GEDRAGSRICHTLIJNEN ZORGVERLENERS voor leden van de Samenwerkende Professionele Organisaties Thuiszorg
(SPOT)
Vereniging Samenwerkende Professionele Organisaties Thuiszorg (SPOT) Wilhelminalaan 3, 3743 DB Baarn, Postbus 12, 3740 AA Baarn
VOORWOORD De gedragsrichtlijnen in deze brochure heeft de vereniging Samenwerkende Professionele Organisaties Thuiszorg opgesteld, enerzijds om de kwaliteit van zorg voor de cliënten te waarborgen en daar waar mogelijk te verhogen, anderzijds om de medewerkers van haar leden tot steun te zijn bij de keuze voor het juiste handelings- en gedragsalternatief in relatie tot de cliënt. De zorgvuldigheid van handelen ten opzichte van cliënt en maatschappij heeft voorop gestaan bij het ontwerp van de richtlijnen. Handelen conform deze richtlijnen betekent verantwoord en zorgvuldig handelen jegens de cliënt, jegens de maatschappij en jegens de instelling als werkgever. Niet in de laatste plaats betekent het handelen volgens deze richtlijnen, zorgvuldig handelen als professionele beroepsbeoefenaar in de thuiszorg. De richtlijnen vormen geen strak keurslijf. Elke beroepsbeoefenaar heeft niet alleen de vrijheid maar ook de plicht de richtlijn te interpreteren in de individuele zorgsituatie waar hij op dat moment voor staat. Dat geeft een zekere vrijheid van handelen die past bij de professionele autonomie die zo kenmerkend is voor de beroepsbeoefenaar in de thuiszorg. Elke beroepsbeoefenaar is immers persoonlijk verantwoordelijk voor zijn handelen en moet daarbij voldoen aan de voor hem geldende professionele standaard Het is niet mogelijk en overigens ook niet wenselijk voor elke mogelijk voorkomende situatie gedragsrichtlijnen te geven. Wanneer u voor een situatie komt te staan waarin u niet precies weet hoe te handelen of uw houding weet te bepalen, neem dan contact op met uw directeur of een daartoe aangewezen functionaris of diens plaatsvervanger.
Mevrouw Vivian Broex Voorzitter bestuur SPOT
1
INLEIDING De Wet Geneeskundige Behandelingsovereenkomst (WGBO) bevat de belangrijkste algemene rechtsregels die van toepassing zijn op de overeenkomst tussen hulpvrager en hulpverlener. Deze rechtsregels bevatten grotendeels rechten van de cliënt1 en daaruit voortvloeiende verplichtingen voor de hulpverlener. De hulpvrager is doorgaans de cliënt of diens wettelijke vertegenwoordiger. De hulpverlener kan een natuurlijk persoon of een rechtspersoon zijn. Met een natuurlijk persoon wordt bedoeld, iemand die de geneeskunst als beroep of bedrijf uitoefent en zelfstandig een overeenkomst met de cliënt sluit. U kunt hierbij bijvoorbeeld denken aan de vrijgevestigde huisarts, fysiotherapeut of psychotherapeut maar ook aan een vrijgevestigde verpleegkundige of verzorgende die een particulier bureau voor thuiszorg heeft of die via een particulier bureau voor thuiszorg wordt bemiddeld. Met een rechtspersoon wordt bedoeld een organisatie zoals bijvoorbeeld een ziekenhuis of psychiatrisch centrum, verpleegtehuis of kruisvereniging. Ook particuliere organisaties voor thuiszorg die rechtspersoonlijkheid bezitten in de vorm van een B.V. of een Stichting vallen daaronder. Wij benoemen hierna de particuliere organisatie voor thuiszorg aan als de instelling. Hiermede worden zowel de natuurlijke personen als de rechtspersonen aangeduid. De instelling heeft formeel de behandelingsovereenkomst of zorgovereenkomst met de cliënt gesloten. Daarom is zij de hulpverlener in de zin van de WGBO in relatie tot de cliënten. Overigens is niet elke overeenkomst tot het verlenen van diensten door een instelling een geneeskundige behandelingsovereenkomst. Niettemin zijn de richtlijnen ook van toepassing op die cliëntrelaties.
