2010 Jaarverslag
FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu
2010 Jaarverslag
FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu
Woord vooraf
Woord vooraf
Beste lezer, 2010 was een bijzonder jaar voor de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu. België was in de tweede helft van het jaar immers Voorzitter van de Europese Raad, en binnen dat kader hebben we heel wat werk verzet.
Sta me dan ook toe dat ik dit jaarverslag opdraag aan iedereen die betrokken was bij de inhoudelijke en praktische organisatie van het Voorzitterschap. Ik denk daarbij aan de coördinatiegroep onder leiding van Leen Meulenbergs, aan de directeurs-generaal en hun experten van elk DG voor de themabepalingen en projectuitwerkingen, en zeker ook aan de logistieke ploeg onder leiding van Georges Leenen (stafdirecteur dienst Budget en Beheerscontrole & Logistiek) en diensthoofd logistiek Michel Porr, aan de communicatiedienst voor hun speciale website en persberichten, en aan de ICT-mensen die ervoor zorgden dat elk evenement ook op technisch vlak foutloos verliep. We hadden de praktische kant van het Voorzitterschap – met onder meer de organisatie van een vijftigtal congressen en evenementen - volledig kunnen uitbesteden. Maar dat hebben we bewust niet gedaan. Het vastleggen van hotels en conferentiezalen, het onthaal en het vervoer van onze gasten, de organisatie van de catering… het was allemaal het werk van onze eigen mensen. Dat heeft ons heel wat geld bespaard. Minstens even belangrijk is dat het de ontvangst van de deelnemers een persoonlijk karakter gaf. En dat werd sterk geapprecieerd, zo hebben we meermaals mogen horen. Het zorgde intern ook voor een uniek groepsgevoel, dat door geen enkele team building bereikt had kunnen worden. Dank tenslotte ook aan het team van Peter Samyn (directeur stafdienst personeel & organisatie): zij rekruteerden speciaal voor het Voorzitterschap een twintigtal tijdelijke medewerkers, zowel experts met internationale ervaring als jonge mensen
2
Woord vooraf die hierdoor de kans kregen om een unieke ervaring op hun CV te zetten. Een aantal onder hen hebben we ook na afloop van het Voorzitterschap aan boord kunnen houden.
2010 mag dan wel in het teken van het Europees Voorzitterschap hebben gestaan, dat wil niet zeggen dat we op andere vlakken niets gerealiseerd hebben.
Voor het hele Voorzitterschap werd door onze FOD 9,5 miljoen euro uitgetrokken: 6,5 miljoen voor Leefmilieu, 1,8 miljoen voor Volksgezondheid, 0,5 miljoen voor Voedselveiligheid en 0,7 miljoen voor de extra personeelskosten.
Zo was 2010 het jaar waarin ons Contact Center operationeel werd. We werken nu ook veel meer projectgericht via het Portfolio Office en de pool van medewerkers. Op het vlak van kwaliteit hebben we geïnvesteerd in het Common Assessment Framework en een dienst voor interne audit, waardoor we onze eigen prestaties beter kunnen evalueren en bewaken. Tenslotte werden de mogelijkheden om te telewerken fors uitgebreid en beschikken we nu ook over een eigen trainingcenter. De reacties hierop zijn unaniem positief en enthousiast.
Uniek was ook dat voor het bevoegdheidsdomein Leefmilieu de Vlaamse Gemeenschap het Voorzitterschap waarnam. Het Europees Voorzitterschap was dus niet uitsluitend een federaal verhaal, maar tevens een kans om nauw samen te werken met de Gewesten en Gemeenschappen van het land. Hoe dan ook: het was een goed Voorzitterschap. Want wat telt is het aantal onderwerpen dat je na zes maanden in de Raad van Europa hebt kunnen finaliseren. Met concrete realisaties op het vlak van de gezondheidswerkers van morgen, chronische ziekten en de gezamenlijke aanpak van de grieppandemie, scoort onze FOD bijzonder goed. België kreeg trouwens overal lof over de aanpak en het verloop van het Voorzitterschap, dat als een van de beste ooit wordt aanzien. Ik kreeg het voorbije jaar vaak de vraag of de politieke impasse waarin ons land verkeert niet weegt op de werking van onze organisatie. Het uitblijven van benoemingen en bevorderingen in het midden en hoger kader is inderdaad een probleem dat de continuïteit van onze dienstverlening in het gedrang brengt. Ook hebben we geen nieuwe initiatieven kunnen opstarten, maar dat had dan toch als voordeel dat we ons volop op het Voorzitterschap hebben kunnen concentreren.
Tot slot wil ik al de medewerkers van de FOD nogmaals bedanken voor hun dagelijkse inzet, maar zeker ook voor de extra inspanningen tijdens het voorbije Voorzitterschap. Het verhaal van een jaar lang hard werken hebt u, beste lezer, met dit jaarverslag in handen.
Dr. Dirk Cuypers Voorzitter van het Directiecomité
3
België voorzitter van de EU
België voorzitter van de EU Leen Meulenbergs, Diensthoofd Internationale Betrekkingen In de tweede helft van 2010 was België voorzitter van de Europese Unie. Als Diensthoofd Internationale Betrekkingen was Leen Meulenbergs de spilfiguur binnen de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu. “Met de voorbereiding van het Voorzitterschap zijn we meer dan anderhalf jaar bezig geweest,” stelt Leen Meulenbergs. “Wij waren vooral actief op het vlak van Volksgezondheid. Onze bevoegde minister Laurette Onkelinx was tijdens het Belgisch EU Voorzitterschap immers voorzitter van de Europese ministerraad voor volksgezondheid, sociale zaken en arbeid. Op het vlak van onze andere bevoegdheden (voedselveiligheid en leefmilieu) hebben we vooral ondersteunend gewerkt, gezien de EU voorzitters de verantwoordelijke ministers op het niveau van de gewesten waren. De focus lag daarbij op het faciliteren van een aantal technische dossiers, onder meer op het vlak van de luchtkwaliteit binnenshuis en de evaluatie van voedingsplannen.”
4
De FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu heeft de planning van het Voorzitterschap opgesteld en tal van conferenties, high level meetings en internationale onderhandelingen voorbereid. “We hebben geprobeerd om zoveel mogelijk wetgevende dossiers af te ronden en om de agenda voor de volgende jaren op te stellen. Innovatie en solidariteit stonden daarbij centraal. Op wetgevend vlak hebben we een akkoord bereikt over patiëntveiligheid en grensoverschrijdende zorg. En we hebben ook een richtlijn met betrekking tot namaakgeneesmiddelen en een politiek akkoord over de etikettering van voedingsproducten kunnen afronden.” “Daarnaast zijn er een aantal belangrijke conclusies in de Raad genomen die richting geven aan het verdere werk van de Europese Unie, onder andere voor een toekomstvisie voor de gezondheidswerkers binnen Europa, voor een programma rond de preventie en zorg van chronische aandoeningen en ook voor de ondersteuning van de innovatie en het onderzoek naar noodzakelijke geneesmiddelen.” Als voorzitter van de EU was België ook verantwoordelijk voor de vertegenwoordiging van de 27 lidstaten in de rest van de wereld, onder meer in de onderhandelingen over het klimaat in Cancun, over de biodiversiteit in Nagoya en op de tabaksconventie in Punta del Este.
“
De internationale reacties, onder andere van onze ‘opvolger’ Hongarije, waren zeer lovend. De inzet van onze eigen mensen op technisch, logistiek en inhoudelijk vlak heeft daarbij een belangrijke rol gespeeld. Niet alleen experten maar ook de ondersteunende diensten, zoals budget en logistiek, hebben enorm hard gewerkt om dit voorzitterschap te laten slagen. Om de kosten onder controle te houden, hebben we trouwens zoveel mogelijk werk in eigen huis gehouden. Dat gaf onze mensen de kans om sterk betrokken te zijn bij de dynamiek van dit voorzitterschap. Bedankt allemaal!
”
Directiecomité Van links naar rechts: Michel Van Hoegaerden, Peter Samyn, Johan Peeters, Marc De Win, Roland Moreau, Georges Leenen, Dirk Cuypers, Pierre Kerkhofs, Ria Fransis, Kurt Nys, Christiaan Decoster
5
Inhoudstafel
Inhoudstafel Woord vooraf België voorzitter van de EU Directie-comité
6
2 4 5
Onderzoek en zorg Project 107: een heel nieuwe aanpak van psychiatrische patiënten Probleemloos communiceren met patiënten van over de hele wereld Gegevensuitwisseling: de toekomst van de gezondheidszorg Het kankerplan, 32 initiatieven die veel levens kunnen veranderen Chief Medical Officers Meeting in Luik: twee vruchtbare dagen Ministeriële conferentie rond gezondheidswerkers Getuigenis Walter Sermeus De rol van de huisartsenkringen versterken De werkbelasting van het beroep van verpleegkundige verminderen Getuigenis Christaan Decoster De registratie van zorgkundigen, een goede zaak voor de verpleegkunde
9 10 14 16 17 18 19 20 21 21 22
Crisis en hulpverlening Op het ergste voorbereiden en het beste hopen Getuigenis Angus Nicoll 1733: een eenvormig oproepnummer voor niet-dringende medische hulp Reanimatie op afstand B-FAST: een goed geolied systeem Getuigenis Michel Van Hoegaerden
24 26 27 28 29 30 31
Gezondheid en welzijn Antibioticagebruik: toonaangevend Europees symposium Een terugblik op 5 jaar Nationaal Voedings- en Gezondheidsplan Eerste alcoholcontroles De nieuwe CLP-Helpdesk is actief Getuigenis Catherine Geslain-Lanéelle Het verbod op kwik, een cruciale uitdaging Getuigenis Roland Moreau Voor een propere en veilige verwarming Binnenhuisvervuiling, een groot probleem Getuigenis John Dalli Getuigenis Jan Eyckmans
32 34 35 36 38 39 40 41 42 44 43 43
46 48 49 50 52 52 52 53 54 55 56 57 58 60 61 62
Dieren en planten Plantengezondheid: van levensbelang voor de biodiversiteit Getuigenis Marc De Win Ziekte van Aujeskzy: uitgeroeid De CITES-conferentie in Doha! De Actie Hout Dierenwelzijnsinspecties Nieuwe pesticiden sneller erkend
64 66 66 67 68 69 70 71
Intern Getuigenis Ria Fransis Veiligheidstips voor onze artsen Ziekteverzuim bij ambtenaren onderzocht In 2010 op weg naar nog betere dienstverlening Getuigenis Peter Samyn Projectexpertise in pool en portfolio Contact Center: luisterend oor en helpende hand Europees Voorzitterschap kende ook financieel een goede afloop Online ondersteuning voor het EU-Voorzitterschap 2010: een “veel bewogen’ jaar! Een vernieuwde website Getuigenis Georges Leenen Getuigenis Kurt Nys
72 74 74 75 76 77 78 81 82 84 85 86 87 87
Cijfers
88
Inhoudstafel
Milieu en biodiversiteit Nagoya: belangrijke stappen vooruit voor biodiversiteit en leefmilieu Biodiversiteit, de uitdaging van 2010 België als bruggenbouwer Getuigenis Patricia Espinoza Getuigenis Dirk Draulans Getuigenis Hilde Walschaerts Piepklein maar met veel effect Justitie en biodiversiteit in debat te Brussel De bescherming van de ozonlaag, een prioriteit! Meer aandacht voor geluidsarme machines Uniek samenwerkingsproject rond biodiversiteit en milieu Biodiversiteit in de schijnwerpers! Een primeur: het eerste federale rapport over het leefmilieu De levenscyclus van producten onder de loep Doorvoer van afval wordt streng gecontroleerd
7
Project 107
Patiënten
Gezondheidsdossier
Kankerplan
Chief Medical Officers
FRHAK
Verpleegkundigen
Gezondheidswerkers
Zorgkundigen
Onderzoek en zorg
Onderzoek en zorg
Project 107: een heel nieuwe aanpak van psychiatrische patiënten DG Organisatie van de Gezondheidszorgvoorzieningen – Astrid Simon, Anaïs Lomma, Manu Moreels, Jo Holsbeek, Dominique Bonarelli, Pascal Bodson, Vincent Lefevre Project 107 heeft zijn naam te danken aan “artikel 107”, dat deel uitmaakt van de wet op ziekenhuizen en andere verzorgingsinrichtingen.
Dankzij dit “artikel 107” kunnen middelen die normaal voor psychiatrische ziekenhuizen bestemd zijn, vrijgemaakt worden om geestelijke gezondheidszorg binnen de maatschappij aan te bieden. Dit kan via experimenten die gedurende een drietal jaren zullen lopen.
Geen denkbeeldig probleem Qua aantal bedden zit België met een tweede plaats bovenaan de Europese top. Dat is een twijfelachtige eer: een opname in een psychiatrisch ziekenhuis is immers niet altijd de beste manier om psychiatrische problemen te behandelen. Er kan getracht worden om sneller zorg aan te bieden en zo een opname te vermijden. Wanneer dit toch nodig is, zal men in het ziekenhuis snel en intensief behandelen en het ontslag zo veel mogelijk bespoedigen – uiteraard op voorwaarde dat de patiënt daarna de nodige aangepaste zorg krijgt. Het aantal bedden moet dus naar beneden en “Project 107” zal hier een grote rol in spelen.
Een project om u tegen te zeggen ‘Project 107’ vereist een verregaande samenwerking tussen alle betrokken partijen: politiek, administraties, gewesten en gemeenschappen, RIZIV, adviesorganen, koepels, familieen patiëntenorganisaties, ziekenfondsen, vakbonden, rusthuizen, OCMW’s, huisartsen, psychiaters, en zo verder. In 2010 kwam een werkgroep iedere twee weken samen met de vertegenwoordigers van de politiek, de administraties van
10
de federale overheid, de gemeenschappen en de gewesten. Intern werd er op regelmatige basis intensief gebrainstormd door een ‘denktank’ van vertegenwoordigers van het RIZIV, boekhouders, juristen, wetenschappers,….
De hele sector op zijn kop Door ‘Project 107’ komt de hele sector op zijn kop te staan. In het begin riep dit uiteraard heel wat vragen en onzekerheden op. We hebben daarom alles op alles gezet om de mensen zo goed mogelijk te informeren en de muurtjes tussen de verschillende partijen neer te halen. Op 21 mei 2010 organiseerden we een eerste congres waarbij mensen uit de sector kwamen spreken om het concept te verkondigen en op 26 november volgde een tweede congres met vooral “best practices” uit het buitenland. We organiseerden ook infovergaderingen voor specifieke doelgroepen en vormingen, en we richtten een helpdesk en een website op.
Onderzoek en zorg De patiënt staat centraal “Project 107” is erop gericht de psychiatrische patiënt in zijn eigen huis door mobiele teams te laten verzorgen. Dit zal niet alleen de ziekenhuizen ontlasten, maar ook de patiënt minder stigmatiseren. Bovendien zal de zorg een bredere betekenis krijgen: patiënten worden ook effectief begeleid bij hun terugkeer naar de maatschappij dankzij begeleiding bij zoeken naar werk, collectief wonen, serviceflats, …. Het project wil alle betrokken partijen beter laten samenwerken en slaagt daar ook in. De samenwerking is nog nooit zo goed geweest: het welzijn van de patiënt staat centraal en alle neuzen wijzen in dezelfde richting.
11
Onderzoek en zorg
Probleemloos communiceren met patiënten van over de hele wereld DG Organisatie van de Gezondheidszorgvoorzieningen – Hans Verrept, Isabelle Coune, Shana Coenen Hoe kunnen artsen en zorgverleners zich verstaanbaar maken bij de vele patiënten van vreemde origine die ze dagelijks over de vloer krijgen? Dat er nood is aan interculturele bemiddelaars en tolken staat voor de dienst psychosociale gezondheidszorg buiten kijf. In onze Belgische ziekenhuizen is de communicatie tussen de medische ploeg en patiënten van vreemde origine een dagelijkse uitdaging. In 2010 werd er ongeveer 90.000 keer een beroep gedaan op een intercultureel bemiddelaar of een tolk. Zelfs als er bemiddelaar in een bepaalde taal beschikbaar is, bevindt die zich niet noodzakelijk op de plaats waar we hem of haar nodig hebben. Bemiddelaars hebben een vaste standplaats in een of twee ziekenhuizen. Tolken moeten meestal 48 uur op voorhand aangevraagd worden bij een van de tolkencentra. De gemiddelde wachttijd voor een interventie in een ziekenhuis is dan ook veel te lang. Tolken of interculturele bemiddelaars ter plekke brengen is evenmin een ideale oplossing: verplaatsingen kosten immers veel tijd, vaak veel meer dan de eigenlijke interventie. Die duren in de meeste gevallen immers minder dan 30 minuten. Een ander probleem is het grote aantal taalgroepen waarvoor taalbijstand en interculturele bemiddeling noodzakelijk is. In geen enkel ziekenhuis kunnen we interculturele bemiddeling in meer dan 6 talen aanbieden. Maar in bijvoorbeeld Gent alleen al zijn er 150 nationaliteiten. En ook taalminderheden hebben nood aan en recht op hulp.
12
@
Onderzoek en zorg Videoconferentie: de oplossing bij uitstek Met het project ‘interculturele bemiddeling via internet’ is nu een oplossing gevonden voor deze problemen. Momenteel loopt er een pilootproject in vier ziekenhuizen (twee in Wallonië, twee in Vlaanderen). Het is een erg gebruiksvriendelijke oplossing waar je alleen een webcam en een microfoon voor nodig hebt. In principe kan er dus letterlijk ‘binnen de minuut’ iemand digitaal aanwezig zijn. Een gigantische verhoging van het rendement en van de flexibiliteit.
België als voorloper De dienst Psychosociale Gezondheidszorg heeft voor deze formule zijn inspiratie gehaald bij het Boston City Medical Centre in de Verenigde Staten, het ziekenhuis met de grootste tolkendienst ter wereld, waar het systeem al intensief gebruikt wordt.
Op termijn willen we tot een heuse centrale interculturele bemiddelingsdienst komen en zou het systeem toegankelijk gemaakt kunnen worden voor alle ambulante diensten en in alle ziekenhuizen. Omdat België behoorlijk ver gevorderd is met deze materie is er ook veel belangstelling uit het buitenland.
Intensieve samenwerking Interculturele bemiddeling via internet is een innoverend en (letterlijk) grensverleggend initiatief; het enthousiasme van de betrokkenen is dan ook groot. Het UZ Gent, waar de servers opgesteld staan, en het CHU Charleroi hebben tijd noch moeite gespaard om samen met de FOD het project op poten te zetten. En aangezien de toepassingen legio zijn, zal dit project alleen maar in omvang toenemen.
Dankzij deze oplossing zullen we in de toekomst zonder al te grote investeringen ons aanbod aan interculturele bemiddeling kunnen uitbreiden en de patiënt een betere zorg bieden. Studies hebben immers uitgewezen dat de efficiëntie van een behandeling veel lager ligt wanneer de taalbarrière niet opgelost wordt. De resultaten liegen er trouwens niet om: 90% van de patiënten zou het systeem aanraden aan kennissen of familieleden.
13
Onderzoek en zorg
Gegevensuitwisseling: de toekomst van de gezondheidszorg DG Organisatie van de Gezondheidszorgvoorzieningen – Luc Nicolas De vergrijzing van de bevolking, de moeilijkheden die er zijn om verzorgend personeel te vinden, de explosie van de kosten, de voortdurende technologische en wetenschappelijke innovaties: ons gezondheidssysteem wordt geconfronteerd met nooit eerder vertoonde uitdagingen. Om succesvol met deze evolutie om te kunnen gaan, is het noodzakelijk dat alle betrokken spelers informatie kunnen delen en uitwisselen. Vanaf het begin van de jaren 2000 heeft de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu geïnvesteerd in deze problematiek.
Samenwerkingsprotocollen en plaatselijke verenigingen “Sinds een tiental jaar hebben we verschillende projecten op gang getrokken om deze uitwisseling van gegevens op termijn mogelijk te maken,” legt Luc Nicolas, expert in telematica en coördinator van de cel telematisch beleid, uit. “Zo werden er tussen 2001 en 2005 samenwerkingsakkoorden opgesteld tussen ziekenhuizen en de verenigingen van huisartsen. Het was de bedoeling om, op vrijwillige basis, de fundamenten vast te leggen voor een concrete samenwerking tussen deze spelers, die niet vaak met elkaar overlegden. Parallel hebben we het project ‘Flow’ gefinancierd om de basis te leggen voor een elektronisch raamwerk voor gegevensuitwisseling. Dit project, dat is georganiseerd in samenwerking met Iris, het Brussels ziekenhuisnetwerk en de CHU van Charleroi, heeft geleid tot de creatie van een ‘gezondheidszorgserver’, S3 genaamd. Ook de plaatselijke telematicaverenigingen die spontaan ontstaan waren in bepaalde delen van het land zijn verbonden met het systeem. Deze server heeft twee grote doelen. Enerzijds wordt hij gebruikt om een minimaal aantal gegevens te bewaren over de contacten en de periodes waarin een patiënt wordt verzorgd, en anderzijds ontwikkelt deze server de capaciteit om de sites te raadplegen die informatie produceren, zonder dat de informatie op een centrale site moet worden opgeslagen.”
Gegevensuitwisseling doorheen het hele land In 2006 slaan de communicatieprotocollen die op lokaal niveau worden afgesloten, een nieuwe richting in. Ze concentreren zich op de creatie van gezondheidsnetwerken op basis van het prototype S3. Het doel hiervan is een gedeeld gezondheidsdossier te creëren dat geïntegreerd is
14
in de gezondheidsnetwerken. Alle Belgische ziekenhuizen worden dus aangemoedigd om zich bij een ‘hub’ te voegen of er één te creëren. In 2008 kwam het E-Health-platform tot stand. De ambitie van dit platform was de uitwisseling van gegevens doorheen het hele land mogelijk te maken, door links te creëren tussen de verschillende regionale ‘hubs’. Dit gebeurt via een globale koepel, een zogeheten ‘metahub’, die zelf nochtans geen gezondheidsgegevens opslaat.
2010, een schakeljaar “In 2009 en 2010 werd een nieuwe kaap gerond met de harmonisering van de organisatorische, technische en reglementaire aanpak op het niveau van de verschillende hubs,” preciseert Luc. “Zo werd er in overleg een oplossing gevonden voor fundamentele vragen zoals de toegangsmodaliteiten tot de gegevens en het beheer van de goedkeuring van de patiënt. Ons land beschikt voortaan over vijf gezondheidscentra, waaronder drie in Vlaanderen, één in Wallonië en één in Brussel. Deze regionale netwerken hebben elk hun eigen dynamiek maar ze zullen de ontwikkeling mogelijk maken van meer ambitieuze, innoverende projecten, die alle gezondheidsspelers samenbrengen, ook de burger-patiënt. Na deze tien jaar durende evolutie kunnen we nu in 2011 eindelijk de ‘productiefase’ bekijken, die zich zal concretiseren door de uitwisseling van reële gegevens tussen al deze spelers. Het project zal dus binnenkort zichtbaar en concreet worden voor de burger.”
Onderzoek en zorg
Het gezondheidsdossier, een stap vooruit voor iedereen Dankzij de ‘hubs’ krijgt een arts toegang tot het gezondheidsdossier van een patiënt en kan hij de gegevens consulteren die essentieel zijn voor zijn diagnose, zoals radiografieën of analyserapporten – ongeacht waar de medische consultatie plaatsvindt. Het hoeft geen betoog dat dit een grote invloed heeft op de kwaliteit en de continuïteit van de zorgen, zeker in noodgevallen. Een ander voordeel: ziekenhuizen die in hetzelfde netwerk zitten, kunnen in real-time diverse diensten delen en consulteren, zodat de middelen veel efficiënter worden gebruikt. En ook de burger stapt tot slot uit zijn rol van ‘passieve burger’ om een sleutelfiguur te worden in het systeem.
15
Onderzoek en zorg
Het kankerplan, 32 initiatieven die veel levens kunnen veranderen DG Organisatie van de Gezondheidszorgvoorzieningen – Saskia Van den Bogaert, Lieve Jorens Ieder jaar komen er in België ongeveer 60 000 nieuwe gevallen van kanker bij. Door de vergrijzing van de bevolking zal dit cijfer tegen 2015 nog met meer dan 10% toenemen. Het kankerplan van de overheid speelt hierop in en bevat 32 initiatieven waarin alle deelaspecten van deze ziekte aan bod komen. Drie pijlers Het kankerplan is een permanent en ambitieus langetermijnproject dat in 2008 werd opgestart. De FOD werkt samen met het RIZIV aan de uitvoering van 32 maatregelen die zijn gegroepeerd rond drie assen: preventie en opsporing, zorg, behandeling en ondersteuning en onderzoek en innovatie.
