FILOZOFICKÁ FAKULTA UNIVERZITY PALACKÉHO V OLOMOUCI KATEDRA NEDERLANDISTIKY Studijní rok 2010/2011
Bakalářská práce
HOLOCAUST IN NEDERLAND EN IN HET PROTECTORAAT BOHEMEN EN MORAVIË
The Holocaust in Netherlands and in the Protectorate of Bohemia and Moravia
Vypracovala: Michaela Blahová Vedoucí práce: Drs. Bas Hamers
Olomouc 2011
Ik verklaar, dat ik mijn bachelor scriptie zelfstandig heb geschreven en dat ik er alle literatuurbronnen en ook andere bronnen anvoerde die ik gebruikte. In Olomouc, 11 augustus 2011 Michaela Blahová
Ik zou graag mijn begeleider de heer Drs. Bas Hamers voor zijn vakbegeleiding en aanmerkingen bij de verwerking van de bachelor scriptie bedanken.
INHOUD INLEIDING .................................................................................................................................. 1 1. GESCHIEDENIS VAN NEDERLAND EN TSJECHO-SLOWAKIJE IN DE JAREN 1914-1945 ......... 3 1.1 Nederland in de jaren 1914-1945 ................................................................................................. 3 1.2 Tsjecho-Slowakije in de jaren 1918-1945 ................................................................................. 4 2. ANTI-JOODSE MAATREGELEN IN NEDERLAND ..................................................................... 7 2.1 Joden in Nederland.............................................................................................................................. 7 2.2 Joodsche Raad ....................................................................................................................................... 8 2.3 Segregatie ............................................................................................................................................... 9 2.4 Confiscatie van Joodse eigendom - arisering ......................................................................... 12 2.5 Concentratie en deportatie ........................................................................................................... 12 3. ANTI-JOODSE MAATREGELEN IN HET PROTECTORAAT BOHEMEN EN MORAVIË ............. 15 3.1 Joden in het Protectoraat Bohemen en Moravië................................................................... 15 3.2 Segregatie ............................................................................................................................................ 16 3.3 Confiscatie van Joodse eigendom - arisering ......................................................................... 19 3.4 Concentratie en deportatie ........................................................................................................... 21 4. CONCENTRATIEKAMPEN IN NEDERLAND EN IN HET PROTECTORAAT BOHEMEN EN MORAVIË ................................................................................................................................. 23 4. 1 Westerbork ........................................................................................................................................ 23 4.2 Vught ...................................................................................................................................................... 26 4.3 Amersfoort .......................................................................................................................................... 28 4.4 De Schaffelaar ..................................................................................................................................... 29 4.5 Theresienstadt ................................................................................................................................... 29 5. VERGELIJKING VAN DE HOLOCAUST IN NEDERLAND EN IN HET PROTECTORAAT BOHEMEN EN MORAVIË .......................................................................................................... 36 CONCLUSIE .............................................................................................................................. 42 RESUMÉ IN HET TSJECHISCH................................................................................................... 44 ABSTRACT IN HET ENGELS ...................................................................................................... 45 REGISTER VAN LITERATUUR ................................................................................................... 46
INLEIDING Het woord Holocaust komt van het Grieks holokaustos, vertaald als brandoffer. Joden gebruiken vaak de term Sjoa, vertaald als vernietiging, ondergang. Met deze term beschrijft men de uitroeiing van miljoenen mensen. De Holocaust is een van de meest tragische gebeurtenissen in de wereldgeschiedenis. Hoewel de Holocaust zich ongeveer 70 jaar geleden afgespeelde, is dit thema nog steeds actueel, verbergt vele onbeantwoorde vragen en dwingt veel mensen tot nadenken. Er bestaan veel bewijzen van de Holocaust. De mensen zelf, die de ellende van de Holocaust overleefden, zijn levende bewijzen. Er is veel over het thema Holocaust in verschillende publicaties geschreven, maar er zijn nog steeds mensen die in het openbaar de Holocaust ontkennen. Er zijn echter ook mensen die naar het idee van het nazisme terugkeren en ze het Antisemitisme bevorderen, soms ook door geweld. “Met de term Jodendom wordt meestal bedoeld het geheel van godsdienstige en culturele uitingen die door de Joden zijn voortgebracht, maar het woord wordt ook gebruikt als een aanduiding van het joodse volk.”1 Ik heb me altijd geïnteresseerd in het Jodendom, het lot van de Joden en de Holocaust. Ik vraag me altijd af hoe het mogelijk was dat het zoveel mensenlevens heeft gekost. Het lijkt me ondenkbaar dat iemand heeft besloten om miljoenen onschuldige mensen te doden en daarbij zo succesvol was. De geschiedenis van de Joden in de Tsjechische Republiek is voor mij altijd heel interessant geweest. Ik wilde ook meer weten over het lot van de Nederlandse Joden tijdens de Holocaust en om deze reden heb ik besloten dit onderwerp te behandelen. Zoals al vermeld zijn er veel boeken en publicaties over de Holocaust gepubliceerd. Mijn scriptie zal geen nieuwe vraagstukken oplossen en ook niet antwoorden op deze vragen zoeken maar de situatie van de twee landen vergelijken. De twee landen met verschillende geschiedenissen die juist door de Holocaust zijn verbonden. Leven van Joden uit verschillende landen hebben veel gemeen. De scriptie zou een memento aan allen zijn die de oorlog niet overleefd hebben. Ik zou graag ook erop willen wijzen dat zelfs mijn generatie die geen directe herinneringen aan deze verschrikkelijke periode van de menselijke geschiedenis heeft, heel erg goed beseft hoe groot het probleem van de Holocaust was en nog steeds is.
1
Heide, Albert van der, Het Jodendom, Kok 2001, p. 11
1
Deze scriptie zal de historische feiten beschrijven, namelijk het lot van de Joden tijdens de Tweede Wereldoorlog in Nederland en de Tsjechische Republiek. Het doel van de scriptie is om te onderzoeken of de Holocaust in boven genoemde landen veschillend is. Het gaat om verschillen en de feiten die gelijk zijn of juist verschillend. De scriptie is in vijf hoofdstukken ingedeeld. Elk hoofdstuk is gericht op een specifiek thema van beide landen. Het eerste hoofdstuk beschrijft in het kort de gebeurtenissen voor en tijdens de Tweede Wereldoorlog. Het tweede en derde hoofdstuk gaat over de positie van Joden en hun volledige scheiding van het normale leven en beschrijft ook het lijden van concentratie en deportatie. In het vierde hoofdstuk gaat het over concentratiekampen, vanaf hun ontstaan, over functie tot opheffing. Het laatste hoofdstuk analyseert de hierboven beschreven feiten en vergelijkt ze om de verschillen en overeenkomsten te onderzoeken. Bij het schrijven van deze scriptie heb ik eerst beschikbare bronnen en informatie over de Holocaust en de geschiedenis van Nederland en Tsjecho-Slowakije verzameld. Ik was ook op zoek naar informatie in anderstalige publicaties en bronnen. Deze scriptie bevat geen complete informatie, maar wil verwijzen naar deze feiten.
2
1. GESCHIEDENIS VAN NEDERLAND EN TSJECHO-SLOWAKIJE IN DE JAREN 1914-1945
1.1 Nederland in de jaren 1914-1945 Tijdens de Eerste Wereldoorlog, tussen 1914 en 1918, is Nederland neutraal gebleven. In tegenstelling tot België en Luxemburg, werd Nederland niet door Duitsland aangevallen. Dus Nederland overleefde de oorlog relatief in rust. Problemen van deze tijd was het gebrek aan grondstoffen en levensmiddelen van alle soorten. Tussen de twee oorlogen is Nederland door betere en slechtere periodes gegaan. Pas in het begin van de jaren twintig kwam er bepaalde economische verbetering. De situatie stagneerde in het jaar 1924. Om deze reden zijn vele besparende maatregelen uitgevoerd. In 1924 kwam het tot een hevige verbetering. De gouden jaren twintig brachten welstand. De situatie was beter dan vóór de oorlog. Op 1928 vonden ook de Olympische Spelen plaats in Nederland. Dit economisch succesvolle tijdperk ging weer voorbij. In het najaar van 1929 vond in Amerika de bekende beurskrach op Wall Street plaats en de economische situatie van de hele wereld begon snel te verslechteren. Het begin van de crisis in Nederland kwam niet zo snel als in andere landen. De gevolgen waren voor de Nederlanders echter verwoestend. Toen bereikte de crisis een hoogtepunt van 30% geregistreerde werklozen. In de steden zijn onlusten begonnen, die door de politie onderdrukt werden. In het jaar 1936 begon de situatie de goede kant op te gaan. De evaluatie van de gulden heeft bijvorbeeld aan de verbetering bijgedragen.2 Tijdens de crisis zijn extremistische partijen als de Nationaal-Socialistische Beweging (NSB) populair geworden. Deze partij was zo iets dergelijks als de partij van Hitler, de Nationaalsocialistische Duitse Arbeidspartij (Nationalsozialistische Deutsche Arbeiterpartei, NSDAP). De betrekkingen tussen Nederland en Duitsland waren altijd goed. Duitsland was de grootste economische partner van Nederland. Sommige Nederlanders hebben Adolf Hitler als een politicus gezien, die Duitsland uit de crisis leidde en ze zagen niet zijn houding tegenover de Joden. De meeste mensen gaven ook niet toe aan de mogelijkheid van een ander groot conflict. Ze geloofden dat Nederland neutraal zou blijven als het oorlog zou worden en Duitsland Nederland niet zal aanvallen. Zij geloofden dat tot de laatste minuut.3 2
Van der Horst, Han. Dějiny Nizozemska, Lidové noviny 2005, p. 371-381
3
Van der Horst, Han. Dějiny Nizozemska, Lidové noviny 2005, p. 383-385
3
In 1939 viel Duitsland Polen aan en bezette het land. In 1940 viel hij Denemarken en Noorwegen aan. Nederlanders geloofden nog steeds dat Duitsland Nederland niet zal aanvallen net als in 1914. Zelfs sommige kranten wilden op 10 mei artikelen publiceren die de situatie kalmeerden.4 Op deze dag vielen Duitse troepen Nederland binnen. Vier dagen later capituleerde Nederland en op 19 mei bezette Duitsland de laatste delen van het land. Nog voor de capitulatie ontsnapte de Koninklijke familie en de Nederlandse overheid naar Engeland. Er werd een regering in ballingschap gevormd. Bezet Nederland werd bestuurd door Arthur Seyss-Inquart, rijkscommissaris. Hij was zeer aan Adolf Hilter toegedaan en bestuurde Nederland volgens zijn ideeën. Tijdens zijn bestuur werd een groot aantal antijoodse maatregelen ingevoerd. De Duitsers hoopten dat ze de Nederlanders voor zich zouden winnen. Nooit waren ze volledig succesvol. In Nederland ontstonden verzetbewegingen. De Nederlandse verzetsbeweging heeft ook aandeel aan de bevrijding van Nederland op 5 mei 1945 gehad.5
1.2 Tsjecho-Slowakije in de jaren 1918-1945 Tijdens de Eerste Wereldoorlog is er geen sprake geweest van een zelfstandige staat, het toekomstige Tsjecho-Slowakije. Het grondgebied van Tsjecho-Slowakije behoorde tot de Oostenrijk-Hongarije monarchie. Tijdens de oorlog is de Tsjechoslowaakse Nationale Raad ontstaan, die belangen van Tsjechen en Slowaken verdedigde en ook streefde naar zelfstandigheid. Op 28 oktober 1918, enkele dagen voor het einde van de Eerste Wereldoorlog, onstaan Tsjecho-Slowakije. Vanaf het begin moest Tsjecho-Slowakije haar grenzen beschermen tegen de buurlanden, voornamelijk tegen Hongarije en Oostenrijk. In Tsjecho-Slowakije leefden vele nationaliteiten en meer dan 3 miljoen Duitsers. Deze grootste minderheid was een voorwendsel voor toekomstige gebeurtenissen. Tsjecho-Slowakije moest veel problemen oplossen. Er werden geldhervormingen en landhervormingen gerealiseerd. Tsjecho-Slowakije moest ook de grote economische verschillen tussen de regioʼs oplossen. Tsjechië was een industriële staat. Slowakije was een landbouwstaat waar veel boeren en analfabeten leefden. Er was gebrek aan ambtenaren en daarom werden de ambtenaren van Tsjechië naar Slowakije gestuurd.
4 5
Pojar, Miloš., Stín šoa nad Evropou, Ţidovské muzeum v Praze 2002, p. 111 Van der Horst, Han, Dějiny Nizozemska. Lidové noviny 2005, p. 396-426
4
Na de Eerste Wereldoorlog is de economische situatie van Tsjecho-Slowakije verbeterd. In het begin van de jaren twintig vond in het hele naoorlogse Europa een economische crisis plaats. Sinds het midden van de jaren twintig is de economische situatie in Tsjecho-Slowakije verbeterd. Het aantal werklozen is gedaald, de productie werd verhoogd, handel en de levensstandaard van de bewoners werd veel beter. Na deze succesvolle periode kwam het tot de ergste economische situatie in de geschiedenis van Tsjecho-Slowakije. Een van de oorzaken was ook de beurskrach op Wall Street in de Verenigde Staten. Slechte economische omstandigheden veroorzaakten radicalisering van sommige bewoners. De crisis had als gevolg dat de Duitse en de Slowaakse minderheiden meer en meer zelfstandig wilden worden. In Tsjecho-Slowakije bestonden verschillende Duitse politieke partijen. Vanaf de tweede helft van de jaren dertig was de grootste partij de Sudetenduitse Partij (Sudetendeutsche Partei, SdP) onder leiding van Konrad Henlein. De partij streefde naar aansluiting van het Sudetenland aan het Duitse Rijk. Het Sudetenland was een grensgebied van Tsjecho-Slowakije aan de grens met Duitsland en Oostenrijk waar een groot deel van de Duitse bevolking leefde. Radicalen in Slowakije werden vertegenwoordigd door Hlinka‟s Slowaakse Volkspartij (Hlinkova slovenská ludová strana, HSLS) onder leiding van Andrej Hlinka en na zijn dood in 1938 is het overgenomen door Josef Tiso. Deze partij probeerde autonomie te krijgen. Op 30 oktober 1938 werd op de Conferentie van München beslist over de bezetting van Sudetenland. Oostenrijk was in die tijd al deel van Duitsland. Een paar dagen later heeft Tsjecho-Slowakije op een vergelijkbare manier gebieden, waar de Hongaarse en Poolse minderheid leefde, ook verloren.6 De volledige desintegratie van Tsjecho-Slowakije vond van 14 tot en met 15 maart 1939 plaats. Slowakije besloot om zich aftescheiden. Op 14 maart ontstond de Eerste Slowaakse Republiek onder leiding van Jozef Tiso.7 Op 15 maart werd het Protectoraat van Bohemen en Moravië opgericht, onder leiding van een rijksprotector. Deze functie werd eerst uitgeoefend door Konstantin von Neurath, daarna door Reinhard Heydrich, Kurt Daluege en Wilhelm Frick. Tijdens het protectoraat zijn anti-joodse maatregelen uitgevoerd en werd de germanisering van de Tsjechische bevolking gepland. Veel mensen zijn het niet eens met deze situatie geweest en begonnen verzetsbewegingen te vormen. Behalve het binnenlandse verzet was er ook een buitenlands verzet. De belangrijkste vertegenwoordiger van het buitenlandse 6
Toms, Jaroslav. Přehled dějin Československa v letech 1918-1938. Vydavetelství Západočeské univerzity
Plzeň 1997, 7-127 7
Josef Tiso was een Slowaakse rooms-katholiek priester, politicus, collaborateur en president van de Eerste
Slowaakse Republiek.