INFORMATIEPLICHT Het recht op informatie van de cliënt is in de WGBO beschreven als een verplichting van de hulpverlener tot het verstrekken van duidelijke, begrijpelijke en desgevraagd schriftelijke informatie. Er moet informatie worden gegeven over: de aard en het doel van de zorg, mogelijke alternatieve methoden van zorg, de gevolgen en risico’s van de zorgverlening de gezondheid van de cliënt en zijn vooruitzichten. De hulpverlener houdt hierbij rekening met hetgeen de cliënt redelijkerwijze dient te weten. De WGBO kent twee uitzonderingen op de informatieplicht en wel: als de cliënt te kennen geeft geen informatie te willen ontvangen als de informatie kennelijk ernstig nadeel oplevert voor de cliënt, dit naar oordeel van de hulpverlener.
Richtlijn Alle beroepsbeoefenaars informeren de cliënt tijdig over welke handelingen zij bij of met de cliënt willen gaan uitvoeren en waarom. De informatie moet voldoende zijn voor de cliënt in
1
Voor deze brochure is de term ‘patiënt’ uit de WGBO vervangen door de term cliënt.
2
kwestie om in redelijkheid zijn toestemming voor de handeling te kunnen geven of die daaraan te onthouden waarbij de bovenstaande items als leidraad kunnen dienen. Als de cliënt aangeeft geen informatie te willen ontvangen, wordt door de directeur of een daartoe aangewezen functionaris van de instelling na overleg met de betrokken beroepsbeoefenaars en eventueel na overleg met de huisarts vastgesteld of deze wens van de cliënt opweegt tegen het nadeel wat het onthouden van informatie kan opleveren voor de cliënt zelf of voor anderen. Als een beroepsbeoefenaar van mening is dat het informeren van de cliënt een zo ernstig nadeel voor de cliënt kan opleveren dat bijvoorbeeld suïcide zou dreigen, dan bespreekt hij deze mening met de directeur of een daartoe aangewezen functionaris. Deze beslist, gehoord hebbende de betrokken medewerkers en de huisarts, of de cliënt informatie zal worden onthouden en zo ja, welke informatie en of deze informatie aan een naaste relatie van de cliënt moet worden verstrekt.
TOESTEMMINGSVEREISTE Voor verrichtingen is toestemming van de cliënt vereist. De vereiste toestemming mag worden verondersteld bij verrichtingen van niet-ingrijpende aard. Op verzoek van de cliënt moet schriftelijk worden vastgelegd voor welke verrichtingen hij toestemming geeft. Het initiatief tot schriftelijke vastlegging kan ook van de hulpverlener afkomstig zijn. Als de cliënt in een schriftelijke wilsbeschikking zijn wil kenbaar maakt over bijvoorbeeld niet-reanimatie moet de beroepsbeoefenaar deze wens, zo mogelijk met de wettelijke vertegenwoordiger, zoveel mogelijk opvolgen tenzij er gegronde redenen bestaan daarvan af te wijken. In een noodsituatie kan zonder toestemming van de cliënt of diens vertegenwoordiger gehandeld worden als dat nodig is om ernstig nadeel voor de cliënt te voorkomen.
Richtlijn De directeur of een daartoe aangewezen functionaris dient met de cliënt tot overeenstemming te komen over de te verlenen zorg. Daar waar de cliënt dat wenst of de directeur of een daartoe aangewezen functionaris dat raadzaam acht, wordt de toestemming van de cliënt expliciet vermeld in het dossier. Voor de uitvoering van de onderdelen van de overeengekomen zorg door de medewerkers mag redelijkerwijze toestemming worden verondersteld tenzij uit het gedrag van de cliënt anders blijkt. Bij substantiële aanpassing van de te verlenen zorg zal de directeur of een daartoe aangewezen functionaris met cliënt hierover overleggen en toestemming voor de nieuw in te zetten behandeling moeten verkrijgen. In een noodsituatie wordt elke medewerker geacht zodanig te handelen dat redelijkerwijze het dreigende ernstige nadeel voor de cliënt wordt afgewend.
