RICOH TotalFlow Production Manager
Gebruiksaanwijzing Gebruikershandleiding
Version 3.0.0
TotalFlow Production Manager
1
Voorbeeldtaken uitvoeren
2
Configuratie
3
Objecten beheren
4
Werken met taken
5
Werken met rapporten
6
Werken met workflows
7
Beveiliging
8
Back-ups maken en herstel uitvoeren
9
Problemen oplossen
10
Foutmeldingen in TotalFlow Production Manager
11
Referentie
12
Bekijk het Help-systeem van uw product voor informatie die niet in deze handleiding staat.
Lees deze handleiding zorgvuldig door en houd deze binnen handbereik ter referentie.
Inleiding Belangrijk Tot zover maximaal is toegestaan door de wetgeving die van toepassing is, is de fabrikant in geen geval aansprakelijk voor welke schade dan ook die voortvloeit uit fouten van dit product, verlies van documenten of gegevens, of het gebruik van dit product en de meegeleverde gebruiksaanwijzingen. Zorg ervoor dat u altijd een kopie of back-ups hebt van belangrijke documenten en gegevens. Documenten en gegevens kunnen worden gewist door bedieningsfouten of door fouten van het apparaat. Gebruikers moeten zich ook beschermen tegen computervirussen, wormen en andere schadelijke software. De fabrikant is onder geen omstandigheden verantwoordelijk voor documenten die door u zijn gemaakt met dit product of voor resultaten die voortkomen uit door u uitgevoerde gegevens. Verwijder of plaats geen schijven tijdens het uitvoeren van deze toepassing. Zaken waar u op moet letten in deze handleiding • Sommige illustraties of toelichtingen in deze handleiding kunnen afwijken van uw toepassing als gevolg van verbeteringen of wijzigingen aan de toepassing. • De inhoud van dit document kan zonder voorafgaande kennisgeving worden gewijzigd. • Geen enkel deel van dit document mag zonder de voorafgaande toestemming van de fabrikant in enige vorm worden gedupliceerd, gekopieerd, gereproduceerd, aangepast of geciteerd.
Handleidingen voor deze toepassing De volgende handleidingen zijn beschikbaar voor deze toepassing. Instructiehandleidingen De volgende instructiehandleidingen worden meegeleverd: • Installatiehandleiding (gedrukt/PDF) In deze handleiding worden de installatie- en opstartprocedures voor deze toepassing beschreven. • Snel aan de slag (gedrukt) Deze handleiding beschrijft de inlogprocedure van de applicatie, uitvoering van een basisconfiguratie en hoe u de Gebruikershandleiding kunt afdrukken. • Gebruikershandleiding (HTML/PDF) In deze handleiding worden de functies en basisbewerkingen van deze toepassing beschreven. De PDF-documentatie kan alleen met Adobe Acrobat Reader of Adobe Reader worden weergegeven. U kunt de HTML-documentatie weergeven met een webbrowser.
1
Help In de Help worden tekstballonnen gebruikt om uitleg te bieden over de instellingen, de waarden voor deze instellingen en de manier waarop u deze opgeeft. In deze handleiding wordt de Help-informatie ook wel “contextafhankelijke Help” genoemd. Hoe u deze documentatie het best kunt lezen Voorafgaand aan het gebruik van deze toepassing Deze handleiding bevat instructies en waarschuwingen voor een correct gebruik van deze toepassing. Lees deze handleiding aandachtig en volledig door voordat u deze toepassing gaat gebruiken. Houd deze handleiding als naslag bij de hand. Het gebruik van de handleidingen en Help Gebruik de instructiehandleidingen en de contextafhankelijke Help naar eigen voorkeur. In formatie over h et in stalleren en starten van dez e toepassin g Zie de Installatiehandleiding. Le r e n w e r k e n me t R I C O H To ta lFlo w Pr od uc tio n Ma n a g e r Raadpleeg de handleiding Snel aan de slag. In f o r matie o ve r d e f un c tie s e n b a sisb e we rk ing e n va n d e z e toe p a ssin g Zie de Gebruikershandleiding. In f o r matie o ve r h e t c o nf igur e re n va n d e sc he r min ste llin g e n , c o rr e c te in vo e r, e n z o voo r t Zie de contextafhankelijke Help. De instructiehandleidingen bekijken (Installatiehandleiding en Gebruikershandleiding) Gebruik deze procedures om de instructiehandleidingen (HTML/PDF) te bekijken. De beschrijvingen in de HTML- en PDF-versie van de instructiehandleidingen zijn hetzelfde. • U geeft als volgt de Gebruikershandleiding in HTML weer: – Klik in de gebruikersinterface van TotalFlow Production Manager op de rechterkant van de menubalk en klik vervolgens op [ H e lp ] .
, de Help-knop, aan
– Als u niet op TotalFlow Production Manager bent aangemeld, voer dan deze url in een webbrowser in: http://hostnaam:15888/help/index.jsp. De naam van de computer waarop TotalFlow Production Manager is geïnstalleerd, is hostnaam.
2
• Om de PDF-handleidingen weer te geven, klikt u op [ S t a r t ] , gaat u naar [ A l l e p r o g r a m m a ' s ] , vervolgens [ R I C O H T o t a lF l o w P r o d u c t i o n M a n a g e r ] en klikt u vervolgens op [ I n s t a ll a t i e h a n d l e i d i n g ] of [ G e b r u ik e r s h a n d le id i n g ] .
3
De contextafhankelijke Help bekijken • Wanneer u de muisaanwijzer boven bepaalde items pagina's van de gebruikersinterface houdt (aanwijzen zonder te klikken), verschijnt er Help-informatie over dit item in een ballon.
• Wanneer u de muisaanwijzer boven een eigenschap in een dialoogvenster houdt, verschijnt vraagtekenknop, naast de naam van de eigenschap. Klik op
om de contextafhankelijke Help
voor de eigenschap weer te geven. Klik in de contextafhankelijke Help op na in de Gebruikershandleiding in HTML weer te geven.
4
, de
om de verwante pagi-
Symbolen In deze handleiding worden ter verduidelijking van de inhoud de volgende symbolen gebruikt. Met dit symbool wordt aangegeven dat u bij gebruik van de toepassing ergens op moet letten. Zorg ervoor dat u deze uitleg leest. Dit symbool duidt op aanvullende informatie die u mogelijk nuttig vindt, maar die niet essentieel is voor de uitvoering van een taak. [Vet]
V e t g e d r u k t e t e k s t binnen vierkante haken geeft de namen van toetsen, menu's, menu-items, vensters, velden, instellingen en knoppen aan.
Vet
V e t g e d r u k t e t e k s t geeft de namen van opdrachten aan. Ook voor nieuwe begrippen wordt vet gedrukte tekst gebruikt.
Cursief
Cursieve tekst wordt gebruikt voor variabelen die u moet vervangen door uw
eigen gegevens. Monospace
Monospace type wordt gebruikt voor computerinvoer en bestandsnamen.
{}
In meldingen en andere elementen van de gebruikersinterface, worden variabelen die door het programma zelf worden vervangen tussen gekrulde haakjes geplaatst.
...
Een ellipsteken geeft aan dat een reeks kan doorgaan.
5
Handelsmerken Adobe, het Adobe-logo, Acrobat, het Adobe PDF-logo, Distiller en Reader zijn gedeponeerde handelsmerken of handelsmerken van Adobe Systems Incorporated in de Verenigde Staten en/of in andere landen. Alle andere handelsmerken zijn eigendom van hun respectievelijke eigenaars. Onderdelen van dit softwareproduct zijn ©Copyright 1984-2013 Adobe Systems Incorporated en zijn licentiehouders. All rights reserved. Fiery is een geregistreerd handelsmerk van Electronics for Imaging, Inc. in de V.S. en/of sommige andere landen. EFI is een handelsmerk van Electronics for Imaging, Inc. in de V.S. en/of sommige andere landen. Firefox is een geregistreerd handelsmerk van de Mozilla Foundation. Google en Chrome zijn handelsmerken van Google Inc. IBM en DB2 zijn handelsmerken of geregistreerde handelsmerken van International Business Machines Corporation in de Verenigde Staten en/of andere landen. Linux is een gedeponeerd handelsmerk van Linus Torvalds in de Verenigde Staten en/of andere landen. Microsoft, Windows, Windows Server, Windows Vista en Internet Explorer zijn handelsmerken of gedeponeerde handelsmerken van Microsoft Corporation in de Verenigde Staten en/of andere landen. De juiste namen van de besturingssystemen van Windows luiden als volgt: • De productnamen van Windows XP luiden als volgt: Microsoft® Windows® XP Professional Microsoft® Windows® XP Home Edition • De productnamen van Windows Vista luiden als volgt: Microsoft® Windows Vista® Ultimate Microsoft® Windows Vista® Business Microsoft® Windows Vista® Home Premium Microsoft® Windows Vista® Home Basic Microsoft® Windows Vista® Enterprise • De productnamen van Windows 7 luiden als volgt: Microsoft® Windows® 7 Home Premium Microsoft® Windows® 7 Professional Microsoft® Windows® 7 Ultimate Microsoft® Windows® 7 Enterprise • De productnamen van Windows Server 2008 luiden als volgt: Microsoft® Windows Server® 2008 Standard Microsoft® Windows Server® 2008 Enterprise • De productnamen van Windows Server 2008 R2 luiden als volgt: Microsoft® Windows Server® 2008 R2 Standard 6
Microsoft® Windows Server® 2008 R2 Enterprise • De productnamen van Windows Server 2012 luiden als volgt: Microsoft® Windows Server® 2012 Standard Microsoft® Windows Server® 2012 Enterprise • De productnamen van Windows 8 zijn als volgt: Microsoft® Windows 8 Standard Microsoft® Windows 8 Professional Microsoft® Windows 8 Enterprise UNIX is een gedeponeerd handelsmerk van The Open Group in de Verenigde Staten en andere landen. De overige productnamen die in dit document worden gebruikt, zijn alleen bedoeld als aanduiding en kunnen handelsmerken zijn van de respectievelijke bedrijven. Wij doen afstand van enig recht op deze merken.
7
INHOUDSOPGAVE Inleiding Belangrijk ........................................................................................................................................... 1 Zaken waar u op moet letten in deze handleiding............................................................................... 1 Handleidingen voor deze toepassing.................................................................................................. 1 Hoe u deze documentatie het best kunt lezen ..................................................................................... 2 Voorafgaand aan het gebruik van deze toepassing............................................................................ 2 Het gebruik van de handleidingen en Help......................................................................................... 2 Symbolen ........................................................................................................................................... 5 Handelsmerken................................................................................................................................... 6 1 TotalFlow Production Manager Productoverzicht................................................................................................................................... 15 Systeemobjecten............................................................................................................................... 17 Methoden voor het indienen van taken............................................................................................. 19 Eigenschappen................................................................................................................................. 21 TotalFlow Production Manager-gebruikersinterface.............................................................................. 22 Menubalk......................................................................................................................................... 23 De pagina [ B e w e r k in g e n ] ............................................................................................................... 24 De pagina [ W a c h t r i je n ] .................................................................................................................. 30 De pagina [ C o n f i g u r a t i e ] ................................................................................................................ 31 De pagina [ R a p p o r t e n ] ................................................................................................................... 34 De pagina [ W o r k f l o w ] .................................................................................................................... 36 Eigenschappen voor dialoogvenster Taak ......................................................................................... 38 2 Voorbeeldtaken uitvoeren E-mailmeldingen aanmaken en wijzigen............................................................................................... 47 Printermeldingen maken en bewerken............................................................................................... 47 Berichten met betrekking tot de virtuele printer maken en bewerken .................................................. 49 Een taakmelding maken.................................................................................................................... 51 3 Configuratie Printers maken...................................................................................................................................... 55 Taakticket-printers maken.................................................................................................................. 56 Passthrough-printers maken............................................................................................................... 62 Printers configureren voor het afdrukken van scheidingsbladen......................................................... 67 Printers configureren voor herstel ...................................................................................................... 68 Printers configureren voor papiertypen.............................................................................................. 70 Printerpools maken............................................................................................................................... 71
9
Virtuele printers maken ......................................................................................................................... 72 Virtuele printers koppelen aan printers of printerpools....................................................................... 74 Standaardinstellingen en tijdelijke uitschakelingen van virtuele printers instellen voor taakeigenschappen....................................................................................................................... 76 Voorbereiding voor indienen van taak ................................................................................................. 78 Configuratie van taakindiening via TotalFlow Prep, TotalFlow Path of TotalFlow PM Job Submission .................................................................................................................................... 78 Taken verzenden met een Hotfolder configureren ............................................................................. 79 Taken indienen met LPD configureren................................................................................................ 83 Papieren maken ................................................................................................................................... 85 Papier in TotalFlow Production Manager en andere programma's .................................................... 85 Papier automatisch aanmaken .......................................................................................................... 86 Papiercatalogus voor printer importeren............................................................................................ 86 Papier handmatig instellen ................................................................................................................ 89 Beveiliging instellen.............................................................................................................................. 90 Gebruikersmachtigingen................................................................................................................... 90 Gebruikers aanmaken....................................................................................................................... 93 Teller voor het verlopen van wachtwoorden instellen ........................................................................ 95 Timer voor automatisch afmelden instellen......................................................................................... 95 Objecten van het ene naar het andere systeem kopiëren ..................................................................... 96 Servereigenschappen instellen ............................................................................................................. 98 Een e-mailserver instellen .................................................................................................................. 99 Meldingen maken ..............................................................................................................................100 Het logboekschema veranderen.........................................................................................................102 Clientcomputers configureren .............................................................................................................102 Aanmelden bij TotalFlow Production Manager................................................................................102 De gebruikersinterface aanpassen ..................................................................................................112 4 Objecten beheren Eigenschappen weergeven en wijzigen..............................................................................................119 Status weergeven...............................................................................................................................120 Logboeken weergeven.......................................................................................................................122 Virtuele printers en printers inschakelen ..............................................................................................124 Virtuele printers en printers uitschakelen..............................................................................................124 Meldingen bewerken .........................................................................................................................125 Objecten verwijderen.........................................................................................................................125 Virtuele printers beheren.....................................................................................................................126 Invoerbestanden wissen..................................................................................................................126 10
Printers beheren .................................................................................................................................126 Laden en papier aan een printer toewijzen .....................................................................................126 De aan een printer toegewezen taken weergeven ..........................................................................128 De webpagina voor een printer weergeven....................................................................................128 Een papierwijziging voor een printer instellen .................................................................................128 5 Werken met taken Taken van TotalFlow-toepassingen indienen.......................................................................................131 Taken indienen vanuit TotalFlow Prep..............................................................................................131 Taken indienen vanuit TotalFlow PM Job Submission.......................................................................131 Taken zoeken in TotalFlow Production Manager ................................................................................133 Taken zoeken in de pod [ W a c h t r i j e n ] ...........................................................................................133 Taakinformatie weergeven en wijzigen...............................................................................................134 Taakeigenschappen weergeven .....................................................................................................135 Standaardinstellingen en opheffingen .............................................................................................135 De taakeigenschappen wijzigen .....................................................................................................135 De hulpprogramma's voor uitzonderingspagina's gebruiken ...........................................................142 Taken bewerken in RICOH TotalFlow Prep......................................................................................144 Speciale instructies maken voor een taak ........................................................................................145 PostScript- of PCL-taken transformeren naar PDF .............................................................................147 Preflighting van taken......................................................................................................................147 Proefafdrukken maken ....................................................................................................................150 Taken starten, verplaatsen, vasthouden en hervatten ..........................................................................150 Taken versturen naar een printer of printerpool...............................................................................150 Taken verplaatsen naar een andere printer of printerpool...............................................................152 Taken sneller verwerken en afdrukken.............................................................................................155 Taken goedkeuren of afkeuren .......................................................................................................155 De verwerking van taken met fouten afdwingen..............................................................................156 Taken uitstellen................................................................................................................................156 Uitgestelde taken hervatten .............................................................................................................157 Taken vasthouden vóór het afdrukken.............................................................................................157 Taken vasthouden na afdrukken......................................................................................................158 Taken opslaan ................................................................................................................................158 Taken opnieuw afdrukken...............................................................................................................160 Taken opnieuw verwerken ..............................................................................................................162
11
6 Werken met rapporten Standaardrapporten ..........................................................................................................................163 [ T a a k p r e s t a t i e ] -rapport.................................................................................................................164 [ A f g e d r u k t e t a k e n ] -rapport...........................................................................................................164 [ P r in t e r g e b r u ik ] -rapport................................................................................................................165 Rapporten weergeven........................................................................................................................166 De tijdsperiode van een rapport instellen............................................................................................167 Rapporten opslaan.............................................................................................................................167 Rapporten exporteren ........................................................................................................................168 Rapporten verwijderen.......................................................................................................................168 7 Werken met workflows Standaard workflows .........................................................................................................................170 Standaardactiviteiten en aangepaste activiteiten ................................................................................170 Workflows bewerken .........................................................................................................................171 Aangepaste activiteiten maken ...........................................................................................................172 Activiteitseigenschappen en standaardinstellingen van taken bekijken en wijzigen..............................173 Standaardwaarden en overschrijvingen voor taakeigenschappen instellen in de [ A f d r u k k e n ] activiteit......................................................................................................................................174 Externe activiteiten..............................................................................................................................176 Externe toepassingen instellen.........................................................................................................177 Activiteiten aanmaken voor [ E x t e r n e a p p l ic a t i e u it v o e r e n ] ..........................................................178 Activiteiten aanmaken voor [ H o t - f o ld e r a p p l i c a t i e u i t v o e r e n ] ......................................................178 [ K o p i ë r e n n a a r m a p ] -activiteiten aanmaken.................................................................................179 Activiteiten wissen...............................................................................................................................180 8 Beveiliging Wachtwoorden beheren ....................................................................................................................181 Uw wachtwoord wijzigen ...............................................................................................................181 Het wachtwoord wijzigen voor een andere gebruiker.....................................................................182 Gebruik van het LPD-protocol beperken voor het indienen van taken .................................................183 9 Back-ups maken en herstel uitvoeren Back-up van gegevens maken............................................................................................................185 Gegevens herstellen...........................................................................................................................187 10 Problemen oplossen Geen toegang tot TotalFlow Production Manager..............................................................................191 Kan geen nieuwere versie van TotalFlow Production Manager installeren ..........................................192
12
Kan taakindiening niet annuleren .......................................................................................................192 Geen communicatie met printerapparaat ...........................................................................................192 Virtuele printers kunnen niet worden ingeschakeld..............................................................................192 Kan taak niet vinden of weergeven ....................................................................................................193 Poort 15080 kan niet worden gebruikt..............................................................................................193 Kan taakstatus niet weergeven ...........................................................................................................194 Bij kopiëren en plakken crasht de browser .........................................................................................194 Bestandsnamen of taaknamen worden weergegeven of afgedrukt met de verkeerde tekens...............195 Invoerbestanden met fouten ...............................................................................................................195 Japanse waarden worden niet opgeslagen........................................................................................195 Taakinvoerwaarden worden automatisch gecorrigeerd......................................................................195 De taakverwerking stopt en er wordt een foutmelding 'database-uitzondering' getoond.....................195 Taakeigenschappen worden niet bijgewerkt.......................................................................................196 Taakgrootte is 0 .................................................................................................................................196 Taken worden met verkeerde tekens weergegeven of afgedrukt.........................................................197 Taken die niet zijn ingepland om te worden afgedrukt........................................................................197 Taken of invoerbestanden kunnen niet worden verwijderd..................................................................197 Taken worden in de verkeerde volgorde afgedrukt ............................................................................197 De taken staan te lang in de afdrukstatus............................................................................................198 Het duurt lang voordat het dialoogvenster Inloggen wordt weergegeven ...........................................198 De gebruikersinterface geeft de berichten in verschillende talen weer.................................................198 Papier niet beschikbaar voor toewijzing .............................................................................................198 Passthrough-printers kunnen geen taken afdrukken.............................................................................199 Prestatieproblemen.............................................................................................................................199 De gebruikersinterface reageert niet nadat een dialoogvenster is gesloten .........................................199 Virtuele printers verwerken geen taken die zijn verzonden naar hotfolders .........................................199 Problemen met het dialoogvenster [ E i g e n s c h a p p e n v o o r d e t a a k ] oplossen ...................................200 11 Foutmeldingen in TotalFlow Production Manager Interface-berichten (AIWFnnnn) .........................................................................................................203 Instantieberichten (AIWInnnn) ............................................................................................................205 Belangrijke serverberichten (AIWPnnnn).............................................................................................207 R a p p o r t b e r i c h t e n ( A I W R n n n n ) .......................................................................................................213 S e c u n d a ir e s e r v e r b e r ic h t e n ( A I W S n n n n ) ......................................................................................213 Berichten van virtuele printers (AIWXnnnn) .........................................................................................213 Transforms-berichten (AIWXnnnn) ......................................................................................................213 M a k e R e a d y - b e r i c h t e n ( A I W X M R n n n n ) .........................................................................................214
13
Notificatieberichten (AIWXNOTnnnn) ................................................................................................214 Webserviceberichten (AIWWnnnn)....................................................................................................214 12 Referentie Eigenschapswaarden van papier .......................................................................................................215 Reguliere expressies...........................................................................................................................219 Bestandsnamen in symboolnotatie opgeven .......................................................................................220 INDEX
14
1 . TotalFlow Production Manager •Productoverzicht •TotalFlow Production Manager-gebruikersinterface TotalFlow Production Manager is een webtoepassing waarmee u vanaf één locatie uw afdrukomgeving via een uitgebreide gebruikersinterface kunt beheren. Deze handleiding bevat onderwerpen die beheerders en gebruikers ondersteunen bij de kennismaking en het werken met TotalFlow Production Manager.
1
Productove rzicht Met RICOH TotalFlow Production Manager kunt u uw afdrukprocessen voor maximaal vijftien printers beheren met een aparte IP- of hostnaam en via één gebruikersinterface in een webbrowser. TotalFlow Production Manager wordt als server geïnstalleerd en de gebruikersinterface acteert als client.
TotalFlow Production Manager verschaft een centrale locatie voor het toewijzen van taken aan printers en het beheer van afdruktaken. Het programma routert en volgt inkomende, in behandeling zijnde en voltooide taken en stelt u in staat om taken aan te passen tot het laatste moment. Met TotalFlow Production Manager kunt u gemakkelijk de afdrukvolgorde wijzigen, de printers voor uitvoer veranderen en taken opnieuw afdrukken. Met RICOH TotalFlow Prep voert u voorafgaande werkzaamheden uit om uw taak voor het afdrukken gereed te maken, zoals bewerken, opmaken en de pagina-indeling aanpassen. TotalFlow Prep stuurt
15
1 TotalFlow Production Manager
taken met een taakticket naar TotalFlow Production Manager. TotalFlow Prep en TotalFlow Production Manager werken naadloos samen om nieuwe taken in te stellen, instellingen toe te passen om de taken afdrukklaar te creëren en de taken naar meest geschikte printer te sturen.
1
TotalFlow Production Manager ondersteunt ook het indienen van taken door ze naar hotfolders te slepen. U kunt tevens taken vanaf andere systemen versturen via het LPD-protocol (Line Printer Daemon) voor bestandsoverdracht. Dankzij de netwerkcommunicatie met uw printer, is het eenvoudig om de status van de printer en van de afdruktaak te controleren. In deze afbeelding ziet u hoe taken door TotalFlow Production Manager lopen. Taken worden verstuurd naar virtuele printers, die er taakeigenschappen aan toewijzen. Zo kan bijvoorbeeld 'Virtuele printer 1' betekenen dat taken op bankpostpapier worden afgedrukt, terwijl 'Virtuele printer 2' gerecycled papier gebruikt. Als de virtuele printer aan een printer is gekoppeld, wijst TotalFlow Production Manager automatisch de taken aan die printer toe. Aangezien 'Virtuele printer 4' niet aan een printer is gekoppeld, zal de gebruiker de taken handmatig naar ofwel de Job Ticket-printer, ofwel de Passthrough-printer moeten verplaatsen.
16
Systeemobjecten
Systeemobjecten TotalFlow Production Manager bestaat uit een server, printers, printerpools, virtuele printers, papier, gebruikers, taken, workflows, activiteiten en rapporten. Elk van deze elementen is een s y s t e e m o b j e c t . Voor elk systeemobject kunt u gedetailleerde kenmerken definiëren. Deze kenmerken worden e i g e n s c h a p p e n genoemd.
1
Server
U installeert de TotalFlow Production Manager-sse r v e r op een Windows-computer. In TotalFlow Production Manager krijgt de server de naam [ S y s t e e m ] . De server: • beheert alle aspecten van het verwerken van taken, van de virtuele printers die de taken ontvangen, tot de printers waarop ze worden afgedrukt; • beheert de onlineversie van deze handleiding • beheert systeeminstellingen Virtuele printers
V i r t u e l e p r in t e r s ontvangen taken en versturen de taken naar TotalFlow Production Manager printers of printerpools. Printers
U kunt p r i n t e r s in TotalFlow Production Manager instellen en deze aan afdrukapparaten koppelen. Printers ontvangen taken van virtuele printers en versturen taken naar afdrukapparaten. Zie voor printers die taken kunnen afdrukken vanaf TotalFlow Production Manager het TotalFlow Production Manager Readme-bestand. Klik in de Windows taakbalk op [ S t a r t ] , ga naar [ A l l e p r o g r a m m a ' s ] , vervolgens [ R I C O H T o t a l F lo w P r o d u c t i o n M a n a g e r ] en klik ten slotte op [ L e e s m ij ] . Welk type printer u instelt in TotalFlow Production Manager om een afdrukapparaat te vertegenwoordigen, hangt af van de capaciteiten van het afdrukapparaat: Jo b Tic k e t Job Ticket-printers zijn gekoppeld aan afdrukapparaten die taaktickets ondersteunen. U kunt de taakopties bepalen door de taaktickets van taken te bewerken die aan Job Ticket-printers zijn toegewezen. Virtuele TotalFlow Production Manager-printers die gekoppeld zijn met Job Ticket-printers kunnen deze taken van deze programma's ontvangen: • RICOH TotalFlow PM Job Submission • RICOH TotalFlow Path • RICOH TotalFlow Prep Ze kunnen ook taken in een hotfolder of van een printopdracht ontvangen dat gebruikmaakt van het Line Printer Daemon (LPD)-protocol. Job Ticket-printers kunnen rechtstreeks met printers communiceren en tijdens het afdrukken de status van de taken verkrijgen.
17
1 TotalFlow Production Manager
Passth rough
1
Passthrough-printers zijn gekoppeld aan afdrukapparaten die taken in allerlei verschillende formaten kunnen afdrukken, bijvoorbeeld PCL, PostScript en PDF. Taken die aan passthrough-printers zijn toegewezen, hebben mogelijk geen taakticket. Virtuele TotalFlow Production Manager-printers die aan Passthrough-printers zijn gekoppeld, kunnen taken ontvangen in een hotfolder of via een afdrukopdracht waarbij het LPD-protocol wordt gebruikt. Passthrough-printers kunnen geen taakstatus rapporteren. Printerpools
P r i n t e r p o o l s zijn groepen printers die samenwerken voor maximale efficiëntie. Wanneer u een taak naar een printerpool verstuurt, wijst TotalFlow Production Manager de taak toe aan de printer die deze taak het snelst kan afdrukken. O ptie Ko p ie sp litse n Gebruik de functie 'Kopie splitsen' om een taak zo snel mogelijk af te drukken. Als u een nieuwe printerpool aanmaakt, stel de [ S p l i t s e n v a n e x e m p l a r e n i n g e s c h a k e l d ] -optie dan in op [ J a ] en stel [ D r e m p e l v o o r s p li t s e n v a n e x e m p la r e n ] in op het maximale aantal kopieën waarbij de functie 'Kopie splitsen' moet worden gebruikt. De taak wordt verdeeld over alle beschikbare printers in de printerpool, zodat de volledige serie kopieën het snelst wordt afgedrukt. Papier
P a p ie r staat voor het type papier, de enveloppen, de formulieren, de etiketten of de transparanten waarop taken worden afgedrukt. In TotalFlow Production Manager wordt het papier in elke invoerlade van elke printer bijgehouden en worden met deze informatie taken gepland waarvoor bepaald papier nodig is voor printers die op dat papier afdrukken. Gebruikers
Alle TotalFlow Production Manager-gebruikers moeten een unieke g e b r u ik e r s n a a m en een uniek w a c h t w o o r d voor TotalFlow Production Manager hebben. De machtiging van de gebruiker bepaalt tot welke objecten de gebruiker toegang heeft en welke acties de gebruiker kan uitvoeren. Taken
Ta k e n zijn invoerbestanden die in TotalFlow Production Manager zijn geaccepteerd en ingediend om te worden verwerkt. TotalFlow Production Manager kan taken met deze indelingen afdrukken:
18
Gegevensindeling
Job Ticketprinters
Passthroughprinters
PCL
Ja
Ja
Voor Job Ticket-printers moeten PCL-taken worden geconverteerd naar PDF door een transformatiestap in de workflow.
PDF
Ja
Ja
Normaal gesproken moet u PDF-taken afdrukken op Job Ticket-printers, omdat die printers over meer opties beschikken en meer informatie geven
Opmerkingen
Rapporten
Gegevensindeling
Job Ticketprinters
Passthroughprinters
Opmerkingen
over de mogelijkheden van dit type printer dan een Passthrough-printer. PostScript
Ja
Ja
TIFF
Nee
Ja
Voor Job Ticket-printers moeten PostScript-taken worden geconverteerd naar PDF door een transformatiestap in de workflow.
1
Rapporten
R a p p o r t e n bevatten informatie over het afdrukken van taken en printeractiviteiten. Beheerders gebruiken deze gegevens voor het inplannen van de capaciteit, meten en optimaliseren van de efficiëntie van de productie en het vaststellen van problemen. Workflows
Een w o r k f l o w definieert een set activiteiten die een taak in het systeem doorloopt. Een workflow is aan elke virtuele printer gekoppeld. Activiteiten
Een a c t i v i t e it bevat de code die een specifieke actie uitvoert, zoals het maken of verwijderen van een taak. Met een activiteit kunnen ook de standaardwaarden voor de eigenschap van een taak worden gedefinieerd. TotalFlow Production Manager levert alle activiteiten die nodig zijn om een taak af te drukken. U kunt deze activiteiten kopiëren en aanpassen om aangepaste activiteiten te maken. Methoden voor het indienen van taken U kunt taken indienen bij TotalFlow Production Managermet TotalFlow Prep, het LPD-protocol (line printer daemon), File Transfer Protocol (FTP) of andere methoden voor het kopiëren van bestanden. Taken worden ingediend voor virtuele printers die u hebt gedefinieerd. Virtuele printers ontvangen de taak en starten de verwerking van de taak. De ondersteunde methoden voor het versturen van taken zijn de volgende: RIC OH TotalFlow Prep Met TotalFlow Prep kunt u documenten bewerken en er proefafdrukken van maken, en documenten selecteren om een taak te maken met een taakticket en de taak vervolgens indienen bij een TotalFlow Production Manager virtuele printer. R IC O H To ta lFlo w PM Jo b Sub missio n Met TotalFlow PM Job Submission kunt u documenten selecteren om taken in te stellen met een taakticket en de taak vervolgens naar een virtuele TotalFlow Production Manager-printer versturen. RIC OH TotalFlow Path
19
1 TotalFlow Production Manager
Met TotalFlow Path kunt u taken invoeren met een verscheidenheid aan invoerextensies. Vervolgens selecteert TotalFlow Path een virtuele TotalFlow Production Manager-printer die de taken kan verwerken en versturen. Hotfolder
1
U kunt een FTP-client of de gewenste bestandskopieermethode gebruiken om afdrukbestanden naar een hot folder te kopiëren. Wanneer u een taak kopieert of verplaatst naar een hot folder, ontvangt de virtuele printer die is gekoppeld aan de hot folder, automatisch de taak en wordt het verwerken van de taak gestart. LPD-protocol U kunt met de LPR-poort, de opdracht lp r of een andere opdracht die gebruikmaakt van het LPD-protocol, taken versturen naar een virtuele printer. Geef de naam op van de virtuele printer als doelprinter. Bijvoorbeeld, de naam van de virtuele printer is de waarde van de optie - P van de opdracht l p r .
20
Eigenschappen
Eigenschappen TotalFlow Production Manager maakt gebruik van eigenschappen voor het definiëren van de kenmerken van alle objecten, zoals virtuele printers, printers en taken.
1
De TotalFlow Production Manager-gebruikersinterface biedt een volledige beschrijving van elke eigenschap. De beschrijving geeft informatie over de geldige waarden en de betekenis van elke eigenschap. De eigenschappen zijn als volgt: Servereigen sch appen Servereigenschappen definiëren bepaalde essentiële kenmerken van het TotalFlow Production Manager-systeem. De servereigenschappen bepalen bijvoorbeeld hoe vaak gebruikers hun wachtwoorden moeten wijzigen. Systeembeheerders stellen meestal servereigenschappen in die voor de installatie zijn vereist wanneer ze voor het eerst het systeem configureren. Systeembeheerders hebben bovendien toegang tot servereigenschappen via de pod [ S e r v e r ] van de TotalFlow Production Manager-gebruikersinterface, zodat ze ook later servereigenschappen kunnen instellen of wijzigen. Virtue le -p rin te r e ig e n sc h a pp e n De virtuele-printereigenschappen bepalen de kenmerken van virtuele printers. Systeembeheerders stellen meestal virtuele-printereigenschappen in tijdens het aanmaken van een virtuele printer. Met een virtuele-printereigenschap kunnen bijvoorbeeld de methoden worden bepaald, waarop een taak naar de virtuele printer kan worden verstuurd. Prin te r e ig e n sc h a pp e n Printereigenschappen definiëren de netwerklocatie en toewijzingskenmerken van de printers. De toewijzingskenmerken worden gebruikt om taken aan een printer toe te wijzen. Pa p ie r e ig e n sc h a p p e n Papiereigenschappen definiëren de kenmerken van papier, zoals de hoogte, de breedte en het gewicht. Gebruikerseigen sc h appen Gebruikerseigenschappen definiëren de kenmerken van gebruikers die gemachtigd zijn om het systeem te gebruiken. TotalFlow Production Manager verschaft een voorgedefinieerde set machtigingen; u kunt geen machtigingen toevoegen of de kenmerken van machtigingen wijzigen. Systeembeheerders kunnen tijdens de eerste configuratie machtigingen aan gebruikers toewijzen. Met machtigingen worden de functies en de gebieden van TotalFlow Production Manager beheerd waartoe gebruikers toegang hebben. Ta a k e ig e n sc h a p p e n Taakeigenschappen definiëren de kenmerken van taken, die door virtuele printers van TotalFlow Production Manager worden gemaakt aan de hand van de invoerbestanden die zijn ontvangen. Taakeigenschappen vormen de grootste groep eigenschappen in TotalFlow Production Manager. Hiermee worden alle aspecten van het verwerken en afdrukken van taken beheerd. U kunt met taakeigenschappen bijvoorbeeld het volgende doen: • de taak opschorten voordat het afdrukken wordt gestart. 21
1 TotalFlow Production Manager
• de taak gedurende een bepaalde periode opslaan nadat het verwerken van alle taken is voltooid.
1
Taakeigenschappen worden ingesteld wanneer de taak wordt ingediend: in de taakticket of in de afdrukopdracht. In TotalFlow Production Manager kunnen systeembeheerders en gebruikers tevens de waarden van taakeigenschappen voor elke taak afzonderlijk wijzigen of negeren.
TotalFlow Production Manager-gebruike rsin terf ace De TotalFlow Production Manager-gebruikersinterface is een webbrowserinterface waarmee gebruikers toegang hebben vanaf een willekeurig Windows-systeem dat toegang heeft tot het netwerk. TotalFlow Production Manager kan op de volgende systemen van de volgende browsers gebruikmaken:
Windows Vista
Windows Server 2012, 2008, Windows 7 2008 R2
Windows 8
Internet Explorer 9 of nieuwer
Ja
Ja
Ja
Ja
Mozilla Firefox Ja 12 of nieuwer
Ja
Ja
Ja
Ja
Ja
Ja
Ja
Ja
Ja
Windows XP
Chrome 19.0 of nieuwer
De TotalFlow Production Manager-gebruikersinterface bevat pagina's waarmee gebruikers bepaalde taken kunnen uitvoeren. Gebruikers gebruiken de pagina [ Be w e r k in g e n ] om inkomende, in behandeling zijnde en voltooide taken te volgen. Ze gebruiken de pagina [ W a c h t r i je n ] om afdrukwachtrijen te beheren en taken aan printers toe te wijzen. Beheerders gebruiken de pagina [ C o n f i g u r a t ie ] om printers, virtuele printers, gebruikers en papier in te stellen en aan te passen, en om servereigenschappen in te stellen. Als u een pagina wilt weergegeven, klikt u op de desbetreffende knop op de menubalk.
Gebruik altijd de paginaknoppen om in de gebruikersinterface te navigeren, omdat de browserknoppen vooruit en achteruit onverwachte resultaten kunnen opleveren. Met de pod van elke pagina kunt u werken met taken, printers, virtuele printers, etc. U kunt pods verplaatsen naar andere posities en u kunt ze sluiten, heropenen en maximaliseren om de inhoud te verbergen of weer te geven. Alle afbeeldingen van de gebruikersinterface zijn van de gebruikersinterface zoals die is nadat een systeembeheerder zich heeft aangemeld. Omdat gebruikers en systeembeheerders bepaalde taken niet kunnen uitvoeren, zien zij ook niet de besturingselementen voor deze taken.
22
Menubalk
1
1. Boven aan elke pagina van de TotalFlow Production Manager-gebruikersinterface bevindt zich de menubalk. 2. Als u een p a g i n a wilt weergegeven, klikt u op de daarvoor bestemde knop in de menubalk. In dit voorbeeld wordt de pagina [ B e w e r k i n g e n ] weergegeven. 3. Elke p o d is een modulair deelvenster met informatie over de server, printers, virtuele printers, gebruikers, papier, taken, workflowstappen of rapporten. Op de pagina [ B e w e r k i n g e n ] staat de pod [ S a m e n v a t t i n g b e w e r k i n g e n ] net onder de menubalk, de pod [ P r i n t e r s ] en [ V i r t u e l e p r i n t e r s ] links en de pod [ T a k e n ] rechts. Menubalk Boven in de TotalFlow Production Manager-gebruikersinterface bevindt zich een menubalk die altijd beschikbaar is in elke pagina van de interface.
Met behulp van de menubalk kunnen gebruikers het volgende doen: • Tussen de beschikbare pagina's schakelen. Klik bijvoorbeeld op [ Be w e r k in g e n ] , [ W a c h t r i je n ] , [ C o n f i g u r a t i e ] , [ W o r k f l o w ] of [ R a p p o r t e n ] aan de linkerkant van de menubalk.
Gebruik altijd de paginaknoppen om in de gebruikersinterface te navigeren, omdat de browserknoppen vooruit en achteruit onverwachte resultaten kunnen opleveren. • Open pods. Klik op de paginaknop voor de huidige pagina en selecteer vervolgens de naam van de pod. • Open de interface voor webindiening. Klik op [ E e n t a a k i n d ie n e n ] aan de rechterkant van de menubalk.
23
1 TotalFlow Production Manager
• Meld de huidige gebruiker bij TotalFlow Production Manager af. Klik op [ g e br u ik e rs n aa m ] en vervolgens op [ A f m e l d e n ] aan de rechterkant van de menubalk. • Wijzig het wachtwoord van de huidige gebruiker. Klik op [ ge b ru i ke r sn a am ] en vervolgens op [ W a c h t w o o r d w i j z i g e n . . . ] aan de rechterkant van de menubalk.
1
• Zie de onlineversie van de TotalFlow Production ManagerGebruikershandleiding. Klik op Help-knop, aan de rechterkant van de menubalk en klik vervolgens op [ H e l p ] .
, de
• Bekijk de informatie over deze installatie van TotalFlow Production Manager, waaronder het versienummer, of de geïnstalleerde licentie een proeflicentie of een permanente licentie is, en het aantal dagen dat de eventuele proeflicentie nog geldig is. Klik op van de menubalk en klik vervolgens op [ O v e r ] .
, de Help-knop, aan de rechterkant
De pagina [ B e w e r k i n g e n ] De pagina [ B e w e r k i n g e n ] van de TotalFlow Production Manager-gebruikersinterface biedt een centrale plek waar beheerders, gebruikers en controleurs kunnen zien hoe inkomende, in behandeling zijn en voltooide taken door TotalFlow Production Manager worden gerouterd en gevolgd en waar ze de status kunnen bekijken van de printers en virtuele printers die de taken verwerken. Systeembeheerders en gebruikers kunnen printers en virtuele printers beheren. In zowel de pagina [ B e w e r k i n g e n ] als de pagina [ W a c h t r ij e n ] kunnen beheerders en gebruikers taken aan printers toewijzen en op het laatste moment nog taaktickets bewerken. De pagina [ B e w e r k in g e n ] bevat de pods [ S a m e n v a t t i n g b e w e r k in g e n ] , [ P r i n t e r s ] en [ V i r t u e l e p r i n t e r s ] en een of meer pods [ T a k e n ] . • Als u een pod wilt openen, klikt u op [ B e w e r k i n g e n ] en vervolgens op de naam van de pod. Met uitzondering van de pod [ T a k e n ] kunt u niet nog een exemplaar van een pod openen die al is geopend. • Als u een pod wilt sluiten, klikt u op
, het pictogram voor afsluiten rechtsboven.
Gebruik altijd de paginaknoppen om in de gebruikersinterface te navigeren, omdat de browserknoppen vooruit en achteruit onverwachte resultaten kunnen opleveren.
24
De pod [ S a m e n v a t t i n g b e w e r k i n g e n ]
1
Als u een actie op een object wilt uitvoeren, klikt u op een van de knoppen die verschijnen als u de muis over het object beweegt. U kunt ook een object selecteren en op het menu [ P r i n t e r s ] , [ V i r t u e le p r in t e r s ] of [ T a k e n ] klikken bovenaan de pod en vervolgens op een menu-item klikken. De pod [ S a m e n v a t ti n g b e w e r k i n g e n ]
In de pod [ S a m e n v a t t i n g b e w e r k i n g e n ] wordt een samenvatting gegeven van de taken die worden verwerkt, en van hun voortgang.
Het getal tussen haakjes toont het totale aantal taken in de workflowfase. Wanneer er zich taken in een fase bevinden, wordt in een staafdiagram de verdeling van de taken per status weergegeven. De kleuren in de staafdiagram geven de voortgangscategorie aan: [Han dmatig] (amberkleurig) De taak wacht op een handeling van de gebruiker. Bijvoorbeeld een niet-toegewezen taak die wacht om te worden toegewezen aan een printer, of een opgeschorte taak die wacht om te worden hervat. [Sto r in g ] ( ro o d ) Er is een probleem met de taak. Zie het taaklogboek voor informatie. [In beh andeling] ( groen )
25
1 TotalFlow Production Manager
De taak wacht om te worden verwerkt door TotalFlow Production Manager. Bijvoorbeeld een taak in een afdrukwachtrij. U hoeft voor de taak zelf niets te doen, maar u moet misschien iets anders doen, zoals het inschakelen van de printer. [Verwerken] ( blauw)
1
TotalFlow Production Manager verwerkt de taak. U hoeft niets te doen. De fasen in de pod [ S a m e n v a t t i n g b e w e r k i n g e n ] zijn knoppen waarop kan worden geklikt. Wanneer u op een fase klikt waarin taken staan, wordt er een nieuwe pod [ Ta k e n ] geopend met daarin informatie over de taken in die fase. Zo kunt u bijvoorbeeld informatie weergeven over taken in de fase [ A f d r u k k e n ] door op [ A f d r u k k e n ] te klikken. De pod [ P r i n t e r s ]
Gebruik de pod [ P r in t e r s ] voor het bekijken van informatie over de printers die in TotalFlow Production Manager zijn gedefinieerd.
Gebruikers en beheerders kunnen handelingen verrichten op de printers, zoals inschakelen, uitschakelen en gekoppelde taken weergeven. In de pagina [ C o n f i g u r a t i e ] kunnen beheerders printers toevoegen en verwijderen. U kunt bepalen hoe u de pod [ P r i n t e r s ] weergeeft: • De standaardweergave is de weergave [ G r a f i s c h e l e m e n t ] . In de weergave [ G r a f i s c h e l e m e n t ] : – Elke printer wordt aangeduid met een a f b e e l d i n g . De weergave van de afbeelding is afhankelijk van het printermodel en of de printer een Job Ticket-printer of een Passthrough-printer is. Klik op de afbeelding om het dialoogvenster [ S t a t u s v a n p r in t e r ] te openen. – De s t a t u s i n d i c a t o r links van de afbeelding van de printer geeft de status van die printer aan: Gereed Uitgeschakeld Offline Waarschuwing Fout
– U kunt printers als favorieten selecteren. Klik op , het pictogram voor het toevoegen aan favorieten, naast de printerafbeelding om de printer aan uw lijst met favoriete printers toe te voegen. Klik op
26
om de gebruiker te verwijderen.
De pod [ V ir t u e le p r i n t e r s ]
• De weergave [ G r o e p e n ] is een versie van de weergave [ G r a f i s c h e le m e n t ] waarin de printers zijn gegroepeerd op de printerpool waar zij toe behoren. Elke printerpool wordt aangeduid met een afbeelding. • In de weergave [ R a s t e r ] staat een tabel met de printernaam en de geselecteerde printereigenschappen.
1
De pod [ V i r t u e l e p r i n te r s ]
Gebruik de pod [ V i r t u e l e p r i n t e r s ] voor het bekijken van informatie over de virtuele printers die in TotalFlow Production Manager zijn gedefinieerd.
Gebruikers en beheerders kunnen acties uitvoeren op de virtuele printers, zoals het inschakelen en uitschakelen, en het wissen van invoerbestanden die op de virtuele printers zijn ontvangen. Op de pagina [ C o n f i g u r a t ie ] kunnen beheerders virtuele printers toevoegen en verwijderen. U kunt bepalen hoe u de pod [ V i r t u e le p r in t e r s ] weergeeft: • De standaardweergave is de weergave [ G r a f i s c h e l e m e n t ] . In de weergave [ G r a f i s c h e l e m e n t ] : – Elke virtuele printer wordt aangeduid met een a f b e e l d i n g . Klik op de afbeelding om het dialoogvenster [ E i g e n s c h a p p e n v o o r v i r t u e l e p r i n t e r ] te openen. – De s t a t u s i n d i c a t o r links van de afbeelding van de virtuele printer geeft de status van die printer aan: Gereed Uitgeschakeld
– U kunt virtuele printers als favorieten selecteren. Klik op , het pictogram voor het toevoegen aan favorieten, naast de afbeelding van de virtuele printer om de virtuele printer aan uw lijst met favoriete virtuele printers toe te voegen. Klik op
om de gebruiker te verwijderen. 27
1 TotalFlow Production Manager
• In de weergave [ R a s t e r ] staat een tabel met de naam van de virtuele printer en de geselecteerde eigenschappen van de virtuele printer. De pod [ T a k e n ]
1
De pod [ T a k e n ] geeft de taken weer in TotalFlow Production Manager.
Gebruikers en beheerders kunnen gedetailleerde informatie zien over bepaalde taken en handelingen uitvoeren zoals het uitstellen en hervatten van taken, of het opnieuw afdrukken van taken. Op de pagina [ B e w e r k i n g e n ] kunt u de pod [ T a k e n ] filteren zodat alleen taken met specifieke eigenschapswaarden worden weergegeven, bijvoorbeeld alleen de taken die aan een bepaalde printer zijn toegewezen. U kunt meerdere pods [ T a k e n ] met verschillende filters openen. Op de pagina [ W a c h t r i j e n ] kunt u slechts één pod [ T a k e n ] openen, gefilterd om niet toegewezen en opgeslagen taken weer te geven. De pod [ W a c h t r i j e n ] toont de taken die aan elke printer zijn toegewezen. U kunt bepalen hoe u de pod [ T a k e n ] weergeeft: • De weergave [ R a s t e r ] is de standaardweergave in de pagina [ B e w e r k i n g e n ] . In die weergave staat een tabel met de naam van de taak en de geselecteerde taakeigenschappen. • De weergave [ G r a f i s c h e l e m e n t ] is de standaardweergave in de pagina [ W a c h t r i j e n ] . In de weergave [ G r a f is c h e le m e n t ] : – Elke taak wordt aangeduid met een a f b e e l d i n g . Hoe de afbeelding eruitziet, is afhankelijk van de taakeigenschappen. Voor PDF-taken is de afbeelding een miniatuurweergave van de eerste pagina, indien beschikbaar.
Er is geen miniatuurweergave beschikbaar als de PDF-documenteigenschap [ I n h o u d k o p i ë r e n ] is ingesteld op [ N i e t t o e g e s t a a n ] . Als u de waarden voor de PDF-eigenschap wilt weergeven, opent u het PDF-bestand in Adobe Reader, klikt u op [ B e s t a n d ] en vervolgens op [Eigen sc happen ]. Klik op de afbeelding om het dialoogvenster [ S t a t u s v a n t a a k ] te openen. – U kunt de w a a r d e n van geselecteerde taakeigenschappen naast de afbeelding van de taak weergeven. Om de selectie te wijzigen, klikt u achtereenvolgens op [ W e e r g e v e n ] en [ D e t a i l s kiezen...]. – De in d i c a t o r v a n d e t a a k s t a t u s onder de afbeelding van de taak geeft de status van de taak aan:
28
De pod [ Ta k e n ]
♦ [ H a n d m a t i g ] voortgangscategorie (amberkleurig): Handmatig in wachtstand Handmatig werkend Gestopt
1
TotalFlow Prep wacht TotalFlow Prep in werking Niet-toegewezen Wacht op goedkeuring Wacht op handeling van gebruiker ♦ [ S t o r i n g ] voortgangscategorie (rood): Afgebroken Verwijderd Fout ♦ [ I n b e h a n d e l i n g ] voortgangscategorie (groen): Toegewezen Voltooien In wachtrij Opgeslagen Niet-toegewezen met vasthoudtijd of toegewezen aan een uitgeschakelde printer. Wachten ♦ [ V e r w e r k e n ] voortgangscategorie (blauw): Aanmaken Afdrukken Verwerken In wachtrij plaatsen
29
1 TotalFlow Production Manager
De pagina [ W a c h t r i j e n ]
1
In de pagina [ W a c h t r i je n ] van de TotalFlow Production Manager-gebruikersinterface kunnen beheerders, gebruikers en controleurs de wachtrij met taken van elke printer zien. Systeembeheerders en gebruikers kunnen taken van de ene naar de andere printer verplaatsen en de volgorde van taken binnen een wachtrij wijzigen. In zowel de pagina [ Wa c h t r i je n ] als de pagina [ B e w e r k i n g e n ] kunnen beheerders en gebruikers taken aan printers toewijzen en op het laatste moment nog taaktickets bewerken. De pagina [ W a c h t r ij e n ] bevat een pod [ W a c h t r i je n ] en een pod [ T a k e n ] . De pod [ T a k e n ] is gefilterd, zodat alleen niet-toegewezen taken worden weergegeven. Zo kunt u deze taken aan printers toewijzen.
Gebruik altijd de paginaknoppen om in de gebruikersinterface te navigeren, omdat de knoppen vooruit en achteruit van de browser onverwachte resultaten kunnen opleveren.
De pod [ W a c h t r i j e n ]
In de pod [ W a c h t r i j e n ] staan printers en de taken die zijn ingesteld om op de printers te worden afgedrukt. Ook worden acties voor het wijzigen van papier en speciale instructies weergegeven.
30
De pagina [ C o n f i g u r a t i e ]
Links in de pod [ W a c h t r i j e n ] staan printers. Klik op een printerafbeelding om het dialoogvenster [ S t a t u s v a n p r i n t e r ] te openen.
1
Aan de rechterkant staat de wachtrij met de taken voor elke printer. De taken zijn gerangschikt in de volgorde waarin ze waarschijnlijk zullen worden afgedrukt. Beweeg de muisaanwijzer over een taak om de taaknaam, de taak-id, het aantal pagina's en het aantal kopieën in de taak weer te geven. Klik op een taak om een dialoogvenster te openen met de geselecteerde taakeigenschappen, met name de toewijzingseigenschappen. , de gebruikersvlag, geeft aan dat een taak instructies bevat voor de gebruiker. Klik op de gebruikersvlag om deze instructies weer te geven. De vlag zal rood worden als u het dialoogvenster [ S p e c i a le a a n w i jz i n g e n ] sluit zonder de taak af te drukken. , de vlag voor een vastgehouden taak, geeft aan dat een taak tot een bepaald tijdstip wordt vastgehouden. Klik op de taak om te zien wanneer deze voor afdrukken wordt vrijgegeven. , het pictogram voor het wijzigen van papier, geeft aan dat de gebruiker het papier in de printer moet veranderen. Klik op het pictogram om de instructies voor de papierwijziging weer te geven. De pagina [ C o n f i g u r a t i e ] Met behulp van de pagina [ C o n f i g u r a t i e ] van de TotalFlow Production Manager-gebruikersinterface kunnen beheerders de eigenschappen van printers, virtuele printers, gebruikers en papier instellen en wijzigen. Tevens kunnen systeembeheerders hiermee servereigenschappen instellen. Net zoals op de pagina [ B e w e r k i n g e n ] staan op de pagina [ C o n f i g u r a t ie ] de pods [ P r i n t e r s ] en [ V i r t u e l e p r i n t e r s ] . U kunt met deze pods handelingen uitvoeren die niet mogelijk zijn op de pagina [ B e w e r k i n g e n ] , zoals het toevoegen en verwijderen van objecten. Op de pagina [ C o n f i g u r a t i e ] staan ook de volgende pods voor objecten die alleen door beheerders kunnen worden bekeken en gewijzigd: [ S e r v e r ] , [ P a p i e r s o o r t e n ] en [ G e b r u i k e r s ] . • Als u een pod wilt openen, klikt u op [ C o n f ig u r a t i e ] en vervolgens op de naam van de pod. U kunt niet nog een exemplaar van een pod openen die al is geopend. • Als u een pod wilt sluiten, klikt u op
, het pictogram voor afsluiten rechtsboven.
Gebruik altijd de paginaknoppen om in de gebruikersinterface te navigeren, omdat de browserknoppen vooruit en achteruit onverwachte resultaten kunnen opleveren.
31
1 TotalFlow Production Manager
1
De pod [ S e r v e r ]
In de pod [ S e r v e r ] staat de TotalFlow Production Manager-server. Er kan slechts één server in het TotalFlow Production Manager-systeem aanwezig zijn.
Systeembeheerders kunnen met behulp van de pod [ S e r v e r ] informatie over TotalFlow Production Manager weergeven en wijzigen. In de pod [ S e r v e r ] : • De server wordt aangeduid met een a f b e e l d i n g . Klik op de afbeelding om het dialoogvenster [ E i g e n s c h a p p e n v o o r s e r v e r ] te openen. • De s e r v e r n a a m identificeert de server. Deze naam is [ S y s t e e m ] . Dat kunt u niet wijzigen. De pod [ P a p i e r s o o r te n ]
In de pod [ P a p i e r s o o r t e n ] staat al het gedefinieerde papier.
32
De pod [ G e b r u i k e r s ]
1
Systeembeheerders kunnen informatie over papier weergeven en wijzigen. Ze kunnen ook papier toevoegen en verwijderen. U kunt bepalen hoe u de pod [ P a p ie r s o o r t e n ] weergeeft: • De standaardweergave is de weergave [ G r a f i s c h e l e m e n t ] . In de weergave [ G r a f i s c h e l e m e n t ] : – Elk type papier wordt aangeduid met een a f b e e l d in g . De weergave van de afbeelding hangen af van de grootte en de kleur van het papier. Klik op de afbeelding om het dialoogvenster [ E i g e n s c h a p p e n v o o r p a p i e r ] te openen. – U kunt de w a a r d e n van geselecteerde papiereigenschappen naast de papierafbeelding weergeven. Om de selectie te wijzigen, klikt u achtereenvolgens op [ W e e r g e v e n ] en [ D e t a il s kiezen ...]. – U kunt papier als favorieten selecteren. Klik op , het pictogram voor het toevoegen aan favorieten, naast de papierafbeelding om het papier aan uw lijst met favoriete papier toe te voegen. Klik op
om de gebruiker te verwijderen.
