IMPULSREGLEMENT FINANCIËLE LUIK
Gebruik het juiste verplichte sjabloon (zie website) Begroting in te dienen in EXCEL- formaat, niet in PDF 1
AANZET PROJECTBEGROTING PER PROJECTJAAR UITGAVEN: PERSONEELSKOST WERKINGSKOST AFSCHRIJVINGSKOST INKOMSTEN: GEVRAAGDE PROVINCIALE SUBSIDIE EIGEN INBRENG (eigen middelen, financiële bijdrage partners, sponsoring, inkomsten project en overige subsidies)
2
IMPULSREGLEMENT De projectsubsidie kan enkel aangewend worden voor personeelskosten (met een
maximum van 60.000 euro/FTE per personeelslid per jaar en voor zover het gaat om
personeel dat specifiek voor het project aangesteld wordt) en/of werkingskosten
3
PERSONEELSKOST PERSONEELSKOST =
LOONKOST + OVERIGE PERSONEELSKOSTEN
4
PERSONEELSKOST LOONKOST = BRUTOLOON + PATRONALE RSZ + PATRONAAL PENSIOEN indien niet vervat in brutoloon: + VAKANTIEGELD + EINDEJAARSPREMIE 5
PERSONEELSKOST ANDERE PERSONEELSKOSTEN =
- MAALTIJDCHEQUES - WOON-WERK VERKEER - KOSTEN VOOR LOONADMINISTRATIE - KOSTEN VOOR VORMING EN OPLEIDING PERSONEEL - VERZEKERING ARBEIDSONGEVALLEN
6
PERSONEELSKOST MAX. 60.000 euro per Full Time Equivalent per personeelslid per jaar
= 30.000 euro/Halftime Equivalent = 12.000 euro 1/5 FTE (20%) … = 30,36 euro/uur (38-urenweek) = 32,05 euro/uur (36-urenweek) 7
PERSONEELSKOST: een fictief voorbeeld: LUIK A (*)
Detail personeelskost voor project tewerkstellingsbreuk jaarlijks brutoloon werkgeversbijdrage RSZ patronale bijdrage pensioen
naam en functie personeelslid
Tijdsbesteding Tijdsbesteding Tijdsbesteding aan project jaar 1 aan project jaar 2 aan project jaar 3
personeelslid 3 38/38 37.000,00 19.000,00
10% 3.700,00 1.900,00
25% 9.435,00 4.845,00
50% 19.247,40 9.883,80
2.000,00
200,00
510,00
1.040,40
2.000,00
200,00
51,00
104,04
-
-
-
50,00
127,50
260,10
15,00
38,25
78,03
1.300,00
130,00
331,50
676,26
100,00
10,00
25,50
52,02
62.050,00
6.205,00
15.363,75
31.342,05
6.000,00
15.000,00
30.000,00
Indien niet vervat vakantiegeld in brutoloon : Indien niet vervat eindejaarspremie in brutoloon : Andere - maaltijdcheques personeelskosten : - woon-werk verkeer - kosten loonadministratie - kosten vorming en opleiding personeel - verzekering arbeidsongevallen Totaal personeelskost :
500,00 150,00
Weerhouden na begrenzing:
8
PERSONEELSKOST Vb. Projectbegroting Loonkost: 22.843,09 € Werkingskost 7.200,00 € Totaal 30.043,09 € Max. subsidiebedrag= 30.043,09 € x 60% = 18.025,85 € Begrenzing loonkost à 60.000 €/FTE
Gevraagde subsidiebedrag is max. 60% van projectkost, rekening houdend met loonbegrenzing => in orde
9
PERSONEELSKOST Verantwoording personeelskost: - loonfiches van de personen die voor het project aangesteld werden - facturen (sociaal secretariaat, verzekering arbeidsongevallen, …)
10
WERKINGSKOST Ontwerp projectbegroting: • • • •
Aanzet rubrieken – duidelijkheid Andere rubrieken mogelijk Verplaatsingskosten personeelsgebonden werkingskosten (huur, telefoon, internet,…) KEUZE maken
11
WERKINGSKOST Personeelsgebonden werkingskosten: Duidelijke keuze maken tussen
OF verantwoording van werkelijk gemaakte kosten via verdeelsleutel met bewijsstukken (alle facturen moeten als verantwoording binnen gebracht worden) VB. Organisatie met 30 FTE - Project met 3 FTE => 3/30 van verantwoorde kosten is ten laste van het project 12
WERKINGSKOST Personeelsgebonden werkingskosten : OF forfait = 10% op de weerhouden personeelskost per jaar - een verklaring op eer volstaat
13
WERKINGSKOST – INVESTERINGEN INVESTERINGEN: Enkel in functie van de doelstellingen van het project en tegelijk aan volgende 3 voorwaarden voldoen: - Per stuk + 1.000 euro, excl. BTW - Duurzaam (geen verbruiksgoed) - Waarde over meerdere jaren 14
WERKINGSKOST - INVESTERINGEN
Meubilair en hardware worden ALTIJD als investering beschouwd!
15
WERKINGSKOST - INVESTERINGEN Kleine herstellings- en onderhoudswerken = investering als er tegelijk aan volgende 3 voorwaarden voldaan is:
- de waarde verhoogt - duurzaam - meer dan 1.000 euro excl. BTW
16
WERKINGSKOST - INVESTERINGEN Afschrijvingen: De afschrijvingskosten worden bepaald door de aanschafwaarde te verminderen met de restwaarde en de uitkomst hiervan vervolgens te delen door de economische levensduur.
17
WERKINGSKOST - INVESTERINGEN Voorbeeld lineaire afschrijving zonder restwaarde: Een bedrijfsmiddel heeft bij aanschaf een waarde van € 10.000. De economische levensduur wordt op 5 jaar geraamd; nadien heeft het activum geen waarde meer. De jaarlijkse afschrijving van het object is dan: € 10.000 / 5 = € 2.000 Het voorbeeld gaat er van uit dat het product geen restwaarde heeft. Dat zal niet altijd zo zijn. Voorbeeld lineaire afschrijving met restwaarde: Een auto wordt gekocht voor € 25.000, na 3 jaar zal deze vermoedelijk nog een restwaarde van € 13.000 hebben. Het activum heeft immers nog wel een zekere inruilwaarde. De economische levensduur is verstreken, maar de technische levensduur zeker nog niet. De jaarlijkse afschrijving is dan: (€25.000 - €13.000) / 3 = € 4.000
18
WERKINGSKOST - INVESTERINGEN We aanvaarden dat u de economische levensduur van het investeringsgoed beperkt tot de duur van het project
19
WERKINGSKOST - INVESTERINGEN Uitdrukkelijk te vermelden op de begroting: - aanschafwaarde per investeringsgoed - economische levensduur - restwaarde
20