5
verzet was de voormalige president Edvard Beneš, die naar Engeland gevlucht was. Na het uitbreken van de Slowaakse Nationale Opstand in de zomer van 1944 begon de bevrijding van de Tsjecho-Slowaakse Republiek. Op 9 mei 1945 werd Praag bevrijd.8
8
Čapka, František; Klíma, Bohuslav. Nástin českých dějin. Masarykova univerzita v Brně 2001, p.136-141
6
2. ANTI-JOODSE MAATREGELEN IN NEDERLAND 2.1 Joden in Nederland Nederland is altijd beroemd geweest om zijn grote tolerantie, dus veel mensen vonden hier asiel. Joden kwamen geleidelijk in Nederland. De meeste van hen kwamen in de 17de en 18de eeuw uit landen als Duitsland, Polen en Rusland. Tijdens de grote migratiegolf waren grote beperkingen voor Joden geldig, maar na de Franse Revolutie kregen ze dezelfde rechten als anderen. Joden werden niet gedwongen om aan te sluiten bij hun geïsoleerde gemeenschappen. Hun leven, in vergelijking met niet-Joden voor de oorlog en na de oorlog, was heel anders. Joden beleden een ander geloof, ze hadden een ander sociaal gedrag en politieke visies. Joden gingen niet vaak uit eten en ze kleedden zich anders, maar nog steeds werden de meeste van hen geïntegreerd in de samenleving. Sommige bedrijven namen alleen Joden aan of omgekeerd, maar het is nog steeds mogelijk om over de assimilatie van Joden in de Nederlandse maatschappij te praten. Joden in Nederland voelden geen discriminatie en ze stonden niet aan de rand van de samenleving. Het is onbegrijpelijk hoe de segregatie van Joden zo succesvol kon worden in een land met zoveel integratie van Joden. Aan het begin van het jaar 1940, voor de Duitse aanval op Nederland, waren 140 000 inwoners van joodse afkomst. Nederlandse Joden kwamen uit alle sociale klassen, van rijke industriëlen tot zeer arme inwoners. Van deze hele groep kwamen 24 000 immigranten uit de landen onder nazi-administratie. Tot deze landen behoorden Duitsland, Oostenrijk, TsjechoSlowakije en vanaf de herfst 1939 ook Polen. Net als de meeste Europese landen nam ook Nederland niet alle vluchtelingen aan met open armen, en geloofde dat voor emigratie niet genoeg dwingende redenen bestonden. Immigranten moesten in noodkampen en vluchtelingenkolonies ondergebracht worden. De grootste was Westerbork, die na verloop van tijd in een concentratiekamp veranderd werd. Alle financiële middelen, die gebruikt werden om deze problemen op te lossen kwamen van de joodse gemeenschap. De grootste was de Joodse gemeente in Amsterdam.9
9
Pojar, Miloš. Stín šoa nad Evropou. Ţidovské muzeum v Praze 2002, p. 110-111
7
2.2 Joodsche Raad Een van de manieren, waarop de Duitse bezettingsmacht probeerde om de definitieve oplossing van het Joodse vraagstuk uit te voeren, was zo veel mogelijk Joden zelf in dit proces te betrekken. De reden was eenvoudig. Ze geloofden, dat een Jood voorschriften van een andere Jood beter zal aannemen. En andere Nederlanders zullen dat ook beter accepteren. Om deze reden werd in februari 1941 de Joodchse Raad opgericht. De belangrijkste impuls voor de oprichting was de situatie, die in Amsterdam in deze periode bestond. Nederlandse nazi‟s, gesteund door de Duitsers, provoceerden de anti-joodse acties, waarin een van de nazi‟s om het leven is gekomen. Als gevolg daarvan werd de hele buurt afgesloten en er volgden gewelddadige huiszoekingen. De Joodsche Raad heeft als opdracht gekregen om alles in orde te brengen en de Joden te overtuigen om hun wapens af te geven. Een grote opdracht van de Joodsche Raad was om Nederlandse Joden voor de Duitse autoriteiten te vertegenwoordigen. De Raad hielp bij het verrichten van de verordeningen en voorschriften van de Duitsers en ze moesten ervoor zorgen dat de Joden de bevelen uitvoerden. De Duitsers gebruikten de Joodsche Raad als een kanaal voor communicatie tussen de bezettingsmacht en de Joden zelf. Ze hoefden niet met individuen te handelen. De Raad had dus haar deel aan de uitsluiting van de Joden uit het sociale en economische leven. Zij zou alle Joden moeten registreren, wat het proces van deportatie zeer versnelde en hielp bij het opstellen van de lijsten van mensen, die gedeporteerd zouden moeten worden. De Raad probeerde zoveel mogelijk om de conflicten tussen Joden en naziʼs te vermijden. De Joodsche Raad kon ook van het begin vrijstellingen verlenen en bepaalde ook, welke van de Joden nodig waren om in de Raad te werken.10 Sinds oktober 1941 werd de Joodsche Raad de enige organisatie die de Nederlandse Joden verenigde. Om goed te kunnen werken, moest de Raad een algemeen netwerk van kantoren en inlichtingenbureaus op te richten. De Joodsche Raad gebruikte het Joodsche weekblad om de Nederlandse Joden aan te spreken en om de verordeningen openbaar te maken. Sinds september 1940 was het het enige Joodse weekblad, dat uitgegeven kon worden.11 De belangrijkste vertegenwoordigers van de Joodchse Raad waren twee vooraanstaande Joden, Abraham Asscher en David Cohen. Asscher was voor de oorlog een diamanthandelaar en Cohen werkte als professor aan een Gemeentelijke Universiteit 10
Blom, J. C. H.; Fuks-Mansfeld, R. G.; Schöffer, Ivo, The History of the Jews in the Netherlan, The Littman
Library of Jewish Civilization 2002, p. 305-308 11
Jäckel, Eberhard; Longreich, Peter; Schoeps, H., Julius. Enzyklopädie des Holocaus, Piper 1995, p. 1000
8
Amsterdam. Beiden speelden een grote rol in de joodse gemeenschap voor de oorlog. Asscher was de voorzitter van de Asjkenazische gemeenschap, en Cohen was de secretaris van het Comité voor Bijzondere Joodse Belang. In 1943 overkwam hen hetzelfde lot als andere Joden uit Nederland. Na de opheffing van de Joodsche Raad werden ze naar Westerbork gedeporteerd. Verder werden ze naar Theresienstadt gedeporteerd, waar ze de bevrijding van het Rode Leger beleefden. Na de oorlog werden ze beschuldigd van collaboratie. De Nederlandse gerechten hebben geen schuld kunnen bewijzen, maar de Joodse gemeenschap heeft hen veroordeeld.12
2.3 Segregatie Het Duitse beleid van het nationaalsocialisme streefde naar het radicaal gescheiden houden van de Joden van de rest van de bevolking. Vervolging van de Joden werd in de naam van de gerechtigheid gedaan. De Duitsers probeerden al vanaf het begin het vertrouwen van het Nederlandse publiek te winnen. Het is hun niet gelukt, en veel niet-joodse Nederlanders ondersteunden hun Joodse buren. Het kwam echter tot antisemitische aanvallen, die kleine radicale minderheden hebben geprovoceerd. In het vorige hoofdstuk werd al vermeld, dat in februari 1941 de Nederlandse naziʼs anti-joodse rellen in Amsterdam hebben uitgelokt en vervolgens sloot de politie de Joodse wijk. Racistische aanvallen werden nog op 22 en 23 februari 1941 voortgezet, en destijds vonden ook de pogroms van de Joden plaats. Tijdens deze rellen arresteerde de politie 425 Joden, die vervolgens naar Mauthausen werden gedeporteerd. Dit concentratie- en vernietigingskamp betekende voor velen een doodvonnis en heeft ook als een waarschuwing tegen schendingen van de Duitse verordeningen gewerkt. Ten gevolge van de pogroms vond een staking plaats in februari 1941.13 Vanaf 12 maart 1941 was het nog meer duidelijk wat de Duitsers met de Nederlandse Joden van plan waren. Op deze dag kondigde Arthur Seyss-Inquart, de Duitse rijkscommissaris voor de bezette Nederlandse gebieden, een totale uitsluiting van de Joden uit het sociale en economische leven aan. In deze periode hadden de Duitsers toenemende controle over de Nederlandse Joden en vluchtelingen. De Nederlandse Joden stonden niet meer onder bescherming van de Nederlandse regering. De wet over het burgerschap van het Rijk kondigde aan dat een Duitse Jood, die buiten het Duitse Rijk verbleef, zijn Duitse
12
Jäckel, Eberhard; Longreich, Peter; Schoeps, H., Julius, Enzyklopädie des Holocaus, Piper 1995, p. 1009
13
Pojar, Miloš, Stín šoa nad Evropou, Ţidovské muzeum v Praze 2002, p. 112-114
9
staatsburgerschap verloor en hun bezit ging naar het Rijk. Zo hebben alle Duitse Joden in Nederland de Duitse nationaliteit verloren en werden ook zo behandeld.14 Duitsers vorderden stap voor stap met de ʼoplossing van het Joodse vraagstukʼ. Voor Joden gold niet meer gelijkheid voor de wet, ze hadden geen burgerrechten en sociale rechten, waardoor ze verschrikkelijk kwetsbaar waren. Stap voor stap begon men met beperkende maatregelen en verboden. Er werden oude antisemitische wetten uitgevoerd zoals het verbod op ritueele slachten wat de consumptie van koosjer voedsel onmogelijk maakte.15 Elke Jood was verplicht om zijn oorsprong te bewijzen, daarom was het noodzakelijk om een Ariërverklaring af te leggen. Vanaf 14 oktober 1940 moest elke burger een identiteitskaart hebben, die ook recht gaf op voedselbonnen. In 1941 begon men met de afgifte van identiteitskaarten. Deze identiteitskaarten waren niet makkelijk te vervalsen. Er werd een papier gebruikt dat men niet wissen kon. Onder andere, bevatte het persoonsbewijs twee watermerken en er werd een inkt gebruikt, die onzichtbaar onder een hoogtezonlamp was. Het bewijs moest ook twee vingerafdrukken van de wijsvinger hebben. Verder had de identiteitskaart een nummer van de gemeente waar het uitgegeven werd. Identiteitskaarten van de Joden verschilden van de anderen zo, dat ze een grote ʼJʼ bevatten.16 Het voorstel om een dergelijke kaart te maken was er al voor de oorlog, maar werd destijds afgewezen. In de praktijk werd dat met de komst van de nazi‟s ingevoerd. Een verdere voorziening tegen de vervalsing werd het opzetten van een centraal register. Er volgden andere maatregelen, die de activiteiten van Joden in de publieke sector beperkten. In juli 1940 moesten Joden op basis van het Duitse verbod de luchtverdediging verlaten. Twee maanden later konden Joden niet meer bij de Nederlandse overheid werken. Ook onder de Nederlanders waren er collaborateurs die Joden uit Nederlandse kantoren ontslagen hebben. Initiatiefnemers waren geen Duitsers maar juist niet-Joodse Nederlandse burgers. Tijdens 1941 beperkten vele andere maatregelen de vrije beweging van Joden. Hun doen en laten werd gecontroleerd en beheerd. “Hun persoonlijke leven werd aan strengere regels onderworpen in dergelijke gevallen als het huishouden, de keuze van de partner en het huwelijk”.17 Om een beter verschil te maken 14
Blom, J. C. H.; Fuks-Mansfeld, R. G.; Schöffer, Ivo, The History of the Jews in the Netherlands, The Littman
Library of Jewish Civilization 2002, p. 306 15
Blom, J. C. H.; Fuks-Mansfeld, R. G.; Schöffer, Ivo, The History of the Jews in the Netherlands, The Littman
Library of Jewish Civilization 2002, p. 301 16 17
Pojar, Miloš. Stín šoa nad Evropou. Ţidovské muzeum v Praze 2002, p. 112 Blom, J. C. H.; Fuks-Mansfeld, R. G.; Schöffer, Ivo, The History of the Jews in the Netherlands, The Littman
Library of Jewish Civilization 2002, p. 308, (eigen vertaling)
10
tussen Joodse en niet-Joodse gebieden werden borden en plakkaten met opschriften van JOODSE WIJK of JODEN NIET TOEGESTAAN ingevoerd. Onder de mensen ontstond dus een grens. Deze grens maakte van de Joden de gevangenen in hun eigen land. Joden konden geen bezoeken meer brengen aan parken, diertuinen, cafés, restaurants, theaters, schouwburgen, bioscopen, sportinrichtingen, zwembaden, concertzalen, bibliotheken, leeszalen en musea. In september 1941 is er nog een verbod ingevoerd, dat de kinderen betrof. Joodse kinderen konden alleen naar de joodse scholen gaan. Het was dus weer een interventie in het onderwijs. Eerder in het jaar 1940 werden Joodse docenten en hoogleraren ontslagen uit scholen en universiteiten. Aan het einde van oktober 1941 moesten Joden vereinigingen verlaten waar ook niet-joden lid waren. Er bestond ook grote werkloosheid en dat werd door werkkampen opgelost.18 Vanaf het jaar 1942 trad een verordening in werking, die later het symbool van de Holocaust werd. Het ging om het dragen van de Jodenster die vanaf 2 mei verplicht werd. Het was een gele stof met een Davidster die daarop gedrukt werd. De ster bevatte het woord JOOD in het zwart geschreven. De ster moest altijd zichtbaar zijn en in het openbaar gedragen worden. Deze ster betekende directe voorbereiding voor de deportatie.19 Het jaar 1942 was een jaar dat nog meer beperkingen voor de Joden bracht. Joden mochten alleen op bepaalde uren en in geselecteerde winkels boodschappen doen. De Joden mochten ook geen auto meer rijden of met de tram gaan en ook niet met elkaar bellen. Na 20 uur „s avonds tot 6 uur „s morgens was het verboden voor de Joodse burgers op straat te zijn. Het was ook niet mogelijk voor de Joden om met niet-Joden te trouwen. Gemengde huwelijken werden geregistreerd en zorgvuldig gecontroleerd. De overtreding van deze boven genoemde anti-Joodse maatregelen betekenden deportatie naar Mauthausen. Mauthausen was een concentratiekamp, waar een gaskamer was, dus een Eindstation in het algemeen. Om deze reden, streefde de Joodsche Raad naar een makkelijk verloop van de deportaties. De Raad heeft ook deelgenomen aan de verdeling van de Joodse sterren. Ze vermoedden naïef, dat de snelle registratie, het nakomen van de verordeningen en het werk in de werkkampen de Joden beschermde tegen deportaties naar het Oosten.20
18
Blom, J. C. H.; Fuks-Mansfeld, R. G.; Schöffer, Ivo, The History of the Jews in the Netherlands, The Littman
Library of Jewish Civilization 2002, p. 308-310 19
Blom, J. C. H.; Fuks-Mansfeld, R. G.; Schöffer, Ivo, The History of the Jews in the Netherlands, The Littman
Library of Jewish Civilization 2002, p. 314-315 20
Pojar, Miloš, Stín šoa nad Evropou, Ţidovské muzeum v Praze 2002, p. 114
11
2.4 Confiscatie van Joodse eigendom - arisering Nederlandse Joden bezaten voor de oorlog een groot bezit. De nazi‟s en de Nederlanders waren zich hier ook van bewust. Dit bezit werd één van de doelstellingen van de naziʼs – een uitroeiingsbeleid. Om aan dit bezit te komen hebben de nazi´s andere maatregelen ingevoerd, die het bezit van de Joden roofde. Gedurende het jaar 1941 werd een registratie van alle Joodse bedrijven ingevoerd. Er werden 20 690 bedrijven geregistreerd. Huizen, grond en andere onroerende bezit werden in beslag genomen en daarna verkocht. De Duitsers namen systematisch het hele bezit van de Joden in. Dit eigendom van rijke Joden was interessant, vooral voor de bezetters en de Nederlandse naziʼs. Geconfisqueerde winkels en bedrijven werden toegewezen aan de Duitsers en Nederlandse collaborateurs. De Duitse vennootschap Omnia – Teuhand was verantwoordelijk voor de controle en het verdelen van het Joodse bezit. Geen enkele winkel werd dus beschermd tegen dit soort diefstal. In augustus 1941 traden twee verordeningen in werking, die het proces van confiscatie zouden versnellen. De Duisters wilden heel simpel al het geld van de Joden krijgen. Alle Joden moesten hun saldo overdragen aan het Amsterdamse filiaal van de firma LippmannRosenthal & Co. Deze firma werd opgericht door de Duitsers om het Joodse bezit beter te kunnen controleren en confiscatie te versnellen. De volgende verordening betrof gronden, die de Joden geheel of gedeeltelijk overal in Nederland bezaten. Het werd ook verboden om bezit van hun huizen te verplaatsen. Joden mochten slechts een klein bedrag van hun rekeningen opnemen. Uiteindelijk hebben de Naziʼs hun doel bereikt, de Joden zijn de volledige controle over hun bankrekening kwijtgeraakt. 21 De hele situatie is nog triester, omdat het proces van arisering niet alleen door de bezettende macht mogelijk is gemaakt, maar ook door Nederlandse inwoners zelf. De hebzucht en het verlangen naar profijt brachten sommige Nederlanders tot collaboratie.