• In de weergave [ R a s t e r ] staat een tabel met de papiernaam en de geselecteerde papiereigenschappen. De pod [ G e b r u i k e r s ]
In de pod [ G e b r u i k e r s ] worden TotalFlow Production Manager-gebruikers vermeld.
'Systeembeheerders kunnen gebruikers toevoegen en verwijderen, gebruikersrechten wijzigen en wachtwoorden van gebruikers wijzigen. U kunt bepalen hoe u de pod [ G e b r u ik e r s ] weergeeft: • De standaardweergave is de weergave [ G r a f i s c h e l e m e n t ] . In de weergave [ G r a f i s c h e l e m e n t ] :
33
1 TotalFlow Production Manager
– Iedere gebruiker wordt aangeduid met een a f b e e l d in g . Hoe de afbeelding eruit ziet, is afhankelijk van de machtiging van de gebruiker. Klik op de afbeelding om het dialoogvenster [ E i g e n s c h a p p e n v o o r g e b r u i k e r ] te openen.
1
– U kunt de w a a r d e n van geselecteerde gebruikerseigenschappen naast de afbeelding van de gebruiker weergeven. Om de selectie te wijzigen, klikt u achtereenvolgens op [ W e e r g e v e n ] en [De ta ils kie z e n ...]. – U kunt gebruikers als favorieten selecteren. Klik op , het pictogram voor het toevoegen aan favorieten, naast de gebruikersafbeelding om de gebruiker aan uw lijst met favoriete gebruikers toe te voegen. Klik op
om de gebruiker te verwijderen.
• In de weergave [ R a s t e r ] staat een tabel met de gebruikersnaam en de geselecteerde gebruikerseigenschappen. De pagina [ R a p p o r t e n ] Met de pagina [ R a p p o r t e n ] van de TotalFlow Production Manager-gebruikersinterface kunnen beheerders de rapporten van TotalFlow Production Manager bekijken en hun eigen rapporten maken. Op de pagina [ R a p p o r t e n ] staan de pods met de beschikbare rapporten en bestanden die zijn opgeslagen van rapporten en waarin de inhoud van een geselecteerd rapport staat.
Gebruik altijd de paginaknoppen om in de gebruikersinterface te navigeren, omdat de browserknoppen vooruit en achteruit onverwachte resultaten kunnen opleveren.
34
De pod [ R a p p o r t e n ]
1
De pod [ R a p p o r t e n ]
In de pod [ R a p p o r t e n ] staan de TotalFlow Production Manager-rapporten.
Systeembeheerders kunnen rapporten selecteren om weer te geven en hun eigen rapporten verwijderen. In de pod [ R a p p o r t e n ] worden de naam, beschrijving en de tijdsduur van elk rapport als een tabel weergegeven. De pod [ R ap p o rt n a a m]
In de pod [ R ap p or t na a m ] wordt de inhoud van het rapport dat is geselecteerd in de pod [ R a p p o r t e n ] , als een tabel weergegeven.
Systeembeheerders kunnen het tijdsbereik voor het rapport instellen en een kopie van het rapport opslaan. 35
1 TotalFlow Production Manager
De pagina [ W o r k f l o w ]
1
Met de pagina [ W o r k f l o w ] van de gebruikersinterface van TotalFlow Production Manager kunnen beheerders de workflows en activiteiten in het systeem bekijken. De pagina [ W o r k f l o w ] bevat drie pods: [ O b j e c t e n ] , [ E ig e n s c h a p p e n ] en [ W o r k f l o w E d i t o r ] .
Gebruik altijd de paginaknoppen om in de gebruikersinterface te navigeren, omdat de knoppen vooruit en achteruit van de browser onverwachte resultaten kunnen opleveren.
De pod [ W o r k f l o w E d i t o r ]
Gebruik de pod [ W o r k f l o w E d it o r ] om de activiteiten in een workflow te bekijken en te bewerken.
36
De pod [ O b j e c t e n ]
De pod [ W o r k f lo w E d it o r ] is onderverdeeld in gebieden die de w o r k f l o w f a s e n voorstellen. Elk gebied heeft een andere kleur: De f ase [On tvangen ] ( oran je) In de fase [ O n t v a n g e n ] worden invoerbestanden ter verwerking door TotalFlow Production Manager geaccepteerd. Elke taak wordt toegewezen aan een workflow, die aangeeft door welke fasen en activiteiten de taak wordt verwerkt.
1
Nadat het invoerbestand door de fase [ O n t v a n g e n ] in de wachtrij is geplaatst, wordt dat bestand een taak in de TotalFlow Production Manager. Alle invoerbestanden moeten door de fase [Ontvangen ]. De f ase [Voorbereiden ] (groen ) De [ V o o r b e r e i d e n ] -fase maakt de taak op en transformeert hem. U kunt TotalFlow Production Manager ook externe programma's tijdens de fase [ V o o r b e r e id e n ] laten uitvoeren om meer voorwaarden voor de taak op te geven of om de taak verder te interpreteren. De fase [ V o o r b e r e id e n ] is optioneel. De f ase [Afdrukken ] (paars) De fase [ A f d r u k k e n ] routert en verstuurt de taak naar een beschikbare printer, bewaakt de afdrukstatus en meldt wanneer de taak is afgedrukt. De fase kan ook voorzien in een handmatige kwaliteitscontrole, zodat de gebruiker indien nodig de printerinstellingen kan wijzigen voordat de taak opnieuw wordt afgedrukt. De taak kan voor verdere verwerking ook naar een extern programma worden verstuurd. De fase [ A f d r u k k e n ] is optioneel. De f ase [Vo lto o ie n ] ( b la uw ) Nadat de taken volledig zijn verwerkt, gaan ze naar de fase [ V o l t o o i e n ] . De fase [ V o l t o o ie n ] beheert de bewaarperiode voor taken en verwijdert taken zonder bewaarperiode of waarvan de bewaarperiode is verstreken. In de fase [ V o lt o o i e n ] kunt u ook externe programma's van voltooide taken starten. Een extern programma kan bijvoorbeeld de taken naar een archiefsysteem kopiëren. Alle taken moeten de fase [ V o l t o o i e n ] doorlopen. Voor elke activiteit in de workflow is er een p i c t o g r a m . C o n n e c t o r e n tonen het pad van de ene naar een andere activiteit. De pod [ O b j e c t e n ]
In de pod [ O b j e c t e n ] staan de workflows en activiteiten uit TotalFlow Production Manager.
De pod [ O b je c t e n ] heeft twee tabbladen:
37
1 TotalFlow Production Manager
• Op het tabblad [ W o r k f l o w s ] staat een pictogram voor elke workflow. • Op het tabblad [ A c t i v it e i t e n ] staat een pictogram voor elke activiteit. De kleur van het activiteitspictogram geeft de workflowfase aan waar u de activiteit kunt toevoegen:
1
Oranje Fase [ O n t v a n g e n ] Groen Fase [ V o o r b e r e id e n ] Paars Fase [ A f d r u k k e n ] Bla uw Fase [ V o l t o o i e n ] Grijs Meerdere fasen De pod [ E i g e n s c h a p p e n ]
In de pod [ E i g e n s c h a p p e n ] staan de eigenschappen van de geselecteerde workflow of activiteit.
Klik op [ E i g e n s c h a p p e n b e w e r k e n ] om de eigenschapswaarden te wijzigen. Dialoogvenster [ E i g e n s c h a p p e n v o o r d e t a a k ] Het dialoogvenster [ E i g e n s c h a p p e n v o o r d e t a a k ] in de bestaat uit secties waarin u de taak die u naar de printer wilt sturen, kunt configureren en bekijken. Het dialoogvenster [ E ig e n s c h a p p e n v o o r d e t a a k ] in de bevat alle informatie die u nodig hebt om de taak die u wilt afdrukken te configureren. Al uw wijzigingen worden in realtime weergegeven, zodat u kunt beoordelen hoe de uiteindelijke uitvoer eruit gaat zien. U opent het dialoogvenster [ E ig e n s c h a p p e n v o o r d e t a a k ] door in de pod [ T a k e n ] een taak te selecteren en op
38
, het eigenschappenpictogram, te klikken.
Dialoogvenster [ E ig e n s c h a p p e n v o o r d e t a a k ]
De belangrijkste secties van de interface: • [Hoof d]-pagin a [Taak]-weergave Hiermee wordt de taak weergegeven als een boek.
1
[Pagin a]-we er gave Hiermee wordt de taak weergegeven als pagina's in de volgorde waarin u ze leest. [Ta a kin ste llin ge n ]-w e e r ga ve Geeft een overzicht van alle taakinstellingen. Deze instellingen kunnen als HTML-bestanden worden geëxporteerd. • [Ta a k e ig e n - sc h a p p e n] se c tie – [ T a a k s e t - u p ] -instellingen – [ P a p ie r ] -instellingen – [ B e w e r k e n ] -instellingen – [ A f w e r k in g ] -instellingen – [ U it v o e r o p t i e ] -instellingen – [ K l e u r ] -instellingen • [U itz on d e - r in gsp a gin a ' s] se c tie – [ I n v o e g e n ] -instellingen – [ V e r v a n g e n ] -instellingen – [ S u b s e t ] -instellingen Dit zijn de elementen van de [ H o o f d ] -pagina:
1. Titelbalk
39
1 TotalFlow Production Manager
2. Inhoudsgebied 3. Voettekstgebied 4. Actiebalk
1
Bladerknoppen
Met de bladerknoppen kunt u door de eigenlijke pagina's van het boek bladeren (taakweergave), schermen met pagina's omslaan (paginaweergave) of de huidige pagina wijzigen. Bovendien kunt u eventuele uitzonderingspagina's omslaan. De bladerknoppen worden in het voettekstgedeelte van de [ H o o f d ] -pagina weergegeven.
De bladerknoppen hebben de volgende functies: [Eerste pagin a] [Vo r ig e uitz o n d e rin g sp a g in a ] [Vo r ig e p a g in a ] [Volgen de pagina] [Volgen de uitzon derin gspagin a] [Laatste pagina] [Weergave draaien ] [ V o r ig s c h e r m ] (alleen [ P a g i n a ] -weergave) [ V o l g e n d s c h e r m ] (alleen [ P a g in a ] -weergave)
40
Knoppen weergeven
U kunt de stand van de pagina's wijzigen door ze onder een hoek van 90, 180 of 270 graden te draaien. Klik op
om de pagina's te draaien., het [ W e e r g a v e d r a a i e n ] -pictogram.
De huidige pagina wordt weergegeven in het vak tussen de bladerknoppen. Typ het paginanummer als u een bepaalde pagina wilt weergeven. Klik op [ E e r s t e p a g i n a ] -pictogram of
om de eerste of laatste pagina weer te geven, het
1
, het [ L a a t s t e p a g in a ] -pictogram.
Als er uitzonderingspagina's zijn toegevoegd, klik dan op
, het [ V o r i g e u i t z o n d e r i n g s p a g i n a ] -pic-
togram, of , het [ V o l g e n d e u it z o n d e r i n g s p a g in a ] -pictogram om naar die specifieke pagina-uitzondering te gaan.
De bladerknoppen worden uitgeschakeld als er geen overeenkomstige pagina's zijn. Knoppen weergeven
In het dialoogvenster [ E i g e n s c h a p p e n v o o r d e t a a k ] kunt u de volgende weergaven zien van de taak die u aan het maken bent of die u in gebruikt hebt: [Taak]weergave
Hiermee wordt de taak weergegeven als een boek.
[Pagin a]weergave
Hiermee wordt de taak weergegeven als pagina's in de volgorde waarin u ze leest.
[Ta a kin ste llin g e n ]weergave
Geeft een overzicht van alle taakinstellingen. Deze instellingen kunnen als HTML-bestanden worden geëxporteerd.
41
1 TotalFlow Production Manager
[ T a a k ] -weergave
1
De [ T a a k ] -weergave geeft de taak als een boek in het midden van het inhoudsgebied weer. U kunt de pagina's omslaan en in realtime de wijzigingen zien in de taak die u moet afdrukken. U navigeert met de pijlen aan de rand van elke pagina of met de besturingselementen in de voettekst of het inhoudsgebied. Wanneer u simplex afdrukken voor de taak hebt ingesteld, wordt er maar aan één kant van het papier afgedrukt. Wanneer een taak of een subset van de taak wordt gebonden (geniet, in een ringband of perfecte binding), wordt de taak of subset met de bladen samengebonden weergegeven. Als u de cursor op de rand van een blad plaatst, geeft een visuele indicator aan dat er meer pagina's volgen. Als de rechterrand van het rechterblad is ingeschakeld, kunt u de pagina's van rechts naar links omslaan, zodat u naar een volgende pagina kunt gaan. Om naar de vorige pagina te gaan, doet u het omgekeerde. Als de bovenrand van het bovenste blad en de onderrand van het onderste blad worden ingeschakeld, kunt u de pagina's van onder naar boven omslaan. U kunt ook met de pijltoetsen op het toetsenbord door het boek te bladeren.
Wanneer voor de indeling van de invoergegevens van een taak een ander bestandstype dan PDF is opgegeven, krijgt u een grafisch voorbeeld te zien in plaats van de werkelijke afbeelding. Het getoonde grafische voorbeeld wordt niet afgedrukt.
42
[ Pa g i n a ] -weergave
[ P a g i n a ] -weergave
1
De [ P a g in a ] -weergave leest.
toont meerdere pagina's in de volgorde waarin u de pagina's in de taak
De huidige pagina is te herkennen aan een gouden driehoekje in de linker bovenhoek. Als u uitzonderingspagina's hebt ingevoegd, kunt u het menu [ W e e r g e v e n ] bovenin het scherm gebruiken om alleen deze pagina's weer te geven. [In serts] Alleen de ingevoegde vellen worden weergegeven. [Vervangin gen ] Alleen de bladen waarvoor op minstens één zijde een vervanging beschikbaar is, worden weergegeven. [Subse ts] Geeft alleen de vellen weer waar anders wordt geniet of ingebonden dan bij de rest van de taak.
43
1 TotalFlow Production Manager
[ T a a k i n s t e l l i n g e n ] -weergave
1
De [ T a a k i n s t e l li n g e n ] -weergave geeft u een tekstuele samenvatting van de huidige taak weer. U ziet hier ook de uitzonderingen en koppelingen voor het bewerken van de instellingen. Bovendien kunt u het overzicht exporteren naar een HTML-bestand. Dit doet u door rechtsboven op de knop [ E x p o r t e r e n ] in de sectie [ T a a k i n s t e l li n g e n ] te klikken. U kunt het HTML-bestand ook buiten de editor openen en afdrukken. De instellingen worden vermeld in een groep in de weergave [ T a a k i n s t e l l in g e n ] en u kunt schakelen tussen de verschillende groepen. Als u een reeds aangebrachte instelling wilt wijzigen, klikt u op een instelling. Deze fungeert als een koppeling naar de overeenkomende positie in de gebruikersinterface. Als een van deze waarden rood wordt, biedt de printer geen ondersteuning voor de huidige selectie en dient u een andere waarde te kiezen. In de weergave [ T a a k i n s t e l l in g e n ] ziet u informatie over de volgende eigenschappen van een taakticket: • [Taakset-up] • [Papier] • [Bewerken] • [Af w e r kin g ] • [Uitvoeroptie] • [K le ur ] • [Invoegen] • [Vervangen] • [Subset] • [Workf low]
44
De papiercatalogus gebruiken
De papiercatalogus gebruiken
U kunt de papierschakelaar op [ P a p i e r c a t a l o g u s ] zetten en in uw catalogus papier zoeken op basis van de naam van het papier. Weergaveopties instellen
1
U kunt de [ P a p i e r c a t a l o g u s ] instellen op verschillende weergaven. 1. Open de [ J o b P r o p e r t ie s E d it o r ] . 2. Klik links in het scherm op [ P a p i e r ] . 3. Klik op [ P a p ie r c a t a l o g u s ] . 4. Ga naar [ W e e r g e v e n ] en selecteer [ G r a f is c h e le m e n t ] om de papiereigenschappen als pictogrammen weer te geven. 5. Klik op [ R a s t e r ] voor gedetailleerde informatie over alle papiersoorten in de catalogus. 6. Selecteer [ D e t a i l s k ie z e n . . . ] om in te stellen welke eigenschappen voor de [ P a p i e r c a t a lo g u s ] weergegeven moeten worden. Papier groeperen of sorteren
U kunt het papier groeperen of sorteren in de [ P a p i e r c a t a l o g u s ] . 1. Open de [ J o b P r o p e r t ie s E d it o r ] . 2. Klik links in het scherm op [ P a p i e r ] . 3. Klik op [ P a p ie r c a t a l o g u s ] . 4. Klik in [ P a p ie r c a t a lo g u s ] op [ G r o e p e r e n o p ] om het papier te groeperen op basis van naam, afmetingen, type, gewicht, kleur of gebruik. 5. Klik in [ P a p ie r c a t a lo g u s ] op [ S o r t e r e n o p ] om het papier te sorteren op basis van naam, afmetingen, type, gewicht, kleur of gebruik. 6. Selecteer, afhankelijk van hoe u het papier wilt sorteren, [ O p l o p e n d ] of [ A f l o p e n d ] . Zoeken in de papiercatalogus
Met de functie Z o e k e n kunt u in de catalogus papier zoeken dat voldoet aan de eigenschappen die u zoekt. U kunt papier zoeken aan de hand van de eigenschappen die als één zoekwoord of als reeks zoekwoorden worden weergegeven. De zoekopdracht wordt beperkt tot resultaten die overeenkomen met alle eigenschappen voor het papier.
45
2 . Voorbeeldtaken uitvoeren •E-mailmeldingen aanmaken en wijzigen Dit hoofdstuk toont voorbeelden van een aantal complexere taken die u kunt uitvoeren met TotalFlow Production Manager.
E-mailmeldin gen aanmak en e n wijzigen In deze sectie maakt u e-mailmeldingen voor printers en taken aan. Ook kunt u een printermelding wijzigen.
2
Printermeldingen maken en bewerken In dit voorbeeld maakt u een melding waarbij een e-mail naar de operator wordt gestuurd wanneer er bij een printer ingegrepen moet worden. U wijzigt deze melding zodanig dat er een e-mail naar een tweede operator wordt gestuurd. U maakt ook nog een andere melding, waarbij een e-mail naar u wordt gestuurd wanneer de operators een probleem bij een bepaalde printer niet binnen een redelijke tijd kunnen oplossen. 1. Meld u bij TotalFlow Production Manager aan als gebruiker of beheerder. 2. Klik in de menubalk op [ B e w e r k i n g e n ] . 3. Klik in de werkbalk van de pod [ P r i n t e r s ] op vervolgens op [ P r in t e r m e ld i n g c r e ë r e n . . . ] .
, het pictogram voor andere handelingen, en klik
Het dialoogvenster [ P r i n t e r m e l d in g c r e ë r e n . . . ] wordt weergegeven:
4. Selecteer [ P r i n t e r t u s s e n k o m s t v e r e i s t v o o r ( x ) m i n u t e n ] in de vervolgkeuzelijst [ K i e s e e n s j a b lo o n voo r de me ld in g ]. Het dialoogvenster ziet er als volgt uit:
47
2 Voorbeeldtaken uitvoeren
2
5. Voer in het veld [ V o e r e e n n a a m in v o o r d e n i e u w e p r in t e r m e ld i n g ] Er is een printer die aandacht nodig heeft in. 6. Voer in het veld [ S t u u r m e l d i n g s e - m a i l n a a r ]
[email protected] in. 7. Voer in het veld [ V e r s t u u r m e l d in g a ls p r i n t e r t u s s e n k o m s t v e r e i s t ] 1 in. 8. Zorg dat onder het veld [ S e le c t e e r p r i n t e r ( s ) w a a r d i t s j a b l o o n v o o r g e l d t ] [ A l l e p r i n t e r s ] is aangevinkt. 9. Klik op [ O K ] . U hebt nu de eerste printermelding aangemaakt. 10. U voegt nu het e-mailadres van een andere operator aan de melding toe. Klik in de werkbalk van de pod [ P r i n t e r s ] op , het pictogram voor andere handelingen, en klik vervolgens op [Prin te rme ld in g e n be he r e n ...] Het dialoogvenster [ P r i n t e r m e l d in g e n b e h e r e n ] wordt weergegeven:
48
Berichten met betrekking tot de virtuele printer maken en bewerken
11. Bewerk het veld [ S t u u r m e l d i n g s e - m a i l n a a r ] zodat er
[email protected],
[email protected] staat. Scheid de e-mailadressen door middel van een komma. 12. Klik op [ O K ] . 13. U maakt nu een soortgelijke melding voor een specifieke printer. Deze keer wilt u een e-mail naar uzelf sturen wanneer de operator het probleem niet kan oplossen. Klik in de werkbalk van de pod [ P r i n t e r s ] op creëren...].
, het pictogram voor andere handelingen, en klik vervolgens op [ Ta a k m e l d i n g
2
14. Selecteer [ P r i n t e r k e n m e r k w a a r d e i s g e w i jz i g d ] in de vervolgkeuzelijst [ K ie s h e t t y p e p rin te rme ld in g ]. 15. Voer in het veld [ V o e r e e n n a a m in v o o r d e n i e u w e p r in t e r m e ld i n g ] Operator kan mijn printer niet herstellen in. 16. Voer in het veld [ S t u u r m e l d i n g s e - m a i l n a a r ]
[email protected] in. 17. Voer in het veld [ V e r s t u u r m e l d in g a ls p r i n t e r t u s s e n k o m s t v e r e i s t ] 30 in. 18. Selecteer [ P r i n t e r ] onder het veld [ S e le c t e e r p r i n t e r ( s ) w a a r d i t s j a b l o o n v o o r g e l d t ] . 19. Selecteer uw printer in de vervolgkeuzelijst [ S e l e c t e e r e e n p r i n t e r . . . ] . 20. Klik op [ O K ] . Berichten met betrekking tot de virtuele printer maken en bewerken In dit voorbeeld maakt u een melding waarbij een e-mail naar de operator wordt gestuurd wanneer er bij een virtuele printer ingegrepen moet worden. 1. Meld u bij TotalFlow Production Manager aan als gebruiker of beheerder. 2. Klik in de menubalk op [ B e w e r k i n g e n ] . 3. Klik in de werkbalk van de pod [ V ir t u e l e p r i n t e r s ] op , het pictogram voor andere handelingen, en klik vervolgens op [ V i r t u e le p r in t e r m e l d i n g c r e ë r e n . . . ] . Het dialoogvenster [ N i e u w e v i r t u e l e p r i n t e r m e l d in g c r e ë r e n . . . ] wordt weergegeven:
49
2 Voorbeeldtaken uitvoeren
4. Selecteer [ T a a k is o v e r g e g a a n i n a c t i v i t e it ( x ) ] in de vervolgkeuzelijst [ K i e s h e t t y p e v i r t u e l e p rin te rme ld in g ]. Het dialoogvenster ziet er als volgt uit:
2
5. Bewerk het [ V o e r e e n n a a m i n v o o r d e n i e u w e v i r t u e le p r in t e r m e l d i n g ] -veld. 6. Typ in het veld [ S t u u r m e ld i n g s e - m a il n a a r ] het e-mailadres of de e-mailadressen van degenen waar u de melding naartoe wilt sturen. Scheid de e-mailadressen door middel van een komma. 7. Selecteer AnyPrinter in de vervolgkeuzelijst in het veld [ S e l e c t e e r d e v i r t u e le p r in t e r w a a r d i t sja b lo o n voo r g e ld t]. 8. Selecteer de Afdrukactiviteit in de vervolgkeuzelijst onder [ V e r s t u u r m e ld i n g a l s d e t a a k i s o ve rg e g a a n n a a r a c tivite it]. 9. Klik op [ O K ] . U hebt nu de eerste virtueleprintermelding aangemaakt. 10. Ga als volgt te werk om uw bericht aan te passen: klik in de taakbalk van de pod [ V ir t u e le p r i n t e r s ] op , het pictogram voor andere handelingen, en klik vervolgens op [ V i r t u e l e p r i n t e r m e l d i n g e n beheren...] Het dialoogvenster [ V i r t u e l e p r i n t e r m e l d in g e n b e h e r e n ] wordt weergegeven:
50
Een taakmelding maken
2
11. Bewerk de velden naar behoefte. 12. Klik op [ O K ] om de wijzigingen op te slaan. 13. Ga als volgt te werk om een nieuw bericht aan te maken: gebruik het pictogram Nieuw aanmaken of het pictogram Kopiëren. Bewerk de dialoogvensters zoals is weergegeven en sla de wijzigingen op. Een taakmelding maken In dit voorbeeld maakt u een bericht dat een e-mail naar u stuurt wanneer iemand de waarden van taakeigenschappen wijzigt, zodat er meer dan één exemplaar van een enkelzijdige taak wordt uitgevoerd. Alle taakmeldingen zijn van toepassing op alle taken. 1. Meld u bij TotalFlow Production Manager aan als gebruiker of beheerder. 2. Klik in de menubalk op [ B e w e r k i n g e n ] . 3. Klik in de werkbalk van de pod [ T a k e n ] op vervolgens op [ T a a k m e l d in g c r e ë r e n . . . ] .
, het pictogram voor andere handelingen, en klik
Het dialoogvenster [ N i e u w e t a a k m e l d i n g c r e ë r e n ] wordt weergegeven:
51
2 Voorbeeldtaken uitvoeren
2 4. Selecteer [ K i e s h e t t y p e t a a k m e l d i n g ] in de vervolgkeuzelijst [ T a a k k e n m e r k w a a r d e i s g e wijz ig d ]. 5. Voer in het veld [ V o e r e e n n a a m i n v o o r d e n i e u w e t a a k m e l d in g ] Meer dan één exemplaar van een enkelzijdige afdruktaak in. 6. Voer in het veld [ S t u u r m e l d i n g s e - m a i l n a a r ]
[email protected] in. 7. Selecteer [ 1 z ij d e / 2 z ij d e n ] in de vervolgkeuzelijst [ E i g e n s c h a p ] . 8. Selecteer [ G e li j k a a n ] in de vervolgkeuzelijst [ V e r g e l i j k i n g ] . 9. Selecteer [ V o o r z i jd e ( é é n z ij d e ) ] in de vervolgkeuzelijst [ W a a r d e ] . 10. Klik op
de knop Toevoegen.
U ziet een tweede set velden [ E ig e n s c h a p ] , [ V e r g e li j k i n g ] en [ W a a r d e ] :
11. Selecteer [ D o o r s l a g e n ] in de tweede vervolgkeuzelijst [ E ig e n s c h a p ] . 12. Selecteer [ G r o t e r d a n ] in de tweede vervolgkeuzelijst [ V e r g e l ij k i n g ] . 13. Voer 1 in in de tweede vervolgkeuzelijst [ W a a r d e ] . 14. Klik op [ O K ] . 15. Beheer uw taakberichten door de naam ervan te wijzigen en het e-mailadres of degene waar u het bericht naartoe wilt sturen, te wijzigen. Scheid de e-mailadressen door middel van een komma. 16. Klik in de werkbalk van de pod [ T a k e n ] op vervolgens op [ T a a k m e l d in g e n b e h e r e n . . . ] .
, het pictogram voor andere handelingen, en klik
Het dialoogvenster [ T a a k m e l d i n g e n b e h e r e n ] wordt weergegeven:
52
Een taakmelding maken
2
17. Ga als volgt te werk om een al bestaand bericht te wijzigen: bewerk de velden [ M e l d i n g s n a a m ] en [ S t u u r m e l d in g s e - m a il n a a r ] en klik vervolgens op [ O K ] om de wijzigingen op te slaan. Ga als volgt te werk om een nieuw bericht aan te maken: gebruik het pictogram Nieuw aanmaken of het pictogram Kopiëren. Bewerk de dialoogvensters zoals is weergegeven en sla de wijzigingen op. TotalFlow Production Manager controleert de waarden van [ 1 z i j d e / 2 z ij d e n ] en [ D o o r s l a g e n ] wanneer de eigenschappen van een taak worden gewijzigd. Wanneer beide voorwaarden waar zijn (d.w. z.: de taak is enkelzijdig en er is sprake van meer dan één exemplaar), ontvangt u een e-mailmelding.
53
2
54
3 . Configuratie •Printers maken •Printerpools maken •Virtuele printers maken •Voorbereiding voor indienen van taak •Papieren maken •Beveiliging instellen •Objecten van het ene naar het andere systeem kopiëren •Servereigenschappen instellen •Meldingen maken •Het logboekschema veranderen •Clientcomputers configureren Configuratietaken voor TotalFlow Production Manager omvatten het toevoegen en instellen van eigenschappen voor printers, virtuele printers, papier en gebruikers, alsmede meer geavanceerde taken zoals het instellen van servereigenschappen.
3
Prin ters maken Printers zijn de printerapparaten in uw omgeving die taken ontvangen van TotalFlow Production Manager. U kunt printers instellen om printerapparaten te vertegenwoordigen op maximaal vijftien IP-adressen. Doordat meerdere printers hetzelfde printerapparaat kunnen vertegenwoordigen, kunt u meer dan vijftien printers instellen. Deze typen printers kunnen taken ontvangen in TotalFlow Production Manager: Jo b Tic k e t Job Ticket-printers zijn gekoppeld aan afdrukapparaten die taaktickets ondersteunen. U kunt de taakopties bepalen door de taaktickets van taken te bewerken die aan Job Ticket-printers zijn toegewezen. Virtuele TotalFlow Production Manager-printers die gekoppeld zijn met Job Ticket-printers kunnen deze taken van deze programma's ontvangen: • RICOH TotalFlow PM Job Submission • RICOH TotalFlow Path • RICOH TotalFlow Prep Ze kunnen ook taken in een hotfolder of van een printopdracht ontvangen dat gebruikmaakt van het Line Printer Daemon (LPD)-protocol. Job Ticket-printers kunnen rechtstreeks met printers communiceren en tijdens het afdrukken de status van de taken verkrijgen. Passth rough Passthrough-printers zijn gekoppeld aan afdrukapparaten die taken in allerlei verschillende formaten kunnen afdrukken, bijvoorbeeld PCL, PostScript en PDF. Taken die aan passthrough-printers zijn toegewezen, hebben mogelijk geen taakticket. Virtuele TotalFlow Production Manager-printers die aan Passthrough-printers zijn gekoppeld, kunnen taken ontvangen in een hotfolder of via een afdrukopdracht waarbij het LPD-protocol wordt gebruikt. Passthrough-printers kunnen geen taakstatus rapporteren. TotalFlow Production Manager gebruikt t o e w ij z in g s e ig e n s c h a p p e n om taken toe te wijzen aan beide soorten printers. Indien de waarden van alle toewijzingseigenschappen overeenkomen met de waarden
55
3 Configuratie
van de corresponderende toewijzingseigenschappen voor een printer, dan kan een taak worden toegewezen aan de printer.
3
Taakeigenschap
Printereigenschap
[Klant]
[Klantnaam]
[Grootte (vellen)]
[Onde rsteunde taakomvang (vellen)]
[ N a a m ] (op de pagina [ P a p i e r ] van de editor van [ E i g e n s c h a p p e n v o o r d e t a a k ] )
[ N a a m ] van de papiertypen in de invoerlades van de printer of die gepland staan in de papierwijzigingen voor de printer
[Nieten/binden]
[Nieten] [Lade voor brochureverwerker] [Ringband maken] [Perfec t binden]
[Perforeren ]
[Perforeren]
[Vouwtype]
[Lade voor brochureverwerker] [Vouwty pe]
[Kleur/z wart-wit]
[Kleuren modus]
Als u meerdere printers instelt voor hetzelfde printerapparaat, kunnen de volgende problemen zich voordoen: • Aangezien elke printer een eigen wachtrij in de pod [ W a c h t r ij e n ] heeft, ziet u geen gecombineerde wachtrij voor de printer. • Taken worden mogelijk niet in de verwachte volgorde afgedrukt. • Een taak die aan de ene printer is toegewezen, wordt mogelijk afgedrukt tussen de headerpagina en de hoofdtekst die aan een andere printer is toegewezen. • Als een Job Ticket-printer en een Passthrough-printer hetzelfde printerapparaat voorstellen, kunt u de status van de taken die aan de Job Ticket-printer zijn toegewezen mogelijk niet weergeven wanneer de Passthrough-printer een grote taak aan het verwerken is. U kunt deze conflicten voorkomen door slechts één van de printers in te schakelen. Taakticket-printers maken Job Ticket-printers zijn gekoppeld aan printerapparaten die PDF ondersteunen. Deze printers kunnen PostScript- en PCL-taken afdrukken als een workflowstap deze formaten naar PDF converteert. U kunt de taaktickets bewerken voor taken die zijn toegewezen aan Job Ticket-printers. TotalFlow Production Manager virtuele printers die zijn gekoppeld aan Job Ticket-printers, kunnen deze taken ontvangen van TotalFlow Prep, in een hotfolder of van een afdrukopdracht die het LPD-protocol (line printer daemon) gebruikt. Job Ticket-printers kunnen rechtstreeks communiceren met printerapparaten en tijdens het afdrukken van taken de status van die taken ophalen. 56
Taakticket-printers maken
Voor Job Ticket-printers die apparaten vertegenwoordigen met de EFI Fiery-controlleroptie, stelt TotalFlow Production Manager kort na het maken van de printer automatisch de printertoewijzingsopties in en maakt een papiermap aan. Een Job Ticket printer aanmaken: 1. Meld u bij TotalFlow Production Manager aan als beheerder. 2. Klik in de menubalk op [ C o n f ig u r a t i e ] . 3. Voer een van de volgende handelingen uit: • Als u een nieuwe printer wilt maken, moet u controleren of er geen printers zijn geselecteerd in de pod [ P r i n t e r s ] . • Als u een bestaande printer wilt kopiëren, selecteert u deze in de pod [ P r i n t e r s ] . De nieuwe printer krijgt met uitzondering van [ N a a m ] dezelfde eigenschapswaarden als van de geselecteerde printer. 4. Klik op
3
, het pictogram voor toevoegen/kopiëren, en klik vervolgens op [ T a a k t i c k e t . . . ] .
Het dialoogvenster [ T a a k t i c k e t - p r i n t e r m a k e n ] wordt weergegeven:
5. Voer op elke pagina van het dialoogvenster de waarden in of selecteer deze voor de vereiste en optionele eigenschappen die moeten worden aangepast aan uw omgeving. Klik op de pagina-afbeeldingen in de navigatiebalk om naar een andere pagina te gaan. 1) Als u meerdere printers instelt voor dezelfde printer, geeft u voor elke printer dezelfde [ T C P / I P a d r e s o f h o s t n a a m ] -eigenschap op.
57
3 Configuratie
Als u voor de ene printer een TCP/IP-adres opgeeft en voor de andere een volledig gekwalificeerde hostnaam, telt TotalFlow Production Manager deze als twee verschillende IP-adressen, ook al leiden ze beide naar hetzelfde adres. 2) Geef een waarde op voor de eigenschap [ T C P / I P - p o o r t ] . De standaard 9100 is de netwerkinterface voor veel printers. Als het printersysteem de EFI Fierycontroller gebruikt, kunt u een van deze poortnummers opgeven: 9101
3
Taken worden naar de directe wachtrij verzonden. De taken worden afgedrukt in de volgorde waarin u ze hebt verstuurd. TotalFlow Production Manager kan bij de meeste printers de taakstatus niet bepalen. De functie samenvoegen is niet beschikbaar voor meervoudige exemplaren. 9102 Taken worden naar de afdrukwachtrij verzonden. Ze worden mogelijk niet afgedrukt in de volgorde waarin u ze hebt verstuurd. TotalFlow Production Manager kan de taakstatus bepalen. De functie Samenvoegen is beschikbaar voor meerdere exemplaren. Dit is de aanbevolen poort. 9103 Taken worden naar de wachtrij voor vastgehouden taken verzonden. Een gebruiker moet de taak op de printerconsole vrijgeven om deze af te drukken. 3) Standaard worden er scheidingsbladen (voorbladen) afgedrukt in de taal die tijdens de installatie van de TotalFlow Production Manager-server is geselecteerd. Als u de scheidingsbladen in een andere taal wilt afdrukken, stelt u de [ T a a l] -eigenschap op de [ A a n p a s s e n ] -pagina in op de gewenste taal:
58
Taakticket-printers maken
3
4) Selecteer een invoerlade voor scheidingsbladen en kies hierbij uit de vervolgkeuzelijst. 5) Als het communicatieprotocol is ingesteld op J D F , kunt u ook de uitvoerlade kiezen waar de ongebruikte tabbladen worden uitgevoerd. 6) Geef op of u speciale instructies voor en/of na de taakpagina's wilt afdrukken. 7) Stel de toewijzingseigenschappen voor de printer in op de pagina [ P l a n n in g ] :
59
3 Configuratie
3
8) Stel de eigenschappen op de pagina [ S N M P ] in op dezelfde waarden als de overeenkomstige instellingen in de printercontroller:
60
Taakticket-printers maken
Printereigenschap
EFI Fiery-printercontroller
Ricoh-printercontroller
[Naam commun ity]
[C o mmun ity na a m le z e n ]
[C ommun ityn aam] Deze instelling kan meerdere waarden bevatten. Stel de printereigenschap [ N a a m c o m m u n i t y ] in op een willekeurige waarde uit de lijst.
[Ge br uike r sn aam]
[O n b e ve ilig d e g e b r u ik e r s n a a m ] (minimale beveiliging)
[Accountnaam (gebruiker) ]
3
[Be ve ilig d e g e b r u ik e r s n a a m ] (gemiddelde of maximale beveiliging) [Wac h twoord me t me dium b e ve ilig in g ]
[Wachtwoord voor verificatie van gebruike r]
[Wachtwoord voor ve rific atie (ge bruike r) ]
[Wa c h tw o or d vo o r p r iva c y van gebruiker]
[Wachtwoord voor ve rsle ute lin g ]
Wanneer u de [Wac h twoord me t m a x i m u m b e v e il i g in g ] instelt, moet u ook de [Wac h twoord me t me dium b e v e il i g in g ] instellen. Op sommige printers kunt u alleen de [ W a c h t w o o r d m e t m a x i m u m b e v e il i g i n g ] instellen. Als u dit echter doet, kan SNMP geen verbinding maken met de printer. [Wac h twoord me t ma ximum b e ve ilig in g ] Wanneer u de [Wac h twoord me t m a x i m u m b e v e il i g in g ] instelt, moet u ook de [Wac h twoord me t me dium b e v e il i g in g ] instellen. Op sommige printers kunt u alleen de [ W a c h t w o o r d m e t m a x i m u m b e v e il i g i n g ] instellen. Als u dit echter doet, kan SNMP geen verbinding maken met de printer. [Be ve ilig in gsn ive a u]
[Be ve ilig ing sn ive a u]
[Verificatietype]
[Ve rificatietype gebruiker]
[Ve r if ic a tie a lg o ritme ]
61
3 Configuratie
Printereigenschap
EFI Fiery-printercontroller
[Privacyty pe]
[Ty pe p r iva c y van g e br uik e r ]
[Con textn aam]
Ricoh-printercontroller
[Contextnaam]
6. Klik op [ O K ] . 7. Als u de nieuwe printer wilt gebruiken, klikt u op
3
, de inschakelknop, naast die printer.
Passthrough-printers maken Passthrough-printers zijn gekoppeld aan afdrukapparaten die taken in allerlei verschillende formaten kunnen afdrukken, bijvoorbeeld PCL, PostScript en PDF. Taken die aan Passthrough-printers zijn toegewezen, hebben mogelijk geen taakticket. Virtuele TotalFlow Production Manager-printers die aan Passthrough-printers zijn gekoppeld, kunnen taken ontvangen in een hotfolder of via een afdrukopdracht waarbij het LPD-protocol wordt gebruikt. Passthrough-printers kunnen geen taakstatus rapporteren. Ga als volgt te werk om een Passthrough-printer te maken: 1. Meld u bij TotalFlow Production Manager aan als beheerder. 2. Klik in de menubalk op [ C o n f ig u r a t i e ] . 3. Voer een van de volgende handelingen uit: • Als u een nieuwe printer wilt maken, moet u controleren of er geen printers zijn geselecteerd in de pod [ P r i n t e r s ] . • Als u een bestaande printer wilt kopiëren, selecteert u deze in de pod [ P r i n t e r s ] . De nieuwe printer krijgt met uitzondering van [ N a a m ] dezelfde eigenschapswaarden als van de geselecteerde printer. 4. Klik op
, het pictogram voor toevoegen/kopiëren, en klik vervolgens op [ P a s s t h r o u g h . . . ] .
Het dialoogvenster [ P a s s t h r o u g h - p r in t e r m a k e n ] wordt weergegeven:
62
Passthrough-printers maken
3
5. Voer op elke pagina van het dialoogvenster de waarden in of selecteer deze voor de vereiste en optionele eigenschappen die moeten worden aangepast aan uw omgeving. Klik op de pagina-afbeeldingen in de navigatiebalk om naar een andere pagina te gaan. 1) De waarde van de eigenschap [ A lg e m e e n ] op de pagina [ C o m m a n d o ] is afhankelijk van de afdrukopdrachten die beschikbaar zijn op uw systeem. • Voor informatie over de Windows-opdracht l p r opent u een [ o p d r a c h t p r o m p t ] venster en typt u lpr ? • Gebruik de hostnaam of het IP-adres van de printer als de waarde van de serveroptie in de opdracht. Bij de Windows-opdracht l p r wordt bijvoorbeeld de optie - S printer gebruikt om de server op te geven die voor de LPD-services zorgt. Bij een Passthrough-printer is dit de printer zelf. • Gebruik de naam van de afdrukwachtrij als de waarde van de printeroptie in de opdracht. De Windows-opdracht l p r gebruikt bijvoorbeeld de optie - P printer om de printer of de afdrukwachtrij te specificeren waar het afdrukbestand naartoe wordt gestuurd. Een algemene naam voor de afdrukwachtrij op een Passthrough-printer is PASS. • Gebruik de methode g e t F i l e N a m e of g e t A b s o l u t e F i le N a m e om de naam van het afdrukbestand te specificeren. Zie Bestandsnamen in symboolnotatie opgeven, p. 220 voor meer informative. • Omdat Passthrough-printers niet automatisch de waarden van taakeigenschappen kunnen bepalen, moet u ze als opties van de afdrukopdracht naar de printer doorsturen.
63
3 Configuratie
2) Standaard worden er scheidingsbladen (voorbladen) afgedrukt in de taal die tijdens de installatie van de TotalFlow Production Manager-server is geselecteerd. Als u de scheidingsbladen in een andere taal wilt afdrukken, stelt u de [ T a a l] -eigenschap op de [ A a n p a s s e n ] -pagina in op de gewenste taal:
3
3) Stel een waarde in voor de eigenschap [ O p d r a c h t v o o r s p e c ia l e a a n w i j z i n g e n ] zodat de Passthrough-printer vóór de taak een voorblad met speciale instructies kan afdrukken. Gebruik de methode g e t O p e r I n s t om de naam op te geven van het bestand met speciale instructies. Zie Bestandsnamen in symboolnotatie opgeven, p. 220 voor meer informative. 4) Stel de toewijzingseigenschappen voor de printer in op de pagina [ P l a n n in g ] :
64
Passthrough-printers maken
3
5) Als u meerdere printers instelt voor dezelfde printer, geeft u voor elke printer dezelfde [ T C P / I P a d r e s o f h o s t n a a m ] -eigenschap op.
65
3 Configuratie
Als u voor de ene printer een TCP/IP-adres opgeeft en voor de andere een volledig gekwalificeerde hostnaam, telt TotalFlow Production Manager deze als twee verschillende IP-adressen, ook al leiden ze beide naar hetzelfde adres. Als u geen TCP/IP-adres of hostnaam specificeert, telt TotalFlow Production Manager elke niet opgegeven waarde als een verschillend IP-adres. 6) Stel de eigenschappen op de pagina [ S N M P ] in op dezelfde waarden als de overeenkomstige instellingen in de printercontroller: Printereigenschap
EFI Fiery-printercontroller
Ricoh-printercontroller
[Naam commun ity]
[C o mmun ity na a m le z e n ]
[C ommun ityn aam] Deze instelling kan meerdere waarden bevatten. Stel de printereigenschap [ N a a m c o m m u n i t y ] in op een willekeurige waarde uit de lijst.
3
[Ge br uike r sn aam]
[O n b e ve ilig d e g e b r u ik e r s n a a m ] (minimale beveiliging)
[Accountnaam (gebruiker) ]
[Be ve ilig d e g e b r u ik e r s n a a m ] (gemiddelde of maximale beveiliging) [Wac h twoord me t me dium b e ve ilig in g ]
[Wachtwoord voor verificatie van gebruike r]
[Wachtwoord voor ve rific atie (ge bruike r) ]
[Wa c h tw o or d vo o r p r iva c y van gebruiker]
[Wachtwoord voor ve rsle ute lin g ]
Wanneer u de [Wac h twoord me t m a x i m u m b e v e il i g in g ] instelt, moet u ook de [Wac h twoord me t me dium b e v e il i g in g ] instellen. Op sommige printers kunt u alleen de [ W a c h t w o o r d m e t m a x i m u m b e v e il i g i n g ] instellen. Als u dit echter doet, kan SNMP geen verbinding maken met de printer. [Wac h twoord me t ma ximum b e ve ilig in g ] Wanneer u de [Wac h twoord me t m a x i m u m b e v e il i g in g ] instelt, moet u ook de [Wac h twoord me t me dium b e v e il i g in g ] instellen. Op sommige printers kunt u alleen de [ W a c h t w o o r d m e t ma ximum b e ve ilig in g ]
66
Printers configureren voor het afdrukken van scheidingsbladen
Printereigenschap
EFI Fiery-printercontroller
Ricoh-printercontroller
instellen. Als u dit echter doet, kan SNMP geen verbinding maken met de printer. [Be ve ilig in gsn ive a u]
[Be ve ilig ing sn ive a u]
[Verificatietype]
[Ve rificatietype gebruiker]
[Privacyty pe]
[Ty pe p r iva c y van g e br uik e r ]
[Con textn aam]
[Ve r if ic a tie a lg o ritme ]
[Contextnaam]
3
6. Klik op [ O K ] . 7. Als u de nieuwe Passthrough-printer wilt gebruiken, klikt u op printer.
, de inschakelknop, naast die
Printers configureren voor het afdrukken van scheidingsbladen TotalFlow Production Manager kan voor of na een taak waarden van taakeigenschappen op taakscheidingsbladen (voorbladen) afdrukken. Taakscheidingsbladen die voor de eerste gegevenspagina's van een taak worden afgedrukt, worden ook wel headerbladen genoemd. Taakscheidingsbladen die na de eerste gegevenspagina's van een taak worden afgedrukt, worden ook wel achterbladen genoemd.
• Passthrough-printers kunnen geen headerbladen of achterbladen afdrukken. • Als u scheidingsbladen wilt afdrukken, moet de waarde van de eigenschap [ E x e m p l a r e n s c h e i d i n g s b la d ( v o o r ) ] of [ E x e m p la r e n s c h e i d in g s b la d ( n a ) ] voor de virtuele printer waarmee de taak wordt ingesteld, 1 of meer zijn. U configureert een taakticketprinter om scheidingsbladen af te drukken als volgt: 1. Meld u bij TotalFlow Production Manager aan als beheerder. 2. Klik in de menubalk op [ C o n f ig u r a t i e ] . 3. In de pod [ P r i n t e r s ] , Selecteer de printer en klik op loogvenster [ E i g e n s c h a p p e n ] te openen.
, het eigenschappenpictogram, om het dia-
4. Klik in het dialoogvenster [ E i g e n s c h a p p e n ] op [ A a n p a s s e n ] :
67
3 Configuratie
3
5. O p t io n e e l : Selecteer in de vervolgkeuzelijst een waarde voor [ I n v o e r l a d e v o o r s c h e i d i n g s b la d e n ] wanneer u scheidingsbladen op specifiek papier wilt afdrukken. Het papier in deze lade wordt gebruikt voor het afdrukken van alle scheidingsbladen voor de taak: headerbladen, achterbladen en scheidingsbladen met speciale instructies. Wanneer er geen [ I n v o e r l a d e v o o r s c h e id i n g s b l a d e n ] is geselecteerd, worden alle taakscheidingsbladen op normaal A4 of Letter afgedrukt. 6. Als u de printer wilt inschakelen voor het afdrukken van titel- en afsluitende bladen, stelt u [ S c h e i d i n g s b l a d ( v o o r ) a f d r u k k e n ] of [ S c h e id i n g s b l a d ( n a ) ] in op [ J a ] . 7. Klik op [ O K ] . Printers configureren voor herstel U kunt een printer configureren zodat TotalFlow Production Manager geen nieuwe taken meer aan die printer toewijst als er iets gebeurt waardoor de printer niet meer kan afdrukken. De resterende taken van de betreffende printer worden aan een andere printer toegewezen. Taken die nog moeten worden afgedrukt op die printer, worden naar een andere printer doorgestuurd. De taken die al naar de eerste printer zijn verzonden, worden niet naar een andere printer doorgestuurd. Ga als volgt te werk om een printer als herstelprinter in te stellen: 1. Meld u bij TotalFlow Production Manager aan als beheerder. 2. Klik in de menubalk op [ C o n f ig u r a t i e ] .
68
Printers configureren voor herstel
3. In de pod [ P r i n t e r s ] , Selecteer de printer en klik op loogvenster [ E i g e n s c h a p p e n ] te openen.
, het eigenschappenpictogram, om het dia-
4. Klik in het dialoogvenster [ E i g e n s c h a p p e n ] op [ B a c k - u p ] .
3
5. Stel de eigenschap [ B a c k - u p p r i n t e r ] in op de naam van de printer of printerpool waar u de taken naartoe wilt sturen die reeds aan die printer zijn toegewezen, en nieuwe taken die naar deze printer moeten worden verstuurd. 6. Stel de eigenschap [ H e r s t e lt r ig g e r s ] in om de voorwaarden op te geven waardoor de printer overgaat in de herstelmodus. U kunt voor elk van deze specifieke voorwaarden fouten en waarschuwingen opgeven. [Elke f out] Een of meer van deze foutvoorwaarden komen voor. [E lk e w a a rsc h uw in g ] Een of meer van deze waarschuwingsvoorwaarden komen voor. [Kan geen con tac t met prin ter maken] TotalFlow Production Manager kan geen verbinding maken met de printer wanneer er een taak naartoe wordt gestuurd. 1) U voegt een hersteltrigger toe door die in de lijst [ A l l e v o o r w a a r d e n ] te selecteren en op de knop Toevoegen, te klikken.
,
69
3 Configuratie
2) U verwijdert een hersteltrigger door die in de lijst [ G e s e l e c t e e r d e v o o r w a a r d e n ] te selecteren en op
, de knop Verwijderen, te klikken.
7. Standaard wacht de printer 15 minuten na het activeren van een hersteltrigger. Daarna gaat de printer over in de herstelmodus. In de tussentijd kunt u een tijdelijke situatie zoals [ P a n e e l o p e n ] of [ W e i n ig p a p i e r ] proberen te herstellen. U kunt een langere tijd instellen door de waarde van de eigenschap [ H e r s t e lv e r t r a g i n g ( m i n u t e n ) ] te wijzigen. 8. Klik op [ O K ] . Printers configureren voor papiertypen
3 In dit onderwerp wordt beschreven hoe u TotalFlow Production Manager-printers en papier zo configureert dat taken op het gewenste papier worden afgedrukt. De werkwijze geldt voor printers met de Ricoh- of de EFI Fiery-controller. Deze instructies zijn van toepassing op taken die worden verzonden vanuit een TotalFlow Prep of een vergelijkbaar programma. Standaard worden bij taken die naar hotfolders of door de l p r -opdracht worden verzonden geen papiereigenschappen vermeld; deze taken worden dus automatisch ontvangen en ingepland. Ga als volgt te werk om de TotalFlow Production Manager-printer te configureren en een taak af te drukken: 1. Controleer of het TotalFlow Production Manager-papier correct is gedefinieerd. Zie Papier in TotalFlow Production Manager en andere programma's, p. 85 voor meer informative. 2. Wijs de invoerladen voor elke taakticket-printer of Passthrough-printer toe en geef daarbij aan welke papiertypen in de printer zijn geplaatst. 1) Gebruik standaardpapier waar mogelijk. De namen van standaardpapier hoeven niet overeen te komen met de namen in de catalogus voor printerpapier. Zo kan het papier dat zich in [ L a d e 1 ] van de printer bevindt bijvoorbeeld in de catalogus voor printerpapier de aanduiding [ S t a n d a a r d ] hebben. In TotalFlow Production Manager komt geen standaardpapier voor met de naam [ S t a n d a a r d ] , maar wel met de naam [ A 4 ] . Bij zowel [ S t a n d a a r d ] als [ A 4 ] gaat het om wit papier van A4-formaat en 80 gram per vierkante meter; geen van beide typen is voorbedrukt, voorgeperforeerd, heeft structuur of is gecoat. Geef [ A 4 ] -papier op in [ L a d e 1 ] van de TotalFlow Production Manager-printer. 2) Als u geen standaardpapier kunt gebruiken, definieert u een aangepast papiertype. 1. Kopieer het standaardpapier dat het dichtst in de buurt komt en wijzig vervolgens de eigenschappen die u wilt aanpassen. Op deze manier verzekert u zich ervan dat alle vereiste eigenschappen voor taken van TotalFlow Prep over waarden beschikken. 2. Als u een aangepaste papierlijst gebruikt die wordt ondersteund, voegt u het papier toe aan de lijst van [ O n d e r s t e u n d p a p ie r ] -papier voor elke toepasselijke printer. 3. Voordat u een taak van TotalFlow Prep naar TotalFlow Production Manager verzendt, dient u de papiereigenschappen die vereist zijn voor de TotalFlow Prep-taakticket, te vergelijken met de eigenschappen van de papiertypen in de TotalFlow Production Manager-papierbibliotheek. Voor elk papiertype dat door de taakticket wordt vereist, moet er een TotalFlow Production Manager-papiertype met equivalente eigenschapwaarden zijn. Wanneer u vanuit TotalFlow Prep een taak verzendt
70
Printerpools maken
waarvoor aangepast papier moet worden gebruikt, dient u de niet-standaardeigenschappen van het aangepaste papier in de taakticket op te geven. 4. Als u een taak op een TotalFlow Production Manager-printer wilt plannen, moet de naam van elk vereist papiertype in de taakticket overeenkomen met de naam van een papiertype dat is al toegewezen in een invoerlade van de printer of is opgegeven in een papierwijziging die staat ingepland voor de printer. 5. Als de taak niet is ingepland om te worden afgedrukt, gaat u als volgt te werk: 1) Selecteer de taak en klik op , het pictogram voor andere handelingen, en klik vervolgens op [ V e r p l a a t s e n . . . ] . Bekijk het dialoogvenster [ T a a k v e r p la a t s e n ] om te achterhalen welke eigenschap voorkomt dat de taak wordt ingepland voor de gewenste printer. 2) Als het probleem wordt gevormd door een papiereigenschap, controleert u of alle papiernamen die vereist zijn voor de taak ook voorkomen in de instelling voor de invoerlade van de printer.
3
Prin terpools maken Printerpools zijn groepen printers die samenwerken voor maximale efficiëntie. Wanneer u een taak naar een printerpool verstuurt, wijst TotalFlow Production Manager de taak toe aan de printer die deze taak het snelst kan afdrukken. Ga als volgt te werk om een printerpool te maken: 1. Meld u bij TotalFlow Production Manager aan als beheerder. 2. Klik in de menubalk op [ C o n f ig u r a t i e ] . 3. Klik in de pod [ P r i n t e r s ] op [Prin tergroep...].
