FLEXIBILITEIT: AANPASSEN AAN DE TIJD KNELPUNTEN EN MOGELIJKHEDEN bij de verbouw van basisscholen Mark Radstake | juni 2011
2
3
Mark Radstake BSc 1303325 flexibiliteit: aanpassen aan de tijd knelpunten en mogelijkheden bij de verbouw van basisscholen onder begeleiding van: dr. dolf broekhuizen Technische Universiteit Delft, faculteit bouwkunde 16 juni 2011
4
5
Drie basisscholen
7
Het openbreken van de gang 8 De gang 8 Elandsstraat 42 8 Montessori 8 Verbouwing 10 Hertzberger 10 Flexibiliteit: van gangschool naar open school 11 Knelpunten 14 weg met de trap 16 De trap 16 Vlasakker 3 17 Hedendaags onderwijs en haar problemen 19 Verbouwing 19 Flexibiliteit: van clustertype naar gangenschool 19 Het leefklimaat 22 Knelpunten 23 de school en de wijk 24 De wijk en de school 24 De brede school 24 Bennekelstraat 135 24 De verbouwing 26 Flexibiliteit: van gangschool naar Spilcentrum 26 Knelpunten 29 knelpunten en mogelijkheden 32 Knelpunten 32 Mogelijkheden 32 Literatuur en archief 34 herkomst afbeeldingen 35 bijlagen 37 Projectgegevens Analyse-bladen Tekeningen
6
7
1 Minister Vogelaar, Actieplan Krachtwijken, 2007
links 14e montessorischool, Amsterdam (1922/2006) rechtsboven De Bouwsteen, ‘s Gravendeel (1978/2005) rechtsonder SPIL de Bennekel, Eindhoven (1930/2007)
drie basisscholen Drie basisscholen. Op het eerste gezicht zijn ze moeilijk met elkaar te vergelijken. De eerste is een traditionele school uit het begin van de twintigste eeuw en staat bescheiden in een klein straatje in de Jordaan in Amsterdam. De tweede is een op het eerste gezicht hedendaags gebouw met een opvallende stalen luifel in het groen van een jaren ‘70 uitbreiding van ‘s Gravendeel. De laatste staat in de Bennekel in Eindhoven, één van de ‘krachtwijken’ van toenmalige minister Vogelaar en lijkt een combinatie te zijn van de eerste twee scholen met een oud en een nieuw deel die zijn verbonden door een ‘zwevende’ glazen gang.1 Drie totaal verschillende basisscholen dus. En toch hebben ze een belangrijke overeenkomst: Ze zijn alledrie in de laatste tien jaar verbouwd om te voldoen aan de behoeftes van het huidige basisonderwijs. Met verschillende redenen en op verschillende manieren is geprobeerd om deze scholen nieuw leven in te blazen. Maar is het wel mogelijk om gedateerde schoolgebouwen op een goede manier te verbouwen naar scholen van deze tijd? Hoe kun je het maatpak van een bepaalde periode met bepaalde ideeën over onderwijs op een goede manier vermaken naar een versie die antwoordt aan huidige onderwijsbehoeftes? Wat zijn daarbij de mogelijkheden en belangrijker nog, wat zijn de knelpunten?
HET OPENBREKEN VAN DE GANG
8
De gang Met de komst van de lagere schoolwet uit 1878 deed de gangschool zijn intrede bij het lager onderwijs. Deze wet, die voorschreef dat iedere klas van 40 leerlingen een eigen leraar moest hebben, betekende dat er meer lokalen nodig waren dan een enkel lokaal voor alle leerlingen. De commissie die was opgericht om de voorschriften voor de nieuw te bouwen schoolgebouwen op te stellen, publiceerde haar adviezen over regels, plattegronden en meubilair in het bouwbesluit van 4 mei 1883, dat tot 1920 gehandhaafd bleef. De hoogte van de lokalen werd voorgeschreven op 4,5 meter voor voldoende lichtinval en lucht per leerling. De lichtinval moest bij voorkeur van links komen om de rechts-schrijvende kinderen niet te hinderen. De muren tussen de lokalen moesten van steen zijn en een vertrek mocht niet meer dan 50 leerlingen bevatten. Met het opdelen van de lokalen deed ook de gang zijn intrede om de verschillende lokalen te verbinden. Deze gang deed ook dienst als garderobe. Sinds 1883 zijn er verschillende configuraties te vinden van corridorscholen. Soms met lokalen aan twee kanten maar meestal aan één kant van de gang. Meestal hadden ze twee of drie verdiepingen en een kap.2 Elandsstraat 42 Het schoolgebouw aan de Elandstraat met nummer 42 in Amsterdam had tot 2004 een indeling die duidelijk onderhevig was aan het bouwbesluit uit 1883: Een vierkant gebouw van drie verdiepingen met een kap met op iedere verdieping een haaks op de straat staande centrale gang, aan het ene uiteinde begrensd met een bergruimte en toiletten (entree op de begane grond) en aan het andere uiteinde met het trappenhuis, met aan beide zijden twee hoge lokalen met eigen sanitair. Vier lokalen per verdieping dus. Deze katholieke school voor lager en voorbereidend onderwijs is in 1919 ontworpen door architect Antoon J. Joling en opgeleverd in 1922. Joling (1857-1934) kwam in 1877 voor ongeveer acht jaar in de leer bij de Amsterdamse architect P.J.H. Cuypers (18271921) en is vooral bekend van het Peek & Cloppenburg gebouw (1914) aan de Dam in Amsterdam. Net als Cuypers was hij vanaf 1901 bestuurslid van Katholieke Kunstkring De Violier. De Violier (1901-1952) hield zich vooral bezig met het houden van bijeenkomsten, het bezoeken van verzamelingen en het geven van lezingen over artistieke vraagstukken. Dit deden ze om de kunst te verheffen en de kunstzin te bevorderen.3 Joling was net als Cuypers vanaf het begin van de oprichting lid (en later ook ere-lid) en actief als penningmeester. Anders dan Cuypers gaf hij echter nooit een lezing.4 Ook als werkend architect was Joling dus in nauw contact met Cuypers en zijn ideeën. Als voorman van de Neogotiek en als restauratie-architect heeft Cuypers dan ook duidelijk invloed gehad op de wat ‘klassiekere’ stijl van Joling die ook in het gebouw in de Elandsstraat terug te vinden is. Dit in een tijd dat Berlage en later de architecten van de Amsterdamse School al een totaal andere weg op waren gegaan. Montessori De periode waarin de school werd gebouwd was ook een tijd van nieuwe pedagogosche inzichten. In 1920 hield de Italiaanse arts Maria Montessori (1870-1952) een lezing in de net geopende eerste particuliere Amsterdamse Montessorischool.5 Montessori had een onderwijsmethode ontwikkeld die zij beschreef in haar boek: De methode van wetenschappelijke pedagogiek, toegepast op de kinderopvoeding in de Casa dei Bambini (1910). De kern van haar methode wordt vaak samengevat in haar uitspraak: ‘Help mij het zelf te doen’. Montessori vond dat ieder kind recht had op een volledige en vrije ontplooiing. Uitgangspunt hierbij is dat het kind actief is in plaats van passief. Het heeft een natuurlijke drang tot weten en wil de wereld om zich heen kennen. De Montessori methode stimuleert deze drang en laat het kind zich op een zelfstandige manier ontwikkelen. Ieder kind doorloopt deze ontwikkeling en ontplooiing op een
2 Spoelstra 2004, p. 20-21 3 Mes 1973, p. 54-59 4 Molkenboer, 1932 p. 6-14 5 Spoelstra 2004, p. 28
9
andere manier. Het respect van de docent voor de individualitieit van ieder is kind is daarom essentieel. In plaats van dat een docent bepaalt wat kinderen wanneer leren, wordt ingespeeld op de behoeftes van het kind door de juiste omgeving, materialen en individuele begeleiding te bieden. De nieuwe onderwijsmethode van Montessori betekende ook dat het traditionele klaslokaal niet geschikt was. Het bood niet de omgeving die nodig was om de zelfontplooiing te stimuleren. Er moesten nieuwe scholen worden gebouwd die deze omgeving wel konden bieden. Vanaf 1923 ontstonden in Amsterdam de eerste Openbare Montessorischolen. Wethouder van Onderwijs, Eduard Polak, liet deze scholen bouwen omdat hij achter deze vernieuwingen in het onderwijs stond. Het verschil met een gewone school was dat er twee ruimtes werden toegevoegd aan ieder lokaal: Een betegelde keukenruimte en een ‘rustkamer’. De klaslokalen waren dus ook groter: De 1e Montessorischool in Amsterdam (1927) van A.R. Hulshoff had bijzonder grote lokalen van ongeveer 95 m2. 6
6 Hertzberger 2008, p. 26
boven 1e Montessorischool, Amsterdam (1927) onder Montessorischool “De Eilanden”, Amsterdam (2002)
Hoewel het montessori-onderwijs qua methode weinig is veranderd door de jaren heen, verschilt het tegenwoordig niet zo veel meer van het reguliere onderwijs, waar de kind als individu ook steeds belangrijker wordt. De budgetten voor nieuw te bouwen scholen zijn ook vaak hetzelfde geworden. Dit betekent dat de leslokalen in montessorischolen ook niet meer veel groter kunnen zijn dan gewone leslokalen. De extra ruimte die nodig is voor het onderwijs moet dus elders worden gezocht. Bij montessorischool ‘De Eilanden’ in Amsterdam (2002) van Herman Hertzberger is deze ruimte gevonden in de gangzone. Grote schuifpuien kunnen worden opengezet, waardoor de verhouding tussen lokaal en gang als het ware verdwijnt en er één grote ruimte ontstaat. De ‘keuken’ zoals die in de 1e Montessorischool een mooie eigen ruimte had is niet meer dan een wastafel in het moderne gebouw.
10
Verbouwing Beide genoemde gebouwen werden nieuw gebouwd. Weliswaar met een totaal verschillende plattegrond, maar beide aangepast aan het montessori-onderwijs. Zoals gezegd zijn klassieke corridorscholen totaal niet geschikt voor montessorionderwijs: De gangen zijn smal, de lokalen kaal en gesloten en vaak zonder gemeenschappelijke ruimte. Het ombouwen van zo’n school tot Montessorischool lijkt daarom ook geen goed idee. Toch was dit precies de opgave voor de klassieke school van A.J. Joling in de Elandsstraat in Amsterdam. De 14e Montessorischool “De Jordaan”, die in 1991 werd opgericht, vestigde zich in 1993 in een nieuw gebouw in de Elandsstraat 99. Dit gebouw was speciaal gebouwd voor montessori-onderwijs. Het gebouw aan de overkant van de straat, Elandsstraat 42 werd aangekocht in 1995 omdat de school sterk groeide. Na de invoering van het nieuwe bouwbesluit van 2003 voldeed het gebouw niet meer aan de huidige veiligheidseisen en werd overgegaan tot verbouwing waarbij het gebouw tevens geschikt zou worden gemaakt voor het montessori-onderwijs. Na een architectenselectie van de directie won Herman Hertzberger de opdracht, naar aanleiding van een krantenartikel over eerder gerealiseerd werk.7 Hertzberger Herman Hertzberger (1932) zat als kind zelf op een montessorischool. Als architect is hij meer dan 50 jaar actief en heeft hij verschillende scholen ontworpen, waaronder ook montessorischolen. Hij heeft dan ook een sterke mening ontwikkeld over schoolgebouwen en specifiek gebouwen voor montessori-onderwijs. Hertzberger onderkent dat het standaard klaslokaal totaal niet geschikt is voor onderwijs waarbij kinderen individueel en in groepjes werken, zoals dat bij het montessori-onderwijs het geval is. Hij maakt daarom onderscheid tussen het ‘basis klaslokaal’ en het ‘gearticuleerd klaslokaal’.8 Het basis klaslokaal is alleen geschikt voor klassikaal onderwijs, waarbij alle aandacht op de leraar is gericht. Er is maar één ‘centrum’ in deze lokalen. Het gearticuleerde klaslokaal is volgens Hertzberger de ideale ruimte voor montessori-onderwijs. Dit klaslokaal met nisjes en erkers is minder overzichtelijk, maar biedt werkplekken van verschillende afmetingen en ruimtelijke kwaliteit en biedt een meer huiselijke sfeer. Het gearticuleerde klaslokaal biedt dus meerdere ‘centra’. Dit klaslokaal kan dus ook veel meer verschillende vormen aannemen dan een standaard ‘basis’ klaslokaal. Een goed voorbeeld hiervan is de Montessorischool Delft (1960-1966) waarbij een aantal verschillende plattegronden van klaslokalen zijn te vinden met ieder andere ruimtelijke kwaliteiten, maar ieder met nisjes en hoeken die ruimte bieden aan de benodigde verschillende werkplekken.
