Stuk 1619 (2007-2008) – Nr. 1
Zitting 2007-2008 21 maart 2008
GEDACHTEWISSELING over het ontwerp van beheersovereenkomst voor 2008-2010 tussen de Vlaamse Regering en het IVA Agentschap voor Onderwijsdiensten (AgODi) VERSLAG namens de Commissie voor Onderwijs, Vorming, Wetenschap en Innovatie uitgebracht door mevrouw Laurence Libert
4075 OND
Stuk 1619 (2007-2008) – Nr. 1
2
Samenstelling van de commissie: Voorzitter: mevrouw Monica Van Kerrebroeck. Vaste leden: de heer Werner Marginet, de dames Katleen Martens, An Michiels, Marie-Rose Morel, de heer Leo Pieters; de dames Cathy Berx, Kathleen Helsen, Sabine Poleyn, Monica Van Kerrebroeck; de dames Stern Demeulenaere, Laurence Libert, de heer Hans Schoofs; de heer Dirk De Cock, mevrouw Anissa Temsamani, de heer Robert Voorhamme. Plaatsvervangers: mevrouw Marijke Dillen, de heren Pieter Huybrechts, Stefaan Sintobin, de dames Greet Van Linter, Gerda Van Steenberge; de heren Paul Delva, Jos De Meyer, mevrouw Veerle Heeren, de heer Luc Martens; de heer Karlos Callens, de dames Margriet Hermans, Anne Marie Hoebeke; de heren Chokri Vandenbroucke.
Mahassine,
Toegevoegde leden: de heer Kris Van Dijck; de heer Jef Tavernier.
Ludo
Sannen,
Joris
3
Stuk 1619 (2007-2008) – Nr. 1
INHOUD Blz. 1. Toelichting door de heer Frank Vandenbroucke, viceminister-president van de Vlaamse Regering en Vlaams minister van Werk, Onderwijs en Vorming..................................................................
4
2. Vragen en opmerkingen van de leden............................................................................................
5
3. Bijlage: Ontwerp van beheersovereenkomst voor 2008-2010 afgesloten tussen de Vlaamse Regering en het Agentschap van Onderwijsdiensten (AGODi)....................................................................
7
––––––––––––––
Stuk 1619 (2007-2008) – Nr. 1
4
Dames en Heren, In de Commissie voor Onderwijs, Vorming, Wetenschap en Innovatie werd op 14 februari 2008 een bespreking gewijd aan het ontwerp van beheersovereenkomst die voor de periode 2008-2010 werd afgesloten tussen de Vlaamse Regering en het IVA (Intern Verzelfstandigd Agentschap) Agentschap voor Onderwijsdiensten (AgODi). Het ontwerp van beheersovereenkomst werd door de heer Frank Vandenbroucke, viceminister-president van de Vlaamse Regering en Vlaams minister van Werk, Onderwijs en Vorming, conform het bepaalde in artikel 8, derde lid, en artikel 14, §2, van het kaderdecreet bestuurlijk beleid van 18 juli 2003, ingediend bij het Vlaams Parlement op 23 januari 2008. Overeenkomstig de hoger genoemde bepalingen moeten de met de intern verzelfstandigde agentschappen afgesloten beheersovereenkomsten, voor de ondertekening ervan, door de Vlaamse Regering worden meegedeeld aan het Vlaams Parlement. Nog volgens het kaderdecreet beschikt het Vlaams Parlement dan over een periode van één maand om de overeenstemming tussen de beheersovereenkomst en de doelstellingen van de goedgekeurde beleidsnota te toetsen. Qua interne procedure binnen het Vlaams Parlement, besliste het Uitgebreid Bureau van het Vlaams Parlement op 10 oktober 2006 dat ingediende ontwerpbeheersovereenkomsten van IVA’s door de voorzitter van het Vlaams Parlement worden verwezen naar de bevoegde beleidscommissies – in casu de Commissie voor Onderwijs, Vorming, Wetenschap en Innovatie – ter bespreking en toetsing aan de doelstellingen van de betreffende goedgekeurde beleidsnota. Over deze ontwerpbeheersovereenkomsten wordt niet gestemd. Indien een of meerdere parlementsleden van oordeel zijn dat wijzigingen aan de voorgelegde ontwerpbeheersovereenkomst noodzakelijk zijn, kunnen zij hierover een voorstel van resolutie indienen. Gelet op de zeer korte behandelingstermijn van één maand, kunnen dergelijke voorstellen van resolutie eventueel via spoedbehandeling rechtstreeks in de plenaire vergadering van het Vlaams Parlement worden behandeld. Op vraag van de Open Vld-fractie wordt de voorliggende beheersovereenkomst besproken in de commissie.
1. Toelichting door de heer Frank Vandenbroucke, viceminister-president van de Vlaamse Regering en Vlaams minister van Werk, Onderwijs en Vorming De minister herinnert eraan dat aan de basis van elke beheersovereenkomst het kaderdecreet bestuurlijk beleid van 18 juli 2003 ligt en voor elk agentschap afzonderlijk het oprichtingsbesluit. Alle beheersovereenkomsten geven de strategische doelstellingen weer die tot de uitvoering leiden van het Vlaamse regeerakkoord, de regeringsverklaring en de beleidsnota ‘Vandaag kampioen in wiskunde, morgen ook in gelijke kansen’. Het richtinggevende beginsel van de beleidsnota is gelijke onderwijskansen. Vanuit dit beginsel werden vier speerpunten gekozen die essentieel lijken voor het bereiken van die gelijke onderwijskansen. Het gaat om een betere aansluiting tussen onderwijs en arbeidsmarkt, een nieuw financieringssysteem voor het onderwijs, de versterking van het beleidsvoerende vermogen van scholen, en investeren in de loopbanen van leraren. Elk agentschap onderschrijft de principes met betrekking tot horizontaal beleid, zoals goedgekeurd door de Vlaamse Regering op 1 september 2006. Dit wil zeggen dat ze actief samenwerken met de andere entiteiten in het beleidsdomein en met de andere bestuursniveaus, en dat in functie van een klant- en oplossingsgerichte en doelmatige dienstverlening. De agentschappen engageren zich eveneens voor de realisatie van het beleid van de Vlaamse Regering inzake gelijke kansen en diversiteit, de principes van interne controle, aantrekkelijk werkgeverschap en duurzaam aankoopbeleid. De ontwerpversie van de beheersovereenkomst werd goedgekeurd door de Inspectie van Financiën en ontving een begrotingsakkoord. Op 18 januari 2008 werd het ontwerp van beheersovereenkomst voor bekrachtiging voorgelegd aan de Vlaamse Regering. De minister geeft vervolgens de hoofdlijnen van de overeenkomst, de missie van de organisatie en de strategische doelstellingen die deze missie ondersteunen, weer.
Stuk 1619 (2007-2008) – Nr. 1
5
De minister stelt dat de inhoud van de beheersovereenkomst geënt is op de missie en de taakstelling van het Agentschap voor Onderwijsdiensten (AgODi), zoals bepaald in het besluit van de Vlaamse Regering van 2 september 2005 tot oprichting van het intern verzelfstandigd agentschap Agentschap voor Onderwijsdiensten. Het agentschap heeft als missie “bij te dragen tot kwaliteitsvol onderwijs voor iedereen”, en dit als betrouwbare partner tussen beleid, scholen en andere actoren. Onder ‘scholen’ wordt verstaan: alle actoren die samen ‘school’ maken: onderwijsinstellingen en scholen voor basis-, secundair en deeltijds kunstonderwijs, leerlingen en ouders, inrichtende machten en schoolbesturen, schoolleiding, personeelsleden, onderwijsinspectie, pedagogische begeleidingsdiensten, centra voor leerlingenbegeleiding en lokale overlegplatforms. Een eerste cluster van strategische doelstellingen heeft betrekking op de basisopdrachten van het agentschap betreffende zijn dienstverlening. Deze doelstellingen omvatten onder andere een tijdige en correcte berekening en toekenning van salarissen, omkadering en werkingsmiddelen aan de scholen, een efficiënt toezicht op het gebruik van deze middelen en het correct bijhouden van de leerlingenbestanden van de Vlaamse Gemeenschap. Deze strategische doelstellingen leiden ertoe dat de scholen permanent beschikken over de nodige middelen om kwaliteitsvol onderwijs te verstrekken; zij moeten bijdragen tot de tevredenheid van het leerkrachtenkorps en een juiste toepassing van de Financieringswet (leerlingentellingen) mogelijk maken. Een tweede cluster van strategische doelstellingen vloeit voort uit de rol die AgODi speelt in de realisatie van belangrijke beleidsdoelstellingen. Daartoe zijn in de beheersovereenkomst diverse strategische doelstellingen opgenomen die te maken hebben met gelijke kansen, een betere aansluiting onderwijs en arbeidsmarkt, de nieuwe financiering van het onderwijs, een versterking van het beleidsvoerend vermogen van de scholen en de lerarenloopbaan.
schap wil voortrekker zijn inzake administratieve lastenverlaging en vereenvoudiging voor de scholen. Tenslotte zijn er meer intern gerichte strategische doelstellingen: zij beogen een modern en adequaat personeelsbeleid en een innovatieve werking, om op die manier verder uit te groeien tot een dynamische, toekomstgerichte en lerende organisatie. Deze strategische doelstellingen worden in de beheersovereenkomst verder vertaald in operationele doelstellingen; de resultaten van deze doelstellingen worden opgevolgd door middel van monitoringsindicatoren. AgODi zal ook een klantentevredenheidsmeting uitvoeren. De Vlaamse Regering verbindt zich er onder andere toe om, wanneer in dwingende gevallen een uitbreiding van de bevoegdheden en taken van het agentschap zich opdringen, tijdig in overleg te treden met het agentschap en hierbij onder meer volgende aspecten bepaalt of laat bepalen: de uitvoeringsmodaliteiten, de mogelijke invoeringstermijn, de vereiste middelen. Het spreekt volgens de minister voor zich dat de elementen opvolging, rapportering en overleg essentiële onderdelen zijn van deze beheersovereenkomst. Het agentschap zal op regelmatige tijdstippen over de uitvoering van de overeenkomst rapporteren aan de minister.
2. Vragen en opmerkingen van de leden Er werden door de leden geen vragen gesteld of opmerkingen gemaakt.
De verslaggever, Laurence LIBERT
De voorzitter, Monica VAN KERREBROECK
––––––––––––––––––––– Een derde reeks van strategische doelstellingen is gericht op een innovatieve dienstverlening van het agentschap, waarbij zijn dienstverlening wordt geoptimaliseerd en uitgebreid met maximaal gebruik van informatica en mogelijkheden inzake e-government en samenwerking met andere overheden. Het agent-
Stuk 1619 (2007-2008) – Nr. 1
6
7
Stuk 1619 (2007-2008) – Nr. 1
BIJLAGE: Ontwerp van Beheersovereenkomst voor 2008-2010 afgesloten tussen de Vlaamse Regering en het Agentschap voor Onderwijsdiensten (AgODi)
Stuk 1619 (2007-2008) – Nr. 1
9
Stuk 1619 (2007-2008) – Nr. 1
ONTWERP VAN BEHEERSOVEREENKOMST voor 2008-2010 afgesloten tussen de Vlaamse Regering en het agentschap voor Onderwijsdiensten (AgODi)
Stuk 1619 (2007-2008) – Nr. 1
10
INHOUD Blz. A. GENERIEKE GEDEELTE ......................................................................................................
11
I.
Algemene bepalingen .........................................................................................................
11
II.
Algemeen beleidskader ......................................................................................................
12
III. Engagementen van het agentschap .....................................................................................
17
IV. Engagementen van de Vlaamse Regering ..............................................................................
37
V.
Personeel ............................................................................................................................
38
VI. Financiële betrekkingen tussen het agentschap en de toezichthoudende overheid ..............
39
VII. Controle en audit; opvolging en rapportering ....................................................................
41
VIII. Evaluatie, sanctionering en geschillenregeling ....................................................................
42
IX. Aanpassing beheersovereenkomst - opschortende voorwaarden ........................................
43
X.
Aanvullende bepalingen en overgangsbepalingen...............................................................
43
B. SPECIFIEK GEDEELTE .........................................................................................................
43
BIJLAGEN Bijlage 1. Beleidsdocumenten .....................................................................................................
45
Bijlage 2. Detailfiches indicatoren ..............................................................................................
97
Bijlage 3. Samenwerkingsovereenkomst tussen het departement en de agentschappen ...............
149
______________________
11
Stuk 1619 (2007-2008) – Nr. 1
Ontwerp van beheersovereenkomst voor 2008-2010 afgesloten tussen de Vlaamse Regering en het Agentschap voor Onderwijsdiensten (AgODi) A. GENERIEKE GEDEELTE I. Algemene bepalingen Artikel 1. Partijen Tussen de Vlaamse Regering, hierna genoemd de regering, vertegenwoordigd door de Vlaamse minister van Werk, Onderwijs en Vorming, de heer Frank Vandenbroucke, hierna genoemd de minister, enerzijds en het intern verzelfstandigd agentschap “Agentschap voor Onderwijsdiensten”, hierna het agentschap genoemd, gevestigd te 1210 Brussel, Koning Albert II-laan 15, vertegenwoordigd door zijn leidend ambtenaar, de heer Guy Janssens, anderzijds, wordt volgende beheersovereenkomst afgesloten: Artikel 2. Voorwerp van de overeenkomst Deze beheersovereenkomst wordt afgesloten in uitvoering van - artikel 8 van het kaderdecreet Bestuurlijk Beleid van 18 juli 2003; - artikel V.10 van het besluit van de Vlaamse regering van 13 januari 2006 houdende vaststelling van de rechtspositie van het personeel van de diensten van de Vlaamse overheid; - artikel 7 van het besluit van de Vlaamse Regering van 2 september tot oprichting van het intern verzelfstandigd agentschap “Agentschap voor Onderwijsdiensten” Deze beheersovereenkomst is een wederzijdse overeenkomst die handelt over de bijzondere regels en voorwaarden waaronder het agentschap zijn taken vervult. Het is een stuur- en opvolgingsinstrument, in het bijzonder gericht op een doelmatige uitvoering of dienstverlening, opvolging en evaluatie. Deze beheersovereenkomst legt de wederzijdse rechten en plichten vast van de Vlaamse Gemeenschap en het agentschap bij alle activiteiten die het agentschap uitvoert ter realisatie van haar opdracht van publiek belang. Artikel 3. Inwerkingtreding en duur van de overeenkomst § 1. Deze beheersovereenkomst wordt afgesloten voor de periode van 1 januari 2008 tot en met 30 juni 2010. § 2. Als bij het verstrijken van deze beheersovereenkomst geen nieuwe beheersovereenkomst in werking is getreden, wordt de bestaande overeenkomst van rechtswege verlengd, tot op het ogenblik dat een nieuwe beheersovereenkomst in werking treedt. § 3. Als er geen nieuwe beheersovereenkomst in werking getreden is binnen een termijn van één jaar na de in § 2 bedoelde verlenging of wanneer de beheersovereenkomst werd
Stuk 1619 (2007-2008) – Nr. 1
12
ontbonden of geschorst, kan de Vlaamse regering na overleg met de administrateurgeneraal van het agentschap, voorlopige regels vaststellen die als overgangsovereenkomst gelden en de voorwaarden bepalen waaronder het agentschap zijn taken vervult. § 4. Om in te spelen op wijzigende omstandigheden kan jaarlijks, op verzoek van één van de partijen, en conform de modaliteiten zoals vastgelegd bij artikel 26 hierna, een bijakte afgesloten worden om deze overeenkomst te wijzigen. Artikel 4. Definities Voor de toepassing van deze overeenkomst wordt verstaan onder: -
agentschap: Agentschap voor Onderwijsdiensten AgODi: Agentschap voor Onderwijsdiensten AHOVOS: Agentschap voor Hoger Onderwijs, Volwassenenonderwijs en Studietoelagen AOC: Agentschap voor Onderwijscommunicatie DIC: Departement InformatieCoördinatie van de Managementondersteunende Diensten EPD: Elektronisch Personeelsdossier HRM: Human Resource Management IAVA: Interne Audit van de Vlaamse Administratie LOP: lokaal overlegplatform minister: de Vlaamse minister bevoegd voor Onderwijs en Vorming SLA: Service Level Agreement Uiterste verwerkingsdatum: de zevende werkdag vóór de laatste werkdag van de maand, zoals wettelijk voorzien
II. Algemeen beleidskader Artikel 5. Algemeen juridisch kader Het juridische kader voor deze beheersovereenkomst is onder meer vastgelegd in: 1. de bijzondere wet van 16 januari 1989 betreffende de financiering van de gemeenschappen en gewesten, zoals gewijzigd; 2. het kaderdecreet Bestuurlijk Beleid van 18 juli 2003; 3. het decreet van 7 mei 2004 houdende regeling van de begrotingen, de boekhouding, de controle inzake subsidies, en de controle door het Rekenhof; 4. het besluit van de Vlaamse regering van 19 januari 2001 houdende regeling van de begrotingscontrole en -opmaak; 5. het besluit van de Vlaamse regering van 10 oktober 2003 tot regeling van de delegatie van beslissingsbevoegdheden aan de hoofden van de intern verzelfstandigde agentschappen van de Vlaamse overheid; 6. het besluit van de Vlaamse regering van 3 juni 2005 met betrekking tot de organisatie van de Vlaamse administratie, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse regering van 7 oktober 2005; 7. het besluit van de Vlaamse regering van 2 september 2005 tot oprichting van het intern verzelfstandigd agentschap “Agentschap voor Onderwijsdiensten”, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse regering van 31 maart 2006 en 23 november 2007; 8. het besluit van de Vlaamse regering van 13 januari 2006 houdende vaststelling van de rechtspositie van het personeel van de diensten van de Vlaamse overheid;
13
Stuk 1619 (2007-2008) – Nr. 1
Artikel 6. Beleidsmatig en financieel kader (functionele bevoegdheid) § 1. Beleidsvisie van de regering Het beleid van de regering dat betrekking heeft op de activiteiten van het agentschap is onder meer omschreven in: 1. het Vlaams regeerakkoord 2004-2009, “Vertrouwen geven, verantwoordelijkheid nemen”; 2. de beleidsnota Onderwijs en Vorming 2004-2009, “Vandaag kampioen in wiskunde, morgen ook in gelijke kansen”; 3. de beleidsbrief Onderwijs en Vorming 2005-2006, “Goed voor de sterken, sterk voor de zwakken - Een beleid gesteund op een ambitieus realisme”; 4. de beleidsbrief Onderwijs en Vorming 2006-2007, “Voortbouwen en vooruitzien”. De voor het agentschap relevante onderdelen van deze beleidsdocumenten zijn opgenomen in bijlage 1. Het beleid van de Vlaamse regering zal verder worden aangevuld met de jaarlijkse beleidsbrieven van de minister. Deze aanvullingen en aanpassingen van het overheidsbeleid kunnen leiden tot een aanpassing van de bepalingen van deze beheersovereenkomst volgens de modaliteiten opgenomen in artikel 26. § 2. Strategische beleidsdoelstellingen Het onderwijsbeleid richt zich tot gelijke onderwijskansen als richtinggevend beginsel voor alle aspecten van het beleid. Vanuit dit beginsel worden vier speerpunten gekozen die essentieel zijn in het bereiken van gelijke onderwijskansen: 1. een betere aansluiting tussen onderwijs en arbeidsmarkt; 2. een nieuw financieringssysteem voor het onderwijs; 3. het beleidsvoerend vermogen van scholen versterken: professionalisering, verlaging planlast en administratieve vereenvoudiging, participatie,… 4. loopbanen van leraren: professionalisering, loopbaanperspectief,… Artikel 7. Beleidsmatig en financieel kader (horizontale bevoegdheid) § 1. Principes en waarden van het agentschap Het agentschap zorgt voor een correcte en tijdige verantwoording over de uitvoering van haar opdrachten. Het agentschap voert haar opdrachten uit vanuit een klantgerichte oriëntering en in alle objectiviteit. Het agentschap streeft een constante kwaliteitsverbetering na. Het agentschap streeft een deugdelijk en integer bestuur na. Het agentschap werkt actief en constructief mee aan een kwalitatief onderwijsbeleid. Het agentschap onderschrijft de managementprincipes die door de Vlaamse regering vastgelegd werden in de managementcode. AgODi onderschrijft dus ten volle de algemene waardegebonden competenties die centraal staan binnen de Vlaamse overheid: - klantgerichtheid; - samenwerken; - voortdurend verbeteren; - betrouwbaarheid. § 2. Onderlinge samenwerking: Het agentschap is gericht op en werkt actief onderling samen met de andere entiteiten in de Vlaamse overheid en met de andere bestuursniveaus, en dit in functie van een klant- en oplossingsgerichte en doelmatige dienstverlening.
Stuk 1619 (2007-2008) – Nr. 1
14
AgODi engageert zich om binnen de termijn van deze beheersovereenkomst vanuit haar expertise een actieve rol te spelen in entiteitoverschrijdende projecten en erkent het belang van structureel overleg. § 3. Kwaliteitsbeleid Het agentschap werkt mee aan het brede kwaliteitsbeleid van de Vlaamse overheid (incl. wetsmatiging en e-governement). Het tekent een eigen beleid op maat van het agentschap uit en zet verschillende kwaliteitsprojecten ter verbetering en vereenvoudiging van de externe dienstverlening op. AgODi schrijft zich in de kwaliteitsmeetsystemen van de Vlaamse Gemeenschap in en streeft ernaar een ISO-norm i.v.m. haar kernprocessen te behalen. § 4. Concreet en aantrekkelijk werkgeverschap: Door zorg te dragen voor een aangename werksfeer en een rijke werkomgeving profileert de Vlaamse Overheid zich als een aantrekkelijke werkgever. Dit bevordert het aantrekken van kwaliteitsvol en positief ingesteld personeel, maar heeft vooral een onmiddellijk effect op de motivatie, het rendement en de betrokkenheid van de medewerkers. De betrokkenheid van alle medewerkers moet een rode draad zijn doorheen het personeelsbeleid op elk niveau, dus ook op het niveau van het agentschap. In dit kader engageert AgODi zich om aan de volgende concrete projecten uitvoering te geven: - project “Anders werken”; - werklastmeting; - meting van de personeelstevredenheid. - een adequaat competentiemanagement. § 5. Diversiteitsbeleid Het agentschap streeft naar een evenredige vertegenwoordiging van de verschillende kansengroepen in het personeelsbestand. Het agentschap verbindt zich ertoe een personeelsbeleid te voeren dat rekening houdt met de eigenheden van mannen en vrouwen en hen effectief gelijke kansen geeft. Het agentschap wil een afspiegeling zijn van de maatschappij. Daarom organiseert zij neutrale wervingen en selecties, een goede begeleiding van nieuwe werknemers en een vangnet voor klachten over racisme en discriminatie. Onze streefcijfers zijn een doorvertaling van de streefcijfers die voor de hele Vlaamse Overheid werden afgesproken, nl.: -
33% vrouwen in de middenmanagementfuncties tegen 2010;
-
4% personen van allochtone afkomst tegen 2015;
-
4,5% personen met een arbeidshandicap tegen 2010.
Wat het aandeel van de personen van allochtone afkomst betreft, streeft het agentschap naar een personeelsinstroom van 10% voor een aandeel van 4% van allochtone afkomst tegen 2015. Het vooropgestelde streefcijfer van 4,5% personen met een arbeidshandicap in onhaalbaar. Mits hantering van een fijnere definiëring van de kansengroep “arbeidsgehandicapte” wordt gestreefd naar een aandeel van 3% tegen 2010.
15
Stuk 1619 (2007-2008) – Nr. 1
§ 6. Duurzaam en ethisch verantwoord aankoopbeleid Het agentschap zal bij de aankoop van haar producten die in de Vlaamse overheid geldende normen met betrekking tot energie en milieuzuinigheid respecteren en waakt erover dat deze aankoopproducten in menswaardige omstandigheden werden geproduceerd (eerlijke handel). AgODI wijst er op dat de eigen beleidsruimte inzake aankopen beperkt is. Niettemin engageert AgODi zich om binnen de termijn van deze beheersovereenkomst de volgende projecten met het oog op dit duurzaam en ethisch verantwoord aankoopbeheer concreet uit te voeren: - AgODi zal een milieubewust gebruik van printers en kopieermachines stimuleren. § 7. Beheersrapportering Met betrekking tot het P&O-beleid en de efficiënte werking van de diensten, moet op basis van vooraf afgesproken formaten kunnen worden aangetoond: - hoe de personeelsbehoeften en de personeelsbezetting evolueren (vb VTE in personeelsplan en effectief tewerkgesteld, in-, door- en uitstroom van personeel, personeelskenmerken zoals bijvoorbeeld geslacht, diploma, niveau, statuut en leeftijd,…) - in welke mate het personeel doelmatig wordt ingezet en er geïnvesteerd wordt in het menselijk kapitaal in de organisatie (motivatie, competentie, ruime inzetbaarheid, ontwikkelkansen en ontwikkelingsinspanningen,…); - dat er een correct en aantrekkelijk werkgeverschap wordt gerealiseerd met oog voor betrokkenheid, evenwicht werk-privé, welzijn op het werk, een positief arbeidsklimaat en diversiteit op de werkvloer. Met betrekking tot de financiële regelgeving, procedures en de financiële rapportering wordt op basis van vooraf afgesproken formaten, in elk geval aandacht besteed aan: - de periodieke opvolging van de begrotingsuitvoering die onder meer de ESRrapportering met het oog op de periodieke en jaarlijkse consolidatie op het niveau van de Vlaamse overheid omvat; - de rapportering met betrekking tot de apparaatskredieten - kas en schuldbeheer. § 8. Interne controle: Uiterlijk binnen het jaar na aanvang van de beheersovereenkomst beschikt het agentschap over een uitgeschreven en gedocumenteerd systeem van interne controle, opvraagbaar door de functioneel bevoegde minister en de ministers bevoegd voor Financiën en Begroting en Bestuurszaken, dat in minstens de elementen zoals bepaald in artikel 33 van het kaderdecreet behelst, met name: - het effectief en efficiënt beheer van risico’s; - de betrouwbaarheid van de financiële en de beheersrapportering: - de naleving van de regelgeving en de procedures; - de effectieve en efficiënte werking van de diensten; - de bescherming van de activa Vanaf het tweede jaar na aanvang van de beheersovereenkomst wordt het proces van interne controle minstens één maal per jaar door het management geëvalueerd op zijn actualiteit, eventueel bijgewerkt en opnieuw gevalideerd. § 9. Meten van beleidseffecten Het agentschap engageert zich om de effecten van het door zichzelf uitgevoerde beleid te meten en te evalueren. Het agentschap informeert de functioneel bevoegde minister, op regelmatige tijdstippen en volgens de onderling afgesproken modaliteiten, over de resultaten van de beleidseffectenmeting.
Stuk 1619 (2007-2008) – Nr. 1
16
Artikel 8. Missie en kernopdrachten § 1. Het agentschap heeft als missie: als betrouwbare partner tussen beleid, scholen en andere actoren, bijdragen tot kwaliteitsvol onderwijs voor iedereen. § 2. Het agentschap heeft tot taak: 1. het verzorgen van de administratieve en financiële dienstverlening voor scholen; 2. het ondersteunen en informeren van scholen; 3. het nagaan of de middelen correct worden gebruikt; 4. het meewerken aan de realisatie van het beleid en de beleidsevaluatie, in samenwerking met het departement en de andere agentschappen; 5. het bijdragen tot een correcte en tijdige toepassing van de financieringswet. Onder “scholen” wordt verstaan: alle actoren die samen "school" maken: onderwijsinstellingen en scholen voor basis-, secundair en deeltijds kunstonderwijs, leerlingen en ouders, inrichtende machten en schoolbesturen, schoolleiding, personeelsleden, onderwijsinspectie, pedagogische begeleidingsdiensten, centra voor leerlingenbegeleiding, lokale overlegplatforms. § 3. De afdeling "Ondersteuning en Advies onderwijsPersoneel" voert een aantal ondersteunende taken uit voor AHOVOS. Deze taken omvatten volgende clusters: 1. taken betreffende het weddensysteem: applicatiebeheer, de verwerking van de output van het weddensysteem, het versturen en terbeschikkingstellen van de noodzakelijke betalingsgegevens, immatriculatiebeheer, vervullen van alle fiscale en sociale verplichtingen als uitbetalende instantie; 2. aanrekening van de betalingsgegevens uit het weddensysteem op de begroting, verwerking van facturen van de FOD financiën en RSZ, opvolging van de uitvoering van de begroting voor wat betreft de centraal betaalde lonen; 3. coördinatie van de organisatie van de taalexamencommissies, het opnemen van het secretariaat van de Vlaamse reaffectatiecommissie en van de Kamers van Beroep van het gesubsidieerd onderwijs; 4. afhandeling van de arbeidsongevallen, de beroepsziekten en de ongevallen buiten dienstverband; 5. behandelen en opvolgen van dossiers voor de arbeidsrechtbanken, de burgerlijke rechtbanken en voor de Raad van State en het verlenen van juridisch advies; 6. terugbetaling van de vervoerskosten van het openbaar vervoer en fietsvergoedingen; 7. het beheer van het archief van de personeelsdossiers. De afdeling behandelt deze taken volgens een niveau van dienstverlening dat gelijk is aan het niveau van dienstverlening voor AgODi. § 4. De entiteit "ICT" voert een aantal ondersteunende taken uit voor AHOVOS. Deze taken omvatten volgende clusters: 1. beheer bestaande applicaties: operationeel houden en aanpassen van de bestaande applicaties EPD, Edison, instellingendatabank, databank lerende mens, inschrijvingen databank, studietoelagen,… 2. aansturen en ontwikkeling van nieuwe applicaties: detecteren van behoeften aan nieuwe applicaties en het aanvoelen nieuwe noden op vlak van IT; 3. relatiebeheer: contactpunt met: de outsourcingpartner, DIC, softwareleveranciers, scholen, gebruikers,… 4. elektronische gegevensuitwisseling; 5. gegevensbeheer en ontsluiting;
17
Stuk 1619 (2007-2008) – Nr. 1
6. informatiemanagement, communicatie, opleiding; 7. ondersteunen van processen en procedures; 8. beveiliging en risicobeheer; 9. opvolgen van nieuwe technologieën. De afdeling behandelt deze taken volgens een niveau van dienstverlening dat gelijk is aan het niveau van dienstverlening voor AgODi. § 5. De cel detacheringen van de Afdeling Personeel Secundair Onderwijs en Deeltijds Kunstonderwijs van AgODi voert volgende taken uit voor de afdeling Personeel en Instellingen Levenslang Leren van AHOVOS: 1. meewerken aan de oproep voor de netoverschrijdende detacheringen (art. 77/55quater, § 2, 4° en 8° van de decreten rechtspositie); 2. controleren en verwerken van inkomende detacheringsaanvragen; 3. opmaken van ontwerpbesluiten; 4. verstrekken van informatie over detacheringen aan interne en externe klanten; 5. behandelen van briefwisseling i.v.m. detacheringen; 6. berekenen van de terug te vorderen loonkost; 7. opmaken en versturen van de terugvorderingsbrieven; 8. behandelen van briefwisseling i.v.m. terugvorderingsbrieven: vragen om uitstel van betaling, onderzoek wetgeving, … 9. beheer databank detacheringen. De afdeling behandelt deze taken volgens een niveau van dienstverlening dat gelijk is aan het niveau van dienstverlening voor AgODi. § 6. De cel speciale onderwijsmiddelen van de Afdeling Basisscholen en Centra voor Leerlingenbegeleiding van AgODi behandelt de aanvragen van speciale onderwijsleermiddelen en doventolken voor AHOVOS. De afdeling behandelt deze taken volgens een niveau van dienstverlening dat gelijk is aan het niveau van dienstverlening voor AgODi. § 7. Eventueel bijkomende of te verwijderen taken worden nader bepaald in een SLA tussen de administrateur-generaal van AgODi en de administrateur-generaal van AHOVOS.
III. Engagementen van het agentschap Artikel 9. Strategische organisatiedoelstellingen (SD) Uit het oprichtingsbesluit van AgODi blijkt duidelijk de taakstelling van het agentschap. Deze taken worden opgenomen in onderstaande strategische (en operationele) doelstellingen. Ook uit de generieke elementen voor de beheersovereenkomsten wordt op het gebied van HRM een strategische doelstelling geformuleerd. § 1. (SD 1) Het agentschap zorgt er via een tijdige en correcte toekenning van omkadering en werkingsmiddelen voor dat de scholen permanent beschikken over de nodige middelen om kwaliteitsvol onderwijs te verstrekken. § 2. (SD 2) Het agentschap draagt via een tijdige en correcte salarisverwerking, het efficiënt beheren van personeelsdossiers, een correcte toepassing van de wetgeving en de sectorale akkoorden, bij tot een algemene tevredenheid bij de personeelsleden in het onderwijs zodat deze zich kunnen toeleggen op hun kerntaken. § 3. (SD 3) Het agentschap wil op een zo eenvoudig en transparant mogelijke wijze erop toezien dat de scholen de aan hen toegekende middelen correct aanwenden. § 4. (SD 4) Het agentschap zal via het efficiënt inzetten van middelen komen tot een zo volledig en correct mogelijk leerlingenbestand voor de financieringswet.
Stuk 1619 (2007-2008) – Nr. 1
18
§ 5. (SD 5) Het agentschap draagt via het ondersteunen van het inschrijvingsrecht en faciliteren van gelijke onderwijskansen bij tot een succesvolle schoolloopbaan van alle leerlingen. § 6. (SD 6) In het kader van het bevorderen van gelijke kansen voor jongeren en de aanpak van antisociaal gedrag in de scholen, laaggeschoolde jongeren aan een baan helpen in het onderwijs (via eerste werkplekervaring – startbanen). § 7. (SD 7) Om er naar te streven dat elke leerplichtige leerling voldoet aan de leerplicht en op die manier optimale onderwijskansen krijgt, voert het agentschap een doelgerichte leerplichtcontrole uit en levert een actieve bijdrage aan het spijbelactieplan. § 8. (SD 8) Door doelgerichte acties en gegevensverzameling draagt het agentschap bij tot de verhoging van de kleuterparticipatie aan onderwijs. § 9. (SD 9) Het agentschap draagt bij tot het gelijke onderwijskansenbeleid door mee te werken aan het verbeteren van de aansluiting tussen onderwijs en arbeidsmarkt. §10. (SD 10) Meewerken aan de realisatie van een nieuw financieringssysteem leerplichtonderwijs. § 11. (SD 11) Via een proactieve en klantgerichte informatieverstrekking dragen wij er toe bij ouders en leerlingen te ondersteunen, het beleidsvoerend vermogen van de scholen te versterken en de professionalisering van de schoolleidingen te ondersteunen. § 12. (SD 12) Het agentschap fungeert als betrouwbare partner en aanspreekpunt over alle aspecten van onderwijsadministratie. § 13. (SD 13) Als betrouwbare en samenwerkende partner binnen het beleidsdomein Onderwijs en Vorming toetst het agentschap beleidsmaatregelen op hun uitvoerbaarheid en formuleert beleidsaanbevelingen om op die manier een bijdrage te leveren tot een kwalitatief onderwijsbeleid en –vernieuwing. § 14. (SD 14) Uitvoeren van CAO VIII en II. § 15. (SD 15) Het agentschap streeft er naar om als voortrekker te fungeren van administratieve lastenverlaging en vereenvoudiging voor de scholen om er op die manier toe bij te dragen dat hun beleidsvoerend vermogen versterkt wordt. § 16. (SD 16) Het tijdig en correct bepalen van gelijkwaardigheden van buitenlandse studiebewijzen van het secundair onderwijs. § 17. (SD 17) Via een modern en adequaat personeelsbeleid en een innovatieve werking streeft het agentschap er naar verder uit te groeien tot een dynamische, toekomstgerichte en lerende organisatie. Artikel 10. Operationele organisatiedoelstellingen, activiteiten, processen en prestaties (realisering beleid)
2. Het agentschap draagt via een tijdige en correcte salarisverwerking, het efficiënt beheren van personeelsdossiers, een correcte toepassing van de wetgeving en de sectorale akkoorden, bij tot een algemene tevredenheid bij de personeelsleden in het onderwijs zodat deze zich kunnen toeleggen op hun
Strategische doelstelling 1. Het agentschap zorgt er via een tijdige en correcte toekenning van omkadering en werkingsmiddelen voor dat de scholen permanent beschikken over de nodige middelen om kwaliteitsvol onderwijs te verstrekken
2.1. Het agentschap zorgt voor een tijdige en correcte opvolging van het administratieve dossier van het personeel.
1.3. Het agentschap kent de omkadering tijdig en correct toe
1.2. Het agentschap kent de middelen tijdig en correct toe
Operationele doelstelling2 1.1. Het agentschap kent de toelagen tijdig en correct toe
1.2.1. Aantal tijdige betalingen van middelen 1.2.2. Aantal correcte betalingen van middelen 1.3.1. Aantal scholen die de berekening van de omkadering tijdig ontvangen 1.3.2. Aantal scholen die een correcte berekening van de omkadering ontvangen 2.1.1. Aantal tijdig afgehandelde eindeloopbaandossiers en dossiers m.b.t. vaste benoeming, arbeidsongevallen, detacheringen, administratieve loopbaan: verlofstelsels,… 2.1.2. Aantal correct afgehandelde eindeloopbaandossiers en dossiers m.b.t. vaste benoeming, arbeidsongevallen, detacheringen, administratieve loopbaan: verlofstelsels,…
1.1.2. Aantal correcte betalingen van toelagen
indicator 1.1.1. Aantal tijdige betalingen van toelagen
2
Het opgesomde takenpakket is gerelateerd aan dit opgenomen in het ontwerpoprichtingsbesluit van AgODi. De indicator geeft de meeteenheid aan die zal worden gebruikt om de realisatiegraad van de operationele doelstellingen na te gaan. In de normstelling zal deze meeteenheid meestal worden afgezet ten opzichte van een totaal aantal te verwerken prestatie-eenheden of outputs (totaal aantal toelagen, slarissen, enz…), in een vooropgestelde tijdsspanne, en zal de te bereiken norm in een percentage worden uitgedrukt. Andere indicatoren zijn niet in een percentage uit te drukken en zullen bijvoorbeeld aangeven of een vooropgestelde doelstelling al of niet bereikt is. Ook de klantentevredenheid wordt als indicator opgenomen.
1
Takenpakket1 Verzorgen van de administratieve en financiële dienstverlening voor scholen
I.1. ADMINISTRATIEVE EN FINANCIELE DIENSTVERLENING
I. DIENSTVERLENING
19
Stuk 1619 (2007-2008) – Nr. 1
kerntaken
2.3.1. Aantal correcte uitbetalingen
2.3. De betalingen gebeuren tijdig en correct in overeenstemming met de onderwijs- en aanverwante regelgeving 2.4. Het agentschap zorgt voor een tijdige en correcte realisatie van de terugvorderingen en recuperaties van salarissen die worden geprefinancierd (detacheringen met terugbetaling, Tivoli) 2.5. Het agentschap zorgt voor een tijdige en correcte aanrekening van de lonen op de onderwijsbegroting 2.6. Het agentschap verzekert dat er tijdig voldaan wordt aan alle sociale en fiscale verplichtingen en de sectorale akkoorden
2.6.2. Aantal verzendingen van de fiscale documenten aan de betrokken personeelsleden, die gebeuren binnen de wettelijk opgelegde termijn
2.6.1. Aantal tijdige betaalopdrachten “sociale en fiscale verplichtingen”
2.5.1. Aantal tijdige en correcte aanrekeningen
2.4.1. Aantal tijdige recuperaties van de prefinanciering 2.4.2. Aantal tijdig afgehandelde terugvorderingen
2.2.1. Aantal tijdige uitbetalingen van het salaris op de vaste betaaldatum 2.2.2. Aantal correcte uitbetalingen van het salaris op de vaste betaaldatum
2.2. Het agentschap zorgt voor een tijdige en correcte verwerking van het geldelijke dossier van het personeel
Stuk 1619 (2007-2008) – Nr. 1 20
Takenpakket Bijdragen tot een correcte en tijdige toepassing van de financieringswet
Takenpakket Nagaan of de middelen correct worden gebruikt
indicator 3.1.1. Het agentschap heeft initiatieven genomen om te komen tot een zo volledig en correct mogelijk leerlingenbestand voor de financieringswet
3.2.1. Aantal uitgevoerde controles op de 3.2. Het agentschap ziet op een aanwending van de toegekende systematische wijze toe dat de omkadering, middelen en toelagen toegekende middelen, toelagen en omkadering worden 3.2.2. Aantal geverifieerde scholen m.b.t. aangewend conform de de gewone leerlingentelling wettelijke verplichtingen
Operationele doelstelling 3.1. Het agentschap zal een efficiënt, effectief en transparant controlesysteem opzetten over het gebruik van middelen, toelagen
Strategische doelstelling 4. Het agentschap zal via het efficiënt inzetten van middelen komen tot een zo volledig en correct mogelijk leerlingenbestand voor de financieringswet
Operationele doelstelling 4.1. Het agentschap bezorgt de Cdrom met de correcte leerlingencijfers tijdig aan het Rekenhof
4.1.2. Aantal geverifieerde scholen m.b.t. de financieringswet
indicator 4.1.1. De leerlingencijfers zijn aan het Rekenhof bezorgd
I.3. FACILITEREN VAN DE UITVOERING VAN DE FINANCIERINGSWET
Strategische doelstelling 3. Het agentschap wil op een zo eenvoudig en transparant mogelijke wijze erop toezien dat de scholen de aan hen toegekende middelen correct aanwenden
I.2. NAGAAN OF DE MIDDELEN CORRECT WORDEN GEBRUIKT
21
Stuk 1619 (2007-2008) – Nr. 1
Takenpakket Leveren van een bijdrage aan het gelijke kansenbeleid en de democratisering van het onderwijs via het wegnemen van financiële drempels.
Strategische doelstelling 5. Het agentschap draagt via het ondersteunen van het inschrijvingsrecht en faciliteren van gelijke onderwijskansen bij tot een succesvolle schoolloopbaan van alle leerlingen
5.3. Het agentschap neemt het secretariaat waar van de Commissie Leerlingenrechten en ondersteunt de opvolging van de klachtenbehandeling door de
5.2. Het agentschap levert gegevens aan rond gelijke onderwijskansen en ondersteunt de LOP’s bij het opmaken van omgevingsanalyses
Operationele doelstelling 5.1. Het agentschap zorgt voor een degelijke opvolging en sturing van de deskundigenondersteuners van de LOP’s
II.1. GELIJKE ONDERWIJSKANSEN
II. MEE REALISEREN VAN HET BELEID
indicator 5.1.1. De coördinatiecel is uitgebouwd en een coördinator is aangesteld voor de opvolging en sturing van de deskundigenondersteuners van de LOP’s 5.1.2. Er is regelmatig overleg uitgebouwd met de deskundigenondersteuners van de LOP’s 5.1.3. Er zijn duidelijke communicatielijnen uitgetekend naar de deskundigenondersteuners van de LOP’s 5.1.4. Er is een vormingsprogramma uitgewerkt voor de deskundigenondersteuners van de LOP’s 5.2.1. Er is een ontwerp visie uitgetekend rond de LOP’s 5.2.2. Er is een jaarrapport opgesteld rond de werking van de LOP’s 5.2.3. Er zijn gegevens rond gelijke onderwijskansen aangeleverd waar nodig en mogelijk 5.2.4. De LOP’s zijn voldoende ondersteund bij het opmaken van de omgevingsanalyse 5.3.1. De binnengekomen klachten werden opgevolgd door het secretariaat van de Commissie Leerlingenrechten (CLR)
Stuk 1619 (2007-2008) – Nr. 1 22
6.
In het kader van het bevorderen van gelijke kansen voor jongeren en de aanpak van antisociaal gedrag in de scholen, laaggeschoolde jongeren aan een baan helpen in het onderwijs (via eerste werkplekervaring – startbanen.
6.1. Via het uitwerken van de nodige modaliteiten van het project 'scholen voor jongeren/jongeren voor scholen’, staat het agentschap de scholen bij om te werken aan antisociaal gedrag op school en zo bij te dragen tot het bevorderen van de gelijke onderwijskansen. 6.2. Via het uitwerken van de nodige modaliteiten van het VEVE-project staat het agentschap de lokale besturen bij teneinde de verkeersveiligheid in de schoolomgeving te verbeteren 6.3. Via het uitwerken van de nodige modaliteiten van het schoolspottersproject staat het agentschap de betrokken actoren bij om te werken aan het antisociaal gedrag in de schoolomgeving en op het traject van en naar school
5.4. Het agentschap staat in voor de organisatie van de Centrale Examencommissie
Commissie
Het project VEVE wordt uitgevoerd volgens de vooropgestelde modaliteiten
Het project ‘schoolspotters’ wordt uitgevoerd volgens de vooropgestelde modaliteiten
6.3.1.
