Jaargang 25 Nummer 3
Vliegvisclub De Poldervlieg
Redactie en Bestuur Vijfentwintigste jaargang, nummer 3, jaar 2015 Huisorgaan van de Poldervlieg Vliegvisclub in St.Pancras en omgeving Website: http://www.depoldervlieg.nl Redactie: Jelke Boersma Ruard Janssen Frits van Merkenstein Dirk Barendregt Bart de Steenhuijsen Piters Fotografie: Angelica van Merkenstein, Harry Wauters, Dirk Barendregt en Ruard Janssen Technische realisatie: Ruard Janssen en Bart de Steenhuijsen Piters Redactie adres: Bart de Steenhuijsen Piters
[email protected] Bestuur van de Poldervlieg: Willem Gravemaker (voorzitter) 072-5641696 Din van Nieuwenhuizen (secretaris) 06-54261327 Erik van Soest (penningmeester) 072-5114701 Secretariaat: Din van Nieuwenhuizen Zuidje 15 1636 XB Schermerhorn
[email protected] De redactie en het bestuur zijn niet verantwoordelijk voor de inhoud van dit blad. De redactie behoudt zich het recht voor artikelen en bijdragen in te korten.
2
Inhoud
Redactie en Bestuur ............................................................................ 2 Tussen Vlieg en Netje: waarom zelf vliegen binden, steeds weer andere patronen proberen en vooral daar nooit meer mee stoppen..... 4 Vang ’n voorn (van +30 cm) in de zomer ............................................. 6 Op Sterk Water: Rondom de Mijzenpolder........................................... 8 Mag ik u wat vragen? ........................................................................ 13 Reisverslag: Noorwegen.................................................................... 15 Catch ‘n Release ............................................................................... 20 De Vice of Holland: Maarten Janssen ................................................ 22 Reisverslag: eind goed, al goed ......................................................... 27 Boek bespreking: van bondscoach tot bushgids ................................ 30
De foto op de voorkant is genomen door Harry Wauters van de vlieg waarmee Martin in de zomer een voorn van meer dan 30 cm ving (zie pagina 6).
3
Tussen Vlieg en Netje: waarom zelf vliegen binden, steeds weer andere patronen proberen en vooral daar nooit meer mee stoppen De inspiratie voor dit artikel was drieledig. Allereerst het jaarlijks in het voorjaar schonen van mijn dozen van al die eens veelbelovende of zelfs geliefde vliegen die toch nooit meer nat zouden worden. Vervolgens las ik een nieuw boek van John Gierach – ‘Good Flies’ - over het bijna dwangmatig door hem aanpassen van goed functionerende vliegpatronen. Zelf is hij een middelmatig binder, zijn vriend A.K.Best is een van de topbinders van Amerika en dan nog gaat hij in diens patronen wijzigingen invoeren. Zelf omschrijft hij het peuteren en kleine wijzingen aan patronen bedenken als ‘tinkering’. En tot slot vroeg mijn broer (zelf geen visser) kort geleden toen ik op verjaardagvisite kwam, ‘hoeveel verschillende vliegen heb je nu eigenlijk nodig?’. Tsja??? Dan ligt bovenstaande ‘waarom’ vraag wel voor de hand. Om maar eens te beginnen met wat meer algemene verklaringen. Vlieg binden wordt door heel veel vliegvissers gedaan, al schijnt Nederland relatief meer vliegvissende binders te hebben dan andere landen. Wellicht was dat ook een noodzaak omdat Nederland geen salmoniden en bijpassend stromend water heeft. Het water in Nederland is wat dat betreft uniek in Europa zeker ook omdat in het buitenland veel minder op coarse vis (niet salmoniden) gevist wordt met de vliegenhengel. In de beginperiode kan dat veroorzaakt hebben dat er geen kunstvliegen te koop waren die voor ons polderwater geschikt waren. Zelf vliegen binden geeft dan de mogelijkheid aan te sluiten bij de vereisten van het water waarin je vist, zodat je weet wat je doet en wat je kunt bereiken. Ik denk dat veel vliegvissers toch ook wel creatieve mensen zijn die technische problemen als een uitdaging zien, zoals te langzaam zinken, niet drijven, bepaalde grootte met behoud van kwaliteit kunnen binden, de beste imitatie van op dat moment actieve insecten of visje. Mensen die graag oplossing bedenken en die ook zelf uit willen voeren. Overigens geldt dit (zelf bedenken en doen) voor wat vliegvissen betreft voor meer onderdelen van de uitrusting. Dat het goedkoper is om zelf vliegen te binden dan ze te kopen lijkt plausibel, echter de gemiddelde vliegbinder heeft zoveel materiaal in de kast dat hij voor hetzelfde geld voor de rest van zijn leven ook dozen vol, zelfs voor Nederland geschikte vliegen zou kunnen kopen. Er zijn overigens ook vliegvissers/binders die zich kunnen redden met een beperkt aantal vliegen voor alle omstandigheden en vissoorten, en die verder ook weinig waarde hechten aan afwerking (zeggen ze, ik ken er geen een, maar ze schijnen te bestaan).
4
Ik vis zelf ook met kunstaas. Verschil echter tussen vliegen en kunstaas is dat je aan vliegen veel meer zelf kan doen, kunstaas vraagt toch vaak meer om fabriekswerk om ze netjes af te werken. Ook een verschil met kunstaas, is dat je bij het aanknopen van een vlieg toch vaak de al gebruikte vlieg kiest, terwijl dat bij kunstaas in dezelfde situatie niet uitmaakt. En bij kunstaas stopt de uitbreiding van het assortiment sneller, je vervangt nog wel eens wat, koopt misschien nog wat nieuws maar de grote vaart is er op een gegeven moment wel uit. Hoe anders bij vliegen. Je ontwerpt een vlieg of past een bestaand patroon aan, je vangt er vis mee, maakt hem eerst nog wat functioneler, vervolgens doe je je best op het afwerken en soms op het toppunt van de roem …. ga je zomaar eens wat anders proberen. Of het lukt even niet met je nieuwe ‘topvlieg’, je probeert eens wat anders en vangt wel vis. Plots blijft je ‘topvlieg’ wat vaker in de vliegendoos, verdwijnt naar een hoekje, dus vis je er minder mee en verhuist hij uiteindelijk naar een van de ‘reservedozen’ onder in de gangkast. Dit werd het lot van de ‘Rode Rug’ van Ruard, van mijn ‘Gele Ketter’ en ik heb meer voorbeelden van anderen gehoord. Ik denk dat het blijven binden van nieuwe vliegen en patronen met een van de leuke aspecten voor de vliegbindende vliegvisser te maken heeft. Je bedenkt een patroon, meestal wel met een bepaald idee erachter, voert eigenhandig je ontwerp uit en verleidt er een vis mee. Een moment van geluk wat (een beetje) slijt naarmate je vaker vis vangt met die vlieg. Maar dat geluk neemt weer toe als je met een nieuw patroon vis vangt. Net zo goed als ik stiekem ook gelukkig kan worden van de aanblik van een doos met rijtjes mooi afgebonden (op dat moment voor mij favoriete) vliegen. Het paradoxale is overigens wel dat dit hele verhaal eigenlijk net zo goed, in ieder geval wat de vangst betreft, het gelijk aantoont van die groep die vist met een beperkt aantal patronen en soms weinig waarde hecht aan de afwerking (die ik dus niet ken maar er wel moeten zijn). Maar ja, als je kan kiezen tussen gelijk en geluk????? Frits van Merkenstein Foto: Angelica van Merkenstein
5
Vang ’n voorn (van +30 cm) in de zomer Het zal al weer een jaar of vijf terug zijn dat ik op een warme zomeravond in mijn buurt aan het vissen. Je kent het wel, geen zuchtje wind, de lucht was nog zwaar van de daagse hitte en overal zoemden insecten. Het water begon weer tot leven te komen en vissen beroerden het oppervlak op zoek naar muggen en andere insecten. Ik bond een zwarte palmer aan mijn onderlijn en werp de vlieg tegen de overkant van de vijver. Meteen ontstond er een kolk toen een grote voorn als een forel zijn staart tegen de vlieg sloeg en ‘headtale-end’ terugdraaide naar de vlieg. Even leek hij te happen, maar in mijn ultieme opwinding sloeg ik te snel aan en trok de vlieg weer uit zijn bek. Elke vliegvisser heeft dergelijk drama ergens in zijn geheugen opgeborgen. Dit is zo’n herinnering waar ik na vijf jaar nog de adrenaline van navoel. En pas later begreep ik de volle omvang van mijn misser, want iedereen die ik het vertelde, bevestigde hoe moeilijk het is om in de zomer in Nederland een grote voorn te vangen. Zalm vangen in Noorwegen verbleekt bijna bij deze uitdaging. En zo kwam het dat ik jaar op jaar een prijs uitloofde in de vorm van een fles whisky voor het clublid dat in de zomer, in onze visomgeving, een voorn vangt van 30 cm of groter.
