Stuk 911 (2005-2006) – Nr. 3
Zitting 2006-2007 27 oktober 2006
ONTWERP VAN DECREET houdende wijziging van sommige bepalingen van de decreten betreffende de radio-omroep en de televisie, gecoördineerd op 4 maart 2005 VERSLAG namens de Commissie voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media uitgebracht door mevrouw Margriet Hermans
2340 CUL
Stuk 911 (2005-2006) – Nr. 3
2
Samenstelling van de commissie: Voorzitter: de heer Dany Vandenbossche. Vaste leden: de heren Erik Arckens, Johan Deckmyn, Werner Marginet, mevrouw Marie-Rose Morel, de heer Jurgen Verstrepen; de heren Carl Decaluwe, Stefaan De Clerck, Steven Vanackere, Johan Verstreken; mevrouw Margriet Hermans, de heer Herman Schueremans, N.; de heer Bart Caron, mevrouw Els Robeyns, de heer Dany Vandenbossche.
Plaatsvervangers: de dames Hilde De Lobel, Marijke Dillen, de heren Pieter Huybrechts, Freddy Van Gaever, Frans Wymeersch; de dames Vera Jans, Sabine Poleyn, Tinne Rombouts, de heer Johan Sauwens; mevrouw Patricia Ceysens, de heren Marnic De Meulemeester, Sven Gatz; mevrouw Michèle Hostekint, de heren Jan Roegiers, André Van Nieuwkerke.
Toegevoegde leden: de heer Jos Stassen; de heer Kris Van Dijck.
______ Zie: 911 (2005-2006) – Nr. 1: Ontwerp van decreet – Nr. 2: Amendement
3
Stuk 911 (2005-2006) – Nr. 3
INHOUD Blz. I.
Inleidende toelichting door de heer Geert Bourgeois, Vlaams minister van Bestuurszaken, Buitenlands Beleid, Media en Toerisme .....................................................................................
4
I.1. Situering ............................................................................................................................
4
I.2. Het decretale kader voor digitale radio ..............................................................................
4
I.3. Erkenningscriteria voor de particuliere lokale radio-omroepen..........................................
5
I.4. Het verduidelijken van de verplichting van de omroepen om hun programma’s gedurende twee maanden te bewaren ..................................................................................................
5
II. Algemene bespreking .................................................................................................................
5
III. Artikelsgewijze bespreking .........................................................................................................
8
IV. Eindstemming ............................................................................................................................
8
Tekst aangenomen door de commissie ..............................................................................................
9
______________________
Stuk 911 (2005-2006) – Nr. 3
4
DAMES EN HEREN, De Commissie voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media besprak op 12 en 19 oktober 2006 het ontwerp van decreet houdende wijziging van sommige bepalingen van de decreten betreffende de radio-omroep en de televisie, gecoördineerd op 4 maart 2005. I. INLEIDENDE TOELICHTING DOOR DE HEER GEE RT B O U RG E O I S, V L A A M S MINISTER VAN BESTUURSZAKEN, BUITENLANDS BELEID, MEDIA EN TOERISME I.1. Situering De minister licht de doelstellingen van het ontwerp van decreet toe. Vooreerst wil men het decretale kader voor digitale radio vervolledigen. Er zal een statuut worden gecreëerd voor radio-omroepen die uitsluitend digitaal wensen uit te zenden. Verder wil men de erkenningscriteria voor lokale radio-omroepen aanpassen, aansluitend bij het decreet van 15 juli 2005 dat versoepelingen doorvoerde voor de lokale radio’s. Ten slotte wil men de verplichting voor de omroepen om hun programma’s gedurende twee maanden te bewaren verruimen tot het bewaren van alle omroepsignalen. De Raad van State heeft opgemerkt dat in een aantal artikelen de woorden ‘Vlaams Commissariaat voor de Media’ vervangen dienen te worden door ‘Vlaamse Regulator voor de Media’. Als dit ontwerp van decreet wordt goedgekeurd hoeven die woorden echter niet geschrapt te worden in de artikelen 52, §§2 en 3. In artikel 4 van het