., het pictogram voor toevoegen/kopiëren, en klik vervolgens op
Het dialoogvenster [ P r i n t e r g r o e p c r e ë r e n ] wordt weergegeven:
71
3 Configuratie
3
4. Typ of selecteer de waarden voor de vereiste en optionele eigenschappen die aan uw omgeving moeten worden aangepast. 1) U voegt een printer aan de pool toe door de printer te selecteren in de lijst [ A l l e p r in t e r s ] en op , de knop Toevoegen, te klikken. U kunt dezelfde printer aan meerdere printerpools toevoegen. 2) U verwijdert een printer uit de pool door de printer te selecteren in de lijst [ G e s e l e c t e e r d e p r i n t e r s ] en op
, de knop Verwijderen, te klikken.
5. U kunt de functie Kopie splitsen gebruiken om de snelheid van het afdrukproces te verbeteren: 1) Stel de optie [ K o p i e s p l it s e n i n g e s c h a k e l d ] in op [ J a ] en voer bij [ D r e m p e l w a a r d e k o p i e s p l i t s e n ] een getal in. Dit getal is het maximale aantal kopieën waardoor de functie Kopie splitsen wordt geactiveerd. Hierdoor wordt de taak opgedeeld in kleinere taken. Deze kleinere taken worden toegewezen aan alle beschikbare printers in de printerpool, zodat de totale serie kopiën zo snel mogelijk wordt afgedrukt. 6. Klik op [ O K ] .
Virtuele printers make n Virtuele printers zijn de TotalFlow Production Manager-objecten waardoor TotalFlow Production Manager taken ontvangt. Ga als volgt te werk om een virtuele printer te maken:
72
Virtuele printers maken
1. Meld u bij TotalFlow Production Manager aan als beheerder. 2. Klik in de menubalk op [ C o n f ig u r a t i e ] . 3. Voer een van de volgende handelingen uit: • Als u een nieuwe virtuele printer wilt maken, moet u controleren of er geen virtuele printers zijn geselecteerd in de pod [ V i r t u e l e p r i n t e r s ] . • Als u een bestaande virtuele printer wilt kopiëren, selecteert u deze in de pod [ V i r t u e l e p r i n t e r s ] . De nieuwe virtuele printer krijgt met uitzondering van [ N a a m ] dezelfde eigenschapswaarden als van de geselecteerde printer. 4. Klik op
, het toevoegen of kopiëren pictogram.
Het dialoogvenster [ V i r t u e l e p r i n t e r m a k e n ] wordt weergegeven:
3
5. Voer op elke pagina van het dialoogvenster de waarden in of selecteer deze voor de vereiste en optionele eigenschappen die moeten worden aangepast aan uw omgeving. Klik op de pagina-afbeeldingen in de navigatiebalk om naar een andere pagina te gaan.
73
3 Configuratie
• Als de virtuele printer taken ontvangt via het LPD-protocol, moet u de naam van de virtuele printer niet langer maken dan 8 bytes (8 single-byte-tekens of minder multibyte-tekens). Afhankelijk van de gebruikte afdrukopdracht moet u mogelijk een wachtrij maken op het versturende systeem met dezelfde naam als de virtuele printer. Sommige systemen breken de namen van wachtrijen af tot 8 bytes. • Indien de virtuele printer taken ontvangt in een hotfolder, maakt TotalFlow Production Manager de map die u als [ M a p p a d ] hebt opgegeven, als deze nog niet bestaat. 6. Klik op [ O K ] .
3
7. Als u de nieuwe virtuele printer wilt gebruiken, klikt u op
, de inschakelknop, naast die printer.
Virtuele printers koppelen aan printers of printerpools Een virtuele printer moet zijn gekoppeld aan een printer om taken aan die printer te kunnen toewijzen, of aan een printerpool om taken aan printers die deel uitmaken van die pool te kunnen toewijzen. Gebruikers en beheerders kunnen virtuele printers koppelen aan printers of printerpools. U kunt als volgt een virtuele printer aan een printer of printerpool koppelen: • Systeembeheerders: 1. Meld u bij TotalFlow Production Manager aan als beheerder. 2. Klik in de menubalk op [ C o n f i g u r a t i e ] . 3. Sleep de afbeelding van de virtuele printer en zet deze neer op de afbeelding van de printer. • Systeembeheerders: 1. Meld u bij TotalFlow Production Manager aan als beheerder. 2. Klik in de menubalk op [ C o n f i g u r a t i e ] . 3. Selecteer de virtuele printer en klik op volgens op [ K o p p e le n a a n p r in t e r . . . ] .
, het pictogram voor andere handelingen, en klik ver-
4. Selecteer in het dialoogvenster [ V i r t u e l e p r in t e r t o e w i j z e n ] een printer of printerpool en klik op [OK]. • Gebruikers en systeembeheerders: 1. Meld u bij TotalFlow Production Manager aan als gebruiker of beheerder. 2. Klik op de menubalk op [ B e w e r k i n g e n ] . 3. Selecteer in de pagina [ A l g e m e e n ] van het dialoogvenster [ E i g e n s c h a p p e n v o o r v i r t u e l e p r i n t e r ] een printer of printerpool in de vervolgkeuzelijst [ A a n g e v r a a g d e p r i n t e r ] .
74
Virtuele printers koppelen aan printers of printerpools
3
De pagina [ H o t f o l d e r ] wordt alleen weergegeven als de waarde [ H o t f o ld e r ] van [ Ty p e t a a k i n d i e n in g ] is geselecteerd. 4. Klik op [ O K ] . • Systeembeheerders: 1. Meld u bij TotalFlow Production Manager aan als beheerder. 2. Klik in de menubalk op [ Wo r k f l o w ] . 3. Klik in de pod [ O b je c t e n ] op [ W o r k f l o w s ] . 4. Selecteer de workflow die aan de virtuele printer gekoppeld is en klik op pictogram.
, het openen-
De workflow wordt weergegeven in de pod [ Wo r k f l o w E d i t o r ] . 5. Selecteer de activiteit [ A f d r u k k e n ] in de pod [ W o r k f l o w E d i t o r ] en klik op eigenschappenpictogram.
, het
6. Selecteer op de pagina [ T a a k s t a n d a a r d e n ] van het dialoogvenster [ A f d r u k k e n ] een printer of printerpool in de vervolgkeuzelijst [ A a n g e v r a a g d e p r i n t e r ] . 7. Klik op [ O K ] .
75
3 Configuratie
Standaardinstellingen en tijdelijke uitschakelingen van virtuele printers instellen voor taakeigenschappen Gebruikers en beheerders kunnen standaardwaarden en tijdelijke uitschakelingswaarden voor taakeigenschappen koppelen aan een virtuele printer. Dit is hetzelfde als het instellen van standaardwaarden en tijdelijke opheffingswaarden voor taakeigenschappen in de activiteit [ A f d r u k k e n ] in de aan de virtuele printer gekoppelde workflow.
3
Wanneer de virtuele printer een taak ontvangt, worden de standaardinstellingen van de virtuele printer gebruikt voor eigenschappen zonder waarde. De tijdelijke uitschakelingen van de virtuele printer worden gebruikt voor alle taakeigenschappen in plaats van de waarden in de taakticket.
Wees voorzichtig bij het instellen van tijdelijke overschrijvingen voor taken ontvangen van TotalFlow Prep. De overschrijfwaarden kunnen conflicten met de TotalFlow Prep-waarden veroorzaken.
De eigenschap [ A a n t a l p a g in a ' s ] is een uitzondering. Als TotalFlow Production Manager het aantal pagina's in de taak kan vaststellen, gebruikt het dit daadwerkelijke aantal, ook als u een tijdelijke uitschakeling hebt ingesteld. Ga als volgt te werk om de standaardinstellingen en tijdelijke uitschakelingen van de virtuele printer te gebruiken voor taakeigenschappen: 1. Selecteer de virtuele printer en klik op
, het eigenschappenpictogram.
Het dialoogvenster [ E i g e n s c h a p p e n v o o r v i r t u e l e p r i n t e r ] wordt weergegeven:
76
Standaardinstellingen en tijdelijke uitschakelingen van virtuele printers instellen voor taakeigenschappen
3
2. Klik in het dialoogvenster [ E i g e n s c h a p p e n v o o r v i r t u e le p r in t e r ] op [ T a a k e i g e n s c h a p p e n . . . ] . Het dialoogvenster [ S t a n d a a r d t a a k i n s t e l l i n g e n e n o v e r s c h r i j v i n g e n i n s t e ll e n v o o r v i r t u e l e p r i n t e r ] wordt weergegeven:
77
3 Configuratie
Als een van de waarden van [ T y p e t a a k in d i e n in g ] van de virtuele printer [ To t a l F l o w t o e p a s s i n g e n ] is, zijn de pagina [ A f w e r k i n g ] en de tool voor [ S u b s e t ] niet beschikbaar. Zo ontstaan er geen conflicten tussen de afwerkingsopties die met de taak zijn verzonden en de afwerkingsopties die door de virtuele printer zijn ingesteld. 3. Klik op de pagina-afbeeldingen om verschillende eigenschappen weer te geven. 4. Voor meer informatie over een van de eigenschappen: 1) Plaats de muisaanwijzer op de eigenschap.
3
2) Klik op
, de vraagtekenknop, naast de naam van de eigenschap.
5. Voer voor de eigenschappen die u wilt wijzigen nieuwe waarden in of selecteer deze. Het stapelpictogram naast de naam van de eigenschap kan veranderen van donkergrijs in grijs en goudkleurig:
6. Voor elke eigenschap die u instelt, klikt u op het stapelpictogram om de waarde te markeren als een standaardinstelling of een tijdelijke uitschakeling. Het stapelpictogram schakelt tussen standaardafbeeldingen en overschrijfafbeeldingen. •
, de stapel met het goudkleurige papier onderaan, wil zeggen dat de waarde een standaardwaarde is.
•
, de stapel met het goudkleurige papier bovenaan, wil zeggen dat de waarde een overschrijfwaarde is.
7. Klik op [ O K ] .
Voorbereidin g voor indie nen van taak U kunt taken indienen bij TotalFlow Production Manager met behulp van TotalFlow Prep, TotalFlow Path en TotalFlow PM Job Submission. U kunt ook gebruikmaken van methoden als hot folders of LDP. Ongeacht welke indienmethode u gebruikt, u moet een virtuele printer maken die de invoerbestanden kan ontvangen. Configuratie van taakindiening via TotalFlow Prep, TotalFlow Path of TotalFlow PM Job Submission Voordat u taken met TotalFlow Prep, TotalFlow Path of TotalFlow PM Job Submission op TotalFlow Production Manager kunt indienen, dient u een virtuele printer in TotalFlow Production Manager te configureren en deze te registreren in de toepassing die u voor het indienen hebt gekozen. Ga als volgt te werk om een virtuele printer te configureren voor het ontvangen van taken van TotalFlow Prep ofr TotalFlow PM Job Submission: 1. Meld u bij TotalFlow Production Manager aan als beheerder. 2. Klik in de menubalk op [ C o n f ig u r a t i e ] . 78
Taken verzenden met een Hotfolder configureren
3. Maak een nieuwe virtuele printer of configureer een bestaande virtuele printer voor het ontvangen van taken. Selecteer [ T o t a l F lo w - t o e p a s s i n g e n ] als de waarde voor de eigenschap [ T y p e t a a k in d i e n in g ] .
3
4. Koppel de virtuele printer aan een taakticketprinter. 5. Zorg ervoor dat de virtuele printer is ingeschakeld. 6. Registreer de virtuele printer in TotalFlow Prep als een printer. Taken verzenden met een Hotfolder configureren Als u taken wilt indienen via FTP of bestandskopie, kunt u gebruikmaken van het protocol voor hotfolders. Ga als volgt te werk om een virtuele printer te configureren die gebruikmaakt van het protocol voor hotfolders: 1. Meld u bij TotalFlow Production Manager aan als beheerder. 2. Klik in de menubalk op [ C o n f ig u r a t i e ] . 3. Maak een nieuwe virtuele printer of configureer een bestaande virtuele printer om taken uit een hotfolder te ontvangen: 1) Selecteer [ H o t f o l d e r ] als de waarde voor de eigenschap [ T y p e t a a k i n d ie n i n g ] .
79
3 Configuratie
3
2) Voer in het veld [ M a p p a d ] het bestandspad naar de hotfolder in. De standaard hotfolder is installatiestation:\aiw\aiw1\System\hf\naam_virtuele_ printer.
• Geef de hele padnaam van de hotfolder op. • Zorg dat de hotfolder leeg is. Als deze bestanden bevat, zal TotalFlow Production Manager proberen ze af te drukken.
80
Taken verzenden met een Hotfolder configureren
3
3) Als u van plan bent om bestanden vanaf een FTP-server naar de hotfolder te kopiëren, stelt u de eigenschap [ V o lt o o i in g s m e t h o d e ] op de pagina [ H o t f o ld e r ] in. 4) Stel de eigenschap [ G e g e v e n s v o o r t r ig g e r ] in op een of meer reguliere expressies waarmee de afdrukbare invoerbestanden worden geïdentificeerd. Als u meerdere reguliere expressies invoert, scheidt u deze met komma's van elkaar. Voor meer informatie over reguliere expressies raadpleegt u Reguliere expressies, p. 219. Als u bijvoorbeeld PDF- en PostScript-bestanden afdrukt, voert u deze reguliere expressies in: .*[Pp][Dd][Ff]$,.*[Pp][Ss]$
4. Zorg ervoor dat de virtuele printer is ingeschakeld. Opme rkinge n 1) Als u taken met hotfolders indient, dient u rekening te houden met het feit dat de bestanden in een FIFO-volgorde worden verwerkt. 2) De naam van een taak die met een hotfolder is ingediend, mag de volgende speciale tekens niet bevatten: ! " ; ' < = > \ ` ~. Als de taak wel één of meerdere zulke tekens bevat, verwerkt TotalFlow Production Manager de taak, maar wordt de taaknaam zonder de speciale tekens weergegeven.
81
3 Configuratie
[Voltooiin gsme thode ]
Bepaalt hoe door de virtuele printer wordt vastgesteld dat de bestandsoverdracht is voltooid voor een invoerbestand. De virtuele printer gebruikt deze waarde om vast te stellen wanneer het volledige bestand is ontvangen en met de verwerking begonnen kan worden. Wa a r d e n : [ B e s t a n d o p e n ] : de virtuele printer stelt vast dat de overdracht is voltooid als deze het invoerbestand kan openen voor een schrijfbewerking.
3
[ C o n t r o l e e r g r o o t t e ] (standaard): de virtuele printer controleert de grootte van het invoerbestand en stelt vast dat de overdracht is voltooid als er geen bestandsgroottewijzigingen meer plaatsvinden tussen twee controlemomenten. Met de eigenschap [ P o l l i n g - in t e r v a l] wordt de tijd tussen de controlemomenten bepaald. [ G e e n ] : er wordt door de virtuele printer geen gebruik gemaakt van een gedefinieerde methode om te bepalen of de bestandsoverdracht is voltooid. De overdracht is voltooid zodra het invoerbestand door de virtuele printer wordt gedetecteerd. [ T r i g g e r ] : de virtuele printer stelt vast dat de overdracht is voltooid als deze het triggerbestand voor het invoerbestand ontvangt. Met de eigenschap [ T r i g g e r p a t r o o n ] wordt bepaald hoe een triggerbestand door de virtuele printer wordt herkend. Een triggerbestand moet dezelfde naam hebben als het invoerbestand, maar met een andere extensie. Stel de eigenschap [ V o l t o o i i n g s m e t h o d e ] in op [ C o n t r o l e e r g r o o t t e ] of [ T r ig g e r ] voor bestanden die vanaf een FTP-server naar een hotfolder worden gekopieerd.
De bestanden worden in een ware FIFO-volgorde (first in, first out) verwerkt. [Polling-inte rval]
Bepaalt hoe vaak de virtuele printer controleert om te zien of er wachtende taken zijn in de gedefinieerde hotfolder. De tijdseenheid voor de waarde kan [ s e c o n d e n ] of [ m i n u t e n ] zijn. Selecteer de tijdseenheid en geef een waarde tussen 1 [ s e c o n d e ] tot 20 [ m in u t e n ] op. S t a n d a a r d in s t e ll i n g : 30 [ s e c o n d e n ] . [Ge gev e n s voor trigge r]
Bepaalt een of meer patroonovereenkomende tekenreeksen die de invoerbestanden aangeven die door deze virtuele printer moeten worden geaccepteerd om die bestanden als enkele taken te kunnen verwerken. De waarde gebruikt regex-syntaxis en de tekens in de waarde zijn hoofdlettergevoelig. Bijvoorbeeld . * P D F $ , . * P S $ staan voor andere patronen dan . * p d f $ , . * p s $ . Scheid meerdere patronen van elkaar met komma's en zonder spaties. L e n g t e : maximaal 255 bytes (255 1-byte tekens of minder multibyte tekens) Be p e r k in g : deze tekenreeks is niet geldig: ${ S t a n d a a r d : .*$ Deze waarde betekent dat de virtuele printer elk bestand kan accepteren dat taakgegevens bevat. 82
[Tr igge r patr oon]
Als [ T r i g g e r ] de eigenschap [ V o l t o o ii n g s m e t h o d e ] voor de virtuele printer is, controleert deze server eerst of er triggerbestanden zijn die overeenkomen met de waarde van de eigenschap [ T r i g g e r p a t r o o n ] . Vervolgens wordt er gecontroleerd op gegevenspatronen die overeenkomen met de waarde van de eigenschap [ G e g e v e n s v o o r t r i g g e r ] . [Trigge rpatroon ]
Bepaalt een of meer patroonovereenkomende tekenreeksen die triggerbestanden aangeven Een activeringsbestand geeft aan dat het bijbehorende invoerbestand volledig is overgedragen. Het activeringsbestand en het invoerbestand hebben dezelfde naam, maar hebben verschillende extensies. Als bijvoorbeeld de standaardreeks voor een overeenkomend activeringspatroon voor invoerapparaten wordt gebruikt, heeft een bestand met de naam STMT406.PDF een bijbehorend activeringsbestand met de naam STMT406.trg. De waarde gebruikt regex-syntaxis en de tekens in de waarde zijn hoofdlettergevoelig. Scheid meerdere patronen van elkaar met komma's en zonder spaties.
3
L e n g t e : maximaal 255 bytes (255 1-byte tekens of minder multibyte tekens) Be p e r k in g : deze tekenreeks is niet geldig: ${ S t a n d a a r d : .*\.trg$ Om triggerbestanden te kunnen gebruiken, stelt u de eigenschap [ V o lt o o i in g s m e t h o d e ] voor de virtuele printer in op [ T r i g g e r ] . Als [ T r i g g e r ] de eigenschap [ V o l t o o i i n g s m e t h o d e ] voor de virtuele printer is, controleert TotalFlow Production Manager eerst of er triggerbestanden zijn die overeenkomen met de waarde van de eigenschap [ T r i g g e r p a t r o o n ] . Vervolgens wordt er gecontroleerd op gegevenspatronen die overeenkomen met de waarde van de eigenschap [ G e g e v e n s v o o r t r i g g e r ] . Het invoerbestand moet een extensie hebben. Zonder extensie wordt het niet gekoppeld aan een triggerbestand, zelfs als het triggerbestand wel bestaat. Het triggerbestand hoeft geen inhoud te hebben. Taken indienen met LPD configureren Voordat u het LPD-protocol (Line Printer Daemon) kunt gebruiken om taken naar TotalFlow Production Manager te versturen, moet u de virtuele printers configureren die de taken ontvangen en bepalen welke hosts met het LPD-protocol taken naar TotalFlow Production Manager versturen. Tevens moet u mogelijk een aantal configuraties uitvoeren op deze hosts. Ga als volgt te werk om het LPD-protocolgebruik te configureren: 1. Meld u bij TotalFlow Production Manager aan als beheerder. 2. Stop alle actieve LPD-processen op de computer waarop TotalFlow Production Manager is geïnstalleerd. LPD-processen omvatten de LPD Service en de TCP/IP-afdrukserver, die als Windows-services actief zijn. 3. Maak een nieuwe virtuele printer of configureer een bestaande virtuele printer voor het ontvangen van LPD-taken. Selecteer [ L P D ] als de waarde voor [ T y p e t a a k i n d i e n i n g ] .
83
3 Configuratie
3
4. Klik in de pod [ S e r v e r ] op de [ S y s t e e m ] -afbeelding. Het dialoogvenster [ E i g e n s c h a p p e n v o o r s e r v e r ] wordt weergegeven:
84
Papieren maken
5. Stel de servereigenschap [ H o s t s d ie L P D - t a k e n m o g e n i n d i e n e n ] in om de hostnamen of IP-adressen op te geven van de hosts die taken mogen indienen met het LPD-protocol. • Scheid hostnamen en IP-adressen met puntkomma's. • U kunt jokertekens gebruiken in hostnamen en IP-adressen (bijvoorbeeld *.acmeproducten.com of 192.*). De waarde * betekent dat alle hosts taken mogen indienen. Waarden die alleen uit getallen, decimale punten en jokertekens bestaan, worden vergeleken met IP-adressen. Waarden die jokertekens en ten minste één alfabetisch teken bevatten, worden vergeleken met hostnamen. Een lege waarde betekent dat geen enkele host taken mag indienen. • De standaardinstelling is * . • Als u DNS (Domain Name Services) gebruikt, moet u de hostnaam volledig opgeven. Bijvoorbeeld: mathomhouse.micheldelving.org.
3
6. Zorg er in TotalFlow Production Manager voor dat de virtuele printer is ingeschakeld.
De virtuele printer geeft geen statusinformatie weer als antwoord op de l p q -opdracht. 7. Vanaf een hostsysteem dat u in stap 5 hebt gemachtigd, kunt u taken naar TotalFlow Production Manager versturen. Als er fouten optreden, corrigeert u de fouten die in berichten van het hostsysteem of door TotalFlow Production Manager worden aangegeven.
Papiere n mak en Met papier bedoelen we het papier, de enveloppen, de formulieren, de etiketten of de transparanten waarop taken worden afgedrukt. In TotalFlow Production Manager wordt elke taak toegewezen aan een printer die het papier gebruikt dat is vereist voor de taak. In sommige gevallen maakt TotalFlow Production Manager automatisch papier om het papier dat voor een printer is gedefinieerd, te vertegenwoordigen.Op printerapparaten die de EFI Fiery-controlleroptie gebruiken, kunt u de papiercatalogus exporteren en de papier in TotalFlow Production Manager importeren. U kunt papier ook handmatig instellen. Papier in TotalFlow Production Manager en andere programma's Papier kan op veel verschillende plaatsen ingesteld worden, waaronder de TotalFlow Production Manager papiercatalogus, de toepassingen voor het verzenden van taken, de papiercatalogi van bepaalde printers en de instellingen van de invoerlades van bepaalde printers. Dit betekent dat papiersoorten met dezelfde naam andere eigenschappen kunnen hebben en dat papiersoorten met verschillende namen dezelfde eigenschappen kunnen hebben. Hier wordt verder uitgelegd hoe TotalFlow Production Manager bepaalt of het papier dat een taak aanvraagt en het papier in de invoerlade van de printer hetzelfde is. Dezelfde bepaling wordt ook gedaan voor papier in de papiercatalogus van de printer en het papier in de TotalFlow Production Manager papiercatalogus. Om papiersoorten bij elkaar te zoeken, vergelijkt TotalFlow Production Manager waardes in deze volgorde: 1. De papier-ID in de taakticket, indien aanwezig. Deze ID wordt met het papier [ N a a m ] vergeleken. Als er geen papier wordt gevonden dat met [ N a a m ] overeenkomt, wordt de vergelijking stopgezet.
85
3 Configuratie
2. Als de taakticket geen papier-ID, papiereigenschappen of exacte overeenkomst bevat. Beheerders kunnen de servereigenschap [ A a n g e p a s t e o v e r e e n k o m e n d e o p t ie s ] instellen om te bepalen welke papiereigenschappen worden vergeleken. De waardes [ B r e e d t e ] en [ H o o g t e ] komen overeen als het verschil minder dan 5 punten is. De waardes [ G e w ic h t ( g r a m ) ] komen overeen als het verschil minder dan 5 gram is. 3. De papiernaam in de taakticket. Deze waarde wordt met het papier [ N a a m ] vergeleken als het selectievakje [ A l s o p t ie s n i e t o v e r e e n k o m e n , p r o b e e r d a n a l le e n n a a m o v e r e e n t e l a t e n k o m e n ] in het dialoogvenster [ E i g e n s c h a p p e n v o o r s e r v e r ] is aangevinkt. 4. Papiereigenschappen, wildcard-overeenkomst. Een [ N i e t in g e s t e ld ] waarde in de taakticket komt overeen met een waarde in de TotalFlow Production Manager papiercatalogus.
3 Papier automatisch aanmaken Bij sommige printers maakt TotalFlow Production Manager automatisch papier aan om het printapparaat te vertegenwoordigen als u de printer maakt.
Om onverwachte wijzigingen in de waarden van papiereigenschappen te voorkomen, moet u ervoor zorgen dat als er papiersoorten voorkomen met dezelfde [ P a p i e r n a a m ] in de papiercatalogus, de bijbehorende eigenschappen voor alle printers hetzelfde worden gedefinieerd. • Voor printers met de EFI Fiery-controlleroptie, maakt TotalFlow Production Manager een query voor het printapparaat als deze wordt gemaakt, en op vaste intervallen daarna. Als een printer respons geeft, maakt TotalFlow Production Manager automatisch papiersoorten die overeenkomen met alle papiersoorten in de invoerlades die niet al equivalenten hebben in de TotalFlow Production Manager papiercatalogus. Het maakt een update van papiersoorten die reeds bestaan. Om papiersoorten voor deze printers te maken zonder te hoeven wachten op de volgende query, klikt u op de knop [ P a p i e r n u b i j w e r k e n ] in het dialoogvenster [ I n s t e l li n g e n v o o r i n v o e r l a d e ] . Papiercatalogus voor printer importeren Op printerapparaten die de EFI Fiery-controlleroptie gebruiken, kunt u de papiercatalogus als een XMLbestand exporteren. U kunt papier maken door de catalogus in TotalFlow Production Manager te importeren. TotalFlow Production Manager ondersteunt automatische import van de printerpapiercatalogus van de volgende printers: • Aegis-P1/C1 (EFI) (zie opmerking) • Aegis-P1/C1 QX (EFI) (zie opmerking) • Aries-P1/C1 Lt (EFI) (zie opmerking) • Aries-P1.5/C1.5 (EFI) • Aries-P1.5/C1.5 QX (EFI)
86
Papiercatalogus voor printer importeren
• Taurus-P1/C1 (EFI) • Venus-C2 Pro EFI) (zie opmerking) • Bellini-C4 (EFI) (zie opmerking)
Om de JDF/JMF-interface op deze printer in te schakelen, dient er een geschikte FJDF-patch te worden geïnstalleerd en erop worden geactiveerd. Raadpleeg de documentatie van uw printerapparaat voor het exporteren van de papiercatalogus van een printer. De eigenschappen van papier die zijn gemaakt door het importeren van een papiercatalogus, worden ingesteld op waarden die overeenkomen met de waarde van de equivalente attributen in de papiercatalogus: Attribuut Papiercatalogus
TotalFlow Production Manager Eigenschap papier
[De scriptiveName]
[Papiernaam]
3
Opmerkingen
De waarde is gebaseerd op de waarde [ D e s c r i p t i v e N a m e ] , maar is ingekort tot 200 tekens en bevat geen ongeldige tekens. Deze tekenreeksen veroorzaken fouten. Gebruik die niet in de [ D e s c r i p t i v e N a m e ] : • Een dollarteken gevolgd door een linkeraccolade (${) is niet toegestaan. • De [ D e s c r i p t i v e N a m e ] mag punten bevatten, maar mag niet uit alleen een of twee punten bestaan (.) of (..).
[De scriptiveName]
[Naam]
[Merk]
[Be sc h rijvin g ]
[Af me tin g ]
[ID papierf ormaat object] [Breedte ] [Hoogte] [Een heden]
[Ge w ic h t]
[Gewich t (gram) ]
[Me d ia C olo r Na me ] [Me d ia C olo r Na me De ta ils]
[Kleur]
[Me d ia Ty p e ] [Me d ia Ty p e De tails]
[Papiertype]
[Fro n tC o a tin g s]
[Coating ( voorzijde)]
De waarde is gelijk aan de waarde van [DescriptiveName].
87
3 Configuratie
Attribuut Papiercatalogus
TotalFlow Production Manager Eigenschap papier
[Me d ia Se tC o un t]
[Aa n ta l in se t]
[HoleType]
[Voorgeperf oreerd]
[O p ac ity ] [O p ac ity L e ve l]
[Dekking]
[Pr e Pr in te d ]
[Voorbedrukt]
Opmerkingen
[R e c y c le d Pe rc e n ta g e ] [Ge r e c y c le d ma te r ia a l ( % ) ]
3
[StockTy pe]
[Voorraad]
[Textuur]
[Structuur]
[ImagableSide]
[Af d r uk z ijd e n ]
Niet alle attributen die in de papiercatalogus kunnen worden opgenomen, hebben equivalenten in TotalFlow Production Manager. TotalFlow Production Manager negeert attributen zonder equivalenten. Ga als volgt te werk om een papiercatalogus te importeren: 1. Open een Windows opdrachtprompt op een systeem waarop TotalFlow Production Manager is geïnstalleerd. 2. In een Japanse omgeving stelt u het lettertype en de codepagina in: 1) Rechter muisklik op de titelbalk van het venster met de opdrachtprompt. 2) Klik op [ E ig e n s c h a p p e n ] en vervolgens op [ L e t t e r t y p e ] . 3) Selecteer [ M S G o t h i c ] en klik vervolgens op [ O K ] . 4) Voer deze opdracht in om achter de huidige codepagina te komen: chcp
De standaard Japanse codepagina is 932 (Shft-JIS). 5) Voer deze opdracht in om de codepagina in UTF-8 te veranderen: chcp 65001
De Windows opdrachtprompt geeft Japanse berichten in een aantal regels weer, waarbij het laatste deel van het bericht wordt herhaald, zoals op dit screenshot. Dit is een Windows-kwestie. 3. Navigeer naar install_path\bin. install_path is de map waar TotalFlow
Production Manager is geïnstalleerd.
4. Voer een van deze opdrachten in: • Voer de volgende opdracht in om de papier-catalogus op dit systeem te importeren: fieryImport.pl -f=file_path
88
Papier handmatig instellen
• Voer de volgende opdracht in op de papier-catalogus op een extern systeem te importeren: fieryImport.pl -f=file_path -o=host_name -p=port_number f i l e _ Is het XML-bestand waarnaar de papier-catalogus van de printer is geëxporteerd. path h o s t _ Is de hostnaam of het IP-adres van het systeem waarop TotalFlow Production Manager is name geïnstalleerd.
port_ number
Is de poort die de TotalFlow Production Manager gebruikersinterface gebruikt. De standaard poort is 15080 voor het HTTP-protocol of 15443 voor het HTPPS-protocol.
5. Als u de codepagina hebt veranderd, verander deze dan terug. Als de oorspronkelijke codepagina bijvoorbeeld 932 was, voer dan deze opdracht in:
3
chcp 932
Bij printers die gebruik maken van Printer Connector is het mogelijk om de papiercatalogus van de printer via de webinterface te doorzoeken. Als u een printer zo wilt configureren dat TotalFlow Production Manager de papiercatalogus kan importeren, raadpleeg dan de documenten van Printer Connector. Papier handmatig instellen U kunt papier voor TotalFlow Production Manager ook handmatig instellen.
Willekeurig papier dat u handmatig instelt, wordt niet behandeld als cataloguspapier van de printer. Ga als volgt te werk om papier te maken: 1. Meld u bij TotalFlow Production Manager aan als beheerder. 2. Klik in de menubalk op [ C o n f ig u r a t i e ] . 3. Voer een van de volgende handelingen uit: • Als u nieuw papier wilt maken, mag er geen papier in de pod [ P a p ie r s o o r t e n ] zijn geselecteerd. • Als u bestaand papier wilt kopiëren, selecteert u dit in de [ P a p i e r s o o r t e n ] pod. Het nieuwe papier krijgt met uitzondering van [ P a p i e r n a a m ] dezelfde eigenschapswaarden als van het geselecteerde papier. 4. Klik op
, het toevoegen of kopiëren pictogram.
Het dialoogvenster [ A a n g e p a s t p a p ie r t o e v o e g e n ] wordt weergegeven:
89
3 Configuratie
3
5. Voer op elke pagina van het dialoogvenster de waarden in of selecteer deze voor de vereiste en optionele eigenschappen die moeten worden aangepast aan uw omgeving. Klik op de pagina-afbeeldingen in de navigatiebalk om naar een andere pagina te gaan. Als de papiersoort een papier in de papiercatalogus van een printer vertegenwoordigt, raadpleegt u Eigenschapswaarden van papier, p. 215 voor de juiste waarden. 6. Klik op [ O K ] .
Be veiligin g inste llen U kunt de toegang tot TotalFlow Production Manager beheren met gebruikersnamen en wachtwoorden. Gebruikersmachtigingen Elke TotalFlow Production Manager gebruiker heeft een machtigingsniveau op basis van taakvereisten. TotalFlow Production Manager biedt machtigingen voor [ S y s t e e m b e h e e r d e r ] , [ G e b r u i k e r ] en [ C o n t r o l e ] . Gebruikers met deze machtigingen kunnen de volgende taken uitvoeren: Handeling
Weergeven
90
Pagina, pod of object
[Syste e mbe he e rder]
[G ebruiker]
[Controle]
De pagina [Bewerkin gen ]
Ja
Ja
Ja
Gebruikersmachtigingen
Pagina, pod of object
[Syste e mbe he e rder]
[G ebruiker]
[Controle]
De pagina [Wa c h tr ije n ]
Ja
Ja
Ja
De pagina [C on f ig ura tie ]
Ja
Nee
Nee
De pagina [R apporten ]
Ja
Nee
Nee
De pagina [Workf low]
Ja
Nee
Nee
Vernieuwingsinterval wijzigen
De pod [Wa c h tr ije n ]
Ja
Ja
Ja
Eigenschappen en logboek weergeven
Printer
Ja
Ja
Nee
Printerpool
Ja
Ja
Nee
Virtuele printer
Ja
Ja
Nee
Server
Ja
Nee
Nee
Papier
Ja
Nee
Nee
Gebruiker
Ja
Nee
Nee
Taak
Ja
Ja
Nee
Workflow
Ja
Nee
Nee
Stap
Ja
Nee
Nee
Printer
Ja
Ja
Nee
Virtuele printer
Ja
Ja
Nee
Taak
Ja
Ja
Nee
Ja
Ja
Nee
Ja
Nee
Nee
Virtuele printer
Ja
Ja
Nee
Server
Ja
Nee
Nee
Papier
Ja
Nee
Nee
Gebruiker
Ja
Nee
Nee
Taak
Ja
Ja
Nee
Workflow
Ja
Nee
Nee
Stap
Ja
Nee
Nee
Printer
Ja
Nee
Nee
Printerpool
Ja
Nee
Nee
Virtuele printer
Ja
Nee
Nee
Handeling
Status weergeven
Lees-/schrijfeigen- Printer schappen wijzigen Printerpool
Maken
3
91
3 Configuratie
Handeling
Verwijderen
3
Exporteren
Importeren
Meldingen maken en bewerken
Inschakelen Uitschakelen Koppelen aan printer of printerpool
92
Pagina, pod of object
[Syste e mbe he e rder]
[G ebruiker]
[Controle]
Papier
Ja
Nee
Nee
Gebruiker
Ja
Nee
Nee
Rapport
Ja
Nee
Nee
Stap
Ja
Nee
Nee
Printer
Ja
Nee
Nee
Printerpool
Ja
Nee
Nee
Virtuele printer
Ja
Nee
Nee
Papier
Ja
Nee
Nee
Gebruiker
Ja
Nee
Nee
Taak
Ja
Ja
Nee
Rapport
Ja
Nee
Nee
Stap
Ja
Nee
Nee
Printer
Ja
Nee
Nee
Printerpool
Ja
Nee
Nee
Virtuele printer
Ja
Nee
Nee
Papier
Ja
Nee
Nee
Gebruiker
Ja
Nee
Nee
Printer
Ja
Nee
Nee
Printerpool
Ja
Nee
Nee
Virtuele printer
Ja
Nee
Nee
Papier
Ja
Nee
Nee
Gebruiker
Ja
Nee
Nee
Printer
Ja
Ja
Nee
Virtuele printer
Ja
Ja
Nee
Taak
Ja
Ja
Nee
Printer
Ja
Ja
Nee
Virtuele printer
Ja
Ja
Nee
Printer
Ja
Ja
Nee
Virtuele printer
Ja
Ja
Nee
Virtuele printer
Ja
Ja
Nee
Gebruikers aanmaken
Pagina, pod of object
[Syste e mbe he e rder]
[G ebruiker]
[Controle]
Standaardinstellin- Virtuele printer gen en tijdelijke uitschakelingen instellen voor taakeigenschappen
Ja
Ja
Nee
Invoerbestanden wissen
Virtuele printer
Ja
Ja
Nee
Laden en papier toewijzen
Printer
Ja
Ja
Nee
Taken weergeven
Printer
Ja
Ja
Nee
Webpagina weergeven
Printer
Ja
Ja
Nee
Papierwijziging maken
Printer
Ja
Ja
Nee
Goedkeuren
Taak
Ja
Ja
Nee
Aan printer toewijzen
Taak
Ja
Ja
Nee
Printvolgorde wijzigen
Taak
Ja
Ja
Nee
Bewaren
Taak
Ja
Ja
Nee
Afkeuren
Taak
Ja
Ja
Nee
Vrijgeven
Taak
Ja
Ja
Nee
Opnieuw afdrukken
Taak
Ja
Ja
Nee
Opnieuw verwerken
Taak
Ja
Ja
Nee
Preflight-rapport weergeven
Taak
Ja
Ja
Nee
Wachtwoord wijzigen
Gebruiker
Ja
Alleen eigen wachtwoord
Alleen eigen wachtwoord
Bewerken
Workflow
Ja
Nee
Nee
Handeling
3
Gebruikers aanmaken Gebruikers moeten beschikken over een TotalFlow Production Manager-gebruikersnaam om toegang te krijgen tot het systeem en om handelingen te kunnen uitvoeren in TotalFlow Production Manager . Deze gebruikersnamen hebben niets te maken met de Windows-gebruikersnamen. U stelt als volgt een gebruiker in: 93
3 Configuratie
1. Meld u bij TotalFlow Production Manager aan als beheerder. 2. Klik in de menubalk op [ C o n f ig u r a t i e ] . 3. Klik in de pod [ G e b r u ik e r s ] op
, het pictogram Toevoegen.
Het dialoogvenster [ G e b r u i k e r m a k e n ] wordt weergegeven:
3
4. Voer voor de vereiste eigenschappen waarden in of selecteer deze. • Gebruikersnamen zijn hoofdlettergevoelig. • Wachtwoorden kunnen 8 tot 32 bytes lang zijn (32 single-byte-tekens of minder multibyte-tekens). Ze zijn hoofdlettergevoelig en mogen niet de volgende tekens bevatten: ' (apostrof) < (kleiner dan) = (isgelijkteken) > (groter dan) ` (accent grave) | (verticale streep) ~ (tilde) [ D E L ] (Delete-toets) Alle controletekens 5. Klik op [ O K ] . Breng de gebruiker op de hoogte van de gebruikersnaam die en het wachtwoord dat u hebt gemaakt. Gebruikers moeten hun wachtwoord wijzigen nadat zij zich voor de eerste keer hebben aangemeld.
94
Teller voor het verlopen van wachtwoorden instellen
Teller voor het verlopen van wachtwoorden instellen Systeembeheerders kunnen instellen hoelang wachtwoorden in het systeem mogen worden gebruikt, voordat ze moeten worden gewijzigd. De beperking geldt voor alle gebruikers. Ga als volgt te werk om een teller voor het verlopen van wachtwoorden in te stellen: 1. Meld u bij TotalFlow Production Manager aan als beheerder. 2. Klik in de menubalk op [ C o n f ig u r a t i e ] . 3. Klik in de pod [ S e r v e r ] op de [ S y s t e e m ] -afbeelding. 4. Klik op [ G e a v a n c e e r d ] .
3
De pagina [ G e a v a n c e e r d ] van het dialoogvenster [ E i g e n s c h a p p e n v o o r s e r v e r ] wordt weergegeven:
5. Typ in het veld [ M a x i m a le p e r io d e w a c h t w o o r d v o o r v e r l o p e n ] het aantal dagen dat een wachtwoord kan worden gebruikt voordat het verloopt. 6. Klik op [ O K ] . Timer voor automatisch afmelden instellen Systeembeheerders kunnen instellen hoelang een gebruiker mag zijn aangemeld zonder dat die gebruiker iets doet. Na het verstrijken van die tijdsduur wordt de gebruiker automatisch afgemeld. De beperking geldt voor alle gebruikers.
95
3 Configuratie
De Timer voor automatisch afmelden geldt niet voor aanmeldsessies die actief zijn wanneer u de timer instelt. De timer wordt pas op de huidige gebruikers van toepassing bij de volgende keer dat deze zich aanmelden. Ga als volgt te werk om een timer voor automatisch afmelden in te stellen: 1. Meld u bij TotalFlow Production Manager aan als beheerder. 2. Klik in de menubalk op [ C o n f ig u r a t i e ] . 3. Klik in de pod [ S e r v e r ] op de [ S y s t e e m ] -afbeelding.
3
4. Klik op [ G e a v a n c e e r d ] . De pagina [ G e a v a n c e e r d ] van het dialoogvenster [ E i g e n s c h a p p e n v o o r s e r v e r ] wordt weergegeven:
5. Geef in het veld [ T i m e r v o o r a u t o m a t is c h a f m e l d e n ( m i n u t e n ) ] het aantal minuten op dat een gebruiker inactief mag zijn voordat hij of zij automatisch wordt afgemeld. 6. Klik op [ O K ] .
Objec ten van het e ne naar het andere systee m k opiëre n Als u objecten van het ene TotalFlow Production Manager-systeem wilt dupliceren naar een ander systeem, kunt u ze exporteren van het oorspronkelijke systeem en vervolgens importeren in het nieuwe systeem, in plaats van ze handmatig opnieuw te maken. Systeembeheerders kunnen virtuele printers, printers, printerpools, papier, gebruikers, rapporten, workflows, activiteiten en meldingen exporteren en importeren. Taken kunnen niet worden geëxporteerd en geïmporteerd.
96
Objecten van het ene naar het andere systeem kopiëren
Als u een object importeert dat dezelfde naam heeft als een bestaand object van hetzelfde type, wordt het bestaande object bijgewerkt met de gegevens van het nieuwe object. Ga als volgt te werk om objecten van het ene systeem naar het andere te kopiëren: 1. Op het bronsysteem: 1) Meld u bij TotalFlow Production Manager aan als beheerder. 2) Klik in de menubalk op [ C o n f i g u r a t i e ] . 3) Klik in de pod [ S e r v e r ] op [Exportere n...].
, het pictogram voor andere handelingen, en vervolgens op
Er wordt een bevestigingsbericht weergegeven.
3
4) Klik op [ J a ] . Het dialoogvenster [ L o c a t i e v o o r d o w n lo a d e n s e l e c t e r e n ] wordt weergegeven:
5) Navigeer naar de locatie waar u de eigenschappen van alle gedefinieerde objecten behalve de server wilt opslaan in één XML-bestand. De standaardnaam van dit bestand is TotalFlow_PM_Export_jjjj_mm_dd_uu_mm_ss.xml. Er is geen voorloopnul wanneer de waarde van maand, dag, uur, minuut of seconde slechts één cijfer is. 6) O p t i o n e e l : Voer een nieuwe naam voor het bestand in. 7) Klik op [ O p s l a a n ] . 2. Op het doelsysteem: 1) Meld u bij TotalFlow Production Manager aan als beheerder. 2) Klik in de menubalk op [ C o n f i g u r a t i e ] . 3) Klik in de pod [ S e r v e r ] op [Importeren...].
, het pictogram voor andere handelingen, en vervolgens op
Het dialoogvenster [ O b j e c t e n im p o r t e r e n ] wordt weergegeven:
97
3 Configuratie
3 4) Klik op [ B la d e r e n ] en selecteer het XML-bestand met de geëxporteerde objecten. Klik vervolgens op [ O p e n e n ] of op [ O p s l a a n ] (afhankelijk van uw browser). De objecten uit dat bestand worden weergegeven. Standaard zijn al die items geselecteerd:
In dit voorbeeld worden virtuele printers AnyPrinter en ProofAndPrint gemarkeerd met , het waarschuwingssymbool, omdat er op het doelsysteem al virtuele printers met dezelfde namen bestaan. 5) Selecteer de objecten die u wilt importeren. 6) Klik op [ I m p o r t e r e n ] .
Servereigenschappen inste llen Servereigenschappen gelden voor de algehele TotalFlow Production Manager-omgeving. Een aantal van de eigenschappen gelden voor alle taken die in TotalFlow Production Manager worden gemaakt. Andere eigenschappen gelden voor alle gebruikers. Alleen systeembeheerders kunnen servereigenschappen instellen. U stelt als volgt servereigenschappen in:
98
Een e-mailserver instellen
1. Meld u bij TotalFlow Production Manager aan als beheerder. 2. Klik in de menubalk op [ C o n f ig u r a t i e ] . 3. Klik in de pod [ S e r v e r ] op de [ S y s t e e m ] -afbeelding. Het dialoogvenster [ E i g e n s c h a p p e n v o o r s e r v e r ] wordt weergegeven:
3
4. Voer voor de eigenschappen die u wilt wijzigen waarden in of selecteer deze. 5. Klik op [ O K ] . Een e-mailserver instellen U kunt TotalFlow Production Manager zo instellen dat er via e-mail meldingen worden verstuurd over gebeurtenissen die zich hebben voorgedaan bij printers, virtuele printers en jobs. Voordat u meldingen maakt, controleert u of TotalFlow Production Manager is geconfigureerd om e-mail te verwerken via een SMTP-server (Simple Mail Transfer Protocol). Ga als volgt te werk om een e-mailserver in te stellen: 1. Meld u bij TotalFlow Production Manager aan als beheerder. 2. Klik in de menubalk op [ C o n f ig u r a t i e ] . 3. Klik in de pod [ S e r v e r ] op de [ S y s t e e m ] -afbeelding. 4. Klik op [ E - m a il ] . De pagina [ E - m a i l] van het dialoogvenster [ E ig e n s c h a p p e n v o o r s e r v e r ] wordt weergegeven:
99
3 Configuratie
3
5. Typ of selecteer op deze pagina de waarden voor de eigenschappen. 6. Klik op [ O K ] .
Meldingen make n Gebruikers en beheerders kunnen TotalFlow Production Manager zo instellen dat er via e-mail meldingen worden verstuurd over gebeurtenissen die zich hebben voorgedaan bij printers, virtuele printers en taken. Voordat u meldingen maakt, controleert u of TotalFlow Production Manager is geconfigureerd om e-mail te verwerken via een SMTP-server (Simple Mail Transfer Protocol). Ga als volgt te werk om een melding te maken: 1. Meld u bij TotalFlow Production Manager aan als gebruiker of beheerder. 2. Klik in de menubalk op [ B e w e r k i n g e n ] . 3. Klik in de werkbalk van de [ P r in t e r s ] -pod, [ V i r t u e l e p r i n t e r s ] -pod of [ T a k e n ] -pod op togram voor andere handelingen, en klik vervolgens op [ T a a k m e ld i n g c r e ë r e n . . . ] .
, het pic-
Het objecttype is bepalend voor het dialoogvenster dat wordt weergegeven. In dit voorbeeld wordt het dialoogvenster [ N i e u w e p r i n t e r m e l d in g c r e ë r e n ] weergegeven:
100
Meldingen maken
3 4. Typ of selecteer waarden in de velden. De andere velden in het dialoogvenster kunnen afhankelijk van het type melding dat u selecteert, worden gewijzigd. 1) Selecteer voor printers en virtuele printers of de melding moet gelden voor één specifiek object of voor alle objecten van dat type. Taakmeldingen gelden altijd voor alle taken. 2) Doe het volgende voor meldingen wanneer de waarde van een eigenschap is gewijzigd: 1. Selecteer in [ E i g e n s c h a p ] de naam van een eigenschap. 2. Selecteer in [ V e r g e l i jk i n g ] een vergelijkingsoperator. De lijst met operatoren is afhankelijk van het type waarde dat de geselecteerde eigenschap kan bezitten:
Operator
Opsommingswaarden
Numerieke waarden, inclusief datums en tijden
[G e lijk a a n ]
Ja
Ja
[N ie t g e lijk a a n]
Ja
[Kleiner dan ]
Ja
[Groter dan ]
Ja
Andere waarden
[Bevat]
Ja
[Bevat niet]
Ja
[N ie t in g e ste ld ]
Ja
Ja
3. Typ of selecteer in [ W a a r d e ] de waarde die u wilt laten overeenkomen. 4. Klik op om een andere eigenschap te selecteren de knop Toevoegen. U kunt maximaal drie paren eigenschapswaarden selecteren.
Als u meerdere voorwaarden voor een melding opgeeft, moet aan alle voorwaarden worden voldaan om de melding te kunnen verzenden.
101
3 Configuratie
5. Klik op [ O K ] .
Het logboek schema veranderen Standaard wordt elke dag tussen middernacht en 2:59 uur oude logboekinformatie naar controlebestanden verplaatst en worden controlebestanden verwijderd. Dit tijdstip kunt u wijzigen. Logboeken bevatten berichten die in de afgelopen drie dagen zijn weergegeven. Na drie dagen wordt de logboekinformatie voor andere objecten dan taken verplaatst naar controlebestanden in de map installlatiestation:\aiw\aiw1\audit\objecttype. De taaklogboeken blijven echter net zolang in het systeem staan als de taak. Wanneer de taak wordt verwijderd, worden de logboekgegevens naar de controlebestanden verplaatst.
3 Controlebestanden blijven 28 dagen in het systeem staan, waarna ze automatisch worden verwijderd. U kunt als volgt het tijdstip voor het verplaatsen van logboekinformatie naar de controlebestanden of het verwijderen van logboekinformatie wijzigen: 1. Open een Windows-opdrachtregel en ga daarin naar de map waar TotalFlow Production Manager is geïnstalleerd. 2. Voer deze opdracht in: changeAuditTime.pl begintijd eindtijd
begintijd eindtijd
Dit is het vroegste uur waarin logboekinformatie kan worden verplaatst of verwijderd. Dit moet een heel getal zijn tussen 0 en 23. Dit is het begin van het laatste uur waarin logboekinformatie kan worden verplaatst of verwijderd. Het verplaatsen en verwijderen kan doorgaan tot 59 minuten na dit uur. Dit moet een heel getal zijn tussen 0 en 23.
U voert bijvoorbeeld de volgende opdracht in om logboekinformatie tussen 23.00 uur en 0.59 uur te verplaatsen of verwijderen: changeAuditTime.pl 23 0
Clie n tc ompu te rs c on f igure re n Voer de taken in deze sectie uit op elke computer die toegang tot TotalFlow Production Manager heeft. Aanmelden bij TotalFlow Production Manager Elke gebruiker heeft de volgende informatie nodig om zich bij TotalFlow Production Manager te kunnen aanmelden. We bb r o ws e rc o n f ig ur a tie Gebruikers kunnen via een webbrowser vanaf een Windows-computer de aanmeldingspagina openen. Voordat gebruikers de aanmeldingspagina openen, dienen bepaalde instellingen voor hun
102
Internet Explorer configureren en Adobe Flash Player en Adobe Reader installeren
webbrowser te worden aangepast, zoals de instellingen voor cookies en actieve scripts, en moeten (indien nodig) Adobe Flash Player en Adobe Reader worden geïnstalleerd.
Adobe Flash Player is opgenomen in Google Chrome. Voor een betere gebruikerservaring is het raadzaam de geïntegreerde flash player te gebruiken. Het uitschakelen ervan kan een onnauwkeurige beeldweergave tot gevolg hebben. Gebruikersn aam en wach twoord Breng gebruikers op de hoogte van hun aanmeldingsnamen en tijdelijke wachtwoorden die zijn gemaakt. De gebruikers moeten hun wachtwoorden wijzigen, nadat zij zich voor het eerst bij het systeem hebben aangemeld.
3
U R L vo o r d e To ta lFlo w Pro d uc tio n Ma n a g e r-g e b ruik e r sin te rf a c e De URL waarmee alle gebruikers toegang krijgen tot de TotalFlow Production Manager-gebruikersinterface, is http://hostnaam:15080/TFPM. De naam van de computer waarop TotalFlow Production Manager is geïnstalleerd, is hostnaam. Ma c h tig in g vo o r a a n me ld in g Bij elke gebruiker die u hebt ingesteld, hoort een set handelingen die de gebruiker mag uitvoeren op basis van de machtiging die u voor de desbetreffende gebruiker hebt ingesteld. Deel aan de gebruikers mee welke acties zij mogen uitvoeren in de TotalFlow Production Manager-gebruikersinterface.
Zorg ervoor dat u de gebruikers inlicht over de Gebruikershandleiding in HTML en hoe zij deze kunnen openen. De URL voor de Gebruikershandleiding is http://hostnaam:15888/help/index.jsp. De naam van de computer waarop TotalFlow Production Manager is geïnstalleerd, is hostnaam. U kunt de Gebruikershandleiding met behulp van dat adres overal in uw netwerk openen, zelfs als u niet bij TotalFlow Production Manager bent aangemeld. Internet Explorer configureren en Adobe Flash Player en Adobe Reader installeren
Als u TotalFlow Production Manager wilt opvragen met Internet Explorer, moet u de browser configureren en Adobe Flash Player en Adobe Reader installeren.
Deze procedure toont u hoe u Internet Explorer configureert in Windows 7. Er zijn mogelijk kleine verschillen met andere versies van Windows. Ga als volgt te werk om Internet Explorer te configureren: 1. Klik op
, het hulpprogrammapictogram en vervolgens [ I n t e r n e t o p t i e s ] .
Het dialoogvenster [ I n t e r n e t o p t i e s ] wordt geopend. Het wordt geopend met het tabblad [Alg e me e n ]:
103
3 Configuratie
3
2. Klik onder [ B r o w s e g e s c h i e d e n is ] op [ I n s t e ll i n g e n ] . Het dialoogvenster [ T i jd e l i jk e i n t e r n e t b e s t a n d e n e n G e s c h i e d e n is ] wordt weergegeven. 3. Selecteer [ E lk e k e e r a l s i k d e w e b p a g i n a b e z o e k ] onder [ W a n n e e r m o e t e r o p n i e u w e v e r s i e s v a n p a g in a ' s w o r d e n g e c o n t r o le e r d ? ] en klik op [ O K ] . 4. Ga als volgt te werk om de taal te wijzigen die TotalFlow Production Manager gebruikt voor de gebruikersinterface en de meeste berichten die worden weergegeven: 1) Klik op [ T a l e n ] onder aan het tabblad [ A l g e m e e n ] . Het dialoogvenster [ T a a l v o o r k e u r ] wordt weergegeven: 2) Klik op [ T o e v o e g e n . . . ] . Het dialoogvenster [ T a a l t o e v o e g e n ] wordt weergegeven: 3) Selecteer uw taal en klik op [ O K ] . TotalFlow Production Manager ondersteunt deze talen: • Nederlands • Engels • Frans • Duits
104
Internet Explorer configureren en Adobe Flash Player en Adobe Reader installeren
• Italiaans • Japans • Spaans
Als er van een taal meerdere taalgebieden beschikbaar zijn, bijvoorbeeld Engels (Verenigd Koninkrijk) [en-gb] en Engels (Verenigde Staten) [en-us], maakt het niet uit welk taalgebied u kiest. Als u de browsertaal instelt op een taal die niet wordt ondersteund, gebruikt TotalFlow Production Manager standaard het Engels. 4) Selecteer uw taal in het dialoogvenster [ T a a lv o o r k e u r ] en klik op [ V e r p l a a t s e n ] totdat deze taal boven aan de lijst staat.
