Driemaandelijks tijdschrift van het Instituut van de Accountants en de Belastingconsulenten
www.iec-iab.be | Nr. 3 / 2009
Interview met Stefaan De Clerck Witwassen van geld: de anonimiteit van de melder moet worden gewaarborgd! Beroep Het IAB oogst succes met lokale informatiesessies voor de leden Beroep Het IAB bezoekt de NOvAA: analyse van het Nederlandse kwaliteitstoetsingssysteem Fiscaliteit Fiscale stimulatie van het risicokapitaal Fiscaliteit Fiscale brandstof voor het milieu
AFGIFTEKANTOOR: 3000 LEUVEN I P608443 – IEC-IAB L I V O R N O S T R A AT 4 1 – B E - 1 0 5 0 B R U S S E L
Trends Belgen zijn mieren geworden
Fiscale brandstof voor het milieu
Inhoud Accountancy&Tax
3
Editoriaal
Driemaandelijks tijdschrift van het IAB nr. 3 / 2009
4
Interview met Stefaan De Clerck Witwassen van geld: de anonimiteit van de melder moet worden gewaarborgd!
7
Beroep Het IAB oogst succes met lokale informatiesessies voor de leden Fabienne Cleymans
ADMINISTRATIE EN REDACTIE
IAB, Livornostraat 41, 1050 Brussel Tel.: +32 2 543 74 90 – Fax: +32 2 543 74 91 e-mail:
[email protected] REDACTIECOÖRDINATOR
M. Tilmant e-mail:
[email protected] REDACTIECOMITÉ
15
Beroep Het IAB bezoekt de NOvAA: analyse van het Nederlandse kwaliteitstoetsingssysteem Fabienne Cleymans
18
Fiscaliteit Fiscale stimulatie van het risicokapitaal Bruno Colmant
29
Fiscaliteit Fiscale brandstof voor het milieu Roger Lassaux
36
Trends Belgen zijn mieren geworden Amid Faljaoui
40
IAB in ’t kort
40
Wetgeving
41
IAB-info flashback
42
Vakliteratuur
E. Basso, A. Bert, M. Claes, C. Cloquet, J. Colson, J. De Blay, A. Faljaoui, S. Ghilain, N. Hormans, C. Janssens, R. Lassaux, T. Luyten, E. Steghers, M. Tilmant, K. Vandriessche UITGEVERS
Intersentia, Groenstraat 31, 2640 Mortsel www.intersentia.be Anthemis, Chemin du Cyclotron 6, 1348 Louvain-la-Neuve www.anthemis.be ILLUSTRATOR COVER
Rosemarie De Vos VERANTWOORDELIJKE UITGEVER
A. Bert, Livornostraat 41, 1050 Brussel ISSN 1375-9876 MEDEDELING VOOR DE LEZERS
De auteurs, het redactiecomité en de uitgever streven naar betrouwbaarheid van de gepubliceerde informatie, waarvoor ze echter niet aansprakelijk kunnen worden gesteld. De opinieartikelen vertegenwoordigen de inzichten en mening van auteurs en dus niet noodzakelijk die van het Instituut of van het redactiecomité. Instituut van de Accountants en de Belastingconsulenten (IAB) Opgericht bij Wetten van 21 februari 1985 en 22 april 1999 UITVOEREND COMITÉ
Voorzitter: A. Bert Ondervoorzitter: M. Claes Secretaris-penningmeester: C. Cloquet Secretaris: J. De Blay RAAD
Voorzitter: A. Bert Ondervoorzitter: M. Claes Leden: L. Ceulemans, C. Cloquet, B. Colmant, J. De Blay, E. Degrève, J.-G. Didier, J. Hellin, J.-L. Kilesse, F. Schelfhaut, S. Troonbeeckx, B. Vanderstichelen, J. Van Wemmel ALGEMEEN DIRECTEUR
E. Steghers
EDITORIAAL
Editoriaal
T
elkens wanneer een of andere crisis zich voordoet of wanneer zaken verkeerd lopen, verwijst men naar een gebrekkige communicatie. Alsof men in staat zou zijn met communicatie alle onheil te voorkomen of onverwachte gebeurtenissen op te vangen. Ook in ons Instituut is communicatie een belangrijke aangelegenheid. De Raad streeft ernaar om op de beste en meest efficiënte wijze te communiceren met de leden, hetzij via de website, via e-mail of via schriftelijke mededelingen. Vooral dit laatste achten wij belangrijk, omdat het nog steeds de meest persoonlijke manier is om iemand aan te spreken. We stellen echter vast dat dit ook de duurste wijze is om zaken mee te delen. Een schriftelijke mededeling aan onze leden en stagiairs wordt verstuurd op nagenoeg 9 000 exemplaren, wat een gigantisch bedrag aan verzendingskosten met zich meebrengt. De Raad is van mening dat de inspanningen en investeringen die gedaan zijn om de elektronische communicatie toegankelijker en aantrekkelijker te maken, er toe moeten leiden dat het Instituut vooral via de website en e-mail de algemene mededelingen verspreidt aan de leden, zoals bijvoorbeeld de inrichting van een studiedag, het opvragen van de attesten permanente vorming en andere algemene mededelingen. We hebben reeds eerder aangehaald dat het van belang is dat de website dagelijks wordt geraadpleegd en dat alle mails van het Instituut worden geopend en gelezen. U gelieve dan ook te noteren dat op 4 december 2009 een studienamiddag wordt ingericht over de VAT-package, omvattende de belangrijke wijzigingen in de btw-wetgeving die van toepassing zijn vanaf 1 januari 2010. De uitnodiging en het inschrijvingsformulier worden u enkel op elektronische wijze overgemaakt. Deze studienamiddag gaat door in de SQUARE, het volledig vernieuwde Congrescentrum in het centrum van Brussel, waar vroeger de algemene vergaderingen van het IAB plaatsvonden.
•
IN MEMORIAM Op 10 juli 2009 is confrater Michel Dumont overleden op 53-jarige leeftijd. Het is passend enige hulde te brengen aan Michel, die zich actief heeft ingezet voor het beroep en het Instituut, als Raadslid van 2001 tot 2007, als lid van de Stagecommissie en zijn uitvoerend comité en als lid van de Franstalige examenjury. Hij was aangenaam in de omgang, geëngageerd en eerlijk open in de discussie. Voor degenen die met hem hebben samengewerkt, blijft de herinnering aan een vriendelijke confrater en een gedegen beroepsbeoefenaar. Langs deze weg willen wij nogmaals en in naam van heel de Raad en het Instituut ons medeleven betuigen aan de familie.
André Bert, Voorzitter
2 0 0 9/ 3
3
interview
Witwassen van geld: de anonimiteit van de melder moet worden gewaarborgd! In het kader van de door het IAB georganiseerde institutionele gesprekken had voorzitter André Bert het genoegen een onderhoud te hebben met Stefaan De Clerck, de minister van Justitie. Voor de directie van het IAB de kans om bij de minister aandacht te vragen voor onze beroepen. De voorzitter was vergezeld van mevrouw Micheline Claes, ondervoorzitter, Eric Steghers, algemeen directeur, Jos De Blay, Nederlandstalig secretaris, en Jacques Hellin, Raadslid. IAB: Het onderzoek door de CFI wijst uit dat er ernstige aanwijzigen van witwassen van geld aanwezig zijn; het dossier werd aan de parketten overgezonden. We kunnen dus gegronde vrees koesteren over de garanties dat de anonimiteit van de melders behouden kan blijven. Zijn er volkomen werkbare oplossingen gepland? Zo ja, welke? Stefaan De Clerck: De accountants en belastingconsulenten vallen onder de toepassing van artikel 2bis van de Wet van 11 januari 1993 en derhalve zijn ze verplicht om de Cel voor Financiële Informatieverwerking (CFI) op de hoogte te brengen van elk vermoeden van witwassen. De modaliteiten van de kennisgeving worden door de wet bepaald. Het personeel en de externe deskundigen van de CFI, aan wie deze meldingen door de beoogde personen, waaronder de accountants en belastingconsulenten, moeten worden gedaan, zijn gehouden tot het beroepsgeheim in de zin van artikel 458 van het Strafwetboek. De parlementaire werkzaamheden (Kamer 1997-98, 1335/1, p. 16) onderstreepten het belang van het waarborgen van de anonimiteit van de melder-natuurlijke persoon.
4
2 0 0 9/ 3
Momenteel zijn besprekingen aan de gang om de modaliteiten van dit beginsel en de wijze waarop de anonimiteit kan worden gegarandeerd, vast te stellen. IAB: De accountants en belastingconsulenten zouden, onder dezelfde voorwaarden als de advocaten, ervan ontheven worden om aan de CFI informatie mee te delen die verkregen is in het kader van het verstrekken van juridisch advies. Met betrekking tot deze afwijking van de meldingsplicht staan de externe accountant, de belastingconsulent en de advocaat op voet van gelijkheid wanneer ze juridisch advies verstrekken buiten de gevallen om waarin de uitzondering op het beroepsgeheim van dwingende aard is. Wat denkt u erover? Stefaan De Clerck: Hoewel de advocaat en de accountant en belastingconsulent beiden in staat zijn om hun cliënt juridisch advies te verstrekken, is de advocaat, gelet op zijn deontologie, ertoe gehouden zijn cliënt te vertegenwoordigen in alle onafhankelijkheid, rechtschapenheid, zorgvuldigheid en loyaliteit, waarvoor het beroepsgeheim garant staat.
interview
Raadslid Jacques Hellin, voorzitter André Bert, minister De Clerck, ondervoorzitter Micheline Claes en secretaris Jos De Blay
De Raad van State heeft onderstreept dat aan het beroepsgeheim van de advocaat de hoogste graad van bescherming moet worden toegekend; niet alleen in de uitoefening van zijn activiteit als verdediger, maar ook als juridisch raadgever. Het vertrouwen van de cliënt moet worden gewaarborgd. Dezelfde Raad van State heeft de bescherming van de activiteit van gerechtelijk raadsman trouwens in overeenstemming verklaard met artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens betreffende de eerbied voor het privéleven. IAB: Momenteel zijn er 13 indicatoren van het bestaan van ernstige en georganiseerde fiscale fraude in het kader van de antiwitwaswetgeving. Minister Onckelinx was voorstander van een autonome interpretatie van deze indicatoren. Het IAB pleit voor een complementaire interpretatie (om duidelijk te zijn, één van de elementen, maar de vaststelling van één enkel element doet
niet automatisch de meldingsplicht bij de CFI ontstaan) en zulks om gevaarlijke automatismen te vermijden. Wat is uw mening? Stefaan De Clerck: Overeenkomstig artikel 14quinquies van de Wet van 11 januari 1993 legde het koninklijk besluit van 3 juni 2007 (B.S. 01/09/2007) een lijst van 13 indicatoren vast om het bestaan van een aanwijzing van witwassen vast te stellen in het kader van de ernstige en georganiseerde fiscale fraude. Uit het jaarverslag van de CFI blijkt een aanzienlijke verhoging van het aantal aangiften van vermoedens (van 9 938 in 2006 tot 15 554 in 2008). Hoewel deze cijfers op een positieve evolutie wijzen, zal om de twee jaar, in overleg met de CBFA, de CFI en FebelFin, een evaluatie van deze indicatoren worden gemaakt.
2 0 0 9/ 3
5
interview
IAB: Hoe staat het met de benoeming van de magistraten die zitting hebben in de Tuchtcommissie en de Commissie van beroep van het IAB? Zullen ze weldra benoemd worden? En kan die procedure, die traditioneel te lang aansleept en de goede werking van die commissies aantast, niet worden versneld?
De leden van het IAB zouden verplicht moeten worden het Instituut in te lichten wanneer te hunnen laste een onderzoeksprocedure wordt opgestart
Stefaan De Clerck: Het probleem dat u aankaart, is tijdelijk en de gewone benoemingsprocedure is momenteel in de laatste fase van de oproeping van de kandidaten. IAB: Is het denkbaar dat de directie van het IAB op de hoogte wordt gebracht van de (definitieve) veroordeling, in geval van correctionele vonnissen waarbij accountants of belastingconsulenten worden veroordeeld? Dat is momenteel helaas niet het geval. Kan dat worden gewijzigd (omzendbrief van de procureurs-generaal om de mededeling aan het IAB toe te laten)?
In dergelijk geval zijn alle leden verplicht om de aangewezen autoriteit in kennis te stellen en moeten ze zich onderwerpen aan de verplichtingen die hun zijn opgelegd.
Stefaan De Clerck: Enerzijds houdt het in artikel 757 van het Gerechtelijk Wetboek neergelegd beginsel in dat de vonnissen openbaar worden gemaakt, tenzij de wet het anders bepaalt. Bijgevolg moet het IAB in staat zijn om in kennis te worden gesteld van de veroordeling van één van zijn leden.
IAB: Wat de syndicus van een mede-eigendom betreft: is het denkbaar dat de boekhouding van de syndici van gebouwen ook door een accountant moet worden geverifieerd (met het oog op transparantie en professionalisme)?
Zoals dat voor de andere gereglementeerde beroepen geldt, zou voorzien moeten worden dat de leden van dit gereglementeerde beroep verplicht worden om het Instituut in te lichten wanneer, bij het instellen van vervolgingen te hunnen laste, een informatie- of onderzoeksprocedure wordt opgestart.
Stefaan De Clerck: Met het oog daarop is momenteel een hervorming van de wetgeving op de mede-eigendom aan de gang. De kwestie betreffende de controle van de boekhouding van de syndici zal één van de talrijke punten zijn die bij het opstellen van die wetswijziging zal worden besproken.
6
2 0 0 9/ 3
•
B eroep
Het IAB oogst succes met lokale informatiesessies voor de leden: 2 800 accountants en belastingconsulenten schreven zich in Fabienne Cleymans Adjunct-directeur IAB Het Instituut zet een aantal communicatiemiddelen in om de leden zo goed mogelijk op de hoogte te houden van alles wat onze beroepen aanbelangt en natuurlijk ook van de werkzaamheden van het IAB. Daartoe werd recent de nieuwe IAB-website gelanceerd met daaraan gekoppeld de tweewekelijkse elektronische nieuwsbrief die naar alle leden wordt verstuurd. Naast het gezamenlijk tijdschrift Tax, Audit & Accountancy van het IAB, het IBR en het BIBF, wordt natuurlijk ook via het eigen tijdschrift Accountancy & Tax informatie aan de leden bezorgd. Nochtans is het, ook in onze beroepen, duidelijk dat er niets gaat boven een rechtstreeks persoonlijk contact om een boodschap zo goed mogelijk te brengen. Daarom organiseerde het IAB in het voorjaar 11 lokale informatiesessies voor de leden. “Met de focus op kwaliteit, wensen wij onze leden optimaal en uitgebreid te informeren over een aantal praktische instrumenten die we sedert een aantal maanden in stilte aan het voorbereiden waren”, stelt André Bert, voorzitter van het IAB. “Het was uiteraard belangrijk dat wij zelf naar de leden toestapten en de informatiesessies lokaal organiseerden om een zo groot mogelijk publiek te bereiken”, vervolledigt hij. Het Instituut ontving bijna 2 800 inschrijvingen, verspreid over 11 sessies. De externe leden vertegenwoordigden 59 % van de inschrijvingen, 19 % waren interne leden en nog eens 20 % stagiairs. Daarnaast konden we ook rekenen op de aanwezigheid van een aantal studenten en zelfs een aantal leden van andere instituten.
Inschrijvingen per sessie 12 februari 2009
Nijvel
147
16 februari 2009
Brussel
225
19 februari 2009
Sint-Katelijne-Waver
230
3 maart 2009
Kortrijk
360
5 maart 2009
Wilrijk
428
10 maart 2009
Gent
265
12 maart 2009
Brussel
259
17 maart 2009
Luik
259
19 maart 2009
Bergen
189
24 maart 2009
Hasselt
293
26 maart 2009
Wépion
118
2 0 0 9/ 3
7
B eroep
De volgende thema’s en praktische instrumenten werden telkens toegelicht door André Bert, voorzitter, Micheline Claes, ondervoorzitter, Christine Cloquet, Franstalig secretaris-penningmeester, Jos De Blay, Nederlandstalig secretaris en door de andere Raadsleden van het Instituut:
Wanneer deze rechten en verplichtingen contractueel worden opgenomen, weten beide partijen hoe ze moeten handelen wanneer een bepaalde situatie zich voordoet, bv. wat is een professionele tekortkoming en welke zijn de gevolgen ervan.
1. Opdrachtbrief: het contract met uw cliënt
De rechtbanken zullen steeds nagaan of er geen wanverhouding bestaat tussen de rechten en verplichtingen van beide partijen. Wanneer bv. de beroepsbeoefenaar de overeenkomst om bepaalde redenen stopzet (bv. wegens kennelijke tekortkoming van de cliënt), zal hij zijn ex-cliënt toch moeten wijzen op dringende of noodzakelijke rechtshandelingen die nog moeten worden uitgevoerd.
Een duidelijke opdrachtbrief, waarin de rechten en plichten van zowel de beroepsbeoefenaar als de cliënt worden omschreven, biedt tal van voordelen en rechtszekerheid aan beide partijen. Daarom ontwikkelde de Commissie belastingconsulenten, onder leiding van de heer Luc Ceulemans (Raadslid), met de steun van de juridische dienst van het IAB, een praktisch werkinstrument waarin algemene voorwaarden, een kaderovereenkomst en voorstellen van opdrachtomschrijvingen werden uitgewerkt. Deze documenten zijn beschikbaar voor alle leden via de website. Zij kunnen worden gedownload en aangepast aan de eigen behoeften naargelang de situatie en de aangeboden diensten. De aanwezige leden bleken bijzonder geïnteresseerd in het voorgestelde model; dit waren de meest gestelde vragen tijdens de verschillende sessies: Onder welke vorm zal de opdrachtbrief ter beschikking worden gesteld van de leden? Het Instituut stelt de opdrachtbrief onder elektronische vorm ter beschikking van zijn leden via de website. Onder het gedeelte “Home > Leden & stagiairs > Tools > Opdrachtbrieven” worden de algemene voorwaarden, de kaderovereenkomsten en de voorstellen van opdrachtomschrijvingen weergegeven. Deze documenten zijn beschikbaar in Wordbestand en kunnen vrij van de website worden gehaald en aangepast worden volgens de noden van het kantoor. Dienen de erelonen, verplichtingen en rechten allemaal van in het begin vast te staan? Het is belangrijk dat in de opdrachtbrief zowel de rechten als de plichten van beide partijen worden omschreven, en dat hiertussen een evenwicht bestaat, alsook de erelonen die hiertegenover staan.