voorliggende ontwerp van decreet wordt dit artikel immers al gewijzigd. De minister stelt voor dat hiervoor een technisch amendement zou worden ingediend. I.2. Het decretale kader voor digitale radio Op dit ogenblik is er een regeling voor radio’s die uitsluitend via de kabel uitzenden en voor radio’s die via de ether FM en digitaal uitzenden. Artikel 43 van de gecoördineerde mediadecreten bepaalt dat landelijke radio-omroepen gelijktijdig kunnen uitzenden via frequentiemodulatie in de FM-band en, als daartoe mogelijkheden bestaan, digitaal aards. Artikel 47 bepaalt hetzelfde voor regionale radio-omroepen, als ze daartoe een zendvergunning krijgen. De VRT zendt op dit ogenblik bijvoorbeeld uit op
FM en in DAB. Er is echter nog geen regeling voor radio-omroepen die uitsluitend digitaal wensen uit te zenden via een vergund radio- of televisieomroepnetwerk. Een dergelijke regeling is noodzakelijk omdat bij de onderhandelingen in Genève in juni jongstleden bijkomende multiplexen werden binnengehaald, zowel voor DVBT en voor DVBH als voor DAB. Inzake DAB werden er bijvoorbeeld drie multiplexen binnengehaald, twee landelijke voor Vlaanderen en een regionale, een voor West- en Oost-Vlaanderen samen en een voor de andere provincies samen. Daardoor kunnen er achttien tot vierentwintig digitale radio’s uitzenden, zowel landelijke als regionale, wat heel wat nieuwe mogelijkheden biedt via de ether. Om te komen tot een consistent decretaal kader voor radio-omroepen die uitsluitend digitaal aards uitzenden, wordt in het ontwerp van netwerkradiodecreet het statuut van de kabelradio’s van toepassing gemaakt op deze radio-omroepen. Beide soorten radio’s worden samengebracht onder de noemer ‘netwerkradio-omroepen’: het gaat immers in beide gevallen om radio-omroepen die niet zelf instaan voor de verspreiding van hun signaal, maar die daarvoor een beroep doen op een netwerk, hetzij een kabelnetwerk, hetzij een radio- of televisieomroepnetwerk. Deze netwerkradio-omroepen hoeven geen zendvergunning te verkrijgen; een erkenning door de Vlaamse Regulator voor de Media volstaat. De erkende netwerkradio-omroepen zullen wel de nodige afspraken moeten maken met de omroepnetwerken of de kabelnetwerken om hun programma’s digitaal te laten doorgeven. De Vlaamse Regering zal via een uitvoeringsbesluit de voorwaarden en de procedure bepalen waaronder de vergunningen aan de radio- en televisieomroepnetwerken kunnen worden verleend. Dit voornemen is opgenomen in het actieplan Digitale Ether. De minister zal daarop nog terugkomen in zijn beleidsbrief. Hij hoopt dat vanaf 2008 via de ether nieuwe initiatieven mogelijk zullen worden, ook digitaal, zowel voor de radio als voor de televisie. Hiervoor bestaat veel interesse vanuit diverse sectoren. De regering wil tijdig klaar zijn met de uitvoeringsbesluiten. Tegelijkertijd loopt de discussie over de verzelfstandiging van het etherpark. De regering heeft daarvoor gekozen en maakt er werk van, in samenwerking met de PMV (Participatie Maatschappij Vlaanderen).
5
Heel binnenkort zal de regering daarover beslissingen nemen.
I.3. Erkenningscriteria voor de particuliere lokale radio-omroepen De erkenningscriteria die worden opgesomd in artikel 50 van de gecoördineerde mediadecreten, zijn niet langer verenigbaar met de wijzigingen die werden aangebracht door het decreet van 15 juli 2005. Erkende lokale radio-omroepen kunnen immers na hun erkenning de gegevens uit het erkenningdossier met betrekking tot hun programmatie en hun werking wijzigen, zodat na de erkenning kan worden afgeweken van het ingediende erkenningsdossier. Deze maatregel werd genomen met het oog op administratieve vereenvoudiging. Het resultaat was dat de VRT zijn programmatie op korte termijn kon wijzigen, maar dat privé-omroepen dat niet konden. Daarom was een wijziging van het decreet noodzakelijk. In het huidige ontwerp van decreet staat dat de erkenningscriteria voor lokale radio-omroepen beperkt worden tot de informatie over het eigen verzorgingsgebied en de aantoonbare en beschreven band met de lokale gemeenschap.