3
5) Klik op [ O K ] . 5. Klik in het dialoogvenster [ I n t e r n e t o p t i e s ] op [ B e v e i li g i n g ] . Het tabblad [ B e v e i li g i n g ] wordt weergegeven:
6. Selecteer de zone [ I n t e r n e t ] en klik op [ A a n g e p a s t n iv e a u ] . Het dialoogvenster [ B e v e i li g i n g s i n s t e l li n g e n - Z o n e I n t e r n e t ] wordt weergegeven.
105
3 Configuratie
7. Zorg dat [ I n s c h a k e l e n ] is geselecteerd voor [ M E T A R E F R E S H t o e s t a a n ] in het gedeelte [Dive rsen]. 8. Zorg dat [ I n s c h a k e l e n ] is geselecteerd voor [ A c t i e f u i t v o e r e n v a n s c r i p t s ] in het gedeelte [Uitvoeren van scripts]. 9. Klik op [ O K ] . 10. Klik in het dialoogvenster [ I n t e r n e t o p t i e s ] op [ O K ] . 11. Download Adobe Flash Player vanaf de Adobe-website (http://www.adobe.com/) en installeer deze toepassing. Volg de instructies op de Adobe-website.
3 • Als de clientcomputer geen toegang heeft tot internet, dient u ervoor te zorgen dat de nieuwste versie van Adobe Flash Player is geïnstalleerd. Raadpleeg “Adobe Flash Player Distribution” op http://www.adobe.com/products/players/flash-player-distribution.html(Engels) voor meer informatie over het distribueren van Adobe Flash Player op een gesloten intranet-netwerk. • Omdat TotalFlow Production Manager in de 32-bits modus werkt, moet u de 32-bits versie van Adobe Flash Player installeren, zelfs als uw besturingssysteem 64-bits is. 12. Download Adobe Reader van de Adobe-website en installeer deze toepassing. Volg de instructies op de Adobe-website.
Adobe Reader is opgenomen in Adobe Acrobat. Als u Adobe Acrobat hebt geïnstalleerd, hoeft u Adobe Reader niet apart te installeren. Mozilla Firefox configureren en Adobe Flash Player en Adobe Reader installeren
Als u TotalFlow Production Manager wilt opvragen in Mozilla Firefox, moet u de browser configureren en Adobe Flash Player en Adobe Reader installeren.
Deze procedure beschrijft hoe u Mozilla Firefox 13.0.1 configureert in Windows 7. Er bestaan kleine verschillen met andere versies van Firefox en Windows. Mozilla Firefox configureren: 1. Klik op [ F ir e f o x ] en klik vervolgens op [ O p t i e s ] . Het dialoogvenster [ O p t i e s ] wordt geopend:
106
Mozilla Firefox configureren en Adobe Flash Player en Adobe Reader installeren
3
2. Klik op [ I n h o u d ] . Zorg ervoor dat [ J a v a S c r i p t in s c h a k e le n ] is geselecteerd. 3. Ga als volgt te werk om de taal te wijzigen die door TotalFlow Production Manager wordt gebruikt voor de gebruikersinterface: 1) Klik in het gedeelte [ T a le n ] op [ K ie z e n ] . Het dialoogvenster [ T a l e n ] wordt geopend. 2) Selecteer uw taal in de vervolgkeuzelijst en klik op [ To e v o e g e n ] . TotalFlow Production Manager ondersteunt deze talen: • Nederlands • Engels • Frans • Duits • Italiaans • Japans • Spaans
Als er van een taal meerdere taalgebieden beschikbaar zijn, bijvoorbeeld English\United Kingdom [en-gb] en English\United States [en-us], maakt het niet uit welk taalgebied u kiest. Als u de browsertaal instelt op een taal die niet wordt ondersteund, gebruikt TotalFlow Production Manager standaard het Engels. 3) Klik op [ O m h o o g v e r p l a a t s e n ] totdat uw taal bovenaan de lijst staat. 4) Klik op [ O K ] . 4. Klik in het dialoogvenster [ O p t ie s ] op [ P r iv a c y ] .
107
3 Configuratie
3
5. Selecteer in het gebied [ G e s c h i e d e n i s ] de optie [ G e s c h i e d e n i s o n t h o u d e n ] . 6. Klik op [ O K ] . 7. Download Adobe Flash Player vanaf de Adobe-website (http://www.adobe.com/) en installeer deze toepassing. Volg de instructies op de Adobe-website.
• Als de clientcomputer geen toegang heeft tot internet, dient u ervoor te zorgen dat de nieuwste versie van Adobe Flash Player is geïnstalleerd. Raadpleeg “Adobe Flash Player Distribution” op http://www.adobe.com/products/players/flash-player-distribution.html(Engels) voor meer informatie over het distribueren van Adobe Flash Player op een gesloten intranet-netwerk. • Omdat TotalFlow Production Manager in de 32-bits modus werkt, moet u de 32-bits versie van Adobe Flash Player installeren, zelfs als uw besturingssysteem 64-bits is. 8. O p t io n e e l : De aanbevolen manier om TotalFlow PM Job Submission op te starten, is vanuit de gebruikersinterface van TotalFlow Production Manager. Als u het op een andere manier wilt opstarten, voert u de volgende stappen uit om het ingediende taken te annuleren. 1) Voer de volgende opdracht in in de adresbalk: about:config
Er wordt een waarschuwing weergegeven. 2) Klik op [ I k z a l v o o r z i c h t i g z i j n , d a t b e lo o f i k ! ] . De configuratie-opties worden getoond. 3) Als de waarde van [ d o m . a ll o w _ s c r i p t s _ t o _ c l o s e _ w in d o w s ] op [ o n j u i s t ] is ingesteld, klikt u met de rechtermuisknop op deze waarde en selecteert u de optie [ s c h a k e l e n ] .
108
Google Chrome configureren en Adobe Reader installeren
De waarde verandert in [ j u i s t ] . 9. Download Adobe Reader van de Adobe-website en installeer deze toepassing. Volg de instructies op de Adobe-website.
Adobe Reader is opgenomen in Adobe Acrobat. Als u Adobe Acrobat hebt geïnstalleerd, hoeft u Adobe Reader niet apart te installeren. 10. Configureer Firefox, wanneer u over Firefox 19 of nieuwer beschikt, zo dat de Adobe Acrobat-plugin wordt gebruikt in plaats van de ingebouwde pdf-lezer in Firefox. Deze plug-in werkt met Adobe Reader en Adobe Acrobat. 1) Klik op [ F ir e f o x ] en klik vervolgens op [ O p t ie s ] .
3
2) Klik in het dialoogvenster [ O p t ie s ] op [ T o e p a s s i n g e n ] .
3) Selecteer onder [ I n h o u d s t y p e ] [ P o r t a b l e D o c u m e n t F o r m a t ( P D F ) ] . 4) Selecteer in de vervolgkeuzelijst [ A c t ie ] [ A d o b e A c r o b a t g e b r u i k e n ( i n F i r e f o x ) ] . 5) Klik op [ O K ] . Google Chrome configureren en Adobe Reader installeren
Als u TotalFlow Production Manager wilt opvragen met Google Chrome, moet u de browser configureren en Adobe Reader installeren. Adobe Flash Player is opgenomen in Chrome, zodat u deze toepassing niet apart hoeft te installeren.
Deze procedure geeft aan hoe u Google Chrome 22.0.1229.79 m configureert in Windows 7. Er zijn mogelijk kleine verschillen met andere versies van Chrome en Windows. Ga als volgt te werk om Google Chrome te configureren: 1. Klik op
, het configuratiepictogram en klik vervolgens op [ I n s t e l li n g e n ] .
109
3 Configuratie
Het dialoogvenster [ I n s t e l li n g e n ] wordt weergegeven:
3
2. Klik op [ G e a v a n c e e r d e in s t e ll i n g e n w e e r g e v e n . . . ] . 3. Scroll naar beneden naar [ P r i v a c y ] en klik op [ I n s t e l l in g e n v a n i n h o u d . . . ] . Het dialoogvenster [ I n s t e l li n g e n v a n in h o u d ] wordt weergegeven:
4. Schakel onder [ C o o k i e s ] het selectievakje [ I n d ir e c t e c o o k ie s e n s i t e g e g e v e n s b l o k k e r e n ] uit. 5. Schakel onder [ J a v a S c r i p t ] het selectievakje [ A l l e s i t e s t o e s t a a n J a v a S c r i p t u i t t e v o e r e n ( a a n b e v o l e n ) ] in.
110
Google Chrome configureren en Adobe Reader installeren
6. Scroll naar beneden en klik op [ O K ] . 7. Ga als volgt te werk om de taal te wijzigen die door TotalFlow Production Manager wordt gebruikt voor de gebruikersinterface: 1) Scroll omlaag naar het gebied [ T a le n ] van het dialoogvenster [ I n s t e l l in g e n ] en klik op [ T a l e n e n in ste llin g e n vo o r sp e lling c on tr o le ...]. Het dialoogvenster [ T a l e n ] wordt weergegeven:
3
2) Klik op [ T o e v o e g e n ] . 3) Selecteer uw taal in de vervolgkeuzelijst en klik op [ O K ] . TotalFlow Production Manager ondersteunt deze talen: • Nederlands • Engels • Frans • Duits • Italiaans • Japans • Spaans
Als er van een taal meerdere taalgebieden beschikbaar zijn, bijvoorbeeld English en English (United States), maakt het niet uit welk taalgebied u kiest. Als u de browsertaal instelt op een taal die niet wordt ondersteund, gebruikt TotalFlow Production Manager standaard het Engels. 4) Sleep uw taal naar het begin van de lijst en klik op [ O K ] . 8. Download Adobe Reader vanaf de Adobe-website (http://www.adobe.com/) en installeer deze toepassing. Volg de instructies op de Adobe-website. 111
3 Configuratie
Adobe Reader is opgenomen in Adobe Acrobat. Als u Adobe Acrobat hebt geïnstalleerd, hoeft u Adobe Reader niet apart te installeren. De gebruikersinterface aanpassen Met de TotalFlow Production Manager-gebruikersinterface kunt u het formaat, de locatie en de inhoud van pods wijzigen om de door u gewenste informatie weer te geven.
3
Bovendien kunt u wijzigen hoe vaak de pod [ W a c h t r i j e n ] wordt vernieuwd. U kunt de gebruikersinterface in hoog contrast weergeven om de leesbaarheid te vergroten. De lay-out van een pagina wijzigen
Op de pagina's [ B e w e r k i n g e n ] en [ C o n f i g u r a t ie ] van de TotalFlow Production Manager-gebruikersinterface kunt u pods naar verschillende posities verplaatsen of sluiten en opnieuw openen om de inhoud ervan weer te geven of te verbergen. In alle pagina's kunt u pods in een volledig browservenster weergeven en de normale grootte herstellen of kunt u het formaat aanpassen. • Als u een pod wilt vergroten tot een volledig pagina, klikt u op belklikt u op de titelbalk van de pod.
, de knop Volledig venster, of dub-
U kunt de pod [ S a m e n v a t t i n g b e w e r k i n g e n ] niet maximaliseren. • Als u wilt terugkeren naar de vorige weergave, klikt u op • Als u een pod wilt sluiten, klikt u op
, de knop Herstellen.
, de afsluitknop.
Op de pagina [ W a c h t r ij e n ] kunt u geen pods sluiten. • U opent de meeste pods door in de menubalk te klikken op de knop voor de huidige pagina en vervolgens op de naam van de pod te klikken:
U opent een pod [ Ra p po r tn a am ] door een rapport in de pod [ R a p p o r t e n ] te selecteren. In de pagina [ W a c h t r i j e n ] kunt u geen pod openen. Met uitzondering van de pod [ T a k e n ] kunt u niet nog een pod van hetzelfde type openen die al is geopend. • Als u een pod omhoog, omlaag, naar links of naar rechts wilt verplaatsen in de pagina, sleept u de pod naar een nieuwe positie. In de pagina [ B e w e r k i n g e n ] kunt u pods omhoog en omlaag verplaatsen, maar niet naar links of naar rechts.
112
De weergave van een pod wijzigen
In de pagina [ W a c h t r i j e n ] kunt u geen pods verplaatsen. U kunt de pod [ S a m e n v a t t i n g b e w e r k i n g e n ] niet verplaatsen. • Als u het formaat van pods wilt wijzigen, sleept u de rand ertussen naar een nieuwe positie. U kunt de grootte van de pod [ S a m e n v a t t i n g b e w e r k in g e n ] niet wijzigen. De weergave van een pod wijzigen
U kunt de pods [ V i r t u e le p r i n t e r s ] , [ Ta k e n ] , [ P a p ie r s o o r t e n ] en [ G e b r u i k e r s ] weergeven in de [ G r a f i s c h e l e m e n t ] - of [ R a s t e r ] -weergave. U kunt de pod [ P r i n t e r s ] weergeven in de [ G r a f is c h e le m e n t ] -, [ R a s t e r ] - of [ G r o e p e n ] -weergave. • Als u voor elk object een afbeelding wilt weergeven, klikt u op [ W e e r g e v e n ] en vervolgens op [Grafisc h elemen t].
3
In de weergave [ G r a f i s c h e l e m e n t ] wordt er voor elk object een afbeelding weergegeven met uitsluitend een klein aantal eigenschappen voor taken, papier en gebruikers. Voor printers en virtuele printers worden alleen de objectnaam en een statusindicator weergegeven. • Als u objectgegevens wilt weergeven in een tabel, klikt u op [ W e e r g e v e n ] en vervolgens op [Raster].
In de [ R a s t e r ] -weergave worden er net zoveel eigenschappen weergegeven als u wilt, maar afbeeldingen worden niet weergegeven. • Om printers gegroepeerd op printerpool weer te geven, klikt u achtereenvolgens op [ W e e r g e v e n ] en [ G r o e p e n ] .
113
3 Configuratie
3
Zowel in de [ G r o e p e n ] -weergave als in de [ G r a f i s c h e l e m e n t ] -weergave wordt elke printer met een afbeelding weergeven. Met uitzondering van de printernaam en een statusindicator worden er verder geen eigenschappen weergegeven. Ook wordt er een afbeelding voor elke printerpool weergegeven plus het aantal printers in de pool. Uw favoriete objecten weergeven
In de pods [ P r in t e r s ] , [ V i r t u e l e p r in t e r s ] , [ P a p i e r s o o r t e n ] en [ G e b r u i k e r s ] kunt u de objecten markeren waarmee u vaak werkt. Deze pods kunt u vervolgens aanpassen zodat alleen deze objecten zichtbaar zijn. 1. De [ G r a f i s c h e l e m e n t ] -weergave van de pod weergeven 2. Voer een van de volgende handelingen uit: • Klik op favoriet.
, de knop Favorieten toevoegen, naast een object om het te markeren als een
• Klik op heffen.
, de knop Verwijderen uit favorieten, naast een favoriet object om de markering op te
3. Voer een van de volgende handelingen uit: • Klik op , de knop Favorieten weergeven, op de titelbalk van een pod om alleen uw favoriete objecten weer te geven. • Klik op , de knop Alles weergeven, op de titelbalk van een pod om alle gedefinieerde objecten weer te geven. Objecten sorteren en groeperen
U kunt virtuele printers, taken, papier en gebruikers op hun eigenschappen groeperen in een pod. Binnen een groep kunnen ze worden gesorteerd op eigenschap of op naam. U kunt bijvoorbeeld taken groeperen op klant en alle taken van een klant sorteren op voortgang. 1. Als u printers groepeert, moet u ervoor zorgen dat de weergave [ G r a f is c h e l e m e n t ] of de weergave [ R a s t e r ] van de pod [ P r in t e r s ] wordt weergegeven.
114
Weergegeven objecteigenschappen wijzigen
De weergave [ G r o e p e n ] is reeds gegroepeerd op printerpool. 2. Als u objecten wilt groeperen, klikt u op [ W e e r g e v e n ] en vervolgens op [ G r o e p e r e n o p ] in de titelbalk van de pod. Klik vervolgens op de eigenschap waarop u wilt groeperen. Als u alle objecten in een groep wilt groeperen, klikt u op [ W e e r g e v e n ] , [ G r o e p e r e n o p ] en vervolgens op [ A l le ] . 3. Als u objecten in de weergave [ G r a f i s c h e l e m e n t ] van een pod wilt sorteren, klikt u op [ W e e r g e v e n ] en vervolgens op [ S o r t e r e n o p ] . Klik daarna op de eigenschap waarop u wilt sorteren. 4. Als u de sorteervolgorde wilt instellen, klikt u op [ W e e r g e v e n ] en vervolgens op [ S o r t e r e n o p ] . Klik daarna op [ O p l o p e n d ] of [ A f l o p e n d ] . 5. Als u objecten in de weergave [ R a s t e r ] van de pod wilt sorteren, klikt u op de kolomtitel van de kolom waarop u wilt sorteren. Klik opnieuw op de kolomtitel om de sorteervolgorde om te draaien.
3
Weergegeven objecteigenschappen wijzigen
U kunt de eigenschappen wijzigen die worden weergegeven in de pods [ P r in t e r s ] , [ V i r t u e l e p r i n t e r s ] , [ T a k e n ] , [ P a p i e r s o o r t e n ] en [ G e b r u i k e r s ] . Ga als volgt te werk om deze eigenschappen te wijzigen: 1. Voor printers en virtuele printers moet u ervoor zorgen dat de weergave [ R a s t e r ] van de pod wordt weergegeven. 2. Klik in de titelbalk van de pod op [ W e e r g e v e n ] en vervolgens op [ D e t a il s k i e z e n . . . ] . In het dialoogvenster [ D e t a i l s k i e z e n ] wordt een verschillende set eigenschappen voor elk objecttype weergegeven. In het volgende voorbeeld worden de eigenschappen voor taken weergegeven:
3. Als u het maximum aantal weer te geven eigenschappen wilt instellen, selecteert u een waarde bij [Aa nta l e ig e n sc h a pp e n d a t mo e t w or d e n w e e r g e g e ve n in d e g ra f isc h e w e e rg a ve ].
• Dit veld wordt niet weergegeven voor de pod [ P r in t e r s ] of [ V i r t u e l e p r in t e r s ] . • Als u het maximum aantal op 0 zet, ziet u zonder scrollen meer objecten in de weergave [ G r a f i s c h e l e m e n t ] van de pod. • Het maximum aantal vormt geen beperking voor het aantal eigenschappen in de weergave [ R a s t e r ] van de pod. 4. Als u een eigenschap wilt toevoegen aan de lijst van weer te geven eigenschappen, selecteert u deze in [ A ll e e i g e n s c h a p p e n ] en klikt u op
de knop Toevoegen.
115
3 Configuratie
5. Als u de eigenschap omhoog of omlaag wilt schuiven in de lijst met weer te geven eigenschappen, selecteert u de eigenschap in [ G e s e le c t e e r d e e i g e n s c h a p p e n ] en klikt u op oog, of
, de knop Omh-
, de knop Omlaag.
Eigenschappen worden weergegeven in de volgorde waarin ze in de lijst staan, tot aan het maximum aantal. 6. Als u een eigenschap uit de lijst van weer te geven eigenschappen wilt verwijderen, selecteert u de eigenschap in [ G e s e l e c t e e r d e e ig e n s c h a p p e n ] en klikt u op
te klikken, de knop Verwijderen.
7. Klik op [ O K ] .
3
Rasterkolommen wijzigen
U kunt de kolommen in de rasterweergave van pods [ P r in t e r s ] , [ V i r t u e l e p r i n t e r s ] , [ T a k e n ] , [ P a p i e r s o o r t e n ] en [ G e b r u i k e r s ] aanpassen. U kunt de breedte van de kolommen wijzigen, kolommen toevoegen of verwijderen en de volgorde van kolommen opnieuw indelen. • Als u de breedte van kolommen wilt wijzigen, sleept u het scheidingsteken tussen twee kolomkoppen naar een nieuwe positie. • Ga als volgt te werk als u kolommen wilt toevoegen aan of verwijderen uit het raster: 1. Klik op [ W e e r g e v e n ] en vervolgens op [ D e t a i l s k i e z e n . . . ] . 2. Voeg in het dialoogvenster [ D e t a i ls k i e z e n ] eigenschappen toe aan de lijst [ G e s e l e c t e e r d e e i g e n s c h a p p e n ] of verwijder eigenschappen uit die lijst. In het raster wordt een kolom weergegeven voor elke eigenschap, ongeacht hoeveel er zijn geselecteerd. • U kunt de volgorde van kolommen als volgt wijzigen: – Verplaats in het dialoogvenster [ D e t a il s k i e z e n ] eigenschappen omhoog of omlaag in de lijst [ G e s e l e c t e e r d e e i g e n s c h a p p e n ] . De eigenschappen boven aan de lijst staan links in het raster. – Sleep een kolom naar een nieuwe positie. Pods filteren
U kunt de objecten controleren die worden weergegeven in de pods [ P r in t e r s ] , [ V i r t u e l e p r in t e r s ] , [ T a k e n ] , [ P a p i e r s o o r t e n ] en [ G e b r u i k e r s ] door een filter te maken. U kunt bijvoorbeeld de pod [ T a k e n ] filteren op waarden, zoals [ N a a m ] , [ A a n g e v r a a g d e p r i n t e r ] en [Status]. Ga als volgt te werk om een door de gebruiker gedefinieerde filter in te stellen: 1. Klik in de titelbalk van de pod op
, het zoekpictogram.
U ziet bovenaan de pod een soortgelijk gebied zoals dit: In dit voorbeeld wordt de pod [ T a k e n ] weergegeven. 2. U filtert als volgt op een specifieke waarde van een enkele eigenschap:
116
Pods filteren
1) Selecteer in de lijst [ W e e r g e g e v e n e i g e n s c h a p p e n ] de naam van de eigenschap waarop u wilt filteren. 2) Voer in het tekstvak naast de lijst de waarde in die u wilt zoeken. De pod toont alleen objecten met de waarde die u voor de desbetreffende eigenschap hebt opgegeven.
Als u letters hebt ingevoerd, worden taakwaarden gezocht die de desbetreffende tekst bevatten. Bijvoorbeeld: a komt overeen met a, abc, bca, cab, enzovoort. 3. Ga als volgt te werk om alleen voor taken en papier op maximaal drie eigenschappen te filteren of om een vergelijkende operator te selecteren:
3
1) Klik op [ G e a v a n c e e r d ] . U ziet dit gebied bovenaan de pod [ T a k e n ] :
2) Selecteer in [ E i g e n s c h a p ] de naam van de eigenschap waarop u wilt filteren. 3) Selecteer in [ V e r g e l ij k i n g ] een vergelijkingsoperator. De lijst met operatoren is afhankelijk van het type waarde dat de geselecteerde taakeigenschap kan bezitten:
Operator
Opsommingswaarden
Numerieke waarden, inclusief datums en tijden
[Gelijk aan ]
Ja
Ja
[N ie t g e lijk aa n ]
Ja
[K le in e r d a n ]
Ja
[Groter dan]
Ja
Andere waarden
[Bevat]
Ja
[Bevat niet]
Ja
[N ie t in ge ste ld]
Ja
Ja
4) Typ of selecteer in [ W a a r d e ] de waarde die u wilt laten overeenkomen. 5) Ga als volgt te werk om meer filters in te stellen: 1. Klik op
de knop Toevoegen.
U ziet een tweede set velden [ E i g e n s c h a p ] , [ V e r g e l i jk i n g ] en [ W a a r d e ] :
2. Typ of selecteer waarden voor de tweede velden. Het extra filter wordt met behulp van de operator AND toegevoegd aan het eerste filter.
117
3 Configuratie
3. Klik op om een derde set velden toe te voegen., de knop Toevoegen naast de tweede set. U kunt maximaal drie zoekcriteria opgeven. 4. Klik op
om een set velden te wissen. te klikken, de knop Verwijderen.
5. Klik op [ T o e p a s s e n ] . 4. Klik op [ W i s s e n ] om alle filters te verwijderen. 5. Klik op
om het gedeelte voor het definiëren van filters te sluiten..
De vergroting van de pod [ W a c h t r i j e n ] wijzigen
3
U kunt inzoomen op de pod [ W a c h t r i j e n ] om de eerstvolgende taken in de afdrukwachtrij beter te bekijken of uitzoomen om een lange rij van toegewezen taken weer te geven. Ga als volgt te werk om de vergroting van de pod [ W a c h t r i je n ] aan te passen: 1. Pas de schuifregelaar rechtsboven in de pod [ W a c h t r i j e n ] aan:
2. Verschuif de schuifregelaar naar rechts om meer taken kleiner weer te geven. Verschuif de schuifregelaar naar links om minder taken groter weer te geven. Het vernieuwingsinterval voor de pod [ W a c h t r i j e n ] wijzigen
TotalFlow Production Manager vernieuwt de taak- en printerinformatie in de pod [ W a c h t r i j e n ] automatisch op regelmatige intervallen. U kunt de lengte van het interval voor uw eigen aanmeldsessies instellen. Ga als volgt te werk om het vernieuwingsinterval te wijzigen: 1. Klik in de menubalk op [ W a c h t r ij e n ] . 2. Klik in de pod [ W a c h t r i je n ] op , het pictogram voor andere handelingen, en vervolgens op [Ve rn ieuwin gsin terval wijzigen ...]. Het dialoogvenster [ W a c h t r i j e n v o o r v e r n ie u w e n p o d ] wordt weergegeven:
3. Geef de lengte van het vernieuwingsinterval in minuten op. 4. Klik op [ O K ] .
118
4 . Objecten beheren •Eigenschappen weergeven en wijzigen •Status weergeven •Logboeken weergeven •Virtuele printers en printers inschakelen •Virtuele printers en printers uitschakelen •Meldingen bewerken •Objecten verwijderen •Virtuele printers beheren •Printers beheren TotalFlow Production Manager bevat een groot aantal objecten waar u mogelijk mee te maken krijgt, waaronder een server, virtuele printers, printers, printerpools, papier, gebruikers, rapporten, workflows, stappen en taken.
Eigen schappen we ergeven e n wijzigen De eigenschappen van een object zijn kenmerken zoals de objectnaam, de lengte en breedte van papier, de grootte, de prioriteit en het aantal exemplaren van een taak, de papier- en afwerkingsopties die een printer ondersteunt, enzovoort.
4
Systeembeheerders kunnen de eigenschappen van alle objecten (server, virtuele printers, printers, printerpools, papier, workflows, stappen en taken) weergeven en de eigenschappen voor lezen/schrijven van alle objecten wijzigen. Gebruikers kunnen de eigenschappen van printers, printerpools, virtuele printers en taken weergeven en kunnen de lees-/schrijfeigenschappen voor deze objecten wijzigen. Controleapparaten kunnen de eigenschappen van printers, printerpools, virtuele printers en taken weergeven, maar kunnen geen eigenschappen wijzigen.
U kunt de eigenschappen van papier dat automatisch is gemaakt om overeen te komen met papier in de papierbibliotheek van de printer, niet wijzigen. U kunt de eigenschappen van een object als volgt weergeven of wijzigen: 1. Selecteer in de pod Object het gewenste object en klik op
, het eigenschappenpictogram.
Het dialoogvenster [ E i g e n s c h a p p e n ] wordt weergegeven. Hier ziet u een voorbeeld van het dialoogvenster [ E i g e n s c h a p p e n v o o r t a a k t i c k e t - p r in t e r ] :
119
4 Objecten beheren
4
2. Klik op de pagina-afbeeldingen om verschillende eigenschappen weer te geven. 3. Ga als volgt te werk als u voor een van de eigenschappen de ballonhulp op het scherm wilt weergeven: 1) Plaats de muisaanwijzer op de eigenschap. 2) Klik op
, de vraagtekenknop, naast de naam van de eigenschap.
4. Voer voor de eigenschappen die u wilt wijzigen nieuwe waarden in of selecteer deze. 5. Klik op [ O K ] . Om de updates voor de printer of de virtuele printer van kracht te laten worden, wordt de printer of virtuele printer door TotalFlow Production Manager uitgeschakeld en automatisch weer ingeschakeld.
Status w eerge ven Gebruikers en systeembeheerders kunnen de status van een printer, virtuele printer of taak weergeven. • De statusinformatie voor een printer is of de printer is ingeschakeld, het meest recente bericht over de printer en door SNMP geretourneerde informatie, zoals het papierniveau in de invoerladen. • De statusinformatie voor een virtuele printer is of de virtuele printer is ingeschakeld en het aantal invoerbestanden in de wachtrij. • Voor een taak omvat statusinformatie de voortgangscategorie en of er een storing is opgetreden.
120
Status weergeven
Er is pas afdrukstatusinformatie beschikbaar over taken die naar Passthrough-printers zijn gestuurd, wanneer de printeropdracht een retourcode als resultaat heeft gegeven. U kunt als volgt de status van een object weergeven: 1. Voer in het object pod een van de volgende handelingen uit: • Voor printers en taken: 1) Selecteer het object en klik vervolgens op klik vervolgens op [ S t a t u s . . . ] .
, het pictogram voor andere handelingen, en
Het dialoogvenster [ S t a t u s ] wordt weergegeven. In dit voorbeeld wordt het dialoogvenster [ S t a t u s v a n p r i n t e r ] weergegeven:
4
2) Klik op de pagina-afbeeldingen om verschillende statuseigenschappen weer te geven. • Voor virtuele printers: 1) Selecteer de virtuele printer en klik op
, het eigenschappenpictogram.
Het dialoogvenster [ E ig e n s c h a p p e n v o o r v ir t u e l e p r i n t e r ] wordt weergegeven. 2) Klik op
, de statusafbeelding, om de pagina [ S t a t u s ] weer te geven:
121
4 Objecten beheren
4
2. Voor meer informatie over een van de statuseigenschappen: 1) Plaats de muisaanwijzer op de eigenschap. 2) Klik op
, de vraagtekenknop, naast de naam van de eigenschap.
Logboe k e n w e e rge ve n Elk TotalFlow Production Manager-object beschikt over een logboek met berichten over de bewerkingen van het object, zoals wijziging van eigenschappen. Voor taken bevat het logboek tevens berichten over de voortgang in TotalFlow Production Manager. Als er verwerkingsfouten zijn opgetreden, worden de fouten weergegeven middels foutberichten. Gebruikers en systeembeheerders kunnen de logboeken voor virtuele printers, printers en taken bekijken. Systeembeheerders kunnen de logboeken voor de server, papier en gebruikers bekijken. Logboeken bevatten berichten die in de afgelopen drie dagen zijn weergegeven. Na drie dagen wordt de logboekinformatie voor andere objecten dan taken verplaatst naar controlebestanden in de map installlatiestation:\aiw\aiw1\audit\objecttype. De taaklogboeken blijven echter net zolang in het systeem staan als de taak. Wanneer de taak wordt verwijderd, worden de logboekgegevens naar de controlebestanden verplaatst. Er is geen limiet voor de omvang van logboeken. Ga als volgt te werk om het logboek voor een object weer te geven: 1. Selecteer het object in de pod Object en klik vervolgens op lingen. Klik daarna op [ L o g b e s t a n d . . . ]
122
,het pictogram voor andere hande-
Logboeken weergeven
Het objectlogboek wordt weergegeven. Hierin staan de berichten die de afgelopen drie dagen zijn weergegeven. In dit voorbeeld wordt een taaklogboek weergegeven:
4
2. Als de tekst van een bericht is afgebroken, plaatst u de muisaanwijzer op de berichtvermelding. U ziet nu de volledige tekst van het bericht in een afzonderlijk venster. 3. Als u de berichten wilt sorteren op berichttype of op een andere kolom, klikt u op de kolomkop. Klik één keer om in oplopende volgorde te sorteren. Klik twee keer om in aflopende volgorde te sorteren. 4. Als u wilt wijzigen hoe en wat er in het logboek wordt weergegeven, wijzigt u deze velden en klikt u op [ V e r n i e u w e n ] : [Uitgegeven binn en] De standaardinstelling is dat u berichten ziet die in de afgelopen drie dagen door TotalFlow Production Manager zijn uitgegeven voor het object. Als u een andere periode wilt selecteren, gebruikt u de vervolgkeuzelijst voor dit veld en de bijbehorende keuzerondjes. [Ty pe] De standaardinstelling is dat u berichten ziet van het type [ B e r i c h t e n ] . Als u een ander type informatie wilt selecteren, gebruikt u de vervolgkeuzelijst voor dit veld. 5. Als u de berichten wilt zien die na het openen van het logboek zijn uitgegeven, klikt u op [Ve rn ieuwen ]. 6. Ga als volgt te werk om het logboek op te slaan als een tekstbestand: 1) Klik op [ E x p o r t e r e n ] . Het dialoogvenster [ L o c a t i e v o o r d o w n lo a d e n s e l e c t e r e n ] wordt weergegeven:
123
4 Objecten beheren
4 2) Geef de bestandsnaam en de locatie van het logboek op. Geef als bestandstype .csv op. 3) Klik op [ O p s l a a n ] .
Om een geëxporteerd logbestand te bewerken, gebruikt u een editor die UTF-8 ondersteunt.
Virtuele printers en printe rs inschakelen Als u een object inschakelt, is het beschikbaar voor TotalFlow Production Manager. Gebruikers en systeembeheerders kunnen virtuele printers en printers inschakelen. Een virtuele printer kan invoerbestanden ontvangen terwijl deze is uitgeschakeld, maar moet zijn ingeschakeld om TotalFlow Production Manager-taken te maken en voor verdere verwerking door te sturen. U kunt objecten als volgt inschakelen: • Klik in de weergave [ G r a f i s c h e l e m e n t ] op • Selecteer het object en klik vervolgens op
, de inschakelknop, naast het object. , de inschakelknop boven aan de pod.
Virtuele printers en printe rs uitschake len Als u een object uitschakelt, is het niet meer voor TotalFlow Production Manager beschikbaar. Gebruikers en systeembeheerders kunnen virtuele printers en printers uitschakelen. Een virtuele printer kan invoerbestanden ontvangen terwijl deze is uitgeschakeld, maar moet zijn ingeschakeld om TotalFlow Production Manager-taken te maken en voor verdere verwerking door te sturen. Taken die reeds aan een uitgeschakelde printer zijn toegewezen, worden daar nog steeds op afgedrukt. U kunt objecten als volgt uitschakelen: • Klik in de weergave [ G r a f i s c h e l e m e n t ] op
124
, de uitschakelknop naast het object.
Meldingen bewerken
• Selecteer het object en klik vervolgens op
, de uitschakelknop bovenaan de pod.
Meldingen bewerken Beheerders en gebruikers kunnen de namen van bestaande meldingen wijzigen en ook de e-mailadressen waar die meldingen naartoe worden verzonden. Voor printers en virtuele printers kunnen zij ook het object wijzigen waar de meldingen betrekking op hebben. Ga als volgt te werk om een melding te bewerken: 1. Meld u bij TotalFlow Production Manager aan als gebruiker of beheerder. 2. Klik in de menubalk op [ B e w e r k i n g e n ] . 3. Klik in de werkbalk van de [ P r in t e r s ] -pod, [ V i r t u e l e p r i n t e r s ] -pod of [ T a k e n ] -pod op togram voor andere acties, en dan op [ M e l d in g e n b e h e r e n . . . ] .
, het pic-
Er verschijnt een dialoogvenster met daarin een tabel met alle meldingen voor het type object.
4
4. Selecteer de melding die u wilt bewerken. De andere velden in het dialoogvenster kunnen afhankelijk van het type melding worden gewijzigd. 5. Typ of selecteer nieuwe waarden voor de velden die u wilt wijzigen. 6. Klik op [ O p s l a a n ] .
Objecten ve rwijdere n Systeembeheerders kunnen een virtuele printer, printer, printerpool, papier, gebruiker, stap of rapport verwijderen die niet langer nodig is.Gebruikers en systeembeheerders kunnen taken verwijderen. Controleer voordat u een virtuele printer verwijdert of alle taken die naar de virtuele printer zijn gestuurd, zijn verwijderd. Zelfs wanneer een taak al naar de printer is gestuurd, is het zolang deze zich nog in het systeem bevindt, niet mogelijk de virtuele printer te verwijderen. Wanneer u een virtuele printer verwijdert, wordt de hot folder die eraan is gekoppeld ook verwijderd indien de hot folder leeg is. Als zich invoerbestanden in de hot folder bevinden, wordt de hot folder niet verwijderd. Als er een virtuele printer wordt verwijderd, wordt ook de workflow van die printer verwijderd. Controleer het volgende voordat u een printer of printerpool verwijdert: • Er zijn geen taken naar de printer of printerpool gestuurd. • Geen van de standaardinstellingen of opheffingswaarden van de taakeigenschappen voor de virtuele printer duiden de printer of printerpool aan als [ A a n g e v r a a g d e p r in t e r ] . Als u een printer die deel uitmaakt van een printerpool verwijdert, wordt de desbetreffende printer uit de pool verwijderd. Controleer voordat u papier verwijdert of papier niet is opgegeven in de papiertoewijzing of in een papierwijziging voor een printer. Als u een taak verwijdert, wordt de verwerking van alle overige taken stopgezet en de taak van het systeem verwijderd. Taken kunnen altijd en in elke status worden verwijderd. Voordat u een stap verwijdert, controleert u of die stap geen onderdeel is van een workflow. U kunt een object als volgt verwijderen:
125
4 Objecten beheren
1. Selecteer het object en klik op
, het verwijderingspictogram.
Er wordt een bevestigingsbericht weergegeven. 2. Klik op [ J a ] . Wanneer u papier of een printer verwijdert, wordt in TotalFlow Production Manager de waarde van de geldende taakeigenschap voor een bestaande taak die daarom vraagt, gewijzigd in [ N i e t in g e s t e ld ] . U moet een andere printer opgeven voor taken die een verwijderde printer aanroepen, voordat deze in TotalFlow Production Manager kunnen worden afgedrukt.
Soms worden taken toch afgedrukt, ondanks dat er onderdelen die door bestaande taken worden gebruikt, zijn verwijderd.
4
Virtuele printers beheren Behalve het wijzigen van eigenschappen en het weergeven van het logboek kunt u de taken uit dit gedeelte uitvoeren voor virtuele printers. Invoerbestanden wissen Gebruikers en systeembeheerders kunnen alle invoerbestanden van een virtuele printer verwijderen. Dit wordt l e e g m a k e n of wissen genoemd. Doe dit wanneer het invoerbestand fouten bevat. Ga als volgt te werk om invoerbestanden te wissen: 1. Selecteer de virtuele printer in de pod [ V i r t u e l e p r i n t e r s ] . 2. Klik op , het pictogram voor andere handelingen, en klik vervolgens op [ I n v o e r b e s t a n d e n w isse n ...]. Er wordt een bevestigingsbericht weergegeven. 3. Klik op [ J a ] .
Prin ters beheren Behalve het wijzigen van eigenschappen en het weergeven van het logboek kunt u de taken uit dit gedeelte voor printers uitvoeren. Laden en papier aan een printer toewijzen In een p a p i e r t o e w i jz i n g worden de invoerladen weergegeven van de printer en het papier dat in elke lade is geplaatst. Gebruikers en beheerders kunnen papiertoewijzingen instellen en bijwerken. Voor Job Ticket-printers die bepaalde printapparaten vertegenwoordigen die gebruikmaken van de EFI Fiery-controlleroptie, maakt TotalFlow Production Manager automatisch een papiertoewijzing aan nadat de printer is gemaakt. Ga als volgt te werk om een papiertoewijzing voor een printer in te stellen:
126
Laden en papier aan een printer toewijzen
1. Selecteer de printer en klik op , het pictogram voor andere handelingen, en klik vervolgens op [I nste llin g e n vo o r in vo e rla de ...]. Het dialoogvenster [ I n s t e l li n g e n v o o r i n v o e r l a d e ] wordt weergegeven:
Wanneer de printer een passthrough-printer is, ziet u het selectievakje [ P a p i e r h a n d m a t i g in s t e l le n ] , de knop [ P a p i e r i m p o r t e r e n ] of de knop [ P a p ie r n u b ij w e r k e n ] niet.
4
2. Als de knop [ P a p i e r n u b i j w e r k e n ] zichtbaar is, voert u de volgende stappen uit: 1) Schakel het selectievakje [ I n v o e r l a d e n h a n d m a t i g i n s t e l l e n ] uit. 2) Voer een van de volgende handelingen uit: • Wis het selectievakje [ P a p i e r h a n d m a t i g in s t e ll e n ] wanneer de printer gebruik maakt van de EFI Fiery controller-optie en de naam van het in de afzonderlijke laden aanwezige papier kan weergeven. Niet alle printers die gebruik maken van de EFI controller-optie kunnen dit. • Vink anders het selectievakje [ P a p ie r h a n d m a t ig i n s t e l l e n ] aan. 3) Klik op de knop [ P a p i e r n u b i jw e r k e n ] . Deze knop vraagt naar het printerapparaat en geeft de namen van alle geïnstalleerde invoerladen weer. Sommige printapparaten die gebruikmaken van de EFI Fiery-controlleroptie geven ook de naam van het papier terug dat in iedere invoerlade aanwezig is. Wanneer de papiernamen worden weergegeven, maakt TotalFlow Production Manager automatisch papier dat overeenkomt met de papiersoorten in de invoerlades die geen equivalenten in de TotalFlow Production Manager papiercatalogus hebben. Het maakt een update van papiersoorten die reeds bestaan. 3. Als de knop [ P a p i e r n u b i j w e r k e n ] niet wordt getoond of wanneer de zoekopdracht mislukt, dient u de volgende stappen uit te voeren: • Als u wilt dat SNMP meldt welke invoerladen op de printer zijn geïnstalleerd en alleen die laden weergeeft, wist u het selectievakje [ I n v o e r l a d e n h a n d m a t i g i n s t e l l e n ] . • Ga als volgt te werk wanneer u wilt zien welke invoerladen door de printer worden ondersteund en wanneer u wilt opgeven welke invoerladen handmatig zijn geïnstalleerd: 1) Vink het selectievakje [ I n v o e r la d e n h a n d m a t ig i n s t e l le n ] aan. 2) Klik op de kolom [ I n g e s c h a k e l d ] voor alle invoerladen die in de kolom [ L a d e ] worden getoond. Selecteer in de vervolgkeuzelijst de optie [ J a ] als de invoerlade is geïnstalleerd en [ N e e ] als de invoerlade niet is geïnstalleerd.
127
4 Objecten beheren
Om de optie [ I n v o e r la d e n h a n d m a t ig i n s t e l le n ] voor de passthrough-printer te gebruiken, dient er een waarde opgegeven te zijn voor [ T C P / I P - a d r e s o f h o s t n a a m ] van de printer. 4. Voer de volgende stappen uit wanneer de namen van de in alle invoerladen geplaatste papieren niet in Stap 2 werden getoond: 1) Vink het selectievakje [ P a p i e r h a n d m a t i g i n s t e l l e n ] aan. 2) Klik voor alle invoerladen die in de kolom [ L a d e ] worden getoond op de kolom [ P a p ie r ] . Selecteer in de vervolgkeuzelijst het papier dat in de invoerlade is geladen. 5. Klik op [ O K ] . De aan een printer toegewezen taken weergeven
4 Gebruikers en systeembeheerders kunnen alle taken die aan een specifieke printer zijn toegewezen, weergeven. U kunt als volgt een pod [ T a k e n ] openen waarin alleen taken te zien zijn die aan een printer zijn toegewezen: 1. Klik in de menubalk op [ B e w e r k i n g e n ] . 2. In de pod [ P r i n t e r s ] , selecteer de printer. Als de gewenste printer niet in de lijst staat, worden mogelijk alleen uw favoriete printers weergegeven. Klik op , de knop waarmee u alles weergeeft, in de titelbalk van het tabblad van de pod [ P r i n t e r s ] om alle printers weer te geven. 3. Klik op , het pictogram voor andere handelingen, en klik vervolgens op [ Ta k e n v o o r p r i n t e r weergeven]. De webpagina voor een printer weergeven Gebruikers en systeembeheerders kunnen rechtstreeks van TotalFlow Production Manager naar de webpagina voor een printer gaan. De informatie op de webpagina verschilt per printermodel. Ga als volgt te werk om de webpagina voor een printer weer te geven: 1. Selecteer de printer in de pod [ P r i n t e r s ] . 2. Klik op , het pictogram voor andere handelingen, en klik vervolgens op [ P r in t e r w e b p a g i n a weergeven...]. Een papierwijziging voor een printer instellen Wanneer u plan bent om ander papier in een printer te gebruiken, brengt u een p a p i e r w i j z i g i n g in de wachtrij voor de desbetreffende printer aan.
128
Een papierwijziging voor een printer instellen
In TotalFlow Production Manager worden taken voor de printer toegewezen voor of na de papierwijziging, afhankelijk van het gebruikte papier. Wanneer alle taken die het oude papier gebruiken, zijn afgedrukt, krijgt de gebruiker een bericht te zien met instructies voor het wijzigen van het papier. Optioneel kan de printer deze instructies afdrukken op een voorblad. Ga als volgt te werk om de speciale instructies af te drukken: • Passthrough-printers moeten zijn voorzien van een waarde voor de eigenschap [ O p d r a c h t v o o r sp e c ia le a a n w ijz in ge n ]. • Als u de speciale instructies op specifiek papier wilt afdrukken, moet de printer een waarde voor de eigenschap [ I n v o e r la d e v o o r s c h e i d i n g s b la d e n ] hebben. Ga als volgt te werk om een papierwijziging voor een printer in te stellen: 1. Klik in de menubalk op [ W a c h t r ij e n ] . 2. Voer in de pod [ W a c h t r ij e n ] een van de volgende handelingen uit:
4
• Sleep , het papierwijzigingspictogram, naar de plaats in een printerwachtrij waar u de papierwijziging wilt instellen. • Klik op
, het papierwijzigingspictogram.
Het dialoogvenster [ I n s t r u c t i e s v o o r p a p ie r w ij z ig i n g ] wordt weergegeven:
3. Als u het papierwijzigingspictogram naar de afdrukwachtrij hebt versleept, zijn de waarden al ingevoerd. Als u op het papierwijzigingspictogram hebt geklikt, voert u deze stappen uit: 1) Selecteer in de lijst [ P r i n t e r ] de printer waarvoor u het papier wilt wijzigen. 2) Geef op wanneer u de wijziging van papier wilt maken: • Als er geen andere papierwijzigingen voor de printer zijn ingesteld of als u de papierwijziging na alle andere papierwijzigingen wilt maken, klikt u op [ N a a l le t a k e n e n p a p ie rw ijz ig in g e n ]. • Als u de papierwijziging wilt inplannen vóór een andere papierwijziging, klikt u op [ V o o r ] en selecteert u de andere papierwijziging in de lijst [ P a p ie r w ij z ig i n g ] . 4. Klik op [ V o lg e n d e ] . De tweede pagina van het dialoogvenster [ I n s t r u c t i e s v o o r p a p ie r w i jz i g in g ] wordt weergegeven:
129
4 Objecten beheren
4 5. Voer bij [ N a a m ] een naam in voor de papierwijziging, bijvoorbeeld T4 Letter wordt A4. 6. Selecteer de invoerlade die u wilt wijzigen. Er wordt een vervolgkeuzelijst weergegeven in de kolom [ N a ] . 7. Selecteer de naam van het nieuwe papier dat u in de invoerlade wilt plaatsen. 8. Voer bij [ B e r i c h t t o n e n ] een bericht in voor de gebruiker, bijvoorbeeld Glanzende zijde boven. 9. O p t io n e e l : Klik op [ S c h e i d in g s b la d a f d r u k ] om het bericht aan de gebruiker in een PDF-bestand op te slaan en dit bestand op een scheidingsblad afdrukken.
Het scheidingsblad wordt niet afgedrukt als de printer een Passthrough-printer is en de eigenschap [ O p d r a c h t v o o r s p e c i a l e a a n w i jz i n g e n ] niet is ingesteld op een geldige afdrukopdracht. 10. Klik op [ V o lt o o i e n ] . Er verschijnt een bevestigingsdialoogvenster met een overzicht van de papierwijziging. 11. Klik op [ O K ] . Wanneer het bericht over de papierwijziging wordt weergegeven, wijzigt u het papier en werkt u de papiertoewijzing bij. Wanneer in de papiertoewijzing het nieuwe papier wordt weergegeven, is de wijziging van het papier verwijderd.
130
5 . Werken met taken •Taken van TotalFlow-toepassingen indienen •Taken zoeken in TotalFlow Production Manager •Taakinformatie weergeven en wijzigen •Taken starten, verplaatsen, vasthouden en hervatten U kunt taken en de verwerking ervan in TotalFlow Production Manager beheren met behulp van de pod [ T a k e n ] en de pod [ W a c h t r i je n ] van de TotalFlow Production Manager-gebruikersinterface. Met de gebruikersinterface kunt u een groot aantal verschillende taken uitvoeren.
Tak en van TotalFlow-toepassinge n indienen U kunt met TotalFlow-toepassingen taken indienen bij een virtuele printer die [ T o t a lF l o w - t o e p a s s i n g e n ] als een van de waarden van de [ Ty p e t a a k i n d ie n i n g ] heeft. Bij elke taak wordt er door de toepassing een taakticket ingediend. Het taakticket bevat informatie over de taak waarmee de taakeigenschappen zijn ingesteld. Taken indienen vanuit TotalFlow Prep
5
Met behulp van TotalFlow Prep kunt u taken en taaktickets verzenden naar een virtuele printer. Ga als volgt te werk om vanuit TotalFlow Prep een taak te verzenden naar een virtuele printer van TotalFlow Production Manager: 1. Zorg dat de virtuele printer is ingesteld en gekoppeld is met een Job Ticket-printer in TotalFlow Production Manager. 2. Zorg ervoor dat de virtuele printer is geregistreerd als een printer in TotalFlow Prep. 3. Maak in TotalFlow Prep een taak aan. 4. Selecteer de virtuele printer in de vervolgkeuzelijst [ P r i n t e r ] van het dialoogvenster [ T a a k bewe rken]. 5. Bewerk de taak. 6. Klik op [ U it v o e r t y p e / I n s t e l li n g e n ] . 7. Selecteer bij [ A f d r u k k e n ] de optie [ N o r m a a l ] of [ A f d r u k a a n h o u d e n ] . 8. Klik op
, de startknop.
Taken indienen vanuit TotalFlow PM Job Submission U kunt met TotalFlow PM Job Submission PDF-taken en taaktickets bij een virtuele printer indienen. Ga als volgt te werk om vanuit TotalFlow PM Job Submission een taak te verzenden naar een virtuele printer van TotalFlow Production Manager: 1. Zorg ervoor dat de virtuele printer is geconfigureerd in TotalFlow Production Manager. 2. Klik op de menubalk van TotalFlow Production Manager op [ E e n t a a k in d i e n e n ] .
131
5 Werken met taken
TotalFlow PM Job Submission wordt op een nieuw tabblad of in een nieuw venster in de browser geopend. 3. Ga als volgt te werk om de invoerbestanden voor de taak op te geven: 1) Klik op
, het pictogram voor het toevoegen van bestanden.
2) Ga naar de map waarin uw invoerbestanden staan. 3) Selecteer een of meer bestanden en klik op [ O p e n e n ] . TotalFlow PM Job Submission toont een voorbeeldweergave van de door u geselecteerde bestanden. Wanneer u meerdere bestanden selecteert, wordt het laatst door u geselecteerde bestand getoond.
5
4) U kunt de lijst met bestanden voor de taak bekijken door op de pijltjestoets omlaag te klikken. Wanneer u een voorbeeldweergave van een bepaald bestand wilt zien, dient u in de lijst op de bewuste bestandsnaam te klikken. 5) Om een bestand uit de taak te verwijderen, klikt u naast de bestandsnaam op voor het verwijderen van bestanden.
, het pictogram
4. Ga als volgt de werk om een taakticket voor de taak te selecteren: • U gebruikt een bestaand taakticket door dat te selecteren in de vervolgkeuzelijst [Ta a k in ste llin g e n :]. • U uploadt een taakticket door [ T a a k in s t e ll i n g e n t o e v o e g e n ] te selecteren. Ga naar het taakticket, selecteer dat ticket en klik op [ O p e n e n ] .
132
Taken zoeken in TotalFlow Production Manager
• U gebruikt het standaard taakticket door [ S t a n d a a r d t a a k i n s t e l l i n g e n ] te selecteren. 5. O p t io n e e l : Ga als volgt te werk om het geselecteerde taakticket te wijzigen: 1) Wijzig taakeigenschappen zoals u in het dialoogvenster [ E i g e n s c h a p p e n v o o r d e t a a k ] zou doen. 2) Om een taakticket op te slaan in TotalFlow PM Job Submission, klikt u op gram, of
, het opslagpicto-
, het pictogram Opslaan als.
Het taakticket wordt alleen voor deze browsersessie op deze computer opgeslagen in TotalFlow PM Job Submission. Om het voor toekomstige sessies op te slaan of het naar gebruikers op andere computers te sturen, moet u het naar uw eigen computer downloaden. 3) Om het taakticket naar uw eigen computer te downloaden, klikt u op downloadpictogram.
, het
6. Selecteer een virtuele printer in de vervolgkeuzelijst [ P r i n t e r : ] .
5
7. Klik op [ T a a k in d i e n e n ] .
Tak en zoeken in TotalFlow Produc tion Manager Taken die door virtuele printers zijn gemaakt en die in TotalFlow Production Manager zijn ingevoerd, worden weergegeven in de pod [ T a k e n ] . Taken in de fasen [ V o o r b e r e i d e n ] en [ A f d r u k k e n ] worden ook in de pod [ W a c h t r i j e n ] weergegeven. Ga als volgt te werk om een taak te zoeken in het systeem: • Als u de naam, de taak-id of andere informatie over de taak weet, kunt u het volgende doen: – De pod [ T a k e n ] sorteren op de gewenste eigenschap. – De pod [ T a k e n ] filteren op de gewenste eigenschap. – De pod [ W a c h t r i je n ] doorzoeken op de gewenste eigenschap. • Als u weet dat de taak aan een bepaalde printer is toegewezen, geeft u de taken weer die aan deze printer zijn toewezen. Taken zoeken in de pod [ W a c h t r i j e n ] U kunt taken zoeken in de fasen [ V o o r b e r e id e n ] en [ A f d r u k k e n ] met behulp van de zoekfunctie [ W a c h t r i j e n ] pod.U kunt zoeken op waarden zoals [ N a a m ] , [ K l a n t ] en [ S t a t u s ] . Ga als volgt te werk om taken in de [ W a c h t r i je n ] pod te zoeken: 1. Klik in de titelbalk van de [ W a c h t r i j e n ] pod op
, de knop voor het zoeken naar taken.
U ziet dit gebied bovenaan de [ W a c h t r i j e n ] pod:
133
5 Werken met taken
2. Selecteer in het veld [ E i g e n s c h a p ] de naam van een taakeigenschap. 3. Selecteer in [ V e r g e l ij k i n g ] een vergelijkingsoperator. De lijst met operatoren is afhankelijk van het type waarde dat de geselecteerde taakeigenschap kan bezitten:
5
Operator
Opsommingswaarden
Numerieke waarden, inclusief datums en tijden
[Ge lijk a a n]
Ja
Ja
[Nie t g e lijk a a n ]
Ja
[K le in e r d a n ]
Ja
[Groter dan ]
Ja
Andere waarden
[Bevat]
Ja
[Bevat niet]
Ja
[Nie t in g e ste ld ]
Ja
[O n b e p aa ld e tijd ]
Alleen [ O p s l a a n gedure nde] eigenschap
Ja
4. Typ of selecteer in het veld [ W a a r d e ] de waarde die u wilt laten overeenkomen. 5. U stelt als volgt meer zoekcriteria in: 1) Klik op
de knop Toevoegen.
U ziet een tweede set velden [ E ig e n s c h a p ] , [ V e r g e l ij k i n g ] en [ Wa a r d e ] :
2) Typ of selecteer waarden voor de tweede velden. Het extra zoekcriterium wordt met behulp van de operator AND toegevoegd aan het eerste zoekcriterium. 3) Klik op
om een derde set velden toe te voegen., de knop Toevoegen naast de tweede set.
