten) beschikken over tenminste twee formatieplaatsen, adequate middelen en voorzieningen om het archeologisch onderzoek uit te kunnen voeren en een toereikend budget. Ook is het hebben van een beleidsplan archeologische monumentenzorg een vereiste. Voor de meeste gemeenten zijn de vergunningvoorwaarden te zwaar. Het voordeel van een eigen opgravingsbevoegdheid is de mogelijkheid tot een slagvaardiger beleid. Ten aanzien van de inzet en begeleiding van lokale amateurs en vrijwilligers biedt een eigen regionale archeologische dienst grote voordelen (de lokale werkgroepen kunnen dan onder ‘eigen’ opgravingsbevoegdheid werken en beter ingezet worden dan nu het geval is – zie ook onder kopje ”amateurs”). Aangezien het archeologisch onderzoek in Houten- Vinex al voor een groot deel is afgerond, is waarschijnlijk het oprichten van een eigen archeologische dienst wat ‘zwaar’ en kan in eerste instantie beter ingezet worden op een archeologisch bureau. Behalve samenwerking met gemeenten in het Kromme Rijngebied behoort ook samenwerking met andere nabij gelegen gemeenten, zoals IJsselstein en Nieuwegein, tot de mogelijkheden. Tenslotte zou ook onderzocht moeten worden in hoeverre samenwerking met de Gemeente Utrecht mogelijk is. Utrecht beschikt over een eigen archeologische dienst.
50 Gekoesterd Erfgoed
Archeologie als inspiratiebron Zorgvuldig omgaan met het archeologisch erfgoed betekent niet dat er niets mee gedaan mag worden. Integendeel, het is juist de bedoeling dat archeologische en cultuurhistorische waarden bijdragen aan de inrichting en daarmee aan de kwaliteit van de leefomgeving! Voor velen heeft de kwaliteit van de leefomgeving iets te maken met historische wortels, vaak in de vorm van ankerpunten waar een verhaal over valt te vertellen. En met name in nieuwe wijken vormt archeologie de mogelijkheid om iets toe te voegen aan de identiteit en eigenheid van de plek. Bijna letterlijk gaat het om het “verdiepen” van onze kennis van de lokale geschiedenis en cultuurhistorie.
In de Burgemeester Wallerweg is een Romeinse villa gevisualiseerd in de bestrating
Dat er iets bijzonders in de grond zit, kan op verschillende manieren in de architectuur, 23 beplanting of ruimtelijke uitleg terugkomen. Ontwerpers kunnen zich laten inspireren door de aanwezige waarden. Richting projectontwikkelaars, aannemers en ontwerpbureaus wil de gemeente een stimuleringsbeleid voeren. De gemeente Houten zelf is met het Toeristisch Recreatief Archeologisch Project (TRAP) actief bezig met het visualiseren van de archeologie en cultuurhistorie. Het gaat er om dat het archeologisch verhaal een plaats 23
· · · · · ·
Er zijn verschillende strategieën voor het visualiseren van archeologische vindplaatsen: Reconstrueren: verdwenen landschap- en bewoningselementen (grafheuvel, waterloop) opnieuw aanbrengen; Transformeren: een oude structuur omvormen tot een gelijkvormig element, maar nu met een nieuwe functie (nieuw fietspad volgt oude waterloop); Juxtaponeren: de oude structuur respecteren en het nieuwe er, als het ware, omheen breien zodat het oude extra accent krijgt; Ensceneren: door vormgeving de sfeer van de verdwenen omgeving oproepen; Citeren: een verdwenen structuur niet op de oorspronkelijke plaats, maar ergens anders reconstrueren; Accentueren: door middel van vormgeving het element beter tot zijn recht laten komen.
Nota Monumenten en Archeologie - Gemeente Houten
51
weet te veroveren in de belevingswereld van de inwoners van Houten. Door de cultuurhistorisch waardevolle locaties zichtbaar en beleefbaar te maken, wordt het draagvlak onder de locale bevolking aanzienlijk vergroot. Het gaat er hierbij om aan bewoners van Houten informatie te bieden om het verleden van de eigen leefomgeving beter te beleven en te begrijpen. Langs de in september 2002 opengestelde cultuurhistorische fietsroute zullen 17 (bronzen) kunstwerken verrijzen, die verwijzen naar hetgeen zich in (of op) de bodem bevindt. Ook is het streven een 5-tal grotere herinrichtingprojecten te realiseren ter stimulering van het gebruik van de archeologie als inspiratiebron voor de ruimtelijke inrichting. Een dergelijke aanpak sluit ook goed aan bij het Belvedere beleid van het rijk. 24 De wens bestaat om voor een aantal locaties (non-destructieve) weerstandsmetingen te laten uitvoeren, zodat meer zicht ontstaat op aanwezige funderingsresten in de grond. Dit geldt bijvoorbeeld voor voormalig kasteel ’t Goy. Amateur archeologen Volgens de Monumentenwet is het verboden om opgravingen te doen zonder schriftelijke vergunning van onze minister. Dit geldt voor heel Nederland, en niet alleen voor de archeologische terreinen met beschermde status. In de praktijk betekent dit dat alleen gekwalificeerde instellingen of gemeenten met opgravingsbevoegdheid archeologisch onderzoek mogen doen. De archeologische werkgroep heeft, evenals als de gemeente Houten, geen eigen opgravingsbevoegdheid. In het verleden werkte de archeologische werkgroep via de assistent provinciaal archeoloog onder de opgravingsbevoegdheid van de ROB. Sinds deze persoon volledig in dienst is getreden van de provincie, kan geen gebruik meer worden gemaakt van deze opgravingsbevoegdheid (de provincie heeft geen bevoegdheid in deze). Door de liberalisering van de opgravingsmarkt, de instelling van het RIA (Rijks Inspectie Archeologie), en de veranderde positie van de ROB, hebben de amateurs een andere positie gekregen en worden ze strenger benaderd dan voorheen. Er zijn echter nog wel situaties waarin amateurs kunnen opgraven. Het opgraven onder verantwoordelijkheid van een bevoegde instantie (bijvoorbeeld gemeentelijk archeoloog of bedrijf) is zonder meer mogelijk. Ook zijn er mogelijkheden voor de werkgroep om in bepaalde gevallen onder de opgravingsbevoegdheid van de ROB te werken. Dit geldt in geval van een negatief selectieadvies van Provincie of ROB; in het geval van toevalsvondsten waarvoor geen andere oplossing meer voorhanden is; en in Houten Vinex. Hierbij geldt wel dat amateurs voorafgaand aan de werkzaamheden toestemming moeten vragen aan de ROB om onder diens opgravingsbevoegdheid te mogen werken. Uiteraard kunnen de amateurs een belangrijke rol blijven vervullen in het in de gaten houden van monumenten en het doen van vondstmeldingen.
24
Bij een weerstandsmeting wordt de elektrische weerstand van de bodem gemeten. Hierbij gaat het om het vaststellen van een verschil in weerstand tussen de archeologische verschijnselen en het omringende bodemmateriaal. Structuren zoals muren, sloten en grachten zijn goed te herkennen.