I.4. Het verduidelijken van de verplichting van de omroepen om hun programma’s gedurende twee maanden te bewaren In de tekst wordt het woord ‘programma’s’ vervangen door ‘omroepsignalen’ om te verduidelijken dat deze verplichting niet alleen geldt voor de programma’s in strikte zin, maar ook voor zaken als reclameboodschappen en teletekst. Hiermee wil men de VRM de kans te geven om, indien nodig, het geheel van de uitgezonden omroepsignalen opnieuw te bekijken, inclusief reclameboodschappen en teletekst, bijvoorbeeld in functie van een klacht.
II. ALGEMENE BESPREKING De heer Jurgen Verstrepen wijst erop dat dit ontwerp grotendeels een technisch verhaal is en zegt er dan ook weinig problemen in te vinden. Alleen het feit dat de term ‘programma’ zou worden vervangen door het begrip ‘omroepsignaal’ is volgens hem een gemakkelijkheidsoplossing die in een snel evoluerende markt wel eens verwarring kan stichten. De vraag is: wat is
Stuk 911 (2005-2006) – Nr. 3
een omroepsignaal, ook al wordt het via een televisieplatform uitgezonden? Dan gaat men ervan uit dat het een programma op televisie is, maar hoe definieert men dan televisie? Via digitale televisie kunnen immers ook internet-gebaseerde signalen worden uitgezonden. Men krijgt dus een mix van mediaproducten waarbij de term omroepsignaal niet duidelijk vastlegt waar het om gaat. Skype bijvoorbeeld is telefonie via internet, maar bij uitbreiding kunnen ook beelden worden doorgestuurd en dan krijg je een vorm van web-tv en tegelijk is ook chatten en auditief bellen mogelijk. Dat gebeurt via internetplatformen, maar als dat evolueert naar een situatie waarbij dit aangeboden wordt via kabelinfrastructuur of andere, en via andere partners, is dat letterlijk geïnterpreteerd een ‘omroepsignaal’, maar eigenlijk zijn het allemaal afzonderlijke vormen van communicatie. De heer Verstrepen waarschuwt hierbij voor mogelijke juridische discussies, maar geeft toe zelf geen alternatief voor de term te kunnen bedenken. Hij trekt de bedenking door naar onder meer RDSinformatie via radio, die zeker een omroepsignaal is, maar geen ‘programma’ genoemd kan worden. Hoe moeten die data dan worden bijgehouden? De brede definitie van ‘omroepsignaal’ zou in die zin voor meer verwarring kunnen zorgen dan de enge definitie van een programma. Iedereen kent dat immers. Voor wat radio betreft, heeft de heer Verstrepen de indruk dat de technische aanpassingen inzake digitale radio toegespitst zijn op het DAB-systeem. Het is al een verouderd systeem van digitale radio (DR), terwijl er in het buitenland veel modernere van toepassing zijn. Al zit dat monopolie in België bij de VRT-RTBf, die DR-stations kunnen gemakkelijk de Vlaamse regio bedekken. CLT-RTL is daar al mee bezig, en alle actoren zijn naar DR aan het overstappen omwille van het grotere zendbereik zonder bijkomende zendmasten. De heer Verstrepen benadrukt dat het goed is dat de mogelijkheden op Vlaams niveau worden aangepast zodat de lokale radio’s en de commerciële zenders de genegotieerde digitale band kunnen gebruiken in het DAB-systeem. Toch moet volgens hem worden nagedacht over de andere opties van DR en dergelijke. Hij wijst erop dat de Vlaamse Regulator voor de Media (VRM) dat allemaal zal moeten controleren zonder vat te hebben op de buitenlandse digitale radio’s. Hij vindt het dus jammer dat dit enigszins vergeten is,
Stuk 911 (2005-2006) – Nr. 3
6
omdat de evolutie daar ook parallel loopt en er in het buitenland sneller initiatieven genomen worden inzake DR. Commerciële initiatieven op de andere digitale platformen in dit verband zijn onwaarschijnlijk omdat die in handen zitten van de VRT en de RTBf. De heer Carl Decaluwe stelt dat zijn opmerkingen in dezelfde richting gaan. In het advies van de Vlaamse Mediaraad leest hij bovendien dat het conceptueel kader ondoorzichtig is geworden en voor verwarring kan zorgen als begrippen zoals radio-omroepnetwerk en netwerk-radio-omroep worden gehanteerd. Verder is hij van oordeel dat dit technische en niet-politiek geladen decreet ook voor niet-mediaspecialisten leesbaar en overzichtelijk moet worden gehouden. Het zou in dat verband misschien goed zijn om alle media-actoren eens op een overzichtelijke manier te omschrijven en in kaart te brengen. Hij vindt het een goede zaak dat dit decreet een versoepeling inhoudt voor de erkenning