Enkele in het oog springende initiatieven • Pediatrische hemato-oncologie Op het vlak van zorg en behandeling is het team vooral trots op de inspanningen voor pediatrische hematooncologie. Zorgen voor kinderen met kanker vraagt een specifieke expertise. België beschikt in een beperkt aantal ziekenhuizen over deze expertise. Om deze hooggespecialiseerde zorg mogelijk te blijven maken en optimaal te organiseren, is voor de kinderoncologische centra een bijkomende financiering voorzien vanaf 2010. Voor kinderen met een ernstige chronische ziekte – dus niet enkel kanker – werd de link tussen het ziekenhuis en thuis verzekerd door de oprichting van liaison-
16
teams, die de verzorging thuis mogelijk maken buiten de periodes van hospitalisatie. Zij zorgen ervoor dat de zorgverleners die de thuiszorg op zich nemen, zo goed mogelijk geïnformeerd, ondersteund en opgeleid zijn. Op deze manier kan voor ernstig en chronisch zieke kinderen de periode die ze in de thuisomgeving kunnen verblijven, zo lang mogelijk gemaakt worden. • Psychosociale projecten Zowel patiënten met kanker als hun omgeving kunnen gedurende de verschillende stadia van het verloop van de ziekte, vanaf het moment van de diagnose, nood hebben aan psychologische ondersteuning. Hiervoor werden in 2009 vijftig projecten geselecteerd, die zich in 2010 in volle uitvoeringsfase bevonden. Voorbeelden zijn de inrichting van een ontmoetingsruimte, de organisatie van gespreksgroepen, de individuele begeleiding van allochtone patiënten, de organisatie van bezoeken in de klassen van zieke kinderen, … • Radiotherapie Om de kwaliteit van de dienstverlening te verbeteren, komt er een geleidelijke invoering van een kwaliteitszorgsysteem bij alle 25 radiotherapiediensten. Ook komt er een meld- en leersysteem voor incidenten in de radiotherapie dat wordt beheerd door het college voor radiotherapie. Bedoeling is dat radiotherapeuten alle incidenten en bijna-incidenten rapporteren zodat er een databank van gegevens kan worden aangelegd en de diensten met behulp van deze gegevens kunnen identificeren waar eventuele verbeteracties nodig zijn.
• Preventie In de lange lijst met initiatieven staan ook zaken als het organiseren van een consultatie om gezondheidsrisico’s te voorkomen, een programma voor de systematische opsporing van baarmoederhalskanker, de opleiding van tabakologen, … De initiatieven die binnen de bevoegdheid van de Gemeenschappen vallen, worden besproken in een specifieke werkgroep van de Interministeriële Conferentie Volksgezondheid, om een goede coördinatie te garanderen. In het kader van het kankerplan zijn er in 2010 erg veel goede initiatieven genomen en resultaten bereikt. Het merendeel van de initiatieven is ondertussen uitgevoerd. Maar de strijd tegen kanker is nog lang niet gestreden..
Onderzoek en zorg
Chief Medical Officers Meeting in Luik: twee vruchtbare dagen Diensten van de Voorzitter – Lieven de Raedt, Stephanie Langerock Twee keer per jaar organiseert de Europese Unie een vergadering waarbij alle Chief Medical Officers, of hoogste arts in rang uit elke lidstaat, overleg plegen en adviezen uitwisselen. Als voorzitter was het in de tweede helft van 2010 aan België, met Dr. Dirk Cuypers als Chief Medical Officer, om deze meeting te organiseren en voor te zitten. Discussieplatform De Chief Medical Officers Meeting is zeker geen traditionele conferentie, maar een discussieplatform waar typische volksgezondheidsthema’s vanuit een beleidsstandpunt aan bod komen. Er worden een reeks actuele onderwerpen besproken waar overheden mee geconfronteerd worden, zowel op nationaal als op Europees vlak.
Uitdagingen aangaande medische hulpmiddelen Een eerste sessie behandelde de toelatingscriteria voor de markt voor invasieve medische hulpmiddelen in de EU, zoals stents. De toepassing hiervan zal de komende jaren sterk toenemen en het is absoluut niet zeker dat de toelatingscriteria aan de huidige en toekomstige situatie zijn aangepast. Dit houdt bijgevolg een groot gezondheidsrisico in. Deze sessie was een ideale gelegenheid om na te gaan hoe we dit systeem naar een hoger, Europees niveau kunnen tillen om oplossingen te vinden. De resultaten van deze besprekingen waren positief en vanaf 2012 beginnen de wettelijke besprekingen om dit probleem op te lossen.
Zeldzame ziekten Als tweede thema koos België voor ‘zeldzame ziekten’. Uit enquêtes is immers gebleken dat 40% van de personen met een zeldzame ziekte initieel een verkeerde diagnose krijgt, wat potentieel gevaarlijk is en soms verregaande medische gevolgen heeft. Bovendien is, op Europees niveau bekeken, de groep ‘zeldzame ziekten’ behoorlijk groot, ook al zijn ze zeldzaam. Het is dus interessant voor Europa om hierover samen te werken. Volgens de aanbevelingen van de Europese Raad moet iedere lidstaat tegen 2013 een ‘Nationaal Plan voor Zeldzame Ziekten’ hebben; uit de meeting bleek dat er op dit vlak nog een lange weg is te gaan. België is op dit vlak één van de ‘betere leerlingen’. Professor Jean-Jacques Cassiman, één van de gastsprekers, ging dieper in op de mogelijkheden die genetische testen kunnen bieden voor patiënten met zeldzame ziekten, maar wees ook op de keerzijde ervan: hoe zit het met controle, kwaliteit en wetgeving van deze testen? Dit wordt zeker een taak voor het nationaal en Europees gezondheidsbeleid. Ook de verantwoordelijken van ECDC , DG Sanco en de Europese afdeling van de WHO kwamen hun visie op de rol van hun organisaties binnen het Europese gezondheidsbeleid toelichten.
Positieve resultaten 2010 was voor België een speciaal jaar; het Voorzitterschap en de organisatie van de Chief Medical Officers Meeting bracht veel werk met zich mee. Maar de dienst Internationale
Betrekkingen zette de schouders onder het project en de resultaten waren meer dan bevredigend, zoals ook blijkt uit de enquêtes die de deelnemers achteraf konden invullen: “an overall excellent meeting, from all aspects, informative, well organized, valuable. Congratulations!”
17
Onderzoek en zorg
Ministeriële conferentie rond gezondheidswerkers DG Basisgezondheidszorg en Crisisbeheer – Riet De Kempeneer Zijn er in de toekomst voldoende gekwalificeerde gezondheidswerkers om tegemoet te komen aan de steeds stijgende vraag? Het Belgisch Voorzitterschap organiseerde op 9 en 10 september 2010 een ministeriële conferentie rond dit onderwerp.
In Europa werken er niet minder dan vijftien miljoen mensen in de gezondheidszorg, wat overeenkomt met 10% van de totale Europese tewerkstelling. Maar zowel de bevolking als het medisch korps vergrijzen. In de toekomst zullen dan ook meer ouderen en langdurig zieken uitgebreidere zorgbehoeften hebben. Tegen 2020 zou dit in Europa leiden tot een tekort aan één miljoen gezondheidswerkers. Toekomstige gezondheidswerkers moeten dus nu aan hun opleiding beginnen. De Europese Unie is zich bewust van de uitdagingen die dit probleem met zich meebrengt. “Het Belgisch Voorzitterschap van de EU heeft dan ook beslist om prioriteit te geven aan de noodzaak om te investeren in voldoende, gemotiveerd en goed opgeleid gezondheidspersoneel,” zegt Riet De Kempeneer. “Gezondheidswerkers aantrekken uit het buitenland is daarbij geen optie: daarmee verschuif je enkel het probleem.”
18
Conferentie & actieplan Op 9 en 10 september 2010 organiseerde het Belgisch Voorzitterschap in Terhulpen een ministeriële conferentie rond de toekomst van de gezondheidszorg. “Het was daarbij de bedoeling om de bewustwording rond deze thematiek te vergroten en om de Europese Commissie te helpen om tot een gecoördineerde aanpak te komen voor de ondersteuning van nationale en regionale beleidsmaatregelen,” legt Riet – die bij de organisatie van de conferentie betrokken was – uit. Een eerste aandachtspunt was het evalueren van de noden, zowel wat het aantal gezondheidswerkers betreft als de vaardigheden die ze moeten hebben. Verder werd onderzocht wat de beste werkomgevingen zijn om gezondheidswerkers aan te trekken en te houden, en om hen te ondersteunen in hun opdrachten. Tenslotte dachten de deelnemers na over hoe we een leercultuur kunnen promoten bij de gezondheidswerkers die de patiëntveiligheid en uiteindelijk ook de zorgkwaliteit versterkt.
Onderzoek en zorg Prof. Walter Sermeus, Centrum voor Ziekenhuis- en Verplegingswetenschappen, KULeuven
“
Deze conferentie bracht 250 deelnemers samen, onder meer uit patiënten- en beroepsorganisaties. Er werd diepgaand gediscussieerd op basis van vooraf opgestelde beleidsbrieven,” overloopt Riet. “Dit alles heeft geleid tot raadsconclusies die voorgelegd werden aan de Europese ministerraad en vervolgens goedgekeurd op 6 december. Dit alles wordt nu omgezet in concrete maatregelen in het ‘Health Actieplan 2012’.
”
“Wat we hebben geleerd tijdens de ministeriële conferentie is dat we nu reeds werk moeten maken van de planning van het gezondheidspersoneel voor 2020, zodat het juiste aantal gezondheidswerkers ingezet kan worden met de juiste vaardigheden, op de juiste plaats, met de juiste ingesteldheid en betrokkenheid, die het juiste werk efficiënt en doeltreffend verrichten, tegen de juiste prijs, met de juiste productiviteit op het ogenblik dat we ze nodig hebben. Wat we leerden uit de ministeriële conferentie is dat de planning van het gezondheidspersoneel geen exacte wetenschap is aangezien de toekomst zich moeilijk laat voorspellen. Tezelfdertijd is er een wetenschappelijke benadering nodig met gemeenschappelijke definities, vergelijkbare gegevens, een kennisbasis en een netwerk van professionele gezondheidswerkers.”
19
Onderzoek en zorg
De rol van de huisartsenkringen versterken DG Basisgezondheidszorg en Crisisbeheer – Meike Horn De Federale Raad voor de Huisartsenkringen (FRHAK) werkte een strategisch plan uit rond zijn werking in de toekomst. Belangrijke elementen zijn een visie op de organisatie van de huisartsenwachtdiensten en op de rol van de huisartsenkringen in de communicatie tussen overheid en bevolking in crisissituaties. De FRHAK vertegenwoordigt de lokale huisartsenkringen en fungeert als adviesorgaan voor de minister van volksgezondheid. De Raad is het belangrijkste aanspreekpunt van de overheid op het vlak van de eerste lijnsgezondheidszorg. “De FRHAK is samengesteld uit vertegenwoordigers van organisaties die zelf minstens dertig huisartsenkringen vertegenwoordigen en telt twaalf leden plus een voorzitter. Daarnaast zijn er nog een aantal adviserende leden uit onder meer het Riziv, de FOD Volksgezondheid en de artsensyndicaten,” zegt Meike Horn, secretaris van de FRHAK. “De leden hebben een mandaat van zes jaar, dat afloopt in 2012. De FRHAK heeft nu een strategisch plan uitgewerkt voor de periode 2010-2012, waarin ook al vooruit gekeken wordt naar de toekomst.”
20
Coherent gezondheidsbeleid Kern van dit plan is het nader bepalen, uitbouwen en versterken van de rol van de huisartsenkringen in het kader van een coherent gezondheidsbeleid dat een sterke en verantwoordelijke eerstelijnszorg vereist. Dit plan werd dan ook gecommuniceerd aan verschillende betrokken partijen: de minister van volksgezondheid, de huisartsenkringen, de Nationale Raad voor Ziekenhuisvoorzieningen (NRZV) en de nationale commissie artsen-ziekenfondsen (Medicomut). Het plan werd opgebouwd rond de wettelijke opdrachten van de FRHAK. De vier pijlers van het plan zijn: • de ondersteuning van de huisartsenpraktijken, • d e globale organisatie van de eerste lijnsgezondheidszorg en de promotie van de huisartsengeneeskunde, • de organisatie van de wachtdiensten, • de functie van de FRHAK als schakel tussen overheid en huisarts.
“
Eén van de werkpunten uit het plan is het ontwikkelen van een toekomstvisie voor wat betreft de organisatie van de wachtdiensten, en dit in functie van problemen met de vergrijzing van het huisartsenkorps en de veiligheid van de wachtdiensten. Daarnaast werd ook een nota opgesteld in verband met het gezondheidsalarm, en dit naar aanleiding van de A/H1N1 griepepidemie van 2009, waarin de rol van de kringen in een dergelijke crisis wordt gepreciseerd. Het is de bedoeling dat de huisartsen zo snel en zo goed mogelijk geïnformeerd worden in crisissituaties.
”
Onderzoek en zorg
De werkbelasting van het beroep van verpleegkundige verminderen DG Organisatie van de Gezondheidszorgvoorzieningen – Miguel Lardennois Hoe kan men het beroep van verpleegkundige aantrekkelijker maken en vermijden dat men zich afkeert van de sector ? Om op deze vragen te antwoorden hebben de VUB en de ULG een studie gedaan die de zwaarte van het beroep onder de loep neemt. Het beroep van verpleegkundige gaat vaak gepaard met een grote werkbelasting, zowel op psychisch als op fysiek vlak. Het spijtige gevolg hiervan is dat een groot aantal professionals uit de sector hun job vroegtijdig achter zich laten. Om dit probleem aan te pakken is er een plan opgesteld om de aantrekkingskracht van het beroep te verhogen, met als één van de objectieven de vermindering van die werkbelasting. In deze context heeft de cel ‘Concepten en organisatie van de ziekenhuisverzorgingen’ de realisatie van een studie gesuperviseerd die door VUB en ULG werd uitgevoerd.
Eén studie, twee grote pijlers Met deze studie wilde men de arbeidsvoorwaarden van het beroep op elk gebied bestuderen. De studie is opgesplitst in twee grote pijlers. Om te beginnen geeft een literatuuroverzicht de best practices weer. Wat is er mogelijk om de ergonomie van het beroep te verbeteren? Hoe kunnen problemen in verband met psychische en fysieke belastingen verminderd worden?
In een tweede fase heeft het team van onderzoekers zich op het terrein begeven om niet alleen verpleegkundigen te ondervragen, maar ook hun leidinggevenden. Via deze gesprekken wilde men hun ervaringen vergelijken met de resultaten die uit de analyse van de wetenschappelijke literatuur naar voren kwamen, zodat de theorie kon aangevuld worden met de realiteit op de werkvloer. Om de studie zo exhaustief mogelijk te maken, werd er gefocust op de drie grote activiteitensectoren van verpleegkundigen: ziekenhuizen, thuiszorg en rusthuizen.
Vaststellingen en homogene aanbevelingen Via de eindresultaten van de studie konden er, los van de activiteitensector waarin de verpleegkundigen werkten, vergelijkbare resultaten worden geformuleerd. Hieruit blijkt dat de problemen qua werkbelasting vaak dezelfde zijn voor alle verpleegkundigen. Voorbeelden zijn de infrastructuur en het comfort van de lokalen, de werkhouding en de lasten die soms moeten gedragen worden, de werkdruk, de verwarming, de werkuren en het werkritme, de samenwerking met artsen… In de toekomst zullen deze resultaten uitgebreid gecommuniceerd en gebruikt worden. De betrokken verenigingen kunnen uitgenodigd worden om initiatieven te nemen in deze materie. Ook kan er een symposium georganiseerd worden om een aantal ‘best practices’ naar voren te brengen.
Christiaan Decoster, Directeur-generaal “2010 was een jaar met heel boeiende uitdagingen. Drie hoogtepunten sprongen in het oog. In de eerste plaats onze bijdrage aan twee belangrijke conferenties in het kader van het Belgische Voorzitterschap van de Europese Unie. De conferentie over chronische ziekten en de conferentie over dementie, in samenwerking met de Koning Boudewijnstichting, leverden de basis voor een toekomstig beleid terzake. Een tweede hoogtepunt was de goedkeuring door het Parlement van de nieuwe wet op de medische aansprakelijkheid. Deze wet vereenvoudigt de procedure waarmee patiënten schadevergoeding kunnen bekomen voor medische fouten tijdens hun behandeling. En het derde hoogtepunt is ongetwijfeld de goedkeuring in de Interministeriële Conferentie voor de Gezondheidszorg van de Gids voor de Vernieuwing van de Geestelijke Gezondheidszorg.”
21
Onderzoek en zorg
De registratie van zorgkundigen, een goede zaak voor de verpleegkunde DG Basisgezondheidszorg en Crisisbeheer – Joseph Borgions In 2001 werd ‘zorgkundige’ als gezondheidszorgberoep ingeschreven in het Koninklijk Besluit dat de uitoefening van gezondheidsberoepen regelt. Hiermee zou een einde moeten komen aan de illegale uitoefening van de verpleegkunde. Dit Besluit vertaalde zich later in een registratieproject waar de Dienst Gezondheidszorgberoepen van de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu zijn handen mee vol had.
De zorgkundige, een nieuw beroep Het Koninklijk Besluit nr. 78 van 10 november 1967 is zowat de ‘bijbel’ voor de gezondheidszorgberoepen. Maar geruime tijd bleef er een lacune bestaan: verpleegkundigen en vroedvrouwen werden erin vermeld, maar er bestond nog geen categorie voor de zorgkundigen. Om hen een wettelijk kader te bieden, werd het beroep van ‘zorgkundige’ in 2001 ingeschreven in het KB 78. In 2006 verschenen dan de uitvoeringsbesluiten in het Belgisch Staatsblad. Deze regelden zowel de activiteiten die zorgkundigen mogen uitvoeren als de registratie van deze nieuwe beroepscategorie.
Het registratieproject In 2007 lanceerde de FOD proactief een “zorgkundigenproject” om een eventuele opstoot aan registratieaanvragen op te kunnen vangen. Joseph Borgions, projectleider, legt uit: “Nadat er een stuurgroep werd opgericht, hebben we met een multidisciplinair team gewerkt. De wetgeving werd in praktische schema’s omgezet die makkelijk konden worden gebruikt bij het behandelen van de dossiers door mijn team, het Contact Center en de Erkenningscommissie.” Er werd eveneens een omzendbrief met uitleg over het project naar de ziekenhuizen verstuurd. De website van de FOD bevat alle mogelijke registratiemogelijkheden en een lijst met veelgestelde vragen. Het doel? Iedereen moet deze complexe wetgeving kunnen begrijpen en ermee uit de voeten kunnen.
22
De registratie gebeurde in drie stappen. In eerste instantie werden de door het RIZIV gekende gegevens gebruikt om tot een automatische registratie te komen. Vervolgens werden de gegevens van de ziekenhuizen gebruikt voor een vereenvoudigde registratie. Daarna kwam het grootste deel van het werk, de behandeling van de individuele dossiers.
Meer dan 71.000 registraties In 2010 telden we, dankzij deze aanpak en ondanks een beperkt team, 71.454 geregistreerde zorgkundigen in de federale databank van de beoefenaars van gezondheidsberoepen. Om de dienstverlening aan deze gezondheidszorgbeoefenaars te verbeteren, werd het Contact Center van de FOD opgeleid om te antwoorden op alle vragen die zorgkundigen kunnen hebben bij hun dossiers en hun toekomstige registratieaanvragen. Dit project was een eerste ervaring voor de dienst Gezondheidszorgberoepen en zal in de toekomst zeker als model dienen voor het registreren van andere gezondheidsberoepen die erkend worden. Het bleek een grote uitdaging voor de dienst te zijn, maar wel één die een verbetering voor de bescherming van het beroep van zorgkundige en de gezondheid van de burger betekent.
Onderzoek en zorg
“
Nadat er een stuurgroep werd opgericht, hebben we met een multidisciplinair team gewerkt. De wetgeving werd in praktische schema’s omgezet die makkelijk konden worden gebruikt bij het behandelen van de dossiers door mijn team, het Contact Center en de Erkenningscommissie.
”
23
Crisis
Griep
KMO’s
1733 B-FASTHaïti
Reanimatie op afstand
Diagnose
24
Crisis en hulpverlening
25
Crisis en hulpverlening
Op het ergste voorbereiden en het beste hopen DG Basisgezondheidszorg en Crisisbeheer – Daniel Reynders Wat moet er gebeuren als één persoon op drie op hetzelfde moment getroffen wordt door de griep? De gevolgen van een dergelijke situatie op de organisatie van een land kunnen aanzienlijk zijn. Het is dus essentieel om hierop voorbereid te zijn.
In 2009 werd een groot deel van de planeet getroffen door de A/H1N1 grieppandemie. Ondanks een nationale voorbereiding (want de dreiging van een pandemie was gekend), waren de antwoorden op Europees vlak vaak chaotisch. Om de troeven en de zwaktes van deze ervaring te onderzoeken en het Europees antwoord op een toekomstige pandemie te versterken, werd er een internationale conferentie georganiseerd in Brussel op 1 en 2 juli 2010. Medeorganisatoren waren het Belgisch Voorzitterschap van de Europese Raad en de Europese Commissie. De conferentie verzamelde 300 deelnemers waaronder wetenschappelijke specialisten, leidend ambtenaren, communicatiespecialisten en internationale organisaties.
De onzekerheden verminderen Daniel Reynders, gewezen diensthoofd internationale betrekkingen bij het DG Basisgezondheidszorg en Crisisbeheer: “De stuurgroep die ging over de voorbereiding van de conferentie en bestond uit het presidentieel trio België, Spanje en Hongarije stelde voor om de kwestie te benaderen volgens vier grote criteria: de evaluatie en de opvolging van de epidemie, de multisectoriële samenwerking, de economische weerslag en de medische maatregelen, en tenslotte de informatie en de communicatie.” De debatten gingen over de manier waarop men de onzekerheden kon verminderen, zeker in het begin van een pandemie. Daniel Reynders: “De ernst van een virus snel genoeg identificeren is een moeilijkheid die we zullen proberen omzeilen door een efficiënt Europees bewakingssysteem op te richten.” Er werd ook gediscussieerd over de ernst van het virus en de getroffen bevolkingsgroepen, net als een betere coördinatie van het eventueel gebruik van antivirale middelen en vaccins.
26
Crisis en hulpverlening Prof. Angus Nicoll CBE, Lessons learned A/H1N1
Continuïteit van de activiteiten van KMO’s De samenwerking binnen professionele sectoren kwam ook naar voren als een belangrijke factor om de impact van een gezondheidscrisis te minimaliseren. Bijzondere aandacht ging naar de KMO’s als economische spelers, de huisartsen als eerstelijnsgezondheidsprofessionals, en naar de actieplannen die waren opgesteld om de continuïteit van hun activiteiten te verzekeren. Een parallelle sessie spitste zich toe op de communicatie naar burgers en professionals, en dan vooral op de mogelijkheden voor een meer actieve betrokkenheid van alle partijen en het inschakelen van de nieuwe media. De conclusies van de conferenties werden aangenomen op 5 en 6 juli tijdens een informele meeting die alle gezondheidsministers van de lidstaten samenbracht. Europa heeft in het bijzonder zijn verlangen uitgesproken voor een grotere solidariteit tussen de lidstaten en een betere algemene coördinatie met de farmaceutische industrie, zodat iedereen in de beste omstandigheden toegang krijg tot de vaccins.