Het tijdig en correct informeren en sensibiliseren van (aspirant)kandidaten en alle mogelijke onderwijsactoren Faciliteren en optimaal garanderen van de goede organisatie van de examens en de afhandeling ervan Jaarlijks rapporteren en evalueren van de werking van de examencommissie van de Vlaamse Gemeenschap voor het voltijds secundair onderwijs Uitbouw van het project “scholen voor jongeren/jongeren voor scholen (JO-JO)” volgens de vooropgestelde modaliteiten
6.2.1.
6.1.1.
5.4.3.
5.4.2.
5.4.1.
23
Stuk 1619 (2007-2008) – Nr. 1
8.
7.
Door doelgerichte acties en gegevensverzameling draagt het agentschap bij tot de verhoging van de kleuterparticipatie aan onderwijs
8.1. Het agentschap zorgt dat de nodige (technische en andere) randvoorwaarden vervuld zijn om de gegevens te verzamelen zodat aan alle betrokken actoren voldoende informatie kan worden verstrekt
7.4. Het agentschap zorgt voor de nodige randvoorwaarden om zo snel mogelijk lijsten van leerlingen die niet voldoen aan de leerplicht over te maken aan de bevoegde instanties
Om er naar te streven dat elke 7.1. Het agentschap zorgt dat de nodige (technische en andere) leerplichtige leerling voldoet randvoorwaarden vervuld zijn om aan de leerplicht en op die een zending leerplichtcontrole manier optimale mogelijk te maken onderwijskansen krijgt, voert het agentschap een doelgerichte leerplichtcontrole uit en levert een actieve bijdrage aan het spijbelactieplan. 7.2. Het agentschap sensibiliseert en informeert scholen voldoende rond de telling derde schooldag september en eerste schooldag oktober 7.3. Het agentschap werkt mee aan de uitvoering van het spijbelactieplan
8.1.1.
7.4.2.
7.4.1.
7.3.1.
7.2.1.
7.1.1.
Alle gegevens voor de uitzuivering van het bestand werden tijdig aangevraagd en/of bijgehouden (Rijksregister, Franse Gemeenschap, andere instellingen, Syntra’s, ouders en gemeenten en andere partners werden tijdig aangeschreven en de antwoorden correct verwerkt) Alle betrokken actoren kregen de nodige informatie
Het agentschap heeft de nodige initiatieven genomen om het spijbelactieplan mee te implementeren De bevoegde instanties werden tijdig aangeschreven
Alle gegevens voor de uitzuivering van het bestand werden tijdig en volledig aangevraagd en/of bijgehouden (Rijksregister, Franse Gemeenschap, andere instellingen, Syntra’s, ouders en gemeenten en andere partners werden tijdig aangeschreven en de antwoorden correct verwerkt) Alle scholen kregen de nodige informatie en het sensibilisatiemateriaal/aanbod
Stuk 1619 (2007-2008) – Nr. 1 24
Takenpakket Nieuw financieringssysteem leerplichtonderwijs
Takenpakket Aansluiting onderwijs en arbeidsmarkt Operationele doelstelling 9.1. Het verzamelen van informatie bij de scholen aangaande de stages en stageplaatsen van de leerlingen met als finaliteit het beleid ter zake te ondersteunen en het stageaanbod te verbeteren en transparanter te maken
Strategische doelstelling 10. Meewerken aan de realisatie van een nieuw financieringssysteem leerplichtonderwijs
Operationele doelstelling 10.1. Het agentschap levert een actieve bijdrage aan het tot stand komen van een nieuw financieringssysteem 10.2. Het agentschap zorgt dat de nodige randvoorwaarden (technische en andere) vervuld zijn voor de implementatie van een nieuw financieringssysteem
II.3. NIEUW FINANCIERINGSSYSTEEM VOOR HET ONDERWIJS
Strategische doelstelling 9. Het agentschap draagt bij tot het gelijke onderwijskansenbeleid door mee te werken aan het verbeteren van de aansluiting tussen onderwijs en arbeidsmarkt
II.2. BETERE AANSLUITING ONDERWIJS EN ARBEIDSMARKT
8.2. Het agentschap sensibiliseert en informeert scholen voldoende rond het belang van kleuterparticipatie
Het agentschap heeft meegewerkt aan initiatieven om de kleuterparticipatie te verhogen
indicator 10.1.1. Deelname aan de stuurgroep kabinet-administratie 10.1.2. De taken toegekend vanuit de stuurgroep worden opgevolgd 10.2.1. Er is een stappenplan uitgewerkt voor de implementatie van een nieuw financieringssysteem 10.2.2. Een nieuw of bestaand informaticasysteem inzake leerlingentelling, omkadering en werkingsbudgetten wordt uitgebouwd of aangepast 10.2.3. De informatie wordt verstrekt via een Ronde van Vlaanderen
indicator 9.1.1. Het meewerken aan de uitbouw van een stagedatabank en het opvolgen van de hieraan gerelateerde elektronische zendingen 9.1.2. Het informeren van alle relevante onderwijsactoren, het jaarlijks rapporteren van de verzamelde data naar het beleid alsook het formuleren van beleidsrelevante voorstellen
8.2.1.
25
Stuk 1619 (2007-2008) – Nr. 1
Takenpakket Ondersteunen en informeren van scholen
Strategische doelstelling 11. Via een proactieve en klantgerichte informatieverstrekking dragen wij er toe bij ouders en leerlingen te ondersteunen, het beleidsvoerend vermogen van de scholen te versterken en de professionalisering van de schoolleiding te ondersteunen
11.4.
11.3.
Het agentschap ondersteunt de scholen in hun elektronische communicatie met het agentschap Het agentschap informeert het onderwijsveld via gecoördineerde informatie, opleidingen en cursussen
Operationele doelstelling 11.1. Het agentschap bouwt steunpunten uit waar ouders en leerlingen met hun vragen terecht kunnen 11.2. Het agentschap biedt scholen proactief duidelijke informatie over de toe te passen regelgeving via de meest relevante kanalen
11.4.5.
11.4.4.
11.4.3.
11.4.1. 11.4.2.
11.3.1.
11.2.4.
11.2.3.
11.2.1. 11.2.2.
Aantal bezoekers van de website Aantal deelnemers aan de opleidingen en infosessies gericht op de professionalisering van de scholen De klantentevredenheid wordt gemeten door middel van de geschikte meetinstrumenten (klantentevredenheidsonderzoek, evaluatie van infosessies,…) De doelmatigheid van de informatieverstrekking wordt onderzocht Aantal beantwoorde vragen omtrent de elektronische communicatie tussen scholen en AgODi Aantal bezoekers van de website Aantal deelnemers aan de opleidingen en infosessies gericht op de professionalisering van het onderwijsveld De klantentevredenheid wordt gemeten door middel van de geschikte meetinstrumenten De doelmatigheid van de informatieverstrekking wordt onderzocht Weetulex wordt uitgebouwd tot een geïnformatiseerd platform van
indicator 11.1.1. Het steunpunt voor ouders en leerlingen is deskundig uitgebouwd
II.4. BELEIDSVOEREND VERMOGEN VAN SCHOLEN VERSTERKEN DOOR ONDERSTEUNEN, INFORMEREN EN SAMENWERKEN
Stuk 1619 (2007-2008) – Nr. 1 26
Regelgeving toetsen op uitvoerbaarheid, evalueren en adviezen over nieuwe regelgeving verstrekken
13.
12.
Als betrouwbare en samenwerkende partner binnen het beleidsdomein Onderwijs en Vorming toetst het agentschap beleidsmaatregelen op hun uitvoerbaarheid en formuleert zelf beleidsaanbevelingen om op die manier een bijdrage te
Het agentschap fungeert als betrouwbare partner en aanspreekpunt over alle aspecten van onderwijsadministratie
Het agentschap werkt mee aan de realisatie van de beleidscyclus via effectenanalyse, jaardoelstellingen,…
Het agentschap blijft op de hoogte van de evolutie in het onderwijsveld
12.4.
13.1.
Het agentschap stelt via het ontsluiten van databanken de gevraagde informatie, voor zover beschikbaar, maximaal ter beschikking
Het agentschap vervult een signaalfunctie. Zij houdt de vinger aan de pols, verzamelt de verwachtingen van het veld, behartigt hun belangen en vertaalt deze naar het beleid toe Het agentschap ondersteunt maximaal de scholen. Zij kunnen bij het agentschap terecht voor al hun vragen over onderwijsadministratie
12.3.
12.2.
12.1.
13.1.2.
13.1.1.
12.4.2.
12.4.1.
12.3.2.
12.3.1.
12.2.3.
12.2.2.
12.2.1.
12.1.1.
De klantentevredenheid wordt gemeten via de geschikte meetinstrumenten Er is structureel overleg met de diverse belanghebbenden in het onderwijsveld Deelname aan colloquia, congressen, schoolbezoeken,… Aantal tijdige adviezen in het kader van de samenwerkingsovereenkomst met het departement Onderwijs en Vorming Tijdige opmaak van een jaarrapport met beleidsaanbevelingen
Aantal tijdig beantwoorde vragen om informatie Aantal terechte klachten op basis van het klachtenrapport De klantentevredenheid wordt gemeten via de geschikte meetinstrumenten Aantal openstaande vragen tot gegevensontsluiting
kennisbeheersing- en doorstroming voor alle aspecten van de onderwijsreglementering en wordt ter beschikking gesteld van de scholen De klantentevredenheid wordt gemeten via de geschikte meetinstrumenten
27
Stuk 1619 (2007-2008) – Nr. 1
Takenpakket Verzorgen van de administratieve en financiële dienstverlening voor scholen met uitzondering van de bevoegdheden van AgIOn
13.3.
13.2. Op basis van wat er in het veld leeft, formuleert het agentschap beleidsaanbevelingen (bijsturingen en nieuwe initiatieven) Het agentschap levert een relevante bijdrage tot de beleidsevaluatie via het aanleveren van kengetallen en geeft hierbij relevante duiding
Strategische doelstelling 14. Uitvoeren van CAO VIII en II
Operationele doelstelling 14.1. Uitvoeren van de diverse bepalingen van CAO VIII en II
II.5. LOOPBANEN VAN LERAREN
leveren tot een kwalitatief onderwijsbeleid en – vernieuwing
Aantal tijdige adviezen in het kader van de samenwerkingsovereenkomst met het departement Onderwijs en Vorming Tijdige opmaak van een jaarrapport met beleidsaanbevelingen Het agentschap werkt mee aan de opmaak van het Arbeidsmarktrapport
Het agentschap werkt informeel samen met de diverse partners in het beleidsdomein en participeert in werkgroepen over nieuw beleid Aantal beleidsaanbevelingen op eigen initiatief
indicator 14.1.1. De CAO’s zijn tijdig en correct uitgevoerd
13.3.3.
13.3.2.
13.3.1.
13.2.1.
13.1.3.
Stuk 1619 (2007-2008) – Nr. 1 28
Takenpakket Ondersteunen en informeren van scholen
Strategische doelstelling 15. Het agentschap streeft er naar om als voortrekker te fungeren van administratieve lastenverlaging en vereenvoudiging voor de scholen om er op die manier toe bij te dragen dat hun beleidsvoerend vermogen versterkt wordt
15.2.1. Aantal uitwisselingen tussen de verschillende overheidsinstanties
15.2. Streven naar een maximale informatisering van de communicatie tussen het agentschap en de verschillende overheidsinstanties en ernaar streven om via deze informatisering de administratieve lasten voor de scholen en personeelsleden zoveel mogelijk te verminderen, meer bepaald inzake: x Het elektronisch pensioendossier x … 15.3. Het agentschap toetst nieuwe maatregelen op hun uitvoerbaarheid en hun impact op de administratieve planlast/taakbelasting van de scholen 15.4. Het agentschap initieert en ondersteunt E-govprojecten
15.4.1. De initiatie en ondersteuning wordt gemeten via het meetinstrument “administratieve lasten”
15.3.1. Aantal tijdige adviezen in het kader van de samenwerkingsovereenkomst met het departement Onderwijs en Vorming
15.2.2. Vermindering van de administratieve lasten zoals gemeten door de kennisreguleringscel
indicator 15.1.1. De informatiseringgraad van de communicatie tussen de scholen en de werkstations/schoolbeheerteams
Operationele doelstelling 15.1. Streven naar een maximale informatisering van de communicatie tussen scholen en het agentschap
III.1. ADMINISTRATIEVE LASTENVERLAGING EN VEREENVOUDIGING
III. INNOVATIE
29
Stuk 1619 (2007-2008) – Nr. 1
Takenpakket Ondersteunen en informeren van scholen
Strategische doelstelling 15. Het agentschap streeft er naar om als voortrekker te fungeren van administratieve lastenverlaging en vereenvoudiging voor de scholen om er op die manier toe bij te dragen dat hun beleidsvoerend vermogen versterkt wordt. Operationele doelstelling 15.5. Ernaar streven om via een maximale informatisering van de communicatie tussen het agentschap en de verschillende overheidsinstanties de administratieve lasten voor de scholen en personeelsleden zoveel mogelijk te verminderen, meer bepaald inzake: x het elektronisch pensioendossier x overname aangifte sociaal risico (ASR) voor RSZ (RIZIV en RVA) 15.6. Het agentschap wil een knooppunt zijn tussen scholen en andere overheidsinstanties en de scholen hierin wegwijs maken 15.7. Het agentschap zal een individueel raadpleegbaar elektronisch personeels/schooldossier uitbouwen 15.8. Het agentschap zal, overeenkomstig de vooropgestelde beleidsopties, het dossierbeheer en de salarisverwerking op zich nemen voor alle personeelsleden die in een school zijn tewerkgesteld
15.6.1. De klantentevredenheid wordt gemeten via de geschikte meetinstrumenten
15.5.2. Vermindering van de administratieve lasten zoals gemeten door de kennisreguleringscel
indicator 15.5.1. Aantal uitwisselingen tussen de verschillende overheidsinstanties
III.2. OPTIMALISERING EN UITBREIDING VAN DE DIENSTVERLENING
Stuk 1619 (2007-2008) – Nr. 1 30
16. Het tijdig en correct bepalen van gelijkwaardigheden van buitenlandse studiebewijzen op het niveau van het secundair onderwijs
15.9. Het afstemmen van de taken van de verificatie op de nieuwe inspectietaken 16.1. Het uitbouwen van een expertise- en informatiecentrum inzake gelijkwaardigheden van buitenlandse studiebewijzen op het niveau van het secundair onderwijs gekaderd binnen een op te zetten netwerk op Europees niveau naar analogie met NARIC (voor hoger onderwijs). Hierbij staan dienstverlening en kwaliteit centraal
15.9.1. Er is een afstemming tussen het takenpakket van de verificatie en deze van de inspectie 16.1.1. De respectieve diensten worden belast met het toekennen van gelijkwaardigheden van buitenlandse studiebewijzen op het niveau van het secundair onderwijs 16.1.2. Er worden verdere afspraken gemaakt tot het uitbouwen van een netwerk naar analogie met NARICENIC voor het hoger onderwijs 16.1.3. De werking van de eigen cel gelijkwaardigheden wordt afgestemd conform de afspraken tot netwerkontwikkeling binnen de Europese ruimte 16.1.4. De Europese instellingen worden betrokken bij dit initiatief voor zover nodig 16.1.5. De dienstverlening (tijdig en correct afhandelen) wordt hierdoor verhoogd
31
Stuk 1619 (2007-2008) – Nr. 1
Stuk 1619 (2007-2008) – Nr. 1
32
Artikel 11. Operationele organisatiedoelstellingen, activiteiten, processen en prestaties (interne werking)
Takenpakket
Takenpakket Algemeen
17.3. Via een adequaat competentiemanagement (bv. vorming) wil het agentschap de nodige competenties verder ontwikkelen
Operationele doelstelling 17.1. Het agentschap wil aandacht schenken aan de belasting van de eigen personeelsleden, o.a. via werklastmeting 17.2. Het agentschap zal aandacht schenken aan het welbevinden van de eigen personeelsleden, o.a. via metingen van de personeelstevredenheid
Strategische doelstelling 17. Via een modern en adequaat personeelsbeleid en een innovatieve werking streeft het agentschap er naar verder uit te groeien tot een dynamische, toekomstgerichte en lerende organisatie
Operationele doelstelling 17.4. In het kader van een lerende organisatie zal het agentschap op regelmatige wijze de klanten bevragen (klantentevredenheidsonderzoek). 17.5. Het agentschap organiseert zich optimaal zodat zij op de hoogte blijft van de toe te passen reglementering
IV.2. ORGANISATIE
Strategische doelstelling 17. Via een modern en adequaat personeelsbeleid en een innovatieve werking streeft het agentschap er naar verder uit te groeien tot een dynamische, toekomstgerichte en lerende organisatie
IV.1. PERSONEELSBELEID
IV. MANAGEMENT
17.5.2.
17.5.1.
Het agentschap heeft een plan betreffende vorming, kennismanagement, informatiedoorstroming en rapportering Er is een structuur en een procedure waardoor de diverse thema's of domeinen van de reglementering
indicator 17.4.1. De klantentevredenheid wordt gemeten aan de hand van de geschikte meetinstrumenten
17.2.2. Aantal innoverende projecten die worden uitgevoerd: E-gov, thuiswerk,… 17.3.1. Aantal gevolgde opleidingen (t.o.v. de totale tijdsbesteding of het aantal werkdagen)
17.2.1. Er wordt een personeelsresultatenonderzoek uitgevoerd
indicator 17.1.1. Er worden instrumenten voor werklastmeting ontworpen en geïmplementeerd
33
Stuk 1619 (2007-2008) – Nr. 1
Het agentschap zal initiatieven nemen om via benchmarking de organisatie te vergelijken in een internationale context
Het agentschap voert de bepalingen van het klachtendecreet correct uit Het agentschap schrijft zich in de kwaliteitsmeetsystemen van de Vlaamse Gemeenschap in en streeft er naar een ISO-norm i.v.m. haar
17.6.
17.7.
17.8.
17.8.2.
17.8.1.
17.7.2.
17.7.1.
17.6.2.
17.6.1.
17.5.5.
17.5.4.
17.5.3.
Beantwoordinggraad van de ontvangen klachten Alle noodzakelijke kwaliteitscontroles worden uitgevoerd Er wordt een opvolgingssysteem voor de aanbevelingen van IAVA
(onderwijsreglementering en andere reglementering) die door het agentschap moet worden toegepast, pro-actief worden opgevolgd opdat de regelgeving tijdig en correct kan worden toegepast Weetulex wordt uitgebouwd tot een geïnformatiseerd platform van kennisbeheersing- en doorstroming voor alle aspecten van de onderwijsreglementering en wordt ter beschikking gesteld van de scholen Het personeelsresultatenonderzoek geeft aan dat de personeelsleden voldoende vorming en informatie krijgen om hun job correct uit te voeren De regelgeving wordt correct toegepast, zoals blijkt uit de controles op de correctheid van de afgehandelde dossiers Er wordt een systeem van zelfevaluatie ingebouwd op het vlak van organisatiebeheersing Aantal innoverende projecten die worden uitgevoerd: E-gov, thuiswerk,… Aantal ontvangen klachten
Stuk 1619 (2007-2008) – Nr. 1 34
Het agentschap informeert en ondersteunt actief alle interne actoren
17.10. Het agentschap garandeert de bedrijfszekerheid van het weddesysteem en verzekert het onderhoud van en de nodige aanpassingen van het systeem: analyseren van de wetgeving, overleg met de outsourcingpartner, indienen en accepteren van werkaanvragen, organiseren en uitvoeren van testen, versterking van de vraagzijde in onze relatie met de outsourcingpartner, optimale besteding van de informaticamiddelen 17.11. In het kader van ‘ Anders werken’ onderzoekt het agentschap de mogelijkheden en grenzen van het thuiswerk en streeft daarbij naar een efficiënte kantoororganisatie
17.9.
kernprocessen te halen
17.11.2. Er wordt gestreefd naar een efficiënte kantoororganisatie
17.11.1. Er wordt een evaluatie rond het thuiswerk opgezet
De aanbevelingen van een externe auditor met betrekking tot het ISO-certificaat, worden opgevolgd 17.9.1. Aantal innoverende projecten die worden uitgevoerd: E-gov, thuiswerk,… 17.9.2. Aantal gevolgde opleidingen (t.o.v. de totale tijdsbesteding of het aantal werkdagen) 17.10.1. Alle applicaties worden geaudit op bedrijfszekerheid en de nodige acties worden uitgevoerd om de bedrijfszekerheid te garanderen
17.8.3.
en het Rekenhof ontworpen
35
Stuk 1619 (2007-2008) – Nr. 1
4% personen van allochtone afkomst tegen 2015;
4,5% personen met een arbeidshandicap tegen 2010.
-
-
Het gebruik van tweezijdige printers
Het gebruik van kringlooppapier
IV.3.3. Duurzaam en ethisch verantwoord aankoopbeleid.
Mits hantering van een fijnere definiëring van de kansengroep “arbeidsgehandicapte” wordt gestreefd naar een aandeel van 3% tegen 2010.
Vorming.
Het vooropgestelde streefcijfer van 4,5% personen met een arbeidshandicap in onhaalbaar voor alle entiteiten binnen het Beleidsdomein Onderwijs en
van allochtone afkomst tegen 2015.
Wat het aandeel van de personen van allochtone afkomst betreft, streeft het agentschap naar een personeelsinstroom van 10% voor een aandeel van 4%
33% vrouwen in de middenmanagementfuncties tegen 2010;
-
De verplicht op te nemen streefcijfers dienen een doorvertaling te zijn van de streefcijfers die voor de hele Vlaamse Overheid werden afgesproken, nl.:
IV.3.2. Diversiteitbeleid.
IV.3.1. Concreet en aantrekkelijk werkgeverschap.
IV.3. GENERIEKE DOELSTELLINGEN
Stuk 1619 (2007-2008) – Nr. 1 36
37
Stuk 1619 (2007-2008) – Nr. 1
Artikel 12. Aanvullende opdrachten Aanvullende opdrachten dienen steeds een relatie te hebben met de missie en de kerntaken van het agentschap. Het kan hierbij zowel gaan om taken met een continu karakter als om projectmatige taken. Aanvullende opdrachten voor het agentschap zijn het voorwerp van afzonderlijke onderhandelingen tussen de minister en het agentschap en worden opgenomen in een addendum.
IV. Engagementen van de Vlaamse Regering Artikel 13. Financiële engagementen De beheersovereenkomst wordt geënt op de meerjarenbegroting. In het kader van de begrotingscyclus (begrotingsopmaak en -controle) worden periodiek door het Vlaams Parlement de financiële engagementen gestemd die moeten doorvertaald worden in het jaarlijkse ondernemingsplan (en desgevallend het halfjaarlijks rapport). Elk agentschap moet het ESR-vorderingsaldo behalen zoals wordt bepaald in het kader van de begrotingscyclus (resp. begrotingsopmaak en –controle). De Vlaamse minister bevoegd voor de financiën en de begrotingen, heeft daartoe een interventiemogelijkheid op basis van het besluit op de begrotingscontrole. De bepalingen zoals opgenomen in artikel 13 en 25 van deze beheersovereenkomst prevaleren op alle andere artikels van de beheersovereenkomst. Van deze bepalingen kan niet worden afgeweken. Alle andere bepalingen in de beheersovereenkomst die hiermee strijdig zijn, die hiervan afwijken of zelfs voor een verschillende interpretatie vatbaar zouden zijn, verliezen hierdoor hun uitwerking en zijn in elk geval steeds ondergeschikt aan bovenvermelde budgettaire generieke bepalingen. Artikel 14. Andere engagementen § 1. Protocol van samenwerking Het agentschap wordt conform het protocol van samenwerking tussen de entiteiten van het beleidsdomein Onderwijs en Vorming, zoals ter mededeling gebracht op de beleidsraad van 21 november 2006 en goedgekeurd op het managementcomité van 24 november 2006, betrokken bij de voorbereiding van nieuwe onderwijsdecreten en uitvoeringsbesluiten enerzijds en de wijzigingen aan bestaande anderzijds, die een invloed hebben op de werking en de taken van het agentschap. Het agentschap volgt het protocol van samenwerking tussen de entiteiten van het beleidsdomein Onderwijs en Vorming, zoals ter mededeling gebracht op de beleidsraad van 21 november 2006 en goedgekeurd op het managementcomité van 24 november 2006, wanneer zij beleidsvoorstellen doet. § 2. Gegevensuitwisseling binnen het beleidsdomein AgODi zal vanuit haar expertise een actieve bijdrage leveren aan entiteitoverschrijdende projecten en overleg. Het agentschap neemt deel aan het strategisch overleg in de beleidsraad. De beleidsraad is het forum waarop het politieke en administratieve niveau debatten voeren die mee leiden tot de beleidsbepaling. In de beleidsraad voert de functioneel bevoegde minister in een open dialoog direct overleg met alle topmanagers die behoren tot het beleidsdomein waarvoor de minister bevoegd is.
Stuk 1619 (2007-2008) – Nr. 1
38
Het agentschap maakt deel uit van het managementcomité die de netwerking beoogt tussen de managers van het beleidsdomein en de integratie en de coördinatie van de beleidsondersteuning. In het managementcomité worden collegiale afspraken gemaakt over operationele aangelegenheden. § 3. De Vlaamse regering verbindt zich ertoe om de gegevens die binnen haar invloedsfeer liggen en nuttig zijn voor het uitoefenen van de opdrachten van het agentschap ter beschikking te stellen van het agentschap. § 4. De Vlaamse regering verbindt zich ertoe om, op verzoek van het agentschap, de nodige initiatieven te nemen om: - samenwerkingsakkoorden met andere beleidsdomeinen, gemeenschappen of gewesten, en de federale overheid te sluiten of te wijzigen; en - de belangen van het agentschap te behartigen in zijn relatie met andere overheden. § 5. De Vlaamse regering verbindt zich ertoe, wanneer in dwingende gevallen een uitbreiding van de bevoegdheden en taken van het agentschap zich opdringt, hierover tijdig in overleg te treden met het agentschap en hierbij onder meer volgende aspecten bepaalt of laten bepalen - de uitvoeringsmodaliteiten - de mogelijke invoertermijn - de vereiste middelen
V. Personeel Artikel 15. Personeelsstatuut De rechtspositieregeling van het personeel wordt geregeld door het raamstatuut vastgesteld bij het besluit van de Vlaamse regering dd. 13 januari 2006 – besluit van de Vlaamse regering houdende vaststelling van de rechtspositie van het personeel van de diensten van de Vlaamse overheid. Dit raamstatuut houdt de regelgeving in van de voor de Vlaamse overheid noodzakelijke gemeenschappelijke arbeidsvoorwaarden die rechtszekerheid en rechtsbescherming moeten bieden en juridische afdwingbaarheid vereisen. Tenzij anders overeengekomen in specifieke bepalingen en/of overeenkomsten vallen alle aspecten inzake personeelsbeleid en personeelsbeheer, die niet expliciet geregeld zijn in het hiervoor vermelde raamstatuut, onder de bevoegdheid van het management van het agentschap. Artikel 16. Algemene principes inzake personeelsmanagement, competentie- en ontwikkelingsbeleid Het agentschap verbindt zich ertoe om in zijn intern te ontwikkelen waardesysteem de vier basiswaarden op te nemen die in het licht van de gewenste organisatiecultuur voor de Vlaamse overheid vooropgesteld worden. Het betreft hier volgende waardegebonden competenties: klantgerichtheid, betrouwbaarheid, samenwerken en voortdurend verbeteren. Een aantal basisprincipes inzake management in het algemeen en personeelsmanagement in het bijzonder werden door de Vlaamse regering vastgelegd in een “managementcode”. Het agentschap engageert zich om deze managementcode toe te passen. De opvolging en evaluatie van de toepassing van deze managementcode valt echter buiten het bestek van
39
Stuk 1619 (2007-2008) – Nr. 1
deze beheersovereenkomst. Wel erkennen de partijen dat deze managementcode als een vast element zal gehanteerd worden bij de evaluatie van de topambtenaren. Artikel 17. Personeelsbehoeftenplan Het personeelsplan biedt het kader waarbinnen het agentschap haar kerntaken zal uitvoeren, in functie uiteraard van de goedgekeurde personeelskredieten. Het personeelsbehoeftenplan zal aangepast worden wanneer zich tijdens de duur van deze overeenkomst ingrijpende wijzigingen voordoen, hetzij in de maatschappelijke omgeving waarin het agentschap actief is, hetzij in de beleidsopties, hetzij door andere omstandigheden en dit een gewijzigde personeelsbehoefte tot gevolg heeft, zowel kwalitatief als kwantitatief. Wanneer ten gevolge van een gewijzigde personeelsbehoefte bijkomende middelen noodzakelijk zijn, zal het agentschap dit ter goedkeuring voorleggen aan de Vlaamse regering na advies te hebben ingewonnen van de inspectie van Financiën, de Vlaamse minister bevoegd voor Bestuurszaken en de Vlaamse minister bevoegd voor Financiën en Begroting. Artikel 18. Bijzondere regelingen in verband met de pensioenlasten Binnen het agentschap zijn inzake pensioenlasten geen bijzondere regelingen van toepassing.
VI. Financiële betrekkingen tussen het agentschap en de toezichthoudende overheid Artikel 19. Herkomst van de financiële middelen van het agentschap De financiële middelen van het agentschap worden opgenomen in het jaarlijkse uitgavendecreet en de aanpassing ervan. De benodigde kredieten worden opgegeven in het jaarlijkse ondernemingsplan. Artikel 20. Financiële betrekkingen tussen het agentschap en de toezichthoudende overheid Op het gebied van financieel beleid is het agentschap tot nader order onderhevig aan de wetgeving op de rijkscomptabiliteit. Voor wat de boekhoudkundige verplichtingen en taken betreft, zal in 2008 een SLA worden afgesloten met de Managementondersteunende Diensten. Artikel 21. Algemene bepalingen inzake het beheer van de financiële middelen § 1. algemeen De huidige werkwijze betreffende de opmaak van de onderwijsbegroting voor het begrotingsjaar 2008 wordt behouden. Om voldoende expertise te ontwikkelen binnen AgODi worden de steunpunten begroting van AgODi maximaal bij de opmaak van deze begroting betrokken. In 2008 zal deze manier van werken geëvalueerd worden. Indien de voormelde randvoorwaarden betreffende betrokkenheid en expertiseverwerving vervuld zijn, zullen de
Stuk 1619 (2007-2008) – Nr. 1
40
steunpunten van AgODi voor de opmaak van de begroting voor 2009 zelf de begrotingsopmaak voorbereiden. § 2. AgODi zal de volgende taken met betrekking tot de begroting binnen AgODi uitvoeren: 1. met betrekking tot het budget - opstellen onderwijsbegroting (zowel jaarlijkse als meerjarenbegroting): constant beleid met betrekking tot de toegewezen basisallocaties. De huidige manier van werken wordt integraal overgenomen en voortgezet voor wat betreft de begroting van 2008 met een maximale betrokkenheid van AgODi, dit met het oog op het verwerven van de noodzakelijke expertise. - uitvoering onderwijsbegroting: kredietherschikking Deze taken zullen vanaf 2008 worden uitgevoerd door AgODi. AgODi wil ook betrokken worden bij de kredietherschikkingen voor de uitvoering van de begroting 2007. herverdelingsbesluiten constant beleid (structureel bijblad, enz...) werkgroep Uitvoering Begroting Personeel: AgODi zal ook zelf de uitvoering van de begroting opvolgen voor wat betreft de uitgaven waarvoor AgODi verantwoordelijk is. 2. met betrekking tot het beheer - organisatiebeheer opvolgen audits opgesteld door externen met betrekking tot het beleidsdomein, als dit gaat over audits over AgODi. - opmaak van financiële en niet financiële rapporten maandelijkse stand van zaken van de vastleggings- en ordonnanceringspercentages/uitvoering begroting - coördinatie van de beheersinstrumenten die gebruikt worden in de organisatie beheer van de BSC op niveau van het agentschap gebruik van BSC op niveau van het managementcomité § 3. AgODi zal de volgende dienstverleningspakketten laten uitvoeren door de stafdiensten: 1. met betrekking tot het budget - uitvoering onderwijsbegroting opvolging verdeling centrale provisies (vb. indexprovisie) - algemene ondersteuning van de financiële kant van dossiers terbeschikking stellen van financiële standaarden en normen 2. met betrekking tot het beheer - organisatiebeheer opsporen van risico's die het behalen van doelstellingen (van het beleidsdomein) kunnen belemmeren en oplossingen formuleren aan het managementcomité (in samenwerking met agentschappen en departement) - opmaak van financiële en niet financiële rapporten ondersteuning van opstellen van dossiers in kader van uitvoering begroting - coördinatie van de beheersinstrumenten die gebruikt worden in de organisatie verzekeren van de nodige opleiding en netwerk van controllers binnen het beleidsdomein vertalen en verspreiden van standaarden en normen op het gebied van beheerscontrole (na goedkeuring door het managementcomité) 3. met betrekking tot het contract - ondersteuning van agentschap bij het opstellen (en eventueel wijzigen) van beheersovereenkomsten § 4. Eventueel bijkomende of te verwijderen taken worden nader bepaald in een SLA tussen de administrateur-generaal van AgODi en de secretaris-generaal van het departement Onderwijs en Vorming.
41
Stuk 1619 (2007-2008) – Nr. 1
VII. Controle en audit; opvolging en rapportering Artikel 22. Controle en audit Conform artikel 33 van het kaderdecreet Bestuurlijk Beleid zal het agentschap instaan voor de uitbouw en de goede werking van de vereiste interne controlesystemen. De interne controle is in het bijzonder gericht op: - het effectief nastreven van de opgelegde doelstellingen en de uitvoering en opvolging van beslissingen; - de naleving van regelgeving en procedures; - de nauwkeurigheid, juistheid, volledigheid, tijdigheid en bruikbaarheid van de financiële en beheersinformatie; - de efficiëntie van de operaties en het efficiënt inzetten van de middelen; - de bescherming van de activa en de voorkoming van fraude. Artikel 23. Opvolging, rapportering en overleg §1. Opvolging Om op een systematische wijze de goede uitvoering van de opdrachten van het agentschap op te volgen, zal het agentschap een intern management- en prestatiemeetsysteem uitbouwen. Dit systeem zal de gegevens leveren voor de systematische rapporteringen aan de minister. Het systeem zal onder meer gericht zijn op het meten en rapporteren van de prestatie-indicatoren met betrekking tot de opvolging van de doelstellingen en projecten van het agentschap zoals deze in titel III “Engagementen van het agentschap” zijn opgenomen. Het agentschap evalueert op een systematische wijze het proces van de beleidsuitvoering, de geleverde prestaties en de daartoe ingezette middelen en verzamelt indicaties over de bereikte effecten met het oog op de optimalisering van de interne processen en het leveren van input voor beleidsevaluatie en –ontwikkeling op niveau van het beleidsdomein Onderwijs en Vorming. §2. Rapportering Het agentschap engageert zich om te voorzien in drie formele rapporteringsmomenten: een tussentijdse semestriële rapportering, een jaarrapportering en een afsluitend eindrapport na het aflopen van de duurtijd van de beheersovereenkomst. 2.1. Semestriële rapportering De semestriële rapportering wordt vóór 30 september van het betrokken jaar aan de minister voorgelegd. Het semestrieel rapport zal minstens volgende elementen bevatten: - een semestriële staat van de financiële toestand; - een opvolgingsrapportering over de uitvoering van de beheersovereenkomst; - een verder uitgewerkt voorstel van ondernemingsplan voor het volgende jaar met hierbij een budgettair luik. Het ondernemingsplan zal gefinaliseerd worden na de definitieve goedkeuring door de Vlaamse regering van de begrotingsopmaak, en uiterlijk twee maanden na de goedkeuring van deze begrotingsopmaak worden voorgelegd aan de minister. 2.2. Jaarrapportering
Stuk 1619 (2007-2008) – Nr. 1
42
De jaarrapportering wordt vóór 31 maart van het jaar volgend op het betrokken jaar aan de minister voorgelegd. Het jaarrapport zal minstens volgende elementen bevatten: - de jaarrekening; - het ontwerp van jaarverslag met aanvullend een evaluatierapport over de uitvoering van de beheersovereenkomst. Het verslag zal ingaan op de realisatie van het jaarlijkse ondernemingsplan; - een eerste voorstel van ondernemingsplan voor het volgende jaar met inbegrip van een budgettair luik. 2.3. Eindrapport Uiterlijk zes maanden voor het aflopen van de duurtijd van de beheersovereenkomst wordt een eindrapport aan de minister voorgelegd. De eindrapportering richt zich voornamelijk naar de formulering van elementen van de beheersovereenkomst, de realisatie van de vooropgestelde prestatienormen in de beheersovereenkomst en de ter beschikking gesteld middelen. Als dusdanig vormt het een consolidatie en integratie van de jaarlijkse rapporteringen en zelfevaluaties van de uitvoering van de beheersovereenkomst door het agentschap, aangevuld met relevante informatie van bijvoorbeeld audits door de interne auditdienst. Dit eindrapport kan dienen als insteek voor de opmaak en onderhandeling van de nieuwe beheersovereenkomst. De partijen verbinden zich ertoe om vertrouwelijke gegevens, waaronder persoonsgebonden of strategisch belangrijke informatie vertrouwelijk te behandelen. §3. Overleg De administrateur-generaal van het agentschap zal, als lid van de beleidsraad van de minister, regelmatig verslag uitbrengen op deze beleidsraad over de beleidsuitvoering en eventueel voorstellen doen voor bijsturing en/of voor mogelijke en wenselijke beleidsopportuniteiten. Er wordt aanvullend in een systematisch bilateraal overleg voorzien tussen de minister en de administrateur-generaal van het agentschap. Dit overleg wordt periodiek georganiseerd.
VIII. Evaluatie en sanctionering Artikel 24. Evaluatie De uitvoering van deze beheersovereenkomst over het voorbije jaar wordt jaarlijks geëvalueerd tijdens een overlegmoment tussen de minister en de administrateur-generaal van het agentschap. Deze jaarlijkse evaluatie zal worden uitgevoerd op basis van de rapportering, zoals voorzien in artikel 23. Dit evaluatiegesprek zal ingaan op volgende vragen: - heeft het agentschap de in de beheersovereenkomst vooropgestelde organisatiedoelstellingen en resultaatsnormen voor het betrokken jaar n verwezenlijkt, en zo niet, welke relevante omgevingsfactoren spelen een rol? - welke acties zijn noodzakelijk om in het lopende jaar n + 1 de normen te halen en welke acties moeten al voorzien worden in het ontwerp ondernemingsplan voor het jaar n + 2? - is er, in het geval van slechte resultaten, nood aan een striktere opvolging en rapportering? Wanneer worden de verbeteringsacties en de bijsturingen geëvalueerd? - welke wijzigingen dienen te gebeuren naar de toekomst toe inzake beleid, budget en beheersovereenkomst?
43
Stuk 1619 (2007-2008) – Nr. 1
Het agentschap zal jaarlijks een voorstel van evaluatie aan de minister voorleggen. De minister legt dit voorstel van evaluatie voor aan de Vlaamse regering, die een formele uitspraak doet over de uitvoering van de beheersovereenkomst door het agentschap.
IX. Aanpassing beheersovereenkomst – opschortende voorwaarden Artikel 25. Aanpassing van de beheersovereenkomst – opschortende voorwaarden Indien zich tijdens de duur van de overeenkomst ingrijpende wijzigingen voordoen, hetzij in de maatschappelijke omgeving waarin het agentschap actief is, hetzij in de beleidsopties, hetzij door een interventie door de Vlaamse minister, bevoegd voor de financiën en de begrotingen, ten gevolge van een budgettaire noodwendigheid, en deze wijzigingen de opdrachten van het agentschap dermate veranderen dat deze veranderingen niet kunnen ingepast worden in de vigerende afspraken tussen de contractanten, dan kan de beheersovereenkomst op vraag van de functioneel bevoegde minister of van de minister bevoegd voor de financiën en de begrotingen, opnieuw onderhandeld en aangepast worden. De beheersovereenkomst kan enkel opnieuw formeel onderhandeld worden op vraag van de leidend ambtenaar na een belangrijke wijziging van het financiële engagement van de Vlaamse Regering tijdens de duur van deze beheersovereenkomst.
X. Aanvullende bepalingen en overgangsbepalingen Artikel 26. Aanvullende bepalingen De minister engageert zich, conform artikel 8 van het kaderdecreet Bestuurlijk Beleid, om deze beheersovereenkomst, voor de ondertekening ervan, mee te delen aan het Vlaams Parlement. Dit gebeurt ook met elke verlenging, wijziging, schorsing of ontbinding van deze beheersovereenkomst. Het agentschap engageert zich om deze beheersovereenkomst en elke verlenging, wijziging, schorsing of ontbinding ervan, bekend te maken door de tekst integraal te publiceren op haar website en dit uiterlijk één maand na de goedkeuring van de beheersovereenkomst of elke wijziging ervan.
B. SPECIFIEKE GEDEELTE Artikel 27. Samenwerkingsovereenkomsten Om de werking van AgODi zo optimaal mogelijk te laten verlopen, zal de administrateurgeneraal van AgODi in 2008 een SLA afsluiten met: 1. AHOVOS 2. AOC 3. MOD
Stuk 1619 (2007-2008) – Nr. 1
44
BIJLAGEN BIJ HET ONTWERP VAN BEHEERSOVEREENKOMST 1. Beleidsdocumenten 2. Detailfiches indicatoren 3. Samenwerkingsovereenkomst met het departement en de andere agentschappen
Opgemaakt in drie exemplaren te Brussel,
Frank VANDENBROUCKE Vlaams minister van Werk, Onderwijs en Vorming
Guy JANSSENS administrateur-generaal
45
Stuk 1619 (2007-2008) – Nr. 1
Bijlage 1:
BELEIDSDOCUMENTEN (UITTREKSELS)
Stuk 1619 (2007-2008) – Nr. 1
46
Vlaams regeerakkoord 2004-2009, “Vertrouwen geven, verantwoordelijkheid nemen”
Inleiding Het Vlaams onderwijs scoort goed op het vlak van de kwaliteit en de kennis en kunde van de afgestudeerden. Dat willen we ten minste zo houden en zo mogelijk nog verbeteren. We scheppen het kader, zodat alle leerlingen, studenten en cursisten kwaliteitsvol onderwijs kunnen (blijven) genieten. Kwaliteit definiëren we ruim. Het slaat zowel op resultaten en leerwinst, als op welbevinden en participatie: betrokkenheid van ouders, leerlingen, leerkrachten, inrichtende machten en, afhankelijk van de onderwijsvorm/studierichting, zogenaamde “stakeholders” (ondernemers, mensen uit de social profit…) bij de uitbouw van de school. De verhoogde onderwijsparticipatie heeft geen einde gemaakt aan de sociale ongelijkheid, al dan niet door taalachterstand, op het vlak van de toegang tot het onderwijs. Ondanks alle inspanningen blijft het onderwijs sociale ongelijkheid reproduceren, eerder dan te zorgen voor een betere sociale mobiliteit. De kloof tussen hoger- en lageropgeleiden wordt scherper. Het wordt een maatschappelijke breuklijn. Ook op twee andere onderling samenhangende fenomenen scoort het onderwijs in Vlaanderen ondermaats: het welbevinden van de leerlingen en de ongekwalificeerde uitstroom, of het verlaten van het leerplichtonderwijs zonder einddiploma. De Vlaamse overheid zal bijgevolg meer dan ooit werken aan een groter welbevinden op school. Talentontplooiing, de ontwikkeling van elk talent van de jongeren is voor ons dé uitdaging van het onderwijs. We zullen aan scholen het raam, de middelen en de ruimte geven om te innoveren en zich zo te organiseren dat deze talentontwikkeling echt centraal staat. Bovendien zullen we verder investeren in de professionele loopbaan van de leerkrachten en directies. We geven leerkrachten en directies meer tijd om zich te concentreren op hun kerntaken, door een duidelijke vermindering van de administratieve en bureaucratische verplichtingen door iedereen die planlast oplegt. We houden vast aan de vrijheid van onderwijs in zijn dubbele betekenis. De rechten van de ouders moeten zodanig zijn dat de reële vrije keuze mogelijk is. Weinig voorkomende studierichtingen kunnen desgevallend via netoverschrijdende samenwerking o.a. d.m.v. convenanten worden gerealiseerd. De onderwijsvrijheid van de verstrekkers mag niet worden afgeremd. De overheid kan evenwel en aantal kwantitatieve en kwalitatieve criteria bepalen m.b.t. de financiering en subsidiëring. Elke school in eenzelfde situatie moet over gelijke financiële middelen beschikken. Voor schoolinfrastructuur realiseren we de absoluut noodzakelijke inhaalbeweging. Scholen krijgen, binnen vooropgestelde kwaliteitsdoelen en –normen, de ruimte om autonoom en met inspraak van alle betrokken actoren hun kwaliteitsbeleid uit te bouwen. Wetenschap en innovatie zijn de hefbomen voor onze maatschappelijke en economische vooruitgang. We zullen een gunstig klimaat creëren, zodat onderzoekers, universiteiten, hogescholen en onderzoeksinstellingen maximaal kansen krijgen om in Vlaanderen én in internationale samenwerkingsverbanden kennis en innovatie te ontwikkelen. Het onderwijs is sterker gericht op de talentontwikkeling van elk kind: alle kinderen/jongeren hebben toegang tot betaalbaar, toegankelijk en kwalitatief onderwijs op maat en met eerbiediging van de vrije keuze. De dualisering van de samenleving wordt bestreden door iedereen de toegang tot leerinitiatieven te garanderen en door doorheen het gehele leerproces effectief en efficiënt ongelijke kansen aan te pakken.