van de particuliere lokale radio’s en eenzelfde lijn trekt als voor de openbare omroep. Hij leest in de omschrijving bij de aanpassing over de erkenningscriteria voor particuliere lokale radio’s dat die worden beperkt tot de informatie over het eigen verzorgingsgebied en de aantoonbare en beschreven band met de lokale gemeenschap. Hij vraagt zich af of dit zal blijven zoals nu in de uitvoeringsbesluiten is opgenomen of dat er nog concrete verfijningen zullen gebeuren. Mevrouw Margriet Hermans sluit zich aan bij de commentaren van haar collega’s en merkt op dat het hier gaat om een heel specifiek medialandschap en dat alle mogelijkheden en addertjes gekend moeten zijn. Overhaast te werk gaan, is voor haar geen optie. De bestaande definities zou ze niet te snel verengen of veranderen omdat dit alles nog complexer maakt. De drie technische aanpassingen waarover het gaat, zijn logisch en ze houden een vereenvoudiging in. Er is niet langer een zendvergunning nodig om erkend te worden en er is een versoepeling voor de lokale radio’s. Bij de terminologie ‘radio-omroepnetwerk’ en de ‘netwerk-radio-omroepen’, maakt ook zij de bedenking of hier geen verwarring kan ontstaan. De heer Geert Bourgeois, Vlaams minister van Bestuurszaken, Buitenlands Beleid, Media en Toerisme, merkt op dat dit decreet niet louter een technische aangelegenheid is. Voor de lokale radio’s houdt het eigenlijk een principiële kwestie in. Het decreet legt immers vast wat de essentie van een lokale radio is.
Wat de controle van de Vlaamse Regulator voor de Media (VRM) op de zogenaamde omroepsignalen betreft, kan dit een technische kwestie lijken, maar de regulator beklaagt zich over het feit dat precies dat wat hij wil controleren, niet bewaard wordt omdat de radio- en televisieomroepen zich erop beroepen dat ze enkel hun ‘programma’s’ moeten bewaren. De minister verklaart dat de wijziging van die term in ‘omroepsignalen’ inhoudelijk controlewerk moet toelaten. Hij voegt eraan toe dat er een vereenvoudiging wordt doorgevoerd voor de privé-initiatieven, maar dat wel duidelijk wordt gesteld dat de regelgeving moet worden gerespecteerd. Vervolgens licht hij het belang toe van wat nu gebeurt in het kader van de digitale ether en verwijst naar de onderhandelingen in Genève in verband met de digitale multiplexen. Daardoor opent zich een wereld van mogelijke nieuwe ontwikkelingen via de digitale ether, zowel voor radio, als voor tv. Hij begrijpt dan ook niet waarom sommige parlementsleden stellen dat men niet mag overhaasten. Het schema zit volgens minister Bourgeois goed en hij wil ook niet als laatste in Europa uit de bus komen. Hij stelt dat het zenderpark verzelfstandigd zal worden en dat de digitale ether tal van nieuwe toepassingen mogelijk maakt. Dit alles moet het mogelijk maken om bij de top in Europa te horen. Eén van de essentiële nieuwigheden die via decreet moet worden geregeld, is het uitsluitend via de ether uitzenden van digitale signalen van tv en radio. Minister Bourgeois reageert op de opmerking dat de term ‘omroepsignaal’ misschien niet alles dekt wat zou kunnen worden uitgezonden, of wat via de netwerken zou kunnen komen. Hij denkt van wel. Zelfs voor technieken die hier nog niet in gebruik zijn, zoals DRM, en die via digitalisering van de ether mogelijk worden, is deze generieke term een afdoende omschrijving, zeker in het licht van de zeer brede definitie die aan de term ‘omroepen’ is gegeven in artikel 2 van de gecoördineerde decreten betreffende de radio-omroep en de televisie. In een decreet moet een generieke term worden opgenomen die alle vormen van signalen omvat, ongeacht de techniek die daarbij wordt gebruikt. Hij benadrukt dat het decreet dus zeker niet op de maat van DAB is geschreven. Het gaat om een generieke formulering waaronder ook nieuwe toekomstige initiatieven moeten kunnen vallen. De minister gaat vervolgens in op de opmerking van de Vlaamse Mediaraad die de heer Decaluwe en mevrouw Hermans hebben aangehaald. Hij deelt
7
Stuk 911 (2005-2006) – Nr. 3
de mening van de Vlaamse Mediaraad alleszins niet. Men zal voortaan beschikken over netwerken en netwerkradio’s. Die laatste kunnen opereren via de kabel of via een ethernetwerk. Er zijn daarvoor tal van technische mogelijkheden en dan is dat onderscheid allicht niet zo complex. Hij wil de terminologie dus behouden.