Jaarlijkse oproep Er staat al ruim vier jaar een fles single malt whisky te wachten op het clublid dat in de zomer een voorn van meer dan 30 cm vangt. Lukt het jou deze keer? Deel dan je foto en verhaal met Bart de SP.
Goede vangst deze zomer! Het duurde nog vier jaar voordat een clublid een mail aan mij stuurde met het bericht en het bewijs van zo’n vangst. Martin meldde mij op 6 augustus het volgende: Terug van vakantie vond ik de Poldernimf in de brievenbus en na het lezen dacht ik dat we als leden best wel trots mogen zijn op zo’n blad met reisverslagen van leden en redactieleden die de kunst verstaan om een boeiend artikel te schrijven. Op de laatste bladzijde een oproep (alweer 4 jaar ??) voor een voorn van meer dan 30 cm en die heb ik de laatste jaren
6
weleens gevangen op het IJsselmeer of Amstelmeer tijdens het wadend vissen. Ik had toen niet de gelegenheid en eigenlijk ook geen behoefte om een foto te nemen. Bovendien was het ook niet in de omgeving van Alkmaar. Maar vorige week (3 aug 2015) toen ik vanaf de kant aan het vissen was in de ‘Stad van de Zon’ wilde Harry (de fotograaf) die naast mij stond beslist een foto maken toen ik een mooie voorn ving die achteraf ook nog eens ruim 30 cm bleek te zijn. De uitdaging alleen al vond ik leuk genoeg dus bewaar de bonus maar (indien ik de enige/eerste ben) voor een nieuwe/volgende/andere uitdaging. Ik viste met een driedelige aftma 2/3 hengel 7’9” met een leader van 2,5 meter en met twee dezelfde nimfen met een tungsten kraal op 50 cm uit elkaar die ik binnen stripte met strips van 15 cm. Als bijlage stuur ik je de foto’s van de voorn en van de nimf waarmee ik aan het vissen was. Met vriendelijke groet, Martinpecheur
Foto: Harry Wauters
En zo kan ik nu iedereen informeren dat de bokaal in de vorm van een fles whisky geheel terecht aan Martin wordt uitgereikt tijdens de eerstvolgende club gelegenheid. Een knappe prestatie als deze verdient de prijs die ervoor staat. Namens de wedstrijd commissie feliciteren wij Martin van harte hiermee! Bart
7
Op Sterk Water: Rondom de Mijzenpolder De Mijzenpolder is wellicht een van de oudste polders in Nederland als je de geschiedenis van de ontginning kent. Al in 950 werden de eerste pogingen gedaan om daar de veengronden bewoonbaar te maken en ontstond er al iets van een leefomgeving door kolonisten vanuit de strandwal Oudorp –Heiloo. In 1344 werd het gebied omdijkt en van 1532 gebeurde dat met behulp van een molen. Het was en is een bijzonder vogel- en visrijk veenweidegebied, onregelmatig verkaveld en door grillige waterlopen doorsneden. Heel anders dan het schaakbord-landschap van omringende droogmakerijen als de Beemster (1612) en de Schermer (1635). De Ursemmervaart zelf functioneerde vanaf 1660 als trekvaart tussen Alkmaar en Hoorn, een betrouwbare LSL (Lage Snelheids Lijn) met een jaagpad voor de paarden en hun jager op de dijken, onderhouden door beide steden. Behalve de Ursemmervaart omringen ook de Schermer, de Beemster ringvaart en het Zwet de Mijzenpolder. Wij hebben niet de hele Mijzenpolder rondgevaren, maar zijn vooral op het Zwet voor anker gegaan, wat een prachtige plek is om te vissen en van het uitzicht te genieten. Vis technische informatie Deze keer hadden we vooraf zeer weinig vis technische informatie. In het jaarverslag van de HSV Alkmaar en Omstreken stond dat in de zomer de baars wedstrijden vanwege plantengroei in de Zuidervaart verplaatst waren naar de Ursemmervaart. Dat leverde goede resultaten op en in november vorig jaar werd er nog een baars van 37 cm gevangen. Er worden overigens veel baars wedstrijden gehouden door omliggende verenigingen. Ook kregen wij de tip dat in de winter de roofvis zich daar wel verzamelde, zeker waar meer huizen staan. Een oefenvisserij van Ruard en Frits op een koude, natte zomeravond leverde geen vis op, maar we zagen wel dat het water redelijk helder was. Tijdens het redactievissen zelf, waarbij wij meer de Mijzenpolder rondgingen en dus niet alleen de Ursemmervaart bevisten, vertelde Rob ons dat er over het algemeen wel goed roofvis gevangen wordt in dat gebied. Biologische aspecten van het viswater Slootwater bekijken onder de microscoop is altijd weer leuk. Vol verwachting stel je de microscoop scherp, deze keer een binoculair 40 x. Je weet nooit wat je precies te zien krijgt. Het is net als vissen. Nu ging het om een monster van een vaart in Avenhorn waar wij ook hebben gevist. Een fijnmazig planktonnetje is 30 cm onder het oppervlak over 100 meter door het water getrokken door het uit de boot te hangen. Het water was redelijk helder. Op een meter
8
diepte was het netje nog juist te zien. De watertemperatuur was 20.5 C en de pH 8.55 (een dag later na de koelkast 8.36) gemeten met een op pH 7.00 geijkte meter. Dat is nogal hoog maar niet onmogelijk of verontrustend. Het plantaardig plankton met name kiezelwieren kan dit door fotosynthese veroorzaken. In het monster zaten minimaal vier bootvormige soorten. Van de planten is naast het vele riet ook de gele plomp noemenswaardig. De grote bladeren geven bescherming voor veel waterdieren. Grote waterinsecten zijn er niet gevangen met het plankton-netje. Ze waren allemaal kleiner dan een millimeter. In het monster zaten watervlo-achtigen, tenminste een soort eenoogkreeftjes, mosselkreeftjes en naupliuslarven. Dat zijn kreeftenlarfjes die bij alle kreeft-achtigen dezelfde vorm hebben. De bodem en oeverzone zijn niet bemonsterd doordat het te donker was. Heel mooi was de aanwezigheid van meer - en watervleermuizen. De watervleermuis wil ook nog wel eens een visje pakken. Deze waarnemingen zijn doorgegeven aan de site www.waarnemingen.nl. Verslag van de avond Beste Frits, je hebt van die dagen met een gouden randje. Dit was er een van. Veel vis is er niet gevangen zoals je al zei hoewel ik met de twee voorntjes op de Pheasant Tail toch wel blij was. Ik had veel baars verwacht maar dat komt een volgende keer wel. Het vissenleven is op dit water voor een groot deel nog onbegrepen en dat houdt het ook leuk. Voorspelbaarheid is de dood in de pot. Zoals je zei was de sfeer prima en dat kwam ook door de deskundigheid en gastvrijheid van Rob. Het stuk varen terug in het donker vond ik fantastisch. Watervleermuizen hebben we volop gehoord maar ook meervleermuizen. Een mens wordt daar heel blij van en dat zal voor jullie ook wel gelden. Daarom gaat mijn detector altijd mee naar buiten. Leve het redactievissen en Rob nog bedankt! Groet, Dirk Hallo Heren, ondanks de slechte vangst, heb ik ook een leuke avond gehad, voor herhaling vatbaar mogelijk tegen de winter op snoek, als de vis wat meer honger heeft. Met vriendelijk groet, Rob Verbart Dag Frits, niet eerder viste ik vanuit zo’n grote boot met de vliegenhengel. Met een rondvaart kunnen er makkelijk 40 personen in deze boot die nu plaats hoefde te bieden aan vier vliegvissers van gemiddelde omvang. verbazingwekkend met welk gemak Rob de boot liet driften en al drijvend in de ringvaart konden wij mooi de kanten afvissen. De grootte van de boot was dus geen beperking. Ik koos er voor om met een WF5 lijn te vissen die mij in verband met de wind een logische keuze leek. Maar met de voornamelijk