8
2 0 0 9/ 3
Zo zijn er in de algemene voorwaarden diverse clausules in die zin opgenomen. Heeft men in de algemene voorwaarden rekening gehouden met de Wet op de Handelspraktijken? De Wet op de Handelspraktijken is in feite niet van toepassing op de accountants en belastingconsulenten, aangezien zij geen handelaars zijn. De Wet van 2 augustus 2002 met betrekking tot misleidende reclame en tot vergelijkende reclame, oneerlijke bedingingen en overeenkomsten op afstand heeft echter wel betrekking op de vrije beroepen. Er werd rekening mee gehouden bij het opstellen van de documenten.
Een duidelijke opdrachtbrief biedt voordelen en rechtszekerheid aan beide partijen
B eroep
Wat gebeurt er met de te respecteren termijnen in geval van opschorting van de uitvoering van de diensten? Indien na de aanvang van de schorsing of het uitstel van uitvoering, rechtshandelingen dringend en noodzakelijk moeten worden gesteld ter vrijwaring van de rechten van de cliënt, en waarvoor de beroepsbeoefenaar opdracht had gekregen, dient hij de cliënt hierop te wijzen. Waarom wordt er voorgesteld om betwistingen met betrekking tot kosten en erelonen voor te leggen aan de Arbitragecommissie bij het Instituut, daar waar er reeds een bemiddelingsprocedure bestaat bij de lokale rechtbanken? Wat de arbitrageprocedure georganiseerd door het IAB betreft, dient men eraan te herinneren dat deze clausule een voorstel is maar geen verplichting. De partijen zijn vrij om overeen te komen dat elk geschil uitsluitend de bevoegdheid zal uitmaken van de gewone rechtbanken of hoven. De arbitrageprocedure bij het IAB is gratis (er zijn geen rolrechten of procedurevergoedingen te betalen) en is sneller dan een gewone procedure. Waarom maakt het Instituut de opdrachtbrief niet verplicht voor zijn leden? Het Instituut wenst bovenal een nuttig en praktisch instrument ter beschikking te stellen van zijn leden. De toepassing van dit instrument wordt sterk aanbevolen maar is niet verplicht. De vele voordelen zijn echter van die aard dat ieder kantoor geacht wordt dit geleidelijk aan in te voeren: de opdrachtbrief geldt als visitekaartje van de beroepsbeoefenaar, voorzienbaarheid van de erelonen, het geeft een betere beschrijving van de rechten en plichten van het kantoor en de cliënt, en maakt het mogelijk geschillen beter te voorkomen of eenvoudiger op te lossen.
2. Nieuwe norm voor permanente vorming De in de schoot van het IAB opgerichte Commissie permanente vorming, onder leiding van Sylva Troonbeeckx en Jean-Luc Kilesse (beiden Raadslid), schreef een nieuwe norm uit, die op 1 september 2009 in voege trad. Bedoeling hiervan was om aan de internationale norm IES 7 van IFAC te voldoen en voldoende kwaliteitsgaranties te geven inzake de permanente vorming van onze beroepsbeoefenaars.
Nieuw is de erkenning van vormingsoperatoren en vormingsactiviteiten door het Instituut. Gezien het belang ervan, zal de controle op de gevolgde permanente vorming worden verscherpt. Iedere beroepsbeoefenaar dient tijdens drie opeenvolgende kalenderjaren minimum 120 uur gevolgd te hebben, maar jaarlijks nooit minder dan 20 uur. Alle gegevens, waaronder de volledige tekst van de norm, worden beschikbaar gesteld via de website van het Instituut (Home > Leden & stagiairs > Opleidingen > Permanente vorming) Ook rond dit thema kwamen een aantal vragen naar boven: Wanneer treedt de nieuwe norm in werking? De nieuwe norm zal in voege zijn vanaf 1 september 2009. Het totaal van 120 uur op 3 jaar, moet dat als “glijdend” worden beschouwd? Inderdaad, volgens artikel 11 van de nieuwe norm zal de controle jaarlijks worden uitgevoerd op basis van de drie laatste opeenvolgende kalenderjaren, waarbij het totaal aantal uren dan 120 uur dient te bedragen. Gaat het hier om kalenderjaren? Ja. Rekening houdend met de datum van inwerkingtreding van de nieuwe norm, d.w.z. 1 september 2009, voorzien de overgangsmaatregelen dat het academiejaar 20092010 loopt van 1 september 2009 tot 31 december 2010. Vanaf 2010 zal de controle betrekking hebben op kalenderjaren. Kunnen er voorbeelden worden gegeven van de berekening van het aantal uren permanente vorming volgens de nieuwe norm? Artikel 3 van de norm bepaalt: “De accountant en/of belastingconsulent moet, binnen een periode van drie opeenvolgende kalenderjaren, minstens 120 uur besteden aan activiteiten die bijdragen tot de permanente vorming. Hiervan dienen minstens 20 uur per kalenderjaar besteed te worden.”
2 0 0 9/ 3
9
B eroep
Hieronder volgen een aantal voorbeelden op basis van de volgende refertejaren: Jaar 1
Jaar 2
Jaar 3
Jaar 4
Jaar 5
01.09.2007 –
01.09.2008 –
01.09.2009 –
01.01.2011 –
01.01.2012 –
31.08.2008
31.08.2009
31.12.2010
31.12.2011
31.12.2012
(16 maanden) Voorbeeld 1:
40
40
50
30
40
Voorbeeld 2:
40
60
20
40
60
Voorbeeld 3:
70
40
10
40
40
Voorbeeld 4:
40
40
20
60
40
Voorbeeld 5:
40
50
30
20
50
Voorbeeld 1:
Voorbeeld 2:
Voorbeeld 3:
Voorbeeld 4:
Voorbeeld 5:
Jaren 1, 2, 3
JA, want 130 u. op 31.12.2010
Jaren 2, 3, 4
JA, want 120 u. op 31.12.2011
Jaren 3, 4, 5
JA, want 120 u. op 31.12.2012
Jaren 1, 2, 3
JA, want 120 u. op 31.12.2010
Jaren 2, 3, 4
JA, want 120 u. op 31.12.2011
Jaren 3, 4, 5
JA, want 120 u. op 31.12.2012
Jaren 1, 2, 3
NEE, want 10 u. in 2010
Jaren 2, 3, 4
NEE, want 90 u. op 31.12.2011
Jaren 3, 4, 5
NEE, want 90 u. op 31.12.2012
Jaren 1, 2, 3
NEE, want 100 u. op 31.12.2010
Jaren 2, 3, 4
JA, want 120 u. op 31.12.2011
Jaren 3, 4, 5
JA, want 120 u. op 31.12.2012
Jaren 1, 2, 3
JA, want 120 u. op 31.12.2010
Jaren 2, 3, 4
NEE, want 100 u. op 31.12.2011
Jaren 3, 4, 5
NEE, want 100 u. op 31.12.2012
Zal de lijst van erkende vormingsoperatoren beschikbaar zijn via de website van het Instituut?
het Instituut te worden opgevolgd (art. 2 KB 01/03/98 m.b.t. de deontologie).
Ja, deze lijst zal beschikbaar zijn onder de rubriek “Permanente vorming” van de website.
Waar kan men de informatie vinden omtrent de nieuwe norm en de manier waarop het jaarverslag moet worden ingediend?
Zijn dit verplichtingen of slechts aanbevelingen? Permanente vorming is een wettelijke verplichting voor de accountants en/of belastingconsulenten. De regels betreffende deze verplichting worden door de Raad van het Instituut bepaald en dienen als dusdanig door de leden van
10
2 0 0 9/ 3
De tekst van de nieuwe norm is beschikbaar onder de rubriek “Permanente vorming” van de website van het Instituut. Het jaarverslag van permanente vorming zal vanaf het jaar 2008-2009 op elektronische wijze moeten worden ingediend via de website van het Instituut.
B eroep
Zal het door het elektronisch verslag van permanente vorming mogelijk zijn de verhoudingen na te gaan tussen de verschillende vakgebieden waarop de permanente vorming betrekking dient te hebben? De informatisering van het verslag van permanente vorming zal de Raad toelaten om, zoals bepaald in artikel 4 van de norm, na te gaan of de permanente vorming van het lid wel degelijk evenwichtig gespreid is over de verschillende vakgebieden. We herinneren er nog even aan dat dit evenwicht moet worden nagestreefd op basis van een periode van drie opeenvolgende kalenderjaren en niet jaarlijks.
Vormingsoperatoren en -activiteiten worden nu erkend door het Instituut
3. Structuur van het permanent dossier Teneinde de organisatie van het cliëntendossier te optimaliseren, werkte de werkgroep permanent dossier, onder leiding van Jacques Hellin en Jean-Luc Kilesse (beiden Raadslid), een structuur uit voor zowel een permanent dossier als een jaardossier. Dit kan door de beroepsbeoefenaar als leidraad worden genomen voor de opbouw van een eigen dossier. Ondertussen werkt de werkgroep ook nog voort aan een dossier “Bijzondere opdrachten”. Een overzicht van de inhoud van het permanent dossier en het jaardossier zijn eveneens elektronisch beschikbaar via de website. Daarnaast wordt aan de leden ook een gebruiksvriendelijk model van tabbladen aangeboden, dat vrij kan worden aangepast (Home > Leden & stagiairs > Tools > Cliëntendossier).
De volgende interessante vragen werden geformuleerd door de aanwezige leden: Wat is de toegevoegde waarde van het samenstellen van een permanent dossier en een jaardossier? Het is vanzelfsprekend dat het samenstellen van een permanent en een jaardossier een zekere investering vraagt. Dit instrument biedt een werkmethodologie en garandeert, zowel aan de beroepsbeoefenaar als aan de cliënt, een dienstverlening van een kwalitatief hoogstaand niveau. Het dossier bevat alle nodige informatie voor een goed verloop van de opdrachten. Bovendien, eens het dossier opgesteld, resulteert dit in een belangrijke tijdswinst, bijvoorbeeld in geval van overdracht van een dossier aan een andere medewerker, en het vergemakkelijkt zichtbaar het terugvinden van de nodige informatie. Daarnaast zal, in voorkomend geval, de overdracht van een kantoor dat goed georganiseerd is, veel vlotter verlopen. Zal het mogelijk zijn om bepaalde rubrieken weg te laten teneinde de inhoud aan te passen aan de situatie van de cliënt? Het IAB stelt een model ter beschikking van zijn leden dat moet toelaten het kwaliteitsniveau nog te verbeteren binnen de kantoren. Dit model kan als leidraad dienen maar maakt geenszins een verplicht minimum uit. Rubrieken kunnen worden toegevoegd of weggelaten naargelang de behoeften of situaties. Aangaande het sociale luik, kan men eenvoudigweg refereren aan het sociaal secretariaat? Ja. Maar de sociale gegevens (aansluitingsnummers, gegevens sociaal secretariaat), de sociale specificaties van het dossier, alsook de briefwisseling en belangrijke controles dienen wel deel uit te maken van het dossier.
2 0 0 9/ 3
11
B eroep
Dienen alle cliëntendossiers fysiek bewaard te worden op het kantoor van de accountant/belastingconsulent?
Zal het IAB eveneens checklists voorstellen in het kader van het permanent en jaardossier?
Het is normaal dat het permanent dossier en het werkdossier in de eigen kantoren worden bewaard (fysiek of elektronisch) maar dit is geenszins een verplichting. De andere stavingsstukken van de boekhouding kunnen zich eveneens bij de cliënt zelf bevinden.
Het doel van de werkgroep, opgericht in de schoot van het Instituut, bestond erin om de inhoud van een cliëntendossier te formaliseren.
Onder welke vorm zal het door het IAB voorgestelde model van permanent dossier en jaardossier ter beschikking worden gesteld van de leden? Dit model zal deel uitmaken van een aantal organisatieinstrumenten die door het Instituut via de website ter beschikking zullen worden gesteld. Deze documenten zullen van de website gedownload kunnen worden en zo nodig worden aangepast en gepersonaliseerd.
12
2 0 0 9/ 3
Zullen de dossiers, zoals voorgesteld door het IAB, verplicht worden? Indien niet, waarom niet? De voorgestelde structuur van deze dossiers is slechts een aanbeveling. Iedere beroepsbeoefenaar dient de structuur en de inhoud van zijn cliëntendossiers aan te passen naargelang de aard van de activiteiten van zijn cliënten en de aard van de uitgevoerde opdrachten. De noodzaak om zulke dossiers bij te houden is uiteraard inherent aan de aard van onze activiteiten.
B eroep
4. Companyweb Om de leden vertrouwd te maken met de werking van Companyweb, werden de vele mogelijkheden van het systeem uitgebreid voorgesteld door Outcome bvba.
5. Het Participatiefonds Een vertegenwoordiger van het Participatiefonds gaf op iedere sessie wat meer uitleg over de Initio-lening, een nieuw financieel product dat de kansen van kredietbehoeftige kmo’s moet verhogen om in deze economisch moeilijke tijden kredieten te verkrijgen bij de banken. Zo kwam onder andere de heer Jean-Pierre Remacle, directeur-generaal van het Participatiefonds, de nodige toelichtingen geven op onze sessie in Luik en benadrukte hij de rol van de cijferberoepen. De aanvrager dient zich namelijk te laten bijstaan door een lid van het IAB, het BIBF of het IBR.
Minister Laruelle
Het IAB blijft de evolutie van dit dossier nauwlettend opvolgen. Ook omtrent dit onderwerp werden zeer gerichte vragen gesteld, die hieronder worden weergegeven:
6. Antiwitwaswetgeving Daarna werd de huidige stand van zaken in het kader van de antiwitwaswetgeving beschreven en voornamelijk de gevolgen voor de accountants en de belastingconsulenten. Naar aanleiding van de geplande herziening van de Belgische witwaswetgeving (n.a.v. de implementatie van de Derde Europese Witwasrichtlijn) heeft het IAB, in overleg met de andere instituten van de cijferberoepen, zijn voornaamste prioriteiten en bekommernissen bekendgemaakt aan de regering. Deze betreffen: – de ontheffing van de meldingsplicht aan de CFI voor activiteiten inzake het bepalen van de rechtspositie van de cliënt (juridisch advies), mits bepaalde voorwaarden vervuld zijn; – de wettelijke waarborging van de anonimiteit van de aangever – automatische toekenning van de anonimiteit door de CFI; – de “bijvoeglijke” interpretatie van de indicatoren vermeld in het KB van 3 juni 20071;
1
Waarom speelt het IAB niet de rol van tussenpersoon voor meldingen aan de CFI? Voor de advocaten voorziet het huidige artikel 14bis, § 3 van de witwaswetgeving voor deze beroepsgroep dat zij hun witwasmeldingen moeten doen door de stafhouder van de Orde waartoe zij behoren, onmiddellijk op de hoogte te brengen. Het is dan de taak van de stafhouder om te controleren of de concrete voorwaarden voor een melding aan de witwascel vervuld zijn. Indien dit het geval is, bezorgt hij de informatie onmiddellijk aan de CFI. Accountants en belastingconsulenten moeten onmiddellijk melden aan de CFI en niet aan hun tuchtoverheid, zijnde het Instituut van de Accountants en de Belastingconsulenten. Na overleg hebben de instituten besloten de mogelijkheid om een gelijkaardige regeling als deze voor de advocaten (met name melding aan het Instituut, dat ingeval de voorwaarden voor melding voldaan zijn, de informatie bezorgt aan de CFI) niet op te nemen in de lijst van de voornaamste prioriteiten.
Koninklijk besluit van 3 juni 2007 tot uitvoering van artikel 14quinquies
van de wet van 11 januari 1993 tot voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld en de financiering van terrorisme (B.S. 13 juni 2007).
2 0 0 9/ 3
13
B eroep
Dit belet niet dat het Instituut voorstander is van een gelijkaardige regeling voor zijn leden in zoverre deze de voornoemde voornaamste prioriteiten niet in het gedrang brengt. Voor accountants en belastingconsulenten geldt in verscheidende Europese landen een regeling op basis waarvan deze beroepsgroepen geen meldingsplicht bij de lokale FIU hebben ingeval zij de rechtspositie van de klant bepalen (juridisch advies). Brengt dit onze beroepen niet in een moeilijke positie ten overstaan van de niet-erkende fiscale beroepsbeoefenaars, de advocaten en in het bijzonder tegenover de buitenlandse confraters? Uit analyse van de wetgeving in de diverse lidstaten is gebleken dat – naar inwonersaantal gemeten – een afwijking inzake de meldingsplicht voor accountants en belastingconsulenten van toepassing is voor een ruime meerderheid (circa twee derde) van onze buitenlandse confraters, zoals onder meer in de meeste buurlanden van België en hieronder een aantal economische zwaargewichten, zoals Duitsland, Groot-Brittannië en Nederland...
