4 OPENBARE VERLICHTING
Foto: Avviato Advies
4
OPENBARE VERLICHTING
4-1
Algemene informatie
Geschiedenis van openbare verlichting Openbare verlichting is geen uitvinding van de 20e eeuw. Al in het begin van de 14e eeuw werd openbare verlichting toegepast. In deze periode bestond openbare verlichting echter slechts uit kleine vetkaarsjes, die maar een zwak licht afgaven. Mensen van goede stand lieten zich daarom ’s nachts begeleiden door een toortsdrager. De komst van de olielantaarn zorgde aan het begin van de 18e eeuw voor een forse ontwikkeling van de openbare straatverlichting. Tegen het einde van de 19e eeuw werden de olielantaarns vervangen door gaslampen, die op hun beurt later vervangen werden door gloeilampen. Aanvankelijk werden alleen belangrijke plaatsen, zoals openbare gebouwen en kruispunten, verlicht. Vanaf het midden van de 20e eeuw kreeg de toepassing van openbare verlichting echter een forse impuls door de opkomst van de auto. Het doel van openbare verlichting Gemiddeld is er gedurende bijna de helft van de tijd sprake van duisternis. Openbare verlichting heeft als doel het openbare leven tijdens deze donkere perioden even veilig te laten verlopen als overdag. Hierbij kan onderscheid gemaakt worden tussen twee verschillende soorten veiligheid: • verkeersveiligheid; • sociale veiligheid. Ten aanzien van de verkeersveiligheid is het met name van belang dat weggebruikers het verloop van de weg en de aanwezigheid van zijwegen, obstakels en andere weggebruikers kunnen waarnemen. De eigen verlichting van auto’s of fietsen verlicht slechts een klein deel van de weg en geeft pas in een laat stadium aan in welke richting de weg loopt. Naarmate een weg drukker is, is de noodzaak tot verlichten groter. Openbare verlichting heeft voor het verkeer drie functies: • verlichten (objecten, andere weggebruikers); • geleiden (bochten); • attenderen (zijwegen, kruisingen). Bij sociale veiligheid kan men onderscheid maken tussen objectieve onveiligheid (de criminaliteit die daadwerkelijk plaatsvindt) en subjectieve onveiligheid (de gevoelens van angst en onveiligheid die bij de bevolking leven). ’s Nachts zijn de hoeveelheid en soort verlichting voor een belangrijk deel bepalend voor de beleving van het veiligheidsgevoel. Bij duisternis blijkt bovendien eerder sprake te zijn van vandalisme, openlijke bedreiging, geweld, etc. Naast het aspect ‘veiligheid’ heeft openbare verlichting nog een ander positief effect,
69
namelijk sfeer. Sfeer wordt in belangrijke mate beïnvloed door de gekozen lichtsoort (geel licht wordt als aangenamer ervaren dan koelwit licht). Een goed ontworpen verlichting zorgt dat mensen zich prettiger en veiliger voelen. Ook kan openbare verlichting bijdragen aan de herkenbaarheid van ruimten. Hierbij kunt u denken aan het verlichten van een monumentaal bouwwerk, het plaatsen van klassieke lantaarns in een park of het plaatsen van eigentijds vormgegeven lichtmasten op een plein of in winkelcentra. Onderdelen van de verlichtingsinstallatie Het bovengrondse deel van de openbare verlichtingsinstallatie bestaat meestal uit drie onderdelen: • een mast; • een of meerdere armaturen; • een of meerdere lampen. Daarnaast behoort ook het ondergrondse kabelnet tot de openbare verlichtingsinstallatie. Lichtmasten zijn grofweg in te delen in twee categorieën: • masten met uithouder; • masten zonder uithouder (paaltopmasten). Met een armatuur wordt de aan de mast bevestigde ‘lamphouder’ bedoeld. Er zijn diverse typen armaturen voor verschillende soorten lampen. Naast het type lamp is ook het type armatuur bepalend voor het energieverbruik van een verlichtingsinstallatie. De keuze van de masten in combinatie met de armatuur draagt bij aan de herkenbaarheid van de functie van het gebied. Voor bijvoorbeeld woonstraten, vrijliggende fietspaden en semi-openbare ruimten hebben paaltopmasten de voorkeur. Voor wegen met een belangrijke verkeersfunctie wordt doorgaans gekozen voor masten met een uithouder. Er zijn twee manieren om lichtmasten aan te sluiten op het energienet: • d.m.v. een laagspanningskabel met hulpaders; • d.m.v. een apart kabelnet ten behoeve van de openbare verlichting. Vervanging en inspectie van oudere lichtmasten De gemiddelde technische levensduur van lichtmasten bedraagt ongeveer dertig jaar. De werkelijke levensduur kan daar echter sterk van afwijken. Naast het materiaal waarvan de mast gemaakt is, zijn ook diverse externe factoren van invloed op de levensduur, zoals de mate van milieuvervuiling ter plaatse van de mast, de verkeersintensiteit, de bodemgesteldheid, het gebruik van strooizout en het uitlaten van honden. Wanneer de levensduur van lichtmasten verstreken is, kunnen de onderhoudskosten fors toenemen en kunnen onveilige situaties ontstaan, waarbij in het ergste
70