9
kleine vis die actief was, waren aanbeten op deze zware lijn wat lastig te registreren. Daar waar het kon heb ik ook de rietkragen afgevist met de droge vlieg en zo heb ik wel een aantal aanbeten gehad. Maar die vis was zo klein dat ik de aanbeten niet kon verzilveren. Ik heb hoog in het water gevist waar de kleine vis actief was en de bodem afgevist met zwaardere nimfen waar ik de grote vis vermoede. Helaas zonder een overtuigend resultaat. Vermoedelijk omdat een van de collega-vissers het nodig vond om met een popper de visstek te verstoren (echt een grap Frits!). Maar de gezelligheid was er niet minder om en het varen in de boot is al een belevenis op zich. De ronkende diesel bracht ons in het schemeravond weer naar de opstapplaats en terwijl wij terugvoeren had Rob een plugje buiten boord hangen. Al trawlend voeren wij terug. Helaas leverde deze manier van vissen ook geen vis op en bevestigde ons wederom dat de vis niet actief was. Naast de vleermuizen registreerde Dirk met zijn bat-detector brommende sprinkhanen. En toen wij uitgestapt waren bij Avenhorn voer Rob terug naar de Bietenhaven waar de boot zijn thuishaven heeft. Rob bedankt! Jelke Boersma Dag mannen, zelfs al zouden vliegvissers voor het minimumloon werken dan nog werd afgelopen woensdagavond ‘de vis duur betaald’ (vrij naar Herman
10
Heijermans). Twee kleine voorntjes voor Dirk en een mooi minivoorntje van 5 cm voor Jelke. Gezien de potentie van het water had ik er misschien een dril van een uur van gemaakt in de stille hoop dat een dikke baars....... Als ze dan geen streamers, divers of poppers willen dan wel misschien de real thing! Gelukkig gaat het om meer dan vangen en was de omgeving waarin we door Rob rondgeleid werden fantastisch. Hele stukken waarin we voeren zijn vanaf de kant niet te bevissen, of zelfs te zien. Dit omdat er geen weg langsloopt maar vooral door de hoge en dikke rietkragen. Het water was helderder dan je in eerste instantie zou denken al heb ik achteraf het idee dat een wat grotere en meer herrie makende streamer misschien wel voor meer actie had kunnen zorgen. Aan de andere kant, Rob viste ook een tijd met een fikse drijvende ? ‘rat’ maar zonder succes. Er was wel degelijk, zeker later op de avond, voorn actief maar we vingen ze niet. Ik vind het wel een water om later in het jaar nog eens naar terug te gaan. Het is op veel plekken amper van de kant te benaderen, maar zo rond Avenhorn zijn er wel voldoende open plekken. Misschien is het water dan nog wat helderder en is de hoeveelheid prooivis voldoende afgenomen om de roofvis wat actiever te laten jagen. Het was echter een prachtige vaartocht met daarbij onverwacht mooi weer naarmate de avond vorderde. We gingen laat terug maar dat gaf ook de mogelijkheid om de nodige watervleermuizen te spotten waarbij we tijdig door Dirk ingeseind werden. Hij had een audio vleermuizen detector meegenomen. Prima idee!! Tot slot wil ik Rob Verbart nogmaals bedanken voor de gastvrijheid op deze avond. Vers gezette koffie en koude biertjes uit de koelkast, dat heb ik niet elke vistrip!!. Daarnaast slaagde hij erin de boot elke keer zo neer te leggen dat we alle vier visruimte genoeg hadden zonder veel risico elkaar een haak in een lichaamsdeel te bezorgen. Meer dan vier vliegvissers zou ik niet doen, al is er niets op tegen om met zes of zeven man te gaan en om toerbeurt te vissen. Er is ruimte genoeg om even te relaxen met een kopje koffie en van de omgeving te genieten zonder de andere vliegvissers in de weg te zitten. Ik kan mij overigens ook goed voorstellen dat je een keer met Rob gaat varen zonder te vissen. Je kan comfortabel met veel mensen zitten en het was goed te merken dat Rob veel kon vertellen over de omgeving. Groet, Frits Conclusie Rondom de Mijzenpolder is absoluut geen makkelijk viswater al denk ik dat het in de herfst en winter, als vis wat meer naar de beschutting van de dorpen gaat, eenvoudiger wordt om goede stekken te vinden. Ik ken het maaibeleid niet maar ongetwijfeld zal er wat meer visruimte komen en wordt het water
11
nog een slag helderder waardoor het ook wat aantrekkelijker wordt om met kleine nimfen te vissen. Ik zou dit water zeker nog een tweede kans geven en dan vooral richting Avenhorn gaan waar ik ook nu al wat mooie open plekjes met structuur aantrof. Dat je op veel plekken ook nog een prachtig uitzicht hebt over heel oorspronkelijk Noord Hollands polderlandschap zonder veel nieuwe bebouwing is dan nog een extra bonus. Frits namens de redactie
12
Mag ik u wat vragen? Over een paar weken is het zo ver. Samen met Bart vlieg ik naar Oostenrijk om daar in gezelschap van Dr. Helmut Alexander te gaan vissen. Bart ontving enige tijd geleden een uitnodiging van deze vriendelijke Oostenrijker om eens bij hem te komen vissen. Vanuit het plaatsje Landeck, dat ongeveer 70 km van Innsbruck ligt, zullen wij gaan vissen in de rivieren de Sanna en Inn, welke een hoofdrivier is in Oostenrijk. Helmut is een gepassioneerd vliegvisser en heeft alle vergunningen voor ons geregeld. Inmiddels is er een intensieve mailwisseling gaande over materiaal en welke vliegen wij zullen gebruiken. De rivieren in Oostenrijk stromen snel en zijn op bepaalde plaatsen erg diep. En om die reden is het advies van Helmut om zeker een aantal zware steenvliegen te binden. Deze vliegen moeten tegen de bodem worden aangeboden en zwaar is dan goed. Er bestaat de kans om grote en sterke vis te vangen en daar zullen wij de leaders op moeten aanpassen. De tippet kan dus niet te licht worden gekozen en ik verwacht dat 18/00 wel de juiste maat is. Aan deze tippet dikte is van een natuurlijke actie van de steenvlieg niet veel sprake meer en ben ik in mijn voorbereiding daar al op aan het anticiperen. De vraag is: hoe krijgt mijn vlieg de benodigde bewegelijkheid zonder een dunnere tippet toe te passen? Het antwoord