52 Gekoesterd Erfgoed
De archeologische werkgroep in actie
De gemeente wil in ieder geval stimuleren dat amateur-archeologen aan archeologisch onderzoek kunnen deelnemen onder de voorwaarden die daaraan in de Monumentenwet gesteld worden. Het gaat er hierbij om te bevorderen dat amateur-archeologen kunnen participeren in professionele onderzoeken zonder dat dit leidt tot kwaliteitsverlies of concurrentievervalsing. Bij het verstrekken van opdrachten aan archeologische bedrijven moet aandacht voor samenwerking met amateurs komen. Ook wil de gemeente stimuleren dat de resultaten van het onderzoek, dat uitgevoerd wordt door de amateurs, beslag vindt in rapportages. Verder wil de gemeente helpen met zoeken naar een vaste werkruimte voor de archeologische werkgroep Leen de Keijzer, waar tevens archeologische vondsten en archiefmateriaal een vaste plaats kunnen krijgen. De werkgroep heeft de laatste jaren noodgedwongen al verschillende malen moeten verhuizen. Het streven is een vast onderkomen te vinden. Bovengrondse Monumentenzorg Centraal bij monumentenzorg en cultuurhistorie staat het zorgen voor het behoud van architectuur- en cultuurhistorische waardevolle objecten en structuren, op zodanige manier dat zij zowel een functie blijven vervullen als een positieve bijdrage leveren aan de kwaliteit van de leefomgeving. Een beleid dat gericht is op actieve aansporing tot onderhoud, herstel en herbestemming van waardevolle objecten en complexen draagt in sterke mate bij aan de genoemde instandhouding. Beleidsmatig wordt het accent gelegd op een gebiedsgerichte benadering, op vroegtijdige inbreng in ruimtelijke plannen en op cultuurhistorie als inspiratiebron voor nieuwe ontwikkelingen. Actualisatie gemeentelijke monumentenlijst In 1996 is bij de herijking van het monumentenbeleid het besluit genomen de gemeentelijke monumentenlijst terug te brengen van 308 naar 194 objecten. Sinds 1996 zijn adressen veranderd, een aantal panden is (helaas) verdwenen, een aantal gemeentelijke monumenten is rijksmonument geworden, en van enkele panden is de procedure nog niet
Nota Monumenten en Archeologie - Gemeente Houten
53
geheel afgerond. Aangezien een duidelijke monumentenlijst (met daarbij ook actuele beschrijvingen en foto’s) de basis vormt van het gemeentelijk monumentenbeleid heeft het actualiseren van de monumentenlijst een hoge prioriteit. Voor rijksmonumenten loopt het project Actualisering Monumentenregister (bij de Rijksdienst voor de Monumentenzorg). Met het actualiseren van de gemeentelijke monumentenlijst is, gezien de hoge prioriteit, in 2003 een start gemaakt. Deze actualisatie heeft een administratief karakter. De beschrijvingen en foto’s, waarmee gewerkt wordt in de dagelijkse praktijk, dateren uit 1986. Ook hier ligt een noodzaak tot actualisering. Hierbij is het ook van belang dat aandacht gegeven wordt aan de interieurs van de beschermde monumenten en aan objecten uit de periode van de Wederopbouw. Aanwijzing beschermd gezicht Honswijk De bescherming van cultuurhistorisch waardevolle gebieden is mogelijk via de aanwijzing tot beschermd stads- of dorpsgezicht. In een beschermd gezicht worden de cultuurhistorische en stedenbouwkundige waarden beschermd; de bebouwing zelf is, met uitzondering van de individuele monumenten, niet beschermd. Bij bouwplannen dient rekening te worden gehouden met de maat, schaal en structuur van zo’n gebied. Het beschermde gezicht wordt geëffectueerd in een bestemmingsplan met een conserverend karakter. Houten kent nog geen beschermde gezichten. Aanwijzing tot beschermd (dorps)gezicht heeft als voordeel dat het gebied een bepaalde status krijgt, waardoor de aandacht en de waardering voor de bijzondere kwaliteit van dat gebied zal toenemen. Het mag zeker niet leiden tot een bevriezing van stedenbouwkundige ontwikkelingen in het gebied; het gaat om het scheppen van randvoorwaarden om de ontwikkelingen te beheersen en te begeleiden met als toetsingskader de historische kwaliteit. Fort Honswijk en omgeving is in 1997 al genomineerd als van rijkswege beschermd dorpsgezicht. In 1999 heeft het College besloten om de hiervoor benodigde bestuurlijke belangenafweging in gang te zetten. De gemeente moet het verdere traject van overleg en hoorzittingen met burgers opnemen, om uiteindelijk tot daadwerkelijke aanwijzing door het Rijk te kunnen overgaan. Aangezien het gebied één van de gaafste onderdelen van de Nieuwe Hollandse Waterlinie is, willen we de consequenties van het invoeren van een beschermd gezicht in kaart te brengen en het aanwijzingstraject starten. Voor het gebied tussen het Amsterdam Rijnkanaal, de Lek en het Lekkanaal (het eiland van Schalkwijk) is in opdracht van Bestuur Regio Utrecht een ontwikkelingsgerichte visie ontwikkeld. In de visie ‘Waterlinielandschap langs de Lek’ wordt het belang van de forten en de karakteristieke openheid eromheen onderschreven en wordt aanbevolen de bestaande kwaliteiten middels de aanwijzing tot beschermd gezicht te behouden.
54 Gekoesterd Erfgoed
Gedekte gemeenschapsweg, onderdeel van de Nieuwe Hollandse Waterlinie
Herziening gemeentelijk subsidiestelsel In 1990 is in Houten gestart met het toekennen van restauratiesubsidies ten behoeve van gemeentelijke monumenten. Deze regeling is cruciaal voor het instandhouden van de Houtense monumenten. De onderhoudskosten zijn bij monumenten hoger dan bij “nietmonumenten” en de subsidies geven de monumenteigenaar net dat beetje extra steun en stimulans voor het kunnen plegen van regelmatig onderhoud of voor een grote restauratie. Wel is sinds het implementeren van de nota Herijking gemeentelijk monumentenbeleid (1996) een aantal knelpunten ontstaan. Zo zijn de gevraagde subsidie en het budget niet in evenwicht en is de benutting van de middelen niet optimaal. De nu bekende verzoeken overtreffen het beschikbare budget vele malen. In een aparte beleidsnotitie is aandacht besteed aan de genoemde problematiek en zijn voorstellen gedaan ter verbetering van de huidige situatie. De notitie is tegelijk met de nota ‘Gekoesterd Erfgoed’ vastgesteld in de raad. De Subsidieverordening gemeentelijke monumenten is hierbij ook herzien.
Oude deuromlijsting (1635, Oud Wulven), nu te zien aan Kant 2
Nota Monumenten en Archeologie - Gemeente Houten
55
Monumenten Cultuurfonds Utrecht Het Prins Bernhardfonds en het Nationaal Restauratiefonds hebben het initiatief genomen om Utrechts Monumenten Cultuurfonds op te richten. Doel hiervan is om laagrentende leningen te verstrekken ten behoeve van restauraties van gemeentelijke monumenten (op dit moment bestaat een dergelijke voorziening alleen voor rijksmonumenten). Voordeel voor de subsidiegever is, dat er geen geld eenmalig wordt uitgegeven, maar dat het geld geleidelijk weer terugkomt en telkens opnieuw gebruikt kan worden. Donaties vanuit verschillende partijen (bedrijfsleven, particuliere fondsen en overheden) worden tot een bedrag van maximaal € 5 miljoen verdubbeld door het Prins Bernhardfonds en het Nationaal Restauratiefonds. In de loop van 2004 kan een beroep hierop worden gedaan. Op de gemeenten is beroep gedaan de actie te ondersteunen. Gemeenten die bijdragen aan het fonds krijgen een voorkeursrecht (eenmalig twee maal de inleg). Houten heeft ervoor gekozen hiervan gebruik te maken en deel te nemen aan het fonds met een eenmalige inleg van € 100.000,-. Hiermee willen we de wachtlijst, die momenteel bestaat ten aanzien van uitkering van restauratiesubsidies, terugdringen en de trekkingsrechten gebruiken ter overbrugging van de periode totdat de aanvrager de bijdrage uit het gemeentelijk subsidiebudget ontvangt. Eigenaren van gemeentelijke monumenten kunnen dan direct aan de slag, zodat er geen sprake is van toenemende restauratiekosten door verslechtering van het monument. Monumentenwacht Monumenten kunnen beter goed onderhouden worden, dan dat ze, na jaren te zijn verwaarloosd, ingrijpend moeten worden gerestaureerd. Deze manier van werken is uiteindelijk goedkoper en verhoogt bovendien het aanzien van de monumentale objecten. Het rijk heeft deze problematiek onderkend en een regeling ingesteld waarbij grote delen van het onderhoud van rijksmonumenten in particulier eigendom voor fiscale aftrek in aanmerking komen. Eigenaren van beschermde gemeentelijke monumenten hebben deze fiscale faciliteit niet. Het stimuleren van het lidmaatschap van de Monumentenwacht is een manier om goed onderhoud te stimuleren en om opkomende gebreken tijdig op te sporen. De monumentenwacht is een stichting met als doel het voorkomen van het verval van historisch belangrijke objecten. Eigenaren van monumenten (maar ook gemeenten) kunnen lid worden van deze stichting. Om het jaar wordt dan het gehele pand geïnspecteerd door twee monumentenwachters. Zij stellen een inspectierapport op voor de eigenaar, waarin van elk onderdeel de bouwkundige toestand staat aangegeven. Daarnaast wordt advies gegeven omtrent het onderhoud en kan de monumentenwacht helpen bij het opstellen van een meerjaren onderhoudsplan. Het abonnementsgeld per te inspecteren object bedraagt € 45,per jaar (prijspeil 1 januari 2003), en de geschatte kosten per inspectie bedragen € 220,- (voor woonhuizen). In verschillende gemeenten (zoals Utrecht en Maarssen) betaalt men het lidmaatschap van de Monumentenwacht gedurende drie jaar (en zijn de inspectiekosten subsidiabel). Op deze wijze helpt de gemeente eigenaren een eerste stap te zetten en enkele jaren inzicht te geven in de voordelen van periodieke inspectie. Voorgesteld wordt om in Houten gedurende twee jaar op vrijwillige basis een abonnement op de Monumentenwacht aan te bieden aan de eigenaren van gemeentelijke monumenten. Dit kost maximaal ca. € 16.600. Voorkomen moet worden dat er een sluimerende open einde regeling ontstaat.
56 Gekoesterd Erfgoed
Aandacht voor de historische boerderij Boerderijen vormen een essentieel onderdeel van het landschap. De kwaliteit van de leefomgeving in het buitengebied wordt in belangrijke mate bepaald door de historische boerderij met bijbehorend erf. Door de toenemende druk op de landbouw neemt het aantal boerenbedrijven echter snel af en deze ontwikkeling is nog niet ten einde. Steeds meer boerderijen komen leeg te staan, en het blijkt dat de monumentenbescherming voor de boerderij en zijn omgeving veelal te kort schiet (slechts 7% van de boerderijen in Nederland heeft de status van rijksmonument en karakteristieke bijgebouwen zijn meestal onbeschermd). In Houten is gelukkig relatief veel van de agrarische bebouwing behouden, mede dankzij het subsidiestelsel en de gemeentelijke monumentenlijst waarop veel bijgebouwen en andere typerende elementen zijn opgenomen. Ook hier hebben we echter te maken met ontwikkelingen binnen het boerenbedrijf. Een ontwikkelingsgerichte benadering ligt in de herbestemming van de historische boerderij. Het wonen of werken in een vrijgekomen historische boerderij geeft mogelijkheden voor het behoud van de historische boerderij en economische impulsen voor het platteland. Een volledige woonbestemming geeft de minste aantasting van boerderij en erf. Goede voorlichting is hierbij echter nodig, zodat de boerderijen een passende erfinrichting krijgen. Als woningsplitsing en/of wijziging van het gebruik binnen boerderijen bijdraagt aan behoud van waardevolle (bij)gebouwen, en de cultuurhistorische en belevingswaarde van het landschap, dient dit positief benaderd te worden. Zo zijn voor de woonboerderijen (gemeentelijke monumenten) aan de Houtense Wetering speciaal beleidsuitgangspunten geformuleerd, waarin splitsing mogelijk gemaakt wordt. Uiteraard zal altijd wel een afweging plaats moeten vinden ten aanzien van (aantasting van) het uiterlijk van de boerderij. In bestemmingsplannen en welstandbeleid moet zorg gedragen worden voor de historische kwaliteit van agrarische bebouwing (en directe omgeving) en dient de bepaling van de cultuurhistorische waarde van de boerderij in de belangenafweging een vaste plek te krijgen.
