Gefluister vanuit vergetelheid Een onderzoek naar ‘het dodenrijk’ in de parabel over de rijke man en de arme Lazarus (Lucas 16:19-31), tegen de achtergrond van enkele oudtestamentische en vroeg-Joodse teksten
Door: Opleiding: ANR: Scriptiebegeleider: Tweede Lezer:
Mariëlle Noordzij Premaster Zorg Ethiek en Beleid. 427431 Wim Weren Huub van de Sandt
Samenvatting/ abstract Het dodenrijk kent een uitvoerige en complexe geschiedenis. Het staat centraal in verschillende culturen en religies. De denkbeelden omtrent het dodenrijk zijn niet statisch maar zeer dynamisch. In dit onderzoek staat het dodenrijk zoals dat geschetst is in Lucas 16:19-31 centraal. Het dodenrijk wordt vergeleken met het dodenrijk zoals dit voorkomt in de rest van Lucas, in oude lagen van het Oude Testament (exempel: Psalm 88) en in apocalyptische geschriften uit het vroege jodendom (exempel: 1 Henoch 22). De parabel in het evangelie van Lucas bevat veel thema‟s die ook in de rest van het evangelie een belangrijke rol spelen. Het gaat hierbij om de ideeën ten aanzien van het dodenrijk en moraliteit. In Psalm 88 ontstaat een heel ander beeld van het dodenrijk. Het dodenrijk is in deze Psalm bestemd voor alle mensen en behelst een donker einde van het bestaan. 1 Henoch 22 omschrijft eveneens een dodenrijk waarbij de opdeling van de doden en het eindoordeel een belangrijke rol spelen. Al deze verschillende zienswijzen op het dodenrijk heb ik in deze thesis uiteengezet. Hierbij heb ik me met name gericht op de onderlinge verbanden.
--- mijn enige metgezel is de duisternis ---
2
Inhoudsopgave Samenvatting/ Abstract............................................................................................................2 Inhoudsopgave ..........................................................................................................................3 Voorwoord ................................................................................................................................4 Hoofdstuk 1 Inleiding ...............................................................................................................5 H1.1 De parabel uit Lucas 16:19-31 in beeld ............................................................................5 H1.2 Tot stand komen van onderzoeksvragen............................................................................6 H1.3 Methode van onderzoek.....................................................................................................7 H1.4 Begrippen ..........................................................................................................................7 Hoofdstuk 2 Lucas en de parabel van de rijke man en de arme Lazarus ...........................9 H2.1 De wordingsgeschiedenis van de parabel ..........................................................................9 H2.2 Opbouw van Lucas 16:19-31 ...........................................................................................10 H2.3 Betekenislijnen in de parabel...........................................................................................15 H2.4 Hoe verhoudt de parabel zich tot het totale Lucas evangelie?.........................................16 H2.5 Conclusie .........................................................................................................................22 Hoofdstuk 3 Het dodenrijk in Psalm 88 ...............................................................................24 H3.1 Het dodenrijk in oude lagen van het Oude Testament .....................................................24 H3.2 Het dodenrijk in Psalm 88 ...............................................................................................25 H3.3 Psalm 88 en de parabel van de rijke man en de arme Lazarus ........................................30 H3.4 Conclusie .........................................................................................................................33 Hoofdstuk 4 Het dodenrijk in 1 Henoch 22..........................................................................34 H4.1 Apocalyptische geschriften uit het vroege jodendom en 1 Henoch in het bijzonder ......34 H4.2 Het dodenrijk in 1 Henoch 22..........................................................................................36 H4.3 Hoe verhoudt de parabel zich tot 1 Henoch 22? ..............................................................38 H4.4 Conclusie .........................................................................................................................39 Hoofdstuk 5 Intertekstuele relaties .......................................................................................41 H 5.1 Betekenis en functie van de parabel in het licht van Lucas ............................................41 H 5.2 Betekenis en functie van de parabel in het licht van Psalm 88 .......................................42 H 5.3 Betekenis en functie van de parabel in het licht van 1 Henoch 22 .................................43 Literatuurlijst .........................................................................................................................44
3
Voorwoord Het rijk van de doden is een mysterie. Door de jaren heen heeft men zich er van alles bij voorgesteld. Men heeft erover gemijmerd, gefilosofeerd, geschreven, verteld en ermee gedreigd. Het gaf mensen hoop op een beter leven, hoop op rechtvaardigheid, hoop op voortbestaan. Maar ook vervulde het mensen met diepgewortelde angsten voor dood, verlies en pijniging. Binnen het christendom heeft het dodenrijk altijd een belangrijke rol gespeeld. Ook vandaag de dag nog wordt er in christelijke stromingen geloofd in een leven na de dood waarbij er verschillende interpretaties zijn over hoe dit eruit zal zien. Met name in de middeleeuwen1 dacht men erg zwart-wit over leven na de dood. De goede en godvrezende mens zou in een hemel terechtkomen, de slechte en ongelovige mens zou in een hel belanden en daar eeuwig gepijnigd worden. Veel teksten uit de Bijbel zijn eeuwenlang vanuit dergelijke denkkaders geïnterpreteerd. Lucas 16:19-31 is één van de teksten die vaak in verband gebracht werden met het leven na de dood en zijn potentiële gruwelen. De vraag is wat de eigenlijke intentie was van de schrijver van Lucas. Met deze scriptie hoop ik meer duidelijkheid te kunnen geven over dit specifieke Schriftgedeelte. Ik doe dat door de parabel uit Lucas te interpreteren vanuit de rest van het Lucasevangelie en door de parabel in een intertekstuele studie te confronteren met twee andere teksten over het dodenrijk, namelijk Psalm 88 en 1 Henoch 22.
1
M. VAN SCOTT, Encyclopedia of Hell, New York 1998, 60 en 158.
4
Hoofdstuk 1: Inleiding “In the Gospels the prevailing concept of the underworld is epitomized in the story of the rich man and Lazarus (Lk. 16:19-31)”2 19 „Er
was eens een rijke man die gewoon was zich te kleden in purperen gewaden en fijn linnen en die dagelijks uitbundig feestvierde. 20 Een bedelaar die Lazarus heette, lag voor de poort van zijn huis, overdekt met zweren. 21 Hij hoopte zijn maag te vullen met wat er overschoot van de tafel van de rijke man; maar er kwamen alleen honden aanlopen, die zijn zweren likten. 22 Op zekere dag stierf de bedelaar, en hij werd door de engelen weggedragen om aan Abrahams hart te rusten. Ook de rijke stierf en werd begraven. 23 Toen hij in het dodenrijk, waar hij hevig gekweld werd, zijn ogen opsloeg, zag hij in de verte Abraham met Lazarus aan zijn zijde. 24 Hij riep: “Vader Abraham, heb medelijden met mij en stuur Lazarus naar me toe. Laat hem het topje van zijn vinger in water dompelen om mijn tong te verkoelen, want ik lijd pijn in deze vlammen.” 25 Maar Abraham zei: “Kind, bedenk wel dat jij je deel van het goede al tijdens je leven hebt ontvangen, terwijl Lazarus niets dan ongeluk heeft gekend; nu vindt hij hier troost, maar lijd jij pijn. 26 Bovendien ligt er een wijde kloof tussen ons en jullie, zodat wie van hier naar jullie wil gaan dat niet kan, en ook niemand van jullie naar ons kan oversteken.” 27 Toen zei de rijke man: “Dan smeek ik u, vader, dat u hem naar het huis van mijn vader stuurt, 28 want ik heb nog vijf broers. Hij kan hen dan waarschuwen, zodat ze niet net als ik in dit oord van martelingen terechtkomen.” 29 Abraham zei: “Ze hebben Mozes en de profeten: laten ze naar hen luisteren!” 30 De rijke man zei: “Nee, vader Abraham, maar als iemand van de doden naar hen toe komt, zullen ze tot inkeer komen.” 31 Maar Abraham zei: “Als ze niet naar Mozes en de profeten luisteren, zullen ze zich ook niet laten overtuigen als er iemand uit de dood opstaat.”‟3
1 De parabel uit Lucas 16:19-31 in beeld De parabel van de rijke man en de arme Lazarus in het evangelie van Lucas4 is er een die tot de verbeelding spreekt. Binnen het christendom wordt de parabel dikwijls in verband gebracht met het hiernamaals. De parabel schetst heel beeldend hoe de arme Lazarus zijn weg vindt naar een “goede” plaats waar hij vertroosting kan vinden. De rijke man belandt in een afdeling van het dodenrijk waar hij pijn lijdt. Deze twee uitersten zijn eeuwen lang geïnterpreteerd als zijnde voorbeelden van hoe iemand zijn weg kan vinden naar een “hemel” en hoe iemand terecht kan komen in een “hel”. In het Nieuwe Testament vinden we nergens meer een parabel die op deze beeldende manier een verwijzing naar het hiernamaals in zich draagt. Een parabel dwingt de lezer op zoek te gaan naar een achterliggende betekenis. Een parabel wil iets blootleggen wat niet eenvoudig over te brengen is in objectiverende taal. De situatie die geschetst wordt, is dus vermoedelijk niet letterlijk bedoeld. Echter de situatieschets zal wel aansluiting gevonden moeten hebben bij zowel de schrijver/ 2
M. ELIADE, The Encyclopedia of Religion (volume 15), New York 1987, 130. Lucas 16:19-31 in de Nieuwe Bijbelvertaling. 4 Lucas gebruik ik in dit onderzoek in twee betekenissen: a) als aanduiding van de veronderstelde schrijver van dit evangelie; b) als aanduiding van zijn geschrift. 3
5
verteller als de toehoorders. Mensen moeten zich kunnen verhouden tot een verhaal om de betekenis ervan te kunnen doorgronden. Er moeten denkkaders geweest zijn waar de ideeën, die in de parabel naar voren gebracht worden, inpasten.
2 Tot stand komen van onderzoeksvragen In dit onderzoek sta ik stil bij de voorstelling van het dodenrijk zoals deze in de parabel naar voren gebracht wordt. Ik beoordeel in hoeverre de ideeën hierover overeen komen met enkele teksten uit het Oude Testament en de vroeg- joodse literatuur. Probleemstelling Wanneer het dodenrijk beschreven wordt in Lucas 16: 19-31, is het onduidelijk waar deze beeldvorming vandaan komt en welke betekenis er destijds aan verbonden werd. De parabel vindt zijn oorsprong in het vroege christendom. De christelijke traditie is ontstaan vanuit het jodendom. Het is daarom zinvol om na te gaan hoe de parabel van de rijke man en de arme Lazarus zich verhoudt tot enkele oudtestamentische en vroeg-joodse teksten. Daarnaast onderzoek ik hoe de parabel zich verhoudt tot de rest van het evangelie van Lucas. Deze kennis kan mogelijk bijdragen aan een beter begrip van het tekstgedeelte. Doel van het onderzoek In dit onderzoek richt ik mij op het dodenrijk zoals dat beschreven wordt in Lucas 16:19-31. Ik onderzoek in hoeverre de beeldvorming van het dodenrijk voortkomt uit de Joodse traditie, met name de oudtestamentische en contemporaine traditie. Hierbij ga ik na op wat voor manier de parabel verband houdt met het evangelie van Lucas, met een oudtestamentische tekst (Psalm 88) en een vroeg-joodse tekst (1 Henoch 22). Het doel van het onderzoek is om op deze wijze een nieuw licht te kunnen werpen op de parabel. Hoofdvraag Welke visie op leven en dood (of: een leven dat verder reikt dan de dood) komt naar voren in de parabel van Lazarus en de rijke man in Lucas 16: 19-31 en in hoeverre is Lucas hier schatplichtig aan opvattingen over leven en dood uit het Oude Testament en uit contemporaine Joodse teksten en tradities en in hoeverre is hieruit Lucas‟ intentie af te leiden? Deelvragen: 1. Welk licht valt er op de visie op leven en dood zoals deze in de parabel naar voren komt wanneer we de gelijkenis proberen in te passen binnen de visie/ boodschap die de schrijver probeert over te brengen met het totale Lucas evangelie? 2. Komen de in deze parabel gebruikte voorstellingen van de onderwereld (en van de relatie tussen onderwereld en aarde) overeen met de opvattingen hieromtrent in teksten uit het Oude Testament? 3. Komen de in deze parabel gebruikte voorstellingen van de onderwereld (en van de relatie tussen onderwereld en aarde) overeen met opvattingen hieromtrent in teksten en tradities uit het vroege jodendom?
6
4. Welk licht valt er op de betekenis en functie van de parabel wanneer we letten op het eigen geluid van Lucas en de intertekstuele relaties van deze tekst met oudtestamentische en vroeg-joodse teksten?
3 Methode van onderzoek en opzet van de thesis Dit onderzoek wordt gedaan door middel van een literatuurstudie. De bijbeltekst van Lucas 16: 19-31 zal hierbij het uitgangspunt vormen. Ik analyseer deze tekst vanuit het perspectief van twee exegetische benaderingen: ik start met een synchronischliteraire analyse, waarbinnen ik aandacht besteed aan de opbouw en de betekenis van de tekst. Deze benadering pas ik ook toe in mijn bespreking van Psalm 88 en van 1 Henoch 22. In een tweede ronde confronteer ik Lucas 16:19-31 met de twee andere teksten, en daarbij werk ik vanuit het perspectief van een intertekstuele benadering. De thesis is als volgt opgezet. In hoofdstuk 1 wordt kort ingegaan op de parabel in Lucas. Tevens komt hierin de probleemstelling en het doel van het onderzoek aan de orde evenals de bijbehorende onderzoeksvragen. In hoofdstuk 2 wordt de parabel van de rijke man en de arme Lazarus beschouwd vanuit de context van het gehele Lucas evangelie. Hierbij wordt besproken welke rol „het dodenrijk‟ speelt vanuit deze benaderingswijze. In hoofdstuk 3 wordt dieper ingegaan op het dodenrijk en de visie op leven en dood zoals deze terug te vinden zijn in Psalm 88. Deze tekst geeft een beeld van het denken over leven en dood. In hoofdstuk 4 wordt stil gestaan bij 1 Henoch 22. Het boek van Henoch vindt zijn oorsprong in het kleurrijke jodendom in de periode vlak voor het ontstaan van het christendom. In Henoch is een uitvoerige visie op leven na de dood terug te vinden (met name in hoofdstuk 22 in het eerste boek van Henoch). In hoofdstuk 5 wordt gekeken hoe de parabel in Lucas zich verhoudt tot Psalm 88 en hoe de parabel zich verhoudt tot 1 Henoch 22. Hierbij wordt er met name gekeken naar de intertekstuele relaties tussen de verschillende teksten. Op basis daarvan geef ik een antwoord op de vraag of deze intertekstuele studie een nieuw licht laat vallen op de parabel in Lucas 16:19-31.
4 Begrippen Een aantal centrale begrippen uit mijn literatuuronderzoek beschrijf ik hierna. Het hiernamaals: Met het hiernamaals wordt bedoeld „het leven na de dood‟/ „leven na dit leven‟.5 Dodenrijk: Het rijk van de doden wordt door religies en religieuze stromingen op verschillende manieren geïnterpreteerd en bekeken. De denkbeelden variëren van een plaats waar geesten na de dood als schimmen nog wel bestaan maar eigenlijk niet meer leven6 tot een plaats waar men eeuwig verder leeft in een hel of een hemel.7 5 6
www.vandale.nl M. VAN SCOTT, Encyclopedia of Hell, 257-258.
