G. H. BREITNER. DOOR
Pu. ZILCKEN.
Indien ooit een onwaarschijnlijk cataclisme het Amsterdam onzer dagen deed verdwijnen van de aarde, als eenmaal Atlantis, dan zouden tallooze werken, zoowel teekeningcn als schilderijen van onze tegenwoordige schilders, een goed beeld kunnen vertooncn van wat die hoofdstad geweest was. In de laatste jaren hebben schilders als Gerard Muller, Jansen, Wijsmuller, Karsen, 20
298
ELSEVIF.R'S GEÏLLUSTREERD MAANDSCHRIFT.
Isaac Israels, Van der Valk, en onlangs Dupont, oud- en schilderachtig Amsterdam van alle kanten opgenomen en bestudeerd, en talrijk zijn de etsen en doeken, die er de afwisselende aspecten van weergeven. Breitner neemt een aparte plaats onder die schilders van Amsterdam in, wat een gedeelte van zijn werk aangaat. Hij vertolkt niet uitsluitend (hoewel hij het een enkel maal deed) het „/«jj/jögv? afe w'//
G. H. BREITNER.
299
de mooie tegenstelling die zulk een witte of vermiljoen-roode, rijk geborduurde japon maakt tegen een dof zwart meubel, een goudgeel kussen of een puissant gekleurd oostersch tapijt.
* ï » •'"•-;
•«' 1
'
•** '
Liggend Japansch Figuur. Met toestemming der firma E. J. v. Wisselingh & Co. te Amsterdam.
En zoo is 't in al zijn werken, schilderijen of aquarellen. Zijn gezichten van den Dam bij avond, zijn trampaarden, hoewel uitmuntend van karakter en van actie, zijn niet zooals bij Mauve bijvoorbeeld, om hun karakter en standen geschilderd, maar bijna uitsluitend om de opposities van hun vaal wit of donkerbruin tegen de oranje-gele lichten in de schemering, of tegen het blinkende schijnsel dezer lichten in plassen. Breitner, met een schijnbaar illustratief talent, is in de eerste plaats eerst en altijd schilder. Wanneer ik schilder zeg, dan bedoel ik niet hiermede iemand die min of meer juist, zorgvuldig, als een photografisch objectief, al is 't in kleuren, de natuur-indrukken opneemt en weergeeft. Dit is een resultaat dat een ieder met oefening en geduld tot eenzekere hoogte kan bereiken. Dit is wat de meeste akademie-leerlingen verworven hebben, wanneer zij de school verlaten, na het behoorlijke aantal leerjaren te hebben doorgemaakt, namelijk een soort handigheid en oefening in 't teruggeven van hetgeen zij zien, waarvoor een zekere mate van talent noodig is, maar dat niets te maken heeft met ware schilderkunst. Terwijl teekenen in wit en zwart een oneindig ruim veld aanbiedt, waar alles geoorloofd is, — zelfs de meest onnatuurlijke en capricieuse fantastischlitteraire voorstellingen, is schilderkunst uit den aard der zaak oneindig beperkter.
O O
Schemeravond op den Dam. — Met toestemming der firma K. J. v. Wisselingh & Co. te Amsterdam.
G. TT. BREITNER.
. '
301
Wanneer in wit-en-zwart-kunst een bizondere wijze van teekenen, en de betrekkelijke waarde-tegenstellingen hoofdvereischten zijn, dan is 't duidelijk dat in een schilderij de /£/?«f in de eerste plaats in aanmerking moet komen, en, wanneer ik kleur zeg, dan bedoel ik die kleur opgevoerd in een geheel van tegenstellingen. Zoo is het duidelijk dat in een schilderij de /£/
•O-i
O
Amsterdamsche Vrouwen. — Naar een aquarel in het bezit van den Schilder.