7. Website IAB Ten slotte werd ook nog kort de vernieuwde website van het IAB voorgesteld, waarbij de nadruk werd gelegd op de voor de leden beschikbare tools en andere nuttige informatie. Het was duidelijk een zware agenda, maar het initiatief werd op alle locaties met veel enthousiasme onthaald en de vraag naar een herhaling ervan werd ook meermaals opgeworpen. Minister van Kmo’s, Zelfstandigen, Landbouw en Wetenschapsbeleid, Sabine Laruelle, toonde van bij de aanvang van het project interesse en wij mochten haar dan ook verwelkomen als gastspreker op onze laatste sessie te Wépion. Zij sprak er de leden toe over haar recentste initiatieven, zoals de Starters-bvba. De afsluitende receptie gaf de aanwezige leden telkens de gelegenheid om met andere confraters na te praten. Ook de samenwerking met de regionale beroepsverenigingen was succesvol, ze stonden het Instituut bij met de organisatie ter plaatse.
14
2 0 0 9/ 3
“Deze toer doorheen de provincies betekende een zware tijdsinvestering, zowel voor de verschillende sprekers als voor de ploeg van het Instituut. Maar wij hebben mogen ervaren dat onze leden vragende partij zijn om lokaal contacten te kunnen hebben en het loonde zeker en vast de moeite. Wij kijken reeds uit naar een volgende gelegenheid!”, concludeert André Bert nog.
•
B eroep
Het IAB bezoekt de NOvAA1: analyse van het Nederlandse kwaliteitstoetsings systeem Fabienne Cleymans Adjunct-directeur IAB De roep naar een verdergaande professionalisering van onze beroepen klinkt steeds luider. Zowel binnen onze landsgrenzen als internationaal is men er zich van bewust dat door een steeds complexere economische en regelgevende omgeving, een goede werking van onze kantoren cruciaal is om een correcte en betrouwbare dienstverlening aan de cliënten te garanderen. Hoe gaan de instituten uit onze buurlanden deze uitdaging aan? Het IAB legde alvast zijn oor te luisteren bij de Nederlandse Orde van Accountants-Administratieconsulenten (NOvAA) en kreeg er uitleg over het Nederlandse kwaliteitstoetsingssysteem.
Kwaliteitstoetsingssystemen werden reeds in een aantal buurlanden opgestart. Ook de International Federation of Accountants (IFAC) verzoekt haar leden, de nationale ordes en instituten, om een actieplan op te stellen om toe te zien op de naleving van de internationale regelgeving van de IFAC en de International Accounting Standards Board (IASB), en om de uitoefening van het beroep aan een kwaliteitstoetsing te onderwerpen. Ons Instituut wil deze uitdaging niet uit de weg gaan en werkt momenteel aan een handleiding voor de organisatie van de kantoren, om de voorbereiding van de kwaliteitstoetsing te vergemakkelijken. De nadruk wordt in eerste in-
1
stantie voornamelijk gelegd op het begeleiden van kantoren. Daartoe heeft het IAB reeds een aantal instrumenten uitgewerkt, zoals de opdrachtbrief, het jaardossier en het permanent dossier, de toegang tot de analyse van de jaarrekeningen via Companyweb en een aantal andere tools die via de website beschikbaar zijn voor de leden. Dankzij deze instrumenten moeten kantoren zich, indien nodig, beter en eenduidiger kunnen organiseren. De aandachtspunten die worden besproken in de handleiding zijn een belangrijk hulpmiddel om de interne organisatie van een kantoor te professionaliseren, gaande van personeelsbeleid, over de organisatie van de contacten met de cliënten tot zelfs documentatiebeheer.
Nederlandse Orde van Accountants-Administratieconsulenten.
2 0 0 9/ 3
15
B eroep
Wij beseffen echter dat wij ons slechts in een beginfase bevinden en nog een lange weg voor de boeg hebben. Om het proces evenwel zo snel en efficiënt mogelijk te laten verlopen, is het uitvoerend comité, samen met de directie van het IAB, op 19 juni ll. zijn licht gaan opsteken bij onze noorderburen. Naast mevrouw van Arkel, directeur van de NOvAA, ontmoetten wij er tevens de Raad van Toezicht, een onafhankelijk orgaan gemandateerd door de NOvAA en verantwoordelijk voor het uitvoeren van periodieke preventieve toetsingen en het instellen van onderzoeken indien de geldende beroepsnormen niet worden nageleefd. Zowel de voorzitter, de heer Jurgens, als een aantal leden van deze Raad stonden ons uitgebreid te woord. Deze Raad bestaat uit vijf personen waarvan 2 (gewezen) rechters, één persoon uit het openbaar bestuur en 2 (voormalige) beroepsbeoefenaars.
Voorzitter Bert met mevrouw van Arkel
Naast de Raad van Toezicht speelt uiteraard de toetser een essentiële rol in het toetsingsproces. Deze wordt gerecruteerd op basis van een aantal voorwaarden op het gebied van beroepservaring als accountant-administratieconsulent, inzetbaarheid en het onbesproken gedrag (geen tuchtrechterlijke veroordelingen gedurende 5 jaar). Het kantoor waarin zij werkzaam zijn, dient bovendien een positieve beoordeling gekregen te hebben tijdens de laatste toetsing. Deze toetsers krijgen een aangepaste vorming en kunnen zich baseren op een Handboek Toetsingen evenals een toetsingsinstrumentarium.
16
2 0 0 9/ 3
De verschillende stappen van de NOvAA-toetsing, die in 2002 van start ging, en de implicaties hiervan werden ons één voor één toegelicht. Toetsingen gebeuren in samenspraak met het NIVRA (Nederlands Instituut van Registeraccountants) en de SRA (Samenwerkende Registeraccountants en Accountants-Administratieconsulenten). Afhankelijk van het feit of een kantoor uit overwegend AA’s bestaat, gebeurt de toetsing door de NOvAA. Ieder kantoor wordt in principe eenmaal om de 6 jaar getoetst. Elk kantoor dient echter wel jaarlijks een vragenlijst in te vullen. Op basis daarvan worden dan de te toetsen kantoren geselecteerd. De Raad van Toezicht beschikt over een korps van jaarlijks 135 toetsers, die elk minimaal 5 toetsingen per jaar uitvoeren. Per toetsing worden telkens 2 toetsers uitgestuurd. Iedere toetser voert zijn onderzoek uit op basis van 2 dossiers;
Voorzitter Bert met de heer Jurgens
per toetsing worden dus 4 dossiers nagekeken en dit duurt gemiddeld 1 dag, afhankelijk natuurlijk van de grootte van het getoetste kantoor en de dossiers. Op het einde van de toetsing bespreken de toetsers hun bevindingen met de accountant(s) van het getoetste kantoor waarna zij een toetsingsverslag opstellen met daarin een advies voor een door de Raad van Toezicht te vellen eindoordeel.
B eroep
Indien de Raad oordeelt dat het interne stelsel van kwaliteitsbeheersing van het getoetste kantoor niet voldoet, kan zij aanwijzingen en aanbevelingen geven voor verbeteringen waarop het kantoor dan binnen een bepaalde termijn een verbeterplan moet indienen. Binnen de twee jaar vindt dan een hertoetsing plaats. Indien het kantoor dan opnieuw een onvoldoende krijgt, kan de Raad beslissen om het dossier over te maken aan de tuchtinstantie. Zo heeft de Raad in 2008 een positief eindoordeel geveld in 57 % van de gevallen. Bij hertoetsingen en na het volgen van een verbetertraject, haalden uiteindelijk 95 % van de kantoren een voldoende. De positieve aanpak van de Raad, waarin begeleiding van de kantoren centraal staat, heeft ertoe geleid dat de leden overtuigd zijn van het nut van deze kwaliteitstoetsing.
Het IAB zal binnenkort ook een bezoek brengen aan onze Franse confraters van de Ordre des Experts-Comptables aangezien ook zij reeds jaren een kwaliteitssysteem hanteren en we ook daar ervaring kunnen uitwisselen. Ondertussen werkt de werkgroep “Organisatie van de kantoren en procedures” voort aan een kwaliteitshandleiding voor de kantoren. Een eerste versie van deze handleiding wordt ten vroegste eind 2009 verwacht. Meer informatie hierover volgt binnenkort.
•
Handboek Boekhouden IFRS De IFRS-standaarden boekhoudkundig vertaald Na een korte introductie van het IFRS-kader behandelt dit handboek op een gestructureerde wijze de verschillende IFRS-standaarden. Deze standaarden worden besproken aan de hand van een IFRS-jaarrekening en een aangepast rekeningstelsel. Door het gebruik van praktische voorbeelden met uitgewerkte journaalposten wordt de toepassing van IFRS onmiddellijk concreet. Telkens wordt verwezen naar de Belgische boekhoudwetgeving en worden de verschillen duidelijk uitgelegd. Met dit handboek heeft de IFRS-specialist een goed naslagwerk en het biedt de leek een goede introductie in de wereld van de financiële verslaggeving volgens IFRS-standaarden.
· E. De Lembre en Ph. Van Cauwenberge · ISBN 978-90-5095-938-4 · xxv + 472 blz. · 125,00 euro
De talrijke praktische voorbeelden met uitgewerkte journaalposten maken van deze uitgave een uniek handboek. Bovendien werkt de docent een aantal oefeningen uit, zodat u de behandelde materie onmiddellijk in de praktijk kunt toepassen. Zo krijgt u een helder inzicht in de gevolgen van de IFRS-toepassingen. Binnenkort verschijnt een volgend boekdeel in de reeks Handboek Boekhouden: Handboek Boekhouden. Dubbel boekhouden.
Groenstraat 31 BE-2640 Mortsel - België
T +32 3 680 15 50 F +32 3 658 71 21
[email protected] www.intersentia.be
2 0 0 9/ 3
17
F iscaliteit
Fiscale stimulatie van het risicokapitaal Prof. Dr. Bruno Colmant Accountant–belastingconsulent Gastdocent aan de Vlerick Management School en de UCL Lid van de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven en van de Hoge Raad van Financiën
Sinds zowat twee jaar verkeert ons land in een toestand van fiscale lethargie, alsof we, door ons op onze institutionele moeilijkheden te storten, zouden ontsnappen aan de economische realiteit. Dat doet ons denken aan een verhaal van George Sand, waarin de held Gribouille zich in de rivier stort om aan de regen te ontsnappen.
In deze tijden van recessie dreigt er echter geen regenbui, maar een heus onweer. De gevolgen van de mondialisering zijn weliswaar aanwezig, maar nog beperkt. Binnen een aantal jaren zal de handel volledig geglobaliseerd zijn, zodat nationale bescherming nog weinig doeltreffend zal zijn om de wereldconcurrentie te counteren. De mobiele en flexibele economieën zullen er als winnaar uitkomen. En waar zal het Belgisch legioen staan op dat slagveld? Zal het aan de conscriptie voor de aangekondigde oorlog kunnen ontsnappen? En zal het een gelaten toeschouwer zijn of een geïnspireerd tacticus? De eerste tien jaar van het nieuwe millennium zullen weinig rooskleurig blijven: het Koninkrijk is zijn aggiornamento ingegaan met een interne economische instorting. Bijna 18 maanden na het uitbreken van de subprime-crisis, blijft het met verbijstering staren naar de wereldwijde storm waarin we ons bevinden. In een paar kwartalen is alles gekanteld. Vanaf juli 2007 werd in Amerika duidelijk dat er financiële en vastgoedproblemen opdoemden. Een jaar later al zou het faillissement van de banken het land schokken. En toen brak de wereldwijde economische crisis uit. Het bracht de zwakheden van het land aan het licht, namelijk een rigide context die de industriële reconversie tegenhoudt. Maar dat is geen verrassing: de competitiviteitsindex
18
2 0 0 9/ 3
van België gaat jaar na jaar achteruit en ligt ver onder die van Duitsland, het Verenigd Koninkrijk, Engeland en Luxemburg. De recente enquête van het IMD over het weerstandvermogen tegen de crisis spreekt trouwens voor zich: België zal weldra niet meer tot de groep van de competitieve economieën behoren. De Financial Times merkte fijntjes op dat die enquête de suprematie van de kleine landen bewijst, maar niet die van België. Zelfs de overheidsschuld, waarvan men dacht dat ze onder controle was omdat ze gedaald was in verhouding tot de nationale rijkdom, overschrijdt opnieuw één jaar bbp. Zonder correctiemaatregelen zou het budgettair tekort volgend jaar 6 % overschrijden. Een klein land als België kan zo’n hoge overheidsschuld niet dragen en kan geen ruimte geven aan kwetsbare banken. In een paar maanden tijd heeft België zich moeten aanpassen aan de regels die de mondialisering oplegt: die van een klein land waarvan de ambities tot de maatstaf van de grootte ervan moeten worden herleid. De crisis heeft de geografische ligging van de rijkdom hertekend. Ons land kan niet langer passief toekijken of alles op de lange baan schuiven. De economie zal nooit stabiliseren, want op dat vlak bestaat er geen stationaire toestand. Het is een darwinistisch proces. België zal geen verschuivingen van dergelijke omvang kunnen omzeilen. België kan niet
F iscaliteit
zomaar meedrijven op een economische groei die zonder ‘s lands medeweten wordt gecreëerd door de landen die onze handelspartners zijn. België moet absoluut zijn belastingsysteem afstemmen op de graad van mondiale competitiviteit.
denlast is altijd slechts een voorschot op de belasting. Met andere woorden: elk oorspronkelijk door de schuld gefinancierd begrotingstekort, wordt vroeg of laat terugbetaald door belastingontvangsten.
In de nabije toekomst zal de staat van gewichtloosheid waarin we ons bevinden, in het beste geval, gepaard gaan met de fictie van een autarkische economie. Meer dan enig ander land, beschikt ons land over een open en transiteconomie. En precies de “openheid” ervan maakt haar meer vatbaar voor internationale fiscale en sociale concurrentie.
Voorts zullen de kosten van de schuld op hun beurt worden verhoogd door een stijging van de rente. Naar alle waarschijnlijkheid zal de inflatie immers stijgen door de injectie van liquiditeiten in het banksysteem. De vervroegde inflatie wordt immers bij de langetermijnrenten gevoegd, terwijl ze de kostprijs van de oude leningen vermindert. De kosten van de overheidsschuld zouden ook kunnen worden verzwaard door een risicopremie die op het land weegt.
Openbare financiën Dat de financiële crisis het beheer van de openbare financiën bedreigt, is geen verzinsel. De herkapitalisatie van de banken en de herstelplannen zullen op de federale schuld wegen. Tezelfdertijd zullen de conjunctuurschokken het budgettair overschot bedreigen. Door de crisis dalen de fiscale ontvangsten en nemen de sociale transfers toe (werkloosheid, enz.). De fiscale en socialezekerheidsontvangsten zullen 10 miljard euro minder bedragen dan geraamd. De Belgische economie zou in 2009 met 2 à 3 %, en zelfs met 4 % krimpen. Het begrotingstekort wordt momenteel geraamd op 3,4 % van het bbp, hetzij op 12 miljard euro. Teruggebracht in verhouding tot de federale begroting (ongeveer een derde van het bbp) betekent dit voor de begroting een minderopbrengst van 10 %. Dat is veel. Zelfs gigantisch veel. Net als de andere Europese landen staat België dus opnieuw voor slechte tijden wat de openbare financiën betreft, nl. een beangstigende opeenvolging van tekorten. Die tekorten zullen in contrast staan met het evenwicht van de federale financiën tijdens de twee laatste legislaturen. Een crisis geeft uiteraard nooit aanleiding tot begrotingsoverschotten. Het zou onverantwoord zijn om een begrotingsevenwicht te eisen wanneer de conjuncturele luchtzakken neerstortingen worden. De Staat moet zich aanpassen aan de omkering van de cycli. Bij laagconjunctuur is een tekort dus wenselijk: het speelt de rol van een natuurlijke schokdemper. We mogen nochtans niet uit het oog verliezen dat de Staat een virtueel wezen is. De financieringsmiddelen ervan zijn de belastingen. De Staat kan weliswaar lenen, maar de schul-
Net zoals de meeste Europese landen zal België weldra geconfronteerd worden met zijn fiscale realiteit, verergerd door een verhoogde schuldenlast. 2010 zal dus cruciaal zijn voor de fiscale oriëntatie. Maar die oriëntatie blijft niet beperkt tot volgend jaar, want ze zal de volgende fiscale aanslagjaren bepalen. De echte vraag heeft betrekking op het samenlevingsmodel waarin de volgende twee generaties zullen leven. Kiezen we voor de weg van de afwachting of van de volharding?
Afwachten of durven? Een afwachtende houding werd al eens uitgeprobeerd in de jaren 80, die gekenmerkt werden door een lethargisch beleid waarbij de ontspoorde uitgaven door belastingen moesten worden gecorrigeerd. Die vier jaar begrotingsontsporing (1978-1982) hebben de economie bijna twee generaties lang verlamd. Bij de veertigers doen die verspilde jaren denken aan een schemerige onbezorgdheid, maar ook aan grauwe, buiten gebruik gestelde staalfabrieken... Of kiezen we voor fiscale durf, een meer veeleisende weg die overeenstemt met de realiteit van de markteconomie? De crisis heeft ons er immers op gewezen dat dit voortaan ons referentiekader is. We staan meer bepaald voor de volgende keuze: fiscale capitulatie, wat er onvermijdelijk zal toe leiden dat een verzwaring van de belasting moet worden gepland, of belastingvermindering, teneinde de fiscale competitiviteit van het land te herstellen. Volgens dit tweede alternatief, dat ons intuïtief geschikter lijkt, leidt de reflectie onvermijdelijk tot een aanzienlijke vermindering van de fiscale en parafiscale lasten die op de ondernemingen drukken.