Boerderij aan Smalspoor 5 (was Beusichemseweg 11) tijdens de restauratie enkele jaren geleden. Het is een van oorsprong zeventiende eeuwse langhuisboerderij.
Nota Monumenten en Archeologie - Gemeente Houten
57
Historisch groen De omgeving bepaalt voor een groot deel de beleving van een monument. Groen en met name bomen zijn een belangrijk onderdeel hiervan. Bij monumenten zijn veelal oudere bomen te vinden, die het karakter van de monumenten versterken. Vaak werden bomen geplant om functionele redenen, te denken valt aan de leilinden die als zonwering voor huizen dienden. Behoud van dit historisch waardevol en beeldbepalend groen is zeer wenselijk. Op de gemeentelijke monumentenlijst zijn om deze reden verschillende leilinden en andere historische bomen opgenomen. Vanuit afdeling Openbare Werken worden ook diverse bomen (zie index “Bomen bijzondere Waarde”, P. Rakké) beschermd middels de kapverordening (APV art. 155-161, ‘het bewaren van houtopstanden’). Het is van belang dat er goede afstemming plaats vindt tussen beide beleidsvelden en een koppeling gerealiseerd wordt tussen het bomenbestand en de gemeentelijke monumentenlijst en cultuurhistorische waardekaart. Aanpassing monumentenverordening (o.a. ten aanzien van de Monumentencommissie) De monumentencommissie van Houten functioneert goed. De monumentencommissie opereert los van de Welstandcommissie, die op provinciaal niveau adviseert (Provinciale Utrechtse Welstands Commissie, PUWC). De adviezen van beide commissies sluiten over het algemeen goed op elkaar aan. Gezien de waarde die aan plaatselijke historische kennis en binding aan de Houtense gemeenschap toegekend kan worden, zal de monumentencommissie in deze vorm blijven bestaan. Versterking van de archeologische deskundigheid binnen de commissie is wenselijk, gezien de toenemende gemeentelijke verantwoordelijkheid ten aanzien van archeologie en het feit dat de monumentencommissie ook over archeologische zaken adviseert. Aangezien de tekst over de monumentencommissie in de huidige monumentenverordening minimaal is, wordt geadviseerd de tekst uit te breiden met een passage over de bevoegdheden en deskundigheid van de leden en lengte van de zittingstermijn. Ook zal hierin geregeld moeten worden dat enkele leden van de commissie een mandaat krijgen bepaalde aanvragen zelf af te handelen. De lichte bouwvergunningen dienen namelijk binnen 6 weken afgehandeld te worden, en vooral in de zomer ontstaat hierbij een knelpunt met de vergaderfrequentie van de commissie (9 maal per jaar). Andere onderwerpen die in de nieuwe monumentenverordening aan de orde moeten komen zijn: het opnemen van de mogelijkheid tot voorbescherming van objecten en terreinen (dit is wel wettelijk geregeld bij rijksmonumenten, maar niet bij gemeentelijke monumenten); en de mogelijkheid tot aanwijzen van gemeentelijke beschermde gezichten en gemeentelijke archeologische monumenten door B&W. Zoals al eerder genoemd, zal de monumentenverordening uitgebreid moeten worden met een archeologieverordening. Bouwhistorisch onderzoek Het versteende archief in de vorm van de bouwwerken zelf vormt een zeer goede bron van informatie over de lokale geschiedenis. Veel van dit materiaal gaat verloren bij sloop-, bouw- en verbouwwerkzaamheden. Bij beschermde monumenten is het van belang ten behoeve van de vergunningverlening de historische waarde van een object goed in beeld te
58 Gekoesterd Erfgoed
brengen voorafgaand aan de restauratie. Ook is het van belang te documenteren wat verdwijnt. Hierom is het wenselijk het doen van bouwhistorisch onderzoek te stimuleren. Dit kan onder meer door het subsidiabel te laten zijn (bij de aanvraag van een . restauratiesubsidie). Ook wil de gemeente bevorderen dat historisch bouwmateriaal dat vrijkomt als gevolg van sloop hergebruikt kan worden bij de restauratie van andere monumenten.
Communicatie / publieksparticipatie Publicaties en tentoonstellingen Een goed communicatiebeleid is van evident belang voor het creëren van interesse en draagvlak voor monumentenzorg en archeologie. Ook is het een plicht volgens de nieuwe wetgeving van Malta. De afgelopen jaren zijn regelmatig publicaties verschenen om het monumentenbezit in Houten onder de aandacht te brengen. Zo is in september 2002, in samenwerking met de ROB, een boekje met een cultuurhistorische fietsroute door Houten uitgebracht (Houten. Het kasteel, de put en het paard). Ook in de locale kranten is regelmatig aandacht voor cultuurhistorische onderwerpen. Het regelmatig uitbrengen van publicaties zal worden voortgezet om monumentenzorg en archeologie onder de aandacht te houden en draagvlak te creëren voor de instandhouding. Dergelijke publiciteit kan ook Houten vanuit een recreatief toeristisch en cultuurhistorisch toeristisch oogpunt promoten. Ook tentoonstellingen dragen bij aan de kennis over het monumentenbezit van Houten en daarmee aan het draagvlak. Zo heeft in oktober 2001 een tentoonstelling plaatsgevonden om het 35 jarig jubileum van de archeologische werkgroep Leen de Keijzer te vieren en tevens het 50-jarig bestaan van de Archeologische Werkgemeenschap voor Nederland. In de zomer van 2002 was een tentoonstelling gewijd aan Houten vanuit de lucht. Door middel van luchtfoto’s werden de stedenbouwkundige ontwikkelingen in Houten van de laatste 30 jaar getoond. Sinds 1998 worden in het Woon Informatie Centrum, naast het gemeentehuis, archeologische vondsten tentoongesteld onder een glasplaat in de vloer. Zo krijgen de burgers, die informatie wensen over nieuwbouw, tegelijkertijd een glimp van de oudste bewoningsgeschiedenis te zien. Een bijzondere Romeinse grafsteen, die in 2000 gevonden werd, is in de hal van het stadhuis te bezichtigen. Ook in het museum van de stichting Dijkmagazijn De Heul in Schalkwijk zijn regelmatig informatieve tentoonstellingen te zien.
Nota Monumenten en Archeologie - Gemeente Houten
59
Open Monumentendag De Open Monumentendag is een instrument om meer mensen intensiever in contact te brengen met hun historische, gebouwde omgeving, en zo de belangstelling voor monumenten en monumentenzorg te vergroten. Sinds het begin in 1987 heeft Houten ieder jaar meegedaan met de Open Monumentendag, die elk jaar vele honderden bezoekers heeft getrokken. Elk jaar laat de gemeente een boekje uitbrengen over het thema van dat jaar. De Open Monumentendag is een niet meer weg te denken evenement en zeer waardevol voor de promotie van het cultureel erfgoed. De Open Monumentendag zal dan ook blijvend gestimuleerd worden. Ook de Dag van de Architectuur is een positief initiatief ten aanzien van de waardering voor het gebouwd erfgoed. Informatieborden en schildjes De laatste jaren zijn op een aantal plaatsen informatieborden geplaatst. Er zijn echter nog diverse plekken, waar door middel van het plaatsen van een informatiebord meer inzicht in de lokale geschiedenis kan worden gegeven (bijvoorbeeld bij de verschillende elementen van de Nieuwe Hollandse Waterlinie). Een aantal informatieborden, die in het verleden geplaatst zijn (door verschillende instanties), lijken in minder goede staat voor wat betreft de leesbaarheid. Hier zou, in het kader van het recreatiebeleid, actie in ondernomen moeten worden. Om Houten verder te promoten als gemeente waar ook monumenten en interessante structuren te vinden zijn, is het voornemen om monumenten van een herkenningsschildje aan de gevel te voorzien. De gemiddelde monumentenbezitter is over het algemeen best trots op zijn onvervangbaar bezit. Hij/ zij bezit iets bijzonders wat erkend en herkend mag worden. Dit laatste ontbreekt. Een eenvoudig schildje als eyecatcher op de voorgevel geeft een goed overzicht van de aanwezige monumenten in de gemeente. Bij bijzondere monumenten kan aanvullend nog een bordje met extra informatie geplaatst worden.