2.5 Concentratie en deportatie Het oorspronkelijke idee van de Duitsers was om Joden uit Nederland te verplaatsen. Tot die bepaalde tijd werd de oplossing van het Joodse vraagstuk door emigratie gedaan. In 19401941 was het mogelijk om te emigreren uit Nederland maar alleen op basis van het betalen van hoge bedragen. Met het ontstaan van het Centraal bureau voor Joodse emigratie 21
Jäckel, Eberhard; Longreich, Peter; Schoeps, H., Julius, Enzyklopädie des Holocaust, Piper 1995, p. 1000
12
(Zentrallstelle für jüdische Auswanderung) is er veel veranderd. Dit bureau werd in oktober 1941 opgericht. Het doel was om de Nederlandse Joden op de deportatie voor te bereiden. Het hoofdkantoor was in Amsterdam en de commandant was een lid van de beschermingsafdeling (Schutzstaffel, SS), F. H. Aus der Fünten, coördinator voor de anti-Joodse campagne in Nederland. In januari 1942 is men met het oprichten van de werkkampen voor Joden begonnen. Iedereen die werkloos was, moest zich er melden. In die tijd was een groot deel van de Joden werkloos. Het hele idee van werkkampen heeft angst onder de mensen gewekt en velen van hen waren bang voor verdere transporten naar het Oosten. Aan het eind van juni 1942 zijn de registraties voor de deportaties begonnen. In het begin hebben zich veel minder mensen aangemeld dan de Duitsers verwachtten. De Duitsers hebben dit probleem op hun “eigen manier” opgelost. Ze arresteerden honderden Joden als gijzelaars en zo dwongen ze Asscher en Cohen om de Joden te overtuigen dat ze zich moeten registreren. Het was een tactiek, waar door een paar mensen te redden veel om het leven zouden komen. Een andere manier hoe men de mensen heeft gedwongen om zich te registreren, was vervolging. De Nederlandse politie had speciale troepen, die fanatiek waren in het jagen op de Joden die zich niet bij deportaties aangemeld hadden.22 De Nazi´s hebben de deportaties speciaal gepland op de Joodse feestdagen. Iedereen, die een oproep voor deportatie kreeg, heeft het op zijn eigen manier verwerkt. Sommigen dachten dat ze in Nederland zouden blijven. Anderen vermoedden dat de oorlog niet lang zou duren. Ze leefden in de hoop dat ze gauw naar huis zouden terugkeren. Het bezit dat ze niet konden meenemen, gaven ze aan hun vrienden. “Soms kreeg hun huis een laatste voorjaarsschoonmaak voordat ze de sleutels aan de politie overhandigden”. 23
Sommige Joden konden zich vrijkopen, anderen probeerden Arische oorsprong aan te tonen.
Sommige Nederlanders probeerden van deze situatie te profiteren zoals bij voorbeeld Friedrich Weinreb. Na het betalen beloofde hij, dat hij de deportaties kan voorkomen. Weinreb was een informant van de Duitsers en was verantwoordelijk voor de arrestatie van 118 Joden, waarvan 70 Joden overleden. Wanneer Nederlandse Joden uit Westerbork werden verder naar het Oosten werden gedeporteerd, werden sommigen van hen gewisseld voor de
22
Blom, J. C. H.; Fuks-Mansfeld, R. G.; Schöffer, Ivo, The History of the Jews in the Netherland, The Littman
Library of Jewish Civilization 2002, p. 314-322 23
Blom, J. C. H.; Fuks-Mansfeld, R. G.; Schöffer, Ivo, The History of the Jews in the Netherland, The Littman
Library of Jewish Civilization 2002, p. 321, (eigen vertaling)
13
Duitsers. “Na verloop van tijd werd bekend dat Duitsland geïnteresseerd was in de uitwisseling van Joden en Duitsers. In juli 1944 werden in Palestina levende Duitsers tegen 220 Nederlandse Joden gewisseld. Daarom werden duizenden Joden in het concentratiekamp Bergen-Belsen voor uitwisseling vastgehouden.”24
24
Jackel, E.; Longreich, P.; Schoeps, H., J., Enzyklopädie des Holocaust. Piper: München, Zürich, 1995, p.
1007 (eigen vertaling).
14
3. ANTI-JOODSE MAATREGELEN IN HET PROTECTORAAT BOHEMEN EN MORAVIË
3.1 Joden in het Protectoraat Bohemen en Moravië De bevolkingsnederzetting van de Joden heef op het gebied van Tsjechië een lange geschiedenis. De eerste schriftelijke vermelding van de Joden die in Praag woonden dateert van het eind van de 10e eeuw. Kroniekschrijver Kosmas schreef over de Joden in Praag als over rijke handelaars. De komst van de Joden naar Praag was heel belangrijk. Naast Praag woonden de Joden ook in andere gebieden, maar het was in Praag waar de grootste groep leefde en de Praagse Joodse gemeente beheerde ook de rest van de Joden in Tsjechië. In de loop van de geschiedenis werd de status van de Joden in Tsjechië meerdere keren veranderd. In 1918 ontstond het nieuwe Tsjecho-Slowakije en in die tijd hebben de Joden actief aan het economische, politieke en sociale leven deelgenomen. Er was ook een Joodse politieke partij die ook in het Parlament vertegenwordigd was. Vóór de oorlog bestond in Tsjecho-Slowakije een rijke en ontwikkelde Joodse gemeenschap. Deze gemeenschap werd later het doel van het Duitse uitroeiingsbeleid.25 In 1930 waren op het grondgebied van Bohemen, Moravië en Silezië 117 551 mensen die zich tot het joodse geloof bekenden. Van dit aantal waren er 43 000 Joden met de Tsjechoslowaakse nationaliteit, 37 000 van de Joodse nationaliteit, 35 000 van Duitse en de rest waren van andere nationaliteiten. In de tijd van het Verdrag van München leefden in het grensgebied, het zogenaamde Sudetenland, ongeveer 30 000 Joden. De meeste van hen zijn na de aansluiting van het Sudetenland bij Duitsland naar het grondgebied van het toekomstige Protectoraat verhuisd. Nadat Hitler aan de macht kwam in 1933, kwamen andere golven emigranten uit Duitsland naar Tsjecho-Slowakije en later ook vanuit Oostenrijk. Op 15 maart 1939 werd het Protectoraat Bohemen en Moravië gesticht. Op dit grondgebied leefden ongeveer 118 000 Joden. Tsjechische Joden waren vertegenwoordigd in alle lagen van de sociale maatschappij. Joden werkten als advocaten, artsen, leraren, zakenmannen, maar ook als de werkende klasse, zoals in Nederland.
25
Krejčová, Helena; Svobodová, Jana, Postavení a osudy Židovského obyvatelstva v Čechách a na Moravě
v letech 1939 – 1945, Maxdorf 1998, p. 42-50.
15
3.2 Segregatie Het doel van de Duitse anti-joodse politiek in het Protectoraat, zoals in alle bezette landen, was volledige deportatie van Joden uit deze landen. De emigratie van Joden heeft zich geleidelijk afgespeeld door middel van verschillende verordeningen, die het bestaan van de Joden onaangenaam maakten en ze hebben de Joden vooral van de rest van de maatschappij geisoleerd. Dit proces begon met de isolatie van de Joden, maar helaas eindigde dit met de vernietiging. In het begin beweerde Hitler dat het niet nodig zou zijn om in de competenties van de overheid van het Protectoraat in te grijpen en dat dit probleem zich zelf zou oplossen zonder ingreep van de Duitse bezetter. Maar toch zijn de Duitsers begonnen actief te zijn bij dit proces, omdat ze de eigendommen van Joden wilden krijgen. Al voor het ontstaan van het Protectoraat nam de regering van de tweede TsjechoSlowaakse Republiek verschillende maatregelen tegen de Joden aan. Maar ze moesten voorzichtig zijn bij het betrachten van deze verordeningen, omdat ze bang waren voor de mogelijkheid van druk en isolatie van andere staten. Op 27 januari 1939 gaf de Tsjechoslowaakse regering een verordening uit, die alle Joodse ambtenaren van de overheid informeerden over de mogelijkheid van vrijwillig weggaan. Iemand, wiens beide ouders van Joodse afkomst waren, werd door de overheid als Jood beschouwd. Het werd nog niet precies gespecificeerd, zoals in de rassenwetten van Neurenberg, maar al voor veel Joden betekende dat het begin van het einde. Vele associaties en verenigingen hebben de Joden hun activiteiten verboden, de Orde van Advocaten (Advokátská komora) bijvoorbeeld verbood de Joden om alle juridische activiteiten uit te oefenen. In dit geval werd iedereen als Jood beschouwd, die ook grootouders van joodse oorsprong had. De Tsjechoslowaakse Studenten Vereniging (Svaz Československého studenstva) heeft de regering gevraagd om de Joden van de studentenclubs en organisaties uit te sluiten. Alle deze beperkingen hebben zich al eerder voor het ontstaan van het Protectoraat afgespeeld. Twee dagen na het ontstaan van het Protectoraat Bohemen en Moravië vond de eerste vergadering van de regering van het Protectoraat plaats. Tijdens deze vergadering nam de regering maatregelen om de activiteiten die de Joden ook in andere sectoren uitoefenden te verbinden. Op aanbeveling van de Centrale Unie van de Tsjechische artsen (Ústřední jednota českých lékařů) en Nationale vereniging van artsen (Lékařská národní jednota) werd het alle Joodse artsen, verpleegkundigen en verplegers verboden om hun baan uit te oefenen. Op 13 april 1939 kwam een maatregel van het Ministerie van Handel, waarin werd vastgesteld dat
16
joodse bedrijven niet-joodse bestuurders moesten hebben. Onder andere, werd voor het eerst gedefinieerd wie een Jood is. Nog steeds ging het niet om nauwkeurige definitie, zoals in het geval van de rassenwetten van Neurenberg die op 15 september 1935 in Duitsland begonnen te gelden. De Rijksprotector heeft de verordening van Joodse eigendommen op 21 juni 1939 genomen. Deze verordening heeft de principes van de rassenwetten van Neurenberg overgenomen. Zoals al eerder vermeld, werd men als Jood beschouwd als men ook Joodse grootouders had. Elke grootouder, die tot de Joodse religieuze gemeenschap behoorde, werd als een Jood beschouwd. Er bestond ook een zogenaamde halfbloed. Dat was iemand die alleen twee Joodse grootouders had en ook iedereen die getrouwd was met een Jood. Ook kinderen, die buiten een huwelijk geboren waren, werden als zuivere Joden beschouwd.26 Zodra er wettelijk bepaald werd wie wel een Jood was en wie niet, konden andere maatregelen en beperkingen beginnen te gelden. Verordeningen zijn zowel door de regering als het kantoor van de protector uitgegeven. Vanaf augustus 1939 begon een maatregel te gelden, die door het ministerie van Justitie werd genomen, en de plaatsen voor de Joden beperkt heeft. Onder deze plaatsen behoorden badhuizen, armenhuizen, ziekenhuizen en zwembaden. Het werd de Joden verboden om naar restaurants en cafés te gaan. Plaatsen, waar de Joden de toegang verboden werd, moesten van opschriften JODEN NIET TOEGESTAAN voorzien zijn. Ondernemingen die eigendom van Joden waren, werden met opschriften JOODSE ONDERNEMING gemarkeerd. Joden werden van alle verenigingen uitgesloten en mochten niet naar Tsjechische scholen gaan. In het begin van 1940 moest elke Jood zijn identiteitskaart met een grote letter ʼJʼ hebben. In dit jaar zijn meer en meer maatregelen genomen, die de Joden beperkten in hun beweging en leven. Ze mochten niet van woonplaats veranderen. Het was ook verboden voor alle Joden hun huizen te verlaten na 20 uur ’s avonds. Winkelen konden ze ook uitsluitend op bepaalde tijden. Ze mochten naar de kapper gaan alleen van 8 tot 10 uur. Twee jaar later mochten Joden helemaal niet naar de kapper gaan. In het jaar 1940 werd een verbod uitgegeven, dat de joodse kinderen niet meer naar scholen in het Protectoraat mochten gaan. Het culturele leven van de Joden was ook beperkt. Vanaf dat moment mochten de Joden niet naar theaters en bioscopen gaan. Wandelingen door het park en vrije beweging in de openbare ruimte was iets van het verleden. Ook sommige straten werden voor Joden afgesloten. Hotels in Praag, die vaak bezocht werden door Joden, waren ook voor hen vanaf dit moment gesloten. Slechts enkele hotels hebben de Joden geaccepteerd. 26
Kárný, Miroslav, “Konečné řešení“ Genocida českých židů v německé protektorátní politice, Academia 1991,
p. 22-34
17
Met de bus gaan werd de Joden ook verboden, alleen als de Jood blind of invalide was, mocht hij of zij het openbaar vervoer gebruiken. Joden konden met trams gaan, maar alleen in het achterste deel. In de treinen mochten ze niet van de slaapwagen en restauratiewagen gebruik maken. Later mochten ze ook niet met de sneltrein gaan en in het geval dat de wagon vol zat, konden de Joden uit de trein “gegooid” worden. De beperkingen hoorden ook bij de rantsoenen van voedsel en kleding. Ze moesten hun rijbewijzen afgeven en mochten ook geen rijbewijs meer halen. Joden mochten niet vissen, duiven fokken en vanaf 1942 mochten ze geen huisdieren hebben. Op 29 september 1941 liet Reinhard Heydrich, de rijksprotector van het Protectoraat Bohemen en Moravië, de synagogen sluiten. Er kwam meer en meer restrictieve regelgeving.27 Aan het begin van 1940 wilden sommige mensen en verenigingen de Joden uit het Protectoraat duidilijk van de rest van de bevolking onderscheiden. Vanaf het begin was het niet van belang voor Nazi-Duitsland. De Nationale Arische culturele vereniging stelde voor om de Joden van een gele band met een blauw opschrift JOOD te voorzien. De uiteindelijke vorm van een openbaar teken van de Joden werd op 1 september 1941 uitgevoerd. Vanaf deze dag kon geen Jood ouder dan 6 jaar niet naar buiten komen zonder de gele Davidster. De ster had de grootte van een hand en moest aan de linkerkant van de borstkas geplaatst worden. In het midden van de ster stond het Duitse woord JUDE in tegenstelling tot Nederland, waar dit in het Nederlands geschreven was.28 Als iemand de maatregelen niet opvolgde, werd hij of zij zwaar gestraft. Zelfs een kleine fout kon de dood betekenen. De nazi‟s hielden razziaʼs in Joodse gezinnen. Als de nazi´s verboden levensmiddelen vonden, werden de Joden gearresteerd en vervolgens gemarteld, of ze werden naar vernietigingskampen gestuurd. Veel van deze maatregelen wekten medelijden en solidariteit bij de Tsjechische bevolking. Bijvoorbeeld, toen er met een beperkte tijd voor het winkelen begonnen was, bewaarden de slagers juist het beste vlees voor Joden. De dag, dat het dragen van de Joodse ster verplicht werd, droegen sommige Tsjechen de ster uit solidariteit. Alle uitingen van solidariteit waren niet aanvaardbaar voor de bezetters.