47
Stuk 1619 (2007-2008) – Nr. 1
HOOFDSTUK V: INVESTEREN IN ONDERWIJS, ELK TALENT ZIJN KANSEN GEVEN A. Ruimte en houvast voor het onderwijs We garanderen de vrijheid van onderwijs en de vrije keuze •
Werkingsmiddelen
Voor de werkingsmiddelen wordt afgestapt van het model van verhoudingen tussen de onderwijsnetten. Het tivoli-akkoord, m.b.t. de gelijke financiering van de onderwijsnetten voeren we correct uit. Aansluitend implementeren we stap voor stap een nieuwe financieringswijze die de gelijke financiering van elk kind met dezelfde noden zal bewerkstelligen op basis van leerlingenkenmerken (kenmerken die samenhangen met persoonlijke eigenschappen en de sociale context) en schoolgebondenkenmerken (grootte, studierichting, vrije keuze...). Elke school in eenzelfde situatie moet over gelijke middelen beschikken. •
Omkadering
Het model van leerlingkenmerken en schoolgebonden criteria zal ook stapsgewijze en binnen het beschikbare budget worden toegepast op de berekening van de omkadering van basis- en secundair onderwijs. •
Vrije keuze
We voorzien in middelen om in het raam van de toepasselijke decretale bepalingen nieuwe initiatieven mogelijk te maken waar en wanneer de grondwettelijk gewaarborgde keuze niet gerealiseerd is. We bepalen de voorwaarden waaronder gesubsidieerde officiele en ook vrije scholen erkend kunnen worden als instellingen met een open karakter, die de vrije keuze kunnen waarborgen in regio's waar deze nog niet is gegarandeerd. De vrije keuze als schoolgebonden factor levert de nodige financiele middelen op. Leerlingen, ouders, leerkrachten, inrichtende machten en vertegenwoordigers uit het sociaal en economisch leven krijgen de kans om de school mee gestalte te geven. Met het oog daarop wordt het participatiedecreet voor het niet-hoger onderwijs uitgevoerd, na 3 jaar geevalueerd en zo nodig bijgestuurd. Dit decreet moet de basis zijn van actieve en open vormen van participatie op maat van elke school of scholengemeenschap. Basismobiliteit Basismobiliteit voor leerlingen uit het lager en secundair onderwijs moet worden gewaarborgd. We gaan voor netoverschrijdend leerlingenvervoer in samenwerking met de Lijn en realiseren een decreet algemeen leerlingenvervoer. In de loop van deze legislatuur voeren we projectgewijs, in samenwerking met de lokale besturen en de scholen netoverschrijdend gratis vervoer in voor leerlingen van het basisonderwijs. Het aanbod aan openbaar vervoer voor leerlingen van het secundair onderwijs verbeteren we. Leerlingendruk / prestatiedruk In de context van gelijke kansen en participatie ontbreekt nog het derde deel, namelijk het leerlingenstatuut waarin de rechten en plichten van leerlingen worden aangegeven. Zonder dat het mag leiden tot juridisering omvat het leerlingenstatuut een onderwijsgebonden concretisering van het Kinderrechtenverdrag. Het moet voldoende ruimte laten voor de uitwerking en invulling per
Stuk 1619 (2007-2008) – Nr. 1
48
school of scholengemeenschap. Speciale aandacht moet daarbij gaan naar de taakbelasting en het welbevinden van de leerlingen. •
•
•
Scholen krijgen ruimte om de eigen missie en visie te realiseren. Op basis van een evaluatie voeren we een herdefiniering en mogelijke vermindering van het aantal eindtermen en ontwikkelingsdoelen door. We vereenvoudigen de onderwijswetgeving. We werken blinde procedures weg, die een menselijke oplossing van concrete problemen in de weg staan. We waken erover dat de overheid zich beperkt tot een rechtszeker kader, dat niet om de haverklap wijzigt. Scholen krijgen een kwaliteitskader waarbij ze onder meer op hun resultaten, leerwinst en welbevinden worden getoetst, maar verder hun vrijheid behouden. We bieden schooldirecties, met name die van het basisonderwijs, een goede omkadering en ondersteuning.
Leerkrachten personeelsbeleid De huidige rechtspositiedecreten voor het niet-hoger onderwijs, waarvan de onderlinge verschillen worden weggewerkt, worden daarenboven afgestemd op de principes van een modern personeelsmanagement. Daarin staan een aantrekkelijk loopbaanperspectief en een verdere professionalisering centraal. We stimuleren de instap van de zogenaamde zij-instromers (mensen met beroepservaring in andere sectoren). Elooisakkoord Wij toetsen de methode, de controle en de analyse die het Rekenhof gehanteerd heeft bij het vastleggen van de leerlingencijfers van de verschillende gemeenschappen, nauwgezet aan de afspraken en uitgangspunten van het Sint-Elooisakkoord. B. Kwaliteit en kansengelijkheid Kosteloos basisonderwijs. Onderwijs gericht op talentontwikkeling Voor alle materies die stricto sensu gekoppeld zijn aan het bereiken van de eindtermen en ontwikkelingsdoelen in het basisonderwijs, kunnen geen bijdragen gevraagd worden van de ouders. Wel zal de overheid duidelijkheid creeren over wat hieronder moet begrepen worden. Zo maken we het basisonderwijs stapsgewijs kosteloos, te beginnen met het 6de leerjaar en zo geleidelijk afdalend tot de eerste kleuterklas. Over de bijdragen die aan ouders worden gevraagd in basisonderwijs en secundair onderwijs (o.a. extramurosactiviteiten tijdens de schooltijd) worden de nodige afspraken gemaakt tussen alle betrokkenen in de participatieorganen. We starten een overleg op om te komen tot een beperking van de bijdrage van de ouders tot een nog vast te leggen niveau. •
Inschrijvingsbeleid
In navolging van de evaluatie van het Gelijkeonderwijskansendecreet kan naast broers en zussen in basisscholen voorrang worden gegeven aan kinderen uit de buurt. In steden met een groot aandeel leerlingen met een andere thuistaal dan het Nederlands, worden instrumenten geboden om, rekening houdend met de doelen vooropgesteld in het Lokaal overleg platform (LOP), te komen tot evenwichtig samengestelde scholen.
49
Stuk 1619 (2007-2008) – Nr. 1
Herwaardering van TSO, BSO en KSO •
Na overleg met het onderwijsveld en de ondernemingen over de voorstellen van de Koning Boudewijnstichting "accent op talent", zetten we stappen om scholen de mogelijkheid te geven om de beschotten tussen ASO, TSO, KSO en BSO af te zwakken en sterker in te zetten op talentontwikkeling. Voorts krijgen daarbij aandacht: ontwikkelen van geindividualiseerde leerwegen, verruiming van de rol van de leraar en partnerschap tussen scholen en bedrijven.
Naar meer samenwerking tussen het onderwijs en het bedrijfsleven •
We voorzien bijkomende middelen in het technisch en beroepsonderwijs en in betere mogelijkheden om de machineparken in samenwerking met bedrijven geregeld te vernieuwen. We ondersteunen de aanpassing van deze infrastructuur aan de hedendaagse eisen op gebied van technologie, van een attractieve leeromgeving die vakkenintegratie mogelijk maakt en van allerlei wetten. We stimuleren samenwerking tussen scholen voor onder meer dure technische infrastructuur. We versterken en ondersteunen een sterkere, eventueel netoverschrijdende, samenwerking tussen het onderwijs en het bedrijfsleven, zodat jongeren in de bedrijven kunnen werken aan de nieuwste machines en toestellen. De Regionale Technologische Centra kunnen hieraan een bijdrage leveren.
Buitenlandse diploma's •
We versnellen de erkenning en gelijkwaardigverklaring van buitenlandse diploma's.
Brede school •
Met het oog op het stimuleren van creativiteit en sociale vaardigheden ondersteunen we het concept van de brede school. Sport, cultuur en andere vormen van leren via een praktijkgerichte ervaring krijgen een belangrijker plaats en worden ingevuld via een sterkere samenwerking tussen de school en de samenleving (onder meer het bedrijfsleven, de welzijnssector, cultuur - en sportverenigingen, gemeentelijke cultuur - en sportdiensten...).
Inclusief onderwijs Voor leerlingen met speciale noden geldt het principe: het gewoon onderwijs waar het kan, het buitengewoon onderwijs waar het moet. Dit betekent dat er voor de kinderen met speciale noden een onderwijscontinuum ontwikkeld moet worden, waarbij de diverse onderwijsvormen (gewoon onderwijs, buitengewoon onderwijs, geintegreerd onderwijs, ...) hun volle mogelijkheden krijgen en in een goede interactie en samenwerking de kansen van de leerlingen op integratie en inclusie maximaliseren. Het nieuwe financieringssyteem moet deze benadering ondersteunen. Schoolmoeheid De problematiek van schoolmoeheid, spijbelen en gedrag waarmee scholen moeilijk overweg kunnen, heeft vele facetten en vergt een globale aanpak om de betrokken jongeren en hun ouders te helpen en nieuwe kansen te bieden. Voor 30 juni 2005 evalueren we het beleid met betrekking tot het spijbelen. We bekijken inzonderheid de effectiviteit van de verschillende verbetertrajecten terzake. Daarbij onderzoeken we hoe scholen en ouders hun verantwoordelijkheid ten volle kunnen opnemen m.b.t. spijbelproblematiek. Scholen moeten spijbelgedrag nauwgezet opvolgen en steevast ouders en relevante overheden hierover informeren. We voorzien in de mogelijkheid om scholen die aan deze plicht verzuimen te sanctioneren.
Stuk 1619 (2007-2008) – Nr. 1
50
Ook ouders moeten meewerken aan trajecten die tot doel hebben om het spijbelgedrag van hun kind te verhelpen. Wanneer zij niet meewerken aan dergelijke trajecten moeten zij kunnen worden gesanctioneerd. Tevens maken we afspraken met het parket om hardnekkig spijbelgedrag consequent aan te pakken. Onthaalklas anderstaligen We breiden het Onthaalklas anderstalige nieuwkomers (OKAN)-onderwijs verder uit, zowel naar doelgroep als naar aanbod. Dit betekent dat het taalbad ook mogelijk wordt voor kinderen met de Belgische nationaliteit. Daarnaast geven we stimuli aan (zelf)organisaties en initiatieven die zich inzetten voor het aanleren van het Nederlands. Centra voor leerlingenbegeleiding (CLB) De school is bevoegd voor de eerstelijnszorg in de leerlingenbegeleiding, het Centrum voor Leerlingenbegeleiding (CLB) voor de tweedelijnszorg. Tussen beide komt een betere afstemming tot stand, waarbij de regiefunctie de school toekomt zonder de onafhankelijkheid van de centra voor leerlingenbegeleiding aan te tasten. Voor de werking van de CLB'¦s moet er wel rekening mee gehouden worden dat ze ook opereren in een breder netwerk van voorzieningen, dat verschilt naargelang van de locatie. Leerlingen moeten in dit kader georienteerd worden op basis van hun talenten in plaats van wat ze niet kunnen. Koepels De pedagogisch-didactische vrijheid wordt sterker verankerd bij de school/scholengemeenschap. Dit geldt zowel voor de officiële als voor de vrije scholen. Koepels kunnen enkel werken voorzover ze gedragen zijn door hun leden. De rol van de onderwijskoepels is die van belangenbehartiger van een groepering van scholen met gemeenschappelijke onderwijsinhoudelijke concepten. Zij verlenen vraaggestuurde diensten aan de scholen. Met de koepels worden afspraken gemaakt om inzonderheid de planlast voor de scholen te beperken. Een transparant systeem van financiering van alle koepels wordt uitgewerkt. Nederlandstalig onderwijs in Brussel We maken werk van een 'Brusseldecreet', waarin zowel alle in het verleden genomen maatregelen in verband met het Nederlandstalig onderwijs in Brussel, als een aantal nieuwe maatregelen worden gegroepeerd. Centraal staat het op poten zetten van een onthaalbeleid in de Brusselse Nederlandstalige scholen, waarbij aan anderstalige ouders duidelijk wordt gemaakt dat ook zij een belangrijke verantwoordelijkheid hebben door hun keuze voor het Nederlandstalig onderwijs in Brussel. Dit onthaalbeleid geldt ook voor de scholen in de Vlaamse Rand en de taalgrensgemeenten. Internettoegang In het kader van het dichten van de digitale kloof is het van belang dat scholieren meer en beter toegang krijgen tot het internet en dat ze vlot kunnen beschikken over ICT-infrastructuur. Voor een internetaansluiting kunnen jongeren in eerste instantie nog verwezen worden naar een bibliotheek of naar schoolinfrastructuur die buiten de lesuren ter beschikking wordt gesteld.
51
Stuk 1619 (2007-2008) – Nr. 1
HOOFDSTUK VI: SAMENLEVEN IN DIVERSITEIT C. ONDERWIJS • •
•
• •
We dringen aan op de verlaging van de inschrijvingsplicht tot 5 jaar, zodat alle kinderen in Vlaanderen in principe een jaar kleuteronderwijs volgen. We aanvaarden niet dat bepaalde leerlingen (of hun ouders) deelname aan bepaalde lessen (biologie, lichamelijke opvoeding, zwemmen...) die rechtstreeks raken aan de eindtermen en ontwikkelingsdoelen, weigeren omwille van hun geloof of levensbeschouwelijke overtuiging. We maken snel werk van de inrichting van een volwaardige opleiding voor islamleraars en imams binnen het Vlaamse onderwijs. Twee jaar nadat deze opleiding van start gaat, zullen enkel mensen die de Nederlandse taal beheersen in aanmerking komen voor de functie van imam of islamleraar. Voor de personen die nu imam of islamleraar zijn voorzien we in een overgangsperiode. We zorgen voor een doortastende aanpak van hardnekkig spijbelgedrag van allochtone jongeren (cf. hoofdstuk V), gericht op de terugkeer van deze jongeren naar het onderwijs. De Vlaamse overheid versnelt de erkenning en gelijkwaardigverklaring van buitenlandse diploma's. Een foute schooloriëntatie is voor vele allochtone jongeren een probleem. Daarom versterken we een systeem van continue studiekeuzebegeleiding met het accent op positieve oriëntering gebaseerd op de competenties en de interesses van leerlingen.
Stuk 1619 (2007-2008) – Nr. 1
52
Beleidsnota Onderwijs en Vorming 2004-2009, “Vandaag kampioen in wiskunde, morgen ook in gelijke kansen” 1.2
Strategische beleidslijnen
Rekening houdend met de hierboven geschetste omgeving, zien we zeven strategische beleidslijnen voor het Vlaamse onderwijsbeleid. De wijze waarop we die beleidslijnen zullen realiseren, en de prioriteiten waarrond we het verschil willen maken, komen in de volgende hoofdstukken aan bod. 1.2.1
Talenten ontwikkelen tot competenties
Het Vlaamse onderwijs is goed. Het komt er nu op aan die kwaliteit te behouden en ze nog te verbeteren. Daarom willen we dat ons onderwijs alle talenten waardeert en ontwikkelt, bij alle jongeren en alle volwassenen: zowel intellectuele kennis als technische vaardigheden, ICTvaardigheden, handigheid, sociale vaardigheden, creativiteit, ondernemingszin enzovoort. De bevoegdheden onderwijs, werk en vorming plaatsen ons voor de uitdaging een lerend en werkend Vlaanderen uit te bouwen, waarin niemand uitgesloten wordt. Onderwijs en vorming moeten op een samenhangende manier mensen vormen met brede persoonlijkheden en competenties die ook op de arbeidsmarkt gevaloriseerd worden. Al op jonge leeftijd moeten de talenten die in de kiem aanwezig zijn, worden aangesproken en ontwikkeld. We moeten alles in het werk stellen om leerplezier van jongeren van jongs af aan te wakkeren, want leerbedreiging treedt al vroeg in de schoolloopbaan op. Het kleuter- en het lager onderwijs moeten de basis leggen voor het verwerven van competenties, waarmee mensen voortdurend kunnen bijleren. Ook in het secundair onderwijs zal aandacht moeten gaan naar werkvormen die leren leren ontwikkelen. ICT kan dat proces ondersteunen. Inspanningen zijn nodig om de doorstroming door het onderwijs te bevorderen, en schoolmoeheid en spijbelen tegen te gaan We zorgen ervoor dat jongeren die het onderwijs - al dan niet voorlopig - verlaten, beter gekwalificeerd zijn. Degenen die afhaken en de school zonder kwalificaties verlaten, krijgen nadien de kans hun competenties doeltreffend bij te spijkeren en zo snel mogelijk de vereiste startkwalificaties te behalen om aan de slag te kunnen. De toegang tot en de doorstroming van jongeren van allochtone herkomst naar het hoger onderwijs verdient onze bijzondere aandacht. We zullen hogescholen en universiteiten dan ook aanmoedigen een doeltreffend beleid voor kansengroepen uit te bouwen. De complexe samenleving en flexibele arbeidsmarkt scheppen kansen, maar bevatten ook valkuilen. Heel wat mensen voelen zich door de ontwikkelingen voorbijgehold, voelen zich bedreigd en onzeker. We doen daarom een inspanning om meer mensen te stimuleren tot levenslang leren, maar zullen ons in de eerste plaats richten tot de lagergeschoolden en laaggeletterden. We willen de mensen de competenties aanreiken waarmee ze werkzaam kunnen blijven en de kwaliteit van hun leven en van het samenleven met anderen kunnen verbeteren. Als Vlaanderen wil uitgroeien tot een duurzame kenniseconomie en een inclusieve en lerende samenleving, dan zullen onderwijs en vorming hierin een expliciete opdracht moeten erkennen. We zullen de onderwijs- en vormingsinstellingen dan ook de instrumenten en de ruimte geven om te innoveren en de talent- en competentie-ontwikkeling van alle leerlingen, studenten en cursisten centraal te stellen. 1.2.2
Competenties omzetten in transparante kwalificaties
Mensen moeten hun competenties kunnen valoriseren op de arbeidsmarkt en elders door middel van kwalificaties. Kwalificaties zijn een formele erkenning van competenties van mensen. Om de
53
Stuk 1619 (2007-2008) – Nr. 1
talenten en competenties die ze verwerven, maximaal te valoriseren, zullen we een eenduidige en transparante kwalificatiestructuur uitwerken waarin elke kwalificatie kan worden gesitueerd. Een kwalificatiestructuur is een omvattend raamwerk waarin alle soorten kwalificaties, inclusief diploma's, certificeringen en erkenningen van competenties, kunnen worden geplaatst. Iedereen die een kwalificatie verwerft of nastreeft, kan zien waar die zich situeert tegenover andere en beslissingen nemen over het gewenste leertraject. Een kwalificatiestructuur zal ook toelaten elke kwalificatie op een juiste manier te waarderen en te valoriseren. De structuur zal dezelfde zijn voor de arbeidsmarktgerichte erkenning van verworven competenties die de toegang tot de beroepen regelt, en voor de curriculumgerichte erkenning die ervoor zorgt dat mensen hun leertraject voort kunnen bouwen op wat ze al geleerd hebben. De kwalificatiestructuur zal alle leerresultaten omvatten die leiden tot een door de Vlaamse Gemeenschap erkende bekrachtiging. Ze is een belangrijk instrument om trajecten uit te bouwen die de kwalificatie van heel wat jongeren kunnen verbeteren. In het uitwerken van de kwalificatiestructuur zullen we ook de diverse begrippen uitklaren die momenteel in dat kader de ronde doen. Een duidelijk en eenduidig begrippenkader zal daarvan het resultaat zijn. Intussen voeren we het decreet over het verwerven van een titel van beroepsbekwaamheid verder uit. Dit decreet is erop gericht competenties die relevant zijn voor de uitoefening van een beroep, ongeacht waar die verworven zijn, te valideren met een titel van beroepsbekwaamheid. Die titel is een door de Vlaamse overheid erkend bewijs van specifieke beroepsbekwaamheid en heeft dus een civiel effect. Over heel Vlaanderen zullen we een laagdrempelige en toegankelijke dienstverlening uitbouwen. Mensen die competenties, maar niet de nodige kwalificatie bezitten, kunnen er beroep op doen om hun competenties te laten valoriseren voor de arbeidsmarkt. Die competenties zullen worden beoordeeld aan de hand van een landelijk bepaalde standaard. De standaard is het geheel van competenties die men minimaal nodig acht om bepaalde beroepsactiviteiten met succes te kunnen uitvoeren. De Sociaal Economische Raad voor Vlaanderen (SERV) zal de standaard afleiden van een SERV-beroepsprofiel. De procedure die de eindtermen voor het beroepsgerichte gedeelte van de opleidingen van het secundair en volwassenenonderwijs momenteel vastlegt, neemt teveel tijd in beslag. We zullen die procedure herzien. Meer bepaald zullen we de beroepsgerichte specifieke eindtermen vervangen door de standaarden geformuleerd door de SERV. Zo leveren de standaarden de basis voor zowel het verlenen van een titel van beroepsbekwaamheid als het uitwerken van opleidingen. Die standaarden zijn dezelfde voor het geheel van de beroepsgerichte opleidingen van de publieke verstrekkers. Uiteraard zullen die standaarden en de titels van beroepsbekwaamheid op termijn worden gesitueerd binnen de kwalificatiestructuur. 1.2.3
Een levenslang basisrecht op kwaliteitsonderwijs en -vorming waarborgen
Leerplicht is maar zinvol wanneer leerlingen ook een recht hebben op kwaliteitsvol onderwijs en op een succesvolle loopbaan. Om de talenten van alle jongeren maximaal te ontwikkelen, garanderen we voor elke jongere een zorgzame school. We gaan zorgvuldig na hoe we de participatie van kleuters aan het onderwijs kunnen aanmoedigen. We blijven het inschrijvingsrecht van jongeren en hun ouders in een school van hun keuze verdedigen, maar zoeken mogelijkheden om de niet-gewenste effecten van dit recht te vermijden en actieve instrumenten om de diversiteit van de schoolbevolking te stimuleren. Om het leerrecht van jongeren te waarborgen, werken we een integraal beleid uit voor schoolmoeheid, spijbelen, probleemgedrag. Samen met de maatregelen die worden ontwikkeld om de aansluiting tussen onderwijs en arbeidsmarkt te verbeteren, zal dat beleid moeten zorgen dat de leerplicht voor alle jongeren een voltijds engagement is en de ongekwalificeerde uitstroom op
Stuk 1619 (2007-2008) – Nr. 1
54
termijn vermindert. Voor deze jongeren die deeltijds onderwijs volgen, willen we ook een bredere kijk op wat "kwalificatie" betekent: onze ambitie is iedere leerling tot een kwalificatie te brengen, ook al is het geen diploma middelbaar onderwijs, dan toch tenminste met een titel van beroepsbekwaamheid die hem of haar toegang verschaft tot de arbeidsmarkt. Dat recht op een kwaliteitsvolle opleiding stopt niet bij de leerplicht, maar strekt zich uit naar het hoger onderwijs, het volwassenenonderwijs en publieke systemen van opleiding en vorming. De vernieuwende tendensen in het volwassenenonderwijs worden versterkt en uitgebreid, om nog meer effectief op vragen en noden te kunnen ingaan. Daarom zullen we de samenwerking tussen de opleidingsverstrekkers verder stimuleren. Het recht op kwaliteitsvol onderwijs en vorming wordt uiteraard gegarandeerd door een systeem van kwaliteitszorg. De eerste verantwoordelijkheid daarvoor ligt bij de school. Zij moet zelf permanent de kwaliteit van haar onderwijs evalueren en bijsturen en krijgt daarbij de nodige ondersteuning. De externe evaluatie bouwt voort op de interne kwaliteitszorg. We kunnen bij de externe kwaliteitszorg een onderscheid maken tussen het niveau van het Vlaams onderwijssysteem en het niveau van de individuele school. We continueren de externe kwaliteitszorg via de schooldoorlichtingen door de onderwijsinspectie. Toch zal de doorlichting in de komende jaren verder uitgebouwd en verfijnd worden. Voor de evaluatie op het niveau van het Vlaams onderwijssysteem werken we verder met peilingonderzoek. De uitvoering van de Bolognaverklaring via het structuurdecreet heeft het Vlaams hoger onderwijs tot een van de koplopers in de herstructurering naar de bachelor- en masterstructuur gemaakt. Dit geldt ook voor de kwaliteitszorg. Samen met Nederland wordt de Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie (NVAO) opgericht. Het structuurdecreet zal verder worden uitgevoerd en de instellingen hoger onderwijs moeten zich voorbereiden op het verwerven van de accreditaties. We zullen ook het voortouw nemen om samen met Nederland en andere landen afspraken te maken over de wederzijdse erkenning van elkaars accreditaties. De verdere uitbouw van het European Consortium for Accreditation (ECA) krijgt daarbij alle steun. 1.2.4
Gelijke kansen als uitgangspunt
Gelijke kansen is geen nieuw thema. Gelijke kansenbeleid verwijst vanzelfsprekend naar het GOKdecreet, naar de problematiek van de onderwijskost en naar de opdracht om evenredige participatie van alle bevolkingsgroepen waar te maken, ook in het hoger onderwijs en het volwassenenonderwijs. Dadelijk schetsen we wat onze algemene beleidslijnen zjin m.b.t. deze thema's. De zorg om "gelijke kansen" reikt echter veel verder voor ons dan deze drie thema's. Ze vormt de rode draad van het hele beleid, en verklaart ook waarom we vier domeinen (onderwijsarbeidsmarkt, onderwijsfinanciering, beleidsvoerend vermogen van scholen, lerarenopleiding) aanduiden als onze "speerpunten" in het tweede hoofdstuk van deze nota. Gelijke kansen waarmaken vereist tenslotte veel meer dan een welbepaalde verdeling van financiële middelen, en veranderingen in de structuren van het onderwijs. Het gaat om de hele onderwijscultuur. We zijn niet van plan het ondersteuningsbeleid van het GOK-decreet op korte termijn te wijzigen. We stellen wel een nieuw financieringssysteem voor het leerplichtonderwijs in het vooruitzicht, gebaseerd op een relevante selectie van school- en leerlingenkenmerken. De GOK-ondersteuning wordt daarmee geïntegreerd in de reguliere financiering. Dit spoort met ons voornemen de scholen meer autonomie te geven, maar veronderstelt tegelijk dat we de scholen meer aanspreken op hun verantwoordelijkheid om leerwinst en degelijke prestaties met al hun leerlingen te realiseren. We zullen moeten nadenken over afstandelijke, maar doeltrefffende vormen van sturing en toezicht. Daarom is het belangrijk dat scholen beschikken over goede instrumenten om de prestaties en vorderingen van hun leerlingen op te volgen.
55
Stuk 1619 (2007-2008) – Nr. 1
Met betrekking tot de kosten van onderwijs, zal ons beleid gericht zijn op grotere doorzichtigheid voor de ouders, beperking van de kosten in het hele leerplichtonderwijs, en verantwoordelijkheid van de scholen terzake. In het basisonderwijs moet het mogelijk zijn om geleidelijk het principe in de praktijk te brengen dat de essentiële opdracht van de scholen voor de ouders kosteloos moet zijn. Voor het secundair onderwijs trekken we meer middelen uit voor de studierichtingen uit TSO en BSO, die vaak meer kosten voor de ouders (bijvoorbeeld aankoop van slagersmessen of kookuitrusting) en proportioneel meer kansarme leerlingen aantrekken. Daarnaast zullen we overleg starten met de inrichtende machten om de bijdragen van de ouders voor de kosten verbonden aan het onderwijs en bijkomende en buitenschoolse activiteiten te beperken tot een aanvaardbaar niveau. Een uniforme regeling voor heel het Vlaams secundair onderwijs is vrijwel onmogelijk, gelet op de ongelijke startsituatie van de secundaire scholen en de grote verschillen in kostprijs tussen studierichtingen. Daarom zullen we de maximumbijdrage differentiëren, onder andere volgens studierichting. We doen ook inspanningen om de studietoelagen voor het secundair onderwijs meer op de financiële draagkracht van de gezinnen af te stemmen. Hogescholen en universiteiten sporen we aan om een beleid voor kansengroepen te ontwikkelen. De evenredige participatie van kansengroepen aan de arbeidsmarkt (onder meer die van het onderwijs) kan pas worden verzekerd als zij daarvoor de nodige kwalificaties bezitten. In het volwassenenonderwijs zullen wij ervoor zorgen dat niet alleen meer mensen aan levenslang leren deelnemen, maar vooral dat die deelname meer evenwichtig verdeeld is over verschillende bevolkingsgroepen. We zullen onderzoeken of volwassenen zonder een diploma secundair onderwijs met een vorm van studietoelage aangemoedigd kunnen worden om zich alsnog in te schrijven in het tweedekansonderwijs. 1.2.5
Veilige en moderne leeromgevingen garanderen
Mensen die leren, jong en oud, moeten dit in veilige leeromgevingen kunnen doen. Een aantrekkelijke leeromgeving heeft bovendien positieve effecten op de leermotivatie en draagt ook bij tot een algemeen positief schoolklimaat. De scholen in Vlaanderen zijn echter sterk verouderd en niet meer aangepast aan nieuwe eisen voortvloeiend uit allerlei veiligheids- en milieureglementeringen, Om de opgelopen achterstand in de investeringen voor schoolgebouwen en de uitrusting ervan weg te werken, willen we dringend een inhaalbeweging maken. We onderzoeken daartoe onder meer de resultaten van de studie die de Participatiemaatschappij Vlaanderen in 2004 heeft uitgevoerd. Daarnaast zullen we nagaan hoe projecten sociale economie, werkervaringsplaatsen in het onderwijs en tewerkstelling van deeltijds leerplichtigen uit relevante studierichtingen kunnen worden ingeschakeld bij de renovatie en het onderhoud van het gebouwenpatrimonium. Ondernemende scholen voor voltijds onderwijs kunnen in dit kader aan maatschappelijke dienstverlening doen. We zullen de basismobiliteit van leerlingen verzekeren door het leerlingenvervoer voor basis-, secundair en buitengewoon onderwijs anders te organiseren. We organiseren het leerlingenvervoer netoverschrijdend, in samenwerking met de Lijn. Het gaat hierbij om méér dan het inleggen van bussen. We gaan hierbij ook na hoe we betere voorwaarden voor een veilige schoolomgeving kunnen opleggen. Bij de invoering van het leerlingenvervoer moedigen we het STOP-principe aan, dat de volgende rangorde hanteert: stappen, trappen, openbaar- of leerlingenvervoer, privévervoer. 1.2.6
Leerkrachten in hun professionalisering ondersteunen
Goede leerkrachten vormen de spil van het onderwijs en zijn de belangrijkste garantie voor onderwijskwaliteit. Ze moeten hun job in goede omstandigheden kunnen uitoefenen. Ze zijn professionals, die goed moeten worden opgeleid. Met de op stapel staande hervorming van de
Stuk 1619 (2007-2008) – Nr. 1
56
lerarenopleiding willen we die professionalisering versterken, onder meer door meer praktijkervaring en begeleiding van kandidaat- en beginnende leerkrachten. We vinden het belangrijk dat leerkrachten zich met lesgeven en met hun leerlingen kunnen bezighouden. Daarom zullen we alles in het werk stellen om hen te verlossen van overdreven papierwerk en taken die niet tot hun kerntaken behoren. Leerkrachten moeten hun job in goed omstandigheden kunnen uitoefenen. We zorgen voor een aantrekkelijk loopbaanperspectief en verdere professionalisering. Een en ander veronderstelt dat de decreten rechtspositie worden aangepast en dat we de instrumenten aanreiken om een modern personeelsbeleid mogelijk te maken. We zullen ook de nodige maatregelen nemen om de evenredige vertegenwoordiging van kansengroepen in het onderwijspersoneel te stimuleren. 1.2.7
Effectief en doelmatig bestuur in onderwijs en vorming stimuleren
Om te garanderen dat de publieke investeringen in het onderwijs effectief en efficiënt worden besteed, moet op alle niveaus van vorming en onderwijs goed bestuur verzekerd zijn. Beslissingen moeten worden genomen op het daarvoor meest geschikte niveau. Dit behelst dat de scholen meer ruimte krijgen. Om dit mogelijk te maken, versterken we het beleidsvoerend vermogen van de scholen. We doen dit in de eerste plaats door de schoolleiders te waarderen. Als we enthousiaste en deskundige personen willen blijven aantrekken voor die job, dan zullen we het beroep aantrekkelijker moeten maken, onder meer met een meer gepaste bezoldiging. Daarnaast willen we verdergaan in de richting van echte schoolgemeenschappen en gaandeweg meer bevoegdheden op dat niveau plaatsen. Tegelijk willen we de participatie in de scholen vergroten en versterken. Omdat nog niet alle scholen overtuigd zijn van het belang van participatie, willen we nagaan hoe we scholen kunnen stimuleren om participatie in hun cultuur en werking te integreren. Ten slotte zullen we scholen ook ondersteunen in hun beleidsvoerend vermogen, door voldoende professionalisering voor alle betrokkenen en door een sterkere ondersteuning door de pedagogische begeleidingsdiensten. We willen hier toch nog onderstrepen dat een grotere autonomie de scholen niet ontslaat van het afleggen van verantwoording of het verstrekken van relevante beleidsinformatie aan de overheid. De samenleving heeft niet alleen het recht te weten of bijvoorbeeld de middelen die scholen krijgen, juist worden besteed, maar ook of de beslissingen van scholen doelmatig en effectief zijn, of ze dus ook daadwerkelijk resulteren in de maatschappelijke resultaten waarvoor ze zijn bedoeld.
57
Stuk 1619 (2007-2008) – Nr. 1
Beleidsbrief Onderwijs en Vorming 2005-2006, “Goed voor de sterken, sterk voor de zwakken – Een beleid gesteund op een ambitieus realisme” 2. Vier speerpunten voor gelijke onderwijskansen 2.1 Een betere aansluiting tussen onderwijs en arbeidsmarkt EEN KWALITEITSVOL WERKPLEKLEREN GARANDEREN •
Kritieke succesfactoren van werkplekleren
Zowel voor leerplichtigen als voor volwassenen bestaat er een hele waaier van stelsels voor leren op de werkplek, bijvoorbeeld in het kader van de deeltijdse leerplicht, leerlingen- en leerkrachtenstages, VDAB-stages, individuele beroepsopleidingen (IBO) , instapopleidingen, WEPplus. Werkplekleren heeft een vaste plaats verworven in het onderwijs- en vormingslandschap. Naast de pedagogisch-didactische troeven (directe link theorie/praktijk, directe relevantie van het geleerde …), biedt deze vorm van leren een alternatief voor het schoolse leren en een kans om opleidingstrajecten te ontwikkelen die meteen ervaring met de werksituatie en daarmee verbonden attitudes opleveren. Er zijn trouwens niet alleen voordelen voor de lerende. Ook de werkgever heeft er baat bij. Werkplekleren biedt rekruteringsmogelijkheden, valorisatie van kennis- en ervaringspotentieel van eigen (onder meer oudere) werknemers, bevordering van leerfaciliteiten op de werkplek ten gunste van alle werknemers. Toch wordt werkplekleren onvoldoende benut. Om het potentieel van de werkplek als leercontext te maximaliseren, is het nodig kwaliteitsgaranties in de stelsels van werkplekleren in te bouwen. Hiervoor zal een algemeen kader worden ontwikkeld. Dit moet mij ook de mogelijkheid bieden om na te gaan hoe we werkplekleren eventueel kunnen certificeren om trajecten van leren en werken meer expliciet aan EVCprocedures te koppelen. Dan kan men iemand die zich aandient voor een titel van beroepsbekwaamheid en nog niet alle competenties daarvoor bezit, aanraden die competenties bij te werken via een opleiding, via werkplekleren of via een combinatie van beide. Ik wil ook nagaan hoe werkplekleren kan ontwikkeld worden tot een krachtig instrument om mensen die het onderwijs ongekwalificeerd verlaten, een opstap tot kwalificatie te bieden.
•
Centra voor leren en werken
In het leerplichtonderwijs zal ik dit werkjaar concrete stappen zetten om de Centra voor Leren en Werken uit te bouwen. Die centra worden samenwerkingsplatformen en 'ontmoetingsplaatsen' tussen de deeltijdse leersystemen. Ze zullen ervoor zorgen dat ook de werkcomponent kwaliteitsvol wordt ingevuld en dat voor elke jongere een voltijds engagement wordt verzekerd, ongeacht het systeem waarin hij terechtkomt. Ik probeer de bestaande deeltijdse leersystemen naar elkaar te laten toegroeien en de positieve kenmerken van leertijd, erkende vorming en deeltijds onderwijs te bewaren. Ik beoog met deze hervorming resoluut de overgang van een deeltijdse leerplicht naar een voltijds engagement, waar mogelijk met werk, waar dat niet onmiddellijk kan met voortrajecten en brugprojecten. Als jongeren nog niet arbeidsrijp zijn of zich in een multi-probleemsituatie bevinden, heeft een werkervaring geen zin en zal er gezorgd moeten worden voor een voortraject of brugproject. In het Vlaams Werkgelegenheidsakkoord 2005-2006 wordt naar 1.000 bijkomende werkervaringsplaatsen gestreefd. Hiertoe is het engagement cruciaal van alle partners, zowel in de
Stuk 1619 (2007-2008) – Nr. 1
58
privé-sector, de zorgsector, de diensten, de Vlaamse, provinciale en lokale overheden als de sociale economie. •
•
De Vlaamse overheid zal haar voorbeeldrol terzake opnemen en legde in samenspraak met de provinciale en lokale overheden in juli 2005 een actieplan voor meer werkervaringsen stageplaatsen in de schooljaren 2005-2006 en 2006-2007 aan de Vlaamse Regering voor. Van de extra werkervaringsplaatsen worden er 20 door de Vlaamse en 80 door de provinciale en lokale overheden georganiseerd; Er wordt naar gestreefd zoveel mogelijk bijkomende werkervaringsplaatsen die de sectoren kunnen aanbieden, in de sectorconvenants op te nemen.
Ter versterking van de brug- en voortrajecten werd met middelen van het Vlaams Werkgelegenheidsakkoord en ESF een oproep gelanceerd. Om het voltijdse engagement in de toekomst verder te verstevigen, zal nagegaan worden hoe werkgevers staan tegenover de verschillende systemen van afwisselend leren en werken. Het Vlaams Interuniversitair Onderzoeksnetwerk Arbeidsmarktrapportering (VIONA) houdt daarover momenteel een bevraging. Die moet mij een inzicht geven in de kosten en baten voor werkgevers die een jongere aannemen in een systeem van leren en werken. •
De leerlingenstages stimuleren
De kosten van het arbeidsgeneeskundig onderzoek vormen niet langer een hinderpaal om leerlingen stage te laten lopen. Vanaf dit schooljaar kunnen leerling-stagiairs zich - met hun stageovereenkomst en de risico-analyse van de werkpost - aanbieden bij een externe dienst voor preventie en bescherming die zal oordelen of het arbeidsgeneeskundig onderzoek al dan niet nodig is. Indien nodig zal die dienst dat onderzoek ook uitvoeren. De kosten daarvoor worden doorgerekend aan het Fonds voor Beroepsziekten dat hiervoor 5 miljoen € vanwege de federale overheid ter beschikking heeft. Ook vanaf dit schooljaar kunnen Vlaamse scholen met procedurele en technische vragen over het arbeidsgeneeskundig onderzoek en de welzijnswetgeving terecht bij een informatiepunt (vzw Coprant) dat hen binnen 48 uur een antwoord zal geven. Op het departement Onderwijs komt er ook een informatiepunt voor onderwijsorganisatorische vragen rond stages. SAMENWERKING TUSSEN DIVERSE ACTOREN STIMULEREN •
Samenwerking onderwijs-beroepswereld versterken
De Regionale Technologische Centra worden verder ontwikkeld tot platformen waar voornamelijk BSO- en TSO-scholen, Syntra's, VDAB en het bedrijfsleven afspraken maken voor het gebruik van hoogtechnologische infrastructuur, apparatuur en uitrusting, stagebeleid en nascholingsinitiatieven enz. Met uitzondering van de regio Brugge heeft heel Vlaanderen nu een RTC-werking. De fusie tussen de twee bestaande West-Vlaamse RTC's, die gepland is voor januari 2008, wordt nu al actief voorbereid. Naast de uitvoering van de businessplannen zullen de RTC's oproepen lanceren voor projecten met een looptijd van maximaal 1 jaar. In alle werkingsgebieden start in 2005 al een eerste reeks projecten. Begin 2006 zal een tweede oproep voor projecten volgen. •
Nijverheidsonderwijs herpositioneren
Om kwaliteitsvol onderwijs te kunnen verzekeren, hebben technische scholen nood aan adequate apparatuur. Er kan daarbij een onderscheid worden gemaakt tussen basisinfrastructuur en de
59
Stuk 1619 (2007-2008) – Nr. 1
meer hoogtechnologische apparatuur. De eerste soort moet in elke school aanwezig zijn, de laatste kan ter beschikking worden gesteld van de scholen via de RTC's. Om de nood aan basisinfrastructuur te lenigen, wordt in de loop van dit schooljaar geïnvesteerd in de machineparken van technische scholen met de studiegebieden mechanica-elektricteit, hout, bouw, auto, grafische technieken en koeling en warmte. Alle technische scholen krijgen de mogelijkheid te investeren in een van hun studiegebieden. Ze zullen dit doen in overleg met de andere technische scholen van dezelfde onderwijszone. Het gaat hierbij om een operatie van meer dan 10 miljoen € of 200 € per leerling in deze studierichtingen. •
Sectorconvenants
Het werkgelegenheidsakkoord vormde de basis voor een inhoudelijke aanpassing van het globale model van convenant, dat de leidraad vormt voor de specifieke convenants met elke sector. Het modelconvenant bevat voortaan twee hoofdlijnen, 'bruggen tussen leren en werk' en 'bruggen naar werk: opleidings- en competentiebeleid'. Het thema 'diversiteit en evenredige arbeidsdeelname' loopt als een rode draad door de twee andere pijlers. Daarnaast kunnen de sectoren engagementen opnemen die passen in modules als mobiliteit, stress, gezin en arbeid. De betrokkenheid van onderwijs bij de evaluatie en de onderhandeling van de sectorconvenants werd versterkt. Met de diverse sectoren worden afspraken gemaakt over onder andere werkervaringsplaatsen, samenwerking in de RTC's, stages. De sterkere inbedding van onderwijsafspraken in de sectorconvenants is een eerste stap in de richting van de integratie van de onderwijsconvenants in de sectorconvenants. 2.2 Een nieuw financieringssysteem voor het onderwijs 2.2.1 Financiering van het leerplichtonderwijs EEN NIEUW FINANCIERINGSSYSTEEM Tijdens het schooljaar 2005-2006 zullen de fundamenten worden gelegd van het nieuwe financieringsmechanisme in het leerplichtonderwijs dat op 1 september 2008 zal ingaan. Duidelijk is dat het systeem vernieuwend moet zijn én voor de werking én voor de omkadering en tegelijkertijd een duurzame oplossing moet bieden voor de problematiek van de vrije keuze. In de eerste plaats moet de reikwijdte van het nieuwe mechanisme omschreven worden. Het gewoon basis- en secundair onderwijs worden er zeker door gevat. De integratie van het buitengewoon onderwijs en van de systemen van deeltijds leren en werken vergt grondig onderzoek. Ook voor de internaten zal een nieuw financieringsmechanisme worden opgesteld waarbij het behoren tot een bepaald net niet langer een indicator is. We zoeken een oplossing voor de complexe problematiek van de integratie van de gesubsidieerde internaten buitengewoon onderwijs in het beleidsdomein onderwijs en vorming. Om een werkbaar systeem van gedifferentieerde financiering op basis van leerlingen- en schoolkenmerken uit te werken, zullen we relevante kenmerken en daaraan verbonden indicatoren moeten identificeren. Die indicatoren moeten zowel wetenschappelijk als politiek worden gevalideerd. De GOK-indicatoren, eventuele taaltoetsen op cruciale momenten in de loopbaan van de leerlingen en buitenlandse voorbeelden zullen zeker richtinggevend zijn bij de vragen die voorliggen. Welke zijn de relevante schoolgebonden indicatoren? Moeten we hier een onderscheid maken tussen basis- en secundair onderwijs? Dient de ligging van een school (zoals in het
Stuk 1619 (2007-2008) – Nr. 1
60
Brussels Hoofdstedelijk Gewest of in de rand- en taalgrensgemeenten) een schoolgebonden indicator te zijn? Hoe gaan we om met de huidige types buitengewoon onderwijs als we het buitengewoon onderwijs integreren in het nieuwe mechanisme? Identificatie en validatie van de indicatoren zijn nodig om beleidsrelevante simulaties te maken. We weten dat de databanken van het departement Onderwijs niet beschikken over voldoende relevante leerlingengegevens daarvoor. Andere databanken als de kruispuntdatabank en het rijksregister kunnen deze leemtes eventueel opvullen en zo de planlast voor scholen vermijden. Dit zal wellicht niet volstaan. Nieuwe enquêtes bij scholen zijn onvermijdelijk, willen we beschikken over voldoende relevante gegevens voor de simulaties. Ik wil voor het einde van het schooljaar een discussienota publiceren over de reikwijdte van het nieuwe mechanisme, relevante leerling- en schoolgebonden indicatoren en de invulling van de vrije keuze. KOSTELOOS BASISONDERWIJS EN KOSTENBEHEERSING IN HET SECUNDAIR ONDERWIJS REALISEREN In 2007 zullen het vijfde en zesde jaar van het basisonderwijs volledig kosteloos worden voor wat op school direct te maken heeft met het bereiken van de eindtermen. Voor alles wat daar bovenop komt, kunnen scholen, na overleg in de schoolraad, een beperkte bijdrage van de ouders vragen. In de daaropvolgende jaren wordt die kosteloosheid geleidelijk veralgemeend tot in het kleuteronderwijs. Het volgende werkjaar zullen we dan ook alles in het werk stellen om dat grondig voor te bereiden in overleg met alle betrokkenen (schoolbesturen, directieverenigingen, ouderverenigingen, organisaties waar armen het woord nemen). We zullen daarbij ook gebruik maken van wetenschappelijk onderzoek naar de bijdragen die scholen van de ouders vragen. Via het screenen van de bijdragelijsten zullen de onderzoekers een onderscheid maken tussen kosten die echt nodig zijn om de eindtermen te behalen en kosten die bijdragen tot de verlevendiging van de eindtermen. Voor de kostenbeheersing in het secundair onderwijs wordt de invoering van een mechanisme dat de kosten voor ouders plafonneert, in het vooruitzicht gesteld. Op basis van de kosten die scholen momenteel aan de ouders aanrekenen, zal - eventueel per studierichting - een maximumbijdrage worden vastgesteld. Oplossingen worden gezocht om de onkosten voor alle ouders zo laag mogelijk te houden door bijvoorbeeld samen materiaal aan te kopen en kortingen te bedingen. Daarnaast zullen goede praktijkvoorbeelden van scholen worden verspreid, die kwaliteitsvol onderwijs aanbieden zonder de ouders excessief op kosten te jagen. Secundaire scholen en centra voor deeltijds onderwijs die een opleiding aanbieden die voorbereidt op een knelpuntberoep (slagerij, brood en banket, vrachtwagenchauffeur, logistiek of thuis- en bejaardenzorg), krijgen een premie van maximaal 250 € per leerling op basis van de leerlingentelling van 1 oktober 2005. De scholen zullen dit bedrag in mindering brengen van de schoolkosten die jaarlijks worden aangerekend aan de betrokken leerlingen of hun ouders. INTERNATEN De zorgverbreding in de internaten is de afgelopen jaren meer uitgebreid en divers geworden. In het nieuwe financieringssysteem zal de financiering van de internaten moeten worden herbekeken in functie van de nieuwe noden. Binnen de scholengemeenschappen zal worden nagegaan of een internaat verbonden moet blijven aan een bepaalde school of als autonome instelling binnen het samenwerkingsverband een plaats kan krijgen.