2 0 0 9/ 3
19
F iscaliteit
Die oriëntatie zou in volle conjuncturele crisis op het eerste gezicht ongepast kunnen lijken, omdat ze de door de crisis al zwaar geteisterde, openbare financiën dreigt aan te tasten. Maar wij geloven erin want we moeten in de toekomst investeren. Een klein land als België moet zijn fiscale aantrekkingskracht behouden. Wegens zijn geografische ligging is België een transiteconomie. De fiscaliteit moet dus bijdragen tot de geografische verankering van de investeringen. Dat rechtvaardigt een verlaging van de belastingen en de lasten op arbeid, die een krachtige stimulans vormen voor productieve investeringen. Met andere woorden, een daling van de fiscale en parafiscale lasten vertaalt zich in verdubbelde inkomsten in de vorm van investeringen en returns. Concreet suggereren wij de verlaging van de lasten en de voorheffingen (op het stuk van het onderzoek, de ploegenarbeid, enz.) waartoe de federale regering reeds heeft beslist en die door de industriële sector gunstig werden onthaald, voort te zetten. We zouden ook kunnen denken aan een uitbreiding van de notionele interest indien de onderneming overgaat tot productieve banenscheppende investeringen. In deze oriëntatie passen nog andere reflecties: verlaagd tarief van de vennootschapsbelasting wanneer voor productieve investeringen aangewende resultaten worden gereserveerd, invoering van maatregelen om in geval van inflatoire spanningen de aanslagvoet van de ondernemingen te verlagen, enz. Sommige commentatoren hebben vragen bij de gegrondheid van een belastingverlaging van dergelijke omvang. Sommigen houden voor dat er al veel werd gedaan, bijvoorbeeld door middel van de notionele interest. Maar het belangrijkste is dat deze fiscale omwentelingen, in etymologische betekenis, geen terug-naar-af-maatregelen zijn, met name het voorspel van belastbare compensaties waardoor het gunstig effect ervan ongedaan wordt gemaakt.
schokken op te vangen: het aanleggen van voldoende eigen vermogen of, meer algemeen, voldoende risicokapitaal. Dat is trouwens de reden waarom de overheid moest tussenkomen bij de redding van de banken. Bovendien is het net op het ogenblik dat een bankcrisis het krediet beperkt, dat inbrengen van eigen vermogen een rol van betekenis moeten spelen. Een onderneming kan niet alleen op basis van schulden resultaten halen. Sommigen moeten dus risico’s nemen: dat zijn de aandeelhouders. En de aandeelhouder is geen speculant: hij is vooral een belegger die zijn spaargeld aan een riskant project koppelt.
De economie zal nooit stabiliseren, want op dat vlak bestaat geen stationaire toestand Maar al 30 jaar lang is het risicokapitaal het weeskind van de financiering van de Belgische economie. Op macro-economisch gebied zijn de cijfers verbluffend. Over een periode van 15 jaar werd minder dan 5 % van het spaargeld van particulieren rechtstreeks in aandelen belegd. De terugloop van het risicokapitaal is zo groot dat de overheid zelf de kapitalisatie van de ondernemingen moet stimuleren.
Bevordering van het risicokapitaal
Op fiscaal gebied is de slechte behandeling van het risicokapitaal nog erger. Ondanks de opvallende bijdrage van de notionele interest blijven dividenden fiscaal benadeeld ten opzichte van interesten van schulden. De roerende voorheffing is hoger op dividenden dan op interesten. Een ondernemersfiscaliteit zou aandelen minder moeten belasten dan risicoloze beleggingen. Maar in de plaats van het risico te stimuleren, wordt het door de fiscale wetgeving bestraft.
Om die redenen moeten we het risicokapitaal blijven promoten. Na een beurscrash kan het weliswaar ongerijmd lijken om beleggingen in aandelen aan te prijzen, en die idee moet zeker nog ingang vinden. Maar het is een boodschap die de financiële crisis heeft geformuleerd, het is een noodzaak voor ondernemingen om bestand te zijn tegen de schokken van de markt. Want er is een middel om die
In een verslag van de Hoge Raad van Financiën (HRF) van 2007 (afdeling fiscaliteit en parafiscaliteit “belasting op arbeid, werkgelegenheid en concurrentievermogen”, augustus 2007) wordt dit probleem onderzocht. Wegens de publicatie ervan tijdens de laatste federale verkiezingen is het onopgemerkt gebleven. Nochtans zijn de vaststellingen ervan verontrustend op tweeërlei gebied.
20
2 0 0 9/ 3
F iscaliteit
De eerste pijler betreft de wijze waarop de particulieren hun roerend spaargeld hebben belegd. De HRF onderzocht de verdeling van de vorming van financiële activa (van Belgische of buitenlandse oorsprong) over de periode 1992-2005, met name een periode van 13 jaar. Uit die analyse blijkt dat het spaargeld van de gezinnen hoofdzakelijk werd belegd in weinig riskante producten, namelijk bankdeposito’s en verzekeringsproducten. Het aandeel van de rechtstreekse intekening op aandelen in deze vorming van spaargeld is extreem laag. Zonder beveks, vertegenwoordigt ze slechts 3 % van de financiële activa. Dit percentage is abnormaal laag. Voorts heeft de HRF de belastinglast die op de verschillende spaarproducten weegt, berekend. De berekening werd gemaakt “in de veronderstelling van vaste intrestvoeten en van vaste inflatievoeten, over een lange tijdshorizon”.
Voor specifieke spaarproducten werden verschillende hypothesen beschouwd. De spaarboekjes worden verondersteld vrij van belasting te zijn maar houden rekening met een indirecte belasting die hun lage rentevoet vertegenwoordigt. Voor de termijndeposito’s en de overheidsfondsen wordt de effectieve belasting berekend op basis van de roerende voorheffing. Voor de dividenden houdt de belasting rekening met de vennootschapsbelasting en de roerende voorheffing op dividenden (15 %) in de veronderstelling van een 50/50-verdeling van het rendement tussen dividenden en meerwaarden die voortkomen uit de kapitalisatie van gereserveerde winsten. De resultaten van die berekeningen (die werkelijke aanslagvoeten zijn, rekening houdend met de inflatie) worden in de onderstaande grafiek samengevat.
Huurpanden Nieuwbouw + lening Bestaande woning + lening Pensioensparen, voordeel 40 % Pensioensparen, voordeel 35 % Pensioensparen, voordeel 30 % Aandelen Overheidsfondsen Deposito’s op 1 jaar Deposito’s op 3 jaar Spaarboekjes –60,0 %
–40,0 %
–20,0 %
0,0 %
De studie van de HRF lijdt misschien onder methodologische zwakheden. De boodschap is nochtans confronterend: Aandelen zijn helemaal niet het meest risicovolle spaarinstrument, maar worden het zwaarst belast, zelfs indien de vrijstelling van de meerwaarden in beschouwing wordt genomen. Met andere woorden, het spaarproduct dat de grootste rendementsrisico’s wil dragen, wordt het zwaarst
20,0 %
40,0 %
60,0 %
80,0 %
belast. In een economie die het ondernemerschap wil stimuleren, zou dit logischerwijs net het omgekeerde moeten zijn. De combinatie van de spaarvorming en van de aanslagvoet erop leidt trouwens tot volgende conclusie: terwijl België een land is met één van de hoogste spaarvermogens van
2 0 0 9/ 3
21
F iscaliteit
de gezinnen ter wereld, en we zouden verwachten dat dit spaargeld in aandelen wordt belegd, is deze beleggingsvorm één van de minst toegepaste en één van de zwaarst belaste posten. De fiscale reglementering zou dit net moeten stimuleren en de risicobereidheid bevorderen. Nochtans treft ze de aandelen, met name het risicokapitaal, zwaarder.
Belasting van de risicopremie De notionele interestaftrek die sinds 2006 op de Belgische vennootschappen van toepassing is, is zowel qua principe als naar de vorm de meest ingrijpende hervorming van de vennootschapsbelasting van de laatste veertig jaar.
Net als de meeste Europese landen, zal België weldra worden geconfronteerd met zijn fiscale realiteit, verergerd door een verhoogde schuldenlast Die maatregel maakt de aftrek van een fractie van het eigen vermogen van de grondslag van de vennootschapsbelasting mogelijk. Concreet betekent dit dat het rendement van het eigen vermogen fiscaal in twee componenten wordt gesplitst. Een eerste component wordt fiscaal gelijkgesteld met een “notionele” interestlast, die aanleiding geeft tot een fiscale aftrek van 3,8 % van het bedrag van het eigen vermogen. Het resterend rendement van het eigen vermogen vormt de toegevoegde waarde van de aandeelhouder en blijft aan de vennootschapsbelasting onderworpen. De notionele interestaftrek geeft aanleiding tot een nominale nettodaling van de vennootschapsbelasting van 3,8 % maal de aanslagvoet (34 %), hetzij ongeveer 1,3 % van het bedrag van het eigen vermogen. Bovendien verlicht die aftrek het fenomeen van de economische dubbele belasting van de dividenden. Dividenden ondergaan immers de vennootschapsbelasting alvorens ze
22
2 0 0 9/ 3
de personenbelasting ondergaan. Voor Belgische belastingplichtigen-natuurlijke personen wordt de personenbelasting doorgaans beperkt tot de bevrijdende roerende voorheffing. Bijgevolg bedraagt de fiscale last die op een dividend drukt 34 % (vennootschapsbelasting) + 15 % / 25 % (roerende voorheffing) van het beschikbaar bedrag, hetzij 50,5 %. In de hiernavolgende uiteenzettingen nemen we voor aandelen een roerende voorheffing van 25 % in aanmerking. Opgelet evenwel: de notionele interest verlicht de dubbele belasting maar heft ze niet op. De belastingdruk op dividenden blijft zwaarder dan op interest. Interest wordt immers tweemaal bevoordeeld. In tegenstelling tot de dividenden en reserves is de interest op de schulden van een onderneming in de vennootschapsbelasting aftrekbaar. Daarenboven wordt de (eveneens bevrijdende) roerende voorheffing op interesten toegepast tegen de aanslagvoet van 15 %, terwijl dividenden een voorheffing van 25 % ondergaan. Het zou overigens incoherent zijn om voor interesten en dividenden een identieke belasting in de vennootschaps belasting te eisen, tenzij de idee van de belasting van de ondernemingen zou worden opgegeven. Dividenden vertegenwoordigen immers de opbrengst van een beroeps werkzaamheid die aan een derde (de onderneming) werd gedelegeerd, en er dient een harmonie tussen de belasting van een beroepsinkomen en van een dividend in acht te worden genomen. Dienaangaande zij erop gewezen dat een onderneming niet voor zichzelf bestaat, want ze is een abstract economisch wezen. De onderneming maakt dus geen winst voor zichzelf, maar voor de aandeelhouders ervan, die per slot van rekening nog altijd natuurlijke personen zijn. Afgezien van deze vaststelling moet worden nagegaan in welke mate de notionele interestaftrek het fenomeen van de dubbele belasting bij de aandeelhouder-natuurlijke persoon heeft verlicht. Om deze realiteit te illustreren, verwijzen we naar de financiële theorie die een dividend opdeelt als de som van twee componenten, namelijk de prijs van de tijd (gelijk aan de risicovrije rentevoet van de OLO’s) en een risicopremie. Ter illustratie splitsen we een rendement van 8 % op het eigen vermogen, voor elke belasting, in, enerzijds een obligatievergoeding van 3,78 % (zijnde exact het percentage van
F iscaliteit
de notionele interest van toepassing op de grote ondernemingen) en, anderzijds, een risicopremie van 4,22 %, zodat het rendement van de aandeelhouder (gemakkelijkheidshalve) 8 % vóór belastingen bedraagt. We veronderstellen
dat dit rendement van 8 % uitsluitend behaald wordt in de vorm van dividenden, terwijl het, in de praktijk, deels behaald wordt in de vorm van meerwaarden. Die vereenvoudiging zal onze algemene conclusies echter niet vervalsen.
Tabel 1. Uitsplitsing van de belasting van een dividend zonder notionele interestaftrek
Dividend
Dividend gesplitst in Risicopremie
Rente zonder risico
Brutobedrag Vennootschapsbelasting Roerende voorheffing
8,00 % –2,72 % –1,32 %
4,22 % –2,72 % –0,75 %
3,78 % 0,00 % –0,57 %
Beschikbaar nettobedrag Totaal belastingheffing (in %)
3,96 % 50 %
0,75 % 82 %
3,21 % 15 %
Tabel 2. Uitsplitsing van de belasting van een dividend met notionele interestaftrek
Dividend
Dividend gesplitst in
Brutobedrag Vennootschapsbelasting Roerende voorheffing (25 % of 15 %)
Risicopremie
Rente zonder risico
8,00 % –1,43 % –1,64 %
4,22 % –1,43 % –1,07 %
3,78 % 0,00 % –0,57 %
Beschikbaar nettobedrag Totaal belastingheffing (in %)
4,93 % 38 %
1,72 % 59 %
3,21 % 15 %
In Tabel 1 geeft een brutorendement van 8 % op het eigen vermogen, na alle belastingen, een nettodividend van 3,96 %. Dit nettorendement kan op zijn beurt worden opgedeeld in een obligatierendement (van de vennootschapsbelasting aftrekbaar en onderworpen aan een roerende voorheffing van 15 %) en een nettorisicopremie van 3,96 % min 3,21 %, hetzij 0,75 %. Dit nettobedrag van de risicopremie moet in verband worden gebracht met het brutobedrag ervan, hetzij 4,22 %. Daaruit volgt dat de risicopremie een globale belasting ondergaat van zowat 82 %. Met andere woorden, de aanslagvoet van de risicovergoeding die met het kapitaal verband houdt, bedraagt 82 %. Tabel 2 gebruikt dezelfde gegevens maar houdt rekening met de notionele interestaftrek. Die aftrek verlicht de heffing van de vennootschapsbelasting en van de roerende voorheffing. Daaruit volgt dat de risicopremie een belasting ondergaat van 59 %. We stellen dus vast dat de notionele interestaftrek zeer dicht in de buurt komt van de belasting van de risicopremie tegen de aanslagvoet van de beroepsinkomsten.
Uit het voorbeeld kan dus worden afgeleid dat de notionele interestaftrek het fenomeen van de dubbele belasting heeft verlicht. Maar dat neemt niet weg dat de belasting van de dividenden uiterst hoog blijft en de inbreng van risicokapitaal bezwaart.
Politiek wantrouwen Waarom heeft België dergelijk wantrouwen ten aanzien van het risicokapitaal ontwikkeld? De geschiedenis van de fiscaliteit van het land overlopen, is zowel een gemakkelijke als een complexe opdracht. Gemakkelijk omdat het fiscaal recht voldoende gedocumenteerd is om de juridische architectuur ervan te ontwaren. Moeilijk omdat de fiscaliteit beïnvloed wordt door de economie en de politiek. De kenmerken ervan zijn dus afhankelijk van de conjuncturele eisen en de oriëntaties die onze regeerders hebben willen overbrengen.
2 0 0 9/ 3
23
F iscaliteit
Het is geenszins de taak van de fiscalisten om de politieke beleidsmakers economische oriëntaties op te leggen. Alleen de beleidsmakers zijn bevoegd om beslissingen te nemen. Elke burger moet zich ernaar schikken, want het fiscaal recht is van openbare orde. Toch moeten we ons vragen stellen bij een onvermijdelijk probleem: hoe is het Rijk ertoe gekomen om één van de zwaarste fiscale stelsels van Europa, zowel op het stuk van de inkomsten uit kapitaal als uit arbeid, in te voeren? Intuïtief had ons land, zoals het Groothertogdom Luxemburg, van de fiscaliteit een instrument met het oog op competitiviteit en economische aantrekkingskracht moeten maken. Deze tegenstrijdigheid kan op veel manieren worden verklaard. Naar ons gevoel is er echter één overheersende factor die ’s lands economie gedurende een derde van een eeuw op beslissende wijze heeft beïnvloed. Het betreft de interpretatie van de conjunctuur door de politici uit de jaren 70, en meer bepaald gedurende de jaren 1977-1981. Roerend eensgezind (en daarin gesteund door alle economen) beschouwden zij de oliecrisissen als een randfenomeen, en niet als een structureel verschijnsel. Jammer genoeg verhulde de energieprijs een realiteit die vandaag, als we teruggaan in de tijd, opvallend was: de overgang van een fabriekseconomie naar een diensteneconomie, met name de gedeeltelijke verplaatsing van ’s lands economie van de secundaire sector naar de tertiaire sector. Destijds zag niemand in hoe ingrijpend de economische veranderingen waren en onze politici hebben collectief gepoogd om de onbekende situaties optimaal te counteren. Ze moesten bijvoorbeeld iets doen aan de eschatologische werkloosheidstoename. Die misvatting was begrijpelijk, want de westerse economieën hadden bijna 30 jaar lang een periode van ononderbroken groei gekend, die samenviel met de naoorlogse economische heropleving. Onze politici opteerden voor een keynesiaanse begrotingspolitiek gekenmerkt door aanzienlijke openbare uitgaven bestemd om de economische activiteit te stimuleren. Het economische scenario was – inderdaad – onbekend: stagflatie, of een combinatie van stagnatie en inflatie. Jammer genoeg was de keynesiaanse reactie niet geschikt: ze deed de inflatie stijgen zonder de stagnatie aan te pakken.