Foto’s : Belga
“De pandemie van 2009 was enorm controversieel en de bron van een aantal mythes en misverstanden, bijvoorbeeld dat er helemaal geen sprake was van een pandemie, dat de WHO werd beïnvloed door de farmaceutische industrie of dat er niet veel slachtoffers vielen. Het evenement dat werd georganiseerd tijdens het Belgisch Voorzitterschap was zowel moedig als belangrijk, want het trachtte kort na de feiten een debriefing te geven van wat er zich had voorgedaan en van de lessons learned. Zo vormde het de blauwdruk voor vele andere nationale en internationale evaluaties achteraf. Als we een jaar later terugblikken, kunnen we vaststellen dat tijdens het evenement grotendeels hetzelfde werd verteld als in beoordelingen die hoger aangeschreven staan, zoals die van het Fineberg Committee.” Prof. Angus Nicoll CBE Hoofd Influenzaprogramma European Centre for Disease Prevention and Control
27
Crisis en hulpverlening
1733: een eenvormig oproepnummer voor niet-dringende medische hulp DG Basisgezondheidszorg en Crisisbeheer – Marcel Van der Auwera Voor dringende geneeskundige hulp raakt binnen Europa het algemene noodnummer 112 stilaan ingeburgerd. Daarmee kan je een ambulance, PIT of MUG oproepen. Maar voor de niet-dringende hulp moet je nog steeds zelf op zoek naar het juiste telefoonnummer van de huisarts met wachtdienst. Met 1733 komt daar nu verandering in. “Een Europese richtlijn stelt dat er uniforme (en gratis) oproepnummers moeten komen voor dringende en niet-dringende hulpverlening, Marcel Van der Auwera – die het project coördineerde. “We werken nu aan een eenvormig oproepnummer voor wie de huisarts met wachtdienst nodig heeft. In eerste instantie zal je via 1733 alleen de huisarts met wachtdienst kunnen bereiken. Op termijn zal dat ook voor andere medische beroepen mogelijk worden. Daarbij denken we aan apothekers, thuisverpleegkundigen en tandartsen.”
Efficiëntere eerstelijnszorg Het eenvormig oproepnummer 1733 betekent een hele vereenvoudiging voor de patiënt en vergemakkelijkt de toegang tot de niet-dringende medische zorg. Voor de huisartsenkringen is het een instrument om de lokale wachtdiensten efficiënter te organiseren. Tegelijk kan hiermee ook de dringende medische hulp ontlast worden.
28
In een nabije toekomst zal elke 1733-oproep binnenkomen bij de dichtstbijzijnde 112-hulpcentrale. De operator aan de telefoon zal op basis van een gesprek met de oproeper de situatie inschatten. Deze operatoren volgen als medische basisopleiding de opleiding ‘hulpverlener-ambulancier’, voor de 1733 dispatching zullen zij ook een extra opleiding huisartsengeneeskunde volgen. De operator zal de patiënt vragen zelf naar de lokale huisartsenwachtpost te komen , of de huisarts met wachtdienst naar de patiënt sturen, of de patiënt vragen de volgende dag de eigen huisarts te raadplegen. “Indien het toch om een dringende oproep gaat, zal de operator echter ook een ambulance of MUG kunnen uitsturen, en omgekeerd niet-dringende 100-oproepen kunnen doorverwijzen naar de huisarts. We voorzien ook op termijn dat de bevraging ondersteund zou worden door een intelligente software, dat moet een snelle en gerichte vraagstelling mogelijk maken” vertelt Marcel nog. “De gegevens die de operator tijdens het eerste gesprek verzamelt, zullen raadpleegbaar zijn door de arts met wachtdienst en zullen opgenomen kunnen worden in het Globaal Medisch Dossier van de patiënt.”
Proefprojecten Momenteel lopen er proefprojecten in Luxemburg, Henegouwen en Brugge. Hierdoor kunnen nu al meer dan één miljoen mensen het nummer 1733 gebruiken. In toekomst zal deze dienst in het hele land beschikbaar zijn, en in een verdere toekomst zullen er ook andere zorgverleners mee bereikt kunnen worden.
1733
Crisis en hulpverlening
Reanimatie op afstand DG Basisgezondheidszorg en Crisisbeheer – Samuel Stipulante De minuten die onmiddellijk volgen op een hartstilstand en de snelheid waarmee de eerste zorgen gegeven worden, zijn van cruciaal belang voor het slachtoffer om te overleven. Het project Phone CPR biedt de mensen van de 112-centrales de tools om hun gesprekspartners te helpen met het vaststellen van een hartstilstand en om efficiënt te reanimeren. De personen die in de Belgische 112-oproepcentrales werken, kunnen een cruciale rol spelen wanneer ze een oproep binnenkrijgen voor een interventie bij een hartstilstand. Een onmiddellijke tussenkomst vermindert immers gevoelig het sterftepercentage en de gevolgen voor het slachtoffer. Het is dus essentieel dat deze reanimatie wordt verstrekt zonder te moeten wachten tot het medisch urgentieteam (MUG) de patiënt overneemt.
Een diagnose stellen en behandelen Daarvoor zijn twee voorwaarden nodig: de persoon die de 112-centrale belt moet de hartstilstand kunnen vaststellen en moet vooral in staat zijn om een correcte reanimatie uit te voeren. Het is dus cruciaal dat de operatoren van de 112-centrales hun gesprekspartner kunnen gidsen via de telefoon om hun diagnose te stellen en tussenbeide te komen. Maar tot voor kort bestond er op dit vlak niets. In de 112-centrale van Luik had een eerste empirische studie bewezen dat een dergelijke telefonische begeleiding in alle gevallen tot de beste resultaten leidde. Het project Phone
CPR heeft zich gebaseerd op deze resultaten om een opleiding op punt te stellen, bestemd voor alle actieve 112-centrales in België. Het objectief is duidelijk: de operatoren de mogelijkheid geven om te reageren en de gesprekspartners op een uniforme manier en met een maximale efficiëntie te begeleiden.
De juiste woorden gebruiken Deze efficiëntie vertaalt zich meer bepaald in de woordkeuze van de operator, die een eenvoudige en begrijpelijke taal moet hanteren en geen technisch jargon. In 2010 volgden 350 operatoren een opleiding. Tegelijkertijd werd de verzamelde kennis geëvalueerd op pertinentie. Dit met positief resultaat. De opleiding kreeg een kwaliteitslabel van het ERC (European Resuscitation Council). Er worden trouwens begeleidende tools ter beschikking gesteld van de 112-operatoren, zoals een softwareprogramma dat hen op weg helpt doorheen de vragen die de gesprekspartner moet beantwoorden. In 2010 werd ook een wetenschappelijke studie opgestart om de manier te analyseren waarop hartstilstanden werden behandeld door de 112-centrales en door de medische teams die de patiënten verzorgen. Deze studies moeten aantonen welke verbeteringen het Phone CPR project al heeft gebracht op het vlak van mortaliteit en morbiditeit. De resultaten zullen ongetwijfeld helpen om van het project Phone CPR een continue opleiding te maken en andere gelijkaardige projecten op te starten, onder meer op het vlak van pediatrie.
29
Crisis en hulpverlening
B-FAST: een goed geolied systeem DG Basisgezondheidszorg en Crisisbeheer – Geert Gijs en Dimitri De Fré Wanneer er ergens in de wereld een ramp gebeurt, is een snelle reactie van fundamenteel belang – vaak letterlijk van levensbelang. In België is sinds 2000 de snelwerkende interventiestructuur B-FAST continu stand-by om uit te rukken en noodbijstand te verlenen. Ook onze FOD zit mee in het team – en de adrenaline stroomt er rijkelijk.
Op 12 januari 2010 doet zich een zware aardbeving voor in Haïti. Al snel hierna loopt via de permanentie van de Verenigde Naties, een sms binnen bij hoofdcoördinator Geert Gijs van het B-FAST team met de vraag om hulp. Onmiddellijk daarna wordt er met experts overlegd over de noden en de mogelijke antwoorden die we kunnen bieden. Dit voorstel wordt voorgelegd aan alle betrokken ministers, en zodra die hun akkoord geven, kan het hele B-FAST mechanisme in actie treden. In principe is het team altijd klaar om binnen de zes uur te vertrekken.
In de bres voor Haïti “De samenwerking en coördinatie met de EU en de VN verlopen uitstekend,” zegt Geert. “Op 13 januari waren we al onderweg. We waren zelfs gelijktijdig ter plaatse met de coördinatieteams van de EU en VN, zij vlogen met ons mee. We hebben onze tenten opgezet in Port-au-Prince en waren ongeveer 48 uur na de aardbeving volledig operationeel: ons veldhospitaal was georganiseerd, de taken waren verdeeld. Onze ploeg is volledig zelfbedruipend: eten, drinken, onderdak, elektriciteit, we regelen het allemaal zelf.” B-FAST is gespecialiseerd in snelle noodhulp, maar gaat ook snel weer weg zodra de eerste zorgen zijn verleend. Terwijl er nog volop medische zorgen worden verstrekt, moet de ‘head
30
of mission’ nadenken over het vertrek: alles moet immers correct worden overgedragen. De infrastructuren die in Haïti werden opgebouwd, volstonden om een bevolking van 10.000 mensen 3 maanden lang van basisgezondheidszorg te voorzien. Deze worden dan overgedragen aan lokale organisaties, ziekenhuizen, Rode Kruis,… In Haïti was de nood echter zo groot dat er een tweede team is gestuurd. “We stuurden twee keer een ploeg van 30 man,” vertelt Dimitri De Fré. “We beschikken hiervoor over een pool van 250 vrijwilligers – voornamelijk artsen en verpleegkundigen – niet alleen van onze dienst, maar ook vanuit verschillende ziekenhuizen. Deze bieden hun personeel dan vaak een ‘humanitair’ verlof. Gezien de grote nood aan medisch personeel dat Frans kon spreken, stuurden we na deze missies tot eind mei kleine ploegen naar een groot veldhospitaal van het Duitse Rode Kruis.”
België: klein maar dapper Het systeem in België is een samenwerkingsmodel tussen federale overheden, diensten van de eerste minister, de FOD Binnenlandse Zaken, Defensie, met de minister van Buitenlandse Zaken als voorzitter. “We zijn klein en snel – alles kan in één C130 vliegtuig – en verlenen hulp tijdens de eerste momenten,” zegt Geert.
Crisis en hulpverlening Michel Van Hoegaerden, Directeur-generaal
“
Snelle noodhulp is onze niche. We hebben eenvoudige basistenten. En vooral: we zijn Belgen. Dat wil zeggen dat we veel vreemde talen kennen en over technisch goed geschoold personeel beschikken. Die reputatie hebben we. En we kunnen goed improviseren. Zo was er in 2010 een vreselijk ongeluk in Congo met een omgekantelde tankwagen, waarbij een heel dorp is uitgebrand. Toen moesten we 1250 kilo zalf tegen brandwonden verzameld krijgen in een mum van tijd. Daar kwam wel het een en ander bij kijken.
”
“Tijdens het Belgisch Voorzitterschap van de EU zijn we er samen met de Europese Commissie en de andere lidstaten in geslaagd om de ervaringen met de A/H1N1-grieppandemie om te zetten naar nieuwe engagementen en inzichten over het beheer van grote crisissen in de volksgezondheid. Het Voorzitterschap bood ons ook de gelegenheid om na te denken over innovatieve oplossingen voor het dreigende tekort aan gezondheidswerkers dat zich overal in Europa laat voelen. Het DG Basisgezondheidszorg en Crisisbeheer mag fier zijn over de bijdrage die het leverde aan de discussies rond tewerkstelling, competenties en uitdagingen voor de toekomst in dit domein en over het concrete resultaat dat met de joint action 2012 bereikt werd.”
31
Antibiotica
Alcoholcontroles
CLP-Helpdesk
Propere verwarming Binnenhuisvervuiling
Voedingsplan
Kwik 32
Gezondheid en welzijn
33
Gezondheid en welzijn
Antibioticagebruik: toonaangevend Europees symposium DG Organisatie van de Gezondheidszorgvoorzieningen – Michiel Costers We horen het maar al te vaak op het nieuws: bacteriën worden alsmaar slimmer in hun strijd tegen antibiotica. Het is dus hoog tijd om het gebruik ervan zoveel mogelijk te beperken. In België bestaat hiervoor de ‘Commissie voor de coördinatie van het antibioticabeleid’ of Bapcoc.
Alle kennis over antibiotica in één symposium
België als voorloper
“België heeft al veel succesvolle campagnes over antibioticagebruik gevoerd,” zegt Michiel Costers, coördinator bij Bapcoc. “Als voorzitter van de Europese Raad vonden we het belangrijk om hierover een grootschalig symposium te organiseren.”Dit gebeurde in samenwerking met het ECDC en de WHO. Het was een erg gespecialiseerd, wetenschappelijk congres, voornamelijk voor artsen en andere beroepsgroepen uit de medische sector. Er werd gekozen voor een formule met vier workshops. Michiel: “We stuurden een uitnodiging naar de nationale contactpersonen voor antibioticabeleid en infectiebestrijding en vroegen hen om op zoek te gaan naar de meest gekwalificeerde persoon in dit domein.”
Als voorzitter heeft België in elk geval het onderste uit de kan gehaald: er werden 130 mensen uitgenodigd, zo’n vier vertegenwoordigers per lidstaat. “Een hele organisatie,” zegt Michiel. “En een inspanning die je echt niet ieder jaar kan opbrengen. Maar we hebben mooie resultaten geboekt. België had tijdens het vorige Voorzitterschap al aan de kar getrokken, en ik kan met trots zeggen dat we dat nu opnieuw hebben gedaan: we hebben de cirkel rond gemaakt. Zo hebben we getoond dat we in Europa een voorloper willen zijn op het vlak van antibioticagebruik en infectiebestrijding.”
4 workshops “Voor de invulling kozen we thema’s waar België sterk in is,” vertelt Michiel. “De eerste workshop ging over handhygiëne. Dit is een van de prioriteiten van de WHO en bovendien hebben wij hierover al vier campagnes georganiseerd. De tweede workshop was een stuk abstracter en had te maken met kwaliteitsindicatoren. De derde workshop behandelde een groot Europees initiatief om een studie op te zetten in alle lidstaten. Hoeveel ziekenhuisinfecties zijn er, hoe vaak wordt antibiotica gebruikt? Vooral dit wierp veel vruchten af: we hebben concrete afspraken gemaakt om die studie te organiseren. Dit zal een schat aan informatie opleveren.” Een laatste workshop concentreerde zich op het antibioticagebruik in woon- en zorgcentra, die de laatste tijd een beetje uit de boot waren gevallen. Ook hier kwam het tot de nodige aanbevelingen.
34
We geven het niet op De afgelopen jaren zijn de Belgische campagnes over verantwoordelijk antibioticabeleid succesvol geweest, in die mate zelfs dat Frankrijk zich op België heeft geïnspireerd en ook met een campagne is begonnen. Herman Goossens, medisch microbioloog en ondervoorzitter van Bapcoc, is zelfs uitgenodigd om over de ervaringen van België te gaan vertellen op de World Health Day in Hong Kong. Dat betekent niet dat we op onze lauweren moeten rusten. “We hebben al veel gerealiseerd maar we willen nog altijd het voorbeeld geven, ook voor grotere landen,” zegt Michiel.
Gezondheid en welzijn
Een terugblik op 5 jaar Nationaal Voedings- en Gezondheidsplan DG Dier, Plant en Voeding – Laurence Doughan en Isabelle Laquière 2010 was voor het Nationaal Voedings- en Gezondheidsplan 2006-2010 (NVGP) een evaluatiejaar. Aan de hand van deze evaluatie, die dient als basis voor de toekomstige evolutie van het NVGP, kon ook de kwaliteit van het werk van de eerste vijf jaar beoordeeld worden.
Het doel van het NVGP, dat in 2006 werd gelanceerd, is het terugdringen van bepaalde vermijdbare ziektes, bijvoorbeeld door een betere voeding of verhoogde lichaamsactiviteit bij de Belgen te bevorderen.
Doelstellingen op het vlak van voeding en een globale benadering Het NVGP is een globaal referentiekader bepaald door het federale niveau maar moet rekening houden met de bevoegdheden van de Gemeenschappen, met name voor de promotie van een gezonde voeding en de preventie van ziektes. Heel concreet legt het NVGP voedingsdoelstellingen vast zoals een verhoogde consumptie van groenten en fruit of een verlaagde inname van vetten. Het NVGP wordt uitgewerkt in verschillende strategische pijlers, bijvoorbeeld het informeren van de bevolking of de verbetering van de voedingsgewoonten en de fysieke activiteit van de Belgen. De FOD Volksgezondheid speelt een leidersrol in het NVGP en start tegelijk verschillende specifieke projecten op.
2010, jaar van de balans Voor het NVGP was 2010 een scharnierjaar, aangezien toen de evaluatie plaatsvond. Dit grondige werk, aangevuld met een analyse van de methodologie van het NVGP door de Universiteit van Luik, zal leiden tot een verfijning en verrijking van de inhoud van het nieuwe plan.
Een eerste vaststelling: meer dan 70% van de acties die in 2006 in het NVGP waren opgenomen, werden geconcretiseerd op het terrein, wat wijst op de kwaliteit en het volume van het geleverde werk. De campagnes werden wijd verspreid en dienden vaak als referentie tijdens beurzen of salons voor het publiek. Zo werden er meer dan 1,5 miljoen exemplaren van de gidsen uitgedeeld. De affiches van de verschillende informatiecampagnes waren ook erg in trek bij scholen en partners zoals Kind en Gezin. Op het terrein was er een lichte toename van de consumptie van groenten en fruit bij de bevolking, ook al is er geen duidelijk verband tussen deze evolutie en het NVGP.
Evalueren om te oriënteren Dankzij het geleverde werk tussen 2006 en 2010 kon men de voornaamste oriëntaties vastleggen voor de komende jaren. De transversale en globale aanpak van de problemen zal altijd de voorkeur krijgen, net als de samenwerking en het overleg met de verschillende betrokken spelers. De voedingsdoelstellingen (zout, vetten, suiker …) en de grote strategische pijlers van het eerste plan blijven prioritair. Sommige proefprojecten die hun relevantie bewezen hebben, zoals de ‘babyvriendelijke ziekenhuizen’, zullen ook worden voortgezet.
35
Gezondheid en welzijn
Eerste alcoholcontroles DG Dier, Plant en Voeding – Paul Van den Meerssche Sinds 10 januari 2010 is de FOD Volksgezondheid bevoegd voor de controle op de verkoop van alcohol aan jongeren. Stilaan merken de controleurs gelukkig een mentaliteitsverandering op het terrein en komen ze minder jongeren met alcohol tegen.
In de zomer kwamen de festivals aan de beurt. De organisatoren werden vooraf aangeschreven. “We leggen de klemtoon immers niet uitsluitend op controle en bestraffing. Preventie, informatieverstrekking en overleg zijn minstens even belangrijk,” voegt Paul hier aan toe. “Eén op vier was in 2010 niet in orde, maar we merken dat de organisatoren leren uit hun fouten en verwachten in 2011 nog betere resultaten.”
Sinds 10 december 2009 is er een wet van kracht die de verkoop van alcohol aan minderjarigen verbiedt. “Helemaal nieuw is die wet niet, want de ‘normen’ bestonden al: geen verkoop van alcohol aan min 16-jarigen, en geen sterke drank aan min 18-jarigen,” zegt Paul Van den Meerssche, diensthoofd van de Controledienst Tabak en Alcohol. “Nieuw is dat de FOD aangesteld werd om de naleving van deze wet doelgericht te controleren. Uiteraard blijft ook de politie bevoegd om vaststellingen te doen.”
Op de goede weg
In de eerste drie maanden van 2010 was er vooral aandacht voor de verkoop van alcohol via automaten. Op dit vlak vielen er immers met beperkte inspanningen snel goede resultaten te halen. De sector reageerde door e-ID-lezers op de automaten te installeren, zodat via de identiteitskaart de leeftijd van de koper kon geverifieerd worden.
36
In 2010 werden er veel ernstige problemen rond drankmisbruik op lokale fuiven vastgesteld. Dat is vaak het gevolg van onwetendheid over de regelgeving. De organisatoren zijn ook niet altijd op de hoogte van hun burgerlijke aansprakelijkheid bij alcoholgerelateerde incidenten. “Omdat we niet overal kunnen controleren, werken we nauw samen met de lokale overheden en de lokale politie, én met de Jeugdraden van de Gemeenschappen. Daarbij ondervinden we heel wat begrip en bereidwilligheid,” stelt Paul. “Onze controleurs melden ons dat we hier op de goede weg zitten. Ze worden trouwens steeds vaker uitgenodigd om hierover in de jeugdbewegingen te komen spreken.” Tenslotte is er de controle op de alcoholverkoop in winkels en cafés. “Daar moet je op heterdaad kunnen betrappen. En als controleur ’s nachts een vol café binnenstappen voor een controle is geen gemakkelijke opdracht. Gelukkig beseffen steeds meer caféuitbaters en winkeliers waar hun verantwoordelijkheden liggen. Wij van onze kant blijven intussen controleren.”
Verkoopsverbod De wet van 10 december 2009 over het verkoopsverbod van alcohol aan minderjarigen kwam er naar aanleiding van twee maatschappelijke trends: jongeren komen steeds vroeger in contact met alcohol, en tegelijk begon ‘binge drinking’ of comazuipen aan een opmars. Daarnaast hebben ook overlast of verkeersongevallen vaak een link met alcoholmisbruik. De wet kwam tot stand na overleg tussen de federale en de regionale ministers van volksgezondheid.
Gezondheid en welzijn
“
Omdat we niet overal kunnen controleren, werken we nauw samen met de lokale overheden en de lokale politie, én met de Jeugdraden van de Gemeenschappen. Daarbij ondervinden we heel wat begrip en bereidwilligheid
” 37
Gezondheid en welzijn
De nieuwe CLP-Helpdesk is actief DG Leefmilieu – Kristof Claes, Frédéric Denauw, Federaal Agentschap Leefmilieu en Producten De nieuwe CLP-regelgeving voor het etiketteren van chemische stoffen en mengsels moet de veiligheid en bescherming van de consument ten goede komen. De CLP-helpdesk maakt bedrijven en organisaties wegwijs in hun verantwoordelijkheden en verplichtingen.
“Om bedrijven die gevaarlijke chemische stoffen of mengsels op de markt brengen advies te verstrekken over hun verantwoordelijkheden en verplichtingen in het kader van de nieuwe CLP-wetgeving, hebben we samen met een medewerkster van onze projectpool een CLPhelpdesk opgericht,” gaat Kristof verder. “Die helpdesk is sinds 8 november 2010 actief en ontvangt nu een drietal vragen per dag. Daarnaast hebben we ook een brochure uitgegeven, met daarin een overzicht van de wetgeving.”
Zelfs de meest courant producten die u thuis gebruikt, bevatten chemische stoffen die gevaarlijk kunnen zijn. Dankzij het etiket kunt u deze producten gemakkelijk herkennen en ziet u meteen welke gevaren ze inhouden en hoe u zich kan beschermen.
De vragen aan de CLP-helpdesk komen telefonisch of via mail toe bij het Contact Center van Volksgezondheid en worden van daaruit doorgestuurd naar de CLP-helpdesk. Kristof: “Indien nodig kan ik dan een beroep doen op de expertise van mijn collega’s van de REACH-cel, of op (externe) experten voor specifiek wetenschappelijk, technisch of juridisch advies.”
Sinds 20 januari 2009 is er een nieuwe wetgeving van kracht voor de indeling, etikettering en verpakking van chemische stoffen en mengsels. “Deze zogenaamde CLPverordening introduceert in de hele Europese Unie een totaal nieuw systeem om chemicaliën te klasseren en etiketteren,” zegt Kristof Claes, die verantwoordelijk is voor de CLP-helpdesk. “CLP staat voor ‘Classification – Labelling – Packaging’ en omvat drie belangrijke verplichtingen: de classificatie van de gevaarlijke stoffen en mengsels, de communicatie naar de verbruikers via etiketten en veiligheidsinformatiebladen met nieuwe pictogrammen, gevarenaanduidingen en veiligheidsaanbevelingen, en de registratie van alle substanties in een voor het grote publiek toegankelijke databank.”