op deze vraag komt uit de kunstaaswereld en wel van de gebroeders Rapala. Voor de vissers onder ons die deze Amerikaanse kunstaasfabrikant niet kennen: Rapala maakt sinds de jaren ’60 voortreffelijke plugjes en verwierf daarmee een grote naam. En om de actie van hun kunstaas te vergroten introduceerden zij een kunstaasknoop onder de naam Rapala-knoop. Deze knoop bevestigt het kunstaas aan een lusje waardoor het meer bewegingsvrijheid heeft dan wanneer het rechtstreeks aan de tippet wordt bevestigd. Een goede rapala-knoop heeft een treksterkte van ongeveer 70% van de normale treksterkte van het tippetmateriaal. Dat geldt bij een gelijkmatig opgebouwde belasting (vluchtende vis) en niet bij een plotsklapse ruk. Want dan is de maximale trek sterkt vele malen lager. Dit is te ondervangen door een soepele hengel te gebruiken. De knoop heeft veel weg van de gewone kunstaasknoop die veelvuldig gebruikt wordt bij het aanbinden van een vlieg. Mijn eigen indruk is wel dat de diameter van de tippet in verhouding dient te zijn met de diameter van het staaldraad waar de haak van gemaakt is. Er zijn vliegvissers die graag haken gebruiken die van dun staaldraad gemaakt zijn. De gedachte daar achter is dat deze haken met veel minder kracht goed inhaken in de bek van de vis, beter dan de haken van dikker staaldraad. Maar wanneer dundradige haken aan dik tippet materiaal worden gebonden, dan verzwakt het tippet materiaal doordat het te scherp
13
moet buigen. Daardoor kan er eerder een breuk ontstaan in het tippet materiaal. Met het voordeel van de bewegelijkheid van het aas heeft deze knoop ook een klein nadeel. Wanneer er begroeiing of wier is in het viswater dan kan het zijn dat deze knoop vuil vasthoudt doordat het uiteinde van de tippet omhoog wijst. Juist dit omhoog wijzende puntje kan vuil gaan vasthouden en dat is natuurlijk niet echt vangkans-verhogend. Wil je dit voorkomen dan kan een drup knotglue wonderen doen. Een belangrijk verschil met andere knopen is dat eerst een platte knoop wordt gelegd. Daarna wordt eigenlijk de normale kunstaasknoop uitgevoerd. En onderstaande afbeeldingen zeggen meer dan dat ik in woorden kan toevoegen.
Deze knoop ga ik eind september toepassen in Oostenrijk en wanneer ik terug ben zal ik hem vast en zeker gebruiken wanneer ik hier in de polder weer een streamer aanbindt. Jelke
14
Reisverslag: Noorwegen In Amsterdam woont Marc, een vismaat van mij. Een aantal jaren geleden heeft hij bij mij een hengel afgebouwd. Later zocht hij me weer op om met splitcane-bouw te beginnen. We hebben bij Joost een hengel afgebouwd. We zien elkaar regelmatig en wisselen dan gegevens over splitcane hengels uit en gaan een paar uur met elkaar vissen. Hij vertelde over zijn visavonturen in Noorwegen en ik vroeg of ik niet een keer met hem mee ‘mocht’. Hij vond het geen probleem, maar moest nog wel even overleggen met zijn vismaten. Uiteindelijk besloten we met zijn drieën naar Noorwegen te gaan. We gingen per vliegtuig naar Noorwegen en daarna met een gehuurde auto van Oslo naar Tolga. Dat was zo ongeveer 350 km rijden. Marc had een huisje bij Tolga gehuurd met twee slaapkamers en een bed op de overloop. Zo hadden we ruimte genoeg. Dus alles was geregeld. Hengels en vliegen Omdat we zouden vliegen moest ik weloverwogen mijn koffer inpakken. Ik kende het water niet dus ik wist ook niet zo goed welke hengel ik het liefst wilde meenemen. Ik wilde in ieder geval ook met splitcane vissen. Er pasten twee hengelkokers in mijn koffer dus met twee hengels per koker waren dat vier hengels: 1 Quatra #5/6, 1 Flextec #4, 1 splitcane 7ft #4 en een splitcane 7ft #5. Ik nam ook de bijpassende lijnen mee en ook een zinklijn. Kunstvliegen
15
uitzoeken was heel wat moeilijker. Er zijn zoveel mogelijkheden. Ik vis graag met spiders en wingless wets, dus die doos met vliegen moest in ieder geval mee. Ik had ook gehoord dat één van de vismaats vaak met een Peute heel goed vangt. Normaal hecht ik niet zo erg aan één patroon, maar zo’n duidelijke aanwijzing voor een rivier die ik helemaal niet ken, wilde ik niet naast me neerleggen. Bovendien had ik van Jan Spruit een keer een zakje veertjes voor de Peute gekregen en die kwamen nu heel goed van pas. Verder zitten er in mijn Noorwegendoosje nogal wat Rukmuggen en Superpupans en niet te vergeten Klinkhamers en Paraloop emergers. Ik had ook wel andere lijnen mee maar was eigenlijk niet van plan met iets anders dan met drijvende lijnen te vissen. Uit Amerika had ik een gefurlde (gedraaide) leader gekregen. Die heb ik aan mijn lijn gemaakt (lus in lus) en ik heb er de hele week mee gevist. Tot nu toe had ik het niet zo op gedraaide leaders omdat hij helemaal in elkaar kronkelde als ik ergens vast aan zat en kracht moest zetten op de lijn om de punt stuk te trekken. Met deze leader had ik daar geen last van. Bovendien heb ik niet meegemaakt dat de punt van de haak tijdens de worp in de leader haakte. Deze leader was ook heel vast gedraaid en mooi getaperd. Mijn punt was een meter tot anderhalve meter lang en bestond uit fluorocarbon met een trekkracht van twee kg en een diameter van 15/100. Ik heb meestal met twee vliegen gevist, met op de punt de Peute en op de dropper vaak een Partridge and Orange met een ribje van dun goudtinsel. Soms kon ik in het water staan zodat ik een redelijk achterwaartse worp kon maken, maar vaak ook stonden er zoveel bomen dat dat niet lukte. Een rolworp of variatie daarvan bracht uitkomst. Ook had ik veel profijt van een werptechniek die ik in het begin van mijn vliegvisloopbaan heb geleerd: evenwijdig aan de oever werpen en dan met de laatste voorwaartse worp richting het midden van de rivier, vaak 45 graden stroomafwaarts. Een enkele keer viste ik stroomopwaarts, als de omstandigheden dat toelieten. De beet kwam soms als de vliegen ‘dead-drift’ stroomafwaarts dreven, maar dat was niet een groot stuk doordat het water vrij snel stroomt. Soms kwam de beet als de vliegen aan het swingen waren en aan een strakke lijn stroomaf stil of bijna stil in de stroming hingen en ook wat stegen. Dat waren dan ook meestal keiharde aanbeten. Als ik mijn lijn met vliegen geworpen had, hief ik mijn hengel zo snel mogelijk omhoog wijzend naar waar ongeveer mijn vliegen lagen. Mijn lijn hing dan in een bocht tussen mijn hengeltop en de plek waar mijn leader in het water lag. Er bleef spanning op de lijn staan door de druk van het water. Met mijn hengeltop volgde ik het pad van de vliegen tot ik een beet kreeg of tot mijn vliegen strak stroomaf lagen.