7
De onderwereld: Sommige religies en stromingen geloofden dat (een deel van) het dodenrijk een plaats onder de aarde was. De term “onderwereld” heeft in veel gevallen een negatieve lading en wordt meestal in verband gebracht met een plaats waar de onrechtvaardigen of ongelovigen gestraft worden.8 De hel: Een definitie uit het boek Het vroege Jodendom van A tot Z: “In de hellenistische tijd dringt het idee van een hel waarschijnlijk vanuit de Griekse wereld het jodendom binnen. In de onderwereld wordt dan eerst een tweedeling aangebracht: De goeden gaan naar een goed oord, de slechten naar een slecht. De voorstellingen over het slechte oord ontwikkelen zich in de laatste drie eeuwen voor het begin van de jaartelling waarbij uiteindelijk het beeld van de hel als plaats van vuur waarin de goddelozen voor eeuwig branden dominant wordt.”9 De hemel: De hemel is de lucht boven de aarde. Tevens wordt het woord gebruikt om te verwijzen naar de plaats waar God is. In de theologie wordt de hemel ook in verband gebracht met het eeuwige lot van christenen.10
7
S. CARTER, New Dictionary of Biblical Theology, Leicester 20003, 541-543. M. ELIADE, The Encyclopedia of Religion (volume 15), 126. 9 P.W. VAN DER HORST, Het vroege Jodendom van A tot Z, Een kleine encyclopedie over de eerste duizend jaar (ca. 350 v Chr.- 650 n. Chr.), Zoetermeer 2006, 77 10 S. CARTER, New Dictionary of Biblical Theology, 540-541. 8
8
Hoofdstuk 2 Lucas en de parabel van de rijke man en de arme Lazarus In dit hoofdstuk zoek ik een antwoord op de vraag welk licht er valt op de visie op leven en dood zoals die in de parabel naar voren komt wanneer we de gelijkenis proberen in te passen binnen de visie/ boodschap die de schrijver probeert over te brengen met het totale Lucasevangelie. Dit hoofdstuk bestaat uit vier paragrafen. In de eerste paragraaf ga ik in op de wordingsgeschiedenis van het evangelie van Lucas in algemene zin en de parabel in het bijzonder. In paragraaf 2 bespreek ik de opbouw van Lucas 16:19-31. In paragraaf 3 komen de betekenislijnen in de parabel aan de orde. Tot slot leg ik in paragraaf 4 verbanden tussen de parabel en de rest van het Lucasevangelie.
1 Wordingsgeschiedenis van de parabel Het evangelie van Lucas is tot stand gekomen tussen 80 en 90 na Christus.11 Het evangelie is ontstaan in een cultuur waarin het doorgeven van informatie veelal mondeling plaatsvond.12 Bij het hervertellen van verhalen ging het behalve om de inhoud van de boodschap ook om de vorm ervan. De schrijver van het evangelie van Lucas heeft waarschijnlijk gebruik gemaakt van materiaal uit de mondelinge traditie. De parabel van de rijke man en de arme Lazarus is voor een groot gedeelte gevormd door deze mondelinge wijze van informatieoverdracht. Daarnaast is de parabel mogelijk bewerkt door de schrijver van het Lucasevangelie toen hij hem in zijn evangelie opnam. Het is dan ook moeilijk te achterhalen wat de oorspronkelijke betekenis is van de parabel. De ideeën en denkwijzen die we in de parabel tegenkomen, komen vermoedelijk deels overeen met ideeën en denkwijzen die in die tijd al bestonden. Dit geldt ook voor de ideeën over het dodenrijk zoals deze in de parabel naar voren komen. O. Lehtipuu, die een uitgebreid onderzoek heeft gedaan specifiek naar Lucas 16: 1931, zegt hierover het volgende13: “If the afterlife scene in the story had contradicted Luke‟s own way of thinking, he could have easily altered it, especially as the conditions of the afterworld are not a central part of the story. If Luke was a conscious author, then he has deliberately chosen to present the afterworld the way it is depicted in the story. Thus, the afterlife scene in the story should not be dismissed too lightly- either as only reflecting popular belief or as a piece of imagination- as the majority of scholars have so often done.” Hoewel het niet het doel van de schrijver was om een exacte omschrijving te geven van hoe het dodenrijk eruit ziet, is het beeld dat geschetst wordt ook zeker niet geboren vanuit willekeur.
11
In zowel de Willibrord Vertaling uit 1995 als de Nieuwe Bijbel Vertaling staat de datering beschreven in de inleiding op het evangelie van Lucas. 12 Meer over de traditie waarbij informatie mondeling werd overgebracht: O. LETHIPUU, The Afterlife Imagery in Luke‟s Story of the Rich Man and Lazarus, Leiden 2007, 25-29. 13 O. LETHIPUU, The Afterlife Imagery in Luke‟s Story of the Rich Man and Lazarus, 8.
9
2 Opbouw van Lucas 16:19-31 In deze paragraaf beschrijf ik de opbouw van de parabel van de rijke man en de arme Lazarus in Lucas. Allereerst ga ik kort in op hoofdstuk 16 waar de parabel onderdeel van uitmaakt. Vervolgens volgt er een synchronische analyse van de parabel, waarbij ik inga op de verschillende tijdsdimensies die zich in het verhaal presenteren, de plaatsen waar het zich afspeelt en de ontwikkeling van de personages daarbinnen. Hierna besteed ik uitgebreid aandacht aan de dialoog tussen Abraham en de rijke man. Tot slot ga ik kort in op het open einde van het verhaal. De parabel in het geheel van Lucas 16 Lucas 16 bevat verschillende verhalen. Opvallend is dat de verschillende verhalen direct of indirect verwijzen naar het omgaan met materiële bezittingen. Lucas 16 begint met de parabel van de onrechtvaardige rentmeester en een aantal spreuken over God en de geldduivel (16:1-13) en vervolgt met enkele uitspraken van Jezus als reactie op de Farizeeën (Lc 16:14-18). Waar het in vers 18 nog over nog over echtbreuk gaat, begint vers 19 met een nieuw verhaal; ”Er was eens een rijke man….” Dit verhaal gaat over een rijke man en een arme bedelaar. Dit verhaal bestaat uit een situatieschets en een dialoog tussen de rijke man en Abraham. De dialoog eindigt na vers 31. Lukas 17:1 begint met nieuwe leringen van Jezus. Bij de leringen in dit hoofdstuk ligt niet langer het accent op materiële bezittingen. Het is dus duidelijk dat de parabel van de rijke man en de arme Lazarus een afgebakend geheel is en past binnen hoofdstuk 16 dat voornamelijk gericht is op materiële bezittingen. Diverse wetenschappers hebben geopperd dat de parabel verteld wordt als reactie op de Farizeeën, die op hun beurt weer reageerden op de woorden van Jezus.14 De reactie van de Farizeeën wordt in vers 14 als volgt beschreven: ” De Farizeeën, die geldzuchtig waren, hoorden dit alles aan en ze haalden honend hun neus voor hem op.” Vanaf vers 15 reageert Jezus hierop: “U wilt bij de mensen altijd voor rechtvaardig doorgaan, maar God kent uw hart. Wat bij de mensen in hoog aanzien staat, is een gruwel in de ogen van God. 16 De Wet en de Profeten gaan tot aan Johannes: sindsdien wordt het koninkrijk van God verkondigd, en iedereen wordt met klem genodigd binnen te komen. 17 Maar nog eerder vergaan hemel en aarde dan dat er ook maar één tittel van de wet wegvalt.” Opvallend is dat deze reactie van Jezus in verband te brengen is met de parabel van de rijke man en de arme Lazarus die kort erna begint. We zien hoe Jezus op het belang van de wet van Mozes en de geschriften van de profeten hamert. Dit belang komt uitvoerig aan de orde in het gesprek tussen Abraham en de rijke man (16,29.31). De parabel van de rijke man en de arme Lazarus In de parabel komen er drie hoofdpersonages naar voren; een rijke man, een arme bedelaar genaamd Lazarus en Abraham. In het eerste vers wordt de rijke man geïntroduceerd. Het tweede en het derde vers laten ons kennis maken met Lazarus en zijn verlangen om zijn honger te stillen. Abraham wordt pas voorgesteld wanneer de rijke en de arme man sterven. De overgang naar het hiernamaals lijkt een keerpunt in de tekst te zijn. Niet alleen komt Abraham in het verhaal, maar er volgt weer een 14
Tot de wetenschappers die opmerken dat de parabel een reactie is op Farizeeën, behoren: D.J. IRELAND, Stewardship and the Kingdom of God. An Historical, Exegetical, and Contextual Study of the Parable of the Unjust Steward in Luke 16:1-13, Leiden 1992, 128-134 en O. LETHIPUU, The Afterlife Imagery in Luke‟s Story of the Rich Man and Lazarus, 169.
10
beschrijving van Lazarus en de rijke man, alleen deze keer zijn de omstandigheden aanzienlijk veranderd. Het verhaal is op te delen in drie tijdsdimensies. Het moment van leven, het moment van sterven en de tijd in het hiernamaals.
Leven op aarde Allereerst beschrijf ik wat het verhaal zegt over het leven van de rijke man en Lazarus tijdens hun verblijf op aarde.
De rijke man gaat gekleed in purperrode en zuiver linnen kleren en houdt elke dag een schitterend feest. Voor zijn deur ligt een arme bedelaar die overdekt is met zweren. De arme bedelaar heet Lazarus. Zijn verlangen is om zijn honger te stillen met de kruimels die van de tafel van de rijke man vallen. Er komen honden om zijn zweren te likken.
Uit het bovenstaande blijkt dat de rijke man zich in een positie bevindt van welvaart. Ondanks of misschien wel dankzij de rijkdom van de man ligt er een bedelaar voor zijn deur die onder de zweren zit. Het lijkt erop dat de rijke man niets doet om het lot van Lazarus een positieve wending te geven. Bij alle schitterende feesten die hij geeft, heeft hij geen oog voor de hongerige Lazarus.
Sterven Het verhaal gaat verder en verwijst naar hun dood.
De arme bedelaar gaat dood en de engelen brengen hem naar een ereplaats naast Abraham. Ook de rijke man sterft en wordt begraven. Hij belandt in het dodenrijk en heeft kwellende pijnen. Als hij vanuit het dodenrijk omhoog kijkt ziet hij in de verte Abraham met Lazarus aan zijn zijde.
We zien een verschil tussen de dood van Lazarus en de rijke man. Wanneer Lazarus dood gaat zijn er engelen die hem begeleiden naar een ereplaats naast Abraham. Voor de rijke man staan geen engelen klaar. Op aarde staan er wel mensen voor hem klaar die hem begraven. Vervolgens bevindt hij zich vrij plotseling in het dodenrijk.
Het hiernamaals In vers 24 tot en met 26 volgt een dialoog tussen de rijke man en Abraham die meer inzicht geeft in de situatie van beide. - De vraag van de rijke man impliceert dat hij geen beschikking heeft over water. - De rijke man laat weten dat hij pijn heeft omdat hij zich in vuur bevindt. - Door een diepe kloof tussen de rijke man en Abraham en Lazarus is het onmogelijk voor de rijke man om uit zijn benarde positie te ontsnappen. - Lazarus is op een plaats waar wel water is. - Lazarus wordt getroost - De diepe kloof maakt het voor Lazarus onmogelijk om in de plaats van pijniging te komen waarin de rijke man zich bevindt.
11
Uit bovenstaande blijkt dat het leven van de rijke man op aarde totaal tegenovergesteld was met het leven van Lazarus. In het hiernamaals is vervolgens zijn leven totaal tegenovergesteld met zijn aardse leven. Lazarus maakt een omgekeerde ontwikkeling door. Op het ogenblik waarop ze sterven, kruisen ze elkaar als het ware. De ontwikkeling van de personages De ontwikkelingen van de personages verschillen sterk. De kenmerken in de ontwikkeling van de rijke man en de arme man heb ik beschreven in de onderstaande tabellen. De eerste tabel laat zien hoe het aardse leven van de rijke man verschilt van de arme man. Op aarde: De rijke man is rijk is welvarend heeft geen oog voor Lazarus, geen medeleven viert feest met bezoekers/ vrienden gaat dood en wordt begraven.
De arme man is een arme bedelaar, verlangend naar kruimels brood Lazarus heeft het altijd slecht is getroffen door zweren over zijn lichaam is alleen gaat dood en wordt opgewacht door engelen
In de tweede tabel is te zien hoe de situatie van de rijke man verschilt van die van de arme man in het hiernamaals. Hiernamaals De rijke man is op een plaats waar de eerste levensbehoefte, water, ontbreekt en hij moet bedelen om een druppel water wordt gepijnigd ziet nu Lazarus wel, maar leeft nog steeds niet mee, hij is enkel bezig met zijn eigen lijden. is onbereikbaar voor Lazarus kan niemand bereiken en maakt zich zorgen om familie. bevindt zich plotseling in het dodenrijk
De arme man krijgt en ereplaats naast Abraham, beschikt over water Lazarus heeft het goed wordt getroost
is ver weg van de rijke man is samen met Abraham wordt begeleid naar een ereplaats naast Abraham
Bij het analyseren van deze gegevens zijn er een aantal thema‟s die structureel naar voren komen: - rijkdom en armoede - welvaart en pijniging - medeleven/ troost en egoïsme - de mogelijkheden op aarde om tot elkaar te komen en de onmogelijkheid van een dergelijke communicatie in het hiernamaals - eenzaamheid en gemeenschap
12
- de betrokkenheid van God bij de gebrokenen en de afstand die God houdt tot degenen die slecht geleefd hebben. Spanningsvolle elementen in de parabel Bij nader toezien, blijkt deze tekst een aantal spanningsvolle gegevens te bevatten. Het dodenrijk en de ereplaats bij Abraham zijn door een kloof van elkaar gescheiden en ver van elkaar verwijderd. Ondanks de afstand kan de rijke man een gesprek met Abraham beginnen. De rijke man kan tevens de plaats van troost zien waar Lazarus zich bevindt. Beide partijen kunnen elkaar zien. Lazarus kan vanuit zijn ereplaats naast Abraham zien hoe de rijke man gepijnigd wordt door vuur. Het is wonderlijk dat iemand ondanks deze aanblik toch troost kan vinden. De schrijver van Lucas gebruikt deze spanningsvolle gegevens vermoedelijk om zijn lezers en toehoorders in staat te stellen om de veranderingen die zich in het verhaal ontvouwen mee te beleven en om een dialoog tussen Abraham en de rijke man mogelijk te maken. De dialoog tussen de rijke man en Abraham De dialoog tussen Abraham en de rijke man begint in vers 24 en bestaat uit drie vragen/ smeekbedes van de rijke man waarop Abraham reageert. Vraag 1: Rijke man: “.Vader Abraham, heb medelijden met mij en stuur Lazarus naar me toe. Laat hem het topje van zijn vinger in water dompelen om mijn tong te verkoelen, want ik lijd pijn in deze vlammen.”
Abraham: “Kind, bedenk wel dat jij je deel van het goede al tijdens je leven hebt ontvangen, terwijl Lazarus niets dan ongeluk heeft gekend; nu vindt hij hier troost, maar lijd jij pijn. Bovendien ligt er een wijde kloof tussen ons en jullie, zodat wie van hier naar jullie wil gaan dat niet kan, en ook niemand van jullie naar ons kan oversteken.” In dit eerste stukje dialoog gebeurt er heel veel: De rijke man richt zich tot Abraham en noemt hem „vader‟. Abraham bevestigt zijn vaderschap door de rijke man zijn „kind‟ te noemen. De rijke man vraagt om medelijden voor zichzelf in deze positie. Abraham toont geen medelijden. Hij wijst de rijke man erop dat hij het altijd goed heeft gehad en Lazarus altijd slecht. De rijke man komt met het verzoek of Lazarus zijn tong kan bevochtigen om zijn lijden te verlichten. Abraham geeft aan dat het onmogelijk is om Lazarus te sturen omdat er tussen beiden een diepe afgrond is. Het eerste verzoek van de rijke man om medelijden en hulp voor zichzelf is hiermee door Abraham afgewezen. De rijke man blijft aanhouden en stelt nog een vraag: Vraag 2: Rijke man: “Dan smeek ik u, vader, dat u hem naar het huis van mijn vader stuurt, want ik heb nog vijf broers. Hij kan hen dan waarschuwen, zodat ze niet net als ik in dit oord van martelingen terechtkomen.” Abraham: “Ze hebben de geschriften van Mozes en de profeten, laten ze naar hen luisteren.”