61
Stuk 1619 (2007-2008) – Nr. 1
2.3 Beleidsvoerend vermogen van scholen versterken Hoe kunnen scholen zelf hun beleid en hun praktijk inrichten zodat ze hoge kwaliteit bieden aan alle leerlingen? Dat resultaat kan maar bereikt worden als er een productief samenspel bestaat tussen beleidsvoerend vermogen, beleidskracht van scholen en centrale sturing. De overheid moet kunnen fundamentele beleidskeuzes en heldere doelstellingen en ambities formuleren, maar scholen moeten de noodzakelijke beleidskracht hebben om de voorwaarden te creëren om die doelen te realiseren in dialoog met het pedagogisch project. Beleidskracht is een positieve invulling van het begrip autonomie: hoe slagen we er samen in om het onderwijsleerproces en het samenleven van leerlingen op school te verbeteren, met het oog op gelijke kansen én hoge kwaliteit? En ten tweede: welke zijn de (rand)voorwaarden waaraan we moeten werken om die doelen dichterbij te brengen? Dat brengt ons bij de output en hoe je die kan meten, wat je daaruit leert en hoe je bijstuurt. 2.3.1 Verdere professionalisering van de schoolleiding In de beleidsnota werd reeds bijzondere aandacht geschonken aan de rol van de schoolleiding, de directie, in het bestuur en het beleid in onderwijs. Een professionele schoolleiding is een noodzakelijke voorwaarde om tot scholen te komen met een hoge beleidskracht, een groot beleidsvoerend vermogen. De maatregelen die noodzakelijk zijn om de rol van de schoolleiding beter te waarderen zijn, ten eerste, een betere bezoldiging, ten tweede, de invoering van een mandaatsysteem, en, ten derde, meer mogelijkheden voor verdere professionalisering. In het kader van de CAO-onderhandelingen zal de overheid het dossier van de verloning van directies van basisscholen als een element van kwaliteitsbeleid in het basisonderwijs op tafel leggen en daartoe voorstellen doen, al dan niet gedifferentieerd naar verschillen in taakbelasting. Dit zal gekoppeld worden aan een mandaatsysteem. Momenteel worden beleidsvarianten van deze maatregelen onderzocht. Deze en andere maatregelen ter versterking van de schoolleiding kan niet zonder initiatieven op het vlak van de verdere professionalisering van directies. We willen een wetenschappelijk onderbouwde maar realiteitsbetrokken nascholing, die bijvoorbeeld uitgaat van 'waar gebeurde' cases met gedegen wetenschappelijke duiding, eerder dan louter de vorm aan te nemen van theoretische uiteenzettingen en vrijblijvende gespreksgroepen. De nascholing heeft in de allereerste plaats betrekking op de groep coördinerend directeurs/algemeen directeurs en kan o.m. gaan over: o o o o o
algemene strategische en operationele beleidsvoering alle relevante aspecten van de lerende organisatie personeelsbeleid (met het oog op functiebeschrijving en -evaluatie in de eerste plaats, maar ook rond mentorschap, nascholingsbeleid) netwerking financieel beleid (m.i.v. begrotingsbeleid).
Nascholingsinitiatieven ten behoeve van jonge directies zijn ook belangrijk en zullen zich iets meer richten op de onderwijskundige aspecten, met name op al wat in meer of mindere mate betrekking heeft op de leraar-leerlingrelatie, op het onderwijsproces. 2.3.2 Verdere groei naar échte scholengemeenschappen De in 2005 doorgevoerde bijsturingen in verband met de scholengemeenschappen laten scholen meer dan vroeger toe hun deskundigheid samen te leggen. Zo kunnen ze hun beleidsvoerend vermogen versterken. Deze maatregelen moeten geconsolideerd en waar mogelijk uitgebreid worden. Ik zal nagaan hoe de scholen de mogelijkheden gebruiken die de nieuwe regelgeving voor
Stuk 1619 (2007-2008) – Nr. 1
62
de vorming van scholengemeenschappen creëerde (o.a. stijging stimulus in het basisonderwijs, creatie middenkader, beloning grotere scholengemeenschappen …). De overheid moet in haar optreden tegenover de relatief autonome scholen altijd twee doelstellingen vooropstellen: streven naar een verhoogde professionaliteit van het schoolteam en naar een verrijking van de leerervaringen bij leerlingen. Vanaf 1 september 2005 kunnen ook scholen van het buitengewoon secundair onderwijs van een scholengemeenschap deel uitmaken. De berekening, de toekenning en de verdeling van de betrokken overheidsmiddelen gebeuren dan op het niveau van de scholen-ge-meen-schap. Dit levert veel voordelen op, zoals een meer effectief en efficiënt gebruik van de beschikbare middelen, een transparanter studieaanbod, een optimalisering van de studiekeuze en de leerlingen-oriëntering. Toch zullen scholen uit het buitengewoon onderwijs hun lidmaatschap pas aantrekkelijk vinden als zij aanspraak kunnen maken op alle personeelsgebonden voordelen die de scholengemeenschappen bieden. De personeelsregelgevingen van het buitengewoon en het gewoon secundair onderwijs zullen daarom -vooral wat het ondersteunend personeel betreft- beter op elkaar moeten worden afgestemd. Ook naar terminologie dringt er zich een gelijkschake-ling op tussen buitengewoon en gewoon secundair onderwijs. Omwille van geografische, onderwijskundige of andere oorzaken zijn er nog altijd scholen die geen deel uitmaken van een scholengemeenschap. Die scholen hebben een relatief minder voor-delige omkadering qua personeel (plage-uren) dan scho-len die in een samenwerkingsverband zijn gestapt. Om ook in die scholen kwaliteitsvol onderwijs voor alle leerlingen te garanderen, zal vanaf het schooljaar 2006-2007 via een inhaalbeweging een bonus op het jaarlijkse organieke urenpakket worden toegekend (naar rata van 1 %). Voor het ondersteunend personeel dringt zich over de onderwijsniveaus en -sectoren heen niet alleen een terminologische afstemming op, maar ook een gelijkschakeling van de taakstelling en het administratief en geldelijk statuut. Ik wil ervoor zorgen dat de ambten van ICT-coördinator, opvoeder en zorgcoördinator - ook zonder geldelijk verlies - kunnen worden uitgeoefend door leden van het onderwijzend personeel. 2.3.4 De regelgeving vereenvoudigen en planlast vermijden VEREENVOUDIGING VAN DE REGELGEVING Na de reeds significante vermindering van het aantal formulieren dat naar scholen wordt gestuurd tijdens het vorige werkjaar, zal in het komende schooljaar verder gestreefd worden naar administratieve vereenvoudiging door schrapping van overtollige formulieren. Ook het effect daarvan voor scholen, personeel en ouders wordt gemeten. Het departement Onderwijs zal in het voorjaar 2006 een precieze berekening maken van de winst die de vereenvoudiging realiseert in tijd en in geld. Verder zullen alternatieven worden bekeken voor omstandige regelgeving, zoals tijdelijke projecten en convenants. PLANLAST In 2005 en 2006 worden de gesprekken met de netten voortgezet opdat gegevens die beschikbaar zijn in de databanken niet meer opnieuw zouden worden opgevraagd. Wanneer federale overheden (o.a. veiligheid en welzijn) en gewestelijke overheden (o.a. milieu) verplichtingen opleggen aan scholen - verplichtingen die vaak ook voortkomen uit zinvolle maatschappelijke vragen -, is het aangewezen dat een gesprek met het departement onderwijs gevoerd wordt. In dit gesprek kan blijken of de gehanteerde methodes doeltreffend zijn, aangepast aan de realiteit van de scholen en of ze niet gedifferentieerd volgens doelgroep moeten toegepast worden. In
63
Stuk 1619 (2007-2008) – Nr. 1
uitvoering van de CAO VII werd een werkgroep Planlast geïnstalleerd die nagaat welke maatregelen - ook lokaal - kunnen worden getroffen om de planlast te verminderen. Belangrijk is dat de directieteams een manier vinden om administratieve taken te verdelen, juist toe te wijzen, te beperken en af te weren. 2.3.5 Participatie Vanaf 2006 zal een instrument aangeboden dat de participatie op schoolniveau in kaart brengt. De participatiebarometer biedt directies en leerkrachten die dat wensen een basis voor zelfevaluatie van de aard en de kwaliteit van de participatie op hun school. De overheid kan daarmee de maatschappelijke effecten van het participatiebeleid inschatten en deze informatie ook gebruiken in de geplande evaluatie van het participatiebeleid. De vier onderwijsnetten organiseren fora waarop directies, leerkrachten en leerlingen uit basis- of secundaire scholen hun expertise kunnen uitwisselen om te werken aan een goede verstandhouding tussen alle schoolactoren. We stelden hen daarvoor een gedetacheerde leerkracht ter beschikking (cfr. Jeugdbeleidsplan). Verder keurde de Vlaamse Regering op 16 september 2005 het besluit goed dat de vernieuwde samenstelling van de Vlaamse Onderwijsraad (VLOR) juridisch onderbouwt. We legden daarmee ook de procedure vast voor de rechtstreekse verkiezingen van de directeurs en voor de coöptatie van deskundigen. Zo voeren we het deel van het participatiedecreet dat betrekking heeft op de VLOR gedeeltelijk uit. Voor de omvorming van de VLOR tot strategische adviesraad richt ik mij op de timing die in het kader van Beter Bestuurlijk Beleid wordt vooropgesteld. De financiering van de koepels van ouderverenigingen zal vanaf 1 januari 2006 worden geregeld met een beheersovereenkomst die voor drie jaar tussen de Vlaamse Regering en de betrokken verenigingen gesloten wordt. Die overeenkomst zal zowel de thema's en activiteiten als de concrete doelstellingen bevatten waarrond de koepel van ouderverenigingen moet werken. Uiteraard zal daarbij een evenwicht worden gezocht tussen de accenten die een koepel vanuit zijn eigenheid wenst te leggen en de thema's die de overheid prioritair vindt. 2.3.6 Verantwoording en verstrekken van beleidsrelevante informatie 2.4 Loopbanen van leraren 2.4.1 Lerarenopleiding en professionalisering MENTOREN Leraren-in-opleiding, stagiairs en startende leraren zullen beter begeleid worden. Mentoren in de scholen hebben daarin een sleutelrol. Tijdens het schooljaar 2005-2006 krijgen scholengemeenschappen uit het secundair onderwijs bijkomende uren-leerkracht om mentoren in te zetten voor de aanvangsbegeleiding (begeleiding van beginnende leerkrachten). De volgende schooljaren zullen bijkomende middelen worden toegekend om mentoren ook in te zetten voor de leraren-in-opleiding die stage lopen of in een opleidingsbaan werken. Daarnaast zullen ook de andere onderwijsniveaus de nodige omkadering voor mentoren krijgen. OPLEIDINGSBANEN Zij-stromers in de lerarenopleiding zullen voor een periode van één jaar in een opleidingsbaan kunnen stappen. Kandidaten moeten daarvoor solliciteren op basis van het bekwaamheidsbewijs dat ze zullen behalen wanneer ze afstuderen. De tewerkstelling door de school gebeurt in gewone uren-leerkracht.
Stuk 1619 (2007-2008) – Nr. 1
64
De opleidingsbaan bestaat uit 500 contacturen. Als de tewerkstelling van de leerkracht-in-opleiding minder uren beslaat, dan moeten die met gewone stage-uren worden aangevuld. De leerkracht-inopleiding in een ingroeibaan zal - net zoals de stagiairs - ondersteuning en begeleiding krijgen van een mentor en een opleidingsverantwoordelijke van het opleidingsinstituut. Verder zullen er ook terugkeermomenten naar het opleidingsinstituut worden georganiseerd. Een opleidingsbaanovereenkomst wordt gesloten tussen de leerkracht-in-opleiding, de school of scholen waarin hij of zij werkt en het opleidingsinstituut dat de betrokkene vrij kan kiezen. De leerkracht-in-opleiding wordt betaald voor de contractueel bepaalde opdracht volgens het barema voor een 'ander' bekwaamheidsbewijs. Op het einde van de opleidingsbaan vindt een assessment plaats door een gemengde commissie waarin de betrokken scholen/scholen en het opleidingsinstituut vertegenwoordigd zijn. Bij een positief resultaat leidt dit - in combinatie met het certificaat van het theoretisch deel - tot het diploma van leerkracht. ZIJ-INSTROMERS Om het leerkrachtenberoep aantrekkelijker te maken voor mensen die al een andere professionele ervaring opbouwden, is een versoepeling van het beleid nodig op verschillende vlakken. Kandidaat-leerkrachten die zich inschrijven aan een instelling van het hoger onderwijs of voor een GBP-opleiding in het volwassenenonderwijs kunnen vrijstellingen genieten op basis van eerder verworven competenties. Relevante competenties en ervaring moeten worden erkend om zijinstromers degelijke, maar verkorte opleidingstrajecten te bieden. Om het onderwijs echt aantrekkelijk te maken voor zij-instromers zijn ook aanpassingen aan de anciënniteitsregeling nodig. Daarom zal ik in het kader van de besprekingen over de lerarenloopbaan in het kader van de CAO onderzoeken hoe competenties - ongeacht waar die verworven zijn - ook op geldelijk vlak gewaardeerd kunnen worden. 2.4.2 Permanente professionalisering Om de professionalisering van de leerkrachten ook na de start van de lerarenloopbaan te stimuleren, zal ik diverse initiatieven nemen. NASCHOLING Door een gericht nascholingsbeleid te ontwikkelen, kunnen scholen tegelijk werken aan de professionalisering van hun leerkrachtenteam en de kwaliteit van hun onderwijs continu verbeteren. Bij wijze van proeftuin wordt nagegaan hoe door vervangingen nascholing kan gestimuleerd worden. Als de vakbonden en schoolbesturen het erover eens zijn, kunnen alle basisscholen en een beperkt aantal scholengemeenschappen van het secundair onderwijs zorgen voor de vervanging van leerkrachten die nascholing volgen. Vooraleer die maatregel te veralgemenen, zullen we de effecten ervan evalueren. BEDRIJFSSTAGES Een proeftuin in scholengemeenschappen van het secundair onderwijs moet uitwijzen of vervangingen haalbaar en zinvol zijn voor leerkrachten technische en praktische vakken en voor technisch adviseurs en coördinatoren die op bedrijfsstage gaan, of ze die bedrijfsstages stimuleren. Ook die proeftuin zal grondig worden gevolgd en geëvalueerd met het oog op eventuele bijsturing en/of uitbreiding naar andere personeelsleden en/of andere onderwijsniveaus.
65
Stuk 1619 (2007-2008) – Nr. 1
Detacheringen zullen ook in de toekomst worden gebruikt om leerkrachten de kans te geven ervaring op te doen in andere werk- en leeromgevingen. Zo dragen ze niet alleen bij tot de permanente professionalisering van leerkrachten, maar ook tot de aantrekkelijkheid van het leerkrachtenberoep. 2.4.3 Evenredige arbeidsmarktparticipatie Om de vertegenwoordiging van de kansengroepen bij het onderwijspersoneel te verbeteren, zullen proefprojecten ondersteund worden. Onderwijsinstellingen die al een diversiteitsbeleid voeren, kunnen - op basis van hun actieplan - bijkomende ondersteuning vragen om dat beleid te versterken en hun ervaring naar andere scholen te verspreiden. Omdat lerarenopleidingen een sleutelpositie innemen in het diversifiëren van het leerkrachtenkorps, organiseren we in het kader van de Week van de Diversiteit het project Diversiteit en/in de lerarenopleiding. Op termijn moet het personeelsbeleid van alle onderwijsinstellingen de diversiteitstoets kunnen doorstaan. 2.4.4 Loopbaanontwikkeling en taakdifferentiatie TAAKDIFFERENTIATIE Differentiatie in didactische en pedagogische taken kan schoolintern, zonder dat daarvoor nieuwe functies gecreëerd moeten worden, bijvoorbeeld vakkenintegratie, begeleid zelfstandig leren, coaching. Sommige scholen maken zeer creatief gebruik van de mogelijkheden tot taakdifferentiatie die de huidige regelgeving hen biedt. Via de verspreiding van die goede praktijkvoorbeelden willen we andere scholen daarin op weg helpen. Tegelijkertijd gaan we na hoe we de regelgeving kunnen aanpassen om taakdifferentiatie verder te stimuleren. Taakdifferentiatie kan ook de school en zelfs de onderwijsniveaus overstijgen, bijvoorbeeld vakverantwoordelijke, graadcoördinator, stagebegeleider, mentor van jonge leerkrachten, zorgverantwoordelijke, veiligheidsverantwoordelijke, ICT-coördinator. Leerkrachten moeten zonder verlies van geldelijke en administratieve rechten - de expertise die ze opbouwden ten dienste kunnen stellen van collega's in hun eigen school, maar ook van collega's in andere scholen en andere onderwijsniveaus. Leerkrachten Frans of technologische opvoeding uit het secundair onderwijs zouden hun collega's uit het basisonderwijs in deze vakken kunnen vervangen. Onderwijzers zouden de specifieke didactische methodes uit het basisonderwijs in het secundair onderwijs kunnen introduceren. Eventueel zouden leerkrachten uit het leerplichtonderwijs een opdracht in de lerarenopleiding kunnen krijgen. VERVANGINGEN Vorig jaar beslisten we de vervangingspool te hervormen en vanaf het schooljaar 2005-2006 toe te spitsen op knelpuntvakken en knelpuntregio's. Na overleg met schoolbesturen en vakbonden werd de vervangingspool echter volledig afgeschaft. De vrijgekomen middelen worden ingezet om werkgelegenheid voor jonge leerkrachten te creëren. Zo wordt in uitvoering van CAO VII het systeem van korte vervangingen versneld ingevoerd. Daarmee wil ik de werkdruk van de leerkrachten verminderen en het comfort van de leerlingen verhogen. Bovendien krijgen scholengemeenschappen of groepen van scholen de mogelijkheid om die korte vervangingen soepel volgens hun eigen noden en prioriteiten te gebruiken. In uitvoering van diezelfde CAO wordt een project uitgewerkt om informatie over vraag naar en aanbod van leerkrachten samen te brengen. De leerkrachtendatabank die de VDAB in
Stuk 1619 (2007-2008) – Nr. 1
66
samenwerking met het departement Onderwijs ontwikkelde, biedt leerkrachten ruimte om hun cv te plaatsen en schooldirecties hun vacatures. De vacatures worden automatisch gemaild naar alle kandidaten die in aanmerking komen. LOOPBAANONTWIKKELING In het kader van de CAO-besprekingen zul ik met de onderwijsverstrekkers (de werkgevers) en de onderwijsvakbonden (de werknemers) gesprekken aangaan over de loopbaanontwikkeling van het onderwijspersoneel. Taak- en functiedifferentiatie zijn instrumenten die ertoe kunnen bijdragen onder meer oudere leerkrachten te stimuleren langer een actieve functie in het onderwijs op te nemen. Hetzelfde geldt voor detacheringen. Ik zal zorgen voor mogelijkheden tot detachering voor oudere leerkrachten die het lesgeven niet langer uitdagend vinden. 2.4.5 Moderniseren van het personeelsbeleid en een vernieuwde rechtspositie De regelgeving moet de scholen en scholengemeenschappen maar ook de leerkrachten ruimte geven om een dynamisch personeels- en loopbaanbeleid uit te tekenen. Dit veronderstelt een vernieuwde rechtspositieregeling waarin deregulering en lokale verantwoordelijkheid centraal staan en de rechtsbescherming van de personeelsleden verzekerd blijft. Lokale samenwerkingsverbanden zoals scholengemeenschappen en scholengroepen moeten een draagvlak bieden om een personeelsbeleid te ontwikkelen dat het opnemen van meer verantwoordelijkheid op het lokale niveau stimuleert. We willen ook de betrokkenheid van het middenveld bij het beleid in de toekomst verhogen. Het ruime middenveld krijgt niet alleen een stem bij de voorbereiding van de beslissingen, maar zal ook zijn verantwoordelijkheid moeten opnemen in de uitvoering daarvan. De inzetbaarheid en de evaluatie van leerkrachten zijn twee aspecten van personeelsbeleid waarvoor we het lokale niveau meer verantwoordelijkheid willen geven. INZETBAARHEID De inzetbaarheid wordt nu overwegend centraal bepaald. Formele diploma's bepalen de toegang tot het onderwijs en de onderwijsbevoegdheid, de opbouw van voorrangsrechten en de inzetbaarheid van vastbenoemde leerkrachten in ambten, vakken en plaats van tewerkstelling. Recente ontwikkelingen leiden er echter toe dat de band tussen diploma's en de te onderwijzen vakken in de toekomst minder eenduidig zal zijn. Ik zal dus een nieuw criterium moeten zoeken om de onderwijsbevoegdheid en de inzetbaarheid van leerkrachten te bepalen. Een eerste versoepeling gaat al dit schooljaar in. De reaffectatie en wedertewerkstelling wordt tot het niveau van de scholengemeenschappen beperkt. Die maatregel zal grondig geëvalueerd worden en er zal onderzocht worden of verdere versoepelingen binnen hetzelfde budgettaire kader mogelijk zijn. Vanaf volgend schooljaar zal ik de scholengemeenschappen van het secundair onderwijs met scholen die tot hetzelfde schoolbestuur behoren laten werken alsof ze slechts één school vormen, maar zonder de nadelige gevolgen die daarmee op het vlak van omkadering kunnen verbonden zijn. Tegelijkertijd zullen die scholen meer verantwoordelijkheid krijgen bij het aanwenden van de middelen. Na overleg in de medezeggenschapsraad zullen zij kunnen beslissen waaraan zij hun werkingsmiddelen besteden. Zij zullen ook de punten en lesuren die aan de scholengemeenschap worden toegekend, vrij kunnen aanwenden. Personeelsleden werkzaam in een scholengemeenschap die door één schoolbestuur wordt geleid, worden vanaf volgend schooljaar toegewezen aan dat schoolbestuur en niet langer aan de afzonderlijke scholen.
67
Stuk 1619 (2007-2008) – Nr. 1
De scholengemeenschappen van het basisonderwijs bestaan nog niet lang genoeg om die maatregelen ook daarop toe te passen. Als we taak- en functiedifferentiatie willen aanmoedigen dan is het niet langer houdbaar de taakomschrijving van een leerkracht gelijk te stellen met uren les geven. Ik stel ook vast dat leerkrachten in de praktijk meer taken uitvoeren dan louter les geven. Bovendien blijkt uit ervaringen in het buitenland dat een verschuiving van les- naar schoolopdracht kan bijdragen tot een hogere maatschappelijke waardering van leerkrachten. Werken met een schoolopdracht veronderstelt echter een gedifferentieerd personeelsbeleid, waarin de directie de specifieke competenties van de leerkrachten aan bod laat komen. FUNCTIEBESCHRIJVINGEN EN EVALUATIE Het uittekenen van een dynamisch personeels- en loopbaanbeleid veronderstelt een aangepaste rechtspositieregeling met de nodige basisinstrumenten. Op dit ogenblik bevat de regelgeving al een algemeen kader om functiebeschrijvingen mogelijk te maken. In het secundair onderwijs en het volwassenenonderwijs zijn functiebeschrijvingen waarin wederzijdse verwachtingen worden verduidelijkt, verplicht. Om een beleid van loopbaanontwikkeling te kunnen voeren, is er ook een evaluatiesysteem nodig. Daarom zal tegen het schooljaar 2006-2007 de evaluatie deel uitmaken van de rechtspositieregeling voor de personeelsleden van het secundair en het volwassenenonderwijs. Dit betekent dat ik ook een college van beroep zal oprichten, dat op Vlaams niveau zal functioneren. In het basisonderwijs en het deeltijds kunstonderwijs zullen de functiebeschrijvingen met ingang van het schooljaar 2006-2007 en de statutaire evaluatie met ingang van het schooljaar 2008-2009 worden ingevoerd. 3.2 Zorgen voor de talentontwikkeling van alle jongeren 3.2.1 Een zorgzame school voor elk kind en elke jongere HET VERHOGEN VAN DE DEELNAME AAN ONDERWIJS VAN ALLE KLEUTERS In het najaar van 2005 zal een nota aan de Vlaamse Regering worden voorgelegd met een aantal initiatieven om de participatie aan het kleuteronderwijs te verhogen en geleidelijk te veralgemenen. Om ouders ertoe te bewegen hun kind in het kleuteronderwijs in te schrijven en hen het belang van regelmatig schoolbezoek te doen inzien, zal een sensibilisatiecampagne worden opgezet. Zowel voor ouders die hun kind inschreven, als voor ouders die dat nog niet deden, zullen informatieve folders op het belang van het kleuteronderwijs wijzen. Die folders zullen worden verspreid via de scholen, de verenigingen voor kansarmen, migrantenorganisaties, huisartsen, gemeenten, CLB. Ook andere kanalen zoals de website van het departement Onderwijs, Klasse voor Ouders en Gids voor ouders zullen worden ingezet. Door middel van deze en andere participatieverhogende maatregelen moet het pad geëffend worden naar een veralgemeende deelname aan het kleuteronderwijs. NAAR EEN ACTIEF TOELATINGSBELEID Nog voor het zomerreces voerde het Vlaams Parlement een aantal wijzigingen door in het inschrijvingsrecht. Scholen kunnen hun leerlingen niet meer doorverwijzen, maar ze krijgen wel bijkomende mogelijkheden om leerlingen te weigeren. Zo kunnen leerlingen van het secundair onderwijs die tijdens het schooljaar definitief worden uitgesloten geweigerd worden door een andere school, evenwel na overleg en goedkeuring in het lokaal overlegplatform. Verder kan een
Stuk 1619 (2007-2008) – Nr. 1
68
school voor gewoon onderwijs een leerling weigeren die naar het buitengewoon onderwijs georiënteerd werd, als ze vindt dat haar draagkracht onvoldoende is om aan de onderwijsnoden van die leerling te beantwoorden. De voorrang voor broers en zussen blijft behouden. Nieuw is dat scholen nu ook een inschrijvingsperiode mogen inlassen om voorrang te geven aan kansarme kinderen (GOK-leerlingen). Voorrang geven aan niet-GOK-kinderen mag ook, maar enkel in scholen met 10 procent meer GOK-leerlingen dan het regiogemiddelde. Die bijsturingen geven scholen bij hun inschrijvingsbeleid de positieve vrijheid om een sociale mix te maken. Tegen 9 januari 2006 - de datum waarop de inschrijvingen voor het schooljaar 2006-2007 kunnen starten - zullen de procedures in functie van die wijzigingen aangepast zijn. Tijdens de voorbereiding van de wijzigingen aan het inschrijvingsrecht werd afgesproken om de toelatingsvoorwaarden in het vierde en vijfde jaar van het secundair onderwijs te bekijken. De problematiek van de irrationele studiekeuze moet in een ruim kader bekeken worden, waarbij toelatingsvoorwaarden, de oriëntering en attestering van leerlingen, maar ook de organisatie van opleidingen aan bod moeten komen. Diverse maatregelen moeten worden onderzocht om irrationele studiekeuze te verminderen. Een intensievere studiekeuzebegeleiding kan een bijdrage tot de oplossing leveren. Ik wil echter ook verder gaan. De toelatingsklassenraad zal mijns inziens een meer bepalende rol moeten spelen om irrationele studiekeuzes te beperken. Ik overweeg ook om in specifieke studierichtingen zoals muziek en ballet toelatingsproeven reglementair mogelijk te maken. Overgangs- en toelatingsvoorwaarden zullen in een breder kader en samen met de oriëntering en attestering in het secundair onderwijs worden bekeken. In ieder geval zal het besluit op de organisatie van het secundair onderwijs worden aangepast om die toelatingsvoorwaarden vanaf 1 september 2006 te laten ingaan. ELKE SCHOOL IS EEN GOK-SCHOOL Er is een dwingende eis van de samenleving om de sociale kloof te dichten die nu door het onderwijssysteem loopt. Wetenschappers betwijfelen echter of de overheidssturing bij de invoering van het GOK-beleid de meest aangewezen weg is om leerkrachten en scholen te ondersteunen in een lokaal gelijke-onderwijskansenbeleid. Veel scholen zouden het opgelegde tijdskader en de verplichte activiteiten als een beknotting van hun autonomie en zelfs als een bedreiging van hun beleidsvoerend vermogen ervaren. We zullen scholen dan ook enige tijd geven om van binnenuit hun processen te optimaliseren. Maar de kwaliteit van processen kan enkel verbeteren wanneer men bereid is om ook naar de prestaties van leerlingen te kijken en daarmee naar mogelijke knelpunten. Het valt overigens op dat heel wat scholen meer duidelijkheid wensen over wat de overheid van hen verwacht. Ze zijn niet tegen richtlijnen en controle, maar verlangen vooral meer transparantie over doelstellingen, criteria en standaarden. Ons beleid moet gelijke kansen op hoge kwaliteit garanderen. Voor de sterke leerlingen slagen we daar al zeer goed in, voor de anderen minder. Dit betekent dat ons beleid goed moet blijven voor de sterken en sterker moet worden voor de zwakken. In de uitdrukking 'sterk voor de zwakken' verwijst 'sterk' naar 'structuur'. Ongeacht of het gaat over sociale politiek, onderwijs, of veiligheid heeft wie zwak staat meestal nood aan structuur; wie sterk staat, zorgt zelf wel voor structuur. Elke school moet uitgroeien tot een GOK-school die gelijke kansen en onderwijskwaliteit combineert. Om dat te stimuleren, neem ik het initiatief om begin volgend jaar interactief met de scholen te communiceren over de implementatie van een beleid voor gelijke kansen. Ik zal meer duidelijkheid verschaffen over wat van hen wordt verwacht op het vlak van de leerprocessen en op het vlak van de output (leerresultaten). We werken aan een informatierijke omgeving over leerlingenprestaties. Daarnaast werkt een team van deskundigen momenteel kwaliteitsindicatoren uit die we de scholen kunnen aanreiken. Scholen moeten ook beter weten op welke ondersteuning (begeleiding, nascholing, steunpunten) ze een beroep kunnen doen om gelijke kansen te realiseren. Daarom zal ik gesprekken starten met de ruime groep van schoolondersteuners om na
69
Stuk 1619 (2007-2008) – Nr. 1
te gaan hoe zij hun werkzaamheden in de toekomst beter op de behoeften van scholen kunnen afstemmen. We moeten ook nieuwe paden durven bewandelen. Als er in een school weinig beleidsvoerend vermogen wordt vastgesteld, kan worden overwogen om tot een verplichte begeleiding door de begeleidingsdiensten over te gaan. Dit vereist ook een nauwe samenwerking met de inspectie en de gegevens die zij via hun doorlichtingen verzamelt. We moeten durven de vraag stellen of we kunnen evolueren van loutere beoordeling naar aanmoediging van verbetertrajecten. 3.2.2 Een krachtig talenbeleid ontwikkelen ONDERWIJS VOOR ANDERSTALIGE NIEUWKOMERS Het onthaalonderwijs in het basisonderwijs biedt anderstalige nieuwkomers momenteel gedurende één volledig schooljaar een taalbad aan en een sociale integratie in de leerlingengroep. Alle geledingen van het onderwijsveld wijzen erop dat dit niet volstaat. Bovendien is het een aberratie dat kinderen met de Belgische of Nederlandse nationaliteit die geen of te weinig Nederlands kennen voor dit soort onderwijs niet in aanmerking komen. In het secundair onderwijs is er een vrij groot verloop van de leerkrachten die instaan voor het onthaalonderwijs voor anderstalige nieuwkomers. Om de opgebouwde expertise in de toekomst te kunnen behouden zal ik de licentiaten volgens hun diploma betalen en de uren die ze in het onthaalonderwijs presteren gelijkstellen met een opdracht in de tweede graad. Het onderwijs voor minderjarige anderstalige nieuwkomers moet enerzijds voldoende krachtig zijn om te komen tot een voldoende sterke beheersing van de Nederlandse taal maar moet er anderzijds op gericht zijn de leerlingen die participeren aan dat onthaalonderwijs zo min mogelijk categorieel te benaderen met het oog op een maximale integratie van deze leerlingen in het onderwijs. Vanuit deze visie onderzoeken we welke de meest optimale weg is om deze twee doelstellingen met elkaar te verzoenen. Op basis van de getrokken conclusies zullen we het onthaalonderwijs voor anderstalige nieuwkomers uitbreiden (zowel wat de afbakening van de doelgroep betreft, als met betrekking tot de periode gedurende dewelke men in aanmerking komt voor onthaalonderwijs). NEDERLANDS LEREN De beheersing van het Nederlands is cruciaal voor het welslagen van de leerlingen in het onderwijs. Zowel autochtone als allochtone leerlingen die thuis geen Standaardnederlands praten, riskeren schoolachterstand op te lopen. Uit internationaal vergelijkend onderzoek is bovendien gebleken dat de prestatiekloof tussen wie thuis de instructietaal spreken en wie dat niet doen nergens in de OESO zo groot als in Vlaanderen. Daarom overweeg ik taaltoetsen in te voeren, die zullen worden afgenomen bij de overgang tussen twee onderwijsniveaus. Het is de bedoeling na te gaan of een leerling het Standaardnederlands voldoende beheerst om een bepaald onderwijsniveau te beginnen. Ik wil onderzoeken of een veralgemeende invoering van taaltoetsen realiseerbaar is. Het advies van experts zal ingewonnen worden om een antwoord te vinden op een aantal vragen, bijvoorbeeld hoe de taaltoetsen zinvol kunnen aansluiten op de huidige diagnostische of schoolrijpheidstesten en op de organisatie van peilingen naar de realisatie van de eindtermen. Een vraag is ook of taaltoetsen het best afgenomen worden bij het einde of bij de start van een onderwijsniveau. Hierover komt ook consultatie en overleg. We kunnen verder via proeftuinen proberen meer duidelijkheid te krijgen over mogelijke keuzes. Het moet alvast duidelijk zijn dat Nederlands leren niet kan worden verengd tot een voorbereiding op de taaltoetsen.
Stuk 1619 (2007-2008) – Nr. 1
70
Voor de overheid zijn enkel de resultaten van de taaltoetsen op macroniveau relevant. Ik wens dan ook geen terugkoppeling van de resultaten van de individuele scholen naar de overheid. Overigens is het evenmin als bij de peilingen de bedoeling de taaltoetsen te laten uitgroeien tot een systeem van centrale examens. De taaltoetsen moeten in de eerste plaats voor de scholen relevant zijn. Zij moeten weten of hun leerlingen het Nederlands goed machtig zijn en zichzelf ook verplichten terzake goede resultaten te boeken. Daarom moet in een terugkoppeling van de resultaten naar de afzonderlijke scholen worden voorzien. Scholen moeten de mogelijkheid krijgen te zien hoe ze het doen in vergelijking met gelijkaardige scholen, bijvoorbeeld scholen met een vergelijkbare leerlingenpopulatie. Net als de peilingen zijn de taaltoetsen bedoeld om scholen een spiegel voor te houden waarmee ze hun prestaties kunnen evalueren en nagaan of ze hun beleid al dan niet dienen bij te sturen. Taaltoetsen moeten instrumenten worden voor diagnose en bijsturing. 3.2.4 Een succesvolle schoolloopbaan voor alle leerlingen ZORGEN VOOR EEN GOEDE STUDIEKEUZE Sinds 1 september 2002 loopt het SOHO-project in de secundaire scholen van de verruimde onderwijszone Mechelen. Dit project wil de overgang van het secundair naar het hoger onderwijs optimaliseren via de versterking van de keuzebekwaamheid van de leerlingen. Daarom worden samen met het CLB, de pedagogische begeleidingsdiensten en de ouders studie- en beroepskeuzetrajecten en -begeleiding op maat van de leerlingen uitgewerkt. Nu het laatste werkjaar van het SOHO-project ingaat, zal ik de resultaten ervan in de proefzone consolideren. Tegelijk zal ik samen met het onderwijsveld naar mogelijkheden zoeken om de studiekeuzebegeleiding in het onderwijs te versterken Richtinggevend daarbij is dat de begeleiding van de overgang van secundair naar hoger onderwijs dient bekeken te worden vanuit de gedeelde verantwoordelijkheid van beide onderwijsniveaus voor de loopbaan van de jongeren. Nieuwe instrumenten zoals het Europees taalportfolio en de Europass dienen dringend in de studiekeuzebegeleiding te worden geïntegreerd. AANPAKKEN VAN SPIJBELEN EN ANTI-SOCIAAL GEDRAG Op basis van een evaluatie van het spijbelbeleid werden de knelpunten ervan in kaart gebracht en acties geformuleerd, die tot een effectievere aanpak van spijbelen en anti-sociaal gedrag moeten leiden. De evaluatie en de geplande acties worden in november in het parlement voorgesteld. Uit het debat dat ter zake zal worden gevoerd, moet blijken op welke plaatsen de algemene aanpak volstaat en welke doelgroepen een specifieke aanpak vragen. Het is de bedoeling om nog in 2005: • • •
de efficiëntie van de leerplichtcontrole te verhogen; overleg te starten met diverse belangrijke partners voor scholen en CLB's: huisartsen, justitie, welzijn, politie; een sensibilisatiecampagne op te zetten.
Sinds 2000 proberen we vanuit de beleidsdomeinen onderwijs en welzijn via het steunen van projecten na te gaan of de organisatie van een time-out de schooluitval van jongeren kan tegengaan. Time-out biedt de mogelijkheid aan leerlingen die een grondig verstoorde relatie hebben met de school om hun leertijd voor een afgebakende periode buiten de school door te brengen. Op basis van onder meer de resultaten van een wetenschappelijke evaluatie van timeout als werkvorm in het onderwijs en de doorlichting van de projecten door de onderwijsinspectie, zal ik nagaan of en hoe die werkvorm structureel verankerd kan worden. Om de onverantwoorde toepassing van time-out te vermijden, moeten school en CLB zich samen met de betrokken leerlingen engageren om een veranderingsproces op gang te brengen.
71
Stuk 1619 (2007-2008) – Nr. 1
Uit een wetenschappelijke evaluatie is intussen gebleken dat het herstelgericht overleg een positieve bijdrage kan leveren tot het voorkomen en bestrijden van anti-sociaal gedrag op school. Daarom zal ik vanaf 1 september 2006 voor de organisatie daarvan middelen vrijmaken. Om de introductie van deze nieuwe werkvorm voor te bereiden, wordt een actieplan voorbereid dat met het onderwijsveld zal worden besproken. Dit jaar nog start ik verder een overleg met Welzijn om na te gaan hoe de samenwerking met de bijzondere jeugdzorg kan tegemoet komen aan de zorg- en onderwijsbehoeften van jongeren in residentiële voorzieningen, zowel tijdens hun verblijf daar als bij hun terugkeer naar school. Vanuit onderwijs steun ik het initiatief van collega Vervotte om te werken aan een decreet opvoedingsondersteuning.Ik zal dit schooljaar ook de partners in kaart brengen die bij de opvoedingsondersteuning betrokken moeten worden en de rol van elke partner uitklaren. 3.4 Burgerschap stimuleren 3.4.1 Vorming tot burgerzin Met het oog op de concrete invulling (en eventueel evaluatie) van de eindtermen 'opvoeden tot burgerzin' zal ik rekening houden met de beleidsaanbevelingen die dit najaar in het kader van het Europees Jaar Burgerschap door Onderwijs en Vorming zullen worden geformuleerd, bijvoorbeeld tijdens studiedagen en bij de bekendmaking van goede praktijkvoorbeelden. De verspreiding van goede praktijkvoorbeelden staat ook centraal in de nieuwe editie van de Week van de Diversiteit. In het najaar van 2005 gaan zes werkgroepen met lerarenopleiders en middenveldorganisaties aan de slag rond het stimuleren en ontwikkelen van diversiteitscompetenties in de lerarenopleiding. We zullen de resultaten van deze sessies in het voorjaar van 2006 aan een ruimer publiek bekendmaken. Deze twee initiatieven kunnen leerkrachten en lerarenopleiders meer houvast bieden om diversiteit en burgerzin te integreren in de klas en op school. Op het vlak van vredeseducatie zorg ik voor een extra ondersteuning van leerkrachten met de publicatie van een praktijkboek voor vredeseducatie. Dat bundelt praktische informatie en concrete ervaringen en biedt uiteenlopende mogelijkheden om met kinderen en jongeren te werken aan vrede. Ook het bevorderen van een participatiecultuur op school blijft een belangrijk onderdeel van het beleid rond burgerschapsvorming. Om het leerrecht van leerlingen beter te garanderen, voerden we recent een wijziging door van de regelgeving over het studie-, orde- en tuchtreglement dat scholen in hun schoolreglement moeten opnemen. Nu wordt er in de mogelijkheid voorzien om de uitsluiting van een leerling tot het einde van het schooljaar uit te stellen. De uitgesloten leerling blijft in ieder geval ingeschreven in de school en kan er de lessen volgen tot hij of zij in een andere school is ingeschreven. Om de rechten en plichten van de leerlingen verder te verduidelijken, bereid ik dit werkjaar ook veranderingen voor op het vlak van: • • • •
oriënteringen en overgangen studievoortgang; evaluaties en betwistingen van evaluaties, tucht en uitsluiting; schoolreglement; veiligheid en gezondheid.