3
GEHEIMHOUDING VAN GEGEVENS Zonder toestemming van de cliënt mogen geen inlichtingen over hem aan een ander worden verstrekt tenzij: die ander als beroepsbeoefenaar of vervanger rechtstreeks betrokken is bij de uitvoering van de behandeling, de ander de wettelijke vertegenwoordiger is, de wet daartoe verplicht.
Richtlijn De, vanzelfsprekende, geheimhouding van cliëntengegevens is in het privacyreglement van de instelling geregeld. Dit privacyreglement ligt ter inzage op het kantoor van de instelling. De meest belangrijke regels uit het privacyreglement zijn opgenomen in de informatie die iedere cliënt bij aanvang van de zorgrelatie ontvangt. Geheimhouding van cliëntengegevens is ook van toepassing tegenover collega’s die niet betrokken zijn bij de zorg voor de betreffende cliënt.
RUIMTELIJKE PRIVACY Verrichtingen moeten buiten waarneming van anderen worden uitgevoerd tenzij de cliënt daarmee heeft ingestemd, uitgezonderd de wettelijke vertegenwoordiger en degene van wie beroepshalve de aanwezigheid vereist is.
Richtlijn De zorg voor cliënten speelt zich doorgaans af in de thuissituatie en is dus slechts waar te nemen door huisgenoten. Daar is niets op tegen zolang de cliënt daar niets op tegen heeft. Daar waar het gaat om verrichtingen waarvan redelijkerwijze kan worden verwacht dat de betreffende cliënt bezwaar kan hebben tegen de waarneming van die verrichting door huisgenoten moet de betreffende medewerker dat even met de cliënt bespreken en er zo nodig voor zorgen dat die verrichting niet kan worden waargenomen door anderen.
MINDERJARIGEN Minderjarigen zijn degenen die de leeftijd van achttien jaren nog niet hebben bereikt en niet getrouwd zijn of zijn geweest. De minderjarige die de leeftijd van zestien jaar heeft bereikt wordt voor wat betreft de WGBO gelijkgesteld met een volwassene. Voor de minderjarige van twaalf tot zestien jaar geldt dat voor verrichtingen zowel toestemming moet worden gegeven door de ouder(s) die met het ouderlijk gezag zijn bekleed of door de wettelijke vertegenwoordiger als door de minderjarige zelf; het zogenoemde dubbele toestemmingsvereiste. De verrichting kan zonder toestemming van de ouders of wettelijke vertegenwoordiger plaatsvinden als zij nodig is om kennelijk ernstig nadeel voor de minderjarige te voorkomen en als de minderjarige na weigering van de toestemming door de ouders de verrichting weloverwogen blijft wensen. 4
De minderjarige die de leeftijd van twaalf jaar nog niet heeft bereikt wordt als wilsonbekwaam beschouwd. De verplichtingen van de hulpverlener worden nagekomen jegens de ouder(s) met het ouderlijk gezag bekleed of wettelijke vertegenwoordiger.
Richtlijn Jegens minderjarigen die de leeftijd van zestien jaren hebben bereikt worden door de instelling op dezelfde wijze de rechten en plichten, voortkomend uit de WGBO nagekomen als jegens volwassenen. Voor de zorgverlening aan minderjarigen tussen de twaalf en zestien jaar wordt tevens toestemming aan de ouder(s) bekleed met het ouderlijk gezag of de wettelijke vertegenwoordiger gevraagd. Teneinde weloverwogen toestemming te kunnen geven moeten zij tevens worden geïnformeerd conform de richtlijn over de informatieplicht tenzij dit in strijd is met de zorg van een goed hulpverlener. Bij onoverbrugbare verschillen van mening tussen de ouders onderling of tussen de ouders en de minderjarige cliënt staat het belang van de minderjarige cliënt en diens weloverwogen wens voorop. Gezien de juridische complexiteit van de materie mag bij dergelijke problemen slechts worden gehandeld na overleg met de directeur of een daartoe aangewezen functionaris..