60 Gekoesterd Erfgoed
Website en brochures Ook contacten met (toekomstige) monumenteneigenaren en andere direct betrokkenen zijn belangrijk voor de promotie van de erfgoedzorg. Aan de informatievoorziening kan echter nog veel verbeterd worden. Er ontbreekt bijvoorbeeld een voor ieder toegankelijke informatiefolder over de procedures ten aanzien van monumenten en archeologie en de subsidiemogelijkheden. Al in de herijking van het monumentenbeleid in 1996 is het voornemen geformuleerd om brochures te maken, maar tot op heden is dit voornemen niet gerealiseerd. Het internet biedt een uitgelezen manier om op een snelle en aantrekkelijke manier, zonder al te hoge kosten, grote groepen in onze samenleving van informatie te voorzien. Archeologische websites kunnen zich verheugen in een toenemend aantal bezoekers. In het voorjaar van 2001 is, in samenwerking met de ROB, een archeologische website gelanceerd voor Houten (www.archeologienet.nl/houten). Ook is deze verbonden met de pas opgerichte website van de gemeente Houten. Goede informatie ten aanzien van monumenten, archeologie en cultuurhistorie zal nog op de gemeentelijke website moeten worden gebracht. Bovengenoemde brochures kunnen (onder andere) een digitale vorm krijgen. Educatie Door de Federatie Stichts Cultureel Erfgoed van de provincie Utrecht worden lespakketten ontwikkeld die kinderen en jongeren betrekken bij de geschiedenis van de gemeente. Met de Federatie worden goede contacten onderhouden. Ook wordt er in het TRAP project aandacht besteed aan de educatieve aspecten. Een proactieve publieksbenadering is wenselijk. Bijvoorbeeld door publiek in de gelegenheid te stellen te kijken bij opgravingen. Archeologische publieksvoorlichting kan opgenomen worden in de randvoorwaarden (PvE’s) van archeologische werkzaamheden als taak van archeologen. Diverse organisaties zijn actief op het gebied van de monumentenzorg, zoals het Erfgoedhuis Utrecht en de Boerderijstichting Utrecht. In bijlage IV zijn de adresgegevens van (enkele van) deze organisaties opgenomen.
4.2
Beleidsvoornemens
De beleidsuitgangspunten, zoals beschreven in paragraaf 4.1, leiden tot concrete actiepunten voor de komende jaren. Deze zijn ondergebracht in drie scenario’s: Het Basisscenario staat het voldoen aan wet- en regelgeving centraal. Dit is een minimumscenario. In het Plus scenario worden die acties uitgevoerd uit het basisscenario én die acties, die nodig zijn voor een redelijk goede zorg voor het Houtense erfgoed. Dit is de weg, die op dit moment in Houten (in ieder geval ten aanzien van de bovengrondse monumentenzorg) bewandeld wordt. In het Ster scenario worden de acties uit het Basis- en het Plusscenario uitgevoerd én alle zaken genoemd, waarmee een (zeer) goede zorg voor het erfgoed kan worden gerealiseerd.
Nota Monumenten en Archeologie - Gemeente Houten
61
Uitvoering van de acties is afhankelijk van het gekozen ambitieniveau. Thema Algemeen
Scenario Acties
Vroegtijdige inbreng Basis cultuurhistorie in planproces Plus
· · · · ·
Monumentenregister en digitalisering
Bovengrondse monumentenzorg Gemeentelijke monumentenlijst
Ster Basis
·
Plus Ster
·
Basis
· ·
Nieuwe Hollandse waterlinie/ Beschermd gezicht Honswijk
Plus Ster Basis
· · ·
Plus
·
Ster Herziening subsidiestelsel (aparte nota)
62 Gekoesterd Erfgoed
p.m.
opstellen cultuurhistorische plankaarten bij bestemmingsplannen Maken cultuurhistorische waardekaart (CHW) voor het hele grondgebied [al gestart] Realiseren van digitale doorklikmogelijkheden bij de cultuurhistorische waardekaart Koppeling bomenbestand OW aan CHW en monumentenlijst stimuleren CHER’S bij grootschalige nieuwe ontwikkelingen Digitaal (monumenten)register opzetten voor rijksmonumenten, gemeentelijke monumenten en archeologische terreinen Digitale administratie subsidieaanvragen
Actualiseren gemeentelijke monumentenlijst (m.n. administratieve correctie; incl. hoorzittingen, foto’s) [al gestart] Actualiseren beschrijvingen gemeentelijke monumenten Aandacht voor Wederopbouw Grondige herziening monumentenlijst Voorbereiding aanwijzing Honswijk e.o. tot beschermd gezicht Actieve bijdrage aan uitwerking plannen projectenveloppen en bij herbestemming forten en werken
Monumentenwacht
Monumenten Cultuurfonds Utrecht Monumentenverordening Bouwhistorisch onderzoek Ondergrondse Monumentenzorg Behoud archeologische waarden
Beleid als gevolg van nieuwe wetgeving archeologie (2005)
Basis Plus
·
Aanbieden abonnement Monumentenwacht aan eigenaren gemeentelijke monumenten gedurende 2 jaar
Ster Basis Plus
·
Deelname aan het Monumenten Cultuurfonds Utrecht
·
Aanpassen monumentenverordening
·
Stimuleren bouwhistorisch onderzoek
Basis
·
Plus
·
Beleid voeren op het behoud meest waardevolle vindplaatsen (hoogste categorieën AMK kaart) Stimuleren planaanpassingen ten gunste van behoud, beheersmaatregelen en archeologievriendelijk bouwen
Ster Basis
·
Ster Basis Plus Ster Basis Plus Ster
· · ·
(laten) ontwikkelen van gemeentelijk archeologisch (selectie)beleid (bij invoeren wetgeving 2005) opstellen archeologieverordening (laten) ontwikkelen van een archeologische waarderingskaart archeologisch vooronderzoek bij opstellen nieuwe bestemmingsplannen *
* Dit zal met name bij ontwikkelingsgerichte bestemmingsplannen spelen.
Nota Monumenten en Archeologie - Gemeente Houten
63
Plus
· · ·
Ster
Samenwerking in de regio
Basis Plus
Archeologie als inspiratiebron
Ster Basis Plus Ster
Amateur archeologen
Basis Plus
Ster Publieksparticipatie Publicaties en tentoonstellingen
Basis Plus
Ster Basis Plus Ster Informatieborden en Basis schildjes Plus Open Monumentendag
· · · ·
Overleg voeren met buurgemeenten over samenwerking en opzetten regionaal archeologisch bureau (RAB)
· ·
voortzetten TRAP project Stimuleren archeologie en cultuurhistorie als inspiratiebron en drager van ruimtelijke ontwikkelingen Laten uitvoeren van weerstandsmetingen Uitvoeren TRAP project met hoge ambitie
· · · ·
· · · ·
· ·
Website en brochures
Educatie
Ster Basis Plus Ster Basis Plus Ster
64 Gekoesterd Erfgoed
verzorgen vereisten t.a.v. informatievoorziening verzorgen van PvE’s verdere uitwerking instellen van een knelpuntenpot invoeren van een subsidieregeling archeologie grootschalige archeologische inventarisatie verzorgen van directievoering
Stimuleren deelname werkgroep aan professionele opgravingen Huisvesting van de archeologische werkgroep
Stimuleren van publicaties stimuleren van tentoonstellingen op cultuurhistorisch gebied Realiseren tentoonstellingsruimte Blijven steunen Open Monumentendag
Actief stimuleren van het plaatsen van informatieborden het aanbrengen van monumentenschildjes en informatiebordjes op monumenten
· ·
Maken van (digitale) brochures onderhouden websites
· ·
Stimuleren rondleidingen opgravingen Aandacht voor cultuurhistorische educatie
4.3
Instrumenten en financiën
Instrumenten Voor de uitvoering van het eigen erfgoedbeleid kan de gemeente Houten gebruik maken van een aantal juridische- en financiële instrumenten: Juridische instrumenten Tot de juridische instrumenten kunnen 3 wetten worden gerekend (zie ook H. 3.1): · Monumentenwet 1988 · Wet op de Ruimtelijke Ordening · Woningwet Daarnaast vormt de gemeentelijke monumentenverordening de juridische basis voor een groot deel van het monumentenbeleid. De monumentenverordening is bij uitstek het juridische instrument om de aantasting van waardevolle oude bebouwing door verbouw- en nieuwbouwactiviteiten te voorkomen. De monumentenverordening zal naar aanleiding van deze nota aangepast en aangevuld worden. Financiële instrumenten Tot de financiële instrumenten kunnen worden gerekend: · Financiële regelingen voor rijksmonumenten (BRRM, BROM, laagrentende leningen bij NRF, fiscale aftrek via Belastingwet: bij rijksmonumenten kunnen kosten voor bouwkundig onderhoud en restauratie fiscaal afgetrokken worden) · Monumenten Cultuurfonds Utrecht (revolving fund in oprichting) · Restauratiesubsidies bij gemeentelijke monumenten. Voor 2003 is in de begroting een bedrag van € 76.769,- opgenomen ten behoeve van het subsidiëren van gemeentelijke monumenten. · Gemeentelijk budget archeologie niet-Vinex. Sinds de vaststelling van de Nota Archeologiebeleid (1993) heeft de gemeenteraad jaarlijks € 11.348 (fl. 25.000,-) ter beschikking gesteld, voor archeologische activiteiten buiten Houten-Vinex. De archeologische werkgroep Leen de Keijzer en de Stichting Archeologie en Historie Schalkwijk en Tull en ’t Waal (SAHS) krijgen elk jaarlijks € 1.361,- (fl 3.000,-) subsidie en incidenteel projectsubsidies. · Budget Archeologie in Houten Vinex. Het nog resterende geraamde bedrag is geoormerkt (gebiedsgewijs). · Budget Open Monumentendag (€ 1.334,-). · Provinciale subsidie voor MIP panden ( de zgn. 10% regeling; gaat waarschijnlijk vervallen met de oprichting van het Monumenten Cultuurfonds Utrecht) Sturing beleid Daarnaast heeft de gemeente nog een aantal mogelijkheden, waarmee het monumentenbeleid kan worden gestuurd. Dit zijn: · Gemeentelijk monumenten- en archeologiebeleid · Gemeentelijke monumentenlijst · Welstandsnota