geval masten af kunnen breken of om kunnen vallen. De gemeente is als wegbeheerder aansprakelijk voor eventueel hieruit voortvloeiende schade. Het is daarom belangrijk om technisch versleten lichtmasten tijdig te vervangen. Aan de buitenkant van een lichtmast is echter niet altijd te zien of deze technisch versleten is. Om te voorkomen dat onnodig geld besteed wordt aan vervanging van oude, maar technisch nog in goede staat verkerende lichtmasten, is het verstandig oudere lichtmasten (ouder dan 25 jaar) door middel van statische en Als hier een auto had gestaan, dan dynamische 3D-metingen te laten inspecteren. had de gemeente een forse schade Naast meer veiligheid kan het inspecteren van claim tegemoet kunnen zien. oude lichtmasten die op de nominatie staan om te Dergelijke ongevallen zijn te worden vervangen uw gemeente financieel voorkomen door oudere lichtmasten regelmatig te inspecteren. voordeel opleveren. In veel gevallen blijkt Foto: Rei-lux namelijk dat de lichtmasten nog gemakkelijk vijf jaar of langer kunnen blijven staan, waardoor grote investeringen in openbare verlichting uitgesteld kunnen worden. Vergrijzing van de Openbare Ruimte in Nederland Hoe oud kunnen lantaarnpalen en verkeersborden eigenlijk worden? ir. E.H. Schuringa, onafhankelijk adviseur Waarom dient het ouder worden van het mastenpark onder de aandacht van B&W gebracht te worden? Ten eerste vanwege de aansprakelijkheid en claimrisico’s die ontstaan bij omval lende oude door roest of milieu aangetaste lichtmasten. Ten tweede om te voorkomen dat geld weggegooid wordt door te vroeg oude, maar nog volledig intacte masten te vervangen. Een afweging dus. In dit stuk wordt ingegaan op hoe een gemeente verantwoordt de optimale ver vangingsdatum van de lichtmasten kan bepalen, waarbij de vervanging van de masten uit gesteld kan worden, zonder extra gevaar of claimrisico te lopen. Inleiding In dit artikel worden de gevolgen besproken van het verouderen van de bovengrondse infra structuur, in het kader van de preventie van letsel en schade als onderdeel van het beheer van de openbare ruimte. Daarnaast wordt gekeken naar het mogelijk verkleinen van claimrisico’s. Artikelen 6:174 en 6:162 BW: Gevaarlijke objecten De beheerder van de openbare ruimte is aansprakelijk te achten voor op het gebied aan wezige vaste objecten die leiden tot gevaarlijke situaties. Voor de bepaling van deze
71
aansprakelijkheid zijn de wetsartikelen 6:162 (schuldaansprakelijkheid) en 6:174 (risi coaansprakelijkheid) uit het Burgerlijk Wetboek leidend. Er staan nogal wat vaste objecten in de openbare ruimte, zoals lichtmasten, borden, verkeerslichten, trammasten, reclamemasten en ander straatmeubilair. Omdat er zeer veel lichtmasten in Nederland zijn en deze bijna alti jd op en boven de openbare weg staan, wordt in dit artikel alleen ingegaan op de problematiek van met name lichtmasten. Oude lichtmasten kunnen zich namelijk ontwikkelen tot gevaarlijke objecten. Hebben masten op leeftijd een ‘medische’ keuring nodig? Zeer veel masten zijn reeds jaren geleden geplaatst. Geplaatst volgens de normen van die tijd. Maar hoe lang is dat al niet geleden? Twintig jaar, dertig jaar, veertig jaar, vlak na de oorlog? En wat is er met die masten gebeurd in de tussentijd? Zijn de aangereden en beschadigde masten allemaal weggehaald? Zijn er misschien in de loop der jaren onzichtbare breuken ontstaan? Is er over de aanwezige roest heen geschilderd? Zijn de oude masten geïn specteerd? Zo ja, zijn ze op de juiste manier geïnspecteerd? Of valt het allemaal wel mee? Redenen genoeg om aandacht te schenken aan de inspectiemethodieken die de technische staat van de straatverlichting kunnen bepalen. Lichtmasten kunnen periodiek geïnspecteerd worden Ook masten kunnen omvallen. In het “Handboek aansprakelijkheid beheer openbare ruimte” (publicatie 185 van CROW in samenwerking met OVO ) staat op blz. 82 het volgende: “Een kenmerkend voorbeeld van claims met betrekking tot de technische staat van de verlicht ingsinstallatie, is een aan de voet aangetaste lichtmast die omwaait en terechtkomt op een voertuig”. Dit had voorkomen kunnen worden, en wel door periodieke inspecties. Door het peri odiek laten uitvoeren van zgn. stabiliteitsmetingen kan je dergelijke schades voorkomen. Stabiliteitsmetingen Een stabiliteitsmeting wordt als volgt uitgevoerd. Bij een mast wordt op locatie een apparaat ter grootte van een kleine aanhangwagen geplaatst. Dit apparaat oefent op een bepaalde hoogte op de mast van te voren berekende krachten uit. Daardoor kan worden vastgesteld of de mast nog stevig in de grond zit. (Indien dit niet het geval is, dan dient de mast te worden vastgezet). Daarna wordt vastgesteld of de mast zelf nog sterk genoeg is en niet bijvoorbeeld ver vormd is. In dat geval dient de mast óf direct, óf binnen een bepaalde tijd vervangen te worden. Na de metin Stabiliteitsmeting vaneen lichtmarst. Foto: Rei-lux
72
gen wordt een certificaat en een door een verzekeringsmaatschappij gedekte gegarandeerde restlevensduur van ten minste 5 jaar afgegeven. Wet- en regelgeving Op dit moment is er nog geen wet- en regelgeving op het gebied van lichtmasten. Echter, deze lijkt er wel aan te komen. Deze regelgeving is er al op andere gebieden van de Openbare Ruimte, bijvoorbeeld voor autowegen, fietspaden, trottoirs, etc. Het zal waarschijnlijk een kwestie van tijd zijn tot het periodiek keuren van lichtmasten in de wet geregeld zal zijn. Advies voor de gemeenten ten aanzien van ‘oude’ lichtmasten Van lichtmasten die ouder zijn dan 25 of 30 jaar, enigszins afhankelijk van de milieuom standigheden en grondsoorten, is het meten van de technische staat van de lichtmast ter plekke noodzakelijk. Hiervoor zijn de stabiliteitsmetingen ontwikkeld. De meting geeft uitsluit sel op de vraag of de mast nog ‘veilig’ is en daarnaast wordt een garantie van ten minste 5 jaar gegeven over de restlevensduur. Conclusie De beslissing of oude lichtmasten al dan niet vervangen dienen te worden, hangt af van een aantal zaken: 1 Welke risico’s er worden gelopen indien de mast omvalt?