13
De rijke wil dat Lazarus naar zijn ouderlijk huis gaat om zijn familie te waarschuwen voor het lot wat hen te wachten staat als zij hun levenswijze op deze manier voortzetten. Abraham wijst op de geschriften van Mozes en de profeten, want daar staat in hoe je moet leven. De rijke man wil zijn positie verbeteren en als dit niet mogelijk blijkt door middel van reizen in de onderwereld zelf, probeert hij uit te vinden of het reizen tussen de onderwereld en de aarde wel mogelijk is. Abraham ontkent niet dat de mogelijkheid om als dode de levenden te bezoeken bestaat, hij vindt een dergelijke reis echter geen toegevoegde waarde hebben. Het tweede verzoek van de rijke man is hiermee afgewezen. Vraag 3: De rijke man: “Nee, vader Abraham, maar als iemand van de doden naar hen toe komt, zullen ze tot inkeer komen.” Abraham: “Als ze niet naar Mozes en de profeten luisteren, zullen ze zich ook niet laten overtuigen als er iemand uit de dood opstaat.” Nu het voor de rijke man duidelijk is dat reizen tussen de onderwereld en de aarde wel mogelijk is blijft hij aandringen op zijn eerdere verzoek. Dit verzoek wijst Abraham voor de tweede keer af. Wanneer ik de dialoog analyseer kom ik tot de conclusie dat er sprake is van verzoeken om twee soorten reizen. Een verzoek tot reizen binnen de onderwereld om wat te veranderen aan de situatie. Dit verzoek wordt afgewezen omdat het onmogelijk is. Vervolgens doet de rijke man tot twee keer toe het verzoek tot reizen tussen de onderwereld en de aarde om de situatie te verbeteren. Dit verzoek wordt tot twee keer toe afgewezen omdat dit volgens Abraham onnodig is. Er vallen nog een aantal punten op in deze dialoog: - Er is een kloof die ervoor zorgt dat reizen binnen de onderwereld niet mogelijk is. - Mozes en de profeten zorgen ervoor dat reizen tussen de onderwereld en de aarde onnodig zijn. - Het lijkt erop dat de rijke man Lazarus voor zijn karretje wil spannen. Hij wil Lazarus voor zich laten opdraven om zijn eigen positie te verbeteren. Open einde De parabel heeft een open einde. We zullen nooit weten of de rijke man ooit aan zijn kwelling kon ontsnappen. We weten niet hoe het verder is gegaan met Lazarus aan Abrahams zijde. Bovendien zullen we nooit weten of de vijf broers van de rijke man tot inkeer zullen komen. Het open einde zet de lezer aan tot denken. Wanneer de toekomst nog onbekend is dan kunnen we nog alle kanten op. Dat betekent dat we ons leven kunnen beteren om onszelf te onttrekken aan het lot van de rijke man. Daarnaast kan de mens hoop putten uit de boodschap dat er troost in het vooruitzicht gesteld is voor diegenen die een moeilijk leven hebben.
3 Betekenislijnen in de parabel In deze derde paragraaf ga ik de kernthema‟s van de parabel verder bespreken.
14
Rijkdom en armoede Lazarus is arm en aan zijn lot overgelaten. In het hiernamaals vindt Lazarus vertroosting. Later in de parabel vinden we verwijzingen naar Mozes en de profeten. In deze geschriften is duidelijk terug te vinden hoe de armen en minder bedeelden geholpen moeten worden. In de volgende paragraaf ga ik hier nader op in. Welvaart en pijniging In dit tekstgedeelte zijn rijkdom en welvaart niet een zegening van God. In Lucas 16: 13 staat dat we God en geld niet tegelijk kunnen dienen. In vers 14 zien we dat de Farizeeën houden van geld en de spot met Jezus drijven. In de parabel van de rijke man en de arme Lazarus eindigt de rijke man op een plaats van pijniging. Welvaart kan dus Gods afkeuring oproepen wanneer de armen, zieken en gebrokenen uit het oog verloren worden. Medeleven versus egoïsme Lazarus kreeg op aarde geen medeleven van de rijke man. De rijke man is egoïstisch ingesteld. Hij is vooral bezig met zijn rijkdom en zijn feesten en hij toont geen empathie met de minder bedeelden. Het egoïsme kan gezien worden als een negatieve eigenschap die bestraft wordt. De mogelijkheden om op aarde tot elkaar te komen en de onmogelijkheid daarvan in het hiernamaals Op aarde is er niets dat tussen de rijke man en Lazarus in staat. Er is enkel een deur welke gemakkelijk geopend kan worden.15 Er is nog alle ruimte om een nieuwe manier van leven te beginnen. Dit gegeven binnen het verhaal roept op om tot inkeer te komen op aarde. In het hiernamaals is er geen weg meer terug en is het te laat voor een ommekeer of het beteren van het leven. Op aarde is het beginnen van een goed en moreel verantwoord leven nog volop mogelijk. In het hiernamaals is het leven geleefd en is er geen weg meer terug. Eenzaamheid en gemeenschap Hoewel ze niet de boventoon voeren in het tekstgedeelte zijn er wel subtiele hints die verwijzen naar eenzaamheid en gemeenschap. Op aarde viert de rijke man feesten en is er dus blijkbaar een gemeenschap die om de rijke man heen staat en langskomt. De arme man heeft zweren, wat mensen juist afstoot. Er komen honden om zijn zweren te likken, er wordt niet gesproken over mensen die langskomen. De rollen worden omgedraaid wanneer de rijke man en Lazarus sterven. Engelen begeleiden Lazarus naar Abraham. Vervolgens hoeft Lazarus het niet voor zichzelf op te nemen wanneer de rijke man hem van alles wil laten doen, hij is nu samen met Abraham. Echter bij de rijke man is er deze keer niet beschreven dat hij vergezeld wordt. Sterker nog, hij maakt zich zorgen om zijn broers, maar er is niemand die hem wil of kan helpen. De betrokkenheid van God bij de gebrokenen en de afstand die God houdt tot degenen die slecht geleefd hebben Wanneer de arme man sterft komen er engelen om hem te begeleiden. Blijkbaar zoekt God toenadering tot de zieke, arme en gebroken man. In de volgende paragraaf maak ik inzichtelijk dat diverse teksten in Lucas juist wijzen op Gods betrokkenheid met de
15
Zie ook: O. LEHTIPUU, The Afterlife Imagery in Luke‟s Story of the Rich Man and Lazarus, 197.
15
zwakkeren en gebrokenen. De trotse, rijke welvarende mensen zijn veel minder op zoek naar een liefdevolle Vader die zich over hen ontfermt. De geschriften van Mozes en de profeten In de parabel van de rijke man en de arme Lazarus wordt tot twee keer toe verwezen naar de geschriften van Mozes en de profeten. In deze geschriften komen we geregeld adviezen en regels tegen ten aanzien van een „goede‟ leefwijze. Enkele voorbeelden zijn Leviticus 23:22, Deuteronomium 15:11 en Jesaja 58:7 en 10. De armen staan hierbij centraal, zij maken onderdeel uit van de gemeenschap en deze gemeenschap heeft de verantwoording om ook voor hen zorg te dragen.
4 Hoe verhoudt de parabel zich tot het totale Lucasevangelie? Deze paragraaf bestaat uit drie delen. Allereerst ga ik in op het dodenrijk, in Lucas staan een aantal teksten die hiernaar verwijzen; deze teksten leg ik naast de parabel van de rijke man en de arme Lazarus. Hierbij besteed ik ook aandacht aan de onomkeerbaarheid van het lot in het hiernamaals en de mogelijkheid om vanuit het hiernamaals contact te zoeken met mensen op aarde. In het tweede deel ga ik in op de ethiek/ moraal die naar voren komt in de parabel, hierbij gaat het voornamelijk om de moraal ten aanzien van rijkdom en bezittingen, de moraal ten aanzien van het ego van de mens en Gods betrokkenheid bij de zwakkeren die als voorbeeld kan dienen voor de ethiek van de mens. Tot slot ga ik in op de eschatologie die in Lucas naar voren komt. Dodenrijk In de parabel zien we een beeld ontstaan van het dodenrijk en de pijniging die de rijke man moet verduren. Er is maar een klein aantal teksten in Lucas die verwijzen naar gelijksoortige straffen. In Lucas 3: 7-9 is beschreven hoe Johannes mensen oproept om zich te laten dopen. Hij heeft het hierbij over een „komende vergelding‟ (vers 7). In vers 9 zegt hij: “Ja, de bijl ligt al aan de wortel van de boom: iedere boom die geen goede vruchten draagt, wordt omgehakt en in het vuur geworpen.” In vers 17 gaat hij in op de eschatologische komst van Jezus. “hij houdt de wan in zijn hand om de dorsvloer te reinigen, het graan zal hij bijeenbrengen in zijn schuur en het kaf in onblusbaar vuur verbranden.” Evenals in de parabel van de rijke man en de arme Lazarus spreekt dit tekstgedeelte over een vergelding waarbij „vuur‟ symbool staat voor vernietiging. De boom die geen goede vrucht voortbrengt en het kaf dat eveneens onbruikbaar is, gaan de vernietiging tegemoet. In Lucas 10:15 staat: “En jij, Kafarnaüm, je denkt toch niet dat je tot in de hemel zult worden verheven? In het diepst van het dodenrijk zul je afdalen!” Er wordt hier niet gesproken over „vuur‟ maar over het dodenrijk. We treffen hier een contrast aan dat ook in de parabel over de rijke man en de arme Lazarus te vinden is. De welvarende stad Kafarnaüm die geen oog heeft voor de leringen van Jezus zal, net zoals de rijke man die geen oog heeft voor de wet van Mozes, niet verheven worden, maar afdalen tot in het dodenrijk. Indirect kan de waarschuwing aan het adres van
16
Kafarnaüm gezien worden als oproep tot ommekeer. Het dodenrijk wordt vaak in verband gebracht met waarschuwingen en aansporingen om het leven te beteren. In Lucas 12:5 staat: “Ik zal jullie zeggen voor wie je bang moet zijn. Wees bang voor hem die de macht heeft om iemand niet alleen te doden maar ook in de Gehenna te werpen. Ja, ik zeg jullie, wees bang voor hem!” Jezus waarschuwt ook voor het gedrag van de Schriftgeleerden. Lucas 20:47 “Ze verslinden de huizen van de weduwen en zeggen voor de schijn lange gebeden op. Over hen zal strenger worden geoordeeld dan over anderen!” In het Lucasevangelie komt het leven na de dood dus geregeld aan de orde. We zien dat er over vergelding en straffen gesproken wordt. De symboliek van vuur is ook aan de orde. In het evangelie zijn verder geen inhoudelijke beschrijvingen terug te vinden van bestraffingen. Hoewel de inhoud van de straffen onduidelijk blijft ontstaat er wel meer duidelijkheid ten aanzien van de ethische boodschap. Er wordt een moreel appel gedaan op de toehoorders en lezers van het evangelie om een goed leven te leiden, om goede vruchten te dragen, om er niet zomaar vanuit te gaan dat je hemelhoog verheven wordt en om alert te zijn dat de welvaart en schone schijn geen grotere rol gaan spelen dan God en zijn boodschap. De rijke man in de parabel lijdt niet alleen kwellende pijnen in het vuur, hij hoopt ook dat Lazarus een druppel water zal geven om hem verkoeling te brengen. Het hebben van dorst in het hiernamaals is een gegeven dat in de rest van het Lucas evangelie niet meer voorkomt. Het evangelie van Lucas beschrijft wel de symboliek van eten en drinken in het koninkrijk van God. “Ik bestem jullie voor het koningschap zoals mijn Vader mij voor het koningschap bestemd heeft: 30 jullie zullen in mijn koninkrijk eten en drinken aan mijn tafel, en zetelen op een troon om recht te spreken over de twaalf stammen van Israël.”· Kortom, in het rijk van God komt een mens niet snel wat tekort. Dorst zal in dit rijk niet voorkomen. De onomkeerbaarheid/ de kloof Volgens de parabel van de rijke man en Lazarus is er geen verkeer mogelijk tussen het dodenrijk en de plaats waar Lazarus is bij Abraham. In het aardse leven was nog alles mogelijk, maar in het hiernamaals is alles afgesloten en krijgt een ieder wat hem toekomt. Hoewel er verder in Lucas geen teksten zijn die deze gedachtegang letterlijk weergeven, laat het evangelie wel vergelijkbare denkwijzen zien. Lucas 10:20: “Verheug je er echter niet over dat de geesten zich aan jullie onderwerpen, maar verheug je omdat jullie naam in de hemel opgetekend is. Dit tekstgedeelte laat zien dat er in dit aardse leven al bepaald is dat mensen in de hemel zullen komen. Er wordt ook bij gezegd dat men hier blij om zou moeten zijn. Dat er een kloof zou zijn tussen hemel en dodenrijk, wordt niet beweerd. Lucas 13:28 impliceert dat er mensen zijn die niet in Gods koninkrijk kunnen komen: “Dan zullen jullie jammeren en knarsetanden wanneer je Abraham, Isaak en Jakob en al de profeten in het koninkrijk van God ziet, maar zelf buitengesloten wordt.” Lucas 19: 9 en 10 beschrijft een ander voorbeeld. Wanneer Zacheüs zijn zonden inziet, berouw toont en zijn leven betert, zegt Jezus: “Vandaag is dit huis redding ten deel gevallen, want ook hij is een zoon van Abraham. De Mensenzoon is gekomen om
17
te zoeken en te redden wat verloren was.” Wat opvalt in dit tekstgedeelte is dat de redding van Zacheüs is gekoppeld aan Abraham. Het jodendom kende geloofsstromingen die ervan uitgingen dat je als nakomeling van Abraham verzekerd bent van een goede bestemming in het hiernamaals. Dit is een denkbeeld waar Johannes de Doper zich ook al tegen verzet in Lucas 3:8 en 9; “Breng vruchten voort die een nieuw leven waardig zijn, en zeg niet meteen bij jezelf: Wij hebben Abraham als vader. Want ik zeg jullie: God kan uit deze stenen kinderen van Abraham verwekken! 9 Ja, de bijl ligt al aan de wortel van de boom: iedere boom die geen goede vruchten draagt, wordt omgehakt en in het vuur geworpen.” In de parabel van de rijke man en Lazarus zien we dat de rijke man Abraham aanspreekt met: “Vader”. Het is alsof de rijke man zich beroept op de vanzelfsprekendheid van redding. Abraham erkent deze familieband, hij noemt de rijke man „zoon‟. Ondanks dat heeft hij geen medelijden met de rijke man en is er niets wat hij kan doen. De rijke man, die afstammeling is van Abraham, is op een strafplaats terecht gekomen. De parabel gaat dus rechtstreeks in tegen het idee dat redding vanzelfsprekend is. Het lot van de rijke man wordt niet ongedaan gemaakt. In Lucas 18 wordt Zacheüs pas een zoon van Abraham genoemd nadat hij besloten heeft om zijn leven te beteren. Een van de manieren waarop Zacheüs zijn leven zal gaan beteren is door de helft van zijn bezit aan de armen te geven. Ook dit gegeven kunnen we relateren aan de arme Lazarus in de parabel. Zacheüs betert zijn leven, geeft aan de armen en is hierdoor gered. De rijke man uit Lucas 16 blijft feesten geven en genieten van zijn rijkdom, geeft niets aan de arme Lazarus en zijn redding blijft uit. Hoewel in Lucas niet letterlijk wordt gesproken over een onomkeerbare situatie in het hiernamaals, is het in Lucas wel helder dat dit aardse leven een belangrijke en bepalende rol heeft als het gaat om het lot in het hiernamaals. Uit bovenstaande voorbeelden kunnen we ook opmaken dat de daden in dit leven zwaarder wegen dan afkomst of status. Deze voorstelling van zaken roept indirect op om tot inkeer te komen, berouw te hebben en anders te gaan leven. Als de daden van een mens bepalend zijn voor het veilig stellen van de toekomst, dan is er een grote motivatie om een zo goed mogelijk leven te leiden. Reizen tussen het dodenrijk en de aarde De rijke man smeekt Abraham om Lazarus naar zijn ouderlijk huis te sturen om zijn vijf broers te waarschuwen in de hoop dat hen het lijden in het dodenrijk bespaard zal blijven. Abraham wijst dit verzoek af, niet omdat het onmogelijk is, maar omdat hij het onnodig acht. In het evangelie van Lucas komen we een dergelijk verzoek niet meer tegen. Eerder in het evangelie zien we dat Jezus wel contact heeft met overledenen. In Lucas 9:28-36 ontmoet hij Mozes en Elia op een berg waar enkele discipelen bij zijn. Hieruit blijkt dat het volgens de auteur wel mogelijk was om contact te hebben met mensen uit het hiernamaals. Moraal/ ethiek Uit het verhaal blijkt dat het terecht komen in het dodenrijk een sanctie is die volgt op een bepaalde leefwijze. In de tekst zien we niet alleen een beeld ontstaan van het dodenrijk, ook de moraal/ ethiek wordt belicht.