Nota Monumenten en Archeologie - Gemeente Houten
65
· · ·
De Algemene Plaatselijke Verordening (APV) Advisering door deskundige commissies zoals de Monumentencommissie, de welstandscommissie, de RDMZ, de ROB en externe advisering Inzet voldoende fte’s binnen het gemeentelijk apparaat
Financiële aspecten Aan de uitvoering van de beleidsvoornemens van de nota zijn kosten verbonden. De kosten die samenhangen met de nieuwe taken op het gebied van de archeologische monumentenzorg als gevolg van nieuwe wetgeving zijn onontkoombaar, onuitstelbaar en onvoorzien (zie nota budgetbeheer). Het gaat hierbij zowel om aanloopkosten (beleidsontwikkeling, verordening) als om structurele kosten (vergunningsverlening, opstellen van PvE’s, handhaving, informatievoorziening, formatie-uitbreiding). Een eenmalige kostenpost van € 75.000,- zal nodig zijn om aan de verplichtingen te voldoen voor wat betreft het ontwikkelen van specifiek beleid en een archeologieverordening. Structurele kosten betreffen de afschrijving van een informatiesysteem (ca. € 1.900,- per jaar) en uitbreiding met 0,5 fte. Deze kosten zullen worden ingebracht bij de Voorjaarsnota 2004 (en daarmee bij de begroting van 2005). De nieuwe taken in het kader van de wet op de archeologische monumentenzorg brengen een grote inzet met zich mee voor wat betreft het toetsen van bouwaanvragen en (aanleg)vergunningen; het opleggen van archeologische voorwaarden, het opstellen van Programma’s van Eisen (PvE), het opstellen van selectieadviezen, en het beoordelen van archeologische rapportages. Verder zal ook een monumentenregister en een vergunningenregister bijgehouden moeten worden, handhaving moet plaatsvinden en voldaan moet worden aan de informatieplicht. Lopende 2005 zal bekeken worden of verdere uitbreiding van formatie noodzakelijk is. Andere kosten zijn afhankelijk van het ambitieniveau. Deze kosten worden ingebracht bij nieuw beleid 2005, 2006 en 2007. Dit betreft bijvoorbeeld kosten voor lidmaatschap van de Monumentenwacht en kosten voor het ontwikkelen van brochures. De additionele kosten van het plus ambitieniveau komen neer op € 161.600,- incidenteel, en € 32.673,- structureel. Leges Kosten die gepaard gaan met (extra) kosten voor ‘archeologievergunningen’, vrijstellingen, en afgiftes van bouw- en aanlegvergunningen zullen via de leges verrekend worden. Met ingang van 2005 zullen deze in rekening worden gebracht (ten aanzien van archeologie wordt momenteel nog geen leges geheven). In de toekomst zal dit niet alleen het geval zijn bij archeologische rijksmonumenten, maar ook bij andere gebieden met archeologische waarde. Het precieze legesbedrag zal nog nader bepaald en onderbouwd worden. Begroting In onderstaande overzichten worden per scenario de activiteiten vermeld waarvoor extra middelen zijn vereist. Activiteiten als de Open Monumentendag, subsidiëring archeologische werkgroepen en het TRAP project zullen met behoud van huidige middelen worden voortgezet. Alle kosten zijn exclusief BTW.
66 Gekoesterd Erfgoed
BASISSCENARIO Activiteit waarvoor (extra) budget nodig is
Kosten eenmalig
Incidentele kosten Ontwikkelen archeologische waarderingskaart * Ontwikkelen archeologisch (selectie)beleid en archeologieverordening * Totaal incidentele kosten
Tijd Format ie
€ 35.000,-
2005
€ 40.000,-
2005
€ 75.000,-
Structurele kosten Monumentenregister / (archeologisch) informatiesysteem ** Uitbreiding fte met archeoloog (0,5 fte)*** Totaal structurele kosten
Kosten per jaar
€
1.917,-
€ 32.673,-
2005 0,5 fte
Vanaf 2005
€ 34.590,-
Hierbij wordt er vanuit gegaan dat het archeologisch vooronderzoek bij bestemmingsplannen kostenneutraal gebeurt (ten laste van grondexploitatie).
* Deze kosten zijn gebaseerd op een offerte van ArcheoLogic, oktober 2003. ** Het gaat hierbij om een algemeen systeem, dat te koppelen is aan een GIS omgeving. De kosten van een dergelijk systeem bedragen € 5.000,- en worden gedurende drie jaar afgeschreven. Kosten zijn gebaseerd op een (telefonische) offerte van RAAP adviesbureau, januari 2004. *** In het kader van de nieuwe wetgeving op de archeologische monumentenzorg komen nieuwe taken op de gemeente af; uitbreiding van de formatie met minimaal 0,5 fte is onvermijdelijk. Hierbij is archeologische kennis nodig binnen de gemeente. Bovendien is volgens de KnA (Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie) deskundige advisering verplicht. Uitgegaan is daarom van een invulling op basis van schaal 11. Lopende 2005 zal worden bezien of verdere uitbreiding qua formatie noodzakelijk is.
Nota Monumenten en Archeologie - Gemeente Houten
67
PLUSSCENARIO Activiteit waarvoor (extra) budget nodig is Incidentele kosten Monumenten Cultuurfonds Utrecht * Brochures Monumentenwacht (kosten lidmaatschap gedurende 2 jaar) Aanloopkosten Regionaal Archeologisch Bureau ** Huisvesting archeologische werkgroep*** Monumentenschildjes en informatiebordjes op monumenten**** Incidentele kosten Basisscenario Totaal incidentele kosten Structurele kosten Knelpuntenpot Archeologie ***** Uitbreiding fte met archeoloog (0,5 fte) ****** Structurele kosten Basisscenario Totaal structurele kosten
Kosten eenmalig
Kosten per jaar
Tijd Format ie
€ 100.000,€ 5.000,€ 16.600,-
2004 2005 2005
€
30.000,-
2006
p.m. € 10.000,-
2007
€ 75.000,€ 236.600,-
p.m. € 32.673,€ 34.590,-
0,5 fte
2005 Vanaf 2006 Vanaf 2005
€ 67.263,-
* Het betreft hier een eenmalige schenking van € 100.000,-. Dit bedrag wordt ten laste gebracht van de Bestemming resultaat Jaarrekening 2003. ** Deze schatting is gebaseerd op ArcheoLogic rapportage 38 “Een verkenning van de implementatie van de wet op de archeologische monumentenzorg in de gemeente Houten”, 2002. *** Dit is mede afhankelijk van het (eventuele) verplaatsen van het oude stationsgebouw **** Hierbij wordt uitgegaan van monumentenschildjes op alle monumenten in Houten en informatiebordjes op een selectie van 50 monumenten. Het voorstel van informatiebordjes komt voort uit de informatieavond van 9 december 2003. ***** Na behandeling van de wet op de archeologische monumentenzorg in de Tweede Kamer zal duidelijk worden of het noodzakelijk is een dergelijke pot in het leven te roepen. Ook zal dan duidelijk zijn welk bedrag naar het Gemeentefonds gaat. Na verder uitwerking van de archeologieverordening e.d. zal bepaald worden of en welk bedrag gereserveerd dient te worden. ****** Te beoordelen in 2005. Deze formatie zou eventueel ingezet kunnen worden in het kader van een Regionaal Archeologisch Bureau.
68 Gekoesterd Erfgoed
STERSCENARIO Activiteit waarvoor (extra) budget nodig is
Kosten eenmalig
Incidentele kosten Monumenten Cultuurfonds Utrecht (extra) Tentoonstellingsruimte * Weerstandsmetingen (2 stuks) Grootschalige archeologische inventarisatie Bijdrage realisatie TRAP project fase 2 (extra) Incidentele kosten Plusscenario Totaal incidentele kosten Structurele kosten Subsidieregeling archeologie Verhoging budget archeologie niet-Vinex Verhoging budget restauratiesubsidies Uitbreiding fte monumenten (0,5 fte) Structurele kosten Plusscenario Totaal structurele kosten
Kosten per jaar
Tijd Format ie
p.m. p.m. € 30.000,p.m.
2005
€ 100.000,-
2005
2006
€ 136.600,€ 266.600,-
€ 60.000,€ 20.000,€ 50.000,€ 32.673,€ 67.263,€ 229.936,-
0,5 fte
2006 2005 2005 2005
* Dit is mede afhankelijk van het (eventuele) verplaatsen van het oude stationsgebouw
De gemeenteraad heeft op 28 september 2004 de nota “Gekoesterd Erfgoed” vastgesteld en ten aanzien van het ambitieniveau gekozen voor het Plusscenario. Ook is ingestemd met het aanwenden van een eenmalig bedrag van € 100.000,- voor deelname aan het Monumenten Cultuurfonds Utrecht. Besloten is om de financiële consequenties van het Basisscenario te verwerken in de Begroting 2005 en verder. De additionele kosten voor het Plusscenario zullen de komende jaren ingebracht worden bij Nieuw Beleid. Voor 2005 zijn geen activiteiten gehonoreerd in het kader van Nieuw Beleid.
