ForCA QuickScan Snel zicht op bevorderende en belemmerende factoren bij de implementatie van gedragsinterventies
T.F.P. Widdershoven I.L. Bongers Ch. van Nieuwenhuizen
Colofon Opdrachtgever Forensisch Consortium Adolescenten (ForCA) Financiering Forensisch Consortium Adolescenten (ForCA) Projectleiding Prof. dr. Ch. van Nieuwenhuizen
Tilburg University/GGzE
Projectuitvoering dr. I.L. Bongers drs. T.F.P. Widdershoven
GGzE GGzE
Inhoudsopgave Samenvatting................................................................................................................................................................................4 1. Inleiding................................................................................................................................................................................... 6 2. Toelichting ForCA QuickScan............................................................................................................................................8 3. Methoden............................................................................................................................................................................... 12
3.1
Doelgroep project................................................................................................................................................ 12
3.2
Workshops.............................................................................................................................................................. 12
3.3
Monitoring gebruik............................................................................................................................................. 13
3.4
Gestructureerde interviews............................................................................................................................ 13
3.5
Kwalitatieve analyse........................................................................................................................................... 13
3.6
Begeleidingscommissie..................................................................................................................................... 13
4. Resultaten.............................................................................................................................................................................. 14
4.1
Verspreiding ForCA Nieuwsflits..................................................................................................................... 14
4.2
Ingevulde ForCA QuickScan............................................................................................................................. 14
4.2.1 Scores op de hoofdvragen................................................................................................................................ 15 4.2.2 Scores op de verdiepingsvragen.................................................................................................................... 17
4.3
Uitkomsten workshops en interviews........................................................................................................ 21
4.3.1 Opzet & lay-out ForCA QuickScan................................................................................................................22
4.3.2 Wijze van invullen...............................................................................................................................................22
4.3.3 Bruikbaarheid voor organisatie.....................................................................................................................23
4.3.4 Evaluatie hoofdvragen...................................................................................................................................... 24
4.3.5 Evaluatie verdiepingsvragen.......................................................................................................................... 24
4.3.6 Rapportage............................................................................................................................................................ 24
5. Discussie..................................................................................................................................................................................25
5.1
Domeinen ForCA QuikScan..............................................................................................................................25
5.2
Structuur ForcCA QuickScan........................................................................................................................... 26
5.3
Conclusie.................................................................................................................................................................27
Referentielijst............................................................................................................................................................................. 28 Bijlage 1A:
Leden Begeleidingscommissie....................................................................................................30
Bijlage 1B:
Deelnemers workshops en interviews..................................................................................... 31
Bijlage 2:
Ontwikkeling ForCA QuickScan...................................................................................................32
Bijlage 3:
Vragen gestructureerde interviews.......................................................................................... 34
Bijlage 4:
Overzicht verdiepingsvragen domein Interventie............................................................. 36
Bijlage 5:
Frequently Asked Questions (FAQ)............................................................................................37
Bijlage 6:
ForCA QuickScan versie 2.0..........................................................................................................40
Samenvatting Inleiding Implementeren van gedragsinterventies is niet eenvoudig. Van belang is dat gebruikte metho-. dieken goed geïmplementeerd worden omdat anders de uitgangspunten verwateren en daarmee de. effectiviteit van de methodieken afneemt (Stals, 2012; Gezamenlijke Inspecties, 2010). De door ForCA. ontwikkelde QuickScan beschrijft de meest relevante bevorderende en belemmerende factoren voor het implementeren van een gedragsinterventie binnen de justitiële jeugdinrichtingen en de forensische. kinder- en jeugdpsychiatrie. Door gebruik te maken van de ForCA QuickScan wordt vooraf duidelijk welke aspecten van belang zijn bij de invoering van een gedragsinterventie om daarmee de verdere implementatie te bespoedigen. In dit rapport wordt de facilitatie en evaluatie van de ForCA QuickScan beschreven. Het doel van dit project was tweeledig: (1) facilitatie van het gebruik van de ForCA QuickScan en. (2) evaluatie van het gebruik van de ForCA QuickScan door aan ForCA verbonden instellingen.
ForCA QuickScan De ForCA QuickScan is in een eerder project ontwikkeld met behulp van de scenariomethode waarbij 88% van de deelnemende instellingen van ForCA betrokken waren. Met behulp van deze methode zijn in twee workshops de belemmerende en bevorderende factoren beschreven die spelen bij het invoeren van gedragsinterventies in justitiële jeugdinrichtingen en de forensische kinder- en jeugdpsychiatrie. De ForCA QuickScan is ontwikkeld om de belemmerende en bevorderende factoren te beschrijven op vier domeinen: de Interventie, het Personeel (de uitvoerders), de Organisatie en de Doelgroep. Elk van deze vier domeinen bestaat uit een aantal hoofdvragen. De hoofdvragen zijn algemeen gesteld om een eerste inzicht te krijgen in hoe de implementatie op dit gebied verloopt. De hoofdvragen worden beantwoord door middel van een Visueel Analoge Schaal (VAS). Afhankelijk van het gegeven antwoord op de hoofdvragen, worden aanvullende verdiepingsvragen gesteld. De verdiepingsvragen bevragen specifieke. belemmerende of bevorderende factoren die in een bepaald domein spelen. De verdiepingsvragen. kunnen met ‘ja’ en ‘nee’ worden beantwoord. Wanneer minimaal één domein volledig ingevuld is, kan zowel een visuele weergave van de resultaten met een korte beschrijving als ook een uitgebreide. resultatenrapportage worden gedownload. De ForCA QuickScan is een online module die voor iedereen vrij toegankelijk is (www.forca.nu).
Aanpak van het project Het gebruik van de ForCA QuickScan is gefaciliteerd door twee workshops te organiseren, op de website van ForCA een Frequently Asked Question-sectie en een helpdeskfunctie aan te maken. Het gebruik van de ForCA QuickScan is geëvalueerd door bij te houden hoe vaak de ForCA QuickScan daadwerkelijk is ingevuld en door medewerkers van instellingen van ForCA te interviewen over hun verwachtingen en ervaring met het gebruik van de ForCA QuickScan.
Bevindingen en conclusies De onlinemodule van de ForCA QuickScan is 37 keer ingevuld, 24 deelnemers hebben één of twee workshops gevolgd en vier medewerkers van aan ForCA verbonden instellingen zijn geïnterviewd over hun verwachtingen en het gebruik van de ForCA QuickScan. Uit de monitoring van de ingevulde. ForCA QuickScans bleek dat de gedragsinterventies over het algemeen geschikt zijn voor de doelgroep en dat het personeel klaar is om met de interventies te gaan werken. De meeste belemmerende factoren. spelen volgens de respondenten in het domein Organisatie en Interventie. Bij het domein Organisatie 4
– – ForCA QuickScan – –
vielen vooral belemmerende factoren op die met de organisatiestructuur en randvoorwaarden te maken. hebben. In het domein Interventie werden vooral de belemmerende factoren gescoord die te maken. hebben met aansluiting van de interventie bij de dagelijkse praktijk. Uit de workshops en de interviews bleek dat het instrument relatief snel in te vullen is en duidelijke. aanknopingspunten met betrekking tot belemmerende en bevorderende factoren bood. Om optimaal. te kunnen profiteren van de informatie van de ForCA QuickScan is het goed dat het instrument door. verscheidene medewerkers met verschillende disciplines wordt ingevuld. Het door meerdere disciplines invullen en bespreken van de resultaten bevordert de implementatie van de gedragsinterventie, ongeacht wat de uitkomst van de ForCA QuickScan is. De ForCA QuickScan is een instrument dat richting kan geven aan implementatietrajecten. Het is een bruikbaar en gemakkelijk toepasbaar instrument voor organisaties. De ForCA QuickScan kan zowel gebruikt worden bij nieuwe implementatietrajecten als bij het evalueren van al lopende implementatietrajecten. Een belangrijke meerwaarde van het instrument is dat het de respondent dwingt om volledig te zijn. De ForCA QuickScan biedt een duidelijke denkrichting en maakt verschillende perspectieven op implementatietrajecten inzichtelijk.
– – ForCA QuickScan – –
5
1. Inleiding De afgelopen jaren is binnen het werkveld van de justitiële jeugdinrichtingen en de forensische kinder- en jeugdpsychiatrie hard gewerkt om de veiligheid, kwaliteit en behandeling van de jongeren te verbeteren (Gezamenlijke Inspecties, 2010; Stals e.a., 2008). Om deze verbeteringen vast te kunnen houden, is het zaak om het beleid goed te borgen. Voor de kwaliteit van de behandeling geldt hierbij vooral dat de gebruikte. methodieken (blijvend) dienen te worden uitgevoerd zoals ze bedoeld zijn. Gebeurt dit niet, dan is er een reëel risico dat de effectiviteit van deze methodieken afneemt (Stals, 2012; Gezamenlijke Inspecties, 2010; Nas e.a., 2011). Keer op keer blijkt echter dat het goed implementeren van gedragsinterventies niet eenvoudig is (Stals, 2012; Nas e.a., 2011). Alleen het ontwikkelen en verspreiden van een. vernieuwing is niet voldoende om ook te leiden tot het daadwerkelijk gebruik ervan (Greenhalgh e.a., 2004; Bartholomew e.a., 2006; Grol & Wensing, 2006; Fleuren e.a., 2004 en 2006; Guldbrandsson, 2008).. Karlijn Stals (2012) hanteert in haar proefschrift over implementatie van interventies in de jeugdzorg de volgende definitie voor een succesvolle implementatie: “een procesmatige en planmatige invoering van een interventie met als doel dat de interventie duurzaam wordt uitgevoerd zoals bedoeld én dat de beoogde uitkomsten behaald worden” (p. 33). Het succesvol implementeren van een vernieuwing, zoals een gedragsinterventie, omvat vier fasen:. verspreiding, adoptie, implementatie en continuering (Fleuren e.a., 2004). Elke fase dient planmatig te worden doorlopen en met behulp van een Plan-Do-Check-Act (PDCA) cyclus te worden gemonitord. Per fase is het van belang om zicht te hebben op de factoren die een positieve invloed hebben op een. succesvolle invoering. Daarnaast is het belangrijk om te weten welke factoren juist een belemmering kunnen vormen. De factoren worden ook wel determinanten genoemd en kunnen dus zowel een. positieve als negatieve invloed hebben (Stals, 2012). Sinds 2005 heeft de Erkenningscommissie Gedragsinterventies Justitie al 16 gedragsinterventies voor jeugdigen erkend. Deze erkende gedragsinterventies worden veelvuldig gebruikt in het werkveld (denk bijvoorbeeld aan het Buitenprogramma Workwise, Brains4Use en Training Agressie. Controle-TACt). Uit recente studies blijkt echter dat de implementatie van interventies niet altijd even goed verloopt (Nas e.a., 2011; Vosters & Vogelvang, 2011). De interventies worden wel gebruikt in de instellingen maar het blijkt dat alle interventies problemen kennen in de uitvoering (Nas e.a., 2011). Uit de studies van Nas e.a. (2011) en Vosters en Vogelvang (2011) blijkt dat de problemen in de. uitvoering van de interventies niet veroorzaakt worden door één factor maar door een veelheid van. factoren. De belangrijkste factoren zijn dat de handleiding niet goed gevolgd wordt of niet toereikend is,. er onvoldoende draagvlak/regie binnen de instelling is, er te weinig getrainde medewerkers en/of. personeelswisselingen zijn en dat er te weinig instroom van deelnemers is. Deze factoren geven aan dat de problemen bij het invoeren van gedragsinterventies zowel bij de professionals kunnen liggen als ook bij de ontwikkelaars van gedragsinterventies (Stals e.a., 2008; Van Yperen & Bakker, 2008). Van belang is om de bevorderende en belemmerende factoren bij het invoeren van gedrags-. interventies duidelijk te krijgen. Om deze reden is de ForCA QuickScan in een eerder project ontwikkeld.. De ForCA QuickScan is ontwikkeld met behulp van de scenariomethode waarbij 88% van de deel-. nemende instellingen van ForCA betrokken waren. Met behulp van deze methode zijn in twee. workshops de belemmerende en bevorderende factoren beschreven die spelen bij het invoeren van. gedragsinterventies in justitiële jeugdinrichtingen en forensische kinder- en jeugdpsychiatrie.. 6
– – ForCA QuickScan – –
Per implementatiefase moet inzicht zijn in de factoren die belangrijk zijn voor een succesvolle invoering (Stals, 2012; Fleuren e.a., 2004). Dit houdt in dat idealiter een determinantenanalyse plaatsvindt onder de beoogde gebruikers vóórdat de vernieuwing definitief is en wordt verspreid. De ForCA QuickScan is ontwikkeld om juist deze determinanten op vier gebieden te beschrijven. De vier gebieden van de ForCA QuickScan zijn de Interventie, het Personeel (de uitvoerders), de Organisatie en de Doelgroep.1 Doel van. de ForCA QuickScan is om vooraf vast te stellen welke problemen spelen bij de invoering van een. gedragsinterventie. In dit rapport worden de resultaten van het project ‘Facilitatie en evaluatie van het gebruik van de ForCA QuickScan’ beschreven. Doel van dit project was tweeledig: (2) facilitatie van het gebruik van de ForCA QuickScan en (2) evaluatie van het gebruik van de ForCA QuickScan door aan ForCA verbonden instellingen. Het rapport is als volgt opgebouwd: in Hoofdstuk 2 wordt de eerder ontwikkelde ForCA QuickScan kort toegelicht. De gebruikte methoden voor de facilitatie en de evaluatie worden. beschreven in Hoofdstuk 3 en in Hoofdstuk 4 komt de evaluatie van de ForCA QuickScan aan de hand van de ingevulde ForCA QuickScans, de workshops en de interviews aan bod. In het vijfde Hoofdstuk worden de conclusies besproken en wordt een aantal aanbevelingen gedaan over hoe de ForCA QuickScan in. de praktijk het beste gebruikt kan worden.