38
“De European Food Safety Authority heeft van bij haar oprichting een nauwe en doeltreffende samenwerking opgebouwd met België. In 2010 werd die samenwerking nog versterkt dankzij het progressieve werkprogramma van het Belgisch Voorzitterschap. Dat programma benadrukte de Belgische steun aan de Europese 2020-strategie, waarbij de nadruk wordt gelegd op duurzame innovatie en de oprichting van een kenniseconomie in de EU. Die thema’s zijn erg belangrijk voor de EFSA. Via haar activiteiten betreffende de evaluatie van producten en stoffen die op de EU-markt worden gebracht, zorgt de EFSA ervoor dat die producten reële, tastbare voordelen bieden aan onze consumenten, en bijgevolg duurzaam zijn op lange termijn, de volksgezondheid beschermen en duurzame economische ontwikkeling ondersteunen in de autochtone Europese agro-levensmiddelenindustrie. Net als in andere economische sectoren hangt de aanvaarding door de consument van technologieën en innovatie ook in de levensmiddelenindustrie af van het vertrouwen in de wetenschap die ten grondslag ligt aan het beleid en in de experts die de wetenschappelijke kennis leveren. Dat was het thema van de internationale rondetafel die in oktober 2010 in Brussel werd georganiseerd door de voorzitter van de Raad van de ministers van landbouw van de EU, Minister Sabine Laruelle, samen met de meeting van het Management Board van de EFSA. Ik was zeer verheugd met de gelegenheid te kunnen bijdragen aan een erg succesvol evenement over een onderwerp dat steeds belangrijker wordt voor alle wetenschappelijke organisaties. De EFSA was eveneens verheugd te kunnen deelnemen aan een internationaal symposium dat door de EFSA en het FAVV in het kader van het Voorzitterschap werd georganiseerd omtrent een van de belangrijkste opkomende voedingstechnologieën -nanotechnologie- en dat samenviel met de 38ste bijeenkomst van het EFSA adviesforum in Brussel in november 2010. Ter conclusie zou ik België willen feliciteren met zijn succesvol Voorzitterschap en zou ik de Belgische autoriteiten willen bedanken, en in het bijzonder directeur-generaal Marc De Win van de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu en zijn diensten, voor de bijzonder vlotte samenwerking met de EFSA over de hele periode.”
Gezondheid en welzijn
Catherine Geslain-Lanéelle Executive Director EFSA
39
Gezondheid en welzijn
Het verbod op kwik, een cruciale uitdaging DG Leefmilieu – Donatienne Monfort, Federaal Agentschap Leefmilieu en Producten Kwik is een metaal dat al sinds de oudheid gekend is en nog vaak wordt gebruikt in de industrie en diverse consumptiegoederen. Maar kwik vormt ook een ernstig gevaar voor de gezondheid en het milieu. Een internationaal verdrag om, in de mate van het mogelijke, de emissies van kwik te verbieden, wordt momenteel voorbereid onder het toezicht van het United Nations Environment Programme (UNEP). In het kader van het Europese Voorzitterschap heeft België een aantal expertenvergaderingen georganiseerd om een gemeenschappelijk standpunt te vinden. Sommige kenmerken van kwik, zoals zijn antiseptische eigenschappen of het gebruik in legeringen, verklaren de aanwezigheid van de stof in tal van industriële producten en processen. Kwik wordt in verschillende vormen gebruikt in meettoestellen, vaccins, elektronische bestanddelen of als pesticide. Kwik heeft ook toepassingen in industriële processen, onder meer voor de productie van chloor en soda, en wordt in grote hoeveelheden gebruikt bij goudwinning. Het is ook aanwezig in de natuur, in verschillende mineralen en in steenkool.
Kwik, een uiterst giftige stof Kwik is zelfs bij zeer kleine dosissen giftig, vooral voor de ontwikkeling van het zenuwstelsel van jonge kinderen, ook
40
als ze er tijdens de zwangerschap aan worden blootgesteld via hun moeder. Kwik is een persistente stof: het heeft een oneindige levensduur en is giftig in al zijn vormen. Na de lozing in het milieu zorgt een reeks transformaties voor de vorming van methylkwik, een uiterst giftige stof die zich opstapelt in de voedselketen en mensen en dieren aantast, voornamelijk via de consumptie van vis. Methylkwik blijkt ook enorme afstanden af te leggen – het wordt in hoge concentraties teruggevonden aan de polen. Om echt efficiënt te zijn moet het verbod dus internationaal en globaal zijn.
dit proces omdat de Unie al tal van wetgevende maatregelen heeft getroffen op basis van de ‘Europese Kwikstrategie’ van 2005. De onderhandelingen rond dit verdrag zullen tussen 2010 en 2013 plaatsvinden in vijf sessies en uiteindelijk zal het verdrag tegen 2017 in werking treden. Japan, ooit het slachtoffer van een zware kwikvervuiling, heeft de partijen uitgenodigd op een diplomatieke conferentie voor de ondertekening van het verdrag, dat waarschijnlijk het ‘Verdrag van Minamata’ genoemd zal worden.
Een internationaal eliminatieverdrag
Voorbereidende vergaderingen van experts
Daarom heeft UNEP, het milieuprogramma van de VN, in 2009 een onderhandelingscomité gemandateerd om een verdrag op te stellen voor het verbod op alle emissies van kwik met het oog op de bescherming van de volksgezondheid en het milieu. Dit verbod moet evenwel rekening houden met de aanwezigheid van kwik in zijn natuurlijke vorm op onze planeet. De maatregelen moeten dus gericht zijn op emissies door menselijke activiteiten. De onderhandelingen moeten leiden tot verbodsbepalingen op basis van maatregelen op domeinen zoals handel, afvalbeheer, industriële producten en processen, goudwinning, mijnbouw, de terbeschikkingstelling en opslag van het product en de sanering van besmette sites.
In deze context, en meer bepaald in het kader van het Belgische Voorzitterschap van de Europese Unie, werden op 14 september en 17 december 2010 expertenvergaderingen georganiseerd. “Het doel? Het standpunt van de Europese Unie voorbereiden voor INC2, de tweede onderhandelingsronde voor het verdrag die in januari 2011 in Japan plaatsvindt”, zegt Donatienne Monfort, die de leiding heeft in het ‘kwikdossier’ voor het CCIM, het orgaan belast met de voorbereiding van de Belgische standpunten tijdens de internationale onderhandelingen over het milieu. “Het voorbereidende expertisewerk heeft geleid tot een gefundeerde, objectieve technische basis voor het werk van de groep ‘Internationaal Leefmilieu’ van de Raad. Deze gesprekken vormden een onmisbare basis die heeft geleid tot een consensus tussen de Lidstaten en met de Commissie. Zo heeft de Europese Unie een ambitieus standpunt kunnen verdedigen tijdens de onderhandelingen van INC2.”
Er zullen specifieke plannen en uitzonderingen moeten worden vastgelegd, onder meer op basis van de verschillende situaties in de respectieve regio’s van de wereld, maar met een geleidelijke wereldwijde invoering van de verbodsmaatregelen. Europa moet een leidersrol spelen in
Gezondheid en welzijn
De baai van Minamata, martelaar van het kwik Tijdens zijn levenscyclus in het milieu heeft kwik de neiging zich op te hopen en te versterken in bepaalde elementen in de voedselketen, onder de bijzonder toxische vorm van methylkwik. Tijdens de jaren ’50 en ’60 hebben duizenden Japanners die rond de baai van Minamata woonden hiervan de verschrikkelijke gevolgen ondervonden. Een fabriek loosde met kwik besmet afvalwater in de baai en besmette zo de vissen waarmee de lokale bevolking zich voedde. De medische autoriteiten hebben lang rond de pot gedraaid wanneer het ging om de identificatie van de oorzaak van de symptomen onder de bevolking. Dit incident heeft Japan ertoe aangezet te kiezen voor preventie bij het beheer van milieurisico’s.
Roland Moreau, Directeur-generaal “Het Voorzitterschap heeft gezorgd voor intense samenwerking tussen alle publieke partners. Vanaf 2008 hebben de federale overheid en de gewesten aanzienlijke financiële en menselijke middelen ingezet (meer dan 3 miljoen euro en een team dat specifiek hiervoor werd aangeworven) om een succes te maken van de historische conferenties van Nagoya (Biodiversiteit) en Cancun (Klimaatverandering) en van de evenementen die in België georganiseerd werden. Op die manier kregen onze experts de nodige ruimte om zich te concentreren op hun rol van coördinator en bemiddelaar en om, steeds in overleg met de gewesten, niet langer ‘klassieke’ Belgische standpunten voor te bereiden, maar Europese standpunten die beslissend zijn geweest voor het afsluiten van internationale akkoorden.”
41
Gezondheid en welzijn
Voor een propere en veilige verwarming DG Leefmilieu - Michel Degaillier, Federaal Agentschap Leefmilieu en Producten De efficiëntie van verwarmingsapparaten zoals kachels, inzetkachels of verwarmingsketels is niet alleen een kwestie van zuinigheid, maar heeft een impact op het milieu en de volksgezondheid. Daarom legt een Koninklijk Besluit voortaan strikte normen vast die het op de markt brengen van deze apparaten reglementeert.
Brandhout, pellets, houtplaten, kolen: vaste brandstoffen maken een stevige comeback in de Belgische huizen. En de verwarmingstoestellen die dit type brandstof verbruiken, zoals de kachels, inzetkachels, pelletkachels, verwarmingskachels en ketels, volgen logischerwijze dezelfde trend. Zowel voor de consument als voor ons milieu en voor de volksgezondheid is het van belang dat de apparaten die in België op de markt worden gebracht, aan bepaalde kwaliteitsnormen beantwoorden.
Rendement, CO en stof De consument heeft er alle belang bij dat zijn verwarmingsapparaat hem het grootst mogelijke rendement oplevert, omdat dit de uitstoot van CO2 en atmosferische vervuilers beperkt en ook de energiefactuur verlaagt. Een goed rendement is ook van belang voor de bevoorrading: onze natuurlijke rijkdommen moeten de kans krijgen om opnieuw aan te groeien. Alles wat we verbranden moet vervangen kunnen worden! Verbranding maakt koolstofmonoxide vrij (CO), wat dodelijk kan zijn, en stoffen die even schadelijk kunnen zijn voor de gezondheid. Het niveau van deze emissies moet dus perfect onder controle zijn.
Voorwaarden om toegang te krijgen tot de markt Al deze elementen leidden tot de publicatie van het Koninklijk Besluit van 12 oktober 2010 ‘dat de minimale rendementseisen regelt en de uitstootniveaus van verontreinigende stoffen van verwarmingsapparaten die worden gevoed met solide brandstoffen.’ Met deze nieuwe reglementering wil men normen opstellen waaraan deze verwarmingstoestellen moeten voldoen om toegang te krijgen tot de Belgische markt. Concreet zal de toegang tot de markt maar mogelijk zijn als men een minimale drempel respecteert voor het rendement van de toestellen, maar ook limietwaarden voor de uitstoot van stoffen en CO bij de verbranding. “Dit koninklijk besluit is de verlenging van de “Lente van het milieu 2008,” legt Michel Degaillier uit. “Buiten zijn meerwaarde op het vlak van milieu en volksgezondheid is dit goed nieuws voor de Belgische fabrikanten van deze verwarmingstoestellen. De KMO’s die begaan zijn met de kwaliteit van hun productie kregen immers te maken met een vorm van deloyale concurrentie. Het ging om producten die meestal geïmporteerd waren en van middelmatige kwaliteit, aangeboden tegen bodemprijzen. En de consument, aangetrokken door deze goedkope producten, was zich maar zelden bewust van de slechte prestaties van deze verwarmingstoestellen.” Het nieuwe Koninklijk Besluit zal binnenkort worden aangevuld met een reglementering die zal focussen op brandstoffen en meer bepaald op pellets, volgens dezelfde kwaliteitsfilosofie.
42
Gezondheid en welzijn De vereisten in de praktijk Het nieuwe KB voorziet de eis voor fabrikanten en invoerders van deze verwarmingsapparaten om de normen te respecteren op het vlak van rendement, maar ook wat de CO-emissies en stoffen betreft. Hiervoor moet de fabrikant een verklaring invullen bij de FOD Volksgezondheid. De verklaring gebeurt elektronisch via een speciale website. De waarden die in de verklaring worden opgenomen, moet gevalideerd zijn door erkende laboratoria. Er zullen controles worden uitgevoerd om de gecommuniceerde gegevens te controleren.
43
Gezondheid en welzijn
Binnenhuisvervuiling, een groot probleem DG Leefmilieu – Fabrice Thielen, Federaal Agentschap Leefmilieu en Producten De lucht die we inademen in onze gebouwen wordt aangetast door een aantal chemische dampen. Het is dus belangrijk dat we een beleid invoeren gericht op de producten die deze dampen veroorzaken. Gemiddeld brengen we 80% van onze tijd binnenshuis door. De lucht die we daar inademen wordt echter vervuild door chemische stoffen afkomstig van bouwmaterialen, onderhoudsproducten, meubels of luchtverfrissers. Deze chemische stoffen hebben een rechtstreekse invloed op onze gezondheid en kunnen ademhalingsproblemen veroorzaken.
Een Europese workshop DE LUCHT IN
UW HUIS HEEFT
EEN SCHOON
MAAKBEURT
In de context van het Belgische Voorzitterschap van de Europese Raad heeft het federaal agentschap ‘Producten Leefmilieu’ hierover een workshop georganiseerd. Bedoeling was de Europese Commissie aan te sporen tot actie en op Europees niveau vorderingen te boeken.
NODIG.
al buitenlucht, ookdat ver vuild dan de t gezegd ht is vaak meer . Het hoeft nie Onze binnenlucnsen zich hiervan bewust d en ons milieu. me hei r ond doo in zijn weinig ft voor onze gez van onze tijd ar liefst 90% ling van buitenaf onze dit gevolgen hee ngen we ma Nochtans bre tes. Uiteraard kan ver vuivuilers in onze woning gesloten ruim dringen. Maar veel verDe lucht in onze ruimtes woning binnenng komen van binnen. de bouwmaterialen en rook. of werkomgevik aangetast door bepaal sen en tabaks wordt namelijoducten, verbrandingsgas de voornaamste oorzaken onderhoudspr ant vindt u een tabel met enkele eenvoudige tips Op de achterk htvervuiling. U vindt er ookf- en werkruimte een stuk van binnenluc mijden, zodat u zelf uw lee om deze te vert maken. gezonder kun
:16 2/04/09 15:52
ndd 1
48 NL5.i 3 leaflet 210x1
S0108400
44
De workshop op 23 en 24 september 2010 werd bijgewoond door meer dan 150 Europese deelnemers. Een vijftiental sprekers schetsten een beeld van de huidige situatie en bespraken mogelijke beleidslijnen. De conclusie van het evenement was dat actie essentieel was. Beleidslijnen
moeten gericht zijn op de producten die de dampen veroorzaken, in het bijzonder bouwmaterialen, door strengere normen en een betere communicatie naar het brede publiek, bijvoorbeeld via speciale labels of informatie over hoe men blootstelling kan verminderen, onder meer via een correcte ventilatie. De workshop werd afgesloten met de vraag naar een Europees groenboek over deze kwestie.
Globale en transversale beleidslijnen Om efficiënt te zijn moeten beleidslijnen transversaal benaderd worden, met een evaluatie van de rechtstreekse of onrechtstreekse impact die een bepaalde maatregel op andere problemen kan hebben. Beleidslijnen ter verbetering van de isolatie van woningen hebben bijvoorbeeld een invloed op de binnenhuisvervuiling: een verhoogde isolatie leidt tot een verminderde afvoer van de chemische dampen als de woning niet is uitgerust met een efficiënt ventilatiesysteem. Binnenhuisvervuiling moet dus worden opgenomen in de globale politieke reflecties over veranderende productie- en consumptiewijzen. Naast de organisatie van de workshop werd er ook aanzienlijk voorbereidend werk geleverd voor de Europese Raad. De conclusies van de Raad omvatten de vraag naar een nieuw Europees plan voor ‘Leefmilieu – Gezondheid’.
John Dalli, Europees Commissaris voor Gezondheid en Consumentenbeleid “Tijdens de informele vergadering van de ministers van Volksgezondheid van de EU, die plaatsvond tijdens het Belgisch Voorzitterschap, werden een aantal thema’s behandeld die cruciaal zijn voor onze burgers, zoals de strijd tegen kanker, het beheer van de A/H1N1 grieppandemie en gezondheidsveiligheid. De Commissie is verheugd dat de constructieve en positieve discussies tijdens die vergadering de lidstaten ertoe hebben aangezet om hun volledige steun te bieden aan het Europees partnerschap voor kankerbestrijding. De lidstaten hebben ook hun steun betuigd voor een vrijwillig systeem voor de gezamenlijke aanschaf van vaccins en antivirale middelen in geval van een pandemie, en voor nauwere samenwerking tussen de lidstaten wanneer er zich een gezondheidsveiligheidscrisis voordoet.”
Gezondheid en welzijn
Jan Eyckmans, Diensthoofd Externe Communicatie & Woordvoerder van de FOD “Het Belgische Voorzitterschap van de EU was voor het communicatieteam een bijzonder boeiende maar drukke periode. In hoog tempo werden voor talloze evenementen programmabrochures en werkdocumenten klaargestoomd en de websites van het Voorzitterschap werden dagelijks gevoed met nieuwe informatie. Het contact met de internationale pers, met communicatiecollega’s uit de 27 lidstaten en met de delegaties uit al die verschillende landen verliep uitstekend. Het spreekt voor zich dat ik fier ben op mijn team omdat ze bewezen hebben dat ze ook in internationale context tot de beste behoren.”
45
Nagoya Geluidsarme machines
Kyoto
Ozonlaag
Nano Afval
46
Milieu en biodiversiteit
47
Milieu en biodiversiteit
Nagoya: belangrijke stappen vooruit voor biodiversiteit en klimaat DG Leefmilieu – Ines Verleye Sinds het afsluiten van het biodiversiteitsverdrag of CBD (Conventie over Biodiversiteit) in Rio de Janeiro in 1992 komen alle deelnemende landen om de twee jaar samen in een vervolgconferentie. COP10 (de tiende ‘Conference of the Parties’) vond vorig jaar plaats, tijdens het Belgisch Voorzitterschap van de EU, in het Japanse Nagoya.
De Belgische delegatie, geleid door projectverantwoordelijke Ines Verleye, nam vooraf onder het Spaans Voorzitterschap al deel aan twee voorbereidende vergaderingen. “Daardoor konden we onderhandelingservaring opdoen en stonden we als Voorzitterschapsteam sterker in Nagoya,” benadrukt Ines. “We hebben de landen van de EU op één lijn gekregen en konden in Nagoya dus ook met één stem spreken. Een hele uitdaging, maar ook één van de redenen waarom Nagoya een succes is geworden. Het succes van COP10 bewijst verder dat de internationale gemeenschap wel nog steeds in staat is belangrijke multilaterale beslissingen te nemen wat het leefmilieu betreft. We hebben hier als België trouwens heel wat credibiliteit mee gewonnen, zowel binnen de EU als op wereldvlak. En dat heeft er mee toe geleid dat België nu, namens de EU, één van de tien vicepresidenten van de CBD is in het COP10 Bureau.”
Drie belangrijke doorbraken Nagoya heeft onder meer geleid tot een Strategisch Plan 2011-2020 met betrekking tot het behoud en duurzaam gebruik van de biodiversiteit, en ook tot het ABS-protocol (‘Access & Benefit Sharing’), dat de toegang tot en de eerlijke verdeling van de voordelen van het gebruik van genetische rijkdommen garandeert. Tenslotte bevestigde Nagoya ook het belang van een strategie voor het mobiliseren van de nodige middelen, vooral dan ten behoeve van de ontwikkelingslanden, om het verdrag en het strategisch plan te kunnen uitvoeren.
48
“Het concept van duurzame ontwikkeling gaat immers niet uitsluitend over de toepassing van milieutechnologie, maar vooral ook over het invoeren van een groene economie die ten volle rekening houdt met de waarde van en het beter beheer van natuurlijke rijkdommen,” gaat Ines verder. “En dat hebben we op de politieke agenda willen brengen.”
49 Raadsconclusies Dit alles heeft onder meer geleid tot 49 raadsconclusies die de in Nagoya genomen beslissingen op Europees vlak in de praktijk moeten omzetten. Zo is er heel wat vooruitgang geboekt in het kader van de integratie van biodiversiteit in productiesectoren met verschillende concrete doelstellingen in het Strategisch Plan die nu moeten worden vertaald naar de Europese Biodiversiteitsstrategie.. Andere maatregelen betreffen REDD+ (Reducing Emissions from Deforestation and forest Degradation), waarbij gemikt wordt op het verminderen van de uitstoot van broeikasgassen door het vermijden van ontbossing en het voeren van een beleid van duurzaam bosbeheer, de bescherming van beschermde gebieden en van de biodiversiteit in zee en in de kustgebieden, van bossen en binnenwateren, de bestrijding van invasieve soorten, en de productie van biobrandstoffen. Gezien het belang van biodiversiteit en ecosysteem diensten voor duurzame ontwikkeling zal de uitkomst van COP10 in Nagoya een belangrijke bijdrage leveren aan de Rio+20 top in 2012.
Milieu en biodiversiteit
Biodiversiteit, de uitdaging van 2010 DG Leefmilieu – Sabine Wallens België heeft geprofiteerd van zijn zes maanden durend Voorzitterschap van de Europese Unie om een maximale zichtbaarheid te verlenen aan het belang van biodiversiteit. Om te debatteren over de economische en maatschappelijke waarden ervan, organiseerde de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu, een conferentie op Europese schaal. Ondanks de engagementen van de internationale gemeenschap ten voordele van de biodiversiteit komen de resultaten niet tegemoet aan de verwachtingen. Het doel om het verlies aan biodiversiteit te stoppen tegen 2010 werd niet bereikt. De rijkdom van onze biodiversiteit is nog altijd bedreigd. De VN had de ambitie om onze aandacht te vestigen op deze uitdagingen en riep 2010 uit tot het jaar van de biodiversiteit. Van Belgische kant werd dit jaar afgesloten met een grootschalig evenement in het kader van het Europees Voorzitterschap – deskundig geleid door de FOD.
Biodiversiteit, een economisch en sociaal kapitaal “Het doel van de conferentie was om de economische en maatschappelijke waarde van biodiversiteit naar voren te brengen,” zegt Sabine Wallens, specialiste biodiversiteit bij het DG Leefmilieu. “Concreet stuurden we deze boodschap aan privébedrijven: dat hun activiteiten een invloed hebben op de biodiversiteit en dat het verlies van deze rijkdom gevolgen heeft
voor de sector.” Biodiversiteit beperkt zich niet tot natuurbehoud. “Het duurzaam gebruik van middelen staat ook centraal in deze uitdaging. Een beperking van de toegang tot water, tot voedsel of tot grondstoffen als hout zou automatisch een socio-economische invloed hebben op ons allemaal.”
Balans en privé-initiatieven Deze kwesties stonden centraal in de debatten die de conferentie animeerden in december 2010. “Het was een mooie gelegenheid om een balans op te maken van de initiatieven die al waren genomen op internationaal niveau, in Europa en België, met de resultaten van de Conferentie van de Partijen van de Conventie over Biologische Diversiteit (Nagoya, oktober 2010), de Europese strategie ‘biodiversiteit 2020’ en het objectief voor een groenere en meer duurzame toekomst van de strategie ‘Europa 2020’. Maar de conferentie was ook een plek waar diverse spelers ervaringen uitwisselden over strategieën rond biodiversiteit (openbare en privébedrijven, verenigingen, consumenten, vakbonden en groene NGO’s). Sabine: “Het was interessant om te zien hoe bepaalde bedrijven rekening houden met deze kwesties in hun beleid, want er bestaan oplossingen! Zoals het feit dat een supermarktketen een beroep deed op filialen met een MSC-label voor de vis die ze verkopen. Sommige cementfabrieken zorgen voor de herinrichting van hun steengroeven of onderbreken hun activiteiten op plekken en tijdstippen die van cruciaal belang zijn voor nesten van bepaalde rassen. Infrabel, de beheerder van spoorweginfrastructuren, voorziet bij de bouw van een viaduct een passage voor de dieren.”
En als er een balans moet worden opgemaakt? Om de objectieven te bereiken die op internationaal niveau en in de nieuwe Europese strategieën zijn vastgelegd, en dus om het verlies van biodiversiteit te beperken, is het belangrijk om financiële middelen en innoverende mechanismen te vinden. Hiervoor is het ook nodig om zoveel mogelijk mensen te mobiliseren, met inbegrip van de bedrijven. Met het oog op de invloed die ze hebben op de biodiversiteit is het belangrijk om de bedrijfswereld zover te krijgen dat ze samenwerken, bijvoorbeeld door publieke/privépartnerships te organiseren.
Sensibiliseren en schetsen! Wat is nu de eindbalans van de conferentie? “Dankzij de kwaliteit van de deelnemers en van de debatten werd het een succes. De debatten hebben het mogelijk gemaakt om verbanden te leggen tussen de verschillende spelers die betrokken zijn bij biodiversiteit. Dat is een stap vooruit om ze te sensibiliseren over de concrete invloeden van het verlies ervan. De discussies waren een gelegenheid om na te denken over de lancering van nieuwe initiatieven vanaf 2011 op het niveau van de Europese Unie, maar ook op Belgisch niveau!”