Nota Monumenten en Archeologie - Gemeente Houten
69
Bijlagen
70 Gekoesterd Erfgoed
Bijlage I
Het belang van monumentenzorg en archeologie
De kwaliteit van ons bestaan wordt voor een belangrijk deel bepaald door onze stedelijke en landschappelijke leefomgeving. Deze omgeving is gedurende de loop der eeuwen gevormd en daarmee drager van onze gezamenlijke identiteit geworden. Monumenten en (al dan niet) zichtbare archeologische monumenten vormen een onlosmakelijk onderdeel van de omgeving. De aanwezige historische stedenbouwkundige en landschappelijke structuren geven aan hoe deze leefomgeving tot stand gekomen is en hebben als zodanig een hoge cultuurhistorische waarde. Daarom is het van groot belang dit culturele erfgoed door te geven aan toekomstige generaties. Ook speelt mee dat cultuurhistorie tegenwicht kan bieden aan de globalisering en toenemende eentonigheid van onze leefomgeving. De aandacht voor de regionale identiteit is toegenomen. De betekenis van monumenten en cultuurhistorische waarden manifesteert zich op verschillende terreinen: ·
maatschappelijk: uit onderzoek is gebleken dat een groot deel van de bevolking veel waarde hecht aan het behoud van monumenten. Monumenten fungeren vaak als karakter- en gezichtsbepalende elementen van buurten, steden en dorpen en hebben aldus een sterk symboolkarakter. Dat maakt identificatie met een bepaalde plek mogelijk. Zeker in de huidige samenleving, waar omgevingen binnen een mensenleven vaak meerdere keren drastisch veranderen, is deze identificatie van onschatbare waarde;
·
economisch: monumenten dragen positief bij aan de vestigingsfactor. In de praktijk blijkt dat een aantrekkelijk cultuurhistorisch aanbod een wervende factor is voor bedrijven en woningzoekenden. De aanwezigheid van monumenten versterkt de aantrekkelijkheid en aantrekkingskracht van een stads- en dorpscentrum. Dit kan een stimulans betekenen voor de winkel- en horecafunctie. Verder bevorderen onderhoud en restauratie van monumenten en hun omgeving werkgelegenheid;
·
toeristisch: monumenten en andere cultuurhistorische elementen kunnen van groot belang zijn voor het vreemdelingenverkeer en recreatie. In de afgelopen jaren is er toenemende aandacht voor het cultuurhistorisch toerisme.
Naast deze betekenis voor de leefomgeving heeft het cultuurhistorisch erfgoed ook een duidelijke intrinsieke waarde: ·
monumenten zijn overblijfselen uit het verleden en tonen iets van de cultuur van vorige generaties. Ze leveren informatie over de materialen en constructie van historische gebouwen en over de sociale en culturele structuur waarbinnen die gebouwen een plaats hadden. Ook laten ze zien hoe esthetische principes, architectuuropvattingen en bouwtechnische regels niet alleen variëren in tijd, maar ook vaak sterk verschillen naar plaats.
·
Het bodemarchief vormt voor het grootste deel van ons verleden de enige of vrijwel enige bron van geschiedschrijving. Sinds de jaren vijftig is in Nederland van dit bodemarchief al zo’n eenderde ongezien verloren gegaan. Het resterende bodemarchief is dus zeer kostbaar voor onze cultuur.
Nota Monumenten en Archeologie - Gemeente Houten
71
·
Historische landschapsstructuren en –elementen zijn de zichtbare overblijfselen van de ontstaansgeschiedenis van het landschap Ze tonen hoe het natuurlandschap in de loop der tijd onder invloed van menselijke activiteiten is omgevormd tot een cultuurlandschap.
72 Gekoesterd Erfgoed
Bijlage II
Het archeologisch proces
Stroomschema Archeologie In onderstaand schema staat aangegeven in welke gevallen in Houten in de huidige situatie vergunningen aangevraagd moeten worden en voorwaarden ten aanzien van archeologie verwacht kunnen worden. Bodemroering Archeologisch rijksmonument? Nee
Ja
Vergunning in het kader van de Monumentenwet nodig (af te geven door de ROB). Eisen t.a.v. archeologie.
Nee
Terrein met hoge of middelhoge verwachtingswaarde?**
AMK-terrein? * Ja
Nee
ja
Geen eisen t.a.v. archeologie***
Gelegen in Houten-Vinex?
Nee
Ja
Naar ROB of provincie voor advies. Eisen t.a.v. archeologie.
Nee
Op dit moment geen eisen t.a.v. archeologie vanuit de gemeente. Dit kan veranderen o.i.v. de nieuwe wetgeving en aanvullend gemeentelijk (selectie)beleid. In het geval van art. 19 lid 1 procedure, ontgrondingsvergunningen, of andere situaties waarbij de provincie betrokken is, kan hiervan afgeweken worden.
Terrein van (zeer) hoge archeologische waarde, met aanlegvergunning volgens bestemmingsplan?
Ja
Gaat het om de aanleg van een niet-bouwwerk?
Ja
Nee Naar provinciaal archeoloog voor advies in het kader van aanlegvergunning.
Nota Monumenten en Archeologie - Gemeente Houten
73
* AMK terrein: dit zijn terreinen van (zeer) (hoge) archeologische waarde of betekenis. Ze zijn aangegeven op de Archeologische Monumentenkaart, vervaardigd door de ROB ** IKAW terrein: terreinen met hoge trefkans, zoals aangegeven op de Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden *** Uiteraard geldt hier wel de gebruikelijke meldplicht
Bij een terrein met rijksmonumentenstatus is in geval van bodemroering een vergunning nodig in het kader van de Monumentenwet 1988. De ROB geeft deze af (na advies van de gemeente en eventueel Gedeputeerde Staten) en kan daaraan voorwaarden verbinden. Bij een terrein van hoge of zeer hoge archeologische waarde kunnen in het kader van een aanlegvergunning voorwaarden gesteld worden. Wanneer een terrein in Houten Vinex gelegen is, en er vindt bodemroering plaats, wordt het voor advies naar de ROB gestuurd (dit op grond van speciale afspraken gemaakt n.a.v. het synergierapport). In het geval van een vrijstellingsprocedure (artikel 19 lid 1) kunnen door provincie en/of gemeente eveneens voorwaarden opgelegd worden. Door de nieuwe wetgeving op de archeologische monumentenzorg krijgen gemeenten meer mogelijkheden voorwaarden te stellen ten aanzien van archeologie. 25 Uiteraard geldt in alle gevallen de gebruikelijke meldplicht.
Aan dit schema kunnen geen rechten ontleend worden.
Typen archeologisch onderzoek De cyclus van de Archeologische Monumentenzorg biedt een instrument om zo efficiënt mogelijk rekening te houden met archeologische waarden, door ze in kaart te brengen, te waarderen en te selecteren. Op deze wijze kan een juiste afweging gemaakt worden. Niet alle vindplaatsen zijn even belangrijk en niet alles hoeft bewaard te blijven. Een archeologische inventarisatie, die vaak bestaat uit een bureauonderzoek (Standaard Archeologische Inventarisatie, SAI) en een karterend booronderzoek en veldverkenning (Aanvullende Archeologische Inventarisatie, AAI), zorgen ervoor dat men een eerste beeld krijgt van de archeologische rijkdom van een gebied. De archeologische vindplaatsen die daarbij globaal aan het licht komen, worden nader gewaardeerd, door boringen of proefsleuven (Aanvullend Archeologisch Onderzoek, AAO). Zo kunnen de omvang en aard van het bodemarchief beter bepaald worden. Hierna kan een selectie plaatsvinden. Sommige vindplaatsen zijn zo belangrijk dat ze behouden dienen te worden. Inpassing in de plannen, waardoor deze vindplaatsen niet aangetast worden en ook niet opgegraven hoeven te worden, is dan de beste optie. Is behoud “in situ” niet mogelijk, dan kan door middel van een opgraving de informatie van een archeologische vindplaats veiliggesteld worden (Definitieve Opgraving, DO).
25
Op grond van artikel 47 van de Monumentenwet is het verplicht bij het doen van een vondst (anders dan bij het doen van opgravingen) waarvan men redelijkerwijs kan vermoeden dat het monument is, hier binnen drie dagen melding van te doen bij het meldpunt archeologie van de provincie Utrecht (030-2582134 of 06-18300526).
74 Gekoesterd Erfgoed
Schematische weergave van het archeologisch monumentenzorgproces (idealiter) Bureauonderzoek (initiatiefnemer) ▪ desktop ▪ luchtfoto’s ▪ archieven ▪ Archis ▪ bodemkaarten Rapport (initiatiefnemer)
selectie/ voorwaarden
stop/vergunning Archismelding
Non-destructief vooronderzoek (initiatiefnemer) ▪ boringen ▪ veldverkenning ▪ geofysisch onderzoek Rapport (initiatiefnemer)
selectie/voorwaarden
stop/vergunning Archismelding
Destructief vooronderzoek (initiatiefnemer) ▪ proefsleuven ▪ proefputten Rapport (initiatiefnemer)
selectie/voorwaarden
Opgraven
Fysiek/ wettelijk Beschermen
stop/vergunning Archismelding Archeologische begeleiding
Opgeven vindplaats
Rapport en inpassingsmaatregelen (initiatiefnemer) Presentatie, publicatie, archiveren
Uitgangspunten voor handhaving van vindplaatsen Voor het duurzaam handhaven van archeologische vindplaatsen is van belang: · Handhaving van een beschermende bovenlaag, de bouwvoor, met een dikte van 0,30 tot 0,50 meter (in deze laag kunnen wel voorzieningen worden aangebracht). · Voorkoming van samendrukking en vervorming van de onder de bouwvoor aanwezige archeologisch waardevolle lagen, de zogeheten cultuurlaag (donkere fosfaatrijke zandige kleilaag met een veelheid aan archeologische sporen) en de onderliggende laag met leesbare grondsporen. · Voorkoming van verlaging van het grondwaterpeil in verband met oxidatie van organische resten. (Bron: “archeologie Houten. Inpassing archeologische vindplaatsen in een Vinex-locatie”)
Nota Monumenten en Archeologie - Gemeente Houten
75
Bijlage III Procedures bij vergunningverlening in het kader van de Monumentenwet Voor werkzaamheden aan gebouwde rijksmonumenten en gemeentelijke monumenten heb je een monumentenvergunning nodig. Ook bij werkzaamheden op archeologische rijksmonumenten is een dergelijke vergunning verplicht. Minder bekend is het feit dat dikwijls een aanlegvergunning nodig is bij werkzaamheden op terreinen van hoge en zeer hoge archeologische waarde. Dit staat in het bestemmingsplan aangegeven. In deze bijlage worden enkele van de meest voorkomende procedures beschreven.