Stuk 1619 (2007-2008) – Nr. 1
72
3.4.4 Erkenning van buitenlandse diploma's Het regeerakkoord stelt dat we in deze regeerperiode werk zullen maken van een snellere erkenning en gelijkwaardigheidverklaring van buitenlandse diploma's. Een aantal pijnpunten in de huidige aanpak zijn ons in het voorbije academiejaar duidelijk geworden. Vooral hooggeschoolde mensen met een diploma van buiten de Europese Unie vallen daarbij nog te veel uit de boot. Een aantal zaken zijn met relatief eenvoudige ingrepen te verhelpen: informatieverspreiding, vorming van medewerkers bij bepaalde overheidsdiensten en organisaties uit het middenveld, het stroomlijnen van het verkennend gesprek, enz. Ongetwijfeld zullen zich echter ook meer structurele ingrepen aandienen om de procedure enerzijds snel en billijk te laten verlopen, en anderzijds toch voldoende garanties inzake kwaliteit te behouden. Samen met minister Marino Keulen, vanuit zijn bevoegdheid voor het beleidsdomein Inburgering, zal ik de procedure in het komende academiejaar onder de loep nemen en nagaan waar we die kunnen verbeteren. 3.5 Verbreding van de vorming 3.5.2 Op naar de 'brede school' Vanuit de beleidsdomeinen onderwijs, sport, cultuur, jeugd en welzijn zal dit schooljaar - in samenwerking met het Steunpunt GOK - gewerkt worden aan een gezamenlijke visie op de 'brede school'. In het voorjaar plan ik een rondetafelconferentie waarop de geïntegreerde visie op de 'brede school' ter discussie zal voorgelegd worden aan alle betrokkenen. In september 2006 zal de eerste lichting proeftuinen brede school van start gaan. Verder zal ik de hindernissen die scholen ondervinden wanneer ze hun infrastructuur wensen open te stellen aan o.m. jeugd- en cultuurverenigingen of sportclubs proberen uit de weg te ruimen. 3.5.3 Onderwijs en sport Om de schoolsport van alle onderwijsniveaus beter op elkaar af te stemmen, plan ik tegen het einde van dit schooljaar de oprichting van een Vlaams Centrum voor Onderwijsgebonden Sport (VLACOS), dat de schoolgebonden sportbeoefening van kleuter tot student moet verbeteren. De Stichting Vlaamse Schoolsport en de Vlaamse Studentensport Federatie zullen in dat centrum worden opgenomen. We moeten er immers voor zorgen dat de schoolsport de krachten bundelt en vooral de jongeren bereikt die niet sporten in clubverband. Er komen ook maatregelen die de jongerensport zullen stimuleren en dus de fysieke conditie van de Vlaamse jeugd zullen verbeteren. 3.5.4 Topsport en onderwijs Topsportonderwijs is erg belastend voor school en leerling. Er moeten sportieve topprestaties geleverd worden en het niet-sportgebonden onderwijs móet van hoge kwaliteit zijn. Het is schoolorganisatorisch een uitdaging om de voorwaarden te scheppen opdat beide voorwaarden kunnen worden vervuld. Rond topsport bestaat een convenant. Vooral de ondertekenaars van de sportwereld dringen sinds jaren aan op een beperking van het aantal topsportscholen. Ook onderwijskundig en pedagogisch is een bundeling van de expertise wenselijk. Maar ook praktische aspecten spelen mee: o.m. de beschikbare sportinfrastructuur, de bereikbaarheid voor leerlingen. Daarom besloten de Vlaamse Minister voor Sport en ikzelf in onderling overleg tot een beperkte reductie van acht naar zes scholen, een in iedere provincie en een in de brede rand rond Brussel.
73
Stuk 1619 (2007-2008) – Nr. 1
Het komende jaar wil ik werken aan de kwaliteit van het onderwijs in algemene zin en van het sportonderwijs in het bijzonder. Het gaat o.m. over • • • • •
een kwaliteitsvol onderwijsaanbod van vakken en studierichtingen waarmee we de leerlingen wapenen voor het leven binnen, na of zonder de topsport, een aanbod op maat: basisvorming en pakketten in functie van de individuele noden van de jonge topsporter, een zeer degelijke studiebegeleiding van de leerlingen (het zal bij topsporters ook gaan om zelfstandig en zelfgestuurd leren, of om e-learning), de continuïteit in de opdrachten van de leraren, enz. de wijze waarop we in de 3de graad van het basisonderwijs en de 1ste graad SO voorbereiden op topsportonderwijs.
3.5.5 Gezonde scholen Naast het stimuleren van schoolsport en bewegingsopvoeding, zal ik in samenwerking met het beleidsdomein welzijn acties opzetten die schoolgaande jongeren aanzetten tot een gezonde levensstijl. Voor de uitwerking en de toepassing van het actieplan "Op uw gezondheid!" wordt een protocol met de VLOR gesloten. Vanaf dit schooljaar zal een gezondheidscoördinator worden aangesteld, die tegen eind 2005 een strategisch plan gezondheidsbevordering zal ontwikkelen. Met dit plan kunnen de scholen aan de slag, om aan de hand van de noden en behoeften van hun leerlingen, een gezondheidsbeleid op maat te ontwikkelen. Tegen 1 september 2007 wil ik dat elke school in staat is om haar leerlingen een omgeving aan te bieden die een gezonde levensstijl stimuleert. Dat betekent ook dat er in de scholen niet meer wordt gerookt en er geen ongezonde dranken of snoep meer aangeboden worden aan de leerlingen. De commissie Gezondheidsbevordering van de VLOR gaat opnieuw van start en zal samen met de overheid de uitwerking van het strategisch plan door de gezondheidscoördinator aansturen. Begin 2006 zal het strategisch plan gezondheidsbevordering aan de scholen worden bekendgemaakt zodat ze het voor het einde van het schooljaar kunnen invoeren. 3.5.6 Onderwijs en cultuur Dit schooljaar zal ik een nieuw protocol opstellen over de samenwerking onderwijs en cultuur. De samenwerking tussen beide beleidsdomeinen resulteerde al in een betere afstemming van studiedagen, projecten en gezamenlijk onderzoek. Zo is in 2005 onderzoek van start gegaan naar erfgoededucatie, e-cultuur en de financieringsmogelijkheden voor projecten op het raakvlak tussen onderwijs en cultuur. Dit laatste onderzoek zal een basis zijn om in de eerste helft van 2006 de geldende regelgeving te wijzigen. Na de goedkeuring door het Vlaams Parlement van het Decreet betreffende tijdelijke projecten in het onderwijs, zal ik niveauspecifieke uitvoeringsbesluiten voorleggen aan de Vlaamse Regering. Experimenten in het deeltijds kunstonderwijs (DKO) zullen daardoor naar analogie van de andere onderwijsniveaus ook 'tijdelijke projecten' worden. Verder onderzoek ik de mogelijkheid om ook in het deeltijds kunstonderwijs scholengemeenschappen op te richten. Ik wil echter niet alleen de onderlinge samenwerking tussen DKO-instellingen stimuleren, maar ook de samenwerking met andere actoren. Daarom zal ik de regelgeving aanpassen die dat bemoeilijkt. Dan kunnen initiatieven zoals de tijdelijke projecten kunstinitiatie - die bestaan uit een samenwerking tussen leerplichtonderwijs, het culturele veld, de buurt en het DKO - uitgroeien tot duurzame samenwerkingsverbanden.
Stuk 1619 (2007-2008) – Nr. 1
74
3.8 Brussel, de Vlaamse Rand en taalgrensgemeenten 3.8.1 Brussel In de begroting 2006 werd in middelen voorzien om uitvoering te geven aan de resolutie van het Vlaams Parlement van 23 november 2003 en het Brussel-decreet van 7 mei 2005. Bij de besteding ervan zal de nadruk liggen op het ontwikkelen van studierichtingen beroeps- en technisch onderwijs die zicht geven op tewerkstelling in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, en op diverse ondersteuningsprojecten. In samenwerking met de begeleidingsdiensten, zal ik de bestaande ondersteuningsinitiatieven stroomlijnen en onderling integreren. Ik zal speciale aandacht besteden aan de projecten Voorrangsbeleid Brussel en OETC (Werkgroep Immigratie). Ook deze initiatieven zullen in de integratie van de ondersteuningsprojecten worden meegenomen. Ik stem mijn beleid af met de Vlaamse Gemeenschapscommissie (VGC) en versterk zo de impact van het Nederlandstalig onderwijs in Brussel. De werking van de ondersteuningsstructuur secundair onderwijs die we in 2005 - samen met de Vlaamse Gemeenschapscommissie hebben opgezet - is afgestemd op de werking van de reguliere begeleidingsdiensten, het Nascholingscentrum VGC en het project Voorrangsbeleid Brussel (basisonderwijs). Alle initiatieven dienen specifieke aandacht te besteden aan de verantwoordelijkheid van de ouders die hun kinderen toevertrouwen aan het Nederlandstalig onderwijs. Ik zal ook proberen afspraken te maken met de Franse Gemeenschap over onder meer de tweetaligheid van de leerlingen, de controle op de leerplicht en de opvang van jongeren die slechts onregelmatig of helemaal geen onderwijs volgen. 3.8.2 Vlaamse Rand en taalgrensgemeenten In uitvoering van het regeerakkoord en de verklaring van de minister-president van 18 mei 2005 zal ik het Nederlandstalig onderwijs in de Vlaamse Rand versterken, vooral wat het Nederlands taalvaardigheidsonderwijs betreft . Tot nu toe kregen de Nederlandstalige basisscholen van de faciliteitengemeenten binnen de rand (Drogenbos, Kraainem, Linkebeek, Sint-Genesius-Rode, Wemmel en Wezembeek-Oppem) en de taalgrensgemeenten op projectbasis middelen voor aanvullende lestijden. Vanaf 1 september 2005 worden die middelen structureel toegekend. Vanaf 1 januari 2006 zullen ook de basisscholen uit 13 bijkomende gemeenten van de brede Rand rond Brussel (Asse, Beersel, Dilbeek, Grimbergen, Hoeilaart, Machelen, Meise, Merchtem, Overijse, Sint-Pieters-Leeuw, Tervuren, Vilvoorde en Zaventem) ook op bijkomende uren kunnen rekenen. De leerlingenpopulatie is in die gemeenten immers steeds meer anderstalig zodat dezelfde noden aan taalvaardigheidsonderwijs zich stellen. Hiermede is uitvoering gegeven aan het engagement van de Vlaamse Regering - op 18 mei 2005 verwoord door de minister-president - om de bijkomende omkadering in de Rand structureel te maken. Ook een ander engagement van de Vlaamse Regering zal worden uitgevoerd .In samenwerking met de provincie Vlaams Brabant en de pedagogische begeleidingsdiensten start ik in het schooljaar 2006-2007 voor de Nederlandstalige scholen met een krachtig ondersteunings- en begeleidingsproject inzake het taalvaardigheidsonderwijs Nederlands. Hierbij maak ik gebruik van de expertise en de materialen ontwikkeld door het project Voorrangsbeleid Brussel en het Centrum NT2 van de KULeuven. Het project moet in ieder geval een onthaalbeleid voor anderstalige ouders uitbouwen. Anderstalige ouders die kiezen voor Nederlandstalig onderwijs voor hun kinderen dienen ervan te worden overtuigd dat dit tot problemen aanleiding geeft als het gebruik van het Nederlands louter tot de schoolcontext beperkt blijft. Vanaf 2006 zal vzw De Rand de opdracht krijgen een taalpromotiebeleid te voeren in de Vlaamse Rand. Meer bepaald dient het aanbod Nederlands voor anderstaligen gepromoot te worden bij de Franstalige en anderstalige inwoners
75
Stuk 1619 (2007-2008) – Nr. 1
van de Vlaamse Rand, naar analogie met de taalpromotiepijler in het Huis van het Nederlands Brussel. In 2006 starten in Vilvoorde twee netoverschrijdende 'proeftuin-projecten', een in het basisonderwijs gericht op samenlevingsopbouw in de deelgemeente met het grootste aantal GOKleerlingen en een in het secundair onderwijs, gericht op het vergroten van de taalvaardigheid Nederlands bij de leerlingen, de expertise van de leerkrachten en de betrokkenheid van ook de anderstalige ouders. Voor zover de betrokken schoolbesturen, in de eerste plaats de zes gemeentebesturen, de Vlaamse onderwijsinspectie toelaten, zullen ook aan de Franstalige basisscholen in de zes faciliteitsgemeenten in de Rand uren zorgbeleid toegekend worden.
Stuk 1619 (2007-2008) – Nr. 1
76
Beleidsbrief Onderwijs en Vorming 2006-2007, “Voortbouwen en vooruitzien” 1.1
Een betere aansluiting tussen onderwijs en arbeidsmarkt
1.1.1
Een integrerende visie en structuur
Vanuit de beleidsdomeinen onderwijs en vorming enerzijds en werk en sociale economie anderzijds ontwikkelen we een geïntegreerde aanpak om de competenties van mensen maximaal te valoriseren, op peil te houden en te ontwikkelen. Cruciaal is dat we: •
• •
de doelstellingen en de gedeelde verantwoordelijkheid van onderwijs en werk in de ontwikkeling van competenties van mensen in verschillende fasen van hun leven duidelijk stellen; de beleidsinstrumenten zoveel mogelijk op één lijn brengen zonder de eigenheid van onderwijs en werk te verliezen; het samenwerken en delen van verantwoordelijkheid tussen onderwijs en werk op lokaal vlak stimuleren.
Het werken aan competenties start in het onderwijs. Onderwijs zorgt voor de initiële opleiding van jongeren, voor een brede basisvorming en voldoende startkwalificaties om een job te kunnen uitoefenen. Het moet daarmee de competenties bijbrengen om gelukkig en waardig te leven. Werken aan kwalificaties voor de arbeidsmarkt maakt daar een integraal deel van uit, net zoals basisvorming en doorstroomgerichte kwalificaties. Toch kan onderwijs onmogelijk alle job- of werkvloerspecifieke competenties bijbrengen die jongeren en volwassenen op de arbeidsmarkt nodig hebben. Ook bedrijven moeten uitgroeien tot leerrijke omgevingen. Zij staan voor de uitdaging krachtige leeromgevingen te scheppen om de competenties van hun werknemers op peil te houden en/of verder te ontwikkelen. Daarnaast moeten ze voldoende en kwaliteitsvolle mogelijkheden tot werkplekleren bieden voor leerlingen, studenten en cursisten. Zo verbeteren ze de inzetbaarheid van startende beroepsbeoefenaars. Verder in deze beleidsbrief stellen we dat er inhoudelijke, vormelijke en organisatorische voorwaarden zijn voor kwaliteitsvol werkplekleren. Bedrijven omvormen tot leerrijke omgevingen veronderstelt bijzondere inspanningen. Bedrijven moeten zich afvragen of ze leerrijke werkervaringsplaatsen vormen (dit kan bv. via de ontwikkeling van kwaliteitsindicatoren). Ook onderwijsinstellingen moeten zich hiervoor inzetten. Evaluaties van het deeltijds beroepssecundair onderwijs (DBSO) wijzen erop dat kwaliteitsvolle trajectbegeleiding en de dynamiek van een centrum voor deeltijds onderwijs (CDO) cruciaal is voor de werkervaring van de leerlingen en de kwaliteit ervan. De integratie van werkplekleren in de leertrajecten vereist dus van scholen voldoende beleidskracht. We willen dan ook achterhalen welke organisatiekenmerken van onderwijsinstellingen leerlingen meer mogelijkheden geven tot werkplekleren en tot betere kwalificaties voor de arbeidsmarkt. Op basis van die kenmerken zullen we kwaliteitsindicatoren ontwikkelen die de inspectie bij een doorlichting kan gebruiken. Wanneer uit de doorlichting blijkt dat een school problemen heeft met de organisatie van werkplekleren, dan zullen we haar aanzetten daarvoor gerichte en adequate verbeteracties op te zetten en eventueel in de nodige ondersteuning voorzien. Onderwijs- én arbeidsmarktactoren moeten voldoende inspanningen doen om mensen gericht te ondersteunen in het ontwikkelen en valoriseren van hun competenties voor de verbetering van hun levenskwaliteit en hun arbeidsmarktkansen. Deze ondersteuning is er nodig bij de studiekeuze in het onderwijs, bij de instroom op de arbeidsmarkt en de hele verdere loopbaan lang. Het doel van een beleid rond competentieontwikkeling is niet alleen investeren in competenties die werknemers
77
Stuk 1619 (2007-2008) – Nr. 1
in hun huidige job nodig hebben. Er moet dus meer aandacht gaan naar loopbaancompetenties die een brede inzetbaarheid verzekeren en de mensen zelfredzaam maken. Daarom zullen we de samenwerking tussen studiekeuzebegeleiding en loopbaanadvies en -begeleiding stimuleren, waarbij de nadruk ligt op het streven mensen meer geïnformeerd te leren kiezen. Ondanks alle inspanningen verlaten nog te veel jongeren het onderwijs zonder enige kwalificatie. Daarom moeten onderwijs- en arbeidsmarktactoren samen de verantwoordelijkheid opnemen om deze jongeren aan te zetten alsnog een startkwalificatie te behalen. Bij de intrede op de arbeidsmarkt moeten ongekwalificeerde, werkzoekende jongeren zo snel mogelijk worden opgevangen en een aanbod krijgen voor een job of een kwalificatiegericht leerwerktraject. We zullen ervoor zorgen dat daarbij de competentieontwikkeling van de jongeren centraal staat en rekening wordt gehouden met eerder verworven competenties. Bij de uitwerking van een competentiebeleid mag de aandacht niet louter naar competentieontwikkeling gaan via formele opleidingsactiviteiten, maar evenzeer naar het onderkennen, erkennen en inzetten van verworven competenties. Daarom zullen we de EVCprocedures in onderwijs en werk zoveel mogelijk op elkaar afstemmen in een kwaliteitsborgingsysteem: •
•
•
De overkoepelende kwalificatiestructuur om kwalificaties op een eenduidige wijze zichtbaar te maken (zie verder) is een cruciale stap in de uitwerking van dat kwaliteitsborgingsysteem. We zullen een gemeenschappelijke format ontwikkelen om de portfolio’s meer te standaardiseren die vanuit verschillende instanties worden verspreid om mensen te ondersteunen bij de erkenning van hun competenties. Op termijn zullen ook andere instrumenten van de EVC-procedures worden bekeken, zoals de systemen van bekwaamheidsonderzoek en het statuut van diverse leer- en compententiebewijzen.
In uitvoering van het meerbanenplan wordt vanuit de gecombineerde bevoegdheid onderwijs en werk een competentieagenda (1) met de onderwijs- en sociale partners afgesproken. Het is de bedoeling een gezamenlijk plan uit te werken en te verzekeren dat het initiële onderwijs, opleidingen vormingsorganisaties en bedrijven de competenties onderkennen en ontwikkelen die cruciaal zijn voor hoge werkzaamheid en brede inzetbaarheid. Door werkzaamheid en inzetbaarheid te waarborgen, wil de competentieagenda bijdragen tot meer welzijn en duurzame, innovatieve economische groei in Vlaanderen. De overheid kan helpen om die afspraken waar te maken. Of competentieontwikkeling de beoogde doelstellingen zal waarmaken, is goeddeels afhankelijk van de actiebereidheid van individuele werknemers, werkzoekenden en organisaties en van de bereidheid tot samenwerking van de verschillende partners. Niet alleen op nationaal, maar ook op lokaal vlak. 1.1.2
Prioritaire beleidsprojecten
Hoger beroepsonderwijs duidelijk positioneren Ontwikkelingen op de arbeidsmarkt en de recente ervaringen met de hervorming van het hoger onderwijs en het volwassenenonderwijs wijzen op de behoefte aan een kwalificatieniveau tussen het secundair en het hoger onderwijs. Dat kan zorgen voor een continuüm aan arbeidsmarktgerichte kwalificaties in sectoren waar dat momenteel dreigt verloren te gaan, zoals de chemiesector. Het kan ook ruimte scheppen voor de ontwikkeling van nieuwe kwalificaties bv. in de sector van de mondzorg. Zo werd een advies geformuleerd om de routinematige en mechanische taken van de tandarts door hulpkrachten zoals mondhygiënisten en tandartsassistenten te laten uitvoeren.
Stuk 1619 (2007-2008) – Nr. 1
78
Op dit ogenblik bevinden zich heel wat beroepsgerichte opleidingen op dat tussenniveau tussen secundair en hoger onderwijs. Het gaat om de opleidingen in het zevende jaar technisch secundair onderwijs, de vierde graad van het beroepssecundair onderwijs en het hoger onderwijs dat niet leidt tot een bachelor of master, zoals de opleidingen van het hoger onderwijs voor sociale promotie die geen accreditatie vragen of krijgen. Voortaan vatten wij die verzameling van opleidingen met de term hoger beroepsonderwijs (HBO) (en niet langer met de term tertiair onderwijs). De vraag is wel of de opleidingen van het zevende jaar technisch secundair onderwijs daarin passen. Het kwalificatieraamwerk zal hierop een antwoord bieden. Tijdens dit werkjaar zullen we het hoger beroepsonderwijs een duidelijke plaats geven in het opleidingslandschap. De finaliteit van deze opleidingen is in de eerste plaats arbeidsmarktgericht: ze leiden naar arbeidsmarktgerichte kwalificaties waarnaar er op de arbeidsmarkt een duidelijke vraag is (2). Om het niveau van die kwalificaties te bepalen zal het ontwerp van kwalificatieraamwerk als uitgangspunt worden genomen. Cursisten die deze opleidingen volgen of gevolgd hebben, zullen op basis van vrijstellingen ook toegang kunnen krijgen tot verkorte leertrajecten in het hoger onderwijs. De mate waarin de kwalificaties aansluiten op de leerresultaten van een professionele bachelor zal daarvoor bepalend zijn. Een sluitend systeem van studiebekrachtiging en certificering zal worden uitgewerkt. We zullen onderzoeken hoe we via deze opleidingen jongvolwassenen kunnen kwalificeren die het secundair onderwijs hebben verlaten zonder kwalificaties,. Een mogelijkheid daartoe is de instroom in het HBO niet louter te baseren op het bezit van een diploma secundair onderwijs, maar ook op relevante competenties (EVC) van de kandidaten. We zullen ervoor zorgen dat jongeren via het HBO tussentijds ook een diploma secundair onderwijs kunnen verwerven, net zoals nu in de vierde graad beroepssecundair onderwijs. Op dit moment is nog niet duidelijk hoe het HBO vorm zal krijgen. Toch tekenen zich al een aantal mogelijke pistes af. Secundaire scholen, centra voor volwassenenonderwijs en hogescholen kunnen een opleiding in het HBO inrichten. Toch willen we de samenwerking tussen verschillende onderwijsniveaus en eventueel publieke opleidingverstrekkers aanmoedigen voor de organisatie van het HBO. Tegen eind 2006 zal een discussienota over het HBO worden uitgewerkt en voorgelegd aan het onderwijsveld en de sociale partners. We zullen daarin ook gebruikmaken van het huidige VLORproject rond aansluiting van studieprogramma’s van het hoger onderwijs voor sociale promotie met die van professionele bachelors en de daaraan verbonden kansen op doorstroming. Vanaf 2007 zullen pilootprojecten worden opgestart zoals: • •
het uitwerken van kwalificaties op niveau 5 van het kwalificatieraamwerk, bv. in de chemiesector; het ontwikkelen en aanbieden van HBO-opleidingen door hogescholen en secundaire scholen in samenspraak met de sociale partners.
Het HBO wordt decretaal verankerd in verschillende fasen. Vooreerst in het ontwerpdecreet op het volwassenenonderwijs. Verder in het basisdecreet hoger onderwijs, dat de aspecten van het hoger beroepsonderwijs zal opnemen die relevant zijn voor dat onderwijsniveau. In een laatste fase zal ook de decretale verankering voor het secundair onderwijs worden geregeld. Krachten bundelen in Centra voor Leren en Werken Jongeren in het secundair onderwijs die hun competenties op de werkplek willen ontwikkelen, krijgen daartoe de kans via de combinatie van leren en werken. We verbeteren de bestaande
79
Stuk 1619 (2007-2008) – Nr. 1
systemen van leren en werken om voor elke jongere een gepast traject op maat aan te bieden en hen de kans te geven een volwaardige kwalificatie te behalen. De kern van de aanpak is een voltijdse invulling van de leerplicht. Van de jongeren die voor de combinatie van leren en werken kiezen, verwachten we een voltijds engagement. Waar mogelijk bieden we de jongeren naast een leeraanbod een daarop aansluitende werkervaring aan via een modulaire aanpak. Voor jongeren die nog niet arbeidsrijp zijn of onvoldoende sociale vaardigheden bezitten, bieden we persoonlijke ontwikkelingstrajecten en zinvolle voor- en brugtrajecten aan. Wie wegblijft, wordt gesanctioneerd. We zullen de bestaande systemen van deeltijds onderwijs en vorming (DBSO, leertijd, deeltijdse vorming) opwaarderen en tot meer afspraken en samenwerking stimuleren in de centra voor leren en werken. Dit zijn samenwerkingsplatformen die per Resocgebied worden georganiseerd. We verspreidden een discussienota waarin we de plannen voor deze centra uiteenzetten. Voor eind 2006 zal die discussienota aan het werkveld worden voorgelegd. Nadien zal het concept worden bijgesteld en geconcretiseerd. Volgende punten moeten daarbij zeker aan bod komen: • • • • • • • • • • • •
de statuten van de jongeren; het optimaliseren van persoonlijke ontwikkelingstrajecten, voortrajecten, brugprojecten; versterking van de trajectbegeleiding; de kwaliteitszorg en valorisatie van werkplekleren; de studiebekrachtiging; de preventieve, curatieve en sanctionerende aanpak van het voltijds engagement; de toepassing van modulair onderwijs in de systemen van leren en werken; het engagement van de sectoren; het versterken van het beleidsvoerend vermogen van de opleidingscentra; de rol van de CLB en de VDAB; de financiering; de gegevensregistratie en monitoring.
Dit werkjaar zullen we de voltijdse invulling van de leerplicht decretaal voorbereiden. Een decreet voor de centra voor leren en werken is gepland tegen 1 september 2008. Ondertussen zullen regionaal, op experimentele basis, samenwerkingsplatformen worden uitgebouwd. Daarin zullen de 3 bestaande systemen van leren en werken (deeltijds onderwijs, leertijd en deeltijdse vorming) samen met lokale partners zorgen voor de invulling van de werkervaringcomponent, ervaringen en expertise uitwisselen, overleggen over hun opleidingsaanbod en de voor- en brugprojecten beheren. JOJO-startbanen Het Vlaams Meerbanenplan kende 200 extra startbanen toe. Deze startbaners (-26-jarige laaggeschoolde werkzoekenden) zullen worden ingezet in scholen onder de noemer van het bestaande JOJO-project (Scholen voor jongeren-jongeren voor scholen), dat momenteel jongeren in secundaire scholen aan het werk zet ter preventie van antisociaal gedrag. Zij vormen een extra ondersteuning voor het bestaande schoolpersoneel. In de eerste plaats zijn deze startbanen gericht tot de groepen die het laagst scoren in werkzaamheidsgraad. De maatregel is dan ook gericht tot jongeren die de school voortijdig hebben verlaten, maar toch geïnteresseerd zijn om in scholen te werken. Jongeren van allochtone afkomst en jongeren uit kansarme gezinnen worden in het bijzonder aangemoedigd om zich in te schrijven voor deze startbanen, omdat zij het doorgaans nog moeilijker hebben op de arbeidsmarkt. Met de uitbreiding van het project zullen er ook jongeren worden ingezet voor klusjes en
Stuk 1619 (2007-2008) – Nr. 1
80
onderhoudswerken op school. Het betreft o.a. DBSO-leerlingen in het kader van hun invulling van de component werkplekleren. De doelstelling van het project is tweeërlei. Enerzijds wordt de ongekwalificeerde uitstroom aangepakt door jongeren een opstap te bieden om toch nog een kwalificatie te behalen, een opleiding te volgen en/of aan het werk te gaan. Anderzijds wens ik hiermee te beantwoorden aan collectieve noden door spijbelgedrag aan te pakken, een brug naar de allochtone gemeenschappen te vormen en scholen te onderhouden en te renoveren. Ook basisscholen(gemeenschappen) kunnen een JOJO-onderhoudsmedewerker aanwerven. De bijkomende preventiemedewerkers kunnen uitsluitend worden ingeschakeld in secundaire scholen (vnl. scholen die op dit ogenblik aan het JOJO-project deelnemen (105), GOK-scholen met meer dan 100 leerlingen (356) en BuSO-scholen in de centrumsteden met meer dan 100 leerlingen die type 1 OV 3 aanbieden (27). Na selectie op basis van vastgelegde criteria worden de eerste aanwervingen beoogd tegen ten laatste 1 november 2006. VEVE-startbanen Naar aanleiding van de recente gebeurtenissen op het openbaar vervoer wordt de scope binnen het VEVE-project (project Verkeersveiligheid) verruimd naar veiligheid voor een contingent van 20 startbanen. Het betreft de schoolspotters die door steden en gemeenten zullen tewerkgesteld worden, maar opereren in een samenwerkingsverband met De Lijn enerzijds en scholen anderzijds. Vanuit de vaststelling dat er vrij veel overlast door schoolgaande jeugd voorkomt op het traject van en naar de school, zal een significant deel van hun takenpakket eruit bestaan leerlingen te assisteren in hun parcours van en naar school, op tram- en buslijnen waar schoolgaande jeugd massaal aanwezig is en/of voor overlast zorgt, op drukke overstapplaatsen en ontmoetingsplaatsen. De opdracht van de schoolspotter is echter niet tot deze taken beperkt. Ze kan ook op anders worden ingevuld, maar moet altijd bijdragen tot een groter veiligheidsgevoel. De schoolspotter kan bv. assisteren bij de voorbereiding en uitvoering van projecten voor veiligheid op school (bv. inzake openbaar vervoer, vandalisme en graffiti), het indijken van het sociaal onveiligheidsgevoel in de directe schoolomgeving (bv. via contacten met bewoners, ouders, jongerenverenigingen) en de organisatie van projecten met leerlingen voor een veilige en nette schoolomgeving). De taken van de schoolspotter zullen altijd aanvullend zijn bij reeds bestaande statuten, functies en opdrachten (lijnspotters, straathoekwerkers, bewakingsdiensten e.d.). Na selectie op basis van vastgelegde criteria worden de eerste aanwervingen beoogd tegen ten laatste 1 februari 2007. SAMENWERKING TUSSEN DIVERSE ACTOREN STIMULEREN We moeten nog een hele weg afleggen vooraleer we Vlaanderen als een lerende samenleving op de Europese kaart kunnen plaatsen. Om een beter zicht te krijgen op de factoren die de participatie aan levenslang leren beïnvloeden, gaven we de opdracht tot een internationaal vergelijkend onderzoek naar de systeemkenmerken in landen met hoge en landen met lage participatiecijfers. De resultaten van dat onderzoek worden tegen het eind van 2006 opgeleverd. Regionale techologische centra versterken Om de nodige hoogtechnologische infrastructuur voor beroepsopleidingen beschikbaar te stellen, zorgden we voor een structurele samenwerking tussen scholen, bedrijven, VDAB, Syntra en
81
Stuk 1619 (2007-2008) – Nr. 1
vormingsfondsen in de Regionale Technologische Centra (RTC). In 2006-2007 zullen we de RTCwerking verder versterken. De nu nog provinciaal opererende RTC’s zullen na de start van RTCVlaanderen ook landelijke acties kunnen voeren. Tegelijk zullen we de werking van de RTC’s evalueren en de beheersovereenkomsten voor de periode 2008-2010 voorbereiden. Nijverheidsonderwijs herpositioneren Technische scholen hebben nood aan specifieke apparatuur om hun opleidingen kwaliteitsvol te kunnen geven, zodat hun leerlingen beter opgeleid en meer gemotiveerd zijn. Voor de basisinfrastructuur die in elke school moet aanwezig zijn, deden we vorig schooljaar een eerste investering van meer dan 10 miljoen euro. Dit schooljaar zullen we die inspanning herhalen voor technische scholen met de studiegebieden auto, bouw, chemie, grafische communicatie en media, hout, land- en tuinbouw, mechanica-elektriciteit, koeling en warmte en textiel, én voor BuSOscholen met gelijkaardige opleidingen en afdelingen. De technische scholen met de betrokken studiegebieden van eenzelfde onderwijszone moeten afspraken maken om deze middelen in te zetten. Sectorconvenants en onderwijsconvenants integreren In 2006 werd onderzocht hoe we de onderwijs- en sectorconvenants in elkaar kunnen passen en het onderwijsveld bij de opmaak van de sectorconvenants betrekken. Bij de sectorconvenants voor de bouwsector, de artistieke sector, de kappers en schoonheidszorgen, de scheikunde, de horeca, de textielsector en het goederenvervoer worden de onderwijsconvenants als een bijlage toegevoegd. Dit is alvast een eerste stap in de richting van een grotere integratie van beide afsprakenkaders. Voor het opstellen van toekomstige sectorconvenants is het onderwijsveld - via de Vlaamse onderwijsraad (VLOR) - uitgenodigd om deel te nemen aan de voorbereiding en de onderhandelingen. In het voorjaar van 2007 zullen de sectorconvenants worden geëvalueerd en vanaf dan zullen concrete onderwijsacties sterker in deze convenants worden geïntegreerd. 1.2 1.2.1
Een nieuw financieringssysteem voor het onderwijs Financiering van het leerplichtonderwijs
NIEUW FINANCIERINGSSYSTEEM VOOR HET LEERPLICHTONDERWIJS Voor het einde van 2006 zullen we de contouren uittekenen voor het nieuwe financieringssysteem van het leerplichtonderwijs, dat vanaf 1 september 2008 geleidelijk en binnen de beschikbare budgettaire ruimte zal worden ingevoerd. Het zal enkel betrekking hebben op het gewone basisen secundair onderwijs. Voor het invoeren van het nieuwe systeem – dat een werkbaar systeem van gedifferentieerde financiering moet worden op basis van leerlingen- en schoolkenmerken – gebeurde al heel wat beleidsvoorbereidend werk. Zo werd er gezocht naar wetenschappelijk onderbouwde indicatoren die wijzen op onderwijskansarmoede van leerlingen, meer bepaald op leerbedreiging die verbonden is met hun sociaal milieu. Momenteel worden nota’s voorbereid die we zullen voorleggen aan een discussiegroep. Op basis van die gesprekken volgt een selectie van de meest relevante leerlingenkenmerken voor een systeem van gedifferentieerde financiering. Ook zullen we nagaan of de gegevens voor de indicatoren op een eenvoudige en betrouwbare wijze verzameld kunnen worden en over een langere periode relevant blijken. Tegen het voorjaar van 2007 zal een conceptnota over het nieuwe financieringssysteem voor het leerplichtonderwijs worden gepubliceerd, met een set van leerlingen- en schoolkenmerken die de
Stuk 1619 (2007-2008) – Nr. 1
82
basis voor de gedifferentieerde financiering zullen vormen. Ook zal worden verduidelijkt of de financiering zal gebeuren per school of per scholengemeenschap, of er onderscheid wordt gemaakt tussen basis- en secundair onderwijs en in het secundair onderwijs tussen studiegebieden en studierichtingen. Ook de operationalisering van de vrije keuze en de berekeningswijze komen in deze conceptnota aan bod. Op basis van de gekozen leerlingen- en schoolkenmerken, de berekeningswijze en de invulling van de vrije keuze zal een rekenkundig model worden ontworpen om simulaties uit te voeren. Het resultaat daarvan zal – samen met het voorstel van het nieuwe financieringssysteem – aan het Vlaams Parlement in het voorjaar van 2007 worden voorgelegd. MEER MIDDELEN VOOR INTERNATEN Maatschappelijk neemt de belangstelling voor de internaten opnieuw toe en stijgt hun schoolbevolking. Ook de aard van de leerlingenpopulatie wijzigt, met een groei van leerlingen uit kansarme gezinnen. Opdat de internaten hun maatschappelijke rol beter zouden kunnen vervullen, zorgt cao VIII voor extra middelen voor de omkadering van de internaten van het gesubsidieerd onderwijs. Hoewel ook de internaten van het gemeenschapsonderwijs noden hebben, is deze prioritaire inspanning verantwoord gezien de achterstelling van internaten in het gesubsidieerd onderwijs die in het verleden is ontstaan. KOSTELOOS BASISONDERWIJS EN KOSTENBEHEERSING IN HET SECUNDAIR ONDERWIJS Basisscholen mogen voor het onderwijs dat gekoppeld is aan het bereiken van de eindtermen en ontwikkelingsdoelen geen kosten doorrekenen aan ouders. Vandaag zijn ze niet in staat om die engagementen na te komen. Daarom wordt het werkingsbudget voor het basisonderwijs vanaf 2007 fors verhoogd. Samen met de bijkomende werkingsmiddelen die de scholen zullen ontvangen in het nieuwe financieringssysteem, moeten basisscholen de decretale bepalingen over kosteloosheid in de toekomst kunnen naleven. Voor de kosten die de basisscholen toch nog kunnen doorrekenen, voeren we een dubbele maximumfactuur in. Meer bepaald een zeer scherpe maximumfactuur voor uitgaven die onder de brede noemer van ‘verlevendiging’ kunnen worden gevat en een maximumfactuur voor meerdaagse extramurosactiviteiten. De bestaande Commissie Zorgvuldig Bestuur zal overtredingen van de maximumfacturen behandelen. In eerste instantie zullen de regels rond kosteloosheid en maximumfacturen het resultaat zijn van een breed overleg tussen overheid, instellingen en ouders. Voor het secundair onderwijs willen we in overleg met het onderwijsveld komen tot afspraken over een reële kostenbeheersing en een beperking van de gemiddelde kost die wordt doorgerekend aan de ouders. De situatie in het secundair onderwijs verschilt immers van die in het basisonderwijs. De kosten die de scholen per studierichting doorrekenen, zijn erg verschillend. Zelfs in dezelfde studierichtingen zijn de kosten die worden doorgerekend zeer uiteenlopend. Tijdens het schooljaar 2006-2007 zullen we – voor de tweede maal – een premie geven aan jongeren die studierichtingen kiezen die leiden naar een knelpuntberoep. De premie van 235 euro wordt via de korting op de schoolrekening toegekend. De maatregel wordt uitgebreid naar leerlingen in het eerste leerjaar van de tweede graad hotel, restaurant en keuken en hulpkok. In het najaar van 2006 zullen we de effecten van die maatregel evalueren.
83
1.3
Stuk 1619 (2007-2008) – Nr. 1
Beleidsvoerend vermogen van scholen versterken
1.3.1
Verdere professionalisering van de schoolleiding
In de beleidsnota verwezen we naar de belangrijke rol van de schoolleiding in het beleidsvoerend vermogen van scholen. Een betere waardering van de schoolleiding is noodzakelijk en veronderstelt de maatregelen die bij het sluiten van cao VIII (zie verder) aan bod kwamen: • • •
een betere bezoldiging; de invoering van een mandaatsysteem; meer mogelijkheden voor verdere professionalisering.
EEN BETERE BEZOLDIGING Om bekwame directeurs aan te trekken en te behouden werd in cao VIII overeengekomen het verschil tussen het loon van een directeur en een leerkracht groter te maken. Voor directeurs uit het basisonderwijs wordt de loonsverhoging gedifferentieerd volgens de grootte van de school en de bestaande differentiatiemechanismen: • •
het onderscheid tussen directeurs met lesopdracht en directeurs zonder lesopdracht; het bestaande onderscheid in de salarisschalen in het basisonderwijs.
Vanaf 1 september 2007 zullen directeurs van middelgrote en grote basisscholen gemiddeld 7% loonsverhoging krijgen. Een directeur van een basisschool met minstens 350 leerlingen en een directeur van een middenschool in het secundair onderwijs zullen dan hetzelfde verdienen. Voor directeurs uit het secundair onderwijs zal de loonsverhoging rekening houden met het bestaande onderscheid tussen een directeur van een middenschool en van een school met drie graden van het secundair onderwijs. De loonsverhoging gaat uit van een gelijke en stabiele loonspanning tussen het loon van een directeur en het loon van de personeelsleden waaraan hij/zij leiding geeft. Directeurs van kleine basisscholen en de kleinere groep van directeurs in het secundair onderwijs die naast hun directeursopdracht nog een lesopdracht moeten vervullen, ontvangen extra uren, waardoor hun lesopdracht daalt met 4u/week. INVOERING VAN EEN MANDAATSYSTEEM Tijdens de cao-onderhandelingen konden we geen consensus bereiken over de invoering van een nieuw type van mandaatsysteem en de modaliteiten ervan. Omdat het mandaat een essentiële voorwaarde is om de professionalisering van de schoolleiding verder te ondersteunen, zullen we het invoeren op basis van de bestaande decreten rechtspositie. OPLEIDING EN NASCHOLING Cao VIII maakt middelen vrij voor meer opleiding en nascholing van directeurs. Voor opleidingen die leiden tot een certificaat of diploma, wordt een opleidingsfonds opgericht. Elke directeur kan daaruit gedurende zijn loopbaan 1.500 euro krijgen om de kosten van zo’n opleiding te dekken. Er wordt een voorrangsregeling voor het fonds uitgewerkt. Binnen het vastgestelde budget zullen directeurs eenmaal per jaar een aanvraag kunnen indienen. Nieuwe directeurs zullen voorrang krijgen.
Stuk 1619 (2007-2008) – Nr. 1
1.3.2
84
Verdere groei naar échte scholengemeenschappen
BASIS- EN SECUNDAIR ONDERWIJS De recent afgesloten cao versterkt de scholengemeenschappen door extra middelen uit te trekken voor diverse functies (zie verder), althans in het secundair onderwijs. In het basisonderwijs moeten de recent genomen maatregelen de tijd krijgen om de werking van de scholengemeenschappen te versterken. De cao-maatregelen voor het secundair onderwijs beogen vooral de versterking van de beleidskracht in de school én de scholengemeenschap. Die laatste kan aan de hand van een extra puntenenveloppe na onderhandelingen punten verdelen over de scholen en een deel van de punten voorafnemen voor een beleid van functie- en taakdifferentiatie in de scholengemeenschap. De scholengemeenschappen beschikken al over de mogelijkheid bepaalde bevoegdheden op te nemen. Ook de beleidsnota geeft een reeks items aan waarvoor de bevoegdheden geleidelijk naar de scholengemeenschappen kunnen worden overgeheveld. Het komende jaar nemen we na overleg maatregelen opdat bevoegdheden die beter op het niveau scholengemeenschap worden opgenomen daar ook effectief worden uitgeoefend. We zullen ook de cao-bepaling uitvoeren waarin vanaf 1 september 2009 diverse puntenenveloppes worden samengevoegd en herverdeeld over scholengemeenschap en scholen. DEELTIJDS KUNSTONDERWIJS Ook in het deeltijds kunstonderwijs (dko) willen we tegen het einde van de regeerperiode sterkere samenwerkingsverbanden mogelijk maken. In het voorjaar zullen we een discussienota voorleggen met krijtlijnen en voorwaarden voor samenwerkingsverbanden, want uitgebreide toetsing met vertegenwoordigers van het veld is noodzakelijk voor men aan de regelgeving begint. Bij het uittekenen van het nieuwe dko-landschap denken we aan de lokale samenwerking tussen academies voor muziek, woord en dans en beeldende kunst, aan samenwerking met kunsteducatieve centra, maar ook aan grotere regionale samenwerkingverbanden. Onder één dak brengen van verschillende studierichtingen biedt de kans om bestuurstaken te splitsen in een zakelijke en artistieke component, waardoor er meer ruimte komt voor het artistiek-pedagogisch beleid van elke studierichting. Het concept voor het nieuwe dko-landschap zal uitgaan van: • • • •
een voldoende groot, maar beheersbaar regionaal gebied; een divers onderwijsaanbod; voldoende zeggenschap voor het samenwerkingsverband; het huidige landschap met zijn verbanden tussen hoofdinstellingen en filialen.