7 Coenen 2008, p. 15 8 Hertzberger 2008, p. 24
links het basislokaal en het gearticuleerde lokaal rechts Montessorischool Delft (1960-1966)
11
Een andere ontwikkeling die Hertzberger onderschrijft is de evolutie van de gang. Van het afwezig zijn van een gang, tot de verbindende gang, tot de ‘leerstraat’ zoals Hertzberger het zelf noemt. Het standaard leslokaal werd te klein voor individueel en groepsonderwijs en doordat er geen geld was voor grotere lokalen werd de gang ook meer en meer gebruikt voor werkplekken. Hoewel deze werkplekken op de gang nog steeds meestal worden gezien als nevenruimte die niet deel uitmaakt van het echte lokaal, probeert Hertzberger deze ruimtes integraal op te nemen als werkruimte door grote harmonica-wanden te plaatsen, zodat de grens tussen lokaal en gang verdwijnt. Hierdoor wordt de volledige ruimte benut, zonder dat de mogelijkheid tot afzondering van het lokaal wordt verloren. Ook zijn de gangruimtes niet langer ondergeschikt, maar enkel ruimtes met een andere ruimtelijke kwaliteit. Een laatst belangrijk aspect in het werk van Hertzberger is het woord ‘contact’. Hoewel Hertzberger gearticuleerde of gelede lokalen en ruimtes belangrijk vindt, waarbij verschillende plekken worden gecreeërd, betekent dit niet dat hij allemaal afgesloten ruimtes maakt. Integendeel, contact is één van de sleutelwoorden in zijn ontwerpen en bepaalt op welke manier de ruimtes en zelfs de trappen ten opzichte van elkaar geordend zijn.9 Het relatie-patroon, volgens welke de ruimte gebruikt wordt, is hierbij leidend. Als gevolg hiervan hebben alle kinderen van verschillende leeftijden contact met elkaar en blijft de leraar overzicht houden over de gelede ruimte. Flexibiliteit: van gangschool naar open school Om de school in de Elandsstraat geschikt te maken voor montessori-onderwijs en vooral ook veilig te maken, heeft Hertzberger verschillende ingrepen gedaan. Ingrepen die niet ver afliggen van die in zijn nieuwbouw-projecten. Allereerst is er op iedere verdieping één lokaal opgeofferd om plaats te bieden aan essentiële ruimtes voor het montessori-onderwijs. Dit lokaal is in verbinding gebracht met de gangzone door grote openingen in de bestaande stenen structuur aan te brengen. Hierdoor ontstaat als het ware één grote nieuwe ruimte. Op de begane grond biedt deze ruimte plaats aan een gemeenschappelijke ruimte met een tribune en op de verdiepingen zijn in deze ruimte individuele werkplekken ingericht. De drie overgebleven lokalen (twee op de begane grond) zijn met deze nieuwe ruimte verbonden door middel van grote openingen in de bestaande structuur. Deze openingen zijn vergrotingen van de oorspronkelijke deur naar de gang. Dit geldt niet voor het lokaal dat grenst aan het opgeofferde lokaal. Dit lokaal is direct verbonden met de nieuw gerealiseerde ruimte door middel van een opening in de voormalige scheidingswand. In dit lokaal is de originele verbinding met de gang verdwenen. In deze grote verbindende openingen zijn harmonica-wanden geplaatst die naar behoefte open en dicht kunnen worden gezet, net als in nieuwbouwprojecten van Hertzberger. Hierdoor kunnen de lokalen nog steeds worden gebruikt als drie afzonderlijke lokalen, maar in geopende toestand ontstaat één grote ‘gearticuleerde’ ruimte. Een soort van leerlandschap dus. Hertzberger zegt hier zelf het volgende over: “Bij een leerlandschap denk je al gauw aan een groot, ongedeeld vloeroppervlak. Dat geeft inderdaad theoretisch beschouwd de grootste vrijheid, maar het is juist de geleding, hier gecreëerd door de overblijvende muren, die de grootste gebruiksmogelijkheden biedt.” 10
9 presentatie Herman Hertzberger tijdens INDESEM 2011 10 Hertzberger 2008, p. 63
De tweede grote ingreep die is gedaan is het plaatsen van een nieuw trappenhuis. De belangrijkste reden hiervoor was de brandveiligheid, maar hij maakt het gebouw ook toegankelijker, biedt extra ruimte voor werkplekken en zorgt voor meer contact tussen de verdiepingen. Het trappenhuis is op de eerste en tweede verdieping als het ware tegen de zijgevel geplakt en loopt parallel aan het ‘opgeofferde lokaal’. Er zijn grote openingen gemaakt in de bestaande buitenmuur en de trap cirkelt als het ware rond deze muur waardoor hij soms binnen de oorspronkelijke constructie komt en soms in de nieuwe toevoeging. Deze openingen zijn zo geplaatst dat er altijd contact is vanuit het trappenhuis met de ruimte en andersom. Op de tweede verdieping is de toevoeging verbreed, waardoor er
ruimte is ontstaan voor extra werkplekken. Onderaan het trappenhuis voert één nooddeur naar buiten waar een trap je verder naar de straat leidt en een andere deur naar de bovenkant van de tribune in de gemeenschappelijke ruimte op de begane grond. Aan de bovenkant van het trappenhuis voert de trap verder binnen de bestaande structuur naar de zolderverdieping.
12
Het bijzondere van dit toegevoegde trappenhuis is dat het de circulatie van het gebouw compleet heeft veranderd. De ‘opgeofferde’ lokalen die voor individueel onderwijs dienen zijn hiermee eigenlijk tot gangzone of - zoals Hertzberger het zelf noemt leerstraat verworden. Ze dienen niet alleen meer als lesruimte, maar ook als circulatie ruimte. Eigenlijk is dit het omgekeerde van een normale school, waarbij de gang tot lesruimte verwordt. Dit maakt de ruimte complexer, maar ook ruimtelijk interessanter. Het biedt hierdoor meer contact tussen de leerlingen, wat zeker bij het montessorionderwijs belangrijk wordt gevonden. Deze ingreep heeft dus misschien wel de grootste impact.
0 1
0 1
10
10
linksboven van gangschool naar open school: plattegrond en doorsnede 1922 en 2006 1:500 linksonder detail: de individuele werkruimte 1:200 rechts detail: het nieuwe trappenhuis 1:200 rechter pagina NHL Hogeschool, Leeuwarden (20042010)
13
Zoals al even werd genoemd is de derde ingreep de ingebruikname van de zolderverdieping. Enerzijds ontsloten door een transparante wenteltrap die boven het oorspronkelijke trappenhuis is geplaatst en anderzijds ontsloten door een lange nieuwe trap die kinderen vanuit de individuele ruimte in een hoge vide naar boven leidt. Grote daklichten brengen licht in deze geheel open ruimte en openingen in de vloer trachten dit licht verder door te voeren naar de onderliggende verdieping. Deze ingreep is ook terug te vinden in een recent renovatie-project van Hertzberger: de NHL Hogeschool in Leeuwarden (2004-2010). Hier zijn de boven elkaar gelegen gangen, die voorheen geen contact met elkaar hadden, verbonden met vides die samengaan met grote daklichten. Niet alleen veraangenamen deze ingrepen de lichtinval, ze zorgen voor contact tussen de verdiepingen en dus ook voor identiteit. De vierde en laatste belangrijke ingreep maakt gebruik van de hoge verdiepingshoogte van de oorspronkelijke school. Op de begane grond en de eerste verdieping is boven de gang een tussenverdieping gerealiseerd om aan de gevraagde vierkante meters te voldoen. Op de begane grond loopt deze tussenverdieping parallel met de bovenkant van de tribune en dus ook met de onderkant van het nieuwe trappenhuis. Deze tussenverdieping staat in open contact met de gemeenschappelijke ruimte en kan dus ook als verlenging van de tribune worden gezien. Deze ingreep is typerend voor Hertzberger, omdat hij ruimtes in scholen graag als theater ziet waar mensen op allerlei verschillende wijzen bij elkaar komen, naar elkaar kunnen kijken en met elkaar in contact komen. Ook hier valt de vergelijking met de NHL Hogeschool te trekken, waar werkruimtes bewust zo zijn geplaatst, dat er een soort van theateropstelling ontstaat. Op de eerste verdieping is de tussenverdieping toegankelijk vanuit een van de lokalen en biedt dit lokaal dus meer werkruimte. Ook deze werkruimte gaat een visuele relatie aan met de in dit geval individuele ruimte waar het op uitkijkt. Qua gebruik zit de school als volgt in elkaar: Op de begane grond zijn de gemeenschappelijke ruimte met tribune, lerarenkamer en peuterspeelzaal gesitueerd. Op de halve verdieping de bovenste helft van de gemeenschappelijke ruimte en een mediatheek. Op de eerste en tweede verdieping zijn drie leslokalen en een individuele ruimte gesitueerd met op de halve verdieping tussen deze verdiepingen extra lokaalruimte. De zolderverdieping wordt gebruikt voor beeldende vorming en tevens is hier de naschoolse opvang gesitueerd. Hoewel er veel en grote ingrepen zijn gedaan in het gebouw is de originele structuur en materialisering nog duidelijk aanwezig. Het trappenhuis zit nog op de zelfde plek en heeft nog de originele materialisering. Ook de toiletten zitten nog op dezelfde plek, maar zijn nu centraal toegankelijk en niet ieder lokaal heeft meer zijn eigen toilet. De originele gang is nog goed zichtbaar, ondanks de grote openingen en heeft ook nog de originele tegellambrisering. Maar het belangrijkste is nog wel dat van buiten nauwelijks is te zien dat de school zo grondig is verbouwd. Alleen de kleine uitbouw aan de zijkant verraadt dit.
11 interview met Ronald Steen, directeur 14e montessorischool
Na de verbouwing van Elandsstraat 42 in 2006, is de school blijven groeien. Inmiddels is er nog een verdieping op het oorspronkelijke gebouw met nummer 99 gebouwd en wordt naast dit gebouw een complete nieuwbouw gerealiseerd.11
Knelpunten Met een aantal ingrepen is de circulatie en werking van de school dus compleet veranderd. Deze ingrepen zorgden ook voor uitdagingen.