1
Als de vier domeinen besproken worden, wordt de volgorde Interventie, Personeel, . Organisatie en Doelgroep (IPOD) aangehouden. – – ForCA QuickScan – –
7
2. Toelichting ForCa QuickScan Keer op keer blijkt dat het goed implementeren van vernieuwingen niet eenvoudig is. Om een voorbeeld te noemen: alleen het ontwikkelen en verspreiden van een gedragsinterventie is niet voldoende voor professionals om er daadwerkelijk mee aan de slag te gaan. Het is belangrijk om te weten welke. bevorderende en belemmerende factoren een rol spelen bij de implementatie van een gedrags-. interventie. Daarom is de ForCA QuickScan in een eerder project in opdracht van ForCA ontwikkeld. (zie Bijlage 2). In dit hoofdstuk wordt kort de opzet van de ForCA QuickScan toegelicht en hoe het. instrument gebruikt kan worden in praktijk. De ForCA QuickScan is een online module die voor iedereen vrij toegankelijk is (www.forca.nu). Met de ForCA QuickScan kunnen de meest relevante bevorderende en belemmerende factoren voor. het implementeren van een gedragsinterventie binnen de justitiële jeugdinrichtingen en de. forensische kinder- en jeugdpsychiatrie worden vastgesteld. De ForCA QuickScan is hiermee een. determinantenanalyse die voorafgaand aan een implementatieproces kan worden uitgevoerd. Daarnaast kan de ForCA QuickScan worden gebruikt om een reeds lopend implementatietraject te evalueren. Het. instrument is opgebouwd rond vier relevante domeinen voor implementatie: Interventie, Personeel,. Organisatie en Doelgroep. Op het eerste scherm van de ForCA QuickScan wordt een korte toelichting gegeven ook zijn hier Frequently Asked Questions te vinden (zie Bijlage 5). Op het tweede scherm staat het hoofdmenu van de ForCA QuickScan en zijn de vier domeinen als tegels weergegeven, zie Figuur 1. Voor de vier domeinen van de ForCA QuickScan (Interventie, Personeel, Organisatie en Doelgroep) is gekozen omdat de meeste bevorderende en belemmerende factoren bij een implementatie-. traject op deze domeinen spelen. Om een volledig inzicht te krijgen in deze factoren kunnen alle. domeinen ingevuld worden, echter niet voor alle implementatietrajecten zijn alle domeinen even. relevant. Daarom is het mogelijk om slechts één of enkele domeinen in te vullen. De gebruiker is vrij om. te kiezen in welke volgorde de domeinen worden ingevuld. Elk domein bestaat uit een aantal hoofd-. vragen. De hoofdvragen zijn algemeen gesteld om een eerste inzicht te krijgen in hoe de implementatie op. dit gebied verloopt en worden beantwoord door middel van een Visueel Analoge Schaal (VAS). De VAS. bestaat uit een lijn met aan beide uitersten een antwoordmogelijkheid. Door op de lijn te klikken verschijnt. een marker. De marker is te verschuiven in de richting van het antwoord dat het beste past. Afhankelijk van het gegeven antwoord op de hoofdvragen, worden aanvullende verdiepingsvragen gesteld. Het kan zijn dat de verdiepingsvragen tot een nieuwe mening over de score op de hoofdvraag leiden. Na het. beantwoorden van de verdiepingsvragen wordt daarom de mogelijkheid geboden om de score op de hoofdvraag aan te passen. In Figuur 2 is een voorbeeld te vinden van een hoofdvraag met de bijbehorende verdiepingsvragen. De hoofdvragen zijn algemeen en geven aan waar het implementatietraject wordt belemmerd. De. verdiepingsvragen bevragen specifieke belemmerende of bevorderende factoren die in een bepaald domein spelen. Met behulp van deze vragen wordt gekeken waar de bevorderende en belemmerende. factoren precies zitten en hoe deze aangepakt kunnen worden. De verdiepingsvragen kunnen met ‘ja’ en ‘nee’ worden beantwoord.
8
– – ForCA QuickScan – –
Figuur 1: Hoofdmenu online module van de FoCa QuickScan
Figuur 2: Voorbeeld van een hoofdvraag met verdiepingsvragen
– – ForCA QuickScan – –
9
Wanneer minimaal één domein ingevuld is, kan de gebruiker via het hoofdmenu naar de resultaten-. pagina gaan. De resultatenpagina biedt zowel een visuele weergave van de resultaten met een korte. beschrijving als een uitgebreide rapportage die kan worden gedownload. De visuele weergave bestaat uit een cirkel die in het centrum rood gekleurd is en via geel over gaat in groen. Binnen deze cirkel staan de scores op de hoofdvragen weergegeven. Lage scores staan verder naar binnen (richting het rode deel), hoge scores staan meer naar buiten (bij het groene deel). Op deze wijze zijn zowel positief afwijkende scores. (bevorderende factoren voor implementatie) als negatief afwijkende scores (belemmerende factoren). snel duidelijk. Een voorbeeld van een ingevulde resultatengrafiek is te vinden in Figuur 3. De scores op de verdiepingsvragen (indien van toepassing) zijn niet meegenomen in de score. De scores op de. verdiepingsvragen kunnen zichtbaar gemaakt worden door te klikken op een punt van dehoofdvraag in de resultatengrafiek. Op deze wijze kan de gebruiker eenvoudig een vergelijking maken tussen de. gegeven score op een hoofdvraag en de antwoorden op de verdiepingsvragen.
Personeel
Interventie borging kwaliteit aansluiting werkwijze
vaardigheden
aansluiting praktijk ondersteuning gebruikersvriendelijk
helderheid onderdelen samenwerking toegevoegde waarde
passend bij organisatie
randvoorwaarden
overeenkomst behandeldoel
verantwoordelijksheidsgevoel
waarde voor deelnemers
profilering structuur
aansluiting doelgroep
Organisatie
Doelgroep
Figuur 3: Voorbeeld van een resultatengrafiek van de ForCA QuickScan
10
– – ForCA QuickScan – –
In de rapportage die gedownload kan worden, is dezelfde resultatengrafiek te vinden, alsmede een. algemeen oordeel op alle vier de domeinen. In dit oordeel zijn zowel de scores op de hoofdvragen als op de verdiepingsvragen verwerkt. Naast het. algemene oordeel wordt op lager scorende onderdelen een uit-gebreidere toelichting gegeven. De. toelichting geeft inzicht welke problemen spelen bij de invoering van een gedragsinterventie volgens degene die de ForCA QuickScan heeft ingevuld en hoe deze het beste opgelost kunnen worden. De ForCA QuickScan is een online module, dit maakt het mogelijk om de mate van het gebruik. van de ForCA QuickScan goed te kunnen monitoren en kan eenvoudig een overzicht van de inge-. vulde ForCA QuickScans gedownload worden. Door organisaties kunnen de scores van de. ForCA QuickScan van hun eigen organisatie opgevraagd worden. Door middel van een hyperlink. (www.forcaquickscan.nl/index/*vulhiereencodein*) kunnen organisaties een eigen code toevoegen aan de scores. De beheerder kan de scores met behulp van deze code herkennen en selecteren.2
2
Deze codering kan direct gebruikt worden zonder vooraf gegevens in te stellen. Dit houdt in dat een instelling die graag een implementatietraject wil controleren zelf een weblink kan genereren. Hierdoor kunnen via deze link . ingevulde ForCA QuickScans op de beheerderspagina herkend worden. De desbetreffende instelling kan zodoende bij de beheerder de informatie opvragen. – – ForCA QuickScan – –
11
3. Methode In het huidige project zijn de deelnemende instellingen van ForCA gefaciliteerd in het gebruik van de ForCA QuickScan. Hiervoor zijn twee workshops georganiseerd, is op de website van ForCA een. FAQ-sectie aangemaakt en is een helpdeskfunctie ingesteld. Daarnaast is het gebruik van de ForCA QuickScan bij de deelnemende instellingen geëvalueerd.
3.1
Doelgroep project
De ForCA QuickScan richt zich op het werkveld van de justitiële jeugdinrichtingen en de (forensische) kinder- en jeugdpsychiatrie. De focus in dit project lag op de instellingen die bij ForCA aangesloten zijn. en ook daadwerkelijk interventies gebruiken of van plan zijn in de nabije toekomst interventies in te. voeren. ForCA is de afkorting van Forensisch Consortium Adolescenten. Het is een samenwerkings-. verband tussen justitiële jeugdinrichtingen, de drie reclasseringsorganisaties, centra voor kinder- en. jeugdpsychiatrie en instellingen voor wetenschapplijk onderzoek. De doelstelling van ForCA is om beter zicht te krijgen op jongeren met een strafrechtelijke of civielrechtelijke maatregel, ernstige gedragsen andere problemen; die mogelijk een delict hebben gepleegd of waarvoor een hoog risico bestaat en. waarbij preventief werken voorop staat. Deze jongeren krijgen te maken met uiteenlopende personen,. deskundigen en instellingen die allen vanuit het eigen perspectief zo goed mogelijk bijdragen aan de beeldvorming van hen. Van belang voor het evalueren van de ForCA Quick-Scan was dat de vragen aansloten bij verschillende disciplines binnen de ForCA instellingen. Voor deelname aan de workshops en voor de interviews zijn daarom zowel managers, behandelaren en groepsleiders benaderd.
3.2
Workshop
Voor de facilitatie en evaluatie van de ForCA QuickScan hebben twee workshops per instelling plaatsgevonden (zie Bijlage 1B voor een overzicht van de deelnemers). De instellingen die bij ForCA zijn aangesloten, zijn ingelicht door middel van een ForCA nieuwsflits.3 Daarnaast zijn instellingen actief. benaderd voor deelname. De workshops vonden plaats op de locatie van de deelnemende instelling en werden begeleid door een van de onderzoekers (TW). Vooraf is met de instelling besproken of er een. implementatietraject liep en is gekozen welk traject het beste gebruikt kon worden in de workshops. Dit om zo goed mogelijk aan te sluiten bij de kennis van de deelnemers. Het doel van de eerste workshop was de deelnemers te informeren over het gebruik en de mogelijkheden van de ForCA QuickScan.. Vervolgens is een gedragsinterventie met behulp van de ForCA QuickScan gescoord. Door op deze manier de ForCA QuickScan aan te bieden, werd direct duidelijk hoe deze gebruikt kan worden en wat het op kan. leveren. Aan de deelnemers is gevraagd om voor de tweede workshop de ForCA QuickScan individueel in te vullen voor de gekozen gedragsinterventies en deze door te sturen ter voorbereiding op de tweede workshop. In de tweede bijeenkomst zijn de ingevulde ForCA QuickScans besproken en met behulp van een. brainstormtechniek is onderzocht wat de betekenis van het invullen van de ForCA QuickScan is voor het implementeren van gedragsinterventies. Door het vergelijken van ingevulde ForCA QuickScans. en de duidelijkste verschillen te bespreken, kregen deelnemers inzicht in de verschillende zienswijzen. die er op implementatie kunnen zijn en het belang van verschillende perspectieven voor het.
3
12
ForCA Nieuwsflits zie http://www.forca.nu/Nieuwsbrief/Nieuwsbrievenarchief.aspx?m=1873&i=63 – – ForCA QuickScan – –
implementatieproces. Het laatste deel van de workshop was ingeruimd voor de evaluatie van de. ForCA QuickScan en het vaststellen van de belangrijkste verdiepingsvragen. De deelnemers is gevraagd hoe ze de ForCA QuickScan ervaren hebben, of het strookte met hun verwachtingen, welke vragen. onduidelijk waren en wat er in hun ogen verder nog kon worden verbeterd. Het vaststellen van de verdiepingsvragen die de deelnemers belangrijk vonden, is gedaan door deelnemers eerst een voorselectie te laten maken van ongeveer twintig verdiepingsvragen. Elke deelnemer heeft vervolgens uit deze voorselectie drie verdiepingsvragen gekozen die hij of zij het meest belangrijk achtte. Hierbij mocht men ook vragen selecteren die een ander al had gekozen, zodat een rangorde ontstond.