16
Kvennan en het water Het stuk rivier waarop we visten heet ‘Kvennan’ en ligt ten zuiden van Tolga. De rivier is daar behoorlijk breed maar is voor zo’n grote rivier niet zo heel erg diep. In het begin vond ik het moeilijk om te bedenken waar ik moest gaan vissen. In de loop van de week lukte het me om zo’n breed water op te delen in een aantal kleinere stroompjes, dat kwam het aantal beten wel ten goede en daardoor voelde ik me ook zekerder over de plekken waar ik zou kunnen gaan vissen. Een jaar of twaalf geleden begon Hein van Aar met het beheer van de Glomma ten zuiden van Tolga. Hij kreeg de grondeigenaren (de boeren in het dal) zover dat ze het water in een soort stichting onderbrachten met Hein als riverkeeper. Nu is het zo dat je geen enkele forel en maar een vlagzalm per
17
dag mee mag nemen en die mag alleen maar tussen de 35 en 40 cm lang zijn. Op het grootste stuk mag je alleen vliegvissen. Er schijnen wel grote forellen te zitten, die wij niet hebben gevangen, maar er zitten veel vlagzalmen en ook hele mooie exemplaren. Mijn grootste was 41 cm maar Marc en Arjan hebben er ieder één van 50 min gevangen. Het is dan ook een waar vlagzalmparadijs. Een dag aan de Glomma ’s Morgens staan we niet al te vroeg op. Ik ga om 7.30 uur als eerste even douchen en dan is mijn traditionele werkje het bakken van de eieren. Arjan is ook al op en die begint de tafel te dekken voor het ontbijt. Na wat rondjes koffie en soms nog wat vliegen binden gaan we de spullen pakken en buiten trekken we de waadpakken aan. Met plasticzakken om je voeten glijden je voeten heel wat makkelijker in je waadpak. Met de auto rijden we een kwartiertje en komen aan bij een landelijk, onverhard weggetje met aan het eind een parkeerplaatsje. Aan het begin van het weggetje staat een bord met daarop de Glomma en gekleurd het Kvennan vliegvisstuk. We gaan naar een eiland en Marc weet de weg. Ik mag zijn schouder vasthouden als we oversteken en met Marc als houvast en mijn waadstok in mijn andere hand haal ik de overkant. We gaan vissen en als het een uur of vier is zoeken we hout en berkenschors voor een vuurtje. Marc steekt het aan zonder lucifers, maar met vaseline en watten en een soort schraapstaal met magnesium.
18
We maken worstjes heet en samen met een broodje hebben we goed te eten. We vissen nog een tijdje door rond het eiland, vinden wat elanden drolletjes en gaan voldaan om een uur of zeven weer naar huis, waar we een vorstelijke maaltijd hebben met macaroni met van alles erin. Na nog wat vliegen binden is het tegen elven weer hoog tijd om te slapen. Afsluiting Ik heb een prachtige week gehad in Noorwegen, mede doordat Marc en Arjan de weg wisten op het stuk rivier waar we gevist hebben. Voor hen is het ieder jaar anders doordat de waterstand nogal wisselt. Bedankt Marc en Arjan, Ruard
19
Catch ‘n Release Je komt het regelmatig tegen uit de Dierenvriendenhoek. Zo ook in mei 2014, toen de Amsterdamse afdeling van de Dierenpartij, gesteund door Groenlinks en D66 - het is maar dat u het weet - probeerde om de gemeenteraad het sportvissen in het Amsterdamse te laten verbieden. De Amsterdamse Hengelsportverenigingen hebben de raad tot een verstandige beslissing gebracht o.a. met advies van de hersenwetenschapper Bob Bermond van de UvA. In het volgende stuk tekst zal ik proberen een en ander te verduidelijken over pijn, ook zoals dat door vissen wordt ervaren. Misschien doe ik dit ook wel om de boel voor mezelf weer eens op een rijtje te zetten en de pissigheid, ontstaan door de kwaadwillige en domme praatjes van de Dierenvrienden, van me af te schrijven. De meeste mensen weten wel hoe een zenuwstelsel in elkaar zit maar ik zal toch, kort en sterk vereenvoudigd, beschrijven hoe het een en ander ongeveer werkt. Dieren maar ook planten moeten informatie krijgen uit de omgeving en het inwendige om zich te kunnen handhaven. Over temperatuur, vochtigheid, luchtdruk, de aanwezigheid van andere dieren, soortgenoten, die soms van het andere geslacht zijn enz. Ook beschadigingen aan- en in het dier moeten worden waargenomen. Daar zijn sensoren voor nodig om de prikkel zoals licht b.v. te kunnen ervaren, zoals het oog, het gehoororgaan, het reukzintuig maar ook de nocioreceptoren, zeg maar: de pijnzintuigen. Een zintuig vormt de waargenomen prikkel, zoals de beschadiging van een vissenlip om tot een soort elektrische pulsjes die via zenuwcellen naar het Centrale Zenuw Stelsel (CZS) gaan. De meest pulsjes die van de zintuigen komen gaan via snelle zenuwcellen. De pulsjes van de nocioreceptoren gaan via langzame zenuwcellen z.g. alfavezels. Forellen hebben 4% van de hoeveelheid alfavezels die bij zoogdieren te vinden zijn. Haaien en roggen hebben ze helemaal niet. Er zijn bij mensen afwijkingen bekend waarbij er veel minder alfavezels aanwezig zijn dan normaal. Die mensen ervaren wel pijn maar hebben daar geen emoties bij, ze hebben er geen last van en lijden er niet bij. Er is blijkbaar een grote hoeveelheid pulsjes nodig voor emoties en nog wel meer zoals zal blijken. In het CZS waar de pulsjes aankomen wordt al of niet een reactie op de omgeving van het dier voorbereid. Dat kan leiden tot gedrag b.v. vluchten of aanvallen of je rustig houden. De informatie van de pulsjes wordt meestal in het geheugen opgeslagen. Zo leer je wat. Ook een garnaal kan dat. Het kan ook tot bewustwording en bewust handelen leiden zoals bij ons mensen. Hoe dat bij andere gewervelde dieren waaronder zoogdieren zit is een ingewikkelde zaak. Bij die bewustwording speelt de frontaalkwab, die vlak
20
achter het voorhoofdsbeen ligt, een belangrijke rol. Vissen hebben zo’n frontaalkwab niet, apen wel. Wat moeten we nu met ‘leed, stress, angst en pijn ‘ van onze Dierenvrienden? Natuurlijk is er sprake van stress bij vissen en alle andere dieren. Het is een reactie op een gevaarlijke gebeurtenis. Een voorn die net ontsnapt is aan een jagende baars of door een vliegvisser is geland en teruggezet zal zich vaak anders gaan gedragen. Er komen stresshormonen in het bloed om het lichaam in een alarmfase te brengen. Die stress moet niet te lang duren, want daar kunnen ze aan doodgaan. Langdurig drillen is misschien wel leuk maar een korte dril is veel beter voor de vis. Pijn hebben ze ook, als waarschuwingsmechanisme, maar het gedrag wat ze laten zien wanneer ze gehaakt zijn, is op zichzelf geen bewijs voor een emotionele ervaring. Ook niet als ze hun gedrag aanpassen, b.v. met de kop gaan schudden en vluchten. Een robot met sensors, een computer en servomotoren is ook zo te programmeren. Angst en lijden, de emotionele aspecten van een beschadiging, zijn zeer onwaarschijnlijk. Hersendelen die te vergelijken zijn met onze frontaalkwab zijn bij vissen tot nog toe niet aangetoond. Bovendien is de hoeveelheid trage zenuwcellen heel