27
Lagus, Karel; Polák, Josef. Město za mřížemi, Baset 2006, p. 35-46
28
Kárný, Miroslav, “Konečné řešení“ Genocida českých židů v německé protektorátní politice, Academia 1991,
p. 72-75
18
Iedereen, die zich zo gedroeg, liep het risico dat hij of zij samen met de Joden naar Theresienstadt gedeporteerd werd en vervolgens naar een van de vernietigingskampen.29
3.3 Confiscatie van Joodse eigendom - arisering Een van de doelen van de naziʼs waren de eigendommen van de Joden. Tsjecho-Slowakije had een sterk ontwikkelde industrie en daarom werd het ook een ideaal doel voor de nazi's. De eerste bedrijven verkregen de Duitsers na het Verdrag van München. De eerste dagen na het stichten van het Protectoraat kwamen de vertegenwoordigers van de Duitse banken naar Praag, samen met Duitse bezettingstroepen. De Duitsers wilden de Union Bank en de Tsjechische Escompte Bank in handen krijgen, zodat de regering van het Protectoraat deze niet in de macht zou krijgen. De regering probeerde de situatie te winnen en wilde een deel van de Joodse eigendommen krijgen. Onder voorwendsel van confiscatie zou de Tsjechische industrie gegermaniseerd worden. Overdracht van eigendommen van meer dan 50 000 kronen moest door de ambtenaarden bevestigd worden. Konrad Henlein, hoofd van het civiel beheer in Praag, wilde niet dat de eigendommen in Tsjechische handen zouden vallen. Hij was bang voor confiscatie van de eigendommen ten gunste van Tsjechen en daarom heeft hij op 20 maart 1939 een maatregel genomen, dat de beheerders van de bedrijven alleen Duitsers konden zijn. Het was alleen Henlein die het recht had om de beheerders te benoemen en uitzonderingen te verlenen. Later, na de afschaffing van hun functie, had alleen de rijksprotector het recht om beheerders van Joodse bedrijven te benoemen. Deze verordening heeft ook de verkoop, verhuur en schenking van Joodse bedrijven verboden. De nieuwe Protector Neurath, meteen toen hij in de functie trad, schafte de pogingen van de Protectoraat regering om de eigendommen van de Joden te confisceren af. De rijksprotector gaf een andere verordening uit, die de Joodse eigendommen betrof. Deze verordening was erger dan het leek. Het heeft vooral invloed op de invoering van de rassenwetten van Neurenberg gehad, die wie wel en wie niet een Jood was, bepaalde. Onder andere werd er een nauwkeurige beschrijving van de Joodse bedrijven opgesteld. De openbare of commanditaire vennootschappen werden als Joods beschouwd in het geval als ze meer dan een garant van Joodse afkomst hadden. Bedrijven van rechtspersonen, die in de raad van het bedrijf meer dan een Jood hadden, werden ook als Joods geclassificeerd. Als de Jood een
29
Kárný, Miroslav, “Konečné řešení“ Genocida českých židů v německé protektorátní politice, Academia
1991, p. 50-58
19
vierde van het kapitaal van de onderneming in bezit had, werd het bedrijf ook als Joods gemarkeerd. Uiteindelijk was het mogelijk dat de nazi's alles konden confisqueren als slechts een Jood aanwezig was. Een filiaal van de Joodse onderneming werd automatisch beschouwd als een Joods bedrijf. Een filiaal van een niet-Joodse onderneming werd beschouwd als een Joods bedrijf, als minstens een leidinggevende Joods was. De Duitse bezettingsmacht wilde voor zichzelf alle strategische bedrijven behouden. Tot 26 januari 1940 werden door de Duitsers 1109 bedrijven in beslag genomen, slechts 96 bedrijven en ondernemingen werden door Tsjechen in beslag genomen. Sinds die tijd werden Joden volledig van het economische leven uitgesloten.30 De Joden konden hun waardevolle voorwerpen aan het Duitse bedrijf Hadega s.r.o.31 verkopen. Dit betekende eigenlijk een verordening. Er kwamen andere verordeningen die de confiscatie van Joodse eigendommen versnellen zouden. Joden moesten spullen zoals radio-ontvangers, naaimachines, maar ook ski's inleveren. Grote nadruk werd op bankrekeningen gelegd. Joden moesten hun kostbaarheden in de bank deponeren en ze konden alleen ophalen met toestemming van de Protector. Alle spaarboekjes moesten opgezegd worden en het hele bedrag werd op de bankrekening gezet. De eigenaren van de rekeningen konden steeds kleinere en kleinere bedragen opnemen. De eigendommen werden door het Centraal Bureau geconfisceerd. In 1940 werd het Emigratie Fonds voor Bohemen en Moravië opgericht die in beslag genomen eigendommen beheerde. Geldmiddelen van Joden werden later voor germanisering gebruikt.32 Ook het Gestapo-kantoor in Praag beheerde in beslag genomen bezittingen van de Joden. Deze twee instellingen hebben hun rollen verdeeld. Het Centraal Bureau voor Joodse Emigratie confisqueerde eigendommen van de gedeporteerde Joden. De Gestapo kreeg de bezittingen van de Joden die emigreerden of vluchtten. Net zoals in Duitsland, trad ook in het Protectoraat een wet in werking, die bepaalde, dat iedereen die zich niet in het Protectoraat gemeld heeft, zijn eigendom verloor ten gunste van het Rijk. De Joden die naar Theresienstadt werden gedeporteerd, konden niet hun verblijf op grondgebied van het Protectoraat melden, ook al lag Theresienstadt in het Protectoraat. Men ging er vanuit dat deze mensen verder naar het Oosten gedeporteerd zouden
30
Kárný, Miroslav, “Konečné řešení“ Genocida českých židů v německé protektorátní politice, Academia 1991,
p. 22-34 31
32
De handelsmaatschappij (Handelsgesellschaft) die opgericht werd om de waardevolle voorwerpen af te kopen. Lagus, Karel; Polák, Josef, Město za mřížemi, Baset 2006, p. 35-46
20
worden. Het totale bedrag van de in beslag genomen eigendommen werd niet precies bepaald, maar er werd geschat dat het rond 20 miljard kronen kon was.33
3.4 Concentratie en deportatie De volgende stap was concentratie en deportatie naar vernietigingskampen die het leven van de Joden op het grondgebied van het Protectoraat beperkt had. De Joden waren ook potentiële arbeidskrachten. Ze werden ingezet om fysiek zwaar werk te verrichten, die onderdeel van het vernietigingsproces was. Net zoals in Duitsland of Nederland, moesten alle joden zich laten registreren bij de bepaalde instellingen. In tegenstelling tot Nederland werd in het Protectoraat geen organisatie als de Joodsche Raad opgericht. De Protectoraat regering heeft voorgesteld om alle Joden bij de Vereniging van Joden te registreren. De Rijks Protector Neurath, had echter een ander idee en daarom beval hij de Joden zich bij de Joodse gemeente in hun woonplaats te registreren. De Joodse gemeenschap in Praag moest ook andere Joodse gemeenten besturen. Deze Joodse gemeente in Praag viel onder het Centraal Bureau voor Joodse Emigratie en moest hun verordeningen accepteren. Later, werden alle andere Joodse gemeenten opgeheven, behalve de Joodse gemeente in Praag. Ze vertegenwoordigde alle Joden en beschermde haar leden. Tot deze tijd kunnen we de Joodse gemeente in Praag vergelijken met de Joodsche Raad van Nederland. Joden werden geconcentreerd in bepaalde stadswijken. Later werd een ghetto in Theresienstadt opgericht, die diende als een verzamelplaats van Joden, die vervolgens naar het oosten gedeporteerd zouden worden.34 In eerste instantie probeerden de Duitsers het probleem met de Joden in het Protectoraat op te lossen door verhuizing. Het werd de Joden mogelijk gemaakt om uit het Protectoraat te emigreren naar niet-Nazi landen, maar natuurlijk moesten ze daarvoor veel geld betalen. Het Centraal Bureau voor Joodse Emigratie werd voor dit doel opgericht. Sinds het begin emigreerden voornamelijk Joden, die uit Duitsland en Oostenrijk kwamen. Ze voelden geen binding met de Tsjechische natie. Ze hadden hier geen werk, vrienden en wisten vooral wat hun te wachten stond na de komst van de naziʼs. Het waren vooral jongere mensen die zich bij de deportaties meldden. Ze wilden naar het westen gaan. Maar dit was ook een 33
Kárný, Miroslav, “Konečné řešení“ Genocida českých židů v německé protektorátní politice, Academia 1991,
p. 60-68 34
Kárný, Miroslav, “Konečné řešení“ Genocida českých židů v německé protektorátní politice, Academia 1991,
p. 51-52
21
slecht idee, want na een korte tijd hebben de Duitsers ook landen in West- Europa bezet. Een andere mogelijkheid voor de Joden werd Palestina of de overzeese landen. Latijns Amerika was ook erg populair. Toen de Joden probeerden te emigreren, moesten ze vele moeilijkheden oplossen. Zij hadden grote kosten. De landen, waarnaar ze probeerden te emigreren, verwelkomden de Joden niet met open armen. De mogelijkheid om te emigreren was steeds minder en minder. Ondanks de vele problemen is het 26 000 personen gelukt tot het jaar 1944 te emigreren.35 Allengs is duidelijker geworden, dat emigratie geen oplossing voor het Joodse vraagstuk was, daarom waren de nazi's op zoek naar een andere oplossing. Volledige vernietiging van de Joodse bevolking was de definitieve oplossing van het Jodenprobleem. Daartoe werd een net van concentratie- en vernietigingskampen opgericht.
35
Lagus, Karel; Polák, Josef, Město za mřížemi, Baset 2006, p. 26-34
22
4. CONCENTRATIEKAMPEN IN NEDERLAND EN IN HET PROTECTORAAT BOHEMEN EN MORAVIË 4. 1 Westerbork Kamp Westerbork bevond zich in de provincie Drenthe in de buurt van de hoofstad Assen. Van de stad Westerbork was het 5 km verwijderd. Het gebied, waar zich het kamp bevond, was gevormd door heide en moerassen, en omringd door dichte bossen. Sinds 1933, toen Adolf Hitler aan de macht kwam in Duitsland, en later na de Kristallnacht in november 1938, begon een intensieve verplaatsing van Duits-joodse gemeenschappen naar Europese landen. Om die reden was het ook in Nederland een noodzaak om een vluchtelingenkamp voor nieuw aangekomen Duitse joden te bouwen. Daarom onstond in de zomer van 1939 dichtbij van de Westerbork een vluchtelingenkamp. De eerste tweeentwintig Duitse joden werden er op 9 oktober 1939 geplaatst. De aanvankelijke capaciteit voor het verblijf werd bepaald op eenduizend achthonderd mensen.36 Toen in mei 1940 de Duitse invasie van West-Europa begon, een van de andere doelstellingen van de expansie van Hitler werd ook Nederland bezet. Na een snelle bezetting van het land kregen de bezetters een organisatorisch goed uitgerust kamp. Toen de vraag ontstond waar het kamp zou kunnen worden gecreëerd, dat als een verzamelplaats van de Nederlandse Joden zou dienen tot de navolgende deportaties naar vernietigingskampen in Oost-Europa, leek het vluchtelingenkamp Westerbork een ideale oplossing te zijn. Dus was het kamp vanaf 1. Juli 1942 niet meer onder controle van het Nederlandse Ministerie van Binnenlandse Zaken en ging naar de veiligheidstroepen van het Derde Rijk, namelijk Sicherheitsdienst (SD)37 en Befehlshabers der Sicherheitspolizei (Sipo)38. Op dat moment veranderde ook de officiële naam van het kamp. Judendurchgangslager was de naam, die treffend de functie van het kamp beschrijft. Nog daarvoor moest de capaciteit van het kamp aangepast worden om grote aantallen gevangenen te kunnen ontvangen. Het kamp was dus klaar om 9.000 Joden op te nemen.39 36
Pojar, Miloš, Stín šoa nad Evropou, Ţidovské muzeum v Praze 2002, p. 115.