3.3
Monitoring gebruik
Voor de monitoring van het gebruik van de ForCA QuickScan zijn alle online ingevulde ForCA QuickScans in de periode van april tot en met augustus 2013 geëvalueerd. Dit waren zowel de ForCA QuickScans. die door de deelnemers van de workshops zijn ingevuld als de ForCA QuickScans die door andere. respondenten zijn ingevuld. Om vast te stellen hoe vaak de ForCA QuickScan daadwerkelijk is ingevuld, zijn twee criteria gehanteerd: (1) Het aantal domeinen dat ingevuld is moet minimaal één zijn en (2) QuickScans waarbij op alle hoofdvragen de maximale score is gegeven, worden uit het bestand. gefilterd.
3.4
Gestructureerde interviews
Met behulp van gestructureerde interviews is vastgesteld hoe het gebruik van de ForCA QuickScan werd ervaren (zie Bijlage 3). Daarnaast is nagegaan waarom, of waarvoor, men het instrument heeft gebruikt en welke concrete acties gevolgd zijn op het invullen ervan. In elke tweede workshop is aan de deel-. nemers, die de ForCA QuickScan ingevuld hadden, gevraagd wie deel wilden nemen aan een telefonisch interview over het gebruik van de ForCA QuickScan (zie Bijlage 1B voor een overzicht van de medewerkers die geïnterviewd zijn).
3.5
Kwalitatieve analyse
De facilitatie en de evaluatie van de ForCA QuickScan zijn met beschrijvende analyses geëvalueerd.. Om zicht te krijgen op de facilitiatie-vraag is bijgehouden hoeveel deelnemers deelgenomen hebben aan het project. Het gebruik van de ForCA QuickScan is geëvalueerd met een frequentie-analyse van de. ingevulde vragenlijsten. Op basis van de ervaringen in de workshops en de interviews is de. ForCA QuickScan kwalitatief geëvalueerd.
3.6
Begeleidingscommissie
Voor het project is een begeleidingscommissie aangesteld. De namen van de leden en hun achtergrond gegevens zijn te vinden in Bijlage 1A. De leden zijn tijdens de duur van het project vier keer bijeen-. gekomen en er heeft één keer een telefonische vergadering plaatsgevonden.
– – ForCA QuickScan – –
13
4. RESULTATEN 4.1
Verspreiding ForCa Nieuwsflits
De ForCA Nieuwsflits over de oplevering van de ForCA QuickScan is aan 389 personen verzonden. In totaal is de nieuwsflits 132 keer geopend (33%). Hierin zijn de views via de website niet meegenomen.
4.2
Ingevulde ForCA QuickScans
De ForCA QuickScan is in de periode eind april tot eind augustus 2013 in totaal 37 maal ingevuld. De respondenten hoefden niet alle vier de domeinen (Interventie, Personeel, Organisatie en Doelgroep) in te vullen. In het merendeel van de gevallen zijn echter wel alle vier de domeinen ingevuld (59.5%). Het aantal keren dat één of twee domeinen is ingevuld, is gelijk namelijk beide zeven maal (18.9%). In slechts één geval zijn. drie domeinen ingevuld (2.7%) (zie Tabel 4.1). Tabel 4.1: Aantal ingevulde domeinen per gescoorde ForCA QuickScan (N=37) Aantal ingevulde domeinen
N
%
1
7
18.9
2
7
18.9
3
1
2.7
4
22
59.5
Wanneer nader naar de verschillende domeinen wordt gekeken, blijkt dat de domeinen Personeel en. Interventie, met respectievelijk 31 en 30 keer, vaker zijn ingevuld dan de domeinen Organisatie (26 keer) en Doelgroep (25 keer) (zie Tabel 4.2). Tabel 4.2 Aantal keer dat een domein gescoord is (N=37) Domein
N
%
Interventie
30
81.0
Personeel
31
83.8
Organisatie
26
70.3
Doelgroep
25
67.6
14
– – ForCA QuickScan – –
4.2.1 Scores op de hoofdvragen
De ForCA QuickScan biedt de mogelijkheid om de score op de hoofdvraag aan te passen indien het. invullen van de verdiepingsvragen tot een nieuw inzicht heeft geleid. Om vast te stellen hoe vaak. hiervan gebruik is gemaakt, is bijgehouden hoe vaak een hoofdvraag positief of negatief is veranderd. In Tabel 4.3 is te zien dat de respondenten in de meeste gevallen de hoofdvragen niet hebben aan-. gepast. Een kanttekening hierbij is wel dat bij een score van 75 punten of hoger op de hoofdvraag de verdiepingsvragen niet gesteld worden4 en de mogelijkheid tot het aanpassen van de score dus ook niet verschijnt. De respondenten maakten de meeste aanpassingen binnen het domein Interventie. In. dit domein is van alle 180 ingevulde vragen, 20% aangepast. Hiervan is 75% positief aangepast en 25% negatief. De minste aanpassingen zijn gemaakt in het domein Doelgroep. Hierin is slechts 4% van de. 100 ingevulde vragen aangepast. Allen in positieve zin. Bij de domeinen Personeel en Organisatie zijn. respectievelijk 11.8% en 16.3% van de vragen bijgesteld. In beide gevallen zijn dit overwegend positieve. aanpassingen, zie Tabel 4.3. Tabel 4.3: Aantal vragen met aanpassingen hoofdvragen na het invullen verdiepingsvragen Domein
Positief aangepast
Negatief aangepast
#
%
#
%
#
%
#
%
180
27
75
9
25
36
20
144
80
93
7
63.6
4
36.4
11
11.8
82
88.2
Organisatie
104
13
76.5
4
23.5
17
16.3
87
83.7
Doelgroep
100
4
100
0
0
4
4
96
96
Interventie Personeel
Totaal ingevulde vragen
Totaal aangepast
Niet aangepast
#: aantal vragen
Wanneer nader gekeken wordt naar het aantal gemaakte aanpassingen, is te zien dat 21 van de 37. respondenten in de ForCA QuickScans aanpassingen gemaakt hebben. Het aantal aanpassingen dat. door één persoon gemaakt zijn, varieert van één (8 personen) tot tien (1 persoon). Gemiddeld genomen. zijn per persoon 3.4 aanpassingen gemaakt, over het totaal aantal ingevulde ForCA QuickScans bedraagt. dit gemiddelde 1.9. Op één vraag na zijn alle hoofdvragen één of meer keren aangepast. De enige vraag. die geen enkele keer is aangepast is de vraag ‘past de interventie bij de doelgroep binnen de organisatie?’. van het domein Doelgroep (Zie Tabel 4.4). Gemiddeld is elke hoofdvraag vier keer aangepast. Een aantal. hoofdvragen springt eruit wat betreft gemaakte aanpassingen. Zo is de vraag ‘is het voor iedereen duidelijk wat de belangrijke onderdelen van de interventie zijn?’ (domein interventie) in totaal negen keer. aangepast. Hiervan acht keer in positieve richting en één keer in negatieve richting. De vraag of de. kwaliteit van de interventie op lange termijn geborgd is, wordt ook vaak aangepast: in totaal acht keer (6 positief, 2 negatief). De vragen ‘zijn de benodigde randvoorwaarden voor implementatie aanwezig?’ en ‘sluit de interventie aan bij de algehele werkwijze binnen de keten?’ zijn beide zeven keer aangepast..
4
Uitgezonderd de vraag van het domein organisatie: ‘zijn de benodigde randvoorwaarden voor het implementeren van de interventie aanwezig?’ Dit omdat deze hoofdvraag zo belangrijk is voor het implementatietraject, dat de onderliggende verdiepingsvragen altijd gesteld zijn. – – ForCA QuickScan – –
15
‘Worden medewerkers ondersteund om hun kennis en vaardigheden op peil te houden?’ (domein. Personeel) is in totaal vijf keer aangepast. Het grootste percentage negatieve aanpassingen van de. hoofdvragen is te vinden bij het domein Personeel (36.4%). De minste negatieve aanpassingen zijn. gemaakt in het domein Doelgroep, daar is geen enkele hoofdvraag negatief aangepast (zie Tabel 4.3). Tabel 4.4: Gemiddelde scores op de hoofdvragen Domein
Interventie
Personeel
Organisatie
Doelgroep
Hoofdvraag (afk.)
Gemiddelde
Gemiddelde
Gemiddelde
oorspronkelijke
aangepaste
verandering
score*
score*
toegevoegde waarde
76
77
+1
belangrijke onderdelen
53
59
+6
gebruiksvriendelijkheid
63
64
+1
aansluiting praktijk
74
75
+1
aansluiting werkwijze
71
71
0
borging kwaliteit
63
67
+4
vaardigheden
68
68
0
ondersteuning
73
74
+1
samenwerking
73
71
-2
structuur
68
68
0
profilering
60
61
+1
verantwoordelijkheidsgevoel
52
55
+3
randvoorwaarden
59
60
+1
83
83
0
80
81
+1
waarde voor deelnemers
85
86
+1
aansluiting doelgroep
81
83
+2
passend bij organisatie overeenkomst behandeldoel
*minimale score=0, maximale score 100
De gemiddelde scores op de hoofdvragen laat zien welke vragen volgens de respondenten goed gaan in het implementatietraject en welke nog aandacht behoeven. Zo wordt de vraag ‘voelen álle mede-. werkers zich verantwoordelijk voor het succes van de interventie?’ (domein Organisatie) het laagste. gescoord (gemiddelde aangepaste score: 55, zie Tabel 4.4). Daarnaast scoort de vraag ‘is het voor. iedereen duidelijk wat de belangrijke onderdelen van de interventie zijn?’ (domein Interventie) in eerste instantie ook erg laag (53 punten), maar wordt deze gemiddeld genomen het sterkste aangepast van alle vragen (+6 punten). De vraag ‘is de verwachting dat de deelnemers baat hebben bij de interventie?’ van het domein Doelgroep wordt gemiddeld genomen het hoogste gescoord (gemiddelde aange-. paste score: 86). Bij slechts één hoofvraag, ‘werken medewerkers samen binnen de organisatie?’ (domein. Personeel), wordt de score gemiddeld genomen naar beneden bijgesteld (-2 punten). Figuur 4.1 laat een resultatengrafiek zien met de gemiddelde aangepaste scores op de hoofdvraag. Te zien is dat de. domeinen Interventie en Organisatie gemideld lager scoren dan de domeinen Doelgroep en Personeel.
16
– – ForCA QuickScan – –
Figuur 4.1:
Resultatengrafiek aangepaste gemiddelde scores op de hoofdvragen
De verdiepingsvragen worden bij een score op de hoofdvragen hoger dan 75 punten niet getoond. Uit Tabel 4.4 blijkt dat gemiddeld genomen de meeste oorspronkelijke scores onder deze grens uit komen. Bij slechts vijf van de zeventien hoofdvragen (13.5%) is de oorspronkelijke score hoger dan 75 punten en worden de verdiepingsvragen niet gesteld. Het betreft hier één vraag in het domein Interventie en alle vragen uit het. domein Doelgroep, zie ook Figuur 4.1. Deze vijf hoofdvragen hebben gezamenlijk veertien verdiepingsvragen. De eerder genoemde uitzondering van de hoofdvraag waarbij de verdiepingsvragen hoe dan ook gesteld worden (‘zijn de benodigde rand-voorwaarden voor implementatie aanwezig?’ domein Organisatie) heeft een gemiddelde oorspronkelijke score van 59 en gemiddelde aangepaste score van 60. Op domeinniveau laten de gemiddelde scores zien dat het domein Doelgroep over het algemeen de hoogste score kent met een gemiddelde van 83 op de aangepaste hoofdvragen. Met een gemiddelde score van 61 worden binnen het domein Organisatie de laagste scores op de hoofdvragen gegeven. De domeinen Interventie en Personeel hebben een gemiddelde score op de hoofdvragen van respectievelijk 69 en 71.
4.2.2 Scores op de verdiepingsvragen
De verdiepingsvragen binnen het domein Interventie worden wisselend gescoord (zie Tabel 4.5). De. verdiepingsvragen van de hoofdvraag ‘heeft de interventie duidelijk toegevoegde waarde ten opzichte van de vorige werkwijze’ worden allen zeer positief gescoord. Twee vragen worden in 91.7% van de gevallen positief beantwoord en de andere vraag zelfs in 100% van de gevallen. De verdiepingsvragen behorende bij de hoofdvraag ‘sluit de interventie aan bij de dagelijkse praktijk?’ worden zeer wisselend gescoord.. Zo scoren twee vragen vrij positief (75% van de gevallen) terwijl de andere vragen juist laag scoren (33% en
– – ForCA QuickScan – –
17
25% een positieve score). Opvallend is dat de interventie vaak niet gemakkelijk toe te passen blijkt voor de. gebruikers, slechts in 25% van de vragenlijsten is deze vraag positief beantwoord. Zie Bijlage 4 voor een tabel met de score op de andere verdiepingsvragen van het domein Interventie.
Tabel 4.5: Gemiddelde scores verdiepingsvragen op 2 hoofdvragen van het domein Interventie Positief beantwoord N
%
Levert de interventie een voordeel op voor de cliënten?
12
100.0
Levert het toepassen van de interventie een voordeel op voor de organisatie?