klein. Bewustzijn is bij deze dieren niet aanwezig en dat is toch noodzakelijk voor angst en lijden. Er zijn onderzoekers die het hier niet mee eens zijn. Vrijwel altijd laten ze de feiten en redeneringen die hen niet bevallen gewoon weg, zoals ook de Dierenvrienden dat doen. Google maar eens op ‘Bob Bermond’. Het feit dat vissen anders in elkaar zitten dan zoogdieren, waaronder wijzelf, neemt niet weg dat we ze netjes moeten behandelen. Dat is deel van onze ethiek als vliegvisser. Het zijn wonderlijke wezens, medeplaneetbewoners die we licht verwonden en meestal tijdelijk van hun vrijheid beroven. En als we ze doden om ze op te kunnen eten dan hoort dat snel en netjes te gebeuren. Je laat ze niet stikken. Hopelijk ben ik voor iedereen helder geweest. In elk geval is de irritatie die ik heb als Dierenvrienden weer praatjes verkopen en ons sportvissers willen laten verdwijnen weer een stuk kleiner. ‘Released’ zo gezegd. De informatie voor dit stuk tekst komt voor een deel uit mijn hersens, gestuurd door mijn frontale kwab,voor een ander deel uit een artikel in Visionair dec. 2014 waar de argumenten van Bermond besproken worden. Dirk Barendregt, bioloog, leraar en vliegvisser
21
De Vice of Holland: Maarten Janssen Voor deze Vice nam ik me voor om eens iemand te interviewen die niet direct tot de bekende clubleden behoort. Zeg maar, voor weer ‘ns een nieuw geluid. Zo kwamen we tijdens de redactievergadering bij Maarten Janssen, al kan je hem niet met goed fatsoen iemand van buiten noemen. Maarten is nota bene een van de oprichters van de club en tot op heden lid, ook al bezoekt hij de clubavonden maar sporadisch. Daarbij doet hij fysiek erg denken aan zijn jongere broer en voel je je mede daarom meteen thuis bij hem. Belangrijker daarbij is zijn hartelijke voorkomen waarmee hij mij begroet en in zijn woning in het oude centrum van Sint Pancras welkom heet. En als ik drie uur later weer vertrek, realiseer ik mij dat Maarten een totaal andere kijk op vliegvissen heeft gepresenteerd dan Ruard. Daarmee voldeed hij aan mijn verwachting om iets nieuws te horen en blijkt maar weer eens dat het vliegvissen wel in onze genen zit, maar wij allemaal onze eigen voorkeur en stijl ontwikkelen. Na binnenkomst neemt het gesprek tussen Maarten en mij zoals altijd een onvoorspelbare weg naar het onderwerp van de avond. We gaan 35 jaar terug in de tijd, toen Maarten zijn zeehengels aan de wilgen had gehangen, maar voor de gezelligheid met Ruard naar Peters in Amsterdam ging. Na een korte demonstratie met een glasvezel vlieghengel en wat eerste worpjes, was Maarten tegen alle voornemens in verkocht. Ze schaften beiden beiden een hengel aan, leerden zichzelf werpen, reden vaak naar Peeters voor bindmateriaal (Amsterdam was toen de dichtstbijzijnde winkel voor vliegvisspullen en het internet bestond alleen nog in science fiction verhalen), en richtten met wat maten en passant de Poldervlieg op. Een jaar of zeven later stond Maarten na een verregende visreis naar Denemarken op een camping in de Ardennen. Daar ontmoette hij Ed, een bekwame Belgische vliegvisser die zijn vismaat voor het leven werd. Hij kocht een caravan en een terreintje naast zijn nieuwe vriend en visten er samen op de Ourthe. Ed was in eerste instantie niet onder de indruk van Maartens’ werp kwaliteiten en begon hem al snel aan te moedigen in de trant van ‘kaaskop, wa benne gij nou weer aan ut klote’. Maar Ed was een buitengewoon goede vliegvisser die zich over Maarten ontfermde. En toen hij later hoorde van Eds’ jaarlijkse reis naar de rivier de Tay in Engeland, aarzelde Maarten niet en nodigde zichzelf uit om het volgende jaar mee te gaan. En zo ontstond een levenslange vriendschap en een grote passie voor vliegvissen. Maarten gaat al 28 jaar met Ed in de laatste twee weken van juni naar de rivier de Tay. Zoals elke vliegvisser zijn voorkeur ontwikkelt, werd het vissen op grote forel op een snelstromende rivier het ‘ding’ van Maarten. Ik laat deze informatie even op mij inwerken. Terwijl Maarten doorpraat over
22
het vissen op de Tay, gaan er veel vragen door mijn hoofd. Ik heb zelf ook zo’n goede vismaat, maar ik heb nog geen caravan naast die van hem gekocht. Het lukt me om een paar keer per jaar met hem te gaan vissen, maar dat beperkt zich tot avondjes en een enkel weekend op de Kyll. Jaar in, jaar uit twee weken samen vissen is….voor mijn dromen nog te illusionistisch. En waarom altijd naar diezelfde rivier die toch niet naast de deur ligt? Het is namelijk 1400 km rijden plus een boottocht van Sint Pancras naar Kenmore in noordwest Schotland. Ik probeer Maarten de vraag te stellen hoe en waarom hij dit doet. Hij antwoordt filosofisch: niemand kan beoordelen hoe iemand zijn leven leeft, en welke plaats het vliegvissen daarin krijgt. Die context is anders voor iedereen. Ik begrijp zijn antwoord, Maarten kreeg – of nam - meer ruimte voor het vliegvissen dan ik, wat niets zegt over de passie die wij overtuigend delen die avond dat ik hem interviewde. En waarom dan zo verknocht zijn aan de Tay? Ook daar heeft Maarten een overtuigende reden voor. De Kyll was in de begin jaren tachtig een fijne rivier met een mooi vis bestand. Maar de laatste twee decennia is de wilde forel gedecimeerd door overbevissing en verontreiniging. Daarvoor is uitzetting van grote aantallen vis in de plaats gekomen. Dit diende het economische belang want vliegvissers komen van ver met een verlangen dat een vang-garantie neigt te vereisen. Met de grote aantallen regenboogforel krijg je die ook bijna. Helaas is het gedrag van die uitgezette forel zo voorspelbaar dat het nauwelijks nog lijkt op vliegvissen onder werkelijk natuurlijke omstandigheden. Die zijn nog wel gegarandeerd in Schotland. Daarbij wordt de rivier de Tay gevoed door een ‘loch’ waardoor hij altijd helder is. Tenslotte vist Maarten uitsluitend op grote vis en telt hij zijn kleine vangsten niet eens mee. Als hij in een trip van twee weken 20 grote bruien forellen op de Tay vangt, is hij meer dan tevreden. Omdat het een natuurlijk bestand van wilde forel betreft, moet je niet denken dat die achter elke steen ligt. Deze focus op grote, wilde forel heeft allerlei consequenties voor de wijze waarop Maarten vist. De Tay is een grote, brede rivier die in het midden diep kan zijn en bijna altijd zeer snel stroomt. Voor grote vis moet je aan de overkant zijn, omdat ze al snel in de gaten hebben dat jij aan de waterkant staat. Maarten moet dus circa 20 tot 25 meter ver werpen om de stroomnaad aan de andere kant te bereiken. Daarvoor heeft hij al 25 jaar een 9.5 voet aftma 7 handgemaakte Alnetti hengel en een Vision reel met 100 meter lijn en 200 meter backing. Ik vraag Maarten of ik dat goed gehoord heb, maar hij bevestigt vol overtuiging dat dit alles essentieel is om een wilde forel van groter dan 40 cm te kunnen landen. Een incidentele zalm die hij haakt is maar een enkele keer te drillen met dit materiaal. Daarbij gebruikt Maarten een dubbel taps lijn die hij verder werpt dan een weight forward lijn. Simpelweg omdat je meer gewicht uit hebt staan voor een verre worp. Zo’n dubbel taps