De aanvraag van een monumentenvergunning bij archeologische rijksmonumenten In Nederland zijn op dit moment ruim 1400 terreinen met archeologische overblijfselen aangewezen als wettelijk beschermd archeologisch monument. Dit zijn terreinen die bijzonder belangrijk of representatief zijn voor onze nationale geschiedenis. Om het archeologische monument goed te kunnen beschermen zegt de wet dat het monument niet zonder vergunning mag worden gewijzigd of verstoord. De eigenaar of beheerder moet voor alle handelingen die het aanzicht van het monument veranderen of de grond waarop het monument ligt verstoren, een vergunning aanvragen. Het aanvragen van een vergunning Voor werkzaamheden op of nabij archeologische rijksmonumenten dient een schriftelijke aanvraag te worden ingediend bij het college van burgemeester en wethouders van de gemeente waarin het monument ligt. In de aanvraag staan: · gegevens van het kadaster · een beschrijving van de exacte plaats waar de werkzaamheden worden uitgevoerd, aangegeven op een plattegrond · een omschrijving van de aard van de werkzaamheden (bouwen, ophogen, graven etc.) · informatie over de omvang en de diepte van de grondwerkzaamheden, aangevuld met bestek of bouwtekening. Nadat de aanvraag is ingediend bij B&W en in behandeling is genomen, wordt de volgende procedure doorlopen: · de gemeente stuurt de aanvraag door naar de ROB en naar de provincie Utrecht · de gemeente legt de aanvraag ter inzage gedurende 14 dagen en kondigt dit openbaar aan (in Houten gebeurt dit in ’t Groentje op de gemeentelijke publicatiepagina) · vervolgens kan een ieder die daar behoefte aan heeft zijn/ haar mening over de aanvraag schriftelijk bij de gemeente kenbaar maken (binnen 14 dagen) · de gemeente stuurt de reacties, eventueel voorzien van commentaar, door naar de ROB · de gemeente heeft drie maanden na indiening van de aanvraag de tijd om een advies over de aanvraag aan de ROB uit te brengen. De plaatselijke monumentencommissie wordt om advies gevraagd. · De provincie brengt alleen advies uit als het gaat om terreinen buiten de bebouwde kom · Na ontvangst van het advies van de gemeente en zo nodig provincie neemt de ROB de aanvraag in behandeling · De ROB neemt namens de Staatssecretaris binnen enkele weken een beslissing. De maximale termijn waarbinnen dit dient te gebeuren is 6 maanden na indiening van de aanvraag, deze termijn kan een keer worden verlengd.
76 Gekoesterd Erfgoed
·
Tegen dit besluit is bezwaar en beroep mogelijk.
Voor alle duidelijkheid: het gaat hierbij om een vergunning die betrekking heeft op de Monumentenwet. Voor het neerzetten van bouwwerken is meestal ook een bouwvergunning nodig. Deze bouwvergunning wordt door de gemeente afgegeven en moet apart bij de gemeente worden aangevraagd. Wel zal de gemeente wachten met het geven van een bouwvergunning totdat de vergunning in het kader van de Monumentenwet is verleend. Bij bouwkundige monumenten verlenen B&W de vergunning, maar bij de archeologische monumenten is dat dus altijd de Minister van OC&W. Als een eigenaar of beheerder van mening is dat hij/ zij schade lijdt doordat de aanvraag voor een vergunning wordt afgewezen, of omdat deze onder voorwaarden wordt verleend, dan biedt de Monumentenwet de mogelijkheid om schadevergoeding aan te vragen bij de Staatssecretaris. Bron: Rijksdienst voor Oudheidkundig Bodemonderzoek,
De aanvraag van een monumentenvergunning bij gebouwde (rijks)monumenten Het is verboden een beschermd monument te beschadigen of te vernielen. Voor andere ingrepen aan beschermde monumenten is een vergunning vereist. De aanvraag wordt ingediend bij B&W. Het aanvragen van een vergunning Een aanvraag voor een monumentenvergunning moet worden ingediend bij burgemeester en wethouders. Met de aanvraag wordt meegestuurd: · tekeningen situatie en bestaande en nieuwe toestand · relevante principe details · relevante foto’s · gegevens van het kadaster Nadat de aanvraag is ingediend en in behandeling is genomen, wordt de volgende procedure doorlopen: · de gemeente stuurt na ontvangst van de aanvraag onmiddellijk een afschrift aan de directeur van de RDMZ en indien het monument buiten de bebouwde kom is gelegen tevens aan Gedeputeerde Staten · de gemeente legt de aanvraag ter inzage gedurende 14 dagen en kondigt dit openbaar aan (in Houten gebeurt dit in ’t Groentje) · vervolgens kan een ieder die daar behoefte aan heeft zijn/ haar mening over de aanvraag schriftelijk bij de gemeente kenbaar maken (binnen 14 dagen) · De gemeentelijke Monumentencommissie adviseert over de aanvraag. · De RDMZ adviseert binnen 3 maanden, en Gedeputeerde Staten indien het monument buiten de bebouwde kom is gelegen · burgemeester en wethouders beslissen omtrent de vergunningaanvraag (tenzij het een archeologisch monument betreft of een monument dat in gebruik is bij Defensie en tevens een militaire bestemming heeft). De doorlooptijd bij rijksmonumenten is maximaal 6 maanden ( 3 maanden verlenging mogelijk) en bij gemeentelijke monumenten maximaal 12 weken (8 weken verlenging mogelijk) · burgemeester en wethouders moeten mededeling doen van de beschikking aan de minister van OCenW en aan Gedeputeerde Staten · Bezwaar en beroep is mogelijk
Nota Monumenten en Archeologie - Gemeente Houten
77
Bij gemeentelijke monumenten hoeft er niet geadviseerd te worden door de RDMZ en Gedeputeerde Staten.