37
De staatsinlichtingendienst van nazi-Duitsland.
38
Duitse politie, belangrijk instituut van het Derde Rijk.
39
Blom, J. C. H.; Fuks-Mansfeld, R. G.; Schöffer, Ivo, The History of the Jews in the Netherlands, The Littman
Library of Jewish Civilization 2002, p. 326-327.
23
Zoals hierboven vermeld, tijdens de Duitse vernietiging zou Westerbork een kamp voor Joden, die in Nederland leven, worden. Zijn functie bestond uitsluitend erin een doorvoercentrum te zijn en er werd geen rekening gehouden met langdurig verblijf van Joden in dit kamp. Een uitzondering was het zogenaamde ʼAlte Kamp – Insassenʼ. Zij waren de Duitse Joden die zijn in het kamp als vluchteling waren gekomen tijdens de periode van najaar 1939 tot zomer 1942. Periode, toen Westerbork als een vluchtelingenkamp diende. Veel van hen oefenden leidende functies uit, hen opgedragen door de leden van de SS. Hun taak was om de werking van het kamp te waarborgen. Ze bepaalden wie elke dinsdag naar de vernietigingskampen in het Oosten gezonden zou worden. Ook bepaalden en gaven ze de andere gevangenen werk en zo probeerden ze het verterk van transporten naar de vernietigingskampen te verlengen. Sommigen van hen waren leden van de zogenaamde Ordnungsdienst, die een soort van onofficiële Joodse politie in het kamp was. Het hoofd van deze groep was een Oostenrijkse Jood Arthur Pisk. De meeste leden waren jonge Duitse Joden, die in de periode dat Westerbork nog een vluchtelingenkamp was, in de zogenaamde brandweer werkgroep dienden. Om deze redenen, waren er soms conflicten tussen de Nederlandse en Duitse Joden.40 Aanvankelijk moesten allen die in Westerbork geïnterneerd werden, een vijf kilometer lange weg van het station naar kamp Westerbork afleggen. De situatie veranderde in het begin van november 1942, toen een station werd gebouwd direct bij het concentratiekamp. Het belang van dit station lag niet zozeer in vergemakkelijking van het leven van de gevangenen, maar zou daarentegen de gang van de transporten moeten verbeteren. Op grondgebied van het kamp waren voorzieningen, die op hun manier een sfeer van een ideaal stadje schiepen. Er was bijvoorbeeld een ziekenhuis, dat een capaciteit van 1800 bedden had. Aan het hoofd stond een voormalige Duitse joodse vluchteling dr. F.M. Spanier. Verder was er ook een postkantoor, in het kamp werd met een speciale munt betaald. Er werden religieuze riten als besnijdenis en Bar Mitswa uitgevoerd. Tot begin 1943 mochten de Joden hun geliefden op een joodse begraafplaats begraven in de nabijgelegen stad Assen. Mannen en vrouwen hebben ʼs nachts gescheiden geleefd, maar overdag mochten ze met elkaar omgaan en vrij bewegen. Het lijkt erop dat het kamp Westerbork niet te hard was voor he het leven van de Joden. Een vaststaand feit was, dat elke dinsdag transporten naar de vernietigingskampen in het Oosten voor vertrek werden gereedgemaakt. Mensen in het kamp waren aldoor bang voor de transporten en de frustratie van het verlies van de geliefden die al
40
http://www.cympm.com/westerbork.html
24
naar het Oosten werden gestuurd. Veel Joden kwamen in Westerbork met de hoop erin, dat hun weg hier eindigt. Zoals al vermeld werd de gang van het kamp bestuurd door een netwerk van joodse ambtenaren, die eigenlijk het proces van deportatie makkelijker maakte tot de bevrijding van het kamp zelf. De Ordnungsdienst volgde in vele opzichten de werking van de Joodsche Raad. Paradoxaal kwamen de twee vertegenwoordigers van de Joodsche Raad Asscher en Cohen uiteindelijk ook in Westerbork waar ze vervolgens naar Theresienstadt werden gedeporteerd. Een van de ergste dingen die de psyche van mensen in het kamp zouden kunnen beïnvloeden, was dat men in ieder geval nooit alleen was. Er was geen privé. Overal was er lawaai en vuil. Er werd in grote barakken geslapen. Mensen sliepen op houten bedden, die vaak als een opslagruimte fungeerden. Het leven in Westerbork was al erg moeilijk, maar het was niet zo verschrikkelijk zoals in het vernietingskamp Auschwitz - Birkenau.41 De eerste twee transporten werden op 15 en 16 juli 1942 uit Westerbork gestuurd, slechts twee weken na het openen van het doorgangskamp. Beide transporten met 586 en met 1137 gevangenen gingen naar Auschwitz. Het laatste transport werd op 15 september 1944 gestuurd, en het bestemmingsstation was kamp Bergen - Belsen. In totaal werden 100 transporten met 101 525 Joden uit Westerbork gestuurd, waarvan 41.156 mannen, 45.687 vrouwen en 14.502 kinderen. De Bestemmingsstations van deze transporten waren meestal de kampen Auschwitz - Birkenau, Sobibor, Bergen – Belsen en Theresienstadt. Naar Auschwitz werden in totaal 65 treinen met een totaal van 60 026 Joden gestuurd. De transporten werden in twee fasen uitgevoerd, de eerste fase was van 15 juli 1942 tot 23 februari 1943. De tweede fase begon op 24 augustus 1943 en eindigde op 3 september 1944. Twee transporten met 3500 gevangenen, die in augustus 1942 naar Auschwitz zouden moeten gaan, eindigden uiteindelijk in Kosel. Auschwitz betekende het einde in de vorm van gaskamer of zeer hard werk dat ook meestal de dood betekende. Slechts 1052 Nederlandse Joden overleefden Auschwitz. Een ander kamp, dat zuiver een vernietigingskamp was, werd Sobibor genoemd. Vanuit Westerbork vertrokken 19 transporten met een totaal van 34 313 Joden naar Sobibor. Slechts een kleine hoeveelheid van 19 mensen beleefde het einde van de oorlog. De meeste van deze nieuwkomers werden onmiddellijk na aankomst naar de gaskamers verstuurden. Allen, die in Sobibor aankwamen, werd hun wijsgemaakt dat Sobibor geen bestemmingsstation is, maar alleen een doorgangskamp. Maar niemand vermoedde in de verste verte niet, dat de treinen vanaf Sobibor helemaal leeg vertrokken. Twee andere kampen, waar Nederlandse Joden naar 41
Blom, J. C. H.; Fuks-Mansfeld, R. G.; Schöffer, Ivo, The History of the Jews in the Netherland, The Littman
Library of Jewish Civilization 2002, p. 326-330
25
werden getransporteerd, waren geen vernietigingskampen. Bergen–Belsen was eerder een gevangenis dan een vernietigingskamp. Van januari tot september 1943 werden hier 8 transporten met 3751 gevangenen naartoe gestuurd. Deze Joden dienden als een middel van onderhandeling voor Heinrich Himmler. Tegen het einde van de oorlog vermoedde hij dat het lot van het Derde Rijk onomkeerbaar was, en daarom probeerde hij te onderhandelen om voor zichzelf de beste voorwaarden te krijgen. Daartoe zouden Joden uit Bergen – Belsen moeten dienen. Weinig gelukkigen mochten naar Zwitserland en Palestina vertrekken. In BergenBelsen overleefden 2 050 personen de oorlog. Een ander kamp, Theresienstadt, zou fungeren als nazi propaganda. Naar Theresienstad werden in totaal van 4 894 gevangenen gestuurd en 1.980 mensen beleefden het einde van de oorlog.42 Kamp Westerbork stond onder het beheer van zes mannen. De eerste was D.A. Syswarda43, die in Westerbork werkte tot de zomer van 1940, waarna hij werd door een lid van de Nederlandse weermacht vervangen, Jacques Schola. Zijn belangrijkste taken waren de indeling van de rollen en de oprichting van werkgroepen van de Duitse Joden. Dit concept, zoals eerder al vermeld werd, heeft met succes A. K. Gemmeker44 met succes overgenomen. Na de overdracht van bevoegdheden van het Nederlandse ministerie van Binnenlandse Zaken aan de Sicherheitsdienst (SD) werd E. Deppner45 commandant van het kamp. Na twee maanden werd hij al snel door H. Discher vervangen. Beiden hadden de reputatie van wrede en meedogenloze commandanten. Na deze twee korte periodes was A. K. Gemmeker commandant van het kamp. Hij vervulde deze functie van 12 oktober 1942 tot 11 april 1945 en op 12 april 1945 werd het kamp door het Canadese leger bevrijd. Op dat moment waren in Westerbork 876 gevangenen waarvan ongeveer 600 Joden.46
4.2 Vught Kamp Vught stond in de provincie Noord - Brabant, vlakbij de hoofdstad 's Hertogenbosch, door de Nederlanders ook wel Den Bosch genoemd. 42
Blom, J. C. H.; Fuks-Mansfeld, R. G.; Schöffer, Ivo, The History of the Jews in the Netherlands, The Littman
Library of Jewish Civilization 2002, p. 330-333 43 44
D. A. Syswarda was een medewerker van een organisatie voor psychiatrische patiënten uit Amersfoort. A. K. Gemmeker was een lid van de Nationaalsocialistische Duitse Arbeiderspartij (NSDAP) en SS –
Obersturmführer. 45
E. Deppner was een lid van de NSDAP en SS-officier.
46
http://www.cympm.com/westerbork.html
26
Vught was het enige kamp dat volledig onder controle stond van de Schutzstaffel (SS). Deze organisatie nam de leiding van het kamp in 1942 over, daarvoor fungeerde het als een gevangenis voor enkele Nederlandse politieke gevangenen. Daarna het kamp gereorganiseerd en verbouwd werd, zodat het volledig de functie van concentratiekamp kon vervullen. Vught droeg ook als enige in West-Europa buiten het gebied van Duitsland de officiële naam van concentratiekamp (Konzentrationslager Herzogenbusch). Zoals blijkt uit de naam, diende het kamp als een verzamelplaats voor Nederlandse Joden en Roma, Jehova's Getuigen, homoseksuelen en onhandelbare elementen. Het kamp ontstond vanwege een gebrek aan capaciteit, die op dat moment vaak werd overschreden in de kampen van Westerbork en Amersfoort. Door deze omstandigheden ontstonden soms nogal paradoxale situaties waarin de Joden, die in de buurt van Westerbork woonden naar Vught afgevoerd moesten worden. Alle transporten vanuit Vught, die naar het oosten vertrokken werden over Westerbork gestuurd. Uitzonderingen waren slechts twee transporten, die direct naar Auschwitz gericht gingen.47 Oorspronkelijk werd het kamp in twee grote secties verdeeld. De eerste sectie, een Judendurchgangslager, en was bestemd voor de verzameling van de Nederlandse Joden. In het Schutzhaftlager, de tweede sectie, zouden Nederlandse en Belgische politieke gevangenen geïnterneerd worden onder toezicht van de SS. De behandeling, die moesten de gevangenen doorstaan, was veel erger dan de behandeling, die dergelijke gevangenen in Westerbork moesten verduren. In de loop van het jaar 1943 werden nog twee secties geopend. Één van hen was vooral gericht op de concentratie van vrouwen en werd het Frauenkonzetrationslager genoemd. Dit concentratiekamp was niet alleen voor joodse vrouwen bestemde. Het andere deel was voor leden van het Nederlandse verzet bestemde. Dit gedeelte heette Polizeilischedurchgangslager. In de eerste transporten werden meestal geïnterneerde medewerkers van de Amsterdamse diamantindustrie en de textielindustrie afgevoerd. Ze veronderstelden ten onrecht dat dankzij hun lucratieve banen ze nuttig zullen zijn voor de bezetters, en daarom toegestaan zullen worden om in Nederland te blijven. Het tegendeel was waar, zoals al vermeld waren de voorwaarden in het kamp slechter dan in Westerbork. Joodse families mochten niet met elkaar omgaan. De leden van de SS gebruikten wrede methoden van marteling en straffen. Voor de toepassing van foltering en daaropvolgende terechtstellingen 47
Blom, J. C. H.; Fuks-Mansfeld, R. G.; Schöffer, Ivo, The History of the Jews in the Netherlands, The Littman
Library of Jewish Civilization 2002, p. 327
27
werd bijvoorbeeld een plaats opgericht, door de kampbewoners en de SSʼers De IJzeren man genoemd. Het kwam tot een kortstondige verbetering na een bezoek van David Cohen van de Joodsche. Een speciaal hoofdstuk van kamp Vught was het lot van 1200 Joden, die in dienst van de Philipsfabriek traden, die in de buurt van Vught stond. Deze ʼgekozenenʼ kregen regelmatig een rantsoen van voedsel en hun dagelijkse takenpakket was niet zo zwaar als die in het geval van de andere gevangenen. Degenen, die niet zoveel geluk hadden, moesten binnen of buiten het kamp hard werken. Een van de meest verschrikkelijke hoofdstukken van dit concentratiekamp, is een gebeurtenis die zich in juni 1943 afgespeelde. In de loop van twee dagen werden alle kinderen van het kamp gedeporteerd onder het voorwendsel van deportatie naar een kinderkamp. 3 000 kinderen werden via Westerbork naar Sobibor verstuurd. Zoals de meeste slachtoffers van Sobibor, werden deze kinderen onmiddellijk na de aankomst vergast. Tijdens de hele periode werd het kamp geleid door drie leden van de SS, Karl Chmilewski, Adam Grünewald en Hans Hüttig. Alle drie waren zeer wrede commandanten en werden door een slechte behandeling van Joden gekenmerkt. Een ander gemeenschappelijk kenmerk van hen was, dat ze eerder ervaringen in andere concentratie en vernietigingskampen opdeden. Hans Hüttig, die de commandant sinds februari 1944 was, was verantwoordelijk voor de doodstraf van 329 Joden. Toen de geallieerde troepen naderden, probeerden de commandanten van het kamp het bewijsmateriaal te vernietigen. Een manier om bewijzen te vernietigen was het snel laten verdwijnen van alle getuigen, natuurlijk de gevangenen van het kamp. Veel gevangenen werden geëxecuteerd en meer en meer gevangenen werden naar de vernietigingskampen afgevoerd. Laatste transport werd op 3 juni 1944 verstuurd, waarin 517 Joden uit de Philipsfabriek waren. Het kamp werd bevrijd in september 1944.48
4.3 Amersfoort Kamp Amersfoort werd opgericht in 1939 oorspronkelijk als een Nederlandse kazerne gelegen in de provincie Utrecht, vlakbij de hoofdweg die de stad Utrecht met de stad Amersfoort verbindt. Na de bezetting van Nederland door Duitse troepen, werd dit kamp verlaten. Het begon weer gebruikt te worden in augustus 1941, toen het toegewezen werd aan de Duitse politiediensten. Daarom droeg het ook de naam Polizeiliches Durchgangslager. Aanvankelijk diende het als een tijdelijk kamp voor Joden, die in de omgeving van de
48