14
Vlak voor de verbouwingen in 2004 werd de school een gemeentelijk monument.12 Het lag al in beschermd stadsgezicht, maar nu was dus ook het interieur van de school beschermd. Een verbouwing van een monument is uitdagend en brengt vrijwel altijd problemen met zich mee. Zo ook bij deze verbouwing. Doordat het pand een monument was geworden kreeg Hertzberger te maken met de Commissie voor Welstand en Monumenten van stadsdeel Amsterdam-Centrum. Deze commissie adviseert de gemeenteraad over de toepassing van de Monumentenwet 1988 en heeft hiermee inspraak in het wel of niet afgeven van de bouwvergunning. De commissie had op verschillende gebieden bezwaar tegen de ingrepen die Hertzberger voorstelde. Deze bezwaren richtten zich vooral op het feit dat er verschillende grote openingen in de bestaande structuur zouden worden aangebracht. Genoemd worden de grote wanddoorbreking bij de ingang, de grote raampartijen voor het nieuwe trappenhuis in de linkerzijgevel en de grote openingen in het dak en vloeren ten behoeve van de lichttoetreding. De commissie omschrijft het bezwaar op de wanddoorbreking tussen de gang en gemeenschappelijke ruimte op de begane grond als volgt: “De commissie concludeert dat het wijzigen van de ingangssituatie een aantasting is van de nu zo heldere verkeersstructuur.” 13 Blijkbaar werd door de commissie veel waarde gehecht aan de bestaande gangstructuur van de school die door de voorgestelde ingrepen “niet meer dan in rudiment herkenbaar zijn”. Ook het aanbrengen van harmonica-wanden die twee keer de omvang hebben van de oorspronkelijke deur wordt als aantasting van de structuur gezien. De commissie stelt daarom een ruit naast de deur voor “indien een visuele relatie noodzakelijk is”. De commissie is overigens niet geheel negatief. Nadat dit aanvankelijk niet het geval was nam Hertzberger op advies van de commissie nagenoeg alle bestaande interieur elementen op in zijn plan. Als reactie op de druk van de commissie op het behouden van de bestaande structuur werd verschillende keren gedreigd niet door te gaan met het project. In dit geval zou het gebouw waarschijnlijk zijn omgebouwd tot woningen en zou de structuur, functie en het interieur waarschijnlijk verloren gaan.14 Iets van deze discussie lijkt door te klinken in het advies van de commissie: “De commissie is van mening dat het streven naar het handhaven van een schoolfunctie in dit gebouw lofwaardig is te noemen. Er is ook begrip voor de gewenste open structuur. Echter, of dat met de middelen moet die nu worden aangedragen wordt betwijfeld.” 15 Uiteindelijk is in een vergadering eind 2004 besloten om deze bezwaren toch niet als bezwaar te zien en is de bouwvergunning afgegeven. Een andere uidaging, zeker in dit monumentaal pand, is de brandveiligheid. Zoals Hertzberger in een presentatie zei: “Your worst enemy is the fire department.” 16 De uitdaging is tweedelig: vluchtwegen en brandcompartimentering. De eerste uitdaging is perfect samen gegaan met de architectuur en circulatie van het gebouw. Door de nieuwe trappen is er transparantie en contact tussen de verdiepingen gecreëerd en is er een noodzakelijke tweede vluchtweg gekomen. Hiervoor moest aan de achterkant alleen een bestaande deur worden verbreed en het dak worden verhoogd ter plaatse van de wenteltrap. De tweede uitdaging botste eerder met de architectuur dan dat het iets toevoegde: de brandcompartimentering. Omdat hiervoor beide trappenhuizen moesten worden afgesloten kwamen overal brandwerende deuren, ook bij het originele trappenhuis dat eerst niet was afgesloten. De originele structuur van de gang is hierdoor dus minder transparant en dus aangetast. De brandcompartimentering botst misschien nog wel het meest met Hertzberger’s idee over contact. Hoewel de nieuwe trappen voor contact zorgen, moeten ze door de brandwerende deuren worden afgesloten en wordt dit contact dus bemoeilijkt.
12 Coenen 2008, p. 15 13 Advies Commissie voor Welstand en Monumentenzorg Volgnr. 41584 14 Coenen 2008, p. 15 15 Advies Commissie voor Welstand en Monumentenzorg Volgnr. 41584 16 Opmerking tijdens een presentatie van Hertzberger tijdens INDESEM 2011
15
Een ander knelpunt in dit proces was het voldoen aan de oppervlaktenormen voor het basisonderwijs. Per leerling moet een oppervlakte beschikbaar zijn van 3,5 m2.17 Doordat de lokalen al een bepaalde oppervlakte hadden en één van de lokalen werd opgeofferd voor de benodigde circulatie ruimte en individuele werkruimte bleek het halen van deze norm lastig. Dit werd nog eens bemoeilijkt doordat de originele tekeningen eerst niet goed waren en daardoor werd gedacht dat er meer ruimte beschikbaar was.18 In dit geval is dat opgelost door werkruimtes en circulatieruimtes te combineren door ook werkruimtes in het nieuwe trappenhuis en de gang te maken, en door de hoge verdiepingshoogte te gebruiken door boven de gangen extra tussenverdiepingen te maken.
17 rijksoverheid.nl 18 Coenen 2008, p. 15
links het lokaal in open verbinding met de individuele werkruimte rechts de tribune in de gemeenschappelijke ruimte
Al met al blijkt het intern herschikken van een oude gangschool naar montessorischool goed mogelijk. Zelfs met behoud van de oude structuur en afwerking. Grote knelpunten zijn hierbij wel de Monumentenzorg en de brandweer-eisen.
WEG MET DE TRAP
16
De trap In de jaren zeventig werden veel scholen opgebouwd door ruimtes iedere keer iets van elkaar te verschuiven. Deze trend van het trapsgewijs schakelen van ruimtes lijkt voort te komen uit de ideëen en de gebouwen van de structuralisten die in de jaren zestig en zeventig hun stempel drukten op de gebouwde omgeving. Architect Aldo van Eyk (1918-1999) zette zich samen met een aantal andere architecten af tegen de architectuur van de wederopbouw en stelde in het nieuwe blad ‘Forum’ in 1959 een nieuw soort architectuur voor.19 Dit was de geboorte van het structuralisme in de architectuur. Deze stroming gaat uit van een complexe ordening die is geïnspireerd op de structuren van het menselijk gedrag. Een hiërarchische verdeling van de ruimte is hierbij de sleutel: van groot naar steeds kleiner. Gezocht wordt naar de kleinschaligheid in het grote geheel.20 Door een schakeling van gelijkvormige eenheden wordt een gebouw van enorme complexiteit gevormd waarbij het exterieur enkel een gevolg is van deze configuraties. De draagconstructie is hierbij beeldbepalend.21 De gedachten van deze stroming zijn terug te vinden in veel verschillende gebouwen, van kantoren tot woningbouw, maar ook in de scholenbouw. Zo ontwierp Van Eyk een lagere school in Nagele (1954-1956, i.s.m. H.D. van Ginkel) waarbij hij de lokalen ten opzichte van elkaar verschoof, om in de gang meerdere kleinschalige plekken te creëren.22 Een andere structuralistische architect en scholenbouwer is Herman Hertzberger (1932). Ook hij was bezig met het zoeken naar kleinschaligheid binnen het schoolgebouw. Bij de Montessorischool Delft (1960-1966) verschoof ook hij de lokalen ten opzichte van elkaar en bracht hij binnen het lokaal niveauverschillen aan om verschillende plekken in de ruimte te definiëren.23 Een laatst te noemen structuralistisch architect en scholenbouwer is Frank van Klingelen (1919-1999) wie ‘t Karregat (1973) in Eindhoven ontwierp. Deze vroege vorm van een brede school is net als andere structuralistische scholen opgebouwd uit verschillende eenheden, maar het interieur is behandeld als een vrij landschap. Vele architecten werden beïnvloed door deze ideeën en vertaalden deze in hun gebouwen. Zo zijn er in heel Nederland tot in de jaren tachtig talloze gebouwen en ook scholen gebouwd met een in zekere zin structuralistische opbouw.
19 Forum 7/1959 20 Archipedia: architectenweb.nl 21 Dam 2010, p. 116 22 Broekhuizen 2009, p. 20 23 Broekhuizen, idem
links ‘t Karregat, Eindhoven (1973) rechts het ‘clustertype’, I.C.S. bulletin 13|73
17
Vlasakker 3 De school aan Vlasakker 3 te ‘s Gravendeel werd in 1977 ontworpen door Architectenen ingenieursbureau D.H. Vendelbosch uit Giessenburg en heeft deze typische structuralistische opbouw waarbij de lokalen trapsgewijs zijn geschakeld en hiërarchisch binnen het geheel zijn opgenomen. De school was één van de zogenaamde diafragmascholen welke dit bureau ontwierp samen met aannemersbedrijf Pellikaan uit Gorinchem.24 Op een moderne en zakelijke manier werden scholen volgens een vast concept ontworpen en gebouwd. Scholen met een dergelijk plantype zijn dan ook op meerdere plekken terug te vinden. In een publicatie van het informatiecentrum voor scholenbouw I.C.S. (inmiddels ICS adviseurs) uit 1973 is een inventarisatie opgenomen van verschillende plantypen van basisscholen welke toentertijd het basisonderwijs kenmerkten.25 In een inleiding wordt opgemerkt dat er een duidelijk verband was tussen de veranderingen in het onderwijs van de tijd en de hoofdopzet van de schoolgebouwen. Ook wordt hier al gesproken over flexibiliteit: “Naarmate er in het onderwijs meer belang wordt gehecht aan een gedifferentieerd ruimtegebruik, een goede interne communicatie en een zo groot mogelijke veranderbaarheid van ruimten qua afmeting en bestemming, zullen compacte plantypen steeds meer noodzakelijk zijn.” 26 Een van deze ‘compacte plantypen’ die worden genoemd, is het ‘clustertype’. Als kenmerken worden genoemd “groepen van lokalen rond centrale verkeers/studieruimte; geïsoleerde gemeenschapsruimte; beperkte flexibiliteit.” 27 Waarbij met flexibiliteit wordt bedoeld dat met toevoeging, verplaatsing of verwijdering van wanden een nieuwe indeling kan worden gerealiseerd. De basisschool in ‘s Gravendeel was in zijn originele opbouw een puur voorbeeld van dit ‘clustertype’. In het midden lag een vierkante gemeenschapsruimte. Aan drie kanten van deze ruimte lagen drie groepen van twee lokalen die aan centrale verkeers- en studieruimtes grensden. Deze drie ruimtes grensden op hun beurt weer aan de gemeenschapsruimte (zie ook de afbeeldingen op pagina 18). De drie groepen lokalen hadden ieder een eigen entree en toiletblok. Aan de vierde zijde van de gemeenschapsruimte lagen de directeurskamer, een handenarbeid-lokaal en bergingen. De scheiding tussen de verkeersruimtes en de gemeenschapsruimte werd gevormd door vouwwanden. Hierdoor kon deze centrale ruimte op een flexibele manier naar behoefte worden gebruikt door de verschillende groepen lokalen. Het geheel was opgebouwd uit constructieve schijven tussen de lokalen met aan de kopse kanten transparante gevels die het licht tot diep in het gebouw brachten. Grote lichthappers, overdreven overstekken en een grote piramide boven de gemeenschapsruimte bepaalden de architectuur van het dak. De opmerking ‘beperkte flexibiliteit’ van het I.C.S. blijkt niet gegrond. Al in de originele tekeningen uit 1977 is een mogelijkheid tot uitbreiding voorgesteld.28 Het gaat om een kleuterschool met twee speellokalen aan een even grote gemeenschapsruimte. Deze uitbreiding zou op een vrije hoek aan het gebouw vast worden gebouwd, maar los van de rest van de school functioneren en zou een eigen entree hebben (zie ook de afbeelding op pagina 18). Dit voorstel is echter nooit gebouwd. In 1995 werd op deze zelfde hoek alsnog een kleuterschool aangebouwd. Twee nieuwe lokalen werden tegen de bestaande lokalen gebouwd, waaronder een speellokaal. Tussen deze twee lokalen werd een entree gemaakt. Functioneel werkte deze aanbouw apart van de rest van de school, net als in het voorstel van 1977. Het grote verschil met het voorstel uit 1977 is alleen dat de tweede grote gemeenschapsruimte niet is gerealiseerd.
24 interview met Klaas Kingma, architect-directeur bij Kingma Roorda architecten 25 Kamp 1973, p.17-19 26 Kamp 1973, p. 17 27 Kamp, idem 28 bouwaanvraag Vlasakker 3, 1977
De uitbreiding uit 1995 bleek niet genoeg om de school een goede toekomst te bieden. In 2004 werd een deel van deze aanbouw al weer gesloopt om plaats te maken voor een veel grotere uitbreiding.