11
91.7
Is de werkzaamheid van de interventie onderzocht?
19
70.4
Wordt de problematiek in duidelijke stappen aangepakt?
18
66.7
Heeft de interventie duidelijk toegevoegde waarde ten opzichte van de vorige werkwijze? Levert het toepassen van de interventie een voordeel op voor de medewerkers? Is het voor iedereen duidelijk wat de belangrijke onderdelen van de interventie zijn? Richt de interventie zich op duidelijk afgebakende problematiek? Worden de essentiële of werkzame elementen aangegeven? Worden er duidelijke doelen binnen de interventie gesteld? Sluit de interventie aan bij de dagelijkse praktijk?
11
23 19 18
91.7
85.2 70.4 66.7
Brengt de interventie een duidelijk andere manier van denken of werken met zich mee ten opzichte van de huidige werkwijze?*
4
33.3
Biedt de nieuwe interventie een duidelijk voordeel ten opzichte van de vorige methodiek?
9
75.0
Is de interventie gemakkelijk toe te passen voor de gebruikers? Is de interventie breed inzetbaar?
3 9
25.0
15
68.2
Zijn er herhalingstrainingen voor de interventie?
75.0
Noot: zie Bijlage 4 voor alle verdiepingsvragen. * Deze vraag kent een omgekeerde scoring, score is daarom omgedraaid. 33.3% geeft aan dat de interventie geen duidelijk andere manier van denken of werken met zich mee brengt.
In het domein Personeel is het meest in het oog springend de verdiepingsvraag ‘neemt elke medewerker zijn verantwoordelijkheid in het behandelproces’ (zie Tabel 4.6). De verdiepingsvraag is in slechts 7.1% van de gevallen positief beantwoord. De vragen ‘is er structureel overleg tussen verschillende afdelingen’ (21.4%) en ‘hebben medewerkers de specifieke kennis die nodig is voor het uitvoeren van de interventie’ (30.4%) scoren ook laag.
18
– – ForCA QuickScan – –
Tabel 4.6: Gemiddelde scores verdiepingsvragen domein Personeel Positief Beantwoord N
%
7
30.4
Zijn medewerkers er zelf van overtuigd dat ze de kennis en vaardigheden hebben om de interventie uit te kunnen voeren?
12
52.2
Worden medewerkers getraind om de interventie correct uit te kunnen voeren? Is de interventie uit te proberen in een oefensituatie of bij anderen te observeren?
10 15
43.5
Zijn medewerkers in staat om effectief gebruik te maken van de aanwezige apparatuur en software?
17
73.9
10
43.5
Is er een balans tussen ervaren en minder ervaren medewerkers?
18
78.3
Is er een doorlopende deskundigheidsbevordering van medewerkers?
7
41.2
12
70.6
Beschikken medewerkers over de kennis en vaardigheden die nodig zijn voor het uitvoeren van de interventie?
Hebben medewerkers de specifieke kennis die nodig is voor het uitvoeren van de interventie?
Zijn de medewerkers in staat om zich gemakkelijk aan te passen aan een nieuwe situatie? Worden medewerkers ondersteund om hun kennis en vaardigheden op peil te houden? Is er ondersteuning in de dagelijkse praktijk mogelijk?
12
Vindt er supervisie plaats?
7
Zijn er intervisie bijeenkomsten?
Werken medewerkers samen binnen de organisatie?
65.2
70.6 41.2
Is er structureel overleg tussen verschillende afdelingen?
3
21.4
Is er sprake van een teamgeest binnen de betrokken afdelingen?
8
57.1
Wordt er structureel samengewerkt tussen de betrokken afdelingen? Ervaren de medewerkers steun van hun leidinggevenden? Voelen medewerkers zich gesteund door hun collega’s?
6 9 8
Zijn de taken duidelijk verdeeld binnen het team?
10
Neemt elke medewerker zijn verantwoordelijkheid in het behandelproces?
1
42.9 64.3 57.1 71.4 7.1
Het domein Organisatie bevat een aantal zeer positief gescoorde vragen als ook een aantal zeer. negatief gescoorde vragen (zie Tabel 4.7). De meest opvallende positief gescoorde vragen zijn ‘past de interventie binnen de visie en missie die de organisatie uitdraagt?’ (100%), ‘steunt het. topmanagement de interventie?’ (95.5%) en ‘is er een coördinator aangesteld die de implementatie. begeleidt en coördineert?’ (88.5%). Negatief beantwoorde vragen zijn onder andere ‘is er op alle lagen. van de organisatie kennis van de interventie?’ (14.3%) en ‘zijn er personeelstekorten die de. implementatie van de interventie kunnen belemmeren?’ Bij deze laatste vraag geeft slechts 26.9% aan dat er geen personeelstekorten zijn.
– – ForCA QuickScan – –
19
Tabel 4.7: Gemiddelde scores verdiepingsvragen domein Organisatie
Positief Beantwoord
N
%
Heeft de organisatie korte beslis- en communicatielijnen?
7
50.0
Is planmatig werken ingebed in de organisatie?
6
42.9
Is de organisatiestructuur geschikt voor het implementatietraject? Is er binnen de organisatie een duidelijke taakverdeling?
Is er op alle lagen van de organisatie kennis van de interventie?
Geeft de organisatie duidelijke voorlichting aan alle medewerkers? Geeft de organisatie inzicht in de resultaten die het behaalt?
Weet de organisatie de interventie duidelijk op de kaart te zetten?
6 2 7 8
42.9 14.3 50.0 57.1
Gebruikt de organisatie (digitale) media om de interventie te promoten?
5
31.3
Werft de organisatie actief cliënten voor de interventie?
5
31.3
Weet de organisatie duidelijk te maken waarom deze interventie van belang is? Wordt er door verwijzers of cliënten specifiek om de interventie gevraagd?
9 8
56.3 50.0
Past de interventie binnen de visie en missie die de organisatie uitdraagt?
16
100.0
Steunt het topmanagement de interventie?
21
95.5
Worden besluiten over de interventie zowel op centraal niveau als decentraal niveau genomen?
10
45.5
Voelen álle medewerkers zich verantwoordelijk voor het succes van de interventie?
Zijn de medewerkers gemotiveerd om met de interventie te gaan werken?
Zijn de medewerkers actief betrokken bij de ontwikkeling van of keuze voor de interventie?
17
77.3
9
40.9
Zijn er opinieleiders op de afdelingen die medewerkers kunnen motiveren en stimuleren?
12
54.5
Is er voldoende tijd vrijgemaakt voor de implementatie van de interventie?
15
57.7
Is er een coördinator aangesteld die de implementatie begeleidt en coördineert?
23
88.5
Zijn er samenwerkingsverbanden met ketenpartners die het mogelijk maken om de benodigde expertise te ‘lenen’ van andere organisaties?
17
65.4
Is er voldoende technische ondersteuning voor de interventie? Is er een rapportage systeem dat aansluit op de interventie?
18
Zijn er personeelstekorten die de implementatie van de interventie kunnen belemmeren?*
21
69,2
7
26.9
Zijn de benodigde randvoorwaarden voor de implementatie van de interventie aanwezig? Is er voldoende ondersteuning voor het personeel, door onder andere goede intervisie?
Is er voldoende expertise over het implementeren van interventies op organisatie- en afdelingsniveau?
16
14
61.5
53.8
80.8
* Deze vraag kent een omgekeerde scoring, zodoende hier de score omgedraaid, 26.9% geeft aan dat er geen. personeelstekorten zijn.
20
– – ForCA QuickScan – –
Binnen het domein Doelgroep worden de verdiepingsvragen over het algemeen positief gescoord (zie Tabel 4.8). De laagste positieve score is 50% (‘past de interventie bij het niveau van de deelnemer?’) terwijl er diverse verdiepingsvragen zijn die in 100% van de gevallen positief beantwoord zijn (‘is de doelgroep van de interventie duidelijk omschreven?’, ‘is er voldoende instroom?’ en ‘is de verwachting dat bij deelnemers een duidelijke gedragsverandering optreedt?’).
Tabel 4.8: Gemiddelde scores verdiepingsvragen domein Doelgroep
Positief Beantwoord N
Past de interventie bij de doelgroep binnen de organisatie? Is de doelgroep van de interventie duidelijk omschreven?
%
3
100.0
5
83.3
Is het doel van de interventie ook het behandeldoel van de cliënten?
5
83.3
Is de verwachting dat bij deelnemers een duidelijke gedragsverandering optreedt?
5
100.0
3
60.0
Krijgen deelnemers een tastbaar bewijs in de vorm van diploma’s of certificaten bij het afronden van de interventie?
4
80.0
Hebben de cliënten behoefte aan de interventie?
4
66.7
Sluit de interventie aan op de leefwereld van de deelnemer?
4
66.7
Is er voldoende instroom, zijn binnen de organisatie voldoende cliënten die binnen de doelgroep van de interventie vallen? Komt de problematiek van de doelgroep overeen met het behandel- of trainingsdoel van de interventie? Is de problematiek waar de interventie zich op richt duidelijk omgeschreven?
Is de verwachting dat de deelnemers baat hebben bij de interventie?
Is er een beloningssysteem opgenomen in de interventie/methodiek?
Sluit de interventie goed aan op de doelgroep?
Past de interventie bij het niveau van de deelnemer?
Wordt er gebruik gemaakt van het systeem om de deelnemer heen?
4.3
3
3 5
100.0
50.0 83.3
Uitkomsten workshops en interviews
In totaal zijn negen workshops georganiseerd waarvan vijf keer een eerste worshop en vier keer een tweede workshop.5 In de eerste workshop is de ForCA QuickScan gzamenlijk ingevuld voor een interventie of methodiek die binnen de desbetreffede instelling geïmplementeerd gaat worden of. recentelijk geïmplementeerd was. Ter voorbereiding op de tweede workshop hebben de deelnemers. de ForCA QuickScan nogmaals zelfstandig ingevuld. De ForCA QuickScans zijn ingevuld voor de. volgende interventies: In Control, AR/SOVA op maat, het orthopedagogisch leefklimaat en het. Willem Kleine Schaars (WKS) model. Aan de eerste en tweede workshops hebben in totaal 32. mensen deelgenomen, sommige hebben twee keer deelgenomen (zie Bijlage 1B). Het merendeel was hierbij werkzaam in een behandelende functie, bijvoorbeeld als trainer, behandelaar of hoofd. behandeling. Vanuit het management (hieronder vallen onder andere pedagogisch directeurs,. unitmanagers en beleidsmedewerkers) en begeleiding (onder andere pedagogisch medewerkers,. 5
Van de vier workshops heeft één workshop schriftelijk plaatsgevonden. – – ForCA QuickScan – –
21
docenten en unitcoördinatoren) waren ook veel deelnemers (zie Tabel 4.9). Na afloop van elke tweede workshop is een telefonisch interview gehouden met een van de deelnemers. In totaal hebben er vier interviews plaatsgevonden (zie Tabel 4.9 en Bijlage 1B). De informatie van de workshops en de. interviews zijn in onderstaande evaluatie van de ForCA QuickScan meegenomen. Tabel 4.9: Deelnemers workshops en interviews Discipline
Aanwezig tijdens eerste workshop N
%
Management
3
Behandeling Anders
Begeleiding
Aanwezig tijdens tweede workshop
Interview
N
&
N
%
15
4
33.3
1
25
11
55
5
41.7
2
50
2
10
2
16.7
1
25
4
20
1
8.3
4.3.1 Opzet & lay-out ForCA QuickScan
De keuze om afhankelijk van de score op de hoofdvragen aanvullende verdiepingsvragen te stellen, bevalt de deelnemers goed. Het werkt snel en zorgt ervoor dat er geen onnodige vragen gesteld worden. Wel. geven deelnemers aan dat de hoofdvragen in een aantal gevallen te algemeen geformuleerd zijn, waardoor men in eerste instantie deze vragen lager scoort om zodoende de verdiepingsvragen te kunnen bekijken. Het beantwoorden van deze verdiepingsvragen scherpt de deelnemers in hun oordeel over de hoofdvraag. Er is tijdens een van de workshops geopperd om het mogelijk te maken de verdiepingsvragen in ieder geval zichtbaar te maken om zodoende een beter beeld te krijgen van de hoofdvragen. Naar de lay-out van de ForCA QuickScan werd tijdens de interviews gevraagd. Deze werd als prettig en duidelijk ervaren. Door een deelnemer werd voorgesteld om ook een score in cijfers weer te geven op de hoofdvragen. Dit stelt de gebruiker in staat om meer nuance aan te kunnen brengen in het verschil. tussen hoofdvragen, nu gebeurt dat vaak op gevoel. Een geïnterviewde deelnemer geeft duidelijk de voorkeur voor de visueel analoge schaal boven een 6-punts schaal, al wordt wel een aantal keer genoemd dat het meer van de gebruiker vergt. Een geplaatste kanttekening is wel dat het nu on-. duidelijk wat ‘goed’ is. Waar de ene gebruiker de score op 75 zou zetten, zet de ander deze wellicht op 95. Daarom zou het volgens sommigen goed zijn om te vermelden wanneer de verdiepingsvragen wel of niet zichtbaar zijn.