http://www.holocaustresearchproject.org/othercamps/vught.html
28
provincie Utrecht en Amersfoort woonden. Joden uit Amersfoort werden gedeporteerd ook naar Westerbork. Later begon het te fungeren als een kamp waar alle Nederlandse mensen werden geïnterneerd, die op een of andere manier verordeningen van de bezetters hadden overtreden . Het betrof de Joden die anti-joodse maatregelen overtraden. Om deze reden maakten de leden van de SS geen verschillen tussen joden niet-joden. Allen werden behandeld met een bijzonder grote wreedheid. Men zou kunnen zeggen dat het kamp Amersfoort vanuit dit perspectief, de meest wrede van alle concentratiekampen in Nederland was. Commandanten van het kamp waren weer leden van de SS, namelijk Heinrich Walter, Joseph Kotälla en J. Karl Peter Berg. Amersfoort werd bevrijd in april 1945.49
4.4 De Schaffelaar Een interessante deel van de Holocaust in Nederland was lot van de Barneveldgroep. Deze Joden hadden voor de oorlog prominente posten en posities in het Nederlandse Koninkrijk. Het waren advocaten, academici, kunstenaars, bankiers en dergelijke. Al deze prominenten werden in Kasteel de Schaffelaar in Barneveld in de provincie Gelderland geplaatst dankzij K. J. Frederiks, de Nederlandse minister van Binnenlandse Zaken. Hij stelde een lijst van Joden op, die beschermd zouden worden. De lijst werd door Seyss-Inquart goedgekeurd. Dus al deze Joden hadden in het kasteel een rustig leven. In 1943 werd het kasteel gesloten en alle gevangenen werden gedeporteerd naar Westerbork en daar vandaar weer naar Theresienstadt. Ook daar zouden zij met enige voorkeur behandeld moeten worden en zij waren nog steeds een bevoorrechte groep. In tegenstelling tot het lot van andere Joden uit Nederland, die in één van de vernietigingskampen stierven, overleefden deze Joden de oorlog zonder veel problemen. Sommigen van hen wilden na de oorlog niet meer over hun lot spreken.50
4.5 Theresienstadt Voor de oprichting van het Protectoraat van Bohemen en Moravië, was Theresienstadt een kleine stad in het noorden van de Tsjechoslowaakse Republiek vlakbij de stad Litoměřice. De geschiedenis van de stad gaat terug tot het einde van de 18de eeuw. Het werd door de zoon 49
http://www.jewishvirtuallibrary.org/jsource/Holocaust/Amersfoort.html
http://www.jewishgen.org/ForgottenCamps/Camps/AmersEng.html 50
Blom, J. C. H.; Fuks-Mansfeld, R. G.; Schöffer, Ivo, The History of the Jews in the Netherland, The Littman
Library of Jewish Civilization 2002, p. 328
29
van Maria Theresia, Jozef II gebouwd. Theresienstad ligt op een strategische plek aan de samenloop van twee rivieren Elbe en Eger. In deze periode functioneerde het als een vesting. Aan het einde van de jaren tachtig van de 19e eeuw leefden er 3 845 burgers en militairen, in totaal leefden ongeveer 7 000 inwoners. In de stad bevonden zich kazernes, magazijnen en kantoorgebouwen. In de periode van het Protectoraat lag Theresienstadt vlakbij de grens van het Derde Rijk. Een groot deel van het grensgebied werd voornamelijk bewoond door Sudeten-Duitsers, en daarom werd het in november 1938 door Duitsland geannexeerd. Theresienstadt werd om praktische redenen gekozen. Hier moesten personen geïnterneerd worden die openbaar of in het geheim niet met de omstandigheden in het Protectoraat instemden. De naziʼs moesten besluiten waar een concentratiekamp zou worden opgericht, dat als een verzamelplaats voor Joden uit het Protectoraat zou dienstdoen. Ze hadden twee opties om eruit te kiezen. De eerste optie was de Zuid-Tsjechische stad Tábor en het tweede alternatief was gewoon Theresienstadt. Kárný51 schrijft in zijn boek, dat behalve in Theresienstadt ook een concentratiekamp in Kyjov zijn komen. Ten slotte werd alleen Theresienstadt als enige concentratiekamp voor Joden uit het Protectoraat gekozen. Zoals reeds vermeld, werd het om pragmatische redenen opgericht. Er waren grote ruimten, kantoren en er was een gevangenis voor politieke gevangenen. Er werd hier een klein aantal mensen gehuisvest die gemakkelijk verhuizen. De kosten van de verplaatsing van de bevolking werden gedekt door de verkoop van in beslag genomen joods bezit. Een andere reden was de mogelijkheid het kamp hermetisch af tes luiten. De stad werd verschanst, en zo kon voorkomen worden dat gevangenen en informaties ontsnapten. In dit complex was de zogenaamde Kleine Vesting, die oorspronkelijk als een gevangenis diende. De Gestapo gebruikte de Kleine vesting ook als een gevangenis. Ze voerden hier executies en martelingen uit.52 Theresienstadt werd opgericht op 24 november 1941. Op deze dag werd het eerste transport van 342 jonge mannen, het zogenaamde Aufbaukommando53, hier naartoe gestuurd. Deze Joden zouden de kazerne voorbereiden op de komst van een groot aantal mensen. De lijst van de mensen, die geselecteerd moesten worden voor dit transport, moest opgesteld worden door de Joodse religieuze gemeenschap in Praag. De Joodse gemeenschap viel onder
51
Kárný, Miroslav; Blodig, Vojtěch, Terezín v konečném řešení Židovské otázky, Praha 1992, p. 82
52
Kárný, Miroslav; Blodig, Vojtěch, Terezín v konečném řešení Židovské otázky, Praha 1992, p. 81-87
53
Aufbaukommando was eerste speciaal transport naar Theresienstadt van 342 jonge mannelijke handwerkes
samengesteld.
30
de SS en moest opdrachten van hun vervullen. Het hoofd van het Joodse zelfbestuur was een joodse oudere. In een zeer korte tijd, tot het jaar 1941, werden in Theresienstadt 7 000 gevangenen geïnterneerd. Aan het begin van 1942 werden er 7 350 Joden gehuisvest. In de volgende zes maanden nam het aantal tot 25 862 toe. Na nog een half jaar werd de limiet overschreden, en waren er al 28 366 Joden. Binnen één jaar werd driekwart van de Joden wonend in het Protectoraat geïnterneerd. Het maximale aantal joden, dat zich in Theresienstadt bevond, was in 18 september 1942, toen hier een ongelooflijke 58 491 gevangenen leefden. Men moet eraan denken dat voordat Theresienstad concentratiekamp werd, er 7000 inwoners waren. Deze cijfers laten het best de omstandigheden zien waarin mensen dag aan dag moesten doorbrengen. Met het toenemende aantal geïnterneerde mensen groeide evenredig het aantal sterfgevallen. De redenen waren veel te slechte hygiënische omstandigheden, gebrek aan voedsel of slechte geestelijke toestand. Van april tot september 1942 verviervoudigde de aanvoer van Joden en het sterftecijfer vervijftienvoudigde. Van augustus tot september kwamen in het kamp 10 364 mensen om het leven. Sinds september 1942 werden naar Theresienstadt transporten met Duitse en Oostenrijkse Joden verstuurd. Tegen het einde van de oorlog werden 53 264 mensen afgevoerd. Behalve Joden uit het Protectoraat, Duitsland en Oostenrijk werd in Theresienstadt het meest Joden uit Nederland geinterneerd. Tot het einde van de oorlog werden uit dit land ongeveer 5 000 Joden naar Theresienstadt getransporteerd. De meeste van hen waren Duitse Joden die voor het nazi regime vluchtten. Deze Joden vluchtten voor de oorlog uit Duitsland met de hoop van een beter leven in Nederland. Naar Theresienstadt werden ook mensen gestuurd die goede relaties hadden met de Nederlandse overheid. Het ging voornamelijk om Joden uit de Barneveldgreop. Naast deze landen werden naar het kamp in grotere of kleinere aantallen mensen uit Slowakije en Denemarken gestuurd. Theresienstadt was voor een tijd ʼthuisʼ voor meer dan 140 000 Europese Joden geworden. Natuurlijk werden er het meest Joden uit het Protectoraat vertegenwoordigd, namelijk 78 000 Joden. Al die tijd, dus vanaf het einde van 1941 tot de bevrijding in 1945, kwamen er ongelooflijke 35 000 Joden om. Toch was Theresienstadt geen vernietigingskamp, zoals Sobibor, Auschwitz-Birkenau, Treblinka, Chelmno of andere.54 Theresienstadt moest vanaf het begin van zijn bestaan dienst doen als een verzamelplaats of een getto voor oudere Joden uit Duitsland en Oostenrijk. Dit idee, en later 54
Kárný, Miroslav; Blodig, Vojtěch, Terezín v konečném řešení Židovské otázky, Logos 1992, p. 87- 95
31
ook een plan, was het resultaat van de Wannseeconferentie die op 20 januari 1942 plaatsvond. De belangrijkste vertegenwoordigers van de SS bereikten overeenstemming over de manier van de Eindoplossing van het Jodenvraagstuk, dus de Joodse bevolking in bezet Europa. Hun doel was om Joden ouder dan 65 jaar in Theresienstadt te concentreren en verder moesten hier prominenten, politici, geleerden, de Joden, die in de Eerste Wereldoorlog aan de kant van Duitsland vochten en andere beroemdheden uit andere bezette landen geïnterneerd worden. Voordat de Joden naar het kamp werden gedeporteerd, moesten ze hun plaats in het kamp kopen. De naziʼs beloofden hen, vooral de oudere Joden, dat het leven in Theresienstadt harmonieus is en dat ze hier hun leven rustig zullen kunnen leven. Het ogenblik dat deze mensen Theresienstadt zagen en ervoeren dat het geen eindstation is, moest het voor hen een onvoorstelbare schok geweest zijn. Velen van hen kwamen terecht in een van de vele transporten naar de vernietigingskampen in Polen, omdat de oude Joden niet geschikt waren om in het kamp te werken en de plaats van nieuwlingen bezetten. Een van de belangrijke taken van Theresienstadt was de propagandistische functie. Nazi-leiders wilden dat Theresienstadt een modelstad was, waar de Joden een idyllisch leven leiden. Deze bedoeling was om buitenlandse regeringen en Joden uit het Protectoraat te misleiden. Ze wilden de joodse bevolking sussen om ze beter met andere transporten samen te laten werken. Theresienstadt leek naar buiten een harmonieuze stad. Daarom werd begonnen met het ʼverfraaienʼ van de stad. Verschillende organisaties werden opgericht, die zeker in kampen zoals Sobibor of Auschwitz niet waren. Winkels werden gebouwd, waar het mogelijk was om enkele producten te verkrijgen. Deze "waren" werden eerder van de Joden na hun aankomst in het kamp in beslag genomen. Later werd een nepcafé opgericht waar mensen uit het kamp iets konden drinken wat bij lange na niet aan een koffie herinnerde. Maar ze konden er meer dan een en anderhalf uur verblijven. Vanaf het voorjaar 1943 werden er de grootste reparaties uitgevoerd. Gevels van gebouwen werden verfraaid, uitgestrekte groene gebieden werden aangelegd. Er werden gezelschapszalen en ruimten ingericht net als een muziekspaviljoen, een paviljoen voor kinderen, gezelschapshuis, enz. Een zelfstandige bank werd geopend, die als een onafhankelijke organisatie functioneerde. Ter bevordering van deze fictie werd ook in het getto Theresienstadt geld uitgegeven, de zogenaamde Ghettokrone. De officiële naam van het getto zou in de Jüdische Siedlungsgebiet veranderd moeten worden. De volgende stap was de straten te hernoemen. Straten werden aanvankelijk met nummers en letters aangeduid. Vanaf nu droegen ze normale namen zoals Radniční of Jarní etc. Het ergste proces van de verfraaiing van de stad waren deportaties van Joden. Om te voldoen aan alle criteria van de nazi‟s, zouden alle Joden die niet in het concept van de ideale stad pasten naar het Oosten 32
verstuurd moeten worden. Meestal ging het om zieke mensen of mensen die niet visueel geschikt waren. Op deze manier werd ook capaciteit vrijgemaakt, want het kamp was overvol. De belangrijkste reden voor deze verfraaiende maatregelen was een bezoek van vertegenwoordigers van het Rode Kruis, Dr. Rossel en twee Deense afgevaardigden. In oktober 1943 werden naar Theresienstadt Joden uit Denemarken gedeporteerd, die het niet gelukt was naar het neutrale Zweden te vluchten. Daarom drong Denemarken bij Duitsland eraan om het zijn afgevaardigden mogelijk te maken de omstandigheden waarin de Deense Joden wonen te controleren. Dit bezoek vond plaats op 23 juni 1944. Het was een tijd waarin de situatie op de slagvelden van Europa in toenemende mate veranderde ten gunste van de geallieerden. Om deze reden begon Himmler (hoofd commandant van de SS) zich zorgen te maken over de toekomst en probeerde de Joden voor zijn eigen voordele te benutten. Hij wilde de wereld laten zien dat de berichten, die over de vernietigingskampen in Polen rondgaan, niet betrouwbaar zijn. Het moest als bewijz dienen dat transporten, die naar het Oosten afgevoerd worden, opdat het kamp niet overbevolkt zou zijn. Als bewijs dat het leven in het kamp niet ʼideaalʼ was is het aantal van 35 000 dode Joden, die om het leven achter de muren van het kamp kwamen. 55 Zoals eerder vermeld, herinnerden de ruimten waarin de Joden werden gedwongen om in het kamp te leven bij lange na niet aan een normaal leven herinnerden. Leven in zeer beperkte omstandigheden was geestdodend. Zoals in alle concentratiekampen, waar veel gevangenen geconcentreerd werden, moesten ook de Joden in Theresienstadt met het verlies van privacy omgaan. Voor de oorlog waren er 7 000 mensen, nu werden hier 50 000 mensen samengebracht. De ruimte voor één persoon was 1,6 vierkante meter. Voor de inkwartiering van de mensen werden verschillende kazematten of zolderruimtes gebruikt, die niet bewoonbaar waren. Bijvoorbeeld, in het jaar 1942, woonden op de zolder ongeveer 6 000 mensen. Tot juni 1942 leefden vrouwen en mannen in strikt aparte afdelingen. Barakken konden ze alleen onder streng toezicht van de SS en de politie van het Protectoraat verlaten. Voeding, die ze ontvingen was onvoldoende. Gevangenen kregen zeer weinig te eten, soms kregen ze helemaal niets, en meestal waren het etensresten of iets wat erop leek. Aaan het begin van het bestaan van het kamp was er een groot probleem het gebrek aan drinkwater. Al deze aspecten droegen bij het ontstaan van een tyfusepidemie, die zich in het kamp in 1943 verspreidde.