Procedure bij de aanvraag van een aanlegvergunning Aan waardevolle archeologische terreinen kan een aanlegvergunning gekoppeld worden in het bestemmingsplan. Aan de aanlegvergunningen kunnen voorwaarden gekoppeld worden aan schadelijke/ bedreigende werkzaamheden voor het bodemarchief (bijvoorbeeld graafwerk dieper dan 50 cm onder maaiveld). De aanlegvergunning is bedoeld voor niet in de monumentenwet beschermde archeologische terreinen en voor niet-bouwwerken. Het aanvragen van een vergunning De aanvraag voor een aanlegvergunning geschiedt bij B&W. Nadat de aanvraag is ingediend en in behandeling is genomen, wordt de volgende procedure doorlopen: · de gemeente stuurt de aanvraag door naar de Provinciaal archeoloog voor advies · afhankelijk of de aanvraag in het bestemmingsplan past en of er een voorbereidingsbesluit geldt, legt de gemeente de aanvraag gedurende vier weken ter inzage en publiceert de aanvraag op de gebruikelijke wijze · gedurende de inzage termijn kan een ieder zijn zienswijze schriftelijk kenbaar maken · de gemeente beslist op basis van het advies van de provinciale archeoloog of en onder welke voorwaarden de vergunning wordt verleend
78 Gekoesterd Erfgoed
Bijlage IV Afkortingen, begrippen en erfgoedorganisaties Afkortingen AMK AMZ AWN Brrm
Archeologische Monumentenkaart Archeologische monumentenzorg Archeologische Werkgemeenschap voor Nederland Besluit rijkssubsidiëring restauratie monumenten
CHER CWK Gis-VG IKAW MIP PUWC PvE RDMZ
Cultuurhistorische Effect Rapportage Cultuurhistorische Waardenkaart Geografisch Informatiesysteem voor Vastgoed Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden Monumenten Inventarisatie Project Provinciale Utrechtse Welstands Commissie Programma van Eisen Rijksdienst voor de Monumentenzorg
RIA ROB KNA NVvA SNA
Rijksinspectie voor de Archeologie Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie Nederlandse Vereniging van Archeologen Stichting voor de Nederlandse Archeologie
Begrippen Archeologieverordening Gemeentelijke verordening waarin beleidsregels en uitvoeringsinstrumenten voor de uitvoering van het gemeentelijk archeologisch monumentenzorgbeleid zijn vastgelegd. Archeologisch attentiegebied In het wetsvoorstel voor wijziging van de Monumentenwet 1988 een gebied dat archeologisch waardevol is, of naar verwachting, archeologisch waardevol kan zijn en als zodanig is aangewezen door provinciale staten. Provinciale staten houden bij vaststelling of herziening van het streekplan rekening met deze gebieden. Archeologische Informatiecentrum/Depot voor bodemvondsten Officiële bewaarplaats van archeologische vondsten en bijbehorende documentatie uit opgravingen. Iedere provincie beschikt over zo’n erkend depot. Ook een aantal gemeenten beschikken over een eigen depot op grond van hun opgravingsvergunning volgens de Monumentenwet 1988. Archeologisch monument Terrein dat van algemeen belang is wegens de daar aanwezige, voor tenminste vijftig jaar vervaardigde zaken welke van algemeen belang zijn wegens hun schoonheid, hun betekenis voor de wetenschap of hun cultuurhistorische waarde
Nota Monumenten en Archeologie - Gemeente Houten
79
(Monumentenwet 1988). Archeologische monumentenzorg Beleid gericht op het behoud van archeologische informatie en in het bijzonder archeologische vindplaatsen als de fysieke dragers van deze informatie. Indien verstoring of vernietiging van het bodemarchief plaatsvindt, richt archeologische monumentenzorg zich op het veilig stellen van de daarin opgeslagen informatie en objecten. Archis Landelijk archeologisch informatiesysteem dat gegevens bevat over bekende vindplaatsen, grondsporen en vondsten en deze gegevens op kaart weergeeft. In beheer bij de ROB. Cultuurhistorie Wetenschap die onderzoekt hoe mensen vroeger leefden, aan de hand van tekenen in het huidige landschap. Die tekenen bestaan uit: · historisch bouwkundige gegevens (monumentale huizen, molens, kastelen, gemalen) · historisch geografische gegevens (turfvaarten, jaagpaden, verkavelingpatronen) · archeologische resten (terpen, hunebedden, Romeinse castella) Excessieve kosten Kosten voor archeologische werkzaamheden in het kader van een bouw- of inrichtingsproject, die van een zodanige omvang zijn dat de realisatie van het betreffende project alleen daardoor wordt bedreigd. Cultuurhistorische Effectrapportage Notitie waarin naar analogie van de Milieueffectrapportage de effecten van een voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling of inrichtingsplan op de aanwezige bouwhistorische, historisch-geografische en archeologische relicten worden beschreven. Vast onderdeel behoren te zijn een beschrijving van de bestaande situatie en een advies hoe de eventuele schade aan deze relicten kan worden vermeden of zoveel mogelijk beperkt. Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden Door de ROB geproduceerd grootschalig kaartbeeld van heel Nederland waarop gebieden met een hoge, middelhoge en lage archeologische verwachting zijn onderscheiden. De kaart is gebaseerd op een statistische bewerking van alle beschikbare archeologische, bodemkundige en geologische informatie en wordt regelmatig geactualiseerd. Hoewel de kaart met de grootst mogelijke zorgvuldigheid wordt samengesteld, representeert deze een verwachtingsbeeld, waaraan geen conclusies over concrete vindplaatsen kunnen worden ontleend. Inundatie Onderwaterzetting of terrein dat onder water is gezet, als hulpmiddel ter verdediging. Monument In de Monumentenwet 1988 wordt het begrip monument als volgt beschreven: 1. alle voor tenminste vijftig jaar vervaardigde zaken welke van algemeen belang zijn wegens hun schoonheid, hun betekenis voor de wetenschap of hun cultuurhistorische waarde; 2. terreinen welke van algemeen belang zijn wegens de daar aanwezige zaken als bedoeld onder 1. Monumentenzorg Dit is het beleidsterrein dat wordt gevormd door de zorg voor het behoud en herstel van historisch waardevolle omgeving. Het gaat daarbij om de bescherming van historisch waardevolle kerken, woonhuizen, boerderijen etc.- de monumenten. Het gaat ook om de bescherming en het herstel van
80 Gekoesterd Erfgoed
grotere gebieden, om waardevolle stads- en dorpsbeelden, om historische landschapsstructuren en om sporen en resten in de ondergrond – de archeologische monumenten. Opgraving Werkzaamheden met het doel om roerende monumenten op te sporen of te onderzoeken, waarbij verstoring van de bodem optreedt. Stroomgordel De zone waarbinnen bedding- en oeverafzettingen van een rivier voorkomen. Stroomrug Een stroomgordel die door herhaaldelijke sedimentatie (eventueel geholpen door klink van de omliggende gronden) hoger in het landschap is komen te liggen. Verdrag van Valletta (Malta) Verdrag inzake de bescherming van het archeologisch erfgoed, ondertekend door de Europese ministers met Cultuur in hun portefeuille op 16 januari 1992. Bij Rijkswet van 26 februari 1998 (Stb. 196) goedgekeurd voor het hele Koninkrijk. In werking treding is voorzien voor januari 2005.
Organisaties die zich met monumentenzorg en archeologie bezig houden Archeologische Werkgroep Leen de Keijzer Inl: J. van Herwijnen, Boekweit-Oord 42, 3991 XM Houten, tel. 030-6372915 Boerderijenstichting Utrecht: Herenstraat 28, 3512 KD Utrecht, tel. 030-2343880, www.erfgoed-utrecht.nl Erfgoed Huis Utrecht: Herenstraat 28, 3512 KD Utrecht, tel. 030-2343880, www.erfgoed-utrecht.nl Historische Kring ‘Tussen Rijn en Lek’ Secretariaat: Karpersloot 9, 3993 TN Houten, tel. 030-6377513 Museum Dijkmagazijn De Heul: Provincialeweg 70, Schalkwijk (bezoekadres, openstelling laatste zondag van de maand) Rijkdsdienst voor de Monumentenzorg Broederplein 1, 3703 CD Zeist, tel. 030-6983211, www.rdmz.nl Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek Kerkstraat 1, 3811 CV Amersfoort, tel. 033-4227777, www.archis.nl Stichting Archeologie en Historie Schalkwijk en Tull en ’t Waal Inl: W. van de Heuvel, tel. 030-6012524
Nota Monumenten en Archeologie - Gemeente Houten
81
Bijlage V
Literatuur
A. Berben, “Eisen aan archeologische informatie nemen toe”, Malta Magazine #4, najaar 2003. Bureau Helsdingen/ Stichting 2003 Jaar van de Boerderij, “ Behoud Boerderijen met Beleid. Beleid en regelgeving met betrekking tot historische boerderijen”, Amsterdam 2002. CGA i.s.m. VNG, “ Voorbeeldbeleidsplan Gemeentelijke Archeologische Monumentenzorg”, Amsterdam 2002. W.A. van Es, W.A.M. Hessing, “ Romeinen, Friezen en Franken in het Hart van Nederland”, Utrecht/ Amersfoort 1994. Gemeente Almere, Dienst Maatschappelijke Ontwikkeling, “De schatkamer van Almere. Beleidsnota Archeologische Monumentenzorg Gemeente Almere 2001-2005”, Almere 2001. Gemeente Houten/ ArcheoLogic, “Een verkenning van de implementatie van de wet op de archeologische monumentenzorg in de gemeente Houten”, Houten 2001. Gemeente Houten/ Rakké, P. “ Index Bomen Bijzondere waarde”, Houten 2002. Gemeente Houten/ Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek, “Archeologie Houten. Inpassing archeologische vindplaatsen in een Vinex-locatie”, 1995. Prof.dr.N.J.M. Nelissen / Nationaal Contact Monumenten / Nationaal Restauratiefonds / Rijksdienst voor de Monumentenzorg, “ Monumentenzorg in de praktijk”, Nijmegen 1997-2002. Provincie Utrecht, “Niet van Gisteren. Cultuurhistorische hoofdstructuur van de provincie Utrecht”, Utrecht 2002. RAAP-rapport 815, “Kasteel Schonauwen. Een Archeologisch weerstands- en booronderzoek, Amsterdam 2002. Rijksdienst voor Oudheidkundig Bodemonderzoek, “Archeologiebalans 2002”, Amersfoort 2002. Rijksdienst voor Oudheidkundig Bodemonderzoek, “ De Monumentenwet en archeologische rijksmonumenten. Informatie voor eigenaren, beheerders en gebruikers”, Amersfoort 2000. Rijksdienst voor Oudheidkundig Bodemonderzoek/ Gemeente Houten, O. Wttewaall, “Houten. Het kasteel, de put en het paard. Archeologische Routes in Nederland 37”, Amersfoort 2002. J. Smits, O.Wttewaall, “Houten. Historische bebouwing. Monumenten Inventarisatie Provincie Utrecht”, Zeist 1991. J. Smits, O.Wttewaall, “Houten. Ontstaan en groei. Monumenten Inventarisatie Provincie Utrecht”, Zeist 1988. J. Smits, O.Wttewaall, “Inventarisatie historische bebouwing gemeente Houten”, Houten 1987.
82 Gekoesterd Erfgoed
Stichting voor de Nederlandse Archeologie, Archeo-brief 25 “Malta special”, winter 2003. Chris Will, “Sterk water. De Hollandse Waterlinie”, Utrecht 2002. O.Wttewaall, Herinventarisaties gemeentelijke monumenten 1996 en 2003. O.Wttewaall, “Veel vertier en doortogt, een greep uit de geschiedenis van Houten”, Schalkwijk, 't Goy en Tull en 't Waal, Houten 1999.
Nota Monumenten en Archeologie - Gemeente Houten
83
Bijlage VI Raadsbesluit
84 Gekoesterd Erfgoed
Nota Monumenten en Archeologie - Gemeente Houten
85
86 Gekoesterd Erfgoed
Nota Monumenten en Archeologie - Gemeente Houten
87