73
2 Wat is de technische staat is van de mast? 3 Is uitstel van vervanging van masten veiligheidshalve verantwoord? Ten aanzien van het 1ste punt: dit is natuurlijk zeer situatieafhankelijk. Een mast die in een plantsoen staat levert nu eenmaal minder gevaar op wanneer deze omvalt dan een mast mid den op een kruispunt. Ten aanzien van het 2e punt: de technische staat en restlevensduur van een lichtmast kunnen op eenvoudige wijze door inspectiemetingen, de zgn. stabiliteitsmetingen, worden bepaald. Alleen fysieke inspectie leidt tot uitsluitsel: leeftijd blijkt niet zo belangrijk als vaak wordt gedacht. Door stabiliteitsmetingen wordt de restlevensduur bepaald en gegarandeerd door middel van een door een verzekeringsmaatschappij afgedekt certificaat. Ten aanzien van het 3e punt: indien de gemeente vanwege financiële of andere redenen de vervanging van lichtmasten wil uitstellen, dan dient dit natuurlijk verantwoord te zijn. Alleen metingen geven dat inzicht. Meten is weten.
Verschillende typen lampen Er kunnen verschillende lamptypen onderscheiden worden: SOX, SON, TL, PL, HPL, halogeen en LED. Ieder lamptype heeft andere eigenschappen qua lichtkleur, kleurweergave en energieverbruik. Het is daarom afhankelijk van de plaatselijke situatie en het doel van openbare verlichting op de betreffende locatie welk lamptype de voorkeur heeft. • Lagedruk natriumlamp (SOX). De SOX-lamp geeft oranje licht. Deze lamp heeft een hoog verlichtingsrendement, wat het energieverbruik en de daaraan verbonden kosten ten goede komt. Kleurweergave is met deze lamp echter niet mogelijk (monochromatisch licht). Deze lamp wordt toegepast in gebieden met een verkeersfunctie, omdat hier de eisen aan waarneembaarheid vooropstaan (het gaat er niet om welke kleur de voertuigen op de weg hebben, het gaat erom dat ze gezien worden). • Hogedruk natriumlamp (SON). Bij de SON-lamp (geel licht) is het verlichtingsrendement minder dan bij de lagedruk natriumlamp. Deze lamp wordt met name toegepast in gebieden met een gecombineerde verkeers- en verblijfsfunctie. • Lagedruk kwikdamplamp (TL/PL). De TL- en PL-lamp geven wit licht en hebben een zeer goede kleurweergave. Deze lampen zijn daardoor uitermate geschikt voor verblijfsgebieden. In deze gebieden is de kleurweergave van mensen, kleding, voertuigen, straatmeubilair en wegdek namelijk zeer belangrijk in verband met sociale veiligheid. • Hogedruk kwiklamp (HPL). Het is, met het oog op het lage systeemrendement en de grote milieubelasting, wenselijk deze lamp niet meer toe te passen in de openbare verlichting. Men kan veel energie besparen door deze lamp te vervangen door andere typen.
74
• Halogeenlamp. Halogeenlampen worden de laatste jaren steeds meer toegepast in openbare verlichting. Ze geven helderwit licht en hebben een gunstig energieverbruik in relatie tot de lichtopbrengst.