4.3.2 Wijze van invullen
De ForCA QuickScan is tijdens de workshops zowel gezamenlijk als individueel ingevuld. De voorkeur van de deelnemers van de workshops is om de ForCA QuickScan individueel in te vullen. Op die wijze kunnen zij hun eigen mening goed weergeven zonder daarin te worden beïnvloed. Het vervolgens. gezamenlijk bespreken wordt als zeer waardevol beschouwd. Zo worden de verschillende perspectieven van medewerkers helder en ontstaat er discussie. In Figuur 4.2 is een voorbeeld te vinden van het vergelijken. van ingevulde ForCA QuickScans tijdens een van de workshops. Hier valt te zien dat omcirkelde. onderdelen (gebruikersvriendelijkheid en helderheid onderdelen, domein Interventie) bij alle vier de. resultatengrafieken lager scoren. Op het onderdeel gebruikersvriendelijkheid zijn de verschillen tussen de grafiek linksboven en rechtsonder het grootst. Medewerkers kunnen dergelijke verschillen toelichten tijdens de bespreking en het belang voor het implementatietraject bespreken.
22
– – ForCA QuickScan – –
Figuur 4.2: Vergelijking ingevulde ForCA QuickScans
4.3.3 Bruikbaarheid voor organisatie
In de interviews geeft men aan meerdere mogelijkheden te zien voor het gebruik van de ForCA QuickScan. Diverse deelnemers opperden gelijk andere interventies en methodieken waar zij het instrument graag voor zouden willen invullen. Zo wil men binnen Juvaid Justitiële Jeugdinrichting de ForCA QuickScan ook op teamniveau voor het orthopedagogisch leefklimaat laten invullen en worden binnen Stichting Jeugdzorg St. Joseph Het Keerpunt mogelijkheden gezien om de ForCA QuickScan te gebruiken voor. het implementeren van een nieuwe basismethodiek. Hierbij ging het zowel om interventies die nog. geïmplementeerd moeten worden als interventies die al in gebruik zijn maar die men graag wil. evalueren. In de interviews werd duidelijk dat dit inderdaad ook al gebeurd was. De ForCA QuickScan was gebruikt om al lopende implementatie trajecten te evalueren. De verwachting onder de deelnemers is dan ook dat de ForCA QuickScan vaker gebruikt gaat worden. Eén van de geïnterviewde zei dat ze ‘verrast was door de praktische handigheid van de ForCA QuickScan. Daarom willen we de ForCA QuickScan binnen de. instellingen breder gebruiken. Wel zal er dan meestal iemand bij betrokken worden die ook bij de. workshops was.’
– – ForCA QuickScan – –
23
4.3.4 Evaluatie hoofdvragen
Meerdere malen is door deelnemers tijdens de workshops en in de interviews aangegeven dat men soms moeite heeft met de hoofdvragen. Deze zijn tijdens de ontwikkeling bewust algemeen. geformuleerd om zo de gebruiker te prikkelen tot het goed nadenken over het te geven antwoord. Door de algemene formulering is het in sommige gevallen niet geheel duidelijk wat er onder. verstaan wordt. In zulke gevallen geven de verdiepingsvragen een beter beeld van de lading van de hoofdvraag. Dit kwam volgens deelnemers niet altijd goed overeen, soms suggereerden de verdiepings-. vragen iets anders dan de hoofdvraag deed vermoeden. Deelnemers hebben diverse aanbevelingen. gedaan ter verbetering van de hoofdvragen. In Bijlage 6 is in het rood een overzicht te vinden van de. gemaakte aanpassingen naar aanleiding van de geplaatste opmerkingen.
4.3.5 Evaluatie verdiepingsvragen
De verdiepingsvragen worden over het algemeen als duidelijk en helder beschouwd. Sommige deel-. nemers hebben dan ook geopperd dat een niet van toepassing optie nuttig zou zijn. Diverse opmer-. kingen en suggesties zijn tijdens de workshop gegeven ter verbetering van de vragen. Daarnaast zijn vragen genoemd die men nog miste in de huidige ForCA QuickScan. De gemaakte aanpassingen naar aanleiding van deze opmerkingen en suggesties zijn terug te vinden in Bijlage 6. Binnen de tweede workshop is tevens getracht om vast te stellen of er bepaalde verdiepingsvragen zijn die de deelnemers dusdanig belangrijk vonden dat hier een grotere waarde aan toegekend moet worden bij de resultaatberekening. Na een vergelijking tussen workshops is echter gebleken dat de keuze voor de belangrijkste vragen sterk af hing van de gescoorde interventie. Hierdoor is er weinig tot geen overlap van belangrijke items tussen verschillende workshops. Opvallend hierbij is wel dat in de workshops bijna geen vragen uit het domein Doelgroep genoemd worden.
4.3.6 Rapportage
De rapportage wordt beschouwd als een goede weergave van de gegeven antwoorden. Het biedt. duidelijke aanknopingspunten voor discussie en verdieping. Een enkeling plaatst wel de kanttekening dat het niet altijd mogelijk is voor een instelling om aanpassingen te ondernemen. Een voorbeeld hiervan zijn aanbevelingen binnen het domein Interventie, wanneer het een verplichte methodiek betreft.. Over de visuele weergave in de vorm van een resultatengrafiek zijn de deelnemers positief omdat het. gelijk eenvoudig inzicht biedt in belemmerende factoren (die in het rood scoren) en bevorderende. factoren (die in het groen scoren). Door de vorm van de grafiek vallen afwijkende scores duidelijk op.. Ongeacht of iemand een score van bijvoorbeeld 70 of 80 als ‘goed’ beschouwt.
24
– – ForCA QuickScan – –
5. Discussie Doel van het huidige project was het gebruik van de ForCA QuickScan te faciliteren en te evalueren. Het gebruik van de ForCA QuickScan is gefaciliteerd met onder andere workshops op. locatie bij de verschillende instellingen. Daarnaast is het gebruik van de ForCA QuickScan. geëvalueerd en kwalitatief onderzocht. In de vrij toegankelijke online ForCA QuickScan worden de bevorderende en belemmerende factoren op vier domeinen gemeten: de Interventie, het. Personeel (de uitvoerders), de Organisatie en de Doelgroep. Met de ForCA QuickScan kan een snelle. analyse van bevorderende en belemmerende factoren worden uitgevoerd. Het is een instrument dat het mogelijk maakt om in korte tijd een goed beeld te krijgen van de slagingskans van de implementatie van een interventie. Gebruikers van het instrument geven aan dat het invullen ongeveer 10 tot. 15 minuten duurt. Volgens de gebruikers biedt de resultatenrapportage duidelijke handvatten waar de implementatie tekort schiet of juist goed gaat. In onderstaande discussie wordt beschreven hoe de ForCA QuickScan een implementatietraject kan ondersteunen en waar het instrument aangepast moet. worden zodat het nog toegankelijker en gebruiksvriendelijker wordt.
5.1
Domeinen ForCa QuickScan
Uit de facilitatie en evaluatie blijkt dat het instrument relatief snel in te vullen is (deelnemers geven. aan ongeveer 10 tot 15 minuten) en duidelijke aanknopingspunten met betrekking tot belemmerende en bevorderende factoren biedt. Om optimaal te kunnen profiteren van de informatie van de. ForCA QuickScan is het goed dat het instrument door verscheidene medewerkers en vanuit verschillende. disciplines wordt ingevuld. Het door meerdere disciplines invullen en bespreken van de resultaten. bevordert de implementatie van de gedragsinterventie, ongeacht wat de uitkomst van de ForCA QuickScan is. Uit de literatuur blijkt dat het bevorderend werkt als zowel de professionals en het management. betrokken worden bij de implementatie (Stals, e.a., 2008; Stals, 2012; Fleuren e.a., 2002; Greenhalgh, 2004).. Het bespreken van de resultaten van de ForCA QuickScan bevordert ook de samenwerking en de. communicatie tussen de verschillende medewerkers. Hierdoor is duidelijker waar de verantwoordelijkheden liggen van het implementatietraject en welke ondersteuning noodzakelijk is, wat ook weer. bevorderend werkt (Stals e.a., 2008; Fleuren e.a., 2002; Vosters & Vogelvang, 2011; Greenhalgh, 2004; Stals, 2012; Bijl, 2010). Uit de evaluatie van de scores op de ForCA QuickScan blijkt dat de implementatie van de. domeinen Organisatie en Interventie het minst goed gaat volgens de respondenten. Belemmerende factoren die genoemd worden binnen het domein Organisatie hebben vooral te. maken met de communicatie tussen de verschillende disciplines. Door de communicatie over de te. implementeren interventie beter te organiseren, kunnen veel belemmerende factoren van een. implementatie opgelost worden (zie Greenhalgh, 2004). Binnen het domein Interventie wordt door de. respondenten aangegeven dat de interventies niet altijd gemakkelijk toe te passen zijn. Eerdere. evaluaties van implementatietraject gaven dit probleem ook al aan (zie bijvoorbeeld Nas & Vogelvang, 2010). Uit de literatuur blijkt dat ook veel belemmerende factoren gerelateerd zijn aan het personeel of de uitvoerders (bijvoorbeeld, Fleuren e.a., 2002). Bij de huidige respondenten blijkt dit toch minder te spelen. Dit kan komen doordat de medewerkers werkzaam in de instellingen verbonden aan ForCA goed. opgeleid zijn en er bewust voor kiezen om in deze sector te werken.
– – ForCA QuickScan – –
25
Uit de monitoring van scores op de ForCA QuickScan blijkt dat het domein Doelgroep erg goed scoort:. weinig respondenten geven aan dat er in dit domein belemmerende factoren spelen. Uit de verdiepings-. vragen blijkt echter wel dat de interventie soms minder goed aansluit op de doelgroep. De aansluiting. tussen de doelgroep en de interventie is niet alleen belangrijk voor het implementatietraject maar ook voor het te behalen effect van de interventie. Toch worden in implementatietheorieën vooral. bevorderende en belemmerende factoren besproken die betrekking hebben op de domeinen organisatie, interventie en het personeel. Bij de ontwikkeling van de ForCA QuickScan bleek dat de deelnemers van de workshops telkens aangaven dat het belangrijk is om de kenmerken van de doelgroep te betrekken bij de. implementatie van een gedragsinterventie. Het blijkt namelijk dat wanneer de interventie niet aansluit bij de mogelijkheden en problematiek van de doelgroep, de interventie niet goed kan worden uitgevoerd, ook al is het personeel opgeleid en wordt de interventie ondersteund door de organisatie. Recente. studies laten zien dat de kwaliteit van de uitvoering significant samenhangt met de effectiviteit van de interventie (Veerman e.a., 2010; Lipsey, 2009). In een eerdere studie van Bijl e.a. (2010) bij jongeren die behandeld werden in een gesloten setting bleek ook dat de doelgroep niet vergeten moet worden bij het implementeren van interventies. Volgens Bijl en collega’s (2010) moet een jongere het behandel-. voordeel van de interventie inzien en moet er rekening worden gehouden met de behandelmotivatie. en behandelmoeheid van een jongere. Het is dus van belang dat, ondanks dat er volgens de respondenten weinig belemmerende factoren spelen in het domein Doelgroep, goed gekeken wordt of de interventie aansluit bij de doelgroep.
5.2
Structuur ForCA QuickScan
De ForCA QuickScan is ingedeeld in vier domeinen die elk een aantal hoofdvragen en verdiepingsvragen bevatten. De hoofdvragen van de ForCA QuickScan zijn algemeen geformuleerd om zo de gebruiker te prikkelen tot het nadenken over het te geven antwoord. Uit de evaluatie blijkt dat de hoofdvragen door de respondenten inderdaad als algemeen worden beschouwd. De respondenten geven aan dat daardoor niet altijd de richting duidelijk is van de hoofdvraag. Met de verdiepingsvragen worden de hoofd-. vragen aangescherpt. Over het algemeen beoordelen de respondenten de verdiepingsvragen als helder en. duidelijk. De verdiepingsvragen zijn concreter en meer op feiten gericht, in tegenstelling tot de hoofdvragen die voornamelijk om een oordeel vragen. Niet alle verdiepingsvragen worden door de. respondenten als even relevant beschouwd, dit is vooral afhankelijk van de interventie waarvoor de. ForCA QuickScan wordt ingevuld. De rapportage van de ForCA QuickScan bestaat uit vier delen. Ten eerste is er de resultatengrafiek. De belemmerende en bevorderende factoren die eruit springen zijn hierin eenvoudig te zien. Daarnaast zijn onderlinge verschillen tussen ingevulde ForCA QuickScans door middel van de grafieken goed te vergelijken. Verder bestaat de ForCA QuickScan uit een algemeen oordeel en een toelichting op zwakke. onderdelen. Voor de respondenten biedt dit over het algemeen voldoende aanknopingspunten om het implementatietraject aan te passen. Sommige respondenten hadden graag een concreter oordeel. gekregen in de vorm van een cijfer. Hier is echter bewust niet voor gekozen aangezien implementatie. een complex onderwerp is waarbij geen pasklaar oordeel of antwoord gegeven kan worden.