U kunt maximaal drie zoekcriteria opgeven. 4) Klik op
om een set velden te wissen. te klikken, de knop Verwijderen.
6. Klik op [ T o e p a s s e n ] .
Taakinf ormatie w eerge ven en wijzigen U kunt verschillende soorten informatie over taken in TotalFlow Production Manager weergeven, waaronder status, eigenschappen en logboekinformatie. Gebruikers en systeembeheerders kunnen eigenschappen wijzigen voor de volledige taak of voor geselecteerde pagina's.
134
Taakeigenschappen weergeven
Taakeigenschappen weergeven In de sectie[[T a a k e i g e n - s c h a p p e n ] kunt u de afdruktaak precies aan uw wensen aanpassen. Deze sectie is verdeeld in kleinere subsecties waarin u de taak nauwkeurig kunt afstemmen. Daarnaast beschrijft deze sectie het werken met de taaktickets. Hierbij komen het configureren en weergeven van de eigenschappen van het taakticket aan bod. Ga als volgt te werk om de [ J o b P r o p e r t i e s E d i t o r ] te openen: 1. Selecteer een taak in de lijst. 2. Klik op [ B e w e r k e n ] om de bewerker te openen en de taakopties te wijzigen. Standaardinstellingen en opheffingen Wanneer een taak naar een virtuele printer is gestuurd, gebruikt de taak de standaardwaarden van de virtuele printer voor eigenschappen waaraan geen waarde is toegekend. De tijdelijke uitschakelingen van de virtuele printer worden gebruikt voor alle taakeigenschappen in plaats van de waarden in de taakticket.
5
Ga als volgt te werk om te schakelen tussen de standaardwaarden en opheffingen voor een waarde: 1. Open de [ J o b P r o p e r t ie s E d it o r ] . 2. Selecteer een eigenschap met een bepaalde waarde. Links van het label geeft een klein pictogram ( ) aan dat dit de standaardwaarde is. 3. Klik op het pictogram voor Standaardwaarden en opheffingen om een bestaande waarde te vervangen door de door u geselecteerde waarde. Wanneer wordt getoond, is de opheffingsmodus actief. De geselecteerde waarde wordt gebruikt als standaardwaarde voor de eigenschap waarvoor de wijziging werd aangebracht. Wanneer er geen waarde is ingesteld, toont het pictogram dat de optie voor standaardwaarden en opheffingen is uitgeschakeld. De taakeigenschappen wijzigen De sectie [ T a a k e i g e n - s c h a p p e n ] bevat de volgende instellingen: • [ T a a k s e t - u p ] -instellingen • [ P a p i e r ] -instellingen • [ B e w e r k e n ] -instellingen • [ A f w e r k in g ] -instellingen • [ U i t v o e r o p t i e ] -instellingen • [ K le u r ] -instellingen • [ O v e r ig ] -instellingen
135
5 Werken met taken
Bij elke instelling ziet u een pictogram dat de huidige waarden aangeeft. Open elke instelling om de instellingen weer te geven en te configureren. U kunt één instelling tegelijk openen. Taakopties wijzigen
In deze sectie kunt u basisinformatie over het taakticket weergeven en bewerken. Ga als volgt te werk om de taakopties te openen: 1. Open de [ J o b P r o p e r t ie s E d it o r ] . 2. Klik links in het scherm op [ T a a k s e t - u p ] . 3. Pas de taak aan met behulp van de getoonde opties. De basisopties voor de taak configureren
U kunt de basisinformatie voor de taak bewerken. 1. Klik links in het scherm op [ T a a k s e t - u p ] .
5
2. Kies aan de hand van de opties in de vervolgkeuzelijst [ A f d r u k m o d u s ] of u wilt afdrukken, wilt bewaren of beide. 3. Voer in [ D o o r s la g e n ] het aantal exemplaren in dat u wilt afdrukken. 4. Voer in het veld [ T a a k f a m i li e ] de naam van de taak in. U kunt maximaal 255 tekens (bytes) invoeren. 5. Voer in het veld [ B e s c h r i j v in g ] een tekst in om een beschrijving aan de taak toe te voegen. 6. Voer in het veld [ K l a n t ] de naam in van de persoon die eigenaar is van de taak. 7. Wanneer u hebt gekozen om een banierpagina aan de taak toe te voegen, dient u de informatie die op de banier afgedrukt moet worden, in het veld [ I n f o r m a t i e v o o r b la d ] te bewerken. 8. Voeg extra informatie over de taak toe in de velden [ O p m e r k i n g e n 1 ] en [ O p m e r k i n g e n 2 ] . 9. Gebruik het veld [ S p e c i a l e a a n w i j z i n g e n ] wanneer u aanvullende instructies voor het verwerken van de taak moet opgeven. De opties voor het bewaren van taken instellen
Bepaalt of de taak moet worden bewaard en zo ja hoelang. Ga als volgt te werk om in te stellen of en hoe een taak moet worden bewaard: 1. Klik links in het scherm op [ T a a k s e t - u p ] . 2. Scroll omlaag en ga naar [ O p s l a a n ] onder [ G e a v a n c e e r d e i n s t e l l in g e n ] . 3. Selecteer [ U it ] in de vervolgkeuzelijst om de optie [ O p s la a n ] voor de huidige taak uit te schakelen. 4. Selecteer [ V o o r o n b e p a a l d e t i j d o p s la a n ] om de taak te bewaren. 5. Selecteer [ O p s l a a n g e d u r e n d e ] om de taak gedurende een bepaalde periode na het afdrukken te bewaren en stel in hoeveel dagen en uren u de taak wilt bewaren. De taakprioriteit instellen
Bepaalt de prioriteit van de taak. Ga als volgt te werk om de taakprioriteit in te stellen: 136
De papierinstellingen wijzigen
1. Klik links in het scherm op [ T a a k s e t - u p ] . 2. Ga naar [ P r i o r i t e it ] . 3. Selecteer het selectievakje om het invoerveld [ P r io r it e i t ] te activeren. 4. Voer 100 in wanneer u de taak de hoogste prioriteit wilt geven of 1 wanneer u de taak de laagste prioriteit wilt geven.
Als u het selectievakje niet aanvinkt, wordt de taakprioriteit als medium (50) beschouwd en wordt de taak aldus verwerkt. Als er meerdere taken zijn waarbij geen prioriteit is ingesteld, worden deze op chronologische volgorde verwerkt. De papierinstellingen wijzigen
In deze sectie vindt u informatie over het papier dat voor de taak is geselecteerd. Ga als volgt te werk om de opties voor de papierinstellingen te openen: 1. Open de [ J o b P r o p e r t ie s E d it o r ] . 2. Klik links in het scherm op [ P a p i e r ] .
5
3. Gebruik de weergegeven opties om de papieropties aan te passen. Schakelen van handmatig papier naar de papiercatalogus
Tijdens het instellen van de papieropties kunt u kiezen uit [ H a n d m a t i g ] en [ P a p i e r c a t a l o g u s ] . In de [ H a n d m a t i g ] -modus stelt u in staat om het in de taak gebruikte papier te selecteren dat is gedefinieerd op basis van de afzonderlijke eigenschappen. Met deze modus kunt ook de invoerlade wijzigen.. In de [ P a p i e r c a t a l o g u s ] -modus kunt u papier selecteren dat in de catalogus is opgegeven. Ook kunt u hier de invoerlade wijzigen.Raadpleeg De papiercatalogus gebruiken, p. 45 voor meer informatie over het wijzigen van papier in de [ P a p ie r c a t a l o g u s ] . 1. Open de [ J o b P r o p e r t ie s E d it o r ] . 2. Klik links in het scherm op [ P a p i e r ] . 3. Klik, afhankelijk van de opties die u wilt configureren, op [ H a n d m a t i g ] of op [ P a p i e r c a t a l o g u s ] . De opties voor handmatig papier selecteren
1. Open de [ J o b P r o p e r t ie s E d it o r ] . 2. Klik links in het scherm op [ P a p i e r ] . 3. Klik op [ H a n d m a t i g ] . 4. Selecteer in de vervolgkeuzelijst [ N a a m ] een handmatige papiersoort en kies vervolgens een lade in de vervolgkeuzelijst [ I n v o e r l a d e ] . De opmaakinstellingen bewerken
Deze sectie stelt u in staat om op te geven hoe u de pagina's van uw afdruktaak wilt afdrukken. Ga als volgt te werk om de opmaakopties te openen: 1. Open de [ J o b P r o p e r t ie s E d it o r ] .
137
5 Werken met taken
2. Klik links in het scherm op [ B e w e r k e n ] . 3. Bewerk de opmaakinstellingen met behulp van de weergegeven opties. De afdrukzijde selecteren
U kunt opgeven welke zijden van het vel moeten worden bedrukt. 1. Klik links in het scherm op [ B e w e r k e n ] . 2. Ga naar [ A f d r u k z ij d e ] . 3. Selecteer [ V o o r z i jd e ] om op slechts één zijde af te drukken. 4. Selecteer, wanneer u op beide zijden van het papier wilt afdrukken, [ B e id e z ij d e n ( t w e e z i j d e n ) ] . De openrichting selecteren
U kunt opgeven in welke richting vellen geopend moeten worden.
5
Ga als volgt te werk om te selecteren in welke richting de vellen geopend of omgeslagen moeten worden: 1. Klik links in het scherm op [ B e w e r k e n ] . 2. Ga naar [ O p e n in g s r i c h t i n g ] . 3. Selecteer [ N a a r l in k s o p e n e n ] om het vel van rechts naar links te openen. Wanneer u deze optie selecteert, wordt de [ B in d r a n d ] automatisch ingesteld op [ L i n k s ] . 4. Selecteer [ N a a r b o v e n o p e n e n ] om het vel van boven naar onderen te openen. Wanneer u deze optie selecteert, wordt de [ B i n d r a n d ] automatisch ingesteld op [ B o v e n ] . 5. Selecteer [ N a a r r e c h t s o p e n e n ] om het vel van links naar rechts te openen. Wanneer u deze optie selecteert, wordt de [ B in d r a n d ] automatisch ingesteld op [ R e c h t s ] . Een beeld vergroten of verkleinen
Ga als volgt te werk om op te geven of een beeld vergroot of verkleind moet worden om passend gemaakt te worden: 1. Klik links in het scherm op [ B e w e r k e n ] . 2. Ga naar [ V e r k l e in e n / v e r g r o t e n ] . 3. Selecteer [ V e r k l e i n e n o m p a s s e n d t e m a k e n ] om een beeld zo te verkleinen dat het aan het papierformaat voldoet. 4. Selecteer [ U it ] om de oorspronkelijke grootte van het beeld te handhaven. Een beeld uitlijnen
Ga als volgt te werk om op te geven hoe u een beeld wilt uitlijnen: 1. Klik links in het scherm op [ B e w e r k e n ] . 2. Ga naar [ A f b e e l d in g s u i t l ij n i n g ] . 3. Selecteer [ C e n t r e r e n ] om een beeld op het vel te centreren. 4. Kies één van de volgende waarden om de hoek van een beeld te verankeren aan een bepaalde hoek van het vel: [ L i n k s o n d e r ] , [ L i n k s b o v e n ] , [ R e c h t s b o v e n ] , of [ R e c h t s o n d e r ] .
138
Het begin van de pagina wijzigen
Het begin van de pagina wijzigen
1. Klik links in het scherm op [ B e w e r k e n ] . 2. Ga naar [ B e e l d o f f s e t ] . 3. Vink het selectievakje [ B e e l d o f f s e t ] aan. 4. Wanneer u het selectievakje [ Z e l f d e b e e l d o f f s e t g e b r u i k e n v o o r v o o r - e n a c h t e r z i jd e ] aanvinkt, worden de waarden op zowel de voor- als achterzijde toegepast. 5. Voer in de velden [ V o o r z ij d e : ] en [ A c h t e r z i j d e : ] een positief of negatief getal met maximaal 3 decimalen in. 6. Kies de maateenheid in de vervolgkeuzelijst [ E e n h e d e n ] . Opme rk in ge n • Wanneer het vel is gedraaid voor een goede weergave, draait de beeldverschuiving met het vel mee. • De X- en Y-pijlen op het coördinatensysteem, die in de rechter onderhoek van de uitzonderingspagina's worden getoond, geven de richting van de beeldverschuiving voor positieve waarden aan.
5
De lay-out instellen
U kunt verschillende lay-outs selecteren voor het afdrukken op beide zijden. 1. Klik links in het scherm op [ B e w e r k e n ] . 2. Ga naar [ O p m a a k ] en klik om de sectie uit te vouwen. 3. Selecteer in de vervolgkeuzelijst [ A a n t a l p a g in a ' s ] hoeveel pagina's u op elke afgedrukte zijde wilt plaatsen. 4. Kies de methode voor de impositie door in de vervolgkeuzelijst [ O p m a a k ] een waarde te selecteren. 5. Ga naar [ P a g i n a v o l g o r d e ] en selecteer een bepaalde waarde om de richting van de pagina's in te stellen. De afwerkingsopties wijzigen
In deze sectie leest u hoe u de afwerking van een taak kunt weergeven en bewerken. Ga als volgt te werk om de afwerkingsopties te wijzigen: 1. Open de [ J o b P r o p e r t ie s E d it o r ] . 2. Klik links in het scherm op [ A f w e r k i n g ] . 3. Pas de afwerkingsopties aan met behulp van de getoonde opties. De taakexemplaren samenvoegen
Geeft aan hoe de exemplaren van de taak moeten worden samengevoegd. Ga als volgt te werk om op te geven hoe de exemplaren samengevoegd moeten worden: 1. Klik links in het scherm op [ A f w e r k i n g ] .
139
5 Werken met taken
2. Selecteer [ S o r t e r e n ] om alle pagina's van het eerste exemplaar in de lade op te stapelen, daarna gevolgd door alle pagina's van het tweede exemplar. 3. Selecteer [ U it ] om alle exemplaren van de eerste pagina in de lade te sorteren, gevolgd door alle exemplaren van de tweede pagina. De taakexemplaren uitwerpen
Geeft aan of de uitvoer met de afdrukzijde omhoog of omlaag wordt uitgeworpen in de uitvoerlade. Ga als volgt te werk om op te geven hoe u de uitvoer wilt uitwerpen: 1. Klik links in het scherm op [ A f w e r k i n g ] . 2. Selecteer in de vervolgkeuzelijst [ A f d r u k z i j d e o m l a a g ] dat de kopieën met de afdrukzijde omlaag moeten worden uitgeworpen. 3. Selecteer in de vervolgkeuzelijst [ Te k s t n a a r o n d e r , o m g e k e e r d e v o lg o r d e ] dat de kopieën met de afdrukzijde omlaag in omgekeerde volgorde moeten worden uitgeworpen.
5
4. Selecteer in de vervolgkeuzelijst [ A f d r u k z i j d e o m h o o g ] dat de kopieën met de afdrukzijde omhoog moeten worden uitgeworpen. 5. Selecteer in de vervolgkeuzelijst [ Te k s t n a a r b o v e n , o m g e k e e r d e v o l g o r d e ] dat de kopieën met de afdrukzijde omhoog in omgekeerde volgorde moeten worden uitgeworpen. De niet- en bindmethoden instellen
Ga als volgt te werk om nietjes te plaatsen of om de bindmethode te selecteren: 1. Klik links in het scherm op [ A f w e r k i n g ] . 2. Ga naar [ N i e t e n / b in d e n ] . 3. Kies in de vervolgkeuzelijst of u de pagina's in de taak wilt nieten of binden. 4. Ga naar [ N i e t e n / b in d e n ] en selecteer [ P e r f e c t b in d e n ] om een invoerlade uit te kiezen waaruit het papier voor het perfect gebonden papier gehaald moet worden. 5. Scroll omlaag: u ziet nu het veld [ I n v o e r la d e v o o r b i n d p a p i e r ] . 6. Kies één van de invoerlades die voor uw printer beschikbaar zijn. De perforatiemethode selecteren
Ga als volgt te werk om te selecteren hoe u de pagina's in de taak wilt perforeren: 1. Klik links in het scherm op [ A f w e r k i n g ] . 2. Ga naar [ P e r f o r e r e n ] . 3. Selecteer een perforatiemethode in de vervolgkeuzelijst. De vouwmethode selecteren
Ga als volgt te werk om op te geven hoe de taak of grote vellen in de taak gevouwen moeten worden: 1. Klik links in het scherm op [ B e w e r k e n ] . 2. Ga naar [ V o u w t y p e ] . 3. Selecteer een van de vouwmethoden in de vervolgkeuzelijst.
140
De uitvoerlade wijzigen
De uitvoerlade wijzigen
Ga als volgt te werk om te selecteren welke lade u wilt gebruiken voor de afgewerkte uitvoer: 1. Klik links in het scherm op [ A f w e r k i n g ] . 2. Ga naar [ U i t v o e r l a d e ] . 3. Selecteer één van de op uw printer beschikbare uitvoerladen. De opties voor bijsnijden instellen
U kunt opgeven hoe de uitvoer bijgesneden moet worden en hoeveel ze bijgesneden moet worden: 1. Klik links in het scherm op [ A f w e r k i n g ] . 2. Ga naar [ U i t v o e r l a d e ] en selecteer [ B ij s n i j d la d e ] of [ L i n k e r o n d e r la d e p e r f e c t e b in d i n g ] . 3. U kunt nu het veld [ B ij s n i j d e n ] selecteren. 4. Selecteer [ S n i jv l a k o p h o e v e e lh e i d ] om een deel van de snijkant bij te snijden of [ D r ie r a n d e n o p h o e v e e lh e i d ] en geef op hoeveel u wilt bijsnijden van de drie randen. 5. Ga naar [ S n i j v la k ] en voer in hoeveel de rand bijgesneden moet worden. Indien beschikbaar, kunt u ook de waarden voor [ B o v e n r a n d ] en [ O n d e r r a n d ] instellen.
5
6. Kies de maateenheid in de vervolgkeuzelijst [ E e n h e d e n ] . Een voorblad afdrukken
Ga als volgt te werk om een voorblad voor de taak af te drukken: 1. Klik links in het scherm op [ A f w e r k i n g ] . 2. Ga naar [ N i e t e n / b in d e n ] en selecteer [ 2 n i e t j e s i n m i d d e n ] . 3. Scroll omlaag; u ziet nu het veld [ O m s l a g ] . 4. Selecteer [ A a n ] om in te stellen dat er een voorblad voor de taak moet worden opgenomen. De uitvoeropties wijzigen
In deze sectie kunt u de uitvoerinstellingen van een taak weergeven en bewerken. Ga als volgt te werk om de uitvoeropties te openen: 1. Open de [ J o b P r o p e r t ie s E d it o r ] . 2. Klik links in het scherm op [ U i t v o e r o p t i e ] . 3. Gebruik de getoonde opties om de uitvoeropties aan te passen. Een veiligheidsvel invoegen
Ga als volgt te werk om een veiligheidsvel op te nemen: 1. Klik op [ U it v o e r o p t i e ] . 2. Ga naar [ T u s s e n b l a d ] . 3. Selecteer [ A a n ] in de vervolgkeuzelijst om na elk vel uit de taak een veiligheidsvel in te voegen. 4. Selecteer [ P e r v e l ] om het veiligheidsvel na het opgegeven aantal vellen in de taak in te voegen.
141
5 Werken met taken
De kleurinstellingen wijzigen
In deze sectie leest u hoe u de kleurinstellingen van een taak kunt weergeven en bewerken. De opties voor de kleurinstellingen openen: 1. Open de [ J o b P r o p e r t ie s E d it o r ] . 2. Klik links in het scherm op [ K le u r ] . 3. Pas de kleuropties aan met behulp van de weergegeven opties. Afdrukken in kleur of zwart-wit
Ga als volgt te werk om op te geven of de uitvoer wordt afgedrukt in kleur of zwart-wit: 1. Klik links in het scherm op [ K le u r ] . 2. Ga naar [ K le u r / z w a r t - w i t ] . 3. Selecteer [ K l e u r ] om volledig in kleur af te drukken of [ Z w a r t - w i t ] om in zwart-wit (monochroom) af te drukken.
5
Overige instellingen wijzigen
Ga als volgt te werk om de opties voor de overige instellingen te openen: 1. Open de [ J o b P r o p e r t ie s E d it o r ] . 2. Klik links in het scherm op [ O v e r i g ] . 3. Pas de overige opties aan met behulp van de getoonde instellingen.
Dit onderdeel wordt al dan niet weergegeven aan de hand van de geïnstalleerde printer. De beschikbare eigenschappen en opties kunnen afwijken. De hulpprogramma's voor uitzonderingspagina's gebruiken De [ U it z o n d e - r i n g s p a g i n a ' s ] worden rechts in de gebruikersinterface getoond. Met deze tools kunt u lege pagina's invoegen, de instellingen voor de bestaande pagina's wijzigen of vervangen De uitzonderingspagina's zijn: • [Invoegen] • [Vervan gen] • [Subset] Bij elke tool ziet u een pictogram dat de huidige waarden aangeeft. Klik op de desbetreffende tool om al deze waarden weer te geven of te wijzigen. U kunt één tool tegelijk openen. U kunt de tool naar een bepaalde pagina in de taak slepen. Zo ontstaat een uitzondering. De actieve toolwaarden worden dan toegepast op die pagina. Ga als volgt te werk om één van de uitzonderingspagina's te selecteren: 1. Open de [ J o b P r o p e r t ie s E d it o r ] .
142
Het gereedschap Invoegen gebruiken
2. Klik op één gereedschap dat u wilt gebruiken. 3. Klik op [ S l u i t e n ] om een geopend gereedschap te sluiten. Het gereedschap Invoegen gebruiken
Met het gereedschap [ I n v o e g e n ] kan de gebruiker vellen voor of na een afgedrukte pagina (omhoog) in de taak invoegen. De gebruiker kan kiezen welk papier voor de ingevoegde pagina gebruikt moet worden. Ingevoegde pagina's zijn altijd blanco. Ga als volgt te werk om het gereedschap [ I n v o e g e n ] te openen: 1. Open de [ J o b P r o p e r t ie s E d it o r ] . 2. Klik rechts in het scherm op [ I n v o e g e n ] . Blanco pagina's aan een taak toevoegen
Ga als volgt te werk om een blanco pagina aan een taak toe te voegen: 1. Klik op [ I n v o e g e n ] . 2. Klik op [ V o o r b e s t e m m i n g s p a g i n a ] en voer vervolgens het paginanummer in om een blanco pagina voor een bepaalde pagina in te voegen.
5
3. Klik op [ N a b e s t e m m i n g s p a g i n a ] en voer vervolgens het paginanummer in om een blanco pagina na een bepaalde pagina in te voegen. Blanco omslagen aan een taak toevoegen
U kunt blanco omslagen (voor- en achterzijde) aan de taak toevoegen. Ga als volgt te werk om een blanco voor- of achteromslag toe te voegen: 1. Klik op [ I n v o e g e n ] . 2. Klik op [ V o o r e e r s t e p a g i n a ( v o o r b l a d ) ] om een vooromslag toe te voegen. 3. Klik op [ N a l a a t s t e p a g in a ( a c h t e r b l a d ) ] om een achteromslag toe te voegen. Het gereedschap Vervangen gebruiken
Met het gereedschap [ V e r v a n g e n ] kunt u wijzigingen aanbrengen in het papier, de kleureigenschappen, de afdrukzijden en of er wel of niet een nieuw hoofdstuk voor een afgedrukte pagina of een reeks afgedrukte pagina's moet worden gestart Ga als volgt te werk om het gereedschap [ V e r v a n g e n ] te openen: 1. Open de [ J o b P r o p e r t ie s E d it o r ] . 2. Klik rechts op het scherm op [ V e r v a n g e n ] . Pagina's in een taak wijzigen
Met het hulpmiddel [ V e r v a n g e n ] kunt u het papier, de kleureigenschappen, de afdrukzijde en uw keuze voor het starten van een nieuw hoofdstuk op een afgedrukte pagina of op een reeks afgedrukte pagina's opgeven. Ook kunt u 1. Klik op [ V e r v a n g e n ] .
143
5 Werken met taken
2. Ga naar de sectie [ P a g i n a ' s ] en klik op het pictogram [ P a g i n a ' s ] . 3. Voer in het tekstvak een getal in om op te geven welke pagina u wilt wijzigen. U kunt ook een reeks pagina's invoeren, gescheiden door een koppelteken (-). 4. U kunt één pagina opgeven (bijvoorbeeld 1) of een paginabereik waarin u de pagina's door middel van een streepje van elkaar scheidt (bijvoorbeeld 1-10). Als u een paginabereik opgeeft, wordt één vervanging gemaakt voor alle pagina's in het bereik. Voer in het tekstvak onder [ P a g in a ' s ] 5 in wanneer u pagina 5 in een taak wilt wijzigen. Voer in het tekstvak 5-10 in wanneer u de pagina's 5 t/m 10 wilt wijzigen. Enkelzijdige en dubbelzijdige taakomslagen wijzigen
Met het gereedschap Vervangen kunt u de enkelzijdige en dubbelzijdige omslagen voor de voor- en achterzijden van taken wijzigen. 1. Klik op [ V e r v a n g e n ] . 2. Klik voor een enkelzijdige vooromslag op [ E e r s t e p a g in a ( v o o r b l a d ) ] en wijzig vervolgens het papier en de kleur.
5
3. Klik voor een dubbelzijdige vooromslag op [ E e r s t e t w e e p a g i n a ' s ( v o o r b l a d ) ] en wijzig vervolgens het papier en de kleur. 4. Klik voor een enkelzijdige achteromslag op [ L a a t s t e p a g i n a ( a c h t e r b l a d ) ] en wijzig vervolgens het papier en de kleur. 5. Klik voor een dubbelzijdige achteromslag op [ L a a t s t e t w e e p a g i n a ' s ( a c h t e r b l a d ) ] , selecteer [ N i e u w h o o f d s t u k s t a r t e n ] en wijzig vervolgens het papier en de kleur. Het gereedschap Subsets gebruiken
Ga als volgt te werk om het gereedschap [ S u b s e t ] te openen: 1. Open de [ J o b P r o p e r t ie s E d it o r ] . 2. Klik rechts van het scherm op [ S u b s e t ] . Een subset aan de taak toevoegen
1. Klik rechts van het scherm op [ S u b s e t ] . 2. Voer in het veld [ P a g i n a ' s ] een nummer in om op te geven hoeveel afgedrukte pagina's de subset bevat. 3. Selecteer één van de waarden in de vervolgkeuzelijst [ N ie t e n ] om op te geven hoe de subset geniet moet worden. Taken bewerken in RICOH TotalFlow Prep Soms kunt u een taak bewerken in TotalFlow Prep in plaats van in het dialoogvenster [ E ig e n s c h a p p e n v o o r d e t a a k ] . De taak moet zich bevinden in de workflowactiviteit [ To t a l F l o w P r e p ] of in de status [Fout]. TotalFlow Prep moet op dezelfde server zijn geïnstalleerd als TotalFlow Production Manager.
144
Speciale instructies maken voor een taak
Ga als volgt te werk om een taak voor bewerking te retourneren vanuit TotalFlow Production Manager naar TotalFlow Prep: 1. Ga als volgt te werk om op een bepaald punt in de workflow taken te stoppen in de activiteit [To ta lFlo w Pre p ]: 1) Meld u bij TotalFlow Production Manager aan als beheerder. 2) Klik in de menubalk op [ Wo r k f l o w ] . 3) Selecteer de workflow die gekoppeld is aan de virtuele printer waar u taken naartoe wilt sturen om te bewerken in TotalFlow Prep en klik op
, het openen-pictogram.
De workflow wordt weergegeven in de pod [ Wo r k f l o w E d i t o r ] . 4) Klik in de pod [ O b je c t e n ] op [ A c t i v it e i t e n ] . 5) Sleep de activiteit [ T o t a l F lo w P r e p ] naar de workflow en zet de activiteit daar neer. 6) Sla de workflow op. Wanneer de taak de activiteit [ T o t a lF l o w P r e p ] heeft bereikt, stopt de taak. 2. Ga als volgt te werk om de taak te bewerken:
5
1) Selecteer de taak en klik op , het pictogram voor andere handelingen, en klik vervolgens op [ T o t a l F l o w P r e p o p s t a r t e n . . . ] . TotalFlow Prep wordt op een nieuw tabblad of in een nieuw venster in de browser geopend. De geselecteerde taak wordt geladen. 2) Voer uw wijzigingen uit. 3) Klik in TotalFlow Prep op [ Be s t a n d ] en klik vervolgens op [ A f s l u i t e n ] . Uw wijzigingen worden opgeslagen en het browsertabblad of -venster TotalFlow Prep wordt gesloten. Als [ F o u t ] de status van de taak is, wordt de taak naar de volgende stap in de workflow verplaatst. Speciale instructies maken voor een taak Als de gebruiker voor een taak iets speciaals moet doen, heeft de gebruiker instructies nodig. De indiener van de taak kan deze instructies invoeren als de waarde van de taakeigenschap [ S p e c i a le a a n w i jz i n g e n ] . U kunt ook speciale instructies maken nadat de taak in de wachtrij van een printer is geplaatst. Deze instructies kunnen optioneel worden afgedrukt op een voorblad, voordat de taak wordt afgedrukt. Ga als volgt te werk om de speciale instructies af te drukken: • Als de taak aan een Passthrough-printer is toegewezen, moet deze printer over een waarde beschikken voor de [ O p d r a c h t v o o r s p e c ia l e a a n w i j z i n g e n ] eigenschap. • Als u speciale instructies op specifiek papier wilt afdrukken, moet de printer waaraan de taak is toegewezen een waarde voor [ I n v o e r la d e v o o r s c h e i d i n g s b l a d e n ] hebben. Ga als volgt te werk om printerinstructies te maken:
145
5 Werken met taken
1. Klik in de pod [ W a c h t r i je n ] op de taak. Het dialoogvenster [ T a a k ] wordt weergegeven:
5
2. Klik op [ S p e c i a l e a a n w ij z i n g e n . . . ] . Het dialoogvenster [ S p e c i a l e a a n w i j z i n g e n . . . ] wordt weergegeven:
3. Typ de instructies in het veld [ S p e c i a le a a n w ij z in g e n ] . 4. O p t io n e e l : Selecteer [ S p e c i a l e a a n w ij z in g e n a f d r u k k e n ] om de speciale instructies in een PDFbestand op te opslaan en om dit bestand op een scheidingsblad af te drukken. 5. Klik op [ O K ] . De taak wordt in [ W a c h t r i j e n ] pod gemarkeerd met , de gebruikersvlag, naast de taak. De gebruiker kan op het dialoogvenster Gebruikersvlag klikken om de instructies te raadplegen. Wanneer de taak op het punt staat om te worden afgedrukt, worden de speciale instructies in een dialoogvenster weergegeven en op een scheidingsblad afgedrukt, mits u deze optie hebt geselecteerd. De taak wordt niet afgedrukt tot de gebruiker in dit dialoogvenster op de knop [ S p e c ia l e i n s t r u c t i e s a f d r u k k e n ] klikt.
146
PostScript- of PCL-taken transformeren naar PDF
PostScript- of PCL-taken transformeren naar PDF U kunt PostScript- en PCL-taken afdrukken op printers die PDF ondersteunen, door die taken te transformeren. Ga als volgt te werk om taken naar PDF te transformeren: 1. Meld u bij TotalFlow Production Manager aan als beheerder. 2. Klik in de menubalk op [ W o r k f l o w ] . 3. Klik in de pod [ O b j e c t e n ] op [ W o r k f lo w s ] . 4. Selecteer de workflow die gekoppeld is aan de virtuele printer waarmee u taken wilt omzetten en klik op
, het openen-pictogram.
De workflow wordt weergegeven in de pod [ W o r k f l o w E d i t o r ] . 5. Klik in de pod [ O b j e c t e n ] op [ A c t i v i t e i t e n ] . 6. Versleep de activiteit [ O m z e t t e n i n P D F ] naar de workflow.
5
7. Sla de workflow op. Wanneer de taak bij de activiteit [ O m z e t t e n i n P D F ] is aangekomen, wordt deze door TotalFlow Production Manager getransformeerd van PostScript of PCL naar PDF. Preflighting van taken P r e f l ig h t i n g is het controleren van PDF-taken voordat die worden afgedrukt, om er zeker van te zijn dat de bestanden compleet en correct zijn. Beheerders kunnen preflighting als onderdeel van een workflow opgeven. Gebruikers en beheerders kunnen preflight-rapporten bekijken. Taken preflighten: 1. Gebruik PitStop Server of de PitStop-invoegtoepassing voor Adobe Acrobat om een preflight-profiel te maken. Zie de PitStop-documentatie voor meer informatie. Als PitStop Server op een andere computer draait, raadpleeg dan de paragraaf Configuratie TotalFlow Production Manager voor gebruik van de PitStop Server, p. 148. 2. Meld u bij TotalFlow Production Manager aan als beheerder. 3. Klik in de menubalk op [ W o r k f l o w ] . 4. Klik in de pod [ O b j e c t e n ] op [ W o r k f lo w s ] . 5. Selecteer de workflow die is geassocieerd met de virtuele printer waarnaar u uw taken voor preflighting wilt sturen en klik op
, het openen-pictogram.
De workflow wordt weergegeven in de pod [ W o r k f l o w E d i t o r ] . 6. Klik in de pod [ O b j e c t e n ] op [ A c t i v i t e i t e n ] . 7. Selecteer de activiteit [ V o o r b e r e i d e n d ] en klik op
, het kopieerpictogram. 147
5 Werken met taken
8. Stel de taakeigenschap [ V o o r b e r e i d e n d p r o f ie l p a d ] standaard in op de naam van het preflightprofiel. 9. Klik op [ O K ] . U ziet de nieuwe activiteit in het gedeelte [ A a n g e p a s t e a c t i v it e i t e n ] van de pod [ O b je c t e n ] . 10. Sleep de nieuwe activiteit naar de workflow en zet hem daar neer. 11. Sla de workflow op. Wanneer de taak de activiteit [ V o o r b e r e i d e n d ] bereikt, verzendt TotalFlow Production Manager de taak naar het preflight-programma en slaat deze het preflight-rapport op. Als er meer preflight-fouten of -waarschuwingen zijn dan aangegeven in het [ D r e m p e l p r o f i e l r a p p o r t f o u t ] en [ D r e m p e l p r o f i e l r a p p o r t w a a r s c h u w i n g ] , gaat de taak naar de [ S t o r i n g ] voortgangscategorie. Anders gaat de taak gaat naar de volgende activiteit in de workflow.
Deze activiteit kan alleen gebruikt worden voor pdf-bestanden. Wanneer u taken met andere gegevensstreams heeft ingediend, resulteert de stap [ V o o r b e r e i d e n d ] in een foutmelding.
5
12. Om het preflight-rapport weer te geven, selecteert u de taak en klikt u op , het pictogram voor andere acties, en klik vervolgens op [ V o o r b e r e i d e n d r a p p o r t w e e r g e v e n ] . Configuratie TotalFlow Production Manager voor gebruik van de PitStop Server
Als u ervoor kiest om Pitstop Server voor preflight-activiteiten te gebruiken, dient u TotalFlow Production Manager te configureren zodat u met Pitstop Server kunt werken.
Deze procedure toont u hoe u Pitstop Server configureert in Windows 7. Er zijn mogelijk kleine verschillen met andere versies van Windows. Om PitStop op de computer te configureren waarop TotalFlow Production Manager geïnstalleerd is, volgt u de instructies in de installatiehandleiding die u bij PitStop hebt gekregen. Als u PitStop op een andere computer wilt installeren, volg dan de volgende stappen voor de configuratie: 1. Installeer PitStop door de instructies op te volgen die in de met PitStop meegeleverde installatiehandleiding staan. 2. Maak een Verzendmap en een Ontvangstmap op de computer aan waarop PitStop is geïnstalleerd en stel deze als volgt in: delen met lees-/schrijfrechten. 3. Meld u als beheerder aan op TotalFlow Production Manager. 4. Ga in de [ C o n f ig u r a t i e ] -pod naar de [ V i r t u e l e p r i n t e r s ] -pod en voeg een nieuwe virtuele printer toe. 5. Open de [ W o r k f l o w ] van de nieuwe virtuele printer en voeg een [ P r e f li g h t ] -activiteit toe. 6. Bewerk de [ P r e f l i g h t ] -activiteit. Gebruik daarbij de volgende instellingen in [ T a a k s t a n d a a r d e n ] : 1) Vink het selectievakje [ O p a f s t a n d / e x t e r n ] aan. 2) Voer in het TCP/IP-veld het IP-adres of de naam van het apparaat in waarop PitStop is geïnstalleerd.
148
Configuratie TotalFlow Production Manager voor gebruik van de PitStop Server
3) Voer de gebruikersnaam en het wachtwoord in van het systeem waarop PitStop is geïnstalleerd. 4) Voer in het [ V e r z e n d m a p ] -veld het bestandspad van de map in waarnaar u de taken wilt kopiëren. 5) Voer in het [ T e r u g h a a lm a p ] -veld het bestandspad van de map in waar TFPM de verwerkte taken zal ophalen. Het resultaat ziet er ongeveer zo uit:
5
7. Ga naar de computer waarop PitStop is geïnstalleerd, open PitStop Server, ga naar Hotfolders en voeg een nieuwe hotfolder toe. 8. Bewerk de nieuwe hotfolder met de volgende instellingen: 1) In het Mapvenster: • Ga naar de invoermap en voer het bestandspad van de verzendmap in op de computer waarop TotalFlow Production Manager is geïnstalleerd. Zie substap 4) hierboven. • Voer in alle andere mapvelden het bestandspad in van de ontvangstmap van TotalFlow Production Manager Preflight-activiteit. Zie substap 5) hierboven. 2) In het Verwerkingsvenster: • Vink het selectievakje bij XML-rapport aan. • Controleer of PDF-rapport is aangevinkt. 3) In de Actielijsten en het Preflight-profiel: • Voeg een actie en/of Preflight-profiel aan de lijst toe of selecteer ze uit de lijsten met standaardwaarden. 4) Activeer de hotfolder. 9. U kunt nu een taak vanaf TotalFlow Production Manager door deze [ W o r k f l o w ] sturen.
149
5 Werken met taken
Proefafdrukken maken Het maken van een p r o e f a f d r u k is het afdrukken van een kopie van de taak of van bepaalde pagina's om te controleren of er geen fouten in de afdruk zitten, waarna de gehele taak wordt afgedrukt. Ga als volgt te werk om een proefafdruk van een taak te maken: 1. Meld u bij TotalFlow Production Manager aan als beheerder. 2. Klik in de menubalk op [ W o r k f l o w ] . 3. Klik in de pod [ O b j e c t e n ] op [ W o r k f lo w s ] . 4. Selecteer de workflow die gekoppeld is aan de virtuele printer waarvoor u proefafdrukken wilt indienen en klik op
, het openen-pictogram.
De workflow wordt weergegeven in de pod [ W o r k f l o w E d i t o r ] . 5. Klik in de pod [ O b j e c t e n ] op [ A c t i v i t e i t e n ] .
5
6. Selecteer de activiteit [ P r o e f a f d r u k ] en klik op
, het kopieerpictogram.
7. Specificeer waarden voor de eigenschappen van [ P a g i n a b e r e i k v o o r v o o r v e r t o n i n g a f d r u k k e n ] en [ A a n g e v r a a g d e p r i n t e r ] . 8. Klik op [ O K ] . U ziet de nieuwe activiteit in het gedeelte [ A a n g e p a s t e a c t i v it e i t e n ] van de pod [ O b je c t e n ] . 9. Sleep de nieuwe activiteit naar de workflow en zet de activiteit daar neer. 10. Sla de workflow op.
Tak en starten, ve rplaatse n, vasthouden en hervatten Meestal komen taken in een virtuele TotalFlow Production Manager-printer aan en worden ze direct verwerkt. Er kunnen echter momenten zijn dat u een handeling moet verrichten om een taak door het systeem te verplaatsen, of dat u de taak pas later door het systeem wilt verplaatsen. U moet wellicht een taak ook opnieuw afdrukken of opnieuw verwerken. Taken versturen naar een printer of printerpool Wanneer de virtuele printer waarmee een taak wordt gemaakt, is gekoppeld aan een printer of printerpool, wordt de taak automatisch naar die printer of printerpool verstuurd. Als de virtuele printer niet aan een printer is gekoppeld, is de taak n i e t t o e g e w e z e n . U dient de taak handmatig aan een printer of printerpool toe te wijzen. Voor het verzenden van een taak naar een printer moeten de waarden van alle toewijzingseigenschappen voor de taak overeenkomen met de waarden van de toewijzingseigenschappen voor de printer. (Een printereigenschap zonder waarde komt overeen met elke willekeurige waarde van de corresponderende taakeigenschap.) De toewijzingseigenschappen zijn als volgt:
150
Taken versturen naar een printer of printerpool
Taakeigenschap
Printereigenschap
[Klant]
[Klantnaam]
[Grootte (vellen)]
[Onde rsteunde taakomvang (vellen)]
[ N a a m ] (op de pagina [ P a p i e r ] van de editor van [ E i g e n s c h a p p e n v o o r d e t a a k ] )
[ N a a m ] van de papiertypen in de invoerlades van de printer of die gepland staan in de papierwijzigingen voor de printer
[Nieten/binden]
[Nieten] [Lade voor brochureverwerker] [Ringband maken] [Perfec t binden]
[Perforeren ]
[Perforeren]
[Vouwtype]
[Lade voor brochureverwerker] [Vouwty pe]
5
[Kleuren modus]
[Kleur/z wart-wit]
Ga als volgt te werk om een niet toegewezen taak aan een printer of printerpool toe te wijzen: 1. Voer in de pod [ T a k e n ] een van de volgende handelingen uit: • Klik in de weergave [ G r a f i s c h e le m e n t ] op • Selecteer de taak en klik op op [ V e r p la a t s e n . . . ] .
, de knop Verplaatsen, naast de taak.
, het pictogram voor andere handelingen, en klik vervolgens
Het dialoogvenster [ T a a k v e r p l a a t s e n ] wordt weergegeven:
2. Selecteer in de linker bovenhoek van de tabel [ V e r g e l ij k i n g p r i n t e r e n t a a k ] de printer of printerpool waarnaar u de taak wilt verplaatsen. Als u een printer selecteert, staan in de bovenste rij van de tabel de waarden van de toewijzingseigenschappen voor de geselecteerde printer. In de andere rijen staan de waarden van de corresponderende eigenschappen voor de taken. Als u een printerpool selecteert, worden de toewijzingseigenschappen niet vergeleken en worden die niet weergegeven. Ga naar stap 6. 3. Als de eigenschappen van de taak en de printer niet overeenkomen, wordt de tegenstrijdige waarde rood gemarkeerd weergegeven. Selecteer een andere printer of printerpool. 4. Klik op [ V o lg e n d e ] . 151
5 Werken met taken
De tweede pagina van het dialoogvenster [ T a a k v e r p la a t s e n ] wordt weergegeven. In de tabel [ T a k e n ] staan de taken die reeds aan de printer zijn toegewezen:
5. Geef op wanneer u wilt dat de taak wordt afgedrukt: • Als u de taak wilt afdrukken na de laatste toegewezen taak, klikt u op [ N a la a t s t e t a a k ] . • Als u de taak wilt afdrukken vóór een andere toegewezen taak, klikt u op [ V o o r ] en selecteert u de andere taak.
5
6. Klik op [ V o lt o o i e n ] . Als u een printerpool selecteert, vergelijkt TotalFlow Production Manager de toewijzingseigenschappen van de taak met de toewijzingseigenschappen van de printers in de pool. Als er geen overeenkomende printer wordt gevonden, verschijnt er een foutmelding en wordt de taak in kwestie niet aan een printer toegewezen. 7. Als de printer de EFI Fiery-controller en poort 9103 gebruikt, wordt de taak naar de wachtrij voor vastgehouden taken verzonden. Voer de volgende stappen uit op de printerconsole: 1) Selecteer de taak op het tabblad [ V a s t g e h o u d e n ] van de lijst [ Ta k e n ] . 2) Druk op [ A f d r u k k e n ] . Taken verplaatsen naar een andere printer of printerpool Het kan voorkomen dat u een taak, nadat deze aan een printer is toegewezen, naar een andere printer of printerpool wilt verplaatsen. Voor het verplaatsen van een taak naar een nieuwe printer moeten de waarden van alle toewijzingseigenschappen voor de taak overeenkomen met de waarden van de toewijzingseigenschappen voor de printer. (Een printereigenschap zonder waarde komt overeen met elke willekeurige waarde van de corresponderende taakeigenschap.) De toewijzingseigenschappen zijn als volgt:
152
Taakeigenschap
Printereigenschap
[Klant]
[Klantnaam]
[Grootte (vellen)]
[Onde rsteunde taakomvang (vellen)]
[ N a a m ] (op de pagina [ P a p i e r ] van de editor van [ E i g e n s c h a p p e n v o o r d e t a a k ] )
[ N a a m ] van de papiertypen in de invoerlades van de printer of die gepland staan in de papierwijzigingen voor de printer
Taken verplaatsen naar een andere printer of printerpool
Taakeigenschap
Printereigenschap
[Nieten/binden]
[Nieten] [Lade voor brochureverwerker] [Ringband maken] [Perfec t binden]
[Perforeren ]
[Perforeren]
[Vouwtype]
[Lade voor brochureverwerker] [Vouwty pe]
[Kleur/z wart-wit]
[Kleuren modus]
Ga als volgt te werk om een taak naar een andere printer of printerpool te verplaatsen: 1. Voer een van de volgende handelingen uit: • Klik in de pod [ W a c h t r i je n ] op de taak om het dialoogvenster [ T a a k ] te openen en klik vervolgens op [ V e r p la a t s e n . . . ] .
• Selecteer de taak in de pod [ T a k e n ] . Klik op klik vervolgens op [ V e r p l a a t s e n . . . ] .
5
, het pictogram voor andere handelingen, en
Het dialoogvenster [ T a a k v e r p l a a t s e n ] wordt weergegeven:
153
5 Werken met taken
2. Selecteer in de linkerbovenhoek van de tabel de printer of printerpool waarnaar u de taak wilt verplaatsen. Als u een printer selecteert, staan in de bovenste rij van de tabel de waarden van de toewijzingseigenschappen voor de geselecteerde printer. In de andere rijen staan de waarden van de corresponderende eigenschappen voor de taken. Als u een printerpool selecteert, worden de toewijzingseigenschappen niet vergeleken en worden die niet weergegeven. Ga naar stap 6. 3. Als de eigenschappen van de taak en de printer niet overeenkomen, wordt de tegenstrijdige waarde rood gemarkeerd weergegeven. Selecteer een andere printer of printerpool.
5
4. Klik op [ V o lg e n d e ] . De tweede pagina van het dialoogvenster [ T a a k v e r p la a t s e n ] wordt weergegeven. In de tabel [ T a k e n ] staan de taken die reeds aan de nieuwe printer zijn toegewezen:
5. Geef op wanneer u wilt dat de taak wordt afgedrukt: • Als u de taak wilt afdrukken na de laatste toegewezen taak, klikt u op [ N a la a t s t e t a a k ] . • Als u de taak wilt afdrukken vóór een andere toegewezen taak, klikt u op [ V o o r ] en selecteert u de andere taak. 6. Klik op [ V o lt o o i e n ] . Als u een printerpool selecteert, vergelijkt TotalFlow Production Manager de toewijzingseigenschappen van de taak met de toewijzingseigenschappen van de printers in de pool. Als er geen overeenkomende printer wordt gevonden, ziet u een foutmelding en wordt de taak niet verplaatst. 7. Als de nieuwe printer de EFI Fiery-controller en poort 9103 gebruikt, wordt de taak naar de wachtrij voor vastgehouden taken verzonden. Voer de volgende stappen uit op de printerconsole: 1) Selecteer de taak op het tabblad [ V a s t g e h o u d e n ] van de lijst [ Ta k e n ] . 2) Druk op [ A f d r u k k e n ] .
154
Taken sneller verwerken en afdrukken
Taken sneller verwerken en afdrukken Soms zult u wel eens een taak omhoog moeten verplaatsen, zodat deze sneller wordt verwerkt en afgedrukt. Ga als volgt te werk om een taak sneller te verwerken en af te drukken: • Gebruik de eigenschap [ P r io r it e i t ] : 1. Op de pagina [ T a a k s e t - u p ] van het dialoogvenster [ E i g e n s c h a p p e n v o o r d e t a a k ] : 2. Vink het selectievakje bij de eigenschap [ P r io r it e i t ] aan. 3. Geef een waarde op voor de eigenschap [ P r i o r i t e it ] . De hoogste prioriteit is 1 en de laagste numerieke prioriteit is 100. Alle numerieke prioriteiten zijn hoger dan geen prioriteit. • Gebruik de functie [ K o p i e s p l it s e n ] : 1. Maak een printerpool. 2. Stel in het dialoogvenster [ P r i n t e r g r o e p c r e ë r e n ] de optie [ S p l i t s e n v a n e x e m p l a r e n i n g e s c h a k e l d ] in op [ J a ] .
5
3. Stel [ D r e m p e l v o o r s p l i t s e n v a n e x e m p la r e n ] in op een getal dat het maximale aantal kopieën bepaalt waardoor de functie Kopie splitsen wordt geactiveerd. 4. Wijs de taak toe aan de door u aangemaakte printerpool. Opme rk in ge n 1. Wanneer een taak door deze functie wordt gesplitst, toont het logbestand van de taak de hoofdtaak met het totale aantal kopieën en de neventaken met hun respectievelijke aantal kopieën. 2. De hoofdtaak wordt niet aan een printer toegewezen. 3. Tijdens het afdrukproces toont het logbestand de voortgang van iedere neventaak. De hoofdtaak blijft ongewijzigd. Wanneer de neventaken zijn voltooid, worden ze uit het logbestand verwijderd. Taken goedkeuren of afkeuren Beheerders kunnen bepalen dat op een bepaald punt in de workflow de taken eerst moeten worden goedgekeurd om verder te kunnen worden verwerkt. Gebruikers en beheerders kunnen taken goedkeuren of afkeuren. U kunt heel gemakkelijk de taken bekijken die op het punt staan om te worden goedgekeurd, door de eigenschap [ H u i d ig e a c t i v it e i t ] in de pod [ T a k e n ] weer te geven. Ga als volgt te werk om taken goed of af te keuren: 1. Meld u bij TotalFlow Production Manager aan als beheerder. 2. Klik in de menubalk op [ W o r k f l o w ] . 3. Klik in de pod [ O b j e c t e n ] op [ W o r k f lo w s ] .
155
5 Werken met taken
4. Selecteer de workflow die gekoppeld is aan de virtuele printer waarvoor u taken voor goedkeuring wilt indienen en klik op
, het openen-pictogram.
De workflow wordt weergegeven in de pod [ W o r k f l o w E d i t o r ] . 5. Klik in de pod [ O b j e c t e n ] op [ A c t i v i t e i t e n ] . 6. Sleep de [ G o e d k e u r e n ] -activiteit naar de workflow en zet deze daar neer. 7. Sla de workflow op. Wanneer de taak bij de [ G o e d k e u r e n ] -fase is aangekomen, wordt de taak gepauzeerd. 8. Selecteer de taak en voer een van de volgende handelingen uit: • Klik op , het pictogram voor andere acties, en klik op [ G o e d k e u r e n ] . De taak gaat naar de volgende activiteit in de workflow. • Klik op , het pictogram voor andere acties, en klik op [ A f w i jz e n ] . De taak gaat naar de categorie [ S t o r i n g ] [ V o o r t g a n g ] .
5 De verwerking van taken met fouten afdwingen Als de verwerking van een taak wordt gestopt omdat de taak zich in de categorie [ S t o r in g ] [ V o o r t g a n g ] bevindt, kunt u TotalFlow Production Manager de fout laten negeren en de taak verder laten verwerken. Ga als volgt te werk om de verdere verwerking van een taak af te dwingen: 1. Selecteer de taak in de weergave [ G r a f i s c h e l e m e n t ] of in de weergave [ R a s t e r ] van de pod [Taken ]. 2. Klik op , het pictogram voor andere acties, en klik vervolgens op [ F o u t n e g e r e n e n doorgaan]. Er wordt een bevestigingsbericht weergegeven. 3. Klik op [ J a ] . Taken uitstellen Als u wilt dat taken pas worden afgedrukt op het moment dat u dat zelf bepaalt, kunt u ze uitstellen. Voer een van de volgende handelingen uit als u een taak wilt uitstellen: • Klik in de weergave [ G r a f i s c h e l e m e n t ] van de pod [ T a k e n ] op taak.
, de knop Uitstellen, naast de
• Selecteer de taak in de weergave [ G r a f i s c h e l e m e n t ] of in de weergave [ R a s t e r ] van de pod [ T a k e n ] . Klik op
, het pictogram voor andere handelingen, en klik vervolgens op [ U it s t e l le n ] .
De taak wordt pas afgedrukt als u deze hervat.
156
Uitgestelde taken hervatten
Uitgestelde taken hervatten Wanneer u een uitgestelde taak gaat afdrukken, kunt u deze hervatten. U kunt een uitgestelde taak als volgt hervatten: • Klik in de weergave [ G r a f i s c h e l e m e n t ] van de pod [ T a k e n ] op taak.
, de knop Hervatten, naast de
• Selecteer de taak in de weergave [ G r a f i s c h e l e m e n t ] of in de weergave [ R a s t e r ] van de pod [ T a k e n ] . Klik op
, het pictogram voor andere handelingen, en klik vervolgens op [ H e r v a t t e n ] .
De taak wordt afgedrukt als er niets anders is wat het afdrukken van de taak kan verhinderen. Taken vasthouden vóór het afdrukken Als u wilt dat taken pas op een bepaald moment worden afgedrukt, kunt u ze vasthouden. Dit wordt meestal gedaan door bij het versturen van de taak de eigenschap [ A f d r u k m o d u s ] in te stellen, hoewel dit ook kan worden gedaan nadat de taak is verstuurd. Nadat de taak is verstuurd, is deze gemakkelijker op te schorten.
5
Ga als volgt te werk om een taak vast te houden vóór het afdrukken: 1. Op de pagina [ T a a k s e t - u p ] van het dialoogvenster [ E ig e n s c h a p p e n v o o r d e t a a k ] stelt u [ A f d r u k m o d u s ] in op [ B e w a r e n t o t ] . Er worden datum- en tijdvelden weergegeven:
2. Voer waarden in de datum- en tijdvelden in of selecteer deze. 3. Klik op [ O K ] .
157
5 Werken met taken
De taakstatusindicator verandert niet van kleur. De taak wordt tot de opgegeven datum en tijd niet afgedrukt, tenzij u [ A f d r u k m o d u s ] wijzigt in [ N o r m a a l a f d r u k k e n ] of [ A f d r u k k e n e n b e w a r e n ] . Taken vasthouden na afdrukken Als u de afgedrukte taken door TotalFlow Production Manager wilt laten opslaan, kunt u die taken afdrukken en vasthouden. Dit wordt meestal gedaan door bij het versturen van de taak de eigenschap [ A f d r u k m o d u s ] in te stellen, hoewel dit ook kan worden gedaan nadat de taak is verstuurd. Nadat de taak is verstuurd, is deze gemakkelijker op te slaan. Afgedrukte en vastgehouden taken en opgeslagen taken blijven beide na het afdrukken in TotalFlow Production Manager aanwezig, terwijl andere taken worden verwijderd. Het verschil is, dat afgedrukte en vastgehouden taken in het systeem blijven totdat u ze verwijdert, terwijl u voor opgeslagen taken een specifiek tijdstip kunt opgeven waarop ze automatisch worden verwijderd. Ga als volgt te werk om een afgedrukte taak vast te houden:
5
1. Op de pagina [ T a a k s e t - u p ] van het dialoogvenster [ E ig e n s c h a p p e n v o o r d e t a a k ] stelt u de eigenschap [ A f d r u k m o d u s ] in op [ A f d r u k k e n e n b e w a r e n ] .