De samenwerkingsverbanden zullen meer moeten zijn dan een kader voor nieuwe programmering. We zullen zorgen voor incentives die academies moeten aansporen om bepaalde taken gemeenschappelijk uit te voeren of onderlinge afspraken te maken over het onderwijsaanbod. Aansluitend op die samenwerkingsverbanden zal de regelgeving op de programmering worden herzien. Vanaf het schooljaar 2007-2008 zullen we eenmalig een aantal anomalieën in de invulling van het landschap wegwerken. Zo maken we een rationeel beheer van het landschap mogelijk en verlenen we tegelijk de instellingen meer autonomie. Inrichtende machten en instellingen krijgen in een aantal gevallen de kans om blinde vlekken op te vullen of een middelbare graad in hun filialen te programmeren.
85
Stuk 1619 (2007-2008) – Nr. 1
Ook voor het oprichten van kunstscholen wil ik concrete voorstellen aan de sector voorleggen. 1.4
Loopbanen van leraren
Recent sloot ik met de representatieve vakorganisaties COC, COV en VSOA cao VIII af die de loopbanen van leerkrachten aantrekkelijker moet maken. Die cao zal tot eind 2009 sociale vrede waarborgen en qua uitvoering lopen tot in 2011. Over de cao voor het hoger onderwijs werd een principieel akkoord bereikt. Cao VIII houdt rekening met de zware en steeds bredere opdracht waar schoolteams vandaag voor staan. Dat werd vertaald in vier doelstellingen die terug te vinden zijn in de vier luiken van de cao: • • • •
het verhogen van de koopkracht, met extra aandacht voor personeelsleden met lagere lonen; het investeren in de kwaliteit van de schoolorganisatie, de ontwikkeling van loopbanen, de inzetbaarheid van de personeelsleden en de eerlijke verdeling van het werk; de uitbreiding van de tewerkstelling en het verminderen van de werkdruk in samenhang met belangrijke nieuwe beleidsaccenten; het verder uitbouwen van de inspraak voor personeelsleden en hun vertegenwoordiging.
De hele catalogus aan maatregelen zal nu worden vertaald in wetgeving en toegepast. De maatregelen die in de cao werden afgesproken, realiseren verscheidene doelstellingen die in de beleidsnota en de beleidsbrief 2005-2006 werden geformuleerd. We zullen ze dan ook in elk van die doelstellingen aan bod brengen. 1.4.1
Lerarenopleiding en professionalisering
OPLEIDINGSBANEN INVOEREN De nieuwe lerarenopleiding bevat veel praktijkervaring. De student kan zijn stage ook werkend vervullen. Hij of zij moet dan een job in het onderwijs zoeken en wordt betaald als leerkrachtinopleiding (LIO) op het niveau van een leraar zonder pedagogisch bekwaamheidsbewijs. De leraar-inopleiding zal zowel door de school (mentor) als door het opleidingsinstituut intensief worden gevolgd en begeleid. Het is dus een echt leerwerktraject. ZIJ-INSTROOM STIMULEREN Op basis van het flexibiliseringsdecreet zullen zij-instromers in de lerarenopleiding vrijstellingen kunnen krijgen op basis van hun elders verworven competenties (EVC) en eerder verworven kwalificaties (EVK). Het statuut leerkracht-in-opleiding (LIO) maakt de lerarenopleiding ook aantrekkelijker voor zij-instromers. 1.4.2
Permanente professionalisering
MEER MIDDELEN VOOR NASCHOLING Cao VIII trekt voortaan nascholingsmiddelen uit voor de personeelsleden van het volwassenenonderwijs, het deeltijds kunstonderwijs en de CLB’s. Daarnaast zorgt hij voor extra investering in de nascholing van het onderhoudspersoneel. Het paritair comité van het gesubsidieerd vrij onderwijs beschikt over een vormingsfonds dat gespijsd wordt via werkgeversbijdragen. Voor de
Stuk 1619 (2007-2008) – Nr. 1
86
vorming van het onderhoudspersoneel in het gemeenschapsonderwijs worden nu ook middelen uitgetrokken. Vanaf het schooljaar 2007-2008 zullen we opnieuw middelen vrijmaken voor de nascholing op initiatief van de overheid. Zoals we hiervoor al vermeldden, willen we hierbij initiatieven van onderwijsvernieuwing en specifieke beleidsprioriteiten extra ondersteunen. In het schooljaar 20062007 zullen de thema’s worden bekendgemaakt en de projecten geselecteerd. De ondersteuning van het talenbeleid van de scholen zal daar zeker in worden opgenomen. VERVANGING VOOR BEDRIJFSSTAGES De proeftuin in de scholengemeenschappen van het secundair onderwijs moet uitwijzen of vervangingen voor leerkrachten, technisch adviseurs en coördinatoren die op bedrijfsstage gaan haalbaar zijn en stimulerend. Die proeftuin loopt nu het tweede schooljaar. Tijdens het derde jaar zal hij worden geëvalueerd en zullen beleidsconclusies geformuleerd moeten worden. Eventueel moet de proeftuin worden bijgestuurd en/of uitgebreid naar andere personeelsleden en/of andere onderwijsniveaus. 1.4.3
Arbeidsomstandigheden en loopbaanontwikkeling
KOOPKRACHT VERHOGEN Vanaf 2006 tot 2011 krijgen alle personeelsleden meer vakantiegeld. De personeelsleden met lagere lonen krijgen ook een belangrijke loonsverhoging. In cao VII was overeengekomen de lonen van het contractuele meesters-, vak- en dienstpersoneel (MVD-personeel) en het onderhoudspersoneel in het gemeenschaps- en het gesubsidieerd vrij onderwijs te vergelijken en waar nodig gelijk te schakelen. Met cao VIII wordt de laatste fase van dit engagement uitgevoerd. Het gesubsidieerd vrij onderwijs krijgt 3,720 miljoen euro om de lonen op hetzelfde niveau te brengen als dat van de lonen van de contractuele personeelsleden in het gemeenschapsonderwijs (de loon- en arbeidsvoorwaarden van het Paritair Comité 152). Personeelsleden die nu werken met contracten van 10 maanden zullen een contract van onbepaalde duur krijgen. Dit zal het geval zijn voor ongeveer 1 op de 5 personeelsleden van het gesubsidieerd vrij onderwijs en voor ongeveer de helft van het MVD-personeel van het gemeenschapsonderwijs. Hoe dit zal gebeuren, zal met de betrokken werkgevers worden besproken. De bijzondere competenties die nodig zijn bij zorg en remediëring en de kennis van de tweede taal in de Randgemeenten worden gehonoreerd met een bijwedde. TAAKDIFFERENTIATIE EN VERMINDERING WERKDRUK IN SAMENHANG MET NIEUWE BELEIDSACCENTEN Cao VIII biedt de scholen bijkomende mogelijkheden tot taakdifferentiatie. Voor het basisonderwijs worden er extra middelen voor de zorgcoördinatie uitgetrokken. Het secundair onderwijs krijgt bijkomende middelen voor taken en functies zoals graadcoördinator of groene leerkracht, waarvoor ze momenteel een beroep doen op uren voor bijzondere pedagogische taken (bpt-uren). De scholengemeenschap staat in de verdeling van de bijkomende middelen. Een bepaald percentage ervan kan besteed worden op het niveau van de scholengemeenschap, maar de meeste middelen moeten naar de scholen zelf gaan.
87
Stuk 1619 (2007-2008) – Nr. 1
Voor sommige middenkaderfuncties zoals de adjunct-directeur secundair onderwijs, de coördinator deeltijds beroepssecundair onderwijs en de technisch adviseur coördinator wordt een loonsverhoging gepland, die deze functies aantrekkelijker moet maken. Aan het buitengewoon secundair, het volwassenen- en deeltijds kunstonderwijs wordt ook meer ondersteuning toegekend. Er worden verder extra middelen uitgetrokken voor de omkadering van de internaten van het gesubsidieerd vrij onderwijs. Er komt ook een budget om de arbeidsomstandigheden van het meester- vak- en dienstpersoneel en het onderhoudspersoneel te verbeteren. In het onthaalonderwijs kunnen naast regenten (duurdere) licentiaten worden aangesteld. Secundaire scholen die niet tot een scholengemeenschap behoren, krijgen vanaf 1 september 2006 een extra bonus die overeenkomt met een verhoging van 1% van het volgens de huidige normen berekende pakket uren-leraar. Cao VIII voorziet ook in een uitbreiding van de werkgelegenheid, samenhangend met belangrijke nieuwe beleidsaccenten. KORTE VERVANGINGEN In uitvoering van cao VII werd het systeem van korte vervangingen projectmatig ingevoerd om de werkdruk van de leerkrachten te verminderen en het comfort van de leerlingen te verhogen. Scholengemeenschappen of groepen van scholen kunnen dit systeem volgens hun eigen noden en prioriteiten gebruiken. Nu het project voor het tweede schooljaar loopt, zal het worden geëvalueerd en waar nodig verbeterd. 1.4.4
Moderniseren van het personeelsbeleid en een vernieuwde rechtspositie
INZETBAARHEID VAN LEERKRACHTEN De inzetbaarheid van leerkrachten wordt overwegend centraal bepaald. Formele diploma’s bepalen de toegang tot het onderwijs en de onderwijsbevoegdheid, de opbouw van voorrangsrechten en de inzetbaarheid van benoemde leerkrachten in ambten, vakken en plaats van tewerkstelling. Recente ontwikkelingen stellen de strikte band tussen diploma’s en te onderwijzen vakken in vraag. Samen met de onderwijsverstrekkers en de onderwijsvakbonden zullen we de problemen onderzoeken die zich nu al voordoen en naar oplossingen zoeken. Vorig schooljaar werd het systeem van reaffectatie en wedertewerkstelling beperkt tot het niveau van de scholengemeenschap. Dit werkjaar zullen we de toepassing van deze maatregel permanent opvolgen. FUNCTIEBESCHRIJVINGEN EN EVALUATIE Cao VIII stelt de stapsgewijze invoering voorop van functiebeschrijvingen en evaluaties in het leerplichtonderwijs, het volwassenenonderwijs, de centra voor leerlingenbegeleiding en het deeltijds kunstonderwijs. De bestaande rechtspositieregelingen worden hiertoe aangepast. Zo willen we een billijke en eerlijke verdeling bereiken van alle taken en opdrachten in een school. Voor bepaalde taken en opdrachten komt er extra ondersteuning. Tijdens de evaluatiegesprekken zullen zowel de sterke als de te verbeteren punten in het functioneren van de personeelsleden aan bod komen. Wie slecht presteert zal een negatieve evaluatie krijgen. Twee opeenvolgende negatieve evaluaties, of drie negatieve evaluaties over de hele carrière, leiden tot ontslag.
Stuk 1619 (2007-2008) – Nr. 1
88
Er wordt een college van beroep opgericht, waar personeelsleden hoger beroep kunnen aantekenen tegen een negatieve evaluatie. Dat college zal bestaan uit drie kamers (voor respectievelijk het gemeenschapsonderwijs, het gesubsidieerd vrij en het gesubsidieerd officieel onderwijs). Het wordt paritair samengesteld(werknemers en werkgevers) en voorgezeten door een magistraat. Het college zal een uitspraak doen over negatieve evaluaties door na te gaan hoe de evaluatie gebeurde en door de redelijkheid van de sanctie te beoordelen. 2
Het onderwijsbeleid verbreden en verdiepen
2.2
Talentontwikkeling van alle jongeren
2.2.1
Een zorgzame school voor elk kind en elke jongere
VERHOGEN VAN DE DEELNAME AAN ONDERWIJS VAN ALLE KLEUTERS De introductie van kinderverzorgers en zorgcoördinatoren heeft de werkdruk in het kleuteronderwijs al kunnen verlichten. Toch blijven meer omkadering en ondersteuning nodig. Daarom zullen we de scholen en scholengemeenschappen verder stimuleren en ondersteunen om zoveel mogelijk kleuters aan te trekken en hun feitelijke aanwezigheid te bevorderen. Er komen ook gerichte acties zoals een efficiënte gegevensverzameling, uitbreiding zomerklassen, tweedelijnsondersteuning voor Nederlands als tweede taal, inschakelen van de CLB’s bij het sensibiliseren van ouders en de opvolging en begeleiding van kleuters die onregelmatig naar school komen. Hiervoor zal ondermeer ook worden samengewerkt met Kind en Gezin die vanuit hun preventie-opdracht acties zullen ondernemen om ouders nog sterker te motiveren hun kinderen in het kleuteronderwijs in te schrijven. Voor alle vijfjarige kleuters realiseren we op termijn en ten laatste op 1 september 2009 een verplichte inschrijving en aanwezigheid. Het juridische kader hiervoor, wordt de komende maanden verder uitgewerkt. EVALUATIE VAN HET DECREET OVER GELIJKE ONDERWIJSKANSEN De voorbije jaren werd het luik van het gelijkeonderwijskansendecreet (GOK) over het inschrijvingsrecht geëvalueerd en grondig bijgestuurd. Tijdens het schooljaar 2004-2005 heeft de onderwijsinspectie een evaluatie uitgevoerd in de scholen die gedurende drie schooljaren extra GOK-middelen kregen. Begin 2006 werden de resultaten daarvan bekendgemaakt (10). Op hetzelfde moment beschikten we ook over de resultaten van het onderzoek naar de beleidseffectiviteit van GOK-scholen (11). De conclusies uit beide evaluaties werden onder meer verwerkt in maatregelen om scholen te stimuleren een kwaliteitsbeleid voor al hun leerlingen uit te werken (zie verder). Ze worden ook meegenomen in de herziening van de financiering van het leerplichtonderwijs (zie boven). Dit werkjaar laten we de werking van de lokale overlegplatforms (LOP’s) evalueren. Dit zal in drie delen gebeuren: • • •
een jaarverslag met een beschrijving van de interne werking van elk LOP; een analyse van de evolutie van de leerlingenpopulaties van de scholen per werkingsgebied van het LOP; een kortlopend wetenschappelijk onderzoek naar de bijdrage van het LOP in de realisatie van gelijke onderwijskansen.
89
2.2.2
Stuk 1619 (2007-2008) – Nr. 1
Een krachtig en stimulerend talenbeleid
Het voorbije werkjaar hebben werkgroepen de huistaken uitgevoerd, die ik in mijn toespraak op het congres van de Europese Dag van de Talen in Vlaanderen meegaf. Ze resulteerden in de publicatie van een discussienota. Tegen 1 februari 2007 willen we met een definitieve talennota te komen, inbegrepen een uitvoeringsplan. Dan zullen we scholen ook de kans bieden projecten op te zetten rond talenbeleid. NEDERLANDS LEREN Onze scholen tellen heel wat leerlingen voor wie de thuistaal niet het Standaardnederlands is, zowel allochtone anderstalige leerlingen als autochtone leerlingen die een dialect of een tussentaal spreken. Onderwijs voor anderstalige nieuwkomers (OKAN) Uit het onderzoek naar de doorstroming van anderstalige nieuwkomers in het secundair onderwijs (2002-2005) bleek dat die niet rimpelloos verloopt. Daarom wordt het onthaalonderwijs voor anderstalige nieuwkomers vanaf 1 september 2006 aanzienlijk uitgebreid. Er komen meer kinderen in aanmerking en ze zullen ook nà het onthaaljaar begeleid kunnen worden. Dat zal gebeuren door een vervolgcoach, voor wie de scholengemeenschappen met onthaalonderwijs vanaf september 2006 extra lestijden krijgen. Via een proeftuin in Antwerpen willen we het effect nagaan van die vervolgtrajecten voor ex-OKAN’ers en van een onthaaljaar waarin onthaalonderwijs aan regulier onderwijs wordt gekoppeld. Verder zullen we ook bekijken hoe de formulering van ontwikkelingsdoelen het onthaalonderwijs kan verbeteren. Via onderzoek zullen we de uitvoering en de effecten opvolgen van de verschillen in OKANaanpak in het regulier onderwijs en in de proeftuinen. Het onderzoek zal niet alleen kengetallen verzamelen over de doorstroming van OKAN-leerlingen naar het regulier secundair onderwijs. Het zal ook diepgaand het uitvoeringsproces beschrijven, de stimulerende en belemmerende factoren en het effect op de schoolse taalvaardigheid van leerlingen. We willen nagaan welke aanpak de leerlingen beter voorbereidt om door te stromen naar het regulier secundair onderwijs. Als de proeftuinen effectief blijken te zijn, kunnen de methodieken op ruimere schaal taalachterstanden of schoolse achterstanden helpen wegwerken. Nederlands als schooltaal Er is een betere aanpak nodig van de taalvaardigheid Nederlands vanaf het kleuteronderwijs. Daartoe werden verschillende maatregelen uitgewerkt. Zo krijgt het kleuteronderwijs vlugger en meer lestijden op basis van het zomerklassensysteem. De eindtermen Nederlands van het basisen het secundair onderwijs worden herbekeken. Bij de basiscompetenties van leraren zal aan taal extra aandacht worden besteed. Want Nederlands speelt in álle schoolvakken een prominente rol. Vakleerkrachten beseffen echter te weinig dat ze bij het overbrengen van hun vak rekening moeten houden met de taalvaardigheid van hun leerlingen. Deze en andere aspecten van taalonderwijs en taalvaardigheid zullen worden geïntegreerd in de definitieve talennota die tegen februari 2007 wordt voorbereid (zie boven). Recht op onderwijs voor chronisch zieke kinderen (BAO en SO) De decretale basis is gelegd om het recht op onderwijs voor chronisch zieke kinderen in basis- en secundair onderwijs te operationaliseren. Een definitie van chronisch ziek kind werd uitgewerkt in samenspraak met RIZIV. Tijdens voorbije onderhandelingen heb ik mij geëngageerd om tijdelijk onderwijs aan huis (TOAH) voor deze kinderen te realiseren tegen 1 januari 2007.
Stuk 1619 (2007-2008) – Nr. 1
90
Het recht op onderwijs voor niet-chronisch zieke kinderen werd al eerder gerealiseerd. Tegen 1 januari 2007 zullen we het afstandscriterium dat een rol speelt voor tijdelijk onderwijs aan huis, zowel voor chronisch als niet-chronisch zieke kinderen herzien om meer kinderen hiervan te laten genieten. 2.2.4
Organisatie van een zorgcontinuüm
AANPAK VAN SPIJBELEN Op basis van de evaluatie van het spijbelbeleid werd een globaal actieplan opgesteld, aan het parlement voorgelegd en in hoorzittingen besproken. Op basis daarvan werd het plan bijgestuurd en in juli 2006 aan de Vlaamse Regering voorgelegd. Voor de uitvoering van dit plan werd een spijbelteam opgericht. Een stuurgroep zorgt voor de onderlinge afstemming van de verschillende deelacties. Ondertussen werden de eerste contacten gelegd met diverse instanties (justitie, politie, welzijn, Vlaamse Vereniging van Steden en Gemeenten, huisartsen, netten, PBD, LOP) om duidelijke afspraken te maken over maatregelen die tot hun bevoegdheid behoren en het leerrecht van elk kind moeten waarborgen. Intern worden met de CLB’s afspraken gemaakt over hun positie en de acties die zij hier rond zullen nemen. We starten acties op om moeilijk te bereiken doelgroepen te sensibiliseren. Om efficiënter samen te werken met externen zal de bestaande interne procedure voor de leerplichtcontrole worden versneld én verbeterd. We nemen daarvoor de volgende drie maatregelen. • • •
Alle leerlingen moeten verplicht ingeschreven zijn bij het begin van het schooljaar (3e schooldag in plaats van op 1 oktober). Vanaf schooljaar 2007-2008 zullen alle leerplichtige leerlingen gecontroleerd worden in plaats van slechts enkele leeftijdsgroepen. Het controleproces zal ook sneller gaan. Vanaf schooljaar 2008-2009 zullen er aangepaste sancties komen voor ouders die weigeren hun kinderen (op tijd) in te schrijven.
Om over betere gegevens voor de leerplichtcontrole te kunnen beschikken, zullen we afspraken maken met de Franstalige gemeenschap, de Rijksdienst voor kinderbijslag, Buitenlandse Zaken en Child Focus. Grote gemeenten zal gevraagd worden welke van hun diensten het best kunnen aangeschreven worden voor de leerplichtcontrole. In samenwerking met de VVSG zal het Agentschap voor Onderwijsdiensten de leerplichtwet toelichten aan de betrokken gemeenteambtenaren. Met het LOP zullen concrete afspraken worden gemaakt over de opvolging van de leerlingen die uitschrijven en niet meer inschrijven. In overleg met de inspectie wordt de controle op het huisonderwijs verscherpt. AANPAK VAN ANTISOCIAAL GEDRAG Op basis van de ervaringen met 4 pilootprojecten kreeg de methodiek van time-out vanaf dit schooljaar een meer structurele plaats in het Vlaamse onderwijs. Er is een onderscheid tussen lange en korte time-out. Bij een lange time-out worden leerlingen die zich heel problematisch gedragen of gedemotiveerd zijn gedurende drie tot zes weken uit de school gehaald en apart begeleid. Samen met de Vlaamse minister bevoegd voor welzijn werd voor deze vorm werd in 182 plaatsen voorzien. Daarnaast kunnen 645 leerlingen voortaan ook intensief worden begeleid op
91
Stuk 1619 (2007-2008) – Nr. 1
school met een korte time-out. We zullen stimuleren dat scholen met die korte time-out ook herstelgericht groepsoverleg (hergo) organiseren. Dit is een methodiek waarbij dader en slachtoffer van antisociaal gedrag met hun achterban naar oplossingen zoeken voor de gevolgen van dat gedrag. 2.2.6
Stimuleren van burgerschap
EDUCATIE VOOR BURGERZIN EN DUURZAME ONTWIKKELING Vorig jaar organiseerden we initiatieven rond burgerschap tijdens het Europees Jaar Burgerschap door Onderwijs en Vorming. Toen bleek dat leerkrachten en lerarenopleiders burgerschapsthema’s in de klas of op school moeilijk kunnen behandelen omdat er weinig concrete werkvormen en gestroomlijnde ondersteuning bestaan. We wachten de evaluatie van de vakoverschrijdende eindtermen af om verdere initiatieven te nemen. Het eindrapport van de “commissie ter invulling van de cursus maatschappelijke oriëntatie” in het kader van het beleid van mijn collega verantwoordelijk voor inburgering zal bij de invulling van burgerschapsthema’s een belangrijke input zijn. Intussen nemen we deel aan de voorbereidende werkzaamheden van de Europese Commissie die indicatoren opstelt om actief burgerschap en onderwijs en vorming over burgerschap in kaart te brengen. De Verenigde Naties riepen de periode 2005-2014 uit tot het Decennium van Educatie voor Duurzame Ontwikkeling. De United Nations Economic Commission for Europe (UNECE) roept nu alle lidstaten op om een strategie ter bevordering van educatie voor duurzame ontwikkeling uit te werken, aangepast aan de lokale context. Momenteel tekenen alle beleidsdomeinen, onder coördinatie van de diensten van de minister-president, een Vlaamse Strategie Educatie voor Duurzame Ontwikkeling uit. In het voorjaar van 2007 moet een concreet uitvoeringsplan voor Vlaanderen op tafel liggen. Om het Vlaamse onderwijs warm te maken voor het thema ‘duurzame ontwikkeling’ zullen we tijdens het schooljaar 2006-2007 een publicatie verspreiden met voorbeelden van goede praktijk. INVOEREN VAN EEN LEERLINGENSTATUUT Tegen december 2006 bereiden we een voorontwerpdecreet over het leerlingenstatuut voor. Hierin proberen we de rechten en plichten van de leerlingen te definiëren in relatie tot de rechten en plichten van de andere schoolactoren. Evaluaties, orde- en tuchtsancties en de mogelijke beroepsprocedures zullen daarbij aan bod komen. Bij de totstandkoming van het ontwerpdecreet zullen alle betrokken organisaties worden geconsulteerd. 2.3 2.3.1
Verbreden van de vorming op school Een ICT-beleidsplan
Voor het einde van 2006 willen we een beleidsplan aan de Vlaamse Regering voorleggen waarin de verschillende initiatieven en projecten rond ICT vanuit een duidelijke visie worden gebundeld. Dat beleid zal de nodige voorwaarden scheppen opdat iedereen de basiscompetenties voor ICT kan verwerven. BETERE ICT-VAARDIGHEDEN De basiscompetenties voor ICT werden geïntegreerd in de vakoverschrijdende eindtermen en ontwikkelingsdoelen voor het lager onderwijs en de eerste graad secundair onderwijs. De invoering ervan is gepland voor 1 september 2007. Vanuit het Strategisch Plan Geletterdheid kreeg de basiseducatie de opdracht elementaire ICT-vaardigheden bij te brengen aan laaggeletterde
Stuk 1619 (2007-2008) – Nr. 1
92
volwassenen. Het huidige modulaire opleidingsprofiel ICT in de basiseducatie kan die doelstellingen niet realiseren. Daarom zullen we tijdens het schooljaar 2006-2007 ICTbasiscompetenties voor de basiseducatie uitschrijven. INVESTEREN IN HARDWARE De meest recente gegevens over de aanwezige ICT-infrastructuur in de scholen betreffen het schooljaar 2002-200316, toen de scholen voor de laatste keer middelen kregen bij het PCKDproject. Uit die gegevens blijkt dat scholen over heel wat computers beschikken, maar dat die niet allemaal even geschikt zijn. Als we de ICT-vaardigheden willen verbeteren, is het nodig extra middelen voor hardware vrij te maken. Daarom willen we - via een eenmalige inhaaloperatie - de ICT-infrastructuur in het basis- en secundair onderwijs en in de basiseducatie verbeteren. Gezien de specifieke noden in het buitengewoon basis- en secundair onderwijs wordt een wegingsfactor ingebouwd ten voordele van deze onderwijsvormen. SOFTWAREBELEID VOOR SCHOLEN De keuze van aangepaste en kwaliteitsvolle software bekleedt een belangrijke plaats in het ICTbeleid van onderwijsinstellingen. De overheid wil scholen bij die keuze ondersteunen met een tweevoudig doel. In de eerste plaats moeten scholen een goed zicht hebben op het totale aanbod van software. Met de ontwikkeling van het internet is dat aanbod exponentieel gegroeid. Daarom hebben we raamovereenkomsten gesloten met commerciële aanbieders van software zoals Microsoft en IBM. We hebben ook campagnes opgezet om vrije software bij de scholen bekend te maken. Een groot – vaak ook kwaliteitsvol – aanbod aan vrije software wordt gratis en legaal verspreid via het internet. Lesgevers ontwikkelen zelf leerobjecten en wisselen die uit via portaalsites. Daarom ondersteunen we de leerkrachten om op internet het aanbod aan freeware en open source software te screenen, te documenteren en te koppelen aan eindtermen en ontwikkelingsdoelen. De campagne rond vrije software in het Vlaams onderwijs heeft de bekendheid ervan sterk doen toenemen. In november 2006 bezorgen we alle scholen en ICT-coördinatoren een cd-rom met educatieve vrije software. De programma’s op de cd-rom werden geselecteerd in samenwerking met een aantal scholen dat ze uitprobeerde en beoordeelde op hun educatieve waarde. De cd-rom wordt aangeboden in twee versies voor gebruik in respectievelijk Windows en Linux. In de tweede plaats verwachten we dat alle scholen zich in regel stellen met de geldende auteursrechterlijke bepalingen. Door de raamovereenkomst met Microsoft kunnen scholen Microsoftlicenties aan gunsttarieven aanschaffen. Auteursrechten spelen ook een rol bij het gebruiken van vrije software. Daaraan is immers een licentie toegekend die het vrij gebruik mogelijk maakt, maar de auteurs ervan toelaat hun rechten te laten gelden. Bij het uitwerken van het ICT-beleid in de scholen spelen de ICT-coördinatoren uiteraard een belangrijke rol. We zullen bijzondere aandacht besteden aan de rol van de ICT-coördinatoren bij het verder uitwerken van het ICT-beleid. VEILIG ICT-GEBRUIK Uit een onderzoek van het Vlaams Instituut voor Wetenschappelijk en Technologisch Aspectenonderzoek blijkt dat cyberpesten bij jongeren geen randfenomeen is. Naast cyberpesten is het van belang ook andere aspecten van veilig ICT-gebruik onder de aandacht te brengen. Daarom willen we in 2007 in samenwerking met alle relevante partners een nieuwe en geactualiseerde richtlijnenbundel over veilig ICT-gebruik aan de onderwijsinstellingen bezorgen.
93
2.3.2
Stuk 1619 (2007-2008) – Nr. 1
Op naar de ‘brede school’
In samenwerking met de Vlaamse ministers van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin en Cultuur, Jeugd en Sport wordt vorm gegeven aan het concept Brede School. In juni 2006 werden proefprojecten rond brede school geselecteerd, die in september kunnen starten. De stuurgroep “brede school”, die belast is met het opvolgen van de proefprojecten, komt regelmatig samen met betrekking tot de voortgang van deze projecten. In het najaar volgt een rondetafel waar een visietekst zal worden besproken en de proefprojecten zullen worden voorgesteld. 2.3.3
Onderwijs en sport
Voor de omvorming van de Stichting Vlaamse Schoolsport en de Vlaamse Studentensportfederatie tot Vlaams Centrum voor Onderwijsgebonden sport (VCOS) werd een nieuw decreet ontworpen, in overleg met de onderwijskoepels, sportfederaties en belanghebbende overheden. De bedoeling is om dit samen met de uitvoeringsbesluiten in werking te laten treden op 1 januari 2007. Daarmee wordt de schoolsport van alle niveaus gebundeld en onderling afgestemd en de jongerensport aangemoedigd. 2.3.4
Topsport en onderwijs
Het Vlaamse topsportactieplan heeft aanbevelingen gedaan om het topsportonderwijs te versterken. De nodige financiële middelen worden vrijgemaakt om vanaf het schooljaar 2007-2008 in elke secundaire topsportschool een organieke leraarsbetrekking in te vullen als topsportcoördinator. Die zal instaan voor de afstemming tussen het onderwijs en de deelnemende sportfederaties, onder andere voor het gebruik van infrastructuur, transport, internaatopvang, planning van bij- en inhaallessen, stages. 2.3.5
Gezonde scholen
Op 27 januari 2006 ondertekenden de ministers bevoegd voor Onderwijs, Welzijn en Gezondheid, Jeugd en Sport en Landbouwbeleid en Zeevisserij een intentieverklaring om gezamenlijk bij te dragen tot de gezondheidsbevordering in het lager en secundair onderwijs. Sindsdien was er regelmatig overleg om de intentieverklaring uit te voeren. In oktober 2006 nemen we deel aan de geplande gezondheidsconferentie over tabak, alcohol en drugs. De gezondheidscoördinator die sinds 1 januari 2006 op de VLOR werkzaam is, werkte samen met de leden van de commissie gezondheidsbevordering het strategisch en operationeel plan ‘Op uw gezondheid’ uit. Als eerste concrete actie werden de scholen opgeroepen om tegen 27 oktober 2006 goedepraktijkvoorbeelden van werken aan gezondheidsbevordering bekend te maken. Deze voorbeelden moeten andere scholen inspireren in het opzetten van een duurzaam gezondheidsbeleid. In november 2006 zullen 100 gezonde scholen worden geselecteerd die een subsidie van 1000 euro krijgen. Tegen het voorjaar van 2007 komt er een website rond actieve gezonde scholen. 2.3.6
Onderwijs en cultuur
We zullen dit schooljaar de samenwerking tussen de beleidsdomeinen onderwijs en cultuur verder intensiveren via studiedagen, projecten en gezamenlijk onderzoek. In het najaar van 2006 werken Vlaanderen en Nederland gezamenlijk mee aan een onderzoek naar kunst- en cultuureducatie in het onderwijs. De criteria die in een internationale Unescostudie naar effectieve kunsteducatie naar voren zijn geschoven, zullen hierbij het kader vormen. Een
Stuk 1619 (2007-2008) – Nr. 1
94
onderzoek naar de financiële ondersteuningsmogelijkheden voor schoolprojecten zal de basis zijn voor de evaluatie en kwaliteitsvolle afstemming van de bestaande financiële ondersteuning. Bovendien zal de Canon Cultuurcel dit jaar extra aandacht besteden aan leerlingen die van huis uit niet of nauwelijks met kunst en cultuur in aanraking komen. Hiervoor worden een aantal pilootprojecten opgezet in samenwerking met het onderwijsveld en de culturele sector. 2.6 2.6.1
Brussel, de Vlaamse Rand en taalgrensgemeenten Brussel
In september 2005 werd voor het secundair onderwijs in Brussel een netoverstijgende ondersteuningsstructuur (Broso) opgericht. Samen met de betrokken netten en de Vlaamse Gemeenschapscommissie zal deze ondersteuningsstructuur vanaf dit schooljaar de scholen van het secundair onderwijs ondersteunen om betere resultaten met hun leerlingen neer te zetten. De Vlaamse Regering stelt hiervoor een deel van het werkingsbudget en vijf personeelsleden ter beschikking. Het steunpunt GOK zal het experiment vraaggestuurde begeleiding van het basisonderwijs van de vzw Voorrangsbeleid Brussel tijdens het najaar evalueren. Op grond daarvan zullen we de afspraken met de vzw Voorrangsbeleid Brussel zonodig bijstellen. Er bestaat in Brussel vrijwel geen Nederlandstalig technisch en beroepssecundair onderwijs. Heel wat nijverheidstechnische richtingen worden nergens aangeboden. Schoolbesturen die een nijverheidstechnische richting willen starten, zullen in het startjaar op een financiële ondersteuning kunnen rekenen. De Vlaamse Regering zal de inspanningen terzake zoveel mogelijk afstemmen met het werkgelegenheidsbeleid van de Brusselse regering. De resolutie van 26 november 2003 over het Nederlandstalig onderwijs in Brussel blijft een belangrijke leidraad bij de verdere uitwerking van een onderwijsbeleid in de hoofdstad. Controle op de naleving van de leerplicht – inbegrepen regelmatig schoolbezoek – kan in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest alleen maar als de beide gemeenschappen samenwerken. De Vlaamse Regering zal dan ook trachten met de Franse Gemeenschap een gemeenschappelijke aanpak af te spreken. Onder meer als gevolg van het nieuwe financieringsysteem voor het hoger onderwijs is het landschap van het hoger onderwijs in Brussel in volle beweging. Deze ontwikkelingen kunnen leiden tot een meer rationele, maar tegelijk ook krachtigere organisatie van het Vlaams hoger onderwijs in onze hoofdstad. We volgen deze ontwikkelingen op de voet en zullen erover waken dat bestaande en nieuwe instellingen en structuren in Brussel met de nodige slagkracht kunnen opereren, zowel binnen hun associatie als over de associaties in Brussel heen. 2.6.2
Vlaamse Rand en taalgrensgemeenten
Om het taalvaardigheidsonderwijs te ondersteunen, is sinds 1 september 2006 een nieuw organiek stelsel van toepassing op zowel de Nederlandstalige basisscholen in de rand- en taalgrensgemeenten en in de 13 gemeenten van de brede Vlaamse Rand rond Brussel. Het aantal aanvullende lestijden wordt berekend op basis van het aantal anderstaligen per school. Samen met de pedagogische begeleidingsdiensten wordt een ondersteuningsproject taalvaardigheid in de basisscholen in de betrokken gemeenten opgezet. De bemiddelingscommissie voor het CLB heeft Franstalige basisscholen in de rand uitgenodigd een overeenkomst te sluiten met een Nederlandstalig CLB voor het verplichte deel uit het CLB-
95
Stuk 1619 (2007-2008) – Nr. 1
decreet. Op basis van de beslissing van de betrokken inrichtende machten zal de Vlaamse Regering nagaan welke maatregelen zich in dit verband opdringen. Dit schooljaar kregen 7 van de 8 Franstalige basisscholen zorguren tegenover slechts 3 van de 8 het vorige schooljaar. Geen enkele van de faciliteitenscholen vraagt GOK-lestijden. De voorwaarde om die te krijgen is immers dat ze de kwaliteitsbewaking door de Vlaamse onderwijsinspectie aanvaarden. Over de toepassing van het territorialiteitsbeginsel in het onderwijs hadden we een gesprek met mevrouw Arena, bevoegd voor het leerplichtonderwijs in de Franse Gemeenschap. Tijdens dat gesprek kwam de inventaris aan bod die een overzicht geeft van alle initiatieven aan weerszijden van de taalgrens die mogelijk een bevoegdheidsoverschrijding inhouden. De gesprekken tussen beide gemeenschappen over de inventaris worden verder gezet. We zullen het initiatief nemen om de onderwijstaalexamens en de bestuurstaalexamens onderling coherent te maken, in overeenstemming met de rechtspraak van het Arbitragehof. 3 3.3
Uitvoering van moties en resoluties van het Vlaams Parlement Tekort praktijkleraars technisch secundair en beroepssecundair onderwijs
De problematiek van de leraars praktische vakken (PV), vooral dan het meer in aanmerking nemen van nuttige ervaring, werd aangekaart in de werkgroep loopbaan tijdens de afgelopen caobesprekingen. Dit was trouwens het geval voor het volledige thema van de zij-instromers. Uit deze besprekingen met zowel de representatieve vakorganisaties als het Gemeenschapsonderwijs en de koepels van inrichtende machten kwam nogmaals naar voor dat er een groot bijkomend budget nodig zal zijn als we nuttige ervaring van meer diensten en meerdere personeelscategorieën willen honoreren. Binnen de voor de cao bepaalde budgettaire ruimte opteerden onze gesprekspartners niet voor een veralgemeende uitbreiding. Als we zeer selectief te werk zouden gaan (bv. enkel naar duidelijke onderwijsgerelateerde diensten) zou dit budget misschien in de hand gehouden kunnen worden. Een selectie van bepaalde groepen is echter zeer moeilijk en zal hoe dan ook vragen van andere groepen oproepen. Bovendien zullen dan niet alleen de nieuw aan te werven zij-instromers, maar ook de personeelsleden die vandaag in dienst zijn, vroegere diensten uit de privé-sector te gelde kunnen maken. Aangezien cao VIII geen bepaling over zij-instromers bevat, moeten we creatief andere denkpistes verkennen.
Stuk 1619 (2007-2008) – Nr. 1
96
97
Stuk 1619 (2007-2008) – Nr. 1
Bijlage 2
AGENTSCHAP VOOR ONDERWIJSDIENSTEN
DETAILFICHES INDICATOREN
Stuk 1619 (2007-2008) – Nr. 1
98
Detailfiche Indicator:
Aantal tijdige uitbetalingen van toelagen Aantal correcte uitbetalingen van toelagen
Gegevens: Nummer indicator Beschrijving indicator
Definitie van begrippen
1.1.1. en 1.1.2. De uitbetaling van de toelagen gebeurt correct en tijdig De uitbetaling van de toelagen gebeurt op de vastgestelde data en conform de regelgeving Het agentschap zorgt er via een tijdige en correcte toekenning van omkadering en
Link met SD
werkingsmiddelen voor dat de scholen permanent beschikken over de nodige middelen om kwaliteitsvol onderwijs te verstrekken
Link met instrument(en) Bron gegevens / manier van meten Berekeningswijze score
Toelagen uitbetalen Elektronisch schooldossier en eigen controlebestanden (T/N)*100 Teller
Teller / noemer (indien breuk) noemer Opgelegde norm Periodiciteit van de meting / invoer
Limietdatum gegevens
Verantwoordelijke rapportering (extern)
Verantwoordelijke rapportering (intern)
Aantal uitbetalingen die tijdig en correct zijn gebeurd Aantal uitbetalingen die tijdig en correct moeten worden gemaakt
Zie beschrijving Op de vastgestelde data (zesmaandelijks/jaarlijks) 5de werkdag maand X+1 volgend op betreffende periode Verantwoordelijke A2 (SO-DKO) Verantwoordelijke A2 (BaO-CLB) Verantwoordelijke A1 (SO-DKO) Verantwoordelijke A1 (BaO-CLB)
99
Stuk 1619 (2007-2008) – Nr. 1
Beschrijving parameter: opgelegde norm. -
tijdigheid van de uitbetaling m.b.t. : werkingstoelage, ICT-toelage, nascholingstoelage, integratietoelage, gewone en bijzondere internaatstoelage, toelage voor anderstalige nieuwkomers, kosten voor kinderen zonder vaste verblijfplaats: Het agentschap berekent, volgens de reglementaire bepalingen, tijdig de verschillende toelagen om ze in betaling te kunnen stellen uiterlijk op de decretaal vastgestelde betaaldata. Het agentschap engageert zich expliciet tot de behandelingstermijnen omschreven in de doelstellingsparameters voor zover het interne doorlooptijden betreft. Dit impliceert dat de periodes binnen de procedure van dossierbehandeling waarop het agentschap geen vat heeft, niet worden beschouwd als een behandelingstermijn van het agentschap. In deze procedure behoren de terbeschikkingstelling van de nodige kredieten en de activiteiten van de schoolsoftwareleveranciers, scholen, outsourcer, IVA Centrale Accounting, Rekenhof en Dexia niet tot de interne doorlooptijden van AgODi, maar vormen wel de randvoorwaarden. De volgende normen zijn van toepassing: Het agentschap streeft naar een tijdige uitbetaling van de verschillende toelagen. Het agentschap garandeert dit voor, op jaarbasis, gemiddeld 98% van de volledige, correcte en tijdige dossiers, die bij het Agentschap voor Onderwijsdiensten zijn geregistreerd. Het agentschap streeft ernaar om de ontbrekende dossiers binnen de maand na kennisname uit te betalen. In uitzonderlijke omstandigheden kan deze norm in onderling overleg worden verlaagd bij grondige en/of laattijdige wijzigingen in de regelgeving. Deze norm zal in de loop van 2008 worden geëvalueerd en eventueel geconsolideerd. Het agentschap rapporteert periodiek over de stand van zaken van deze indicator.
-
correctheid van de uitbetaling m.b.t. : werkingstoelage, ICT-toelage, nascholingstoelage, integratietoelage, gewone en bijzondere internaatstoelage, toelage voor anderstalige nieuwkomers, kosten voor kinderen zonder vaste verblijfplaats: M.b.t. deze kernopdracht worden expliciet kwalitatieve doelstellingen gedefinieerd in het kader van de jaarlijkse voortgangsrapportering en klantentevredenheidsmeting. Deze klantentevredenheidsmeting wordt voorzien tijdens de eerste helft van 2008. De resultaten ervan zullen worden besproken in het najaar 2008. Eventuele verbeterpunten zullen worden geïmplementeerd medio 2009. Het agentschap engageert zich om de kwaliteit van de afhandeling van de dossiers te meten op basis van een steekproef en methodiek van interne controle die wordt opgesteld in overleg met IAVA en/of het Rekenhof.
Stuk 1619 (2007-2008) – Nr. 1
100
Detailfiche Aantal scholen die de berekening van de omkadering tijdig ontvangen Indicatoren: Aantal scholen die een correcte berekening van de omkadering ontvangen
Gegevens: Nummer indicator
1.3.1. en 1.3.2.