dens de daluren voor het algemeen publiek worden uitgezonden, te controleren. De VRM mag dan elke vorm van interactieve uitzending controleren.
Ten slotte geeft de minister nog mee dat de administratie volop werkt aan de uitvoeringsbesluiten inzake de lokale radio’s zodat die dit jaar nog kunnen worden afgerond. Dan kan dit wijzigingsdecreet volgend jaar inwerkingtreden.
Voor de heer Jurgen Verstrepen lag in het verleden de gevoeligheid precies bij het feit dat de VRM ten aanzien van bijvoorbeeld TMF of JIM-tv niet kon ingrijpen bij signalen die aangeleverd werden door buitenlandse firma’s. Hij blijft de omschrijving van ‘omroepsignalen’ te ruim vinden. Hij vreest dat er dan à la carte kan worden gewerkt. ‘Programma’s’ zijn gemakkelijk opvraagbaar, maar alle andere elektronische data zijn eenvoudig aan te passen. De heer Verstrepen vraagt zich af of het geen maat voor niets zal blijken als men geen zekerheid heeft of de opgevraagde ‘signalen’ niet gewijzigd zijn.
De heer Jurgen Verstrepen heeft nog een bedenking bij het feit dat de VRM niet langer ‘programma’s’ controleert, maar wel ‘omroepsignalen’. De distributeurs moeten die signalen gedurende twee maanden bijhouden en de VRM kan die controleren. Er bestaan echter ook programma’s waarvan de signalen niet via de ether, maar via het internet worden verspreid. Als dergelijke signalen door een distributeur via een zender worden aangeboden, moet de zender die bijhouden en is die er verantwoordelijk voor. Als de inhoudleverancier dan een IP-based bedrijf is dat de signalen via internet doorstuurt, en er ontstaat een probleem, dan moet de VRM dat controleren. De heer Verstrepen vraagt zich af of er dan geen sprake is van een bevoegdheidsuitbreiding van de VRM naar internet – wat vandaag niet zo is – en of men daarmee geen conflictsituatie riskeert? De minister repliceert dat men niet uit het oog mag verliezen dat binnen die omschrijving van ‘omroepsignalen’ wel degelijk de ‘programma’s’ thuishoren. Het is de bedoeling ontwijkingsmanoeuvres tegen te gaan. Het decreet bepaalt dat de ‘programma’s’ bewaard moeten worden, waaruit men zou kunnen afleiden dat reclame, teletekst, en zo meer niet moeten worden bewaard. Met het begrip ‘omroepsignalen’ viseert men het geheel. De minister stelt dat de VRM bevoegd is voor de erkende omroepen, en dit onafhankelijk van de gehanteerde techniek. De minister citeert nog eens artikel 2 van de gecoördineerde decreten betreffende de radio-omroep en de televisie, om duidelijk het bevoegdheidsterrein van de VRM af te bakenen. Daaruit blijkt dat ongeacht de toegepaste techniek, de erkende omroepen het voorwerp kunnen uitmaken van controle. De heer Jurgen Verstrepen merkt op dat de VRM dan ook bevoegd is om chatsystemen met beeld die tij-
De minister antwoordt daarop dat het in de gecoördineerde decreten wel degelijk enkel over de omroepen gaat en niet over de distributeurs.