23
lijn vraagt wel meer discipline en rust van de werper. Tenslotte bouwt Maarten zorgvuldig een lange leader van vijfenhalve- tot zes meter op, te beginnen met een gevlochten deel dat hij verjongd en dat gevolgd wordt door stukken nylon die afnemen in dikte van 35/00 tot 18/00. Op de laatste drie meter komen twee droppers en een puntvlieg, elk op een meter van elkaar. Maarten overhandigt mij een stuk papier met de bindwijze van de drie vliegen. Ik glimlach als ik zie wat zijn favoriete puntvlieg is: een stonefly imitatie die hij door de jaren heen heeft geperfectioneerd voor zijn doen. Het toeval is dat ik eind september met mijn vismaat Jelke in Oostenrijk ga vissen, waar wij zijn uitgenodigd door een ervaren vliegvisser om op de rivier de Inn te komen vissen. Ter voorbereiding stuurde onze Oostenrijkse kennis een foto op van zijn best-vangende vlieg. Jawel, een stonefly. Ik overhandig Maarten een doosje vol stonefly patronen die ik in series heb gebonden. Hij reageert genuanceerd, zoals ik hem inmiddels heb leren kennen: ‘mooie vliegen, maar ik kan niet zeggen of ze goed of fout zijn. Dat kan je alleen uitvinden door ze te proberen op jouw rivier. Het enige bewijs of ze goed zijn, is of je ermee vangt of niet.’ Hij overhandigt mij een van zijn eigen exemplaren en het valt me op dat deze vlieg niet zo zwaar is als ik had verwacht. Is het niet de bedoeling dat je stoneflies tegen of op de bodem vist? Maarten antwoordt dat het op een snelstromende rivier van minimaal 70 cm, maar vaak twee meter diepte nooit mogelijk is om op de bodem te vissen. Daar stroomt de rivier simpelweg te snel voor. Gebruik je zinkende lijnen dan raak je verstrikt in de grote stenen die op de bodem liggen. Je kunt dus niet anders dan vissen ergens hoger in de waterlaag en de forel verleiden ernaar toe te komen. Als de vis echter naar beneden kijkt, dus op de bodem aast, ben je kansloos en kan je beter even koffie gaan drinken. Dat verleiden gaat door een vlieg aan te bieden die het juiste silhouet heeft, herkenbaar beweegt en een goede lichtbreking veroorzaakt. Een succesvolle vlieg hoeft geen perfecte imitatie van het origineel te zijn, want hij zal altijd afwijken, o.a. door het materiaal dat wij gebruiken voor het binden. Niemand kan de ragfijne bouw van een echte insectenvleugel nabootsen. Vissen hebben ook andere ogen dan mensen en kijken door het water; wij zullen dus nooit weten wat zij zien. Belangrijk in snel stromend water is dus die grote eigenschappen nabootsen en een vis zal dan bijten als er enige voedselnijd is. Bij langzaam stromend water wordt het moeilijker om een grote, argwanende vis te vangen omdat hij de tijd voor inspectie krijgt en onze imitaties simpelweg te veel van een natuurlijk insect afwijken. Het is inmiddels tien uur geweest en we hebben nog geen vlieg gebonden. Maarten zet zich achter zijn vice en bindt zijn versie van een stonefly. Hoewel de vlieg eenvoudig oogt, zitten er een aantal kleine finesses in die voor
24
Maarten heel belangrijk zijn. Het kleurenpalet is geïnspireerd door een Montana patroon. Maarten gebruikt een kraaienveer in plaats van biots voor de twee staartjes. De loodwikkeling lakt hij af om oxidatie en verpulvering te voorkomen. Hij bindt een relatief lang lijf in door zwarte struisvogel in te draaien met koperdraad en samen in te binden. Dan maakt hij een korte, gele thorax van dubbing met een dakje en een hackle dat pootjes imiteert. Tenslotte bindt hij de kop eenvoudig af met zwart binddraad. Zie voor de foto’s en patronen van de drie gecombineerde vliegen: www.depoldervlieg.nl. Volgend jaar gaat Maarten weer met zijn maat Ed naar de Tay op zoek naar grote, bruine forel. Dat zal hem nooit vervelen. Maar hij bereidt (nu al) ook een reis naar Ierland voor met Dirk en andere maten van het eerste uur. Zo heeft het vliegvissen een belangrijke plaats in het leven van Maarten, niet alleen vanwege de passie voor grote forel, maar ook omdat het hem bindt met goede vrienden. Een stuk later dan gepland ga ik weer huiswaarts, veel nieuwe informatie, ideeën en een mooi stonefly patroon rijker. Bart
25
De favoriete cast van drie vliegen van Maarten Janssen Pointfly: Nymph Stonefly (in kleurstelling Montana)
Haak: Tiemco, TMC 2312 # 8 of 10 of Buyan C270 # 8 of 10 (3XL) long shank (is een licht gebogen haak) Binddraad : fijn zwart Verzwaring: 8 a 9 cm looddraad kaal op haak (goed aflakken) Tail: 2 toefjes kraai (zwart) Body: 2 fibers struisvogel zwart (twisten met ribbing) Ribbing: koperdraad Ø 0,3 mm Thorax: dubbing zeehond (synthetisch) geel Baard: zwart hackle Wingcase: marbled latex (Traun River Products)
Verhoudingen: staart: 2/9, body: 1/2, thorax: 1/6, kop: 1/9
Tweede dropper: Purper spider
Haak: 2x lang # 12 of 14 Binddraad: zwart fijn Body: dubbing purper (mix van wol paars, weinig groen en zwarte zeehond (synthetisch) Ribbing: koperdraad Ø 0,3 mm Hackle: gestippeld patrijs grijs
Eerste dropper: Black Pennell
Haak: 1x lang # 14 of 16 Binddraad: zwart fijn Staart: 5 kleine fibers goudfazant tippets Body: floss zwart Ribbing: zilverdraad fijn Hackle: zwart
26
Reisverslag: eind goed, al goed Mijn vrouw Baukje en ik kamperen zomers steevast enkele weken met de tent. Frankrijk is daarbij nog altijd een favoriete bestemming. Waar we ook heengaan, ik neem altijd de nodige vliegvisspulletjes mee om mijn geluk in een buitenlands stroompje te kunnen proberen. Zelfs een klein tasje met bindspulletjes om ter plaatse een vangende vlieg te kunnen binden ontbreekt daarbij niet. Kennissen van ons waren een weekje eerder in Frankrijk in de Jura op een camping neergestreken nabij het plaatsje Champagnole. Het betrof een vriendin van Baukje die ons via facebook liet weten dat het een leuke camping was aan de rivier de Ain. ‘Wij kunnen misschien ook wel naar die camping,’ opperde Baukje. Dat was natuurlijk niet tegen dovemans oren gezegd, want even rondneuzen op internet leerde mij dat de Ain in potentie een leuke forellenrivier moest zijn. Dus togen ook wij die kant op. Eenmaal op de camping ben ik direct de rivier gaan inspecteren. Ik zag in een relatief rustig diep stuk water enkele forellen staan. Dat zag er dus veelbelovend uit. Op de camping kocht ik vervolgens voor 32 euro een zogenaamde ‘Carte Hebdomadaire’ waarmee ik zeven aaneengesloten dagen kon vissen in het water dat viel onder de AAPPMA ‘La Gaule Régionale Champagnolaise’. De eerste dag heb ik alleen in de avonduurtjes gevist. Dat was gelijk al een afknapper want op de plaats waar ik