18
+ gemeenschapsruimte
X3 drie clusters van lokalen
+
= ondersteunende functies
boven de elementen waarmee de school is opgebouwd midden schematische weergave van het gebouw onder voorgestelde uitbreiding met kleuterschool
19
Hedendaags onderwijs en haar problemen Het hedendaagse onderwijs is anders dan dat uit de jaren zeventig. Door nieuwe pedagogische inzichten en factoren als de komst van de computer en de multiculturele samenleving ligt de focus steeds meer op individueel onderwijs.29 Er zijn dan ook andere gebouwen nodig die hier ruimte aan bieden. Omdat individueel en klassikaal onderwijs altijd samen gaan is er eigenlijk meer ruimte nodig binnen de scholen. De beperkte budgetten laten dit echter niet toe. In de publicatie van het I.C.S. uit 1973 al wordt gesproken over verschillende politieke beperkingen bij het realiseren van een school: “Met name de inkadering in de vingerende overheidsvoorschriften leidt nog steeds tot geforceerde bouwtechnische en meestal niet zo economische oplossingen, die ook in onderwijskundig opzicht niet geheel aan de eisen van deze tijd beantwoorden.” 30 Bijna dertig jaar later stuiten scholenbouwers nog steeds op problemen. Met name de beperkte budgetten vanuit de gemeentes hebben geleid tot een verschraling van de scholenbouw. Hierdoor wordt enorm geworsteld met de beperkt aantal vierkante meters die beschikbaar zijn en is het binnenklimaat van de scholen ver onder de maat. Er blijkt dat tachtig procent van de scholen geen goed binnenmilieu heeft.31 De drie voornaamste knelpunten zijn: onvoldoende luchtkwaliteit, vooral gedurende het stookseizoen, geluidsoverlast zoals stoorgeluid van buitenlawaai en van het ventilatiesysteem en minder goed beheersbare temperatuur in de periode buiten het stookseizoen.32 Er blijkt dat er tijdens het ontwerpproces veel meer aandacht aan de ruimtelijke kwaliteit wordt geschonken dan aan de installaties. Dit heeft onder andere te maken met een gebrek aan kennis en de verdeling van de budgetten. Ook blijkt er veel onduidelijkheid te zijn binnen de regelgeving waardoor flexibel wordt omgegaan met normen, wat ten koste gaat van de kwaliteit. Tegelijkertijd is duurzaamheid een steeds belangrijkere parameter, waardoor gesloten ventilatiesystemen de voorkeur hebben. Helaas blijkt dat deze door slecht gebruik en onderhoud eerder tegen te werken dan dat ze helpen. Al deze dingen samen zorgen ervoor dat slimmer moet worden omgegaan met klimaatsystemen en de beschikbare vierkante meters. Het verbouwen in plaats van nieuwbouwen van een school heeft hierbij dan ook de voorkeur. Creativiteit en innovativiteit zijn hierbij van groot belang. De verbouwing In 2001 kreeg Kingma Roorda architecten uit Rotterdam de opdracht om de school in ‘s Gravendeel uit te breiden en te verbouwen. Ze werden gekozen omdat gedacht werd dat het origineel was ontworpen door Karel Drexhage, die hun bureau toen net had verlaten.33 Twee scholen van hetzelfde schoolbestuur hadden zich samengevoegd en wilden verder in één gebouw. Acht nieuwe lokalen en een speellokaal waren hiervoor nodig. Ook een nieuwe entree, personeelskamer en een uitbreiding van de gemeenschapsruimte waren nodig. Het bestemmingsplan bood ruimte om uit te breiden aan de oostzijde van het gebouw, maar de verdubbeling van het aantal lokalen betekende ook dat deze ruimte niet genoeg was en slim moest worden gekeken naar de mogelijkheden binnen de bestaande structuur.
29 Hertzberger 2008, p. 41 30 Kamp 1973, p. 17 31 Mol 2009, p. 12 32 Mol 2009, p. 13 33 interview met Klaas Kingma, architect-directeur bij Kingma Roorda architecten
Flexibiliteit: van clustertype naar gangenschool Scholen met een structuralistische opbouw en esthetiek uit de jaren zeventig worden in deze tijd door veel mensen niet meer gewaardeerd. Misschien wel daarom maakte Kingma Roorda architecten de keuze om vrijwel het hele originele gebouw te verbergen. Een reeks ingrepen heeft gezorgd voor een compleet nieuwe indeling en uitstraling van het gebouw, waarbij de originele opbouw toch bewaard is gebleven. Hoewel deze ingrepen op het eerste gezicht vrij complex lijken, zijn ze eigenlijk vrij eenvoudig. Allereerst zijn er een aantal delen gesloopt. Het gaat om de ‘vierde kant’ van de gemeenschapsruimte met het handenarbeidlokaal en de directeurskamer, wat
bergingen aan de buitenzijde van het gebouw en de entree van de kleuterschool zoals die in 1995 is gebouwd. Door deze delen te slopen werd de weg vrij gemaakt voor de overige ingrepen.
20
De essentie van de uitbreiding van de school is het toevoegen van twee gangen met lokalen aan twee zijden van de school. De eerste gang ligt aan de oostzijde van de school. Deze gang ligt tegen de oorspronkelijke buitenmuren en dus buiten het originele gebouw. Haaks op deze gang zijn zeven nieuwe lokalen gesitueerd, met tussen het derde en vierde lokaal een nieuwe hoofdentree. Aan beide uiteinden van de gang zijn entrees gemaakt van en naar het schoolplein. Door het slopen van de vroegere directeurskamer en handenarbeid-lokaal en het vrijlaten van de ontstane ruimte is de gemeenschapsruimte een stuk groter geworden. Deze ruimte staat in open contact met de nieuwe gang en zorgt zo voor een zeer ruime, overzichtelijke ruimte. De nieuwe hoofdentree is aan de nieuwe gang, tegenover de nieuwe gemeenschapsruimte gesitueerd waardoor de binnenkomst erg aangenaam is. Een economische toevoeging als deze met enkel een gang en daaraan lokalen zorgt op deze manier niet voor een nare ruimte, maar voegt juist iets toe. Wat deze gang bijzonder maakt is de manier waarop de ondersteunende functies zijn ondergebracht. De scheidingswand tussen gang en lokaal is als het ware geëxtrudeerd in de richting van de gang waardoor een wand van 1,20 m dik ontstaat. Hierin zijn grote nissen gemaakt voor de toegang naar de lokalen waardoor deze geëxtrudeerde wand tot volumes uiteen valt. In de wand zijn de toiletten, garderobe en werkkasten van de lokalen ondergebracht. Zo heeft bijna ieder lokaal twee eigen toiletten, die toegankelijk zijn vanuit de gang. De garderobes zijn uitgevoerd als uitsparingen in de volumes en eveneens te bereiken vanuit de gang. De werkkasten zijn met een dubbele deur vanuit de lokalen bereikbaar. Dankzij slim materiaal- en kleurgebruik vallen de deuren in de volumes niet op en blijft de nadruk op de toegang tot de lokalen liggen. Op deze manier is deze wand ook echt als wand behandeld. Doordat de volumes niet helemaal doorlopen tot het plafond en licht op een slimme manier via een een moderne vertaling van de zogenaamde lichthapper in het lokaal naar binnen kan dringen, wordt de gang op een natuurlijke wijze verlicht. De diepe lokalen die erachter liggen bieden zo veel meer licht dan verwacht. Deze lichtstroken boven de volumes en de stroken van glas in de deuren zorgen er ook voor dat de lokalen visueel niet helemaal zijn gescheiden van de gang. De tweede gang ligt meer binnen de originele structuur en is dan ook meer een herschikking dan een toevoeging. Deze gang ligt parallel aan de eerste gang en doorsnijdt een van de verkeersruimtes die de originele groep van twee lokalen ontsloot. Aan de zuidkant ontsluit deze gang twee nieuwe lokalen, waarvan één speellokaal. Deze nieuwe lokalen liggen naast de drie trapsgewijs geschakelde lokalen, maar zijn daarvan gescheiden door een “buffer” van ondersteunende ruimtes. Deze buffer ligt tussen het nieuwe en al bestaande speellokaal en biedt ruimte aan bergingen voor de speellokalen, maar ook aan twee spreekkamers. Ook bij deze nieuwe lokalen herbergt de wand toiletten en de garderobe, maar biedt deze tevens plaats aan een zitplek in het speellokaal. Het uiteinde van de nieuwe gang heeft net als de andere gang een uitgang richting een van de pleinen, maar biedt hier ook ruimte aan een koelruimte. De andere kant van deze nieuwe gang ligt in het verlengde van de oorspronkelijke entree aan de noordzijde en geeft toegang naar de gedeeltelijk nieuw gebouwde ruimtes voor de leraren. Ook deze kant heeft een eigen entree richting de pleinen en geeft ruimte aan een nieuw gebouwde docentenkamer, spreekkamer, reproruimte en een eigen toiletblok. Ook biedt dit deel ruimte aan een buitenberging die vanaf het plein toegankelijk is. Dit gehele gedeelte is doormiddel van een deur afgesloten van de school en ligt niet binnen het loopgebied van de leerlingen. Tussen deze twee gangen ligt de vergrote gemeenschapsruimte die daarmee ook de verbinding vormt tussen beide delen van de school. De ruimte staat aan de oostzijde dus in open verbinding met de gang, maar aan de westzijde wordt de gang van deze ruimte afgescheiden door een wand. Deze wand bevindt zich ter plekke van de originele begrenzing van de gemeenschapsruimte. Door op deze plek een podium aan te
linksboven het omhullen van de school rechts schematische weergave van de verbouwing en uitbreiding linksonder de vergrote gemeenschapsruimte
21
+
situatie na gesloopte delen
+ =
+
gang westzijde
gang oostzijde
=
nieuwe situatie
brengen over de volle breedte van de gemeenschapsruimte vormt deze wand tevens de achterwand van dit podium. Dubbele deuren verbinden de gang met dit podium en grote treden zorgen voor de benodigde opgang. Een informele verbinding in de vorm van een gang, links van dit podium, verzorgt de vereiste gelijkvloerse verbinding.