26
– – ForCA QuickScan – –
5.3
Conclusie
De ForCA QuickScan is een instrument dat richting kan geven aan implementatietrajecten. Het is een bruikbaar en gemakkelijk toepasbaar instrument voor organisaties. De ForCA QuickScan kan zowel. worden gebruikt bij nieuwe implementatietrajecten als bij het evalueren van al lopende implementatietrajecten. Een belangrijke meerwaarde van het instrument is dat het de respondent dwingt om. volledig te zijn. De ForCA QuickScan biedt een duidelijke denkrichting en kan verschillende perspectieven. op implementatietrajecten inzichtelijk maken.
– – ForCA QuickScan – –
27
Referentielijst Bartholomew, L. K., Parcel, G. S., Kok, G., & Gottlieb, N. H. (2006). Planning health promotion programs: an intervention mapping approach. San Fransisco: Jossey-Bass. Bijl, B., Eenhuistra, R., & Campbell, E. E. (2010). Implementatie achter tralies. Een studie naar rand voorwaarden en factoren die van invloed zijn op de implementatie van PIJ-behandelprogramma’s. Amsterdam: PI Research. Fleuren, M. A. H., & Jong de, O. R. W. (2006). Basisvoorwaarden voor implementatie en borging van de standaarden Jeugdgezondheidszorg. Leiden: TNO. Fleuren, M. A. H., Wiefferink, C. H., & Paulussen, T. G. W. M. (2002). Belemmerende en bevorderende factoren bij de implementatie van zorgvernieuwingen in organisaties. Leiden: TNO. Fleuren, M. A. H., Wiefferink, C. H., Paulussen, T. G. W. (2004). Determinants of innovation within health care organizations: Literature review and Delphi-study. International Journal for Quality in. Health Care, 16, 107-123. Gezamenlijke Inspecties. (2010). Veiligheid in justitiële jeugdinrichtingen: risico’s aangepakt, maar kwetsbaar. Utrecht. Greenhalgh, T., Robert, G., Bate, P., Kyriakidou, O., Macfarlane, F., & Peacock, R. (2004). How to Spread Good Ideas. A systematic review of the literature on diffusion, dissemination and sustainability of innovations in health service delivery and organisation. London: NHS Service. Delivery Organisation. Greenhalgh, T., Robert, G., Macfarlane, F., Bate, P., & Kyriakidou, O. (2004). Diffusion of innovations in. service organizations: systematic review and recommendations. The Milbank Quarterly, 82(4), 581-629. Grol, R., & Wensing, M. (2006). Implementatie: Effectieve verbetering van de patiëntenzorg. Maarssen:. Elsevier gezondheidszorg. Guldbrandsson, K. (2008). From news to everyday use: the difficult art of implementation Ostersund:. Swedish National Institute of Public Health. Lipsey, M. W. (2009). The primary factors that characterize effective interventions with juvenile offenders: A meta-analytic overview. Victims and Offenders, 4, 124-147. Nas, C. N., Ooyen-Houben van, M. M. J., & Wieman, J. (2011). Interventies in uitvoering. Den Haag: WODC. Stals, K. (2012). De cirkel is rond. Onderzoek naar succesvolle implementatie van interventies in de jeugdzorg. Proefschrift Utrecht: Universiteit Utrecht. Stals, K., Yperen van, T. A., Reith, W. J. M., & Stams, G. J. J. M. (2008). Effectieve en duurzame implementatie in de jeugdzorg. Een literatuurrapportage over belemmerende en bevorderende factoren op implementatie van interventies in de jeugdzorg. Utrecht: Universiteit Utrecht. Veerman, J. W., Wilschut, M., Ooms, H., & Roosma, D. (2010). Zicht op effectiviteit van jeugdzorg vereist onderzoeksbereidheid en onderzoeksrijpheid van instellingen. De ontwikkeling van een ondersteuningspakket voor het opzetten van een instellingsbrede effectmonitoring. Utrecht:. Samenwerkingsverband Effectieve Jeugdzorg. Vosters, J., & Vogelvang, B. (2011). What works bij implementeren. Den Bosch: Avans Hogeschool,. Expertisecentrum Veiligheid. Yperen van, T. A., & Bakker, K. (2008). Ontwikkeling en borging jeugdinterventies. Utrecht: Nederlands Jeugdinstituut.
28
– – ForCA QuickScan – –
Bijlagen
– – ForCA QuickScan – –
29
Bijlage 1A: Leden begeleidingscommissie Prof. dr. J.W. Veerman
Directeur Praktikon, Leeropdracht Speciale Kinder- en Jeugdzorg aan de.
Radboud Universiteit Nijmegen, Mede-oprichter Samenwerkingsverband.
Effectieve Jeugdzorg Nederland (SEJN)
Dr. H.P.B. Lodewijks
Directeur Lodewijks Advies, Board Member Themis Foundation for Prison. Reform, Oud-bestuurder van LSG- Rentray
Drs. K. Schotel
Lid directieraad Horizon jeugdzorg en speciaal onderwijs, Voorzitter
samenwerkingsverband ForCA
P. Tjalma
Secretaris samenwerkingsverband ForCA
30
– – ForCA QuickScan – –
Bijlage 1B:
Deelnemers workshops en interviews
M. Alkemade
Stichting Jeugdzorg St. Joseph
S. van Assche
Justitiële Jeugdinrichting De Hunnerberg
M. Baak
Juvaid Justitiële Jeugdinrichting
S. Caria
Juvaid Justitiële Jeugdinrichting
M. de Crom
Justitiële Jeugdinrichting De Hunnerberg
K. Crommen
Stichting Jeugdzorg St. Joseph
H. Dijkstra
Juvaid Justitiële Jeugdinrichting
H. Dogger
Juvaid Justitiële Jeugdinrichting
B. Dolmans
Stichting Jeugdzorg St. Joseph
W. Handels
Stichting Jeugdzorg St. Joseph
H. Hut (deelnemer interview)
Juvaid Justitiële Jeugdinrichting
I. Janssen
Stichting Jeugdzorg St. Joseph
J. Leenders
GGzE Centrum Kinder- en Jeugdpsychiatrie
L. Nicolai
Juvaid Justitiële Jeugdinrichting
T. Postma (deelnemer interview)
Juvaid Justitiële Jeugdinrichting
T. Pultrum
Juvaid Justitiële Jeugdinrichting
S. Rosalina
Justitiële Jeugdinrichting De Hunnerberg
M. Rutgers
Juvaid Justitiële Jeugdinrichting
M. Schaeken
GGzE Centrum Kinder- en Jeugdpsychiatrie
F. van Schijndel
GGzE Centrum Kinder- en Jeugdpsychiatrie
F. Terpstra (deelnemer interview)
Justitiële Jeugdinrichting De Hunnerberg
H. Veenstra
GGzE Centrum Kinder- en Jeugdpsychiatrie
A. Vondenhoff (deelnemer interview)
Stichting Jeugdzorg St. Joseph
P. Weerts
Justitiële Jeugdinrichting De Hunnerberg
– – ForCA QuickScan – –
31
Bijlage 2: Ontwikkeling ForCa QuickScan De ForCA QuickScan is met behulp van de scenariomethode ontwikkeld. De scenariomethode is. gebruikt om het implementeren van gedragsinterventies in een toekomstperspectief te kunnen plaatsen.. Binnen de scenariomethode worden vier mogelijke toekomstscenario’s ontwikkeld. De scenario’s helpen om de complexe realiteit overzichtelijk en hanteerbaar te maken. Het is een efficiënte, breed inzetbare. methode met een grote verklaringskracht. De scenariomethode bestaat uit vier fasen. In de eerste fase wordt een voorbereidend literatuur-. onderzoek uitgevoerd. De tweede fase bestaat uit de daadwerkelijke ontwikkeling van de toekomst-. scenario’s. In het QuickScan project is dit vorm gegeven door middel van twee scenarioworkshops.. Vervolgens worden in de derde fase de scenario’s uitgewerkt op basis van de resultaten van de. scenarioworkshops. De laatste fase behelst het schrijven van een uiteindelijke scenariorapportage. In dit geval het ontwikkelen van de daadwerkelijke ForCA QuickScan.
Literatuuronderzoek Gestart is met het in kaart brengen van reeds bekende belemmerende en bevorderende factoren bij de implementatie van vernieuwingen in onder andere de reguliere zorg, jeugdzorg, geestelijke gezondheidszorg en justitiële jeugdinrichtingen. Vervolgens is gekeken naar trends en ontwikkelingen binnen het werkveld van de justitiële jeugdinrichtingen en de forensische kinder- en jeugdpsychiatrie.
Scenarioworkshops Door middel van een nieuwsflits vanuit ForCA en berichtgeving op de ForCA website is aandacht gegeven aan het project. Doel hiervan was het werven van deelnemers voor de scenarioworkshops. Met iedereen die zich heeft aangemeld, is indien mogelijk telefonisch contact opgenomen. Daarnaast zijn diverse. medewerkers actief benaderd. Op basis hiervan is vervolgens een deelnemer geselecteerd die creatief en verfrissend over de toekomst konden denken. In de eerste workshop zijn vier mogelijke toekomstscenario’s ontwikkeld. Met behulp van brainstorm-. sessies zijn belangrijke thema’s, trends en ontwikkelingen in kaart gebracht. Nadat deze in clusters zijn ingedeeld en een selectie van de belangrijkste clusters heeft plaatsgevonden, zijn deze verder uitgewerkt. Centrale vraag hierbij was: wat is zeker en wat is onzeker binnen dit thema? Vervolgens zijn twee kern. onzekerheden geselecteerd die fundamenteel onzeker zijn voor het werkveld. Door deze als assen weer. te geven in een assenkruis en bij elke kernonzekerheid twee uitersten te plaatsen, zijn vier mogelijke. uitkomsten ontstaan. De vier uitkomsten hebben als basis gediend voor de ontwikkeling van de. toekomstscenario’s. De gecreëerde scenario’s zijn in sugroepen verder uitgewerkt en vervolgens plenair aan de andere deelnemers gepresenteerd. De tweede workshop stond in het teken van de gevolgen van de ontwikkelde toekomstscenario’s voor het werkveld en het implementeren van gedragsinterventies. Elk scenario uit de eerste workshop is. geschetst aan de hand van een presentatie, sfeerbeeld en een hand-out. Per scenario is plenair ingegaan. op de gevolgen voor het werkveld en het implementeren van interventies. Vervolgens zijn in subgroepen. de problemen en de kansen voor het implementeren van interventies in elk scenario uitgewerkt..
32
– – ForCA QuickScan – –
De gevolgen voor het werkveld zijn geclusterd om zodoende robuuste factoren (die in alle scenario’s. voorkomen) en specifieke factoren (die slechts in één of twee scenario’s voorkomen) die van invloed. zijn op het implementeren van gedrags-interventies te kunnen onderscheiden.
Uitwerking workshops De workshops hebben veel bruikbare factoren opgeleverd die volgens de deelnemers een rol (gaan). spelen bij het implementeren van gedragsinterventies. Een voorlopige clustering is in de tweede workshop aangebracht. De voorlopige clustering is gedigitaliseerd en vergeleken met de resultaten uit het eerder uitgevoerde literatuuronderzoek. Hierbij kwamen diverse factoren naar voren die door deel-. nemers wel genoemd werden maar niet in literatuur terug bleken te vinden en andersom. Afhankelijk van de waarde die aan deze factoren door de deelnemers werd toegekend is al dan niet besloten om. deze alsnog mee te nemen. Uiteindelijk zijn de volgende domeinen gecreëerd, interventie, personeel, organisatie en doelgroep. De volgende stap in de ontwikkeling was het omvormen van de factoren tot bruikbare vragen voor de ForCA QuickScan. Vragen zijn gebaseerd op factoren die (1) als belangrijk worden aangegeven door de deelnemers aan de workshops, (2) in meerdere scenario’s voor blijken te komen (de robuuste factoren), en (3) overeen komen met de literatuur. Aan de hand van deze punten zijn vragen voor de ForCA QuickScan geformuleerd.
Ontwikkeling ForCA QuickScan In de opbouw van de ForCA QuickScan zijn een aantal uitgangspunten gehanteerd. Zo moeten de. vragen prikkelen en uitnodigen tot nadenken. Daarom is gekozen voor het gebruik van de Visueel. Analoge Schaal (VAS). De VAS is een vraag met een lijn van over het algemeen 10 centimeter waarbij aan. elke kant een uiterste antwoordmogelijkheid staat. Men geeft zelf aan in hoeverre een van de twee. antwoorden passend is. Het tweede uitgangpunt is dat de vragen duidelijk moeten zijn en snel. beantwoord kunnen worden. Om deze reden worden in de ForCA QuickScan afhankelijk van de score op. de hoofdvragen verdiepingsvragen gesteld. Hoofdvragen worden beantwoord door middel van de VAS,. de verdiepingsvragen door middel van ‘ja’ of ‘nee’.