49
Milieu en biodiversiteit
België als bruggenbouwer DG Leefmilieu – Peter Wittoeck Het Kyoto Protocol uit 1997 heeft doelstellingen voor de beperking van broeikasgassen vastgelegd tot eind 2012. Maar hoe moet het daarna verder? Om dat te bepalen, werd eind 2009 de Klimaattop van Kopenhagen georganiseerd. Hoewel het vertrouwen vooraf groot was, bracht Kopenhagen niet het verhoopte resultaat. In Cancún probeerden de onderhandelaars een consensus te bereiken. Van “Nopenhagen” naar “Cancún can!” Voor de Top van Kopenhagen waren de verwachtingen hooggespannen en ook de politieke inzet was nooit eerder zo hoog. Maar het verhoopte resultaat bleef uit. Hierdoor ging het vertrouwen verloren en werd door sommigen zelfs twijfel gezaaid over de rol van de Verenigde Naties en een multilaterale aanpak van het klimaatprobleem in het algemeen. Kopenhagen liet een zware kater na en 2010 begon dus onder een moeilijk gesternte. In dit moeilijk klimaat begon België aan het Voorzitterschap van de Europese Unie.
50
Herstellen van het vertrouwen De internationale klimaatonderhandelingen zijn lang en complex omdat er zoveel landen bij betrokken zijn, vaak met uiteenlopende of tegenstrijdige belangen. Zo hebben de ontwikkelingslanden het meest te lijden onder de opwarming van de aarde, terwijl de geïndustrialiseerde landen de grootste vervuilers zijn. Dat de emissies van een aantal groeieconomieën sterk toenemen en dat sommige landen eigenlijk liever geen krachtig internationaal klimaatbeleid zien, maakt het probleem er niet minder complex om. Mexico, het gastland van de conferentie van Cancún, leidde het verdere verloop van de onderhandelingen. Als midden-inkomensland was Mexico immers goed geplaatst om noord en zuid te verzoenen.
Op weg naar Cancún De belangrijkste doelstelling van de Klimaattop van Cancún was het pad te effenen voor een globaal akkoord voor de periode na 2012. Om die Klimaattop voor te bereiden werden er eerst voorbereidende onderhandelingssessies in Bonn en Tianjin georganiseerd. De resultaten die daar bereikt werden, konden dan als basis dienen voor de formele onderhandelingen. Als voorzitter van de Europese Raad was het dan aan België om ‘met één stem’ het standpunt van Europa te vertegenwoordigen. “We hebben dit gedaan als ‘bruggenbouwer’, met een open, constructieve houding ten aanzien
van de verzuchtingen van de meest kwetsbare landen”, vertelt Peter Wittoeck. De resultaten kunnen positief genoemd worden: het multilateraal regime heeft zichzelf bewezen, het voortbestaan van het proces is gehandhaafd, er werd een pak beslissingen genomen (de zogenaamde Cancún Agreements) die het perspectief op een duurzaam en in het internationale recht verankerde akkoord binnen bereik houden.
Schitterende samenwerking Voor de dienst klimaatverandering van de FOD, die het geheel coördineerde, was 2010 dus een hele uitdaging. Of liever: een hele reeks uitdagingen. Het herstellen van het vertrouwen, het coördineren van de vele vergaderingen (3 in plaats van slechts 1 in een ‘normaal’ jaar in de internationale onderhandelingscyclus), het formuleren van de Europese positie, het uitdragen van deze positie naar de internationale onderhandelingspartners, … De samenwerking in een hecht teamverband met de collega’s van de andere federale departement en van de drie Gewesten en met externe medewerkers van verschillende nationaliteiten was hierin zeker een doorslaggevende succesfactor. Maar ook de extra inspanningen van de collega’s van de dienst die niet direct bij het Voorzitterschap waren betrokken, maar op het thuisfront een aantal extra taken op zich namen, waren onmisbaar. “Ik ben echt fier op ons team,” zegt Peter. “Wij zijn het levende bewijs dat samenwerking in België en daarbuiten echt mogelijk is.”
Milieu en biodiversiteit
“
We hebben dit gedaan als ‘bruggenbouwer’, met een open, constructieve houding ten aanzien van de verzuchtingen van de meest kwetsbare landen. Ik ben echt fier op ons team. Wij zijn het levende bewijs dat samenwerking in België en daarbuiten echt mogelijk is.
” 51
Milieu en biodiversiteit
Patricia Espinosa, Minister van Buitenlandse Zaken, Mexico “Ik zou mijn oprechte dankbaarheid willen uitdrukken voor de deelname van België aan de 16de Conferentie van de Partijen bij het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake Klimaatverandering en de 6de Conferentie van de Partijen die dient als het overleg van de Partijen bij het Protocol van Kyoto. Dankzij jullie verantwoordelijkheidszin, de flexibiliteit die jullie aan de dag legden op sleutelmomenten en jullie aanzienlijke bijdragen aan het proces konden we dit schitterende resultaat behalen.”
52
Hilde Walschaerts, VRT Kyoto-coördinator
Dirk Draulans, VRT “Het was leuk en boeiend om een zwerftocht te kunnen maken langs een aantal mooie, maar ook minder mooie, aspecten van de natuur in ons land. En het was hartverwarmend te vernemen dat deze zwerftocht in tal van Vlaamse huiskamers gesmaakt werd, én in vele scholen in het onderwijs wordt gebruikt. Een succesnummer!”
“Biodiversiteit in België was een groots opgezet project met zeer gemotiveerde partners naar aanleiding van het jaar van de biodiversiteit. Samen hebben we de koppen bij elkaar gestoken en de handen uit de mouwen gestoken om er met veel enthousiasme iets moois van te maken. Het schitterende aan dit project is dat we de moeilijke term biodiversiteit hebben kunnen vertalen naar nuttige weetjes en tips voor het grote publiek via radio en televisie. We hebben biodiversiteit dichter bij de mensen gebracht en ze aangezet tot eigen actie. Want alle beetjes helpen voor de bijtjes! En zo kreeg biodiversiteit vleugels in België.”
Milieu en biodiversiteit
Piepklein maar met veel effect DG Leefmilieu – Mara Curaba, Federaal Agentschap Leefmilieu en Producten Nanotechnologieën maken de weg vrij voor een eindeloze waaier toepassingen in ons dagelijks leven. Het is niet alleen belangrijk ze te bestuderen, maar ook om te kaderen hoe het zit met het resultaat van die studies: het op de markt brengen van nanomaterialen. Dit is een breed werkterrein, en het debat werd gelanceerd tijdens een ‘high-level’-meeting in het kader van het Belgisch Voorzitterschap. Structuren op nanometrische schaal (een miljoenste van een millimeter, ongeveer 100.000 keer kleiner dan de diameter van een menselijk haar) hebben in de natuur al altijd bestaan. De verbazingwekkende weerbaarheid van schelpen die zijn bedekt met een nanostructuur van paarlemoer en de ‘zelfreinigende’ eigenschappen van lotusbladeren bedekt met nanometrische oneffenheden, zijn slechts enkele voorbeelden.
Nanowereld Deze verbazingwekkende eigenschappen hebben de interesse gewekt van wetenschappers en industriëlen die hebben geprobeerd om ze te begrijpen en te reproduceren. Nanomaterialen werden geïntroduceerd in tal van consumptieartikelen: cosmetica, speelgoed, elektronisch gereedschap, auto’s, textiel, enz. Mara Curaba van de dienst risicobeheersing van het DG Leefmilieu, legt uit: “Volgens een studie van de National Science Foundation, in de VS zouden de economische belangen die te maken hebben met de komst van nanotechnologieën op wereldvlak de kaap van 1.000 miljard dollar moeten bereiken per jaar tegen 2015.”
Mogelijke voordelen maar ongekende risico’s De “nanowereld” maakt volop deel uit van ons dagelijks leven. Toch weten we maar weinig over de mogelijke invloed van nanomaterialen op onze gezondheid en het milieu. Mara: “Deze materialen zouden een bron van vervuiling kunnen worden tijdens hun productie en hun consumptie. Nu moeten we ons vragen stellen bij hun mogelijke toxiciteit of ecotoxiciteit.” Op dit moment vallen nanomaterialen onder de REACHwetgeving. Toch werden nog geen internationale definities van nanomaterialen of specifieke testmethodes gevalideerd. De toepasbaarheid van de wetgeving is dus erg twijfelachtig. Bovendien is er geen enkel overzicht van de nanomaterialen die beschikbaar zijn op de markt, noch van de hoeveelheden. We moeten dus adequate tools ontwikkelen om te garanderen dat de nanomaterialen die geproduceerd en gebruikt worden veilig zijn voor de gezondheid en het milieu. DG Leefmilieu heeft het debat gelanceerd over de opspoorbaarheid van nanomaterialen door een high levelmeeting te organiseren op 14 september 2010: “Toward a regulatory framework for the traceability of nanomaterials”. België heeft de ontwikkeling van verplichte geharmoniseerde databases van nanomaterialen (en van de producten die er bevatten) ondersteund om werknemers, consumenten en het milieu te beschermen en om tegelijkertijd de ontwikkeling van een gezonde en stabiele economie te garanderen. In november 2010 werd een groep van specialisten opgericht, afkomstig uit de Europese lidstaten en de Europese Commissie, om een consensus voor te stellen om de nationale databases op geharmoniseerde wijze te ontwikkelen.
Acties in 2010 Internationale acties • Project voor de harmonisering van de nationale gegevens • Opvolging van de werken van de OCDE: • Voorbereiding van begeleiding van testen aangepast aan nanomaterialen • Peterschapsproject voor de evaluatie van nanometrische siliciumdioxide, titaniumdioxide en nanobuizen van koolstof Nationale actie • Project binnen de CIMES (operationeel programma 2009/2013 van NEHAP) over de nanomaterialen en hun gevolgen voor de gezondheid.
53
Milieu en biodiversiteit
Justitie en biodiversiteit in debat te Brussel DG Leefmilieu – Maud Istasse De bescherming van de biodiversiteit is een prioriteit op Europees niveau. De feiten zijn erg onrustwekkend: het gaat voortdurend slechter met fauna en flora en biotopen gaan in een exponentieel stijgend tempo verloren. In 2010 – niet alleen het internationaal jaar van de biodiversiteit maar ook dat van het Belgisch Voorzitterschap van de Europese Raad – werd de jaarlijkse conferentie van het Forum van Milieurechters van de Europese Unie (EUFJE) in Brussel georganiseerd. “EUFJE is een vereniging van rechters die in milieuzaken gespecialiseerd zijn” legt Maud Istasse uit. “Traditioneel organiseert de vereniging de jaarlijkse conferentie in het kader van een van de twee halfjaarlijkse voorzitterschappen. In 2010 viel de keuze op België. Het voornaamste doel van de conferentie is deze rechters op hoog niveau in staat te stellen ervaringen uit te wisselen.”
verduidelijkt Maud. “Voor de bescherming van de biodiversiteit in Europa wezen de deelnemers ook op het belang van gerechtelijke sancties – strafmaatregelen – in geval van inbreuken. In de praktijk moet men soms vaststellen dat er onvoldoende gerechtelijke middelen zijn, waardoor men al snel afglijdt naar administratieve sancties, terwijl een strafrechtelijk antwoord geschikter zou zijn.”
Gerechtelijke straffen om de biodiversiteit te beschermen
Een première in België
De FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu was actief betrokken bij de organisatie en de financiering van de conferentie, die plaatsvond op 18 en 19 oktober 2010. Het thema van de biodiversiteit kwam al vlug ter sprake, met nadruk op de implementatie van de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn. “De besprekingen gingen over de manier waarop de lidstaten deze richtlijnen uitvoeren, maar ook voorbeelden uit de jurisprudentie kwamen aan bod”,
54
De biodiversiteit in Europa beschermen – een vanzelfsprekendheid
Een van de hoogtepunten van de conferentie was een première: de Europese officieren van justitie gespecialiseerd in leefmilieu kregen de gelegenheid om deel te nemen aan een sessie die speciaal voor hen werd georganiseerd. Dit initiatief is niet onbelangrijk: het zou in de toekomst kunnen leiden tot de oprichting van een vereniging van de Europese officieren van justitie belast met milieuzaken, naar het voorbeeld van de EUFJE.
De cijfers zijn duidelijk: de bescherming van de biodiversiteit in Europa moet prioriteit krijgen! Niet minder dan 42% van de zoogdieren worden als bedreigd beschouwd, net als 15% van de wilde vogels, 49% van de reptielen en 21% van de planten. Misdrijven tegen het milieurecht – zoals illegale handel in beschermde diersoorten – worden soms begaan door criminele organisaties die ook betrokken zijn bij andere vormen van misdaad. Het kan immers behoorlijk winstgevend zijn. Een voorbeeld? De lammergier – een beschermde Europese vogelsoort – wordt op deze volstrekt illegale markt verhandeld voor sommen tot wel 20.000 euro!
DG Leefmilieu – Alain Wilmart Het Protocol van Montréal, afgesloten in 1987 onder de hoede van de Verenigde Naties, wil stoffen die de ozonlaag bedreigen, elimineren. In 2010 heeft België actief deelgenomen aan de onderhandelingen en de werken die gekoppeld zijn aan de uitvoering van dit verdrag. Een universeel akkoord “Het is niet omdat er vandaag minder over de ozonlaag wordt gepraat, dat het probleem is opgelost,” legt Alain Wilmart van de dienst klimaatveranderingen, uit. “Het is dus essentieel om de reeds geleverde inspanningen verder te zetten. We hebben in het begin van de jaren tachtig, min of meer per toeval, de invloed ontdekt van bepaalde stoffen op de ozonlaag. Hierbij horen de fluorhoudende gassen, in het bijzonder de CFK’s. Die werden gebruikt in koeltoepassingen, zoals drijfgas in spuitbussen of in de schuimindustrie. Dankzij het Protocol van Montréal zijn deze CFK’s sinds 2010 wereldwijd verbannen, behalve voor bepaalde kritieke of essentiële toepassingen, zoals in de geneeskunde.” Het Protocol van Montréal kan vandaag als universeel worden bestempeld: het is wereldwijd goedgekeurd door 196 staten. Het is het eerste milieuprotocol waarover een dergelijke consensus wordt bereikt.
Jaarlijkse debatten De evoluties van het Protocol en zijn objectieven en de opvolging van de maatregelen zorgen natuurlijk voor
debatten tussen de ondertekenaars, die elkaar ontmoeten tijdens de MOP (‘Jaarlijkse Vereniging van de Partijen’, meeting of the parties). In 2010 vond die ontmoeting van 8 tot 12 november plaats in Bangkok. En België speelde daarbij een sleutelrol, bevestigt Alain, die aanwezig was in naam van het Belgisch coördinatiecomité internationaal milieubeleid (CCIM). Dat is de Belgische afdeling die zich bezighoudt met het ozonprobleem. “Om het Europese standpunt voor te bereiden dat tijdens de MOP wordt verdedigd, wordt enkele maanden voor het evenement traditioneel een ‘National Experts’ vergadering gehouden. Die brengt de lidstaten en de Europese Commissie samen. In onze rol van voorzitter van de Europese Raad waren we als centrale speler aanwezig aan de zijde van de commissie tijdens dit voorbereidend proces, maar ook tijdens de onderhandelingen van de vereniging van de partijen in Bangkok.”
Essentiële thema’s Er werd onderhandeld over belangrijke kwesties, zoals de modaliteiten voor het implementeren van de kalender voor het terugtrekken van HCFK’s. Deze worden gebruikt in plaats van de CFK’s en zijn minder schadelijk voor de ozonlaag. Maar ze zijn niet ongevaarlijk en zouden volledig verboden worden in 2040. De financiering van het ‘Multilateraal Fonds voor de Implementatie van het Montréal-Protocol’ was ook aan de orde. Dit fonds wordt gebruikt om in tal van landen de ontwikkeling van maatregelen te stimuleren voor de bescherming van de ozonlaag. De voorwaarden van een studie die als basis zal dienen voor de volgende onderhandelingen om de bijdrage van de donerende landen te bepalen, werden tenslotte ook nog bepaald.
De ozonlaag, een onmisbare bescherming
Milieu en biodiversiteit
De bescherming van de ozonlaag, een prioriteit!
De ozonlaag omwikkelt onze planeet op een hoogte van 20 tot 50 kilometer. Ze beperkt de doorgang van ultraviolette stralen, in het bijzonder die van het C-type. Deze bescherming is essentieel voor het leven op aarde. Want als deze laag verzwakt, kan het teveel aan ultraviolette stralen leiden tot ernstige verbrandingen van de huid, maar het kan ook leiden tot het ontstaan van melanomen of cataract. Deze stralen kunnen bovendien het rendement van de landbouwproductie verlagen en het zeeleven schaden, en ook bouwmaterialen zoals beton of plastic beschadigen.
55
Milieu en biodiversiteit
Meer aandacht voor geluidsarme machines DG Leefmilieu – Marina Lukovnikova en Isabel Van Coppenolle, Federaal Agentschap Leefmilieu en Producten Machines die buitenshuis gebruikt worden, moeten aan een aantal voorwaarden en normen voldoen, onder meer op het vlak van het maximaal toegelaten geluidsniveau. Maar het helpt ook wanneer je de consument er toe aanzet om bewust voor geluidsarme toestellen te kiezen.
Europese regelgeving van toepassing: bepaalde categorieën van machines moeten aan geluidsnormen voldoen, op die manier worden ‘lawaaimakers’ nu al van de markt geweerd. Voor andere machines en werktuigen volstaat het dat het maximale geluidsniveau dat ze produceren erop vermeld staat.
mee houden in de ontwikkeling van nieuwe producten. Waar geen vraag naar is, wilt de industrie geen centen inzetten.” Daarom wilt de overheid de consument aanmoedigen om bewust en op basis van objectieve informatie voor geluidsarmere toestellen te kiezen. Net zoals bij huishoudtoestellen nu al het energielabel een leidraad vormt.
Geluidsoverlast is niet alleen een bedreiging voor het milieu. De Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) ziet geluidsoverlast ook meer en meer als schadelijk voor de gezondheid. Denk maar aan de gevolgen van geluidsoverlast door verkeer, industrie en recreatie. Hoe langer hoe meer worden op dit vlak normen opgelegd en afgedwongen.
Aanzetten tot productinnovatie
Succesvolle workshop
“Maar je kan hierin ook een stap verder gaan,” menen Marina Lukovnikova, expert geluid en niet-ioniserende straling en Isabel Van Coppenolle, wetenschappelijk communicator. “Eigenlijk zou de consument zich bij de aanschaf van machines niet enkel mogen laten leiden door kwaliteit, prestaties en levensduur, maar zou hij of zij ook rekening moeten houden met het geproduceerde geluidsniveau. En dat bewustzijn is er momenteel nog niet, met als gevolg dat de fabrikanten hier ook geen rekening
Rond dit alles vond op 29 oktober 2010 in Brussel, in het kader van het Belgisch Voorzitterschap van de EU, een workshop plaats: “Towards a greater awareness of lownoise outdoor machinery.” Tijdens de workshop werden beleidsmaatregelen bestudeerd die mee kunnen helpen om een levensvatbare markt voor geluidsarme toestellen te creëren. “Zo zou het geluidsniveau (en daarnaast ook de energieefficiëntie, de uitstoot en de geschiktheid voor biobrandstoffen) kunnen opgenomen worden in openbare aanbestedingsdossiers, de zogenaamde ‘groene overheidsaankopen’. Ook kan er gedacht worden aan een nieuw systeem van herkenbare labels rond geluidsniveaus, of kunnen fiscale instrumenten ontwikkeld worden om geluidsarme machines te promoten,” overlopen Marina en Isabelle enkele denkpistes. “Ook voorlichtingscampagnes behoren tot de mogelijkheden. Het doel van deze workshop was om een dialoog op gang te brengen over bijkomende maatregelen om een markt voor geluidsarme machines te ontwikkelen.
Ook allerlei apparaten die buitenshuis gebruikt worden, dragen bij tot geluidsoverlast, van machines in de wegenbouw tot de doodgewone grasmaaier of haagschaar. Ook hierop is
56
DG Leefmilieu – Joëlle Smeets, Mieke Van de Velde Met meer dan 1,9 miljoen gekende soorten dieren, planten, zwammen en micro-organismen, krioelt de aarde van het leven. Helaas neemt de biodiversiteit jaar na jaar af. Steeds meer soorten sterven uit, waardoor het natuurlijk evenwicht op veel plaatsen verstoord wordt en hele ecosystemen dreigen te verdwijnen. Dat brengt ook gevaren mee voor onze eigen basisbehoeften. Als voorzitter van de EU tijdens het ‘Internationaal jaar van de Biodiversiteit’ hebben de verschillende Belgische overheden om die reden besloten om alle schijnwerpers op biodiversiteit te richten. Dit resulteerde in een uniek samenwerkingsproject tussen onze FOD en de gewestelijke overheden. Bedoeling was om een zo groot mogelijk publiek te bereiken, op zo veel mogelijk manieren, via zo veel mogelijk mediakanalen. Een belangrijke boodschap die we wilden overbrengen is dat mensen zelf acties kunnen ondernemen –alle bee(s)tjes helpen!
In zee met VRT ‘In samenwerking met de VRT hebben we een gevarieerd programma uitgewerkt. Er kwamen verschillende reportages over biodiversiteit tijdens de zomer in Ochtendpost (Radio 2) en tijdens de “Week van het Bos” in het najaar. Studio Brussel zond tijdens deze “Week van het Bos” elke middag uit vanuit een boshut. Ook de kinderen kregen hun portie reportages (“Met Karrewiet het bos in”, “Met Karrewiet op zee”) op Ketnet’, vertellen Joelle Smeets en Mieke Van de Velde.
De belangrijkste realisatie is de tweedelige documentaire “Biodiversiteit in België”, die te zien was op Canvas in oktober. We volgen het spoor van evolutiebioloog Dirk Draulans, die een stand van zaken opmaakt voor de 36.000 soorten dieren, planten en micro-organismen in ons land. Hoe dramatisch is de situatie? Kunnen we er nog iets aan doen? De twee delen van de documentaire hadden gemiddeld 104.477 kijkers, een goede score; ook de gemiddelde waardering lag hoog, op 8,6/10.
De vos verliest zijn haren, maar niet… Sommige soorten verliezen de strijd, andere doen het dan weer verbluffend goed. Bij ons is de absolute winnaar de vos, die in Brussel bijvoorbeeld steeds vaker opduikt. In de documentaire zien we hoe een oud vrouwtje ‘haar’ vos iedere dag trouw cake en kippenbilletjes geeft – een opportunist ten voeten uit!
Milieu en biodiversiteit
Uniek samenwerkingsproject rond biodiversiteit en milieu
Op de RTBF in prime time Voor het Franstalige landsgedeelte werd gekozen voor een talkshow in prime time tijdens de eindejaarsperiode – op 30 december om 20u. Deze ‘feesteditie’ was gewijd aan praktische tips om op een meer milieuvriendelijke manier te feesten. Sterpresentatrice van het televisiejournaal, Ophélie Fontana, nam de presentatie op zich. Het werd een boeiende afwisseling van getuigenissen, tips en reportages over milieu, biodiversiteit en duurzame ontwikkeling.
Wie wil, kan de documentaire ‘Biodiversiteit in België’ integraal bekijken op http://ikgeeflevenaanmijnplaneet.indeklas.be. De uitzending ‘Rien à jeter’ kun je terugvinden op www.rtbf.be.
57
Milieu en biodiversiteit
Biodiversiteit in de schijnwerpers! DG Leefmilieu en Diensten van de Voorzitter– Jean-Philippe Colson, Joëlle Smeets Het behoud van de biodiversiteit is een milieuuitdaging waar we niet omheen kunnen. In 2010, het internationaal jaar van de biodiversiteit, lag dit onderwerp op ieders lippen. Een ideale context om een maximum aan zichtbaarheid te verlenen aan een nationale campagne die samen met het Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen werd georganiseerd.
Partners die elkaar aanvullen “Vanaf 2007 hadden we het concept van Bombylius gelanceerd, het hoofdpersonage van een ludieke campagne die jong en oud moet sensibiliseren voor biodiversiteit via brochures, online spelletjes, e.a.”, legt Jean-Philippe Colson uit. “De bombylius of wolzwever is een vlieg met een bestuivende zuigsnuit, die bijdraagt aan de biodiversiteit. Het Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen had van zijn kant de actie “Ik geef leven aan mijn planeet” ontwikkeld. Voor een maximale zichtbaarheid hebben we ons verenigd om een nieuwe nationale engagementsen sensibiliseringscampagne te voeren. Deze begon eind 2009 en loopt door tot in 2012.” Het objectief van de campagne in de praktijk is om het grote publiek te sensibiliseren voor biodiversiteit en hen ook aan te sporen om zich te engageren via concrete acties in hun dagelijks leven.