Beschrijving indicator
Tijdig en correct meedelen van de omkadering De mededeling van de omkadering gebeurt ten
Definitie van begrippen
laatste op de vastgestelde limietdata en conform de regelgeving Het agentschap zorgt er via een tijdige en correcte toekenning van omkadering en
Link met SD
werkingsmiddelen voor dat de scholen permanent beschikken over de nodige middelen om kwaliteitsvol onderwijs te verstrekken
Link met instrument(en) Bron gegevens / manier van meten Berekeningswijze score
Omkadering meedelen Elektronisch schooldossier en eigen controlebestanden (T/N)*100 Aantal scholen/centra naar wie Teller
tijdig een correcte berekening van hun omkadering is verstuurd Aantal scholen/centra die tijdig een
noemer
correcte berekening van hun omkadering moeten ontvangen
Opgelegde norm
Zie beschrijving
Periodiciteit van de meting / invoer
Bij elke mededeling van omkadering
Limietdatum gegevens
Verantwoordelijke rapportering (extern)
5de werkdag maand X+1 volgend op betreffende periode Verantwoordelijke A2 (SO-DKO) Verantwoordelijke A2 (BaO-CLB) Verantwoordelijke A1 (SO-DKO) (gewoon
Verantwoordelijke rapportering (intern)
onderwijs Verantwoordelijke A1 (SO-DKO) (buitengewoon onderwijs)
101
Stuk 1619 (2007-2008) – Nr. 1
Verantwoordelijke A1 (BaO-CLB) (gewoon onderwijs) Verantwoordelijke A1 (BaO) (buitengewoon onderwijs)
Beschrijving parameter: opgelegde norm. -
tijdigheid van de berekening: Het agentschap berekent de omkadering en deelt deze uiterlijk voor het einde van het schooljaar mee aan de scholen. Het agentschap engageert zich expliciet tot de behandelingstermijnen omschreven in de doelstellingsparameters voor zover het interne doorlooptijden betreft. Dit impliceert dat de periodes binnen de procedure van dossierbehandeling waarop het agentschap geen vat heeft, niet worden beschouwd als een behandelingstermijn van het agentschap. In deze procedure behoren de activiteiten van de schoolsoftwareleveranciers, scholen, en outsourcer niet tot de interne doorlooptijden van AgODi, maar zij vormen wel de randvoorwaarden De volgende normen zijn van toepassing: Het agentschap streeft naar een tijdige berekening van de verschillende omkaderingen. Het agentschap garandeert dat gemiddeld 98% van de volledige, correcte en tijdige dossiers, die bij het Agentschap voor Onderwijsdiensten zijn geregistreerd, uiterlijk op 15 juni worden verwerkt. Op het einde van het schooljaar zullen in ieder geval alle omkaderingsberekeningen aan de scholen/centra zijn meegedeeld, met uitzondering van die scholen/centra die 1 oktober als teldatum hebben. In uitzonderlijke omstandigheden kan deze norm in onderling overleg worden verlaagd bij grondige en/of laattijdige wijzigingen in de regelgeving. Deze norm zal in de loop van 2008 worden geëvalueerd en eventueel geconsolideerd. Het agentschap rapporteert periodiek over de stand van zaken van deze indicator.
-
correctheid van de berekening: M.b.t. deze kernopdracht worden expliciet kwalitatieve doelstellingen gedefinieerd in het kader van de jaarlijkse voortgangsrapportering en klantentevredenheidsmeting. Deze klantentevredenheidsmeting wordt voorzien tijdens de eerste helft van 2008. De resultaten ervan zullen worden besproken in het najaar 2008. Eventuele verbeterpunten zullen worden geïmplementeerd medio 2009. Het agentschap engageert zich om de kwaliteit van de afhandeling van de dossiers te meten op basis van een steekproef en methodiek van interne controle die wordt opgesteld in overleg met IAVA en/of het Rekenhof.
102
Stuk 1619 (2007-2008) – Nr. 1
Detailfiche Aantal tijdig afgehandelde eindeloopbaandossiers en dossiers m.b.t. Indicator:
vaste benoeming, arbeidsongevallen, detacheringen, administratieve loopbaan: verlofstelsels,…
Gegevens: Nummer indicator
2.1.1. De eindeloopbaandossiers en dossiers m.b.t.
Beschrijving indicator
vaste benoeming, arbeidsongevallen en detacheringen van het personeel worden tijdig afgehandeld De eindeloopbaandossiers en de dossiers m.b.t. vaste benoeming, arbeidsongevallen en
Definitie van begrippen
detacheringen die tijdig en correct werden ingediend, worden binnen de opgelegde termijnen afgewerkt Het agentschap draagt via een tijdige en correcte salarisverwerking, het efficiënt beheren van personeelsdossiers, een correcte
Link met SD
toepassing van de wetgeving en de sectorale akkoorden, bij tot een algemene tevredenheid bij de personeelsleden in het onderwijs zodat deze zich kunnen toeleggen op hun kerntaken
Link met instrument(en)
Personeelsdossiers beheren Databank TBS + codering Elektronisch
Bron gegevens / manier van meten
Personeelsdossier, databank pensioenen, Elektronisch Personeelsdossier, Robin & Marianne
Berekeningswijze score
T/N*100 Teller
Teller / noemer (indien breuk) noemer
Aantal tijdig afgewerkte dossiers Totaal aantal dossiers die afgewerkt moeten zijn
Opgelegde norm
Zie beschrijving
Periodiciteit van de meting / invoer
Op de vastgestelde tijdstippen
Limietdatum gegevens Verantwoordelijke rapportering (extern)
Vijfde werkdag van de maand volgend op de vastgestelde tijdstippen (X + 1) A2L (SO-DKO)
103
Stuk 1619 (2007-2008) – Nr. 1
Verantwoordelijke A2 (BaO-CLB) Verantwoordelijke rapportering (intern)
Verantwoordelijke A1 (SO-DKO) Verantwoordelijke A1 (BaO-CLB)
Beschrijving parameter: opgelegde norm. -
tijdigheid van afhandeling van dossiers: Het agentschap engageert zich expliciet tot de behandelingstermijnen omschreven in de doelstellingsparameters voor zover het interne doorlooptijden betreft. Dit impliceert dat de periodes binnen de procedure van dossierbehandeling waarop het agentschap geen vat heeft, niet worden beschouwd als een behandelingstermijn van het agentschap. De doelstellingsparameters zullen monitoringssysteem dit toelaat.
worden
gemeten
van
zodra
het
De volgende normen zijn van toepassing: Doelstellingsparameter eindeloopbaandossiers 1. Aantal pensioenaanvragen De aanvraagdossiers pensioenen die minimum 6 maanden voor de effectieve ingangsdatum van het pensioen volledig en correct worden ingediend, worden uiterlijk 3 maanden voor de effectieve ingangsdatum van het pensioen overgemaakt aan de Pensioendienst voor de Overheidssector (PDOS). AgODi engageert zich om de huidige norm van dienstverlening te handhaven en streeft naar een tijdige afhandeling. Nulmeting januari 2008: een berekening zal worden gemaakt door het meten van de behandeltijd in kalenderdagen voor alle dossiers van 2007. 2. Aantal dossiers TBS58+ / TBS56+ en Bonus De aanvraagdossiers TBS58+ / TBS56+ en Bonus die op basis van artikel 9 van het besluit van de Vlaamse regering van 11 februari 2000 uiterlijk drie maanden voor de effectieve ingangsdatum volledig en correct werden ingediend, worden voor de effectieve ingangsdatum van dit stelsel afgehandeld (kennisgeving aan het betrokken personeelslid, vaststelling van het uit te keren wachtgeld). AgODi engageert zich om de huidige norm van dienstverlening te handhaven en streeft naar een tijdige afhandeling. Nulmeting januari 2008: een berekening zal worden gemaakt door het meten van de behandeltijd in kalenderdagen voor alle dossiers van 2007.
Stuk 1619 (2007-2008) – Nr. 1
104
Doelstellingsparameter vaste benoeming De dossiers vaste benoeming voor personeelsleden met recht op een uitgestelde bezoldiging, waarvoor uiterlijk op 31 maart van elk schooljaar een volledige en correcte zending via EDISON3 bij het Agentschap voor Onderwijsdiensten wordt geregistreerd, worden vóór de verwerkingsdatum van mei van datzelfde schooljaar afgewerkt. De volledige en correcte zendingen die in de periode van 45 dagen na 31 maart van elk schooljaar via EDISON (zie voetnoot 3) bij het Agentschap voor Onderwijsdiensten worden geregistreerd, worden vóór de verwerkingsdatum van augustus van datzelfde schooljaar afgewerkt. AgODi engageert zich om de huidige norm van dienstverlening te handhaven en streeft naar een tijdige afhandeling. Nulmeting januari 2008: een berekening zal worden gemaakt door het meten van de behandeltijd in kalenderdagen voor alle dossiers van 2007. Doelstellingsparameter arbeidsongevallen De juridische erkenning van alle arbeidsongevallen waarvan aangifte wordt gedaan, vindt voor 80% van alle aangiften plaats binnen een termijn van 30 werkdagen na de aangifte. Voor alle aangiften waarvan het dossier volledig is, of waarvan het dossier onvolledig is binnen de wil van het slachtoffer4, wordt de juridische beslissing genomen binnen een termijn van 90 werkdagen na de aangifte. Doelstellingsparameter detacheringen De volledig en correct ingevulde detacheringaanvragen worden verwerkt binnen de 45 kalenderdagen na ontvangst in het agentschap. Uiterlijk op de laatste dag van deze termijn wordt een ontwerp van ministerieel besluit aan de Vlaamse minister bevoegd voor onderwijs, voorgelegd. AgODi engageert zich om de huidige norm van dienstverlening te handhaven en streeft naar een tijdige afhandeling. In 2008 zal de gemiddelde doorlooptijd van alle volledig en correct ingevulde detacheringaanvragen gemeten worden. De resultaten van deze meting worden beschouwd als nulmeting.
3 4
Elektronisch Doorgeven van Informatie tussen Scholen en ONderwijs
Voor een onvolledig dossier wordt het slachtoffer driemaal aangeschreven met het verzoek het dossier te vervolledigen.
105
Stuk 1619 (2007-2008) – Nr. 1
Detailfiche Aantal correct afgehandelde eindeloopbaandossiers en dossiers m.b.t. Indicator:
vaste benoeming, arbeidsongevallen, detacheringen, administratieve loopbaan: verlofstelsels,…
Gegevens: Nummer indicator
2.1.2. De eindeloopbaandossiers en dossiers m.b.t.
Beschrijving indicator
vaste benoeming, arbeidsongevallen en detacheringen van het personeel worden correct afgehandeld De eindeloopbaandossiers en de dossiers m.b.t. vaste benoeming, arbeidsongevallen,
Definitie van begrippen
buitendienstongevallen en detacheringen die tijdig, correct en volledig werden ingediend, worden correct binnen de opgelegde termijnen afgehandeld Het agentschap draagt via een tijdige en correcte salarisverwerking, het efficiënt beheren van personeelsdossiers, een correcte
Link met SD
toepassing van de wetgeving en de sectorale akkoorden, bij tot een algemene tevredenheid bij de personeelsleden in het onderwijs zodat deze zich kunnen toeleggen op hun kerntaken
Link met instrument(en)
Personeelsdossiers beheren Databank TBS + codering Elektronisch Personeelsdossier, databank pensioenen,
Bron gegevens / manier van meten
Elektronisch Personeelsdossier, Robin & Marian Het meten gebeurt op basis van een steekproef die opgesteld wordt in overleg met IAVA en/of het Rekenhof.
Berekeningswijze score
T/N*100 Teller
Teller / noemer (indien breuk) noemer
Aantal correct afgewerkte dossiers Totaal aantal dossiers die correct afgewerkt moeten zijn
Opgelegde norm
Zie beschrijving
Periodiciteit van de meting / invoer
Op de vastgestelde tijdstippen
Stuk 1619 (2007-2008) – Nr. 1
106
Vijfde werkdag van de maand volgend op de
Limietdatum gegevens
vastgestelde tijdstippen (X + 1)
Verantwoordelijke rapportering (extern)
Verantwoordelijke rapportering (intern)
A2L (SO-DKO) Verantwoordelijke A2 (BaO-CLB) Verantwoordelijke A1 (SO-DKO) Verantwoordelijke A1 (BaO-CLB)
Beschrijving parameter: opgelegde norm. -
correctheid van afhandeling van dossiers: M.b.t. deze kernopdracht worden expliciet kwalitatieve doelstellingen gedefinieerd in het kader van de semesteriele voortgangsrapportering en klantentevredenheidsmeting. Deze klantentevredenheidsmeting wordt voorzien tijdens de eerste helft van 2008. De resultaten ervan zullen worden besproken in het najaar 2008. Eventuele verbeterpunten zullen worden geïmplementeerd medio 2009. Het agentschap engageert zich om de kwaliteit van de afhandeling van de dossiers te meten op basis van een steekproef en methodiek van interne controle die wordt opgesteld in overleg met IAVA en/of het Rekenhof. De volgende normen zijn van toepassing: Het agentschap streeft naar een correcte afhandeling van de dossiers. AgODi engageert zich om de huidige norm van dienstverlening te handhaven. Doelstellingsparameter eindeloopbaandossiers 1. Aantal correct afgehandelde pensioenaanvragen De PDOS krijgt van AgODi een correct afgehandeld pensioendossier toegestuurd. Een dossier is correct als: • De loopbaanfiche correct is • Alle relevante documenten aanwezig zijn • De salarisopgave van de laatste 5 jaren correct is Tijdens het eerste jaar van deze beheersovereenkomst zal een nulmeting worden uitgevoerd. Nulmeting 2008: • het percentage foutieve loopbaanfiches dat door de PDOS wordt vastgesteld • het percentage dossiers waarin de noodzakelijke documenten ontbreken, vastgesteld door de PDOS • salarisopgave van de laatste 5 jaar: er wordt een steekproef genomen 2. Aantal correct afgehandelde dossiers TBS58+ / TBS56+ en Bonus De aanvraagdossiers TBS58+ / TBS56+ en Bonus die op basis van artikel 9 van het besluit van de Vlaamse regering van 11 februari 2000 uiterlijk drie maanden voor de effectieve ingangsdatum volledig en correct werden ingediend, worden
107
Stuk 1619 (2007-2008) – Nr. 1
voor de effectieve ingangsdatum van dit stelsel correct afgehandeld. Een dossier is correct als het personeelslid het juiste wachtgeld krijgt uitbetaald. Het Rekenhof stelde, naar aanleiding van een door haar georganiseerde steekproef, vast dat 97, 5% van alle personeelsdossiers een correct wachtgeld vertoonde. AgODi engageert zich om de huidige norm van dienstverlening te handhaven. Het eerste jaar van deze beheersovereenkomst geldt als een jaar van consolidatie van de huidige norm. Nulmeting 2008: er wordt een steekproef genomen Doelstellingsparameter vaste benoeming Een aanvraag tot vaste benoeming is correct afgehandeld als: • Het personeelslid en de betrekking aan alle voorwaarden voldoen • Het personeelslid het salaris van een vastbenoemde krijgt • De omkadering in orde is AgODi engageert zich om de huidige norm van dienstverlening te handhaven. Tijdens het eerste jaar van deze beheersovereenkomst zal een nulmeting worden uitgevoerd. Nulmeting 2008: • het aantal dossiers waarin hetzij het personeelslid hetzij de betrekking niet aan alle reglementaire voorwaarden voldoen: er wordt een steekproef genomen • het aantal dossiers waarbij het personeelslid niet het correcte salaris van een vastbenoemd personeelslid krijgt: er wordt een steekproef genomen Doelstellingsparameter arbeidsongevallen en rentedossiers In algemene termen kan worden gesteld dat het agentschap er naar streeft de arbeidsongevallen af te handelen volgens de reglementaire bepalingen. Om na te gaan of deze doelstelling wordt bereikt wordt een externe controle uitgevoerd betreffende: - de correctheid van de rentedossiers die wordt gecontroleerd door de administratie van pensioenen; - de gegrondheid van negatieve juridische beslissingen betreffende de erkenning van een arbeidsongeval, die zal worden gecontroleerd door het Fonds voor Arbeidsongevallen5. Doelstellingsparameter detacheringen Een detacheringaanvraag wordt correct afgehandeld wanneer er een ontwerp van ministerieel besluit wordt opgemaakt dat in overeenstemming is met het correct en volledig ingevulde aanvraagformulier. Het eerste jaar van deze beheersovereenkomst geldt als een jaar van consolidatie van de huidige norm. 5
Verwijzen naar wetgeving ter zake
Stuk 1619 (2007-2008) – Nr. 1
108
Nulmeting 2008: • het aantal besluiten waarvan door betrokkene, de inrichtende macht, de instelling of de detacherende organisatie gesignaleerd wordt dat er geen overeenstemming is met de detacheringaanvraag.
109
Stuk 1619 (2007-2008) – Nr. 1
Detailfiche Indicator:
Aantal tijdige uitbetalingen van het salaris op de vaste betaaldatum
Gegevens: Nummer indicator
2.2.1.
Beschrijving indicator
De uitbetaling van het salaris gebeurt tijdig Het salaris wordt in betaling gesteld op de laatste werkdag van elke maand met uitzondering van het salaris van de maand december dat in betaling wordt gesteld op de
Definitie van begrippen
eerste werkdag van de maand januari, aan die personeelsleden van wie het dossier volledig, correct en tijdig (uiterlijk twee werkdagen voor de uiterste verwerkingsdatum) door het Agentschap voor Onderwijsdiensten is geregistreerd. Het agentschap draagt via een tijdige en correcte salarisverwerking, het efficiënt beheren van personeelsdossiers, een correcte
Link met SD
toepassing van de wetgeving en de sectorale akkoorden, bij tot een algemene tevredenheid bij de personeelsleden in het onderwijs zodat deze zich kunnen toeleggen op hun kerntaken
Link met instrument(en) Bron gegevens / manier van meten Berekeningswijze score
Salarissen uitbetalen Elektronisch Personeelsdossier + manuele verwerking (T/N)*100 Aantal stamnummers waarvoor tijdig een uitbetaling van het salaris Teller
gebeurde op de laatste werkdag van de maand X en de eerste werkdag van de maand januari voor de uitbetaling van
Teller / noemer (indien breuk)
het salaris van de maand december Totaal aantal stamnummers waarvoor een uitbetaling van het salaris tijdig noemer
moet gebeuren op de laatste werkdag van de maand X en de eerste werkdag van de maand januari voor het salaris
Stuk 1619 (2007-2008) – Nr. 1
110
van de maand december Opgelegde norm
Zie beschrijving
Periodiciteit van de meting / invoer
Maandelijks Vijfde werkdag volgende maand (X + 1) en de
Limietdatum gegevens
zesde werkdag van de maand januari voor het salaris van de maand december
Verantwoordelijke rapportering (extern)
Verantwoordelijke rapportering (intern)
A2L (SO-DKO) Verantwoordelijk A2 (BaO-CLB) Verantwoordelijke A1 (SO-DKO) Verantwoordelijke A1 (BaO-CLB)
Beschrijving parameter: opgelegde norm. -
tijdigheid van uitbetaling m.b.t. het salaris: Het agentschap stelt het salaris in betaling van de onderwijspersoneelsleden op de laatste werkdag van elke maand6. Het agentschap engageert zich expliciet tot de behandelingstermijnen omschreven in de doelstellingsparameters voor zover het interne doorlooptijden betreft. Dit impliceert dat zowel de interne als de externe periodes binnen de procedure van dossierbehandeling waarop het agentschap geen vat heeft, niet worden beschouwd als een behandelingstermijn van het agentschap. 1. Korte situering De activiteiten die binnen AgODi worden ontwikkeld vormen slechts één – weliswaar belangrijke – schakel in het geheel van activiteiten en gedeeltelijk geautomatiseerde processen die samen de loonketting vormen. Verder blijkt AgODi rechtstreeks of onrechtstreeks betrokken te zijn bij (het behouden van) de correcte werking van de loonketting, maar voor de uiteindelijke uitbetaling zijn acties nodig van een ander ministerie (IVA Centrale Accounting). 2. De loonketting Het begrip “loonketting” omvat het geheel van processtappen die moeten doorlopen worden om een correcte en tijdige uitbetaling van het salaris van de personeelsleden verbonden aan de onderwijsinstellingen te kunnen waarborgen. Deze uitbetaling is gebaseerd op een geheel van reglementeringen die de sector grotendeels eigen is en qua complexiteit vergelijkbaar is met de sociale en fiscale wetgeving die door de sociale secretariaten toegepast wordt. In dit proces onderscheiden we vier belangrijke stappen: - de elektronische aanlevering van de gegevens door de schoolsecretariaten en transfer via Edison naar het EPD; - het beheer van de personeelsgegevens via het elektronisch personeelsdossier; - de salarisberekening;
6
Voor het salaris van de maand december is de datum van uitbetaling de eerste werkdag van januari.
111
-
Stuk 1619 (2007-2008) – Nr. 1
de naverwerking van het salaris: aanrekening in de begroting en boekhoudkundige verwerking, uitbetaling via Dexia.
In dit stappenplan behoren de activiteiten van de schoolsoftwareleveranciers, scholen, inspectie, andere agentschappen van het Ministerie van Onderwijs en Vorming, outsourcer, IVA Centrale Accounting en Dexia niet tot de interne doorlooptijden van AgODi . De volgende normen zijn van toepassing: Het agentschap streeft naar een tijdige uitbetaling van het salaris op de laatste werkdag van elke maand (zie ook voetnoot 6). Het agentschap garandeert op jaarbasis gemiddeld 99,9% van de volledige, correcte en tijdige dossiers, die uiterlijk twee werkdagen voor de uiterste verwerkingsdatum via EDISON (zie voetnoot 3) bij het Agentschap voor Onderwijsdiensten zijn geregistreerd. Voor de overige 0.1% van de betrokken dossiers streeft het Agentschap naar een betaling van het salaris de daarop volgende maand. In uitzonderlijke omstandigheden kan deze norm in onderling overleg worden verlaagd: - indien een groot aantal dossiers (meer dan 20%), pas tijdens de laatste vijf werkdagen voor de uiterste verwerkingsdatum worden geregistreerd, en niet, zoals gebruikelijk, gelijkmatig gespreid over de maand. - bij grondige en/of laattijdige wijzigingen in de regelgeving. Deze norm zal in de loop van 2008 worden geëvalueerd en eventueel geconsolideerd. Het agentschap rapporteert periodiek over de stand van zaken van deze indicator.
Stuk 1619 (2007-2008) – Nr. 1
112
Detailfiche Indicator:
Aantal correcte uitbetalingen van het salaris op de vaste betaaldatum
Gegevens: Nummer indicator
2.2.2. en 2.3.1. De uitbetaling van het salaris gebeurt in
Beschrijving indicator
overeenstemming met de onderwijs- en aanverwante regelgeving Op basis van de geldelijke anciënniteit en de
Definitie van begrippen
salarisschaal gebeurt de uitbetaling van het salaris in overeenstemming met de onderwijsen aanverwante regelgeving Het agentschap draagt via een tijdige en correcte salarisverwerking, het efficiënt beheren van personeelsdossiers, een correcte
Link met SD
toepassing van de wetgeving en de sectorale akkoorden, bij tot een algemene tevredenheid bij de personeelsleden in het onderwijs zodat deze zich kunnen toeleggen op hun kerntaken
Link met instrument(en) Bron gegevens / manier van meten Berekeningswijze score
Salarissen uitbetalen Elektronisch Personeelsdossier + manuele verwerking. (T/N)*100 Aantal stamnummers waarvoor op basis van de toegekende geldelijke Teller
anciënniteit en salarisschaal, de uitbetaling in overeenstemming is met de onderwijs- en aanverwante
Teller / noemer (indien breuk)
regelgeving Totaal aantal stamnummers dat werd gecontroleerd op basis van een noemer
steekproef en methodiek van interne controle die wordt opgesteld in overleg met IAVA en/of het Rekenhof.
Opgelegde norm
Zie beschrijving
Periodiciteit van de meting / invoer
Maandelijks
Limietdatum gegevens
Vijfde werkdag volgende maand (X + 1)
113
Verantwoordelijke rapportering (extern)
Verantwoordelijke rapportering (intern)
Stuk 1619 (2007-2008) – Nr. 1
A2L (SO-DKO) Verantwoordelijke A2 (BaO-CLB) Verantwoordelijke A1 (SO-DKO) Verantwoordelijke A1 (BaO-CLB)
Beschrijving parameter: opgelegde norm. -
correctheid van uitbetaling van het salaris: De uitbetaling door het agentschap van het salaris aan de onderwijspersoneelsleden gebeurt correct op vlak van geldelijke anciënniteit en de salarisschaal op de laatste werkdag van elke maand (zie ook voetnoot 6). Het agentschap engageert zich expliciet tot de normen omschreven in de doelstellingsparameters voor zover het om de behandeling gaat van volledige en correcte dossiers, die uiterlijk twee werkdagen voor de uiterste verwerkingsdatum door het Agentschap voor Onderwijsdiensten zijn geregistreerd. Dit impliceert dat de behandeling van gegevens binnen de procedure van dossierbehandeling waarop het agentschap geen vat heeft, niet worden beschouwd als een behandelingsnorm van het agentschap. M.b.t. deze kernopdracht worden expliciet kwalitatieve doelstellingen gedefinieerd in het kader van de semesteriele voortgangsrapportering en klantentevredenheidsmeting. Deze klantentevredenheidsmeting wordt voorzien tijdens de eerste helft van 2008. De resultaten ervan zullen worden besproken in het najaar 2008. Eventuele verbeterpunten zullen worden geïmplementeerd medio 2009. Het agentschap engageert zich om de kwaliteit van de afhandeling van de dossiers te meten op basis van een steekproef en methodiek van interne controle die wordt opgesteld in overleg met IAVA en/of het Rekenhof. De volgende normen zijn van toepassing: In algemene termen kan worden gesteld dat het agentschap streeft naar correcte uitbetalingen van het salaris op de laatste werkdag van elke maand (zie ook voetnoot 6) en deze af te handelen volgens de reglementaire bepalingen en sociale akkoorden. In het verleden werden in een aantal onderzoeken door het Rekenhof op basis van steekproefresultaten conclusies getrokken. Het Rekenhof stelde, in deze door haar georganiseerde steekproeven, vast dat de verschillende onderwijssectoren onderstaande % fouten vertoonden in hun respectievelijke sector:
Basisonderwijs Gewoon voltijds secundair onderwijs Deeltijds kunstonderwijs Centra voor leerlingenbegeleiding
% fouten in steekproef 3,9% 8,7% 26,4% 8,3%
Om na te gaan of deze doelstelling wordt bereikt, zal jaarlijks, op basis van een steekproef en een methodiek van interne controle die wordt opgesteld in overleg
Stuk 1619 (2007-2008) – Nr. 1
114
met IAVA en/of het Rekenhof, de conformiteit of rechtmatigheid worden onderzocht van: • de toegekende geldelijke anciënniteit; • de toegekende salarisschaal. Onverminderd dit engagement, garandeert het agentschap dat voor 85% van de in de steekproef opgenomen dossiers, de conformiteit betreffende de bovenvermelde parameters (toegekende geldelijke anciënniteit en salarisschaal) wordt bereikt. In uitzonderlijke omstandigheden kan deze norm in onderling overleg worden verlaagd bij grondige en/of laattijdige wijzigingen in de regelgeving. Het eerste jaar van deze beheersovereenkomst geldt als een jaar van evaluatie en eventuele consolidatie van de huidige norm. Nulmeting 2008 op basis van een steekproef en methodiek van interne controle die wordt opgesteld in overleg met IAVA en/of het Rekenhof.
115
Stuk 1619 (2007-2008) – Nr. 1
Detailfiche Indicator:
Aantal tijdig afgehandelde terugvorderingen
Gegevens: Nummer indicator
2.4.2. De opmaak van de terugvorderingen van de
Beschrijving indicator
TIVOLI-dossiers en de detacheringen wordt tijdig gerealiseerd In het kader van TIVOLI betaalt het agentschap personeelsleden waarvan de loonkost twee maal per jaar wordt teruggevorderd van het schoolbestuur. Bij de meeste detacheringtypes wordt maandelijks het salaris van de gedetacheerde personeelsleden uitbetaald. Bij een aantal
Definitie van begrippen
daarvan wordt – na de administratieve afhandeling van het detacheringdossier – de loonkost 3 maal per jaar teruggevorderd van de organisatie waarbij het betrokken personeelslid is gedetacheerd. De kinderbijslag die de RKW voor onze rekening uitbetaald, wordt teruggevorderd afhankelijk van het tijdstip waarop de RKW het agentschap de nodige gegevens bezorgt. Het agentschap draagt via een tijdige en correcte salarisverwerking, het efficiënt beheren van personeelsdossiers, een correcte toepassing van de wetgeving en de sectorale
Link met SD
akkoorden, bij tot een algemene tevredenheid bij de personeelsleden in het onderwijs zodat deze zich kunnen toeleggen op hun kerntaken en het aantal terugvorderingen tot een minimum wordt beperkt.
Link met instrument(en)
Personeelsdossiers beheren
Bron gegevens / manier van meten
Interne gegevens
Berekeningswijze score
T/N*100
Teller / noemer (indien breuk) Teller
Totaal aantal terugvorderingen die uitgevoerd zijn binnen de afgesproken
Stuk 1619 (2007-2008) – Nr. 1
116
periode noemer
Totaal aantal terugvorderingen die uitgevoerd moeten zijn
Zie beschrijving
Opgelegde norm
Tivoli: tweemaal per jaar Periodiciteit van de meting / invoer
Detacheringen: 3 x jaar (lonen), meerdere keren per jaar (kinderbijslag) Tivoli: tiende werkdag tweede daaropvolgende maand (X+2) na afsluiting afgesproken periode
Limietdatum gegevens
Detacheringen (lonen): tiende werkdag van de derde maand (X + 3) na afsluiting van de afgesproken periode
Verantwoordelijke rapportering (extern)
Verantwoordelijke rapportering (intern)
Verantwoordelijke A2 (BaO-CLB) A2L (SO-DKO) Verantwoordelijke A2 (BaO-CLB) Verantwoordelijke A1 (SO-DKO)
Beschrijving parameter: opgelegde norm. -
tijdigheid van afhandeling van dossiers: Het agentschap wil zich expliciet engageren tot de behandelingstermijnen omschreven in de doelstellingsparameters voor zover het interne doorlooptijden betreft. Dit impliceert dat de periodes binnen de procedure van dossierbehandeling waarop het agentschap geen vat heeft, niet worden beschouwd als een behandelingstermijn van het agentschap. De doelstellingsparameters zullen monitoringssysteem dit toelaat.
worden
gemeten
van
zodra
het
De volgende normen zijn van toepassing: Het agentschap streeft naar een tijdige afhandeling van de terugvorderingen. Voor de TIVOLI-terugvorderingen geeft het agentschap de garantie dat de periode van 1 september tot en met 31 december uiterlijk vóór 31 maart en voor de periode van 1 januari tot en met 30 juni uiterlijk vóór 31 augustus, 99 % van de dossiers worden verwerkt. Voor de detacheringen zullen de terugvorderingen van de lonen uiterlijk op de tiende werkdag van de derde maand (X + 3) na afsluiting van de betreffende periode worden verwerkt. Deze periodes zijn: - december tot en met maart, inclusief de eindejaarstoelage; - april tot en met juni, inclusief vakantiegeld; - juli tot en met november. AgODI garandeert 99% tijdige verwerking van de terugvorderingen. Detacheringdossiers worden maar opgenomen in deze indicator vanaf het
117
Stuk 1619 (2007-2008) – Nr. 1
ogenblik dat het administratieve luik volledig afgehandeld is, d.w.z. na het verzenden aan alle betrokken partijen van een kopie van het ministeriële besluit. In uitzonderlijke omstandigheden kan deze norm in onderling overleg worden verlaagd. In deze procedure behoort de doorlooptijd binnen de Managementondersteunende Diensten niet tot de interne doorlooptijden van AgODi. Deze normen zullen in de loop van 2008 worden geëvalueerd en eventueel geconsolideerd. Het agentschap rapporteert periodiek over de stand van zaken van deze indicator.
Stuk 1619 (2007-2008) – Nr. 1
118
Detailfiche Indicator:
Aantal geverifieerde scholen m.b.t. de gewone leerlingentelling
Gegevens: Nummer indicator Beschrijving indicator
3.2.2 Volledige en correcte leerlingendatabanken aanmaken Voor de gewone leerlingentelling worden alle
Definitie van begrippen
scholen van het gewoon en buitengewoon basis en secundair onderwijs jaarlijks geverifieerd uiterlijk vóór de vastgestelde data. Het agentschap wil op een zo eenvoudig en
Link met SD
transparant mogelijke wijze erop toezien dat de scholen de aan hen toegekende middelen correct aanwenden
Link met instrument(en) Bron gegevens / manier van meten Berekeningswijze score
Controle van de leerlingengegevens Databanken inschrijvingen, lerende mens, verificatie, Rijksregister (T/N)*100 Aantal scholen van het gewoon en Teller
buitengewoon basis en secundair onderwijs die effectief werden geverifieerd
Teller / noemer (indien breuk)
Aantal scholen van het gewoon en noemer
buitengewoon basis en secundair onderwijs die effectief moeten worden geverifieerd
Opgelegde norm
98% van de scholen wordt uiterlijk vóór 31 mei geverifieerd. Vóór 30 juni is dit voor 100%.
Periodiciteit van de meting / invoer
Jaarlijks
Limietdatum gegevens
e 5 werkdag X+1 volgend op betreffende periode
Verantwoordelijke rapportering (extern)
Verantwoordelijke rapportering (intern)
Verantwoordelijke A2 (SO-DKO) Verantwoordelijke A2 (BaO-CLB) Verantwoordelijke A1 (SO-DKO) Verantwoordelijke A1 (BaO-CLB)
119
Stuk 1619 (2007-2008) – Nr. 1
Detailfiche Indicator:
Aantal geverifieerde scholen m.b.t. de financieringswet
Gegevens: Nummer indicator Beschrijving indicator
4.1.2. Volledige en correcte leerlingendatabanken aanmaken Voor de financieringswet wordt tot minstens 80% van de scholen van het gewoon en
Definitie van begrippen
buitengewoon basis en secundair onderwijs jaarlijks geverifieerd uiterlijk vóór de vastgestelde data. Het agentschap wil op een zo eenvoudig en
Link met SD
transparant mogelijke wijze erop toezien dat de scholen de aan hen toegekende middelen correct aanwenden
Link met instrument(en) Bron gegevens / manier van meten Berekeningswijze score
Controle van de leerlingengegevens Databanken inschrijvingen, lerende mens, verificatie, Rijksregister (T/N)*100 Aantal scholen van het gewoon en Teller
buitengewoon basis en secundair onderwijs die effectief werden geverifieerd
Teller / noemer (indien breuk)
Aantal scholen van het gewoon en noemer
buitengewoon basis en secundair onderwijs die effectief moeten worden geverifieerd
Opgelegde norm
De gegevens zijn op 15 mei aan het Rekenhof afgeleverd
Periodiciteit van de meting / invoer
Jaarlijks
Limietdatum gegevens
e 5 werkdag X+1 volgend op betreffende periode
Verantwoordelijke rapportering (extern)
Verantwoordelijke rapportering (intern)
Verantwoordelijke A2 (SO-DKO) Verantwoordelijke A2 (BaO-CLB) Verantwoordelijke A1 (SO-DKO) Verantwoordelijke A1 (BaO-CLB)
Stuk 1619 (2007-2008) – Nr. 1
120
Detailfiche Optimaal ondersteunen van de voortgang van de LOP’s: -
De coördinatiecel is uitgebouwd en een coördinator is aangesteld voor de opvolging en sturing van de deskundigenondersteuners van de LOP’s
-
Er is regelmatig overleg met de deskundigenondersteuners van de LOP’s
Indicator:
Er zijn duidelijke communicatielijnen uitgetekend naar de deskundigenondersteuners van de LOP’s
-
Er is een vormingsprogramma uitgewerkt voor de deskundigenondersteuners van de LOP’s
-
Er is een ontwerp visie uitgetekend rond de LOP’s
-
Er is een jaarrapport opgesteld rond de werking van de LOP’s
-
Er zijn gegevens rond gelijke onderwijskansen aangeleverd waar nodig en mogelijk
-
De LOP’s zijn voldoende ondersteund bij het opmaken van de omgevingsanalyse
Gegevens: Nummer indicator
5.1.1. tot 5.2.4. 1. AgODi zorgt voor een optimale aansturing en ondersteuning van de LOP-deskundigen (informeren, coördineren, organiseren van overleg en vorming) 2. De LOP-voorzitters worden door AgODi
Beschrijving indicator
ondersteund door het organiseren van informatie- en ervaringsuitwisseling en ook vorming 3. AgODi levert gegevens aan rond gelijke onderwijskansen en ondersteunt de LOP’s bij het opmaken van omgevingsanalyses Sinds 1 september 2002 zijn in een aantal prioritair afgebakende gemeenten en regio’s
Definitie van begrippen
lokale overlegplatforms (LOP’s) actief die de gelijke onderwijskansen in de gemeente/ regio ondersteunen en de inschrijvingen opvolgen.
121
Stuk 1619 (2007-2008) – Nr. 1
Zij worden inhoudelijk en organisatorisch ondersteund door LOP-deskundigen. De LOPvoorzitter leidt de vergaderingen van het LOP en treedt bemiddelend op. Het agentschap draagt via het ondersteunen Link met SD
van het inschrijvingsrecht en faciliteren van gelijke onderwijskansen bij tot een succesvolle schoolloopbaan van alle leerlingen
Link met instrument(en) Bron gegevens / manier van meten Berekeningswijze score Teller / noemer (indien breuk)
Gegevensbanken van AgODi Rapporten, verslagen, vormingsplan, omgevingsanalyse Teller
-
noemer
-
Opgelegde norm
Zie beschrijving
Periodiciteit van de meting / invoer
-
Limietdatum gegevens
-
Verantwoordelijke rapportering (extern)
Verantwoordelijke A2 (BaO-CLB)
Verantwoordelijke rapportering (intern)
Verantwoordelijke A1 (BaO-CLB)
Beschrijving parameter: opgelegde norm −
AgODi zorgt voor een optimale aansturing en ondersteuning van de LOP-deskundigen (informeren, coördineren, organiseren van overleg en vorming) De volgende normen zijn van toepassing: −
−
− −
Het agentschap volgt de voortgang in de werking van de LOP-deskundigen op vanuit zes tussentijdse voortgangsrapporten waarvoor alle LOP-deskundigen op systematische wijze informatie aanleveren en één jaarrapport (meetbaar: zes voortgangsrapporten en één jaarrapport) Driewekelijks vinden gedurende het schooljaar overlegvergaderingen plaats met de LOPdeskundigen waar naast een luik voor informatiedoorstroming en concrete ervaringsuitwisseling ook nieuwe beleidsobjectieven en –regelingen worden toegelicht (meetbaar: verslagen driewekelijks overleg) Een wekelijks overleg van de coördinatiecel staat in voor de permanente opvolging van de LOP-werking en het functioneren van de LOP-deskundigen (meetbaar: wekelijkse LOPverslagen) Maandelijks vindt binnen het beleidsdomein Onderwijs en Vorming een overleg plaats tussen AgODi, departement Onderwijs, de inspectie en het kabinet om de LOP-werking optimaal te ondersteunen bij de implementatie van bestaande en nieuwe regelgeving (meetbaar: maandelijkse GOK-verslagen)
Stuk 1619 (2007-2008) – Nr. 1
−
−
122
Het agentschap stelt een vormingsplan op vanuit het aftoetsen van de individuele en collectieve noden in het functioneren van de LOP-deskundigen (meetbaar: vormingsplan met toelichting bij de achtergronden)
De LOP-voorzitters worden door AgODi ondersteund door het organiseren van informatie- en ervaringsuitwisseling en ook vorming De volgende normen zijn van toepassing: − −
−
Het agentschap organiseert jaarlijks minstens één overlegmoment waaraan naast de voorzitters ook AgODi en het kabinet van de minister van Onderwijs en Vorming participeren (meebaar: verslagen voorzittersbijeenkomsten) Het agentschap organiseert minstens één keer per jaar een gezamenlijk vormingsmoment voor de voorzitters en deskundigen (meetbaar: verslagen gezamenlijk vormingsmoment)
AgODi levert gegevens aan rond gelijke onderwijskansen en ondersteunt de LOP’s bij het opmaken van omgevingsanalyses De volgende normen zijn van toepassing: −
−
−
Het agentschap stelt de onderwijsgegevens uit haar gegevensbanken maximaal ter beschikking voor de omgevingsanalyses van de LOP’s: (1) ze verstrekt automatisch relevante basisgegevens voor de omgevingsanalyses van de LOP’s; (2) op vraag van individuele LOP’s stelt ze ook gegevens ter beschikking voor lokaal relevante analyses gebaseerd op lokaal gedefinieerde probleemstellingen (meetbaar: overzicht standaardtabellen+vraaggestuurde analyses) De LOP-deskundigen worden bij het opmaken, verwerken en interpreteren van de omgevingsanalyse ondersteund door een vaste gegevensverwerker en hebben mogelijkheid tot navorming (meetbaar: overzicht geboden ondersteuning vanuit gegevensverwerker) Het agentschap verzamelt goede voorbeelden van samenwerking tussen LOP’s en lokale/regionale overheden bij de opmaak van omgevingsanalyses en verspreidt deze naar de overheden (meetbaar: infopakket goede voorbeelden voor regionale/lokale overheden)
123
Stuk 1619 (2007-2008) – Nr. 1
Detailfiche Indicator:
De binnengekomen klachten worden opgevolgd door het secretariaat van de Commissie Leerlingenrechten (CLR)
Gegevens: Nummer indicator
5.3.1 De binnengekomen klachten worden opgevolgd
Beschrijving indicator
door het secretariaat van de Commissie Leerlingenrechten
Definitie van begrippen
De CLR adviseert en oordeelt naar recht op het gebied van het recht op inschrijving Het agentschap draagt via het ondersteunen van
Link met SD
het inschrijvingsrecht en faciliteren van gelijke onderwijskansen bij tot een succesvolle schoolloopbaan van alle leerlingen Het agentschap neemt het secretariaat waar van
Link met instrument(en)
de Commissie Leerlingenrechten en ondersteunt de opvolging van de klachtenbehandeling door de Commissie
Bron gegevens / manier van meten
CLR bestand en jaarrapport CLR De verslagen van de zittingen en uitspraken van
Berekeningswijze score
de commissie worden tijdig en correct afgehandeld. Bovendien wordt een jaarrapport van de werkzaamheden opgesteld.
Teller / noemer (indien breuk)
Teller
-
noemer
-
Opgelegde norm
Zie beschrijving
Periodiciteit van de meting / invoer
Jaarlijks
Limietdatum gegevens
Juni
Verantwoordelijke rapportering (extern)
Verantwoordelijke rapportering (intern)
Verantwoordelijke A1 (SO-DKO) Verantwoordelijke A1 (BaO-CLB) Verantwoordelijke A1 (SO-DKO) Verantwoordelijke A1 (BaO-CLB)
Stuk 1619 (2007-2008) – Nr. 1
124
Beschrijving parameter: opgelegde norm. -
tijdigheid en correct afhandelen van verslagen van zittingen en uitspraken van de Commissie Leerlingenrechten. : In het kader van het GOK-decreet kunnen leerlingen en ouders klacht neerleggen bij de CLR wanneer het inschrijvingsrecht niet werd gerespecteerd. Het gaat hierbij steeds om weigeringen tot inschrijving door een school. De CLR is een autonoom orgaan die door AgODi wordt ondersteund voor wat betreft het secretariaat. Het agentschap engageert zich expliciet om de CLR maximaal te ondersteunen voor wat betreft het secretariaatswerk. De volgende normen zijn van toepassing: Bij alle dossiers die worden aanhangig gemaakt bij de CLR zal op aanwijzing van de voorzitter en commissieleden het nodige secretariaatswerk worden verricht.
-
het opstellen van een jaarrapport betreffende de werking van de Commissie Leerlingenrechten. : Het agentschap engageert zich om jaarlijks dit rapport op te stellen.
125
Stuk 1619 (2007-2008) – Nr. 1
Detailfiche - Het tijdig en correct informeren en sensibiliseren van (aspirant)kandidaten en alle mogelijke onderwijsactoren. - Faciliteren en optimaal garanderen van de goede organisatie van de Indicator:
examens en de afhandeling ervan. - Jaarlijks rapporteren en evalueren van de werking van de examencommissie van de Vlaamse Gemeenschap voor het voltijds secundair onderwijs.
Gegevens: Nummer indicator
5.4.1. tot 5.4.3. Het informeren en sensibiliseren van kandidaten die zich inschrijven of wensen in te schrijven voor de examencommissie en alle mogelijke
Beschrijving indicator
onderwijsactoren. Instaan voor de goede organisatie van de examens alsook het creëren van de noodzakelijke randvoorwaarden terzake. Tenslotte het opmaken van een jaarrapport. De examencommissie organiseert twee maal per jaar voor alle onderwijsvormen en graden
Definitie van begrippen
examens waarbij de kandidaten de mogelijkheid hebben om nog een studiebewijs op het niveau van het secundair onderwijs te behalen. Het agentschap draagt via het ondersteunen van
Link met SD
het inschrijvingsrecht en faciliteren van gelijke onderwijskansen bij tot een succesvolle schoolloopbaan van alle leerlingen. Het agentschap zorgt ervoor dat alle
Link met instrument(en)
noodzakelijk voorwaarden zijn vervuld opdat de examens van de examencommissie kunnen worden georganiseerd.