22
Op een slimme manier is gebruik gemaakt van de overmaat in de gemeenschapsruimte. Aan twee kanten van de ruimte zijn lange meubels neergezet. Aan de ene kant zijn hier pc-werkplekken gemaakt en aan de andere kant is er ruimte voor handenarbeid.34 De gemeenschapsruimte fungeert ook als kantine. In een van de voormalige toiletblokken grensend aan deze ruimte is een keuken met uitgiftebalie ondergebracht. Opvallend in het gebouw is hoe met het samengaan van oud en nieuw is omgegaan. Aan de buitenkant lijkt het een hedendaags gebouw met een grote aluminium dakrand die om het gehele gebouw lijkt te lopen en die aan de zuidkant als een soort grote luifel boven het plein zweeft. Wie onder deze luifel doorkijkt ziet echter de originele gevels uit de jaren zeventig met het typische materiaal- en kleurgebruik uit die tijd. Ook binnen zijn de originele materialen bewaard gebleven. Alleen ter plaatse van de ingrepen zijn wanden en kozijnen soms anders afgewerkt of is er gekozen voor een andere deur. Dit is meestal in de gangzones en de gemeenschapsruimte het geval. Ook komen bepaalde elementen uit de oudbouw terug in de nieuwbouw. Zo is een lichtkoepel aangebracht boven de entree en in de luifel als antwoord op de diverse lichtkoepels in het bestaande gebouw. Daarnaast zijn in de nieuwe lokalen en in de gemeenschapsruimte moderne vertalingen van de bestaande zogenaamde lichthappers terug te vinden. Op deze manier zijn oud en nieuw duidelijk verschillend maar hebben ze ook een passende relatie die er voor zorgt dat het gebouw goed kan functioneren. Ook deze school is door blijven groeien. Momenteel wordt de ontmoetingskerk naast de school uitgebreid. De gebruiker van de school, Christelijke Basisschool De Bouwsteen mag deze nieuwe ruimte huren en gaan gebruiken als klaslokaal. Op deze manier kunnen ze het ruimteprobleem oplossen. De oplevering van het bijgebouw staat gepland voor eind september.35 Het leefklimaat Anders dan bij de meeste scholen is bij het ontwerp voor deze school wel sterk rekening gehouden met het leefklimaat. Slimme oplossingen zijn opgenomen in de architectuur en zorgen samen voor de ruimtelijke kwaliteit. Zoals al even genoemd is er veel gespeeld met licht in deze school. Al in het oorspronkelijke ontwerp waren er in ieder lokaal lichthappers aanwezig die direct licht van bovenaf naar binnen brachten en daarmee ook de architectuur van het dak bepaalden. In de nieuwbouw zijn deze lichthappers op een subtielere manier terug gekomen en verlichten aan de oostkant de nieuwe gang en lokalen met indirect licht. Het licht dat van boven binnen komt weerkaatst via een gekleurde wand waardoor het licht minder ‘hard’ wordt.36 Boven de speellokalen is een ophoging gemaakt waardoor deze ruimtes hoger zijn, maar ook extra licht naar binnen kan vallen vanaf het dak. In de gemeenschapsruimte is een grote lichthapper gemaakt die voor veel licht zorgt, maar ook een architectonische reactie is op de al aanwezige lichthappers en de benodigde hoogte geeft aan de ruimte. Door deze ingrepen is de hele school voorzien van natuurlijke lichtinval, wat bijdraagt aan het aangename leefklimaat van de school. Licht zorgt niet alleen voor een aangename sfeer, maar ook voor warmte. Er is dan ook zonwering nodig om te zorgen dat het binnen niet te warm wordt in de zomer. Aan de zuidkant beschermt de grote luifel de lokalen tegen direct zoninval. Hiermee is de luifel niet alleen architectonisch maar ook functioneel. Aan de oost- en westkant wordt de zoninval geregeld door glasvezelschermen welke aan de buitenkant zijn gemonteerd en achter de aluminium dakrand kan worden opgerold. Deze schermen kunnen in ieder lokaal afzonderlijk worden geregeld. Om het gebouw verder te koelen wordt gebruik gemaakt van nachtventilatie en de betonnen constructie. ‘s Nachts kunnen handmatig valramen worden opengezet waardoor koude lucht naar binnen stroomt en de
34 interview met Klaas Kingma, architect-directeur bij Kingma Roorda architecten 35 debouwsteen.csgdewaard.nl 36 Hillen 2007, p. 117
23
betonnen constructie wordt gekoeld. Doordat deze massa koud is en overdag langzaam opwarmt, lopen de temperaturen in de zomer niet te snel op.37 Overdag wordt de school op natuurlijke manier geventileerd doormiddel van roosters die zich boven ieder venster bevinden. Omdat dit niet voldoende is, moeten ook de ramen af en toe worden geopend. De verwarming van de lokalen wordt geregeld door radiatoren die onder de vensters zijn geplaatst. Daarmee voorkomen ze ook de koudeval vanaf de ventilatieroosters en vensters. De vuile warme lucht wordt afgezogen via kanalen die zijn weggewerkt in de multifunctionele wand die de lokalen van de gang scheidt.38 Wat opvalt aan deze maatregelen voor het binnenklimaat is dat ze allemaal door de gebruikers zelf kunnen worden geregeld. De docenten zijn hiermee zelf verantwoordelijk voor de ventilatie en koeling van hun lokaal. Het blijkt dat mensen graag zelf controle hebben over het leefklimaat in een gebouw en dat ze graag zelf een raam open kunnen zetten en zelf het zonnescherm omlaag kunnen doen. Dit is wat dat betreft dan ook de meest ideale manier om het leefklimaat te regelen. Belangrijk is hierbij wel dat de gebruikers zich bewust zijn van de maatregelen die zij zelf moeten nemen. Hoewel Kingma Roorda architecten hier laten zien dat binnen de budgetten een goed leefklimaat te realiseren is, heeft deze manier van handmatige regeling ook een keerzijde. Allereerst is het op veel plekken in Nederland niet mogelijk om natuurlijk te ventileren in verband met fijnstof.39 Vooral in de randstad is mechanische ventilatie dan vereist, wat bij verkeerd gebruik tot een slecht leefklimaat kan leiden. Ook is het warmteverlies bij natuurlijke ventilatie niet wenselijk in een tijd dat energieprijzen stijgen en duurzaamheid een steeds belangrijker thema wordt, ook bij scholenbouw.
37 Hillen 2007, p. 115 38 Hillen 2007, idem 39 Mol 2009, p. 23 40 interview met Klaas Kingma, architect-directeur bij Kingma Roorda architecten
links de multifunctionele scheidingswand met lichtinval vanuit de lokalen rechts de aluminium luifel beschermt tegen de zon
Knelpunten Hoewel het gebouw geen monument is of historisch gezien een hoge waarde heeft, was de grootste uitdaging in dit project om respect te tonen voor het bestaande gebouw. De opgave was om met de beperkte vierkante meters aan toevoegingen een compleet nieuw gebouw te laten ontstaan en daarbij het bestaande te respecteren. Begrip voor het bestaande gebouw was daarbij de sleutel.40 Hoewel dit tot knelpunten kan leiden, laten Kingma Roorda architecten hier zien dat met de combinatie van oud en nieuw ook een toegevoegde waarde kan worden gegeven. De vraag is wel of het respect voor het bestaande genoeg was: het ‘clustertype’ is door de toevoeging van de gangen vrijwel compleet verdwenen.
De school en de wijk
24
De wijk en de school De basisschool vervult een belangrijke functie in de maatschappij. Bijna ieder kind brengt er minimaal acht jaar door en legt er de basis voor zijn of haar verdere leven. Kinderen ontmoeten er andere kinderen en er worden vriendschappen gesloten. Niet alleen kinderen, maar ook ouders ontmoeten elkaar hier. De basisschool vervult dan ook niet alleen een belangrijke functie in de gehele maatschappij maar zeker ook op kleinere schaal, namelijk die van de wijk. De wijk en de school zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. De brede school Hoewel de school en de wijk van nature al nauw met elkaar zijn verbonden, is deze band alleen maar sterker geworden met de komst van de brede school. Brede scholen ontstonden in de tweede helft van de jaren negentig en zijn complexen waarbij onderwijs wordt gecombineerd met bijvoorbeeld zorg, opvang, sport en cultuur. Deze multifunctionele gebouwen “nemen steeds meer opvoedende en vormende taken over van de ouders, vrienden en de buurt”. 41 Activiteiten die vroeger thuis, op straat en bij vrienden plaatsvonden zijn nu samengebracht bij de school in een gezamenlijk gebouw. In plaats van alleen tijdens schooltijden, brengen kinderen vrijwel de hele dag door in deze gebouwen. De brede school krijgt hiermee een nog grotere maatschappelijke verantwoordelijkheid en de grens tussen school en wijk verdwijnt als het ware. Hoewel kan worden afgevraagd of de maatschappelijke verantwoordelijkheid niet te hoog wordt voor deze brede scholen, wordt het bouwen ervan alleen maar gestimuleerd. Het kabinet streeft naar 1.500 brede basisscholen en 460 brede scholen voor voortgezet onderwijs in 2011.42 Ook in Eindhoven wordt tot de bouw van brede scholen gestimuleerd. Weliswaar onder een andere naam: de zogenaamde Spilcentra. SPIL staat voor Spelen, Integreren en Leren. Het doel van deze centra is “om de pedagogische infrastructuur in Eindhoven te versterken”.43 Ontwikkeling is hierbij een sleutelwoord. De kern van de Spilcentra bestaat uit het basisonderwijs, peuterspeelzalen en kinderopvang. “Vanuit deze kern wordt samengewerkt met alle instellingen die zich bezighouden met consultatiezorg, jeugdgezondheidszorg, opvoedingsondersteuning, jeugdhulpverlening en volwasseneneducatie.” 44 Opvallend aan de Spilcentra is dat instellingen niet alleen samen in één gebouw worden gebracht, maar dat er gezamenlijk een “pedagogisch raamwerk” wordt opgesteld waarin pedagogische uitgangspunten worden geformuleerd. Er worden nu ongeveer 50 Spilcentra gerealiseerd in Eindhoven waarbij de ambitie is dat uiteindelijk iedere basisschool wordt omgevormd tot Spilcentrum.45 Bennekelstraat 135 De voormalige St. Henricus jongensschool aan de Bennekelstraat nummer 135 in Eindhoven werd gebouwd vanaf 1930, in een tijd dat brede scholen en Spilcentra nog niet bestonden. In een tijd zelfs dat jongens en meisjes vaak nog gescheiden naar school gingen. Zo ook in de wijk De Bennekel in Eindhoven. De St. Henricusschool was voor de jongens en de naastgelegen St. Barbaraschool was voor de meisjes. Beide scholen werden samen met de wijk gebouwd. De Bennekel is een jaren dertig uitbreiding van Eindhoven in het stadsdeel Gestel met vooral goedkope huurwoningen. Gebouwd als arbeiderswijk kennen bewoners elkaar van oudsher goed en is er een grote diversiteit aan verschillende sociale netwerken binnen de buurt. Door vergrijzing, individualisering, hoge doorstroom en het hoge percentage allochtonen in de wijk (ongeveer één derde) is deze sociale samenhang flink onder druk komen te staan.46 Er heerst werkloosheid en er is weinig sociale controle. De Bennekel is mede hierdoor een wijk waar armoede heerst en toekomstperspectieven slecht zijn. In 2007 werd De Bennekel door toenmalig minister Vogelaar van Wonen,
41 Broekhuizen 2009, p. 27 42 rijksoverheid.nl 43 Nederlands Jeugd instituut, nji.nl 44 idem 45 interview met Harry Jacobs, directeur Spilcentrum de Bennekel 46 Gemeente Eindhoven 2007, p. 6
25
Wijken en Integratie aangewezen als één van de veertig wijken voor het project “Van Aandachtswijk naar Krachtwijk”, waarmee de slechte situatie van de wijk nationale erkenning kreeg.47 De schoolgebouwen aan Bennekelstraat zijn samen met de wijk gebouwd en hebben deze veranderingen dus meegemaakt. Hoewel zowel het gebouw van de St. Henricusschool als het gebouw van de St. Barbaraschool nog bestaan, zijn ze niet allebei meer in gebruik als school. De St. Barbaraschool is tegenwoordig een wijkcentrum, maar het gebouw van de St. Henricusschool wordt nog altijd gebruikt voor basisonderwijs. Zoals gezegd werd deze school gebouwd vanaf 1930 en in 1929 ontworpen door L.J.P. Kooken (1867 - 1940) samen met F.J. Wolters. Kooken had zijn eigen bureau en ontwierp als gemeentearchitect veel gebouwen in en rond Eindhoven. Tot zijn oeuvre behoren industriële gebouwen, veel woningbouw en gebouwen met een katholieke functie zoals kerken, maar ook scholen zoals deze. In 1918 ontwierp hij samen met Joseph Cuypers (1861-1949) het algemene uitbreidingsplan voor Eindhoven waarvan De Bennekel in stadsdeel Gestel onderdeel was.48 Het architectenbureau van Kooken bestaat nog steeds onder de naam De Bever architecten, vooral bekend van de terminal van Eindhoven Airport (2006).
47 Minister Vogelaar, Actieplan Krachtwijken, 2007 48 René Erven, Architectuurcentrum Eindhoven op: debeverarchitecten.nl 49 bouwaanvraag 1929, Regionaal Historisch Centrum Eindhoven, Inventarisnummer 1929-635
links St. Barbaraschool (1929-1930) rechtsboven St. Henricusschool voor de verbouwing rechtsonder plattegrond St. Henricusschool 1930
In zijn originele opbouw was de school een typische gangschool met twee verdiepingen en een voor die tijd typische grote met oranje bakstenen bedekte kap met daarop aan weerszijden lange dakkapellen. De begane grond had vier lokalen en de verdieping drie, die aan een gang waren geschakeld. In de dragende muren tussen de lokalen waren op een slimme manier kasten aangebracht. Aan de kopse kant verbond een ruim en hoog trappenhuis de verdiepingen met elkaar. De gehele zolder was een handenarbeidlokaal. Een lage aanbouw in het verlengde van het trappenhuis vormde de entree van de school en gaf plek aan een spreekkamer en leermiddelenberging.49 De buitenkant van het gebouw werd gekenmerkt door de bakstenen gevel met daarin grote raamopeningen met witgeschilderde houten kozijnen. Tussen de lokalen en het trappenhuis dat een net iets lagere kap heeft vormde een hoge schoorsteen een belangrijk beeldbepalend element.