4-2
Wettelijk kader
Aansprakelijkheid wegbeheerder Op basis van de in 1992 verschenen nieuwe versie van het Burgerlijk Wetboek is de gemeente als wegbeheerder aansprakelijk voor schade als de weg – inclusief de openbare verlichting – niet voldoet aan de eisen die men daaraan in de gegeven omstandigheden mag stellen en daardoor gevaar oplevert. Vóór 1992 kon een benadeelde slechts een beroep doen op de algemene regels omtrent de onrechtmatige daad en moest hij aan kunnen tonen dat de wegbeheerder in verwijtbare zin nalatig of onzorgvuldig was geweest. Onder het nieuwe recht is deze schuldverantwoordelijkheid omgezet in een risicoaansprakelijkheid. Deze nieuwe bepaling zal sneller aansprakelijkheid van de wegbeheerder met zich mee brengen dan voorheen het geval was. Toch is de gemeentelijke wegbeheerder niet zonder meer aansprakelijk voor de openbare verlichting. De aansprakelijkheid ontbreekt namelijk als de weg en de openbare verlichting in een staat van onderhoud verkeren die geen gevaar oplevert voor de weggebruikers. Indien echter eenmaal is vastgesteld dat de schade het gevolg is van een gebrek aan de weg of de weguitrusting, dan heeft de wegbeheerder slechts beperkt mogelijkheden om aan de aansprakelijkheid te ontkomen. Het uitbesteden van onderhoudswerkzaamheden aan derden laat deze aansprakelijkheid onverlet. De gemeente is immers verplicht erop toe te zien of de werkzaamheden naar behoren worden uitgevoerd. Wel kunnen aanspraken, indien is aangetoond dat de schade een gevolg is van gebrekkig onderhoud door derden, worden doorgeleid naar de voor dit onderhoud verantwoordelijke partij. Politiekeurmerk Veilig Wonen Het Politiekeurmerk Veilig Wonen is een initiatief vanuit de politieorganisatie ter voorkoming van criminaliteit in de woonomgeving. Naast een pakket van maatregelen die betrekking heeft op woningen, worden ook eisen gesteld aan de omgevingskwaliteit van de openbare en semiopenbare ruimten (achterpaden). Het keurmerk omvat een drietal deelcertificaten voor zowel bestaande als nieuwbouwwoningen. Het deelHet Politiekeurmerk vereist dat alle certificaat Veilige Omgeving omvat ook de open- openbare ruimte verplicht is, dus ook bare verlichting in verblijfsgebieden. achterpaden.Foto: Avviato Advies
75
Omdat het Politiekeurmerk uitgaat van de sociale veiligheidsfunctie van openbare verlichting, is het uitgangspunt anders dan wanneer uitgegaan wordt van de verkeersveiligheidsfunctie. Zo eist het Politiekeurmerk dat alle openbare ruimte verlicht is, dus ook bijvoorbeeld achterpaden en fietstunnels. Qua verlichtingsniveau stelt het Politiekeurmerk dat het woongebied helder, niet verblindend en gelijkmatig verlicht moet zijn. Een persoon moet op een afstand van minimaal vier meter herkend kunnen worden. De verlichting moet bovendien gedurende de gehele donkere periode van het etmaal continu branden. Dit betekent dat het moet gaan om nachtbranders, en dat detectieverlichting in strijd is met het Politiekeurmerk. Wanneer gebruik wordt gemaakt van gedimde verlichting in de nachtelijke uren moet ook tijdens de minimale stand de verlichtingsnorm van het Politiekeurmerk gehaald worden. Verder eist het Politiekeurmerk dat de openbare verlichting voldoet aan de richtlijnen van de NSVV, met een aantal extra eisen ten aanzien van de gemiddelde verlichtingssterkte, de gelijkmatigheid van de verlichting en de kleurweergave. Bovendien vereist het Politiekeurmerk dat de plaatsing van lichtmasten afgestemd is op openbaar groen en dat storingen binnen vijf dagen verholpen worden. Voldoen aan de eisen van het Politiekeurmerk is geen verplichting, maar een keuze van de gemeenteraad. Deze afweging kan per wijk of zelfs per straat gemaakt worden. Een gemeente kan er bijvoorbeeld voor kiezen om een bepaalde nieuwbouwwijk wel aan de eisen van het Politiekeurmerk te laten voldoen, maar de overige gebieden niet.
4-3
Actuele ontwikkelingen
Lager energieverbruik REKENVOORBEELD
Twee onderdelen van de verlichtingsinstallatie hebben een belangrijke invloed op het energieverbruik, namelijk de lamp en de armatuur. Lampen met een zeer hoog energieverbruik zijn HPL (hogedruk kwikdamplamp), TL-S, TL-M en TL-EM (lagedruk kwikdamplampen). Deze lampen worden in nieuwe verlichtingsinstallaties daarom ook niet vaak meer toegepast. De HPL-lamp wordt vanwege de hoge milieubelasting al langer niet meer toegepast, en de TL-EM-lamp is in 2004 uit productie genomen. Wel komen al deze armaturen en lampen nog veelvuldig voor bij oudere verlichtingsinstallaties. Het vervangen van deze arma-
76
In een straat staan 20 lichtmasten die voorzien zijn van een TL-EM armatuur met een lamp van 40 W en een vsa van 11,5 W. De verlichting brandt 4.000 uren per jaar. Het totale energieverbruik per jaar bedraagt dan 20 x 4.000 x (40+11,5) = 4.120 kW. Dit armatuur kan vervangen worden door een nieuw armatuur met een PL-lamp van 24 W met een evsa van 1 W. Deze combinaties geven een vergelijkbare lichtopbrengst. Toch is het energieverbruik van het nieuwe armatuur met een PL-lamp veel lager: 20 x 4.000 x (24+1) = 2.000 kW. Een energiebesparing van ruim 50%!