18
Moraal ten aanzien van rijkdom en bezittingen: In het evangelie van Lucas komt naar voren dat we oog dienen te hebben voor onze medemens, in het bijzonder voor de armen. De armen lijken in het evangelie van Lucas een belangrijke plaats in te nemen: In Lucas 4:18 wordt de profeet Jesaja aangehaald, in dit tekstgedeelte zegt Jezus: “(…) Hij heeft mij gezonden om goed nieuws te brengen aan de armen, (…)”. Dit is een passage die hij voorleest uit de boekrol van de profeet Jesaja. Opvallend is dat de parabel van de rijke man en de arme Lazarus ook verwijst naar de profeten. In dit tekstgedeelte gebruikt Jezus diezelfde profeten om onder andere de positie van de armen naar voren te brengen. Lucas 14:12-14; “Wanneer u een maaltijd aanbiedt of een feestmaal geeft, vraag dan niet uw vrienden, uw broers, uw verwanten of uw rijke buren, in de verwachting dat zij u op hun beurt zullen uitnodigen om iets terug te doen. Wanneer u mensen ontvangt, nodig dan armen, kreupelen, verlamden en blinden uit. Dan zult u gelukkig zijn, zij kunnen voor u dan wel niets terugdoen, maar u zult ervoor beloond worden bij de opstanding van de rechtvaardigen.” Er ligt dus een grote nadruk op de armen. Het slot van de parabel van de rijke man en de arme Lazarus suggereert dat de rijke man niet naar de wetten van Mozes en de profeten heeft geluisterd.16 Deze wetten voorzien in richtlijnen voor een „goed‟ leven, een leven waarin men onder andere goed omgaat met materiële bezittingen en waarin men zorg draagt voor de armen.17 In het evangelie van Lucas zien we vaker verwijzingen naar rijkdom en welvarende mensen. Deze verwijzingen gaan veelal in op het negatieve aspect van rijkdom: Jezus vertelt een gelijkenis over een zaaier die zijn land opgaat om te zaaien. Het zaad valt op verschillende plaatsen op de grond. De plaats waar het zaad neervalt, is bepalend voor de ontwikkeling die het kan doormaken. De belemmerende factor van rijkdom in het leven van de mens komt hierbij nadrukkelijk aan de orde: (Lc 8:14) “Het zaad dat tussen de distels valt, dat zijn zij die wel geluisterd hebben, maar door zorgen en rijkdom en de genoegens van het leven worden ze gaandeweg verstikt, zodat ze geen vrucht dragen.” Een ander Schriftgedeelte wat ingaat op de rol van materialisme en rijkdom in het leven van de mens is Lucas 18: 21-25; “Aan dat alles heb ik me sinds mijn jeugd gehouden.‟ Toen Jezus dat hoorde, zei hij: „Nog één ding ontbreekt u. Verkoop alles wat u hebt en verdeel de opbrengst onder de armen, dan zult u een schat in de hemel bezitten. Kom daarna terug en volg mij!‟ Toen de man dat hoorde, werd hij diepbedroefd. Hij was namelijk zeer rijk. Toen Jezus zag dat de man zo bedroefd werd, zei hij: „Wat is het moeilijk voor rijken om het koninkrijk van God binnen te gaan. Het is gemakkelijker voor een kameel om door het oog van een naald te gaan dan voor een rijke om het koninkrijk van God binnen te gaan.” In Lucas 16:13 zien we een soortgelijk gedachtegoed; “Geen knecht kan bij twee heren tegelijk in dienst zijn: of hij mag de een niet en de ander wel, of hij
16
O. LETHIPUU, The Afterlife Imagery in Luke‟s Story of the Rich Man and Lazarus, 165. Zie ook: G.W. FORBES, The God of Old, The Role of the Lukan Parables in the Purpose of Luke‟s Gospel, Sheffield, 2000, 192. 17 Zie o.a. Deuteronomium 15 en Jesaja 58:7+10.
19
draagt de een op handen en heeft een hekel aan de ander. Je kunt God en het geld niet tegelijk dienen.” Het evangelie van Lucas maakt duidelijk dat rijkdom niets voorstelt in de hemel. Sterker nog, het kan mensen de toegang tot Gods rijk ontzeggen. De rijke mens gaat zo in zijn rijkdom op, dat hij geen ruimte meer laat voor God. In Lucas 12 zien we hoe de mens gestimuleerd wordt om niet te hechten aan aardse bezittingen, maar aan de rijkdom die je vindt in God. Lc 12:15: Hij zei tegen hen: „Pas op, hoed je voor iedere vorm van hebzucht, want iemands leven hangt niet af van zijn bezittingen, zelfs niet wanneer hij die in overvloed heeft.‟ Lucas 12:33: „Verkoop je bezittingen en geef aalmoezen. Maak voor jezelf een geldbuidel die niet verslijt, een schat in de hemel die niet opraakt, waar een dief niet bij kan en die door geen mot kan worden aangevreten. 34 Waar jullie schat is, daar zal ook jullie hart zijn.‟ Uit deze teksten kunnen we afleiden dat het stimuleren van de rijken om aan de armen te geven niet alleen gemotiveerd wordt vanuit Gods sympathie voor de armen maar ook vanuit Gods hart voor de rijken. Doordat de rijke zijn bezittingen weggeeft zet hij nadrukkelijk God op de eerste plaats. Hierdoor heeft de rijke zelf ook de mogelijkheid om gered te worden. Hiermee kunnen we de parabel van de rijke man en de arme Lazarus in een ander licht zetten. De arme heeft een plaats verworven in Gods rijk. Zijn leven was zwaar, maar zijn redding lijkt als vanzelf te gaan. De rijke man heeft een mooi leven op aarde. Dit leven is niet zo zwaar als dat van de arme Lazarus. Desalniettemin is de verantwoordelijkheid die hij draagt groter. Doordat de rijke man opgaat in zijn rijkdom, feesten en mooie kleding, heeft hij geen oog meer voor God en zijn schepping. De kans is groot dat wanneer Lazarus helemaal niet voor de poort had gelegen, de rijkdom van de rijke man nog steeds de plaats tussen hem en God zou hebben ingenomen. De rijke man had ook dan geen redding kunnen vinden. Vanuit deze beeldvorming is de rijke man het slachtoffer van zijn rijkdom, hoewel hij dit zich niet realiseert. Moraal ten aanzien van het ego van de mens In de parabel zien we hoe de rijke man op aarde bezig is met zichzelf en zijn rijkdom. Eenmaal in het hiernamaals is de rijke man nog steeds bezig met zijn eigen lot. Hij wil Lazarus in actie krijgen om een druppel water te brengen zodat hij even verlichting vindt van al zijn pijnen. Wanneer dit niet gaat wil hij Lazarus naar zijn broers sturen. Het lijkt erop dat de rijke man Lazarus overal voor wil laten opdraven. Abraham gaat hier niet mee akkoord en neemt het voor Lazarus op. In Lucas vinden we een aantal teksten die uiteenzetten dat wie zich probeert boven een ander te verheffen, het tegenovergestelde zal bereiken. Lc 14:11 en Lc 18:14; “Want wie zichzelf verhoogt zal vernederd worden, maar wie zichzelf vernedert zal verhoogd worden.” Egoïsme wordt dus ontmoedigd. Jezelf als mindere opstellen wordt gestimuleerd. De parabel geeft hier een goed voorbeeld van. Op aarde staat de rijke man hoger in aanzien dan de arme man. Hij kleedt zich zo mooi mogelijk en geeft grote feesten. De arme man heeft een mindere positie.
20
In het hiernamaals keren de rollen om. Lazarus wordt verheven, hij krijgt een ereplaats bij Abraham. De rijke man wordt vernederd. Ondanks die vernedering doet de rijke man nog steeds pogingen om zichzelf weer te verheffen. De houding van de rijke man blijft gelijk. De parabel van Lucas is geschreven met als doel een boodschap over te brengen aan de lezer. De lezer krijgt de boodschap om zichzelf als minste te zien en juist veel oog te hebben voor „de ander‟. De parabel roept op tot veranderen, van een leven dat om het ego draait, naar een wereld waarbij „de ander‟ een prominente rol inneemt. De betrokkenheid van God bij de zwakken: Lazarus is een arme bedelaar die ziek en hongerig is. Zijn naam betekent letterlijk: „hij die door God geholpen wordt‟.18 In de parabel zien we dat Lazarus hulpbehoevend is. Hij is ziek, is overdekt met zweren, is niet in staat om te werken en hij bedelt bij de poort. Gods betrokkenheid bij de armen, gebrokenen, gevangenen, gewonden, weduwen en wezen staat in het hele boek van Lucas centraal. Veelvuldig zien we teksten en gelijkenissen waarin de zwakkeren op een voetstuk geplaatst worden. Daarentegen wordt er wat afstand genomen van de mensen die het goed hebben op aarde. De rijke, vitale en succesvolle mens krijgt weinig waardering. De God die Lucas beschrijft is derhalve een God die mensen wil genezen, heelmaken, vrijmaken, helpen en zich over hen wil ontfermen. In Lucas 5:31 lezen we: “Gezonde mensen hebben geen dokter nodig, maar wie ziek is wel”. God is een genezer en een liefdevolle helper. Hij is daarom op zoek naar mensen die zijn genezing en liefde nodig hebben. In Lucas 14:15-24 staat een gelijkenis over een man die een feest organiseert waar niemand op komt dagen. Alle genodigden waren te druk met hun eigen welvarende leven. Uiteindelijk wil de man niet meer dat deze welvarende mensen op het feest komen. Vers 21 “Ga vlug de stad in en breng uit de straten en stegen de armen en kreupelen en blinden en verlamden hierheen.” vers 24: “Ik zeg jullie: niemand van degenen die eerst uitgenodigd waren, zal van mijn feestmaal proeven.” De welvarende mensen zijn blijkbaar zo druk bezig met hun rijkdom en aardse zaken dat deze zaken tussen hen en God in komen te staan. In Lucas 6:20-26 (en Lc 1:52-55) is de tegenstelling tussen de beloften aan de zwakkeren en de welvarenden te zien. Voor de armen, hongerigen, huilenden en de gehatenen wacht een grote beloning in de hemel. Terwijl de rijken, de mensen die leven in overvloed, de mensen die lachen en geliefd zijn hun deel al binnen hebben. Eschatologie Naast de thema‟s die we in paragraaf 1 en 2 tegenkwamen, die een beeld gaven van het dodenrijk en de moraal, is er nog een overkoepelend thema aanwezig in de tekst. De overgang van de aarde naar het dodenrijk berust op een aanname. Wanneer de personages in de tekst sterven dan komen ze direct ergens terecht. De rijke man komt meteen op een plaats van pijnlijke kwelling en Lazarus wordt begeleid door engelen en komt op een plaats van troost bijgestaan door Abraham. In de parabel wordt verder niet gesproken over een (eind)oordeel van God.
18
O. LETHIPUU, The Afterlife Imagery, 164.
21
In het evangelie van Lucas komt naar voren dat niet iedere Jood geloofde in een leven na de dood. In Lucas 20:27 lezen we dat de Sadduceeërs bestreden dat er een leven na de dood is. Zij leggen in dat tekstgedeelte een vraag voor aan Jezus waarin ze hem uitspraken over het hiernamaals proberen te ontlokken. In de tekst spreekt Jezus over een toekomstige wereld en een opstanding van de doden voor mensen die hier „waardig‟ voor bevonden zijn. Deze mensen kunnen niet meer sterven. Vers 36: “Ze zijn als engelen en ze zijn kinderen van God omdat ze deel hebben aan de opstanding. Dat de doden opgewekt worden, dat heeft ook Mozes al duidelijk gemaakt in de tekst over de doornstruik, waar hij spreekt over de Heer als de God van Abraham en de God van Isaak en de God van Jakob. Hij is geen God van doden, maar van levenden, want voor hem zijn allen in leven.” In deze tekst heeft Jezus het over een opstanding van de doden. Het is onduidelijk wanneer deze opstanding plaatsvindt. De mensen die opstaan, moeten wel eerst waardig gekeurd worden. Dit impliceert dat er eerst een keuring/ oordeel plaatsvindt. Er zijn meer teksten in Lucas die een eindoordeel beschrijven van de mens op een nader te bepalen tijdstip in de toekomst: Luc 10:12 En hij vervolgde: “Ik zeg u: op de dag van het oordeel zal Sodom er beter afkomen dan die stad.” Luc 11:31 “Op de dag van het oordeel zal de koningin van het Zuiden samen met de mensen van deze generatie opstaan en hen veroordelen.” In de parabel van de arme Lazarus en de rijke man is er geen sprake van een oordeel dat ver in de toekomst ligt. Gelijk na hun dood bevinden zij zich bij Abraham of in het dodenrijk. Het zou zo kunnen zijn dat de tekst omwille van het verhaal op deze manier is ingekleed. Dat verklaart echter niet dat Jezus de misdadiger naast hem aan het kruis belooft dat ze elkaar dezelfde dag nog in het paradijs zullen treffen. In Lucas 23:43. Hierin zegt Jezus; “nog vandaag zul je met mij in het paradijs zijn.” Het lijkt erop dat deze manier van denken over dood en hiernamaals los staat van de visie dat er een eindoordeel volgt in de toekomst. Er zijn dan twee zienswijzen, enerzijds het hiernamaals dat gelijk ingaat zodra iemand overlijdt en anderzijds een hiernamaals dat pas ingaat nadat de mensheid geoordeeld is. Er zijn wetenschappers die stellen dat deze denkbeelden naast elkaar kunnen bestaan. Het paradijs, Abrahams schoot en het dodenrijk kunnen gezien worden als een soort tussenfase voorafgaande aan het eindoordeel. 19
5 Conclusie In dit hoofdstuk heb ik eerst uiteengezet wat de visie op leven en dood in de parabel van Lucas inhoudt. De parabel bestaat uit twee delen. Een situatieschets van het leven van de rijke man en de arme Lazarus zowel op aarde als in het hiernamaals en een dialoog tussen Abraham en de rijke man. In het eerste deel kwamen er thema‟s naar voren zoals rijkdom en armoede, welvaart en pijniging, medeleven en egoïsme, de mogelijkheden op aarde die in het hiernamaals niet meer bestaan, eenzaamheid en gemeenschap en de betrokkenheid van God bij de armen versus de afstand die God houdt ten opzichte van de rijken en 19
O. LETHIPUU, The Afterlife Imagery, 237-241.
22
mensen met een slecht moraal. Deze thema‟s zijn bepalend voor de visie op leven en dood. In de andere paragrafen wordt deze thematiek uitgewerkt. Wanneer we deze ideeën in het licht zetten van het complete evangelie van Lucas dan zien we grote overeenkomsten in het gedachtegoed. Zowel in het evangelie van Lucas als in de parabel is te zien dat God op zoek is naar de armen en gebrokenen om hen te helpen. De rijken lijken geen hulp nodig te hebben en ook geen God. De rijkdom lijkt samen te gaan met egoïsme en een afstand tussen God en de rijke mens. Deze afstand zorgt voor pijniging, eenzaamheid en een geestelijke armoede. De dialoog tussen Abraham en de rijke man valt iets lastiger te plaatsen in het Lucas evangelie. De twee essentiële vragen die in de parabel naar voren komen20, zijn niet letterlijk terug te vinden in het evangelie. Er zijn wel indirecte verwijzingen terug te vinden die de denkbeelden in de parabel min of meer ondersteunen. Wanneer we de parabel inpassen in het totale evangelie van Lucas kunnen we stellen dat het dodenrijk een plaats is van pijniging waaraan niet te ontsnappen is. Het dodenrijk betekent een uitstoting door God uit zijn liefdevolle gemeenschap. Deze uitstoting is een gevolg op het aardse leven waarin de mens zelf afstand nam van God door een onverantwoorde omgang met bezittingen of het hanteren van een moraal zonder liefde.
20
Het gaat hierbij om de vraag of het als overledene nog mogelijk is om te reizen tussen tussen het dodenrijk en het rijk van God. De tweede vraag is of het als overledene mogelijk is om naar de aarde te gaan en contact te maken met de levenden.
23
Hoofdstuk 3 Het dodenrijk in Psalm 88 In dit hoofdstuk beantwoord ik de vraag of en in hoeverre de voorstellingen van de onderwereld in de parabel van Lucas overeenkomen met de opvattingen hieromtrent in Psalm 88, vermoedelijk een van de oudste teksten in het Oude Testament. In de eerste paragraaf zal ik een korte beschrijving geven van het dodenrijk in oude lagen van het Oude Testament. In de tweede paragraaf zal ik me richten op Psalm 88, die een uitgebreide beschrijving geeft van het dodenrijk. Tot slot vergelijk ik de voorstellingen van de onderwereld in de parabel van Lucas met de voorstellingen van de onderwereld in Psalm 88.