G. H. BREITNER.
"
303
gezichten van den Dam, zijn trampaarden, zijn Amsterdamsche meisjes, enz., zijn zeker dikwijls gekozen om de types óók, maar altijd, in de eerste plaats om het kleur- en toon-geheel, om de tegenstellingen die hem opvielen, troffen, en de aanleiding waren, om zijne compositie uit te werken. Hieruit blijkt, waarom hij zulk een mooi, echt schilder is, van nature begaafd als zeer enkelen, een waar colorist, harmonist, of luminist, — hoc men 't ook noemen wille, —• 't komt op hetzelfde neer. Breitner's opvatting van het teekenen is geheel verschillend van de algemeen loopende begrippen omtrent teekening. Ik heb elders reeds, naar aanleiding van de uitmuntende en zoo hoogstaande karakter-teekening van Jozef Israels eenige regels gezegd, die zeer van toepassing kunnen zijn op de opvatting van Breitner. Voor de meeste menschen bestaat tcekenen uit het min of meer trouw neerzetten van omtrekken die een vorm of een massa begrenzen. Deze wijze van teekenen is het die door de meeste teekenmeesters en op teekenscholen, wordt onderwezen, terwijl het ook de primitieve wijze van teekenen is, van betrekkelijk onbeschaafde volken, en van primitieven van alle landen. Wanneer nu een omtrek gevoelig is geteckend, wanneer de kunstenaar al teekenende, met groote liefde de minste buigingen van zoo een omtrek volgde, en uiterst aandachtig met meerdere of mindere drukking de vastere of teedere gedeelten aangaf, wanneer zulk een lijnen-omtrek van b.v. een primitieven Italiaan of van een Holbein is, dan is deze bewonderenswaardig in alle opzichten. Maar hoe gauw wordt zulk een omtrek niet conventioneel, ongevoelig, droog! Dan kan hij van nut zijn in decoratieve ontwerpen, waar, naast talent, een onbewegelijke vorm-tcekening vereischte is; voor kunstnijverheid, waar de eerste vereischte is harmonische verdeeling van vlekken vastgezet door lijnen, en waar het begrip van leven en beweging niet op den voorgrond treedt, terwijl eigenlijk de geheele opvatting aan een bepaalde conventie moet zijn onderworpen om het beoogde effect te bereiken. Zulk een wijze van teekenen, die de omtrekken zuiver weergeeft, wordt algemeen geacht de eenige wijze van teekenen te zijn, en wanneer het groote publiek de schijnbaar verwarde, ruwe, nerveus-haastig neergeworpen krabbels was een Rembrandt, een Michael Angelo of een Israels ziet, raakt het in de war: gewend aan eene burgerlijke zindelijkheid van lijnen, begrijpt het doorgaans niet die teekening, die juist veel hoogere capaciteiten eischt, daar zij meer dan de vorm alléén, de synthese der vormen geeft, en beweging, actie, leven uitdrukt, niet op een onpersoonlijke en onbewegelijke wijze als een photografisch instantané maar met de uitdrukking van realiteit, en individueele visie. Van deze wijze van teekenen wordt dikwijls niet begrepen dat zij een veel grootere hoeveelheid talent vereischt, dan men denkt, en tevens eigenschappen die altijd schaarsch zijn, terwijl het zuiver-netjes nateekenen der dingen louter een werk van geduld en oefening is. Een geteekende omtrek dus wordt alleen gebruikt om de vormen voor te stellen, te omschrijven als 't ware, daar een zuivere lijnen-omtrek in de natuur
Het Kanonschot. — Met toestemming der firma E. J. v. Wisselingh & Co. Ie Amsterdam.