55
Kárný, Miroslav; Blodig, Vojtěch, Terezín v konečném řešení Židovské otázky, Logos 1992, p. 102-110
33
Onder deze barre omstandigheden moesten kampbewoners veeleisend manueel werk verrichtten. Werk in het kamp was er altijd te veel. Het was noodzakelijk om voor een groot aantal oude gevangenen te zorgen. Barakken moesten voortdurend gerepareerd worden. Onder de eerste en belangrijkste taken was de bouw van een betere toevoer van water en reiniging van afvalwater dat in de Elbe en de Eger afvloeide. Werkzaamheden in het kamp bestonden ook uit het proces van uitroeiing verlichten, waarbij paradoxaal de Joden zelf betrokken waren. Zoals de bouw van spoorwegen rechtstreeks naar het kamp. Het grootste gedeelte van de werkzaamheden van de Joden was gericht op de gang van het kamp zelf. Sommige werkten daarentegen voor de Wehrmacht, zoals verpakking van de onderdelen, uniformen bespuiten, gedeelten van parachutes naaien, kweken van moerbeivlinder, de productie van dozen voor springstoffen, vervaardiging van speelgoed en handtassen, lampenkappen en lampen en decoratieve metalen producten en dergelijke.56 Gedurende de periode van het concentratiekamp Theresienstad, werden van hieruit meer dan 88 000 Joden gedeporteerd. Het kamp was het laatste station, van waaruit gevangenen niet uitgezet zouden worden. Maar het tegendeel was waar. Het eerste transport vertrok uit Theresienstad op 9 januari 1942, kort na het ontstaan van Theresienstad en werd naar Riga gestuurd. Nog twee andere transporten gingen naar Riga. In totaal werden naar het getto in Riga 3 000 Joden uit Theresienstadt getransporteerd. Tot 1 september 1942 werden naar verschillende andere Europese getto's en kampen, zoals Trostinec, Lublin, Sobibor, Zamosc, Majdanek en andere een totaal van 22 000 Joden uit Theresienstad gedeporteerd. Vanaf 8 september 1942 tot 28 oktober 1944 vertrokken bijna alle transporten naar de kampen Bergen-Belsen, Treblinka en Auschwitz. Het grootste centrum voor de vernietiging van de Joden van Theresienstad werd Treblinka, waarnaar ongeveer 18 000 Joden werden gedeporteerd en Auschwitz, waarnaar ongeveer 44 839 Joden werden gedeporteerd. Het vernietigingskamp in Auschwitz was vooral voor de Tsjechische Joden een nachtmerrie. Voornamelijk vanwege de gebeurtenis die op 8 maart tot en met 9 maart 1944 is gebeurd. Op deze dag werden 3 792 Joden vermoord, waarvan 3 700 Tsjechische Joden. Het werd de grootste vernietiging van Tsjechische burgers, die zich in het verloop van de oorlog heeft afgespeeld. Deze mensen werden uitgeroeid vanwege de opheffing van het kinderkamp in Birkenau. Dit zou ook een model van een ideale stad voor de Joden moeten zijn. Na een half jaar werd het kamp vernietigd zo ook alle Joden die in dit kamp leefden. Uit Theresienstad
56
Kárný, Miroslav; Blodig, Vojtěch, Terezín v konečném řešení Židovské otázky, Logos 1992, p. 95-101
34
werden meer dan 88 000 Joden gedeporteerd. Slechts een zeer klein deel overleefde, precies 3 097.57 In Theresienstadt waren drie commandanten. Alle drie waren leiders van de SS, Dr. Siegfried Seidl, Anton Burger en Karl Rahm. Commandopost viel onder de Centrale voor Joodse Emigratie, die later omgedoopt werd tot het Centraal Bureau voor de organisatie van het joodse vraagstuk in Bohemen en Moravië. Theresienstad werd op 8 mei 1945 door het Rode Leger bevrijd. De laatste commandant van het kamp, Rahm verbleef in het kamp tot 5 mei. Hij probeerde de vernietiging van bewijsmateriaal te versnellen. Al in die tijd bestond in Theresienstad een groep van Tsjechische artsen en gezondheidswerkers. Aan het einde van de oorlog verspreidde zich tyfus in het kamp en veel mensen, die de oorlog overleefden bezweken eraan. Na het terugdringen van deze epidemie, werden alle gevangenen vrijgelaten en begon hun repatriëring. Op 11 mei 1945 werd het kamp formeel door de Tsjechische Nationale Raad afgeschaft.58
57
Kárný, Miroslav; Blodig, Vojtěch, Terezín v konečném řešení Židovské otázky, Logos 1992, p. 155-156
58
Lagus, Karel; Polák, Josef. Město za mřížemi. Baset: Praha, 2006
35
5. VERGELIJKING VAN DE HOLOCAUST IN NEDERLAND EN IN HET PROTECTORAAT BOHEMEN EN MORAVIË Volgens de woorden van de Nederlandse journalist, socioloog en schrijver Geert Mak, “elke oorlog begint net op dat ogenblik, wanneer de voorafgaande geëindigd is.”59 Bij het vergelijken van de geschiedenis van de Holocaust in Nederland en het Protectoraat Bohemen en Moravië moest ik een beetje in de tijd terugkeren en de omstandigheden vergelijken met die, die in deze landen na de Eerste Wereldoorlog waren. Na een vergelijking van deze gebeurtenissen is het noodzakelijk om de schrijver Geert Mak gelijk te geven. In Nederland en Tsjecho-Slowakije heerste na de oorlog een situatie die aan de daaropvolgende bezetting van beide landen heeft bijgedragen. In het geval van Nederland ging het om de neutraliteit. Tijdens de Eerste Wereldoorlog namen de Nederlanders niet actief deel aan het conflict. In tegenstelling tot België en Luxemburg werd Nederland door Duitsland niet aangevallen. 36 jaar later, was het precies omgekeerd. De Duitsers hebben Nederland aangevallen en hebben Nederland bezet. Nederland capituleerde na een paar dagen. Niemand geloofde het tot het laatste moment, dat bevestigt het feit dat ik in het eerste hoofdstuk vermeld. Sommige Nederlandse kranten wilden nog een dag voor de aanval artikelen publiceren dat de situatie gaat verbeteren. Ik denk, dat ook al had Nederland zich beter voorbereid, zou het de aanval waarschijnlijk toch niet tegen hebben kunnen houden. Uiteindelijk lukte het ook het nog grotere Frankrijk ook niet. Maar het is mogelijk dat als Nederland over een langere periode weerstand zou bieden, meer mensen zouden kunnen ontsnappen over de grenzen in de relatieve veiligheid, vooral de Joden. In tegenstelling tot Nederland, kwam het niet tot een aanval van Tsjecho-Slowakije door de Duitsers en de bezetting vond plaats langs diplomatieke weg. Als voorwendsel hiervoor geldt ook de Duitse minderheid. In de Eerste Wereldoorlog bestond TsjechoSlowakije nog niet. Zijn grondgebied behoorde tot Oostenrijk - Hongarije. Dus na het ontstaan van Tsjecho-Slowakije bevond er zich voornamelijk in het grensgebied van Duitsland en Oostenrijk, een grote Duitse minderheid op zijn grondgebied. Onmiddellijk na de oorlog, wilden deze Sudeten-Duitsers zich bij Duitsland en Oostenrijk aansluiten. Toen Hitler aan de macht kwam, wilde hij het Sudetenland annexeren. Het resultaat was het Verdrag van München, waarbij Tsjecho-Slowakije uitgestrekte grondgebieden verloor. Het gebeurde in de aanwezigheid van westerse mogendheden, die oorspronkelijk met de 59
Pojar, Miloš, Stín šoa nad Evropou, Ţidovské muzeum v Praze 2002, p. 111
36
aansluiting van het Sudetenland bij Tsjecho-Slowakije instemden. Later werd Slowakije onafhankelijk en in dezelfde tijd ontstond ook het Protectoraat van Bohemen en Moravië. Als Tsjecho-Slowakije niet op dit voorstel zou ingaan, is het waarschijnlijk dat Hitler het land zou binnenvallen. Ik kan alleen maar gissen of Tsjecho-Slowakije met succes weerstand zou hebben kunnen bieden? In de tijd tussen de twee oorlogen hadden beide landen vergelijkbare ontwikkelingen. Beide landen doorstonden de naoorlogse crisis in de periode 1918 - 1920. Men kan zeggen dat beide landen hun economische hoogtepunt in de periode 1921 - 1929 bereikten. Zowel bewoners van Tsjecho-Slowakije als Nederlanders genoten van de welstand. Dit omvatte ook het Joodse volk. Nog voor de bezetting gedurend de jaren 1929 - 1939 hadden beide landen een moeilijk tijdperk doorgemaakt. De beurskrach op Wall Street in New York had als gevolg de wereldwijde crisis. De gevolgen van de beurschkrach en schlechte ekonomische situatie hadden ook grote invloed op Europa, dus ook op Tsjecho-Slowakije en op Nederland. De periode van economische crisis in de jaren dertig leidde tot een ander gemeenschappelijk feit: in Nederland en in Tsjecho-Slowakije. In beide landen begonnen tijdens deze crisis steeds meer fascistische bewegingen zich te manifesteren. Zij maakten gebruik van de situatie en verwezen naar de zwakte van de democratie. Als een voorbeeld dienden fascistisch Italië en later ook nazi-Duitsland. In beide landen waren deze partijen erg nationalistisch en vóór de bezetting van Nederland en Tsjecho-Slowakije konden ook Joden lid van deze partijen worden. In Nederland was een van de belangrijkste facistische partij de NSB (Nationaal-Socialistische Beweging) maar in Tsjecho-Slowakije waren meer facistische partijen zoals Tsjechische facistische partij NOF (Národní obec fašistická), Duitse partij DNSAP (Deutsche Nationalsozialistische Arbeitspartei) en de Slowaakse Volkspartij, de HSLS (Hlinkova slovenská ludová strana). Elk van deze partijen streefde ernaar om het nationale belang te verdedigen. Een ander duidelijk verschil was de houding van Duitsers tot deze politieke partijen. In Nederland kon de NSB verder functioneren, maar in het Protectoraat van Bohemen en Moravië was de belangrijkste Tsjechische fascistische partij NOF verboden. De naziʼs wilden geen problemen in het Protectorat hebben en ze hadden geen interesse in Tsjechische extremisten. Een nieuwe partij ontstond (Národní souručenství). Deze partij was de enige toegestane politieke partij. In Nederland was aan het begin van de oorlog alleen de communistische partij verboden. Tijdens de oorlog hebben de Duitsers alle politieke partijen in Nederland verboden, behalve de NSB. Deze feiten verwijzen ernaar dat de bezetters ervan uit gingen dat de Nederlanders zich sneller in tegenstelling tot de Tsjechen zouden schikken. De Duitsers beschouwden Nederland als Germaanse natie en daarom 37
vertrouwden zij hen ook meer dan de Tsjechen. De Tsjechen beschouwden zij als tweederangs mensen. Joden in Nederland en de Tsjechische Republiek hebben een lange geschiedenis. In beide landen doorstonden de Joden goede en slechte tijden. Vóór de Tweede Wereldoorlog waren zij volledig in de gemeenschap geïntegreerd. In zowel Nederland als in de TsjechoSlowakije waren Joden in alle sociale en politieke groepen aanwezig. Het aantal Joden in beide landen was ongeveer gelijk. In Nederland woonden aan het begin van de oorlog ongeveer 140 000 Joden en ongeveer 118 000 Joden in het Protectoraat. Ze bezaten grote eigendommen, die het doel van fascisten waren. Nadat Hitler aan de macht kwam, emigreerden vele Joden uit Duitsland. Omdat Nederland en Tsjecho-Slowakije beide aan Duitsland grensden, kwamen veel Joden uit Duitsland naar deze twee landen. Later, na het Verdrag van München volgde de deportatie van Joden uit het Sudetenland naar het Protectoraat Bohemen en Moravië. Joden uit Duitsland, die emigreerden naar Tsjecho-Slowakije, vluchtten daarna naar andere landen. Maar Joden die naar Nederland kwamen wilden hier liever blijven. Een belangrijke rol in hun beslissing speelde weer de neutraliteit van Nederland. Volgens mij als de Joden niet in neutraliteit geloofd hebben, konden ze nog voor de bezetting vluchten en zich redden. Bij de vergelijking van de Holocaust in Nederland en in het Protectoraat, kwam ik tot de conclusie dat de Duitsers de Joden zelf in het vernietigingsproces hebben betrokken. In beide landen droegen Duitsers veel van hun werk op de Joodse autoriteiten over. Wij kunnen hier bepaalde verschillen zien, maar het resultaat was uiteindelijk hetzelfde. De Duitsers wilden de Joden snel vernietigen en zichzelf van enige verantwoordelijkheid ontdoen. In Nederland werd dat door de Joodse Raden gedaan. Bij nader onderzoek vond ik dat een soortgelijk model ook in Duitsland bestond. Het is opmerkelijk dat ook de regering van het Protectoraat zoʼn model wilde. Het verzoek werd door de rijksprotector echter afgewezen, hij stelde een ander model voor. In tegenstelling tot de Nederlandse Joden die zich bij de Joodsche Raad moesten laten registreren, moesten de Tsjechische Joden zich bij betreffende joodse gemeenten laten registreren, die ondergeschikt waren aan de Joodse gemeente Praag en die weer aan het Centraal Bureau voor Joodse Emigratie ondergeschikt was. Een vergelijking van deze twee modellen leidde bij mij tot het idee dat de bezettingsmacht dezelfde verordeningen uit Duitsland kregen, maar ze anders hebben uitgevoerd. Bij het vergelijken van de verordeningen en die in Nederland en het Protectoraat door de bezettende overheid uitgegeven werden, vond ik een zekere volgorde. Geleidelijk kwam het tot segregatie, confiscatie, concentratie en de daaropvolgende deportatie. De eerste fase 38
van het vernietigingsproces as het beperken van het leven van de Joden. In beide landen streefden de naziʼs ernaar om de Joden van de rest van de bevolking af te scheiden. Er werden verschillende maatregelen genomen, van verbod naar school te gaan tot de totale uitsluiting van het gewone leven. Deze maatregelen zouden de Joden volledig van de gemeenschap moeten uitsluiten. Op deze manier konden de naziʼs ook onderzoeken aan welke zijde de nietjoodse bevolking stond. Behalve Duitse bezetters hadden aan de segregatie ook Nederlandse en Tsjechische collaborateurs een aandeel. Het trieste feit is dat de Tsjechen maatregelen begonnen te nemen nog voor de komst van de bezetters. De regering van de tweede TsjechoSlowaakse Republiek oefende de verordeningen meer dan succesvol uit. Het is echter noodzakelijk in ogenschouw te nemen, dat de segregatie proces enige tijd duurde. De invoering van de nieuwe beperkingen duurde een aantal jaren. Vanaf het begin gaven de Duitsers de regeringen de vrije hand bij het beslissen over het Joodse probleem. Om de regeringen heel langzaam over te nemen, begonnen de bezetters later meer competenties op zich zelf te nemen. Het zou onethisch zijn om de omstandigheden te vergelijken waarin de Joden leefden en te beweren dat de Joden in Nederland een beter leven dan in het Protectoraat hadden en omgekeerd. In beide landen moesten ze het lijden en de vernedering van het dagelijks leven verduren. Vele niet-Joden gingen niet akkoord met een dergelijke behandeling van de Joden. Direct vanaf het begin kwam een golf van solidariteit en mensen probeerden Joden te helpen. In beide landen hadden Joden en niet-Joden goede relaties. Voor een deel wordt dit bevestigd door het feit, dat de Joden voor de oorlog lid van de fascistische partij NSB konden worden. In de segregatiepolitiek van de bezetters is het mogelijk om bepaalde verschillen te vinden. Verschilend is de tijd van het nemen van anti-joodse verordeningen. In de tijd waarin Nederland een soeverein land was, was Tsjecho-Slowakije dat niet meer. Er werd een Protectoraat opgericht en die nam de eerste verordening aan. In deze zin hadden de Tsjechen enige ʼvoorsprongʼ. In de tijd het de kinderen in Nederland verboden werden naar niet-joodse scholen te gaan, begonnen in het Protectoraat alle Joden de Jodenster te dragen. De Jodenster is ook een aanwijzing dat de Duitsers de Tsjechen niet beschouwden als gelijkwaardige partners. De ster, die de Joden in Nederland moesten dragen, had een Nederlands opschrift, JOOD. In het Protectoraat hadden de Joden een Duits opschrift JUDE op de ster. Ik kan vermoeden dat het Nederlands dichter bij het Duits ligt en daarom het Nederlandse opschrift toegestaan werd. Maar ik wist wel te vinden, dat in Frankrijk Joden de ster met het Franse opschrift JUIF droegen.