turen bespaart veel energie. Het is daarmee goed voor het milieu en verlaagt bovendien de exploitatielasten van de openbare verlichting. Dit is geïllustreerd in het rekenvoorbeeld hiernaast. De keuze voor lamp en armatuur zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Een TLEM-armatuur kan uiteraard TL-EM-lampen bevatten, maar geen PL-lampen. Wanneer een lamp vervangen moet worden door een ander type lamp zal dus de gehele armatuur vervangen moeten worden. Van NSVV naar NPR Al jarenlang baseren de meeste gemeenten hun verlichtingsbeleid op de NSVV-normen. Ook de eisen die het Politiekeurmerk Veilig Wonen aan openbare verlichting stelt zijn hierop gebaseerd. Deze NSVV-normen dateren uit 1990 en bleken tien jaar later aan vervanging toe te zijn. Op dat moment waren tevens de CEN-normen bijna gereed, die de leidraad zouden moeten vormen voor de toekomstige normen voor heel Europa. Het toenmalige ontwerp van de CEN-normen bleek echter niet geschikt te zijn voor de Nederlandse situatie. Het is daarom zodanig aangepast dat het beter past bij Nederland. Dit heeft geleid tot een nieuwe serie aanbevelingen, die de titel NPR 13201-1 meegekregen hebben. Deze NRP is een gezamenlijke uitgave van de NSVV en de NEN. De NPR werkt, evenals de ‘oude’ NSVV-normen, met verlichtingsklassen voor verblijfsgebieden en wegen met een verkeersfunctie. De criteria voor indeling in klassen zijn echter anders. Ook de uitgangspositie is anders dan bij de NSVV-normen. Daarin was namelijk de indeling van de weg het uitgangspunt, terwijl dit bij de NPR de hoofdweggebruiker en zijn snelheid zijn. Ook is binnen de nieuwe normen veel meer aandacht besteed aan lichthinder en lichtvervuiling. Zonne-energie Door de voortdurende verbetering en kostenreductie van zonnecelsystemen is de toepassing van zonne-energie voor openbare verlichting een reële optie geworden. Met name verlichtingsvormen die relatief weinig energie verbruiken – zoals LED’s – lenen zich bij uitstek om gevoed te worden door middel van zonne-energie, maar ook conventionele openbare verlichting kan gevoed worden door zonne-energie. Diverse leveranciers brengen inmiddels lichtmasten voorzien van een zonnepaneel op de markt (PV-lichtmasten = photo-voltaic lichtmasten). Hoewel PV-lichtmasten in aanschaf nog steeds duurder zijn dan standaardlichtmasten, wordt fors bespaard op de aanlegkosten. Er hoeft immers geen voedingskabel meer aangelegd te worden. Doordat geen kabel aangelegd hoeft te worden zijn PVlichtmasten bij uitstek geschikt voor plaatsen waar geen kabel in de nabijheid is, bijvoorbeeld een afgelegen parkeerplaats, een landbouwweg of een bouwterrein. In de praktijk blijken PV-lichtmasten al voordelig te zijn bij een afstand van 150-200 meter van het elektriciteitsnet.
77
Een nadeel van PV-lichtmasten is dat de betrouwbaarheid nog niet vergelijkbaar is met conventionele lichtmasten. Met name in de donkere wintermaanden – wanneer er weinig zonlicht is en dan ook nog gedurende een korte periode van de dag – is het mogelijk dat de accu onvoldoende opgeladen wordt om de verlichting de hele nacht te laten branden. Door de voortdurende verbetering van zonnecellen zal dit nadeel in de toekomst echter aanzienlijk minder worden. Verlichten met beleid J. Both, Stichting Natuur en Milieu Het wordt ’s nachts steeds minder donker in Nederland. Per jaar neemt de verlichting met 3% toe. Er komen steeds meer verlichte autowegen, huizen, dorps- en stadscentra, bedrijventerreinen, kassen, sportvelden, reclameborden, monumentale gebouwen, parkeerplaatsen en bruggen. Voornaamste redenen voor deze verlichting zijn sociale veiligheid, verkeersveiligheid, verlenging van de dagperiode, reclame en decoratie. Het toenemende gebruik van licht heeft ook negatieve gevolgen, zoals een hoger energieverbruik, lichthinder voor mens en dier en aantasting van de beleving van de donkere nacht. Om deze toename van de negatieve bijeffecten van licht zoveel mogelijk te beperken en te voorkomen, is het belangrijk dat er energiezuinig en met zo min mogelijk lichthinder verlicht wordt. Met andere woorden: efficiënt verlichten. Naast dat zo’n manier van verlichten de hinder voor mens en natuur vermindert, kan het gemeenten ook nog eens een forse kostenbesparing opleveren. Ongeveer de helft van het totale energieverbruik van gemeenten is toe te schrijven aan openbare verlichting. Proeven in onder meer Amsterdam hebben uitgewezen dat er 30 tot 40% energie kan worden bespaard als er efficiënter wordt verlicht. Dit kan onder andere door het gebruik van energiezuinige lampen en armaturen die gericht licht geven. Veel nieuwe typen verlichting hebben naast energiezuinigheid als voordeel dat ze ook langer meegaan waardoor ze minder onderhoud nodig hebben. Natuur en Milieu en de 12 provinciale Milieufederaties vinden het belangrijk dat deze wijze van verlichten op gemeentelijk en provinciaal niveau door middel van een bewust en helder lichtbeleid vastgelegd wordt. Hieronder doen wij een aantal suggesties wat dit lichtbeleid zou moeten inhouden. Verlichting noodzakelijk? Voordat gemeenten en bedrijven verlichting gaan aanleggen, zou men zich af moeten vragen of verlichten daadwerkelijk noodzakelijk is. Het verlichten van mooie gebouwen kan decoratief zijn, maar niet direct noodzakelijk. Men kan ook kiezen om het verlichten te beperken tot speciale avonden of bepaalde uren. Dat brengt het verlichte object zelfs extra onder de aandacht. Verlichten voor verkeersveiligheid en sociale veiligheid