1 Het dodenrijk in oude lagen van het Oude Testament Het tot stand komen van het Oude Testament is een proces geweest dat eeuwen heeft geduurd. Dit betekent dat de denkwijzen die we tegenkomen in het Oude Testament zich geleidelijk ontwikkeld hebben. Dit geldt ook voor de ideeën over leven, dood en hiernamaals. Wright onderscheidt in zijn boek21 drie fasen in deze ontwikkeling: - In de eerste fase was er geen hoop voor de mens die stierf, de dode kwam in het dodenrijk terecht en verdween daar in de duisternis en keerde hier nooit van terug.22 - In de loop van de Joodse geschiedenis ontstond het idee dat de liefde en kracht van God in het geval van wetsgetrouwe en vrome mensen zo groot zijn dat zelfs de dood deze niet kan overwinnen. - Uiteindelijk ontstond het idee dat de doden door God opgewekt zouden worden tot een nieuw leven. Wright schrijft: “Three positions thus emerge: absence of hope beyond death; hope for blissful life after death; hope for bodily life after „life after death‟. Very different they seem.”23 Psalm 88 is een oude tekst die goed weergeeft hoe in het oude Israël over dood en hiernamaals gedacht werd. De dood was in die tijd een onvermijdelijk eindpunt. De dood was wegraken in vergetelheid, niet iets wat wenselijk was of in het brandpunt van de belangstelling stond.24 Bij de Israëlieten lag de klemtoon dan ook meer op het leven. Hoewel er geen leven met God was na de dood, was er wel leven met God tijdens het leven. God was met het volk en het was van belang dat het volk bleef voortbestaan.25 Dit gedachtegoed is terug te vinden door het hele Oude Testament heen. Een voorbeeld is de passage waarin God aan Abraham een groot nageslacht belooft.26 Deze passage laat zien hoeveel waarde er gehecht werd aan het voortbestaan van het volk. Een enkele keer zien we dat het dodenrijk ingeschakeld wordt
21
N.T. Wright, The Resurrection of the Son of God, Augsburg Fortress, 2004, 86. Zie ook: H. OBAYASHI, Death and afterlife. Perspectives ofWworldRreligions, New York, 1991, 67. 23 N.T. WRIGHT: TheRresurrection of the Son of God, 86. 24 J.C. SOLES, Death and Afterlife in the New Testament, New York, 2006, 12. Hierin staat: “We can characterize the OT attitude towards death mainly as fear: “ once dead you were cut off from God‟s grace” (cf Ps 88:4-5). If God does not remember the dead, clearly being dead is not desirable.” 25 N.T. WRIGHT: The Resurrection of the Son of God, 99. 26 Genesis 17:2. 22
24
om de levenden van dienst te zijn. Bekend is het verhaal waarin Saul de doden raadpleegt.27 Wanneer we het over het dodenrijk hebben zoals dat in het Oude Testament voorkomt, moeten we stilstaan bij het Hebreeuwse woord „Sheol‟. Sheol is het belangrijkste Hebreeuwse woord voor dodenrijk.28 Johnston neemt aan dat dit woord letterlijk vertaald kan worden als: onderwereld of het rijk van de doden diep onder de aarde.29 Johnson schrijft het volgende over de kenmerken van Sheol: “It is clearly below the ground: to go there one „descends‟(y-r-d), and to escape one „ascends‟ („-l-h); it is often qualified by adjectives of depth; it is cosmologically opposite to „heaven‟ (Job 11:8; Ps. 139:8; Is. 7:11; Amos 9:2; cf. Deut. 32:22); one digs towards Sheol (Amos 9:2); the earth opens its mouth and rebels descend there (Num. 16:30, 33); it is a cavernous communal tomb (Ezek. 32:18-32); and is associated with worms, maggots and dust (Job 17:16; Is. 14:11).”30
2 Het dodenrijk in Psalm 88 In deze paragraaf ga ik in op de opbouw en betekenis van Psalm 88. De psalm is opgeschreven als lied. Er zijn refreinen en coupletten in te herkennen die ik verder uitwerk. Ik beschrijf wat het neerdalen in het dodenrijk betekent voor de ik-persoon en welke rol God hierbij heeft. Vervolgens beschrijf ik de kern van het lied in de Psalm. Tot slot sta ik stil bij de synoniemen van „sheol‟ in de Psalm. In de Nieuwe Bijbelvertaling (2005) luidt Psalm 88 als volgt: 1 Een lied, een psalm van de Korachieten. Voor de koorleider. Op de wijs van De rietpijp. Een beurtzang, een kunstig lied van de Ezrachiet Heman. 2 H E E R , God, mijn redder, overdag schreeuw ik het uit, ’s nachts zit ik stil voor u neer. 3 Laat mijn gebed u bereiken, luister naar mijn klagen, 4 ik word door rampen bezocht, mijn leven nadert het dodenrijk. 5 Ik hoor bij wie afgedaald zijn in het graf, ik ben als een man aan het eind van zijn krachten, 6 een naamloze dode, ik ben als een gesneuvelde in een massagraf, aan wie u niet langer denkt, losgerukt uit uw hand. 7 U hebt mij onder in de kuil gelegd, 27
1 Samuël 28:11-19. P.S. JOHNSTON, Shades of Sheol. Death and Afterlife in the Old Testament, Leicester 2002, 70. 29 P.S. JOHNSTON, Shades of Sheol. Death and Afterlife in the Old Testament, 73. 30 P.S. JOHNSTON, Shades of Sheol. Death and Afterlife in the Old Testament, 73. 28
25
in het duister van de diepte, 8 uw toorn drukt zwaar op mij, uw golven slaan over mij heen. sela 9 Bekenden hebt u van mij vervreemd, afgrijzen roep ik bij hen op, ik ben ingesloten en zie geen uitweg meer. 10 Mijn ogen zijn dof van ellende, ik roep u aan, H E ER , elke dag, en strek mijn handen naar u uit. 11 Doet u aan doden wonderen, staan schimmen op om u te loven? sela 12 Komt uw liefde in het graf ter sprake of uw trouw in de afgrond? 13 Weet men in de duisternis van uw wonderen of van uw weldaden in het land der vergetelheid? 14 Daarom roep ik u om hulp, H EE R , elke morgen nader ik u met mijn gebed. 15 Waarom, HEER , verstoot u mij en verbergt u voor mij uw gelaat? 16 Ik ben verzwakt, van jongs af in doodsgevaar, verbijsterd moet ik uw woede verduren. 17 De gloed van uw toorn overweldigt mij, uw verschrikkingen maken mij sprakeloos, 18 als water omringen ze mij, dag aan dag, van alle kanten sluiten ze mij in. 19 Mijn beste vrienden hebt u van mij vervreemd, mijn enige metgezel is de duisternis. Het boek Psalmen is een verzameling gebeden en liederen. Er zijn verschillende soorten psalmen te onderscheiden. Veel voorkomende psalmen zijn psalmen waarin tot God gebeden wordt, waarin gevraagd wordt om bescherming, God bedankt wordt of waarin geklaagd wordt vanwege de ellendige situatie waarin iemand verkeert.31 Psalm 88 is een voorbeeld van een klaaglied. De schrijver van de Psalm is ten einde raad en roept naar God voor zijn redding. Tegelijkertijd keert hij zich tegen God, hij klaagt God aan en houdt Hem verantwoordelijk voor al het onrecht dat hem overkomt. De psalm begint met het aanroepen van God. De psalmist vraagt God of hij zijn gebed wil horen en aannemen (vv. 2-3). In vv. 4-6 verwoordt de psalmist zijn benarde situatie, hoe verloren hij zich voelt en hoe zijn omgeving hem als verloren beschouwt. In vv. 7-10a klaagt de psalmist God aan en beweert hij dat God degene is die hem dit alles aandoet.
31
Willibrordvertaling 1995, Inleiding op de Psalmen.
26
In vers 10 laat de psalmist wederom weten dat hij God aanroept. In vv. 11-13 stelt de psalmist vragen aan God. Dit lijken retorische vragen te zijn, aangezien de psalmist eerder al gesteld had dat men in het dodenrijk geen hulp meer ontvangt en dat er niet meer aan de doden gedacht wordt. De vragen beschrijven de „onwenselijke‟ (toekomst)situatie en proberen God ertoe te bewegen deze situatie te voorkomen. Opnieuw laat de psalmist weten dat hij roept tot God. In vers 3 vroeg de schrijver nog of God zijn gebed wilde aannemen. In vers 14 en 15 vraagt hij zich alleen nog af waarom God niets van hem wil weten. De hoop lijkt te zijn verdwenen. Opnieuw gaat de schrijver in op zijn ellendige situatie in vers 16. Direct erna houdt hij wederom God verantwoordelijk voor zijn ellende. Wanneer we de opbouw van dit lied analyseren zien we het volgende patroon: A Een roep tot God met de vraag of Hij wil luisteren (vv. 2-3) B Een beschrijving van de ellendige situatie (vv. 4-6) C Het aanklagen van God als zijnde de verantwoordelijke (vv. 7-10a) A Een roep tot God met de mededeling dat de schrijver zijn handen naar God uitstrekt (vv.10b) Retorische vragen die de onwenselijke situatie weergeven (vv. 11-13) A Een roep tot God met de vraag waarom Hij niet luistert (vv. 14-15) B Een beschrijving van de ellendige situatie (v. 16) C Het aanklagen van God als zijnde de verantwoordelijke (vv. 17-19) De roep tot God, die hierboven is aangeduid als „A‟, is een constante factor in het lied. We zouden kunnen stellen dat dit het refrein is. Deze „refreinen‟ heb ik in vet afgedrukt in de psalm aan het begin van deze paragraaf. Het refrein verandert van toon naarmate de psalm vordert. De afstand tussen de psalmist en „het leven‟ wordt steeds groter. Eerst hoopt hij nog dat God zal luisteren, overdag schreeuwt hij het uit en in de nacht is hij stil voor God. Aan het einde van de psalm roept hij niet meer dag en nacht naar God. Hij bidt nog wel elke morgen. Het enige wat hij zich nog afvraagt, is waarom God niet luistert. De psalmist beschrijft tot twee keer toe zijn ellendige situatie (B). Na deze beschrijving klaagt de psalmist God aan als boosdoener (C). B en C kunnen gezien worden als de coupletten waarin de beleving van de psalmist uiteengezet is. Deze beleving bestaat uit twee hoofdcomponenten: - de ellende die de psalmist ervaart als het neerdalen in het dodenrijk. - Het is God die de ellende veroorzaakt. De ellende die de psalmist ervaart als het neerdalen in het dodenrijk De psalmist beschrijft dat hij het gevoel heeft dat hij in het dodenrijk is neergedaald. Wanneer we het dodenrijk in de psalm nader analyseren moeten we ons eerst realiseren waarom de schrijver over het dodenrijk spreekt. Zoals ik in paragraaf 1 heb beschreven, is het dodenrijk het tegenovergestelde van het domein van de levende God. De psalmist voelt blijkbaar een dusdanige afstand tussen zichzelf en God dat hij zich in het dodenrijk waant.
27
Wanneer we het dodenrijk willen analyseren zijn de locaties waar de psalm naar verwijst het meest interessant. De volgende locaties zijn in de psalm beschreven: - de plaats van de levenden, - aan de rand van het graf, - de plaats van de doden. De functie van deze plaatsen licht ik hierna toe.
De plaats van de levenden De psalmist leeft op aardemaar heeft het gevoel aan de rand van het graf te staan. De psalmist noemt een aantal zaken die hij met leven associeert. Zo had hij vrienden van wie hij vervreemd geraakt is. Vriendschap wordt hiermee in verband gebracht met „leven‟. In vers 11 t/m 13 stelt de schrijver retorische vragen waaruit blijkt dat de doden geen zinvol bestaan meer hebben. Verondersteld wordt dat er voor de levenden een goed contact bestaat tussen God en de mens. Dat God de levenden tegemoet komt met wonderen, liefde en trouw en dat de levenden God kunnen eren. De wonderen, liefde en het contact met God houden dus verband met het leven.
Aan de rand van het graf De psalmist laat weten dat hij, hoewel hij nog leeft, al tot de doden gerekend kan worden. Hij heeft geen kracht meer en hij heeft zichzelf opgegeven. Dit lijkt erop te duiden dat het leven alleen zinvol is als er een bepaalde kwaliteit van leven is. Wanneer de kracht is verdwenen, wanneer er geen vrienden meer zijn en er geen goed contact met God meer mogelijk is, dan is dat geen leven.
De plaats van de doden Wanneer de psalmist beschrijft hoe hij zich aan de rand van de dood voelt staan, verwijst hij naar het dodenrijk. De schrijver heeft het gevoel dat hij aan het einde van zijn krachten is (vers 5). Krachteloosheid associeert hij dus met de dood. Vervolgens beschrijft hij hen die liggen in het graf. De verzen die daar betrekking op hebben werk ik hieronder uit. Vers 6: De schrijver gaat in op „hen die liggen in het graf‟. Volgens de schrijver denkt God niet meer aan hen. Dit betekent dat de doden door God vergeten zijn of dat Hij hen negeert. Bovendien verleent God hen geen hulp meer. Dat maakt ze hulpeloos. Vers 7: De schrijver heeft het gevoel dat hij diep in het dodenrijk ligt. Hierbij kunnen we opmerken dat het dodenrijk bepaalde diepten of hoogten heeft, ofwel bepaalde lagen. Diep in het dodenrijk is er een dichte duisternis. Vers 9: De schrijver voelt zich opgesloten en ziet geen uitweg Vers 11: De schrijver stelt in dit vers ogenschijnlijk retorische vragen die impliceren dat God geen wonderen doet voor de doden en dat zij niet zullen opstaan om God te vereren. Vers 12: De tendens uit vers 11 zet zich voort in vers 12. De psalmist suggereert dat de doden niet meer over Gods liefde en trouw spreken. In die kuil van verderf. Vers 13: In dit vers vraagt de psalmist zich af of de doden überhaupt nog wel iets weten van wonderen en van Gods macht om te redden. In de duisternis waar men vergeet en vergeten wordt. „De dood‟ heeft in de psalm dus een aantal duidelijke aspecten. Iemand is los van het leven. De schrijver voelt zich fysiek krachteloos (v. 5) en verzwakt (v. 16). Iemand
28
raakt sociaal geïsoleerd, naamloos (v. 6) en vervreemd van vrienden (vv .9 en 19). Ook elke vorm van contact met God is onmogelijk (vv. 11-13). Tot slot voelt de psalmist zich ellendig en in het duister zonder lichtpuntjes of hoop. Samenvattend typeren de volgende elementen het dodenrijk: - fysieke krachteloosheid; - afwezigheid van sociaal verkeer; - afwezigheid van religieus verkeer; - verblijf in duisternis - zonder (toekomst)perspectieven. Bovenstaande elementen vergelijk ik in de volgende paragraaf met de parabel van de rijke man en de arme Lazarus. De God die de ellende veroorzaakt In de Psalm ligt de nadruk op de rol die God speelt in het veroorzaken van de ellende die de psalmist moet ondergaan. In vers 2 roept de psalmist God aan als redder, maar wanneer de Psalm zich ontvouwt ontstaat er een heel ander beeld. God is de vijand van de Psalmist. Het is God die niet luistert, boos blijft en alle ellende veroorzaakt heeft. Deze zienswijze op God is uniek in de psalmen. Doorgaans is er sprake van een andere vijand dan God, een derde partij, waartegen God kan strijden om het onrecht wat gaande is te beëindigen. Dat God hier zelf de vijand is, zorgt voor een onmogelijke situatie. Alleen wanneer God zich bedenkt en stopt met het veroorzaken van ellende kan het tij keren. De kern van het lied In het midden van Psalm 88 staat plotseling een stuk tekst die niet behoort tot het refrein of de standaard coupletten (vv.11-13). Het zijn een aantal retorische vragen die als doel lijken te hebben om een onwenselijke (toekomst)situatie weer te geven. Als God de vijand is en het onheil alleen stopt als God zich bedenkt, dan moet God redenen krijgen om zich te bedenken. Als de schrijver dood gaat dan kunnen wonderen hem niet langer helpen, dan kan hij God niet meer eren en kan hij niet meer spreken over Gods liefde en trouw. Dat is zowel nadelig voor de psalmist als voor God. Wanneer de psalmist er niet meer is kan hij ook niets meer voor God betekenen. De retorische vragen kunnen beschouwd worden als de reden waarom de psalmist God aanroept. God kan nu nog een wonder doen, kan nu nog luisteren en helpen in plaats van het geweld van het leven zijn gang te laten gaan. Als God niets doet dan rest er voor de psalmist niets anders dan te roepen om God, wegkwijnen in ellende en het aanklagen van God. Dit alles totdat hij verdwijnt in het dodenrijk.32 In dit tekstgedeelte zijn oude ideeën te vinden over dood en dodenrijk. JHWH was de God van het volk van Israel en de God van het leven. Zodra iemand buiten die kaders viel dan viel iemand buiten de macht van JHWH. Zolang de Psalmist nog leeft valt er nog wat te redden aan de situatie. Na de dood van de psalmist is alle hoop op redding verloren en is het voor JHWH niet meer mogelijk om zich te bedenken.33 32
Een vergelijkbare analyse is terug te vinden in H. Van Grol, Ziek en verlaten, Schrift 40/4 (2008) 132-135. Tevens in het boek van: ROBERT L. COLE: The Shape and Message of Book III (Psalms 7389), Sheffield 2000, 173-176 33 N.T. Wright, The resurrection of the Son of God, 98; Hierin zegt Wright: “Death means that the body returns to the dust, and the breath to God who gave it; meaning not that an immortal part of the person
29
Synoniemen van ‘Sheol’ in Psalm 88 Het woord sheol komt in Psalm 88 voor in vers 4. In de rest van de psalm komt het dodenrijk nog geregeld voor maar dan in de vorm van synoniemen. Sheol wordt vergeleken met het (massa)graf, de kuil, duisternis, diepte, golven, afgrond en het land van vergetelheid. Uit deze synoniemen kunnen we afleiden dat het dodenrijk een rijk onder de aarde is. Het bevindt zich onder het rijk van de levenden, het is er duister en zonder herinneringen. In de Psalm is te zien dat de schrijver zich nu al in het dodenrijk waant. Het is alsof de muil van het dodenrijk zich uitgestrekt heeft naar het land van de levenden om de psalmist op te slokken. De psalmist zegt dat hij het dodenrijk nadert (vv.4). Het is alsof hij op reis is naar het dodenrijk en er steeds meer deel vanuit gaat maken. Alle ellende die hij meemaakt en associeert met het dodenrijk, drukt steeds zwaarder op hem. Het is een kwestie van tijd voordat het dodenrijk zo zwaar op hem drukt dat hij eronder bezwijkt. In dit licht is het dodenrijk niet alleen een rijk onder de aarde op afstand van de levenden, maar is het een zee van golven (vv.8) die mensen al raakt wanneer ze op aarde zijn. Het incasseren van deze golven gaat door totdat de mens dusdanig verzwakt is dat hij zich mee laat slepen in zee.