– – ForCA QuickScan – –
33
Bijlage 3: Vragen gestructureerde interviews In hoeverre is de QuickScan duidelijk in het gebruik? • Wat kan er eventueel beter? Hoe bevalt de lay-out van de QuickScan? • Wat bevalt er aan? • Wat kan er beter of duidelijker? Hoe bevalt de opzet met domeinen, hoofdvragen & verdiepingsvragen? Wat vindt u van de keuze om gebruik te maken van de visueel analoge schaal? • Was de werking gelijk duidelijk? • Had u liever een andere opzet gezien? Zo ja welke? Wat vindt u van de vragen in het algemeen? • Zijn de vragen duidelijk geformuleerd? • Zijn de vragen relevant? Wat vindt u van de resultatenweergave in de grafiek? • Is de grafiek inzichtelijk genoeg? • Is de grafiek van toegevoegde waarde? Is het te downloaden rapport van de QuickScan helder? • Staat er genoeg informatie in? • Biedt het rapport voldoende aanknopingspunten? Kunt u een algemeen waarde oordeel aan de QuickScan geven? (0-10) Kunt u een of meerdere verbeterpunten voor de QuickScan noemen? In hoeverre beschouwt u de QuickScan als een bruikbaar instrument? • Is het voor uw instelling zelf ook bruikbaar? Waarom? • Hoe zou het instrument bruikbaarder kunnen worden? Komt de QuickScan overeen met de verwachtingen die u ervan had? Heeft het gebruik van de QuickScan geleid tot nieuwe inzichten? • Zo ja, welke inzichten zijn dat? • Zo nee, waarom niet? Zijn er concrete acties gevolgd op het invullen van de QuickScan? • Welke acties zijn dit? • Staan er concrete acties nog op de planning?
34
– – ForCA QuickScan – –
Is de QuickScan na de workshops nog gebruikt? • Met welk doeleinde is dit geweest? • Heeft de QuickScan de informatie opgeleverd die nodig was? Bent u van plan om de QuickScan vaker te gaan gebruiken? • Waarom wel/niet? Denkt u dat de QuickScan organisatiebreed in gebruik genomen zal worden? • Zo nee, wat staat dit in de weg? Wilt u verder nog iets toevoegen?
– – ForCA QuickScan – –
35
Bijlage 4: Overzicht verdiepingsvragen domein Interventie Gemiddelde scores verdiepingsvragen van het domein Interventie
Positief beantwoord
N
%
Heeft de interventie duidelijk toegevoegde waarde ten opzichte van de vorige werkwijze? Levert de interventie een voordeel op voor de cliënten?
12
100.0
Levert het toepassen van de interventie een voordeel op voor de organisatie?
11
91.7
Levert het toepassen van de interventie een voordeel op voor de medewerkers? Is het voor iedereen duidelijk wat de belangrijke onderdelen van de interventie zijn?
11
91.7
Is de werkzaamheid van de interventie onderzocht?
19
70.4
Wordt de problematiek in duidelijke stappen aangepakt?
18
66.7
Richt de interventie zich op duidelijk afgebakende problematiek? Worden de essentiële of werkzame elementen aangegeven? Worden er duidelijke doelen binnen de interventie gesteld?
Beschikt de interventie over een gebruiksvriendelijke vormgeving en opzet? Is de interventie aantrekkelijk vormgegeven voor zowel de gebruiker als de . doelgroep?
23 19 18
85.2 70.4 66.7
9
50.0
10
55.6
Biedt de structuur van de interventie ruimte voor eigen inbreng van de gebruiker?
14
77.8
Brengt de interventie een duidelijk andere manier van denken of werken met zich mee ten opzichte van de huidige werkwijze?*
4
33.3
Biedt de nieuwe interventie een duidelijk voordeel ten opzichte van de vorige methodiek?
9
75.0
Is de interventie gemakkelijk toe te passen voor de gebruikers?
3
25.0
Is de interventie breed inzetbaar?
9
75.0
Is er continue in- en uitstroom mogelijk?
9
64.3
6
42.9
Biedt de handleiding van de interventie concrete aanknopingspunten voor de gebruiker?
Sluit de interventie aan bij de dagelijkse praktijk?
Sluit de interventie aan bij de algehele werkwijze binnen de keten? Sluit de interventie aan bij de gehele werkwijze binnen de organisatie?
11
Kan een interventie binnen een andere organisatie of keten-partner opgepakt worden zonder dat de cliënt helemaal opnieuw moet starten?
11
Sluit de interventie aan bij de werkwijze van de ketenpartners?
78.6 78.6
Hanteren de verschillende ketenpartners dezelfde terminologie?
7
50.0
Is er een overkoepelend orgaan of eigenaar van de interventie die toeziet op een correcte uitvoering?
13
59.1
Worden er duidelijke kwaliteitseisen aan de interventie gesteld?
Zijn er vooraf vastgestelde momenten om het behandeleffect van de interventie te meten door middel van betrouwbare en gevalideerde meetinstrumenten?
15 17
68.2
Krijgen medewerkers een verplichte training voordat ze met de interventie mogen mee werken
15
68.2
15
68.2
Is de kwaliteit van de interventie op lange termijn geborgd?
Zijn er herhalingstrainingen voor de interventie?
77.3
* Deze vraag kent een omgekeerde scoring, score is daarom omgedraaid. 33.3% geeft aan dat de interventie geen duidelijk andere manier van denken of werken met zich mee brengt.
36
– – ForCA QuickScan – –
Bijlage 5: Frequently Asked Questions Voor wie is de ForCA QuickScan bedoeld? De ForCA QuickScan is ontwikkeld voor de bij ForCA aangesloten instellingen. Het instrument richt zich dan ook voornamelijk op gedragsinterventies binnen het werkveld van de justitiële jeugdinrichtingen en de forensische kinder- en jeugdpsychiatrie. De ForCA QuickScan kan zonder vergoeding gebruikt worden, ook voor instellingen die niet bij ForCA zijn aangesloten.
Wie kan de ForCA QuickScan gebruiken? De ForCA QuickScan kan door iedereen die bij de implementatie van een gedragsinterventie. betrokken is, worden gebruikt. Dit geldt dus voor een manager die wil weten welke gedrags-. interventie ingevoerd moet worden, als voor de uitvoerder van een interventie die geïnteresseerd is in de implementatie van de gedragsinterventie. Het is wel goed om je af te vragen of één persoon alle noodzakelijke kennis over het implementatietraject heeft om de ForCA QuickScan goed in te kunnen vullen. Het is naar alle waarschijnlijkheid beter om de ForCA QuickScan door meerdere. betrokkenen in te laten vullen. Gebleken is namelijk dat het vanuit verschillende gezichtspunten. beoordelen van een implementatietraject waardevolle informatie oplevert over belemmerende en. bevorderende factoren bij het implementeren van gedragsinterventies. Waarom is de ForCA QuickScan ontwikkeld? De implementatie van interventies verloopt niet altijd even goed. Interventies die worden gebruikt,. kennen vaak problemen in de uitvoering. Het gevaar bestaat dat interventies, die niet worden. uitgevoerd zoals bedoeld, averechts werken. De ForCA QuickScan is een hulpmiddel bij de implementatie. van interventies. Door het invullen van de ForCA QuickScan krijgt de gebruiker snel zicht op. belemmerende en bevorderende factoren die spelen bij de implementatie van gedragsinterventies. Door bewust te zijn van deze factoren kan hier tijdig op worden ingespeeld.
Wat is het doel van de ForCA QuickScan? Het doel van de ForCA QuickScan is om u snel inzicht te geven in de belemmerende en bevorderende. factoren die bij uw organisatie spelen bij de implementatie van een of meerdere gedragsinterventies. Daarnaast kunt u de ForCA QuickScan gebruiken voor het evalueren van al lopende implementatie-. trajecten.
Wat kan ik met de uitkomsten van de ForCA QuickScan? De ForCA QuickScan geeft informatie over de bevorderende en belemmerende factoren die. spelen rondom het (toekomstige) implementatieproces. Na het invullen van de domeinen wordt een. resultatengrafiek gemaakt. Deze grafiek maakt snel inzichtelijk wat de bevorderende factoren (punten die in het buitenste, groene deel, vallen) en belemmerende factoren (punten die in het middelste, rode deel, vallen) zijn. In de te downloaden rapportage vindt u een uitgebreide toelichting hierop. Per domein. wordt een algemene score gegeven, worden zwakke onderdelen toegelicht en worden aanbevelingen gedaan. Wanneer meerdere respondenten de ForCA QuickScan ingevuld hebben over dezelfde interventie is, om vergelijken te vereenvoudigen, een overzicht van de gegeven antwoorden te vinden.
– – ForCA QuickScan – –
37
Moet ik de ForCA QuickScan in zijn geheel invullen? Nee, dit is niet noodzakelijk: de ForCA QuickScan kan ook gedeeltelijk worden ingevuld. Het is mogelijk. om een of enkele domeinen over te slaan. Een domein zelf moet echter wel in zijn geheel ingevuld. worden om een betrouwbare score te kunnen krijgen.
Wat doe ik als een vraag niet van toepassing is of als ik het antwoord niet weet? De vragen van de ForCA QuickScan bieden geen ‘niet van toepassing’ mogelijkheid, dit om mensen. te dwingen een keuze te maken. Veel vragen zijn wel dusdanig te interpreteren dat ze in meerdere. situaties van toepassing zijn. Als u het antwoord op een bepaalde vraag niet weet, is het wellicht. goed om met een collega te overleggen hoe hij of zij tegen de vraag aan kijkt.
Ik begrijp een hoofdvraag niet zo goed, hoe moet ik deze nu beoordelen? De hoofdvragen zijn bewust algemener geformuleerd zodat ze in meerdere situaties van toepassing zijn. Als u twijfelt wat exact met de hoofdvraag bedoeld wordt, kunt u besluiten om deze in eerste instantie wat lager te scoren zodat de verdiepingsvragen zichtbaar worden. Deze verdiepingsvragen maken in zo’n geval duidelijk waar de hoofdvraag over gaat. Na het scoren van de verdiepingsvragen kunt u vervolgens de score op de hoofdvraag in de gewenste richting aanpassen.
Hoe worden de scores berekend? De ForCA QuickScan geeft geen hard oordeel in de vorm van een cijfer of en beoordeling in ‘goed’ of ‘slecht’. Implementeren is een complex vraagstuk waarbij dit instrument handvatten wil. bieden. De scores in de resultatengrafiek zijn gebaseerd op de scores op de hoofdvragen, door te klikken op de punten van de grafiek zijn de scores op de verdiepingsvragen zichtbaar. In de. eindrapportage worden het oordeel en advies gebaseerd op zowel de hoofd- als verdiepingsvragen.. Hierbij tellen de scores op de hoofdvragen en de gezamenlijke score op de verdiepingsvragen beide voor. 50 procent mee.
Het is nog niet bekend welke interventie geïmplementeerd gaat worden, kan ik de ForCA QuickScan dan wel gebruiken? Ja, dit kan. Niet alle domeinen hoeven ingevuld te worden, dus het domein interventie kan worden. overgeslagen. Wel komen er in andere domeinen vragen terug die aan de interventie gekoppeld zijn, dus in zo’n geval kan het lastiger zijn om een dergelijke vraag te beantwoorden.
Welke literatuur is gebruikt voor de ForCA QuickScan? De ForCA QuickScan is gebaseerd op zowel de uitkomsten van de workshops met medewerkers van. instellingen verbonden aan ForCA, als op diverse wetenschappelijke rapporten en onderzoeken.. Hieronder volgt een kleine selectie van de meest gebruikte literatuur: Bijl, B., Eenhuistra, R., & Campbell, E. E. (2010). Implementatie achter tralies. Een studie naar randvoorwaarden en factoren die van invloed zijn op de implementatie van PIJ-behandelprogramma’s. Amsterdam: PI Research. Fleuren, M. A. H., Wiefferink, C. H., & Paulussen, T. G. W. M. (2010). Checklist determinanten van innovaties in gezondheidszorgorganisaties. TSG, 88(2), 51-54.
38
– – ForCA QuickScan – –
Fleuren, M. A. H., Wiefferink, C. H., & Paulussen, T. G. W. M. (2002). Belemmerende en bevorderende factoren bij de implementatie van zorgvernieuwingen in organisaties. Leiden: TNO. Greenhalgh, T., Robert, G., Macfarlane, F., Bate, P., & Kyriakidou, O. (2004). Diffusion of innovations in service organizations: systematic review and recommendations. The Milbank Quarterly, 82(4), 581-629. Mikolajczak, J., Stals, K., Fleuren, M. A. H., Wilde de, E. J., & Paulussen, T. G. W. M. (2009). Kennissynthese van condities voor effectieve invoering van jeugdinterventies. Leiden: TNO. Nas, C. N., Ooyen-Houben van, M. M. J., & Wieman, J. (2011). Interventies in uitvoering. Den Haag: WODC. Stals, K. (2012). De cirkel is rond. Onderzoek naar succesvolle implementatie van interventies in de jeugdzorg. Utrecht: Universiteit Utrecht. Stals, K., Yperen van, T. A., Reith, W. J. M., & Stams, G. J. J. M. (2008). Effectieve en duurzame implementatie in de jeugdzorg. Een literatuurrapportage over belemmerende en bevorderende factoren op implementatie van interventies in de jeugdzorg. Utrecht: Universiteit Utrecht. Vosters, J., & Vogelvang, B. (2011). What works bij implementeren. Den Bosch: Avans Hogeschool,. Expertisecentrum Veiligheid.