Hoewel veel van het originele gebouw nog altijd te zien is, zijn er in de loop der jaren tal van aanpassingen gedaan en een aantal aanbouwen gerealiseerd. Zo is er een aantal lokalen bijgekomen. Op de verdieping kwam er een lokaal bij, waarmee ook de zolder werd verlengd en op de begane grond werden twee lokalen en een nieuwe hoofdentree gerealiseerd in een laagbouw met kap die in het verlengde van de school werd gebouwd. Wanneer dit is gedaan is niet helemaal duidelijk maar volgens een directeur van de school was dit voor 1955.50 Volgens een reactie op het forum van Stichting Eindhoven in Beeld was ergens het tussen 1951 en 1957.51 Achter de school is in 1963/1964 een gymzaal gebouwd.52 Wat meer recentelijk zijn de mooie grote raampartijen in de lokalen opgedeeld en voorzien van kunststof kozijnen met dubbel glas.
26
De verbouwing De genoemde aanbouwen waren kleinschalig en vonden in een vrij vroeg stadium plaats. Pas recentelijk was er behoefte om het gebouw veel verder uit te breiden en geschikt te maken voor veranderde onderwijsbehoeftes en wijkbehoeftes. In 1992 werden twee scholen in het gebouw samengevoegd. Op dat moment huisde het gebouw basisschool De Regenboog. Basisschool St. Lambertus uit de Laagstraat te Eindhoven kwam erbij en ze gingen samen verder als De Kameleon. Omdat het gebouw niet groot genoeg was, werden in 1995 losse noodlokalen gebouwd.53 De wens voor een permanente aanbouw groeide en in 2002 gaf Stichting katholiek en Protestants Christelijk Onderwijs uit Eindhoven opdracht tot het uitbreiden en verbouwen tot Spilcentrum. Hiermee zou het één van de vier eerste Spilcentra worden en als voorbeeld dienen voor andere Spilcentra.54 KdV architectuur uit Eindhoven werd als architect geselecteerd na eerder uitgevoerde haalbaarheidsonderzoeken voor de locatie en hun kennis op het gebied van onderwijshuisvesting. Het programma bestond uit een opsomming van aantallen lokalen, het toevoegen peuterspeelzalen, bso, dagopvang enz. Door KdV zelf is aan de hand hiervan een gedetailleerde ruimtestaat opgesteld en daarna is het programma nader uitgewerkt in ontwerpteamvergaderingen parallel aan het ontwerptraject.55 In 2007 werd het gebouw opgeleverd. Naast Spilcentrum De Bennekel ontwierp KdV architectuur Spilcentra Burghplan, Genderdal en Grasrijk. Flexibiliteit: van gangschool naar Spilcentrum Het programma dat werd opgesteld is groot voor de locatie. Samen met het feit dat de lokalen in het oorspronkelijke gebouw richting de uitbreidingskant waren georienteerd, betekende dit dat er weinig uitbreidingsmogelijkheden waren en dat er een slim en compact gebouw moest worden gerealiseerd.56 Dit is gedaan door een gebouw van twee verdiepingen in een L-vorm tegen de bestaande gymzaal te bouwen. Dit gebouw staat los van de oorspronkelijke school en is hiermee verbonden door middel van twee glazen gangen. Eén op begane grond niveau en één op het niveau van de verdieping. Hierdoor ontstaat een tussenzone waar de lokalen van de school in het oude deel en in de nieuwbouw op zijn georiënteerd. Deze tussenzone wordt gebruikt als schoolplein en is door de glazen gang op de begane grond opgedeeld in twee delen. Het kleinere deel vormt een besloten deel voor de jongste kinderen. De nieuwbouw heeft een bescheiden architectonische expressie van donkere baksteen met grote glasvlakken. Hierdoor blijft de aandacht gevestigd op het oorspronkelijke schoolgebouw. Doordat de nieuwbouw even breed is als de oudbouw en niet hoger is, is de nieuwbouw vanaf de Bennekelstraat op slechts een paar plekken te zien. Alleen de expressief vormgegeven, volledig glazen corridor die de oubouw en nieuwbouw op de verdieping verbinden, ligt buiten deze breedte van de oudbouw en laat hiermee het samengaan van oud en nieuw op een bijna iconische of symbolische manier zien. Deze gang vormt de ‘eyecatcher’ van het gebouw. Dit wordt verder versterkt doordat de corridor als het ware tegen de gevels van oud en nieuw is geplakt en aan de voorkant van de oudbouw iets uitsteekt. Slechts een paar kolommen ondersteunen de
50 interview met Harry Jacobs, directeur Spilcentrum de Bennekel, hij zat zelf op de school vanaf 1955 51 eindhoveninbeeld.com Ben Dankers 52 eindhoveninbeeld.com Erik Braun 53 interview met Harry Jacobs, directeur Spilcentrum de Bennekel 54 Bergen 2008, p. 121 55 interview met Coen Smits, architectdirecteur KdV architectuur 56 projectinformatie KdV architectuur
27
0 1
0 1
10
boven plattegrond begane grond voor de verbouwing van 2007 1:500 rechtsboven plattegrond begane grond na de verbouwing van 2007 1:500 rechtsonder doorsnede na de verbouwing 1:500
10
corridor waardoor deze architectonisch gezien lijkt te zweven. De onderdoorgang van deze luchtbrug vormt de toegang tot het achtergelegen plein. Een eivormige berging van verticale houten latten is onder het midden van de brug geplaatst, waardoor de autonomie van de glazen luchtbrug wat wordt gestoord. De bestaande laagbouw aan deze zijde is gesloopt.
28
De bescheiden buitenkant doet weinig vermoeden over het interieur. Hoewel de glazen luchtbrug de meest aanwezige verbinding tussen oud en nieuw is, is de verbindende gang op de begane grond de belangrijkste. Deze gang is namelijk onderdeel van de nieuwe hoofdverkeersas die oud en nieuw verbindt. De bestaande hoofdentree aan de Bennekelstraat is nog steeds als zodanig in gebruik. Alle gebruikers van het Spilcentrum komen via deze entree binnen. Aan de rechterkant van de entree is vrijwel niets veranderd aan het bestaande gebouw.57 De bestaande gangschool functioneert hier nog op dezelfde manier. Aan de linkerkant van de entree is de structuur wel flink veranderd. De entreezone is hier vergroot met een receptie. De gang is verlegd, waardoor aan twee kanten ruimtes konden worden geplaatst. De directeurkamers en spreekkamers zijn hier onder andere ondergebracht. Het bestaande trappenhuis tegenover de entree is afgesloten en biedt geen doorgang meer naar het achterliggende plein. In plaats daarvan is links hiervan een doorbraak gemaakt die een doorgang biedt naar de nieuwbouw. De verkeersas die is ontstaan door deze nieuwe doorbraak en gang loopt recht door de nieuwbouw en voert naar het achterliggende speelveld. De verbindende glazen gang heeft vier dubbele deuren die toegang bieden naar de speelpleinen. De nieuwe verkeersas verbindt niet alleen oud en nieuw maar geeft ook toegang aan de twee ruimtes van de peuterspeelzaal en de twee ruimtes van het kinderdagverblijf. Deze ruimtes liggen naast elkaar in een lichte trapvorm geschakeld en zijn door middel van transparante deuren met elkaar verbonden. De ruimtes, die erg licht zijn door de grote glasvakken, hebben in een hoek aan de kant van de gang hun ondersteunende voorzieningen, zoals toiletten en verschoontafels. De slaapkamers van het kinderdagverblijf zijn in de tegenovergestelde hoek, aan het raam gesitueerd. De verbindende werking van deze gang wordt verder versterkt doordat parallel hieraan vijf kleine gekleurde huisjes zijn geplaatst. Deze huisjes zijn in de lengte gesloten, maar aan de kopse kanten gedeeltelijk of geheel open. Aan deze kopse kanten bevinden zich ook de deuren. Ze hebben verschillende functies van berging tot kantoor.
57 interview met Harry Jacobs, directeur Spilcentrum de Bennekel
links interieur van de verbindende glazen corridor rechts de huisjes langs de hoofdverkeersas
29
Doordat het plafond onbehandeld is en het beton zichtbaar is gebleven, geeft dit de huisjes extra ruimte en is er een mooi contrast met de gekleurde materialisering van de huisjes. Tussen ieder huisje is een daklicht geplaatst die de gang op een goede manier verlichten. Tussen deze huisjes door zijn de entrees van de peuterspeelzaal en kinderdagverblijf te bereiken. Een tweede verkeerszone ligt min of meer parallel aan de oorspronkelijke gangschool, tegen de gymzaal. Door de vorm van de gymzaal is een natuurlijke verbreding in deze gang ontstaan waar een ruim en licht trappenhuis met lift is aangebracht. Door vides en een daklicht is er een sterke verbinding met de verder vrij afgesloten verdieping ontstaan. In deze ruimte bevindt zich ook een mediatheek en is er op de verdieping plaats gemaakt voor werkplekken. Aan het rechteruiteinde van de gang is een doorgang naar buiten gesitueerd. Ook is hier de gymzaal te bereiken via een kleine gang. Op de verdieping is hier de verbinding met de corridor die naar de oudbouw voert te vinden. Deze tweede verkeerszone verbindt op de begane grond vier en op de verdieping vijf klaslokalen van de basisschool met elkaar. Samen met de acht lokalen in de oudbouw vormen zij de zeventien lokalen van de basisschool. De nieuwe lokalen zijn tegenover de lokalen in de oudbouw geplaatst en zijn dus op elkaar georiënteerd. Hierdoor is een visuele verbinding gecreëerd. De fysieke verbinding wordt gevormd door de glazen luchtbrug die de lokalen van oud en nieuw op de verdieping verbindt. Hoewel deze verbinding voor het Spilcentrum als geheel dus wat minder belangrijk kan worden gezien, is deze voor de basisschool veel meer van belang. De lokalen in de nieuwbouw hebben ongeveer dezelfde verhouding qua afmetingen als die in de oudbouw. De lokalen zijn transparant, zowel naar de gang als naar buiten en hebben op de begane grond per twee lokalen een toiletgroep. Op de kruising van de hoofdas en gang van de basisschool is de aula gesitueerd. Deze rechthoekige ruimte staat in open verbinding met de hoofdas. Alleen een rij kolommen, de andere tekening in de vloer en het aanwezig zijn van een verlaagd plafond scheidt deze ruimte van de aanliggende gang. De gang van de basisschool die haaks op de aula staat is hiervan gescheiden door een glazen pui en deuren in verband met de brandcompartimentering. Door deze situering van de aula is op de begane grond een zeer open ruimte ontstaan. Dit feit wordt vergroot door het feit dat de glazen pui richting het plein open kan worden geschoven en het aanliggende speellokaal erbij kan worden getrokken door het openen van een vouwwand. Zelfs de wand tussen het speellokaal en de gymzaal kan worden geopend, waardoor één grote ruimte kan ontstaan. In de praktijk worden deze ruimtes echter vrijwel nooit bij de aula getrokken.58 In één van de gekleurde huisjes is een keuken gesitueerd voor gebruik in de aula. Ook een garderobe en toilet zijn beschikbaar voor deze ruimte. Op de verdieping is ter plaatse van de aula een gang gesitueerd die toegang biedt aan de BSO (buitenschoolse opvang), KNAP (korte naschoolse activiteiten programma) en de recreatiezaal jongerenwerk. De gang hier is wat smal, maar door de transparante gevel en de transparante wand tussen de gang en de ruimtes is deze niet onaangenaam. Aan de ene kant staat deze gang in verbinding met de gang van de basisschool en aan de andere kant staat is een trap naar een nooduitgang en de begane grond gesitueerd. Op de kruising van de gangen is een grotere toiletgroep geplaatst voor alle lokalen op de verdieping. Hoewel het dus een om een zeer compact gebouw gaat, is door een slimme manier van ontsluiting toch een ruimtelijk interessant geheel ontstaan, al is dit op de begane grond beter uit de verf gekomen dan op de verdieping.