3 Psalm 88 en de parabel van de rijke man en de arme Lazarus In deze paragraaf leg ik een verband tussen de beeldvorming van het dodenrijk zoals deze in Psalm 88 beschreven is en de beeldvorming zoals deze terug te vinden is in Lucas‟ parabel. Dit doe ik door in te gaan op de eigenschappen van het dodenrijk zoals deze in Psalm 88 naar voren zijn gekomen. Vervolgens ga ik in op de functie van het dodenrijk in Psalm 88 en het dodenrijk in de parabel in Lucas. De kenmerken van het dodenrijk in Psalm 88 en de parabel in Lucas Het dodenrijk en Gods rijk In Psalm 88 behelst het dodenrijk alles wat met sterven te maken heeft. De Psalmist heeft het gevoel dat hij zich al in het dodenrijk bevindt omdat alles wat hij associeert met leven uit hem verdwenen is. Het dodenrijk bestormt de mens met zijn golven, totdat hij de mens meesleept in zijn diepten. Het dodenrijk is de plaats waar zowel rechtvaardigen als onrechtvaardigen mee te maken krijgen. In principe gaat ieder mens dood en zal ieder mens in het dodenrijk belanden. Wanneer we dit gedachtegoed betrekken op de parabel van de rijke man en de arme Lazarus ontstaat er een tegenstelling. Allereerst is het dodenrijk in de parabel niet verweven met het leven op aarde zoals in de Psalm. Het dodenrijk is niet iets dat zich in dit leven al manifesteert. Wanneer de rijke man en Lazarus dood zijn, gaan ze beiden naar een andere plaats. De rijke man gaat naar het dodenrijk. Dit dodenrijk goes to live with God, but that the God who breathed life into human nostrils in the first place will simply withdraw it into his own possession.” De beloning voor de rechtvaardige in het Oude Testament is een lang leven, niet gericht op het hiernamaals, maar op het (enige) leven (hier) op aarde. Dit gedachtegoed is ook beschreven door O. LETHIPUU, Afterlife imagery, 120.
30
vertoont een aantal overeenkomsten met het dodenrijk zoals Psalm 88 het schetst. Lazarus komt terecht bij Abraham, maar er staat niet dat deze plaats onderdeel uitmaakt van het dodenrijk. De plaats waar Lazarus is vertoont geen enkele overeenkomst met het dodenrijk uit Psalm 88. Lazarus is na zijn dood niet in het donker terecht gekomen zonder hulp van God. Hij is juist op een plaats van troost in het gezelschap van Abraham. In de parabel ontstaat geen duidelijkheid over de daadwerkelijke verblijfplaats van Lazarus en of dit binnen of buiten het dodenrijk is. Er zijn een aantal mogelijkheden ten aanzien van de verblijfplaats van Lazarus. Het rijk van God kan zich in theorie uitstrekken tot in het dodenrijk. Zowel Lazarus als de rijke man bevinden zich in dat geval in het rijk van God en in het dodenrijk. Het kan ook zo zijn dat het rijk van God los staat van het dodenrijk. Lazarus bevindt zich dan wellicht al in het rijk van God. Een andere mogelijkheid is dat de rechtvaardige in het dodenrijk wacht totdat hij/zij toegang krijgt tot het rijk van God. Hoewel de parabel geen uitsluitsel geeft over de werkelijke verblijfplaats van Lazarus heb ik ervoor gekozen om zijn locatie aan te duidden met „Gods rijk‟. Deze aanduiding moet gelezen worden met bovenstaand probleem als kader. Fysieke krachteloosheid In de parabel van de rijke man en de arme Lazarus zien we hoe fysieke problemen in verband worden gebracht met het dodenrijk. Op aarde is Lazarus fysiek gebroken, hij heeft zweren over zijn hele lichaam en hij heeft honger. Waarschijnlijk is hij erg ziek en vermagerd. Eenmaal aangekomen in Gods rijk vindt hij vertroosting. Het is alsof Lazarus op aarde amper de mogelijkheid had om te leven. De rijke man komt in het dodenrijk wanneer hij sterft. Nu zijn de rollen omgedraaid. De rijke man moet fysieke pijniging doorstaan, hij heeft dorst en lijdt pijn in de vlammen. De rijke man die terecht komt in het dodenrijk, wordt nergens „krachteloos‟ genoemd. Hij geeft wel aan dat hij pijn lijdt en hij vraagt of Lazarus bepaalde handelingen voor hem wil verrichten. Men zou kunnen speculeren dat de rijke man deze activiteiten van Lazarus vraagt omdat hij hier zelf niet de kracht voor heeft. Dit staat echter niet letterlijk in de tekst. Afwezigheid van sociaal verkeer De parabel in Lucas en Psalm 88 vertonen veel overeenkomsten ten aanzien van het sociale verkeer. In beide teksten verdwijnen vriendschappen zodra iemand in het dodenrijk terecht komt. De rijke man had op aarde een gemeenschap om zich heen, in het dodenrijk is deze verdwenen. De psalmist is vervreemd van zijn vrienden en dat is een van de redenen dat hij het gevoel heeft dat hij al opgeslokt is door het dodenrijk. Lazarus had geen vrienden op aarde. Hij is daarmee te beschouwen als een dode die pas in het hiernamaals tot leven komt. In het hiernamaals neemt Abraham het voor hem op. Een verschil in opvatting in Psalm 88 en Lucas 16 is dat de psalmist in vers 19 aangeeft dat hij geen vrienden meer heeft en als enige metgezel de duisternis heeft. Dat impliceert dat hij geen sociaal contact meer heeft, ook niet met zijn vrienden. In de parabel van Lucas heeft de rijke man nog wel enig sociaal contact met Abraham.
31
Afwezigheid van religieus verkeer In Psalm 88 raakt de mens in vergetelheid. God besteedt geen aandacht meer aan de doden. De vergetelheid waar in psalm 88 over gesproken wordt, is in de parabel niet aan de orde. Hoewel niemand de rijke man kan/ wil helpen, is er nog wel een vorm van contact mogelijk. Abraham noemt de rijke man nog steeds „zoon‟. Er is geen sprake van een direct contact met God. Verblijf in duisternis De parabel in Lucas spreekt niet over duisternis. Er staat wel dat er vlammen zijn, dit zou duisternis zelfs uitsluiten. Dit neemt niet weg dat het dodenrijk, waar de rijke man zit, wel vaak geassocieerd wordt met duisternis. Dit komt onder andere doordat er een grote afstand is tussen Abraham en de rijke man. De rijke man is ver weg van Gods (lichte) rijk. Er is een diepe afgrond die hen scheidt. Zonder (toekomst)perspectieven In de parabel is er voor de rijke man geen hulp. Althans niet op dat moment. Elk verzoek om hulp wijst Abraham af. De rijke krijgt geen water en niemand waarschuwt zijn familie. De rijke man is dus hulpeloos. Of de situatie uitzichtloos is, komen we niet te weten. Het is niet duidelijk in hoeverre God geen invloed meer zal uitoefenen op de situatie van de rijke man. De rijke man is nog steeds in beeld en is nog steeds een „zoon‟ van Abraham. Welke functie heeft het dodenrijk in Psalm 88 en in de parabel? Allereerst zal ik ingaan op de „populatie‟ van het dodenrijk. Psalm 88 interpreteert het dodenrijk als een plaats waar alle doden naartoe gaan. Zowel de rechtvaardigen als zondaren gaan uiteindelijk dood en komen in het rijk van de doden terecht. In de parabel van de rijke man en de arme Lazarus in Lucas speelt het dodenrijk een andere rol. Misschien is het zo dat niet iedereen volgens de parabel in het dodenrijk terecht komt. Van Lazarus wordt gezegd dat hij een plaats krijgt in de onmiddellijke nabijheid van Abraham. Van de rijke daarentegen wordt expliciet gezegd dat hij belandt in het dodenrijk. Ook al bevinden ze zich op twee verschillende plaatsen, ze bevinden zich nog wel binnen elkaars gezichtsveld en op gehoorsafstand van elkaar. Het gaat misschien te ver om te beweren dat het dodenrijk in Lucas enkel nog functioneert als de plaats waar de onrechtvaardigen bestraft worden. Misschien ligt zijn voorstelling van het dodenrijk nog dicht bij dat van de antieke wereld, waar binnen de Hades verschillende afdelingen onderscheiden worden. In psalm 88 is het dodenrijk een plaats van duisternis. Men raakt in vergetelheid, heeft geen contact meer met het leven of met God en vergeet zelf ook alles. In deze toestand is iemand ogenschijnlijk verdwenen. De drie belangrijkste kenmerken van het dodenrijk in Psalm 88 zijn: - het is voor alle doden; - de doden verdwijnen in vergetelheid en duisternis; - er is geen contact mogelijk. In Lucas 16:19-31 is het dodenrijk een plaats waar de onrechtvaardigen bestraft worden door vuur en gepijnigd worden. Er is een onoverbrugbare kloof tussen deze doden en de rechtvaardige doden.
32
De twee belangrijkste kenmerken van het dodenrijk in Lucas zijn: - het dodenrijk is een plaats waar onrechtvaardigen bestraft worden; - deze afdeling van het dodenrijk is gescheiden van de plaats waar de rechtvaardigen zich na hun dood bevinden. Dat een mens sterft is volgens Psalm 88 onwenselijk omdat men dan „verdwijnt‟. Volgens de parabel van Lucas leidt een onrechtvaardig leven ertoe dat men in het dodenrijk bestraft wordt. In de onderstaande tabel geef ik een beeld van de verschillende opvattingen ten aanzien van de onderwereld in Psalm 88 en Lucas 16:19-31: Dodenrijk populatie resultaat
Psalm 88 Alle doden treft hetzelfde lot Geen contact meer met God en ook niet met de levenden op aarde
Lucas 16:19-31 Onrechtvaardigen worden in het dodenrijk bestraft Gescheiden van de plaats waar de rechtvaardigen zich bevinden
4 Conclusie In dit hoofdstuk zijn de volgende kenmerken van het verblijf in het dodenrijk die naar voren komen in Psalm 88 beschreven: - fysieke krachteloosheid; - afwezigheid van sociaal verkeer; - afwezigheid van religieus verkeer; - verblijf in duisternis - zonder (toekomst)perspectieven. Wanneer we deze kenmerken vergelijken met de parabel in Lucas concludeer ik dat in beide teksten sprake is van fysieke krachteloosheid en dat sociaal verkeer (contact met degenen die nog op de aarde leven) in geen van beide teksten ontplooid wordt. Volgens Psalm 88 is dat verkeer onmogelijk, volgens de parabel is het onnodig. In Psalm 88 is er bovendien geen contact mogelijk tussen God en de doden. In de parabel staat de verdoemde rijke wel in contact met Abraham, die zich bevindt op ene plaats waar Lazarus troost ondervindt. God wordt in de parabel nergens genoemd. Of er nog een oordeel volgt van Godswege blijft buiten beschouwing. De parabel breekt abrupt af na de derde ronde in het gesprek tussen de rijke en Abraham en heeft zo open einde. Wanneer we de functie van het dodenrijk in de parabel van Lucas vergelijken met de opvattingen van Psalm 88, dan concludeer ik dat er verschuivingen zijn waar het gaat om de populatie die in het dodenrijk terecht komt en in het karakter van het dodenrijk. Deze verschuivingen tekenen zich ook af in jongere teksten uit het Oude Testament. Het beeld dat in Lucas naar voren komt, sluit aan bij deze latere ontwikkelingen.
33
Hoofdstuk 4 Het dodenrijk in 1 Henoch 22 In dit hoofdstuk beantwoord ik de vraag of en in hoeverre de voorstellingen van de onderwereld in de parabel van Lucas overeenkomen met de opvattingen hieromtrent in Henoch 22, een tekst uit het vroege jodendom. In de eerste paragraaf zal ik een korte beschrijving geven van apocalyptische geschriften in het algemeen en van 1 Henoch in het bijzonder. In de tweede paragraaf zal ik me richten op 1 Henoch 22, waar we een uitgebreide beschrijving aantreffen van het dodenrijk. Tot slot vergelijk ik de voorstellingen van de onderwereld in de parabel van Lucas met de voorstellingen van de onderwereld in 1 Henoch 22.
1 Apocalyptische geschriften uit het vroege jodendom en 1 Henoch in het bijzonder In het jodendom ontstonden geleidelijk religieuze stromingen waarbinnen het dodenrijk een andere rol ging spelen. In het vorige hoofdstuk schreef ik over de oude lagen in het Oude Testament, waarin het dodenrijk een plaats was waar alle doden naartoe gingen en wegraakten in vergetelheid. In de inleiding op hoofdstuk 3 heb ik tevens vermeld dat geleidelijk aan het idee ontstond dat God sterker was dan de dood en de rechtvaardigen zou gaan opwekken. 34 De ideeën over het dodenrijk en over God bleven zich ontwikkelen. Vanaf ongeveer 200 voor Christus ontstonden er apocalyptische geschriften. Deze geschriften beschrijven wat de mensheid te wachten staat in de toekomst. Veel van deze apocalyptische geschriften hebben met elkaar gemeen dat ze een toekomstbeeld creëren waarin mensen die sterven nog voortleven en hun definitieve redding of bestraffing afwachten in het hiernamaals. Soms is reeds tijdens deze periode sprake van een tijdelijke bestraffing of vertroosting. Uiteindelijk zal God aan het einde van de geschiedenis een eindoordeel uitspreken over iedereen. Kenmerkend voor apocalyptische geschriften is dat belangrijke personen uit de oudheid vaak aangemerkt zijn als auteur. De schrijver gebruikte een pseudoniem om zijn/ haar geschrift kracht bij te zetten.35 Een van de historische figuren die op deze wijze een boek op zijn naam heeft gekregen is Henoch. Henoch is in de Bijbel zeven generaties verwijderd van Adam en Eva. In Genesis 5:24 staat er over hem: Henoch leefde in nauwe verbondenheid met God; aan zijn leven kwam een einde doordat God hem wegnam. Velen geloofden dat Henoch nooit gestorven is door zijn verbondenheid met God. Deze gedachtegang vinden we ook terug in het Nieuwe Testament in Heb 11:5:
34
O. Lethipuu, The Afterlife Imagery in Luke‟s Story of the Rick Man and Lazarus, 45. Hierin staat: “The first Christian century was included in the prime period of apocalypticism and most New Testament writings including the synoptic gospels reflect an apocalyptic worldview. What is typical of the apocalyptic writings is the idea of differentiated afterlife: no longer do all the deceased face a similar fate but rewards await the good, punishments the wicked.” 35 A.M. KNIBB, Het boek van Henoch. Het eerste of het Ethiopische boek van Henoch (bewerkt uit het Engels door H.G. Nijk), Deventer 1978, 8.