Bron gegevens / manier van meten
Eigen databank en applicatie
Berekeningswijze score
zie bijschrijving
Teller / noemer (indien breuk)
Opgelegde norm
Teller
-
noemer
-
Het agentschap streeft ernaar om de examens zo goed mogelijk te organiseren
Stuk 1619 (2007-2008) – Nr. 1
126
Periodiciteit van de meting / invoer
Jaarlijks
Limietdatum gegevens
Einde dienstjaar
Verantwoordelijke rapportering (extern)
Verantwoordelijke A2 (SO-DKO)
Verantwoordelijke rapportering (intern)
Verantwoordelijke A1 (SO-DKO)
Beschrijving parameter: opgelegde norm. -
Het tijdig en correct informeren en sensibiliseren van de (aspirant)kandidaten en alle mogelijke onderwijsactoren: De (adjunct)secretarissen informeren en sensibiliseren alle (aspirant)kandidaten tijdig en correct door middel van infobrochures, websites, informatiedagen, telefonische contacten, e.d. De doelgroep is in principe iedereen die nog niet in het bezit is van een studiebewijs van het secundair onderwijs ongeacht de leeftijd. Er worden hierbij ook bijzondere aandacht besteed aan maatschappelijk kwetsbare groepen zoals kansarmen en gedetineerden. Het informeren en sensibiliseren beperkt zich niet enkel tot de kandidaten maar richt zich ook tot allerlei onderwijsactoren ( scholen, directies, CLB’s, e.d.).
-
Faciliteren en optimaal garanderen van de goede organisatie van de examens en de afhandeling ervan: De (adjunct)secretarissen staan in voor de praktische organisatie van de examens. Dit gaat van het aantrekken van nieuwe juryleden, het aansturen en coördineren van de juryleden, het opstellen van de examenroosters, verzorgen van de administratie naar de kandidaten als juryleden toe, vastleggen van lokalen tot het opstellen van de PV’s en het geven van feed- back aan de kandidaten na de examens. Kandidaten kunnen zich inschrijven voor alle studierichtingen die ergens in Vlaanderen binnen het gewoon voltijds secundair onderwijs worden aangeboden. Ook de leerplannen voor de examencommissie worden up to date gehouden.
-
Het jaarlijks rapporteren en evalueren van de werking:: Het agentschap engageert zich om jaarlijks een rapport op te stellen over de werking van de examencommissie. Hierbij wordt ook bijvoorbeeld het in kaart brengen van eventuele knelpunten en het formuleren van beleidsadviezen niet uit het oog verloren. De volgende normen zijn van toepassing: Het agentschap engageert zich om de organisatie van de examencommissie optimaal te laten verlopen.
127
Stuk 1619 (2007-2008) – Nr. 1
Detailfiche Indicator:
Uitbouw van het project “scholen voor jongeren/jongeren voor scholen (JOJO)” volgens de vooropgestelde modaliteiten
Gegevens: Nummer indicator
6.1.1. Het uitwerken van de nodige modaliteiten van het
Beschrijving indicator
JO-JO-project teneinde gelijke onderwijskansen te bevorderen en antisociaal gedrag te verminderen op de scholen. De werking/uitbouw bestaat zowel uit projectplanning, opvolging, bijsturing als
Definitie van begrippen
evaluatie. Medewerkers worden via startbaanovereenkomsten aangesteld in de respectieve scholen. In het kader van het bevorderen van gelijke kansen voor jongeren en de aanpak van
Link met SD
antisociaal gedrag in de scholen, laaggeschoolde jongeren aan een baan helpen in het onderwijs (via eerste werkplekervaring – startbanen) Het agentschap zorgt dat de nodige
Link met instrument(en)
randvoorwaarden (technische en andere) vervuld zijn voor de implementatie en verdere uitbouw van het JO-JO-project.
Bron gegevens / manier van meten
Eigen applicatie / projectbevraging -
Tijdige evaluatie per school/scholengemeenschap om na te gaan of de vooropgestelde doelstellingen worden gehaald.
Berekeningswijze score
-
Correct beheer van de beschikbare plaatsen.
-
Bijdragen tot professionalisering van de startbaners zodat de doelstellingen worden gehaald
Teller / noemer (indien breuk)
Teller
-
Noemer
-
Opgelegde norm
De projectplanning/uitvoering wordt gevolgd.
Periodiciteit van de meting / invoer
zesmaandelijks
Stuk 1619 (2007-2008) – Nr. 1
Limietdatum gegevens
128
5de werkdag maand X+1 volgend op de betreffende periode
Verantwoordelijke rapportering (extern)
Verantwoordelijke A2 (SO-DKO)
Verantwoordelijke rapportering (intern)
Verantwoordelijke A1 (SO-DKO)
129
Stuk 1619 (2007-2008) – Nr. 1
Detailfiche Indicator:
Het project VEVE wordt uitgevoerd volgens de vooropgestelde modaliteiten
Gegevens: Nummer indicator
6.2.1.
Beschrijving indicator
Het uitwerken van de nodige modaliteiten van het VEVE-project teneinde de verkeersveiligheid in de schoolomgeving te verbeteren.
Definitie van begrippen
De werking/uitbouw bestaat zowel uit projectplanning, opvolging, bijsturing als evaluatie. Medewerkers (laaggeschoolde jongeren) worden via startbaanovereenkomsten tewerkgesteld bij lokale besturen.
Link met SD
In het kader van het bevorderen van gelijke kansen voor jongeren en de aanpak van antisociaal gedrag in de scholen, laaggeschoolde jongeren aan een baan helpen in het onderwijs (via eerste werkplekervaring – startbanen)
Link met instrument(en)
Het agentschap zorgt dat de nodige randvoorwaarden (technische en andere) vervuld zijn voor de implementatie en verdere uitbouw van het VEVE-project.
Bron gegevens/manier van meten
Eigen applicatie/projectbevraging
Berekeningswijze score
-
De lokale besturen informeren en sensibiliseren.
-
Ondersteuning bieden aan de lokale besturen.
-
Bijdragen tot professionalisering via vorming van de startbaners zodat de doelstellingen worden gehaald.
Teller / noemer (indien breuk)
Teller
-
noemer
-
Opgelegde norm
De projectplanning/uitvoering wordt gevolgd.
Periodiciteit van de meting / invoer
Jaarlijks
Limietdatum gegevens
Stuk 1619 (2007-2008) – Nr. 1
130
Verantwoordelijke rapportering (extern)
Verantwoordelijke A2 (SO-DKO)
Verantwoordelijke rapportering (intern)
Verantwoordelijke A1 (SO-DKO)
131
Stuk 1619 (2007-2008) – Nr. 1
Detailfiche Indicator:
Het project ‘schoolspotters’ wordt uitgevoerd volgens de vooropgestelde modaliteiten
Gegevens: Nummer indicator
6.3.1.
Beschrijving indicator
Het uitwerken van de nodige modaliteiten van het schoolspottersproject teneinde antisociaal gedrag in de schoolomgeving en op het traject van en naar school te verminderen.
Definitie van begrippen
De werking/uitbouw bestaat zowel uit projectplanning, opvolging, bijsturing als evaluatie. Medewerkers (laaggeschoolde jongeren) worden via startbaanovereenkomsten tewerkgesteld bij lokale besturen. Het aanpakken van sociale onveiligheid en antisociaal gedrag in de schoolomgeving (buurt) als risicofactor voor een ongunstige schoolloopbaan.
Link met SD
In het kader van het bevorderen van gelijke kansen voor jongeren en de aanpak van antisociaal gedrag in de scholen, laaggeschoolde jongeren aan een baan helpen in het onderwijs (via eerste werkplekervaring – startbanen)
Link met instrument(en)
Het agentschap zorgt dat de nodige randvoorwaarden (technische en andere) vervuld zijn voor de implementatie en verdere uitbouw van het schoolspotters project.
Bron gegevens/manier van meten Berekeningswijze score
Eigen applicatie/projectbevraging -
Tijdige evaluatie per lokaal bestuur om na te gaan of de vooropgestelde doelstellingen worden gehaald.
-
Correct beheer van de beschikbare plaatsen.
-
Bijdragen tot professionalisering van de startbaners zodat de doelstellingen worden gehaald.
Stuk 1619 (2007-2008) – Nr. 1
Teller / noemer (indien breuk)
132
Teller
-
noemer
-
Opgelegde norm
De projectplanning/uitvoering wordt gevolgd.
Periodiciteit van de meting / invoer
Jaarlijks
Limietdatum gegevens Verantwoordelijke rapportering (extern)
Verantwoordelijke A2 (SO-DKO)
Verantwoordelijke rapportering (intern)
Verantwoordelijke A1 (SO-DKO)
133
Stuk 1619 (2007-2008) – Nr. 1
Detailfiche Spijbelactieplan: -
Alle gegevens voor de uitzuivering van het bestand werden tijdig en volledig aangevraagd en/of bijgehouden (Rijksregister, Franse Gemeenschap, andere instellingen, Syntra’s, ouders een gemeenten en andere partners werden tijdig aangeschreven en de antwoorden
Indicator:
correct verwerkt) -
Alle scholen kregen de nodige informatie en het sensibilisatiemateriaal/aanbod
-
Het agentschap heeft de nodige initiatieven genomen om het spijbelactieplan mee te implementeren
-
De bevoegde instanties werden tijdig aangeschreven
Gegevens: Nummer indicator Beschrijving indicator Definitie van begrippen
7.1.1. tot 7.4.2. Samenwerken aan de implementatie van het spijbelactieplan De controle op de leerplicht gebeurt jaarlijks Om er naar te streven dat elke leerplichtige leerling voldoet aan de leerplicht en op die
Link met SD
manier optimale onderwijskansen krijgt, voert het agentschap een doelgerichte leerplichtcontrole uit en levert een actieve bijdrage aan het spijbelactieplan.
Link met instrument(en)
Controle leerplicht Databanken AgODi, gegevens externen
Bron gegevens / manier van meten
(rijksregister, andere instellingen, Franse Gemeenschap, ouders, gemeenten)
Berekeningswijze score
(T/N)*100 Aantal leerplichtige leerlingen Vlaams Teller
Teller / noemer (indien breuk)
invulling van de leerplicht noemer
Opgelegde norm
Gewest die gecontroleerd zijn op de
Aantal leerplichtige leerlingen Vlaams Gewest
Het agentschap werkt constructief mee aan het beleid en de uitvoering van het spijbelactieplan.
Stuk 1619 (2007-2008) – Nr. 1
134
Periodiciteit van de meting / invoer
Jaarlijks
Limietdatum gegevens
Einde schooljaar
Verantwoordelijke rapportering (extern)
Verantwoordelijke rapportering (intern)
Verantwoordelijke A2 (BaO-CLB) Verantwoordelijke A2 (SO-DKO) Verantwoordelijke A1 (BaO-CLB) Verantwoordelijke A1 (SO-DKO)
135
Stuk 1619 (2007-2008) – Nr. 1
Detailfiche Indicator:
Het agentschap heeft meegewerkt aan initiatieven om de kleuterparticipatie te verhogen
Gegevens: Nummer indicator
8.2.1. Er wordt via de lokale overlegplatforms
Beschrijving indicator
meegewerkt aan doelgerichte acties voor het sensibiliseren en informeren van ouders en scholen rond het belang van kleuterparticipatie Jaarlijks wordt er meegewerkt om kleuters die
Definitie van begrippen
al mogen ingeschreven zijn in een school ook effectief te laten inschrijven Door doelgerichte acties en
Link met SD
gegevensverzameling draagt het agentschap bij tot de verhoging van de kleuterparticipatie aan onderwijs
Link met instrument(en) Bron gegevens / manier van meten
Lokale overlegplatforms Leerlingendatabank Kind en Gezin, gegevens Rijksregister
Berekeningswijze score Teller / noemer (indien breuk)
Teller noemer Het agentschap werkt constructief mee aan het
Opgelegde norm
beleid en de uitvoering van de kleuterparticipatie.
Periodiciteit van de meting / invoer Limietdatum gegevens
Jaarlijks Vijfde werkdag volgende maand (X+1)
Verantwoordelijke rapportering (extern)
Verantwoordelijke A2 (BaO-CLB)
Verantwoordelijke rapportering (intern)
Verantwoordelijke A1 (BaO-CLB)
Stuk 1619 (2007-2008) – Nr. 1
136
Detailfiche Het meewerken aan de uitbouw van een stagedatabank en het opvolgen van de hieraan gerelateerde elektronische zendingen Indicator:
Het informeren van alle relevante onderwijsactoren, het jaarlijks rapporteren van de verzamelde data naar het beleid alsook het formuleren van beleidsrelevante voorstellen
Gegevens: Nummer indicator
9.1.1. en 9.1.2. Een databank beheren op het vlak van stages en stageplaatsen van leerlingen. Het informeren van alle relevante
Beschrijving indicator
onderwijsactoren, het rapporteren naar het beleid van de ingezamelde data aangaande stages, beleidsrelevante voorstellen ter zake uitwerken - het opvolgen van de elektronische zendingen stages en stageplaatsen; - de scholen en andere onderwijsactoren worden geïnformeerd over de regelgeving en
Definitie van begrippen
de procedure aangaande de zendingen stages; - de data uit de databank stages en stageplaatsen wordt op een bevattelijke wijze gerapporteerd naar het beleid; - beleidsrelevante voorstellen rond stages worden geformuleerd. Het agentschap draagt bij tot het gelijke
Link met SD
onderwijskansenbeleid door mee te werken aan het verbeteren van de aansluiting tussen onderwijs en arbeidsmarkt
Link met instrument(en) Bron gegevens / manier van meten
Beleidsrelevante informatie verstrekken Elektronische gegevens op mainframe aangaande stages en stageplaatsen De gegevens betreffende de stages worden
Berekeningswijze score
tegen de limietdatum verzameld in de databestanden van het ministerie. Verder worden de onderwijsactoren
137
Stuk 1619 (2007-2008) – Nr. 1
geïnformeerd, gebeurt er een rapportering en worden er beleidsrelevante voorstellen uitgewerkt Teller / noemer (indien breuk)
Teller
-
noemer
-
Opgelegde norm
Zie beschrijving
Periodiciteit van de meting / invoer
Op de vastgestelde data (jaarlijks)
Limietdatum gegevens
5de werkdag maand X+1 volgend op betreffende periode
Verantwoordelijke rapportering (extern)
Verantwoordelijke A2 (SO-DKO)
Verantwoordelijke rapportering (intern)
Verantwoordelijke A1 (SO-DKO))
Beschrijving parameter: opgelegde norm. -
Opvolgen van de elektronische zendingen stages en informeren van de onderwijsactoren: Het agentschap engageert zich om de onderwijsactoren tijdig te informeren en te sensibiliseren om de verzamelde data tijdig en correct door te sturen.
-
Rapportering naar het beleid en uitwerken van beleidsrelevante voorstellen: Het agentschap engageert zich om de verzamelde data te analyseren, jaarlijks naar het beleid terug te koppelen en waar nodig beleidsrelevante voorstellen uit te werken.
Stuk 1619 (2007-2008) – Nr. 1
138
Detailfiche Uitbouw van een nieuw financieringssysteem:
Indicator:
-
Deelname aan de stuurgroep kabinet-administratie
-
De taken toegekend vanuit de stuurgroep worden opgevolgd
-
Er is een stappenplan uitgewerkt voor de implementatie van een nieuw financieringssysteem
-
Een nieuw of ebstaand informaticasysteem inzake leerlingentelling, omkadering en werkingsbudgetten wordt uitgebouwd of aangepast
-
De informatie wordt verstrekt via een Ronde van Vlaanderen
Gegevens: Nummer indicator Beschrijving indicator
Definitie van begrippen
Link met SD
10.1.1. tot 10.2.3. Meewerken aan de realisatie van een nieuw financieringssysteem leerplichtonderwijs. Het financieringssysteem omvat zowel omkadering als toelagen Meewerken aan de realisatie van een nieuw financieringssysteem leerplichtonderwijs Het agentschap levert aan actieve bijdrage aan
Link met instrument(en)
het tot stand komen van een nieuw financieringssysteem
Bron gegevens / manier van meten Berekeningswijze score Teller / noemer (indien breuk)
Participatie aan overleg, opvolging stappenplan, steekproef, informaticasysteem, ICT Het stappenplan is uitgewerkt en wordt gevolgd Teller
-
noemer
-
Het agentschap werkt constructief mee aan het Opgelegde norm
beleid en de uitbouw van een nieuw financieringssysteem
Periodiciteit van de meting / invoer
Eenmalig
Limietdatum gegevens
Bij einde beheersovereenkomst
Verantwoordelijke rapportering (extern)
Verantwoordelijke A2 (SO-DKO) Verantwoordelijke A2 (BaO-CLB) Verantwoordelijke A1 (SO-DKO)
Verantwoordelijke rapportering (intern)
Verantwoordelijke A1 (BaO-CLB) Verantwoordelijke A2 (ICT)
139
Stuk 1619 (2007-2008) – Nr. 1
Detailfiche Indicator:
Het steunpunt voor ouders en leerlingen is deskundig uitgebouwd
Gegevens: Nummer indicator
11.1.1.
Beschrijving indicator
Definitie van begrippen
Tijdig en correct beantwoorden van schriftelijke en mondelinge vragen De juiste regelgeving wordt opgezocht en vragen worden beantwoord Via een proactieve en klantgerichte informatieverstrekking dragen wij er toe bij ouders en leerlingen te ondersteunen, het
Link met SD
beleidsvoerend vermogen van de scholen te versterken en de professionalisering van de schoolleiding te ondersteunen Het agentschap bouwt steunpunten uit waar
Link met instrument(en)
ouders en leerlingen met hun vragen terecht kunnen.
Bron gegevens / manier van meten Berekeningswijze score Teller / noemer (indien breuk)
Schriftelijke nota’s, brieven, mails, Robin en Marianne (T/N)*100 Teller
Aantal beantwoorde vragen
noemer
Totaal aantal vragen
Opgelegde norm
Zie beschrijving
Periodiciteit van de meting / invoer
Trimesterieel
Limietdatum gegevens
5 werkdag trimester X+1
Verantwoordelijke rapportering (extern)
Verantwoordelijke rapportering (intern)
e
Verantwoordelijke A2 (SO-DKO) Verantwoordelijke A2 (BaO-CLB) Verantwoordelijke A1 (SO-DKO) Verantwoordelijke A1 (BaO-CLB)
Beschrijving parameter: opgelegde norm. -
beantwoorde vragen: Het gaat om zowel schriftelijke vragen (per brief, fax of e-mail) als mondelinge vragen (telefonisch) betreffende de onderwijsmaterie die door de ouders en leerlingen worden gesteld aan het steunpunt.
Stuk 1619 (2007-2008) – Nr. 1
140
Het agentschap engageert zich om enerzijds de steunpunten uit te bouwen en anderzijds de nodige rapporteersystemen te ontwikkelen of verder uit te bouwen.
141
Stuk 1619 (2007-2008) – Nr. 1
Detailfiche Aantal tijdige adviezen in het kader van de Indicator:
samenwerkingsovereenkomst met het departement Onderwijs en Vorming
Gegevens: Nummer indicator
13.1.1. AgODi wordt pro-actief betrokken bij de ontwerpen / het maken van nieuwe wetgeving
Beschrijving indicator
(incl. becommentariëren van sneuvelteksten) en levert binnen de in de samenwerkingsovereenkomst vastgelegde termijnen haar advies af De adviezen worden binnen de in het kader
Definitie van begrippen
van de samenwerkingsovereenkomst vastgelegde termijnen afgeleverd Als betrouwbare en samenwerkende partner binnen het beleidsdomein Onderwijs en Vorming toetst het agentschap
Link met SD
beleidsmaatregelen op hun uitvoerbaarheid en formuleert zelf beleidsaanbevelingen om op die manier een bijdrage te leveren tot een kwalitatief onderwijsbeleid en –vernieuwing
Link met instrument(en)
Adviezen verlenen
Bron gegevens / manier van meten
Eigen databank
Berekeningswijze score
Teller
Teller / noemer (indien breuk) noemer
het aantal tijdig afgeleverde adviezen het aantal ontvangen vragen voor advies
Opgelegde norm
Zie beschrijving
Periodiciteit van de meting / invoer
Maandelijks
Limietdatum gegevens
7 dagen na einde maand
Verantwoordelijke rapportering (extern)
Verantwoordelijke A2 (AOP)
Verantwoordelijke rapportering (intern)
Verantwoordelijke A2 (AOP)
Stuk 1619 (2007-2008) – Nr. 1
142
Beschrijving parameter: opgelegde norm. Het agentschap werkt met het departement constructief samen bij de operationele beleidsvoorbereiding en beleidsevaluatie. Het agentschap gaat na of voorstellen voor nieuw of gewijzigd beleid of voorstellen betreffende beleidsopvolging, -evaluatie of dataverzameling uitvoerbaar zijn en een operationeel effect (mensen, middelen, ICT, processen...) hebben voor het agentschap of de scholen (administratieve last,…). Het agentschap draagt bij tot de beleidsevaluatie op basis van de monitoring van zijn uitvoerende taken, informatieverzameling uit het onderwijsveld of vastgestelde opportuniteiten in de beleidsuitvoering, en formuleert daartoe beleidsaanbevelingen.
Het agentschap engageert zich om op het einde van de beheersovereenkomst van het aantal vanuit het departement ontvangen vragen om advies, 90% binnen de in de samenwerkingsovereenkomst gestelde termijnen, te verwerken.
143
Stuk 1619 (2007-2008) – Nr. 1
Detailfiche Indicator:
De informatiseringgraad van de communicatie tussen de scholen en de werkstations/schoolbeheerteams
Gegevens: Nummer indicator
15.1.1. Het automatiseerbare luik functioneert en is
Beschrijving indicator
gebruiksvriendelijk (voor werkstations/schoolbeheerteams en scholen) Het agentschap streeft naar een maximale
Definitie van begrippen
informatisering van de communicatie tussen scholen en het agentschap door jaarlijks het aantal formulieren te reduceren. Het agentschap streeft er naar om als voortrekker te fungeren van administratieve
Link met SD
lastenverlaging en vereenvoudiging voor de scholen om er op die manier toe bij te dragen dat hun beleidsvoerend vermogen versterkt wordt.
Link met instrument(en)
Informatiseringgraad en gebruiksvriendelijkheid verhogen
Bron gegevens / manier van meten
Eigen gegevens
Berekeningswijze score
-
Teller / noemer (indien breuk)
Teller
-
noemer
-
Opgelegde norm
Zie beschrijving
Periodiciteit van de meting / invoer
Jaarlijks
Limietdatum gegevens
1 maand na de jaarlijkse meetdatum
Verantwoordelijke rapportering (extern)
Verantwoordelijke A2 (ICT)
Verantwoordelijke rapportering (intern)
Verantwoordelijke A2 (ICT)
Stuk 1619 (2007-2008) – Nr. 1
144
Beschrijving parameter: opgelegde norm
Het agentschap engageert zich om de administratieve planlast van de scholen te verminderen door de opportuniteit van de bestaande formulieren te beoordelen en na te gaan welke formulieren kunnen worden geautomatiseerd.
Het agentschap engageert zich dan ook om uitvoering te geven aan de beslissing van de Vlaamse regering van 5 mei 2006 om een Vlaamse formulierensite op te starten en de kwaliteit van de Vlaamse formulieren te verbeteren. Zij streeft ernaar om op het einde van de beheersovereenkomst een kwaliteitslabel toe te kennen aan al haar formulieren die aan de uitgebreide lijst kwaliteitscriteria voldoen zoals deze werd opgesteld door de cel Taaladvies. Zij gebruikt hiervoor de indicator: “percentage kwaliteitsvolle formulieren”.
145
Stuk 1619 (2007-2008) – Nr. 1
Detailfiche Indicator:
Aantal innoverende projecten die worden uitgevoerd: E-gov, thuiswerk,…
Gegevens: Nummer indicator Beschrijving indicator
17.2.2. Het project “thuiswerk” wordt verder geïmplementeerd Medewerkers uit de werkstations die na een
Definitie van begrippen
geobjectiveerde test daartoe geschikt werden bevonden, kunnen structureel thuiswerken. Via een modern en adequaat personeelsbeleid en een innovatieve werking
Link met SD
streeft het agentschap er naar verder uit te groeien tot een dynamische, toekomstgerichte en lerende organisatie
Link met instrument(en)
Personeelsbeleid
Bron gegevens / manier van meten
Departement Onderwijs en Vorming
Berekeningswijze score
(T/N)*100 Aantal medewerkers uit de Teller
Teller / noemer (indien breuk)
werkstations die structureel tuiswerken.
noemer
Totaal aantal medewerkers uit de werkstations
Tegen medio 2008 zal 33 % van de medewerkers uit de werkstations (geen ondersteunende cellen) structureel Opgelegde norm
thuiswerken. Voor medio 2009 zal bovendien onderzocht worden hoever de draagkracht voor een verdere implementatie van het project ‘thuiswerk’ voor de organisatie reikt.
Periodiciteit van de meting / invoer
Eind 2008
Limietdatum gegevens
30 juni 2009
Verantwoordelijke rapportering (extern)
A2L (AgODi)
Verantwoordelijke rapportering (intern)
A2L (AgODi)
Stuk 1619 (2007-2008) – Nr. 1
146
Detailfiche Indicator:
Alle applicaties worden geaudit op bedrijfszekerheid en de nodige acties worden uitgevoerd om de bedrijfszekerheid te garanderen
Gegevens: Nummer indicator
17.10.1. De applicaties functioneren en er wordt
Beschrijving indicator
nagegaan of de bedrijfszekerheid kan blijven worden gegarandeerd. De belangrijkste applicaties zijn het weddesysteem, EPD, Edison en de toepassingen voor de berekening van de
Definitie van begrippen
toelagen en de omkadering. Ze zijn allemaal cruciaal voor het agentschap en het is daarom belangrijk dat wij de garantie krijgen dat ze optimaal blijven functioneren. Via een modern en adequaat personeelsbeleid en een innovatieve werking
Link met SD
streeft het agentschap er naar verder uit te groeien tot een dynamische, toekomstgerichte en lerende organisatie
Link met instrument(en) Bron gegevens / manier van meten Berekeningswijze score Teller / noemer (indien breuk)
Informaticasystemen auditen Eindverslag van externe organisatie die de audit uitvoert Teller noemer
-
Het agentschap engageert zich om de bedrijfszekerheid van haar toepassingen te Opgelegde norm
verhogen. Hiertoe zal eerst een onderzoek ingesteld worden om de kritieke punten vast te leggen.
Periodiciteit van de meting / invoer
Audit: eenmalig – opvolging: jaarlijks
Limietdatum gegevens
1 maand na einde audit
Verantwoordelijke rapportering (extern)
Verantwoordelijke A2 (ICT)
Verantwoordelijke rapportering (intern)
Verantwoordelijke A2 (ICT)
147
Stuk 1619 (2007-2008) – Nr. 1
Detailfiche Indicator:
Er wordt een evaluatie rond het thuiswerk opgezet
Gegevens: Nummer indicator
17.11.1.
Beschrijving indicator
Het project “thuiswerk” wordt geëvalueerd
Definitie van begrippen
Het project wordt globaal geëvalueerd. Via
een
modern
en
adequaat
personeelsbeleid en een innovatieve werking streeft het agentschap er naar verder uit te
Link met SD
groeien
tot
een
dynamische,
toekomstgerichte en lerende organisatie. Link met instrument(en)
Personeelsbeleid
Bron gegevens / manier van meten
Departement Onderwijs en Vorming
Berekeningswijze score
-
Teller / noemer (indien breuk)
Teller
-
noemer
-
Opgelegde norm
Zie beschrijving
Periodiciteit van de meting / invoer
Eind 2008
Limietdatum gegevens
3O juni 2009
Verantwoordelijke rapportering (extern)
A2L (AgODi)
Verantwoordelijke rapportering (intern)
A2L (AgODi)
Beschrijving parameter: opgelegde norm. Het agentschap engageert zich te onderzoeken hoever de draagkracht voor wat het thuiswerk betreft, reikt. Er wordt dan ook een globale evaluatie van het project “thuiswerk” opgezet. -
Globale evaluatie van het project “thuiswerk”: Het agentschap engageert zich om in 2008 een globale evaluatie van het project “thuiswerk” op te zetten op basis van alle relevante criteria. Hiervoor wordt eveneens een klantentevredenheidsmeting voorzien vanaf de tweede helft van 2008. De resultaten van deze klantentevredenheidsmeting worden samengevoegd met de resultaten van een globale evaluatie van het thuiswerk, opdat tegen 30 juni 2009 de draagkracht van het agentschap voor wat betreft het project ‘thuiswerk’ kan worden bepaald.
Stuk 1619 (2007-2008) – Nr. 1
148
149
Stuk 1619 (2007-2008) – Nr. 1
Bijlage 3:
SAMENWERKINGSOVEREENKOMST tussen het departement en de agentschappen
Stuk 1619 (2007-2008) – Nr. 1
150
Beleidsdomein Onderwijs en Vorming – Samenwerkingsprocedure departement en agentschappen bij totstandkoming nieuw beleid of maatregelen met belangrijk operationeel effect
4
Uitgangspunten, doel en algemene principes
4.2 Uitgangspunten Procedures neigen ertoe de samenwerking tussen het departement en de agentschappen te formaliseren. Het is nochtans in ieders belang dat de informele samenwerking tussen de verschillende groepen binnen het beleidsdomein vlot en in een constructieve geest verloopt en dat voorstellen vooraf worden doorgepraat met alle betrokkenen, nog vóór ze op papier worden gezet. Een constructieve samenwerking is noodzakelijk voor alle partijen (agentschappen en departement). Als de samenwerking goed verloopt kunnen procedures beperkt worden tot een louter formalisme dat deze goede samenwerking bevestigt. Soms is het echter nodig dat we een procedure volgen, niet omdat de samenwerking spaak zou zijn gelopen of dat er een conflict rijst. Wél omdat het departement en de agentschappen nu eenmaal hun eigen rol te vervullen hebben en hun specifieke verantwoordelijkheid moeten kunnen opnemen. In dat geval bieden procedures een duidelijk kader dat garant kan staan voor een blijvend goede samenwerking. Alle partijen worden betrokken bij een dossier en dit vanaf het prille begin. Elke partij krijgt de mogelijkheid om haar rol voluit te spelen. Er is één samenwerkingsprocedure die wordt nageleefd door alle agentschappen en het departement. 4.3 Doelstellingen van de voorgestelde procedures 1. Beleidsvoorstellen en –aanbevelingen worden zo veel mogelijk gedragen door het ganse beleidsdomein: de minister krijgt voorstellen die volledig zijn “uitgepraat” binnen het beleidsdomein, de voorstellen moeten zo eenvormig mogelijk zijn. Elk dossier dat naar de minister gaat wordt door heel het beleidsdomein gedragen. 2. Beleidsvoorstellen en –aanbevelingen moeten haalbaar zijn in hun uitvoering; zowel door de agentschappen als door de scholen. 3. Van in het begin wordt ook het agentschap Onderwijscommunicatie bij het dossier betrokken. 4. In het begin van ieder schooljaar wordt een globale planning van de diverse dossiers voor dat schooljaar opgesteld, rekening houdend met de geschatte werklast. 4.4
Algemene principes 1. Zowel het departement als de agentschappen engageren zich om onderstaande procedures te volgen. 2. Er is één registratiepunt (Guido Coolbrandt en COR). 3. Voor alle dossiers wordt er samengewerkt tussen de verschillende partijen en dit vanaf het ontstaan tot de eindfase van een dossier. 4. Het is de verantwoordelijkheid van het departement en de agentschappen om de continuïteit van de samenwerkingsprocedure te verzekeren. 5. Alle partijen stellen zich constructief op. Elke partij speelt zijn rol vanuit zijn eigen verantwoordelijkheid en expertise. 6. De minister ontvangt een dossier dat gedragen wordt door heel het beleidsdomein, met oog voor het beleid van de minister en de uitvoerbaarheid door de agentschappen en de scholen. Wanneer de standpunten niet met elkaar kunnen worden verzoend dan wordt in het dossier melding gemaakt (inclusief in RIA) van de verschillende standpunten binnen het beleidsdomein.
151
5
Stuk 1619 (2007-2008) – Nr. 1
Toepassingsgebied 1. Het overleg heeft betrekking op voorstellen voor nieuw of gewijzigd beleid, voorstellen voor de beleidsbrief, voorstellen voor nieuwe reglementering (decreet, besluit, omzendbrief) of voorstellen betreffende beleidsopvolging, -evaluatie of informatieverzameling met een belangrijk operationeel effect (mensen, ICT, processen…) in de agentschappen of de scholen (administratieve last,…), op eigen initiatief of in antwoord op kabinetsnota’s of parlementaire vragen. 2. Deze procedure geldt zowel voor de beleidstoets als voor de uitvoerbaarheidstoets en dit voor elk dossier. 3. Wijzigingen die worden aangebracht of nieuwe elementen die worden toegevoegd na een advies, nieuwe principiële beslissingen in de loop van het besluitvormingsproces (zoals in antwoord op het advies van de inspecteur van Financiën of van de Raad van State, tijdens onderhandelingen, engagement, amendementen in het Vlaams Parlement, …) worden opnieuw voor advies voorgelegd volgens onderstaande procedure. 4. Deze procedure geldt niet als een voorstel wordt geformuleerd vanuit overlegorganen waarin zowel het departement als één of meer agentschappen formeel zijn vertegenwoordigd (bijvoorbeeld WOOP of een ander overlegforum waarop de betrokken partijen aanwezig zijn.
6
Definities 1. Advies: een beleidstoets of uitvoerbaarheidstoets. 2. Beleidsaanbeveling: Een voorstel van een agentschap binnen het toepassingsgebied bepaald in 5. 3. Beleidstoets: Het advies van het departement over de haalbaarheid van een beleidsaanbeveling. 4. Beleidsvoorstel: Een voorstel van het departement binnen het toepassingsgebied bepaald in 5. 5. Uitvoerbaarheidstoets: Het advies van een agentschap over de uitvoerbaarheid van een beleidsvoorstel. 6. Dossier: een beleidsvoorstel of –aanbeveling. 7. Partner: de afdeling of persoon die bij resp. de beleidsuitvoering (agentschappen) en de beleidsvoorbereiding (departement) belast is met de opvolging van een beleidsvoorstel of beleidsaanbeveling. 8. Registratiepunt: Guido Coolbrandt. 9. Scholen: alle instellingen waarop het onderwijsbeleid betrekking heeft.
7
Samenwerkingsprocedure
De normale procedure bestaat uit een overlegprocedure, gevolgd door een formele adviesprocedure. Op het ene dossier staat een krappere timing dan op het andere dossier. Het is evident dat de te volgen procedure hierop moet inspelen. Voor parlementaire vragen geldt enkel een overlegprocedure. 7.2 Overlegprocedure Bij alle parlementaire vragen gaat het origineel via het registratiepunt naar de entiteit die het antwoord zal leveren met een kopie naar de partner(s). Eventueel overleggen de partners informeel. Van het antwoord gaat ook een kopie naar de partner(s). Over parlementaire vragen waar naar beleidsopties gevraagd wordt, wordt door het departement overleg gepleegd met de partners op basis van gezond verstand en conform het overlegmodel.
Stuk 1619 (2007-2008) – Nr. 1
152
Wanneer binnen een afdeling van een agentschap of het departement een dossier wordt opgestart op eigen initiatief of op vraag van het kabinet, wordt afhankelijk van de vooropgestelde termijn om het dossier af te handelen een werkgroep opgericht (lange termijn = meer dan een maand) of overlegd met de partner(s) (korte termijn = minder dan een maand). Zowel de initiatiefnemer als de gecontacteerde partij(en) krijgen de ruimte om elk hun eigen rol te spelen tijdens heel de procedure. Als de initiatiefnemer na herhaaldelijk pogingen (telefoon, mail, brief) en gespreid over een redelijke termijn geen gehoor krijgt bij de gecontacteerde partij(en) dan mag de initiatiefnemer ervan uitgaan dat de niet reagerende partij(en) akkoord gaat met het (nog te formuleren) voorstel. Wel zal de initiatiefnemer dit nogmaals via de mail en via brief laten weten aan de N-1 en de N van de niet-reagerende partij(en). Werkgroep: De initiatiefnemer brengt de betrokken partners binnen het beleidsdomein op de hoogte (inclusief N van deze partijen). Het op de hoogte brengen van het samenstellen van een werkgroep zal gebeuren via mail (en telefonisch) aan de N en N-1 van de partners. In deze mededeling zal het onderwerp van de werkgroep duidelijk worden omschreven. Indien er een deadline aan het dossier is gekoppeld zal deze ook worden vermeld. De termijn waarin de namen van de gemandateerde vertegenwoordigers moeten worden bekend gemaakt is redelijk en afhankelijk van de beschikbare termijn om het dossier af te handelen. De termijn wordt vastgelegd door de initiatiefnemer. Het is een interne aangelegenheid om te bepalen wie als gemandateerde vertegenwoordiger wordt aangeduid om in een werkgroep te zetelen. De partners maken binnen de redelijk vooropgestelde termijn de namen van de gemandateerde vertegenwoordigers bekend aan de initiatiefnemer (inclusief aan N van de initiatiefnemer). De werkgroep werkt een voorstel uit. Het voorstel in de werkgroep wordt in share-point opgesteld. Het werken met share-point binnen het beleidsdomein is één van de projecten van het Vlaamse egovernement. De weergave van de werkzaamheden van de werkgroep stoffeert de RIA en de beleidstoets of uitvoerbaarheidstoets. Het departement en de agentschappen bepalen zelf intern hoe, onder welke vorm en aan wie hun gemandateerde vertegenwoordigers verslag uitbrengen over de werkzaamheden van de werkgroep. Het definitieve ontwerp van voorstel wordt goedgekeurd in werkgroep door de gemandateerde vertegenwoordigers. Overleg met partner: De partners worden gecontacteerd (inclusief N- 1 en N) en in onderling overleg wordt het dossier opgesteld. De partners krijgen de mogelijkheid om bij hun leidinggevende, op korte termijn, hun standpunt af te checken. De partners werken een voorstel uit. Het voorstel wordt in share-point opgesteld. Het departement en de agentschappen bepalen zelf intern hoe, onder welke vorm en aan wie hun gemandateerde vertegenwoordigers verslag uitbrengen over de werkzaamheden van het overleg. Het definitieve ontwerp van voorstel wordt goedgekeurd door partners.
153
7.3
Stuk 1619 (2007-2008) – Nr. 1
Formele adviesprocedure
7.3.1 Uitvoerbaarheidstoets Het afdelingshoofd of de secretaris-generaal van het departement vraagt een uitvoerbaarheidstoets aan de administrateur-generaal en het bevoegde afdelingshoofd van het agentschap. De teksten en registratiegegevens worden op dag X bezorgd aan het secretariaat bij de administrateur-generaal, met attendering op dezelfde dag X via mail aan de administrateurgeneraal en het bevoegde afdelingshoofd van het agentschap. Het registratiepunt kent de datum X toe en een volgnummer Het afdelingshoofd of de administrateur-generaal van het agentschap stuurt op dag Y de uitvoerbaarheidstoets aan de secretaris-generaal van het departement en aan het afdelingshoofd dat de uitvoerbaarheidstoets gevraagd heeft. Het format en detailleringniveau van de uitvoerbaarheidstoets is af te spreken in onderling overleg (zie punt 8). In afwachting van een format wordt de uitvoerbaarheidstoets via nota gestuurd met verwijzing naar het registratienummer aanvraag. Het registratiepunt kent de datum Y toe. 7.3.2 Beleidstoets Het afdelingshoofd of de administrateur-generaal van het agentschap vraagt een beleidstoets aan de secretaris-generaal van het departement. De teksten & registratiegegevens worden op dag X bezorgd aan het secretariaat van de secretaris-generaal met attendering op dezelfde dag via mail aan de secretaris-generaal en het bevoegde afdelingshoofd van het departement. Het registratiepunt kent de datum X toe en een volgnummer. De secretaris-generaal van het departement of het bevoegde afdelingshoofd stuurt op dag Y de beleidstoets aan de administrateur-generaal van het agentschap en aan het afdelingshoofd dat de beleidstoets gevraagd heeft. Het format en detailleringniveau zijn af te spreken in onderling overleg. In afwachting van een format, wordt de beleidstoets via nota gestuurd, met verwijzing naar registratienummer van de aanvraag. Het registratiepunt kent de datum Y toe. 7.3.3 Termijnen Als administratie kunnen we ons niet beroepen op gegarandeerde termijnen zoals andere instanties. Er moet zo nodig op korte termijn advies kunnen worden uitgebracht. Aangezien er normaal overlegd wordt met de verschillende partijen vanaf het ontstaan van een dossier, wordt de uitvoerbaarheidstoets en de beleidstoets gelijktijdig met het beleidsvoorstel of beleidsaanbeveling voorbereid. In alle dossiers waar de partners van in het begin overlegd hebben (via een werkgroep of via overleg tussen de partners), wordt de termijn voor het formele advies beperkt tot tien werkdagen (Y=<X + 10). Dit is een maximum. Enkel in dossiers die voor het eerst aan de partner worden voorgelegd zonder voorafgaand overleg, bedraagt de termijn dertig werkdagen (Y=<X + 30). Dit zijn de termijnen in normale omstandigheden. Op deze termijnen zal moeten of kunnen worden afgeweken. De termijn kan langer zijn als het dossier het toelaat, maar kan op basis van politieke beslissingen ook korter zijn. Per dossier zullen de partners een duidelijke en gedocumenteerde planning en timing moeten afspreken. Alle partijen verbinden zich ertoe om de opgelegde, redelijke timing te respecteren. Het behoort tot ieders respectieve verantwoordelijkheid en expertise om tijdig aan de documenten te werken. Sommige toetsen zoals de weerslag op IT en andere apparaatfactoren kunnen echter pas gestart worden nadat de genomen opties in het dossier duidelijk worden.
Stuk 1619 (2007-2008) – Nr. 1
154
Binnen de verschillende dossiers die in eenzelfde periode voor advies worden voorgelegd moet er ook in onderling overleg tussen de partners prioriteiten kunnen worden gesteld. 7.4 Dossier naar de minister De leidend ambtenaar van het initiatiefnemende agentschap of departement ondertekent het definitief voorstel en de brief naar minister. Een kopie gaat naar de leden van de werkgroep of de partners (inclusief naar N-1 en N). 7.5 Opvolging In geval van nieuwe principiële beslissingen in de loop van het besluitvormingsproces wordt de procedure herhaald vóór de formele bekrachtiging van deze beslissingen, zoals het afsluiten van de onderhandelingen, het agenderen van een nieuwe tekst op de Vlaamse regering of de goedkeuring van parlementaire amendementen. In ieder geval worden de nieuwe principiële beslissingen naar alle partners teruggekoppeld. 7.6
Beslissingen minister, Vlaamse Regering, Vlaams Parlement die niet tot stand komen op basis van voorstellen administratie Beslissingen van de minister, de Vlaamse Regering of het Vlaams Parlement die niet tot stand komen op basis van voorstellen van de administratie van het beleidsdomein kunnen leiden tot een postadvies, impactanalyse, … • •
8
hetzij in een gezamenlijk initiatief van departement en agentschappen, waarbij timing, procedure… in onderling overleg wordt afgesproken; hetzij een impactanalyse die wordt opgesteld door het agentschap en waarbij de operationele effecten van de beslissing in kaart worden gebracht.
De inhoud van de beleidstoets en de uitvoerbaarheidstoets
De inhoud zal door het toepassen van de procedure ingevuld en verfijnd worden. Essentiële elementen voor de uitvoerbaarheidstoets zijn: Wie zijn de doelgroepen en de betrokken partijen? Wat zijn de kosten en baten? Hoe groot worden die ingeschat? Wat is de inschatting van de uitgaven? Zijn de budgetten hiervoor beschikbaar? Welke inzet vereist het voorstel van de agentschappen en de scholen (personeel en apparaatskosten)? Welke aanpassingen vereist het voorstel aan de IT-omgeving van de agentschappen en de scholen? Welke informatie hebben de agentschappen en de scholen nodig? Waar kunnen ze die halen? Welke problemen stelt de uitvoering van het voorstel? Hoe kunnen die opgelost worden? Wat wordt er wanneer gecommuniceerd aan het (doel-)publiek? Langs welke kanalen? Hoe wordt de handhaving georganiseerd? Wanneer en hoe wordt zal de uitvoering van het voorstel worden geëvalueerd?
9
Evaluatie
Na één schooljaar wordt de procedure geëvalueerd en zo nodig aangepast of aangevuld. Vanuit het registratiepunt wordt een tussentijds rapport opgesteld.