De minister blijft erbij dat de omroepen verantwoordelijk zijn voor de inhoud van wat er uiteindelijk wordt uitgezonden en hoe dat in beeld komt. De wijziging naar ‘omroepsignalen’ wordt overigens onderbouwd door de VRM zelf die wijst op een aantal signalen die van buitenaf verspreid worden. Hij is er tevens van overtuigd dat er technieken bestaan om na te gaan of er gefraudeerd is. In het geval van ontwijking en fraude komt men volgens de minister in de strafrechtelijke sfeer terecht. Er kan inderdaad sprake zijn van een toepassingsprobleem, maar de decreetgever kan alleen maar de generieke omschrijving opnemen. Als er sprake is van ontwijking of fraude, dan is dat een probleem van toepassing van het decreet. Bovendien moet het snel gaan: een klacht moet binnen 14 dagen ingediend zijn en dan vraagt de VRM de omroepsignalen op die de omroep twee maanden moet bewaren. Er wordt met dit decreet een deur gesloten maar het is altijd mogelijk dat er een kiertje openblijft. De heer Carl Decaluwe merkt op dat het hier toch niet om een onschuldige discussie gaat en ziet twee mogelijkheden: de VRM past het decreet sensu strictu toe en dan zijn er binnen het aangereikte kader sancties mogelijk, of de VRM kan uitspraken gaan doen op basis van cases, waarvoor de spreker vreest. De spreker heeft liever de omgekeerde wereld, waarbij de politiek het kader aangeeft waarbinnen de VRM moet handelen. Er is volgens hem geen duidelijk kader inzake interpretatiemogelijkheden. Hij is er voorstander van de taak van de VRM toe te spitsen op het mediagebeuren en datgene wat betrekking
Stuk 911 (2005-2006) – Nr. 3
8
heeft op het internet en dergelijke niet als prioritaire taak van de VRM te beschouwen. De marges worden anders alsmaar breder qua controleterrein. Vandaar is het belangrijk dat er vanwege de minister een duidelijke stellingname komt over de richting die men wil uitgaan. De heer Jurgen Verstrepen meent nog dat de definitie van erkende omroepen ook heel wat internet-gebaseerde producten omvat die dus onder die definitie van het decreet ressorteren, maar de VRM kan dan zeggen dat ze een omroep zijn, ook als ze geen vergunning hebben. De minister stelt ter verduidelijking dat er aan de gecoördineerde decreten niets verandert en dat artikel 176septies het duidelijk heeft over omroepen erkend door de Vlaamse Gemeenschap. Ook artikel 2 van de gecoördineerde decreten, dat stipuleert wat wordt verstaan onder een erkende omroep, blijft ongewijzigd. Die zeer brede definitie is overigens door het Arbitragehof bevestigd. Er wordt alleen gezegd dat een omroep conform artikel 2 en die beantwoordt aan artikel 176septies, ongeacht de toegepaste techniek, de omroepsignalen gedurende twee maanden moet bewaren. De minister is ervan overtuigd dat hieronder alle mogelijke omroepsignalen moeten vallen die uitgezonden worden door de omroepen die beantwoorden aan de definitie van het decreet.
III. ARTIKELSGEWIJZE BESPREKING Artikelen 1 tot 5 Deze artikelen worden zonder opmerkingen aangenomen met 10 stemmen.
Artikel 6 Een amendement voorgesteld door de heer Carl Decaluwe, mevrouw Margriet Hermans en de heer Dany Vandenbossche strekt ertoe de verwijzing naar artikel 52, §§2 en 3, te schrappen (Parl. St. Vl. Parl. 2005-06, nr. 911/2, amendement nr. 1). Amendement nr. 1 wordt aangenomen met 10 stemmen.
Het aldus geamendeerde artikel 6 wordt aangenomen met 10 stemmen.
IV. EINDSTEMMING Het geamendeerde ontwerp van decreet houdende wijziging van sommige bepalingen van de decreten betreffende de radio-omroep en de televisie, gecoördineerd op 4 maart 2005 wordt aangenomen met 10 stemmen.