24
2 0 0 9/ 3
In plaats van de economie te stimuleren heeft de openbare-uitgavenpolitiek van de jaren 70 het land met een economische puinhoop zonder voorgaande nagelaten. Dit beleid heeft geleid tot een begrotingstekort met twee cijfers, tot een openbare schuld die opliep tot 130 % van het bbp, tot een oncontroleerbare inflatie en tot verschillende devaluaties. Vanaf een bepaalde drempel leidde de financiële dynamiek tot het fameuze “sneeuwbaleffect”, met andere woorden, een exponentiële schuldtoename. Toen de solvabiliteit begon te wankelen, had de overheid geen andere keuze dan de begrotingstekorten te financieren door massaal te gaan lenen. Deze leningen werden gedeeltelijk in het buitenland geplaatst, maar slechts in beperkte mate, want het beheer van de Belgische Staat wekte weinig enthousiasme noch geloof in de solvabiliteit. De Staat was dus verplicht om, door geregelde uitgiften van leningen, een beroep te doen op het nationale spaarwezen. Het volume van deze leningen was zo indrukwekkend dat het de kapitaalmarkt afroomde ten nadele van de productieve investeringen, met name het risicokapitaal. De Brusselse Beurs liep destijds leeg... Dit fenomeen, dat in de Angelsaksische economische terminologie sqeeze out wordt genoemd, veroorzaakte twee onaangename gevolgen. Ten eerste moest de rentevoet van de staatsleningen worden verhoogd met een premie die door de overheid werd gedragen (om het gevaar voor muntontwaarding van de Belgische frank en het solvabiliteitsrisico van de Belgische Staat te dekken). Vervolgens bood het rendement van het risicokapitaal, dat reeds afgeroomd was door de inflatie en de zware belastingdruk, niet genoeg aantrekkingskracht meer in vergelijking met risicoloze beleggingen. De behoefte aan staatsleningen was zo groot dat de Staat gedwongen was aan de staatsleningen bijzondere voordelen toe te kennen, zoals een vermindering van de roerende voorheffing. Leningen met bijzondere fiscale voordelen, zoals de fameuze lening 81-91 waren een noodzaak. Dergelijke fiscale beslissingen lijken vandaag de dag onschuldig. Ze veroorzaakten nochtans een spiraal van gevolgen: het is wel degelijk de noodzaak om de intekening op staatsleningen fiscaal te bevoordelen, die geleid heeft tot het fiscaal bestraffen van de inkomsten van aandelen.
F iscaliteit
Tegelijkertijd besliste de overheid om de belastingen te verhogen tot tarieven die meer weg hadden van confiscatiemaatregelen. De vennootschapsbelasting, bijvoorbeeld, bereikte het fatale niveau van 50 %. Dat alles werd bewerkstelligd zonder er rekening mee te houden dat de belasting reeds de inflatie belastte (die zelf door het begrotingstekort werd veroorzaakt), met andere woorden de handhaving van de productiecapaciteit. De excessieve belastingdruk heeft de economie verzwakt, en zelfs doen teruglopen. België reageerde introvert op de economische crisis, door de collectieve verdeling te bevoordelen, ten nadele van het nemen van risico’s.
Maatregelen van de jaren 1980 Verschillende maatregelen, bedacht door senator Etienne Cooremans, zoals de AFV-aandelen en de beleggingsfondsen Monory-De Clercq, die tot stand kwamen in de periode 1982-1983 trachtten deze situatie te verhelpen. Aan nieuwe inschrijvingen op aandelen, waarvan de tegenwaarde voor bepaalde productieve investeringen werd aangewend, werd een fiscale bonificatie verleend. Dankzij deze maatregelen werd het risicokapitaal op 21 maanden tijd verhoogd met een bedrag dat op meer dan 8 miljard euro werd geschat, waarvan meer dan 2 miljard euro door op de Brusselse beurs genoteerde vennootschappen. Ze hadden slechts één nadeel: ze waren tijdelijk niettegenstaande de regering al in 1984 beloofd had om in de belastingwetgeving een definitief statuut voor het risicokapitaal in te voeren. Bijna 20 jaar later betekende de notionele interestaftrek het einde van de AFV-aandelen. Maar vandaag moeten fiscale opvolgingsmaatregelen worden overwogen. Het overheidsgeld dat in sommige banken en relanceplannen werd gepompt, zal immers nooit een natuurlijke vervanging zijn voor het risicokapitaal. Het is dus hoog tijd om nieuwe oplossingen te bedenken. Eén van de ideeën is ongetwijfeld België om te vormen tot een aantrekkingspool voor buitenlandse investeringen. Maar het is onmogelijk om tegelijkertijd en de kolossale overheidsschuld terug te betalen en alle belastingen te verlagen. Er moeten prioriteiten worden gesteld. In dat ver-
band zou moeten worden bestudeerd of het mogelijk is om van het land een vrijzone op het stuk van de vennootschapsbelasting te maken. Ook moet massaal worden geïnvesteerd in onderwijs en beroepsopleiding. Dat kadert in de typologie van een transiteconomie, zowel geografisch als logistiek.
Al dertig jaar is risicokapitaal het weeskind van de financiering van de Belgische economie
Belasting op de meerwaarden Het is niet uitgesloten dat in de loop van de volgende maanden de idee van de belasting van de kapitaalinkomsten en de roerende meerwaarden zal worden geopperd. Politieke steun daarvoor zal niet ontbreken: volgens sommigen zijn het immers de speculatieve uitwassen die de banksector hebben verzwakt. Daarenboven heeft de OESO België geadviseerd om de belastingvrijstellingen op het langetermijnsparen te beperken. Sommigen pleiten voor een belasting van de meerwaarden op aandelen. Maar die weg inslaan zou uiterst jammer zijn. Ziehier waarom. Een onderneming bestaat niet voor zichzelf: ondanks haar afzonderlijke rechtspersoonlijkheid is ze een abstract economisch wezen. Ze maakt winst voor haar aandeelhouders, die per slot van rekening nog altijd natuurlijke personen zijn. Die winst wordt dubbel belast. Ze ondergaat de vennootschapsbelasting, alvorens de personenbelasting, met name de roerende voorheffing bij de uitkering van dividenden, te ondergaan. De wetgever van 1962 had in het verlengde van de belastinghervorming van 1919 de vrijstelling (behoudens uit-
2 0 0 9/ 3
25
F iscaliteit
zonderingen) van de meerwaarden op aandelen bevestigd. Waarom? Omdat de verkoop van een aandeel het collectief vermogen van een onderneming niet aantast, maar een deel van de eigendom ervan aan een andere aandeelhouder overdraagt. Met andere woorden, de verwezenlijking van een meerwaarde doet geen nieuwe belastbare stof ontstaan, maar verplaatst ze zijdelings en in zijn geheel, van de ene aandeelhouder naar de andere. Daarenboven zijn meerwaarden op aandelen vaak vroegere of toekomstige winsten van de onderneming. Die winsten werden of zullen zelf aan de vennootschapsbelasting worden onderworpen. De meerwaarden belasten, zou dus aanleiding geven tot dubbele belasting. Om dit fenomeen te illustreren, nemen we een uiterst eenvoudig voorbeeld en veronderstellen we dat de verwachte rendementsvoet van een aandeel steeds 5 % blijft. We veronderstellen tevens dat de aanslagvoet van de roerende voorheffing en van een eventuele belasting van de meerwaarden 25 % bedraagt. Een aandeel genereert een stabiel en altijddurend dividend van 10. Op basis van de financiële wiskunde bedraagt de waarde van het aandeel 200 (200 maal een rendementsvoet van 5 % geeft een dividend van 10). Elk jaar moet de houder van het aandeel een roerende voorheffing van 25 % op het dividend van 10 dragen, hetzij 2,5. Stel dat het dividend plots 12 bedraagt. De waarde van het aandeel loopt meteen op tot 240 (240 x 5 % = 12). Daarop beslist de bezitter van het aandeel om zijn effect te verkopen om de meerwaarde te innen die 40 bedraagt (hetzij 240 min 200). Gesteld dat de meerwaarde tegen 25 % wordt belast, hetzij 40 x 25 %, bedraagt de belasting 10. De koper van het aandeel zal vanaf dat ogenblik, ten minste theoretisch, een dividend van 12 innen. Op dat dividend van 12 moet hij een roerende voorheffing van 25 % betalen, hetzij 3. Ten opzichte van de vorige eigenaar is de fiscale inhouding op het dividend opgelopen van 2,5 tot 3, zijnde een jaarlijkse verhoging met 0,5. En hoeveel bedraagt de geactualiseerde waarde (met name heden ten dage cumulatief) van deze 0,5? Precies 10, hetzij 0,5 gedeeld door 5 %, zijnde het bedrag van de door de ver-
26
2 0 0 9/ 3
koper gedragen belasting van de meerwaarde. Met andere woorden zal de koper andermaal de belasting op de meerwaarde betalen. Die belasting zal niet in een keer, zoals door de verkoper, worden voldaan, maar gespreid in de tijd. De meerwaarden belasten zou dus leiden tot een onweerlegbare chronologische dubbele belasting. Vervolgens rijzen andere fundamentele vragen. Moet de meerwaardebelasting de verwezenlijkte meerwaarden dan wel ook de louter uitgedrukte meerwaarden belasten? Wat zal het tot de belasting aanleiding gevend feit zijn: de vervreemding van het effect of de nominale vaststelling van de meerwaarde? Zullen minderwaarden aftrekbaar zijn? En zo ja, in welke mate? Wie zal de boekhouding van die meer- en minderwaarden bijhouden? En wat met niet-genoteerde effecten en effecten van buitenlandse vennootschappen? Vanaf welke datum moet het systeem ingaan, want er moet een bedrag worden vastgesteld op basis waarvan de meeren minderwaarden moeten worden berekend. Kortom, de vrijstelling van de meerwaarden op aandelen blijft een coherente grondslag van ons belastingstelsel. A contrario zou de belasting ervan een verarming van het risicokapitaal teweegbrengen, die des te zwaarder zou zijn daar België een zeer open economie is.
Conclusie Dienaangaande moet worden opgemerkt dat, hoewel de fiscaliteit tot de rechtsorde behoort, de grondslagen ervan economisch zijn. De belasting is immers een instrument van de begrotingspolitiek van de regering. Daardoor heeft ze, bewust of onbewust, gevolgen op de handelingen van de belastingplichtigen. Dat geldt, in het bijzonder, voor de aanwending van de spaartegoeden, met name de vehikels waarin het spaargeld van de Belgische gezinnen wordt belegd. Dit aspect is des te belangrijker, aangezien de Belgische personenbelasting de vorming van spaargeld belast. Want hoewel de toetrede van België tot de eurozone tot meer discipline heeft geleid, heeft ze tevens de nood aan meer competitiviteit benadrukt. De voortdurende inspanningen van de regeringen Dehaene-Maystadt, en vooral
F iscaliteit
Verhofstadt-Reynders, hebben tot een spectaculair herstel van de Belgische economie geleid. Van 1999 tot 2006 werd een begrotingsevenwicht bereikt en de ratio openbare schuld/bbp was opzienbarend gedaald. De budgettaire gestrengheid leidde tot een verbetering van de rating van de Belgische staatsschuld. De EBA en vervolgens de notionele interest waren visionaire fiscale maatregelen en de internationale promotie ervan werd opmerkelijk goed onthaald. Maar het belangrijkste is dat deze fiscale omwentelingen, in etymologische betekenis, geen terug-naar-af-maatregelen zijn, met name het voorspel van belastbare compensaties waardoor het gunstig effect ervan ongedaan wordt gemaakt, zeker nu door sommige economisten een nieuw stagnatiescenario wordt aangekondigd. De fiscaliteit is, in het licht daarvan, een essentiële factor van sociale herverdeling. Ze weerspiegelt een bepaalde visie van de samenleving. Maar de effecten ervan kunnen de menselijke ondernemingszin belemmeren, en zelfs steriel maken. Te zware belastingen leiden onvermijdelijk tot een geleide economie. Een overdreven belastingdruk slorpt de energie van een staat op, put de economische subjecten uit en remt vooruitgang af. Het onderwerpt de economie aan
het beleid en verdringt de risicobereidheid. Het echte maatschappelijk contract van de fiscaliteit is dat van de risicobereidheid. En die vereist vertrouwen in de markteconomie. Ons model wordt momenteel dooreengeschud, met name ondergedompeld in de economie van de geglobaliseerde markt. We moeten dus vermijden om conjuncturele oplossingen en structurele verschuivingen met elkaar te confronteren. De fiscale keuze van de komende maanden moet rationeel en intuïtief zijn, en niet ideologisch. De markteconomie bekommert zich trouwens niet om grote postulaten. Zij draait inductief en empirisch om commerciële realiteiten. Tezelfdertijd is het voor België een buitengewone kans. De open ligging, gecombineerd met een flexibele economie, vormt een opmerkelijke troef in een concurrentiële omgeving in ontsluiting. De productiviteit van België is uitstekend, de industriële diversiteit is opmerkelijk en de logistieke toegankelijkheid is van de beste kwaliteit. Van die open ligging moet worden uitgegaan om concurrentievoordelen op het stuk van de fiscaliteit vast te stellen. Hoe? Dat is doodsimpel: door fiscale maatregelen uit te werken waardoor buitenlands kapitaal in België kan worden afgezet. Besluiten om niets te doen, kunnen we ons niet permitteren.
•
2 0 0 9/ 3
27
F iscaliteit
Fiscale brandstof voor het milieu Roger Lassaux Belastingconsulent Directieadviseur bij het IAB
De problematiek van de duurzame mobiliteit vormt een belangrijke uitdaging die een ingrijpende verandering van onze samenleving vergt en iedereen aanbelangt. Ook op fiscaal vlak staan we voor grote uitdagingen.
Kernthema van ons leven... Dat ons wegennet met meer dan vijf miljoen ingeschreven voertuigen en 80 % van de verplaatsingen die met de auto worden afgelegd, overbelast is, is een feit. Hoewel die vaststelling op zichzelf goed is om het debat aan te wakkeren, verhult ze een andere, nog meer verraderlijke waarheid: het verkeer, dat voor 96 % afhankelijk is van fossiele brandstoffen, is één van de voornaamste oorzaken van de huidige vervuiling en vormt een gevaar voor het milieu en de volksgezondheid omdat het leidt tot de uitstoot van CO2 en fijn stof. Die laatste twee zijn op hun beurt verantwoordelijk voor een kwart van de broeikasgasemissie die rechtstreeks aan de oorsprong ligt van de klimaatverandering. De toename van het autoverkeer beïnvloedt niet alleen het klimaat. Ook de luchtvervuiling, het risico op ongevallen en de geluidshinder nemen toe. Minder auto’s betekent minder fileleed, een hogere levenskwaliteit, een vermindering van de menselijke impact op het broeikaseffect en een verbetering van de luchtkwaliteit.
Het door de milieubeweging bijgebrachte besef dat de natuurlijke energiebronnen van onze planeet beperkt en vergankelijk zijn, heeft de laatste jaren heel wat weerklank gevonden bij de internationale, Europese, nationale en regionale instellingen. Die vaststelling geldt uiteraard ook voor de duurzame mobiliteit. Bewustwording leidt tot actie en de klimaatopwarming, die vandaag onweerlegbaar vaststaat, lag dan ook aan de oorsprong van heel wat initiatieven, zoals blijkt uit de recente “Europese week van de mobiliteit”1 en de gewestelijke navolgingen ervan en/of de “Lente van het Leefmilieu”... En binnen minder dan drie maanden, namelijk op 7 december, hebben Europa, dat in dit dossier een poolpositie wil innemen, en de internationale gemeenschap, onder de auspiciën van de Verenigde Naties, afspraak in Kopenhagen om een vervolg te schrijven op het Kyoto-protocol2, waarvan de eerste verbintenissen eind 2012 aflopen.
2
Volgens het Kyotoprotocol en de verdeling van de lasten binnen
de Europese Unie moet België zijn uitstoot tegen 2010 met 7,5 % Voor meer info: zie de Europese website (www. mobility-week-
verminderen. Blijkens het 8ste rapport betreffende de vermindering van
europe.org), De Waalse (www.semaine.mobilite.wallonie.be), de
de broeikasgasemissie, opgesteld in het kader van de Kaderovereenkomst
Brusselse (www.autolozezondag.irisnet.be) of de Vlaamse website
van de Verenigde Naties over de klimaatverandering, heeft België die
(www.varieerinhetverkeer.be).
doelstelling reeds bereikt (www.ipcc.ch).
1
2 0 0 9/ 3
29
F iscaliteit
Het is nog niet te laat om te handelen
Wijn en fiscale azijn...
Om de nefaste gevolgen op het milieu te voorkomen, te verminderen, en aldus inhoud te geven aan het beginsel van de duurzame ontwikkeling, kan iedereen iets doen om zijn ecologische voetafdruk in het dagdagelijkse leven te verkleinen. Verspilling vermijden en breken met oude gewoonten heeft niet alleen een gunstige invloed op het milieu maar ook op het individueel budget. Aldus is de slagzin “zich minder en beter verplaatsen” uiteraard een uiting van de interessante dynamiek om eenieder aan te sporen iets te doen waar hij kan. “Zich minder verplaatsen” is de afstand tussen de woonplaats en de werkplaats en de plaats van ontspanning verkleinen en kan er indirect voor zorgen dat we meer lichaamsbeweging hebben. Telewerk, optimaal gebruikmaken van de nieuwe informatie- en communicatietechnologieën, het beleid om kantoren in de buurt van stations te vestigen, zijn een aantal voorbeelden die bijdragen tot deze milieulogica. “Zich beter verplaatsen” is zo veel mogelijk de kaart trekken van de intermodaliteit: kiezen voor het vervoermiddel dat het meest geschikt is voor een bepaalde verplaatsing, de verschillende trajecten van de verplaatsing samenstellen volgens criteria als kostprijs (uitgaven/budget), vervuiling (uitstoot van broeikasgassen) en energie (brandstofverbruik).