Satelietfoto van Nederland. De kleur wit wil zeggen dat de kunstmatige hemelhelderheid meer dan 27maal hoger is dan de natuurlijke hemelhelderheid Afbeelding: Stichting Natuur en Milieu
78
heeft wel een duidelijke noodzaak. In dat geval zijn er echter ook verschillende alternatieven voor permanente verlichting die minder of geen lichthinder veroorzaken, maar wel de veiligheid waarborgen. Alternatieve verlichting Door te kiezen voor andere lampen of armaturen of zelfs voor een geheel andere manier van (weg)verlichting kunnen gemeenten, andere overheden en bedrijven een flinke reductie van hoeveelheid uitgestraald licht bewerkstelligen. Zo kan men retroflecterend materiaal – verf en strips op en naast wegen die oplichten dankzij het licht van autolampen – aanbrengen. Dit schijnt alleen wanneer het nodig is. Ook kattenogen - een soort wegdekreflectoren – zijn effectief. Ze laten zich vanuit alle hoeken aanstralen en reflecteren, waardoor de nachtzichtbaarheid optimaal is. Kattenogen worden al steeds meer toegepast, vooral als geleiding van het verkeer. Een ander alternatief is het aanbrengen van LED’s: kleine lampjes die een zwak lichtschijnsel geven waarmee weggebruikers geattendeerd kunnen worden op een veranderende situatie als een scherpe bocht. LED’s zijn zuiniger en dragen bij aan de veiligheid op wegen: met minder verlichting ziet men sneller de lichten van andere weggebruikers, aangezien dit licht niet wordt onderdrukt door het licht van lichtmasten. Het energiegebruik en de lichtuitstoot worden door het gebruik van LED’s gereduceerd tot 99%. Ook de keuze voor een ander soort lamp bij de openbare verlichting kan de lichthinder en het energieverbruik verminderen. De hogedruk natriumlamp bijvoorbeeld is redelijk duur, maar gaat wel langer mee en is efficiënt in zijn lichtopbrengst. De lampen en de armaturen zijn klein, waardoor het licht goed gericht kan worden. Het soort armatuur (de behuizing) is tevens bepalend voor de hoeveelheid uitgestraald licht. Er zijn voldoende alternatieve armaturen op de markt die precies datgene belichten dat belicht moet worden. Wat willen Natuur en Milieu en de 12 provinciale Milieufederaties? Natuur en Milieu en de 12 provinciale Milieufederaties zouden graag zien dat gemeenten de volgende zaken aanpakken: Ontwikkelen en uitvoeren van een efficiënt openbaar verlichtingsplan. Door lichthinder een expliciet onderdeel te maken van het gemeentelijk milieubeleidsplan, kan structureel aandacht gegeven worden aan het voorkomen en beperken ervan. In kaart brengen van lichtgevoelige gebieden
Ook nachtdieren onder vinden hinder van licht vervuiling. Afbeelding: vergemakkelijken, kunnen overheden een overzicht maken van Om de besluitvorming over de aanleg van nieuwe verlichting te
Stichting Natuur en Milieu
79
gebieden die gevoelig zijn voor (een teveel aan) kunstlicht. Ook kunnen provinciale en gemeentelijk overheden ervoor kiezen om bepaalde gebieden aan te wijzen als donkergebieden. Rijkswaterstaat stelde in 1997 een richtlijn op over openbare verlichting in natuurgebieden, met daarin een stappenplan ten aanzien van de aanleg van wegverlichting in bestaande en toekomstige bos-, natuur en recreatiegebieden. Ontwikkelen van vergunningen op het gebied van verlichting. Gemeenten kunnen via het uitschrijven van verlichtingsvergunningen invloed uitoefenen op de wijze en mate van deze verlichting. Opstellen van toetsingscriteria voor aanleg van verlichting. Omdat er steeds meer vraag komt naar verlichting in het buitengebied, kan een gemeente toetsingscriteria opstellen. Zo kunnen aanvragen objectief behandeld worden. Voorlichten en stimuleren van particulieren en ondernemers. Om ervoor te zorgen dat haar inwoners zich bewust worden van lichthinder, de gevolgen ervan en hun eigen rol in deze problematiek, kunnen de verschillende overheid hier voorlichting over geven. Bovendien kunnen zij particulieren en ondernemers stimuleren om energiezuinige middelen aan te schaffen die lichthinder voorkomen, zoals bewegingsmelders. Opnemen van verlichtingsvoorschriften in ruimtelijke plannen van gemeenten. Het onderwerp lichthinder zou betrokken moeten worden bij de voorbereiding en uitvoering van (nieuwe) plannen voor bedrijventerreinen en woonwijken. Door voorschriften en bestemmingsplanbepalingen kan een gemeente al in een vroeg stadium aangeven welke grenzen men stelt aan de uitstoot van kunstlicht. Onder de titel Laat het donker donker voeren Natuur en Milieu en de 12 provinciale Milieufederaties een campagne voor het behoud van donkere nachten en het tegengaan van lichthinder. Het stimuleren van een efficiënte verlichting bij gemeenten is hierin een van de speerpunten. Meer informatie over de campagne en over lichthinder is te vinden op www.laathetdonkerdonker.nl
80