58 interview met Harry Jacobs, directeur Spilcentrum de Bennekel
Knelpunten Het gebouw is geen monument en er is niet veel aan het bestaande gebouw gewijzigd. Het gaat hier om een volledige nieuwbouw achter het gebouw. De knelpunten lagen dan ook niet zozeer bij dit bestaande gebouw, als wel bij het bestemmingsplan en het ontwerpen van de glazen luchtbrug. Naast de gebruikelijke problemen met brandveiligheid kunnen vier knelpunten worden onderscheiden:
Het project heeft in totaal vijf jaar geduurd, van de start van het ontwerpproces in 2002 tot de realisatie in 2007. Dit lijkt vrij lang voor een aanbouw van deze schaal. Uit correspondentie over de bouwaanvraag blijkt dit onder andere te liggen aan het bestaande bestemmingsplan.59 De gemeente beschrijft het probleem als volgt:
30
“Strijdigheid met het huidige bestemmingsplan “Blaarthem 1995” zit in het feit dat het huidige bestemmingsplan een bouwverbod bevat zolang het bestemmingsplan niet is uitgewerkt. Eind 2000 heeft de rechter bepaald dat de uitwerkingsregels onverbindend zijn omdat ze onvoldoende objectief waren. Hierdoor kan het bestemmingsplan niet meer worden uitgewerkt waardoor het bouwverbod blijft gelden.” 60 Het betreft een ruimtelijke onderbouwing voor het toepassen van een vrijstellingsprocedure op het bestemmingsplan. Het bouwplan blijkt te voldoen aan de voorwaarden die werden gesteld om voor deze vrijstellingsprocedure in aanmerking te komen. Deze procedure werd daarom in gang gezet. Daarnaast werd bij de gemeente in de periode 2003-2004 de financiële onderbouwing uitgewerkt.61 Uiteindelijk heeft het project ruim een jaar stilgelegen in afwachting van deze besluitvormingen door de gemeente.62 Een tweede knelpunt is de uitvoering van de verbindende glazen corridor die buiten de gevel ‘hangt’. Een aantal documenten uit het archief van deze bouwaanvraag gaan over deze luchtbrug. De welstandscommissie en architect werden het maar moeilijk eens. Het gaat hierbij vooral om de ‘autonomie’ van de hangbrug en de verschillende perspectieven op dit begrip. De constructie en de aansluiting op de bestaande gevel zijn hierbij de grootste knelpunten. Zo was de aansluiting op het bestaande hoekraam een punt van aandacht. Ook was de commissie het in eerste instantie niet eens met het afsteunen van de brug aan de gevel en de plaatsing van de kolommen. “Architect Smits is aanwezig en geeft in een toelichting aan dat de huidige plaats van de kolommen zijns inziens niet indruist tegen het concept van de luchtbrug. Deze is immers met instemming van de commissie opgevat als element dat om de bestaande schoolgebouwen heen grijpt.” ... “De commissie is van mening dat ook met de getoonde oplossing de zelfstandigheid van de brug te niet is gedaan en de onderling afwijkende vormgeving van kolommen en brug geforceerd overkomt.” 63 De commissie laat de architect andere oplossingen onderzoeken en doet een voorstel. De plaatsing van een aanrijdbeveiliging moet hierbij ook worden onderzocht. De architect komt hierna met een ander voorstel waarbij de kolommen op een betonnen poer staan die als aanrijdbeveiliging dient. De brug hangt hiermee nog steeds aan de gevel en de kolommen zijn geintegreerd met de vormgeving van de brug. Hiermee is de commissie het wel eens, zonder te spreken over het feit dat de brug nog steeds aan de gevel hangt. Opvallend is dan ook dat deze ‘autonomie’ in het uiteindelijke gerealiseerde gebouw nog steeds in twijfel kan worden getrokken. Als derde knelpunt kan worden genoemd de neiging van iedere gebruiker om zijn eigen domein af te bakenen. Maar volgens architect Coen Smits liggen hier ook kansen: “De mogelijkheid om voor iedere gebruiker meer te realiseren binnen het totaal van het Spilcentrum dan mogelijk was op individuele basis.” 64 Het klimaat vormt een laatste knelpunt. Na de bouw is gebleken dat de lokalen door het platte dak van de nieuwbouw te snel te warm werden. Kinderen en docenten klaagden over hoofdpijn en duizeligheid. Hiervoor zijn er in ieder lokaal airconditioning systemen aangebracht die per lokaal regelbaar zijn. In het kader van duurzaamheid is dit echter verre van een optimale oplossing. Mede door extra budgetten die werden beschikbaar gesteld voor dit pilot-project is een bijzonder centrum ontstaan. Andere Spilcentra zullen meer knelpunten ondervinden, daar zij het met veel minder geld zullen moeten doen.65
59 correspondentie m.b.t. bouwaanvraag met plannummer 03/1559 60 gemeente Eindhoven, sector planontwikkeling, ruimtelijke onderbouwing ten behoeve van de toepassing van artikel 19, lid 2 van de Wet op de Ruimtelijke ordening voor het verbouwen en uitbreiden van Spilcentrum de Bennekel, februari 2005 61 Bergen 2008, p. 121 62 projectinformatie KdV architectuur 63 welstandsoordeel plannummer 03/1559 d.d. 26 april 2005 64 interview met Coen Smits, architectdirecteur KdV architectuur 65 Bergen 2008, p. 122
31
boven verbinding van de oudbouw met de luchtbrug midden verbinding van de nieuwbouw met de luchtbrug onder nieuwbouw en oudbouw met daartussen het speelplein voor de jongste kinderen
KNELPUNTEN EN MOGELIJKHEDEN
32
Knelpunten Samenvattend kunnen de knelpunten die optreden bij het verbouwen van de genoemde basisscholen in verschillende categoriën worden ingedeeld. Als eerste categorie kan worden genoemd de financiering. Vanuit de beperkte budgetten zijn er vaak meer onmogelijkheden dan mogelijkheden. Minimale oppervlakten worden gebruikt in een zo compact mogelijk gebouw. Dit allemaal om geld vrij te maken voor andere belangrijke zaken, zoals architectuur en ruimtelijkheid. De dupe hiervan is echter vaak de kwaliteit van het binnenklimaat, zoals is te zien bij Spilcentrum de Bennekel. Dit is niet altijd het geval, zo laat basisschool De Bouwsteen zien. Een tweede categorie is de strenge regelgeving vanuit monumentenzorg, welstand en brandweer. Ook knelpunten met bestemmingsplannen kunnen hier worden ingedeeld. Het gaat hier om regelgeving die het aantal mogelijkheden nog meer laat afnemen. Bij een monument zoals de 14e montessorischool in Amsterdam die door Hertzberger werd verbouwd is dit het moeilijkst. Hier moet worden voldaan aan huidige veiligheidseisen vanuit de brandweer, maar aan de andere kant willen welstand en de monumentenzorg dat er zo min mogelijk wordt gewijzigd aan het gebouw. Hier liggen veel knelpunten. Ook de subjectiviteit van bepaalde begrippen kunnen moeilijke discussies opleveren tussen de architect en de welstandscommissie waarbij projecten flinke vertraging kunnen oplopen. Een derde categorie is de originele structuur en constructie die een verbouwing heel lastig kunnen maken. Zo was het toevoegen van twee gangen aan een ‘clustertype’ uit de jaren zeventig zeker geen risico. Zo vormden ook de zware muren in de school in Amsterdam een uitdaging en was de oriëntatie van de lokalen bij Spilcentrum de Bennekel een beperking. De laatste categorie die alleen bij de laatste van de genoemde projecten sterk naar voren komt is de situatie waarbij verschillende gebruikers in één gebouw een plek moeten krijgen. Het gaat hier om de knelpunten die te maken hebben met de wensen vanuit de opdrachtgever en gebruikers. Dit is echter niet specifiek voor verbouwingen en kan bij elk project voorkomen. Concluderend kan worden gezegd dat het verbouwen van een school nogal wat knelpunten met zich meebrengt. Het belangrijkste knelpunt blijft toch altijd de financiering of liever, het gebrek hieraan. De beperkte budgetten maken het voor een architect heel lastig om én een mooi ruimtelijk gebouw te maken én respectvol om te gaan met het bestaande én een goed binnenklimaat te realiseren. De bijkomende knelpunten maken dit alleen nog lastiger. Mogelijkheden Hoewel er dus tal van knelpunten optreden bij een verbouwing, worden juist hieruit mogelijkheden geboren. De knelpunten leiden tot uitdagingen die de creativiteit van de architect vragen te zoeken naar de mogelijkheden die er nog wél zijn. Zowel Coen Smits van KdV architectuur als Klaas Kingma van Kingma Roorda architecten zien knelpunten en mogelijkheden samengaan. Begrip voor het bestaande is hier volgens Kingma het sleutelwoord.66 Uitgaande van de drie besproken scholen kunnen we drie hoofdmogelijkheden tot het verbouwen van een school noemen namelijk: 1. Alleen een herschikking van het bestaande 2. Een herschikking van het bestaande en een aanbouw 3. Een herschikking van het bestaande en een complete nieuwbouw Afhankelijk van de situatie en context van de school zal vrijwel altijd één van deze opties toepasbaar zijn, hoewel er uiteraard nog meer opties te noemen zijn. Denk bijvoorbeeld aan het samenvoegen van twee oude schoolgebouwen of géén herschikking van
66 interview met Klaas Kingma van Kingma Roorda architecten en interview met Coen Smits van KdV architectuur
33
het bestaande, maar alleen een aanbouw of een losse nieuwbouw. Of denk aan het ombouwen van een gebouw met een oorspronkelijk andere functie dan een school. Al met al is het meer dan interessant om de verschillende mogelijkheden te zien om de bestaande voorraad aan scholen om te bouwen tot hedendaags schoolgebouw. Uiteindelijk zal dit toch vrijwel altijd financieel aantrekkelijker zijn dan een volledige nieuwbouw. Daarnaast is het in het kader van duurzaamheid altijd beter om her te gebruiken in plaats van te slopen. Bovendien is de spanning tussen oud en nieuw een uitermate interessant gegeven dat hele verrassende en mooie gebouwen kan opleveren, waarbij de veranderingen in het onderwijs fysiek zichtbaar worden. De kwaliteiten van de gebouwen uit het verleden en het heden kunnen goed samen gaan. Dat blijkt wel.