VERTEGENWOORDIGING BIJ WILSONBEKWAAMHEID Wilsonbekwaam zijn kinderen die de leeftijd van twaalf jaar nog niet hebben bereikt en minderjarige en meerderjarige personen die niet in staat kunnen worden geacht tot een redelijke waardering van hun belangen terzake. Wilsbekwaamheid is de regel; wilsonbekwaamheid terzake is de uitzondering. Het gaat dus steeds om het vaststellen van eventuele wilsonbekwaamheid voor een bepaalde beslissing. De verplichtingen worden bij wilsonbekwaamheid van meerderjarigen door de hulpverlener nagekomen jegens de bevoegde vertegenwoordiger tenzij nakoming niet verenigbaar is met de zorg van een goed hulpverlener. Minderjarigen worden doorgaans vertegenwoordigd door de ouders of voogd. Bij een meerderjarige is de bevoegde vertegenwoordiger in dwingende volgorde: 1. de curator of mentor 2. de schriftelijk gemachtigde 3. de echtgenoot of andere levensgezel van de cliënt 4. een ouder, kind, broer of zus van de cliënt. Bij verzet van de cliënt tegen een verrichting waarvoor de bevoegde vertegenwoordiger toestemming heeft gegeven, kan de verrichting slechts worden uitgevoerd om kennelijk ernstig nadeel voor de cliënt te voorkomen.
5
Richtlijn De directeur of een daartoe aangewezen functionaris bepaald aan de hand van de handreiking ter beoordeling van wilsonbekwaamheid en mede op grond van de informatie van de medewerkers, of er bij een beslissing over (aspecten van) de zorg sprake is van wilsonbekwaamheid. Als sprake is van wilsonbekwaamheid stelt zij vast wie de bevoegde vertegenwoordiger is en treedt met hem in overleg over de in te stellen behandeling. De bevoegde vertegenwoordiger moet instemmen met het zorgplan. Voor afwijkingen van het zorgplan moet opnieuw met de bevoegde vertegenwoordiger worden overlegd tenzij de afwijkingen dermate gering zijn dat toestemming redelijkerwijze mag worden verondersteld. De directeur of een daartoe aangewezen functionaris stelt vast wanneer de activiteiten van de bevoegde vertegenwoordiger niet in overeenstemming zijn met de zorg van een goed hulpverlener. In het geval dat er meer dan één broer, zus of kind zich opwerpt als vertegenwoordiger en zij het onderling niet eens kunnen worden beslist de directeur of een daartoe aangewezen functionaris, gehoord hebbende de belanghebbenden wie als bevoegde vertegenwoordiger zal worden beschouwd. In geval van ernstige conflicten kan de directeur of een daartoe aangewezen functionaris de kantonrechter verzoeken een mentorschap in te stellen.
DOSSIERPLICHT De hulpverlener moet een dossier aanleggen waarin de gegevens over de cliënt worden aangetekend en bewaard. Op verzoek van de cliënt moet een verklaring van hem aan het dossier worden toegevoegd over de in het dossier opgenomen informatie. De gegevens moeten minstens tien jaar worden bewaard of zoveel langer als redelijkerwijze voor een goede zorg noodzakelijk is. De hulpverlener verstrekt de cliënt of diens vertegenwoordiger op diens verzoek zo spoedig mogelijk inzage in het dossier en verstrekt desgewenst een kopie (tegen een redelijke vergoeding) van het dossier. Jegens de vertegenwoordiger wordt dit verzoek slechts nagekomen indien dit niet in strijd is met de zorg van een goed hulpverlener. Op verzoek van de cliënt moeten de bewaarde gegevens binnen drie maanden na het verzoek worden vernietigd tenzij bewaren van de gegevens van aanmerkelijk belang is voor een ander dan de cliënt of tenzij de wet zich tegen vernietiging verzet.
Richtlijn De rapportage wordt door de medewerkers conform de daarvoor gegeven instructies in het zorgdossier bijgehouden. Het zorgdossier van cliënten die in zorg zijn, wordt ten huize van de cliënt bewaard. De cliënt kan dus het dossier gewoon inzien. Desgewenst geeft de medewerker nadere uitleg over hetgeen in de rapportage is geschreven.
ZORGVULDIGHEIDSPLICHT/KWALITEIT VAN ZORG De hulpverlener moet de zorg van een goed hulpverlener in acht nemen en daarbij handelen in overeenstemming met de verantwoordelijkheden die voortvloeien uit de professionele standaard. De professionele standaard is een geïntegreerd geheel van maatschappelijke en
6
professionele waarden en normen, rechtsregels en algemeen aanvaarde uitgangspunten voor de zorg.