58
Een internetsite en 4 grote pijlers Het startpunt van de campagne was de lancering van de site www.ikgeeflevenaanmijnplaneet.be, voorgesteld in november 2009. “Deze site is echt de ruggengraat van onze campagne,” preciseert Joëlle Smeets. “En de timing van onze acties viel perfect samen met de keuze van 2010 als jaar van de biodiversiteit.” De campagne en de internetsite zijn georganiseerd rond vier grote pijlers: • het grote publiek stimuleren om een aantal acties te ondernemen die gunstig zijn voor de biodiversiteit; • een ludieke benadering van de biodiversiteit via online spelletjes (de Bombygame, Amai); • sensibiliseren en informeren van de burger, met diverse praktische tips die gericht zijn op de verschillende leefmilieus: huis, tuin,… • het onderwijs, met een educatieve kit voor het onderwijzend personeel, een mediatheek, artikels of nog themadossiers die zijn aangepast aan alle leeftijdscategorieën, van de kleuterklas tot de humaniora.
Milieu en biodiversiteit Een goed gevulde campagne “Onze campagne heeft zich heel wat verder afgespeeld dan op onze website alleen,” zegt Jean-Philippe. “We hebben meegedaan met de publicatie van het boek “366 tips voor de biodiversiteit”, dat erg concrete en praktische voorbeelden geeft. We hebben acties gevoerd bij de media, zodat we onder meer zijn uitgenodigd bij uitzendingen als ‘Le Jardin Extraordinaire’ van de RTBF; we hebben ook kunnen meewerken aan de realisatie en de financiering van twee documentaires van de VRT, gepresenteerd door journalist Dirk Draulans. Via ‘Boomerang’-postkaarten hebben we het grote publiek uitgenodigd om onze site te bezoeken, en ook via affiches die plaatselijk werden verspreid door onze partners. We hebben ook meegedaan met tal van beurzen en tentoonstellingen die verband hielden met biodiversiteit.”
“Ik geef leven aan mijn planeet” in enkele cijfers In 2010 was de campagne “Ik geef leven aan mijn planeet” goed voor… • 58.000 exemplaren van het boek “366 tips voor de biodiversiteit” • 190.000 “Boomerang”-postkaarten • 80 dagen aanwezig op beurzen en tentoonstellingen • meer dan 100.000 contacten via diverse acties • 60.000 engagementen voor de biodiversiteit, aangegaan door 16.000 burgers.
59
Milieu en biodiversiteit
Een primeur: het eerste federale rapport over het leefmilieu DG Leefmilieu – Herlinde Vanhoutte Voor het eerst publiceerde de FOD Volksgezondheid, Voedselveiligheid en Leefmilieu een federaal rapport over het leefmilieu. Dit omspant de jaren 2004-2008 en vormt de basis voor een verdere tweejaarlijkse verslaggeving.
“Europa legt ons als Belgische overheid op om allerlei informatie over het leefmilieu publiek te maken,” zegt Herlinde Vanhoutte, van de dienst Internationale Zaken en Leefmilieu. “Eigenlijk kadert dit in het Aarhus-verdrag dat stelt dat de burger recht heeft op milieu-informatie. De burger mag daarbij zelf allerlei informatie opvragen. Anderzijds heeft de overheid ook de plicht opgelegd gekregen om actief info te verspreiden, onder meer onder de vorm van een milieurapportering.” De gewesten waren hier al een tijdje mee bezig, de federale overheid nog niet. “Laat ons niet vergeten dat de materie ‘leefmilieu’ voor 95% gewestelijk geregeld wordt. Het federale luik is echter ook heel belangrijk, vooral omwille van een toenemend belang van de Europese regelgeving, en ook omdat belangrijke hefbomen (zoals fiscaliteit en de controle op de marktmechanismen) federaal gebleven zijn en een grote impact hebben op het leefmilieu,” voegt Herlinde hier nog aan toe. Dat eerste jaarverslag ligt nu, na de officiële voorstelling voor de ministerraad van 3 november 2010, op de werktafel van de leden van het federale parlement. Het is uiteraard ook via onze website beschikbaar voor het grote publiek.
60
Volledige weerslag van federaal beleid Met 540 bladzijden, negentig auteurs en een budget van 113.000 euro weegt dit verslag ook letterlijk behoorlijk zwaar door. “Het is dan ook een volledig verslag van het federale beleid, van de weerslag hiervan op ons leefmilieu en van de efficiëntie van de genomen maatregelen. Je mag het gerust een nuttig naslagwerk noemen,” overloopt Herlinde. “Elke federale instantie, van Buitenlandse Zaken tot Ontwikkelingssamenwerking, beschrijft hierin zijn activiteiten en welke effecten die gehad hebben op onze leefomgeving. We hebben het dus niet over een beschrijving van de huidige toestand van het leefmilieu, maar we evalueren de gevolgen en de efficiëntie van het beleid van de federale overheid op milieuvlak. En dat is een volledig nieuwe benadering binnen de milieurapportering.” “Alles bij elkaar was het een moeilijke oefening die we in 2010 tot een goed einde hebben gebracht. Maar het was geen eenmalige aanpak: om de twee jaar komt er een ‘nota van indicatoren’, en om de vier jaar een nieuw algemeen verslag,” zegt Herlinde nog. “Het verzamelde materiaal zal ook verder gevaloriseerd worden in allerlei EU-publicaties en –websites. En in 2012 beginnen we het volgende rapport al voor te bereiden. De opmaak daarvan zal uiteraard ook vlotter verlopen dan bij dit eerste verslag: we weten nu bij welke overheidsdienst welke informatie te vinden is.”
Milieu en biodiversiteit
De levenscyclus van producten onder de loep DG Leefmilieu - Denis Pohl en Marielle Smeets, Federaal Agentschap Leefmilieu en Producten Als je goederen produceert, heb je sowieso een invloed op het milieu. Dit gaat ook gepaard met een sociale invloed. Als je de productiewijzen en de duurzame consumptie wil verdedigen, is het belangrijk dat je het geheel van deze invloed kan evalueren om te kunnen optreden dicht bij de consumenten, maar ook bij de producenten. Tijdens een informele Europese vergadering, georganiseerd door het Belgisch Voorzitterschap, werd de stand van zaken bekeken.
Een volledige levenscyclus voor producten
Deze vergadering, gewijd aan duurzame productie en consumptie (SCP) maar ook aan geïntegreerd productbeheer (IPP) vond plaats op 6 en 7 oktober 2010. Vertegenwoordigers van Europese regeringen, specialisten van internationale organisaties en andere betrokken spelers kwamen er samen. Eén van de objectieven van de vergadering was de voorbereiding van de adviezen voor de Europese Raad ‘Milieu’ van 20 december 2010 en de werken van de Commissie van duurzame ontwikkeling van de VN van 2011, wanneer Europa met één stem zal moeten spreken. Het was ook de bedoeling om een balans op te maken van de poltieke valorisatie van de analyses over ‘milieu-levenscyclus’ en het opkomen van de analyses ‘sociale levenscyclus’.
Sociale en milieu-invloed
Vanaf het einde van de jaren ‘60 ontstond het idee om de invloed van productiewijzen en consumptie te evalueren door de volledige levenscyclus van producten te analyseren. Een formele politieke erkenning van deze benadering kwam er in 2003. Men moet rekening houden met alle levensstadia van een product: het delven van grondstoffen, de fabricatie, het transport en dan het afvalbeheer. Om volledig te zijn moet deze analyse ook altijd globaal zijn, want een positieve invloed in het ene stadium kan een negatieve invloed hebben tijdens een ander stadium van de levenscyclus.
Er wordt meer en meer rekening gehouden met de milieuinvloed, in het bijzonder voor de koolstofuitstoot, met erg concrete resultaten zoals de etikettering die de energieprestaties evalueert of de uitstoot van broeikasgassen die een product genereert (CO2-voetafdruk). Maar het sociale onderdeel is minder aanwezig, niet alleen omdat het idee jonger is, maar ook omdat de toegang tot informatie moeilijker is.
Welke sociale invloeden? De sociale invloed van een product manifesteert zich op verschillende manieren. Eerst en vooral tijdens de productiefase: hoe zat het met arbeidsvoorwaarden en veiligheid? Werden er kinderen betrokken in de fabricatie? Maar ook andere factoren spelen een rol: loopt een product dat het milieu meer respecteert niet het risico om duurder te zijn, en dus minder toegankelijk tot bepaalde lagen van de bevolking?
De conclusies van deze conferentie? Om nog te kunnen verbeteren, moeten we de harmonisering van de methodologie en de gegevens die worden gebruikt voor de milieuanalyse aanmoedigen. Wat het sociale luik betreft, de toegevoegde waarde hiervan spreekt voor zich, zeker wat de precisie betreft om de ‘duurzaamheid’ van goederen en diensten te analyseren. Het is dus essentieel dat Europa verdergaat met de ontwikkeling van dergelijke evaluaties voor het opstellen van het beleid.
61
Milieu en biodiversiteit
Doorvoer van afval wordt streng gecontroleerd DG Leefmilieu – Jeannine Pensaert De wereldhandel groeit, en dus groeit ook de handel in afvalstoffen. Door afval illegaal uit te voeren, meestal naar de Derde Wereld, vermijd je immers de dure maar verplichte verwerking van afval in Europa. De dienst transit van het DG Leefmilieu monitort de doorvoer van afvalstoffen door ons land.
Jeannine Pensaert is celhoofd voor de controle op de doorvoer van afvalstoffen. In dat kader stuurt zij een ploeg van veertien controleurs aan waarvan er vier vooral in de havens van Antwerpen en Zeebrugge werken. Die kregen voor hun werk vorig jaar trouwens extra ‘tools’ ter beschikking: beveiligingsapparatuur, gasdetectoren, generatoren, een endoscoop met camera… “Onze zeehavens moet je zien als de ‘uitgangspoorten’ van de Europese Unie. Omdat hier tal van transportstromen samenkomen, zijn het ideale plaatsen om controles uit te voeren,” stelt Jeannine. “In de loop van 2010 hebben we de controles verscherpt en doeltreffender gemaakt. En dat heeft uiteraard geleid tot een hogere pakkans.” Hiervoor wordt nauw samengewerkt met andere diensten zoals de regionale milieu-inspecties, de scheepvaartpolitie, de douane en de FOD Mobiliteit, en internationaal met zowel de buurlanden als met de landen van bestemming. De dienst transit is trouwens ook actief op diverse internationale fora met betrekking tot milieuhandhaving waarop best practices worden uitgewisseld.
Samenwerken voor een hogere efficiëntie Tijdens wegcontroles worden vrachtwagens willekeurig gecontroleerd, maar bij havencontroles gebeurt de controle van containers en trailers doorgaans heel gericht. Het is immers onmogelijk om het volledige afvaltransport door onze havens, dat geschat wordt op 1,5 miljoen containereenheden, te monitoren. “We screenen onder meer de boekingslijsten, het scanteam van de douane signaleert verdachte zendingen en via het systeem van de elektronische douaneaangiften worden op
62
basis van risicoprofielen er zo de ‘verdachte’ ladingen geselecteerd die we fysiek controleren. Zo hebben we in 2010 veel aandacht besteed aan de doorvoer van e-waste (elektronisch afval) vanuit Duitsland naar West-Afrika.” In het kader van haar activiteiten voert de transitcel regelmatig overleg met onder meer de havenkapiteinsdienst, de terminaluitbaters, de expediteurs en de scheepsagenten om ervoor te zorgen dat de controles zo vlot mogelijk verlopen. “In Antwerpen maken we ook deel uit van de door de FOD Justitie opgerichte Werkgroep Afvalfraude. Dat zal bijvoorbeeld leiden tot een aanpassing van het havenreglement met betrekking tot de export en doorvoer van tweedehandswagens, die nu vaak volgestouwd worden met autobanden of –batterijen, of zelfs huishoudtoestellen en elektronisch afval.”
253 Zware inbreuken “Tenslotte werken we ook mee aan een verbetering van de wetgeving. Zo zijn de strafmaatregelen nu beter afgestemd op de ernst van de overtreding. We kunnen ladingen terugsturen of laten vernietigen op kosten van de verzender of de expediteur. Bovendien dringen we er bij de buitenlandse autoriteiten op aan de terugzendingen strikter op te volgen,” vertelt Jeannine nog. In 2010 werden 1045 ladingen fysiek gecontroleerd en werden 253 (zware) inbreuken vastgesteld: een pakkans van bijna één op vier. “En daarbij mikken we, in samenspraak met de federale gerechtelijke politie, vooral op het blootleggen van fraudenetwerken,” besluit Jeannine.
Milieu en biodiversiteit
“
Onze zeehavens moet je zien als de ‘uitgangspoorten’ van de Europese Unie. Omdat hier tal van transportstromen samenkomen, zijn het ideale plaatsen om controles uit te voeren. In de loop van 2010 hebben we de controles verscherpt en doeltreffender gemaakt. En dat heeft uiteraard geleid tot een hogere pakkans.
”
63
Plantengezondheid
Aujeskzy
Doha
Hout
Pesticiden
Inspectie 64
Dieren en planten
65
Dieren en planten
Plantengezondheid: van levensbelang voor de biodiversiteit Marc De Win, Directeur-generaal “2010 was een erg druk maar ook een heel boeiend jaar, dankzij het Belgisch Voorzitterschap van de Raad van de Europese Unie. We hebben tal van colloquia, vergaderingen en workshops georganiseerd en eraan deelgenomen. Dankzij onze experts, die hun dossiers langdurig hebben voorbereid en die de besprekingen hebben kunnen leiden, mede dankzij nauwe samenwerking met onze partners zoals de permanente vertegenwoordiging, het FAVV of de EFSA, kon er grote vooruitgang worden geboekt op het vlak van voeding, dieren- en plantengezondheid en dierenwelzijn. Zo werd het ontwerpreglement inzake de etikettering van voedingsmiddelen in eerste lezing goedgekeurd, hetgeen ons veel erkenning heeft opgeleverd op internationaal vlak.”
DG Dier, Plant en Voeding – Lieven Van Herzele In Portugal zijn naaldbomen massaal ziek geworden door de pinewoodnematode, een ziekte die verspreid wordt door vliegende insecten of door besmet hout. En die dus net zo makkelijk tot bij ons kan afzakken. Gelukkig bestaan er regels die ervoor zorgen dat niet alle Europese naaldbomen hetzelfde lot zijn beschoren.
personenverkeer; en de Europese Unie omvat tegenwoordig een grotere klimaatzone, wat de risico’s ook vergroot. Op basis van deze vaststellingen werden er enkele opties ter verbetering aangereikt: • modernisering met focus op preventie • betere inschatting van het risico • betere gecoördineerde aanpak en solidariteit tussen lidstaten
Het plantengezondheidsregime: een conditio sine qua non
België als voorzitter
Als er geen plantengezondheidsregels zijn, is er geen biodiversiteit. Dat wordt wel eens vergeten. Een schoolvoorbeeld is de olm of iep, die door de zogeheten olmenziekte in een mum van tijd werd uitgeroeid in een groot deel van Europa. En daarom is het plantengezondheidsregime een onmisbaar systeem. Het doel van het plantengezondheidsregime is enerzijds de preventie van de insleep van schadelijke organismen; anderzijds wil het controle uitoefenen op de verspreiding van schadelijke organismen in de intracommunautaire markt. Sinds 1993 heeft het plantengezondheidsregime veel goede zaken verwezenlijkt, maar het is ook duidelijk aan herziening toe. Dat was de voornaamste conclusie van het evaluatierapport dat België, als voorzitter van de Europese Unie, in 2010 presenteerde samen met de Europese Commissie.
3 Opties ter verbetering De wereld van nu is sterk veranderd ten opzichte van 1993. Er zijn nieuwe ziektes opgedoken. De risico’s op insleep nemen toe door globalisering en toename van de handel en het
66
Zoals gezegd organiseerde België als voorzitter de consultatie met de bevoegde autoriteiten op het niveau van de Europese Raad. Hierbij was overleg nodig met de FOD Volksgezondheid, het FAVV, de Europese Raad, de Europese Commissie, het FCEC Consortium, de Regio’s en andere partners. Op de conferenties werden uiteraard ook alle stakeholders en de internationale fytosanitaire gemeenschap uitgenodigd. Tenslotte werden er ook tal van politici uitgenodigd, zodat ook zij zich meer bewust worden van de uitdagingen waar de plantengezondheid voor staat.
Impact assessment Hiervoor kwam het DG Dier, Plant en Voeding op het idee om in Europees verband verschillende ‘task forces’ op te richten, informele expertwerkgroepen die de formele consultaties en vergaderingen omkaderen. Dit bleek een erg succesvolle werkmethode want na vier officiële vergaderingen werden de conclusies van de ‘task forces’ geformaliseerd. Op basis hiervan accepteerde de Europese Commissie om in de toekomst rekening te houden met de aanbevelingen van de ‘task forces’ en met hen verder samen te werken.
Dieren en planten
Ziekte van Aujeskzy: uitgeroeid DG Dier, Plant en Voeding – Kirsten Ceulemans Sinds de jaren zeventig zijn heel wat varkensbedrijven getroffen door de Ziekte van Aujeskzy. Dankzij een jarenlange bestrijdingscampagne heeft ons land nu zicht op het ‘officieel Aujeskzy-vrij’ statuut, wat betekent dat het virus hier niet meer circuleert en er zelfs niet meer gevaccineerd mag worden. De Ziekte van Aujeskzy was ooit de belangrijkste ziekte op het varkensbedrijf, met zware economische gevolgen. Deze ziekte, veroorzaakt door het varkensherpesvirus type 1 en ook wel pseudorabiës genoemd, kan alle zoogdieren treffen, met uitzondering van mensen en paarden. Besmetting leidt steeds tot de dood, behalve bij volwassen varkens die vooral problemen krijgen met het zenuwstelsel en de ademhaling. Uiteraard zijn zieke dieren niet meer geschikt voor consumptie.
Het Aujeskzy-vrij’ statuut “In 1993 ging de georganiseerde bestrijding en preventie van de ziekte van start. Dankzij een jarenlange intensieve vaccinatiecampagne verkreeg ons land op 1 januari 2002, na de goedkeuring van het Belgische bestrijdingsprogramma door de Europese Commissie, het ‘Artikel 9-statuut’,” zegt Kirsten Ceulemans. Dit statuut betekent dat aanvullende garanties kunnen geëist worden in het intracommunautair handelsverkeer. “Door uitgebreid te testen konden we intussen aantonen dat het wildvirus niet meer voorkomt bij onze varkens. De uitroeiing van het virus op de varkensbedrijven kon daardoor worden gevolgd door een officieel vaccinatieverbod voor varkens. Dat is van kracht geworden op 1 januari 2011. Hierdoor heeft ons land zicht op het ‘officieel Aujeskzy-vrij’ statuut (het ‘Artikel 10-statuut’), dat toegekend wordt door de Europese Commissie.” Het behalen van dit ‘artikel 10 –statuut’ versterkt verder de exportpositie van ons land. Bij de uitvoer van varkens naar landen die ook een artikel 10-statuut hebben, zoals bijvoorbeeld Frankrijk, Nederland of Duitsland, moeten de dieren niet meer extra getest worden. “Het nadeel is dat een vaccinatieverbod risico’s inhoudt,” benadrukt Kirsten echter. “Want indien er toch opnieuw een besmetting zou optreden, moet er snel en adequaat gereageerd worden. Daarom werden er in samenspraak met alle betrokken actoren een aantal maatregelen uitgewerkt binnen een nieuw wettelijk kader. Zo legt het FAVV onder meer in opdracht van het DG Dier, Plant en Voeding een vaccinbank aan om snel te kunnen starten met een noodvaccinatie.”
De DIVA-aanpak De uitroeiing van de Ziekte van Aujeskzy is een mooi voorbeeld van een DIVAaanpak (Differentiating Infected from Vaccinated Animals). Een varken maakt antistoffen aan tegen Aujeskzy wanneer het besmet wordt met het wildvirus, maar evengoed wanneer het tegen de ziekte gevaccineerd wordt. Wanneer een dier vervolgens positief test op antistoffen, weet je dus nooit of het om een gevaccineerd dan wel een geïnfecteerd dier gaat. Bij een DIVA-aanpak wordt gevaccineerd met een markervaccin, waardoor je achteraf dat onderscheid nog wél kan maken. Door deze strategie is het ook nooit nodig een volledige stal op te ruimen, het afmaken van de besmette dieren volstaat.
67
Dieren en planten
De CITES-conferentie in Doha! DG Dier, Plant en Voeding – Amélie Knapp 2010 was een belangrijk jaar voor CITES, de Conventie inzake de internationale handel in bedreigde in het wild levende dier- en plantensoorten, met de Conferentie van de Partijen die plaatsvond in Qatar. Net zoals de meeste andere Europese landen nam België aan de conferentie deel. Daarbij leverde de dienst ‘Dierenwelzijn en CITES’ knap werk.
68
De regel van de Europese consensus
De Conferentie van de Partijen van CITES, die om de twee tot drie jaar plaatsvindt, is een belangrijk evenement voor deze Conventie, zowel op politiek als op wetenschappelijk vlak. Het is immers tijdens deze conferentie dat alle beslissingen worden genomen over het toevoegen of schrappen van dieren plantensoorten in de bijlagen van CITES.
Traditioneel spreken en stemmen de 27 lidstaten van de Europese Unie als één. Om tot een consensus te komen over gemeenschappelijke standpunten, zijn aanzienlijke voorbereidingen en onderhandelingen noodzakelijk. Op Belgisch niveau speelt de dienst ‘Dierenwelzijn en CITES’ een leidersrol met de coördinatie van het werk van het wetenschappelijke CITES-comité, met daarin vertegenwoordigers van instellingen zoals het Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen en de Nationale Plantentuin van België. De adviezen van dit comité, die voornamelijk op wetenschappelijke basis gemotiveerd zijn, worden grotendeels gevolgd door de standpunten die België inneemt, wat ons land een maximale geloofwaardigheid geeft.
Rode tonijn, olifanten, neushoorns
België, een zeer actief lid
Tijdens de 15de Conferentie, die plaatsvond van 13 tot 25 maart 2010, stonden een paar belangrijke thema’s op de agenda, zoals het voorstel om rode tonijn op te nemen in bijlage I van de Conventie. Concreet zou dat leiden tot een verbod op de internationale handel in rode tonijn. Ook andere symboolsoortensoorten zoals olifanten en bepaalde haaiensoorten werden besproken. Zowel voor de rode tonijn als de haaien werden de voorgestelde toevoegingen aan de lijst verworpen. In totaal werden 42 voorstellen voor de opname of schrapping van soorten in de bijlagen van de Conventie onderzocht; daarvan werden 25 voorstellen goedgekeurd.
België wordt erkend om zijn betrokkenheid in de werkzaamheden van de Conventie, ook tijdens de onderhandelingsfases. In Doha werd ons land overigens verkozen als plaatsvervangend lid van het permanente comité, het uitvoerend orgaan van CITES. Bovendien hebben België en in het bijzonder de dienst ‘Dierenwelzijn en CITES’ in ruime mate bijgedragen tot de goedkeuring in Doha van een databanksysteem met alle gegevens over inbeslagnames van soorten die door de Conventie beschermd zijn, waardoor de evolutie van de illegale handel beter gevolgd kan worden.
CITES in een paar woorden CITES is een internationale Conventie tussen staten. Ze beschermt in het wild levende dier- en plantensoorten en waakt erover dat de handel in deze soorten hun voortbestaan niet in gevaar brengt. De Conventie voorziet in verschillende specifieke beschermingsmechanismen voor deze soorten, bijvoorbeeld een handelsverbod of een strenge reglementering. Het is tijdens de Conferentie van de Partijen dat wordt beslist over de toepassing van dergelijke maatregelen voor een bepaalde soort.