34
Door zijn geloof werd Henoch naar elders overgebracht, om niet te hoeven sterven; hij werd niet meer gevonden, omdat God hem had weggenomen. Hij stond immers al vóór zijn opneming bekend als iemand in wie God vreugde vond. Henoch wandelde met God en volgens sommige stromingen trok hij op met hemelse wezens zoals engelen. De persoon die 1 Henoch geschreven heeft, vertelt over wat zich afspeelt in de hemelen. Omdat Henoch op aarde zo‟n belangrijke rol speelde, was hij bij uitstek de persoon die ingewijd kon worden in de hemelse geheimen en daar verslag van kon uitbrengen op aarde. Er zijn verschillende boeken die op naam van Henoch zijn gesteld. 1 Henoch behoort tot de oudste Joodse apocalyptische literatuur. Het boek is tot stand gekomen tussen ongeveer 350 en 50 voor Christus.36 Het bestaat uit verschillende delen (boeken). Alles bij elkaar telt het 108 hoofdstukken. Het eerste boek, “Het boek van de wachters”, is vermoedelijk geschreven halverwege de derde eeuw voor Christus. Het is de oudste Joodse beschrijving van iemand die een rondreis maakt door het dodenrijk. 37 Omdat 1 Henoch uitgebreid ingaat op het hiernamaals, kunnen we hieruit afleiden welke denkwijzen ten aanzien van het dodenrijk destijds aanwezig waren. 1 Henoch was in de tijd waarin de evangeliën tot stand kwamen, een belangrijk geschrift. Het boek 1 Henoch verwijst naar bijbelse teksten38, terwijl omgekeerd ook sommige bijbelse teksten verwijzen naar 1 Henoch.39 Het eerste en vroegst gedateerde deel van 1 Henoch is “Het boek van de wachters” (1 Henoch 6-36). Dit geschrift vertelt over de wijze waarop meerdere gevallen engelen in zonde vervielen doordat ze menselijke vrouwen zwanger maakten40 en mensen leerden hoe ze wapens moesten maken. Er werden reuzen geboren die mensen aten en er ontstond veel onrecht en goddeloosheid.41 Andere engelen van God zagen hoe de aarde vol was van haat en bloedvergieten, zij vroegen God om op te treden. In hoofdstuk 10 besluit God maatregelen te treffen. Hij zal op aarde alles vernietigen wat ooit begonnen is door de gevallen engelen. Vervolgens zal een zondvloed ervoor zorgen dat het onrecht op aarde verdwijnt.42 De (goede) wachters/ engelen roepen Henoch in Hoofdstuk 12 bij zich en geven hem de opdracht om de zondige wachters/ engelen te vertellen over de pijniging en vernietiging die hen wacht. De zondige engelen hopen via Henoch nog een verzoek om vergeving in te kunnen dienen, maar het is al snel duidelijk dat dit afgewezen wordt. Vervolgens organiseren de wachters/ engelen een rondleiding voor Henoch (zie H17). Hij krijgt tijdens deze rondleiding de locaties te zien in de hemel en op de aarde die een belangrijke rol spelen bij de voleindiging van de schepping. Een van de plaatsen waar Henoch mag kijken is de plaats waar mensen na hun dood terecht komen. Hier zullen zij wachten tot de dag van het eindoordeel. Dit tekstgedeelte in het boek van Henoch werk ik in de komende paragraaf verder uit.
36
G.W.E. NICKELSBURG (ed.), 1 Enoch. A New Translation ( Hermeneia Commentary), Minneapolis, 2004, vii. Zie voor de vroegste datering; A.M. KNIB, Het boek van Henoch, 10. 37 O. LETHIPUU, Afterlife Imagery, 188. 38 1 Henoch 6 verwijst naar Genesis 6:1-4. 39 Judas 1:14-16 verwijst naar 1 Henoch 1:9. 40 Zie ook Genesis 6. 41 1 Henoch 7-8. 42 Dit is een directe verwijzing naar de zondvloed in de Bijbel.
35
2 Het dodenrijk in 1 Henoch 22 In deze paragraaf ga ik in op de voorstellingen van het dodenrijk in 1 Henoch 22. Ik begin met een korte indeling van hoofdstuk 22. Vervolgens werk ik de tekst verder uit lettend op de opbouw van de tekst en de kenmerken van het dodenrijk hierin. 1 Henoch 22 (ontleend aan de Nederlandse vertaling van het boek over 1 Henoch van A.M. Knibb)43 1. En van daar ging ik naar een andere plaats, en hij toonde mij in het westen een grote hoge berg, en een harde rots en vier prachtige plaatsen,2. en het inwendige was diep en wijd en erg glad. Hoe glad (is) dat wat rolt, en [hoe] diep en donker ziet het eruit! 3. Toen antwoordde mij Rafaël, een van de heilige engelen die bij mij was, en zei tegen mij: „Deze prachtige plaatsen (zijn bestemd om) de geesten, de zielen van de doden in te kunnen verzamelen; voor hen werden ze geschapen, (zodat) hierin alle zielen van de zonen der mensen verzameld kunnen worden. 4. En deze plaatsen warden gemaakt om ze te kunnen bewaren tot aan de dag van hun oordeel en tot aan hun voorbestemde uur – en dit voorbestemde uur (zal) lang [op zich laten wachten] – totdat het grote oordeel aan hen (wordt voltrokken).5. En ik zag de geesten van de zonen der mensen die gestorven waren, en hun stem kwam tot de hemel en klaagde. 6. Toen vroeg ik Rafaël, de engel die bij mij was, en zei tot hem: „van wie is die geest, wiens stem zo tot in de hemel komt en klaag?‟ 7. En hij antwoordde me, en zei tegen mij: „Dit is de geest die uit Abel kwam, die door zijn broer Kaïn werd gedood. En hij zal zich over hem beklagen tot zijn nakomelingen van de aardbodem verdelgd zijn, en zijn nakomelingschap uit het midden van de nakomelingen der mensen vergaat.‟8. Toen vroeg ik over hem over het oordeel over allen en ik zei: „Waarom wordt de een van de ander gescheiden?‟ 9. En hij antwoordde me en zei tegen mij: „Deze drie (plaatsen) werden gemaakt om de geesten van de overledenen te kunnen scheiden. En zo zijn de zielen van de rechtvaardigen afgezonderd; dit is de waterbron (en) daarop (is) het licht. 10. En op dezelfde wijze is er (een plaats) geschapen voor de zondaars wanneer ze sterven en in de aarde worden begraven en ze tijdens hun leven nog niet geoordeeld werden. 11. En hier zullen hun zielen afgezonderd worden voor deze grote foltering, tot aan de grote dag van oordeel en straf en foltering voor hen die voor eeuwig vervloeken, en van vergelding op hun zielen, en daar zal hij hen voor eeuwig binden. Hij is voorwaar vanaf de aanvang der wereld. 12. En zo is er (een plaats) afgezonderd voor de zielen van hen die klagen en aangifte hebben gedaan van (hun) vernietiging toen ze gedood werden in de dagen van de zondaars. 13. Zo is er (een plaats) geschapen voor de zielen van mensen die niet rechtvaardig zijn, maar zondaars, bedreven in onrecht, en het zal hun als de andere overtreders vergaan. Maar hun zielen zullen niet gedood worden op de dag van het oordeel, noch zullen ze van hier opstaan.‟14. Toen loofde ik de Heer der glorie en zei: „Geloofd is mijn Heer, de Heer van glorie en gerechtigheid, die over alles heerst tot in eeuwigheid. De tekst is als volgt op te delen44: Deel 1 (vv. 1-4): In het eerste deel van het hoofdstuk ziet Henoch een grote berg met vier grote holtes. Henoch is blijkbaar gefascineerd door deze holtes en maakt er een 43
A.M. KNIBB, Het boek van Henoch, 33-35. Een soortgelijke opdeling staat ook beschreven in G.W.E. NICKELSBURG, 1 Enoch 1. A Commentary on the Book of 1 Enoch. Chapters 1-36; 81-108 (Hermeneia), Minnaepolis, 2001, 302. 44
36
opmerking over. De engel Rafaël vertelt in het kort voor wie de holtes bestemd zijn en wat het doel is van deze plaats. Deel 2 (vv. 5-7): Het oog van Henoch valt op een klagende geest. Hij stelt een vraag over de klagende geest en Rafaël vertelt over de geest van Abel. Deel 3 (vv. 8-14): Aan het einde van het hoofdstuk komt Henoch terug op de holtes in de berg. Hij vraagt aan de engel waarom deze holtes van elkaar gescheiden zijn. Rafaël beantwoordt deze vragen door over elke holte iets te vertellen. Hoofdstuk 22 bestaat dus uit drie observaties van Henoch en drie reacties van Rafaël daarop. De personages die een belangrijke rol spelen, zijn voornamelijk Henoch en Rafael. De geest van Abel speelt ook een rol in het verhaal. Deze rol blijft echter beperkt tot schouwspel. Een aantal keer verwijst het hoofdstuk naar God. Zo prijst Henoch God in de laatste zin van het hoofdstuk. Het verhaal benadrukt twee verschillende „tijden‟/ „perioden‟, te weten: de tijd voor de dag des oordeels en de tijd erna. De dag van het oordeel is dus een keerpunt. Hierna beschrijf ik de twee verschillende tijden. Voor de dag van het oordeel: is er een grote berg om de doden te ontvangen in verschillende holten; klaagt Abel bij God totdat het nageslacht van Kaïn van de aarde is verdwenen; verblijven de rechtvaardigen op een plaats vol licht bij een heldere bron van water; wachten de zondaars die in hun leven op aarde nog niet vergolden zijn voor het door hen bedreven onrecht, in afzondering op bestraffing en foltering tot de dag van het oordeel; verblijven de mensen aan wie onrecht is aangedaan en die hierover blijven klagen, op een eigen locatie op de berg; verblijven de onrechtvaardigen die in overtreding waren, in het gezelschap van overtreders en zullen zij nooit hiervandaan komen. Na de dag van het oordeel: is er bestraffing en kwelling voor diegenen die voor alle tijden vervloekt zijn; zij worden voor altijd gebonden; zullen de onrechtvaardigen niet opstaan voor het oordeel. Het dodenrijk in 1 Henoch 22, is dus een tijdelijke plaats. Opvallend is dat zowel de rechtvaardigen als de onrechtvaardigen naar dezelfde berg gaan. Het is onduidelijk hoe we „het dodenrijk‟ moeten typeren. Het lijkt erop dat de gehele berg een verzamelplaats is voor de doden en dat deze berg dus het rijk van de doden is. Het toekomstige oordeel speelt een belangrijke rol in dit tekstgedeelte. Het verwijst naar de voltooiing van de schepping. Een moment waarop alles wat er ooit was op aarde tot een einde komt. Alle mensen die geleefd hebben wachten op dat moment. Hoewel alle doden in deze wachtruimte terecht komen, is er wel een duidelijk verschil in hoe de tijd in deze wachttijd wordt doorgebracht. Dit is geheel afhankelijk van hoe de mens geleefd heeft en wat hem overkomen is. Het leven op aarde bepaalt dus niet alleen hoe het oordeel zal zijn, maar ook hoe de periode voor het oordeel is. Zo
37
bevinden de rechtvaardigen zich bij een heldere waterbron, de zondaars zijn afgezonderd en worden gepijnigd, mensen die vermoord zijn door zondaars klagen over wat hen overkomen is en de onrechtvaardigen verblijven in het gezelschap van andere onrechtvaardigen. Samenvattend zijn de kenmerken van het dodenrijk in Henoch 22 als volgt: -
-
-
-
-
Opdeling van het dodenrijk; de berg bestaat uit vier holtes, de doden zijn opgedeeld in vier groepen, namelijk: de rechtvaardigen, de zondaars, de klagenden en de onrechtvaardigen. Alle doden komen terecht in dezelfde berg. Het dodenrijk is een nog niet gedifferentieerd geheel. Ieder mens komt er terecht. Het is wel zo dat er een verschil is in hoe de tijd in de berg doorgebracht wordt. Een eindoordeel ligt nog in de toekomst. De berg is een tijdelijke plaats voor de meeste mensen die er terecht komen. Het verblijf in dit oord komt tot een einde op de dag van het oordeel. De zondaars worden gestraft door middel van afzondering en pijn als een vorm van vergelding. Er staat verder niet iets over bestraffing van de onrechtvaardigen. De plaats van de rechtvaardigen is licht en daar is helder water. Abel beklaagt zich over het nageslacht van Kaïn.
3 Hoe verhoudt de parabel uit Lucas zich tot 1 Henoch 22? In dit hoofdstuk bespreek ik de kenmerken van het dodenrijk in Henoch 22. Deze kenmerken vergelijk ik met de voorstelling van het dodenrijk in de parabel uit Lucas. Opdeling van het dodenrijk In 1 Henoch 22 bestaat het dodenrijk uit vier afdelingen. Drie van deze plaatsen zijn donker en een plaats is licht. In de parabel in Lucas worden er maar twee afdelingen in het dodenrijk onderscheiden. Er is een duidelijke scheiding tussen Lazarus en de rijke man. Een grote kloof zorgt ervoor dat ze niet bij elkaar kunnen komen. In de voorstelling van het dodenrijk in Henoch is een soortgelijke scheiding te herkennen. Ook hier kunnen de doden niet bij elkaar komen. In de parabel van de rijke man en de arme Lazarus is er sprake van een zeker onderscheid tussen het dodenrijk en de plaats waar Abraham en Lazarus zich bevinden. De rijke man kijkt omhoog vanuit het dodenrijk. Dit impliceert dat Lazarus en Abraham zich hoger bevinden dan de rijke man. Tevens beschrijft het verhaal een afgrond. Dit impliceert dat ze zich min of meer naast elkaar bevinden. Wanneer deze situatie verbeeldt wordt, ontstaat er een diagonaal tafereel. Hierin bevindt de rijke man zich lager dan Lazarus en maakt een kloof een scheiding mogelijk. Henoch 22 geeft het volgende beeld van het dodenrijk. Zowel de rechtvaardigen als de onrechtvaardigen gaan naar dezelfde berg. Zij zijn weliswaar gescheiden van elkaar, maar gelijktijdig zijn ze verbonden aan dezelfde berg. Als ik deze zienswijze projecteer op de parabel van de rijke man en de arme Lazarus dan is het mogelijk dat de plaats waar Lazarus zich bevindt deel uitmaakt van hetzelfde dodenrijk.