Al jarenlang probeert men door middel van heel verschillende fiscale maatregelen4 de milieuvriendelijke verplaatsingswijzen te bevorderen. Door ons te laten kiezen tussen wijn of azijn, beïnvloedt ze ons gedrag en onze beslissingen en haalt ze onze verplaatsingsgewoonten overhoop. Het vooruitzicht op aftrekken, vrijstellingen en fiscale gunstregimes... of de meeruitgaven waarmee ze weinig milieuvriendelijk gedrag bestraft, laten ons niet koud. Een paar voorbeelden om het voorgaande te staven: belasting op de inverkeerstelling, premies en fiscale en parafiscale verminderingen bij de aankoop van een voertuig met een theoretisch geringe CO2-uitstoot en/of premies en verminderingen voor dieselvoertuigen uitgerust met een roetfilter, Waalse Ecobonus en Ecomalus, Vlaamse en Brusselse Ecoscore, verkeersbelasting, accijnscompenserende heffing, Eurovignet, bijzondere heffing op de biobrandstof voor de belastingen en
Om dat alles in goede banen te leiden, i.e. minder energie verbruiken maar toch dezelfde graad van comfort behouden, en actie aan reflectie koppelen door kleine gebaren en reflexen te veranderen, is ruggensteun van een milieubewust fiscaal beleid meer dan welkom. Een dergelijk beleid moet, vooral in deze tijden van zware economische crisis en prijsstijgingen van olie en grondstoffen, besparingen en milieu met elkaar verzoenen. Door de invloed van de fiscaliteit op grote delen van het leven van de burgers en de ondernemingen, zoals we gezien hebben in een recent artikel3, legt de fiscaliteit ook groene accenten op de wijze van onze verplaatsingen. Terecht niet de minste! Zonder een belerend vingertje op te steken, maar wel met oog voor zingeving en waarden, trachten we dit hierna aan te tonen.
3
R. Lassaux, “Groene fiscaliteit: veel meer dan een trend”, Tax, Audit &
Accountancy, nr. 17, februari 2009, p. 12-15.
30
2 0 0 9/ 3
Kopenhagen: het grote stratego
gelijkgestelde. Beperkte aftrek als beroepskosten in de personenbelasting, met uitzondering van de brandstofkosten en sommige financieringskosten, van alle rechtstreekse en onrechtstreekse kosten in verband met het gebruik, in België of in het buitenland, van personenwagens, wagens voor dubbel gebruik en minibussen en van de minderwaarden op deze voertuigen; nieuwe aangepaste aftrekregeling van dezelfde kosten in de vennootschapsbelasting en de belasting van niet-inwonersvennootschappen, maar hier op basis van het al dan niet vervuilend karakter van het gebruikte voertuig, afgemeten aan de CO2-uitstoot per kilometer. Ziehier een aantal maatregelen op het gebied van de beroepskosten.
4
R. Lassaux, “Groene fiscaliteit: veel meer dan een trend”, Tax, Audit &
Accountancy, nr. 17, februari 2009, p. 12-15.
F iscaliteit
Tabel 1. CO2-emissie
Aftrek
Diesel
Benzine
%
< 105 g
< 120g
90 %
105-115 g
120-130 g
80 %
115-145 g
130-160 g
75 %
145-175 g
160-190 g
70 %
>175 g
190 g
60 %
Om u te overtuigen kunnen we daar nog aan toevoegen dat de woon-werkkilometers de forfaitaire berekening van het voordeel van alle aard in verband met het privégebruik van een bedrijfswagen bepalen en dat de CO2-bijdrage ten laste van de werkgever, gekoppeld is aan het CO2-percentage. Ten slotte, wat geldt voor de aankoop en het gebruik van een wagen, geldt soms ook voor de buitengebruikstelling ervan: sommige meerwaarden op bedrijfsvoertuigen worden vrijgesteld, mits een bedrag gelijk aan de vergoeding of de realisatiewaarde wordt herbelegd in bedrijfsvoertuigen die beantwoorden aan de door artikel 20 KB/WIB 92 bepaalde milieunormen.
Concreet betekent dit dat hoe hoger de vervuilingsgraad van de benzine- of dieselmotor is, hoe meer de kostenaftrek die voorheen door artikel 66 § 1, WIB92 tot het vast aftrekpercentage van 75 % werd beperkt, wordt verminderd. Hoe lager de vervuilingsgraad, hoe hoger de aftrek, zoals blijkt uit Tabel 1. Maar dat is nog niet alles. Teneinde verantwoord energiegedrag aan te moedigen, hangen ook de kosten van het woon-werkverkeer, wat de aftrek betreft, af van het gebruikte vervoermiddel, net als de vrijstelling ten name van de werknemers van de vergoeding tot betaling of terugbetaling van de kosten voor dergelijke verplaatsingen die ze van de werkgever verkrijgen. Tabel 2. Vervoermiddel
5
Bedrag van de vrijstelling
Openbaar gemeenschappelijk vervoer (trein, tram, bus, metro)
Totaalbedrag van de vergoedingen
Georganiseerd collectief vervoer5
Treinabonnement in eerste klasse, voor een afstand gelijk aan de met het collectief vervoer afgelegde afstand
Ander vervoermiddel (bedrijfswagen, eigen wagen, motorfiets, carpooling, enz.)
170 EUR maximum (350 EUR voor aanslagjaar 2010)
Fiets (specifieke vrijstelling)
Forfait van 0,15 EUR per km (0,20 EUR per km voor aanslagjaar 2010)
Georganiseerd
collectief
vervoer
is
een
vorm
van
Zich scharen achter een bepaling voor de buger
Het is duidelijk dat niet enkel de groene fiscale stimuli op het gebied van de huisvesting (isolatie, plaatsing van fotovoltaïsche panelen, enz.) die energiebesparing aan economische besparing koppelen, maar ook de verschillende stukken van het “fiscaal patchwork mobiliteit” onze nadere belangstelling verdienen. Want hoewel ze net als de eerste noodzakelijk, hoogdringend en efficiënt zijn en optimalisatiemogelijkheden delen, veroorzaken ze ook meer praktische moeilijkheden ten gevolge van de talrijke verplaatsingswijzen en vooral de effecten van de optimale combinatie ervan. Daarenboven moeten de verplaatsingen in het woon-werkverkeer zowel vanuit het oogpunt van de werknemer als dat van de werkgever worden beschouwd.
vervoer,
georganiseerd door de werkgever of een groep van werkgevers, die de regels, de gerbuiksvoorwaarden en de vergoedingsvoorwaarden ervan
moeten bepalen, desgevallend met tussenkomst van een onderneming
voor personenvervoer.
2 0 0 9/ 3
31
F iscaliteit
Wat we zeker niet uit het oog mogen verliezen, is dat de voordelen onafhankelijk zijn van elkaar en dat ze vaak kunnen worden gecumuleerd. Auto, fiets, motorfiets, te voet, openbaar vervoer, door de werkgever georganiseerd collectief vervoer, carpooling: alternatieve en aangepaste verplaatsingswijzen uittesten leidt soms tot aangename fiscale verrassingen. Wist u bijvoorbeeld dat, niettegenstaande dat een personeelslid over een bedrijfsvoertuig beschikt, de werkgever de kosten van een abonnement op het openbaar vervoer geheel of ten dele ten laste kan nemen en aftrekken, terwijl het bedrag van zijn bijdrage volledig van belasting wordt vrijgesteld bij de begunstigde werknemer, die daar bovenop een, weliswaar tot 170 EUR beperkte, forfaitaire vrijstelling geniet voor zijn woon-werkverplaatsingen. En niets belet een werkgever om een vrijgestelde vergoeding van 0,20 EUR per km, door de werknemer met zijn fiets afgelegd tussen woon- en werkplaats, te betalen, of de werknemer daarvoor een bedrijfsfiets te bezorgen. De terbeschikkingstelling van een dergelijke bedrijfsfiets brengt voor de werknemer geen belasting van een voordeel van alle aard teweeg, zeker niet voor zijn verplaatsingen in het woon-werkverkeer.
Nieuwe drijfveren voor de economische groei Bovendien biedt de groene fiscaliteit de mogelijkheid om meer kosten af te trekken dan werkelijk zijn gemaakt! Het gebruik van een ander vervoermiddel dan de auto geeft recht op een aftrek van werkelijke beroepskosten op basis van een forfait van 0,15 EUR per km (0,20 EUR per km voor de fiets voor aanslagjaar 2010), zelfs indien u dit minder kost, omdat u de verplaatsing te voet of met de fiets aflegt! En sommige uitgaven die speciaal werden gedaan om het gebruik van de fiets in
het woon-werkverkeer aan te moedigen (fietsenstallingen, terbeschikkingstelling van douches, enz.) kunnen sinds 1 januari 2009 een met 20 % verhoogde aftrek genieten. Nochtans is niet alles rozengeur en maneschijn! Er zitten ook een paar addertjes onder het gras. Twee voorbeelden: wanneer de werknemer de aftrek van zijn werkelijke kosten, met inbegrip van de toepassing van het forfait van 0,15 EUR per km aanvraagt, heeft hij geen recht op de algemene vrijstelling van de door de werkgever terugbetaalde bedragen tot dekking van zijn verplaatsingskosten in het woon-werkverkeer, die weliswaar afhankelijk is van de gebruikte verplaatsingswijze. Op één uitzondering na: de fietsvergoeding waarvan de vrijstelling sinds 1 januari 2009 op 0,20 EUR per km werd gebracht. Wat betreft de terbeschikkingstelling van een bedrijfsvoertuig beïnvloedt de aftrek van werkelijke kosten de berekening van het voordeel in natura wegens het privégebruik van het betrokken voertuig. Men moet immers consequent blijven: men kan niet de toepassing van de forfaits van 5 000 en 7 500 km per jaar inroepen en de erop betrekking hebbende werkelijke kosten aftrekken, bijvoorbeeld, 10 000 km per jaar. Daarbovenop moeten sommige begrippen die semantisch nauwelijks tot verwarring kunnen leiden, in het licht van specifieke regels worden uitgelegd. Dat geldt bijvoorbeeld voor de zogenaamde 40-dagenregel, die van belang is om het kernbegrip “vaste plaats van tewerkstelling” te bepalen: een algemene uitdrukking die verbergt dat ze tijdens eenzelfde aanslagjaar kan vermenigvuldigd worden. Men denke ook aan de regel van de 0,15 EUR per km in verband met de aftrek als beroepskosten van de woon-werkkilometers, die enkel wordt toegepast indien het gebruikte voertuig het “eigen voertuig”6 van de bestuurder is. Of de carpoolingregeling, waarbij een onderscheid moet worden gemaakt tussen de kilometers die de bestuurder alleen aflegt – waarop een tweede onderscheid moet worden doorgevoerd naargelang het al dan niet een omweg betreft om zich naar de carpoolplaats te begeven – en de kilometers die hij samen
6
Luidens art. 66, § 5, WIB 92 wordt geacht zijn “eigen voertuig” te zijn,
elke personenauto, auto voor gemengd gebruik of minibus: 1) waarvan de belastingplichtige de eigenaar is; 2) dat op zijn naam is ingeschreven of toebehoort aan of ingeschreven is op naam van zijn echtgenoot, wettelijke samenwonende of zijn ouders; 3) dat door een huur- of leasingovereenkomst bestendig of gewoonlijk te zijner beschikking is; 4) dat aan zijn werkgever of vennootschap toebehoort en het eventueel voordeel voortspruitend uit het gebruik van dat voertuig op zijn naam wordt belast.
32
2 0 0 9/ 3
F iscaliteit
met carpoolers aflegt, waarbij een derde onderscheid moet worden gemaakt naargelang de autodeler zijn echtgenoot (wettelijk samenwonende) dan wel een derde is... En dan hebben we nog de regel van de 5 000 of 7 500 km, waarvan alleen kan gezegd worden dat hij overduidelijk geformuleerd is. Het voordeel wordt onweerlegbaar geacht 5 000 km te bedragen indien de bedrijfswagen werkelijk voor privédoeleinden werd gebruikt en de afstand van het woonwerktraject ten hoogste 25 km bedraagt. En als die afstand meer bedraagt? 7 500 km, ongeacht het aantal privékilometers dat werkelijk met de bedrijfswagen werd afgelegd. Maar het is wel een feit dat rechtspraak, parlementaire vragen en talrijke circulaires heel wat preciseringen en nuanceringen ter zake hebben aangebracht waarmee voor de praktische toepassing van de regel rekening moet worden gehouden!
Voor een beter begrip... 1. Welke aftrek voor welk verplaatsingsmiddel? 2. Carpooling onder alle aspecten! 3. Verhoogde of verminderde aftrekken in de vennootschapbelasting: welke kosten, welk voertuig, welke invloed op de berekening van de meer- of minderwaarden? 4. Hoe kunt u meer aftrekken dan de werkelijk gemaakte kosten? Door de werkgever georganiseerd collectief vervoer, gebruik van de fiets... 5. De CO2-bijdrage: berekening en aftrek 6. De werkgeversbijdrage in de verplaatsingskosten in het woon-werkverkeer: algemene of gedeeltelijke vrijstelling? Voor iedereen? 7. Privégebruik van een bedrijfsvoertuig: berekening op basis van de werkelijk afgelegde kilometers? 8. En als de werknemer bijdraagt in de prijs van de opties van het bedrijfsvoertuig? 9. 5 000 km, het absoluut minimum? 5 000 km of 7 500 km? 10. Alle aspecten van de bedrijfsfietsen nader beschouwd.
Tien praktische vragen en evenveel antwoorden die op onze website kunnen worden geraadpleegd... Zoals u ziet, zijn de fiscale kwesties in verband met de mobiliteit talrijk, divers en transversaal, want ze combineren (variabele) aftrekken, belastingvrijstellingen, met soms verschillende regelingen in de personen- en de vennootschapsbelasting, directe belastingen en btw, werkgevers- en werknemersstandpunten en zelfs parafiscaliteit. Ongetwijfeld nog meer dan in andere aangelegenheden kan een voorzichtig consulent niet anders dan zich informeren over de nuances van de rechtspraak en de talrijke preciseringen verstrekt door parlementaire vragen en andere besluiten: de laatste jaren lagen bijzondere situaties geregeld aan de oorsprong van omstandige antwoorden vanwege de minister van Financiën en evenveel aangelegenheden aan de oorsprong van genuanceerde arresten.
Na deze eerste bondige bespreking moeten we tot de essentie overgaan. Dergelijke materie samenvatten binnen het bestek van dit artikel grenst echter aan het onmogelijke. Maar voor dit opzet kunnen we gelukkig niet alleen steunen op overvloedige rechtsleer en verscheidene thematische websites7, maar ook op talrijke, trouwens erg gedetailleerde circulaires, een aantal beslissingen van de Rulingcommissie en andere FAQ’s; dit alles vinden we terug op de website van de FOD Financiën en vandaar gemakkelijk toegankelijk. De opzet van dit artikel is vooral praktisch: zonder ons op volledigheid te willen beroepen, zullen we u op onze pragmatische reis doorheen de fiscaliteit van de duurzame mobiliteit op het stuk van de directe belastingen begeleiden aan de hand van tien vragen en evenveel antwoorden, geselecteerd op grond van hun frequentie en relevantie: belasting, aftrek, vrijstelling, enz. Die vragen, die op onze website kunnen worden geraadpleegd en waar, in de regel, de documenten waarnaar wordt verwezen in hypertext worden aangeboden,
7
Onder de titel “Schatkist” stelt het tijdschrift Accountancy, Tax and
Audit u op de blz. 14-15 van nummer 1/2009 u een lijst van nuttige websites voor. Wij raden u aan die geregeld te raadplegen.
2 0 0 9/ 3
33
F iscaliteit
vormen het raamwerk voor een reeks doelgerichte artikels die wij aan de milieufiscaliteit zullen wijden. Ze garanderen actuele en betrouwbare informatie die uiteraard moet gepaard gaan met enige vooruitziende reflectie. Zeker nu de zaken in deze belangrijke materie de komende maanden nog zullen veranderen. Duurzame mobiliteit, een prioriteit van het toekomstige Deense voorzitterschap van de Commissie, een essentiële bekommernis van de federale, gewest- en gemeenschapsregeringen8 van ons land en het voorwerp van reflectie en actie in de ondernemingswereld, is voor de economische, sociale, energie- en milieubelangen een belangrijke uitdaging. Van vandaag, maar ook wellicht van morgen. We zullen ze opvolgen met het oog op enige vooruitziende reflecties, geput onder andere, uit de tekst van de diverse beleidsafspraken van de nieuwe gewest- en gemeenschapsregeringen en van de voorstellen van de staatssecretaris voor de Modernisering van de FOD Financiën, de Milieufiscaliteit en de Bestrijding van de fiscale fraude, toegevoegd aan de minister van Financiën, de heer Bernard Clerfayt.
Laat ons duidelijk zijn op alle gebied... De fiscaliteit betreffende de duurzame mobiliteit, een mix van diverse bepalingen die onder de nationale en de gewestelijke bevoegdheden vallen, komt in hoofdzaak tegemoet aan twee doelstellingen die door de hoogdringendheid en het belang van het probleem van de klimaatopwarming onvermijdelijk zijn geworden. We zeggen het nu al: het is niet de bedoeling om de individuele auto te bannen – de bedrijfswagen blijft een interessant alternatief voor loonsverhoging – maar veeleer het gebruik ervan in een globale “groenere” logica in te passen, waarbij schone en intermodale voertuigen worden begunstigd, door de specifieke troeven van alle verschillende vervoermiddelen uit te spelen en de burgers en de ondernemingen bewust te maken van de verschillende wijzen waarop ze tot een vermindering van de CO2-uitstoot kunnen bijdragen.