Dieren en planten
De Actie Hout DG Dier, Plant en Voeding – Frans Arijs, Miet Van Looy In een tijd waarin de opwarming van de aarde en het uitsterven van plant- en diersoorten vaker en vaker het nieuws halen, is de CITES-conventie actueler dan ooit. In het kader van deze conventie organiseerde de FOD Volksgezondheid Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu in 2010 een cursus houtidentificatie voor douaniers, gekoppeld aan verscherpte controles. CITES, een internationale overeenkomst uit 1974, staat voor “Convention on International Trade in Endangered Species of Wild Fauna and Flora” en is ondertussen door bijna 180 landen ondertekend. In samenwerking met CITES gaf de FOD al in 2007 een eerste opleiding aan douaniers om hen te helpen bij de correcte afhandeling van CITES-documenten. In 2010 werd deze opleiding vervolledigd en uitgediept. “De focus lag dit keer uitsluitend op de invoer van tropisch hout, omdat die de laatste jaren een sterke opmars kent. Het is vooral belangrijk dat douaniers een risico-inschatting kunnen maken, zodat ze kunnen bepalen of een lading overeenkomt met wat is aangegeven. Dat was de hoofdbedoeling van de opleiding. Ook wilden we aandacht besteden aan gevallen van illegale handel en het belang van de vergunningen”, legt Miet Van Looy van de dienst CITES uit.
Specialistenwerk De haven van Antwerpen is een belangrijk invoerpunt van tropisch hout. Maar voor de douane is het bijzonder moeilijk om de vergunningen van hout na te kijken. Hoe moet je immers nagaan of de aantallen kloppen? Waaraan kan je zien dat het om de juiste houtsoort gaat? Je moet al echt een houtspecialist zijn om dit met zekerheid te weten.
Leren identificeren De FOD gaf twee keer een tweedaagse opleiding aan een veertigtal douaniers. Tijdens het eerste deel kregen de cursisten theoretische informatie over de vergunningen van de CITES-bijlagen. De theorie werd aangevuld met praktische oefeningen. Daarna kwam de houtidentificatie aan bod. “Na de inleiding kregen de cursisten staaltjes hout in handen en leerden ze werken met onze informaticatool voor houtidentificatie. We wilden de mensen vooral duidelijk maken dat ze geen houtspecialisten moesten worden: ze moesten enkel leren om het risico in te schatten en leren bepalen of en wanneer er doorverwezen moet worden naar een gespecialiseerd laboratorium.”
De ‘nazorg’: intensieve controles Deze opleiding is maar een eerste deel van het project. Daarna volgen er intensieve controles, waarbij de houtstalen in geval van twijfel worden doorgestuurd naar een gespecialiseerd labo. Zo wordt de illegale houthandel beter in kaart gebracht en kan ze ook efficiënt aangepakt worden.
“
Dat er zoveel bij komt kijken om ‘hout’ te identificeren, kwam in het begin overweldigend over bij de cursisten. Het is geen eenvoudige materie. Maar gaandeweg kregen ze de smaak te pakken en merkten we dat de mensen de opleiding erg op prijs stelden.
” 69
Dieren en planten
Dierenwelzijnsinspecties DG Dier, Plant en Voeding – Nathalie Maquet 2010 was een goedgevuld jaar voor de inspecteurs van de dienst Dierenwelzijn en CITES. Het jaar werd gekenmerkt door een stijgend aantal klachten, inspecties en processen-verbaal. Tijdens de inspecties konden een aantal tendensen waargenomen worden, onder meer het stijgende aantal gevallen van verwaarlozing. De inspecteurs van de dienst Dierenwelzijn voeren controles uit bij erkenningsaanvragen, bijvoorbeeld in veeteeltbedrijven, kennels of asielen. Ze ondernemen actie wanneer er klachten zijn over het dierenwelzijn of verlenen medewerking aan politie en parket. Ook het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen (FAVV) kan inspecties aanvragen wanneer er kritieke situaties zijn voor het dierenwelzijn in landbouwbedrijven. De inspectiedienst is bovendien belast met de plaatsing van dieren die bij inspecties of na een gerechtelijke beslissing in beslag worden genomen.
Stijging van het aantal gevallen van verwaarlozing De analyse van de inspecties in 2010 brengt een aantal tendensen aan het licht. Er is niet enkel een toename van het aantal gevallen van verwaarlozing, maar ook van het aantal ontvangen klachten, die in de meeste gevallen gegrond bleken. Het gaat bijvoorbeeld om paarden die met een gebrek aan voeding, verzorging en beschutting achtergelaten worden. Er is hierbij een verband vastgesteld
70
tussen de financiële moeilijkheden van de eigenaars en de verwaarlozing van hun dieren.
Stijgende cijfers In totaal werden in 2010 2.658 dossiers behandeld, en in 1.973 gevallen vond er een inspectie plaats. De dienst ontving 1.614 klachten, waarvan er 1.518 werden behandeld. De cijfers van de voorgaande jaren tonen aan dat het aantal behandelde dossiers en ontvangen klachten constant blijft stijgen, net zoals het aantal processen-verbaal (358 in 2010) en waarschuwingen (632 in 2010) die de inspecteurs opstellen. Ook het aantal gevallen van verbale en fysieke agressie ten opzichte van inspecteurs kende in 2010 helaas een stijgende trend.
Vernieuwingen Naast het uitvoeren van de inspecties werden er ook een aantal vernieuwende initiatieven genomen om het werk efficiënter te laten verlopen. Zo werd er een standaard klachtenformulier opgesteld waarmee burgers of partners hun klachten over dierenwelzijn duidelijker kunnen omschrijven. Verder werden alle gegevens over de erkende instellingen geactualiseerd en stelde de dienst dierenwelzijn een aantal opleidingen op voor de politiescholen zodat politiediensten in de toekomst beter voorbereid zijn op interventies in verband met dierenwelzijn.
DG Dier, Plant en Voeding – Maarten Trybou Met de ‘Fast Track Procedure’ voor de erkenning van pesticiden kunnen nieuwe producten sneller op de markt gebracht worden. Een goede zaak voor het milieu en voor de producenten, maar ook voor de verantwoordelijke dienst Pesticiden en Meststoffen, die hierdoor veel efficiënter kan werken. Pesticiden mogen niet zomaar op de markt gebracht worden, de producenten moeten groen licht krijgen van het Erkenningscomité waarin experts van alle bevoegde nationale overheden vertegenwoordigd zijn. De aanvraagdossiers voor zo’n erkenning zijn behoorlijk complex. De producenten moeten hierbij in eerste instantie zelf een risico-evaluatie en een gebruiksaanwijzing (aanbevolen dosering, vereiste beschermingsmaatregelen…) opstellen. Dat dossier moet worden opgesteld volgens de richtlijnen van een Europees ‘Guidance document’. “We stelden echter vast dat onze eigen federale experts bij de controle van het dossier ook andere risicomodellen hanteerden of lokale aspecten in rekening brachten,”zegt Maarten Trybou, diensthoofd van de dienst Pesticiden & Meststoffen. “Hun eigen rapporten waren dus ten dele dubbel werk. Hetzelfde bleek trouwens ook in de andere landen van de Europese Unie voor te vallen.”
Nieuw evaluatiemodel “We hebben daarom een nieuw evaluatiemodel ontwikkeld waarbij we aangaven hoe we in België het Europese model interpreteerden,” gaat Maarten verder. “We vragen de producenten hun rapport rechtstreeks onder deze vorm in te dienen. Dat betekent extra werk voor hen, maar zo kunnen we hun dossiers sneller behandelen en kunnen zij hun nieuwe pesticiden sneller op de markt brengen. Dat laatste is dan weer een concurrentieel voordeel.” De Europese vereniging van fabrikanten van pesticiden was al snel vragende partij om deze Belgische aanpak in de hele Unie door te trekken. “België, het Verenigd Koninkrijk en Zweden hebben samen met de pesticidenproducenten een werkgroep opgericht om dit op Europees vlak verder uit te werken,” zegt Maarten nog. “En het moet gezegd worden: we hebben hierin heel constructief samengewerkt, met een grondige feedback van alle Europese experten. Dit heeft geleid tot een nieuw en breed gedragen ‘Guidance document’, dat van kracht is geworden op 1 oktober 2010.” Het resultaat mag er zijn: “De doorlooptijd van de aanvraagdossiers is met 40% teruggebracht. En tegelijk verloopt de evaluatie van een dossier even grondig, zoniet grondiger dan vroeger.”
“
Dieren en planten
Nieuwe pesticiden sneller erkend
België, het Verenigd Koninkrijk en Zweden hebben samen met de pesticidenproducenten een werkgroep opgericht om dit op Europees vlak verder uit te werken
”
Hoe sneller, hoe beter Nieuwe pesticiden hebben belangrijke voordelen: ze zijn selectiever, efficiënter en vertonen minder neveneffecten. Ze zijn dus minder schadelijk voor de gezondheid en het milieu. Het is dus een goede zaak dat nieuwe pesticiden sneller op de markt komen, omdat op die manier oudere (of zeg gerust: verouderde) producten uit de handel genomen kunnen worden. Ook voor de fabrikanten is dat een voordeel. Hun zware investeringen in onderzoek en ontwikkeling renderen immers sneller.
71
Veiligheidstips
Ziekteverzuim Dienstverlening
Portfolio Office Contact Center
Website 72
Intern
73
Intern
Veiligheidstips voor onze artsen Ria Fransis, Directeur “Voor het eerst zijn in 2010 alle directies van de FOD in één gebouw gehuisvest; in maart verhuisde Medex immers naar Eurostation; de nieuwe werkomgeving valt heel goed mee: ruime medische kabinetten, grote landschapsburelen, het voordeel van kort bij de andere diensten te werken…; toch even een pluim voor de medewerkers: de verhuis verliep vlot en de dienstverlening leed er vrijwel niet onder!”
Bestuur Medische Expertise – Dirk Gysels Dat patiënten mondiger geworden zijn ten opzichte van vroeger is een goede zaak. Maar soms ontaardt die mondigheid in verbale en zelfs fysieke agressie. Medex bracht een brochure uit met tips over de omgang met deze vormen van agressie. Een 30 tal artsen van Medex doen medische expertises naar de arbeidsgeschiktheid van ambtenaren en dit onder meer na arbeidsongevallen of langdurige ziekte. Daarnaast staan ze in voor expertises in het kader van de verkeersveiligheid. Hiervoor werken zij op 14 locaties in het hele land. Tenslotte voert een honderdtal controleartsen ook controles op afwezigheid door ziekte uit bij de mensen thuis. De laatste jaren merkten de artsen dat de onderzochte patiënten steeds mondiger worden. In tegenstelling tot vroeger dienen ze ook vaker formele klachten in. Daarom voerde Medex al in 2008 een klachtenmanagementsysteem in. “Tegelijk kregen we van onze artsen en onthaalmedewerkers te horen dat zij soms ook kloegen over het ongeduld, de onbeleefdheid en niet in het minst over de verbale en soms ook zelfs de fysieke agressie van sommige patiënten,” zegt Dirk Gysels. “We merkten zelf op dat dit hoe langer hoe meer een echt probleem begon te worden, zowel in onze centra als tijdens de huisbezoeken die de controleartsen afleggen.”
74
Praktische tips om met agressie om te gaan Daarom besliste Medex om dit probleem aan te pakken. “En we hebben daarbij de nadruk gelegd op de twee meest kwetsbare groepen: ons onthaalpersoneel en onze artsen,” benadrukt Dirk. In 2010 werd daarom een brochure uitgebracht die volop aandacht schenkt aan deze problematiek. “Het is een brochure met een aantal nuttige tips over hoe je agressie kan detecteren. We leggen ook uit hoe je agressie onbedoeld zou kunnen opwekken, maar evengoed hoe je die agressie kan ‘ontmijnen’. We hebben in de brochure ook aandacht voor de nazorg en de opvang van mensen die toch met agressie geconfronteerd werden,” legt Dirk verder uit.
Gunstige resultaten En de eerste resultaten? “Onze artsen en andere medewerkers zijn hierover zeer tevreden. Al is het maar omdat ze zien dat Medex deze problematiek ernstig neemt,” meent Dirk. “Anderzijds merken we ook dat onze tips nuttig zijn. Onze artsen melden ons dat ze sinds het uitbrengen van de brochure amper nog met ernstige agressie te maken hebben gehad.” In de missie van de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu staat duidelijk omschreven dat ze een aantrekkelijke werkgever wil zijn, onder meer door het aanbieden van een veilige werkomgeving. “En de brochure ‘Veiligheidstips voor onze artsen’ kan hier zeker toe bijdragen,” besluit Dirk.
Intern
Ziekteverzuim bij ambtenaren onderzocht Bestuur Medische Expertise – Eduard De Decker In 2010 verscheen voor de eerste maal een publicatie rond het ziekteverzuim bij federale ambtenaren. Op termijn moet dat leiden tot een grondig inzicht in de oorzaken van afwezigheden én tot een aangepast beleid. “Noem het gerust pionierswerk. Het betreft hier een analyse van de verzuimcijfers in 2008 en 2009,” zegt Eduard De Decker, die de studie uitvoerde in samenwerking met analisten van het Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid ( WIV) en Medex. De hele studie gebeurde onder toezicht van een arts die waakte over de medische kwaliteit ervan. “We willen hiermee het ziekteverzuim bij de federale overheid in kaart brengen, analyseren en daarmee ook een aanzet geven tot een doelgericht verzuimbeleid. Je kan deze studie trouwens raadplegen op www.medex.belgium.be. Het is de bedoeling om deze studie elk jaar opnieuw te publiceren.” Vijf jaar geleden werd een nieuwe manier ingevoerd om het ziekteverzuim te registreren en te controleren. Dat levert nu heel wat interessante cijfers op, tot op het niveau van de diverse federale overheidsdiensten. “Het gemiddeld verzuimcijfer bedraagt in de federale overheid 6,63%. Dat leidt onmiddellijk tot een eerste conclusie en tot het doorbreken van een cliché: het ziekteverzuim bij de federale ambtenaren is niet torenhoog. Een hele geruststelling voor de goedmenende ambtenaar, die zich vaak ergert aan het beeld dat velen nog hebben van de openbare diensten,” analyseert Eduard. “Maar je moet dat cijfer nuanceren. De situatie verschilt van bestuur tot bestuur, en in elke dienst kan achter het verzuim een andere problematiek schuil gaan.”
Trends De studie leverde een pak cijfers op. “We zien een aantal tendensen, maar dat wil niet zeggen dat we ook zicht hebben op de oorzaken. Daarvoor hebben we nood aan diepgravender onderzoek, en dat vereist uiteraard meer middelen qua mankracht en knowhow. Noodgedwongen beperken we ons de eerste jaren tot het verzamelen van cijfers en een beschrijvende analyse,” gaat Eduard verder. Toch enkele trends? “Het ziekteverzuim neemt toe. Vrouwen blijken iets meer afwezig te zijn dan mannen, en in de hogere functies is er minder verzuim dan gemiddeld. Jongeren zijn ook vaker afwezig, maar de oudere ambtenaren zijn gemiddeld langer afwezig. We beschikken echter nog over te weinig data om hieruit conclusies te trekken. We merken wel dat stressgerelateerde aandoeningen de grootste oorzaak zijn van het ziekteverzuim bij ambtenaren.” Dat is toch een interessante conclusie? “Zeker. We koppelen onze cijfers en analyses ook terug naar de betrokken overheidsdiensten. We voelen daar trouwens een zeer sterke interesse om op basis van onze cijfers een beleid rond ziekteverzuim te ontwikkelen,” meent Eduard.
Onwettig afwezig? Er wordt uiteraard ook gecontroleerd of ambtenaren gewettigd afwezig zijn. “En het goede nieuws is dat amper 2,5 % van de gecontroleerde afwezigheden ongerechtvaardigd is,” stelt De Decker nog. “Op dat vlak scoren we zeker niet slecht.”
75
Intern
In 2010 op weg naar nog betere dienstverlening Stafdienst Personeel & Organisatie – Peter Samyn “2010 was een overgangsjaar”, zo zegt Peter Samyn, directeur van de stafdienst Personeel & Organisatie, “waarin we erin geslaagd zijn om onze stafdienst meer klantgericht te laten werken. En dat wordt geapprecieerd door onze interne klanten.” Het zijn de personeelsleden van de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu die de doelen van de organisatie dag na dag waarmaken. De stafdienst P&O heeft als taak hen de juiste ondersteuning te bieden.
Consolideren van lopende projecten De tevredenheidsenquête bij alle personeelsleden uit 2009 leidde tot een aantal actieprogramma’s die in 2010 verder hun beslag kregen. Zo werd de mogelijkheid om te telewerken gevoelig uitgebreid. Niet minder dan 170 medewerkers (12%) maken er nu op regelmatige basis gebruik van, en 400 in specifieke situaties zoals bij een staking van het openbaar vervoer of tijdens extreme weersomstandigheden. Nieuw is ook dat de interne communicatie nu onder P&O valt. “We hebben verder nog gesleuteld aan de loopbaankansen van onze medewerkers,” zegt Peter. “Het afgelopen jaar rondden we 60 bevorderingsprocedures af en we konden het aantal statutaire betrekkingen optrekken tot meer dan 70%”.
76
Directere samenwerking met de organisatie Peter licht de nieuwe ‘interne klantengroepen’ toe: “Elk team binnen P&O vormt een uniek aanspreekpunt voor twee DG’s. Zo zorgen we voor een snellere en persoonlijkere dienstverlening vanuit P&O”. “Daarnaast hebben we service level agreements gesloten met WIV en CODA, twee wetenschappelijke instellingen die afhangen van onze FOD en waarvoor we een aantal HR-taken uitvoeren”. In 2010 werd ook een eigen Training Center opgestart, waarin onder meer interne trainers lesgeven na een speciale opleiding. “Nieuwe medewerkers verwelkomen we nu tijdens een onthaalweek”, vervolgt Peter, “en voor onze leidinggevenden voorzien we een integraal managementprogramma met opleidingen, met seminaries, met workshops, voor wie wil een externe analyse van hun leidinggevende capaciteiten en instrumenten op maat.
Vakkennis achter de schermen In 2010 werden de kwaliteitshandboeken afgewerkt: een gedetailleerde beschrijving van niet minder dan 66 werkprocedures. “De rekrutering van statutaire ambtenaren, de eedaflegging of een verlofaanvraag: iedereen binnen P&O weet nu tot in het kleinste detail hoe zoiets moet verlopen. En omdat binnen een overheidsdienst zowat alles geregeld wordt door een KB, werden vanuit elke procedure links gelegd naar de rechtsregels waarop die procedures gebaseerd zijn,” gaat Samyn verder. “Op die manier hebben we een echt kenniscentrum gecreëerd.”
In 2010 werd ook het Contact Center operationeel, wat een uniek aanspreekpunt moet worden voor zowel het personeel van de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu als voor de externe klanten en/ of stakeholders. Het front office van P&O maakt er integraal deel van uit . “In 2010 werd ruim 70% van de vragen die we via het Contact Center ontvangen binnen de 48 u beantwoord. En ik kan nu al melden dat dit cijfer de komende jaren spectaculair hoger zal liggen,” stelt Peter.
Intern Peter Samyn, Stafdirecteur “Op het eerste zicht lijkt een stafdienst Personeel en Organisatie niet direct betrokken bij een Europees Voorzitterschap… maar achter de schermen betekende het Belgische Voorzitterschap van de Europese Unie voor mijn dienst ook een extra werkdruk! Mijn medewerk(st)ers zijn erin geslaagd 150 aanwervingen af te werken, waaronder een vijftiental uitstekende kandidaten als versterking voor de diensten tijdens de maanden van het Voorzitterschap. Na afloop moesten we dan nog een extra inspanning leveren, om deze mensen te evalueren en na te gaan of het mogelijk was, voor de mensen die dat wilden, om te blijven werken binnen onze FOD. ”
77
Intern
Projectexpertise in pool en portfolio Diensten van de Voorzitter – Annick Hahaut, Peter Wauters Een zo efficiënt mogelijk beheer van de vele projecten die elk jaar intern gestart worden, vergt een optimaal gebruik van de beschikbare middelen. Daarom creërde de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu een pool en portfolio office voor ‘projecten’. Vanaf nu kan elk DG profiteren van de kennis en expertise in projectbeheer in deze pool. De projectgerichte bedrijfscultuur, die bijzonder sterk aanwezig is in de informaticasector, is ook elders bruikbaar. Dat is het geval bij de FOD Volksgezondheid, die sinds kort over een pool en portfolio office voor ‘projecten ’ beschikt. “In 2008 al zijn we beginnen nadenken over deze projectcultuur”, zegt Annick Hahaut, Resource Manager. “Bedoeling is te beschikken over een gespecialiseerd team voor projectbeheer, waaruit de verschillende DG’s voor hun prioritaire projecten kunnen putten. Afhankelijk van de behoeften zouden deze experts in projectbeheer in opdracht van de Diensten van de Voorzitter van het ene naar het andere project overgaan.”
Meer dan 2.500 kandidaten! Nadat het principe vastlag, kreeg Annick de taak om de concrete realisatie van deze pool te verzorgen, een volledig nieuw concept voor de federale overheid. “De rekrutering van de medewerkers voor de toekomstige ‘projectpool’ begon in 2009. We waren op zoek naar zelfstandige universitairen, die hun werk konden plannen volgens hun doelstellingen en die geïnteresseerd waren
78
in verandering; personen met goede communicatievaardigheden, nieuwsgierige, flexibele en uiteraard gedreven mensen met een interesse in de problematiek die wij met onze organisatie ervaren. In totaal hebben we meer dan 2.500 kandidaturen ontvangen!” In 2010 zijn de eerste medewerkers in dienst getreden: sindsdien is de projectpool volledig operationeel.
Een duidelijk gedefinieerde ‘projectrol’ Meteen na hun indiensttreding volgden deze nieuwe medewerkers een opleidingsprogramma waarin onder meer gebruik werd gemaakt van de Prince 2-methodologie van de Britse overheid. Vervolgens werden ze op basis van hun competenties en affiniteiten toegewezen aan de projecten die door het Directiecomité als prioritair worden beschouwd. De rol van de pool bestaat erin het succes van de projecten te vergemakkelijken via een maximale efficiëntie dankzij specifieke methodes en expertise op het vlak van projectbeheer. “We ontwikkelen permanent deze expertise op verschillende manieren, onder meer via feedback en kennismanagement. Maar het project blijft eigendom van het DG dat het aanvraagt en de nodige middelen, zowel qua personeel als financieel, moet leveren om het tot een goed einde te brengen. Onze rol wordt aan het begin van het project duidelijk gedefinieerd, zowel de opdracht en de duur worden op voorhand vastgelegd. De projectmedewerker valt te vergelijken met een bemiddelaar. Het is niet de bedoeling op operationeel gebied tussen te komen, maar wel om het project en de doelstellingen te volgen en te helpen bij de realisatie van een succesvol project dankzij de expertise van de pool.”
Drie actiegebieden De portfolio omvat drie actiegebieden: • kennisbeheer (via opleidingen in verband met de cultuur van het projectmanagement) • ondersteuning van projecten (via advies of de terbeschikkingstelling van een lid van de pool door de Resource Manager) • strategisch advies (met een follow-up van de vorderingen van de projecten en deelname aan de selectie van prioritaire projecten) De portfolio maakt een transversale visie van de projecten mogelijk, om bijvoorbeeld één enkel project te ontwikkelen dat nuttig zal zijn voor meerdere DG’s. Deze benadering verkleint de scheiding tussen de verschillende diensten en garandeert een efficiënter gebruik van de middelen.
Om de ‘projectfilosofie’ te ondersteunen: een portfolio office In dezelfde transversale logica werd ook een ‘portfolio office’ opgericht. Peter Wauters is programmaleider voor de invoering van een nieuw projectbeheer en de creatie van een ‘portfolio office’. “De bedoeling van deze portfolio is de projectfilosofie binnen de FOD te ondersteunen en te laten werken”, zo legt hij uit. “Het idee is dus om vanuit een globaal punt en voor de hele FOD alles wat met projecten te maken heeft, en dus ook de pool, te beheren.”
Intern
“ “
De bedoeling van deze portfolio is de projectfilosofie binnen de FOD te ondersteunen en te laten werken
Het idee is dus om vanuit een globaal punt en voor de hele FOD alles wat met projecten te maken
heeft, te beheren.
” ” 79
80 Intern
Intern
Contact Center: luisterend oor en helpende hand Diensten van de Voorzitter – Myriam Feys, Liesbet Baten Ariane was een van de belangrijkste modernisatieprojecten binnen de FOD Volksgezondheid. Ariane omvat de oprichting van een ‘uniek loket’ - via het Contact Center maar zal ook toelaten de hele organisatie efficiënter te maken. Einde 2010 was ‘Ariane’ afgerond. “Hierdoor wordt het call center van de FOD een heus Contact Center, een unieke toegangspoort voor iedere burger of professional die vragen heeft rond onze organisatie en onze activiteiten,” zegt project manager Liesbet Baten. “Dankzij dit project zullen we ook efficiënter kunnen werken.” Vaak worden de ambtenaren van de FOD (diensthoofden, secretariaten, administraties, experts…) rechtstreeks gecontacteerd met tal van vragen en problemen. “Door al die oproepen op te vangen in ons Contact Center, kunnen we die mensen enigszins afschermen zodat ze zich beter kunnen concentreren op hun kerntaken. 80% van de oproepen kunnen door de operatoren van het Contact Center zelf worden afgehandeld” overloopt Myriam Feys, coördinatrice van het Contact Center. “De andere 20% verwijzen we door naar de specialisten in de verschillende DG’s en stafdiensten. Alle oproepen worden trouwens via ons “Customer Relations Management” systeem gemonitord tot wanneer de beller een antwoord heeft gekregen.”