2. Klik op [ O K ] . De taak wordt normaal verwerkt totdat deze is afgedrukt. Na het afdrukken wordt een kopie van de taak vastgehouden totdat u de taak verwijdert. Taken opslaan Als u wilt dat taken na het afdrukken in TotalFlow Production Manager worden bewaard, kunt u ze opslaan.
158
Taken opslaan
Opgeslagen taken en afgedrukte en vastgehouden taken blijven beide na het afdrukken in TotalFlow Production Manager staan, terwijl andere taken worden verwijderd. Het verschil is, dat u voor opgeslagen taken een specifiek tijdstip kunt opgeven waarop ze automatisch worden verwijderd, terwijl afgedrukte en vastgehouden taken in het systeem blijven totdat u ze zelf verwijdert. U kunt taken als volgt opslaan: • Een taak opslaan totdat u deze verwijdert: 1. Op de pagina [ T a a k s e t - u p ] van het dialoogvenster [ E i g e n s c h a p p e n v o o r d e t a a k ] stelt u [ O p s la a n ] in op [ V o o r o n b e p a a ld e t i jd o p s l a a n ] .
5
2. Klik op [ O K ] . De taak wordt normaal verwerkt totdat deze is afgedrukt. Na het afdrukken blijft de taak in TotalFlow Production Manager staan, totdat u de taak verwijdert. • U kunt als volgt een taak voor een bepaalde periode opslaan: 1. Op de pagina [ T a a k s e t - u p ] van het dialoogvenster [ E i g e n s c h a p p e n v o o r d e t a a k ] stelt u [ O p s la a n ] in op [ O p s l a a n g e d u r e n d e ] . De velden [ D a g e n : ] en [ U r e n : ] worden weergegeven.
159
5 Werken met taken
5 2. Typ of selecteer waarden in de velden [ D a g e n : ] en [ U r e n : ] . 3. Klik op [ O K ] . De taak wordt normaal verwerkt totdat deze is afgedrukt. Na het afdrukken blijft de taak in TotalFlow Production Manager staan totdat de opgegeven tijd is verstreken of totdat u de taak zelf verwijdert, afhankelijk van welke situatie zich het eerst voordoet. Taken opnieuw afdrukken Soms is het noodzakelijk om een aantal of alle pagina´s van een taak die u hebt afgedrukt, opnieuw af te drukken. Ga als volgt te werk om een taak opnieuw af te drukken: 1. Voer in de pod [ T a k e n ] een van de volgende handelingen uit: • Klik in de weergave [ G r a f i s c h e le m e n t ] op • Selecteer de taak. Klik op [Opn ieuw afdrukken ...].
, de knop Opnieuw afdrukken, naast de taak.
, het pictogram voor andere handelingen, en klik vervolgens op
Het dialoogvenster [ T a a k o p n ie u w a f d r u k k e n ] wordt weergegeven:
160
Taken opnieuw afdrukken
2. O p t io n e e l : Ga als volgt te werk als u alleen geselecteerde pagina's van een PDF-taak wilt afdrukken: 1) Klik op [ P a g i n a ' s ] .
5
2) Klik op [ V o o r b e e l d e n p a g i n a ' s s e le c t e r e n . . . ] . De taak wordt weergegeven in een nieuw browservenster. De bedieningselementen boven aan de pagina zien er ongeveer zo uit:
3) Gebruik de knoppen om door de taak te bladeren. 4) Klik op [ T o e v o e g e n ] om de huidige pagina te selecteren die moet worden afgedrukt. 5) Klik op [ O K ] zodra u alle pagina's hebt geselecteerd die u wilt afdrukken.
U kunt alleen pagina's selecteren in PDF-taken. Voor overige gegevensstromen moet de volledige taak opnieuw worden afgedrukt. 3. Selecteer de printer waaraan u de taak wilt toewijzen. De laatste printer waarop de taak is afgedrukt, is de standaardprinter. 4. O p t io n e e l : Als u meerdere kopieën van de taak wilt afdrukken, wijzigt u het aantal af te drukken kopieën.
Passthrough-printers negeren het aantal dat u hier hebt opgegeven. De printeropdracht moet het aantal exemplaren doorgeven aan de Passthrough-printer als dit aantal groter is dan één. 5. Klik op [ O K ] .
161
5 Werken met taken
Taken opnieuw verwerken Soms moet u een taak opnieuw verwerken. U moet bijvoorbeeld een proefafdruk van de taak maken, de eigenschappen van de taak wijzigen en opnieuw een proefafdruk maken om de gewijzigde eigenschappen te kunnen controleren. Gebruikers en beheerders kunnen taken opnieuw verwerken. Ga als volgt te werk om een taak opnieuw te verwerken: 1. Selecteer de taak. 2. Klik op .
, het pictogram voor andere handelingen, en klik vervolgens op [ O p n i e u w v e r w e r k e n ]
Het dialoogvenster [ V e r w e r k t a a k o p n i e u w ] wordt weergegeven:
5
3. Selecteer in de vervolgkeuzelijst de activiteit vanaf waar u de taak opnieuw wilt verwerken. 4. Voer een van de volgende handelingen uit: • Doorgaans selecteert u [ G e b r u i k h e t o r i g i n e le b e s t a n d v o o r t a a k v e r w e r k i n g . D e t a a k i n s t e ll i n g e n w o r d e n g e r e s e t n a a r d e in s t e l li n g e n v a n d e v o r ig e s t a p . ] , ook wanneer u taakeigenschappen wilt wijzigen. • Als u met TotalFlow Prep het invoerbestand van de taak hebt gewijzigd, selecteert u [ G e b r u ik h uidig, gewijzigd bestand bij verwerken taak]. 5. Klik op [ O K ] .
162
6 . Werken met rapporten •Standaardrapporten •Rapporten weergeven •De tijdsperiode van een rapport instellen •Rapporten opslaan •Rapporten exporteren •Rapporten verwijderen TotalFlow Production Manager wordt geleverd met rapporten die u kunt gebruiken voor het inplannen van de capaciteit, meten en optimaliseren van de efficiëntie van de productie en het vaststellen van problemen. TotalFlow Production Manager verzamelt gegevens over taakgebeurtenissen en printeractiviteiten en maakt op basis van die gegevens het rapport. U kunt de rapporten van TotalFlow Production Manager direct gebruiken, maar u kunt de rapporten ook aanpassen en zo uw eigen rapporten maken. Met TotalFlow Production Manager kunt u het volgende doen: • Rapporten bekijken • De standaardrapporten wijzigen en zo uw eigen rapporten maken • Rapporten opslaan en verwijderen • Rapporten exporteren naar PDF of CSV (kommagescheiden), die u vervolgens in een spreadsheetprogramma of een ander programma kunt afdrukken en indien nodig kunt bewerken.
6
Standaardrapporte n TotalFlow Production Manager wordt geleverd met standaardrapporten op basis waarvan u uw eigen rapporten kunt maken. TotalFlow Production Manager wordt geleverd met de volgende rapporten: [Taakprestatie]-rapport In dit rapport staan de activiteiten die de taken hebben doorlopen en de tijd die elke activiteit voor de taken in beslag heeft genomen. U kunt met dit rapport vragen beantwoorden zoals: • Door welke workflows worden de taken het meest efficiënt verwerkt? • Bij welke activiteiten moesten de taken het langst wachten? • Bij welke activiteiten is de kans op fouten het grootst? • Hoe lang duurt het om taken door langlopende activiteiten, resource-intensieve activiteiten en handmatige activiteiten te laten verwerken? [Af gedrukte taken]-rapport In dit rapport staat het aantal taken dat is afgedrukt. U kunt met dit rapport vragen beantwoorden zoals: • Hoeveel taken zijn er afgedrukt? • Hoeveel exemplaren zijn er van elke taak afgedrukt? • Uit hoeveel pagina's bestaan deze taken? • Hoeveel keer zijn taken opnieuw afgedrukt?
163
6 Werken met rapporten
[Pr in te r g e b ruik ]-r a pp o r t In dit rapport staat de mate van gebruik van de printers. U kunt met dit rapport vragen beantwoorden zoals: • Welke printers worden het vaakst gebruikt? • Welke printers geven de meeste problemen? [ T a a k p r e s t a t i e ] -rapport In het [ T a a k p r e s t a t ie ] -rapport staan de activiteiten die de taak heeft doorlopen en de tijd die elke activiteit in beslag heeft genomen. In dit rapport staan de volgende kolommen:
6
Kolomtitel
Beschrijving
[Ac tivite itsn a am]
De naam van de activiteit
[Fasen aam]
De workflowfase waarin de activiteit is uitgevoerd.
[Taaktype]
De naam van de workflow waarin de activiteit is uitgevoerd.
[Aantal verwe rkte taken]
Het aantal taken dat door de activiteit is verwerkt.
[Aantal voltooide taken]
Het aantal taken dat de activiteit met goed gevolg heeft doorlopen.
[Aan tal mislukte taken ]
Het aantal taken dat de activiteit niet met goed gevolg heeft doorlopen.
[Percen tage mislukt]
Het percentage taken die de activiteit niet goed hebben doorlopen.
[Ge mid d e ld e taa k g ro o tte ]
De grootte van de gemiddelde taak.
[Aa n ta l ta k e n op n ie uw uitg e vo e r d]
Het aantal taken dat na voltooiing van een activiteit opnieuw is opgestart bij die activiteit in de fase [ A f d r u k k e n ] .
[ A f g e d r u k t e t a k e n ] -rapport In het [ A f g e d r u k t e t a k e n ] -rapport staat informatie over de taken die zijn afgedrukt. In dit rapport staan de volgende kolommen:
164
[ P r in t e r g e b r u i k ] -rapport
Kolomtitel
Beschrijving
[ID]
De taak-ID.
[Naam]
De naam van de taak.
[Klant]
De klant voor wie de taak is afgedrukt.
[Doorslagen ]
Het aantal aangevraagde exemplaren.
[Toe g e w e z e n af d ruk tijd ]
De datum en tijd waarop de taak aan de printer is toegewezen.
[Af drukstarttijd]
De datum en tijd waarop met het afdrukken van de taak is begonnen.
[Af d ruk e in d tijd]
De datum en tijd waarop de taak is voltooid.
[Pr in te r ]
De printer waarop de taak is afgedrukt.
[Af gedrukte pagina' s]
Het totale aantal afgedrukte pagina's (het aantal pagina's in de taak vermenigvuldigd met het aantal afgedrukte exemplaren).
[Af g e d ruk te e x e mp la r e n ]
Het aantal afgedrukte exemplaren.
[Papier]
Het papier waarop de taak is afgedrukt.
6
[ P r i n t e r g e b r u i k ] -rapport In het [ P r in t e r g e b r u ik ] -rapport staat een overzicht van de mate van het gebruik van de printers. In dit rapport staan de volgende kolommen: Kolomtitel
Beschrijving
[Pr in te r ]
Naam van de printer die de taak heeft afgedrukt.
[Type]
Het type printer: Job Ticket of Passthrough.
[Mo d e l]
Printermodel, zoals ProC901. Van deze gegevens kan alleen een overzichtrapport worden gemaakt als de waarde die is opgegeven voor de eigenschap [ M o d e l ] van elke printer exact overeenkomt.
[% tijd uitg e sc h ak e ld ]
Percentage van de rapportageperiode
Opmerkingen
165
6 Werken met rapporten
Kolomtitel
Beschrijving
Opmerkingen
dat de printer was uitgeschakeld. [% a f d r uk tijd ]
Percentage van de rapportageperiode dat de printer zich in de staat [ A f d r u k k e n ] bevond.
Deze waarde is misleidend voor Passthrough-printers, omdat de tijd in de staat [ A f d r u k k e n ] de tijdsduur is die nodig is om de opdracht lp r volledig uit te voeren en niet de tijdsduur van het afdrukken.
[% tijd a an d a c h t ve re ist]
Percentage van de rapportageperiode dat de printer om de een of andere reden niet kon afdrukken terwijl er taken actief waren gedurende de rapportageperiode.
Deze waarde is wellicht niet juist als SNMP niet is aangesloten of is uitgeschakeld. De nauwkeurigheid ervan hangt af van de lengte van het SNMPpollinginterval.
6
Bij Passthrough-printers is deze waarde niet betrouwbaar als er geen waarde is opgegeven voor de eigenschap [ TC P / I P - a d r e s of h ostn aam]. [C umula tie f af g e d ruk te p a g in a' s]
Totale aantal pagina's dat is afgedrukt tijdens de rapportageperiode.
[C umula tie f af g e d ruk te ve lle n ]
Totale aantal vellen dat is afgedrukt tijdens de rapportageperiode.
[Herdrukken]
Totale aantal afdrukstappen dat opnieuw is uitgevoerd tijdens de rapportageperiode.
Rapporten weergeven Beheerders kunnen de gegevens bekijken voor elk rapport dat in de pod [ R a p p o r t e n ] staat vermeld. Ga als volgt te werk om een rapport weer te geven:
166
De tijdsperiode van een rapport instellen
1. Meld u bij TotalFlow Production Manager aan als beheerder. 2. Klik in de menubalk op [ R a p p o r t e n ] . 3. Selecteer in de pod [ R a p p o r t e n ] het rapport dat u wilt bekijken. Het geselecteerde rapport staat in de pod [ R a pp o rt n aa m ] . 4. Om recente wijzigingen te bekijken, klikt u op
, het vernieuwpictogram.
De tijdsperiode van een rapport instellen Standaard staan in het rapport de gegevens van vandaag, vanaf middernacht lokale tijd. U kunt een andere tijdsperiode instellen.
Rapporten worden afgebroken bij 10.000 records. Om afbreking te voorkomen, dient u het tijdbereik kort genoeg in te stellen, zodat het rapport minder dan 10.000 records bevat. Ga als volgt te werk om de tijdsperiode van een rapport in te stellen: 1. Klik in de titelbalk van de pod [ R a pp o rt n aa m ] op
, het zoekpictogram.
Dit gebied staat onder de titelbalk:
6 2. Doe in het veld [ S e l e c t e e r e e n t ij d s b e s t e k ] het volgende: • Selecteer een van de reeds ingestelde tijdsperioden. • Ga als volgt te werk om uw eigen tijdspanne in te stellen: 1) Selecteer [ A a n g e p a s t ] . 2) Voer in de velden [ S t a r t t ij d ] en [ E i n d t i j d ] waarden in de volgende notatie in: mm/dd/jjjj uu:mm. 3. Klik op [ T o e p a s s e n ] .
Rapporten opslaan U kunt uw eigen rapporten maken door de geleverde rapporten te wijzigen en die vervolgens onder een andere naam op te slaan. U kunt zo uw eigen rapporten wijzigen en opslaan. U kunt de geleverde rapporten niet wijzigen en onder een eigen naam opslaan. U moet ze onder een andere naam opslaan. Ga als volgt te werk om een rapport op te slaan: • Om uw eigen rapport met dezelfde naam op te slaan, klikt u op
, het opslagpictograam.
• Ga als volgt te werk om een rapport onder een andere naam op te slaan: 1. Klik op
, het pictogram Opslaan als.
2. Voer in het dialoogvenster [ O p t ie s o p s l a g r a p p o r t ] de nieuwe naam in en klik op [ O K ] . Wanneer een door TotalFlow Production Manager geleverd rapport wordt geselecteerd, wordt het -pictogram ('Opslaan') uitgeschakeld.
167
6 Werken met rapporten
Rapporten exporteren U kunt rapporten als CSV- of PDF-bestand exporteren. In de volgende procedure ziet u hoe u een rapport in Firefox exporteert. De manier waarop verschilt per browser. Ga als volgt te werk om een rapport te exporteren: 1. Selecteer het rapport in de pod [ R a p p o r t e n ] . U kunt de inhoud van het bestand bekijken in de pod [ R a pp o rt n aa m ] . 2. Klik in de werkbalk van een van de pods op pictogram voor PDF exporteren.
, het pictogram voor CSV exporteren, of
, het
Het dialoogvenster voor het [ o p e n e n b es t an d sn a am ] wordt geopend:
6
De standaard bestandsnaam is TFPM_reportName_YYYY-MM-DD HH-MM-SS.csv of TFPM_rapportnaam_JJJJ-MM-DD UU-MM-SS.pdf. 3. Selecteer [ B e s t a n d o p s l a a n ] en klik op [ O K ] . 4. Navigeer naar de map waarin u het back-upbestand wilt opslaan en klik op [ O p s l a a n ] .
Rapporten verwijderen Beheerders kunnen hun eigen rapporten verwijderen. U kunt de rapporten die onderdeel zijn van TotalFlow Production Manager niet verwijderen. Ga als volgt te werk om rapporten te verwijderen: 1. Meld u bij TotalFlow Production Manager aan als beheerder. 2. Klik in de menubalk op [ R a p p o r t e n ] . 3. Selecteer in de pod [ R a p p o r t e n ] het rapport dat u wilt verwijderen en klik vervolgens op verwijderingspictogram.
, het
Wanneer een door TotalFlow Production Manager geleverd rapport wordt geselecteerd, wordt het -pictogram ('Verwijderen') uitgeschakeld.
168
7 . Werken met workflows •Standaard workflows •Standaardactiviteiten en aangepaste activiteiten •Workflows bewerken •Aangepaste activiteiten maken •Activiteitseigenschappen en standaardinstellingen van taken bekijken en wijzigen •Standaardwaarden en overschrijvingen voor taakeigenschappen instellen in de [ A f d r u k k e n ] -activiteit •Externe activiteiten •Activiteiten wissen Wanneer u een virtuele printer maakt, wordt er door TotalFlow Production Manager automatisch een workflow voor gemaakt. U kunt die workflow aanpassen door er activiteiten aan toe te voegen of uit te verwijderen. U kunt de eigenschappen van workflows en activiteiten ook bewerken. Wanneer u een workflow opgeeft, specificeert u welke activiteiten de taak tijdens de verwerking doorloopt. De activiteiten zijn onderverdeeld in workflowfasen. De taken moeten door alle workflowfasen gaan, ook door de fasen zonder activiteiten. De workflowfasen zijn de volgende fasen: Fase [Ontvangen] In de fase [ O n t v a n g e n ] worden invoerbestanden ter verwerking door TotalFlow Production Manager geaccepteerd. Elke taak wordt toegewezen aan een workflow, die aangeeft door welke fasen en activiteiten de taak wordt verwerkt. Nadat het invoerbestand door de fase [ O n t v a n g e n ] in de wachtrij is geplaatst, wordt dat bestand een taak in de TotalFlow Production Manager. Alle invoerbestanden moeten door de fase [Ontvangen ].
7
Fase [Voorbereiden] De [ V o o r b e r e i d e n ] -fase maakt de taak op en transformeert hem. U kunt TotalFlow Production Manager ook externe programma's tijdens de fase [ V o o r b e r e id e n ] laten uitvoeren om meer voorwaarden voor de taak op te geven of om de taak verder te interpreteren. De fase [ V o o r b e r e id e n ] is optioneel. Fase [Afdrukken] De fase [ A f d r u k k e n ] routert en verstuurt de taak naar een beschikbare printer, bewaakt de afdrukstatus en meldt wanneer de taak is afgedrukt. De fase kan ook voorzien in een handmatige kwaliteitscontrole, zodat de gebruiker indien nodig de printerinstellingen kan wijzigen voordat de taak opnieuw wordt afgedrukt. De taak kan voor verdere verwerking ook naar een extern programma worden verstuurd. De fase [ A f d r u k k e n ] is optioneel. Fase [Vo lto o ie n ] Nadat de taken volledig zijn verwerkt, gaan ze naar de fase [ V o l t o o i e n ] . De fase [ V o l t o o ie n ] beheert de bewaarperiode voor taken en verwijdert taken zonder bewaarperiode of waarvan de bewaarperiode is verstreken. In de fase [ V o lt o o i e n ] kunt u ook externe programma's van voltooide taken starten. Een extern programma kan bijvoorbeeld de taken naar een archiefsysteem kopiëren. Alle taken moeten de fase [ V o l t o o i e n ] doorlopen.
169
7 Werken met workflows
Standaard workf lows TotalFlow Production Manager wordt geleverd met standaard workflows die u als voorbeeld kunt gebruiken voor het bewerken van de workflows die aan virtuele printers zijn gekoppeld. Dit zijn de volgende workflows: [An y Prin ter] De standaard workflow voor virtuele printers. Gebruik deze workflow als basis en val er indien nodig op terug. [Proof AndPrin t] Een workflow met [ P r o e f a f d r u k ] - en [ G o e d k e u r e n ] -activiteiten. Gebruik deze workflow om te zien waar u deze activiteiten moet invoegen.
Standaardactiviteiten en aangepaste activiteiten TotalFlow Production Manager levert de basisactiviteiten die u nodig hebt om taken af te drukken. U kunt deze activiteiten aan workflows toevoegen zonder ze te veranderen, of u kunt ze kopiëren en aanpassen om uw eigen aangepaste activiteiten te maken.
7
Een aantal van de geleverde workflows zijn beschermd. U kunt deze activiteiten niet kopiëren, aanpassen of wissen, hoewel u wel de standaardwaarden waarop ze zijn ingesteld kunt veranderen. Andere activiteiten zijn niet beschermd. U kunt deze aanpassen of wissen, maar we raden u af om dit te doen. Als u deze activiteiten wilt aanpassen, kopieer ze dan naar aangepaste activiteiten en pas de aangepaste activiteiten aan. Dit zijn de beschermde activiteiten die worden geleverd: [Taak creëren ] Gebruik deze activiteit om de invoer van gegevens te bepalen en de waarden van de taakeigenschappen in te stellen volgens de standaardwaarden en overschrijvingen van de virtuele printer. [Proefaf druk] Gebruik deze activiteit om een specifiek paginabereik te bekijken. [Af drukken ] Gebruik deze activiteit om het begin van elke pagina van de taak te zoeken, de paginagegevens te herstellen die nodig zijn voor het opnieuw positioneren wanneer een gedeelte van de taak opnieuw moet worden afgedrukt en stuur de taak naar de printer. [Behouden ] Gebruik deze activiteit om een taak na het afdrukken in het systeem op te slaan. [Ve r w ijd e re n] Gebruik deze activiteit om gegevens uit te voeren die u wilt controleren en verwijder de taak dan van het systeem. Dit zijn de onbeschermde activiteiten die worden geleverd: [TotalFlow Prep]
170
Workflows bewerken
Gebruik deze activiteit om een operator te laten aangeven dat een TotalFlow Prep handeling is uitgevoerd voordat de taak naar de volgende activiteit in de workflow gaat. [Omzetten in PDF] Gebruik deze activiteit om PCL- en PostScript-bestanden in PDF-bestanden om te zetten. [E xte r n e a p p lic a tie uitvo e r e n ] Gebruik deze activiteit om een taak naar een externe toepassing te sturen die voor de verwerking gebruikmaakt van een opdrachtregelinterface. U geeft retourcodes op die aangeven dat iets is gelukt zodat TotalFlow Production Manager de taak naar de volgende activiteit in de workflow kan sturen wanneer de externe [ E x t e r n e a p p l ic a t i e u it v o e r e n ] is voltooid. [Kopiëren naar map] Gebruik deze functie om taakbestanden in een opgegeven map op te slaan. [Ho t-f o lde r a p p lic a tie uitvo e re n ] Gebruik deze activiteit om een bestand naar een externe toepassing te sturen die voor de verwerking gebruik maakt van een hotfolder. TotalFlow Production Manager stuurt de taak automatisch naar de volgende activiteit in de workflow wanneer de externe toepassing een voltooid bestand terugstuurt." [Voorbereidend] Gebruik deze activiteit voor de preflights van PDF-bestanden. [Goedkeuren ] Gebruik deze activiteit om een taak te onderbreken zodat de taak kan worden goedgekeurd of afgewezen voordat hij naar de volgende activiteit in de workflow wordt gestuurd.
7
Workf low s bewe rken U kunt de workflow voor een virtuele printer wijzigen door activiteiten toe te voegen of te verwijderen.
Voordat u een workflow gaat bewerken, moet u eerst controleren of er geen taken aan zijn toegewezen. U kunt wijzigingen aan een workflow niet opslaan als er taken aan die workflow zijn toegewezen. Ga als volgt te werk om een workflow te bewerken: 1. Meld u bij TotalFlow Production Manager aan als beheerder. 2. Klik in de menubalk op [ W o r k f l o w ] . 3. Klik in de pod [ O b j e c t e n ] op [ W o r k f lo w s ] . 4. Selecteer de workflow die u wilt bewerken en klik op de workflow om deze te openen.
, het pictogram 'Openen' of dubbelklik op
De workflow wordt weergegeven in de pod [ W o r k f l o w E d i t o r ] . 5. Ga als volgt te werk om een activiteit aan de workflow toe te voegen: 1) Klik in de pod [ O b je c t e n ] op [ A c t i v it e i t e n ] . 2) Sleep het activiteitspictogram vanuit de pod [ O b je c t e n ] naar de gewenste locatie in de pod [Workf low Editor].
171
7 Werken met workflows
De kleur van het activiteitspictogram geeft de workflowfase aan waar u de activiteit kunt toevoegen. Een grijs pictogram betekent dat de activiteit aan meerdere fasen kan worden toegevoegd. Als u de activiteit versleept, verschijnt er een venster in de workflow om aan te geven waar de activiteit wordt toegevoegd als u de activiteit nu zou neerzetten.
Als u de activiteit versleept naar een gedeelte waar u de activiteit niet kunt toevoegen, verschijnt er een rode cirkel met een streep:
7
6. Ga als volgt te werk om een activiteit uit de workflow te verwijderen: 1) Selecteer de activiteit in de pod [ W o r k f lo w E d it o r ] en klik op
, het verwijderingspictogram.
Er wordt een bevestigingsdialoogvenster weergegeven. 2) Klik op [ O K ] . 7. Om de workflow op te slaan, klikt u op
, het opslagpictograam.
Aangepaste activite iten make n Een aangepaste activiteit kan het best worden gemaakt als u de eigenschappen van een activiteit wilt aanpassen of als u wijzigingen wilt aanbrengen in de standaardwaarden van een taak die onbeschermde activiteiten bevatten. Zo maakt u een aangepaste activiteit: 1. Meld u bij TotalFlow Production Manager aan als beheerder. 172
Activiteitseigenschappen en standaardinstellingen van taken bekijken en wijzigen
2. Klik in de pod [ O b j e c t e n ] op [ A c t i v i t e i t e n ] . 3. Selecteer een activiteit en klik op
, het kopieerpictogram.
Het dialoogvenster [ E i g e n s c h a p p e n ] wordt weergegeven. 4. Voer voor de eigenschappen van standaardtaken die u wilt wijzigen nieuwe waarden in of selecteer deze. 5. Klik op [ O K ] . U ziet de nieuwe activiteit in het gedeelte [ A a n g e p a s t e a c t i v i t e i t e n ] van de pod [ O b j e c t e n ] .
Ac tiviteitseigensc h appe n en standaardinstellingen van take n be kijken e n wijzigen Activiteiten hebben, net als andere objecten, eigenschappen die u kunt bekijken en aanpassen. Sommige activiteiten vertonen ook grote overeenkomsten met taakeigenschappen. U kunt deze activiteiten aanpassen om de standaardwaarden voor bepaalde taakeigenschappen in te stellen wanneer de activiteit de taak verwerkt. U kunt de eigenschappen van een aantal activiteiten die TotalFlow Production Manager levert niet veranderen, maar u kunt wel de standaardwaarden van de taak veranderen. U kunt de eigenschappen veranderen van geleverde activiteiten die niet worden beschermd, maar we raden u af om dit te doen. Kopieer de activiteit naar een aangepaste activiteit en verander de eigenschappen van de aangepaste activiteit. Ga als volgt te werk om de eigenschappen en standaardwaarden van een activiteit te bekijken of te veranderen:
7
1. Meld u bij TotalFlow Production Manager aan als beheerder. 2. Klik in de menubalk op [ W o r k f l o w ] . 3. Ga als volgt te werk om de eigenschappen en standaardwaarden in alle toekomstige gevallen van een activiteit te veranderen: 1) Klik in de pod [ O b je c t e n ] op [ A c t i v it e i t e n ] . 2) Selecteer de activiteit in de pod [ O b j e c t e n ] en voer een van de volgende opties uit: • Klik op
, het eigenschappenpictogram.
• Klik in de pod [ E i g e n s c h a p p e n ] op [ E i g e n s c h a p p e n b e w e r k e n ] .
Wijzigingen die op deze manier zijn gemaakt, hebben geen invloed op bestaande activiteiten, inclusief gevallen in de standaard workflow. Als u een nieuwe virtuele printer aanmaakt, wordt de workflow van de standaard workflow gekopieerd, inclusief de originele activiteit. 4. Ga als volgt te werk om de eigenschappen en standaardwaarden van een enkele activiteit te veranderen: 1) Klik in de pod [ O b je c t e n ] op [ W o r k f l o w s ] . 2) Selecteer de workflow met de activiteit die u wilt bewerken en klik op pictogram.
, het openen-
173
7 Werken met workflows
De workflow wordt weergegeven in de pod [ Wo r k f l o w E d i t o r ] . 3) Selecteer de activiteit in de pod [ W o r k f lo w E d it o r ] en klik op eigenschappenpictogram.
, het
Het dialoogvenster [ E i g e n s c h a p p e n ] wordt weergegeven. 5. Voer voor de eigenschappen van standaardtaken die u wilt wijzigen nieuwe waarden in of selecteer deze. 6. Klik op [ O K ] .
Standaardwaarde n en overschrijvin gen voor taake igenschappen instellen in de [Af drukke n]-activiteit U kunt de activiteit [ A f d r u k k e n ] instellen op de standaardwaarden en overschrijvingen voor alle taken die niet in worden gesteld door andere activiteiten. Dit is hetzelfde als het instellen van de standaard eigenschappen en overschrijvingen op de virtuele printer die is gekoppeld aan een workflow. Wanneer de virtuele printer die gekoppeld is aan de workflow met de activiteit [ A f d r u k k e n ] een taak ontvangt, gebruikt de taak de standaardwaarden van [ A f d r u k k e n ] voor eigenschappen die geen waarde hebben. De tijdelijke overschrijvingen van de [ A f d r u k k e n ] -activiteit worden gebruikt voor alle taakeigenschappen in plaats van de waarden in de taakticket.
7
Wees voorzichtig bij het instellen van tijdelijke overschrijvingen voor taken ontvangen van TotalFlow Prep. De overschrijfwaarden kunnen conflicten met de TotalFlow Prep-waarden veroorzaken.
De eigenschap [ A a n t a l p a g in a ' s ] is een uitzondering. Als TotalFlow Production Manager het aantal pagina's in de taak kan vaststellen, gebruikt het dit daadwerkelijke aantal, ook als u een tijdelijke uitschakeling hebt ingesteld. Ga als volgt te werk om de standaardinstellingen en tijdelijke overschrijvingen van de [ A f d r u k k e n ] -activiteit te gebruiken voor taakeigenschappen: 1. Meld u bij TotalFlow Production Manager aan als beheerder. 2. Klik in de menubalk op [ W o r k f l o w ] . 3. Klik in de pod [ O b j e c t e n ] op [ W o r k f lo w s ] . 4. Selecteer de workflow die de [ A f d r u k k e n ] -activiteit bevat die u wilt bewerken en klik op openen-pictogram. De workflow wordt weergegeven in de pod [ W o r k f l o w E d i t o r ] . 5. Selecteer de activiteit [ A f d r u k k e n ] in de pod [ W o r k f lo w E d it o r ] en klik op eigenschappenpictogram. Het dialoogvenster [ A f d r u k k e n ] wordt weergegeven:
174
, het
, het
Standaardwaarden en overschrijvingen voor taakeigenschappen instellen in de [ A f d r u k k e n ] -activiteit
6. Klik in het dialoogvenster [ A f d r u k k e n ] op [ T a a k t i c k e t in s t e ll i n g e n w i jz i g e n . . . ] . Het volgende dialoogvenster wordt weergegeven:
7
Als een van de waarden van de eigenschap [ T y p e t a a k i n d ie n i n g ] van de virtuele printer die is gekoppeld aan de workflow [ T o t a lF l o w - t o e p a s s i n g e n ] is, zijn de pagina [ A f w e r k in g ] en de tool voor [ S u b s e t ] niet beschikbaar. Zo ontstaan er geen conflicten tussen de afwerkingsopties die met de taak zijn verzonden en de afwerkingsopties die door de virtuele printer of de [ A f d r u k k e n ] activiteit zijn ingesteld. 7. Klik op de pagina-afbeeldingen om verschillende eigenschappen weer te geven. 8. Voor meer informatie over een van de eigenschappen: 1) Plaats de muisaanwijzer op de eigenschap.
175
7 Werken met workflows
2) Klik op
, de vraagtekenknop, naast de naam van de eigenschap.
9. Voer voor de eigenschappen die u wilt wijzigen nieuwe waarden in of selecteer deze. Het stapelpictogram naast de naam van de eigenschap kan veranderen van donkergrijs in grijs en goudkleurig:
10. Voor elke eigenschap die u instelt, klikt u op het stapelpictogram om de waarde te markeren als een standaardinstelling of een tijdelijke uitschakeling. Het stapelpictogram schakelt tussen standaardafbeeldingen en overschrijfafbeeldingen. •
, de stapel met het goudkleurige papier onderaan, wil zeggen dat de waarde een standaardwaarde is.
•
, de stapel met het goudkleurige papier bovenaan, wil zeggen dat de waarde een overschrijfwaarde is.
11. Klik op [ O K ] .
Externe activiteiten 7
U kunt activiteiten toevoegen waarmee een toepassing buiten TotalFlow Production Manager wordt uitgevoerd. De externe toepassing kan speciale verwerkingstaken uitvoeren. Dat programma moet worden uitgevoerd op de computer waarop TotalFlow Production Manager is geïnstalleerd. Omdat de verwerking losstaat van de verwerking die wordt uitgevoerd door de activiteiten die door TotalFlow Production Manager worden aangeleverd, wordt dit type verwerking 'externe activiteit' genoemd. TotalFlow Production Manager bevat deze externe toepassingen: [E xte r n e a p p lic a tie uitvo e r e n ] Start een externe toepassing die gebruikmaakt van een opdrachtregelinterface. U kunt de activiteit configureren zodat de externe toepassing de taak leest van de unieke spooldirectory die voor de taak is aangemaakt, installation_drive:\aiw\aiw1\spool\default\JobID, deze verwerkt en de output in de spoolmap schrijft. [Ho t-f o lde r a p p lic a tie uitvo e re n ] Plaatst de taak in een hotfolder die een andere toepassing bewaakt. Die toepassing haalt de afdruktaak op, verwerkt deze en plaatst de taak in een uitvoermap. TotalFlow Production Manager controleert die uitvoermap en haalt de taak weer op wanneer hij klaar is. Het kiezen van een activiteit is voornamelijk afhankelijk van hoe de externe toepassing taken accepteert. Als de externe toepassing een opdrachtregelinterface heeft, kan de workflow [ E x t e r n e a p p l i c a t i e u i t v o e r e n ] bevatten. Als de externe toepassing hotfolders gebruikt voor de invoer, kan de workflow [ H o t - f o l d e r a p p li c a t i e u i t v o e r e n ] bevatten. Als de externe toepassing beide interfaces heeft, kunt u beslissen welke activiteit u wilt gebruiken. Neem deze punten in overweging bij het bepalen van de activiteit:
176
Externe toepassingen instellen
[E x te rn e ap plic atie u itvo e r e n ]
[Hot-f olde rapplic atie uitv oe re n]
Hiervoor moet u een opdracht schrijven en alle benodigde opties specificeren. Als u niet bekend bent met het schrijven van opdrachten of de syntax van de opdracht niet hebt om de externe toepassing te openen, kan het zijn dat deze activiteit moeilijker te configureren is.
Hiervoor moet u de verzend- en ophaalmappen op de juiste wijze configureren. De verzend- en ophaalmap kan dezelfde zijn als de bestandsnaam van het te versturen bestand niet overeen komt met het ophaalpatroon. Het o p h a a lp a t r o o n (retrieval pattern) is een tekenreeks die patronen bij elkaar zoekt en gebruikt wordt om een teruggestuurde taak te identificeren. Als de externe toepassing bijvoorbeeld bestanden van AFP in PDF verandert, moet het ophaalpatroon naar een bestand zoeken met de extensie . PDF. De activiteit kan printfile.afp naar de hotfolder kopiëren en het niet verwarren met het geconverteerde bestand omdat het naar printfile.PDF zoekt. Mocht u echter de hotfolder gebruiken om een PDF-bestand te sturen naar een toepassing die een ander PDF-bestand terugstuurt, moeten de verzend- en ophaalmappen andere locaties zijn.
Hiermee kunt u de codepagina en taal specificeren die naar de externe toepassing moeten worden gestuurd.
U kunt hiermee niet de codepagina en taal specificeren die naar de externe toepassing moeten worden gestuurd.
Hiermee kunt u de terugkeercodes specificeren die de externe toepassing kan leveren zonder de taak te laten mislukken.
Biedt geen optie om geldige terugkeercodes te specificeren.
7
Als de externe toepassing het verwachte bestand terugstuurt, wordt het bestand opgehaald en schakelt het proces over naar de volgende stap zonder op fouten te controleren. Daarom moet de externe toepassing worden geconfigureerd, zodat er geen bestand met fouten wordt gekopieerd naar de uitvoermap. Als de hotfolder op time-out staat ingesteld, zal de taak uiteindelijk een foutstatus aannemen en kan het probleem worden opgelost; als de hotfolder wordt ingesteld om te wachten, zal de taak blijven wachten totdat een operator het proces onderbreekt.
Externe toepassingen instellen Voordat u een externe activiteit maakt, moet u de externe toepassing instellen die de externe activiteit aanroept. Ga als volgt te werk om een externe toepassing in te stellen: 1. Installeer de externe toepassing op hetzelfde systeem als TotalFlow Production Manager.
177
7 Werken met workflows
Installeer de toepassing aan de hand van de bijgeleverde instructies. 2. Zorg ervoor dat de externe toepassing door TotalFlow Production Manager kan worden gevonden en uitgevoerd. Voer een van de volgende handelingen uit: • Geef in de opdracht het volledige pad naar de externe toepassing op. • Voeg de map waarin de externe toepassing is geïnstalleerd toe aan de systeemomgevingsvariabele [ P A T H ] . 3. Controleer of de externe toepassing goed werkt en geen fouten geeft. 4. Als de externe toepassing een opdrachtregelinterface gebruiikt, neem dan de opdracht op die u gebruikt om de externe toepassing uit te voeren. Wanneer u de activiteit [ E x t e r n e a p p li c a t i e u i t v o e r e n ] gaat maken, gebruikt u deze opdracht als basis voor de waarde van de eigenschap [ E x t e r n e o p d r a c h t ] : Activiteiten aanmaken voor [ E x t e r n e a p p l i c a t i e u i t v o e r e n ] Om een taak te verwerken met een externe toepassing die gebruikmaakt van een opdrachtregelinterface, moet u een activiteit voor [ E x t e r n e a p p l i c a t ie u it v o e r e n ] aanmaken en toevoegen aan de workflow. Zo maakt u een activiteit aan voor [ E x t e r n e a p p li c a t i e u i t v o e r e n ] : 1. Meld u bij TotalFlow Production Manager aan als beheerder.
7
2. Klik in de menubalk op [ W o r k f l o w ] . 3. Klik in de pod [ O b j e c t e n ] op [ A c t i v i t e i t e n ] . 4. Selecteer de [ E x t e r n e a p p l i c a t i e u i t v o e r e n ] -activiteit en klik op
, het kopieerpictogram.
5. Standaardwaarden voor alle vereiste eigenschappen. Raadpleeg Bestandsnamen in symboolnotatie opgeven, p. 220 voor meer informatie voor het bepalen van de bestandsnamen in de eigenschap [ E x t e r n e o p d r a c h t ] . 6. Klik op [ O K ] . U ziet de nieuwe activiteit in het gedeelte [ A a n g e p a s t e a c t i v it e i t e n ] van de pod [ O b je c t e n ] . 7. Voeg de nieuwe activiteit toe aan de workflow die is gekoppeld aan de virtuele printer waar u het verzenden van taken voor verwerking door de externe toepassing wilt inplannen. Activiteiten aanmaken voor [ H o t - f o l d e r a p p l i c a t i e u i t v o e r e n ] Om een taak te verwerken met een externe toepassing die gebruikmaakt van een hotfolder, moet u een activiteit van [ H o t - f o l d e r a p p l i c a t ie u it v o e r e n ] aanmaken en toevoegen aan de workflow. Zo maakt u een activiteit aan voor [ H o t - f o l d e r a p p l i c a t ie u i t v o e r e n ] : 1. Meld u bij TotalFlow Production Manager aan als beheerder. 2. Klik in de menubalk op [ W o r k f l o w ] .
178
[ Ko p i ë r e n n a a r m a p ] -activiteiten aanmaken
3. Klik in de pod [ O b j e c t e n ] op [ A c t i v i t e i t e n ] . 4. Selecteer de [ H o t - f o l d e r a p p l ic a t i e u it v o e r e n ] -activiteit en klik op
, het kopieerpictogram.
5. Standaardwaarden voor alle vereiste eigenschappen. Raadpleeg Bestandsnamen in symboolnotatie opgeven, p. 220 voor meer informatie over het bepalen van de bestandsnamen van [ T e r u g g e h a a ld b e s t a n d ] en [ B e s t a n d o m t e v e r z e n d e n ] . Gebruik een reguliere expressie om de waarde van [ T e r u g h a a lp a t r o o n ] te bepalen. U kunt het symbool ${Job.Id} gebruiken in deze reguliere expressie om de taak-ID aan te geven. Omdat de taak-ID aan het begin van de bestandsnaam van taakbestanden staat in de spoolmap, en u de methode g e t F i l e N a m e of g e t A b s o l u t e F il e N a m e gebruikt om de waarde van de eigenschap [ B e s t a n d o m t e v e r z e n d e n ] te bepalen, wordt de taak-ID aan het begin van de bestandsnaam weergegeven. Als de hotfolder een bestand terugstuurt met dezelfde bestandsnaam als het ingevoerde bestand, zal de taak-ID ook aan het begin van de bestandsnaam van het teruggestuurde bestand staan. De standaardwaarde van [ T e r u g h a a l p a t r o o n ] , ${Job.Id}.*, komt overeen met elke bestandsnaam die met de taak-ID begint. Een waarde van ${Job.Id}.*[Pp][Dd][Ff] komt overeen met elke bestandsnaam die begint met de taak-ID wanneer PDF de bestandsextensie is. Voor meer informatie over reguliere expressies raadpleegt u Reguliere expressies, p. 219. . 6. Klik op [ O K ] . U ziet de nieuwe activiteit in het gedeelte [ A a n g e p a s t e a c t i v it e i t e n ] van de pod [ O b je c t e n ] . 7. Voeg de nieuwe activiteit toe aan de workflow die is gekoppeld aan de virtuele printer waar u het verzenden van taken voor verwerking door de hotfolder wilt inplannen.
7
[ K o p i ë r e n n a a r m a p ] -activiteiten aanmaken Om de taakbestanden naar een opgegeven map te kopiëren, dient u een [ K o p i ë r e n n a a r m a p ] -activiteit aan te maken en aan de workflow toe te voegen. Een [ K o p i ë r e n n a a r m a p ] -activiteit aanmaken: 1. Meld u bij TotalFlow Production Manager aan als beheerder. 2. Klik in de menubalk op [ W o r k f l o w ] . 3. Klik in de pod [ O b j e c t e n ] op [ A c t i v i t e i t e n ] . 4. Selecteer de [ K o p ië r e n n a a r m a p ] -activiteit en klik op
, het kopieerpictogram.
5. De standaardwaarden voor alle vereiste eigenschappen instellen: 1) Geef de naam op van de map waarnaar u de bestanden wilt kopiëren. Zorg dat de doelmap schrijfrechten heeft. De bestanden worden naar de server gekopieerd. 2) Vink de optie [ B e s t a n d e n o v e r s c h r i j v e n ] aan wanneer de bestandsnaam al bestaat in de door u opgegeven map en u dit bestand wilt vervangen. 6. Klik op [ O K ] . U ziet de nieuwe activiteit in het gedeelte [ A a n g e p a s t e a c t i v it e i t e n ] van de pod [ O b je c t e n ] . 179
7 Werken met workflows
Activiteite n wissen Beheerders kunnen aangepaste activiteiten wissen en een aantal van de activiteiten die TotalFlow Production Manager levert. U kunt geen beschermde activiteiten wissen. Ga als volgt te werk om activiteiten te wissen: 1. Meld u bij TotalFlow Production Manager aan als beheerder. 2. Klik in de menubalk op [ W o r k f l o w ] . 3. Klik in de pod [ O b j e c t e n ] op [ A c t i v i t e i t e n ] . 4. Selecteer de activiteit die u wilt wissen en klik vervolgens op
7
180
, het verwijderingspictogram.
8 . Beveiliging •Wachtwoorden beheren •Gebruik van het LPD-protocol beperken voor het indienen van taken TotalFlow Production Manager-beveiliging omvat het bepalen van wie er toegang heeft tot TotalFlow Production Manager en welke functies zij mogen gebruiken. Ook kan het toepasselijke niveau internetbeveiliging worden ingesteld.
Wac h twoorden beheren Gebruikers moeten beschikken over een TotalFlow Production Manager-gebruikersnaam en een wachtwoord om toegang te krijgen tot het systeem en om handelingen te kunnen uitvoeren in TotalFlow Production Manager. Uw wachtwoord wijzigen In TotalFlow Production Manager wordt u gevraagd uw wachtwoord te wijzigen wanneer dit is verlopen. U kunt het wachtwoord vaker wijzigen. Ga als volgt te werk om uw wachtwoord te wijzigen: 1. Klik aan de rechterkant van de menubalk op [ g e br u ik e rs n aa m ] en klik vervolgens op [Wachtwoord wijzigen...]. De gebruikersnaam is uw aanmeldingsnaam. Het dialoogvenster [ W a c h t w o o r d w i j z i g e n v o o r g e b r u i k e r ] wordt weergegeven:
8
2. Typ uw oude wachtwoord in het veld [ H u i d ig w a c h t w o o r d ] . 3. Typ het nieuwe wachtwoord in het veld [ N ie u w w a c h t w o o r d ] en in het veld [ B e v e s t i g in g wac htwoord]. Wachtwoorden kunnen 8 tot 32 bytes lang zijn (32 single-byte-tekens of minder multibyte-tekens). Ze zijn hoofdlettergevoelig en mogen niet de volgende tekens bevatten: ' (apostrof) < (kleiner dan) = (isgelijkteken) > (groter dan) ` (accent grave) | (verticale streep) ~ (tilde)
181
8 Beveiliging
${ (dollarteken gevolgd door linkerhaakje) [ D E L ] (Delete-toets) Alle controletekens 4. Klik op [ O K ] . Het wachtwoord wijzigen voor een andere gebruiker Systeembeheerders kunnen het wachtwoord voor andere gebruikers wijzigen. Ga als volgt te werk om het wachtwoord voor een andere gebruiker te wijzigen: 1. Klik in de menubalk op [ C o n f ig u r a t i e ] . 2. Selecteer in de pod [ G e b r u i k e r s ] de gebruiker voor wie u het wachtwoord wilt wijzigen. 3. Klik op , het pictogram voor andere handelingen, en klik vervolgens op [ W a c h t w o o r d opn ieuw in stellen ...]. Het dialoogvenster [ W a c h t w o o r d o p n i e u w i n s t e l l e n v o o r g e b r u i k e r ] wordt weergegeven:
8
4. Voer in het veld [ N ie u w w a c h t w o o r d ] en het veld [ B e v e s t ig i n g w a c h t w o o r d ] een tijdelijk wachtwoord in voor de gebruiker. Wachtwoorden kunnen 8 tot 32 bytes lang zijn (32 single-byte-tekens of minder multibyte-tekens). Ze zijn hoofdlettergevoelig en mogen niet de volgende tekens bevatten: ' (apostrof) < (kleiner dan) = (isgelijkteken) > (groter dan) ` (accent grave) | (verticale streep) ~ (tilde) ${ (dollarteken gevolgd door linkerhaakje) [ D E L ] (Delete-toets) Alle controletekens 5. Klik op [ O K ] . 6. Stel de gebruiker op de hoogte van het tijdelijke wachtwoord.
182
Gebruik van het LPD-protocol beperken voor het indienen van taken
Wanneer de gebruiker zich in TotalFlow Production Manager aanmeldt met dit wachtwoord, wordt de gebruiker gevraagd het wachtwoord te wijzigen.
Gebruik van he t LPD-protocol beperk en voor he t indienen van taken Systeembeheerders kunnen het aantal hosts beperken dat het LPD-protocol mag gebruiken om taken te versturen naar virtuele printers. Ga als volgt te werk om het gebruik van het LPD-protocol voor het versturen van taken te beperken: 1. Klik in de menubalk op [ C o n f ig u r a t i e ] . 2. Klik in de pod [ S e r v e r ] op de [ S y s t e e m ] -afbeelding. Het dialoogvenster [ E i g e n s c h a p p e n v o o r s e r v e r ] wordt weergegeven. Klik op de pijl naast [ T a k e n ] om de lijst met eigenschappen uit te vouwen:
8
3. Stel de servereigenschap [ H o s t s d ie L P D - t a k e n m o g e n i n d i e n e n ] in om de hostnamen of IP-adressen op te geven van de hosts die taken mogen indienen met het LPD-protocol. • Scheid hostnamen en IP-adressen met puntkomma's. • U kunt jokertekens gebruiken in hostnamen en IP-adressen (bijvoorbeeld *.acmeproducten.com of 192.*). De waarde * betekent dat alle hosts taken mogen indienen. Waarden die alleen uit getallen, decimale punten en jokertekens bestaan, worden vergeleken met IP-adressen. Waarden die jokertekens en ten minste één alfabetisch teken bevatten, worden vergeleken met hostnamen. Een lege waarde betekent dat geen enkele host taken mag indienen. • De standaardinstelling is * .
183
8 Beveiliging
• Als u DNS (Domain Name Services) gebruikt, moet u de hostnaam volledig opgeven. Bijvoorbeeld: mathomhouse.micheldelving.org. 4. Klik op [ O K ] .
8
184
9 . Back-ups maken en herstel uitvoeren •Back-up van gegevens maken •Gegevens herstellen Om gegevensverlies in geval van een systeemstoring te voorkomen of om gegevens te kunnen terughalen, biedt TotalFlow Production Manager programma's voor het maken en terugzetten van back-ups. Het back-upprogramma slaat de volgende gegevens op: • Systeemgegevens zoals gebruikers, virtuele printers en printers die in de database zijn opgeslagen • Controlebestanden zoals die welke voor headerpagina's worden gebruikt • Gebruikersgegevens zoals taakbestanden in de spoolmap Mocht u ooit TotalFlow Production Manager opnieuw moeten installeren, dan kunt u met een herstelprogramma uw gegevens terugzetten. Van systeemgegevens en controlebestanden wordt altijd een back-up gemaakt en deze worden ook altijd teruggezet. Optioneel kunt u ook een back-up van gebruikersgegevens maken en deze later terugzetten. Opme rk in ge n 1. U kunt de programma's voor back-up en terugzetten niet gebruiken om TotalFlow Production Manager van de ene naar de andere computer te kopiëren of te verplaatsen, tenzij de twee computers dezelfde hostnaam hebben. U kunt wel objecten van de ene computer naar een andere computer met een andere hostnaam kopiëren door ze op de eerste computer te exporteren en op de tweede te importeren. 2. U kunt de programma's voor back-up en herstel niet gebruiken om een back-up te maken van gegevens van een versie van TotalFlow Production Manager en deze dan terug te zetten in een andere versie. 3. Als u updates naar de TotalFlow Production Manager-server maakt of als u een herstelbestand of acties uitvoert waardoor de service handmatig moet worden gestart of gestopt, zorg er dan voor dat de PitStop Server is uitgeschakeld. Doet u dit niet, dan is het mogelijk dat u de toepassing na het opnieuw opstarten niet meer kunt gebruiken.
Bac k -up van gege vens maken
9
Gebruik het programma a i w b a c k u p om een kopie van uw TotalFlow Production Manager-configuratie te archiveren. Het programma a iw b a c k u p stopt TotalFlow Production Manager automatisch. Als u een ander backupprogramma gebruikt, dient u eerst TotalFlow Production Manager te stoppen. U maakt als volgt een back-up van TotalFlow Production Manager-gegevens: 1. Meld u bij Windows aan als lokale beheerder. 2. Stel het lettertype in op Consolas of Lucinda voor een optimale weergave van de taaltekens: 1) Open een opdrachtpromptvenster.
185
9 Back-ups maken en herstel uitvoeren
2) Rechter muisklik op
9
het opdrachtpictogram en klik vervolgens op [ E ig e n s c h a p p e n ] .
3) Selecteer in het dialoogvenster Lettertype de optie Consolas of Lucinda Console om het standaardlettertype te wijzigen en klik vervolgens op [ O K ] om de nieuwe instelling op te slaan. 3. Open een nieuw opdrachtpromptvenster. Klik in Windows Server 2008 of recentere versies van Windows met de rechtermuisknop op het pictogram van de Opdrachtprompt en klik op [ A l s a d m i n i s t r a t o r u i t v o e r e n ] . 4. Voer een van deze opdrachten in: • Voer deze opdracht in om systeemgegevens, controlebestanden, taken, invoerbestanden en taakbestanden (de bestanden in de spoolmap met taakinformatie, inclusief kopieën van invoerbestanden) op te slaan: installatie_schijf:\installatie_map\bin\aiwbackup
• Voer deze opdracht in om systeemgegevens, controlebestanden en taken, maar geen invoerbestanden of taakbestanden op te slaan: installatie_schijf:\installatie_map\bin\aiwbackup -r
186
Gegevens herstellen
De optie - r verschilt licht op de opdrachten a i w b a c k u p en a iw r e s t o r e : • Bij a i w b a c k u p worden met de optie - r taken opgeslagen, hoewel hierbij geen taakbestanden worden opgeslagen. • Bij a i w r e s t o r e worden met de optie - r geen opgeslagen taken teruggezet. Als u de optie - r gebruikt wanneer u een back-up van TotalFlow Production Manager maakt, dient u deze optie tevens te gebruiken wanneer u het systeem herstelt. Als u een back-up maakt met de optie - r en deze zonder die optie herstelt, herstelt u mogelijk taken waarvan de bestanden niet zijn opgeslagen. Er wordt een bevestigingsbericht weergegeven. 5. Voer Y in om met de back-up verder te gaan. De back-up wordt op de achtergrond uitgevoerd en kan verscheidene minuten duren, afhankelijk van het aantal bestanden en de grootte ervan. Er verschijnt geen statusupdate in het opdrachtvenster, maar de back-up wordt wel uitgevoerd. Wanneer de back-up is voltooid, kunt u het back-upbestand zien in installatie_schijf:\aiw\aiw1\backup.
Gegevens herste lle n Gebruik het programma a i w r e s t o r e om TotalFlow Production Manager weer in te stellen op de configuratie die u in een back-uparchief had opgeslagen.
Het programma a iw r e s t o r e stopt TotalFlow Production Manager automatisch. Als u een ander programma gebruikt om gegevensback-ups terug te zetten, dient u eerst TotalFlow Production Manager te stoppen. Ga als volgt te werk om de TotalFlow Production Manager-gegevens te herstellen: 1. Meld u bij Windows aan als beheerder.
9
2. Installeer TotalFlow Production Manager opnieuw. Raadpleeg de TotalFlow Production Manager Installatiegids voor instructies. 3. Stel het lettertype in op Consolas of Lucinda voor een optimale weergave van de taaltekens: 1) Open een opdrachtpromptvenster.
187
9 Back-ups maken en herstel uitvoeren
2) Rechter muisklik op
9
het opdrachtpictogram en klik vervolgens op [ E ig e n s c h a p p e n ] .