8
Naast de federale staatssecretaris voor de Mobiliteit en de
Het eerste doel is zowel de consumenten als de constructeurs een duidelijke boodschap meegeven: koop en bouw personenwagens met een kleine cilinderinhoud en een geringe CO2-uitstoot. Aangezien de oudste auto’s ook de meest vervuilende zijn, moet de vernieuwing van het wagenpark uiteraard worden versneld. De verschillende premies en fiscale en parafiscale verminderingen bij de aankoop van een auto, de fiscale aanmoediging van de zogenaamde groene wagenparken en bedrijfsfleets, de green car policy en ecodriving, net als innovaties zoals downsizing of technology startup, sectoraal onderzoek naar alternatieve brandstoffen en (hybride en elektrische, enz.) motoren, dragen ruimschoots bij tot deze reële vooruitgang naar minder vervuiling, uitstoot, verbruik en, bovenal, minder gebruikskosten. De tweede doelstelling is meer gericht op een noodzakelijke reflectie over het gebruik van de auto, met de bedoeling de kost ervan op economisch, sociaal en ecologisch niveau te verminderen in het kader van een optimale langetermijnstrategie inzake duurzame mobiliteit. Meer rationeel dus, door voor korte afstanden te wandelen of te fietsen, en daar bovenop, voor de verplaatsingen in het woon-werkverkeer de motorfiets, de scooter of het openbaar vervoer te promoten. Maar ook door comobiliteit en de overstap naar een andere transportmodus aan te moedigen door in te spelen op de complementariteit van alle vervoermiddelen. Daaronder vallen de belastingregeling van de carpooling, volledige vrijstelling van de terugbetaling door de werkgever bij gebruikmaking van het openbaar vervoer door de werknemer om zich naar het werk te begeven, aanmoediging van het gebruik van de fiets, variabele aftrek van de beroepskosten in de vennootschapsbelasting op basis van een duidelijk, onbetwistbaar en makkelijk te identificeren criterium dat niet moet worden geïnterpreteerd. De CO2-percentages beantwoorden zeker aan dit doel. Ook de aanleg van grote parkeerterreinen in de nabijheid van de metrostations, de aanleg van het Gewestelijk ExpresNet (GEN), internet op de
de minister van Financiën, valt de mobiliteit, voor bepaalde aspecten,
staatssecretaris voor de Modernisering van de FOD Financiën, de
ook onder de bevoegdheid van verscheidene ministers van de drie
Milieufiscaliteit en de Bestrijding van de fiscale fraude, toegevoegd aan
gewesten van het Rijk.
34
2 0 0 9/ 3
F iscaliteit
trein, het beleid om grote bedrijven dichtbij trein- of metrostations in te planten zijn gunstige aanvullingen, onder meer in verband met de ruimtelijke ordening, die de automobilisten in staat stellen hun gedrag te wijzigen en te denken in termen van alternatieve mobiliteit.
Een duurzaam partnership
Na het lezen van deze bijdrage en zeker na het doornemen van de vragen en antwoorden die u op onze website zult vinden, zult u ongetwijfeld de mening delen dat het advies in verband met een milieuvriendelijke fiscaliteit en een beleid dat doordrongen is van een efficiënte en sociaal aanvaardbare ecologische mobiliteit slechts aan de talrijke verwachtingen van de cliënten tegemoet zal komen, indien het juist afgemeten en doelgericht is en kadert binnen een multidisciplinaire en dynamische analyse van de gegevens die eigen zijn aan elke situatie. Meer nog dan in andere aangelegenheden, zijn, bijvoorbeeld, de volledige beheersing van de regels inzake de cumulatie van de vrijstellingen, de nuances aangebracht door de rechtspraak of de parlementaire vragen en de inaanmerkingneming van de administratieve toelichtingen onontbeerlijke gegevens voor een doordacht advies. Net als een stipte opvolging van de nieuwe wetteksten, bijvoorbeeld de vier maatregelen die door de recente economische herstelwet van 27 maart 2009 (BS 7 april 2009) zijn aangekondigd om het gebruik van de fiets in het woonwerkverkeer aan te moedigen en de projecten in voorbereiding.9 We vermelden onder meer de verbreiding van het principe “de gebruiker betaalt”, door gebruik te maken van
9
een transparant en nauwkeurig systeem van kilometervergoedingen10, eerst voor vrachtwagens, maar ten vroegste in 2013, en misschien voor wagens in 2016, of later, in “ruil” voor de afschaffing van de verkeersbelasting, de Ecoscores van het Vlaamse Gewest, op basis van het door de Vlaamse Instelling voor Technologisch Onderzoek (VITO) ontwikkelde model, bijzondere verminderingen voor het gebruik van elektrische auto’s en motorfietsen, enz. U ziet meteen dat afdoend advies ook inhoudt dat verantwoordende, verklarende bijlagen moeten worden opgesteld, en dat, desgevallend, akkoorden met de fiscale administratie zullen moeten worden gesloten en, teneinde optimale formules te verzekeren, zelfs beslissingen van de Rulingcommissie zullen moeten worden aangevraagd. Als er nog één zekerheid is, dan is het wel dat wat voor onze cliënten geldt, ook geldt voor de uitoefening van onze beroepsactiviteit. Het afleggen van de afstand naar de cliënt kan tijdrovend en geldverspillend zijn, het printen papierverslindend en de energiekosten verkwistend... Maar er zijn pasklare antwoorden, bijvoorbeeld teleconferenties, oplossingen voor de dematerialisatie van procedures en documenten en de beveiligde verzending ervan, telewerk, elektronische aangiften, enz. De invoering en de periodieke evaluatie van dergelijke innovaties op het stuk van het materiaal, het gedrag en de organisaties, passen in een echte milieustrategie van het kantoor. Het zijn beslist actieterreinen net als alle andere!
•
Zoals gemeld zullen we naderhand op onze website de nodige
follow-up van dit belangrijk onderwerp verzorgen.
10
Zie www.febiac.be.
2 0 0 9/ 3
35
Reeks Fiscale Handboeken 7 sterke titels, 1 sterk concept U zoekt meer informatie over fiscaliteit? U verkiest praktische handleidingen boven langdradige naslagwerken? U wilt weten hoeveel u moet betalen, maar bovenal hoeveel en hoe u kunt besparen? Met de reeks Fiscale Handboeken vindt u precies wat u zoekt!
Permanent – 30 % met een abonnement!
Fax deze antwoordkaart terug naar Intersentia 03 658 71 21 Met een abonnement betaalt u permanent 30 % minder en is uw informatie steeds up-to-date! De nieuwe editie wordt u immers, bij verschijnen, automatisch toegestuurd. U mag een abonnement vrijblijvend opzeggen na ontvangst van minimaal twee opeenvolgende edities.
Dhr. / Mevr.
Handboek btw 2009-2010 P. Wille, F. Borger en M. Govers 2009 | dertiende druk | ISBN 978-90-5095-919-3 | xxx + 581 blz. | paperback los exemplaar: 79 euro met abonnement: 55,30 euro
Naam:
Handboek vennootschapsbelasting 2009-2010 P. Beghin en I. Van De Woesteyne 2009 | zestiende druk | ISBN 978-90-5095-918-6 | xxix + 475 blz. | paperback los exemplaar: 79 euro met abonnement: 55,30 euro Handboek personenbelasting 2009-2010 P. Beghin en I. Van De Woesteyne 2009 | zevende druk | ISBN 90-5095-917-9 | xxxiii + 754 blz. | paperback los exemplaar: 79 euro met abonnement: 55,30 euro Handboek douane en internationale handel F. Rutten en A. Serneels 2005 | derde druk | ISBN 978-90-5095-411-2 | xiv + 269 blz. | paperback los exemplaar: 50 euro met abonnement: 35 euro Handboek registratie- en successierechten D. De Groot en T. Wustenberghs 2008 | derde druk | ISBN 978-90-5095-853-0 | xxv + 406 blz. | paperback los exemplaar: 75 euro met abonnement: 52,50 euro Handboek fiscale procedure inkomstenbelastingen I. De Troyer en L. Vandenberghe 2008 | zesde druk | ISBN 978-90-5095-830-1 | xvi + 331 blz. | paperback los exemplaar: 65 euro met abonnement: 45,50 euro Handboek internationaal en Europees belastingrecht T. Jansen en P. De Vos 2008 | derde druk | ISBN 978-90-5095-822-6 | xx + 958 blz. | paperback los exemplaar: 95 euro met abonnement: 66,50 euro
Voornaam:
Firma: Btw-nr.: Straat: Nr.:
Bus:
Postcode: Gemeente: Telefoon: Fax: E-mail: Datum:
Handtekening:
Alle titels zijn ook verkrijgbaar in de boekhandel. Intersentia nv respecteert uw privacy. De persoonsgegevens die u doorgeeft, mag het gebruiken om u op de hoogte te houden van zijn uitgaven. Wilt u geen commerciële informatie van Intersentia nv? Kruis dan dit vakje aan: . U kunt uw gegevens ook opvragen en laten verbeteren via fax of per brief.
Groenstraat 31 BE-2640 Mortsel T +32 3 680 15 50 F +32 3 658 71 21
[email protected] www.intersentia.be
T rends
Belgen zijn mieren geworden Amid Faljaoui De wereldwijde crisis woedt nu al bijna een jaar en brengt heel wat teweeg; de crisis roept talrijke vragen op, laat ons stilstaan bij de huidige economische modellen, geeft valse hoop, maar zorgt soms wel voor aangename verrassingen. In dit artikel bespreken wij enkele gebeurtenissen die tijdens het eerste semester gedeeltelijk stilzwijgend aan ons voorbij gingen. Door de crisis zijn Belgen mieren geworden. Spaarboekjes zijn vandaag erg populair bij de Belgen, ook al brengen ze niet veel op. Aangezien onze landgenoten nog niet weten wat de toekomst zal brengen, hebben ze massaal hun liquide middelen op spaarboekjes gezet (het betreft hier een bedrag van ongeveer 165 miljard euro). Enerzijds omdat het spaarboekje veilig is, en anderzijds ook omdat het dan mogelijk is om geld snel af te halen als een investeringskans zich voordoet. De enquête die de economische krant De Tijd organiseerde, bracht hierover veel duidelijkheid. BNP Paribas zag het uitstaande bedrag op de spaarboekjes toenemen met 18 % gedurende het eerste semester van 2009. In termen van nieuw ontvangen bedragen komt dat overeen met 6 miljard euro meer voor BNP Paribas Fortis. Met andere woorden: BNP Paribas Fortis heeft een goede kans om de 10 miljard euro verlies die tijdens een jaar crisis werd geleden, weer terug te winnen. Dit verlies was te wijten aan massale geldafhalingen door angstige cliënten. Uit de enquête van De Tijd blijkt ook dat internetspaarrekeningen nog steeds in de lift zitten bij de Belgen. Eenvoudigweg omdat ze vaak meer opbrengen dan de klassieke spaarrekeningen. Het bewijs hiervan: Dexia-bank ontving 2 miljard euro meer gedurende het eerste semester: een stijging met bijna 60 %! In totaal bedraagt het geld op de internetspaarrekeningen van Dexia iets meer dan 5 miljard euro. Niet slecht natuurlijk. Uit al deze cijfers kunnen we een conclusie trekken: als de toekomst onzeker is, besparen mensen liever op bepaalde uitgaven en zetten ze volop in op besparingen. Dat is ook
het geval in de Verenigde Staten. De Amerikanen hadden de gewoonte om niet te sparen. Het bewijs daarvan is dat hun spaarpercentage ongeveer 0 % bedroeg. Dat is nu opgelopen tot 7 %, wat bewijst dat ook de Amerikanen niet langer krekel spelen maar zich hebben ontpopt tot mieren. Het enige probleem is dat het wereldwijde herstel grotendeels afhangt van de Amerikaanse consument. Voor ons Belgen, en dit klinkt een beetje egoïstisch, is het dus beter dat de Amerikanen weer handelen als krekels. Een paradox van deze crisis.
Sectoren in volle verandering Een ander voordeel van deze crisis zonder voorgaande, is dat volledige industrieën hun business model moeten herbekijken. Dat is bijvoorbeeld het geval bij luchtvaartmaatschappijen. Een verandering die helaas soms tot een enkele vraag kan worden herleid: hoe euromiljonair worden? Het antwoord op deze vraag is eenvoudig: eerst moet je euromiljardair zijn en investeren in de luchtvaartsector! Een raadseltje met een wrange nasmaak, dat echter hard moet aankomen bij de aandeelhouders van deze maatschappijen. Nochtans is het de wrede werkelijkheid: de luchtvaart sector wordt beïnvloed door alle problemen die zich stellen en veranderingen die zich voordoen: de economische cycli welteverstaan, maar ook de geopolitieke spanningen en de gezondheidsrisico’s. Het werd nog eens pijnlijk duidelijk met de A/H1N1-griep, en verklaart ook de koersschommelingen die de luchtvaartmaatschappijen ondergaan op de Beurs.
2 0 0 9/ 3
37
T rends
Door de huidige crisis is ook een pessimistische periode aangebroken bij de Europese luchtvaartmaatschappijen omdat zij van weerszijden onder druk worden gezet. Enerzijds op de lange-afstandsvluchten, maar anderzijds ook op de korte-afstandsvluchten. Op lange-afstandsvluchten wordt business-cliënteel zeldzaam en wanneer klanten toch het vliegtuig nemen, zullen zij eerder een zitje in economy boeken. Dit heeft uiteraard een weerslag op de rekeningen van de maatschappijen, onder meer wat betreft de unitaire inkomst per passagier. Wat de korte-afstandsvluchten betreft, is er concurrentie van de HST of lagekostenmaatschappijen, die pijnlijk voelbaar zijn. Het antwoord van grote maatschappijen op de problemen die zich stellen m.b.t. lange-afstandsvluchten is het verminderen van de kostprijs van de ticketten, ofwel nieuwe plaatscategorieën afkondigen, hetzij de twee. Air France zal bijvoorbeeld een nieuwe categorie instellen tussen de business class en de economy class. Om de concurrentie op korte-afstandsvluchten tegen te gaan, worden andere oplossingen bedacht, zoals Air France KLM die van de vrijmaking van de spoorwegen in Europa gebruik wil maken om zelf ook een spoorwegmaatschappij op te richten. Een andere mogelijkheid is een overeenkomst tussen lagekostenmaatschappijen en de traditionele maatschappijen. Lagekostenmaatschappijen verzorgen tegenwoordig 80 % van het intra-Europees verkeer. Enorm veel, vooral als je weet dat deze vluchten vaak dienen om een verbinding te maken met lange-afstandsvluchten.
Raar maar waar, het verband tussen het bbp en de vervuiling verminderde met twee derde in vergelijking met de jaren 70. Dat zijn althans de officiële cijfers die Frankrijk publiceerde via het Commissariaat voor duurzame ontwikkeling. A priori is er geen enkele reden waarom deze tendens zich niet zou hebben vertoond in andere Europese landen zoals België. Twee derde minder vervuiling is enorm. Dat cijfer werd bereikt omwille van verschillende redenen. Een eerste reden kunnen we al meteen van de kaart schuiven: deze verbetering is niet te danken aan een plots succes van de bestrijding van CO2. De werkelijkheid is dat door de crisissituatie waarin we ons momenteel bevinden, een crisis die uitzonderlijk ernstig is overigens, de economische activiteit logischerwijze op een lager pitje is komen te staan, waardoor de CO2-uitstoot met 6 tot 8 % is gedaald. Dit klinkt allemaal erg aannemelijk. Wat minder vanzelfsprekend is, is dat in 1970 643 miljoen ton CO2 nodig was om 1 miljoen euro voort te brengen in termen van toegevoegde waarde. 40 jaar later hebben wij 3 keer minder CO2 nodig om datzelfde miljoen euro toegevoegde waarde te produceren. Waaraan kunnen we dit toeschrijven? Primo, kernenergie wordt steeds belangrijker in onze economie. Kerncentrales brengen helaas afval voort, maar geen CO2. Secundo: onze economie is steeds meer gedelokaliseerd. Wij hebben dus minder vervuilende industrieën; deze werden verplaatst naar Oost-Europa.
Een verbond zou dus zinvol zijn. Over enkele jaren zal het misschien geen verbazing wekken dat korte-afstandsvluchten door maatschappijen als Ryanair en EasyJet worden verzorgd, terwijl lange-afstandsvluchten zouden worden voorbehouden aan grote maatschappijen, of alleszins aan maatschappijen die de crisis overleefd zullen hebben.
Wij hebben echter wel meer dienstenbedrijven. Aangezien diensten steeds meer gaan doorwegen bij de berekening van het bbp, zijn we dus properder, omdat anderen het vuile werk van ons hebben overgenomen!
Toch nog goed nieuws!
Zal de crisis voorbij zijn tegen het einde van 2009, zoals bepaalde economen voorspellen? Het is geloofwaardig: 10 grote Amerikaanse banken kondigden net aan dat zij vroeger dan verwacht 68 miljard dollar zullen terugbetalen aan de Amerikaanse staat. A priori lijkt dit goed nieuws. Dat wil zeggen dat, primo, de banken het weer beter doen, en secundo, dat de Staat de schuldenlast een beetje kan terugdringen, wat een goede zaak is voor de Amerikaanse openbare financiën.
De crisis heeft niet enkel gevolgen voor de economische modellen, soms zijn er ook positieve gevolgen, zoals voor het klimaat! Laten we het even hebben over de opwarming van het klimaat.
38
2 0 0 9/ 3
Banken kunnen even uitblazen
T rends
Als u dat denkt, heeft u het evenwel helaas mis over de hele lijn. Als Amerikaanse banken zo snel terugbetalen, is dat omdat zij zo snel mogelijk in staat willen zijn om hun ceo’s en traders te betalen zoals ze dat vroeger deden. Zolang overheidsgeld deel uitmaakt van hun kapitaal, moeten zij de aanbevelingen van de Obama-regering opvolgen, en mogen zij dus bijvoorbeeld niet meer dan 500 000 dollar per jaar uitgeven aan alle bazen van de banken. Deze vervroegde terugbetaling van de schulden is slechts een onderdeel van het manoeuvre waar de Amerikaanse sector gebruik van maakt. Volgens de Wall Street Journal heeft de bancaire lobby al 26 miljoen dollar uitgegeven om Amerikaanse parlementsleden ervan te overtuigen te snoeien in de reglementeringen: in 3 maanden tijd werd 26 miljoen dollar uitgegeven, terwijl dit onder normale omstandigheden het jaarbudget vertegenwoordigt. Ook al brengt de economische pers dergelijke wantoestanden uit de bankwereld aan het licht, de kans is zeer groot dat de lobby aan het langste eind trekt, want talrijke parlementsleden, zowel aan democratische als aan republikeinse kant, ontvingen miljoenen dollars voor hun kiescampagne. Als erkenning voor deze steun, staat het zo goed als vast dat de banken in Wall Street niet zo streng gereglementeerd zullen worden als zou moeten. De banken in Wall Street rekenen erop dat we deze crisis tegen het einde van het jaar vergeten zullen zijn. Het enige probleem is dat, indien de bankiers rekenen op ons geheugenverlies, dat waarschijnlijk komt omdat zij nu de volgende crisis aan het voorbereiden zijn.