– – ForCA QuickScan – –
39
Bijlage 6: ForCa QuicScan versie 2.0: Gemaakte aanpassingen in rood naar aanleiding van gemaakte opmerkingen door respondenten.
DOMEIN INTERVENTIE Is de interventie geschikt om geïmplementeerd te worden? 1.
Heeft de interventie duidelijk toegevoegde waarde ten opzichte van de vorige werkwijze?
1.1
Levert de interventie een voordeel op voor de cliënten?
> Voordelen voor cliënten kunnen zijn dat ze zelf beter inzicht krijgen in hun problematiek of
1.2
Levert het toepassen van de interventie een voordeel op voor de medewerkers?
> Mogelijke voordelen kunnen zijn: tijdwinst, betere behandelresultaten, efficiënter kunnen werken.
1.3
Levert het toepassen van de interventie een voordeel op voor de organisatie?
> Mogelijke voordelen voor de organisatie kunnen zijn dat er kosten efficiënter gewerkt wordt, dat
ze een grotere doelgroep kunnen behandelen of betere behandelresultaten behalen.
2.
Is het voor elke medewerker duidelijk wat de belangrijke onderdelen van de
interventie zijn?
2.1
Is de werkzaamheid van de interventie onderzocht?
> Controleer hiervoor de procesevaluaties van de erkende gedragsinterventies op de website van de
Erkenningscommissie Gedragsinterventies Justitie en eventueel het NJI.
2.2
Richt de interventie zich op duidelijk afgebakende problematiek?
2.3
Wordt de problematiek in duidelijke stappen aangepakt?
2.4
Worden de essentiële of werkzame elementen aangegeven?
2.5
Worden er duidelijke doelen binnen de interventie gesteld?
> duidelijke doelen zijn SMART (Speifiek, Meetbaar, Acceptabel, Realistisch, Tijdgebonden) gefor-
muleerd.
3.
Beschikt de interventie over een gebruiksvriendelijke vormgeving en opzet?
3.1
Is de interventie aantrekkelijk vormgegeven voor zowel de gebruiker als de doelgroep?
3.2
Biedt de handleiding van de interventie concrete aanknopingspunten voor de gebruiker?
3.3
Biedt de structuur van de interventie ruimte voor eigen inbreng van de gebruiker?
4.
Sluit de interventie aan bij de dagelijkse praktijk?
4.1
Brengt de interventie een duidelijk andere manier van denken of werken met zich mee ten.
opzichte van de huidige werkwijze?
4.2
Biedt de nieuwe interventie een duidelijk voordeel ten opzichte van de vorige methodiek?
4.3
Is de interventie gemakkelijk toe te passen voor de gebruikers?
4.4
Is de interventie breed inzetbaar?
> Hiermee wordt gedoeld op of de interventie voor een brede doelgroep is bedoeld of slechts voor
40
eerder vooruitgang boeken.
een kleine, specifieke groep.
– – ForCA QuickScan – –
5.
Sluit de interventie aan bij de complete werkwijze binnen de keten?
5.1
Is er continue in- en uitstroom mogelijk?
> Kan de interventie op elk moment starten of stoppen? Bij groepstherapie kan dit bijvoorbeeld
inhouden dat er open groepen zijn.
5.2
Sluit de interventie aan bij de gehele werkwijze binnen de organisatie?
5.3
Sluit de interventie aan bij de werkwijze van de ketenpartners?
5.4
Kan een interventie binnen een andere organisatie of ketenpartner opgepakt worden zonder.
dat de cliënt helemaal opnieuw moet starten?
5.5
Hanteren de verschillende ketenpartners dezelfde terminologie?
> Denk hierbij bijvoorbeeld aan het formuleren van behandeldoelen.
6.
Is de kwaliteit van de interventie op lange termijn geborgd?
6.1
Is er een overkoepelend orgaan of eigenaar van de interventie die toeziet op een correcte.
uitvoering?
6.2
Worden er duidelijke kwaliteitseisen aan de interventie gesteld?
6.3
Zijn er vooraf vastgestelde momenten om het behandeleffect van de interventie te meten door
middel van betrouwbare en gevalideerde meetinstrumenten?
> bij voorkeur meer dan alleen een voor- en nameting.
6.4
Krijgen medewerkers een verplichte training voordat ze met de interventie mogen werken?
6.5
Zijn er herhalingstrainingen voor de interventie?
DOMEIN PERSONEEL Is het personeel klaar voor de interventie? 1.
Beschikken medewerkers over de kennis en vaardigheden die nodig zijn voor
het uitvoeren van de interventie?
1.1
Hebben medewerkers de specifieke kennis en vaardigheden die nodig zijn voor het uitvoeren.
van de interventie?
> Kunnen de medewerkers de interventie uitvoeren met de kennis en vaardigheden die ze al
hebben?
1.2
Zijn medewerkers er zelf van overtuigd dat ze de kennis en vaardigheden hebben om de.
interventie uit te kunnen voeren?
1.3
Worden medewerkers getraind om de interventie correct uit te kunnen voeren?
> Indien dit nog niet het geval is, worden hier reeds acties op ondernomen om trainingen beschik-
baar te gaan stellen?
1.4
Is de interventie uit te proberen in een oefensituatie of bij anderen te observeren?
> Dit kan bijvoorbeeld bij een andere organisatie zijn die reeds met de interventie werkt.
1.5
Zijn medewerkers in staat om effectief gebruik te maken van de aanwezige apparatuur en.
software?
> hieronder valt bijvoorbeeld een computerprogramma dat gebruikt wordt voor een interventie
of een registratiesysteem.
1.6
Zijn de medewerkers in staat om zich gemakkelijk aan te passen aan een nieuwe situatie en.
hiertoe ook bereid? – – ForCA QuickScan – –
41
1.7
Is er een balans tussen ervaren en minder ervaren medewerkers?
2.
Worden medewerkers ondersteund om hun algemene kennis en vaardigheden op peil te
houden?
2.1
Is er een doorlopende deskundigheidsbevordering van medewerkers?
> Deskundigheidsbevordering kan op diverse manieren plaatsvinden, onder andere door middel
van werkbesprekingen, themabijeenkomsten, vakliteratuur en cursussen
2.2
Is er ondersteuning in de dagelijkse praktijk mogelijk?
2.3
Zijn er intervisie bijeenkomsten?
2.4
Vindt er supervisie plaats?
3.
Werken medewerkers samen binnen de organisatie?
3.1
Is er structureel overleg tussen verschillende afdelingen?
3.2
Wordt er structureel samengewerkt tussen de betrokken afdelingen?
> samenwerkingen op meerdere niveaus, zowel medewerkers als leidinggevenden
3.3
Is er sprake van een teamgeest binnen de betrokken afdelingen?
> niet alleen tussen medewerkers onderling maar ook tussen medewerkers en leidinggevenden
3.4
Ervaren de medewerkers steun van hun leidinggevenden?
3.5
Voelen medewerkers zich gesteund door hun collega’s?
3.6
Zijn de taken duidelijk verdeeld binnen het team?
3.7
Neemt elke medewerker zijn verantwoordelijkheid in het behandelproces?
> Is elke medewerker zich bewust van de taken en rol die hij of zij in het gehele behandelproces
heeft en handelt hij hier ook naar?
DOMEIN ORGANISATIE Is de organisatie klaar voor het implementeren van de gedragsinterventie? 1.
Is de organisatiestructuur geschikt voor het implementatietraject?
1.1
Heeft de organisatie korte, effectieve beslis- en communicatielijnen?
1.2
Is er binnen de organisatie een duidelijke taakverdeling?
1.3
Is planmatig en consequent werken ingebed in de organisatie?
1.4
Is er op alle lagen van de organisatie kennis van de interventie?
> Hierbij gaat het naast de uitvoerende afdelingen ook om bijvoorbeeld de betrokken onder-
steunende afdelingen.
1.5
Geeft de organisatie duidelijke voorlichting aan alle medewerkers?
> Het gaat hierbij om voorlichting ten aanzien van de nieuwe interventie.
1.6
Geeft de organisatie inzicht in de resultaten die het behaalt?
> Hierbij gaat het om zowel inzicht naar de eigen medewerkers als naar de buitenwereld en
overheid. Niet alleen ten aanzien van de interventie maar de gehele werkwijze van de organisatie
42
– – ForCA QuickScan – –
2.
Weet de organisatie de interventie duidelijk op de kaart te zetten te profileren?
2.1
Gebruikt de organisatie (digitale) media om de interventie te promoten?
2.2
Weet de organisatie duidelijk te maken waarom deze interventie van belang is?
2.3
Werft de organisatie actief cliënten voor de interventie?
2.4
Wordt er door verwijzers of cliënten specifiek om de interventie gevraagd?
2.5
Past de interventie binnen de visie en missie die de organisatie uitdraagt?
3.
Voelen álle medewerkers zich verantwoordelijk voor het succes van de interventie?
3.1
Steunt en faciliteert het topmanagement de interventie?
> Deze steun kan bijvoorbeeld uitgesproken worden door de interventie op te nemen in het beleid.
3.2
Zijn de medewerkers gemotiveerd om met de interventie te gaan werken?
3.3
Worden besluiten over de interventie zowel op centraal niveau als decentraal niveau genomen?
> Met centraal niveau wordt het (top)management bedoeld en met decentraal de werkvloer, dus
bijv. groepsleiding.
3.4
Zijn de medewerkers actief betrokken bij de ontwikkeling van of keuze voor de interventie?
3.5
Zijn er opinieleiders op de afdelingen met een positieve houding ten aanzien van de interventie
die medewerkers kunnen motiveren en stimuleren?
4.
Zijn de benodigde randvoorwaarden voor de implementatie van de interventie aanwezig?6
4.1
Is er voldoende tijd vrijgemaakt voor de implementatie van de interventie?
4.2
Is er voldoende ondersteuning voor het personeel, door onder andere goede intervisie?
4.3
Is er een coördinator aangesteld die de implementatie begeleidt en coördineert?
4.4
Is er voldoende expertise over het implementeren van interventies op organisatie- en afdeling.
niveau?
4.5
Zijn er samenwerkingsverbanden met ketenpartners die het mogelijk maken om de benodigde
expertise te ‘lenen’ van andere organisaties?
4.6
Is er voldoende technische ondersteuning voor de interventie?
4.7
Is er een rapportage systeem dat aansluit op de interventie?
4.8
Zijn er personeelstekorten die de implementatie van de interventie kunnen belemmeren?
DOMEIN DOELGROEP Is de interventie geschikt voor de doelgroep? 1.
Past de interventie bij de doelgroep binnen de organisatie?
1.1
Is de doelgroep van de interventie duidelijk omschreven?
> Zijn er bijvoorbeeld duidelijke criteria gesteld qua leeftijd, geslacht, intelligentieniveau en
(etnische) achtergrond.
1.2
Is er voldoende instroom, zijn binnen de organisatie voldoende cliënten die binnen de doelgroep.
van de interventie vallen?
6
Deze vraag is omgekeerd, hier wordt juist bij een goede score (75 punten of hoger) de verdiepingsvragen gesteld. Bij een lagere score worden er bij de scoringspagina aanbevelingen gedaan om de randvoorwaarden op orde te brengen. – – ForCA QuickScan – –
43
2.
Komt de problematiek van de doelgroep overeen met het behandel- of trainingsdoel van de
interventie?
2.1
2.2
Is de problematiek waar de interventie zich op richt duidelijk omgeschreven? Is het doel van de interventie ook het behandeldoel van de cliënten?
3.
Is de verwachting dat de deelnemers baat hebben bij de interventie?
3.1
Is de verwachting dat bij deelnemers een duidelijke gedragsverandering optreedt?
> Controleer of de interventie minimaal theoretisch onderbouwd is op de website van de
Erkenningscommissie Gedragsinterventies Justitie en eventueel het NJI.
3.2
Is er een beloningssysteem opgenomen in de interventie/methodiek?
3.3
Krijgen deelnemers een tastbaar bewijs in de vorm van diploma’s of certificaten bij het afronden.
van de interventie?
4.
Sluit de interventie qua vorm en opzet goed aan op de doelgroep?
4.1
Hebben de cliënten behoefte aan de interventie?
4.2
Past de interventie bij het niveau van de deelnemer?
4.3
Sluit de interventie aan op de leefwereld van de deelnemer?
4.4
Wordt er gebruik gemaakt van het systeem om de deelnemer heen?
44
– – ForCA QuickScan – –
ForCA QuickScan I Snel zicht op bevorderende en belemmerende factoren bij de implementatie van gedragsinterventies
45
november 2013 – – ForCA QuickScan – –
45