LED’s als alternatief voor openbare verlichting De laatste jaren vinden steeds meer technische ontwikkelingen plaats die dezelfde functie kunnen vervullen als openbare verlichting en daardoor een alternatief voor openbare verlichting kunnen vormen. Nieuwe technieken, zoals LED’s (Light Emitting Diodes) en glasvezeltechnologie, bieden de mogelijkheid om selectiever om te gaan met het toepassen van verlichting, meer energiezuinige verlichting toe te passen en de lichthinder te verminderen. De nieuwe technieken kunnen gebruikt worden in plaats van conventionele openbare verlichting, maar ook een combinatie is mogelijk. Een goed voorbeeld van een dergelijke toepassing is het markeren van het verloop van een bochtige weg door middel van LED-verlichting in het wegdek. In de traditionele opstelling zou het verloop van een bochtige weg aangegeven worden door witte markering op het wegdek, in combinatie met openbare verlichting bij de bochten. Het is tegenwoordig echter ook mogelijk het verloop van de weg te laten zien door LED-units in de witte markeringsstreep te plaatsen. Het plaatsen van openbare verlichting is dan niet meer nodig. Doordat de LED-units zelf licht geven, is het wegverloop ook bij duisternis zeer goed zichtbaar. Toch wordt er weinig licht uitgestraald en wordt weinig energie verbruikt. Op de onderstaande foto is dit principe goed zichtbaar. Dit systeem is met name geschikt voor wegen waar het verkeer een hoge snelheid heeft, en waar de verlichting uitsluitend een verkeersveiligheidsfunctie heeft en geen sociale functie. Omdat LED-verlichting zeer weinig energie ver- Door middel van LED-verlichting kan bruikt kan een LED-unit ook eenvoudig op een het verloop van een bochtige weg kleine geïntegreerde zonnecel werken, waaruitstekend aangegeven worden, door het systeem goed toegepast kan worden in zonder dat hier openbare verlichting geplaatst hoeft te worden het buitengebied waar geen elektriciteitskabel Foto: Inter Traffic Systemes ligt. Visualiseren van verlichtingsplannen Ieder energiebedrijf en adviesbureau dat zich bezighoudt met openbare verlichting beschikt wel over software voor het maken van verlichtingsberekeningen voor straatverlichting. Met dergelijke software is het mogelijk de hoeveelheid licht die op het wegdek valt te berekenen. Hiermee kan op eenvoudige wijze in beeld gebracht worden of het verlichtingsplan qua verlichtingsniveau en gelijkmatigheid van de verlichting voldoet aan de voorgeschreven normen. Deze softwarepakketten zijn echter minder geschikt om het effect van de verlichting ook op een visuele manier te presenteren. Toch is dit in bepaalde situaties, bijvoorbeeld voor het aanlichten van gebouwen en objecten, wel wenselijk. Bij dergelijke
81
a dvertentie pa gina
projecten is het sfeereffect van de verlichting namelijk zeer belangrijk, waardoor meer informatie gewenst is dan alleen een technische verlichtingsberekening. Tot voor kort was het niet mogelijk om het lichteffect vooraf te visualiseren, maar sinds kort is er een geavanceerde methode beschikbaar die dit wel mogelijk maakt: LightingView. Hiermee kan de opdrachtgever het eindresultaat al vooraf bekijken, een soort digitale preview. LightingView geeft een algemene weergave van het stralingsconcept, met een realistische weergave van lichtaccenten en schaduwen en kleurechte beelden. Omdat een digitaal 3D-model wordt gemaakt van het te belichten object, is er bovendien sprake van geometrische overeenstemming met de werkelijkheid.
LightingView: een 3D-model van het te belichtenobject, met een realistische weergave van lichteffecten en schaduwen Foto: Inter Traffic Systemes
Andere kijk op engineering: secundaire lichtfuncties Comfort in de Openbare Ruimte, de visie van Dynamicom M. Wong, Dynamicom De laatste jaren is binnen de verlichtingsbranche een nieuwe zienswijze aan het ontstaan. Deze heeft betrekking op de zogeheten ‘secundaire lichtfuncties’, die bestaan naast de pri maire functies: het bevorderen van de verkeersveiligheid en het waarborgen van de sociale veiligheid. Samen met de TU Delft bracht Dynamicom de ontwikkelingen in kaart. Het leidde tot een nieuwe ontwerpvisie, die de lichtarchitecten van Dynamicom zeer inspireren. Uit het onderzoek blijkt dat er vijf secundaire lichtfuncties zijn: ‘oriëntatie’, ‘navigatie’, ‘sfeer’, ‘beleving’ (esthetische kwaliteit) en ‘identiteit’. Het rekening houden met deze functies impliceert een andere manier van ontwerpen. Niet langer zijn de normen ten aanzien van sociale veiligheid en verkeersveiligheid het uitgangspunt, maar de behoeften en wensen van de gebruiker. Die moet zich ’s avonds kunnen oriënteren, de weg naar zijn bestemming kun nen vinden, zich prettig voelen op straat en zich verbonden voelen met zijn omgeving. Openbare verlichting waarin secundaire lichtfuncties zijn verwerkt, maakt dit mogelijk. Als vast gesteld is welke secundaire functies van belang zijn voor een openbare ruimte, dan kunnen er betere keuzes worden gemaakt ten aanzien van armaturen, masten en type verlichting. Alles in het teken van de deze secundaire functies, en dus in het teken van de gebruiker van de openbare ruimte. Tevens blijkt uit het onderzoek dat de omgeving gezien moet worden als geheel, en niet als samenstelling van losse elementen. Verlichting moet naadloos aansluiten op de architectuur en de omgeving moet één uitstraling hebben. Er moet derhalve samenhang tussen de lichten titeiten zijn. Dit impliceert de noodzaak van een integrale aanpak bij het ontwerpen van open bare verlichting. Vanaf de start moet er aandacht zijn voor zowel primaire als secundaire licht functies.
83
a dvertentie pa gina
In de nieuwe ontwerpvisie is een nadrukkelijkere rol weggelegd voor de lichtarchitect. Diens inbreng is gericht op het verwerken van emotie en beeldvorming in het ontwerp. De lichtarchi tect zal derhalve meer moeten gaan samenwerken met de technische lichtontwerper. De ontwikkelde visie betekent een belangrijke doorbraak in het denken over openbare verlicht ing. Binnen Dynamicom wordt nader onderzocht hoe technische lichtontwerpers en lichtarchi tecten samen kunnen werken om deze visie daadwerkelijk vorm te kunnen geven. Voor Dynamicom een belangrijke stap, immers, we willen een goede, functionele en mooie open bare ruimte. De gebruikers staan hierbij centraal.