de forellen had gezien stonden nu een paar wormenvissers. Toen ik verderop in een wat dieper sneller stromend stuk water goed en wel stond te vissen kwam een groep luidruchtige kayakers voorbij. Nou ja voorbij, ze bleven irritant lang rondhangen. Nadat de laatste peddelaar uit ‘mijn pool’ verdwenen was, wist ik een paar visjes op de nimf te vangen. Ik ving hier enkele riviergrondels (Gougeon in het Frans) en ander klein grut. De enige iets grotere vis die ik ving was nota bene een gestroomlijnde blankvoorn. Maar daar was ik toch niet voor naar Frankrijk afgereisd… De volgende dag zou ik me revancheren. Ik zocht op de kaart een betere plek uit en reed daar ’s avonds heen. Ook hier kreeg ik echter na korte tijd gezelschap van kayakers. Bovendien besloot een groepje luidruchtige types pootje te gaan baaien op nauwelijks 10 meter van mij. Helaas bleef de vangst ook hier beperkt tot klein grut. De derde dag begon met regen en eindigde met regen, dus maar niet gevist. De vierde en vijfde dag was het droog, maar opnieuw viel de vangst tegen. Dag zes was weer een dag vol regen. Dat had ik natuurlijk kunnen weten want de Jura is niet voor niets zo groen. Op dag zeven tenslotte wist ik eindelijk een knappe dwarsgestreepte forel te haken. Maar na enige tijd drillen was ik toch ineens de vis kwijt. Wat bleek, het
27
knoopje bij de haak was gaan slippen…beteuterd keek ik naar wat gekringeld fluocarbon. Toen ik vervolgens ook nog eens onderuit ging op de gladde stenen waarbij ook mijn mobiel water maakte, had ik het wel gehad met de Ain en de Jura. Enkele dagen later reden we terug naar huis via Duitsland en Luxemburg. Ooit hadden we hier op camping Eifelydill in Gentingen aan de Our gestaan. Omdat we nog wat dagen vakantie tegoed hadden, en het weer ook meewerkte, besloten we daar nog een paar nachten neer te strijken. De Our is net als de Sauer (Sûre) een grensrivier en voor € 5 kun je een weekvergunning krijgen waarmee je vanaf zowel de Duitse als de Luxemburgse oever mag vissen. Hier heb ik me gerevancheerd, want deze dagen heb ik wel leuk gevangen. Allereerst wist ik op dag een al een paar leuke kopvoorns te vangen en een klein forelletje. Op dag twee haakte ik een barbeel van zeker een centimeter of zestig, die ik weliswaar verspeelde, maar die me wel hoop gaf… Op dag drie haakte ik weer een barbeel op mijn barbelennimf. Ook nu had ik aanvankelijk weer dikke pech want de vis kwam tijdens de dril met zijn rugvin in de lijn en daardoor moest ik deze kapitale vis
28
ineens overdwars drillen. Dat lukte niet, na een spannende dril was ik hem kwijt, net voor ik hem in mijn net wilde scheppen. Maar een echte Hagens geeft nooit op! Even later wist ik opnieuw een barbeel te haken en deze wist ik wel te vangen! Een Duits gezin dat even verderop in de rivier aan het spelen was kwam kijken en zag dat ik een echt knappe vis aan het drillen was. De man was vervolgens zo vriendelijk om mij met deze barbeel, die alles goedmaakte, te vereeuwigen. Een barbeel van 54 centimeter op 14/00 fluocarbon met mijn negenvoets viertje! Dus eind goed, al goed! John Hagens
De Barbelennimf is niet helemaal een vinding van John; hij bindt deze vlieg grotendeels en met (hoe kan het ook anders) wat variaties volgens de instructies die hij ooit op internet vond: http://www.worldflyfishing.nl/rivieren/nimf/okergele%20kokerjuffer.html Deze man heeft een hele leuke site over vliegvissen in Luxemburg, Duitsland en België. Hij bindt eenvoudige maar vangende vliegen en daar houden we van! Ergens in oktober is John aan de beurt om iets te vertellen over woven Polish Nymphs, hij zal dan ook de Barbelennimf (die overigens niet wordt geweven) laten zien en voorbinden.
29
Boek bespreking: van bondscoach tot bushgids door Geert Trompetter Wanneer je naar iemands levensloop kijkt, is de volgorde waarin de zaken die zich in een leven voordoen vaak heel logisch. Zo ook bij Geert Trompetter. Zijn ontwikkeling tot visser en jager laat een bekend patroon zien. Als kleine jongen viste hij in de kanalen van Drenthe, wegwijs gemaakt door een buurman. Vaak liep hij in het veld te struinen. Zocht hij eieren van weidevogels. Ging hij mee op de hazenjacht of vissen met vrienden totdat de hormoonspiegels toenamen en er jacht gemaakt werd op andere levende wezens. Dan is het een hele poos gedaan met het vissen. Hij wordt gymleraar en top volleyballer in de eredivisie, komt een collega gymnastiek tegen die vliegvist en jaagt, en het ouwe vuur wordt weer opgerakeld. Vissen in Oosterrijk in de Traun bij Roman Moser die trouwens ook leraar gymnastiek was. Dat hij dan in Alaska gaat vissen is ook niet zo vreemd. Ik had er in dezelfde tijd, we zijn in 1983, geen geld voor. De eerste visreis op een rivier met raften ging zo goed dat hij gevraagd werd als visgids. Geert besloot voor zichzelf te beginnen in de ruime vakanties die het leraarschap met zich meebrengt. Zijn vrouw vond het goed en zo liep het jaren. Het heeft lang geduurd voordat het boek er was. Ergens in de tachtiger jaren las ik over een gymleraar die viste en jaagde in Alaska en in onze lange zomervakanties survivaltochten organiseerde en uitvoerde. Hoe hij tot schrijven is gekomen, weet ik niet. Misschien op dezelfde manier als mijn schoonvader. De verhalen over zijn belevenissen in de oorlog en het verzet die hij vertelde waren zo bijzonder dat ik er op aan drong dat hij ze moest opschrijven. Pas een paar jaar later ging hij aan de slag en met de grafische kwaliteiten van mijn dochter erbij ontstond een prachtig boekje. Aan het begin van de 21ste eeuw werd Geert’s boek aangekondigd. Het duurde tot 2013 voordat het verscheen. Een buurvrouw van hem, die journaliste is, heeft daar een belangrijke rol bij gespeeld. Gymleraren zijn meestal geen schrijvers. Het zijn prachtige verhalen. Over de natuur, het raften, wat niet altijd zonder gevaar is en natuurlijk het vissen. Hij heeft in zijn vakanties ongeveer 1000 mensen van allerlei pluimage gegidst. Wat hij meemaakt met die mensen speelt in de verhalen een belangrijke rol. Een cokeverslaafde en een dominee, als twee uitersten maar misschien ook niet. Lees het zelf maar.
30
Ik heb deze verslagenbundel met veel plezier gelezen en weet zeker dat ik hem nog een keer lees. Voor deze recensie heb ik het boek bij de hand, kijk even naar een hoofdstuk en geniet meteen weer van mooie passages. Af en toe een hoofdstukje lezen is wat mij betreft de beste manier. Zo geniet ik er het meeste van. Over de uitvoering van het boek ben ik niet zo tevreden. Het heeft een slappe kaft, is gelijmd, het papier is matig, maar de foto’s zijn redelijk. Het is uitgegeven door Boekscout.nl en kost 19,95 euri. Je kan boek ook van me lenen. O ja, Geert is nog drie jaar bondscoach volleybal geweest en een alliteratie is altijd leuk. Dirk Barendregt
31
32