Richtlijn Alle medewerkers van de instelling hebben de professionele, juridische en morele plicht hun werkzaamheden met de nodige zorgvuldigheid te verrichten. Dat betekent niet alleen het in acht nemen van de door de instelling opgestelde richtlijnen maar ook het navolgen van de richtlijnen van de professionele beroepsgroepen zoals de beroepscode voor de verpleging van NU’91 en de beroepscode voor de verzorging van STING, het respecteren van rechtsregels, met name de rechten van de cliënt zoals onder meer in deze richtlijnen zijn beschreven en verder het respecteren van algemeen aanvaarde maatschappelijke waarden en normen zoals die in het dagelijks verkeer worden gebezigd.
RELATIES CLIËNT - MEDEWERKERS De relatie van medewerkers van de instelling en cliënten is een professionele relatie gericht op het verlenen van de diensten die zijn overeengekomen. Intieme persoonlijke relaties zoals liefdesrelaties of sexuele relaties zijn daarmee in strijd. Deze relaties zijn tevens in strijd met de professionele standaard van verpleegkundigen en verzorgenden. Intieme persoonlijke relaties zijn om die reden niet toegestaan. Schending van deze gedragsregel leidt tot opzegging van de arbeidsovereenkomst. Hetzelfde geldt voor het aangaan van een dergelijke relatie met een naaste belanghebbende relatie van de cliënt.
Richtlijn Medewerkers van de instelling gaan geen intieme relaties aan met cliënten. Wanneer toch persoonlijke gevoelens ontstaan voor de cliënt of dienst naaste belanghebbenden kan in overleg met de directeur of een daartoe aangewezen functionaris de zorgrelatie tussen cliënt en medewerker worden beëindigd.
GESCHENKEN De cliënt heeft een zakelijke overeenkomst met de instelling gesloten voor het verrichten van de overeengekomen diensten. De cliënt betaalt daar een overeengekomen bedrag voor. De instelling heeft een zakelijke overeenkomst of een arbeidsovereenkomst met haar medewerkers en betaald haar medewerkers het overeengekomen loon. Geschenken kunnen deze zakelijke overeenkomsten gemakkelijk vertroebelen en scheppen al snel verwachtingen of gevoelens van morele verplichtingen. Dit is ongewenst. Bovendien is het aannemen van geschenken in strijd met de professionele standaard van verpleegkundigen en verzorgenden zoals vastgesteld door NU’91 en STING.
7
Richtlijn Het aannemen van geschenken is niet toegestaan. Wanneer een cliënt dermate sterk aandringt dat de medewerker zich gedrongen voelt enig geschenk aan te nemen wordt dit direct gemeld aan de directeur of een daartoe aangewezen functionaris van de instelling. Afhankelijk van de situatie en de omstandigheden van het geval beslist de directeur of een daartoe aangewezen functionaris over de te nemen maatregelen.
OPZEGGING BEHANDELINGSOVEREENKOMST/ZORGOVEREENKOMST De hulpverlener kan een behandelingsovereenkomst of zorgovereenkomst niet opzeggen tenzij hiervoor gewichtige redenen bestaan.
Richtlijn De instelling zal behoudens gewichtige redenen een zorgovereenkomst niet eenzijdig opzeggen. Onder gewichtige redenen valt in ieder geval gebleken gevaar voor medewerkers. Medewerkers moeten dergelijk gevaar direct melden aan de directeur of een daartoe aangewezen functionaris. Beëindiging van de behandelingsovereenkomst of zorgovereenkomst vindt pas plaats als nazorg geregeld is.
CENTRALE AANSPRAKELIJKHEID De hulpverlener is aansprakelijk voor schade die voortvloeit uit een tekortkoming in de nakoming van de behandelingsovereenkomst of zorgovereenkomst.
Richtlijn Wanneer een medewerker schade toebrengt aan een cliënt dan wijst hij de cliënt op welke wijze hij de instelling aansprakelijk kan stellen. De medewerker mag geen schadevergoeding toezeggen. Dit wordt door de verzekeraar van de instelling bepaald.
Vastgesteld door het bestuur van SPOT, januari 2008
8