3) Selecteer in het dialoogvenster Lettertype de optie Consolas of Lucinda Console om het standaardlettertype te wijzigen en klik vervolgens op [ O K ] om de nieuwe instelling op te slaan. 4. Open een nieuw opdrachtpromptvenster. Klik in Windows Server 2008 of nieuwere versie van Windows met de rechtermuisknop op het opdrachtpromptpictogram en klik op [ A l s a d m in i s t r a t o r u i t v o e r e n ] . 5. Voer een van deze opdrachten in: • Voer deze opdracht in om systeemgegevens, controlebestanden, taken, invoerbestanden en taakbestanden (de bestanden in de spoolmap met taakinformatie, inclusief kopieën van invoerbestanden) te herstellen: installatiestation:\installatiemap\bin\aiwrestore
• Voer deze opdracht in om systeemgegevens en controlebestanden, maar geen taken, invoerbestanden of taakbestanden te herstellen: installatiestation:\installatiemap\bin\aiwrestore -r
188
Gegevens herstellen
De optie - r verschilt licht op de opdrachten a i w b a c k u p en a iw r e s t o r e : • Bij a i w b a c k u p worden met de optie - r taken opgeslagen, hoewel hierbij geen taakbestanden worden opgeslagen. • Bij a i w r e s t o r e worden met de optie - r geen opgeslagen taken teruggezet. Als u de optie - r gebruikt wanneer u een back-up van TotalFlow Production Manager maakt, dient u deze optie tevens te gebruiken wanneer u het systeem herstelt. Als u een back-up maakt met de optie - r en deze zonder die optie herstelt, herstelt u mogelijk taken waarvan de bestanden niet zijn opgeslagen. Er wordt een bevestigingsbericht weergegeven. 6. Voer Y in om verder te gaan met het herstel. Wanneer het herstellen is voltooid, verschijnt er een bericht dat het terugzetten is geslaagd. 7. Start TotalFlow Production Manager. Raadpleeg de TotalFlow Production Manager Installatiegids voor instructies.
9
189
9
190
1 0 . Problemen oplossen •Geen toegang tot TotalFlow Production Manager •Kan geen nieuwere versie van TotalFlow Production Manager installeren •Kan taakindiening niet annuleren •Geen communicatie met printerapparaat •Virtuele printers kunnen niet worden ingeschakeld •Kan taak niet vinden of weergeven •Poort 15080 kan niet worden gebruikt •Kan taakstatus niet weergeven •Bij kopiëren en plakken crasht de browser •Bestandsnamen of taaknamen worden weergegeven of afgedrukt met de verkeerde tekens •Invoerbestanden met fouten •Japanse waarden worden niet opgeslagen •Taakinvoerwaarden worden automatisch gecorrigeerd •De taakverwerking stopt en er wordt een foutmelding 'database-uitzondering' getoond •Taakeigenschappen worden niet bijgewerkt •Taakgrootte is 0 •Taken worden met verkeerde tekens weergegeven of afgedrukt •Taken die niet zijn ingepland om te worden afgedrukt •Taken of invoerbestanden kunnen niet worden verwijderd. •Taken worden in de verkeerde volgorde afgedrukt •De taken staan te lang in de afdrukstatus •Het duurt lang voordat het dialoogvenster Inloggen wordt weergegeven •De gebruikersinterface geeft de berichten in verschillende talen weer •Papier niet beschikbaar voor toewijzing •Passthrough-printers kunnen geen taken afdrukken •Prestatieproblemen •De gebruikersinterface reageert niet nadat een dialoogvenster is gesloten •Virtuele printers verwerken geen taken die zijn verzonden naar hotfolders •Problemen met het dialoogvenster [ E i g e n s c h a p p e n v o o r d e ta a k ] oplossen Als u problemen ondervindt tijdens het werken met TotalFlow Production Manager, kunt u aan de hand van de informatie in deze onderwerpen die problemen waarschijnlijk zelf oplossen.
Geen toegang tot TotalFlow Production Manager Als externe computers geen toegang tot TotalFlow Production Manager hebben, kan dit diverse oorzaken hebben.
10
• De TotalFlow Production Manager-server is niet actief op de computer waar TotalFlow Production Manager is geïnstalleerd. Raadpleeg de Installatiehandleiding voor instructies voor het starten van TotalFlow Production Manager. • De proeflicentie voor TotalFlow Production Manager is verstreken. • De netwerkverbinding tussen de externe computers en de TotalFlow Production Manager-server is verbroken. De gebruiker kan het volgende bericht zien: “AIWG0000E:TFPM is niet beschikbaar“. Herstel de verbinding en laat de gebruikers hun browser verversen. • Een firewall blokkeert de toegang. Zorg dat de TotalFlow Production Manager-poorten niet door de firewall worden geblokkeerd. Standaard zijn dit poort 15080 voor de gebruikersinterface en poort 15888 voor de Gebruikershandleiding in HTML-indeling.
191
10 Problemen oplossen
Kan gee n nieuwere versie van TotalFlow P roduc tion Man age r installere n Als u TotalFlow Production Manager niet kunt installeren, kan dat verschillende redenen hebben. • U bent ingelogd als gebruiker die niet over voldoende rechten beschikt. In dit geval zult u deze foutmelding ontvangen: U probeert de toepassing te installeren met een gebruiker die niet over voldoende rechten beschikt. Log in als beheerder en probeer de handeling opnieuw uit te voeren.. Log uit op Windows en log opnieuw in als beheerder. Probeer
vervolgens TotalFlow Production Manager te installeren. • U probeert een latere basisversie over een verouderde productupdate te installeren. U dient eerst de vorige basisversie bij te werken. Probeer vervolgens de productupdate die u wilt te installeren.
Kan taakindien ing niet annuleren Indien u TotalFlow PM Job Submission in Firefox niet via de TotalFlow Production Manager gebruikersinterface opstart, is het mogelijk dat u taakindieningen niet kunt annuleren. Dit probleem kan worden vermeden door TotalFlow PM Job Submission altijd vanuit de gebruikersinterface te starten. Als u het wilt starten vanuit een bladwijzer of door een URL naar een nieuw tabblad of browser te kopiëren, dan moet u een instelling in Firefox wijzigen. Om dit te doen, volgt u de volgende stappen: 1. Voer de volgende opdracht in in de adresbalk: about:config
Er wordt een waarschuwing weergegeven. 2. Klik op [ I k z a l v o o r z i c h t i g z i jn , d a t b e l o o f i k ! ] . De configuratie-opties worden getoond. 3. Als de waarde van [ d o m . a l l o w _ s c r i p t s _ t o _ c l o s e _ w in d o w s ] op [ o n ju i s t ] is ingesteld, klikt u met de rechtermuisknop op deze waarde en selecteert u de optie [ s c h a k e l e n ] . De waarde verandert in [ ju i s t ] .
10
Geen communicatie met prin terapparaat Als TotalFlow Production Manager niet via SNMP met een printapparaat kan communiceren, kan het gebeuren dat de printereigenschappen die de afdruk- en afwerkopties tonen niet juist worden weergegeven. Als gevolg hiervan worden mogelijk taken aan printers toegewezen die deze taken niet correct kunnen afdrukken.
Virtuele printers kunn en niet worden ingeschake ld Controleer of er sprake is van de volgende scenario's wanneer u een virtuele printer niet kunt activeren: • Als u dit bericht ziet: “AIWI6030E“: “Foutterugkeercode: {0} van opdracht: {1}.“, waar {0} 1 is en {1} VerifyLPD.pl System "system_name" is, gebruikt een andere LPD-service mogelijk de LPD-poort. Stop de andere LPD-service: 1. Dubbelklik in het [ C o n f i g u r a t ie s c h e r m ] van Windows op [ S y s t e e m b e h e e r ] en vervolgens op [Services]. 2. Selecteer de LPD-service: 192
Kan taak niet vinden of weergeven
– De LPD-service van het basisbesturingssysteem van bepaalde Windows-versies heet [ T C P / I P Prin t Se r ve r]. – De LPD-service die als optionele functie bij andere Windows-versies beschikbaar is, heet [LPD Service]. – Andere afdrukprogramma's installeren wellicht hun eigen LPD-service. 3. Klik op [ S t o p p e n ] . • Als u dit bericht ziet: “AIWX0014E“ :“ITMServer Windows-service is niet actief.“ is de ITMServer nog niet opgestart. Start de ITMServer op en probeer het opnieuw.,
Kan taak niet vin den of w eerge ven Als u een taak niet kunt vinden of weergeven in de TotalFlow Production Manager-gebruikersinterface, worden deze problemen mogelijk veroorzaakt door cookies of oude gegevens in de browsercache. De browsercache wissen en cookies verwijderen: 1. Meld u af bij TotalFlow Production Manager. 2. Doe het volgende in Internet Explorer: 1) Klik op
, het pictogram Extra, en klik vervolgens op [ I n t e r n e t o p t i e s ] .
2) Klik op de tab [ A l g e m e e n ] en klik vervolgens op [ V e r w ij d e r e n . . . ] . 3) Selecteer [ T ij d e l ij k e in t e r n e t b e s t a n d e n ] en [ C o o k i e s ] . Klik vervolgens op [ V e r w ij d e r e n ] . 3. Doe het volgende in Mozilla Firefox: 1) Klik op [ E x t r a ] en vervolgens op [ R e c e n t e g e s c h i e d e n i s w is s e n ] . 2) Selecteer in [ T e w is s e n t i jd s p e r i o d e ] de optie [ A l l e s ] . 3) Selecteer [ C o o k ie s ] en [ C a c h e ] . Klik vervolgens op [ N u w i s s e n ] . 4. Doe het volgende in Google Chrome: 1) Klik op , het configuratiepictogram en klik achtereenvolgens op [ E x t r a ] en [Br ow se g e sc hie d e n is w isse n ...]. 2) Selecteer [ H e t c a c h e g e h e u g e n l e e g m a k e n ] en [ C o o k i e s e n a n d e r e s i t e - e n p lu g i n g e g e v e n s v e r w i jd e r e n ] en klik vervolgens op [ B r o w s e g e g e v e n s w i s s e n ] .
10
5. Start de browser opnieuw.
Poort 15080 k an niet worden gebruik t Standaard gebruikt TotalFlow Production Manager poort 15080 . Wellicht moet u dit poortnummer wijzigen als een ander programma dezelfde poort gebruikt. Verander het poortnummer alleen als dit echt noodzakelijk is. Ga als volgt te werk als u het poortnummer moet wijzigen: 1. Open het bestand installatiestation:\installatiemap\ws\conf\server.xml in bewerkingsmodus en verander het poortnummer op deze regels:
10 Problemen oplossen
Er zijn verschillende < C o n n e c t o r > -labels. Let op dat u de HTTP-connector bewerkt. 2. Bewerken u het bestand installatiestation:\aiw\aiw1\config\rcommand.conf en wijzigt u het poortnummer op de volgende regels: [servlet] protocol=http host=localhost port=15080 path=/printing/pc
3. Verwijder alle TotalFlow Production Manager-printers en maak ze vervolgens opnieuw aan. 4. Wijzig de TotalFlow Production Manager snelkoppeling in het [ S t a r t ] menu in Windows: 1) Klik achtereenvolgens op [ S t a r t ] , [ A l l e p r o g r a m m a ' s ] , [ R I C O H T o t a lF l o w P r o d u c t i o n Manager]. 2) Klik met de rechtermuisknop op [ T P F M G U I ] en vervolgens op [ E i g e n s c h a p p e n ] . 3) Klik op de tab [ W e b d o c u m e n t ] van het dialoogvenster [ E i g e n s c h a p p e n ] , wijzig de waarde in het veld [ U R L ] in http://hostnaam:poortnummer/TFPM en klik vervolgens op [ O K ] . De naam van de computer waarop TotalFlow Production Manager is geïnstalleerd, is hostnaam. Het nieuwe poortnummer is poortnummer. 5. Informeren alle gebruikers door dat de URL waarmee zij toegang hebben tot TotalFlow Production Manager, is gewijzigd in http://hostnaam:poortnummer/TFPM.
Kan taakstatus niet w eerge ven Als een Job Ticket-printer en een Passthrough-printer hetzelfde printerapparaat voorstellen, kunt u de status van de taken die aan de Job Ticket-printer zijn toegewezen mogelijk niet weergeven wanneer de Passthrough-printer een grote taak aan het verwerken is.
10
U kunt dit probleem oplossen door slechts één van de printers die hetzelfde printerapparaat vertegenwoordigen tegelijk in te schakelen.
Bij k opiëre n en plakke n c rasht de browser Er zitten limieten aan het kopiëren en plakken van tekst in de Firefox en Chrome browsers. Het kan gebeuren dat de Adobe Flash Player browser plug-in crasht als u gebruikt maakt van [ C t r l + V ] om tekst in het veld van de TotalFlow Production Manager gebruikersinterface te plakken. Om dit te voorkomen kunt u een andere webbrowser gebruiken, of de volgende beperkingen in acht nemen: • Plak en kopieer geen tekst vanuit andere toepassingen in TotalFlow Production Manager. • Kopieer en/of plak geen tekst vanuit wachtwoordvelden.
Bij het kopiëren van tekst van één pod naar een andere, kan het gebeuren dat de pod waar u de tekst in plakt de focus verliest. 194
Bestandsnamen of taaknamen worden weergegeven of afgedrukt met de verkeerde tekens
Be standsname n of taaknamen w orden weergegeve n of af gedrukt met de ve rkee rde tekens Als een bestandsnaam of taaknaam tekens gebruikt die niet beschikbaar zijn in de lettertypen die zijn geïnstalleerd op de TotalFlow Production Manager-server, dan zijn die namen niet te lezen in de gebruikersinterface. Als u probeert deze namen af te drukken op een scheidingsblad (voorpagina), dan is het scheidingsblad onleesbaar.
In voerbe standen met f oute n Indien de invoerbestanden die naar een virtuele printer worden gestuurd, fouten bevatten, worden er foutmeldingen weergegeven in het logboek van de virtuele printer. Verwijder de invoerbestanden met fouten uit de virtuele printer. Raadpleeg Invoerbestanden wissen, p. 126 voor instructies.
Japan se waarden w orden niet opge slagen De TotalFlow Production Manager-gebruikersinterface ondersteunt geen aanvullende Unicode-tekens (codepunten van U+10000 tot en met U+10FFFF). Dit bereik bevat enkele zeldzame Japanse karakters. Als u een waarde invoert die deze aanvullende tekens bevat, kan TotalFlow Production Manager deze niet opslaan. Voer een waarde in die geen aanvullende tekens bevat.
Taakinvoerwaarden worde n automatisc h gec orrige erd De volgende foutmelding kan worden weergegeven wanneer u de eigenschappen bekijkt van taken die zijn gemigreerd vanuit TotalFlow PM 1.0.2 of eerder: De invoerwaarden zijn niet geldig. De waarden zijn automatisch gecorrigeerd. Controleer de weergegeven resultaten voordat u de wijzigingen opslaat. Dit betekent dat het taakticket geen waarde bevat voor het aantal pagina's dat op een vel moet worden afgedrukt, of voor het papierformaat, alhoewel een van beide vereist is. In dit geval levert TotalFlow Production Manager de standaardwaarde 1 voor de [ A a n t a l p a g i n a ' s ] in de taakeigenschap [ L a y - o u t ] . Klik op [ O K ] om de melding te sluiten en verder te werken.
10
De taakverw erk ing stopt en e r w ordt ee n f outme lding ' databaseuitzon derin g' getoond Wanneer TotalFlow Production Manager niet langer reageert en foutmeldingen met 'database-uitzondering' genereert, kan er sprake zijn van fragmentatie in het geheugen van DB2. Controleer de bestandsgrootte van C:\ProgramData\IBM\DB2\TFPM_DB2\TFPM\db2diag.log. Stop de service TotalFlow Production Manager wanneer de bestandsgrootte snel toeneemt en verwijder het bestand; start de service daarna opnieuw.
195
10 Problemen oplossen
Taake igensc happen worde n niet bijgewerkt Als twee gebruikers op verschillende clientcomputers tegelijkertijd eigenschappen van dezelfde taak wijzigen, wordt een van de wijzigingen mogelijk niet doorgevoerd. Dit komt doordat alle taakeigenschappen worden bijgewerkt wanneer u een taakeigenschap wijzigt; niet alleen de eigenschap die u hebt gewijzigd. Bijvoorbeeld: 1. Twee taakeigenschappen hebben de volgende waarden: [Doorslagen]: 1 [Opslaan]: [Uit] 2. Gebruiker A wijzigt de waarde van de eigenschap van de taakeigenschap [ O p s l a a n ] . Deze wijziging verzendt een nieuwe set taakeigenschappen met de volgende waarden: [Doorslagen]: 1 [Opslaan]: [Voor onbepaalde tijd opslaan] 3. Voordat TotalFlow Production Manager de set taakeigenschappen van gebruiker A kan verwerken, wijzigt gebruiker B het aantal exemplaren. De set taakeigenschappen van gebruiker B heeft nog de oorspronkelijke waarde voor de eigenschap [ O p s l a a n ] , dus deze heeft de volgende waarden: [Doorslagen]: 3 [Opslaan]: [Uit] 4. TotalFlow Production Manager verwerkt de set taakeigenschappen van gebruiker A. Omdat TotalFlow Production Manager de set taakeigenschappen van gebruiker B nog niet heeft ontvangen en verwerkt, heeft de nieuwe set taakeigenschappen de volgende waarden: [Doorslagen]: 1 [Opslaan]: [Voor onbepaalde tijd opslaan]
10
5. TotalFlow Production Manager verwerkt de set taakeigenschappen van gebruiker B. Omdat gebruiker B de set taakeigenschappen met de oude waarde voor de eigenschap [ O p s l a a n ] heeft ingediend, wordt deze eigenschap weer ingesteld op de oude waarde. De set taakeigenschappen heeft nu de volgende waarden: [Doorslagen]: 3 [Opslaan]: [Uit] Gebruiker B verwacht, en krijgt, drie exemplaren van de taak. Gebruiker A verwacht dat de taak wordt opgeslagen, maar dit gebeurt niet.
Taakgrootte is 0 Als de grootte van een taak die vanaf een ftp-server is ingediend bij een virtuele printer die van het hot folder-protocol gebruikmaakt 0 is, heeft de virtuele printer waarschijnlijk niet kunnen vaststellen wanneer het invoerbestand volledig was verstuurd.
196
Taken worden met verkeerde tekens weergegeven of afgedrukt
U kunt dit probleem verhelpen door [ V o l t o o ii n g s m e t h o d e ] van de virtuele printer in te stellen op [ C o n t r o l e e r g r o o t t e ] of [ Tr i g g e r ] en de taak opnieuw te versturen. Door de manier waarop bestanden van FTP-servers worden gedownload, werken de voltooiingsmethoden [ B e s t a n d o p e n ] en [ G e e n ] niet.
Tak en worden met verk eerde teke ns w eerge ge ven of af ge drukt Om een taak vooraf goed te kunnen weergeven en deze ook goed te kunnen afdrukken, heeft TotalFlow Production Manager toegang nodig tot de lettertypen die in de taak worden gebruikt. De lettertypen moeten worden ingebed in de taak. Als het vereiste lettertype niet beschikbaar is, is de taak onleesbaar.
Tak en die nie t zijn ingepland om te worde n af gedruk t Als een taak die zich niet in de verwerkingscategorie [ S t o r i n g ] bevindt, niet is ingepland om te worden afgedrukt, controleert u de waarden van de eigenschap [ P a p i e r i n s t e l l i n g e n ] . Als er een sterretje achter een papiernaam staat, kan dat papier niet worden gevonden in de [ P a p i e r c a t a l o g u s ] , alhoewel ander papier met dezelfde naam wellicht wel al is gevonden. U moet misschien ander papier selecteren op de pagina [ P a p i e r ] van het dialoogvenster [ E i g e n s c h a p p e n v o o r d e t a a k ] voordat de taak kan worden ingepland om te worden afgedrukt.
Tak en of invoerbestanden kunne n nie t worden verwijderd. Als u een taak niet kunt verwijderen of het invoerbestand van een taak niet van een virtuele printer kunt verwijderen, bevindt de taak zich mogelijk in de wachtrij voor vastgehouden taken van een printer met de EFI Fiery-controlleroptie. Om de taak uit de TotalFlow Production Manager te verwijderen, voert u de volgende stappen uit op de printerconsole: 1. Selecteer de taak op het tabblad [ V a s t g e h o u d e n ] van de lijst [ T a k e n ] . 2. Druk op [ A f d r u k k e n ] om de taak vrij te geven om deze af te drukken of op [ V e r w i j d e r e n ] om de taak uit de wachtrij voor vastgehouden taken te verwijderen zonder deze af te drukken.
Taken worden in de verkeerde volgorde afgedrukt
10
Het kan meerdere redenen hebben als taken niet op volgorde van verzending worden afgedrukt. Een aantal redenen zijn: Meer dan één TotalFlow Production Manager printer vertegenwoordigt hetzelfde printapparaat Wanneer meerdere TotalFlow Production Manager-printers hetzelfde printerapparaat vertegenwoordigen, worden taken mogelijk in de verkeerde volgorde afgedrukt. In extreme gevallen kan een taak die aan de ene TotalFlow Production Manager-printer is toegewezen, worden afgedrukt tussen het headerblad en de hoofdtekst van een taak die aan een andere printer is toegewezen. U kunt dit probleem oplossen door slechts één van de TotalFlow Production Manager-printers die hetzelfde printerapparaat vertegenwoordigen, tegelijk in te schakelen.
197
10 Problemen oplossen
De taken worden met korte intervals naar een hotfolder verzonden Als u sneller taken naar de hotfolder stuurt dan dat TotalFlow Production Manager deze controleert om te zien of de taken gereed zijn, kan het gebeuren dat deze niet op volgorde worden afgedrukt. Om dit probleem te corrigeren, controleert u de waarde van de virtuele printereigenschap [ P o l l in g in t e r v a l ] en wijzigt u deze zo nodig. De standaardinstelling is 30 seconden. Vervolgens wacht u de bij [ P o l l in g - in t e r v a l ] ingestelde tijdsduur tussen het insturen van taken.
De take n staan te lan g in de af drukstatus Dit kan gebeuren als er meerdere taken zijn ingediend bij een printer waarop het JDF-communicatieprotocol met standaardinstellingen is geactiveerd. Als er meer dan één taak aan dezelfde printer is toegewezen, kunnen alle taken worden vastgehouden in de status U i t g e s t e l d . Het lijkt dan wel alsof ze zich in de A f d r u k -status bevinden. Controleer of de taken op de printer worden vastgehouden. Raadpleeg de documentatie van de printer om erachter te komen hoe u de taken vrijgeeft en hoe u de printer instelt zodat de taken direct worden afgedrukt in plaats van dat ze door de printer in de U i t g e s t e l d e status worden geplaatst.
Het duurt lang voordat het dialoogvenste r Inlogge n wordt weergegeven Op computers zonder internetverbinding kan het tot 5 minuten duren voordat het dialoogvenster Inloggen wordt geopend. De reden hiervoor is dat Adobe Flash Player het beste functioneert in een internetomgeving.
De gebruike rsin terf ac e ge ef t de beric h ten in ve rsc hillen de talen weer De meeste berichten worden weergegeven in de taal van de gebruikersinterface van TotalFlow Production Manager. In bepaalde omstandigheden kan de berichttaal echter anders zijn.
10
Berichten die afkomstig zijn van de TotalFlow Production Manager-server, worden weergegeven in de taal van de server, ongeacht in welke taal de gebruikersinterface is geconfigureerd. Deze berichten omvatten onder andere taakstatusberichten die ontvangen zijn door het hulpprogramma TotalFlow PM Job Submission.
Papier niet besc hik baar voor toew ijzing Als het papier dat u wilt toewijzen aan een invoerlade, niet in het dialoogvenster [ I n s t e ll i n g e n v o o r in v o e r l a d e ] wordt weergegeven, moet het worden toegevoegd aan de lijst met ondersteund papier voor de printer. In de pagina [ P l a n n i n g ] van het dialoogvenster [ E i g e n s c h a p p e n ] van de printer werkt u het veld [ O n d e r s t e u n d p a p i e r ] bij: • Om al het gedefinieerde papier voor de printer beschikbaar te maken, selecteert u [ A l le p a p ie r ] . • Ga als volgt te werk om specifiek papier beschikbaar te maken voor de printer: 1. Selecteer [ A a n g e p a s t p a p i e r ] .
198
Passthrough-printers kunnen geen taken afdrukken
2. Selecteer een of meer papiersoorten in de lijst [ A l le ] en klik op
, de knop Toevoegen.
Passthrough -printers kun nen ge en take n af druk ken Op een 64-bits Windows-systeem worden taken die naar Passthrough-printers worden verzonden, mogelijk niet afgedrukt omdat Windows 32-bits toepassingen, waaronder TotalFlow Production Manager, worden omgeleid van de map C:\Windows\System32. Dit probleem doet zich voor indien: 1. [ C o m m a n d o ] van de Passthrough-printer is gedefinieerd als een lp r -opdracht. 2. U een taak verstuurt naar de Passthrough-printer, waarna de l p r -opdracht mislukt met retourcode 1. 3. U dezelfde lp r -opdracht wel kunt uitvoeren vanaf een DOS-prompt. U kunt het probleem oplossen door de volgende bestanden van C:\Windows\System32 naar C: \Windows\SysWOW64 te kopiëren: lpr.exe lprhelp.dll lprmon.dll lprmonui.dll
Prestatieproble men TotalFlow Production Manager is getest met 2500 opgeslagen taken en 750 actieve taken tegelijk. Als u echter het maximum aantal taken verstuurt, wordt het systeem wel langzamer. Voor betere prestaties stuurt u minder taken tegelijk in en laat u de aanwezige taken eerst voltooien alvorens u een volgende groep taken stuurt.
De gebruike rsin terf ace reageert niet nadat een dialoogvenster is ge sloten Wanneer u een dialoogvenster van de TotalFlow Production Manager-gebruikersinterface opent, wordt de pagina van de gebruikersinterface op de achtergrond grijs. U kunt handelingen alleen in het dialoogvenster uitvoeren. Zodra het dialoogvenster is gesloten, zou de gebruikersinterface weer beschikbaar moeten zijn. Als de gebruikersinterface grijs blijft en niet op muisklikken reageert, vernieuwt u de webbrowser.
10
Virtuele printers verwerken geen tak en die zijn verzonden naar hotf olders Als virtuele printers geen taken ontvangen en verwerken, is mogelijk het polling-interval te kort. Wanneer het polling-interval te kort is voor TotalFlow Production Manager om de polling van een hot folder te voltooien voordat de polling opnieuw wordt gestart, reageren virtuele printers alsof ze zijn uitgeschakeld. Ze ontvangen geen taken van hot folders of ze verwerken geen taken. Er staat hiervoor geen foutbericht in het virtuele printerlogboek. Stel [ P o l l i n g - in t e r v a l] van de virtuele printer in op een langere waarde. U moet mogelijk enkele malen proberen om de minimale duur voor uw systeem goed te kunnen bepalen.
199
10 Problemen oplossen
Problemen met h et dialoogvenster [Eige nschappen voor de taak] oplossen Als zich problemen voordoen met het dialoogvenster [ E i g e n s c h a p p e n v o o r d e t a a k ] , kunt u deze mogelijk oplossen aan de hand van dit onderwerp.
10
200
Problemen met het dialoogvenster [ E i g e n s c h a p p e n v o o r d e t a a k ] oplossen
Probleem of symptoom
Mogelijke betekenis of oplossing
De taak is niet geniet.
• De printer kan de geselecteerde afwerking (nieten, ponsen, inbinden, vouwen, enzovoort) wellicht niet uitvoeren vanwege andere eigenschappen van de taak. Dit kan te wijten zijn aan het feit dat er niet-conforme afwerkingsinstellingen zijn opgegeven, dat er te veel pagina's zijn om aan elkaar te nieten, dat alleen bepaalde formaten papier in een ringband kunnen worden gebonden of dat de taak een ander formaat papier gebruikt. Wanneer de printer een eenvoudige taak niet op de juiste wijze kan afwerken, raadpleegt u de documentatie bij de printer om te zien of er misschien andere restricties gelden voor dat type afwerking.
De taak is niet geponst. De taak is niet in een ringband gebonden. De taak is niet ingebonden. De boekjestaak is niet gevouwen. De taak is niet voorzien van een enveloppevouw.
• Wellicht is niet de juiste afwerkingsapparatuur geïnstalleerd op de printer. Als er bijvoorbeeld geen binder is geïnstalleerd op de printer, kunnen taken waarvoor de optie Boekbinden is ingesteld, niet worden uitgevoerd. Stuur de taak naar een printer met de vereiste afwerkingsapparatuur. • De algemene afwerkingsopties voor taken kunnen niet tegelijkertijd met de afwerking voor subsets worden verwerkt. Als u subsetafwerking hebt geselecteerd voor bepaalde pagina's van de taak, worden alle instellingen voor taakafwerking verwijderd. • De optie [ Z - v o u w ] wordt niet ondersteund wanneer [ B i n d r a n d ] is ingesteld op [ O n d e r ] . • De optie [ N i e t e n / b in d e n ] wordt niet ondersteund wanneer [ B in d r a n d ] is ingesteld op [Onder]. De boekjestaak is niet gevouwen. De boekjestaak is niet geniet.
10
Boekjesafwerking is niet compatibel met afdrukken op slechts één zijde van de pagina, het afdrukken van meerdere pagina's naast elkaar, het afdrukken van meer dan twee pagina's op één zijde en ingevoegde tabbladen. Stel de eigenschap [ A f d r u k z i j d e ] in op [ B e i d e z i j d e n ( t w e e z ij d e n ) ] . Wanneer u [ A f d r u k z i j d e ] op taak- of paginaniveau wijzigt in een optie voor één zijde, wordt de boekjesopmaak verwijderd.
201
10
202
1 1 . Foutmeldingen in TotalFlow Production Manager •Interface-berichten (AIWFnnnn) •Instantieberichten (AIWInnnn) •Belangrijke serverberichten (AIWPnnnn) •R Ra p p o r t b e r i c h t e n ( A I W R n n n n ) •SSe c u n d a i r e s e r v e r b e r i c h t e n ( A I W S n n n n ) •Berichten van virtuele printers (AIWXnnnn) •Transforms-berichten (AIWXnnnn) •M Ma k e R e a d y - b e r i c h t e n ( A I W X M R n n n n ) •Notificatieberichten (AIWXNOTnnnn) •Webserviceberichten (AIWWnnnn) Dit hoofdstuk bevat een overzicht van de foutmeldingen die in TotalFlow Production Manager kunnen optreden en de actie die ondernomen moet worden om deze foutmeldingen op te lossen. Het hoofdstuk beschrijft wat het systeem doet nadat er een fout is opgetreden en wat u kunt doen om het probleem op te lossen. De berichtinvoer in dit gedeelte zijn: Fout: De eerste regel bevat de foutcode en de beschrijving van de fout. Verklaring: De verklaring bevat meer informatie over de oorzaak van de melding door TotalFlow Production Manager. Sy steemactie: De systeemactie beschrijft hoe het systeem op de fout heeft gereageerd. Re ac tie van de ge br uike r : De reactie van de gebruiker bevat acties voor het oplossen van de fout. Vaak bevat dit deel meer dan één herstelactie of een serie gerelateerde herstelacties. Dit houdt in dat de fout door meer dan één probleem kan zijn veroorzaakt.
1. De berichten zijn gecategoriseerd aan de hand van het toepassingsgebied dat ze aanmaakt. 2. De velden V e r k la r i n g en S y s t e e m a c t i e worden alleen weergegeven als zij handige informatie bevatten voor de gebruiker.
In terf ace-berichten (AI WFnnnn )
11
Dit hoofdstuk bevat uitleg over de A I W F n n n n -reeks berichten. AI WF6 01 3E :To ta lFlo w Pr o duc tio n M a na g e r k a n b e sta n d { 0} nie t n a ar { 1 } ve rp la a tse n a ls taak {3} wordt verwerkt. A c t ie v a n d e g e b r u i k e r : : Wacht totdat de taak volledig verwerkt is en probeer nogmaals het bestand te verplaatsen. AI WF6 01 8E :Ta a k { 0 } is n ie t g e vo n de n . A c t ie v a n d e g e b r u i k e r : De taak is al verwijderd. Ververs de internetbrowserpagina. AI WF6 02 0E :De in te rf ac e h e e f t de ve r b in d in g me t de se rve r ve r lor e n .
203
11 Foutmeldingen in TotalFlow Production Manager
A c t ie v a n d e g e b r u i k e r : De server is uitgeschakeld. Het is mogelijk dat een beheerder de server heeft uitgeschakeld of dat de server vanwege een probleem is gestopt. Controleer waarom de server niet draait en gebruik Windows-services om de TotalFlow Production Manager-service te stoppen en opnieuw te starten. AI WF6 02 2E :E r is e e n a lg e me n e f o ut o p g e tr e d e n : { 0 } - { 1} . A c t ie v a n d e g e b r u i k e r : Neem contact op met de helpdesk van de software. AI WF6 02 8E :De w a a rd e { 0 } is g e e n g e ld ig p a g in a n umme r . A c t ie v a n d e g e b r u i k e r : Geef een geldig paginanummer op en probeer de actie opnieuw uit te voeren. AI WF6 02 9E :De e e r ste p ag in a , { 0 } , d ie nt vo o r d e la a tste p a g in a , { 1 } , te k o me n b ij e e n paginabereik. A c t ie v a n d e g e b r u i k e r : Corrigeer het paginabereik en probeer de actie opnieuw uit te voeren. AIWF6030E :Het teken {0} is n iet geldig voor eigen sch ap {1}. A c t ie v a n d e g e b r u i k e r : De volgende tekens zijn ongeldig: {2}. Gebruik geldige tekens en probeer de actie opnieuw uit te voeren. AI WF6 03 7E :H e t e e rste te k e n in d e taa k f o rma a twa a r de d ie n t < o f > te z ijn, e n n ie t { 0} . A c t ie v a n d e g e b r u i k e r : Geldige taakformaatwaarden beginnen met een symbool voor kleiner of groter dan, gevolgd door een numerieke waarde. Geldige waarden zijn bijvoorbeeld <1000 en >1000. Corrigeer de waarde en probeer de actie opnieuw uit te voeren. AI WF6 03 8E :E r d ie n t e e n in te g e r n a he t e e r ste te k e n in d e ta a k f o r maa tw a a rd e te sta a n . {0} is geen geldige integer. A c t ie v a n d e g e b r u i k e r : Geldige taakformaatwaarden beginnen met een symbool voor kleiner of groter dan, gevolgd door een numerieke waarde. Geldige waarden zijn bijvoorbeeld <1000 en >1000. Corrigeer de waarde en probeer de actie opnieuw uit te voeren. AI WF6 04 1E :H e t e e rste te k e n in d e p rin te rn a a m k a n ge e n - z ijn . A c t ie v a n g e b r u i k e r : Geldige printernamen kunnen niet met een koppelteken beginnen. Een koppelteken kan wel verderop in de printernaam voorkomen. Printer-A is bijvoorbeeld een geldige waarde. Corrigeer de printernaam en probeer de actie opnieuw uit te voeren. AI WF6 04 3E :H e t w a c h tw o o rd vo ld o e t n ie t a a n d e e ise n .
11
A c t ie v a n d e g e b r u i k e r : Het nieuwe wachtwoord kan niet hetzelfde zijn als het vorige wachtwoord. Voer een nieuw wachtwoord in en probeer de actie opnieuw uit te voeren. AI WF6 04 4E :Te ve e l misluk te in lo gp o g in ge n. Ge b r uik e r sn a a m { 0} is vo o r vijf min ute n g e b lo k k e e rd . A c t ie v a n g e b r u i k e r : Er heeft iemand met een bepaalde gebruikersnaam te vaak geprobeerd in te loggen en de gebruikersnaam is nu vijf minuten geblokkeerd. Waarschijnlijk is er een ongeldig wachtwoord ingevoerd. Wacht vijf minuten en probeer opnieuw in te loggen met een geldige gebruikersnaam en een geldig wachtwoord of vraag de beheerder om het wachtwoord voor die gebruikersnaam te wijzigen. AIWF6045E :Wijzig het wachtwoord. A c t ie v a n g e b r u i k e r : Het wachtwoord is verlopen of u meldt zich voor het eerst aan met een tijdelijk wachtwoord. Wijzig het wachtwoord voor de huidige account.
204
Instantieberichten (AIWInnnn)
AI WF6 07 0E :To ta lFlo w Pr o duc tio n M a na g e r k a n g e e n ve r b in d in g me t se r ve r { 0 } ma k e n . A c t ie v a n g e b r u i k e r : Het is mogelijk dat het IP-adres of de hostnaam in het serversysteemobject onjuist zijn. Het is mogelijk dat een beheerder de server heeft uitgeschakeld of dat de server vanwege een probleem is gestopt. Controleer de verbinding met de TotalFlow Production Manager-server en zorg ervoor dat het IP-adres geldig is.
In stantiebe richte n (AI WI nnnn) Dit hoofdstuk bevat uitleg over de A I W I n n n n -reeks berichten. AIWI0007I I: TotalFlow Produc tion Manager maakte taak {0} aan uit in voerbestan d {1} d at e e r d e r d o or vir tue le p rin te r { 2 } w e r d o n tva ng e n . Nie t a lle ta k e n z ijn me t suc c e s vo lto oid . Tota lFlo w Pro d uc tio n Ma n a ge r ve rw e r kt d e z e ta a k op n ie uw, o md a t h e t invo e r b e sta n d o pn ie uw is in g e d ie n d . A c t ie v a n d e g e b r u i k e r : Dit is een informatiebericht en vereist geen actie. AI WI0 0 27 I I : Ta a k { 0 } b e vin d t z ic h in f o utsta tus, o md a t e r e e n p r inte r is uitg e sc h a k e ld . A c t ie v a n d e g e b r u i k e r : Start de printer opnieuw op. AI WI0 0 57 I I : Ta a k { 0 } h e e f t o p d ra c h t { 1 } me t ge ld ig e te r ugk e e r c o d e { 2 } vo lto o id . A c t ie v a n d e g e b r u i k e r : Dit is een informatiebericht en vereist geen actie. AIWI6001E : Er is een onbeken de fout opgetreden : {0} A c t ie v a n d e g e b r u i k e r : Neem contact op met de helpdesk van de software. AIWI6053E : Er is een in tern e f out opgetreden tijden s de verwerkin g van taak {1} door Tota lFlo w Pro d uc tio n Ma n a g e r. E r is e e n o n juiste f ile Mo d e -p a r a me te r { 2 } o n tva n g e n va n uit de getFileName() -meth ode. A c t ie v a n d e g e b r u i k e r : Geef deze fout door aan de helpdesk van de software. AIWI6073E : De taak is voltooid me t f outte r ugke e r c ode { 1} . A c t ie v a n d e g e b r u i k e r : Geef de fout door aan de helpdesk van de software. AI WI6 1 06 E : To ta lFlow Pr o d uc tio n Ma n ag e r ka n a c tivite it { 0 } n ie t vin de n vo o r d e h uid ig e workflow. A c t ie v a n d e g e b r u ik e r : Controleer of de activiteit bestaat en verifieer of de workflow deze activiteit vereist. Geef deze fout aan de helpdesk van de software door als het probleem zich blijft voordoen.
11
AI WI6 1 09 E : De w a a rd e vo or { 0 } ma g g e e n sp a tie s b e vatte n . To ta lFlo w Pro d uc tio n Ma n a g e r k a n p r in te r { 1} nie t a a nma k e n . A c t ie v a n d e g e b r u i k e r : Corrigeer de waarde en probeer de printer opnieuw aan te maken. AI WI6 1 11 E E : E e n e x te rn e o p d ra c h t is misluk t. To ta lFlow Pr o d uc tio n Ma n ag e r ka n p rin te r {0} niet aanmaken. S y s t e e m a c t i e : TotalFlow Production Manager ondersteunt dit printerapparaat niet of de printer is gestopt of bevindt zich in de foutmodus. A c t ie v a n d e g e b r u i k e r : Controleer of de printer ingeschakeld en actief is. Als de printer niet is gestopt, neem dan contact op met uw marketingvertegenwoordiger.
205
11 Foutmeldingen in TotalFlow Production Manager
AI WI6 1 28 E : Ta a k { 0 } k o n n ie t wo r d e n a f ge dr ukt o p p r inte r { 1 } va nw e g e e e n in te r n e f o ut. Probee r de taak opnieuw af te drukken. S y s t e e m a c t i e : Er is een interne fout opgetreden tijdens het afdrukken van de huidige taak. A c t ie v a n d e g e b r u i k e r : Raadpleeg de logboekbestanden voor meer informatie. Probeer de taak opnieuw af te drukken, hetzij op dezelfde printer of op een andere printer. Meld deze fout bij de afdeling Softwareondersteuning wanneer het probleem niet wordt opgelost. AI WI6 4 46 E : Ta a k { 0 } ko n n ie t wo r d e n a f ge dr ukt o p p r inte r { 1 } va nw e g e e e n p rin te rf out. A c t ie v a n d e g e b r u i k e r : Controleer de printer op fouten, corrigeer eventuele fouten en probeer de taak opnieuw af te drukken. AI WI6 4 53 E : To ta lFlow Pr o d uc tio n Ma n ag e r ka n b e sta n d { 0 } n ie t vind e n . To ta lFlo w Pro d uc tio n Ma na g e r k a n d e sc h e id in g spa g in a vo o r d e ta ak n ie t a f dr uk ke n . A c t ie v a n d e g e b r u i k e r : Controleer of het bestand bestaat of voer de juiste bestandsnaam in. Probeer vervolgens opnieuw de taak af te drukken. AI WI6 4 75 E : He t is nie t g e luk t o m e e n ve l me t sp e c ia le in str uc tie s voo r ta a k - o f p a p ie rw ijz ig in g { 0 } a f te d ruk k e n. A c t ie v a n d e g e b r u i k e r : Controleer of wijzig het speciale instructievel om het papier {0} te wijzigen. AI WI6 4 84 E : He t is nie t g e luk t o m h e t sp e c ia le in str uc tie ve l vo or taa k { 0 } o p pr inte r { 1 } a f te drukken . A c t ie v a n g e b r u i k e r : Controleer of wijzig het speciale instructievel voor taak {0}. AI WI6 4 85 E : He t is nie t g e luk t h e t sp e c iale in struc tie ve l vo o r h e t w ijz ig e n va n p a p ie r { 0 } o p p r in te r { 1} af te d r uk k e n . A c t ie v a n g e b r u i k e r : Controleer of wijzig het speciale instructievel voor taak {0}. AI WI6 4 88 E : He t is nie t g e luk t o m e e n tusse n b la d vo o r a f d r uk ta k e n af te d r uk k e n ( vo o ra f g aa n d a an ) vo o r ta a k { 0 } o p p r in te r { 1} . A c t ie v a n g e b r u i k e r : Controleer of wijzig het speciale instructievel voor taak {0}. AI WI6 4 89 E E : Ta a k { 0 } k o n n ie t wo r d e n a f g e dr ukt o p pr inte r { 1 } . S y s t e e m a c t i e : De taak is niet voltooid.
11
A c t ie v a n d e g e b r u i k e r : Controleer de verbinding en de status van de printer en probeer de taak opnieuw af te drukken. Neem contact op met de Klantenservice wanneer het probleem blijft bestaan. AI WI6 4 90 E : He t is nie t g e luk t o m e e n tusse n b la d vo o r a f d r uk ta k e n af te d r uk k e n ( vo lg e nd o p) voo r ta a k { 0 } o p p r in te r { 1 } . A c t ie v a n g e b r u i k e r : Controleer of wijzig het speciale instructievel voor taak {0}. AI WI6 4 97 E E : Fo ute n tijd e n s h e t ve rw e rk e n va n me d ia : { 0 } , f o ute n : { 1 } Sy ste e mac tie : A c t ie v a n d e g e b r u i k e r : Zorg ervoor dat de inhoud van het importbestand geldig is. Exporteer de bronnen opnieuw en probeer ze nogmaals te importeren. AI WI6 4 98 E E : He t max ima le a an ta l f o ute n is b e re ik t tijd e n s h e t op h a le n va n d e b r o nn e n voor deze printer.
206
Belangrijke serverberichten (AIWPnnnn)
Sy ste e mac tie : A c t ie v a n d e g e b r u i k e r : Controleer de JMF-aansluiting van de printer en zorg dat deze actief is. Controleer ook de netwerkverbinding van de printer.
Be langrijke serverbe ric hten (AI WPnnn n) In dit hoofdstuk worden de A I W P n n n n -reeks berichten uitgelegd. AIWP0012I I:Gebruiker {0} bestaat al in groep { 1} . A c t ie v a n d e g e b r u i k e r : Geef een andere groep op en probeer de actie opnieuw uit te voeren. AI WP0 0 17 I I :Pr in te r { 0 } b e sta a t a l. A c t ie v a n d e g e b r u i k e r : Geef een andere printernaam op en probeer de actie opnieuw uit te voeren. AIWP0057I I:Er bestaat al een object met de n aam { 0} . A c t ie v a n d e g e b r u i k e r : Geef een andere naam op en probeer de actie opnieuw uit te voeren. AI WP0 0 68 I I :Pr in te r { 0 } is a l uitg e sc h a k e ld . A c t ie v a n d e g e b r u i k e r : Ververs het internetbrowserscherm. AI WP0 0 69 I I :Pr in te r { 0 } is a l in ge sc h a k e ld. A c t ie v a n d e g e b r u i k e r : Ververs het internetbrowserscherm. AI WP3 0 01 W W:Tota lFlo w Pro d uc tio n Ma n ag e r k an d e z e ta k e n nie t a n nule re n : { 0} . A c t ie v a n d e g e b r u i k e r : Ververs het internetbrowserscherm. AI WP3 0 03 W W:Tota lFlo w Pro d uc tio n Ma n ag e r k an d e z e ta k e n nie t ve rw ijde r e n : { 0 } . A c t ie v a n d e g e b r u i k e r : Ververs het internetbrowserscherm. AI WP3 0 07 W W:Tota lFlo w Pro d uc tio n Ma n ag e r k an { 0 } n ie t ve r w ijd e r e n . Dit wo r d t g e b ruik t d o o r { 1 } . A c t ie v a n d e g e b r u i k e r : Verwijder alles uit {1} voordat u het uit {0} verwijdert. Geef deze fout aan de helpdesk van de software door als het probleem zich blijft voordoen. AI WP3 0 10 W W:E r b e sta a t al e e n an d e r o b je c t va n h e tz e lf d e ty p e o f e e n ge r e la te e rd ty p e met de naam {0} . A c t ie v a n d e g e b r u i k e r : Twee objecten van hetzelfde type kunnen niet over dezelfde naam beschikken; en een activiteit kan niet dezelfde naam hebben als een workflow of een virtuele printer. Geef een andere naam op en probeer de actie opnieuw uit te voeren. Geef deze fout aan de helpdesk van de software door als het probleem zich blijft voordoen.
11
AI WP3 0 20 W W:Tota lFlo w Pro d uc tio n Ma n ag e r he e f t w or k f lo w { 0 } n ie t g e üpd a te t van w e g e d e a c tie ve ta a k te lle r van { 1 } . A c t ie v a n d e g e b r u i k e r : Wacht tot TotalFlow Production Manager alle taken heeft verwijderd onder dit taaktype en probeer het opnieuw. Geef deze fout aan de helpdesk van de software door als het probleem zich blijft voordoen. AI WP3 0 51 W W:{ 1 } e ig e nsc h a p sw a a rd e : { 2} va n vir tue le p rin te r { 0} h e e f t g e e n le e s- e n sc h r ijf to e ga n g to t d e map { 3} .
207
11 Foutmeldingen in TotalFlow Production Manager
Sy ste e mac tie : A c t ie v a n d e g e b r u i k e r : Geef een andere waarde op voor de eigenschap en probeer de actie opnieuw uit te voeren. AI WP3 0 61 W W:Tota lFlo w Pro d uc tio n Ma n ag e r k an { 0 } n ie t ve r w ijd e r e n . H e t is b e ve ilig d . A c t ie v a n d e g e b r u i k e r : {0} kan niet uit TotalFlow Production Manager worden verwijderd. Controleer de gebruikersrechten over {0}. Probeer de actie opnieuw uit te voeren. Geef deze fout aan de helpdesk van de software door als het probleem zich blijft voordoen. AI WP3 0 70 W W:Tota lFlo w Pro d uc tio n Ma n ag e r he e f t g e e n SNM P-ve r b ind in g to t sta n d ge b ra c h t me t p r in te r { 0} , o md a t d e p r in te r nie t b e re ik b a ar is. Sy ste e mac tie : A c t ie v a n d e g e b r u i k e r : Zorg dat de printer zichtbaar is in het netwerk en dat de printer werkt. AIWP3071W W:{0} : {1}. S y s t e e m a c t i e : er is een waarschuwing op de printer en deze waarschuwing moet opgelost worden. Deze melding is niet aangemaakt door TotalFlow Production Manager, maar is via SNMP van de printer ontvangen. A c t ie v a n d e g e b r u i k e r : Controleer de printer op waarschuwingen. AI WP6 0 70 E I:Ge br uik e r { 0 } b e sta a t a l. A c t ie v a n d e g e b r u i k e r : Selecteer een andere gebruikersnaam en probeer de actie opnieuw uit te voeren. AI WP6 1 26 E E :To ta lFlo w Pro d uc tio n Ma n a g e r k a n d e e ige n sc h a p sw a a rd e n ie t w ijz ig e n te r w ijl e r e e n ta a k is to e g e w e z e n a a n p rin te r { 0 } . A c t ie v a n d e g e b r u i k e r : Wis alle taken uit de printer. Wijzig vervolgens de eigenschapswaarde opnieuw. AIWP6133E E:Het geselectee rde pagin abe reik valt buiten h et pagin abereik voor taak {0}. Sy ste e mac tie : A c t ie v a n d e g e b r u i k e r : Selecteer een geschikt paginabereik en probeer de actie opnieuw uit te voeren. AI WP6 1 37 E :To ta lFlo w Pro d uc tio n Ma n a ge r k an ta a k { 0} nie t o p nie uw o p star te n a ls d e ta ak z ic h in e e n a c tie ve mo d us b e vind t ( { 1 } ) .
11
A c t ie v a n d e g e b r u i k e r : Controleer of de taak inactief is voordat u probeert de taak opnieuw op te starten. AI WP6 1 54 E E :To ta lFlo w Pro d uc tio n Ma n a g e r k a n p rin te r { 0} nie t ve rw ijde r e n te rw ijl e r e e n taak actief is op de printer. Taak { 1} . A c t ie v a n d e g e b r u i k e r : Verwijder de actieve taak van de printer en probeer de printer opnieuw te verwijderen. AI WP6 1 57 E :To ta lFlo w Pro d uc tio n Ma n a ge r k an ta a k { 0} nie t sto p p e n , omd a t he t z ic h in d e { 1} -mo d us b e vin d t. A c t ie v a n d e g e b r u i k e r : Gebruik de actie 'fout opheffen' om de taak uit de foutmodus te verwijderen.
208
Belangrijke serverberichten (AIWPnnnn)
AIWP6210E E:{0} : {1} . S y s t e e m a c t i e : Er is een foutmelding op de printer en deze foutmelding moet opgelost worden. Deze melding is niet aangemaakt door TotalFlow Production Manager, maar is via SNMP van de printer ontvangen. A c t ie v a n d e g e b r u i k e r : Controleer de printer op fouten. AI WP6 2 19 E E :Ka n p a pie r { 0 } n ie t ve rw ijd e re n . He t p a p ie r wo r d t d o o r p rin te r { 1} g e b ruik t. A c t ie v a n d e g e b r u i k e r : Verwijder papier uit de printer en probeer het opnieuw te verwijderen. AI WP6 2 20 E E :Ka n p a pie r { 0 } n ie t ve rw ijd e re n . He t p a p ie r wo r d t d o o r p rin te r { 1} g e b ruik t. A c t ie v a n d e g e b r u i k e r : Verwijder papier uit de printer en probeer het opnieuw te verwijderen. AI WP6 2 24 E E :Pr inte r { 0 } d ie nt uitvo e r la d e n te h e b b e n die b ij { 1 } z ijn g e se le c te e r d . A c t ie v a n d e g e b r u i k e r : Controleer of de geselecteerde uitvoerlade gereed is en zich op de printer bevindt. AI WP6 2 25 E E :Pr inte r { 0 } d ie nt o ve r { 1 } a ls o n d e rste un d p ap ie r te b e sc h ik k e n . A c t ie v a n d e g e b r u i k e r : Voeg papier {1} als ondersteund papier toe op printer {0}. AI WP6 2 26 E E :To ta lFlo w Pro d uc tio n Ma n a g e r k a n g e e n ve rb in din g ma k e n me t d e p rin te r via SNMP. A c t ie v a n d e g e b r u ik e r : Controleer het IP-adres en de netwerkverbinding van de printer en probeer het opnieuw. AIWP6234E E:Er is en kele uren geprobeerd om een SNMP-verbin din g tot stan d te bren ge n, maa r d a t is n ie t g e luk t. S y s t e e m a c t i e : De printer of het netwerk is down. R e a c t i e v a n d e g e b r u ik e r : Controleer het IP-adres en de netwerkverbinding. Schakel SNMP uit en weer in vanuit het notitieblok met printereigenschappen om opnieuw verbinding te maken. AI WP6 2 50 E E :Ma xima a l to e g e sta a n a a n ta l p r in te r s ( { 0} ) is o ve rsc h re de n . A c t ie v a n d e g e b r u i k e r : Verwijder één of meerdere printers en probeer het opnieuw. AIWP6258E E:De papierwijziging kan n iet dez elfde n aam als een prin te r krijgen: { 0} . A c t ie v a n d e g e b r u i k e r : Voer een andere naam voor de papierwijziging in en probeer opnieuw de papierwijziging uit te voeren.
11
AI WP6 2 60 E E :De w a c h tw o o rd e n k ome n n ie t o ve re e n. A c t ie v a n d e g e b r u i k e r : Voer uw wachtwoord en de bevestiging opnieuw in en zorg ervoor dat ze overeenkomen. AI WP6 2 84 E E :Pr inte r C o n n e c to r k a n g e e n g o e de ve r b in d in g ma k e n me t h e t g e vr a ag d e IPadres. S y s t e e m a c t i e : TotalFlow Production Manager kan geen verbinding maken met de printer via het netwerk. A c t ie v a n d e g e b r u i k e r : Controleer de netwerkstatus en controleer of de printer toegankelijk is via uw netwerk. Neem contact op met uw netwerkbeheerder wanneer het probleem blijft bestaan.
209
11 Foutmeldingen in TotalFlow Production Manager
AI WP6 2 90 E :Ka n p a pie r n ie t ve rw ijd e r e n : { 0 } p a pie r w o r dt d o o r p a pie r w ijz ig in g { 1} g e b ruik t. Sy ste e mac tie : A c t ie v a n d e g e b r u i k e r : Verwijder de papierwijziging en probeer daarna opnieuw het papier te verwijderen. AIWP6293I I:De virtuele printer {0} is verwijde rd. Sy ste e mac tie : A c t ie v a n d e g e b r u i k e r : Dit is een informatiebericht. Er wordt geen actie van de gebruiker vereist. AI WP6 2 96 E :De a c tie ' O p n ie uw a f dr ukk e n ' k a n n ie t w o rd e n uitg e vo e rd o p ta a k { 0 } , o md a t de taak wordt verwe rkt. Sy ste e mac tie : A c t ie v a n d e g e b r u i k e r : Wacht totdat de taak volledig verwerkt is en probeer de actie 'Opnieuw afdrukken' opnieuw uit te voeren. AI WP6 2 97 E :De a c tie ' V e rw ijd e re n ' k a n nie t uitg e vo e rd w o rd e n op ta a k { 0} , omd a t d e taak wordt af gedrukt. Sy ste e mac tie : A c t ie v a n d e g e b r u i k e r : Wacht totdat de taak volledig is afgedrukt en herhaal de actie 'Verwijderen'. AI WP6 2 99 W W:De vr ije ruimte o p d e h a r de sc h ijf b e d r a ag t min d e r d a n h e t ve r e iste n ive a u van { 0} M B. Alle virtue le p r in te r s z ijn uit vo o r z o r g uitge sc h a k e ld. Sy ste e mac tie : A c t ie v a n d e g e b r u i k e r : Maak ten minste {0} MB vrij op de schijf door onnodige taken van TotalFlow Production Manager of ongebruikte bestanden van het besturingssysteem te verwijderen. Schakel vervolgens de virtuele printers weer in. AI WP6 3 02 E E :Ka n ta a k n ie t n a a r p r in te r { 0} ve rp laa tse n , o md a t d e ta a k z ic h in d e he r ste lmodus bevindt. Sy ste e mac tie : A c t ie v a n d e g e b r u i k e r : Verplaats de taak naar een andere printer of los de problemen op de printer op, zodat de printer zich niet in herstelmodus bevindt. Verplaats de taak dan opnieuw naar die printer.