boven alleen het herschikken van het bestaande midden herschikken met een aanbouw onder herschikken met een complete nieuwbouw
bestaande school
herschikking
bestaande school
herschikking
bestaande school
herschikking
uitbreiding
+
uitbreiding
LITERATUUR Bergen, M. v.d. (2008) Spilcentrum de Bennekel Eindhoven. In: Bergvelt, D., Jansen, C. (red.) Aap, noot, mis. De basis van de brede school, Amsterdam: Architectuur Lokaal. p. 121-122 Broekhuizen, D. (2009) Bouw geen scholen, bouw educatieve centra, Scholenbouw in Nederland 1950-1990. In: Een traditie van verandering, De architectuur van het hedendaagse schoolgebouw, Rotterdam: NAi uitgevers. p. 16-31 Coenen, J.M.J. (e.a.) (2008) Monumentale schoolgebouwen, Een evaluatieonderzoek naar problematiek en mogelijkheden, Delft: Kenniscentrum RMIT Dam, S. van, (e.a.) (2010) Old School, New School, Transformatie van basisischolen, Delft: Faculteit Bouwkunde Gemeente Eindhoven (red.) (2007) Wijkactieplan Eindhovense Krachtwijk De Bennekel, Eindhoven: Gemeente Eindhoven Hertzberger H. (2008) Ruimte en leren, Rotterdam: Uitgeverij 010 Hillen, M. (2007) Actie voor het klimaat. In: de Architect, oktober 2007, Den Haag: Sdu uitgevers. p. 114-117 Kamp, C. (1973) Schoolgebouwen voor kleuter- en basisonderwijs, een selectie uit I.C.S. adviesprojecten, I.C.S. bulletin 13|73, Rotterdam: Stichting Informatiecentrum voor Scholenbouw Mes, W.A.A., Manning, A.F., Roes, J.H. (1973) Archieven van het Katholiek Documentatie Centrum. Een reeks inventarissen, Nijmegen: Katholiek Documentatie Centrum Mol, A., Broekhuizen, D. (2009) Gezond en goed, scholenbouw in topconditie, Den Haag: Atelier Rijksbouwmeester Molkenboer, P., Cuypers, P., Eerenbeemt, H. van den, Luns, F. (1932) Katholieke kunstkring de Violier, Gedenkboek dertig-jarig bestaan, Amsterdam: Katholieke kunstkring “De Violier” Smit, A. (2007) Scholenbouwer Herman Hertzberger ziet de school als een microstad. In: Montessori Mededelingen, oktober 2007, Amsterdam: Nederlandse Montessori Vereniging. p. 4-9 Spoelstra, Y. (2004) De geschiedenis van de scholenbouw in Amsterdam 1850-1965. In: Schoolvoorbeelden, Amsterdam: Bureau Monumenten & Archeologie. p. 9-51
ARCHIEF Gemeente Binnenmaas, afdeling ruimtelijke ordening, Bouwaanvraagdossier Vlasakker 3, ‘s Gravendeel, 1977, 1995, 2003 Gemeente Eindhoven, Ondernemersplein, Bouwaanvraagdossier Bennekelstraat 135, Eindhoven, dossiernummer 03/1559 Pandenarchief Amsterdam, Bouwaanvraagdossier Elandsstraat 42, 1919, 2004 Pandenarchief Amsterdam, Bouwaanvraagdossier Elandsstraat 42, Advies Commissie voor Welstand en Monumentenzorg, Amsterdam, Volgnr. 41584 Regionaal Historisch Centrum Eindhoven, Bouwaanvraagdossier Verhulststraat 1, Eindhoven, 1929. Inventarisnummer 1929-635
34
35
herkomst afbeeldingen Alle afbeeldingen en tekeningen zijn gemaakt door Mark Radstake, behalve: 7 links Architectuurstudio HH 7 rechtsonder Arthur Bagen 9 tekeningen Architectuurstudio HH 9 foto Dienst Publieke Werken, Afdeling Stadsontwikkeling Amsterdam 10 links naar een illustratie van Herman Hertzberger 10 rechts | 13 | 15 Architectuurstudio HH 16 links Old School, New School, Transformatie van Basisscholen, 2010 16 rechts I.C.S. bulletin 13|73 23 Kingma Roorda architecten 25 links | rechtsboven Stichting Eindhoven in Beeld Afbeeldingen in deze scriptie, die niet door Mark Radstake zijn gemaakt, mogen op geen enkele wijze worden gepubliceerd of gekopieërd.
36
37
bijlagen Projectgegevens analyse-bladen tekeningen
PROJECTGEGEVENS - 14e montessorischool, amsterdam naam: 14e montessorischool “De Jordaan” adres: Elandsstraat 42, Amsterdam opdrachtgever: Gemeente Amsterdam, Stadsdeel Centrum organisaties: 14e montessorischool “De Jordaan”, Amsterdam architect: Architectuurstudio HH, Amsterdam (verbouwing: origineel Antoon J. Joling, Amsterdam) leerlingen: 160 leerlingen van 6 - 9 jaar lokaalgrootte: gemiddeld 42 m2 bezetting: 27 leerlingen gemiddeld per regulier lokaal jaargroep systeem: klassen-overstijgend BVO: ± 850 m2 bouwterrein: ± 350 m2 realisatie: 2006 (verbouwing: origineel 1922) tekeningen: Mark Radstake literatuur: - Coenen, J.M.J. (e.a.) (2008) Monumentale schoolgebouwen, Een evaluatieonderzoek naar problematiek en mogelijkheden, Delft: Kenniscentrum RMIT - Hertzberger H. (2008) Ruimte en leren, Rotterdam: Uitgeverij 010 - Smit, A. (2007) Scholenbouwer Herman Hertzberger ziet de school als een microstad. In: Montessori Mededelingen, oktober 2007, Amsterdam: Nederlandse Montessori Vereniging. p. 4-9 PROJECTGEGEVENS - basisschool de bouwsteen, ‘s gravendeel naam: Christelijke Basisschool De Bouwsteen adres: Vlasakker 3, ‘s Gravendeel (gemeente Binnenmaas) opdrachtgever: PCPO Hoeksche Waard, Numansdorp organisaties: Christelijke Basisschool De Bouwsteen architect: Kingma Roorda architecten, Rotterdam (verbouwing: origineel Architecten- en ingenieursbureau D.H. Vendelbosch, Giessenburg) leerlingen: 380 leerlingen van 4 - 12 jaar lokaalgrootte: gemiddeld 55 m2 bezetting: 25 leerlingen gemiddeld per regulier lokaal jaargroep systeem: jaargroepen BVO: ± 1.950 m2 bouwterrein: ± 3.880 m2 realisatie: 2005 (verbouwing: origineel 1978) tekening: Mark Radstake literatuur: Hillen, M. (2007) Actie voor het klimaat. In: de Architect, oktober 2007, Den Haag: Sdu uitgevers. p. 114-117 PROJECTGEGEVENS - SPILCENTRUM DE BENNEKEL, EINDHOVEN naam: Spilcentrum de Bennekel adres: Bennekelstraat 135, Eindhoven opdrachtgever: Stichting katholiek en Protestants Christelijk Onderwijs organisaties: Katholieke basisschool De Kameleon, kinderdagverblijf Korein, speelzaal Peuterplaza architect: KdV architectuur, Eindhoven, Coen Smits (verbouwing: origineel L.J.P. Kooken & F.J. Wolters, Eindhoven) leerlingen: 350 - 380 van 0 - 12 jaar lokaalgrootte: gemiddeld 50 m2 bezetting: 18 leerlingen gemiddeld per regulier lokaal jaargroep systeem: jaargroepen BVO: ± 3.770 m2 bouwterrein: ± 4.200 m2 realisatie: 2007 (verbouwing: origineel ±1930) tekening: Mark Radstake literatuur: Bergvelt, D., Jansen, C. (red.) (2008) Aap, noot, mis. De basis van de brede school. Amsterdam: Architectuur Lokaal
Naam: 14e montessorischool “De Jordaan” Locatie: Elandsstraat 42, Amsterdam Architect: Architectuurstudio HH, Amsterdam (origineel A.J. Joling) 1922, verbouwing 2006 Realisatie: Foto + tekeningen: Mark Radstake Thema: Gemeenschappelijke ruimte Plattegrond: 1:500 (eerste verdieping 1922) Plattegrond: 1:500 (eerste verdieping 2006) Doorsnede: 1:500 (1922) Doorsnede: 1:500 (2006) Plattegrond: 1:200 (gemeenschappelijke ruimte)
2
2
2
2
12
0 1
0 1
10
2
3
2
10
12
2
Naam: Christelijke Basisschool De Bouwsteen Locatie: Vlasakker 3, ‘s Gravendeel Architect: Kingma Roorda architecten, Rotterdam (origineel D.H. Vendelbosch) 1978, verbouwing 2005 Realisatie: Foto + tekeningen: Mark Radstake Thema: Gemeenschappelijke ruimte Plattegrond: 1:500 (begane grond 1978) Plattegrond: 1:500 (begane grond 2005) Doorsnede: 1:500 (2005)
2
2
13 22 2
16
13
13
5
23
2
2
23 20 2 23
2
23 23
1
1
2
21
23
19
2
21
2
23
23
22 21
15
23
2
2
2
2
2
0 1
10
0 1
10
16
4
2
11
2
5
2
2
2
2
Naam: Locatie: Architect: Realisatie: Foto + tekeningen:
Spilcentrum de Bennekel Bennekelstraat 135, Eindhoven KdV architectuur, Eindhoven (origineel: L.J.P. Kooken & F.J. Wolters) 1930, verbouwing 2007 Mark Radstake
Thema: Gemeenschappelijke ruimte Plattegrond: 1:500 (begane grond 1930) Plattegrond: 1:500 (begane grond 2007) Doorsnede: 1:500 (2007)
23 21 11
2
23
24/25
27
2
2
21 21 23
23
9
1
23
24/25
2
8 15 26
9
17 3
16
26 23
2
21
23
2
2
2
23
21
21
0 1
20
20 23 23
10
2
2
2
2
legenda analyse-bladen onderwijsruimte - therapie: 1-speellokaal (onderbouw) 2-leslokaal / groepsruimte (klaslokaal) 3-verwerkingsruimte / werkplekken / werkhoek / bijschakelruimte / uitwijkruimte 4-computerlokaal / computerplek 5-vaklokaal / handvaardigheid / muziekruimte / crearuimte 6-remedial teaching / logopedie / therapie / interne begeleiding IB 7-zwembad / snoezelruimte / fysiotherapie 8-sportzaal / gymnastieklokaal / spelzaal 9-kleedruimte / doucheruimte 10-openluchtlokaal / balkon / dakterras / daktuin gemeenschappelijke ruimte – sociale ruimtes: 11-entree / avondentree / nevenentree 12-garderobe 13-hal / centrale ruimte / multifunctionele ruimte / ontmoetingsruimte 14-pauzeruimte / kantine 15-keuken / pantry 16-aula / gemeenschapszaal / toneelzaal / theater 17-mediatheek (voor basisschool) / orthotheek 18-buurtkamer / wijkkamer / ouderkamer 19-fietsenstalling schoolleiding: 20-directiekamer / staf / secretaresse 21-kantoren / spreekkamer / beheerder 22-docentenkamer / teamkamer 23-kopieeren / berging / leermiddelen / serverruimte / archief kinderopvang (nul tot vier jaar) en BSO (vier tot twaalf): 24-kinderdagverblijf KDV (0 tot 4 jaar) / crèche / groepsruimte baby’s 25-kinderdagverblijf KDV (0 tot 4 jaar) / crèche / groepsruimte peuters 26-peuterspeelzaal PSZ (van 2 tot 4 jaar) / groepsruimte peuters 27-teamkamer / leidsterkamer 28-Buitenschoolse opvang BSO / Naschoolse opvang NSO (van 4 tot 12 jarigen) wijkgebouw / welzijn / zorg: 29-wijkgebouw / cultureel centrum / welzijnsfunctie / soos (jeugdopvang vanaf twaalf jaar) 30-cursusruimte / servicepunt 31-bijeenkomstruimte / cafe 32-centrum voor jeugd en gezin / arts / verpleegkundige / consultatie 33-gezondheidscentrum / ouderenzorg / wijkpost ouderen 34-bibliotheek (met wijkfunctie) 35-speel-o-theek overige functies: 36-woningen / ouderenwoningen / begeleid wonen 37-winkels 38-kantoren / bedrijfsruimte 39-kerk 40-parkeren
bouwaanvraag Elandsstraat 42 Amsterdam, 1919
doorsnede 14e Montessorischool de Jordaan, Architectuurstudio HH
bg
1 1/2
1/2
2
1
3
plattegronden 14e Montessorischool de Jordaan, Architectuurstudio HH
bouwaanvraag Vlasakker 3, plattegrond, 1977
bouwaanvraag Vlasakker 3, doorsneden en gevels, 1977
bouwaanvraag Vlasakker 3, plattegronden, 2003
bouwaanvraag Vlasakker 3, doorsneden, 2003
bouwaanvraag Verhulststraat 1, plattegrond, doorsnede en gevel, 1929
bouwaanvraag Bennekelstraat 135, plattegrond begane grond, 2005
bouwaanvraag Bennekelstraat 135, plattegrond verdieping, 2005
bouwaanvraag Bennekelstraat 135, doorsneden, 2005