Wat nu? Wat we zeker moeten vermijden, is reageren als een lemming, een knaagdier dat volgens de legende met overpopulatie komaf maakt door zichzelf collectief te doden. Dat is uiteraard niet de spontane wens die opkomt bij de meeste bedrijfsleiders, maar door de crisis haalt iedereen de broeksriem aan, zowel consumenten als bedrijven. Als iedereen zo handelt, verergert de crisis natuurlijk nog! Wat zijn de uitwegen voor de Belgische bedrijven, aangezien de economische pers erop hamert dat Europa geen groeiperspectieven meer biedt en dat de markten verzadigd
zijn? In 2010 zal er opnieuw groei zijn, maar die zal gedurende meerdere jaren slechts matig zijn. Om te vermijden dat onze toekomst er uitziet als die van de lemmingen, kunnen we best luisteren naar Thomas Leysen, voorzitter van het Verbond van Belgische Ondernemingen (VBO). Het komt er volgens hem in essentie op neer (1) dat we positief blijven, anders zullen de negatieve voorspellingen zichzelf wel gaan verwezenlijken; (2) dat de Belgische bedrijven voor meer dan 80 % handel drijven met de buurlanden. Volgens hem mogen Belgische bedrijven zich niet beperken tot de eurozone. We kunnen minstens vier redenen aanhalen om aan te tonen dat hij gelijk heeft. De toekomst is weggelegd voor landen met een groeiende economie, omdat zij de vier rendabiliteitsfactoren bezitten van de toekomst. Primo, zij beschikken over kapitaalrente, want de bevolking spaart enorm aangezien er geen sociale bescherming is. Een Chinees verdient misschien niet veel, maar kan wel meer dan 30 % van zijn inkomen sparen. Dit spaargeld gaat naar plaatselijke banken en zal ooit worden gebruikt voor investeringsprojecten. Ten tweede bezitten deze landen ook de rente op de arbeid, want de meeste groei wordt nog steeds in de hand gewerkt door de demografie en alle infrastructuur- en consumentenbehoeften die deze met zich meebrengt. Bovendien is de bevolking van deze landen nog jong en steeds beter opgeleid. De loonkost ligt ook veel lager dan in Europa. Ten derde verkrijgen deze landen ook rente op grondstoffen – hetzij van oliereserves, hetzij van mijn- of landbouwreserves. De prijzen van deze grondstoffen gaan de hoogte in omdat de voorraden uitgeput raken en de vraag – zowel van rijke landen als van landen met groeiende economieën – sterk aanwezig blijft. Het Westen beschikt nog wel over inkomsten uit technologie, maar zelfs op dat vlak halen landen met een groeiende economie ons in, en dus ook onze technologische inkomsten, die de vierde rente vertegenwoordigen, zullen worden verdeeld. Om die redenen zal de motor van de wereldeconomie zich binnenkort verplaatsen van de Atlantische Oceaan naar de Stille Oceaan. We kunnen er dus maar best rekening mee houden en onthouden dat een crisis ook een opportuniteit biedt om zichzelf opnieuw uit te vinden.
•
2 0 0 9/ 3
39
iab
IAB in ’t kort In deze rubriek vindt u de nevenactiviteiten waaraan het IAB heeft deelgenomen.
April 2009 • • • • • •
01-02/04: beurs Ondernemen, Brussel, Tour & Taxis 22/04: CBN, administratieve vereenvoudiging 22/04: algemene vergadering Koninklijke Federatie van Belgische Notarissen, Brussel 24/04: algemene vergadering IBR, Brussel 25/04: algemene vergadering IAB, Brussel, Heizelpaleizen 30/04: beurs First Motion, Brussel, Tour & Taxis
Mei 2009 • 07/05: beurs First Motion, Antwerpen, Bouwcentrum • 14/05: beurs First Motion, Namen, Expo • 18/05: vergadering Consultatieve commissie der beroepsverenigingen
Juni 2009 • 17/06: Vergadering Commissie voor Boekhoudkundige Normen, Brussel
Wetgeving April 2009 • Decreet van 20 februari 2009 tot wijziging van het decreet van 6 februari 2004 betreffende een waarborgregeling voor kleine en middelgrote ondernemingen (B.S. 06/04/2009) • Besluit van de Vlaamse Regering van 6 maart 2009 betreffende bepaalde procedurele aspecten van de waarborgregeling voor grote ondernemingen in geval van crisis (B.S. 06/04/2009) • Economische Herstelwet van 27 maart 2009 (B.S. 07/04/2009) • Ministerieel besluit van 15 april 2009 tot opheffing van het mi-
40
2 0 0 9/ 3
nisterieel besluit nr. 9 van 22 februari 1999 met betrekking tot de teruggaaf aan de belastingplichtigen van het creditsaldo van de ter voldoening van de belasting over de toegevoegde waarde geopende rekening-courant (B.S. 17/04/2009) • Wet van 14 april 2009 tot wijziging van de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten (B.S. 21/04/2009) • Wet van 1 april 2009 tot wijziging van het Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde (B.S. 22/04/2009)
• Koninklijk besluit van 22 april 2009 tot wijziging van diverse koninklijke besluiten genomen in het kader van de herstructurering van bedrijven (B.S. 30/04/2009)
Mei 2009 • Koninklijk besluit van 5 mei 2009 tot vastlegging van het model van het aangifteformulier inzake vennootschapsbelasting voor het aanslagjaar 2009 (B.S. 12/05/2009)
iab
Juni 2009 • Koninklijk besluit van 14 mei 2009 tot wijziging van het koninklijk besluit van 22 november 1990 betreffende de diploma’s van de kandidaat-accountants en de kandidaat-belastingconsulenten (B.S. 02/06/2009) • Koninklijk besluit van 10 juni 2009 tot wijziging van artikel 207 van het KB/WIB 92 inzake de verplichte vermeldingen
op stortings- of overschrijvingsbewijzen (B.S. 18/06/2009) • Koninklijk besluit van 11 juni 2009 tot wijziging van het koninklijk besluit van 11 juni 1993 inzake de samenstelling, de organisatie, de werking en de onafhankelijkheid van de cel voor financiële informatieverwerking (B.S. 29/06/2009) • Koninklijk besluit van 15 juni 2009 tot uitvoering van arti-
kel 202, § 2, tweede lid, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 inzake de vaststelling van de aandelen die de aard van financiële vaste activa hebben ten name van de verzekeringsondernemingen (B.S. 22/06/2009)
IAB-info flashback Sinds de lancering van de nieuwe website (www.iec-iab.be) vindt u de nieuwsberichten terug onder de rubrieken ‘Livornostraat 41’, ‘Actualiteit’ en ‘Ten Gronde’ bij Publicaties.
April 2009 • European Tax Report – maart 2009 – 01/04/2009 • Hoe optreden tegen schijnaccountants? – 03/04/2009 • Lidmaatschap van uw professionele vennootschap – 08/04/2009 • De liquiditeit van ondernemingen: steunmaatregelen van de federale regering – 08/04/2009 • Lokale informatiesessies Instituut groot succes: 2 800 accountants en belastingconsulenten schreven zich in! – 10/04/2009 • Kent u de ecocheques of groene cheques al? – 20/04/2009
• Bvba Starter: goedkeuring door de Ministerraad van het voorontwerp van wet – 24/04/2009 • CFE Newsletter – 29/04/2009
Mei 2009 • Jaarverslag inzake permanente vorming – 11/05/2009 • FEE Communiqué – 18/05/2009 • De kredietbemiddelaar voor ondernemingen en het KeFiK – 19/05/2009 • De opheffing van het bankgeheim – 26/05/2009 • De kredietbemiddelaar stelt zijn eerste activiteitenverslag voor – 29/05/2009
Juni 2009 • CFE Newsletter – 04/06/2009 • STIMER op de rails... – 16/06/2009 • Witwassen van kapitaal en strijd tegen de financiering van terrorisme – 18/06/2009 • DBI-aftrek verzekeringsondernemingen: discriminatie met ‘gewone’ vennootschappen weggewerkt – 23/06/2009 • Adviseur blijft aansprakelijk voor belastingfraude cliënt – 23/06/2009 • Inschrijving vrije beroepen in de KBO – 30/06/2009 Meer info: www.iab-info.be
2 0 0 9/ 3
41
vakliteratuur
Topics lokale bedrijfsbelastingen / M. De Jonckheere (ed.) Intersentia, 2008, 284 p. (Fiscale topics) In dit boek wordt nader ingegaan op de grenzen van de gemeentelijke belastingbevoegdheid inzake bedrijfsbelastingen. De grondwettelijke fiscale autonomie waarover gemeenten beschikken, maakt dat belastingen in twee gemeenten ondanks hun identieke benaming toch totaal verschillend kunnen zijn op het vlak van concept, belastingplichtige, belastbare feiten, tarieven enz. Om gemeentelijke bedrijfsbelastingen met kennis van zaken te kunnen beoordelen, moet dan ook in hoofdzaak worden stilgestaan bij de verschillende wetten, regels en principes die het gebruik van de gemeentelijke belastingbevoegdheid begrenzen. Het is immers a.d.h.v. die grenzen dat de geldigheid van een gemeentelijk belastingreglement of van een individuele belastingaanslag moet worden beoordeeld. In dit boek worden de grondwettelijke bepalingen, de algemene beginselen en de wettelijke regels die de gemeentelijke belastingbevoegdheid definiëren en beperken, stelselmatig geanalyseerd en met concrete voorbeelden toegelicht. Uiteraard wordt ook aandacht besteed aan de procedure waarmee lokale belastingen kunnen worden betwist. In een laatste, meer praktisch deel wordt ten slotte stilgestaan bij de gebruikelijke structuur van een gemeentelijk belasting- of retributiereglement. Prijs: € 75,00 Abonnement: € 52,50 studenten: € 35,00 Bestellen: www.intersentia.be Tel. 03 680 15 50
Le droit pénal financier en marche – Het financieel strafrecht in opmars / Y. Bocquet, J-P. Buyle, O. Creplet et al. Anthemis, 2009, 512 p. (Cahiers AEDBF/EVBFR Belgium; 21) De delinquentie waarmee onze financiële wereld geconfronteerd wordt en de economische nefaste gevolgen die eruit voortvloeien voor onze maatschappij worden nog al te vaak miskend. Zowel het belang ervan als de complexiteit nemen gestaag toe. De recente bankencrisis bevestigt dit. De wetgeving met betrekking tot het witwassen, met als sanctie de verbeurdverklaring, werd recent grondig gewijzigd. De bepalingen inzake marktmisbruik werden ook aangepast. Daarnaast is er de vaststelling dat de beursen bankmisdrijven meer en meer gedepenaliseerd worden aangezien de vervolging steeds vaker een administratieve afhandeling kent. Dit cahier heeft als doelstelling uw kennis ter zake te actualiseren en eveneens een antwoord te bieden op de essentiële vraag hoe de onderneming en zijn leidinggevende personen de strafrechtelijke risicos verbonden aan hun activiteiten kunnen voorkomen of ermee kunnen omgaan. Korte inhoudsopgave Deel 1: Het wel en wee van het witwasmisdrijf / Heurs et malheurs du délit de blanchiment Deel 2: Naar een depenalisering van beurs- en bankmisdrijven? / Vers une dépénalisation des délits boursiers et bancaires? Deel 3: De onderneming in het strafrechtelijke vizier / L’entreprise dans le collimateur de la justice pénale Een gedetailleerde (tweetalige) inhoudstafel kan worden geraadpleegd op: www.anthemis.be Prijs: € 91,00 Bestellen: www.anthemis.be Tel. 010 39 00 70
42
2 0 0 9/ 3
Le remboursement de la TVA étrangère / K.D. Diaz Anthemis, 2009, 289 p. Cet ouvrage a pour but de permettre d’optimiser un dossier de remboursement de la TVA étrangère et de l’introduire en bonne et due forme. Si une entreprise encourt de la TVA dans un autre État membre et qu’elle ne doit pas y être identifiée à des fins TVA, le législateur européen a prévu une possibilité de remboursement de la TVA payée dans cet autre pays. Une des caractéristiques de base du régime TVA est en effet sa neutralité. Toutefois, il convient de ne pas perdre de vue que le remboursement de la TVA est régi par les dispositions et conditions nationales de chaque État membre. C’est la raison pour laquelle cet ouvrage donnera un aperçu, pays par pays, de ce qu’il est possible de déduire à titre de TVA en vertu de la législation nationale applicable dans chaque pays de l’Union européenne. L’ouvrage analyse également le régime applicable dans certains pays hors Union européenne: Suisse et Norvège. Les formalités et les conditions à respecter ainsi que les recours possibles contre un refus de remboursement sont également commentés dans l’ouvrage. Enfin, le lecteur trouvera un chapitre entier consacré à la nouvelle procédure électronique qui sera applicable dès le 1er janvier 2010 et qui permettra d’introduire légalement toute demande de remboursement de TVA étrangère. Prix : € 59 Commander : www.anthemis.be Tél. 010 39 00 70 De Nederlandstalige versie van dit boek, Teruggaaf van buitenlandse btw in Europa, tweede editie is verschenen bij Intersentia. Prijs: € 35 Abonnement: € 24,50 Bestellen: www.intersentia.be Tel. 03 680 15 50
vakliteratuur
Overdracht van het familiebedrijf. Gids voor de vooruitziende ondernemer en zijn adviseur / H. Begeer, Y. Dekeyser, L. Lievens en E. Spruyt Story Publishers, Integraal vzw en OvernameMarkt.be, 2009, 205 p. De overdracht vormt een belangrijk en ingrijpend scharnierpunt in het levensproces van een familiebedrijf. Niet in het minst omwille van de organisatorische aspecten, juridische technieken, fiscale spitsvondigheden en de zoektocht naar financiële middelen die ermee gepaard gaan. Rond deze diverse aspecten weeft het boek het realistische verhaal van een weliswaar fictief familiebedrijf. Er komen vier externe adviseurs langs, want de auteurs geloven in een multidisciplinaire aanpak: een organisatieadviseur die zich ook met de menselijke aspecten bezig houdt, een belastingconsulent, een notaris met onder andere ervaring in successieplanning en ten slotte een bedrijfsrevisor, die door middel van waardebepaling en due diligence uiteindelijk financiële klaarheid brengt. Prijs: € 35 Bestellen: www.storypublishers.be Tel. 09 265 81 06
La fiscalité environnementale en Belgique / V. Sepulchre Larcier, 2009, 432 p. (Cahiers de fiscalité pratique) L’environnement est devenu une réalité incontournable pour les entreprises et les citoyens. Or, un nombre grandissant de législations fiscales fédérales, régionales et locales prennent appui, à tort ou à raison, sur ces conséquences environnementales pour y attacher des conséquences fiscales. D’où le présent ouvrage, destiné à mettre à la portée de tous, les conséquences fiscales d’un investissement ou d’un achat environnemental de l’entreprise ou du citoyen, dans toutes les législations fiscales de tous les niveaux de pouvoir belges. Dans cet ouvrage, on s’emploiera donc à tout d’abord décrire de manière critique les différents instruments environnementaux disponibles, dont la fiscalité, en posant les qualités et défauts de chacun de ces instruments. Ensuite, l’on décrira les mesures fiscales actuellement applicables dans les domaines suivants : – la charge fiscale d’un investissement environnemental ; – la taxation de l’énergie en Belgique ; – la fiscalité des emballages et des déchets (écotaxes et autres), en lien avec les autres réglementations environnementales non fiscales ; – la fiscalité de la consommation de l’eau et du déversement des eaux usées ; – la fiscalité à charge des sols pollués ; – les conséquences fiscales pour les permis négociables et les certificats verts. Prix : € 98,00 Commander : http://editions.larcier.com ou chez De Boeck Services Tél. 0800 99 613
Splitsingen en partiële splitsingen. Boekhoudkundige en fiscale aspecten na de fiscale Fusiewet van 11 december 2008 / B. Caluwé, N. De Beule en Chr. Rapoye Larcier, 2009 (Bibliotheek Fiscaal Recht Larcier) Zowat elke groep wordt vroeg of laat geconfronteerd met een reorganisatie, bijvoorbeeld om hun groepsstructuur te vereenvoudigen, hun non-core-business af te stoten of om joint ventures aan te gaan. Dit kan bijvoorbeeld plaatsvinden door middel van een splitsing of partiële splitsing. Dit boek geeft op praktijkgerichte wijze een zo volledig mogelijk beeld van de boekhoudkundige en fiscale consequenties van dergelijke verrichtingen. De praktische consequenties van de nieuwe Fusiewet gepubliceerd op 12 januari 2009, worden eveneens grondig besproken. Er wordt uitvoerig aandacht besteed aan de belastingvrije en de belaste (partiële) splitsing, en dit zowel op het vlak van directe belastingen als op het vlak van btw, registratierechten en andere indirecte belastingen. Verder wordt ingegaan op bijzondere topics zoals de retroactiviteit, de verdeling van het eigen vermogen en de aansprakelijkheid voor bestaande en latente schulden. De Belgische fiscale aspecten van grensoverschrijdende (partiële) splitsingen komen eveneens aan bod, in een afzonderlijk deel. Het werk bevat de krachtlijnen van de nationale en Europese wetgeving, en gaat dieper in op de relevante rechtsleer, rechtspraak en administratieve zienswijze (zoals rulings). Prijs: € 95,00 Bestellen: http://uitgeverij.larcier.com of De Boeck Services Tel. 0800 99 613
2 0 0 9/ 3
43
Accountancy&Tax