G. H. BREITNER.
,
305
niet bestaat. Het echte teekenen, in enkele lijnen of meer doorwerkt, bestaat in het aangeven in lijnen van het modelé der vlakken. Zulk teekenen geeft het bewijs dat een schilder ^>/, en het talent heeft weer te kunnen geven wat hij ziet. Zoo teekent Breitner. Zijn omtrekken mogen soms overdreven, schijnbaar ruw of gewild zijn, steeds verraden zij den j^z'/dfer, den door karakteristieke vormen, of door de actie dier vormen, sterk aangedane kunstenaar. En zoo weet Breitner beter dan vele anderen, het karakter, het leven uit te drukken. Zijne schijnbare onjuistheden van teekening zijn geheel onderworpen aan, èn het gevolg van zijn brillante opvatting van het geheel. Zoekend sappige, rijpe, zilveren tonen weer te geven zal zijn penceel een enkel maal den juist geproportioneerden vorm overdrijven, accentuëeren; dit zal dan geen fout zijn, maar slechts een overdreven uitdrukking van een karakteristieke lijn of vorm, die door dit overdrijven juist meer expressie krijgt dan indien zij bedaard en koud was gevolgd door een zenuwloos mensch. Het gespannen zenuwleven dat het werk van Breitner kenschetst, dit zenuwleven juist maakt hem tot den grooten schilder die hij is, tot den mooien impressionist in den volsten zin des woords. Impressionist! Hoe verkeerd wordt dit woord vaak begrepen! Met impressionisten bedoelt men dikwijls schilders die met breede toetsen schilderen, in plaats van met fijn marter-penseelen gladde likjes op het doek te plaatsen, met angstige zorg en onvermoeide aandacht. Hoe ver af is deze opvatting van de ware beteekenis van het woord. Impressie beteekent indruk. Impressionist dus iemand, —• in dit geval een schilder — die een indruk ontvangt, en die ondervonden indruk weergeeft in zijn werk. Sedert kunst op de aarde aanwezig is zijn alle kunstwerken van eenige waarde producten geweest van Impressionisten. Welk kunstenaar heeft ooit bestaan, dezen naam waardig, die niet in zijn werk een ondervonden aandoening, een indruk of impressie vertolkte, hetzij in Litteratuur, in Muziek of in de Plastische kunsten? Is er één beeldhouwwerk, van de Egyptische tot de moderne tijden, één schilderij der wereld, dat aanspraak maken kan op werkelijk kunstwerk, dat niet het product is van een emotie, ontstaan door het zien van iets impressioneerends in de natuur? Zijn de paarden van het Parthenon, sommige Egyptische beeldhouwwerken (men denke eens aan dat vrouwenrompje zonder hoofd, in het museum te Leiden), de was-schetsen in het South Kensington museum van Michael Angelo, aan de teekeningen van da Vinci, van Diirer, of schilderijen van Hals of Rembrandt niet onder den directen indruk gemaakt van een emotie, van een aangedane visie van een uiterst gevoelig artiest, die dan altijd een waar impressionist is geweest, een artiest begaafd met een uiterst gevoelig zenuwleven? Er is veel te veel gesproken en geschreven in onze dagen over het zenuwziek zijn der artiesten. Zeker kunnen enkelen dezer onder de zieken ge-
ELSEVIER S GEÏLLUSTREERD MAANDSCHRIFT.
rangschikt worden. En als de kunst het gevolg van een nevrose is, wat mogelijk is, dan moeten wij er voor dankbaar zijn en het verschil opmerken tusschen gewone ziekteverschijnselen, die niets tot stand brengen, en een subtiele (ziekelijke?) verfijning van het waarnemingsvermogen dat uitmuntende werken door uiterst fijne gevoelsaandoeningen doet ontstaan. Aan dergelijke zieken, zooals sommige beweren dat alle artiesten zijn, hebben wij de grootste, onsterfelijke meesterwerken der geheele wereld te danken. En zulk een zieke is dan meer waard voor de menschheid, dan millioenen gewone menschen die buiten hun eigen instandhouding niets en niemand ten nutte zijn. George H. Breitner werd in 1857 te Rotterdam geboren, en na zijn schoolperiode was hij geruimen tijd werkzaam aan een kantoor. Zijn aangeboren lust tot schilderen deed hem echter in 1877, dus op twintigjarigen leeftijd naar den Haag gaan, dat toen, evenals nog tegenwoordig het groote artiestencentrum van Nederland was. Hier waren sedert eenige jaren Israels, Mauve en de Marissen gevestigd, en deze groote schilders trokken om zich heen al wie met overtuiging aan kunst deed.