Toegepaste materialen In het verleden werden veelal ijzeren lichtmasten toegepast. IJzeren masten zijn echter erg onderhoudsgevoelig. Om roestvorming tegen te gaan moeten ze regelmatig geschilderd worden. Dit zorgt voor een forse verhoging van de exploitatielasten en het is bovendien niet erg milieuvriendelijk. Tegenwoordig worden veelal masten van aluminium of thermisch verzinkt staal toegepast.
4-4
Financiering
Subsidiemogelijkheden Voor het plaatsen of vervangen van openbare verlichting bestaan geen subsidieregelingen, maar wel voor energiebesparing en milieumaatregelen. Voorbeelden hiervan zijn de subsidieregeling voor Energie-efficiency en Milieuadviezen (EMA), de subsidieregeling Energie-investeringen Non-Profit-sector (EINP) en de subsidieregeling BANS klimaatconvenant. Daarnaast is verlichting een onderwerp dat past binnen het thema ‘veiligheid’, al dan niet in de woonomgeving. U kunt daarbij zowel de verkeersveiligheid als uitgangspunt nemen, als het voorkomen van misdaad. Dit zijn stuk voor stuk thema’s waarvoor ook vaak provinciale budgetten beschikbaar zijn, soms in de vorm van een concrete subsidieregeling, maar ook veel in de vorm van een budget.. EMA Bedrijven en gemeenten kunnen met een EMA-subsidie hun milieu- en/of energiesituatie in kaart laten brengen door een deskundig adviesbureau naar keuze. Dit kan ook gelden voor een onderzoek naar de energie-efficiënte van de openbare verlichtingsinstallatie. Via de EMA- regeling kunt u tot maximaal 50% van de onderzoekskosten vergoed krijgen. EINP Het doel van de EINP-regeling is het bevorderen van investeringen in energiebesparende maatregelen en duurzame energie in de nonprofitsector. Subsidie is mogelijk voor investeringen in energiebesparende maatregelen die op de “energieli-
85
a dvertentie pa gina
jst” voorkomen of die een dusdanige besparing opleveren dat aan bepaalde normen wordt voldaan. BANS klimaatconvenant In het BANS klimaatconvenant is afgesproken dat gemeenten en provincies zich meer in gaan zetten voor de reductie van broeikasgassen. De subsidieregeling BANS klimaatconvenant vloeit voort uit dit convenant. Het Ministerie van VROM had voor deze regeling € 37 miljoen beschikbaar gesteld. Lokale overheden konden tot 1 augustus 2004 subsidie aanvragen voor activiteiten die de uitstoot van broeikasgassen verminderen. Hoewel de regeling dus inmiddels beëindigd is, kan men nog te maken hebben met lopende projecten en einddeclaraties.
4-5
Begrippenlijst
actieve markering
Een rij lichtpunten die is aangebracht in of tussen de normaal aanwezige markering op de rijbaan. Door deze lichtpunten wordt voor de weggebruiker het verloop van de weg zichtbaar, ook buiten het bereik van koplampen. groene stroom Energie geproduceerd m.b.v. bijvoorbeeld zon, wind, waterkracht of biomassa. kleurweergave Het effect van een lichtsoort op de kleurindruk van voorwerpen bij bewuste of onbewuste vergelijking met hun kleurindruk onder een referentie-lichtsoort. luminantie Licht wat in de richting van de weggebruiker wordt gereflecteerd, uitgedrukt in candela per vierkante meter (cd/m2). monochromatisch Licht waarbij kleuronderscheid van voorwerpen niet mogelijk licht is. oriëntatieverlichting Verlichting die aangebracht is op verder onverlichte wegen en plaatsen, waar moeilijke en/of minder veilige situaties worden verwacht, bijvoorbeeld bochten en zijwegen. semi-openbare Ruimten die geen eigendom zijn van de gemeente, maar die ruimten wel voor eenieder vrij toegankelijk zijn (bijvoorbeeld achterpaden bij woningen). verkeersintensiteit Het aantal voertuigen dat een bepaald punt passeert gedurende een bepaalde periode, meestal een etmaal. visuele geleiding Het verschijnsel dat de plaatsing van lichtbronnen bijdraagt aan het zichtbaar maken van het verloop van de weg op grotere afstand. wegdekluminantie Licht wat op het wegdek valt wordt in verschillende richtingen gereflecteerd. Het licht wat in de richting van de weggebruiker wordt gereflecteerd noemt men de wegdekluminantie. De wegdekluminantie wordt mede bepaald door de reflectieeigenschappen van het wegdek.
87
4-6 BANS CDMT CEN EINP EMA EN esva HPL LED NEC NEN NNI NPR NSVV PKVW PV SON SOX TL vsa
88
Afkortingenlijst Bestuurs Akkoord Nieuwe Stijl halogeenlamp Comité Européen de Normalisation Subsidieregeling Energie-investeringen Non-Profit sector Energie-efficiency en milieuadviezen Europese Norm elektronisch voorschakelapparaat hogedruk kwikdamplamp Light Emitting Diode Nederlands Elektrotechnisch Comité Nederlands Normalisatie-instituut (samenvoeging tussen NNI en NEC sinds 2000) Nederlands Normalisatie-instituut Nederlandse Praktijk Richtlijn Nederlandse Stichting voor Verlichtingskunde Politiekeurmerk Veilig Wonen Photo Voltaic = op basis van zonne-energie hogedruk natriumlamp lagedruk natriumlamp lagedruk kwikdamplamp voorschakelapparaat