39
Confiscatie van eigendommen was een van de belangrijkste doelstellingen van de nazi's. Ik vergeleek het proces van de confiscatie in beide landen en, weer kwam ik tot bepaalde gelijkenissen en verschillen. In beslag genomen bezittingen gebruikten de nazi voor militaire doeleinden en voor eigen verrijking. Noch in Nederland noch in het Protectoraat kwam het tot echte diefstallen. De Duitsers hadden een uitgebreid systeem. Alle bezittingen van de Joden moesten geregistreerd worden. In Nederland diende voor dat doel de maatschappij Omnia-Treuhand. In het Protectoraat werd de invordering van bezit door de rijksprotector bestuurd. Belangrijk waren ook de bankrekeningen van de Joden. In Nederland moesten al de financiële saldi aan de bank Lippmann-Rosenthal overgedragen worden. Joden mochten slechts een klein bedrag opnemen. In het Protectoraat vond ik een vermelding van een soortgelijk model, waar ook een bank was waaraan het in beslag genomen geld van de Joden overgedragen werd. Geldopname was ook beperkt en vond alleen plaats onder toezicht. Het kwam tot germanisering van niet-joodse bedrijven. Beheerders van de bedrijven werden hoofdzakelijk Duitsers. In Nederland was deze situatie een beetje anders. De Duitsers beschouwden de Nederlandse collaborateurs als meer betrouwbaar. Er werd meer in beslag genomen bezit aan Nederlandse collaborateurs toegewezen. Na de segregatie en confiscatie volgde concentratie. In Nederland en het Protectoraat werden kampen gebouwd, waar Joden geconcentreerd werden. Het doel van deze kampen was om de Joden van de rest van de bevolking te isoleren. De kampen bevonden zich in plaatsen die goed gecontroleerd werden en die goede toegang tot het spoor hadden. De kampen Theresienstadt en Amersfoort werden in voormalige militaire complexen ingericht. In Nederland werd vóór de oorlog het kamp Westerbork opgericht, die voor de vluchtelingen uit Duitsland diende. In het vooroorlogse Tsjecho-Slowakije bestond zoiets niet. De functies van het kamp waren anders. Het kamp Westerbork was een transit-kamp. Teresienstadt aan de andere kant, was oorspronkelijk een getto voor oudere Joden uit Duitsland en Oostenrijk. Uiteindelijk werden er alle Joden geïnterneerd. Westerbork zou alleen een kamp voor Nederlandse Joden moeten zijn. Naar Theresienstadt zouden Joden uit andere Europese landen en ook uit Nederland gestuurd worden. Dit kamp had vooral een propagandistische functie. En dergelijke kamp bestond in Nederland niet. In Nederland werd een concentratiekamps de Schaffelaar opgericht, waar honderden bevoorrechte Joden geïnterneerd werden die hier een relatief rustig leven hadden. Deze Joden werden uitendelijk naar Westerbork gedeporteerd en later ook naar Theresienstadt. Men kan zeggen, dat Theresienstadt de Nederlandse en Tsjechische Joden verbond. In een bepaalde periode bevonden zich in Theresienstadt enkele duizenden Joden uit Nederland. 40
In de concentratiekampen in beide landen fungeerde een Joods zelfbestuur. Het was weer een plan van de naziʼs om opnieuw de Joden zelf bij het vernietigingsproces te betrekken. In beide kampen werden de mensen zeer slecht behandeld. De enige uitzondering was misschien de al vermelde De Schaffelaar. De omstandigheden in de kampen waren zeer slecht,
en
in
deze
kampen
stierven
vele
Joden.
Andere
Joden
werden
naar
vernietigingskampen in het Oosten gedeporteerd. De meeste transporten uit beide kampen zijn naar het vernietigingskamp Auschwitz vertrokken. Uit Westerbork vertrokken transporten naar het kamp Sobibor. Uit Theresienstadt werden sommige Joden naar het vernietigingskamp Treblinka gestuurd. Ten slotte zou ik het aantal onschuldige mensen willen vergelijken, die de oorlog niet overleefden. Van de 140 000 Joden in Nederland overleefden slechts ongeveer 50 000 Joden. In het Protectoraat overleefden van de 118 000 ongeveer 38 000 Joden. Deze balans vind ik erg verschrikkelijk.
41
CONCLUSIE Het thema Holocaust werd vaak behandeld, maar toch verdient het nog onze aandacht. Het is belangrijk om deze gebeurtenissen te herinneren en ervan te leren om ze niet in de toekomst weer plaats te laten vinden. Deze scriptie brengt geen nieuwe kennis en informatie over de Holocaust, maar herinnert aan de belangrijke feiten uit onze geschiedenis en brengt een andere visie op Sjoa. Bij de vergelijking van de situatie en het lot van Joden in Nederland en TsjechoSlowakije respectievelijk in het Protectoraat Bohemen en Moravië, is het mogelijk om tot veel conclusies te komen. Daaruit vloeit echter een aspect voort die met het heden vergeleken kan worden. Elk conflict, oorlog en vooral economische crisis kan tot de radicalisering van de gemeenschap leiden. Hedentendage nu Europa een crisis doormaakt, kan het tot een soortgelijke situatie komen en daarom is het noodzakelijk om aandacht aan dit probleem te wijden en niet de historische gebeurtenissen vergeten die al plaats hebben gevonden. Nederland en Tsjecho-Slowakije waren democratische landen, maar ook hier waren radicale rechtse partijen tijdens de crisis in staat om zich te handhaven. Om een Jood te zijn in Nederland of in het Protectoraat Bohemen en Moravië tijdens de Tweede Wereldoorlog betekende merendeels de dood. Het meest verschrikkelijke feit wijst erop wat voor leed de Joden moesten ondergaan. Al deze werkelijkheden dwingt de mens om na te denken en zich af te vragen: kwam het niet tijdens de evolutie tot een fout? Waarom gedraagt de mens, een intelligent wezen, zich in sommige gevallen als een gek gedraagt? Haat, afgunst, onverschilligheid en het verlangen naar macht zijn de slechtste eigenschappen van de mens, die tijdens de Tweede Wereldoorlog volledig tot uiting kwamen. Dat geldt voor de Latijnse frase homo homini lupus est. Maar overal zijn en waren er mensen, die niet hun ogen sluiten voor het leed van anderen. Zulke mensen waren ook tijdens de Tweede Wereldoorlog onder de Tsjechen en de Nederlanders. De Holocaust in Tsjechië en in Nederland had veel gemeenschappelijke kenmerken. In deze scriptie heb ik enkele verschillen onderzocht, zoals de verschillende houding van de bezetters tot de niet-Joodse bevolking, onderscheid bij de betrokkenheid van de Joden in het vernietigingsproces, of de verschillende functie van de concentratiekampen in die landen. Uitvoerig onderzoek zou andere verschillen aan het licht kunnen brengen, maar elk onderzoek zou tot hetzelfde resultaat of conclusie komen. De dood van miljoenen onschuldige mensen. Het behandelen van dit onderwerp was voor mij erg interessant. Misschien heb ik geen antwoorden op mijn vragen gevonden, maar ik had een gelegenheid om de geschiedenis van 42
de Tsjechische en Nederlandse natie tijdens de Tweede Wereldoorlog nader te leren kennen. Ik zal mij altijd voor de geschiedenis van de Joden blijven interesseren en de mogelijkheid om hun leven in de Tsjechische Republiek en Nederland te vergelijken. Dat vind ik erg interessant. En ik zal altijd hopen dat een dergelijke geschiedenis zich nooit zal herhalen.
43
RESUMÉ IN HET TSJECHISCH Téma této bakalářské práce je Holocaust, nebo také Šoa za druhé světové války v Nizozemsku a v Protektorátu Čechy a Morava. Práce zachycuje a porovnává události v Nizozemsku a v Československu, později v Protektorátu Čechy a Morava v letech 1914-1915, a blíţe se pak zaměřuje na osudy Ţidů v těchto zemích. Práce je rozdělena do několika kapitol. První kapitola se věnuje událostem, které následovaly po první světové válce. Je zde zachycené období, kdy došlo ke změně ve společnosti a k nárůstu radikálních myšlenek. Popis událostí těsně před druhou světovou válkou a během ní. Druhá a třetí kapitola pojednává o postavení Ţidů, jejich omezení osobních svobody a práv, aţ po úplné vyčlenění ze společnosti. Jsou zde přímo popsané nařízení a postupy, kterými nacisti vykonávali vyhlazovací politiku. Počínaje segregací a arizací aţ po deportaci do vyhlazovacích táborů na Východě. Čtvrtá kapitola je zaměřena na koncentrační tábory, které slouţili nacistům ke konečnému řešení ţidovské otázky. Tábory Terezín, Westerbork, Vught, Amersfoort a De Schaffelaar jsou v této kapitole blíţe popsány. Klade se důraz na jejich funkci a ţivotní podmínky Ţidů v těchto táborech. V poslední části této práce jsou přímo konfrontovaná fakta, popsaná v předcházejících kapitolách. Srovnání okupační politiky. Poukázání na rozdílné přístupy nacistů k okupovaným zemím. Porovnání omezujících nařízení vydávaných okupanty a srovnání funkcí koncentračních táborů. Cílem práce je porovnání historických faktů a zaměření se na rozdíly a podobnosti těchto historických událostí. Tato práce má také poukázat na problém Holocaustu a snahu připomenout tuto strašnou událost našich dějin. Práce si nedává za úkol podat nové informace a zjištění. Měla by přispět k poznání a porovnání dvou krajin během této doby a nabídnout jiný náhled na tuto historickou událost.
44
ABSTRACT IN HET ENGELS This thesis is comparing situation in Netherlands and Czechoslovakia respectively in Protectorate Czech and Moravia during the years 1914 – 1945. The main part retain holocaust in these two countries. Thesis is divided into several chapters. The first chapter is describing events which followed after the First World War. A period, when the society is changing and when radical thoughts of society are rising, is described here. Shortly is also described period just before and during Second World War. The second and the third chapter is talking about regulations and procedures which used nacis for their extermination policy. In the fourth chapter are described concentration camps which where used by nacis for final solution of Jewish question. These are Terezín, Westerbork, Vught, Amersfoort and dde Schaffelaar. In the last fourth chapter are straightforward confronted facts described in previous chapters. The circumstances of occupation of these two countries are compared here. The different approach of occupants to occupied countries, differences and matches in regulations and procedures and concentration camps also. Objective of this thesis was comparison of these facts. An effort shows the problem of holocaust and commemorates an awful event of our history. The objectives of this thesis are not in showing new facts. The main goal is to remember and show new perspectives of these evens.
45
REGISTER VAN LITERATUUR Bibliografie: BLOM, J. C. H.; FUKS-MANSFELD, R. G.; SCHÖFFER, I. The History of the Jews in the Netherlands. The Littman Library of Jewish Civilization: Oxford – Portland, 2002 ČAPKA, F.; KLÍMA, B. Nástin českých dějin. Masarykova univerzita v Brně: Brno, 2001 HEIDE, A. VAN DER. Het Jodendom, Kok: Utrecht, 2001 JÄCKEL, E.; LONGREICH, P.; SCHOEPS, H., J. Enzyklopädie des Holocaust. Piper: München, Zürich, 1995 JONG, de L. Het Koninkrijk der Nederlande in de Tweede Wereldoorlog. Gevangenen en gedeporteerden. Staatsuitgeverij: 's-Gravenhage, 1987 KÁRNÝ, M. “Konečné řešení“ Genocida českých židů v německé protektorátní politice. Academia: Praha, 1991 KÁRNÝ, M; BLODIG, V. Terezín v konečném řešení Židovské otázky. Logos: Praha, 1992 KREJČOVÁ, H.; SVOBODOVÁ, J. Postavení a osudy Židovského obyvatelstva v Čechách a na Moravě v letech 1939 – 1945. Maxdorf: Praha, 1998 KREJČOVÁ, H.; SVOBODOVÁ, J.; HYNDRÁKOVÁ, A. Židé v protektorátu. Hlášení Židovské náboženské obce v roce 1942. Dokumenty. Maxdorf: Praha, 1997 LAGUS, K.; POLÁK, J. Město za mřížemi. Baset: Praha, 2006 POJAR, M. Stín šoa nad Evropou. Ţidovské muzeum v Praze: Praha, 2002 PRESSER, J.; Ondergang. De vervolging en verdelging van het Nederlandse jodendom 19401945, Staatsuitgeverij: Den Haag 1985 SCHELLE, K.; HORÁKOVÁ, M.; SALÁK, P.; TAUCHEN, J. Protektorát Čechy a Morava – jedna z nejtragičtějších kapitol Českých novodobých dějin. KEY Publishing s.r.o.: Ostrava, 2010 SKLENÁŘOVÁ, S. Nizozemsko. Stručná historie státu. Libri: Praha, 2006 TOMS, J. Přehled dějin Československa v letech 1918-1938. Vydavetelství Západočeské univerzity: Plzeň 1997 HORST, VAN DER H. Dějiny Nizozemska. Lidové noviny: Praha, 2005 ZUDOVÁ – LEŠKOVÁ, Z. Židé v boje a odboji. Rezistence československých Židů v letech druhé světové války. Historický ústav: Praha, 2007
46