Het witte Paard. Naar een schilderij in het bezit van den heer J. J. Tiele te Rotterdam.
Te 's-Gravenhage was Breitner gedurende eenige jaren leerling van de Academie waar hij het examen voor de acte voor middelbaar onderwijs gelukkig aflegde. Na dezen eersten, voorbereidenden studie-tijd ging hij werken onder leiding van Willem Maris, die destijd woonde in den huize Rozenburg, waar later de Colenbrander-aardewerk-fabriek werd opgericht, en waar o. a. Th. de Bock, Tony Oftermans, de vroeg gestorven Jozef Neuhuijs en van der Maarel, achtereenvolgens ateliers gehad hebben.
G. II. BREITNER.
307
Breitner schilderde toen allerlei onderwerpen, maar het meest trokken hem aan soldaten, — huzaren en artilleristen uitsluitend, — om hun paarden, wier onverwachte groepeeringen, houdingen en bewegingen hem een rijke bron voor zeer mooie schilderijen werden.
Cavalerie. — Naar een schilderij in het bezit van den heer Hidde Nijland te Dordrecht.
Aan deze heeft hij dan ook zijn eerste successen te danken, en de besten der schilderijen dien hij destijds maakte, bevinden zich dan ook in meest uitgelezene collecties, als die van H. VV. Mesdag en van Taco Mesdag, en van den heer Tiele te Rotterdam. Ook schilderde hij toen meisjes en vrouwenfiguren vol karakter en distinctie, in zeldzame fijne toon-harmonieé'n. In 1886 ging Breitner zich te Amsterdam vestigen, waar hij sinds dien tijd woont. Hier begon hij die onuitputtelijke reeks stadsgezichten waarover ik zooeven uit-
In de Sneeuw. — Naar een schilderij in het bezit der Maatschappij lArti et Amicitia".
weidde, en ook heerlijk geschilderde naaktstudies, in sappige, hoogst gedistingeerde kleuren, die zeker het beste zijn wat in dit genre in onzen tijd hier werd geschilderd.
308
ELSEVIER'S GEÏLLUSTREERD MAANDSCHRIFT.
Een zijner meest sensatie-makende en beste stadsgezichten was zijn bekenden y ÖZWZ
Paarden in de Sneeuw. Naar een schilderij in het bezit van Notaris Bilderbeek te Dordrecht.
Een bekend schilderij uit de laatste jaren is zijn /Wrakw z« «fc JW^«W, dat in 1894 de gouden medaille verwierf door H. M. de Koningin-Weduwe-Regentes beschikbaar gesteld, en dat aangekocht werd voor het fonds Willink van Collen. De schilder was echter niet volkomen voldaan met de compositie van dit laatste schilderij. Het geheel liet hem onbevredigd, en hij besloot een nieuw doek te schilderen van hetzelfde onderwerp, met een eenigszins gewijzigden achtergrond. Dit, dat Breitner zelf volmaakter oordeelt dan het eerste, behoort aan den notaris H. J. van Bilderbeek te Dordrecht. Hoewel Breitner betrekkelijk nog jong is, en eerst vrij laat zich aan de kunst wijdde, was zijn loopbaan zeer succesvol. In de eerste plaats werd zijn talent spoedig hoog gewaardeerd en geacht door zijn meesters en collegas, en hiernaast vielen hem spoedig belangrijke officieele onderscheidingen ten deel. Onder deze wil ik vermelden: De gouden medaille op een driejaarlijksche tentoonstelling te Amsterdam. Medailles te München, te Parijs, die van de Koningin-Regentes, en zijne benoemingen in de laatste jaren tot Ridder van de Belgische Leopolds-orde en van de Oranje-Nassau-orde. Breitner is ook een paar malen lid geweest van Jury's voor Internationale tentoonstellingen.
Schemering. — Reproductie naar een schilderij.