De verslaggever,
De voorzitter,
Margriet HERMANS Dany VANDENBOSSCHE
––––––––––––––––––
9
Stuk 911 (2005-2006) – Nr. 3
TEKST AANGENOMEN DOOR DE COMMISSIE
V, bestaande uit artikelen 51 tot en met 53, vervangen door wat volgt:
Artikel 1
“AFDELING V
Dit decreet regelt een gemeenschapsaangelegenheid.
De netwerkradio-omroepen
Artikel 2
Artikel 51
In artikel 31 van de decreten betreffende de radioomroep en de televisie, gecoördineerd op 4 maart 2005 en gewijzigd door het decreet van 16 december 2005, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
Netwerkradio-omroepen, hierna netwerkradio’s te noemen, zijn radio’s die zich richten tot de gehele Vlaamse Gemeenschap en die hun programma’s uitsluitend via een kabel-, radio-omroep- en/of televisieomroepnetwerk doorgeven.
1° in §2 wordt 4° vervangen door wat volgt: “4° particuliere radio-omroepen die zich richten tot de gehele Vlaamse Gemeenschap en die hun programma’s uitsluitend via een kabel-, radio-omroep- of televisieomroepnetwerk doorgeven, hierna netwerkradio-omroepen te noemen.”; 2° in §3 wordt het woord “kabelradio-omroepen” vervangen door het woord “netwerkradio-omroepen”.
Artikel 52 Het maatschappelijk doel van de netwerkradio’s bestaat in het verzorgen van radioprogramma’s via een kabel-, radio-omroep- of televisieomroepnetwerk. De netwerkradio’s kunnen alle activiteiten verrichten die rechtstreeks of onrechtstreeks aansluiten bij de verwezenlijking van hun maatschappelijk doel.
Artikel 53 Artikel 3
In artikel 50 van dezelfde decreten, gewijzigd door het decreet van 15 juli 2005, wordt het eerste lid vervangen door wat volgt: “De Vlaamse Regering verleent de erkenning op basis van de volgende criteria: de concrete invulling van de informatie over het eigen verzorgingsgebied in het programma-aanbod en de aantoonbare en beschreven band, die is opgebouwd met de lokale gemeenschap. De Vlaamse Regering kan aanvullende voorwaarden voor erkenning opleggen.”.
Artikel 4 In titel III, hoofdstuk I, van dezelfde decreten, gewijzigd door het decreet van 15 juli 2005, wordt afdeling
Om erkend te worden en te blijven, voldoen de netwerkradio’s aan de voorwaarden, vermeld in artikelen 34, 35, 36 en 38, worden ze opgericht in de vorm van een rechtspersoon, en vallen ze onder de bevoegdheid van de Vlaamse Gemeenschap. De bestuurders mogen geen politiek mandaat bekleden en zijn geen bestuurder van een andere rechtspersoon die een netwerkradio-omroep uitbaat. Elke wijziging in de raad van bestuur van de netwerkradio-omroep wordt meegedeeld aan de Vlaamse Regulator voor de Media. De netwerkradio’s delen aan de Vlaamse Regulator voor de Media de volgende informatie mee: de plaats van uitzending, de plaats van vestiging, de aanwezige infrastructuur, de statuten, de financiële structuur en het financiële plan, het programma-aanbod, het redactiestatuut, het uitzendschema, de identificatiegegevens van de medewerkers van de netwerkradio-omroep, met inbegrip van hun radio-ervaring en hun statuut. Elke latere wijziging van die informatie
Stuk 911 (2005-2006) – Nr. 3
10
wordt onmiddellijk aan de Vlaamse Regulator voor de Media meegedeeld.”.
Artikel 5 In artikel 176septies, derde lid, van dezelfde decreten, gewijzigd door het decreet van 16 december 2005, wordt het woord “programma’s” vervangen door het woord “omroepsignalen”.
Artikel 6 In de artikelen 42, §2, 46, §2, en 50, derde lid, van dezelfde decreten worden de woorden “het Vlaams Commissariaat voor de Media” telkens vervangen door de woorden “de Vlaamse Regulator voor de Media”. In artikel 90, §2, eerste lid, van dezelfde decreten worden de woorden “Het Vlaams Commissariaat” vervangen door de woorden “De Vlaamse Regulator voor de Media”. –––––––––––––