Mail, sociale media en telewerk Het Ariane-project is er dus op gericht om de front-office activiteiten van de verschillende diensten los te koppelen van hun back-office, en te integreren in één Contact Center. Via een keuzemenu komt de beller trouwens automatisch terecht bij een operator die zijn of haar taal spreekt en die vertrouwd is met de materie. “Daarnaast is het Contact Center ook bereikbaar via mail en met een webformulier,” vult Liesbet aan. “We denken er trouwens al over na hoe we in de toekomst de sociale media in dit concept kunnen inpassen.” Nieuw is dat de operatoren de aard van elke oproep moeten registreren. “Een extra taak,” geeft Liesbet toe, “maar dat levert ons wel relevante beleidsinformatie op waardoor we hun werk verder kunnen optimaliseren. Doordat we bijvoorbeeld weten hoeveel oproepen er in elke landstaal toekomen, kunnen we de dienst zo samenstellen dat de werklast voor iedereen ongeveer gelijk is.”
Eén Contact Center voor iedereen Het Contact Center is bestemd voor alle interne en externe klanten van de FOD. Momenteel heeft die nog verschillende telefoonnummers in gebruik, maar op korte termijn zal er overgeschakeld worden naar één oproepnummer voor alle DG’s en stafdiensten. “Personeel & Organisatie, inclusief de ziektemeldingen, Medex, enkele DG’s en het centraal klachtenbeheer zijn nu al in het Contact Center geïntegreerd, de andere afdelingen zullen stelselmatig volgen,” weet Liesbet nog te vertellen. “Het Contact Center zal echter niet enkel de ‘normale’ diensten ondersteunen, maar op termijn ook onze tijdelijke projecten en campagnes. Zelfs in crisissituaties zal het ingeschakeld kunnen worden.”
81
Intern
Logistieke uitdagingen tijdens het Europese Voorzitterschap Stafdienst Budget en Beheerscontrole/Logistiek – Fabrice Dehoux Het Belgisch Voorzitterschap van de Raad van Europa heeft het logistiek team van de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu op de voorgrond gekatapulteerd. Een prima gelegenheid om hun vaardigheden als organisator van evenementen te ontwikkelen.
Het land dat het Voorzitterschap van de Europese Raad op zich neemt, moet tal van evenementen en ontmoetingen organiseren tijdens zijn Voorzitterschap. België is geen uitzondering geweest op deze regel: de eigen stafdienst Budget en Beheerscontrole - Logistiek werd dus ingeschakeld om de FOD-projecten te organiseren. Er werd snel voor gekozen om de coördinatie niet uit te besteden. Fabrice Dehoux, lid van de afdeling logistiek: “We hebben zelf alle logistieke aspecten beheerd van de evenementen die werden georganiseerd door het Belgisch Voorzitterschap. We hebben dat gedaan met onze eigen financiële- en personeelsmiddelen. Ons team is dus erg druk in de weer geweest. Dit Europees Voorzitterschap kwam voor ons neer op voldoende activiteiten voor drie voltijdse medewerkers.”
Vijftig evenementen Het team heeft de logistiek beheerd van een vijftigtal evenementen van erg verschillende grootte. Het grootste was de bijeenkomst van gezondheidsministers in juli 2010 voor de dienst Internationale Betrekkingen. Deze meeting had plaats in het Egmontpaleis en werd op het einde van de dag afgesloten met een receptie in het Kasteel van La Hulpe: een honderdtal gasten moesten worden gelogeerd, vervoerd, ontvangen en natuurlijk van eten en drinken voorzien. Ook de veiligheid moest hierbij doorlopend worden gegarandeerd. Er werden nog tal van andere ontmoetingen gerealiseerd, die altijd met dezelfde zorg gerealiseerd werden. “Onze ligging tegenover het Zuidstation is ideaal om bepaalde meetings te organiseren waar geen prestigieus lokaal voor gehuurd moet worden. Onze vergaderzalen zijn misschien nogal onpersoonlijk, maar wel erg praktisch,” erkent Fabrice.
82
Het beheren van dit type evenementen omvat een gevarieerde waaier aan opdrachten: de sprekers en soms ook de deelnemers rondrijden en onderdak verschaffen, vergaderzalen vinden en reserveren, leveranciers beheren, de veiligheid garanderen, de catering verzorgen (koffiepauze, maaltijden) en alle bijbehorende diensten, zoals vestiaires, bewegwijzering, dossiers of avondlijke activiteiten die aan de deelnemers worden voorgesteld, zodat ze zich wat kunnen ontspannen na het werk.
Het onvoorziene beheren “Tijdens de evenementen moesten we een oplossing bedenken voor alle onvoorziene problemen. Zo werd er bijvoorbeeld erg laat aangekondigd dat het aantal deelnemers veranderde, of moest iemand onverwachts vertrekken met de taxi.” Deze intense concentratie heeft soms ook een keerzijde: “Bij ons eerste evenement waren we er zo op beducht om een feilloze organisatie voor de deelnemers op punt te stellen dat we onszelf vergaten. We hadden dus geen eten voorzien voor het logistiek team… Die fout hebben we maar één keer gemaakt!” Na elk evenement moesten nog de uitgaven worden gecontroleerd, de facturen beheerd, de rekeningen gemaakt. Dit soort functie vraagt om een grote beschikbaarheid, soepelheid en stressbestendigheid, om een persoonlijk engagement. “Het creëert een hecht team. En nu ik erop terugkijk, vind ik dat het team het er bijzonder goed van heeft afgebracht,” besluit Fabrice. Alle organisatoren, zowel intern als extern, zowel op nationaal als op Europees vlak, waren trouwens tevreden over het gepresteerde werk.
Intern
“
We hebben zelf alle logistieke aspecten beheerd van de evenementen die werden georganiseerd door het Belgisch Voorzitterschap. We hebben dat gedaan met onze eigen financiële- en personeelsmiddelen. Ons team is dus erg druk in de weer geweest. Dit Europees Voorzitterschap kwam voor ons neer op voldoende activiteiten voor drie voltijdse medewerkers.
”
83
Intern
Online ondersteuning voor het EU-Voorzitterschap Diensten van de Voorzitter en Stafdienst Informatie- en Communicatietechnologie – Sven Heyndrickx en Rita Willems Op 1 juli 2010, de start van het Belgisch Voorzitterschap, lanceerde de FOD de website www. health.eutrio.be. Een site volledig gericht op de activiteiten die de FOD organiseerde in het kader van dat Voorzitterschap.
Conferenties en evenementen organiseren is één ding, de mensen hierover informeren is een andere zaak. Daarom was het nodig een speciale website te creëren, waar conferentiegangers, journalisten en geïnteresseerde burgers de nodige achtergrondinformatie over elk evenement konden opzoeken: Waarover gaat een evenement juist, wat staat er op het programma, welke mensen komen er spreken, waar en wanneer vindt het juist plaats? Naast al deze meer praktische info, werd ook de nodige aandacht besteed aan de resultaten van elk evenement. Zo konden bezoekers van onze website ook zelf vaststellen dat de tijd en moeite die in elk evenement gestoken werd, ook nuttig is geweest. “Over het aantal bezoekers zijn we trouwens erg tevreden. Op zes maanden tijd hebben we 6 416 unieke bezoekers mogen verwelkomen, die in totaal iets meer dan 40 000 pagina’s hebben bezocht,” zegt Sven Heyndrickx. Om een evenement te kunnen bijwonen, moet je natuurlijk eerst ingeschreven raken. Om ervoor te zorgen dat alle inschrijvingen vlot verliepen, werkten de communicatiedienst en ICT aan een speciale inschrijvingsmodule. “Na een uitgebreide testperiode, waarin we de module op alle mogelijk bugs hebben getest, waren we bij het begin van het Voorzitterschap klaar om onze module ook echt te gaan gebruiken” vertelt Rita Willems.
84
Intern
2010: een “veel bewogen” jaar! Stafdienst Budget & Beheerscontrole / Logistiek – Ingrid De Cooman Zoveel mogelijk rationaliseren en de klant of werknemer tevreden stellen: dat zijn twee belangrijke streefdoelen van de dienst Logistiek. In 2010 was dat zeker geen sinecure, door de vele projecten en de extra belasting van het Belgische Voorzitterschap. De klant vraagt, wij verbeteren! Voor de dienst Logistiek zijn alle personeelsleden klanten. En klantgerichtheid dragen ze hoog in het vaandel. “Als mensen om verbetering vragen – bijvoorbeeld omdat een dienst uit zijn voegen is gebarsten –,” zegt adviseur-generaal Ingrid De Cooman, “dan komen wij tussenbeide om de ruimte te herverdelen en ervoor te zorgen dat de mensen comfortabel kunnen werken.” Enkele voorbeelden van de verwezenlijkingen van 2010: • er kwam een nieuw Contact Center op de zesde verdieping, volledig in eigen beheer en met eigen mankracht uitgevoerd. De overstap gebeurede op 2 dagen tijd zonder dat het Contact Center ook maar één minuut buiten dienst is geweest, • Enkele diensten van het DG Organisatie Gezondheidszorgvoorzieningen en de Sociale Dienst verhuisden in maart naar de zesde verdieping, • De bibliotheek van onze FOD, het Vesalius Documentatie en Informatiecentrum (VDIC), verhuisde naar de negende verdieping, naast de zaal van het directiecomité.
Verhuizen met de V van Visie
Moeilijk gaat ook
Sinds de verhuis van de FOD naar het huidige gebouw in 2005 wordt er niet alleen spaarzaam omgesprongen met voorzieningen, er wordt ook grondig nagedacht over iedere ‘move’. Ingrid: “Landschapsburelen en veel licht en ruimte staan hierin centraal. Maar ook rationaliteit en duurzaamheid zijn belangrijke aandachtspunten.”
Alle verhuisprojecten vragen om de nodige inspanningen. Botsende ideeën en verwachtingen, angst voor verandering, moeilijke afspraken, het hoort er allemaal bij. Maar sommige projecten schieten er echt uit. Zoals de verhuizing van de dienst Risicobeheersing van het DG Leefmilieu. Ingrid: “Door een Europese richtlijn diende deze afdeling ondergebracht te worden in een beveiligde zone Dit had tot gevolg dat we met alle afdelingen zijn beginnen schuiven. Wanden werden gesloopt, andere bijgezet, er werd langs alle kanten geklopt en getimmerd… en dat terwijl het werk gewoon moest doorgaan. Niet evident voor de betrokken partijen, maar het resultaat mag er zijn!”
Opgelegde verhuizingen In 2010 waren er ook een aantal opgelegde verhuizingen in het kader van functionele hergroeperingen van de federale overheidsdiensten. “Voor ons is dit uiteraard een gelegenheid om de werkplek te rationaliseren en te verbeteren,” legt Ingrid uit. “Onze collega’s in Gent bijvoorbeeld zijn verhuisd naar het gebouw Kouterpoort in de Ketelvest in Gent. Een hele verbetering, want ze zitten nu allemaal samen in nieuwe, frisse lokalen. Onze collega’s in Brugge konden intrekken in het spiksplinternieuwe ‘Kamgebouw’ naast het station van Brugge.” De Diensten Medex en Empreva, voorheen gehuisvest in het WTCIII-gebouw, aan de andere kant van Brussel, zijn in maart ingetrokken in hun nieuwe burelen op de vijfde verdieping van het Eurostationgebouw in Brussel.
85
Intern
Een vernieuwde website Stafdienst Informatie- en Communicatietechnologie – Kurt Nys De website van de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu kreeg in 2010 een complete make-over: niet alleen het uiterlijk, maar ook de onderliggende structuur en technologie werden grondig onder handen genomen. Een ingewikkeld proces dat tot een goed einde werd gebracht. Net als voor zovele andere overheidsdiensten, bedrijven of organisaties is ook voor de FOD Volksgezondheid, Voedselveiligheid en Leefmilieu de website sinds jaren een onmisbaar communicatiekanaal. Maar ook op dit vlak staat de technologie niet stil. De ‘support’ voor de tot op heden gebruikte technologie zou bijvoorbeeld op relatief korte termijn stopgezet worden, zo hadden de softwareleveranciers al laten weten. “Vanuit de FOD kwam onder meer de vraag om de website van meer grafische mogelijkheden te voorzien, bijvoorbeeld om een nieuwscarrousel te kunnen aanbieden, en om geïnteresseerden RSS-feeds te kunnen toesturen,” zegt Kurt Nys. “Ook leefde de vraag om zelf, via een content management systeem, meer verantwoordelijkheden te kunnen opnemen voor wat betreft het informatieaanbod op de website.”
86
Intern Info sneller terugvinden Midden 2010 werd de website mét heel wat nieuwe functionaliteiten opgeleverd. De inhoud van de oude website werd overgenomen, maar kreeg een nieuwe structuur. “Voor de gebruiker van de site is alles veel transparanter geworden,” gaat Kurt verder. “En dankzij de sterke zoekmotor met ‘full text search’ zal hij of zij de gevraagde info sneller terugvinden. De communicatoren van de FOD hebben trouwens een belangrijke rol gespeeld bij de uitbouw van dit project.” “Onzichtbaar voor de eindgebruiker maar onmisbaar voor de interne medewerkers is dat de hele workflow van documenten grondig gestructureerd en geautomatiseerd werd, van concept, validering door het diensthoofd en de communicatieafdeling, vertaling, tot en met de publicatie van de info op de website,” licht Kurt verder toe. “De opstartfase was bijzonder zwaar en het heeft veel moeite gekost om die nieuwe technologie op poten te krijgen. Gedurende anderhalve maand draaide de nieuwe website perfect, maar dan gingen de prestaties plots pijlsnel naar beneden,” vertelt Kurt nog. “De twee afdelingen van de dienst ICT, met name ‘ontwikkeling’ en ‘operations’, hebben samen met specialisten van de softwareleverancier en met een tijdelijk team van consultants, keihard aan de nodige technische aanpassingen gewerkt. En door die inspanningen is de performantie van de site met een factor twintig verbeterd.”
Betere ondersteuning “Wij hebben tijdens dit project heel wat aandacht besteed aan de kennisoverdracht van onze leverancier naar de eigen medewerkers toe. Daardoor kunnen wij de FOD Volksgezondheid, onze interne klant, naar de toekomst toe nog veel beter ondersteunen. En ook onze leverancier is tevreden: hij gebruikt onze website nu als een belangrijke referentie in zijn commerciële acties.”
Georges Leenen, Stafdirecteur “Het Belgisch Voorzitterschap van de Raad van de Europese Unie vormde de gelegenheid om aan te tonen dat stafdienst B&Bc-Log een hecht team vormt. Voor bijna elk evenement dat door de FOD werd georganiseerd, verzorgde de eenheid B&Bc de monitoring en de uitvoering van de budgetten, terwijl de entiteit logistiek haar expertise heeft aangetoond inzake operationeel facility management. Zowel wat betreft het administratief beheer in Brussel als op het terrein hebben onze collega’s zich erg efficiënt getoond, dankzij hun flexibiliteit, hun creativiteit en hun reactiviteit, hoewel dat bij dit soort evenementen nooit vanzelfsprekend is.”
Kurt Nys, Stafdirecteur a.i. “De verschillende ICT-teams hebben hun beste beentje voorgezet om, in samenwerking met de communicatiedienst, te zorgen voor een gloednieuwe website en een collaboratie-omgeving in het kader van het EU-Voorzitterschap. De deadlines waren scherp, de technologie nieuw en de lijst met behoeften lang, maar dat heeft hen niet weerhouden om een prima service te leveren en beide projecten tot een succes te maken. Puik werk !”
87
Preventie
Personeel
Inspectie
Medex Communicatie Budget
Logistiek
88
Cijfers
89
Cijfers
Preventie en bescherming op het werk
Niveau
Preventie van geweld, pesterijen en ongewenst seksueel gedrag
Personeelsbewegingen
Pesterijen
In
145
Out
136
Ongewenst seksueel gedrag
14 2
Conflict met overste
13
Conflict met collega
7
Psychische problemen Alcoholisme Burn-out / stress / depressie Problemen met P&O
798
5
Man
551
9
Totaal
11
Problemen met management
8
Diversiteit
1
Evacuation steward
22
Kleine blusmiddelen
18
EHBO Basisopleiding
8
EHBO bijscholing Tillen van lasten – juist gebruik van de rug (voor poetsvrouwen en klusjesmannen,…)
59 9
1
17
A
632
B
188
C
277
D
229
M
6
Totaal
1349
Geslacht Vrouw
20
Opleiding
90
Personeel
1349
Taal
Verdeling per dienst Organisatie van de Gezondheidszorgvoorzieningen
158
Basisgezondheidszorg en Crisisbeheer
154
Dier, Plant en Voeding
168
Leefmilieu
154
Diensten van de Voorzitter
137 43
NL
711
Empreva
FR
637
Federale Raad voor Duurzame Ontwikkeling
DE
1
Statuut 384
Statutair
836
Stagiair
123
Mandaathouder
Generieke entiteiten (personeel ter beschikking gesteld door andere organisaties)
31
Hoge Gezondheidsraad
25
Medex
Contractueel
6
8
Programmatorische Overheidsdienst Duurzame Ontwikkeling Budget- en Beheerscontrole – Logistiek
246 14 120
ICT
32
Personeel en Organisatie
59
Cijfers
Inspectie TABAK
Medex Aannderzoeken
Conform
niet conform
Controle roken in openbare lokalen
9.305
92%
8%
Controle aanduiding rookverbod en aanwezigheid asbakken in openbare lokalen
11.754
77%
23%
Controle verkoopsverbod aan min 16-jarigen
2.319
98%
Controle tabaksautomaten
401 1.102
Controle tabaksreclame
Ambtenaren
In 2010*
Arbeidsongevallen
47 000 aangiftes
Beroepsziekten
220 onderzoeken
2%
Vervroegde pensionering om medische redenen
7 000 aanvragen
77%
23%
Controles op afwezigheden wegens ziekte
70 000 controles
78%
22%
Verminderde prestaties (als re-integratie en bij chronische ziekten)
3500 onderzoeken
Controle etikettering tabaksproducten
Aantal inbeslaggenomen sigarettenpakjes
2.029
ALCOHOL
Aantal onderzoeken
Conform
niet conform
Controle verkoopsverbod alcoholische dranken aan minderjarigen
1275
91%
9%
Controle alcoholautomaten
759
66%
34%
In het kader van de verkeersveiligheid
Dierenwelzijn Klachtenbehandeling Controles
1.518 proefdierlaboratoria en animalaria
14
Processen-verbaal
358
Waarschuwingen
632
In beslag genomen dieren Erkenning kwekerijen en handelszaken
Privé-personen
landbouwhuisdieren
642
kleine huisdieren
1286
andere dieren
567
Chauffeurs
2500 onderzoeken
Piloten
15 000 onderzoeken
Schippers
600 onderzoeken
Militaire en burgerlijke oorlogsslachtoffers
1 700 onderzoeken
Slachtoffers van opzettelijke gewelddaden
200 onderzoeken *afgerond
475
CITES Controles
65
Inbeslagnames
11
91
Cijfers
Contact Center
10314
1178
september
14089
12182
1907
oktober
14065
9348
4717
november
11827
6646
5181
december
11528
6919
4609
7 296
77 193
opgenomen
abandoned*
* Oproep afgebroken door beller
ICT
ua Jan
Interventies
Account
1134
Mailbox
1268
Printers
652
Software
2897
VPN
564
Workstations
92
r
11492
be
augustus
cem
847
De
8581
er
9428
mb
juli
ve
1513
No
10922
er
12435
tob
juni
Ok
1717
er
9048
mb
10765
pte
mei
Se
1050
s
10084
stu
11134
gu
april
Au
1940
i
12759
Jul
14699
i
maart
Jun
2361
i
9940
Me
12301
ril
februari
Ap
4927
art
10810
Ma
15737
ari
januari
Binnenkomende oproepen
18000 16000 14000 12000 10000 8000 6000 4000 2000 0 bru
abandoned*
Fe
opgenomen
ri
binnenkomend
oproepen
Contact Center: ontvangen oproepen
Contact Center
724
Staging van desktops & portables
1233
Vragen om informatie
760
Cijfers
Budget- en Beheerscontrole / Logistiek Verwerkte bestelbonnen en facturen
Budgettaire enveloppes
2010
Aantal purchase orders
Aantal facturen
Type
Vasteggingskredieten
Vereffeningskredieten
januari
130
5 714
Beleidscel
2 887 000
2 887 000
februari
1 021
2 153
Personeel
70 875 000
70 875 000
maart
981
8 000
Werking
48 405 000
48 380 000
april
580
5 189
Opdrachten
32 777 000
32 963 000
mei
372
5 419
Grote posten
163 628 000
199 149 000
juni
520
4 206
Fondsen
9 959 000
12 272 000
juli
475
6 863
Totaal
328 531 000
366 526 000
augustus
382
7 547
september
519
9 748
oktober
808
7 804
november
596
8 149
december
912
6 401
Totaal
7 296
77 193
Uitgaande briefwisseling Type
Binnenland
Binnen Europa
Buiten Europa
Totaal
Prior
6 950
5
350
7 305
606 434
9 077
108
615 619
3 503
-
-
3 503
33 535
593
24
34 152
650 422
9 675
482
660 579
Non prior Aangetekend Rp prior Totaal
93
Cijfers
Buitenlandse zendingen DG/SD/WI
AANTAL MISSIES 2009
AANTAL MISSIES 2010
DVZ/SD- DIENSTEN VAN DE VOORZITTER/STAFDIENSTEN
83
81
74
DG1 / ORGANISATIE VAN DE GEZONDHEIDSVOORZIENINGEN
56
104
99
DG2 / BASISGEZONDHEIDSZORG EN CRISISBEHEER
88
78
75
DG4 / DIER, PLANT EN VOEDING
124
130
139
DG5 / LEEFMILIEU
297
302
433
12
8
15
HGR /HOGE GEZONDHEIDSRAAD MEDEX
0
0
0
CODA
61
118
135
CODA -RECHTSPERSOONLIJKHEID
94
40
18
188
192
157
30
29
28
1033
1082
1173
WIV WIV- RECHTSPERSOONLIJKHEID Totaal
94
AANTAL MISSIES 2008
Cijfers Voorzitter Dirk Cuypers
Secretariaat
Dienst Communicatie contact Center
Vertaaldienst
Directiecomité
Personeel en Organisatie Peter Samyn
Directoraat-generaal Organisatie van de GezondheidszorgVoorzieningen ChristiaAn Decoster
Directoraat-generaal Basisgezondheidszorg en Crisisbeheer Michel Van Hoegaerden
Juridische dienst
IDPBW
WIV Johan Peeters
CODA Pierre Kerkhofs
Budget en Beheerscontrole – Logistiek Georges Leenen
Directoraat-generaal Dier, Plant en Voeding Marc De Win (a.i.)
Internationale betrekkingen
HGR Jean Nève
ICT Kurt Nys (a.i.)
Directoraat-generaal Leefmilieu Roland Moreau
Bestuur van Medische Expertise Ria Fransis
95
Colofon Coördinatie Vinciane Charlier
[email protected] Sven Heyndrickx
[email protected] Met dank aan iedereen die aan dit jaarverslag heeft meegewerkt Contact 02 524 97 97 (contact center)
[email protected] www.gezondheid.belgie.be Realisatie MAZY GRAPHIC DESIGN SPRL www.mazygraphic.be Redactie IZICOM sprl www.izicom.com Fotografie Jean-Michel Byl Verantwoordelijke uitgever Dr. Dirk Cuypers, voorzitter van het directiecomité Victor Hortaplein 40 bus 10, 1060 Brussel De elektronische versie van dit jaarverslag is beschikbaar op www.gezondheid.belgie.be Ce rapport existe aussi en français
$"
"!"# ! !! "
### ! %
!!# "
Gedrukt op papier bekroond met het EU Ecolabel
D/2011/2196/21