38
Een eindoordeel in het vooruitzicht In 1 Henoch 22 is het verblijf in het dodenrijk tijdelijk. De doden zijn verzameld in de berg in afwachting van de dag van het oordeel. De parabel van Lucas spreekt niet over een eindoordeel. Het open einde van de parabel hoeft een eindoordeel ook niet uit te sluiten. Het kan zo zijn dat de verteller van de parabel een tijdelijke bestraffing van de rijke man voor ogen heeft. 1 Henoch 22 vermeldt dat de zondaars die tijdens hun leven nog niet geoordeeld werden, in het dodenrijk alsnog een vergelding tegemoet gaan. De rijke man kan tot deze groep gerekend worden. De straffen voor zondaars De zondaars worden in 1 Henoch 22 afgezonderd en gepijnigd. In de parabel van Lucas is een soortgelijk lot toebedeeld aan de rijke man. De rijke man lijdt pijnen en is afgezonderd van vrienden en familie. Het boek 1 Henoch verhaalt ook over onrechtvaardigen die in het gezelschap van andere overtreders zijn. Er staat niet dat zij enige vorm van pijniging moeten doorstaan. Het is wel duidelijk dat zij verdoemd zijn aangezien ze nooit zullen opstaan voor een oordeel. De plaats van de rechtvaardigen De rechtvaardigen hebben een afzonderlijke plaats in de berg. De rechtvaardigen verblijven op een mooie plaats en hebben beschikking over water. Deze beeldvorming is ook terug te vinden in de parabel van Lucas, waarin de rijke man vraagt of Lazarus wat druppels water naar hem toe wil brengen. Het klagen van Abel Het verhaal in 1 Henoch 22 benadrukt dat Abel klaagt over het onrecht wat hem is aangedaan door zijn broer. Abel zal blijven klagen totdat alles wat Kaïn voortgebracht heeft verdwenen is. Kreitzer45 schrijft dat de passage over Abel te relateren is aan de morele boodschap in Lucas 16:19-31. Kreitzer verwijst hierbij naar een opmerking die Kaïn plaatst wanneer hem gevraagd wordt waar Abel is, vlak nadat hij Abel dood geslagen heeft. Kaïn reageert hier onverschillig op: „Dat weet ik niet, Moet ik soms waken over mijn broer?‟ De parabel van de rijke man en de arme Lazarus beantwoordt deze vraag. De rijke man had moeten waken over de mensen in zijn omgeving. Niet alleen over zijn fysieke broers, maar ook over de andere kinderen van Abraham.
4 Conclusie In dit hoofdstuk is gebleken dat het dodenrijk in 1 Henoch 22 de volgende kenmerken heeft: - het dodenrijk bestaat uit verschillende afdelingen; - het eindoordeel moet nog geveld worden; - nu al worden zondaars bestraft; - de rechtvaardigen vertoeven op een eigen locatie in of op dezelfde berg; - de klacht van Abel valt te horen. Wanneer we deze kenmerken naast de parabel uit Lucas leggen, kunnen we concluderen dat de opdeling van het dodenrijk in afzonderlijke afdelingen in 1 Henoch 22 uitgebreider beschreven wordt dan in Lucas 16. In 1 Henoch 22 is het 45
L. KREITZER, Luke 16:19-31 and 1 Enoch 22, The Expository Times 103 (1992) 139-142.
39
duidelijk dat het dodenrijk de bestemming is voor zowel de onrechtvaardigen als de rechtvaardigen. Dit valt minder goed af te leiden uit de parabel in Lucas 16. Het eindoordeel, dat in 1 Henoch expliciet genoemd staat, komt in de parabel niet aan de orde. Het verblijf in het dodenrijk voor de rechtvaardigen komt in grote lijnen overeen met de verblijfplaats van Lazarus. Met name omdat er in beide gevallen beschikking is over water. De plaats waar de zondaars in 1 Henoch 22 verblijven, lijkt mede door de pijniging die ze daar ondergaan, sterk op de verblijfplaats van de rijke man in het dodenrijk. Het klagen van Abel wordt door Kreitzer gekoppeld aan de gebeurtenissen die zich afspelen in Genesis. Hierbij komt er een moraal naar voren die ook heel kenmerkend is voor Lucas en ook in de parabel uit Lucas 16 te vinden is.
40
Hoofdstuk 5 Intertekstuele relaties In dit hoofdstuk komen de resultaten van de hoofdstukken 2-4 samen. Ik kijk naar de betekenis en functie van de parabel van de rijke man en de arme Lazarus vanuit de invalshoeken die in dit onderzoek naar voren zijn gekomen. Hierbij gaat het om het eigen geluid van Lucas en de intertekstuele relaties van de parabel met oudtestamentische en vroeg-Joodse teksten (Psalm 88 en 1 Henoch 22).
1 Betekenis en functie van de parabel in het licht van Lucas In de laatste paragraaf van Hoofdstuk 2 heb ik de thematiek die naar voren komt in de parabel, in verband gebracht met de thematiek die we terugvinden in de rest van Lucas. In Lucas staan meerdere verwijzingen naar het dodenrijk, maar geen daarvan is zo specifiek en beeldend als de beschrijving in de parabel van de rijke man en de arme Lazarus. De parabel treedt in detail over het verblijf in het hiernamaals en de (on)mogelijkheden van de doden om zich te verplaatsen. In grote lijnen worden deze denkbeelden worden door de rest van het Lucasevangelie ondersteund. Belangrijker dan de beschrijving van het dodenrijk is de ethiek waar zowel in de parabel als in de rest van het Lucasevangelie de nadruk op ligt. In de parabel speelt de wijze waarop rijken omgaan met hun bezittingen een belangrijke rol. In de rest van het Lucasevangelie komt dit onderwerp geregeld terug. Ook Gods betrokkenheid bij de zwakken is een thema dat in het Lucasevangelie een belangrijke rol speelt. Tot slot beschrijft de parabel een bepaalde vorm van eschatologie. De eschatologie in de parabel houdt in dat de mens na het sterven voortbestaat en ofwel terecht komt op een plaats waar men vertroosting ondervindt ofwel op een plaats van pijniging. In Lucas staan ook teksten waarin op andere wijzen gesproken wordt over wat er na de dood nog te verwachten valt. Een voorbeeld hiervan is de verwachting dat de rechtvaardigen op het einde der tijden uit de dood zullen worden opgewekt en deel zullen krijgen aan een maaltijd in Gods koninkrijk (bijv. Lucas 14:14). De beschrijving die de parabel geeft van het dodenrijk, heeft een parenetische functie. Het is er Lucas niet om te doen dat hij zijn lezers en lezeressen een precies beeld geeft van hoe het dodenrijk eruit ziet. Op dit punt sluit hij zich aan bij bestaande voorstellingen. Hij brengt deze beelden naar voren om zo de aandacht te vestigen op hoe volgelingen van Jezus hun leven op aarde gestalte moeten geven. In het gesprek tussen Abraham en de rijke man komt naar voren dat de situatie die na de dood intreedt, onomkeerbaar is. Tijdens het leven op aarde echter kan men nog tot inkeer komen; de leefregels van Mozes en de profeten dienen daarbij als kompas. Het leven op aarde is dus bepalend voor de uiteindelijke bestemming. Het leven op aarde kan niet opnieuw geleefd worden; het komt erop aan dat men ethisch gezien de juiste keuzen maakt. In feite hebben we alle kennis die we nodig hebben om een goed leven te leiden binnen handbereik (de wetten van Mozes). Volgens Abraham zal iemand die uit de dood opstaat, niets kunnen toevoegen aan de kennis die we nu al hebben. Hoewel het in het evangelie van Lucas in beginsel wel mogelijk is dat doden de levenden bezoeken om hen op het rechte pad te helpen, is een dergelijke communicatie feitelijk niet nodig, want de levenden beschikken over de wetten van Mozes. Het overbrengen van de juiste moraal is de belangrijkste functie van de
41
parabel. De parabel beschrijft hoe rijke mensen moeten omgaan met hun bezittingen; zij moeten ervan doordrongen zijn dat ze hun bezit moeten delen met de armen, zodat niemand gebrek hoeft te lijden. Deze ethische opties komen in het gehele Lucasevangelie aan de orde. De ethische boodschap valt als volgt te omschrijven: De rijke mag niet opgaan in zijn rijkdom. Rijkdom en bezittingen mogen niet de plaats van God innemen. Aan de armen, die het op aarde zwaar te verduren hebben, zal na hun dood recht gedaan worden. De rijke man had zich moeten bekommeren om zijn naasten, die evenals hijzelf kinderen van Abraham zijn. De eschatologie van Lucas is niet eenduidig. Zijn evangelie bevat ook andere opvattingen, maar steeds is duidelijk dat de daden van de levenden op aarde bepalend zijn voor wat hun na hun dood te wachten staat.
2 Betekenis en functie van de parabel in het licht van Psalm 88 Het dodenrijk wordt in Psalm 88 als volgt ingekleurd: het is een plaats van duisternis; doden zijn fysiek krachteloos; ze bevinden zich buiten het domein waar God nog met hen kan verkeren; God bekommert zich niet meer om de doden; ook sociale contacten houden op te bestaan als men moet afdalen in het dodenrijk; er is dan geen enkel perspectief meer op een betere toekomst. Kenmerkend voor Psalm 88 is verder dat het dodenrijk zijn macht al kan doen gelden nog voordat men gestorven is. Armoede en ziekte zijn daar voorbeelden van. De ikfiguur uit Psalm 88 heeft het gevoel dat hij al gerekend wordt tot de doden terwijl hij nog in leven is. Een thema dat zowel in Psalm 88 als in de parabel van Lucas aanwezig is, is „lijden‟. In Psalm 88 heeft de Psalmist te lijden en in de parabel heeft eerst Lazarus te lijden en vervolgens de rijke man. De psalmist beklaagt zich over zijn lijden. Hij heeft het gevoel dat hij ten prooi is aan Gods toorn zonder dat hij dit verdiend heeft. Na zijn lijden op aarde verwacht de psalmist enkel nog een donkere toekomst, waarbij hij in de vergetelheid raakt. De parabel wijkt hier op vele punten van af. Lazarus komt na zijn lijden op aarde juist op een plaats waar hij gecompenseerd wordt voor zijn lijden. De rijke man daarentegen lijdt niet op aarde maar bevindt zich na zijn dood op een plaats waar hij gestraft wordt omdat hij geen oog had voor de arme die voor de deur van zijn huis lag. Zijn situatie in het dodenrijk is uitzichtloos. Het lijkt erop dat het lijden op aarde waarover de psalmist spreekt, op een aantal punten vergelijkbaar is met het lijden dat de rijke man na zijn dood moet doorstaan. Het lijden omvat: een vervreemding van vrienden; onderworpenheid aan Gods toorn; heftige pijnen; fysiek krachteloos zijn; geen hoop meer kunnen hebben op een betere toekomst. Maar terwijl het dodenrijk in Psalm 88 voor alle mensen door negativiteit gekenmerkt wordt, is het in de parabel van Lucas zo dat alleen zondaars, die zich niet gehouden hebben aan Mozes en de profeten, een verschrikkelijk lot te wachten staat. Volgens de psalm heeft God geen macht over het dodenrijk. God is een God van de levenden en niet van de doden. Wanneer iemand dood is, dan is hij losgerukt uit Gods
42
hand. In het evangelie van Lucas heerst God zowel in het rijk van de levenden als in het rijk van de doden. Wanneer Lazarus gestorven is komt hij terecht op een plaats van troost. God heeft hier dus macht over de situatie na de dood. Psalm 88 gaat indirect in op het belang van een goede kwaliteit van leven. Een goede kwaliteit van leven is bepalend voor de mate waarin iemand leeft. Vriendschap, kracht en voorspoed zijn daarbij belangrijke factoren. Omdat iemand enkel het leven op aarde heeft is het belangrijk dat dit een goed leven is. De parabel van Lucas beschrijft een andere denkwijze. De kwaliteit van leven is nog steeds van belang, maar met de dood wordt geen eindpunt bereikt; daarna worden mensen die arm waren, getroost, en worden rijken gepijnigd. Toch ligt ook bij Lucas het zwaartepunt op het leven aan deze zijde van de dood: degenen die rijk zijn moeten er zich ervoor inzetten dat de aarde geen hel wordt voor mensen die verarmd zijn.
3 Betekenis en functie van de parabel in het licht van 1 Henoch 22 In 1 Henoch 22 ligt er een sterke nadruk op de indeling van het dodenrijk. Er is een uitvoerige beschrijving van de vier aparte ruimtes waarin de doden terecht komen in afwachting van de dag van het oordeel. De rechtvaardigen, onrechtvaardigen, klagenden en zondaars hebben ieder een eigen ruimte. In de parabel van Lucas is ook een opdeling van de doden te herkennen, maar hier betreft het een tweedeling. Waar men terecht komt is geheel en al afhankelijk van de ethische keuzes die men tijdens het leven op aarde gedaan heeft. Een belangrijk element in 1 Henoch 22 is het oordeel van God dat in de toekomst plaatsvindt bij de voleindiging van de schepping. Over dit oordeel staat niets vermeld in de parabel van de rijke man en de arme Lazarus. Het open einde van de parabel sluit een oordeel niet uit. Elders in het evangelie van Lucas is het idee dat er een oordeel volgt, wel aanwezig. De eschatologie van 1 Henoch is dus terug te vinden in het evangelie van Lucas. Wanneer ik deze zienswijze toepas op de parabel, dan is de plaats van Lazarus vergelijkbaar met de plaats van de rechtvaardigen in de berg in 1 Henoch 22. De plaats van de rijke man is vergelijkbaar met de ruimte die bestemd is voor de zondaars.46 Bij de rechtvaardigen is het licht en zij beschikken over water. Bij de zondaren is het donker, en zij lijden pijn. 1 Henoch 22 beschrijft het klagen van Abel. Abel klaagt totdat het nageslacht van Kaïn van de aarde verdwenen is. Abel klaagt over het onrecht wat hem is aangedaan. Hij is vernietigd door iemand die onrechtvaardig was. Al het nageslacht van de onrechtvaardige Kaïn klaagt hij aan. Mogelijk heeft dit nageslacht ook een symbolische waarde. Abel klaagt dan alle onrechtvaardigheid aan die volgden na Kaïn. Ik onderschrijf de zienswijze van Kreitzer dat het ook volgens de parabel uit Lucas zo is dat mensen zorg moeten dragen voor elkaar en elkaar moeten behoeden. Het vernietigen van elkaar staat hiermee in schril contrast. De parabel van Lucas geeft als boodschap dat het behoeden van elkaar zorgt voor een beter leven en een betere wereld. Het vernietigen van elkaar of het verzaken van de zorgplicht leidt tot pijn in het leven en een verdorven wereld.
46
Zie ook: G.W. FORBES, The God of Old, The Role of the Lukan Parables in the purpose of Luke‟s Gospel, 190 (over de denkbeelden van verschillende compartimenten in het dodenrijk).
43
Literatuur -
-
-
-
Carter, S., New Dictionary of Biblical Theology, Leicester, Inter-Varsity Press, 2000. Cole, R.L., The Shape and Message of Book III (Psalms 73-89), Sheffield Academic Press, Sheffield, 2000. Eliade, E., The Encyclopedia of Religion (volume 15), New York, Macmillan publishing company, 1987. Forbes, G.W., The God of Old, The Role of the Lukan Parables in the Purpose of Luke‟s Gospel, Sheffield Academic Press, 2000. Grol, H. van, Ziek en verlaten, Schrift 40/4, 2008. Horst, P.W. van der, Het Vroege Jodendom van A tot Z, Een kleine encyclopedie over de eerste duizend jaar (ca. 350 v Chr.- 650 n. Chr.), Zoetermeer, Meinema, 2006. Ireland, D.J., Stewardship and the Kingdom of God, An Historical, Exegetical, and Contextual Study of the Parable of the Unjust Steward in Luke 16:1-13, Leiden, E.J. Brill, 1992. Johnston, P.S., Shades of Sheol. Death and afterlife in the Old Testament, Downers Grove, InterVarsity Press, 2002. Knibb, A.M., Het Boek van Henoch. Het eerste of het Ethiopische boek van Henoch (bewerkt uit het Engels door H.G. Nijk), Ank- Hermes BV, Deventer, 1978. Kreitzer, L., Luke 16:19-31 and 1 Enoch 22, The Expository Times, 1992. Lehtipuu, O., The afterlife imagery in Luke‟s story of the rich man and Lazarus, Leiden, Koninklijke Brill, 2007. Nickelsburg, G.W.E., 1 Enoch 1, A commentary on the Book of 1 Enoch, Chapters 1-36; 81-108 (Hermeneia), Fortress Press, Ausburg Fortress, 2001. Nickelsburg, G.W.E., 1 Enoch A New Translation (Based upon the Hermeneia Commentary), Minneapolis, 2004. Obayashi, H., Death and Afterlife, Perspectives of World Religions, New York, Greenwood, 1992. Scott, M. van, Encyclopedia of Hell, New York, st. Martin‟s press, 1998. Soles, J.C., Death and Afterlife in the New Testament, New York, 2006. Wright, N.T., The Resurrection of the Son of God, Augsburg Fortress, 2004.
Hulpmiddelen: - Bijbel (Willibrordvertaling 1995 en de Nieuwe Bijbel Vertaling) - www.vandale.nl
44