11
AI WP6 3 03 E E :De p r inte r ka n n ie t ve r wijd e rd w o rd e n , omd a t de vo lg e nd e p rin te r d e z e pr in te rs g e b r uike n als b a c k -up p r in te r : { 0 } Sy ste e mac tie : A c t ie v a n d e g e b r u i k e r : Verwijder de printer als back-upprinter voor andere printers en probeer hem opnieuw te verwijderen. AI WP6 3 07 E E :Pr inte r p o ol { 0 } k a n n ie t w or d e n a a n g e ma ak t, o md at e r a l e e n p r in te r me t d ie n a a m b e staa t. Sy ste e mac tie : A c t ie v a n d e g e b r u i k e r : Geef een andere naam op voor de printerpool.
210
Belangrijke serverberichten (AIWPnnnn)
AIWP6308E E:Pr inte r {0} kan n ie t wo r de n aan ge maakt, omdat e r al e e n prin te rpoo l me t d ie n a a m b e staa t. Sy ste e mac tie : A c t ie v a n d e g e b r u i k e r : Geef een andere naam op voor de printer. AI WP6 3 09 E :O n g e ldig e SN MP-p a ra me te rs vo o r p r in te r : { 0 } : { 1} . Sy ste e mac tie : A c t ie v a n d e g e b r u i k e r : Controleer de SNMP-parameters. AI WP6 3 11 E E :Pr inte r p o ol { 0 } k a n n ie t w or d e n ve r w ijd e r d, o md a t d e z e do o r é é n o f me e r vir tue le p rin te rs wo r d t g e b r uik t. Sy ste e mac tie : A c t ie v a n d e g e b r u i k e r : Wijs de virtuele printers aan andere printerpools of printers toe. AI WP6 3 12 E E :Pr inte r p o ol { 0 } k a n n ie t w or d e n ve r w ijd e r d, o md a t d e z e do o r é é n o f me e r ta ke n w o rd t g e br uik t. Sy ste e mac tie : A c t ie v a n d e g e b r u i k e r : Verplaats de taken naar andere printerpools of printers. AI WP6 3 14 E E :Pr inte r p o ol { 0 } k o n n ie t w or d e n a a n g e ma ak t o p g e üp d a te t, o md a t p r in te r { 1 } n ie t o p h e t sy ste e m b e sta a t e n d e p r in te r p o ol va n d e p rin te r a f h a n k e lijk is. Sy ste e mac tie : A c t ie v a n d e g e b r u i k e r : Controleer of u alle benodigde objecten hebt en probeer het opnieuw. AIWP6315E E:Vir tue le pr in te r {0} kon n ie t wor de n aan ge maakt of ge üpdate t, omdat prin te r { 1 } n ie t o p h e t sy ste e m b e sta a t e n d e vir tue le p rin te r d a a rva n a f h an k e lijk is. Sy ste e mac tie : A c t ie v a n d e g e b r u i k e r : Controleer of u alle benodigde objecten hebt en probeer het opnieuw. AI WP6 3 16 E E :E r b e sta a t a l e e n p ap ie r me t d e b e sc h r ijve n d e n a a m { 0 } . Sy ste e mac tie : A c t ie v a n d e g e b r u i k e r : Geef een andere beschrijvende naam voor het papier op. AI WP6 3 21 W W:Tota lFlo w Pro d uc tio n Ma n ag e r Pr in te r C on n e c to r we r k te n ie t o p SNMPv3 e n moe t ove rsc h ake le n n aar SNMPv1.
11
Sy ste e mac tie : A c t ie v a n d e g e b r u i k e r : Controleer de SNMP-instellingen van de printer. AI WP6 3 23 W W:U w p r o e f lic e n tie lo o p t o ve r { 0} d a g e n a f . Sy ste e mac tie : A c t ie v a n d e g e b r u i k e r : Het systeem werkt niet meer als de licentie is vervallen. Koop en installeer een volledige licentie om verstoringen te voorkomen. Start de licentietoepassing vanuit het Windows Start-menu op het systeem waar TotalFlow Production Manager op is geïnstalleerd en volg de instructies in de Help-functie van de licentietoepassing. AI WP6 3 24 W W:U w lic e n tie is ve r va lle n . Tak e n w o rd e n p as ve rw e rk t a ls e r e e n g e ld ig e lic e n tie is g e ïn sta lle e rd .
211
11 Foutmeldingen in TotalFlow Production Manager
Sy ste e mac tie : A c t ie v a n d e g e b r u i k e r : Koop en installeer een volledige licentie. Start de licentietoepassing vanuit het Windows Start-menu op het systeem waar TotalFlow Production Manager op is geïnstalleerd en volg de instructies in de Help-functie van de licentietoepassing. AI WP6 3 25 E E :De b e w e r k in g is o p d it mo me n t n ie t b e sc h ik b aa r vo o r p r in te r " { 0 } ". Zo rg d a t d e a a n sluitin g va n d e pr inte r a c tie f is. Sy ste e mac tie : R e a c t i e v a n d e g e b r u ik e r : controleer de JMF-aansluiting van de printer en zorg dat deze actief is. Controleer ook de netwerkverbinding van de printer. AIWP6326E E:Notific atie {0} kon n ie t wo r de n aan ge maakt of ge üpdate t, omdat pr inte r { 1 } n ie t o p h e t sy ste e m b e sta a t e n d e n o tif ic a tie da a r va n a f h a n k e lijk is. Sy ste e mac tie : A c t ie v a n d e g e b r u i k e r : Controleer of u alle benodigde objecten hebt en probeer het opnieuw. AIWP6327E E:Notific atie {0} kon n ie t wo r de n aan ge maakt of ge üpdate t, omdat pr inte r { 1 } n ie t o p h e t sy ste e m b e sta a t e n d e n o tif ic a tie da a r va n a f h a n k e lijk is. Sy ste e mac tie : A c t ie v a n d e g e b r u i k e r : Controleer of u alle benodigde objecten hebt en probeer het opnieuw. AI WP6 3 32 E E :Ta ak { 0 } b e vin d t z ic h in d e f o utmo d us, o md a t o n de r lig g e n d e taa k { 1 } z ic h in f outmo d us b e vin d t. Sy ste e mac tie : A c t ie v a n d e g e b r u i k e r : Probeer de fout van de onderliggende taak op te lossen of neem contact op met de helpdesk van de software. AI WP6 3 29 I I :Pr in te r p oo l { 0 } h e e f t { 1} o n d e r lig g e n d e ta k e n uit { 2 } a a ng e ma a k t. Sy ste e mac tie : A c t ie v a n d e g e b r u i k e r : Dit is een informatiebericht. Er wordt geen actie van de gebruiker vereist. AI WP6 3 30 I I :Pr in te r p oo l { 0 } h e e f t ta a k { 1} n aa r p r inte r { 2 } ve rp la a tst. Sy ste e mac tie : A c t ie v a n d e g e b r u i k e r : Dit is een informatiebericht. Er wordt geen actie van de gebruiker vereist.
11
AI WP6 3 31 I I :Pr in te r p oo l { 0 } h e e f t ta a k { 1} a ls o n d e r lig g e n d e ta a k va n ta ak { 2 } a a n g e maa k t e n h e t a a n ta l k op ie ë n in g e ste ld o p { 3 } . Sy ste e mac tie : A c t ie v a n d e g e b r u i k e r : Dit is een informatiebericht. Er wordt geen actie van de gebruiker vereist. AI WP6 3 28 E E :De in h o ud va n d e g e ïmp o r te e rd e b ro n is o n g e ld ig , o md at d e volg e n d e f o ut is o pg e tr e d e n : { 0} Sy ste e mac tie : A c t ie v a n d e g e b r u i k e r : Zorg ervoor dat de inhoud van het importbestand geldig is. Exporteer de bronnen opnieuw en probeer ze nogmaals te importeren.
212
R a p p o r t b e r ic h t e n (A IWR n n n n )
Rapportbe ric hten (AI WR nnnn) In dit hoofdstuk worden de berichten uit de A I W R n n n n -reeks uitgelegd. AI WR 6 0 06 E :De o p g e g e ve n e in d tijd d ie n t n a d e b e g intijd te lig g e n . A c t ie v a n d e g e b r u i k e r : Wijzig de eindtijd, zodat de eindtijd na de begintijd ligt en voer de query opnieuw uit. AI WR 6 0 07 E :De o p g e g e ve n e in d tijd k a n n ie t h e tz e lf d e tijd stip z ijn a ls d e b e g in tijd. A c t ie v a n d e g e b r u i k e r : Wijzig de eindtijd, zodat de eindtijd na de begintijd ligt en voer de query opnieuw uit. AIWR6008E :Er bestaat al een rapport met de n aam {0} . A c t ie v a n d e g e b r u i k e r : Sla het rapport onder een andere naam op.
Secundaire se rve rberichten (AIWS nnnn) In dit hoofdstuk worden de berichten uit de A I W S n n n n -reeks uitgelegd. AIWS6086E E:Niet on dersteun d PDF-ty pe {0} voor taak {1}. A c t ie v a n d e g e b r u i k e r : Verwijder de taak.
Be ric hten van virtuele printers (AI WXn nnn) In dit hoofdstuk worden de berichten uit de A I W X n n n n -reeks uitgelegd. AI WX6 0 03 E E :Virtue le pr in te r n ie t g e vo n de n : { 0} A c t ie v a n d e g e b r u i k e r : Virtuele printer is al verwijderd. Ververs de internetbrowserpagina. AI WX6 0 04 E E :Virtue le pr in te r { 0 } b e sta a t a l. A c t ie v a n d e g e b r u i k e r : Er bestaat al een virtuele printer met deze naam {0}. Geef een andere naam op voor deze printer. AIWX6011E E:Virtuele prin te r {0} dien t eerst te worden gedeactiveerd. A c t ie v a n d e g e b r u i k e r : Deactiveer virtuele printer {0} en probeer het nogmaals. AIWX6020E E:Virtuele printe r kan niet worden verwijderd vanwege een bestaande taak. A c t ie v a n d e g e b r u i k e r : Verwijder alle taken uit deze virtuele printer voordat u deze printer verwijdert.
11
AIWX6026E E:Virtuele prin te r {0} kan n iet worden geïmporteerd van we ge de bestaan de taken. A c t ie v a n d e g e b r u i k e r : Verwijder alle taken uit virtuele printer {0} voordat u deze printer opnieuw importeert of selecteer deze niet in de geïmporteerde bestanden.
Transf orms-berichten (AI WXnnnn ) In dit hoofdstuk worden de berichten uit de A I W X n n n n -reeks uitgelegd. AI WX0 0 10 I I :Taa k { 0 } is d o o r d e pr e f lig h t-c o n tro le in a c tivite it { 1 } g e k o me n. A c t ie v a n d e g e b r u i k e r : Dit is een informatiebericht. Er wordt geen actie van de gebruiker vereist. 213
11 Foutmeldingen in TotalFlow Production Manager
AIWX0010E E:Taak {0} bevat een n iet-on dersteund gegeven sty pe en kan n iet worden omg e z e t n a a r p d f . De ta k e n moe te n in PC L o f Po stSc r ip t z ijn om o mge z e t te kun n e n w o r d e n. A c t ie v a n d e g e b r u i k e r : Dien alleen taken in met het gegevenstype PCL of PostScript. AIWX0012E E:Taak {0} kan niet worden omgez et n aar PDF. A c t ie v a n d e g e b r u i k e r : Start de Windows-service ITMServer en verwerk de taak opnieuw via de activiteit {1}. AIWX0013E E:Taak {0} kan niet worden omgez et n aar PDF. A c t ie v a n d e g e b r u i k e r : Wanneer het PostScript-stuurprogramma dat het PostScript-bestand heeft aangemaakt dat toestaat, dient u te controleren of het bestand ASCII-gegevens bevat in plaats van binaire gegevens. AI WX0 0 14 E E :ITMSe r ve r Win d o w s-se r vic e dr a a it n ie t. A c t ie v a n d e g e b r u i k e r : Start de ITM Server Windows-service.
Make Ready-berichte n (AIWXMRnnnn) In dit hoofdstuk worden de berichten uit de A I W X M R n n n n -reeks uitgelegd. AIWXMR nnn n -berichten AI WXMR 0 00 3 E E :De ta a k is in de f o utmo d us g e z e t van uit To ta lFlo w Pr e p me t d e vo lg e n d e b e sc h r ijvin g : { 0} . A c t ie v a n d e g e b r u i k e r : Verwerk de taak opnieuw. AIWXMR 0004I I:De taak is n aar de wach tmodus van TotalFlow Prep verplaatst. A c t ie v a n d e g e b r u i k e r : Lanceer TotalFlow Prep voor deze taak. AI WXMR 0 00 6 E E :De ta a k is in de f o utmo d us g e z e t van uit To ta lFlo w Pr e p . A c t ie v a n d e g e b r u i k e r : Verwerk de taak opnieuw.
Notif icatieberichten (AI WXNOTnn nn) In dit hoofdstuk worden berichten uit de A I W X N O T n n n n n n n n -reeks uitgelegd. AI WXN O T00 0 1E E :De n otif ic atie k a n n ie t w o r de n a a n g e ma a k t, o md a t d e z e tw e e o f me e r re g e ls vo o r d e z e lf d e e ig e n sc h ap b e va t.
11
A c t ie v a n d e g e b r u i k e r : Kies één regel per eigenschap en probeer de notificatie vervolgens opnieuw aan te maken.
Webserviceberichte n (AI WWnnnn) In dit hoofdstuk worden de berichten uit de A I W W n n n n -reeks uitgelegd. AI WW60 3 1I I:Ge ïmp o rte e r d p a p ie r "{ 0 } " b e sta at a l me t d e z e lf d e e ig e n sc h ap p e n . A c t ie v a n d e g e b r u i k e r : Verwijder het vinkje bij het papier {0} van het geïmporteerde object.
214
1 2 . Referentie ♦ Eigenschapswaarden van papier ♦ Reguliere expressies ♦ Bestandsnamen in symboolnotatie opgeven
Gebruik referentiegegevens ter ondersteuning van het configureren en beheren van TotalFlow Production Manager.
12
Eigen sc hapswaarden van papier Wanneer u TotalFlow Production Manager-papier maakt om papier in de papiercatalogus te vertegenwoordigen, dient u de eigenschappen in te stellen op de waarden in deze tabellen. Voor meer informatie over ondersteunde papier-typen, het plaatsen van papier in de invoerladen en andere informatie over papier-typen raadpleegt u de documentatie die bij de printer is geleverd. Afdrukken op dun, normaal of dik papier De printers in deze tabel zijn gerangschikt op type. Raadpleeg het Readme-bestand van TotalFlow Production Manager om te bepalen welk type printer u hebt. Als er bij een printertype geen waarde is vermeld voor een papiertype, betekent dit dat de printer dat papiertype niet ondersteunt. Als u een papier-type uit deze tabel gebruikt, stelt u de eigenschap [ G e w ic h t ( g r a m ) ] in het dialoogvenster TotalFlow Production Manager [ E ig e n s c h a p p e n v o o r p a p i e r ] in op de waarden voor uw printer. Accepteer de standaardwaarden voor deze eigenschappen: • [Papierty pe] • [K le ur ] • [Ge r e c y c le d ma te r ia a l ( % ) ] • [Voorbedrukt] • [Voorgeperf oreerd] • [Structuur] • [C oatin g ( voor zijde )] • [De k k in g ] Als u de standaardwaarde wijzigt, wordt de waarde voor de eigenschap [ G e w i c h t ( g r a m ) ] mogelijk overschreven. Printer type papier
Type A
Dun papier Normaal papier Normaal
52–90
Type B
Type C
Type D
Type E
Type F
Type G
40–51
52–65
52–65
60–75
60–63
52.3– 63
52– 105
66–80
66–80
76– 100
64–80
64–80
81–99
81– 100
81– 105
81– 105
Type H
Type I
60–63 52.3– 104
64–80
81– 105
215
12 Referentie
Printer type papier
12
Type A
Type B
Type C
Type D
Type E
Type F
Type G
Type H
Type I
106– 163
100– 127
101– 127
101– 126
106– 163
106– 163
164– 216
128– 163
128– 169
127– 156
164– 220
164– 220
Dik papier 2
217– 256
164– 249
170– 249
157– 220
221– 256
221– 256
221– 256
Dik papier 3
257– 300
250– 300
250– 300
221– 300
257– 300
257– 300
257– 350
papier 2 Gemiddeld dik Dik papier 1
91– 216
106– 163 52.3– 104
164– 220
Afdrukken op ander type papier Voor andere papiertypen dan die in de voorgaande tabel, stelt u de eigenschappen in het dialoogvenster TotalFlow Production Manager [ E ig e n s c h a p p e n v o o r p a p i e r ] in op de waarden in deze tabel. Als er in de tabel geen waarde is vermeld, accepteert u de standaardwaarde. Als u de standaardwaarde wijzigt, worden de waarden voor andere eigenschappen mogelijk overschreven, met name [ G e w i c h t (gram) ]. Deel 1 van tabel
216
Printer type papier
TotalFlow Production Manager [Papie rtype ]
Papierkleur 1
[Standaard]
Alle kleuren behalve [Bla uw ], [Grijs], [Groen], [Gebroken wit], [Oranje], [Roz e], [Paars], [ R o o d ] of [Geel]
Blauw
[Standaard]
[Bla uw ]
Grijs
[Standaard]
[Grijs]
Groen
[Standaard]
[Groen]
Gebroken wit
[Standaard]
[Gebroken wit]
Oranje
[Standaard]
[Oranje]
[Ge wicht (gram)]
[K leur]
[Gerecycled mate ria al ( % )]
[Voorbe druk t]
Eigenschapswaarden van papier
Printer type papier
TotalFlow Production Manager [Papie rtype ]
Roze
[Standaard]
[Roze]
Paars
[Standaard]
[Paars]
Rood
[Standaard]
[Rood]
Geel
[Standaard]
[Geel]
Gerecycled papier
[Standaard]
Voorbedrukt
[Standaard]
Voorgeperforeerd
[Standaard]
Speciaal papier
[Standaard]
Speciaal papier 1
[Standaard]
Speciaal papier 2
[Standaard]
Speciaal papier 3
[Standaard]
Speciaal papier 4
[Standaard]
Speciaal papier 5
[Standaard]
Speciaal papier 6
[Standaard]
[Ge wicht (gram)]
[K leur]
[Gerecycled mate ria al ( % )]
[Voorbe druk t]
12
1–100 [Ja]
Gecoat papier [ S t a n d a a r d ] Gecoat papier [ S t a n d a a r d ] 1 Gecoat papier [ S t a n d a a r d ] 2 Gecoat papier [ S t a n d a a r d ] 3 Transparant papier
[Standaard]
OHP
[Transparant]
Envelop
[Envelop]
Etiket
[Etikette n]
217
12 Referentie
12
Printer type papier
TotalFlow Production Manager [Papie rtype ]
Briefhoofd
[Brief h oof d]
Tabpapier
[Tabpapier], [Vo lle d ig gesn eden t a b s ] of [Voorgesn eden tabs]
[Ge wicht (gram)]
[Gerecycled mate ria al ( % )]
[K leur]
[Voorbe druk t]
Deel 2 van tabel Printer type papier
[Struc tuur]
[Coating (voorzijde )]
Papierkleur 1
[Geen]
Blauw
[Geen]
Grijs
[Geen]
Groen
[Geen]
Gebroken wit
[Geen]
Oranje
[Geen]
Roze
[Geen]
Paars
[Geen]
Rood
[Geen]
Geel
[Geen]
Gerecycled papier
[Geen]
Voorbedrukt
[Geen]
Voorgeperforeerd
218
[Voorge perf oreerd]
[Ja]
[Geen]
Speciaal papier
[L ic h t g e p loo id ]
[Geen]
Speciaal papier 1
[L ic h t g e p loo id ]
[Geen]
Speciaal papier 2
[Machinematig afgewerkt]
[Geen]
Speciaal papier 3
[Ge sp ik k e ld ]
[Geen]
[De kking]
Reguliere expressies
Printer type papier
[Voorge perf oreerd]
[Struc tuur]
[Coating (voorzijde )]
Speciaal papier 4
[Tra d itio n e e l uitgespreid]
[Geen]
Speciaal papier 5
[Gekalandeerd]
[Geen]
Speciaal papier 6
[En gels]
[Geen]
[De kking]
12
Gecoat papier
[Gecoat]
Gecoat papier 1
[Gecoat]
Gecoat papier 2
[Glanzend]
Gecoat papier 3
[Mat]
Transparant papier
[Geen]
[Do or sc h ijn e n d ]
OHP
[Geen]
[Tran sparant]
Envelop
[Geen]
Etiket
[Geen]
Briefhoofd
[Geen]
Tabpapier
[Geen]
Re guliere e xpressies Gebruik reguliere expressies om bestandsidentificatiepatronen in TotalFlow Production Manager op te geven. In reguliere expressies: Lettertekens
Elk teken dat geen speciale betekenis heeft, betekent zichzelf. Lettertekens zijn hoofdlettergevoelig. A komt bijvoorbeeld niet overeen met a.
.
De p u n t komt overeen met elk afzonderlijke teken. .at komt bijvoorbeeld overeen met kat, rat of lat.
()
H a a k j e s geven een groep tekens aan. (ABC) bijvoorbeeld komt overeen met ABC.
-
Het s t r e e p je geeft een serie tekens aan. 0-9 bijvoorbeeld komt overeen met elk enkel cijferteken.
*
Het s t e r r e t j e komt overeen met nul of meer keer het voorgaande teken. N* bijvoorbeeld komt overeen met niets (nul exemplaren van N), N, NN, NNN, enzovoort. .* komt overeen met elke tekenreeks van een of meer tekens.
219
12 Referentie
+
Het p l u s - t e k e n komt overeen met een of meer keer het voorgaande teken. N+ bijvoorbeeld komt overeen met N, NN, NNN, enzovoort. .+ komt overeen met elke tekenreeks van een of meer tekens.
{}
Een n u m m e r t u s s e n g e k r u l d e h a a k je s geeft het aantal keren aan dat het voorafgaande teken moet voorkomen. Bijvoorbeeld: x{3} betekent xxx.
?
Het v r a a g t e k e n betekent dat het voorgaande teken optioneel is. jpe?g bijvoorbeeld komt overeen met jpeg of jpg.
[]
V i e r k a n t e h a k e n staan om een tekenset heen. De tekenset komt overeen met een willekeurig teken in de set. [ABC] bijvoorbeeld komt overeen met A, B of C.
[^ ]
Als eerste teken binnen vierkante haken geeft het d a k j e een negatieve tekenset aan. [^ABC] komt bijvoorbeeld overeen met een teken, maar niet met A, B of C.
|
De v e r t i c a l e s t r e e p scheidt alternatieven. A|a bijvoorbeeld komt overeen met A of a.
^
Aan het begin van een gewone expressie, geeft het d a k je het begin van de tekenreeks aan. Bijvoorbeeld, ^A.*\.ps komt overeen met ABC.ps .
$
Aan het einde van een gewone expressie geeft het d o l la r t e k e n het einde van de tekenreeks aan. .*ps$ bijvoorbeeld komt overeen met alle bestandsnamen met de extensie ps.
\
De b a c k s l a s h betekent dat het volgende teken een letterteken is. \(ABC\) bijvoorbeeld komt overeen met (ABC).
12
Voorbeelden Elk van deze drie voorbeelden komt overeen met een bestand met de bestandsextensie PDF, PDf, PdF, Pdf, pDF, pDf, pdF of pdf: (.*pdf$) .*(PDF|PDf|PdF|Pdf|pDF|pDf|pdF|pdf)$ .*[(PDF)(PDf)(PdF)(Pdf)(pDF)(pDf)(pdF)(pdf)]$ .*(P|p)(D|d)(F|f)$ .*(P|p)(D|d)(F|f) .*[Pp][Dd][Ff]$ .*[Pp][Dd][Ff]
Be standsname n in symbooln otatie opgeven Soms zult u een bestand in de spoolmap moeten opgeven, zelfs als u de bestandsnaam niet weet. Gebruik de methode g e t F i l e N a m e , g e t A b s o l u t e F il e N a m e of g e t O p e r I n s t om de naam van het bestand te retourneren. Wanneer u bijvoorbeeld een Passthrough-printer instelt, moet u de opdracht opgeven waarmee de taak naar het printerapparaat wordt verstuurd. Deze opdracht moet de naam van het afdrukbestand bevatten, die per taak verschilt. Gebruik de methode g e t F i l e N a m e of g e t A b s o l u t e F il e N a m e om de naam van het afdrukbestand te retourneren. U kunt eventueel een opdracht opgeven, waarbij de speciale instructies worden afgedrukt op een voorblad alvorens de taak wordt afgedrukt. Gebruik de methode g e t O p e r I n s t om de naam te retourneren van het bestand waarin de speciale instructies staan.
220
Bestandsnamen in symboolnotatie opgeven
Syntaxis voor getFileName en getAbsoluteFileName Gebruik de methoden g e t F i l e N a m e en g e t A b s o l u t e F i l e N a m e om de naam van een bepaald afdrukbestand te retourneren. Het verschil tussen de twee methoden is dat g e t A b s o l u t e F i le N a m e mislukt als een bestand van het gevraagde gegevenstype niet bestaat, terwijl g e t F i le N a m e doorgaat met zoeken. Als deze een afdrukbestand vindt met gegevenstype o n b e k e n d , wordt de naam van dat bestand geretourneerd.
12
Pas de volgende syntaxis toe: • Als u wilt zoeken naar een afdrukbestand waarvan het gegevenstype bekend is: ${getFileName(print,Datatype,read)} ${getAbsoluteFileName(print,Datatype,read)}
• Als u wilt zoeken naar een afdrukbestand waarvan het gegevenstype een van de volgende gegevenstypen kan zijn: ${getAbsoluteFileName(print,(Datatype1,Datatype2...),read)}
waarbij: print Met dit trefwoord wordt bepaald dat u zoekt naar een afdrukbaar bestand. Gegevenstype o f ( Gegevenstype1, Gegevenstype2...)
Met deze trefwoorden wordt bepaald welk gegevenstype van het bestand u wilt vinden. De waarden voor Gegevenstype zijn: pc l pdf ps tif f onbekend
Gebruik u n k n o w n voor een gegevenstype zonder trefwoord.
le z e n Dit trefwoord bepaalt dat de afdrukopdracht het taakbestand leest vanuit de afdrukspool. Syntaxis voor getOperInst De methode g e t O p e r I n s t retourneert de naam van het bestand met de speciale instructies. Gebruik de volgende syntaxis om een bestand met speciale instructies te zoeken: ${getOperInst(pdf)}
Voorbeelden Dit zijn voorbeelden met opdrachten die u als waarden voor [ C o m m a n d o ] of [ O p d r a c h t v o o r s p e c i a le a a n w ij z in g e n ] van een Passthrough-printer kunt opgeven. Hiermee worden bestanden van
221
12 Referentie
TotalFlow Production Manager naar de Passthrough-printer gestuurd. Gebruik deze opdrachten niet om bestanden naar een virtuele TotalFlow Production Manager-printer te sturen. Deze Windows-opdracht l p r leest een PCL-, PostScript- of PDF-bestand vanuit de afdrukspool en verstuurt dit naar een Passthrough-printer met de naam officeprinter.acme.com met een afdrukwachtrij PASS:
12
lpr -S officeprinter.acme. com -P PASS -o l ${getAbsoluteFileName(print,(pcl,ps,pdf),read)}
De vlag - o l geeft aan dat het bestand binair is. Met deze opdracht wordt een pdf-bestand met speciale instructies gelezen en naar de kantoorprinter verstuurd: lpr -S officeprinter.acme. com -P PASS -o l ${getOperInst(pdf)}
222
INDEX
A
Aangepaste activiteiten Aanmaken ..................................................172 Aanmaken Aangepaste activiteiten...............................172 Gebruikers.................................................... 93 Job Ticket-printers ......................................... 56 Papier........................................................... 89 Automatisch.............................................. 86 Papierwijzigingen .......................................128 Passthrough-printers...................................... 62 Printerpools................................................... 71 Virtuele printers ............................................. 72 Aanmelden.....................................................102 Aanvullende tekens.........................................195 aanvullende Unicode-tekens...........................195 Achterbladen Onleesbaar ................................................195 Printers configureren voor ............................. 67 Activiteit van de toepassing 'Hotfolder uitvoeren' .....................................................................178 Activiteit voor 'Externe toepassing uitvoeren'....178 Activiteiten Aangepast..................................................170 Aanmaken ..................................................172 Definitie ........................................................ 19 Eigenschappen wijzigen van.......................173 Exporteren .................................................... 96 Extern definitie...................................................176 Externe toepassing uitvoeren.......................178 Hotfolder uitvoeren .....................................178 Importeren .................................................... 96 Kopiëren naar map.....................................179 Standaard ..................................................170 Standaardinstellingen voor taakeigenschappen .................................................................173 Toevoegen aan workflows..........................171 Verwijderen ................................................180 Verwijderen uit workflows ...........................171 Activiteitseigenschappen
Weergeven ................................................173 Wijzigen.....................................................173 Adobe Flash Player.........................................194 Afdrukken in kleur of zwart-wit........................142 Afdrukopdrachten Bestandsnamen in .......................................220 Passthrough-printers configureren.................. 62 Voorbeelden...............................................220 Afdrukzijde .....................................................138 Afdrukzijde omhoog .......................................140 Afdrukzijde omlaag ........................................140 Afwerking .......................................................139 Afwerkingsfouten ............................................200 aiwbackup......................................................185 aiwrestore.......................................................187 Automatisch vernieuwen Gebruikerswaarde......................................118 B
Back-up van gegevens maken ........................185 Bannerpagina's Onleesbaar ................................................195 Printers configureren voor ............................. 67 Verkeerde volgorde....................................197 Beelduitlijning .................................................138 Beeldverschuiving...........................................139 Belangrijke informatie ......................................... 1 Bericht AIWG0000E ......................................191 Berichten Taal ............................................................198 Berichten in logboek .......................................122 Bestandsindelingen........................................... 18 Bestandskopie, configureren voor het ontvangen van taken via .................................................. 79 Bestandsnamen Onleesbaar ................................................195 Verkeerde tekens ........................................195 Beveiliging Google Chrome .........................................109 Internet Explorer .........................................103 LPD-protocol...............................................183 Machtigingen ............................................... 90 Mozilla Firefox............................................106
223
Wachtwoorden wijzigen Uw eigen................................................181 Voor anderen .........................................182 Bewerkingen, samenvatting, pod Overzicht...................................................... 25 Bijsnijden ........................................................141 Bindfouten ......................................................200 Bladerknoppen................................................. 40 Blanco pagina's toevoegen.............................143 Boeken Beschrijving..................................................... 1 HTML weergeven ........................................... 2 PDF weergeven............................................... 2 URL................................................................. 2 C
Cache, webbrowser .......................................193 Catalogus voor printerpapier Importeren .................................................... 85 Namen en eigenschappen van papier.......... 85 Chrome Beveiliging..................................................109 Cache.........................................................193 Configureren ..............................................109 Cookies ......................................................193 Privacy........................................................109 Storing........................................................194 Talen ..........................................................109 Configuratiepagina Overzicht...................................................... 31 Controlemachtiging........................................... 90 Conventies.......................................................... 5 Cookies ..........................................................193 D
database ........................................................195 Kan geen taken verwerken .........................195 De afdrukzijde selecteren................................138 De afwerkingsopties wijzigen..........................139 De basisopties voor de taak instellen...............136 De hulpprogramma's voor uitzonderingspagina's gebruiken .....................................................142 De opties voor handmatig papier instellen ......137 De pod Objecten
224
Overzicht...................................................... 37 De pod Workflow-editor Overzicht...................................................... 36 De taakomslagen wijzigen..............................144 De taakprioriteit instellen.................................136 De workflow AnyPrinter ..................................170 De workflow ProofAndPrint .............................170 E
E-mailserver...................................................... 99 Een subset toevoegen .....................................144 Een taak bewaren...........................................136 Eigenschappen Definitie ........................................................ 21 Weergeven .............................. 119, 135, 173 Wijzigen................................... 119, 135, 173 Wijzigingen aanbrengen in weergegeven ..115 Eigenschappen van dialoogvenster Taak Bladerknoppen............................................. 40 Knoppen weergeven .................................... 41 Overzicht...................................................... 38 Pagina.......................................................... 43 Taak ............................................................. 42 weergave Taakinstellingen............................ 44 Externe toepassingen Activiteiten aanmaken voor de toepassing 'Hotfolder uitvoeren'........................................178 Activiteiten voor 'Externe toepassing uitvoeren' aanmaken ................................................178 Instellen ......................................................177 F
Fase Afdrukken...............................................169 Fase Voorbereiden .........................................169 Filter, door de gebruiker gedefinieerd In pod Taken ..............................................116 In pod Wachtrijen.......................................133 Firefox Beveiliging..................................................106 Cache.........................................................193 Configureren ..............................................106 Cookies ......................................................193 Ondersteunde versies ................................... 22 Privacy........................................................106
Storing........................................................194 Talen ..........................................................106 Firewall...........................................................191 folder Kopiëren naar map-activiteiten aanmaken .................................................................179 Formaat van pods herstellen ...........................112 Fouten ............................................................191 Afwerking ...................................................200 Binden ........................................................200 In afdrukstatus.............................................198 In invoerbestanden .....................................195 In logboek virtuele printer ...........................195 In taakvolgorde ..........................................197 Invoerwaarden ...........................................195 Kopiëren en plakken...................................194 lettertype............................................195, 197 Negeren.....................................................156 Nieten ........................................................200 Taakgrootte 0 .............................................196 Taakindiening .............................................192 Taken die niet zijn ingepland om te worden afgedrukt .....................................................197 Taken niet gewijzigd...................................196 Taken versturen naar een andere printer....... 68 Teken .................................................195, 197 TotalFlow Production Manager niet beschikbaar .................................................................191 upgrade mislukt ..........................................192 Foutmeldingen ................................................122 FTP, configureren voor het ontvangen van taken via .................................................................. 79 G
Gebruikers Aanmaken .................................................... 93 Automatisch afmelden................................... 95 Eigenschappen wijzigen van.......................119 Exporteren .................................................... 96 Favoriet weergeven ....................................114 Favoriete objecten ......................................114 Groeperen..................................................114 Importeren .................................................... 96 Machtigingen ............................................... 90
Sorteren......................................................114 Verwijderen ................................................125 Wachtwoorden wijzigen.............................182 Gebruikers-ID Definitie ........................................................ 18 Gebruikerseigenschappen Definitie ........................................................ 21 Weergeven ................................................119 Wijzigen.....................................................119 Gebruikersinterface Aanpassen..................................................112 Bewerkingen, samenvatting, pod .................. 25 Bladerknoppen............................................. 40 Browsers ondersteund................................... 22 Configuratiepagina....................................... 31 De pod Objecten.......................................... 37 De pod Workflow-editor............................... 36 Eigenschappen van dialoogvenster Taak ...... 38 Inactief........................................................199 Indeling wijzigen.........................................112 Knoppen weergeven .................................... 41 Linkervenster wordt niet weergegeven.........200 Menubalk..................................................... 23 Overzicht...................................................... 22 Pagina Bewerkingen..................................... 24 Pagina Rapporten......................................... 34 Pagina Wachtrijen ........................................ 30 Pagina Workflow.......................................... 36 Pod Eigenschappen ...................................... 38 Pod Gebruikers............................................. 33 Pod Papier.................................................... 32 Pod Printers................................................... 26 Pod Rapporten.............................................. 35 Pod Taken..................................................... 28 Pod Virtuele printers ...................................... 27 Reageert niet ..............................................199 Server, pod................................................... 32 Wachtrijen-pod ............................................ 30 Gebruikersmachtiging....................................... 90 Gebruikersnamen Definitie ........................................................ 18 Gebruikersvlag................................................. 30
225
226
Gegevens herstellen........................................187 Gegevens na een systeemstoring terughalen...185 Gegevensindelingen......................................... 18 Gereedschap Invoegen ..................................143 Gereedschap Subset ......................................144 Gereedschap Vervangen ................................143 getAbsoluteFileName......................................220 getFileName...................................................220 getOperInst.....................................................220 GIF ................................................................... 18 Google Chrome Beveiliging..................................................109 Cache.........................................................193 Configureren ..............................................109 Cookies ......................................................193 Privacy........................................................109 Talen ..........................................................109 Grafische weergave van pods Weergeven ................................................113
I
H
J
Handelsmerken................................................... 6 Handleiding...................................................... 47 Handleidingen Beschrijving..................................................... 1 HTML weergeven .................................. 2, 102 PDF weergeven............................................... 2 URL........................................................ 2, 102 Handmatig papier ..........................................137 Headerbladen Onleesbaar ................................................195 Printers configureren voor ............................. 67 Verkeerde volgorde....................................197 Help Ballon.................................................... 1, 119 Herstelprinter .................................................... 68 Het dialoogvenster Inloggen is traag ..............198 Hotfolders Polling-interval............................................199 Virtuele printers configureren......................... 79 Virtuele printers kunnen geen taken ontvangen van ...........................................................199
Japanse invoer................................................195 Job Ticket-printers Aanmaken .................................................... 56 Definitie ........................................................ 17 Gegevensindelingen..................................... 18 JPEG................................................................. 18
Importeren Catalogus voor printerpapier........................ 85 Objecten ...................................................... 96 Inleiding............................................................ 15 Inserts .............................................................143 Internet Explorer Beveiliging..................................................103 Cache.........................................................193 Configureren ..............................................103 Cookies ......................................................193 Ondersteunde versies ................................... 22 Talen ..........................................................103 Invoer niet opgeslagen ...................................195 Invoerbestanden Fouten in.....................................................195 Wissen, leegmaken.....................................126 Invoerbestanden wissen..................................126 Invoerladen ...........................................126, 198
K
Kleur/zwart-wit ..............................................142 Kleurinstellingen..............................................142 Kleurinstellingen wijzigen................................142 Knoppen weergeven ........................................ 41 Kopie splitsen Optie............................................................ 18 Kopiëren en plakken.......................................194 Kopiëren naar map-activiteit...........................179 L
Lay-out ...........................................................139 Let op ................................................................. 1 Lettertypen .........................................5, 195, 197 Licentie is verstreken........................................191 logboek..........................................................195
Logboeken......................................................122 Verplaatsen naar controlebestanden...........102 Verwijderen ................................................102 LPD-protocol Gebruik beperken.......................................183 Virtuele printers configureren......................... 83 lpq-opdrachten worden niet ondersteund.......... 83 lpr-opdracht Bestandsnamen in .......................................220 Op een 64-bits systeem..............................199 Passthrough-printers configureren.................. 62 Storing........................................................199 Virtuele printers configureren......................... 83 Voorbeelden...............................................220 M
Machtigingen ................................................... 90 Maximum aantal taken ...................................199 Meldingen Aanmaken ..................................................100 Bewerken ...................................................125 Exporteren .................................................... 96 Handleiding.....................................47, 49, 51 Importeren .................................................... 96 Menubalk......................................................... 23 Methoden (in opdrachten)..............................220 Mozilla Firefox Beveiliging..................................................106 Cache.........................................................193 Configureren ..............................................106 Cookies ......................................................193 Ondersteunde versies ................................... 22 Privacy........................................................106 Talen ..........................................................106 N
Netwerkverbinding.........................................191 Nieten/binden ...............................................140 Nietfouten.......................................................200 Noodherstel Back-up van gegevens maken ....................185 Gegevens herstellen....................................187
O
Objecten Lijst met ......................................................... 17 Objecten exporteren......................................... 96 Objecten groeperen .......................................114 Objecten inschakelen .....................................124 Objecten naar ander systeem kopiëren............. 96 Objecten sorteren ...........................................114 Objecten uitschakelen.....................................124 Omslagen aan een taak toevoegen................143 Ontvangstfase.................................................169 Openrichting...................................................138 Opmaak.........................................................139 Overige instellingen........................................142 Overige instellingen wijzigen ..........................142 Overzicht.......................................................... 15 P
Pagina.............................................................. 43 Pagina Bewerkingen Overzicht...................................................... 24 Pagina Rapporten Overzicht...................................................... 34 Pagina Wachtrijen Overzicht...................................................... 30 Pagina Workflow Overzicht...................................................... 36 Pagina's Indeling wijzigen.........................................112 Taak weergeven per..................................... 43 Pagina's in een taak wijzigen..........................143 Papier Aanmaken .................................................... 89 Automatisch.............................................. 86 Definitie ........................................................ 18 Eigenschapwaarden...................................215 Exporteren .................................................... 96 Gewicht......................................................215 Groeperen..................................................114 Importeren ............................................. 85, 96 In catalogus voor printerpapier..................... 85 In TotalFlow toepassingen............................. 85 Instellingen voor printercatalogus................215
227
Logboekbestand .........................................122 Printers configureren voor typen.................... 70 Sorteren......................................................114 Toewijzen ..........................................126, 198 Verwijderen ................................................125 Papiercatalogus..............................................137 Papiercatalogusweergave ................................ 45 Papierinstellingen............................................137 Papierinstellingen wijzigen ..............................137 Papiertoewijzing....................................126, 198 Papierwijzigingen ...........................................128 Passthrough-printers Aanmaken .................................................... 62 Afdrukopdrachten.......................................220 Definitie ........................................................ 17 Taken worden niet afgedrukt.......................199 PCL................................................................... 18 Transformeren naar PDF..............................147 PDF................................................................... 18 Perforeren.......................................................140 Pictogram Papier wijzigen................................. 30 PitStop Server Configureren ..............................................148 Pod Eigenschappen Overzicht...................................................... 38 Pod Gebruikers Filteren........................................................116 Overzicht...................................................... 33 Weergave wijzigen ....................................113 Pod Papier Filteren........................................................116 Overzicht...................................................... 32 Weergave wijzigen ....................................113 Pod Printers Filteren........................................................116 Overzicht...................................................... 26 Weergave wijzigen ....................................113 Pod Rapporten Overzicht...................................................... 35 Pod Taken Filteren........................................................116 Overzicht...................................................... 28
228
Weergave wijzigen ....................................113 Pod Virtuele printers Filteren........................................................116 Overzicht...................................................... 27 Weergave wijzigen ....................................113 Pods Favoriete objecten weergeven in ................114 Formaat herstellen.......................................112 Herstellen....................................................112 Objecten groeperen in................................114 Objecten sorteren in ...................................114 Openen......................................................112 Sluiten.........................................................112 Verplaatsen ................................................112 Volledig venster ..........................................112 Weergegeven eigenschappen wijzigen in ..115 Pods herstellen................................................112 Pods openen...................................................112 Pods sluiten.....................................................112 Pods verplaatsen.............................................112 Pods weergeven in volledig venster.................112 Polling-interval................................................199 Poolsweergave van pod Printers Weergeven ................................................113 Poortnummer wijzigen.....................................193 PostScript.......................................................... 18 Transformeren naar PDF..............................147 Preflight-rapporten..........................................147 Preflightcontroles.............................................148 Preflighting.............................................147–148 Prestaties.........................................................199 Printactiviteit....................................................174 Printereigenschappen Definitie ........................................................ 21 Weergeven ................................................119 Wijzigen.....................................................119 Printergeheugen..............................................158 Printerpools Aanmaken .................................................... 71 Definitie ........................................................ 18 Exporteren .................................................... 96 Importeren .................................................... 96
Verwijderen ................................................125 Virtuele printers koppelen aan....................... 74 Printers Aanmaken Jobticket.................................................... 56 Passthrough .............................................. 62 Configureren voor papiertypen..................... 70 Definitie ........................................................ 17 Eigenschappen wijzigen van.......................119 Exporteren .................................................... 96 Favoriet weergeven ....................................114 Groeperen..................................................114 Herstel .......................................................... 68 Importeren .................................................... 96 Inschakelen.................................................124 Logboekbestand .........................................122 Maximaal aantal .......................................... 55 Meldingen bewerken..................................125 Meldingen maken................................ 47, 100 Papier toewijzen ................................126, 198 Papierwijzigingen .......................................128 Sorteren......................................................114 Status..........................................................120 Toegewezen taken .....................................128 Toewijzing Printereigenschappen voor........................ 55 Taakeigenschappen voor.......................... 55 Toewijzingseigenschappen ........................... 55 Typen ........................................................... 17 Uitschakelen ...............................................124 Verwijderen ................................................125 Virtuele printers koppelen aan....................... 74 Webpagina ................................................128 Printertypen.....................................................215 Prioriteit van taken...........................................155 Problemen ......................................................191 Problemen oplossen........................................191 Eigenschappen van dialoogvenster Taak ....200 Productoverzicht ............................................... 15 Proefafdrukken maken ....................................150 Protocollen Hotfolder ...................................................... 79 LPD
Gebruik beperken...................................183 Virtuele printers configureren..................... 83 TotalFlow-toepassingen ................................ 78 R
Rapport Afgedrukte taken ...............................164 Rapport over taakprestaties ............................164 Rapport Printergebruik ....................................165 Rapporten Afgedrukte taken ........................................164 Definitie ........................................................ 19 Exporteren ........................................... 96, 168 Importeren .................................................... 96 Opslaan .....................................................167 Printergebruik..............................................165 Standaard ..................................................163 Taakprestaties .............................................164 Tijdsperiode................................................167 Verwijderen ................................................168 Weergeven ................................................166 Rasterweergave van pods Kolommen wijzigen in.................................116 Weergeven ................................................113 Reguliere expressies........................................219 S
Schaal van de pod Wachtrijen .......................118 Schakelen van handmatig papier naar de papiercatalogus......................................................137 Scheidingsbladen ..................................128, 145 Onleesbaar ................................................195 Printers configureren voor ............................. 67 Verkeerde volgorde....................................197 Server Definitie ........................................................ 17 Logboekbestand .........................................122 Server, pod....................................................... 32 Servereigenschappen Definitie ........................................................ 21 Hosts die LPD-taken mogen versturen..........183 Instellen ........................................................ 98 Teller voor verlopen van wachtwoorden ....... 95 Timer voor automatisch afmelden.................. 95 Wijzigen....................................................... 98
229
Simple Mail Transfer Protocol-server ................. 99 SMTP-server ..................................................... 99 SNMP Fouten ........................................................192 Invoerladen toewijzen met ..........................126 Printercontrollerinstellingen..................... 61, 66 Sorteren..........................................................139 Speciale aanwijzingen Afdrukken ..........................................128, 145 Voor papierwijzigingen ..............................128 Voor taken..................................................145 Standaardinstellingen en opheffingen .............135 Standaardinstellingen voor taakeigenschappen Activiteiten ..................................................173 Printactiviteit................................................174 Virtuele printer .............................................. 76 Status Kan niet weergeven ....................................194 Weergeven ................................................120 Subsets ...........................................................144 Symbolen ........................................................... 5 Systeem (servernaam)....................................... 17 Systeembeheerdersmachtiging.......................... 90 Systeemobjecten Lijst met ......................................................... 17 T
Taak ................................................................. 42 Taakeigenschappen........................................135 Definitie ........................................................ 21 Pod Wachtrijen filteren op ..........................133 Standaardinstellingen ................. 76, 173–174 Tijdelijke uitschakelingen...................... 76, 174 Weergeven .......................................119, 135 Wijzigen............................................119, 135 Taakexemplaren samenvoegen ......................139 Taaknamen Onleesbaar ................................................195 Verkeerde tekens ........................................195 Taakopslag.....................................................136 Taakopties wijzigen ........................................136 Taakprioriteit...................................................136 Taaktickets
230
Bewerken in TotalFlow Prep ........................144 Indienen ....................................................... 19 Taken vanuit TotalFlow Job Submission indienen .................................................................131 Versturen vanuit TotalFlow Prep...................131 Taal van de berichten .....................................198 Taken Afkeuren .....................................................155 Bewerken in TotalFlow Prep ........................144 Definitie ................................................. 17–18 Eigenschappen niet gewijzigd.....................196 Eigenschappen wijzigen van..............119, 135 Externe toepassingen..................................178 folder..........................................................179 Fouten bij invoerwaarden ...........................195 Fouten negeren...........................................156 Gegevensindelingen..................................... 18 Goedkeuren ...............................................155 Groeperen..................................................114 Grootte 0....................................................196 Hervatten....................................................157 Indienen Methoden................................................. 19 Voorbereiden voor ................................... 78 Kan niet worden verwijderd........................197 Logboekbestand .........................................122 Meldingen bewerken..................................125 Meldingen maken................................ 51, 100 Niet ingepland om te worden afgedrukt......197 Onleesbaar ................................................197 Opnieuw afdrukken ....................................160 Opnieuw verwerken ...................................162 Opslaan .....................................................158 Pagina's selecteren om opnieuw te worden afgedrukt .....................................................161 Preflighting.........................................147, 150 Prioriteit.......................................................155 Promoveren ................................................155 Sorteren......................................................114 Status Kan niet weergeven ................................194 Weergeven ............................................120
Taken vanuit TotalFlow Job Submission indienen .................................................................131 Toegewezen printer....................................128 Toepassingen van de hotfolder ...................178 Toewijzing ..................................................150 Transformeren naar PDF..............................147 uitgesteld ....................................................198 Uitstellen.....................................................156 Vasthouden Na het afdrukken....................................158 Vóór het afdrukken .................................157 Verkeerde tekens ........................................197 Verkeerde volgorde....................................197 Verplaatsen naar een andere printer...........152 Versturen vanuit TotalFlow Prep...................131 Verwijderen ................................................125 Voortgang .................................................... 25 Zoeken Methoden voor.......................................133 Taken afdrukken en vasthouden......................158 Taken afkeuren ...............................................155 Taken filteren In pod Taken ..............................................116 In pod Wachtrijen.......................................133 Taken goedkeuren ..........................................155 Taken hervatten ..............................................157 Taken indienen Methoden..................................................... 19 Voorbereiden voor ....................................... 78 Taken met grootte 0........................................196 Taken opnieuw afdrukken...............................160 Taken opnieuw verwerken ..............................162 Taken opslaan ................................................158 Taken promoveren..........................................155 Taken uitstellen................................................156 Taken vasthouden Na het afdrukken........................................158 Vóór het afdrukken .....................................157 Taken verplaatsen In de wachtrij..............................................155 Naar een andere printer.............................152 Taken zoeken Bij printer ....................................................128
In pod Taken ..............................................116 In pod Wachtrijen.......................................133 Methoden voor...........................................133 Toegewezen ...............................................128 Talen Google Chrome .........................................109 Internet Explorer .........................................103 Mozilla Firefox............................................106 TIFF................................................................... 18 Tijdelijke uitschakelingen voor taakeigenschappen Printactiviteit................................................174 Virtuele printer .............................................. 76 Tijdsperiode van rapporten .............................167 Timer voor automatisch afmelden...................... 95 Toevoegen Aangepaste activiteiten...............................172 Gebruikers.................................................... 93 Job Ticket-printers ......................................... 56 Papier........................................................... 89 Automatisch.............................................. 86 Passthrough-printers...................................... 62 Printerpools................................................... 71 Virtuele printers............................................. 72 Toewijzing Printereigenschappen voor.................150, 152 Taakeigenschappen voor...................150, 152 Taken..........................................................150 TotaFlow Prep Configureren om taken te ontvangen van...... 78 TotalFlow Job Submission Taken indienen vanuit .................................131 TotalFlow Prep Relatie met TotalFlow Production Manager ... 15 taken bewerken vanuit................................144 Taken indienen vanuit .................................131 TotalFlow Production Manager Aanmelden.................................................102 Inleiding........................................................ 15 Niet beschikbaar ........................................191 Overzicht...................................................... 15 Poortnummer...............................................193 URL....................................................102, 193
231
U
Uitvoer uitwerpen............................................140 Uitvoerlade.....................................................141 Uitwerpen met afdrukzijde omhoog ................140 Uitwerpen met afdrukzijde omlaag .................140 Uitzonderingspagina's ....................................142 upgrade .........................................................192 URL's Online handleiding................................ 2, 102 TotalFlow Production Manager ..........102, 193 V
Verkleinen/vergroten......................................138 Vernieuwingsinterval Gebruikerswaarde......................................118 Vervangingen .................................................143 Verwijderen Invoerbestanden.........................................126 Objecten ....................................................125 Virtuele printer Fouten in logboek .......................................195 Invoerbestanden wissen..............................126 Virtuele printers Aanmaken .................................................... 72 Definitie ........................................................ 17 Eigenschappen wijzigen van.......................119 Exporteren .................................................... 96 Favoriet weergeven ....................................114 Groeperen..................................................114 Importeren .................................................... 96 Inschakelen.................................................124 Kan niet worden ingeschakeld....................192 Koppelen aan printers .................................. 74 Kunnen geen taken ontvangen....................199 Logboekbestand .........................................122 LPD-protocol................................................. 83 Meldingen bewerken..................................125 Meldingen maken................................ 49, 100 Polling-interval............................................199 Protocol voor hotfolders................................ 79 Sorteren......................................................114 Standaardinstellingen voor taakeigenschappen ................................................................... 76
232
Status..........................................................120 Tijdelijke uitschakelingen voor taakeigenschappen............................................................. 76 TotalFlow-toepassingsprotocol...................... 78 Uitschakelen ...............................................124 Verwijderen ................................................125 Virtuele-printereigenschappen Definitie ........................................................ 21 Weergeven ................................................119 Wijzigen.....................................................119 Vlag vastgehouden taak ................................... 30 Voltooiingsfase ...............................................169 Voorbeeldtaken ................................................ 47 Voorblad ........................................................141 Vouwtype .......................................................140 W
Waarden niet opgeslagen..............................195 Wachtrijen-pod Filteren........................................................133 Inzoomen ...................................................118 Overzicht...................................................... 30 Schaal aanpassen ......................................118 Vernieuwingsinterval ...................................118 Wachtwoorden Regels voor................................. 93, 181–182 Verlooptijd .................................................... 95 Wijzigen Uw eigen................................................181 Voor anderen .........................................182 Wachtwoorden opnieuw instellen...................182 Webadressen Online handleiding................................ 2, 102 TotalFlow Production Manager ..........102, 193 Webbrowsers Cache.........................................................193 Configureren ..............................................102 Cookies ......................................................193 Ondersteund................................................. 22 Storing........................................................194 Webpagina's, printer......................................128 weergave Taakinstellingen................................ 44 Weergeven
Preflight-rapporten......................................147 Wijzigen Poortnummer...............................................193 Wachtwoorden Uw eigen................................................181 Voor anderen .........................................182 Workflows Activiteiten van de toepassing 'Hotfolder uitvoeren' toevoegen..........................................178 Activiteiten voor 'Externe toepassing uitvoeren' toevoegen ................................................178 Bewerken ...................................................171 Definitie ........................................................ 19 Exporteren .................................................... 96 Fasen..........................................................169 Importeren .................................................... 96 Kopiëren naar map-activiteiten toevoegen .................................................................179 Standaard ..................................................170 Z
Zoeken naar taken In pod Taken ..............................................116 In pod Wachtrijen.......................................133 Zoomen in de pod Wachtrijen ........................118
233
© 2014
RICOH COMPANY, LTD. 8-13-1, Ginza, Chuo-ku, Tokyo 104-8222, Japan http: //www.ricoh. com
RICOH TotalFlow Production Manager
NL NL
2/2014
**